Het artikel "HAWK personeel wist niet van gevaren. Afweer waar je kanker van krijgt" |
|
Jasper van Dijk (SP), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «HAWK Personeel wist niet van gevaren. Afweer waar je kanker van krijgt»?1
De staatssecretaris van Defensie heeft in zijn brief van 3 september 1998 (Handelingen 1997–1998, nr. 1731) gemeld dat de veiligheidsafstanden voor de HAWK-installatie van 1985 tot 1998 waren aangepast. Zoals uiteengezet in deze brief bleef ook bij de aangepaste veiligheidsafstanden de vermogensdichtheid van elektromagnetische straling binnen de Navo-veiligheidsnorm. Deze norm voor de vermogensdichtheid van elektromagnetische straling heeft tot doel een overmatige opwarming te voorkomen. Een verband tussen het optreden van kanker en blootstelling aan radarstraling is overigens niet aangetoond. Hoewel de onderzoeksrapporten daar geen aanleiding toe gaven, is in 1998 vanwege onrust bij het personeel de veiligheidsafstand aangepast aan de door de fabrikant voorgeschreven veiligheidsafstand.
De staatssecretaris van Defensie heeft op 17 december 2009 in brief over de «Haalbaarheidsstudie HAWK» (Kamerstuk 27 580, nr. 14) melding gemaakt van de onderzoeken in België en Duitsland. Het onderzoek in de Verenigde Staten is mij niet bekend. In de brief van 17 december 2009 en in de antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie (Kamerstuk 27 580, nr. 16, verzonden 18 mei 2010) wordt geconcludeerd dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor een onderzoek naar de gezondheidseffecten van de Hawk-radar. Ik zie in het artikel in De Pers van 1 september jl. geen aanleiding dit standpunt te wijzigen.
Kunt u de Instructie 26224 van de directeur Materieel Koninklijke Luchtmacht, uitgevaardigd op 2 december 1985, en de originele fabrieksaanwijzingen voor het HAWK-afweersysteem naar de Kamer sturen?
Het Hawk-afweersysteem is in 2004 buiten gebruik gesteld. De gevraagde documentatie is niet meer in het bezit van Defensie. Intussen is bij het NATO Maintenance and Supply Agency (NAMSA) de systeemdocumentatie opgevraagd. Fabrieksaanwijzingen, Technical Manuals en meetrapporten van apparatuur zoals HAWK zijn doorgaans zeer omvangrijk en bovendien gerubriceerd. Ik zal de relevante delen van de documenten naar de Kamer zenden zodra deze beschikbaar zijn.
Is het waar dat Defensie de fabrieksaanwijziging betreffende de minimaal veilige afstand tussen de mens en de Improved Continuous Wave Acquisition Radar (ICWAR) heeft ingekort? Zo ja, op welke momenten sinds de ingebruikneming van de HAWK is dit gebeurd? Op basis van welke gegevens is besloten dat deze inkorting geen schadelijke gevolgen kan hebben voor degenen die met of in de nabijheid van het HAWK-afweersysteem werkten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat onderzoek in Nederland naar de gevolgen van blootstelling aan straling afkomstig van de ICWAR alsnog haalbaar is, wanneer er aansluiting gezocht wordt bij de resultaten van gelijksoortige onderzoeken die plaatsvonden in onder andere de VS, Duitsland en België? Zo ja, bent u bereid alsnog onderzoek te doen naar de gezondheidsrisico’s van militairen die hebben gewerkt met HAWK-radarinstallaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat de ijskappen minder hard smelten |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «IJskappen op Groenland en West-Antartica smelten lang niet zo hard als gedacht.»?1
Ja.
Hoe staat u tegenover het feit dat de TU Delft de aardkorstmetingen wel heeft meegenomen in haar berekeningen, terwijl onderzoekers uit het klimaatalarmistenkamp dat niet gedaan hebben en wel belastinggeld hebben ontvangen voor hun onvolledige wetenschap?
Het is eigen aan de wetenschap dat deze steeds nieuwe methodes ontwikkelt om de wereld om ons heen beter te begrijpen. Er zijn vele studies waarin aardkostmetingen afkomstig van dezelfde satellieten worden meegenomen. Het nieuwe aan deze studie van de TU Delft is dat de satellietmetingen gecombineerd zijn met GPS metingen om de twee signalen (bodemopheffing en ijsverlies) van elkaar te scheiden. Deze nieuwe methode staat nog in de kinderschoenen en is nog niet heel nauwkeurig. De auteurs pleiten daarom zelf voor nader onderzoek naar hun methode.
Hoe kan het dat aardkorstmetingen in eerdere onderzoeken niet werden meegenomen?
Zie de beantwoording van vraag 2.
Wilt u bewerkstelligen dat de uitslag van het onderzoek wordt overgenomen en dat voortaan aardkorstmetingen in nieuw onderzoek wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Zie beantwoording van vraag 2.
SNV |
|
Ewout Irrgang (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat medewerkers van de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie (SNV) in opstand komen tegen de te hoge salarissen van de directie?1
Zoals u bekend is al eerder aangegeven dat topsalarissen niet passen bij een organisatie als SNV, die zich bezighoudt met armoedebestrijding en voor het overgrote deel wordt betaald vanuit publieke middelen.
Deelt u de kritiek van werknemers op het bestuur van SNV dat uw korting weliswaar niet substantieel is, maar de boodschap daarvan wel? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
De aan SNV in het vooruitzicht gestelde korting betreft een relatief klein bedrag, zeker als dit bedrag wordt vergeleken met het jaarlijkse subsidiebedrag dat SNV ontvangt. Het ging en gaat er echter om de SNV leiding te laten inzien dat de opinies en inzichten met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking in het algemeen en de uitbetaling van topsalarissen in het bijzonder in Nederland de laatste jaren drastisch gewijzigd zijn.
Wat vindt u van de stelling van de heer De Waal, voorzitter van de Raad van Toezicht van SNV, dat het salaris van de directie voldoet aan Code Wijffels?
Deze stelling is niet houdbaar. Het maximum salaris bij de code Wijffels is gekoppeld aan het maximale salaris van de hoogste ambtelijke functie bij de rijksoverheid, te weten de secretaris-generaal.
Dit salaris (bruto maandinkomen x 12, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en eventueel een variabel beloningsbestanddeel – een gratificatie van één maandsalaris) was in 2009 lager dan het door SNV opgegeven salaris van zijn directeur.
Deelt u de mening dat zowel bij de Code Wijffels als bij de Directeuren-Generaal norm (DG-norm) het maximumsalaris niet kan worden overschreden door simpelweg het contractueel aantal gewerkte uren te verhogen?
Nee.
Noch in de Code Wijffels noch in het geval van de DG-norm is een absoluut maximum salarisbedrag genoemd. Dit laat de mogelijkheid open dat een uitbreiding van de arbeidsduur boven de voltijdse werkweek (36 uur) invloed heeft op de uiteindelijke hoogte van het salaris.
Daarbij geldt voor de DG-norm een maximale arbeidsduur van 40 uur. Bij de toetsing van de door de organisaties ingediende voorstellen zijn salarissen gebaseerd op 40 uur omgerekend naar 36 uur.
In de concept Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke- en semipublieke sector (WNT) is uitgangspunt dat het aantal uren dat in een sector behoort bij een fulltime dienstverband als «norm» wordt gesteld. De daadwerkelijk overeengekomen bezoldiging is leidend voor de toets aan de norm.
Is de gebruikelijke fulltime arbeidsduur in de OS-sector 36 uur, dan zal in het geval van een arbeidsduur van 40 uur geen omrekening meer plaatsvinden. De daadwerkelijk overeengekomen bezoldiging is in dat geval leidend voor de toets aan de norm.
Indien minder dan 36 uur wordt gewerkt dan zal de bezoldiging naar rato lager dienen te zijn.
Deelt u de mening dat de heer De Waal tekort schiet in zijn rol als voorzitter van de Raad van Toezicht door het bestuur niet te corrigeren?
Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de heer De Waal in zijn rol als voorzitter van de Raad van Toezicht.
Vraagt u bij uw onderzoek naar topsalarissen bij hulporganisaties ook naar beloningsvormen als pensioenbijdragen, vaste onkostenvergoedingen, variabel inkomen, in plaats van slechts het brutosalaris?
Nee.
Zoals ik in de Kamerbrief van 30 augustus jl. heb laten weten, is de organisaties verzocht salarisgegevens van de afzonderlijke directieleden aan te leveren, opgebouwd uit de volgende beloningscomponenten: bruto maandsalaris x 12, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Tevens is verzocht aan te geven of salariëring een 36- of 40-urige werkweek betreft.
De beperking tot deze beloningscomponenten vloeit voort uit het feit dat een vergelijking mogelijk moet zijn met de DG-norm, die dezelfde componenten hanteert.
Deelt u de mening dat zowel de DG-norm, VFI-norm, Balkenende-norm als WOPT-norm2 idealiter alle mogelijke belonings- en bezoldigingscomponenten zouden moeten bevatten teneinde uitwijking naar alternatieve bezoldigings- en beloningscomponenten die niet onder een bepaalde norm vallen, zoals pensioenbijdragen, vaste onkostenvergoedingen en variabel inkomen, te voorkomen?
Ja.
Hierin zal in de toekomst worden voorzien door de Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke- en semipublieke sector (WNT) die het kabinet in voorbereiding heeft. De norm van het ontwerp voor de WNT is afgeleid van het bruto salaris van een minister, verhoogd met 30%. Daarnaast worden ook de onkostenvergoeding en de werkgeversbijdrage aan het pensioen genormeerd.
Ongeacht de maximum bezoldigingsnorm van de WNT blijft voor de OS-sector als bovengrens het maximum salaris van een DG gelden.
Is het waar dat dit momenteel alleen bij de WOPT-norm het geval is?
Ja.
Kunt u aangeven of vaste onkostenvergoedingen, pensioenbijdragen en variabel inkomen behoren tot de beloning en bezoldiging die valt onder de DG-norm?
Vaste onkostenvergoedingen, pensioenbijdrage werkgever en variabel inkomen vallen niet onder de DG-norm.
Het waterkrachtproject Borgharen |
|
Paulus Jansen , Helma Neppérus (VVD), Diederik Samsom (PvdA) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat de minister van Verkeer en Waterstaat deze maand te kennen heeft gegeven voornemens te zijn om een vergunning in het kader van de Waterwet te verlenen voor de bouw en het behoud van een waterkrachtcentrale in de Maas bij de stuw van Borgharen (in de gemeente Maastricht) en dat daarvoor inmiddels de ontwerp waterwetvergunning op 7 augustus jl. ter inzage is gelegd?
Ja.
Hoe beoordeelt u het waterkrachtproject Borgharen binnen de criteria van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) (o.a. kosteneffectiviteit)?
De criteria die ik hanteer in de SDE zijn kosteneffectiviteit, potentie en mogelijke kostendaling. Waterkracht, zoals dat is opgenomen in de SDE, is een kosteneffectieve optie van duurzame energie. De potentie in Nederland is echter beperkt vanwege het geringe aantal rivieren met voldoende verval. Daardoor is er weinig ruimte voor mogelijke kostendaling. Omdat de categorie waterkracht echter al redelijk goedkoop is, is mogelijke kostendaling van minder belang. Het waterkrachtproject Borgharen voldoet aan de criteria van de waterkrachtcategorie in de SDE. Bovendien is de potentie van dit specifieke project aanzienlijk met een geplande grootte van 11 MW. Ik verwelkom een eventuele aanvraag voor SDE-subsidie voor het project, ter invulling van de Europees verplichte doelstelling voor duurzame energie.
