Het bericht ‘Geen directe treinverbinding meer vanuit Brabant naar België in 2012’ |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «geen directe treinverbinding meer vanuit Brabant naar België in 2012»?1
Ja.
Klopt het dat er vanaf 2012 geen rechtstreekse Intercityverbinding tussen Brabant en België meer is? Zo ja, betekent dit dat reizigers als alternatief óf gebruik moeten maken van de stoptrein Roosendaal–Antwerpen die 1 maal per uur rijdt en onderweg 10 keer stopt óf via Rotterdam moeten omreizen?
De Beneluxtrein is momenteel de enige rechtstreekse intercityverbinding tussen Noord-Brabant en België. De Beneluxtrein zal blijven rijden totdat de Fyra-dienst Amsterdam – Brussel 16 keer per dag per richting rijdt. Dit betekent dat de Beneluxtrein in ieder geval tot de zomer van 2012 blijft rijden.
Wanneer gaat de oorspronkelijk geplande Fyra van Den Haag via Breda naar België rijden? Kunt u toelichten wat u op dit moment doet om dit zo snel mogelijk te realiseren?
Zoals ook in de 29e Voortgangsrapportage HSL-Zuid aan uw Kamer gemeld, is het op dit moment niet bekend wanneer deze treindienst zal starten. Ik zal eind dit jaar opnieuw overleg voeren met mijn Belgische collega waar ik ook duidelijkheid wil krijgen over deze verbinding. Zoals ook in het Algemeen Overleg van 11 oktober jl. toegezegd, zal ik u daarna schriftelijk informeren over deze verbinding.
Deelt u de mening dat in ieder geval, totdat de Fyra via Breda rijdt, er een rechtstreekse Intercityverbinding tussen Brabant en België moet blijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dat te realiseren?
Ja, ik vind dat er een snelle treinverbinding moet blijven tussen Noord-Brabant en België. Omdat ik formeel geen bevoegdheid heb over de Beneluxtrein, zet ik mij in om bij komende gesprekken met de betrokken partijen (NMBS, NS en Belgische Staat) op korte termijn een alternatieve snelle treinverbinding tussen Noord-Brabant en België te realiseren.
Het artikel “Rampweek voor Syntus: alwéér seinstoring” |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rampweek voor Syntus: alwéér seinstoring»?1
Ja.
Kent u uw antwoorden op de vragen van 18 juni 2010 over dit onderwerp?2
Ja
Kunt u aangeven of het betreffende baanvak nog steeds het slechtst gewaardeerde baanvak van Nederland is? Zo ja, hoe verklaart u dit? Wat gaat u doen om dit op te lossen? Zo nee, hoeveel baanvakken worden er slechter gewaardeerd?
Er heeft een aanzienlijke verbetering van de prestaties plaatsgevonden sinds juni 2010 (punctualiteit toen rond de 75%, aantal uitgevallen treinritten rond de 10%). Zowel het aantal vertragingen als het aantal uitgevallen dan wel opgeheven treinritten op het baanvak is aanzienlijk teruggedrongen. Inmiddels wordt er een punctualiteit behaald van gemiddeld rond de 90% en is het aantal uitgevallen treinritten teruggebracht tot minder dan 3%. Er is sprake van een situatie die weinig afwijkt van het landelijk gemiddelde.
In 2010 werd het baanvak Arnhem-Winterswijk volgens de OV-klantenbarometer het slechtst gewaardeerd van alle lijnen. Het «Algemeen klantenoordeel van alle onderzoeksgebieden» bedroeg 5,9 (Bron: OV Klantenbarometer, maart 2011).
Deze meest recente cijfers van OV Klantenbarometer (publicatiedatum maart 2011) geven echter geen actueel beeld; de enquêtes zijn al in het najaar van 2010 afgenomen. Op dat moment was de verbetering van de prestatie van het baanvak nog niet structureel merkbaar. Met de situatie van zomer 2010 nog in het hoofd is het logisch dat het klantoordeel op deze lijn nog steeds erg laag was. Er zijn geen recentere reizigerswaarderingscijfers beschikbaar.
Kunt u een overzicht geven van de storingen op het baanvak Arnhem–Winterswijk vanaf juni 2010? Ziet u ten opzichte van juni 2010 verbeteringen in de prestaties? Zo ja, is het mogelijk deze lijn nog verder door te trekken? Zo nee, waarom niet? Is het mogelijk om aan te geven waardoor de storingen zijn veroorzaakt? Is er nog steeds sprake van «kinderziektes»?
Er is een duidelijke verbetering van de prestaties zichtbaar sinds juni 2010, zoals ik in vraag 3 heb aangegeven. Deze prestatieverbetering is het gevolg van een groot aantal maatregelen die zijn getroffen ter verbetering van de robuustheid en punctualiteit. Hiervoor heeft ProRail samen met de vervoerder en de provincie Gelderland in september 2010 een lijnteam opgericht met de volgende aanpak:
Ondanks de aanzienlijke verbetering van de prestaties sinds juni 2010 zijn ProRail, Syntus en de Provincie van mening dat de prestatie voor de reiziger verder omhoog moet. Daarom werken zij vanuit het genoemde lijnteam samen aan het verder terugdringen van het aantal vertraagde en uitgevallen treinen. Voor de nabije toekomst zijn onder andere de volgende maatregelen voorzien:
Heeft ProRail ondertussen het baanvak Arnhem–Winterswijk vernieuwd? Zo ja, wat is dan de reden van de vele storingen? Zo nee, waarom niet?
Op het baanvak is een groot aantal maatregelen getroffen, zoals onder vraag 4 is toegelicht. Er heeft geen totale vernieuwing plaatsgevonden.
Zoals aangeven bij de beantwoording van vraag 3 is er hierdoor een aanzienlijke verbetering van de prestaties zichtbaar sinds juni 2010. De verstoringen die nu nog plaatsvinden, zijn grofweg door 40% materieel, 30% infra, 20% weer en derden, 10% proces/onbekend
De verschillende betrokken partijen werken vanuit het genoemde lijnteam samen aan het verder terugdringen van deze verschillende categorieën van storingen en daarmee het verbeteren van de prestaties voor de reiziger.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van reizigers in de Achterhoek in het openbaar vervoer op deze manier verder geschonden wordt? Op welke wijze kunt u ervan bijdragen om het vertrouwen te herstellen?
Vertrouwen van reizigers in het openbaar vervoer valt of staat met een betrouwbare en punctuele uitvoering van de dienstregeling. Zowel ProRail als Syntus werken voortdurend aan het verbeteren van de betrouwbaarheid en de punctualiteit. Daarnaast worden thans activiteiten door beide partijen ontplooid die eveneens bijdragen aan het verhogen van een betrouwbare en punctuele dienstregeling.
Bent u voornemens ProRail en Syntus op te roepen gedupeerde reizigers tegemoet te komen?
Ik beschouw dit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ProRail en Syntus.
Voor zover ik kan beoordelen stellen zij ook alles in het werk om in gemeenschappelijkheid de reizigers tegemoet te komen.
Wat is uw beoordeling van de genomen maatregelen om gestrande reizigers zo snel mogelijk met alternatief vervoer te kunnen vervoeren? (Zie uw antwoord op vraag 6 van de eerder genoemde vragen)
Op grond van de verleende concessie is Syntus verplicht voor vervangend busvervoer te zorgen, dat binnen een uur ter plaatse moet zijn. Voor incidentele verstoringen is dat een adequate oplossing.
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat de storingen zich voor blijven doen?
Ik heb er het volste vertrouwen in dat beide partijen er alles aan zullen doen om het aantal verstoringen blijvend terug te dringen.
Wie is er nu verantwoordelijk voor de verstoringen: Syntus of Prorail?
Zie ook het antwoord op vraag 5. Als het gaat om infrastructuurstoringen is ProRail verantwoordelijk. Als het gaat om materieel verstoringen is Syntus verantwoordelijk. Daar komt bij dat er ook sprake is van verstoringen als gevolg van derden. Hierbij moet u denken aan vandalisme, zogenaamde spoorlopers, en aanrijdingen. In goed overleg wordt in deze gevallen door beide partijen naar een oplossing gezocht die tot gevolg heeft, dat activiteiten worden ontplooid die bijdragen aan het herstel van de betrouwbaarheid van de infrastructuur en de treindienst.
Het bericht dat gemeenten hogere bouwleges vragen door de Wet algemene beginselen omgevingsrecht (Wabo) |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bouwen kost gemeente klauwen met geld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Wet algemene beginselen omgevingsrecht (Wabo) er voor zorgt dat de burger onnodig financieel de dupe wordt van de administratieve rompslomp van de gemeente? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Wabo leidt tot vermindering van de administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven. Burgers en bedrijven kunnen één (digitale) integrale aanvraag voor hun project doen, zonder dat ze langs meerdere loketten van verschillende overheden hoeven. De gemeenten zullen zo is mijn verwachting na het goed ingeregeld hebben van de werkprocessen een efficiëntere afhandeling van de vergunningverlening hebben. Dat wordt ook al gemeld door een aantal gemeenten, die hun werkproces gedigitaliseerd hebben. De invoering van de Wabo betekent voor veel gemeenten een andere manier van werken dan voor inwerkingtreding Wabo: er moet veel meer focus zijn op het totale project van de burger en het bedrijf. Ook betekent de Wabo een behoorlijke stap in digitale dienstverlening en digitaal werken. Het is een belangrijke ontwikkeling voor de dienstverlenende overheid. Voor de initiële extra kosten die de invoering van de Wabo met zich meebrengt, zijn gemeenten reeds gecompenseerd via het gemeentefonds.
Zijn er bij u nog meer gemeentes bekend die vanwege de inwerkingtreding van de Wabo de bouwleges hebben verhoogd, of in de toekomst van plan zijn om dat te doen?
Nee. Als oorzaak van eventuele stijging voor de gemeentelijke kosten in het jaar 2011 wordt door een aantal gemeenten genoemd dat als gevolg van de economische omstandigheden minder aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen worden ingediend. Daardoor drukken de kosten van de vergunningverlening op een kleiner aantal projecten, zoals ook gemeld in het door u genoemde bericht. Ik sluit niet uit dat hierdoor de bouwleges per project in sommige gemeenten (zullen) stijgen.
Momenteel loopt er een onderzoek naar de toepassing van de Leidraad transparante berekening van leges door gemeenten. Ik wil u hierbij ook wijzen op mijn antwoorden op de eerder door de SP gestelde vragen over transparante berekening van leges2. In het kader van dat onderzoek wordt gemeenten onder meer gevraagd naar eventuele redenen voor tariefsverhoging. Ik zal, zoals in de eerdere beantwoording is toegezegd, de Kamer daarover in de loop van 2012 informeren.
Bent u van plan om iets te doen om de administratieve rompslomp voor gemeentes te verlagen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de eerdere antwoorden, zien we op dit moment geen aanleiding nu actie te ondernemen. De Minister van I&M onderhoudt in het kader van de uitvoering van de Wabo nauwe contacten met de gemeenten. Uit die contacten blijkt dat gemeenten bezig zijn om hun werkprocessen zo goed en efficiënt mogelijk in te richten op de toekomst, ten einde de burgers en bedrijven zo goed en efficiënt mogelijk te bedienen. Ook vanuit het onderzoek zoals gemeld bij antwoord 3 monitor ik de ontwikkelingen. Mocht ik op basis van uitkomsten een duidelijke verschuiving zien dan zal ik met de minister van I&M bezien of nadere actie nodig is.