Wat is de stand van zaken omtrent het waterkrachtproject Borgharen? Ligt het project op schema, met name met betrekking tot de benodigde vergunningen om voor de sluitingstermijn van de huidige SDE-regeling, een SDE-aanvraag voor dit project te kunnen indienen? Zo niet, wat is daarvan de oorzaak?
Het project in Borgharen is al geruime tijd bezig met de voorbereidingen voor het aanvragen van SDE-subsidie. Inmiddels ligt de ontwerp-watervergunning ter inzage. Om SDE te kunnen aanvragen, zijn echter ook de milieuvergunning en de bouwvergunning nodig. Voordat de bouwvergunning kan worden afgegeven, is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Hieraan wordt door de bevoegde instanties hard gewerkt. De wettelijk termijnen dienen echter in acht genomen te worden. Ik krijg signalen dat de waterkrachtcentrale Borgharen pas in de loop van november klaar is om een SDE-aanvraag in te dienen. De sluitingsdatum van de SDE is op 1 november. De kans is daarom aanwezig dat het project niet in staat is om in de ronde van 2010 een SDE-aanvraag in te dienen.
Verwacht u van de initiatiefnemers van het waterkrachtproject Borgharen nog een SDE-aanvraag voor de waterkrachtcentrale Borgharen in 2010? Kunt u op enige wijze een dergelijke aanvraag bevorderen dan wel faciliteren? Zou u bijvoorbeeld bereid zijn om de sluitingstermijn van de indiening van aanvragen voor de SDE-regeling Waterkracht tot eind van dit jaar te verlengen, om zo het project nog voor de huidige regeling in aanmerking te laten komen en daarmee de realisatie van het project zeker te stellen?
Indien de waterkrachtcentrale pas na de sluitingsdatum van de SDE op 1 november over de benodigde vergunningen kan beschikken, dan is verlenging van de aanvraagperiode voor de categorie waterkracht tot het eind van dit jaar een optie. Ik interpreteer deze vragen van een meerderheid van uw Kamer als een verzoek daartoe, in lijn met hetgeen wij hebben gewisseld over de categorie waterkracht tijdens het AO diverse energieonderwerpen d.d. 11 mei 2010. Daarom ben ik bereid om de sluitingsdatum voor de categorie waterkracht te verschuiven van 1 november 2010 naar 31 december 2010, indien vast komt te staan dat meer tijd nodig is om de vergunningen rond te krijgen.
Problemen met huurtoeslag bij straatnaamwijzigingen |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat ongeveer twintig huishoudens uit Vlaardingen in problemen zijn gekomen vanwege een straatnaamwijziging nu de adressen die eerder bekend stonden als «Afrol» gelegen zijn aan de «Gedempte Biersloot»?1
Ja.
Hoe kan het dat als gevolg van een straatnaamwijziging bewoners geen huurtoeslag meer krijgen en zelfs de toeslag over 2009 terug moeten betalen?
Voor het recht op de huurtoeslag is de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administraties (GBA) van het huishouden op het woonadres bepalend. Het GBA-adres moet overeenkomen met de gegevens in de aanvraag. Wanneer in dit adres wijzigingen optreden moet een toeslagaanvrager dit aan de Belastingdienst/Toeslagen melden. Op basis van deze gegevens wordt immers de huurtoeslag toegekend.
De Belastingdienst/Toeslagen voert periodiek administratieve controles uit op de juiste inschrijving. Bij deze controle is een straatnaamwijziging niet te onderscheiden van een verhuizing. In dit geval betreft het zowel een wijziging van de straatnaam, het huisnummer, alsmede de postcode. Omdat het adres in de GBA-registratie als gevolg van een naamswijziging niet meer overeenkomt met de gegevens in de aanvraag, is de toeslag beëindigd en is er een terugvordering ontstaan vanaf het moment (in 2009) dat de gegevens niet meer overeenkomen. Deze controle is juist uitgevoerd.
Hoe snel gaat u dit probleem oplossen?
De Belastingdienst/Toeslagen heeft direct acties ingezet om de invorderingen stop te zetten. Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen contact opgenomen met de betreffende woningcorporatie en de gegevens van de belanghebbenden ontvangen. Deze gegevens zijn zo snel mogelijk verwerkt in een aangepast voorschot 2010 en, indien van toepassing, in een aangepaste definitieve toekenning 2009. De betrokken aanvragers ontvangen een nieuwe beschikking met een toekenning op het juiste adres. De betaling van de voorschotten is hervat.
Overigens is door de betrokken woningbouwcorporatie een overbruggingsregeling met de betrokken huurders overeengekomen om eventuele acute financiële problemen van huurders te voorkomen. De woningbouwcorporatie verlaagt de huurprijs voor de maand september (en indien van toepassing ook voor oktober) met de huurtoeslag.
Hoe gaat u dit soort problemen in de toekomst voorkomen?
Het is niet mogelijk om tijdens de administratieve controles een straatnaamwijziging te onderscheiden van een daadwerkelijke verhuizing. Wanneer de betrokken huurders dan wel de woningcorporatie een bericht van de straatnaamwijziging hadden gestuurd, hadden de problemen voorkomen kunnen worden. De Belastingdienst/Toeslagen zal gemeenten en verhuurders hierop attenderen.
Bezuinigingen op de belastingsdienst |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de zorg die is geuit door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs over bezuinigingen op de Belastingdienst?1
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de uitspraken van de voorzitter van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Ik onderschrijf zijn stelling dat het bedrijfsleven baat heeft bij een stabiele, efficiënte en snel opererende Belastingdienst. Dit laat onverlet dat ook organisaties als de Belastingdienst in voorkomende gevallen een bijdrage moeten leveren aan het gezond maken van de overheidsfinanciën. In de situatie van de Belastingdienst waar personeelskosten een groot deel van de kosten uitmaken, zal er in die gevallen niet aan kunnen worden ontkomen het personele budget te verminderen. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd als uitwerking van eerdere taakstellingen waartoe dit kabinet heeft besloten. De zorg van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs ziet overigens ook op mogelijk nieuwe bezuinigingen op de Belastingdienst.
Is er een algemene doelstelling geformuleerd voor bezuiniging op personeel bij de Belastingdienst? Zo ja, wat is die doelstelling?
Zie antwoord vraag 1.
Om welke reden hebben 6 000 werknemers bij de Belastingdienst een brief ontvangen waarin zij het advies krijgen op zoek te gaan naar een andere baan? Hoe zit het met het beleid omtrent oudere werknemers die een brief hebben gekregen?
De boventalligheid binnen de Belastingdienst (stand 1 juli 2010: 441 fte) is het gevolg van het invullen van taakstellingen. De boventalligheid doet zich voor bij het primaire proces, staf en management. De 6000 medewerkers van de belastingregio’s die hier werkzaam in zijn hebben in juli 2010 de bewuste brief over mobiliteit ontvangen. Er is geen onderscheid gemaakt naar leeftijd. De betrokken medewerkers zijn in de brief uitgenodigd om in gesprek te gaan met hun management over vrijwillige mobiliteit binnen of buiten de Belastingdienst. Het doel hiervan is gedwongen mobiliteit te voorkomen.
Hoe komt het dat binnen een groot aantal onderdelen van de Belastingdienst het probleem speelt dat er meer medewerkers zijn dan het budget toelaat, zoals in de bewuste brief staat? Sinds wanneer is dit het geval? Was dit ook het geval als er niet bezuinigd was?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke onderdelen wil de Belastingdienst het aantal werknemers terugbrengen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van de huidige personele bezetting van de Belastingdienst? Kan in dit overzicht het antwoord op vraag 5 in een aparte kolom worden gezet?
De formatie is als volgt. De bezetting bij de belastingregio’s was peildatum 1 juli 2010 16 920. De bezetting van de overige bedrijfsonderdelen was op dat moment gelijk of lager dan de toegestane formatie.
Formatie
Bezetting Peildatum 1 juli 2010
Verschil
Belastingregio's
16 479
16 920
441
Douane
4 869
4 854
-15
Overige Bedrijven
4 403
4 038
-365
Facilitaire Bedrijven
4 781
4 556
-225
Kunt u aangeven hoeveel medewerkers zich bezighouden met toezicht en hoeveel met invordering? Hoe is de capaciteit van het toezicht verdeeld tussen belastingbetaling door particulieren en belastingbetaling door bedrijven?
Binnen de belastingregio’s houden circa 1 000 medewerkers zich bezig met het toezicht op particulieren. Voor het toezicht op bedrijven gaat het om circa 9 500 medewerkers. In de invordering zijn een kleine 2 000 medewerkers werkzaam. De overige medewerkers van de belastingregio’s zijn belast met dienstverlening, administratieve verwerking en staf- en managementtaken.
Heeft het horizontaal toezicht geleid tot een kleinere bezetting op toezicht?
Nee.
Hoe denkt u dat deze brief op de werkvloer is ontvangen? Deelt u de mening dat dit het werkplezier aantast en dientengevolge ook de kwaliteit van het werk? Wat gaat u hieraan doen?
De medewerkers zijn door het management actief geïnformeerd over de brief. Aangezien de aandacht voor mobiliteit binnen de Belastingdienst en de voorgenomen stappen met regelmaat in het eerste halfjaar 2010 aan de orde zijn geweest en ook in interne media een plaats kregen (bijvoorbeeld De Beeldkrant Belastingdienst), waren medewerkers in de meeste gevallen niet verrast. De reacties varieerden van onbegrip omdat er toch werk genoeg is, zorgen over behoud van werk en baan tot interesse om met mobiliteit aan de gang te gaan.
Er zijn geen aanwijzingen dat de kwaliteit van het werk door de verzending van de brieven is aangetast. Het management is zich goed bewust van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de medewerkers en heeft de opdracht gesprekken met hen over mobiliteit en toekomstige arbeid permanent te voeren.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de Belastingdienst van 16 september 2010?
De vragen zijn beantwoord voor het algemeen overleg over de Belastingdienst.
Aanpassing van de casinoregels op St. Maarten |
|
Eric Lucassen (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Government amends casino policy, licence for Caravanserai possible»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de integriteit van de nieuwe regering van Sint Maarten, ernstig is aangetast, door de plotselinge wijziging van de casinoregels, waardoor dit casino wel open kan gaan en waardoor personen, waarvan hardnekkige informatie zegt dat zij banden hebben met de georganiseerde misdaad, veel financieel voordeel hebben? Zo nee, waarom niet?
Het Bestuurscollege en de eilandsraad van Sint Maarten zijn op grond van de Eilandsregeling Nederlandse Antillen op veel terreinen autonoom in het nemen van besluiten binnen de grenzen van de wet. Wijziging van regelgeving en beleid valt onder de autonome bevoegdheid van het eilandgebied. Wijziging van het beleid op het gebied van casino vergunningenbeleid dus ook.
Ik constateer dat de eilandsraad van Sint Maarten heeft ingestemd met een aanpassing van casinoregels.
In het verleden heeft de Gouverneur van de Nederlandse Antillen het besluit waarbij een vergunning is afgegeven vernietigd omdat de bewuste vergunning toen in strijd met vigerende regelgeving is afgegeven. In dit geval is er geen sprake van vergunningverlening, maar van het aanpassen van de regels c.q. het beleid.
Dit neemt niet weg dat het moment waarop dit besluit is genomen ook bij mij de nodige vragen heeft opgeroepen. Ik kan u dan ook toezeggen dat ik de heer Marlin zal vragen een toelichting te geven op de achterliggende motieven om de casinoregels op Sint Maarten te wijzigen.
Het strekt niet tot mijn bevoegdheid het Nederlands Antilliaanse openbaar ministerie opdracht te geven tot het instellen van onderzoeken. Indien mij informatie bereikt die aanleiding geeft tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek, zal ik dat melden bij de procureur-generaal van het Nederlands Antilliaanse OM, zoals ik dat in het verleden ook heb gedaan. Vooralsnog heb ik die informatie niet.
Bent u bereid alles in het werk te stellen, het OM een onderzoek te laten verrichten naar mogelijke corruptie van bestuurders, in het bijzonder naar commissioner Marlin, die dit mogelijk hebben gemaakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit initiëren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze zaak toont dat Sint Maarten absoluut niet het integriteitsniveau heeft, om een aparte status te kunnen verwerven? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De eenhoksraces met duiven |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Dierenbescherming tegen eenhoksrace Uden»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de berekening van de Dierenbescherming dat 275 van de 425 duiven zijn omgekomen of verdwaald tijdens een recentelijk gehouden eenhoksrace die plaatsvond onder auspiciën van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie (NPO)?
Ik kan niet beoordelen of de berekening over uitval bij deze kleinere eenhoksrace juist is.
Welke afspraken hebt u, gelet op uw eerdere toezegging2, tot nu toe met de NPO gemaakt om de sterfte onder duiven tijdens deze races te beperken? Hoe verklaart u de enorme verliezen in het licht van de gemaakte afspraken?
In het overleg met de NPO over de hoge uitval tijdens de grote eenhoksraces, gaf de NPO aan dat ook zij zich zorgen maakt. De NPO zou de informatie over grote eenhoksraces van hun website verwijderen en dat is inmiddels gebeurd.
Tevens heeft de NPO toegezegd op hun website actief afstand te nemen van de grote eenhoksraces. Dat is nog niet gebeurd. Ik vind het te vroeg om hieraan conclusies te verbinden. Over kleine eenhoksraces zijn geen afspraken gemaakt.
Hoe beoordeelt u de handelswijze van de NPO, die in juli van dit jaar nog heeft verklaard afstand te nemen van de eenhoksraces?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te aanvaarden dat afspraken over het beperken van de dood van duiven bij eenhoksraces niet werken en dat een verbod op meerdaagse wedstrijdvluchten nodig is om het welzijn van duiven te beschermen?
Nee. Ik streef ernaar om met de NPO afspraken te maken die de uitval van duiven verminderen en ik zal de NPO wijzen op de gemaakte afspraak inzake de grote eenhoksrace.
Onnodige pijn bij bevalling |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat zwangere vrouwen in veel Nederlandse ziekenhuizen geen pijnbestrijding krijgen?1
In alle ziekenhuizen van Nederland kan men enigerlei vorm van pijnbestrijding gedurende de partus krijgen, volgens de Richtlijn medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de bevalling2, echter in een gering aantal ziekenhuizen is de 24-uurs beschikbaarheid van één soort pijnbestrijding, de epidurale analgesie, nog niet gewaarborgd, met name in de nachtelijke uren.
Maar ook in die klinieken beschikt men dan op die momenten over andere opties voor pijnbestrijding.
Is het waar dat er sinds twee jaar een richtlijn bestaat waarin pijnbestrijding bij bevalling 24 uur per dag wordt gegarandeerd?
Nee, deze hierboven reeds genoemde Richtlijn doet aanbevelingen voor het verlenen van medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de baring, maar garandeert deze niet.
Is het waar dat 15 ziekenhuizen zich niet aan de richtlijn houden en vrouwen in deze ziekenhuizen alleen tussen 9.00 en 17.00 uur pijnbestrijding kunnen krijgen? Welke ziekenhuizen houden zich niet aan deze richtlijn en waarom doen zij dat niet?
Nee, dit is niet waar: alle ziekenhuizen bieden te allen tijde enige vorm van pijnbestrijding zoals genoemd in de richtlijn aan.
Waar U echter op doelt is dat niet alle ziekenhuizen 24 uur per etmaal genoemde epidurale analgesie kunnen bieden.
De laatste jaren is er een toename in het gebruik van pijnbestrijding gedurende de partus, zowel medicamenteus als epiduraal, in steeds meer ziekenhuizen.
In 2010 is er nog maar één kliniek waar helemaal geen epidurale analgesie (EA) tijdens de partus geboden wordt. In 7 klinieken is er alleen beschikbaarheid van EA overdag en/of tot 23 uur. In 49 perifere ziekenhuizen en de 8 academische is EA 7x24 uur beschikbaar. In een aantal andere klinieken, 29, zijn nachtelijke epiduralen met enige beperking mogelijk.3
Deels komt dit doordat men kiest voor alternatieve vormen van pijnbestrijding maar vaak liggen er logistieke verschillen tussen de ziekenhuizen onderling aan ten grondslag.
Met name in de kleinere ziekenhuizen is het aantal anesthesiologen niet groot genoeg om nachtelijke inzet te institutionaliseren; zij hebben een oproepdienst voor spoedgevallen, naast hun reguliere werk overdag.
Daarnaast kan men al bezig zijn met een spoedoperatie.
Deelt u de mening dat de richtlijn niet voor niets voorziet in pijnbestrijding bij bevalling en dat de ziekenhuizen zich hieraan moeten houden?
Ik ben van mening dat vrouwen op basis van goede informatie moeten kunnen kiezen of zij thuis of in het ziekenhuis bevallen en indien zij kiezen voor een ziekenhuis, ook in welk ziekenhuis zij zich dan laten begeleiden. Informatie over de pijnstilling die een ziekenhuis conform de richtlijn kan bieden, is daarvoor nodig. Op dit moment kunt u deze informatie vinden op de website van Kind en Ziekenhuis.4
Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat vrouwen in alle ziekenhuizen conform de richtlijn worden behandeld en dientengevolge 24 uur per dag de mogelijkheid van pijnbestrijding bij de bevalling kunnen krijgen?
Het is aan de ziekenhuizen om transparant te zijn over de zorg die zij kunnen bieden en het is eveneens aan de ziekenhuizen om die zorg zo veel mogelijk overeenkomstig de richtlijnen te doen plaatsvinden. Zie mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
In de uitvraag van de ZiZO indicatorenset ziekenhuizen5 is het hebben van een transmuraal schriftelijk multidisciplinair protocol «medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de baring» een prestatie-indicator die in 2010 is uitgevraagd over 2009. Het grootste deel van de 86 ziekenhuislocaties die gegevens hebben aangeleverd (72%) maakt gebruik van een transmuraal multidisciplinair protocol Medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de bevalling. Betreft de indicator epidurale pijnstilling is in het overgrote deel van deze 84 ziekenhuislocaties (98%) de mogelijkheid geboden wordt om zonder beperkingen 24 uur per etmaal, 7 dagen in de week epidurale of CSE pijnstilling te krijgen.
Een nieuwe reeks misstanden in de ouderenzorg |
|
Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ouderen in zorgcentrum Loevestein te Den Haag zeker een jaar lang onder erbarmelijke omstandigheden hebben geleefd?1
Ik vind dit erg triest. Juist deze groep kwetsbare ouderen moet erop kunnen vertrouwen dat de zorg van goede kwaliteit is.
Wat is de oorzaak hiervan?
Ik heb van de IGZ begrepen dat hieraan ten grondslag lag dat de instelling te kampen heeft gehad met een probleem in de dagelijkse aansturing op de werkvloer waardoor er geen goede voorbeeldfunctie aanwezig is, evenals het ontbreken van de continue aanwezigheid van een multi-disciplinair team. Inmiddels heeft de zorginstelling een nieuwe teamleider aangesteld.
Hoeveel meldingen over deze zorginstelling heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de afgelopen 5 jaar ontvangen? Welke actie is vervolgens op deze meldingen ondernomen?
Er zijn tussen november 2006 en heden 4 meldingen ontvangen over Loevestein.
Waarom heeft u op eerdere vragen van de SP-fractie geantwoord dat u overweegt om slechts de mogelijkheid tot bewindvoering te scheppen indien de instelling failliet dreigt te gaan en niet wanneer de kwaliteit ernstig onder de maat is? Hoe zijn kwetsbare ouderen bij instellingen als Loevestein hierbij gebaat? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Primair is de Raad van Bestuur van een zorginstelling verantwoordelijk voor het leveren van zorg, voor de continuïteit en de kwaliteit daarvan. De IGZ heeft de taak om toezicht te houden op de kwaliteit van zorg die in instellingen geleverd wordt. Naar mijn mening is de IGZ voldoende toegerust. De IGZ heeft voldoende instrumenten om bestuurders aan te spreken en te bewerkstelligen dat zij maatregelen nemen als de kwaliteit onvoldoende is. Bewindvoerderschap vind ik niet nodig, omdat de IGZ bij voortdurende slechte kwaliteit verscherpt toezicht kan instellen.
Omdat ik het belangrijk vind dat cliënten niet verstoken blijven van zorg bij ernstige financiële problemen van een instelling en een (dreigend) faillissement, heb ik u – in eerdere antwoorden op kamervragen (vergaderjaar 2009–2010, nr. 3051) – toegezegd dat ik wil uitzoeken welke mogelijkheden er zijn om in ieder geval de continuïteit van die zorg te garanderen. Het aanstellen van een bewindvoerder is een van de mogelijkheden die ik, alhoewel het een zwaar middel is en er nogal wat haken en ogen aan kleven, serieus zal onderzoeken. Daarbij moeten er antwoorden komen op vragen als: waar vinden we bewindvoerders, wie stelt een bewindvoerder aan, hoe wordt dit gefinancierd, hoe moet het juridisch geregeld worden, hoe weten we of de aan te stellen bewindvoerder in staat is om de instelling weer op poten te krijgen. En mocht dat op financieel gebied nog te realiseren zijn, hoe weten we dat hij/zij dat ook kan op het gebied van kwalitatief goede zorg. Kortom, allerlei vragen die beantwoord moeten worden voordat er daadwerkelijk kan worden overgegaan tot het invoeren van bewindvoerderschap in de zorg.
Bent u van mening dat de recente reeks misstanden in de ouderenzorg niet berust op incidenten, maar een structureel beeld van de situatie in Nederland geven? Zo nee, hoe verklaart u de grote stroom reacties zoals die zijn binnengekomen bij Een Vandaag en Nu91?3
Het baart mij zorgen dat instellingen regelmatig te kampen hebben met een personeelstekort waardoor de werkdruk voor de medewerkers toeneemt, de kans op fouten toeneemt en de kwaliteit van zorg afneemt, zoals de incidenten waar u naar verwijst laten zien. Dit wordt nog versterkt in vakantieperiodes -zoals ook blijkt uit de uitzending van Een Vandaag- wanneer de bezetting minimaal is. Ik betreur het dat de meest basale onderdelen van de zorg hierdoor in het gedrang komen. Tegelijkertijd is dit gelukkig geen beeld dat de inspanningen van de hele sector dekt. De kwaliteitsmeting van de zorginhoudelijke indicatoren verantwoorde zorg geven een goed beeld van de stand van de kwaliteit in de sector verpleging en verzorging en laat zien dat de uitkomsten van de zorg licht verbeteren.