De praktijken van privékliniek Geertgen uit Elsendorp |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de privékliniek Geertgen, die mensen die zwanger willen worden of een kind willen, aanzet tot donorschap?1
De kliniek Geertgen past aldus de website waarnaar deze vraag verwijst, een systeem van coöperatieve wederkerigheid toe.
Onlangs heeft de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) haar standpunt «Gameetdonatie in een systeem van faire wederkerigheid» uitgebracht. In dit standpunt geeft de NVOG in haar conclusie aan (zie hiervoor ook www.nvog.nl) dat terughoudendheid is geboden omdat het een kwetsbare patiëntengroep betreft, deze stellen zich in een afhankelijkheidspositie bevinden en daarmee de vraag rijst of zij wel in volledige vrijheid een beslissing kunnen nemen over eventuele gameetdonatie. De NVOG is daarom van mening dat er procedurele waarborgen moeten komen om deze vrijheid te garanderen. Zolang deze waarborgen ontbreken meent de NVOG dat medewerking aan spiegeldonatie van gameten in een systeem van faire wederkerigheid onzorgvuldig en derhalve ongewenst is.
Ik waardeer het initiatief van de NVOG tot het opstellen van een standpunt over een dergelijk gevoelig onderwerp. Het standpunt roept echter, juist waar het gaat over de vraag in hoeverre mensen in deze situatie in vrijheid kunnen beslissen, nog veel vragen op. Tegelijkertijd zien we dat de problemen door draagmoederschap in het buitenland, waarnaar steeds meer Nederlandse stellen hun toevlucht zoeken, toenemen. Daarom wil ik mij beraden op deze problematiek. Ik zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2012 een bredere analyse schetsen en mijn standpunt hierover doen toekomen. Deze tijd neem ik omdat grote zorgvuldigheid op dit onderwerp is vereist, mede gezien de samenhang met andere vraagstukken rondom donatie.
Vindt u het geoorloofd dat mensen, waarbij een grote kinderwens bestaat, zo tot een handelwijze worden gedwongen waar de privékliniek voordeel aan heeft doordat deze kliniek extra behandelingen kan verrichten? Is dit geen misbruik maken van de moeilijke situatie waarin deze mensen verkeren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat uw oordeel over het volgende geval waarbij een patiënt door Geertgen een medisch zwaardere behandeling krijgt aangeboden als zij eicellen doneert terwijl een lichtere ingreep op medische gronden is geïndiceerd?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de financiële voordelen voor deze privékliniek bij deze handelwijze?
Meer behandelingen zal leiden tot een hoger omzet voor de kliniek. Ik heb er geen zicht op of en in hoeverre dat leidt tot financieel voordeel.
Past deze handelwijze binnen de Nederlandse wetgeving, zeker ook gezien het feit dat deze kliniek geen vergunning heeft voor In Vitrofertili-satie (IVF) behandelingen?3 Zo neen, wat gaat u daartegen ondernemen?
De ivf-vergunning regelt niets over eiceldonatie. De vraag of de handelswijze van Geertgen past binnen de Nederlandse wetgeving en in het bijzonder binnen artikel 5 Embryowet, maakt onderdeel uit van mijn beraad.
Is de handelwijze van Geertgen niet in strijd met artikel vijf van de Embryowet?3
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor personeelsleden werken bij Geertgen? Zijn zij bevoegd? Is er sprake van dat zij ooit te maken hebben gekregen met een of andere tuchtmaatregel als waarschuwing, berisping, boete, schorsing of doorhaling?
Op de website van de kliniek Geertgen wordt aangegeven dat er verschillende disciplines in het centrum werken, waaronder gynaecologen, een embryoloog en verpleegkundigen. Voor alle artsen van Geertgen is nagegaan of zij een BIG-registratie hebben dan wel of er een doorhaling is opgelegd door een tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Bovendien is nagegaan of deze personeelsleden beperkingen zijn opgelegd in de zin van schorsing, opleggen van voorwaarden of gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid. Hieruit is gebleken dat de artsen werkzaam bij de kliniek Geertgen over een BIG-registratie beschikken. Aan geen van hen is een beperking opgelegd. De persoonsgegevens van de verpleegkundigen op de website zijn te beperkt om gegevens in het BIG-register te kunnen vinden. Ik zie geen aanleiding nadere onderzoekingen te doen om die gegevens alsnog te achterhalen.
Is het waar dat Geertgen bepaalde behandelingen in het buitenland (België) laat doen om de Nederlandse wetgeving te ontduiken? Zo ja, om welke behandelingen gaat het dan en wat is daarover uw oordeel?
Op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV) is het buiten het menselijk lichaam tot stand brengen van embryo’s vergunningplichtig. Dit is de verrichting die Geertgen in Düsseldorf laat uitvoeren, omdat de kliniek zelf geen vergunning heeft voor het verrichten van deze handeling.
Geertgen overtreedt daarmee niet de WBMV.
Klopt het dat het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven de samenwerking met Geertgen heeft opgezegd? Zo ja, wat was daarvan de reden?
Ik heb niet bij Geertgen navraag gedaan naar de redenen voor het beëindigen van de samenwerking met het Catharina ziekenhuis en vind dat ook niet op mijn weg liggen.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg ten aanzien van zowel kwalitatieve als ethische aspecten van de behandelingen van Geertgen?
De IGZ volgt de kliniek Geertgen al vele jaren, daarbij uiteraard toetsend aan alle relevante wetgeving. Recent contact met Geertgen heeft ertoe geleid dat de IGZ Geertgen heeft aangesproken op het ontbreken van externe kwaliteitstoetsing. Geertgen heeft tot december 2011 de tijd gekregen om dit op orde te brengen. Buiten dit heeft de IGZ geen andere feiten geconstateerd die aanleiding gaven tot maatregelen. Vanzelfsprekend blijft de IGZ de betreffende kliniek in de gaten houden, net als zij dat bij andere zorginstellingen doet.
Wat is het standpunt van de beroepsvereniging, de Nederlandse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), in deze?
Zie het antwoord op de vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de mening, dat wanneer het gaat om verzekerde zorg, slechts medische redenen doorslaggevend mogen zijn bij de behandeling van patiënten en dat iedereen op zijn of haar beurt moet wachten tenzij er sprake is van een medische noodsituatie, dus dat voorkruipzorg uit den boze is? Wilt u uw standpunt toelichten?
Ik sta op het standpunt dat medische criteria leidend moeten zijn bij het bepalen van de behandelvolgorde in geval van begrensde behandelmogelijkheden. Dit vloeit ook voort uit de Kwaliteitswet zorginstellingen die bepaalt dat aanbieders gehouden zijn verantwoorde zorg te leveren. Op de vraag in hoeverre dit standpunt voor de vragen over Geertgen relevant is kom ik terug in mijn hierboven toegezegde standpunt.
Ook de in de vraag gebruikte term voorkruipzorg lijkt niet erg van toepassing. Die term is enige jaren geleden ontstaan vanuit situaties waarin verzekeraars met ziekenhuizen afspraken hadden gemaakt over een snelle behandeling voor de eigen verzekerden en situaties met bedrijvenpoli die een snelle behandeling van werknemers in het vooruitzicht hadden gesteld.
Mogelijk zijn wel bepaalde elementen uit de discussies over voorkruipzorg bij het systeem dat Geertgen hanteert aan de orde. Ik zal hierop terugkomen in mijn standpunt.
Bent u bereid in te grijpen bij Geertgen? Zo neen, waarom niet? «Een maatschappelijk vernieuwend beleid door coöperatieve wederkerigheid tussen Behandelcentrum Geertgen en de patiënt in donatie van geslachtscellen»
De beoordeling of er reden is in te grijpen bij Geertgen laat ik aan de IGZ over. Het antwoord op vraag 10 geeft wat dit betreft de stand van zaken weer.
«Een maatschappelijk vernieuwend beleid door coöperatieve wederkerigheid tussen Behandelcentrum Geertgen en de patiënt in donatie van geslachtscellen»
Een paar met een onvervulde kinderwens, veroorzaakt door een ernstige oligozoöspermie, bezoekt het spreekuur van een fertiliteitscentrum. Ze willen gaan voor donorinseminatie met onbekende donor en niet voor ICSI, een variant van IVF.
Het IVF centrum heeft geen donorbank en daarom maken zij een afspraak in Geertgen. Zij willen gaan voor inseminatie met donorzaad, maar krijgen daar te horen dat ze eerder behandeld kunnen worden zonder wachtlijst, als zij bereid is ook eicellen af te staan. Het afstaan van eicellen kan niet tijdens een inseminatie behandeling en daarom wordt IVF aangeraden. Daarbij kun je de helft van de eicellen gebruiken voor eigen voortplanting met donorzaad en kun je de andere helft doneren. Het paar wil graag snel door met de behandeling en kiest daarom voor de optie van IVF met donorzaad, waarbij de vrouw een deel van de eicellen doneert aan derden. Daartoe moet ze dus wel IVF ondergaan en niet de eenvoudigere behandeling «inseminatie». Eigenlijk ondergaat ze dus een zwaardere en duurdere behandeling (IVF) terwijl medisch gezien er slechts een indicatie bestaat voor de goedkopere en minder belastende behandeling (IUI). Dat vooral dus omdat ze daarmee de wachtlijst ontloopt.
De verplichte vrijwillige bijdrage voor leerlingen van het volwassenenonderwijs (VAVO) |
|
Manja Smits (SP) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «ROC’s eisen onterecht financiële bijdrage van scholieren»2
Roc’s mogen niet de toegang weigeren c.q. inschrijving weigeren op grond van het niet betalen van een vrijwillige bijdrage. De wet stelt immers, dat de inschrijving voor een opleiding niet afhankelijk gesteld kan worden van andere geldelijke bijdragen dan het les- of cursusgeld. De inspectie heeft bij LAKS nadere informatie opgevraagd om te kunnen beoordelen of hier sprake is van niet-naleving van de wet. Ingeval van niet-naleving van de wet zal de inspectie het bevoegd gezag hierop aanspreken en maatregelen eisen.
In beginsel is het scholen toegestaan een vrijwillige bijdrage te vragen van hun studenten, met dien verstande dat een besluit over de hoogte en de aanwending van de vrijwillige bijdrage instemming behoeft van de deelnemersraad. Studenten zijn echter nooit verplicht om akkoord te gaan met een vrijwillige bijdrage.
Is het een regionaal Opleidingscentrum (ROC) toegestaan om leerlingen die volwassenenonderwijs willen volgen, te weigeren wanneer zij niet de vrijwillige bijdrage betalen van 200 euro?
Nee, een roc mag de leerling niet weigeren omdat hij of zij de vrijwillige bijdrage niet betaalt. In de onderwijspraktijk is echter een verwevenheid ontstaan van de vrijwillige bijdrage met leermiddelen die studenten noodzakelijkerwijs dienen aan te schaffen om de opleiding goed te kunnen afronden. De inspectie heeft bij LAKS nadere informatie opgevraagd en zal na het verkrijgen van de informatie beoordelen of hier sprake is van niet-naleving van de wet. In geval van niet-naleving van de wet zal de inspectie het bevoegd gezag hierop aanspreken en maatregelen eisen.
Kan een school een leerling verplichten om het bedrag, bestemd voor de vrijwillige bijdrage, ter plekke bij de receptie van scholen af te rekenen?