Wat is uw inhoudelijke reactie op de stelling dat naar de wc geholpen worden, even naar buiten gaan en een praatje maken voor de meeste ouderen in Nederland een onbereikbare luxe is geworden?3
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw antwoord op de vraag «Hoe erg moet het worden, voordat er iets verbetert?»3
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat de recente korting van 91 miljoen euro op de verpleeg- en verzorgingshuizen bevorderlijk is voor de kwaliteit van de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?4
De door u aangehaalde 91 miljoen euro is een korting op de contracteerruimte 2010 waarmee een overschrijding van de geraamde groei van de intramurale capaciteit in 2008 gecompenseerd wordt. Echter voor 2010 is er voor de totale AWBZ-uitgaven een groeiruimte van 620 miljoen euro beschikbaar; hiervan is 385 miljoen euro gereserveerd ter dekking van verschillende uitgaven (zoals geraamde groei pgb, extra zorgkosten zwaardere zorg en extramurale zorg in nieuwe Fokuswoningen). Er resteert een bedrag van 235 miljoen euro om extra productieafspraken te maken. Per saldo is er dus geen sprake van minder AWBZ-middelen maar van meer.
Deelt u de mening dat verdere bezuinigingen op de zorg voor kwetsbare mensen uitgesloten dienen te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u uitsluiten dat u dit gaat meemaken als bewindspersoon; nu en in de nabije toekomst?
Kortheidshalve verwijs ik u voor toekomstplannen voor de gezondheidszorg naar de begroting van VWS die met Prinsjesdag beschikbaar is gekomen.
Welk advies heeft u voor bewoners en andere betrokkenen die te maken krijgen met misstanden in de zorg? Waar kunnen zij terecht?
Ik raad bewoners aan om in geval van mogelijke misstanden, maar ook met vragen over de zorg, altijd in gesprek te gaan met het zorgpersoneel, de eigen verzorgende (EVV’er) en/of de locatiemanager of bestuurder. Mocht dit niet leiden tot verbeteringen of oplossingen, dan is er altijd een cliëntenraad die benaderd kan worden of kunnen klachten worden ingediend bij de klachtencommissie van de zorginstelling. Ingeval van misstanden of van structurele tekortkomingen in de zorg, kunnen betrokkenen deze melden bij de IGZ.
Bent u bereid, naast het meldpunt gehandicaptenzorg, ook een speciaal meldpunt voor ouderenzorg te openen bij de Inspectie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat het meldpunt ouderenzorg van start?5
De IGZ is geen klachtenbehandelinginstantie of landelijke beroepsorganisatie voor klachten. De IGZ heeft als opdracht om meldingen over calamiteiten of structurele tekorten in de zorg te onderzoeken. Met ingang van 1 september 2010 is bij de IGZ een tijdelijk meldpunt gehandicaptenzorg ingesteld. De ervaringen met dit meldpunt wil ik eerst bezien alvorens al dan niette besluiten om een meldpunt voor klachten over de ouderenzorg in te stellen.
De mislukte concurrentie in de post en het bericht dat de postzegel duurder wordt |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat mensen die een gewone brief willen versturen vanaf 1 januari a.s. 5% meer voor hun postzegel moeten gaan betalen?1 Hoe kan het dat de prijs van postzegels nu alweer omhoog gaat, terwijl juist per 1 april 2009 de postmarkt volledig is vrijgegeven?
Voor consumentenpost geldt dat de huidige prijsstijging overeenkomt met de gemiddelde prijsstijging van alle consumentenprijzen, waardoor deze ook als redelijk te kenmerken is. De prijs van de postzegel voor een brief is van 2007 tot en met 2010 ongewijzigd gebleven. De verhoging van 4,5% die zal plaatsvinden, past binnen het tariefbeheersingssysteem dat als onderdeel van de Postwet 2009 is vastgesteld en waarbij de tarieven gemiddeld genomen niet meer mogen stijgen dan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex toestaat. OPTA ziet hierop toe en heeft geconstateerd dat de voorgenomen tariefswijziging voldoet aan de wettelijke eisen. Genoemd systeem is in het leven geroepen om er voor te zorgen dat de tarieven betaalbaar blijven.
De door u gesignaleerde problemen verschillen sterk van aard en oorsprong en zijn zeker niet (enkel) op te hangen aan de openstelling van de postmarkt. Verantwoordelijke partijen, waaronder TNT en dit kabinet, werken aan oplossingen. De openstelling van de postmarkt heeft, zoals aangegeven bij de totstandkoming van de Postwet 2009, vooral effect op de tarieven voor de zakelijke markt, omdat de concurrentie zich op deze markt concentreert.
De openstelling van de postmarkt heeft in de praktijk voor 92% betrekking op zakelijke post. Hier is de laatste tijd duidelijk sprake van een neerwaarts effect op de prijsstelling.
Zoals ik ook in het AO van 29 juni jl. heb aangegeven sta ik nog steeds achter de openstelling van de postmarkt.
Deelt u de mening dat deze prijsverhoging het zoveelste bewijs is dat de concurrentie in de post is mislukt, na de eerdere berichten over werknemers die te maken krijgen met intimidatie op de werkvloer, 15 000 mensen die hun baan dreigen te verliezen en postwerkers die niet eens het minimumloon krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
De nulmeting Wet Bewaarplicht Telecommunicatiegegevens |
|
Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de toezichthouder Agentschap Telecom constateert dat de technische implementatie van de bewaarplicht van telecommunicatiegegevens rommelig verloopt?1
Ja.
Is het waar dat internetbedrijven, die wettelijk verplicht zijn om telecommunicatiegegevens te bewaren, niet aan de wettelijke bepalingen voldoen over vernietiging en beveiliging van de opgeslagen persoonlijke informatie? Zo ja, kan dit tot gevolg hebben dat persoonsgevoelige gegevens in verkeerde handen hunnen vallen en dat de wettelijke uiterste bewaartermijn van dergelijke gegevens overschreden wordt?
Over het algemeen voldoen internetbedrijven aan de wettelijke bepalingen voor beveiliging van de opgeslagen telecommunicatiegegevens. Blijkens de nulmeting voldeed op het moment van de nulmeting 88% van de onderzochte bedrijven ten minste aan de standaardbeveiliginsgeisen, zoals vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) en hoofdstuk 11 van de Telecommunicatiewet. Die bieden voldoende garanties dat persoonsgevoelige gegevens niet in verkeerde handen vallen. Daar waar bedrijven niet aan de eisen voldoen, ziet het Agentschap Telecom erop toe dat de betrokken Internet Service Providers (ISP’s) op het vereiste niveau komen.
Wat vindt u van de stelling dat deze problemen veroorzaakt zijn door de overheid, die pas bij de inwerkingtreding van de Wet Bewaarplicht Telecommunicatiegegevens technische specificaties formuleerde, waardoor internetbedrijven die uitvoering moeten geven aan de bewaarplicht te laat hun systemen op orde kunnen krijgen?
Mede gelet op het antwoord op de vorige vraag, onderschrijf ik deze stelling niet. De Wet bescherming persoonsgegevens geldt al sinds 2001. Sinds 2003 was eveneens het, inmiddels oude, Besluit Beveiliging Gegevens Aftappen Telecommunicatie al van kracht. Het beveiligen en beschermen van privacygevoelige gegevens is daarmee, samen met de door het bedrijfsleven zelf toegepaste geldende ISO-normen, al bestaande praktijk voor internetbedrijven.
Verder is van belang dat bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer de zorg bestond dat sommige internetbedrijven mogelijk voor onredelijke investeringen werden gesteld met de invoering van de wet en dat daarom aan de Eerste Kamer was toegezegd om de eerste periode enige coulance te betrachten. Deze coulanceperiode is inmiddels voorbij. Zo was de nulmeting onderdeel van deze coulanceperiode en hadden de internetbedrijven hiermee extra ruimte gekregen om aan de verplichtingen te voldoen.
Is het waar dat van de betrokken internetbedrijven een hoog beveiligingsniveau wordt vereist, terwijl sommige vertegenwoordigers van opsporingsdiensten dat niveau niet halen door privacyregels te negeren? Kunt u een precies overzicht geven van de incidenten waarbij overheidsdiensten de geldende privacyregels hebben geschonden?
Er zijn duidelijke procedures om te borgen dat overheidsfunctionarissen de juiste beveiligingsmaatregelen nemen in hun werkzaamheden. Tijdens het onderzoek hebben enkele aanbieders van telecommunicatienetwerken of -diensten aangeven dat opsporingsdiensten de geldende regels incidenteel niet naleven bij het vragen van informatie. Ik heb echter geen aanwijzingen dat overheidsfunctionarissen structureel niet voldoen aan privacyregels. Ik beschik niet over het gevraagde overzicht.
Zie verder naar het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat uitvoering van de Wet Bewaarplicht Telecommunicatiegegevens moet worden opgeschort indien de privacy van onverdachte burgers niet volledig gegarandeerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Nee. De standaardbeveiliging is voldoende om te waarborgen dat persoonsgegevens niet in verkeerde handen vallen. De Wet Bewaarplicht heeft voorts juist gezorgd voor extra aandacht voor het beveiligen van gegevens. Daarbij is nu helder hoe lang bepaalde gegevens bewaard moeten worden en dat deze na ommekomst van de bewaartermijn binnen acht dagen moeten worden vernietigd. De in acht te nemen beveiligingsmaatregelen zijn ondermeer neergelegd in het Besluit Beveiliging Gegevens Telecommunicatie. In die zin is de regelgeving rond de bescherming van de persoonlijke levenssfeer derhalve aangescherpt, teneinde de privacy van de burger beter te beschermen.
Welke maatregelen treft u om de geconstateerde tekortkomingen zo snel mogelijk te verhelpen?
Het Agentschap Telecom continueert zijn sinds de inwerkingtreding van de Wet Bewaarplicht ingezette toezichthoudende werkzaamheden en zal daarbij onder meer gericht aandacht geven aan die bedrijven die in het geheel niet voldoen aan de eisen.
Verder is in de reguliere overlegvormen met de aanbieders van telecommunicatienetwerken en -diensten is bij het OM aandacht gevraagd voor de wijze waarop politie en justitie thans uitvoering geven aan het interceptieproces. Daarbij is onder andere aandacht gevraagd voor de zorgvuldigheid van lastgevingen en de opslag van en toegang tot privacygevoelige gegevens aan de zijde van de opsporing.
Samen met de politie is het OM een eigen onderzoek gestart, waarin wordt geïnventariseerd op welke punten binnen het interceptieproces structurele problemen en/of verbeterpunten aanwezig zijn. De zorgvuldigheid van lastgevingen en de opslag van en toegang tot privacygevoelige gegevens die van aanbieders werden verkregen, hebben binnen het onderzoek de hoogste prioriteit.
Het verzaken van de acceptatieplicht door verzekeraars |
|
Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wist u van het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar verzekeraars, waarvan zij vermoedt dat ze in 2009 zich niet gehouden hebben aan de acceptatieplicht in de Zorgverzekeringswet (Zvw)? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ja ik wist van dit onderzoek, de NZa heeft dit onderzoek aangekondigd in het Samenvattend rapport Rechtmatigheid uitvoering Zorgverzekeringswet 2009.
Erkent u dat de acceptatieplicht een cruciaal onderdeel is van de Zorgverzekeringswet?
De acceptatieplicht is, als spiegelbeeld van de verzekeringsplicht, een wezenlijk onderdeel van de Zorgverzekeringswet.
Welke verzekeraars worden onderzocht? Deelt u de mening dat verzekeraars die de acceptatieplicht schenden met naam en toenaam genoemd dienen te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet op de hoogte welke zorgverzekeraars worden onderzocht. Indien er daadwerkelijk sprake is van het schenden van de acceptatieplicht kan de NZa op grond van artikel 78 van de Wet markordening gezondheidszorg overgaan tot het openbaar maken van deze schending. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat er eerst een aanwijzing is gegeven en deze niet is opgevolgd. Of het openbaar maken voor een dergelijke schending de meest aangewezen sanctie is, is aan de NZa. Er wordt nu eerst onderzocht of de acceptatieplicht daadwerkelijk is geschonden.
Erkent u dat het goed is wanneer de NZa niet alleen onderzoekt wie de acceptatieplicht hebben genegeerd, maar ook wat de motieven zijn van het schenden van de acceptatieplicht? Zo ja, gaat de NZa dit ook onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
De NZa is op dit moment bezig met het onderzoeken of de acceptatieplicht is geschonden. Indien dat het geval is, zal de NZa zeker de aard van deze schending in kaart brengen alvorens zich de bezinnen op een eventuele sanctie.
Bent u bereid (te laten) onderzoeken of het zo is dat het systeem voor risicoverevening niet goed werkt en dat zorgverzekeraars daarom sommige risicoverzekerden mijden? Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer de uitkomst hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de afgelopen tijd diverse onderzoeken naar de werking van het systeem van risicoverevening uit laten voeren. Met name de internationale evaluatie en een onderzoek dat zich richt op het risico tot risicoselectie na afbouw van macronacalculatie zullen inzicht geven in de gedragsprikkels die zorgverzekeraars ervaren met betrekking tot negatieve risicoselectie.
In het najaar, als alle onderzoeken afgerond zijn, zal ik u van de uitkomsten van deze onderzoeken op de hoogte stellen.
Bent u bereid (te laten) onderzoeken of het zo is dat de maatregelen genomen zijn om wanbetaling tegen te gaan onvoldoende zijn voor de zorgverzekeraar? Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer de uitkomst hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tijdens de parlementaire behandeling van de wanbetalerswet2 heb ik toegezegd het parlement voor het einde van 2010 te informeren over de uitvoering van de wet voor de verzekerden die op het moment van inwerkingtreding van de wet al een premieachterstand hadden van meer dan zes maanden (het stuwmeer). Daarnaast is in de VWS-verzekerdenmonitor 20103 toegezegd te bezien in hoeverre nadere maatregelen voor eventuele recidiverende wanbetalers wenselijk zijn. Verder is in de pandrechtbrief van 2 juli 20104 toegezegd de effecten van het incassobeleid te onderzoeken.
Op dit moment tref ik voorbereidingen voor het uitvoeren van een evaluatie, waarbij de doelstellingen van de wet zullen worden getoetst aan de uitvoeringspraktijk. Daarbij wordt ook onderzocht of de maatregelen die genomen zijn om wanbetaling tegen te gaan, voor de zorgverzekeraar voldoende zijn.
Aan de hand van deze evaluatie zal ik het parlement informeren over de uitkomsten van de evaluatie en de beleidsmatige consequenties die daaruit mogelijkerwijs zullen voortvloeien. In december 2010 zal ik u tussentijds informeren over de verwerking van het stuwmeer.
Is bekend om hoeveel mensen het gaat die door het schenden van de acceptatieplicht niet bij een verzekeraar terecht konden? Zijn deze mensen uiteindelijk wel ergens aangenomen, of zitten zij nog zonder verzekering?
Op dit moment is de NZa aan het onderzoeken of er sprake is van het schenden van de acceptatieplicht, de aard en omvang hiervan zal uit dit onderzoek naar voren komen. Wel is duidelijk dat de signalen die de NZa heeft ontvangen, alleen betrekking hebben op mensen met een betalingsachterstand bij een andere zorgverzekeraar. Op grond van artikel 8a van de Zorgverzekeringswet mag een verzekerde deze verzekering niet opzeggen. De eventuele schending van de acceptatieplicht heeft betrekking op het afsluiten van een tweede verzekering voor de groep mensen die reeds verzekerd waren, maar een betalingsachterstand hebben. Van het uitsluiten van mensen voor een zorgverzekering is dus geen sprake.
In welke mate is de groep die geweigerd wordt overeenkomstig aan de groepen die onverzekerd zijn? Zit hier een verband?
Voor dit antwoord verwijs ik naar mijn antwoord bij de vorige vraag.
Bent u van mening dat het niet naleven van de acceptatieplicht door verzekeraars een reden moet zijn voor het kwijtschelden van de boete wegens het onverzekerd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onder de huidige regelgeving krijgt een verzekeringsplichtige die zich te laat verzekert een boete opgelegd. Op dit moment ligt er een wetsvoorstel «opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering» (Kamerstukken I 2009/10, 32 150, A) voor behandeling in de Eerste Kamer waarmee het huidige boeteregiem vervalt. Een boete over een onverzekerde periode is dan niet meer aan de orde; het kwijtschelden van die boete bij te late aanmelding is dan niet meer relevant.
Wel is en blijft het naleven van de acceptatieplicht door zorgverzekeraars een cruciaal onderdeel van de Zorgverzekeringswet. Dat is tevens een belangrijk punt van toezicht. Zoals ik hiervoor reeds heb opgemerkt doet de NZa thans nader onderzoek of er sprake is van schending van de acceptatieplicht. De NZa zal maatregelen richting zorgverzekeraars treffen als blijkt dat verzekeringsplichtigen inderdaad onterecht worden geweigerd. Ook in de komende jaren zal de NZa op, onder meer, dit onderwerp toezicht blijven houden.
Wat gaat u doen met de uitkomsten van het onderzoek van de NZa? Welke sancties gaat u de verzekeraars opleggen die zich niet gehouden hebben aan de acceptatieplicht?
De NZa is op grond van haar taak als toezichthouder bevoegd om maatregelen te treffen. Zo kan de NZa een aanwijzing geven en als deze niet wordt nagekomen, kan de schending openbaar worden gemaakt of een last onder dwangsom worden op gelegd. Ook een bestuurlijke boete tot 500 000 is mogelijk. Of er een maatregel noodzakelijk is en welke maatregel dit dient te zijn, is aan de NZa.
Onderzoek baar het privéleven van politici, het optreden van particuliere onderzoeksbureaus hierin en hun opdrachtgevers |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Privéleven van Bos en Linschoten werd onderzocht»?1 en «Rechtbank eist onderzoek naspeuringen naar De Roy van Zuydewijn»?2
Ja.
Deelt u de mening dat onderzoek door derden naar het privéleven van politici ongewenst en onrechtmatig is?
Onderzoek door derden naar het privéleven van politici is niet per definitie onrechtmatig. Dergelijk onderzoek kan in voorkomende gevallen binnen de beperkingen van art. 6:162 BW (onrechtmatige daad), art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM (recht op bescherming van persoonsgegevens en meer algemeen het recht op privé-leven) plaatsvinden.
Het is aan de rechter om in individuele gevallen te beoordelen of deze grenzen zijn gerespecteerd. Of hiervan sprake is zal samenhangen met de mate waarin het onderzoek ingrijpt in het privéleven van betrokkene en de vraag of daarbij strafbare feiten zijn begaan. Indien de normen van betamelijkheid zijn overschreden, omdat is gezocht op een wijze die bijvoorbeeld schadelijk is voor het privéleven van betrokkene, kan de rechter grensoverschrijdend gedrag als onrechtmatig aanmerken.
Indien het vermoeden van strafbare feiten rijst en er daartoe voldoende aanknopingspunten zijn, kan het Openbaar Ministerie strafvervolging instellen.
Was u op de hoogte van deze onderzoeken? Weet u wie opdrachtgever is geweest voor deze onderzoeken? Kunt u garanderen dat de overheid of een overheidsfunctionaris op geen enkele wijze betrokken is geweest of opdracht heeft gegeven tot deze privéonderzoeken?
Mijn ambtsvoorganger was er niet van op de hoogte dat deze onderzoeken door de particuliere recherchebureaus werden verricht.
Het is juist dat het Openbaar Ministerie in 2003 naar aanleiding van een aangifte van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) strafrechtelijk onderzoek heeft gedaan naar het onderzoeksbureau Mariëndijk en, onder andere, de heer M.K. In het kader van dat onderzoek hebben doorzoekingen plaatsgevonden bij zowel de heer M.K. als het onderzoeksbureau Mariëndijk. Hierbij zijn slechts zeer summiere aantekeningen gevonden die erop zouden kunnen wijzen dat de heer M.K. mogelijk betrokken was bij onderzoek naar de heren De Roy van Zuydewijn, Bos en Linschoten. Bij de doorzoekingen is gezocht naar onderzoeksdossiers van het recherchebureau die betrekking zouden kunnen hebben op genoemde summiere aantekeningen. Hieruit had eventueel kunnen blijken wie de opdrachtgevers waren. Dergelijke dossiers zijn echter niet aangetroffen.
In 2007 heeft naar aanleiding van een aangifte van het College bescherming persoonsgegevens strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden naar de handelwijze van onderzoeksbureau Goderie van Groen. Dit onderzoek had betrekking op de periode 2006–2007. In dit strafrechtelijk onderzoek kwamen geen gegevens met betrekking tot de heren De Roy van Zuydewijn, Bos en Linschoten voor. Tijdens dit onderzoek is gebleken dat afgehandelde onderzoeksdossiers van het recherchebureau steeds door het recherchebureau werden vernietigd, zodra de informatie aan de opdrachtgevers was geleverd.
Het Openbaar Ministerie beschikt derhalve niet over informatie die kan leiden tot identificatie van de opdrachtgever(s) van het onderzoek naar het privéleven van politici. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat de overheid of een overheidsfunctionaris betrokken is geweest bij deze onderzoeken.
Klopt het dat er in 2003 strafrechtelijke onderzoek is geweest naar de werkwijze van de heer M.K. en zijn opdrachtgevers, de onderzoeksbureaus Goderie van Groen en Mariëndijk, waarbij de dossiers van deze bureaus in beslag zijn genomen? Zijn in dit strafrechtelijk onderzoek ook de «dossiers» naar heer Roy van Zuydewijn, Bos en Lindschoten naar voren gekomen? Zo ja, bevatten deze dossiers ook informatie over de opdrachtgevers voor deze onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Is duidelijk met welk doel deze onderzoeken zijn verricht?
Nee. Noch uit het strafrechtelijk onderzoek dat in 2003 naar aanleiding van de aangifte van het CBP is gedaan, noch anderszins is dit duidelijk geworden.
Is er bij deze onderzoeken ook gebruik gemaakt van illegale gegevensverzameling? Zo ja, wat voor illegale methoden zijn er gebruikt?
Uit het strafrechtelijk onderzoek dat in 2003 is gedaan, is gebleken dat in zijn algemeenheid kan worden gezegd dat bij onderzoeken die door of in opdracht van bureau Mariëndijk en bureau Goderie van Groen zijn verricht, gebruik is gemaakt van illegale gegevensverzameling. De werkwijze die de heer M.K. hanteerde bestond immers voornamelijk uit het bellen van de Belastingdienst, banken en andere instanties, waarbij hij zich voordeed als een collega van de gebelde persoon die bepaalde vertrouwelijke informatie nodig had.
Waarom zijn de genoemde politici niet geïnformeerd over de onderzoeken naar hun privéleven?
De informatie die werd aangetroffen tijdens het strafrechtelijk onderzoek naar Mariëndijk was dermate summier, dat er destijds geen aanleiding was betrokkenen hierover te informeren.
Bent u bereid onderzoek te verrichten naar de handelswijze van deze bureaus in deze genoemde privéonderzoeken?
Er heeft reeds strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden naar de handelwijze van de genoemde recherchebureaus. Daarbij is geen informatie naar voren gekomen die kon leiden tot de opdrachtgevers van de genoemde privéonderzoeken. Daarbij speelt een rol dat de onderzoeksdossiers van recherchebureaus, ter afscherming van de opdrachtgever, veelal werden vernietigd, zodra de informatie aan de opdrachtgevers was geleverd.