Nee, omdat het om een vrijwillige bijdrage gaat, kan er dus ook niet geëist worden dat deze ter plekke betaald wordt.
Wanneer u schrijft dat lesmateriaal in principe niet via een niet-wettelijke bijdrage bij de student in rekening hoort te worden gebracht, omdat hier voor de rijksbijdrage bedoeld is, bedoelt u dan dat deze praktijk onwettelijk is? Zo ja, wat onderneemt u tegen opleidingen die dit toch doen? Zo neen, waarom niet?3
De inspectie toetst de onderwijspraktijk op basis van de huidige wetgeving en neemt maatregelen en legt zonodig een bekostigingssanctie op in individuele gevallen waarbij de wet niet wordt nageleefd.
In mijn antwoorden op de vragen van de leden Çelik, Smits en Beertema d.d. 24 juni 2011 (Kamervragen (aanhangsel) 2010–2011, 2962–2964) heb ik aangegeven, dat in de onderwijspraktijk een grijs gebied is ontstaan, mede door de ontwikkelingen op ict-gebied, waardoor niet altijd duidelijk is welke schoolkosten voor rekening van de overheid/scholen is, welke schoolkosten voor noodzakelijke leermiddelen voor rekening van de student zijn en wat tot de vrijwillige bijdrage gerekend mag worden. Daarom ben ik nu bezig met het opstellen van een richtlijn die helderheid gaat geven aan zowel de mbo-scholen als studenten en ouders over schoolkosten te betalen door de studenten, schoolkosten te betalen door de school/overheid en vrijwillige bijdragen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met JOB, MBO Raad en de inspectie. Deze richtlijn biedt de scholen, studenten en ouders straks meer helderheid in wat wel en wat niet mag en geeft de onderwijsinspectie houvast in de beoordeling van extra schoolkosten en vrijwillige bijdragen die gevraagd worden aan studenten en ouders. Zonodig zal ook de wetgeving hierop aangepast worden. Ik beoog de scholen, studenten en ouders uiterlijk maart 2012 te informeren over de richtlijn «extra schoolkosten/vrijwillige bijdrage» opdat hiermee voor het volgende schooljaar rekening gehouden kan worden.
Deelt u de vrees dat er structureel iets mis is met de manier waarop ROC’s omgaan met de vrijwillige bijdrage, nu in korte tijd weer fouten naar buiten komen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen?
Ik ben van mening, dat de afgelopen jaren teveel klachten zijn gerezen over de wijze waarop met extra schoolkosten en vrijwillige bijdrage wordt omgegaan. Daarom neem ik nu maatregelen opdat volgend schooljaar hierover geen misverstanden meer kunnen ontstaan. De op te stellen richtlijn zal door de inspectie als beoordelingskader gebruikt worden.
Bent u bereid om een sanctie op te leggen aan een ROC bij elke gegronde klacht die u ontvangt via het Landelijk Aktie Komittee Scholieren (LAKS), de Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs (JOB), de Socialistische Partij (SP) of anderen, over het verplicht stellen van een vrijwillige bijdrage? Zo neen, waarom weigert u de wet te handhaven?
Als de inspectie constateert, dat een instelling in strijd met de wet handelt, kan in uiterste geval een bekostigingssanctie worden opgelegd als daartoe voldoende grond is.
Bent u bereid alsnog de onderwijsinspectie een onderzoek te laten verrichten naar het onterecht verplicht stellen van schoolkosten door ROC’s, zoals eerder is gedaan in het voortgezet onderwijs, nu wederom blijkt dat ROC’s zich niet aan de regels houden?4
De inspectie zal in individuele gevallen waarbij een signaal of klacht gemeld wordt over het onterecht verplicht stellen van schoolkosten onderzoek doen en zonodig maatregelen nemen.
Een stelselonderzoek levert weinig toegevoegde waarde; de klachten die JOB heeft verzameld geven een goed beeld van de problematiek. Effectiever zal zijn, dat via de richtlijn helder wordt vastgelegd wat wel en wat niet kan en dat de inspectie hiermee een helder beoordelingskader krijgt om te kunnen toetsen of wel of niet aan de wet wordt voldaan.
Bent u bereid om op basis van dit onderzoek direct sancties op te leggen aan een ROC bij elke fout die de onderwijsinspectie aantreft met betrekking tot de vrijwillige bijdrage? Zo nee, welke functie hebben de wettelijke bepalingen rondom de vrijwillige bijdrage, wanneer de wet niet wordt gehandhaafd?
Bij niet-naleving van de wet kan in het uiterste geval een bekostigingssanctie worden opgelegd.
Spoorverbindingen vanuit Brabant richting Antwerpen |
|
Arie Slob (CU) |
|
Kent u het bericht «Geen treinverbinding meer vanuit Brabant naar België in 2012»?1 Klopt het dat met ingang van 11 december 2011 er geen directe intercity of HSL-verbinding meer is vanuit Noord-Brabant met België?
Ik ken de berichtgeving waar u naar verwijst. De stelling dat er geen intercity of HSL-verbinding zal zijn vanuit Noord-Brabant per 11 december 2011 is niet juist. De Beneluxtrein zal blijven rijden totdat de Fyra-dienst Amsterdam – Brussel 16 keer per dag per richting rijdt. Dit betekent dat de Beneluxtrein in ieder geval tot de zomer van 2012 blijft rijden.
Hoe rijmt u dit met de toezegging van uw voorganger dat de Beneluxtrein zal blijven rijden zolang er nog geen alternatief is over de HSL-Zuid?
De Beneluxtrein zal blijven rijden totdat de Fyra Amsterdam – Brussel 16 keer per dag per richting over de HSL-Zuid rijdt. Daarnaast zet ik mij, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, in om een nieuwe verbinding tussen Noord-Brabant en België te realiseren wanneer NS en NMBS stoppen met de Beneluxtrein.
Deelt u de mening dat de Beneluxtrein niet mag verdwijnen voordat er een HSL-verbinding vanuit Breda aangeboden wordt aan de reiziger en dat alleen het alternatief van een stoptreinverbinding vanuit Roosendaal onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de Beneluxtrein rijdt op basis van een samenwerkingsverband tussen NMBS en NS, heb ik formeel geen bevoegdheid over deze treinverbinding. Hierdoor kan ik de vervoerders moeilijk dwingen om de Beneluxtrein te behouden. Ik zet mij in de gesprekken met de betrokken partijen (NMBS, NS en Belgische Staat) in om op korte termijn een snelle treinverbinding tussen Noord-Brabant en België te realiseren.
Bent u bereid in overleg te gaan met NS om de Beneluxtrein per 11 december 2011 in ieder geval voor het zuidelijke deel van het traject tussen Noord-Brabant en België te behouden zolang er geen goede oplossing is gevonden?
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 2.
Wat is de stand van zaken van uw overleg met de Belgische autoriteiten en de Belgische spoorwegen (NMBS) over de realisatie van de verbinding Den Haag-Breda-Brussel?
Ik zal eind dit jaar opnieuw overleg voeren met mijn Belgische collega waar ik ook duidelijkheid wil krijgen over deze verbinding. Zoals ook in het Algemeen Overleg van 11 oktober jl. toegezegd, zal ik u daarna schriftelijk informeren over deze verbinding.
Het bericht dat Nederland een gezamenlijk EU-standpunt over het Midden-Oosten blokkeert |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland blokkeert gezamenlijk EU-standpunt Midden-Oosten»?1
Ik heb er kennis van genomen.
Klopt het dat het overleg over het gezamenlijke standpunt werd afgebroken omdat vooral Nederland dwars zou liggen?
Net als een aantal andere EU-lidstaten heeft Nederland meerdere keren concrete tekstvoorstellen gedaan voor een evenwichtige EU-verklaring. Op het moment dat de verklaring zou worden afgegeven was er nog geen consensus over deze voorstellen, waardoor de EU niet tot een gemeenschappelijke verklaring kon komen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde persoonlijk door u werd geïnstrueerd om de verklaring niet te steunen?
Nee, instructieverlening vond plaats langs reguliere ambtelijke lijnen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde een uur voordat het formele debat in Geneve begon aangaf dat Nederland de Europese verklaring niet kon steunen?
Nee, het formele debat was al begonnen toen definitief bleek dat EU-consensus niet mogelijk was.
Klopt het dat Nederland niet gelukkig was met «bepaalde formuleringen uit de verklaring, zoals het veelvuldig noemen van de «tweestatenoplossing»? Zo ja, waarom vond u dit onwenselijk?
De tweestatenoplossing is staand Nederlands beleid. De concepttekst van de EU-verklaring was echter niet evenwichtig en sloot niet aan op de inhoudelijke ontwikkelingen van het EU-overleg in New York tijdens de lopende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). De concepttekst stond op gespannen voet met het doel om tot hervatting van deze onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen te komen.
Zoals bekend hecht de Nederlandse regering zeer aan het bereiken van de tweestatenoplossing door middel van onderhandelingen gebaseerd op de zgn EU-parameters:
Klopt het dat u het onwenselijk vond dat de verklaring melding maakte van de arrestatie door Israël van demonstrerende mensenrechtenactivisten?
Nederland wilde deze kwesties via tekstsuggesties evenwichtiger tot uitdrukking gebracht zien. De wijze waarop de positie van mensenrechtenverdedigers in Israël en de Palestijnse Gebieden werd gepresenteerd, deed geen recht aan de mogelijkheden binnen het Israëlisch rechtsstelsel. Ook de verwoording van de onrechtmatige huizensloop op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem was onevenwichtig.
Nederland beschouwt de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem als illegaal. Op 28 september jl. heb ik een verklaring afgegeven waarin ik het besluit om 1 100 nieuwe wooneenheden in Oost-Jeruzalem te bouwen betreur, omdat het contraproductief is voor het vredesproces. Ik heb de Israëlische regering opgeroepen dit besluit terug te draaien.
Klopt het dat u de afbraak van Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem en op de Westoever niet in de verklaring wilde hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het optreden van Nederland in dit besluitvormingsproces constructief? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom?
Ja. De Nederlandse tekstsuggesties werden door een aantal EU-lidstaten gesteund. Nederland houdt onverkort vast aan de noodzaak van hervatting van de onderhandelingen gericht op een tweestatenoplossing op basis van de bovenstaande EU-parameters. Zoals ik in mijn toespraak voor de AVVN heb gezegd en ook in rechtstreekse gesprekken met premier Netanyahu en president Abbas heb benadrukt, moet het devies zijn: onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen.
Bent u, vanwege de urgentie van de vragen en de dynamiek van dit EU-overleg en de dynamiek van de vredesproces, bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Een klap voor de Britse luchtvaart, massa-ontslag bij BAE Systems te wijten aan problemen Eurofighter en JSF»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de toekomst van de Britse luchtvaartindustrie gekoppeld is aan het aantal te produceren JSF toestellen?
Ik kan geen uitspraken doen over de toekomstverwachtingen van de Britse Luchtvaartindustrie.
Bent u bekend met de relatie tussen het aantal door de Britse overheid te bestellen JSF toestellen en de hoeveelheid werk die BAE in het JSF project zou mogen uitvoeren?
Ik beschik niet over informatie over de in vraag 3 genoemde relatie en ik kan geen vergelijking maken van de situatie in het Verenigd Koninkrijk met die in Nederland. Over de potentiële productieomzet van de Nederlandse industrie zijn in 2006 afspraken gemaakt met Lockheed Martin en de motorenleveranciers. In het antwoord op de vragen 10, 11, 12 en 13 wordt daar verder op ingegaan.