Op welke wijze vult u uw rol in als toezichthouder op particuliere recherche/onderzoeksbureaus?
Op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) worden in het kader van de vergunningverlening eisen gesteld aan de betrouwbaarheid en bekwaamheid van leiding en medewerkers van particuliere onderzoeksbureaus. Het toezicht op de naleving wordt op grond van de Wpbr uitgevoerd door de politie.
Het College bescherming persoonsgegevens ziet toe op de naleving van de privacyregelgeving, zoals neergelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en voor de onderhavige sector uitgewerkt in de privacygedragscode particuliere recherchebureaus.
Voor de wijze waarop het toezicht op particuliere onderzoeksbureau wordt uitgeoefend, alsmede de versterking daarvan, verwijs ik naar mijn brief van 16 juni 2009, TK 2008–2009, nr. 93 en het overleg met uw Kamer over deze brief op 15 oktober 2009.
Welke stappen worden er genomen om opdrachtgevers en andere betrokkenen bij illegale gegevensverzameling te vervolgen?
Het is niet zo dat het strafrechtelijk onderzoek naar onderzoeksbureau Mariëndijk alleen heeft geleid tot de veroordeling van de heer M.K. Zo heeft een aantal medewerkers van onderzoeksbureau Mariëndijk in het kader van een transactie een taakstraf verricht. De vervolging van de feitelijk leidinggevenden van Mariëndijk is in hoger beroep geëindigd in een vrijspraak.
Het onderzoek naar bureau Goderie van Groen in 2007 heeft geleid tot veroordelingin eerste aanleg van bureau Goderie van Groen en de feitelijk leidinggevende van dat bureau.
In zijn algemeenheid geldt dat, indien het Openbaar Ministerie aanwijzing heeft dat een informatie- of recherchebureau strafbaar heeft gehandeld bij het verkrijgen van privé-gegevens en het vermoeden rijst dat een opdrachtgever of een andere betrokkene daaraan strafbaar heeft deelgenomen, het Openbaar Ministerie kan beslissen de opdrachtgevers en/of andere betrokkenen in een concreet geval strafrechtelijk te vervolgen. Daarbij is echter vereist dat het strafrechtelijke bewijs hiervoor geleverd kan worden. Zo heeft het Openbaar Ministerie als uitvloeisel van de zaak tegen bureau Mariëndijk tegen vijf verdachten, ten aanzien van wie uit strafrechtelijk onderzoek een vermoeden ontstond dat zij opdrachtgevers waren, strafrechtelijk onderzoek verricht. Deze verdachten hebben zich echter, tot in cassatie bij de Hoge Raad, succesvol kunnen beroepen op hun status als geheimhouder. Mede in verband met het feit dat de onder hen in beslag genomen stukken niet konden worden gebruikt voor het bewijs, is het niet gelukt om voldoende strafrechtelijk bewijs te vergaren. Deze zaken zijn daarom geseponeerd.
Vindt u het ook onbevredigend dat het in het genoemde onderzoek alleen geleid heeft tot veroordeling van de heer M.K., slechts één van de betrokkenen? Waarom worden dergelijke onderzoeksbureaus niet harder aangepakt?
Zie antwoord vraag 10.
Waarom zijn opdrachtgevers van particuliere recherchebureaus die op illegale wijze onderzoek verrichten niet mede strafbaar?
Opdrachtgevers van particuliere recherchebureaus die op illegale wijze onderzoek doen kunnen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel degelijk strafbaar zijn. Ik verwijs naar de toelichting in mijn brief aan uw Kamer van 16 juni 2009, Tweede Kamer 2008–2009, nr. 93, inzake het toezicht op particuliere onderzoeksbureaus en het overleg met uw Kamer over deze brief op 15 oktober 2009. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Chaos bij het CAK |
|
Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er veel klachten zijn over het Centraal Administratie Kantoor (CAK)?1
Ja, maar ontken dat er sprake is van chaos zoals de vragensteller suggereert. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Bent u op de hoogte van het feit dat Zorgbelang Drenthe circa tien klachten per week ontvangt over het CAK? Vindt u dat een wenselijke situatie?
Ik ben op de hoogte dat Zorgbelang Drenthe aangeeft circa tien klachten per week over het CAK te ontvangen. Ik ken de klachten niet. Ik vind het wenselijk dat inzicht wordt verkregen in de aard van de klachten. Daarom heeft het CAK deze klachten bij Zorgbelang Drenthe opgevraagd. Het CAK heeft met Zorgbelang Drenthe afspraken gemaakt over de ontvangst en afhandeling van deze klachten. Tevens heeft de directie van het CAK naar aanleiding van het bericht, vermeld in vraag 1, op korte termijn een gesprek met Zorgbelang Drenthe. Overigens heeft het CAK sinds januari 2010 twee klachten van klanten van Zorgbelang Drenthe ontvangen en afgehandeld.
Bent u op de hoogte van de inhoud van deze klachten, die zich vooral toespitsen op de informatiestroom vanuit het CAK, zoals het feit dat het CAK brieven met tegengestelde informatie verstuurt, mails niet beantwoordt, mails naar de verkeerde personen opstuurt en het feit dat het CAK moeilijk bereikbaar is? Kunt u ingaan op deze klachten?
Op basis van de eerste informatie van Zorgbelang Drenthe aan het CAK begrijp ik dat de klachten zich lijken toe te spitsen op de duur van de berekening en ontvangst van de rekening van de eigen bijdrage voor zorg met verblijf en zorg zonder verblijf en de informatievoorziening. De klachten inzake de eigen bijdrage lijken voort te komen uit onjuiste of niet tijdige aanlevering van persoonsgegevens door de ketenpartners van het CAK.
Zorgbelang Drenthe heeft bij het CAK aangegeven enige tijd nodig te zullen hebben voor het invoeren en registreren van de klachten. Zorgbelang Drenthe zal de klachten op persoonsniveau bij het CAK aan leveren. Wanneer het CAK de individuele klachten van Zorgbelang Drenthe heeft ontvangen, zal het CAK deze klachten in behandeling kunnen nemen.
Overigens heeft het bericht onder vraag 1 het CAK aanleiding gegeven de procedure voor de beantwoording van correspondentie opnieuw te beoordelen en aan te scherpen.
Is het beeld dat Zorgbelang Drenthe schetst, dat het aantal klachten over het CAK de laatste anderhalve maand explosief is gestegen representatief voor de klachten over het CAK in het hele land? Zo nee, waarom stijgt het aantal klachten specifiek in Drenthe? Zo ja, wat is uw oordeel over deze klachtentoename?
Het beeld dat wordt geschetst is niet representatief voor het gehele land. Het aantal klachten bij het CAK is de laatste anderhalve maand niet gestegen ten opzichte van andere maanden in 2010. Het aantal klachten in juli (16) en augustus (28) 2010 is zelfs lager dan het gemiddeld aantal klachten per maand over geheel 2010 (31). Het aantal klachten op het totaal aantal uitingen van het CAK is zeer laag, zo ook in juli en augustus 2010: een honderdste (0,01%) procent. De door Zorgbelang Drenthe genoemde stijging van het aantal klachten de laatste anderhalve maand over het CAK is volgens het CAK dan ook niet representatief voor de klachten over het CAK in het hele land. Indien in een bepaalde regio echter meer klachten bestaan dan elders in het land dient daarvoor een verklaring te worden gegeven. Dit is, zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 2, ook de aanleiding voor het CAK geweest om de klachten op te vragen.
Herinnert u zich de brief van de toenmalig staatssecretaris van VWS, waarin zij aangaf maatregelen te hebben getroffen om de informatievoorziening door het CAK te verbeteren?2 Zijn deze maatregelen onvoldoende gebleken, of hebben de indertijd genomen maatregelen vooral een tijdelijk effect gehad dat inmiddels is uitgewerkt? Welke structurele maatregelen gaat u nemen om de informatievoorziening door het CAK te verbeteren?
Ja, ik herinner mij deze brief. Zoals onder vraag 3 en 4 is beschreven, is de informatievoorziening door het CAK sinds deze brief verbeterd. Hierbij verwijs ik ook naar de brief van7 december 2010 (Kamerstukken II, 2009/10, 29 689, nr. 281) en het verslag van het Voortgezet Schriftelijk Overleg van 17 februari 2010 (Kamerstukken II, 2009/10, 29 689 nr. 290). De verbetering van de informatievoorziening heeft voortdurend de aandacht. Met betrokken partijen wordt regelmatig daarover overleg gevoerd. Als de inventarisatie van de klachten van Zorgbelang Drenthe daar aanleiding toegeeft, zal worden bezien of verdere verbeteringen nog noodzakelijk zijn.
Is het waar dat het CAK de eigen bijdrage intramuraal (in de periode tot 2010) vaststelde door het verzamelinkomen te verminderen met de opgevoerde buitengewone uitgaven?3
Het CAK voert dit uit conform artikel 1, tweede lid, van het Bijdragebesluit zorg. Op grond hiervan dient het CAK het verzamelinkomen echter niet te verminderen met de opgevoerde buitengewone uitgaven, maar dient het verzamelinkomen met die uitgaven te worden vermeerderd om de verschuldigde eigen bijdrage vast te stellen.
Wat is uw oordeel hierover? Is het CAK bevoegd om deze aftrek teniet te doen bij de berekening van de eigen bijdrage? Kunt u uw antwoord toelichten?
De vaststelling van de eigen bijdrage geschiedt in overeenstemming met artikel 1, tweede lid, van het Bijdragebesluit zorg. Het CAK is verplicht de correctie voor buitengewone uitgaven toe te passen. Het gaat om een bijtelling en niet om een aftrek.
De problemen tussen de belastingdienst en ZZP-ers |
|
Pauline Smeets (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van berichtgeving over zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), die regelmatig in conflict zijn met de Belastingdienst?1
Ja.
Herkent u zich in de kwalificaties «heksenjacht van de fiscus» en «disputen met de fiscus in sommige sectoren schering en inslag» ?
Nee, van een heksenjacht van de fiscus is zeker geen sprake. Vanzelfsprekend kunnen er wel verschillen van inzicht bestaan tussen de Belastingdienst en zzp`ers omdat er arbeidsrelaties zijn waarbij het onderscheid tussen het werken in en buiten dienstbetrekking moeilijk te maken is. Met als mogelijk gevolg, verschil van inzicht over de aard van de arbeidsrelatie. In deze gevallen kan een controle achteraf op de feiten en omstandigheden van het geval er mogelijk toe leiden dat de kwalificatie van de arbeidsrelatie en de afgegeven VAR ter discussie komen te staan2. Dit kan vervelend zijn voor de betrokken zzp`ers, maar is een gevolg van de toetsing door de Belastingdienst aan vigerende wet- en regelgeving.
Is het waar dat de fiscus in Nederland veel meer eisen stelt aan zzp’ers dan in omringende landen?
Nee, naar ons bekend zijn er internationaal bezien geen grote verschillen ter zake van de feiten en de omstandigheden die gebruikt worden bij de kwalificatie van een belastingplichtige als ondernemer of als werknemer3.
In andere landen is soms wel voor een andere systematiek gekozen om duidelijkheid te verschaffen. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld kan de opdrachtgever bij onzekerheid over de arbeidsrelatie gebruik maken van een interactieve webmodule. De Belastingdienst onderzoekt thans de mogelijkheden van een dergelijke systematiek.
Is het waar dat, zoals ZZP Nederland stelt, 10 000 tot 20 000 van de 700 000 zzp’ers een probleem met de fiscus heeft?