Deelt u de mening dat Nederland in een vergelijkbare positie verkeert en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over het feit dat de productie van de JSF toestellen nog altijd niet op gang is gekomen als gevolg van de enorme vertragingen en kostenoverschrijdingen? Wat voor gevolgen heeft dit voor de Nederlandse spelers in dit dossier?
De productie van F-35-toestellen is al enkele jaren geleden begonnen in de vorm van de Low Rate Initial Production (LRIP). De productieserie LRIP 1 (twee toestellen) is gereed, de productieserie LRIP 2 (twaalf toestellen) is grotendeels voltooid en de toestellen van de productieseries LRIP 3 en 4 (respectievelijk zeventien en 32 toestellen, waaronder de twee Nederlandse) bevinden zich op dit moment in verschillende stadia van het productieproces. Wel heeft de F-35 productie in de afgelopen tijd te maken gehad met vertragingen en is inmiddels het aantal te produceren toestellen in de eerstkomende jaren verlaagd. Hierover is de Kamer geïnformeerd met onder andere de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 258 van 17 maart jl.). Voor de Nederlandse industrie heeft een vertraging tot gevolg dat productieomzet later zal worden behaald. Zie ook het antwoord op de vragen 6, 7 en 8.
Wanneer bent u door het Pentagon geïnformeerd over het tot nader order uitstellen door de VS van de productie van 224 JSF’s? Wanneer ben u geïnformeerd over de achterliggende reden van het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s? Wanneer is het JPO geïnformeerd over het tot nader order uitstellen door de VS van de productie van 224 JSF’s?
Net als andere internationale partners heeft de Amerikaanse overheid de bestelreeksen voor F-35 toestellen in het verleden aangepast.
De Amerikaanse minister van Defensie Gates heeft op 1 februari 2010 aangekondigd dat de productie van 121 toestellen naar latere jaren wordt verschoven. Dit werd op 6 januari 2011 gevolgd door een soortgelijke aankondiging voor nog eens 124 toestellen. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brieven van 16 februari 2010 en 7 januari 2011 (Kamerstukken 26 488, nrs. 217 en 252). De herkomst van het in mediaberichten genoemde aantal van 224 vertraagde toestellen is mij niet bekend.
De verplaatsing van productieaantallen naar latere jaren heeft voor de industrie, en dus ook voor de Nederlandse industrie, tot gevolg dat productieomzet later wordt behaald. Er is geen rechtstreeks verband tussen bestelreeksen van partnerlanden en de business case. De afdracht van de Nederlandse industrie aan de Staat betreft de omzet niet alleen voor toestellen van partnerlanden maar ook voor die van derde landen. Verder is begin 2010 met de industrie overeengekomen dat de business case niet meer zal worden herijkt. Wel is er sprake van boekhoudkundige meetmomenten in 2020 en in 2030. De brief van 17 januari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 253, antwoord op vraag 47) gaat hier nader op in.
Het Amerikaanse ministerie van Defensie zal naar verwachting moeten bezuinigen op de begroting voor 2013. Op dit moment is het nog onbekend of, en zo ja, in hoeverre het Amerikaanse F-35 project door deze bezuinigingen zal worden getroffen. Het is daarom ook niet mogelijk uitspraken te doen over eventuele effecten voor de Nederlandse werkgelegenheid in de vliegtuigindustrie.
Welke gevolgen heeft het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s voor de huidige en de te verwachten werkgelegenheid in de Nederlandse vliegtuigindustrie? Welke gevolgen heeft het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s voor de Nederlandse businesscase? Welke gevolgen heeft het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s in het bijzonder voor Fokker?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer bent u geïnformeerd over de nieuwe reducties die mogelijk in de lucht hangen? Kunt u uiteenzetten welke gevolgen dit kan hebben voor de (te verwachten) werkgelegenheid in deNederlandse vliegtuigindustrie? Kunt u aangeven welke gevolgen dit kan hebben voor de Nederlandse businesscase?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven wanneer het officiële SAR-2010 rapport zal verschijnen waarin de aangepaste planning is verwerkt?
In de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 275) heb ik gemeld dat een aangepast Selected Acquistion Report (SAR) 2010 over de F-35 zeker niet voor de herfst van dit jaar aan de orde zou zijn. Inmiddels is duidelijk dat het Pentagon vanwege de mogelijke bezuinigingen op de Amerikaanse defensiebegroting geen aangepast SAR 2010-rapport meer zal aanbieden aan het Congres. Naar verwachting zal een nieuw SAR-rapport (SAR 2011) pas in het voorjaar van 2012 het licht zien.
Welke gevolgen heeft het mogelijk schrappen van de B-versie van de JSF voor de werkgelegenheid in de Nederlandse vliegtuigindustrie? Welke gevolgen heeft het mogelijke schrappen van de B-versie van de JSF voor de Nederlandse businesscase?
Zoals uiteengezet in de brieven van 24 maart 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 223) en van 17 januari jl. is in 2020 geen herijking van de business case aan de orde zoals dit begrip wordt gehanteerd in de Medefinancieringsovereenkomst. In 2020, en ook in 2 030, zal sprake zijn van een boekhoudkundig meetmoment waarbij de stand wordt opgemaakt van de gerealiseerde afdrachten door de industrie en van de verkregen royalty’s over de verkoop van de F-35 aan derde landen.
Zoals gemeld in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 448, nr. 258) zijn in 2006 afspraken gemaakt met Lockheed Martin over de potentiële productieomzet. Met de motorenproducenten zijn vergelijkbare afspraken gemaakt. In de afspraken is vastgelegd hoe de Nederlandse industrie op basis van best value kan worden ingeschakeld bij de productie voor het programma. De bijbehorende Industrial Participation Plans (IP-plannen) worden halfjaarlijks door Lockheed Martin in overleg met het ministerie van EL&I geactualiseerd. Daarbij worden onder andere veranderingen in de IP-plannen verwerkt die het gevolg zijn van een andere verdeling tussen de verschillende varianten van de F-35. Met een andere verdeling tussen de F-35 varianten zal het aantal en de soort componenten waarvoor de Nederlandse industrie een offerte kan uitbrengen mogelijk in zeer beperkte mate wijzigen. Het besluit van de Britse regering wordt in de eerstvolgende cyclus verwerkt waarna eventuele effecten in kaart kunnen worden gebracht. De Britse aanschaf van de F-35 C variant in plaats van de F-35 B heeft geen significante gevolgen voor de ramingen van de Nederlandse productieomzet omdat een en ander binnen de gehanteerde marges zal blijven. Zie ook het antwoord op de vragen 6, 7 en 8.
De ramingen van de werkgelegenheid die samenhangt met het JSF-programma zoals uiteengezet in de brief van 2 april 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 163) berusten op de gehele periode van de productie- en instandhoudingfase tot en met 2052. De verwachting ten aanzien van de totale werkgelegenheid in die periode berust op een schatting van 4 500 te produceren toestellen voor partnerlanden en derde landen samen. Deze schatting is tot op heden niet gewijzigd. Ramingen voor afzonderlijke jaren zijn daarbij niet zinvol omdat er altijd sprake kan en zal zijn van verschuivingen tussen de jaren binnen die periode. In de komende jaarrapportages zal aandacht worden besteed aan de verwachtingen voor de betrokkenheid van de Nederlandse industrie als die in belangrijke mate wijzigen.
Welke gevolgen heeft het besluit van de Britse regering om de bestelling van 138 F-35 B’s om te zetten in goedkopere F-35 C’s voor de huidige en de te verwachten werkgelegenheid in de Nederlandse luchtvaartindustrie? Welke financiële gevolgen heeft dit voor de Nederlandse businesscase?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u uiteenzetten hoeveel banen er in het jaar 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 – waarin herijking van de Nederlandse businesscase zal plaatsvinden – voor de Nederlandse industrie op basis van het «JSF-werk» bijkomen, nu bekend is dat er bij BAE-systems nauwelijks of geen «JSF-werk» zal binnenkomen?
Zie antwoord vraag 10.
Wanneer ontvangt de Kamer een update over de gevolgen van de aanhoudende problemen bij de ontwikkeling en productie voor de JSF voor de Nederlandse vliegtuigindustrie? Wanneer ontvangt de Kamer een update over de gevolgen van de aanhoudende problemen bij de ontwikkeling en productie voor de JSF voor de Nederlandse businesscase?
Zie antwoord vraag 10.
Wat zijn de gevolgen van de aanhoudende problemen bij de ontwikkeling en productie van de JSF voor de Nederlandse testtoestellen?
De productie van de twee Nederlandse toestellen verloopt nog steeds volgens het schema dat is vermeld in de jaarrapportage over 2010. De aflevering van het eerste toestel is voorzien voor augustus 2012 en het tweede toestel voor maart 2013.
Welke gevolgen heeft de vertraging bij de productie van de JSF voor het langer doorvliegen met de F-16»s?
Zoals vermeld in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1) zal het kabinet geen verplichtingen aangaan voor andere toestellen dan de testtoestellen. Dit heeft tot gevolg dat de beoogde opvolger niet eerder dan 2019 bij de luchtstrijdkrachten zal instromen. De maatregelen die Defensie neemt met betrekking tot het langer doorvliegen met de F-16 zijn dan ook ingegeven door dit besluit, en houden geen verband met de vertragingen bij de productie van de F-35.
Kunt u deze vragen ruim voor het wetgevingsoverleg Materieel Defensie van 7 november 2011 beantwoorden?
Ja.
Het opzeggen van pachtcontract door Staatsbosbeheer |
|
Paulus Jansen (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Klopt het dat Gijs en Ans Evers uit Baarn gedwongen hun boerderij dreigen te moeten verlaten omdat Staatsbosbeheer hen wil ontpachten wegens het laten grazen van IJslandse paarden?
Landgoed Groeneveld is een rijksmonument met een uniek voorbeeld van Engelse landschapsstijl in Nederland. Deze landschapsstijl vereist dat een landschap van bos, weide en waterpartijen als symbool voor de band tussen mens en natuur kan worden beleefd. Daar hoort ook bij dat er zo min mogelijk hekken en zo min mogelijk verstoring plaats vindt om de vredige beelden (grazers, dichte bosranden, verstilde vijvers e.d.) te kunnen beleven.
Het houden van paarden leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen, een toename van het aantal hekken op het landgoed, beschadiging van de graszode door zeer intensieve betreding door de paarden en tot beschadiging van solitaire bomen. Staatsbosbeheer is van mening dat met het houden van paarden de essentie van het gecreëerde landschap en daarmee het rijksmonument wordt ondermijnd. De karakteristieke eigenschappen van het landgoed Groeneveld zijn ook vastgelegd in het bestemmingsplan van de gemeente Baarn
De heer Evers pacht gronden van Staatsbosbeheer op landgoed Groeneveld. Hij heeft in 2004 de wens te kennen gegeven bij derden in eigendom zijnde IJslandse paarden op zijn gepachte gronden te stallen.
Staatsbosbeheer heeft toen geen toestemming gegeven voor het houden van paarden. Bovendien was en is het houden van paarden in strijd met het bestemmingsplan van de gemeente Baarn.
Ondanks dat de heer Evers geen toestemming heeft gekregen van Staatsbosbeheer en handelde in strijd met het bestemmingsplan is de heer Evers wel paarden gaan houden. Er is sindsdien veelvuldig gecommuniceerd met de heer Evers en gezocht naar alternatieven om de heer Evers zijn bedrijf continuïteit te geven. De heer Evers hield vast aan de paarden en heeft het aantal zelfs uitgebreid. Bovendien is er een groot stuk grond verhard, staan er vele trailers, is er een toename van het aantal over het landgoed ongewenste verkeersbewegingen en is er illegaal een uitrijbak aangelegd. Al deze paardenactiviteiten zijn in strijd met de pachtovereenkomst tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers.
De gemeente Baarn heeft op 2 maart 2011 een handhavingsbesluit (last onder dwangsom) genomen, wegens voornoemde strijdigheid met het bestemmingsplan. De heer Evers dient op grond van dat besluit de paarden uiterlijk 1 januari 2012 te hebben verwijderd. Tegen dit besluit heeft de heer Evers beroep aangetekend
De rechtbank van Utrecht (pachtkamer) heeft op 22 juni 2011 uitspraak gedaan: pachtontbinding. De rechtbank heeft de heer Evers veroordeeld alle onroerende zaken uiterlijk 1 januari 2012 te ontruimen en te verlaten. Eveneens moet het gepachte weer in goede staat worden hersteld. Tegen dit vonnis heeft de heer Evers ook hoger beroep ingesteld. Staatsbosbeheer heeft met familie Evers afgesproken dat zij hangende het hoger beroep de boerderij nog niet hoeft te ontruimen per 1 januari 2012, maar dat de paarden wel per die datum weg moeten zijn, want Staatsbosbeheer kan de datum in het handhavingsbesluit van 2 maart 2011 niet veranderen.
Welke criteria worden er gehanteerd alvorens over te gaan tot ontpachten? Hoe zijn deze regels in dit geval toegepast? Welke landschappelijke en natuurbelangen zijn er in welke mate in het geding en welke negatieve gevolgen zijn er nu al aanwijsbaar?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het opzeggen van het pachtcontract een proportionele maatregel in dergelijke gevallen? Wat is uw beleid in zake ontpachten? Bent u het ermee eens dat het opzeggen van het pachtcontract een uiterste maatregel is die alleen in extreme gevallen moet worden ingeroepen?
Als gezamenlijk overeengekomen afspraken uit een pachtovereenkomst stelselmatig niet worden nagekomen en ook na aandringen er geen verbetering op treedt, dan kan Staatsbosbeheer als uiterste maatregel bij de rechter vragen om een pachtovereenkomst te ontbinden. Naar mijn mening was daar in dit geval sprake van. Staatsbosbeheer is daarbij zorgvuldig te werk gegaan. Dit is iets waar overigens ook de pachtrechter naar heeft gekeken.
Is er serieus werk gemaakt van de mogelijkheid om via bemiddeling tot een constructieve oplossing te komen voor de betreffende pachter en voor Staatsbosbeheer?
Staatsbosbeheer heeft van het begin af aan aangegeven dat het houden van paarden geen optie is. Er is uitgebreid contact geweest tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers over andere mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen, dat niet ten koste van het landgoed zou gaan. De heer Evers zelf heeft de gesprekken beëindigd. Staatsbosbeheer heeft geen ander voorstel van de heer Evers ontvangen dan toch door te gaan met paarden of het om niet krijgen van veel melkrechten.
Wordt er bij dergelijke beslissingen rekening gehouden met individuele omstandigheden, zoals in dit geval het feit dat het bedrijf niet levensvatbaar kan zijn met alleen 23 koeien en dat uitbreiding met koeien niet wordt toegestaan? Klopt het dat de stalling van IJslandse paarden overgenomen is van de buurman en dat er netto dus weinig veranderd is qua paardenactiviteit in het gebied?
Ja, bij dergelijke beslissingen wordt naast de overeengekomen afspraken in het pachtcontract rekening gehouden met individuele omstandigheden. Om die reden heeft Staatsbosbeheer meegedacht over mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen.
Het klopt dat een deel van de IJslandse paarden, zij het veel geringer in aantal, is overgenomen van de buurman. Dat de buurman tijdelijk paarden hield (in de periode 2000–2005) werd gedoogd, gezien de gezondheidsomstandigheden van de buurman, waarbij ook meespeelde dat het vlak voor de pensionering en het vertrek van het landgoed was van de buurman. Bekend was – ook bij de heer Evers – dat het houden van paarden daarna afgelopen zou zijn op het landgoed. Er was geen sprake van een gelijk geval dat gelijk behandeld zou moeten worden. Zo oordeelde ook de rechter in het vonnis van 22 juni 2011.
Bent u van mening dat het in zijn algemeenheid gewenst is dat in de ambtenarij, de uitvoerende organisaties en de zelfstandige bestuursorganen een mensgerichte cultuur wordt gecultiveerd en geen regeltjescultuur? Wat doet u om klantgerichtheid te bevorderen bij de uitvoeringsorganisaties?
Ja. Ik vind het van belang dat bij besluiten een goede afweging wordt gemaakt tussen de vaak tegenstrijdige belangen. Daarbij behoort natuurlijk de menselijke maat gehanteerd te worden. Ik ben van mening dat dit bij de heer Evers is gebeurd. Er kan naar mijn mening niet worden gesteld dat er in algemene zin iets mis is met de klantgerichtheid van Staatsbosbeheer.
Wat doet Staatsbosbeheer aan klanttevredenheidsonderzoek en klanttevredenheidsbevordering?
Staatsbosbeheer onderzoekt steekproefsgewijs de tevredenheid van stakeholders. De resultaten daarvan worden gebruikt om verbeteringen in de dienstverlening door te voeren.
Spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul |
|
|
|
Kent u de berichten over oplopende spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul?1
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van de Verenigde Staten dat dit netwerk wordt gefinancierd en getraind door de Pakistaanse spionagedienst ISI?
Deelt u de mening dat Pakistan een cruciale rol speelt bij de wederopbouw van Afghanistan, dat de Pakistaanse overheid zich tot het uiterste in moet zetten om terroristische netwerken te bestrijden en dat deze inzet een voorwaarde is voor de steun die dit land ontvangt van onder andere de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in internationaal verband te pleiten voor een onderzoek naar de door de Verenigde Staten genoemde bewijzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Kunt u de, in het artikel genoemde, informatie van experts die aangeven dat het Haqqani-netwerk meer westerse slachtoffers maakt dan de Taliban bevestigen? Kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Hoe beoordeelt u de berichten dat dit Pakistaanse terreurnetwerk ook in andere Afghaanse provincies aanslagen pleegt?2 Kunt u aangeven in hoeverre deze eenheden ook actief zijn in de provincies waar Nederland actief is?
Een diplomatruc voor gezakte vwo-leerlingen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Tanja Jadnanansing (PvdA), Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Waarom is het onderzoek van de onderwijsinspectie nog altijd niet afgerond, terwijl dat begin september al klaar moest zijn?
Allereerst verwijs ik u naar mijn beantwoording van uw Kamervragen van 26 juli jl. (2011Z15766) waarbij ik bij het antwoord op vraag 7 heb aangegeven dat de vakantieperiode voor het noorden op 4 september 2011 eindigde.
Diverse leden van het schoolbestuur en van de directie van de school waren tot die tijd ook met vakantie.
Dit betekende dat de Inspectie eerst vanaf 5 of 6 september nadere informatie heeft kunnen opvragen. Na verwerking wordt dit besproken met de schoolleiding/bestuur. Gebruikelijk is het ook dat als een concept-eindrapport is opgesteld het schoolbestuur nogmaals een reactie mag geven. Dit alles kost enige weken. De zorgvuldigheid staat voorop, er moet sprake zijn van hoor- en wederhoor.
Waarom blijft u onderzoeksuitkomsten afwachten en spreekt u niet direct de intentie uit om de wet te wijzigen?
Zoals ik in antwoord 4 van de reeds eerder genoemde Kamervragen heb aangegeven kan ik pas op basis van de uitkomst van het onderzoek van de Inspectie beoordelen of en op welke wijze wet- en regelgeving moet worden aangepast. Eerst moet de aard van de gedraging helder zijn voordat duidelijk is welke regels moeten worden aangepast.
Het bericht dat Nederland op de ranglijst van sterkste IT-landen sterk gedaald is naar de 10e plaats wereldwijd |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland zakt op ranglijst sterkste IT-landen» op nu.nl van 27 september 2011?
Ja.
Deelt u de mening dat het een zeer onwenselijke situatie is dat Nederland maar liefst 5 plekken gedaald is op de IT Industry Competitiveness Index en daarmee bijna uit de top 10 van sterke IT-landen is verdwenen?
Dit zou zeer onwenselijk zijn indien deze concurrentie-index voor de ICT-productiesector een reflectie zou zijn van het bredere beeld van scores van Nederland op ICT-terrein. Dit is echter niet geheel het geval. Deze index is een van vele indices die jaarlijks worden gepubliceerd, elk met zijn eigen aandachtspunten en wijze van berekenen. Op vele andere indices scoort Nederland op het terrein van ICT juist goed.
In de laatste Digitale Agenda scoreboard van de Europese Commissie, gepubliceerd op 31 mei 2011, scoort Nederland als een van de beste EU-lidstaten op het terrein van ICT. In Nederland heeft 91% van de huishoudens toegang tot breedband en daardoor tot snel internet. Van de Nederlandse huishoudens is 88% wekelijks online en Nederland loopt ook wereldwijd voorop in het online kopen van producten en het afnemen van diensten.
Klopt het dat Nederland met een verlies aan score van 4,9 punten ten opzichte van vorig jaar de grootste daler in de lijst is? Wat is de oorzaak hiervan en hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
De vorige meting heeft plaatsgevonden in 2009. Nederland en Estland zijn de sterkste dalers qua aantal punten. De score van Nederland daalt met 4,9 punten, de score van Estland 10,6 punten. Dalingen van de posities van Nederland blijken zich voor te doen bij de onderdelen menselijk kapitaal, R&D-klimaat en ondersteuning voor ontwikkeling van ICT-bedrijvigheid. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat Nederland met name slecht scoort op het gebied van ondersteuning voor ICT-ontwikkeling in het bedrijfsleven, human capital en het R&D-klimaat? Wat zijn daar volgens u de oorzaken van en wat gaat u hieraan doen?
Nederland scoort op die drie onderdelen het laagst in vergelijking met andere landen. Het onderzoek biedt echter geen heldere vergelijkingen van de posities van landen op de achterliggende indicatoren. Op de website over het onderzoek is een wereldkaart beschikbaar waar voor elk land afzonderlijk de score per indicator kan worden nagegaan, zonder dat direct de positie van dat land binnen het totaal van 66 landen duidelijk is. Opvallend is verder dat onder menselijk kapitaal bij de indicatoren «Enrolment in science» en «Employment in IT» naar absolute aantallen personen lijkt te zijn gekeken, in plaats van personen in verhouding tot bijvoorbeeld de bevolking van een land. De lage positie die Nederland krijgt toebedeeld op het terrein van menselijk kapitaal, komt niet goed overeen met informatie uit andere bronnen. Het nieuwe bedrijfslevenbeleid is gericht op een sterk bedrijfsleven. R&D en innovatie, menselijk kapitaal en ICT zijn daarbij belangrijke factoren. Op het terrein van R&D en innovatie is nog veel verbetering te wensen, maar ook menselijk kapitaal en ICT krijgen grote aandacht in het beleid.