Er bestaat geen inzicht in het aantal zzp`ers dat een probleem heeft met de Belastingdienst, omdat zij geen zzp`ers registreert. Wel worden de afgegeven VAR-verklaringen geregistreerd, in 2009 werden 350 000 VAR-verklaringen aan belastingplichtigen afgegeven. Van die belastingplichtigen heeft 1% bezwaar aangetekend tegen de afgegeven VAR-verklaringen. Behoudens deze bezwaren zijn er over het jaar 2009 1 921 VAR-verklaringen herzien.
Hoe vaak wordt de aanvraag van een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) geweigerd? In welke verhouding staat dit tot het aantal toegekende VAR’s?
Aanvragen voor VAR-verklaringen worden enkel geweigerd als die niet volledig zijn ingevuld. Afhankelijk van de antwoorden op het vragenformulier kwalificeert het VAR-systeem, middels de beslisbomen, de aanvraag. Deze kwalificatie leidt tot één van de vier soorten VAR-verklaringen (loon, winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden en de VAR directeur groot aandeelhouder).
Hoe vaak worden belastingvoordelen achteraf alsnog weer ingetrokken?
De belastingvoordelen waarop in dit verband kennelijk wordt gedoeld, zijn de ondernemersfaciliteiten die in de inkomstenbelasting kunnen worden geclaimd. Alle ondernemers (daar onder kunnen dus ook zzp‘ers zitten) kunnen deze claimen. Wanneer bij controle blijkt dat er geen recht bestaat op deze faciliteiten, dan worden de ten onrechte geclaimde faciliteiten gecorrigeerd.
Hoe vaak dat bij zzp‘ers gebeurt, is niet bekend, omdat deze niet fiscaal gedefinieerd zijn en veel al zullen zijn opgenomen in het ondernemerschap.
Kunt u een overzicht geven van VAR-weigeringen en intrekkingen per sector?
Nee, zie ook de antwoorden op vraag 5 en 6.
Beschikken de postbezorgers van de nieuwe postbedrijven ook over een VAR? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In de VAR-aanvragen wordt alleen gevraagd naar het aantal opdrachtgevers en niet naar de identiteit van de opdrachtgevers. De gevraagde informatie kan derhalve niet worden verstrekt.
Een stijgend aantal medewerkers uit de zorg dat is ingeschreven bij het UWV |
|
Hans Spekman (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat er bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een stijgend aantal mensen uit de zorg staan ingeschreven?1
Ja.
Bent u van mening dat door goed personeelsbeleid uitval als gevolg van overbelasting kan worden voorkomen?
Goed personeelsbeleid kan inderdaad bijdragen aan het terugdringen van de ervaren werkdruk.
Bent u op de hoogte van de wijze waarop werkgevers in de zorg voorkomen dat de belasting van de medewerkers steeds hoger wordt?
Ik ga geregeld op werkbezoek in zorginstellingen en daar laat ik mij uitvoerig voorlichten over problemen op de werkvloer. Verder voer ik regelmatig overleg met de branche-organisaties en met vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties samen. Daarin wordt onder andere het thema arbeidsomstandigheden besproken. Zij zijn immers de primair verantwoordelijken voor alles wat samenhangt met een goede organisatie van het dagelijkse werk. Beheersing van de werkdruk blijkt voor werkgevers een grote uitdaging te zijn. Ze nemen verschillende maatregelen op het gebied van belasting, belastbaarheid en regelmogelijkheden van het personeel.
Denkt u ook dat er een verband bestaat tussen voortdurende reorganisaties in de zorg en de overbelasting van medewerkers?
Reorganisaties zijn geen specifiek kenmerk van de zorg, dus zou dat niet tot van andere sectoren onderscheidende cijfers kunnen leiden. Reorganisaties vinden op verschillende wijze plaats en kunnen daardoor verschillende effecten hebben op de inzetbaarheid van medewerkers.
Bestaat er naar uw weten een verband tussen de schaalgrootte van instellingen, het werkplezier van medewerkers en de uitval als gevolg van ziekte en overbelasting?
Zo specifiek als u het vraagt, daar zijn mij hier geen signalen van bekend. Wel is bekend dat ziekteverzuimcijfers gemiddeld hoger uitvallen naarmate organisaties groter zijn.
Is het naar uw mening mogelijk dat er een verband bestaat tussen het voortdurend opknippen van functies, het werkplezier en de uitval door ziekte of overbelasting?
Daar zijn mij geen onderzoeken over bekend.
Bent u bereid de bovenstaande mogelijke oorzaken te laten onderzoeken?
De verantwoordelijkheid voor het personeelsbeleid ligt, zoals ik hierboven al meldde primair bij de werkgevers al dan niet samen met werknemers. Het arbeidsomstandighedenbeleid valt, voor zover het om regelgeving en inspectie gaat, onder het domein van het ministerie van SZW. Mijn rol in deze aangelegenheid is dus maar een beperkte.
Net als u vind ik de cijfers van het UWV zorgwekkend. Daarom ga ik sociale partners daar naar vragen in mijn contacten met hen. In het onderzoeksprogramma Zorg en Welzijn, dat ik samen met sociale partners ondersteun, is voorzien om aandacht te besteden aan de mogelijke oorzaken van toenemende uitval.
Bent u bereid dit signaal van het UWV ook met de werkgevers in de zorg te bespreken en deze aan te sporen tot een organisatie- en personeelsbeleid dat het afgebrand raken van medewerkers in de zorg voorkomt?
Zie het antwoord op vraag 3 en vraag 7.
Bent u bereid op basis van de signalen van het UWV ook de Arbeidsinspectie onderzoek te laten doen?
Zie het antwoord op vraag 3 en vraag 7.
Het topsalaris van de collegevoorzitter van de TU-Delft |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
|
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de bestuursvoorzitter van de Technische Universiteit (TU) Delft 200 000 euro verdient, exclusief pensioenbijdrage?1
Hoe verhoudt dit zich tot uw eis drie jaar geleden dat het salaris van de nieuwe collegevoorzitter onder de balkenendenorm moest blijven? Is het waar dat u de Raad van Toezicht «dreigde te schorsen als het salaris te hoog zou zijn»? Gaat u dit alsnog doen, aangezien de Raad van Toezicht blijkbaar lak had aan uw eis?
Is het waar dat uw uitspraken op 10 oktober 2008 dat de TU Delft «binnen de norm is gebleven» en dat dit «bewijst dat het mogelijk is topbestuurders binnen de vastgestelde kaders aan te stellen», niet meer opgaan? Wat gaat u doen om dit alsnog waar te maken?2
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de wet op het maximumsalaris in de publieke sector? Wanneer ontvangt de Kamer dit wetsvoorstel?
Bent u het ermee eens dat bonussen meetellen in de berekening van het salaris? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen tegen de beloningsconstructie van de TU Delft?
Bent u bereid met de universiteit in overleg te gaan over aanpassing van het salaris van de bestuursvoorzitter? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat een topsalaris van twee ton voor een bestuursvoorzitter extra wrang is in verband met de geplande bevriezing van de salarissen van universiteitsmedewerkers?3
Erkent u dat het bevriezen van de lonen van universiteitspersoneel in strijd is met het sociaal akkoord dat werkgevers en werknemers anderhalf jaar geleden sloten? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Deelt u de mening dat het hoge salaris van de collegevoorzitter tevens buitengewoon pijnlijk is vanwege de bezuiniging van 45 miljoen euro aan de TU Delft? Kunt u zich voorstellen dat universiteitsmedewerkers verbolgen zijn over het hoge salaris van de voorzitter van het College van Bestuur?4
Welke andere bestuurders in het (hoger) onderwijs verdienen meer dan de balkenendenorm? Bent u bereid een overzicht aan de Kamer te sturen?
Het schikken van belastingfraude |
|
Sharon Gesthuizen (SP), Farshad Bashir (SP) |
|
![]() |
Is het waar dat strafvervolging wegens belastingfraude kan worden afgekocht door een schikking te treffen met de Belastingdienst? Kunt u uitvoerig uiteenzetten welke regels en procedures hiervoor gelden, onder welke omstandigheden en voorwaarden een schikking kan worden aangeboden en hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld tussen Belastingdienst en Openbaar Ministerie?
Ja, het treffen van schikkingen in deze zaken is een wettelijke afdoeningmodaliteit. Artikel 76 en volgende van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vormen de basis voor het fiscale straf(proces)recht, voor zover dit afwijkt van het algemene straf(proces)recht. De zogenaamde Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten (Staatscourant, 28 december 2009, nr. 20351) geven hieraan een nadere invulling. In deze ATV-richtlijnen is nauwkeurig vastgelegd op welke wijze het opsporings- en vervolgingsbeleid gestalte krijgt.
Procedureel is de gang van zaken als volgt. De Belastingdienst bespreekt mogelijke strafbare feiten in het zogenaamde selectieoverleg (SO), waaraan ook de FIOD deelneemt. In de ATV-richtlijnen is aangegeven wanneer sprake is van feiten die moeten worden aangemeld in het SO. Het SO bepaalt welke van de aangemelde feiten worden doorgestuurd naar het tripartiete overleg (TPO). In het TPO, dat onder leiding staat van het OM en waaraan naast de Belastingdienst ook de FIOD deelneemt, wordt bepaald welke van de aangeboden feiten daadwerkelijk zullen worden vervolgd door het OM. Daarbij dienen de uitgangspunten in de ATV-richtlijnen als basis.
Indien niet besloten wordt tot strafrechtelijke vervolging wordt de zaak weer in handen gelegd van de Belastingdienst. Hierbij wordt tevens bepaald of de zaak via het fiscale strafrecht wordt afgedaan (fiscale transactiebevoegheid) of dat de zaak fiscaal/bestuurlijk zal worden afgedaan op basis van art. 67 van de AWR. Bij het aangaan van een fiscale transactie kunnen de voorwaarden worden toegepast die zijn neergelegd in artikel 76 lid 3 van de AWR. Uiteraard blijft ook het vastgestelde belastingbedrag verschuldigd.
Wat is uw reactie op het bericht «Schoemacher schikt met fiscus»?1 Is het waar dat de Belastingdienst heeft berekend dat anderhalf miljoen euro aan inkomsten is verzwegen en dat een deel van deze belastingfraude is bekend, maar dat niet strafrechtelijk is vervolgd onder de voorwaarde dat een deel van het bedrag wordt terugbetaald?
Zoals bekend is de opsporings-, vervolgings- en zittingscapaciteit beperkt. Om die reden moeten capaciteitsafwegingen worden gemaakt in de selectie en aanpak van strafzaken. Het uitgangspunt bij het maken van deze noodzakelijke keuzes is dat zowel efficiënt als effectief strafrechtelijke en bestuurechtelijke interventies worden toegepast. Tegen die achtergrond zijn interventies zoals transacties en ontnemingen onder omstandigheden volwaardige en passende interventies om strafrechtelijk op te treden.
In de ATV-richtlijnen wordt, op grond van de omvang van het fiscaal nadeel en andere relevante aspecten, aangegeven of in beginsel voor bestuurlijke dan wel strafrechtelijke afdoening wordt gekozen. Ook in deze zaak heeft een dergelijke afweging plaatsgevonden, waarbij de omstandigheden van het geval ertoe hebben geleid dat uiteindelijk is gekozen voor een transactie door de Belastingdienst als passende reactie op de gepleegde strafbare feiten. Vanwege art. 67 van de AWR – waarin de fiscale geheimhoudingsplicht is geregeld – is het niet toegestaan concrete informatie over deze zaak publiekelijk te verstrekken. Dit heeft als uitgangspunt te gelden voor iedere wijze van verstrekking.
In hoeverre staat het medisch beroepsgeheim in de weg om belastingfraude effectief op te kunnen sporen? Speelde dat in dit geval ook een rol?