Deelt u de mening dat ICT in Nederland meer aandacht verdient dan nu het geval is omdat ICT gerelateerde activiteiten in Nederland zorgen voor 60 procent van de economische groei, zoals uzelf eerder heeft aangegeven?
Ja. Het belang van ICT voor economie en samenleving onderstreep ik en dit is een belangrijk doorsnijdend thema voor innovatie in alle topsectoren.
Nu ICT niet als topsector is benoemd in de bedrijfslevennotitie van het kabinet, hoe denkt u er dan toch voor te zorgen dat deze sector voldoende aandacht krijgt en we volgend jaar weer stijgen in de IT Industry Competitiveness Index?
De ICT-sector is een belangrijke sector voor het kabinet. Om ICT optimaal te benutten wordt in het nieuwe bedrijfslevenbeleid ICT daarom ook meegenomen in alle topsectoren. Daarnaast komen een groot aantal ICT acties – gericht op alle ondernemers – terug in de Digitale implementatie agenda 2012–2015, die ik dit najaar aan uw Kamer zal sturen.
De abortuspil |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Abortuspil wel degelijk veilig»1 en «Minister van VWS geeft onjuiste informatie over veiligheid gebruik abortuspil»?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat uit deze artikelen blijkt dat de organisatie Women on Waves het niet eens is met het standpunt van aangehaalde gynaecologen en van u, dat de via internet aan te schaffen abortuspil onveilig is? Kunt u toelichten wat de onderbouwing is van uw standpunt dat gebruik van de abortuspil bij ondeskundig gebruik zonder medische begeleiding zeer gevaarlijk is? Ligt hier wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag?
In het artikel «Abortuspil wel degelijk veilig» van nu.nl reageert de organisatie Women on Waves op de woorden van voorzitter Gabie Raven, voorzitter van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA), dat vrouwen die de abortuspil zonder begeleiding van een arts via internet bestellen een risico lopen op complicaties.
Ik vind het onwenselijk dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn een abortuspil via internet aanschaffen zonder een professional geraadpleegd te hebben. Bij professionele begeleiding krijgen vrouwen immers gedegen voorlichting bij de beslissing om al dan niet voor een abortus te kiezen. Indien een vrouw besluit tot afbreking van de zwangerschap, wordt met een echo de zwangerschapsduur bepaald. Vervolgens kan de vrouw de abortuspil verkrijgen en deze thuis gebruiken. Bij eventuele complicaties zoals hevig bloedverlies kan zij terugvallen op professionele hulpverlening. Tot slot kan worden gecontroleerd of de abortus ook werkelijk is bewerkstelligd.
Het NGvA en de farmaceutische fabrikanten geven aan dat deze abortuspillen alleen mogen worden ingenomen om zwangerschappen tot de negende week af te breken, omdat daarna het risico op complicaties toeneemt. Omdat bij thuisgebruik van de via internet aangeschafte abortuspillen geen echo wordt gemaakt, kan de vrouw niet precies weten hoeveel weken ze zwanger is. Hoe later de pillen worden ingenomen hoe groter de kans op ernstige bloedingen en dat de zwangerschap niet werkelijk is afgebroken. Als blijkt dat de zwangerschap toch is doorgegaan, zijn er aanwijzingen dat er een verhoogd risico op afwijkingen bij het kind bestaat.
Bij het bestellen van medicijnen via internet loopt men bovendien het gevaar medicijnen aan te schaffen, die in werkelijkheid andere stoffen bevatten dan is voorgesteld en daarmee gezondheidsrisico’s met zich mee brengen.
Het ministerie van VWS voert daarom beleid om mensen te informeren en bewust te maken van risico’s van het bestellen van medicijnen via internet. Op de website internetpillen.nl van het ministerie is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
Heeft u gelezen dat de organisatie Women on Waves het volgende stelt: «Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat medicamenteuze abortus in de thuissituatie veilig is, ook als deze via het internet is verschaft»? Heeft u het aangehaalde wetenschappelijk onderzoek betrokken bij uw standpuntbepaling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom komt u dan toch tot de conclusie dat gebruik in de thuissituatie onveilig is?
Ik stel het wetenschappelijk onderzoek dat heeft bewezen dat medicamenteuze abortus in de thuissituatie veilig is niet ter discussie. Binnen het kader van de Nederlandse abortushulpverlening wordt gebruik van de abortuspil in de thuissituatie immers ook toegepast. De abortuspil op zich hoeft dus niet onveilig te zijn, maar gebruik ervan zonder professionele begeleiding brengt risico’s met zich mee. Voor mij staat veilige abortushulpverlening aan de vrouw voorop en deze kan niet worden gegarandeerd bij gebruik van abortuspillen besteld via internet.
Bent u in het licht van de tegenstelling tussen het standpunt van Women on Waves en Nederlandse gynaecologen bereid te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van medicamenteuze abortus bij gebruik in de thuissituatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarbij gebruik te maken van reeds bestaand wetenschappelijk onderzoek en kennis bij verschillende partijen in het veld?
Ik zie geen noodzaak voor een onderzoek naar de voor- en nadelen van medicamenteuze abortus bij gebruik in de thuissituatie, omdat hier al uitgebreid onderzoek naar gedaan is. Van belang is dat het niet wenselijk is dat vrouwen de abortuspil gebruiken zonder professionele begeleiding (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 2). In de Wet afbreking zwangerschap staan voorschriften die de kwaliteit van de medische behandeling en zorgvuldige besluitvorming moeten waarborgen.
De IGZ houdt toezicht op het uitvoeren van abortussen door abortusklinieken en de ziekenhuizen met een WAZ-vergunning. Medicamenteuze abortus in de thuissituatie zonder professionele begeleiding biedt de vrouw onvoldoende garantie voor een zorgvuldige behandeling en brengt derhalve reële gezondheidsrisico's met zich mee.
Het feit dat Brandon vanaf zijn vertrek uit ’s Heerenloo niet meer vast hoeft te zitten |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het erg goed gaat met Brandon? Weet u dat hij vanaf het moment dat hij in zijn nieuwe instelling woont, niet meer gesepareerd hoeft te worden en er geen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast?
Ja. Op 10 augustus jl. heeft mijn Inspectie voor de Gezondheidszorg een toezichtbezoek gebracht aan Brandon en mij over haar bevindingen geïnformeerd. Ik ben verheugd te vernemen dat het goed met hem gaat. Hij wordt niet gesepareerd. Dat er helemaal geen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast, kan ik niet onderschrijven. Iedere beperking van de bewegingsvrijheid, ook het tijdelijk vasthouden of in bedwang houden van een cliënt die een woede-uitbarsting heeft, is een vorm van onvrijwillige zorg. De instelling waar hij nu verblijft kiest voor een vorm van onvrijwillige zorg, waarbij de zorg en begeleiding altijd gericht is op herstel van het normale dagritme.
Bent u van mening dat een goed werkende, niet vrijheidsbeperkende aanpak navolging verdient door instellingen die wel de vrijheid van hun bewoners beperken?
Ja, daarom ga ik ook duidelijke normen stellen. In het wetsvoorstel Zorg en dwang, dat ter benandeling in uw Kamer ligt, is het uitgangspunt dat zorg op basis van vrijwilligheid, met instemming van de cliënt, wordt verleend. In het wetsvoorstel is bovendien opgenomen dat een vrijheidsbeperkende maatregel niet is toegestaan als een minder ingrijpend alternatief mogelijk is. Daarmee wordt bijvoorbeeld fixatie middels een Zweedse band zo goed als uitgebannen, want daarvoor zijn vaak goede alternatieven. Het verspreiden van goede voorbeelden heeft plaatsgevonden via het programma Zorg voor Beter. Daaraan hebben de afgelopen jaren veel instellingen deelgenomen.
Bent u bereid hier de nodige inspanning voor te verrichten? Hoe gaat u dat doen?
Naast de onder 2. beschreven maatregelen, heb ik voor complexe zorgsituaties op 17 maart 2011 de Denktank Complexe Zorg geïnstalleerd. Voor mensen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren als Brandon, is de denktank op zoek naar de beste oplossingen die in Nederland en internationaal beschikbaar zijn. Voorts licht de denktank alle fasen van het zorgverleningsproces kritisch door op kwetsbare punten. Bij de gevonden kwetsbare punten zal de denktank voorstellen doen over hoe deze te vermijden zijn.
Herinnert u zich dat het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) u in mei jl. aanraadde, om instellingen die vrijheidsbeperkende maatregelen bij een bewoner toepassen, te verplichten deskundig advies in te winnen? Wat hebt u met dit advies gedaan?
Ja, ik heb van het CCE een brief met die strekking ontvangen en deze ter hand gesteld aan de voorzitter van de Denktank. Immers, de Denktank heeft als opdracht met concrete verbetervoorstellen te komen. De CCE is vertegenwoordigd in deze tanktank. Ik hecht bij het opstellen van concrete verbetervoorstellen sterk aan integraliteit.
Wanneer is de door u sinds februari/maart jl. ingestelde denktank gereed met zijn rapport?
De denktank is voor twee jaar ingesteld. Binnen drie maanden na afloop van zijn werkzaamheden zal de denktank aan mij rapporteren. Een jaar na installatie, komend voorjaar derhalve, wordt een tussenrapportage verwacht.
Kunt u de resultaten die de werkgroep tot nu toe heeft geboekt aan de Kamer zenden?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u dat doen vóór het debat over het wetsvoorstel Zorg en dwang psychogeriatische en verstandelijk gehandicapte cliënten in de Kamer plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘NG hackt telefoons van klanten’ |
|
Jhim van Bemmel (PVV), André Elissen (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen «ING hackt telefoons van klanten»1 en «Wie liegt er? ING of T-Mobile»?2
Ja.
Hoe oordeelt u over het gegeven dat beide bedrijven ontkennen gegevens uit te wisselen, maar het er alle schijn van heeft dat dit wel gebeurd?
Uit publieke statements van T-Mobile en ING blijkt dat ING en de Nederlandse telecomaanbieders onderling afspraken hebben gemaakt. Deze zien erop dat indien een klant met behoud van hetzelfde mobiele nummer van simkaart wisselt, het mobiele nummer en het tijdstip van de simwissel worden verstrekt aan ING. Door deze afspraken kan identiteitsfraude via mobiele telefoons worden voorkomen. Of deze gegevensuitwisseling geoorloofd is, is niet aan mij, maar aan het College bescherming persoonsgegevens.
Deelt u de mening dat de conclusies van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) onderzoek wel erg snel richting een «niets aan de hand» scenario gingen? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft mij gemeld dat de OPTA naar zijn weten geen onderzoek heeft gedaan naar de door GeenStijl beschreven praktijk. De OPTA is overigens belast met het toezicht op de Telecommunicatiewet. In de onderhavige casus, waar kennelijk een verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt met het doel simwissels te identificeren en zodoende de betreffende gebruikers tegen fraude te beschermen, is met name de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Het toezicht op de naleving van deze wet wordt uitgevoerd door het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Of het CBP onderzoek doet of gaat doen naar de onderhavige praktijk is mij niet bekend, aangezien het CBP een onafhankelijke toezichthouder is die geen mededelingen doet over lopende of voorgenomen onderzoeken.
Vindt u ook dat er eens zeer kritisch gekeken moet worden naar de rol van de OPTA hierin? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke voorvallen zijn er nog meer bij u bekend waarbij bedrijven onderling consumentengegevens uitwisselen? Welke actie is of gaat u hierop ondernemen?
Ik heb geen (totaal)overzicht van de uitwisseling van consumentgegevens door bedrijven. Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Conform de WBP dient de betrokkene (vooraf) te worden geïnformeerd over (het doel van) de verwerking van diens persoonsgegevens (artikel 33 en 34). Bovendien dient dergelijke verwerking niet onverenigbaar te zijn met het doel waarvoor de persoonsgegevens zijn verkregen.
De zorgverzekering op de BES-eilanden |
|
Cynthia Ortega-Martijn (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de notitie «Een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningsniveau»?1
Ja.
Klopt het dat de particuliere zorgverzekeraars op de BES-eilanden per brief werden gesommeerd alle particuliere verzekeringen eenzijdig op te zeggen? Klopt het tevens dat de cliënten hiervan niet op de hoogte zijn gesteld? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de gangbare juridische procedures? Zo nee, op welke wijze is dit gebeurd?
De verzekeraars zijn niet door mij of door het Zorgverzekeringskantoor gesommeerd de particuliere verzekeringen op te zeggen. Ik heb per brief de Nederlandse Antilliaanse Vereniging van Verzekeraars wel in kennis gesteld van het overgangrecht dat in het kader van het Besluit zorgverzekering BES is getroffen. De vereniging is er blijkbaar zelf van uitgegaan dat de particuliere ziektekostenverzekeringsovereenkomsten automatisch zouden komen te vervallen door de invoering van de zorgverzekering BES.
Per brief heb ik uitgelegd dat de in het Besluit zorgverzekering BES getroffen overgangsregeling (artikel1 inhoudt, dat particuliere ziektekostenverzekeringen naar Antilliaans of Nederlands recht, uitsluitend vervallen voor zover de dekking overeenkomt met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. Verzekeringen met een ruimere dekking kunnen dus in stand blijven voor dat ruimere deel. Wel is aangegeven dat het de particuliere verzekeraars vrij staat met inachtneming van de polisvoorwaarden en het civiele recht, verzekeringsovereenkomsten te beëindigen. De redelijkheid en billijkheid van een dergelijke opzegging staat ter beoordeling aan de rechter.
Particuliere verzekeraars en inwoners zijn bij communicatie- en voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe zorgverzekering geïnformeerd over wat de nieuwe zorgverzekering betekent voor de toen bestaande particuliere polissen. Ook heb ik in mijn eerder genoemde brief het vertrouwen uitgesproken dat de voorzitter van de Vereniging van Verzekeraars het overgangsrecht onder de aandacht van de bij die vereniging aangesloten leden zou brengen.
Klopt het dat de nieuwe zorgverzekering in bepaalde gevallen onvoordelig uitvalt voor verzekerden in verhouding tot de zorg die zij eerder kregen via de particuliere zorgverzekeraar? Zo ja, deelt de u de conclusie dat hiermee de rechten van deze verzekerden zijn geschonden? Zo nee, waarom niet? Klopt het tevens dat het voor verzekerden niet mogelijk is zich aanvullend te verzekeren? Zo ja, op welke manier kunnen verzekerden zich van hetzelfde niveau van zorg verzekeren als vóór 1 januari 2011?
Het is inderdaad mogelijk dat voor 1-1-2011 sommige particulier verzekerden op enkele punten ruimer verzekerd waren dan de aanspraken die in de nieuwe BES zorgverzekering zijn opgenomen. De rechten van deze verzekerden zijn daardoor echter niet geschonden. Hun particuliere polissen zijn alleen van rechtswege komen te vervallen voor zover de dekking overeenkomt of overeenkwam met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. De eventuele ruimere dekking blijft in beginsel in stand. Het is dus toegestaan om zich aanvullend te verzekeren.
Zoals bij vraag twee is toegelicht is het in stand blijven of het aanbieden van een aanvullende polis aan de verzekeraars en de verzekerden. De particuliere verzekeraars op de Antillen is gevraagd of zij aanvullende verzekeringen konden en wilden aanbieden. De verzekeraars waren op dat moment (najaar 2010) niet commercieel geïnteresseerd een aanvullende verzekering aan te bieden. Dat gegeven heeft ertoe geleid dat ik, deels in de vorm van overgangsrecht, meer aanspraken in het ziektekostenverzekeringspakket voor de BES-eilanden heb opgenomen dan in het Nederlandse basispakket van de Zorgverzekeringswet is voorzien.
Klopt het dat de ID-kaart, welke tevens fungeert als verzekeringskaart, niet altijd in het buitenland, bij medische uitzendingen, als zodanig wordt erkend? Zo ja, blijven verzekerden in dergelijke gevallen van medische zorg verstoken? Zo nee, op welke wijze is de zorgverlening in deze gevallen geregeld?
Het klopt dat de ID-kaart of sedula alleen functioneert als grensdocument en verzekeringsbewijs op de BES eilanden en Sint Maarten, Curaçao en Aruba. Het is echter niet zo dat ingezetenen met alleen een sedula (het identiteitsbewijs) hierdoor van medische zorg verstoken blijven.
Voor de specialistische verwijzingen zijn door het Zorgverzekeringskantoor (de uitvoerder van de zorgverzekering in Caribisch Nederland) contracten aangegaan met de ziekenhuizen op Curaçao en Aruba. Voor Saba en Sint Eustatius zijn contracten voor specialistische zorg aangegaan met het ziekenhuis van Sint Maarten en met enkele specialisten in het Franse deel Saint Martin. Deze eilanden zijn allen bereisbaar met alleen een sedula.
Voor verwijzingen voor topklinische en academische zorg die de gecontracteerde centra overstijgen, worden momenteel contracten aangegaan met het academisch ziekenhuis op het Franse eiland Guadeloupe. Om deze samenwerking praktisch mogelijk te maken, zijn tevens overeenkomsten voorbereid tussen Frankrijk en Nederland betreffende immigratie- en bestuurlijke zorgaspecten. Minister Donner heeft bij een recent bezoek aan Parijs afspraken gemaakt met de Franse minister van binnenlandse zaken over de samenwerking met Guadeloupe.
Hierin is ook geregeld dat de sedula in spoedgevallen als geldig reisdocument wordt erkend voor toelating tot Guadeloupe en het ziekenhuis aldaar.
Er wordt in aanloop naar deze overeenkomsten echter al veelvuldig van de voorzieningen op Guadeloupe gebruik gemaakt. Daarnaast is voor de inwoners van Bonaire dergelijk zwaardere medisch specialistische zorg aangetrokken in Colombia.
Voor een ieder is derhalve toegankelijkheid tot zorgvoorzieningen gegarandeerd.
Het bericht dat Al Gore een lezing komt geven aan de Rijksuniversiteit van Groningen |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de lezing van Al Gore aan de Rijksuniversiteit van Groningen op 29 september 2011?1
Ja.
Bent u bekend met feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de belastingdienst, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen als sponsoren van de lezing optreden? Zo ja, kunt u de Nederlander uitleggen wat deze organisaties van doen hebben met het klimaatbeleid?
Bij navraag bij de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging (EBF) van de Rijksuniversiteit Groningen, de organisator van deze conferentie, blijkt dat er geen sprake is van sponsoring van de lezing door de Belastingdienst en het CBS. Er zijn alleen workshops georganiseerd op de tweede dag van de conferentie met als doel de Belastingdienst en het CBS als organisatie te presenteren. De workshops hadden geen enkele relatie met klimaat.
Bent u bekend met de titel van het congres: «Reboot, responsible leadership, responsible growth»2 Deelt u de mening dat Al Gore wel de laatste persoon is die «responsible leadership» toont door mensen angst aan te praten, door een voorstelling van zaken te geven alzou de wereld bijna vergaan als de mens niet snel zijn leefwijze aanpast?
Ja.
Ik ben bekend met deze titel. Ik deel uw mening over Al Gore niet. Het staat de universiteit en Al Gore vrij om dit onderwerp op hun eigen wijze te presenteren.
Hoeveel euro ontvangt deze klimaatzwetser voor zijn praatje aan de Rijksuniversiteit van Groningen en hoeveel van deze euro’s komen direct of indirect uit de staatskas?
De woorden die u hier gebruikt laat ik voor uw rekening. Navraag bij de Rijksuniversiteit Groningen leert dat de EBF het optreden van Al Gore heeft gefinancierd uit de eigen begroting, die volledig wordt gevuld met bijdragen van het bedrijfsleven.
Bent u bekend met de negen, door het High Court in Londen als leugen aangemerkte, stellingen uit de film «An Inconvient Truth» en bent u bekend met Al Gore’s energieverbruik in 2007 en 2009 dat tot twintig maal hoger was dan het Amerikaanse gemiddelde?3 4 5 Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de Nederlandse belastingbetaler moet meebetalen aan deze lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen, waardoor Nederlandse studenten een eenzijdig beeld krijgen van het klimaatdebat?
Ja, beide door u genoemde berichten zijn mij bekend. Voor het antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. De Rijksuniversiteit Groningen is zelf verantwoordelijk voor deze uitgaven.
Bent u bereid om het bedrag dat de belastingbetaler, via de sponsoren, meebetaalt aan deze lezing, in te houden op de jaarlijkse rijksbijdragen aan diezelfde sponsoren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Onveilige seks en extra bezuinigingen op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek dat in opdracht van de farmaceutische onderneming Bayer in 26 landen is gedaan, waaruit blijkt dat jongeren steeds minder weten over voorbehoedsmiddelen en over bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, waardoor onveilige seks wereldwijd in opmars is?1
De regering is zich bewust van de problemen die wereldwijd bestaan met onveilige seksualiteit, speciaal onder jongeren. Seksualiteit onder jongeren is in veel landen nog steeds een taboe. Veel jongeren hebben geen toegang tot eerlijke, feitelijke informatie over seksualiteit of voorbehoedsmiddelen, noch tot reproductieve gezondheidszorg. Daarbij zijn veel jongeren (vooral meisjes) vaak niet in een positie om nee te zeggen tegen seksuele toenaderingen waar ze niet van gediend zijn. Dit heb ik nog onlangs benadrukt tijdens een bijeenkomst bij de Wereldbank over het demografisch dividend van SRGR.
Het recente onderzoek «Clueless or clued up: your right to be informed about contraception», uitgevoerd in opdracht van Bayer Health Care en ondersteund door een aantal gezaghebbende internationale NGO’s illustreert nog eens de Nederlandse analyse van het probleem van onveilige seksualiteit. Het onderwerp seksualiteit en jongeren vormt daarom één van de speciale aandachtspunten van het speerpunt Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten van dit Kabinet.
Klopt het dat het aantal jongeren dat met een nieuwe partner onveilige seks bedrijft overal in de wereld stijgt?
De vraag in hoeverre de genoemde studie representatief is voor de hele wereld kan ik nog niet beantwoorden. Ik begrijp dat momenteel het Amerikaanse Guttmacher Institute, een gerenommeerde onderzoeksorganisatie, de resultaten nader bestudeert. Tot die tijd zou ik voorzichtig willen zijn met het trekken van conclusies over de vraag of deze bevindingen voor alle jongeren wereldwijd zouden gelden.