Het medisch beroepsgeheim strekt ertoe dat een medicus geen inzage verschaft in de gegevens van patiënten. Uiteraard houdt dit niet in dat medici zich kunnen onttrekken aan fiscale en strafrechtelijke onderzoeken, maar de mogelijkheden voor onderzoek kunnen er wel door worden beperkt. Dit is bijvoorbeeld het geval als na onderzoek bij de arts en/of instelling nader onderzoek gewenst is bij patiënten of in de patiëntgegevens. Aan het onderzoeken van deze gegevens kan het medisch beroepsgeheim in de weg staan, maar het is ook mogelijk dat er een modus wordt gevonden waardoor de benodigde informatie wordt verkregen zonder dat patiëntgegevens worden vrijgegeven, bijvoorbeeld door deze gecodeerd te verstrekken.
Vanwege de vertrouwelijkheid van de zaak kan ik niet ingaan op uw vraag of het in de onderhavige zaak zo was dat het medisch beroepsgeheim aan een effectieve opsporing in de weg heeft gestaan.
Bent u bereid openbaar te maken waarom hier niet strafrechtelijk vervolgd is en voor welk bedrag er is geschikt? Zo nee, bent u bereid de Kamer vertrouwelijk inzage te geven in de gevraagde informatie?
Zie antwoord vraag 2.
Is hier mede geschikt «om redenen van proceseconomie» oftewel omdat de capaciteit bij de Belastingdienst (FIOD-ECD) en het Openbaar Ministerie niet toereikend is om witteboordencriminaliteit op te sporen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om deze tekorten weg te werken?
Zie antwoord vraag 2.
Zou er ook een schikking zijn aangeboden wanneer betrokkene minder vermogend zou zijn en niet in staat zou zijn een som geld terug te betalen aan de Belastingdienst? Met andere woorden, wordt door het aanbieden van schikkingen niet per definitie een verschil in behandeling gemaakt tussen rijke en arme fraudeurs? Vindt u dat de term klassenjustitie hier op past? Zo nee, waarom niet?
Van klassenjustitie is geen sprake. Het feit dat iemand vermogend is, is geen reden om de zaak door middel van een transactie af te doen. De beslissing om te transigeren door middel van de verplichting tot betaling van een geldsom of het verrichten van een taakstraf wordt genomen als gelet op de aard en achtergrond van de zaak een transactie een passende strafrechtelijke reactie is.
Deelt u de vrees dat dergelijke schikkingen voor belastingfraude calculerend gedrag in de hand zullen werken, omdat de sanctie die er kennelijk op staat slechts is dat een deel van het bedrag terug moet worden betaald? Zo nee, waarom niet?
Deze vrees deel ik niet, omdat ik meen dat de ATV-richtlijnen voldoende waarborgen bieden om te voorkomen dat calculerend gedrag kan ontstaan. Ik wijs er nog eens op dat de ontdoken belasting altijd moet worden voldaan. Het strafrechtelijke boetebedrag komt daar bovenop.
Bent u bereid er voor te zorgen dat aanzienlijke belastingfraude niet langer zal worden geschikt maar strafrechtelijk vervolgd zal worden? Zo nee, waarom niet?
Nee. De huidige praktijk, gereguleerd door de ATV-richtlijnen, biedt naar mijn mening voldoende waarborgen dat binnen de wettelijke en capacitaire mogelijkheden zorgvuldig en evenwichtig tegen belastingfraude wordt opgetreden.
Bent u bereid een overzicht te geven van het aantal keer dat de afgelopen vijf jaar geschikt is bij delicten van het financieel-economische criminaliteit? Kan daarbij onderscheid worden gemaakt naar schikkingen met de Belastingdienst en schikkingen met het Openbaar Ministerie, de aard van de delicten en de bedragen die hiermee gemoeid zijn?
Ik kan geen overzicht geven van alle transacties die financieel-economische criminaliteit betreffen, omdat deze zaken door het OM worden geregistreerd onder algemene strafbepalingen, zoals oplichting en valsheid in geschrift. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de criminaliteit (financieel-economisch of anderszins).
De Belastingdienst heeft in de afgelopen 3 jaren in enkele tientallen gevallen
Een fiscale transactie gesloten. Omdat de bedragen waarvoor is geschikt niet systematisch worden vastgelegd is het niet eenvoudig om
hierin nadere concrete informatie te geven. Wel is bekend dat het in de meeste gevallen gaat om formele delicten, zoals het niet doen van een aangifte. Bij deze zogenaamde omissiedelicten staat niet een ontdoken belastingbedrag centraal, maar het niet voldoen aan een formele verplichting als zodanig.
De berisping van de internetapotheek door het Medisch Tuchtcollege |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Medisch Tuchtcollege tegen de apotheker die via internet medicijnen verkoopt zonder geldig doktersrecept?1
Ja.
Klopt de conclusie in het bericht dat de apotheker, ondanks de berisping door het Medisch Tuchtcollege, gewoon kan doorgaan met zijn praktijken omdat hij gebruik maakt van buitenlandse doktersrecepten?1
Het bericht op de site van de NOS klopt niet. De Kwaliteitswet zorginstellingen is toereikend. De desbetreffende apotheker – de Multatuli apotheek te Delft – heeft de terhandstelling van receptgeneesmiddelen via de website dokteronline.com gestaakt sinds 20 mei 2010. Zie voorts het antwoord op vraag 4.
Bent u nog steeds van mening dat de Kwaliteitswet zorginstellingen voldoende is om in te grijpen?2 Waarom kan de apotheker toch doorgaan met zijn praktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw toezegging dat u de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een aanwijzing zou geven om zo snel mogelijk een bevel te doen uitgaan naar deze apotheker, dat deze zich moet voegen naar de normen die gelden voor verantwoorde zorg?2 Is dit inmiddels gebeurd en kan de apotheker na dit bevel nog steeds doorgaan met zijn praktijken?
Ik ben mijn toezegging nagekomen. Ik heb de Multatuli apotheek een aanwijzing gegeven op basis van artikel 7 van de Kwaliteitswet. De aanwijzing hield kort gezegd in dat de betrokken apotheek geen geneesmiddelen meer via dokteronline.com mocht terhandstellen. De apotheek heeft tegen deze aanwijzing een voorlopige voorziening gevraagd bij de Rechtbank Den Haag. Op 20 mei 2010 oordeelde de Voorzieningenrechter dat geen sprake was van verantwoorde zorgverlening door de Multatuli apotheek en dat de minister van VWS in redelijkheid een aanwijzing kon geven. Daarop heeft de apotheek de aflevering van receptgeneesmiddelen via dokteronline.com gestaakt.
Het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag heeft 31 augustus jl. geoordeeld dat eveneens geen sprake is van verantwoorde zorg in de zin van de Wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en heeft de apotheker berispt.
Het door een apotheker terhandstellen van receptgeneesmiddelen die zijn voorgeschreven in strijd met artikel 67 Geneesmiddelenwet is dus strijdig met de Kwaliteitswet zorginstellingen en met de Wet BIG. Elke apotheek die zich daaraan schuldig maakt kan direct worden gedwongen daar mee op te houden. Voorzover bij de IGZ bekend is er thans geen enkele apotheek in Nederland die zich daaraan schuldig maakt.
Staat u nog steeds op uw standpunt uit het debat van 6 april 2010, waarin u stelde dat hiaten in de wet niet aan de orde zijn?2 Hoe reageert u op de brancheorganisatie KNMP, die stelt dat er sprake is van een maas in de wet?1
Zoals in het antwoord bij vraag 4 is uiteengezet, is er geen sprake van een hiaat in de wet. In de berichtgeving waaraan wordt gerefereerd zijn helaas onjuistheden geslopen. Uit navraag blijkt dat de KNMP van oordeel is dat een aanwijzing of bevel via de Kwaliteitswet of de Wet BIG effectief is. Dit staat ook op de website van de KNMP. De KNMP zou wel graag zien dat in de Geneesmiddelenwet wordt bepaald dat apothekers geen geneesmiddelen mogen terhandstellen als door een arts in strijd met artikel 67 is voorgeschreven. Ik acht zo’n toevoeging in de Geneesmiddelenwet echter juridisch gezien overbodig als er al twee andere wetten zijn op basis waarvan kan worden opgetreden.
Herinnert u zich de schriftelijke vragen van 12 februari 2009, waarin u al toezegde om de betreffende website, dokteronline.com, aan te pakken?3 Waarom is de betreffende website nog steeds operationeel? Is een berisping van het Medisch Tuchtcollege de enige actie die is ondernomen?
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de eigenaar/beheerder van de website enerzijds en de beroepsbeoefenaren in de zorg die daaraan meewerken anderzijds.
Er zijn vele websites die receptgeneesmiddelen rechtstreeks of via een constructie als dokteronline aanbieden. Voorzover die websites, zoals dokteronline, vanuit het buitenland opereren en in het buitenland worden beheerd is het juridisch en feitelijk zeer lastig die websites «uit de lucht» te halen. Wanneer websites buiten de Europese Unie worden beheerd is dit extra lastig omdat de wetgeving meestal anders luidt dan in Nederland, dan wel ontbreekt.
In de aangehaalde Kamervragen had ik ook al aangegeven dat Nederlandse wetten alleen gelden op Nederlands grondgebied. Wel is het mogelijk om artsen en apothekers die in Nederland samenwerken met zo’n website effectief aan te pakken. Op basis van de Kwaliteitswet of de Wet BIG kunnen deze beroepsbeoefenaren gedwongen worden deze activiteiten te staken. Voorzover thans bekend zijn er in Nederland geen (BIG-geregistreerde) artsen of apothekers die hieraan meewerken.
Het kan zijn dat aan Nederlanders receptgeneesmiddelen via dokteronline.com kunnen worden toegezonden door apotheken vanuit België, Engeland of Duitsland. Er zijn geen douanecontroles meer binnen de Europese Unie. Het is aan de handhavende autoriteiten in de andere lidstaten om daar tegen op te treden.
Is de omissie in artikel 67 van de Geneesmiddelenwet, waarvan u spreekt in de beantwoording, inmiddels hersteld?3 Heeft u het na herstellen van deze omissie wel voldoende mogelijkheden om internetapothekers aan te pakken?
Bij de invoering van artikel 67 Geneesmiddelenwet is nagelaten de overtreding van dat artikel met een boete te sanctioneren. Deze omissie is hersteld in het voorstel van wet tot wijziging van de geneesmiddelenwet en de Wet BIG dat thans in de Tweede Kamer in behandeling is (Kamerstukken II, 32 196). Het opleggen van een boete betekent echter niet dat de activiteiten daadwerkelijk worden gestaakt. Internetapotheken die geneesmiddelen afleveren die in strijd met artikel 67 zijn voorgeschreven kunnen als gezegd effectief worden aangepakt. en worden gedwongen hun activiteiten te staken via de Kwaliteitswet en de wet BIG.
Per wanneer zal de site www.dokteronline.com uit de lucht worden gehaald? Is het, gezien het feit dat deze zaak anderhalf jaar geleden al aan de orde is gesteld, niet onbegrijpelijk dat deze site nog steeds operationeel is?
Zoals bij vraag 6 is uiteengezet kan ik vanuit het buitenland opererende websites als dokteronline.com niet zomaar «uit de lucht halen». Wel kan ik de aflevering van geneesmiddelen in Nederland via beroepsbeoefenaren in Nederland tegenhouden.
Het gaat hierbij echter ook om een grensoverstijgend vraagstuk, waarbij de handhavende autoriteiten van andere landen hun verantwoordelijkheid zullen moeten nemen.