Wereldwijd vindt wel een aantal ontwikkelingen plaats die het risico verhogen dat jongeren onveilige seks hebben met een nieuwe partner. Ten eerste stijgt het aantal jongeren in absolute termen. UNFPA schat dat ongeveer een kwart van de wereldbevolking nu tussen de tien en vierentwintig jaar oud is. Ten tweede trouwen mensen steeds later na hun eerste seksuele contact, zodat er meer kans is op het hebben van verschillende seksuele contacten (veilig en onveilig). Ten derde hebben volgens de VN wereldwijd naar schatting 215 miljoen vrouwen (waaronder ook jonge vrouwen) wél de wens om een zwangerschap te voorkomen of uit te stellen maar géén toegang tot moderne voorbehoedsmiddelen (ook wel de ongedekte behoefte aan «family planning» genoemd).
Deelt u de conclusie van het onderzoek dat er overal op de wereld hindernissen bestaan die voorkomen dat tieners betrouwbare informatie krijgen over veilige seks en voorbehoedsmiddelen?
Ja.
Welke financieringskanalen worden in 2012 ingezet, bilateraal en multilateraal, om tieners betrouwbare informatie te verschaffen en om hindernissen die deze toegang belemmeren te reduceren?
Ik zet alle beschikbare kanalen in. Zo ondersteunen wij uit het MFS 2 de «Unite For Body Rights» alliantie voor een programma met speciale focus op jongeren en hun seksuele en reproductieve rechten. Deze alliantie werkt in negen landen (Ethiopië, Kenia, Malawi, Tanzania, Oeganda, Bangladesh, India, Indonesië en Pakistan). Uit het Keuzes en Kansen fonds financieren wij activiteiten van vier internationale NGO’s (IPPF, IPAS en PSI/Guttmacher Institute) die zich allen (ook) op jongeren richten met dienstverlening, voorlichting en pleitbezorging. Daarnaast werkt het recent gestarte «Key Populations Fonds» o.a. aan training over veilige seks voor jongeren in kwetsbare groepen.
In een aantal partnerlanden (Zuid-Afrika, Ethiopië, Bangladesh, Tanzania en Nicaragua) financiert Nederland nu al rechtstreeks activiteiten met partnerorganisaties op het terrein van voorlichting en dienstverlening aan jongeren aangaande seksuele en reproductieve gezondheid. In Burkina Faso, Zambia, Ghana, Mali en Tanzania steunt Nederland grotere programma’s met de overheid waarvan dergelijke activiteiten onderdeel uit maken. De plannen voor 2012 en volgende zijn ingediend maar nog niet beoordeeld. Daaruit blijkt dat er specifieke activiteiten zijn gepland op dit terrein in 12 partnerlanden.
Via het multilaterale kanaal zal UNFPA ook in 2012 worden ondersteund via de algemene vrijwillige bijdrage. Voor de nieuwe Executive Director van UNFPA, dr. Babatunde Osotimehin, is verbetering van de positie van adolescenten en in het bijzonder van adolescente meisjes, een speciaal aandachtspunt. UNFPA’s vier speerpunten daarbij zijn: meer aandacht in nationaal overheidsbeleid voor de speciale positie van jongeren, seksueel vormingsonderwijs, bevordering van een pakket van basis gezondheidsdiensten voor jongeren en bevordering van medezeggenschap door jongeren. Ik verwijs ook naar dr. Osotimehins recente artikel in het internationale medische vaktijdschrift The Lancet2 waarin hij pleit voor veel meer investering in de seksuele en reproductieve gezondheid en weerbaarheid van adolescenten en speciaal meisjes.
Tot slot teken ik bij dit alles aan dat naast financiële steun juist ook de politieke en morele steun van de regering aan nationale en internationale SRGR organisaties door deze organisaties zeer wordt gewaardeerd. Nederland maakt zich, zowel in VN fora als in de bilaterale politieke dialoog met landen, hard voor jongeren en hun behoeften aan SRGR informatie en dienstverlening. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Nederlands uitgesproken rol in VN fora als de jaarlijkse Commission on Population and Development (onderdeel van ECOSOC).
Is het waar dat u voor drie van uw vier prioritaire thema’s extra budget beschikbaar stelt, maar op het prioritaire thema Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) 40 miljoen euro bezuinigt? Waarom heeft u hiervoor gekozen?
Nee. Nederland was, is en blijft een voorvechter op het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid (SRGR). Ik werd echter in een heel laat stadium van de voorbereiding van de begroting geconfronteerd met een korting op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking als gevolg van een neerwaartse BNP bijstelling. Er is daardoor minder geld voor het artikel waaruit SRGR, hiv/aids en gezondheid worden gefinancierd, maar van dat geld gaat volgend jaar ruim twee derde naar SRGR en hiv/aids.
Voor SRGR trek ik in de ontwerpbegroting 3 miljoen euro meer uit dan vorig jaar. In de komende periode onderzoek ik of ik dit bedrag nog verder kan verhogen. Tijdens de begrotingsbehandeling kom ik hier op terug.
Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot het kabinetsbeleid dat er geïntensiveerd wordt op de prioritaire thema’s? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de noodzaak die u in meerdere brieven uitspreekt over de urgentie van betere toegang tot anticonceptiemiddelen en verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg, inclusief toegang tot veilige abortus?
Nederland is en blijft een actief pleitbezorger voor verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten, inclusief de lastige onderwerpen als abortus en SRGR voor jongeren. Wij hebben ons immers gecommitteerd aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, waaronder het met 75% terugbrengen van moedersterfte en het verzorgen van universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg. Het behalen van deze doelen is niet alleen van het grootste belang voor de mensen om wie het gaat, maar heeft ook een breder effect. Als de grote ongedekte behoefte aan voorbehoedsmiddelen beter vervuld zou zijn, dan zou dit immers leiden tot een daling van geboortecijfers wat in veel landen een positief ontwikkelingseffect zou hebben. Zoals ik in de focusbrief al toelichtte zijn er belangrijke dwarsverbanden tussen de vier speerpunten en het is dan ook mijn intentie om die speerpunten in onderlinge samenhang te verwezenlijken.
Is het waar dat u van het totale ontwikkelingsbudget 12% besteedt aan voedselzekerheid en private sector ontwikkeling, 4% aan water, 8% aan vrede en veiligheid, en 2,5% aan SRGR? Zo ja, deelt u de mening dat laatstgenoemd percentage en weinig blijk van geeft en dat SRGR een «prioritair thema» is?
Het aandeel voedselzekerheid bedraagt 5 % en dat van private sector ontwikkeling 7,5%. Voor veiligheid en rechtsorde is 6,4% gereserveerd; de rest van de uitgaven op dat thema zijn geen ODA. Het is wel mijn intentie om de bijdrage voor SRGR verder te laten stijgen maar dit zal mede afhankelijk zijn van de beschikbare middelen en de kwaliteit van de voorstellen die ik ontvang voor financiering.
Ik deel overigens niet uw mening, dat hieruit blijkt dat SRGR geen prioritair thema zou zijn. Het prioritaire karakter van SRGR is niet alleen afhankelijk van de financiële ruimte maar ook van de niet-financiële inzet die Nederland levert. Deze is omvangrijk en in sommige opzichten uniek.
Waarom heeft u in de begroting de budgetten voor HIV/AIDS en algemene gezondheidszorg samengevoegd? Deelt u de mening dat dit transparanter had gekund, aangezien de optelsom van het budget voor algemene gezondheidszorg en het budget voor SRGR suggereert dat er een intensivering op SRGR plaatsvindt, terwijl dit niet het geval is?
De samenvoeging van de twee operationele doelstellingen en de uitsplitsing in de begroting 2012 naar thema en kanaal (zie de figuur op pagina 65 van de begroting voor 2012) is juist bedoeld om de transparantie te verhogen. De cijfers met betrekking tot de verdeling over de drie sub-thema’s geven de werkelijkheid beter weer dan in het verleden. Bovendien dragen alle middelen bij aan de gezamenlijke doelstelling «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids».
Ik maak graag gebruik van deze gelegenheid om mijn besluit nader toe te lichten. In vorige begrotingen hanteerden mijn voorgangers twee operationele doelstellingen die overeenkwamen met MDG 5 en 6 (reproductieve gezondheid en Aids, TB en malaria). Bevordering van algemene gezondheidszorg had daarin geen plaats terwijl dat wel een doel op zich was. Mede als gevolg daarvan was het historisch zo gegroeid dat niet alle uitgaven onder de meest logische operationele doelstellingen stonden.
De relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Kent u het door het Islamic Republic of Iran News Agency (IRNA) gepubliceerde verslag van de ontmoeting die u vorige week in New York had met uw Iraanse ambtgenoot Ali Salehi, met de titel «Iran's FM Blasts Anti-Islamic Moves in Europe»?1
Ja.
Over welke «provocatieve acties» door welke «personen en groepen in Europa» heeft Salehi met u gesproken? Hoe heeft u op deze démarche van minister Salehi gereageerd?
Minister Salehi heeft in zijn gesprek met mij het woord «provocatieve acties» niet gebruikt. Hij geeft tegen mij opgemerkt dat hij afstand nam van de standpunten over de Islam die door de Partij voor de Vrijheid worden uitgedragen. Ik heb gewezen op de te onderscheiden standpunten van de regering en van de PVV. Tevens heb ik het belang benadrukt van de in Nederland geldende vrijheid van meningsuiting. Ik heb ook gezegd dat in Nederland iedereen vrij is om zijn of haar eigen godsdienst te belijden, inclusief het veranderen van godsdienst en het opgeven van een godsdienst. Ik heb onderstreept dat dit een belangrijk kenmerk is van een democratische rechtsstaat.
Welke positieve ontwikkelingen ontwaart minister Salehi in de relatie tussen Teheran en «Amsterdam», en het weghalen van welke barrières kan volgens hem de weg plaveien voor de uitbreiding van die relaties? Hoe beoordeelt u deze opmerking van minister Salehi?
De conclusies die minister Salehi volgens het artikel van het Iraanse persbureau heeft getrokken uit ons gesprek, laat ik voor rekening van hemzelf en van het persbureau. Voor zover deze opmerkingen betrekking zouden hebben op de consulaire dialoog die in mei jl. is gestart, en de medewerking die de Iraanse autoriteiten hebben verleend om de heer Abramian en zijn echtgenote veilig naar Nederland te laten terugkeren, verwijs ik naar het antwoord op vraag zeven.
Hoe verhoudt de door minister Salehi geconstateerde toename van het (bilaterale) handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zich met het sanctieregime en met uw beleid, dat erop gericht is de relaties met Iran te minimaliseren?
Het handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zijn niet aan de orde geweest in het gesprek. Zie verder het antwoord op vraag zes.
Heeft u in uw gesprek met minister Salehi «the growing trend in the two countries relations» toegejuicht?
Ik heb tijdens mijn gesprek geconstateerd dat er in het specifieke kader van de informatievoorziening over gedetineerde bipatride Nederlanders in Iran, sprake was van vooruitgang. Zie verder het antwoord op vraag zeven.
Deelt u de mening dat het ongewenst zou zijn als de omvang en de kwaliteit van de relaties tussen Iran en Nederland zouden toenemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde minimalisering te bevorderen?
De regering is onverkort uitermate bezorgd over het nucleaire programma van Iran en de dreiging die daarvan uitgaat. In dit verband spant de regering zich in voor een strikte handhaving en aanscherping van de (internationale) sancties die ingesteld zijn om deze proliferatie tegen te gaan. Ook is de regering ernstig bezorgd over de mensenrechtensituatie in Iran. De regering spant zich in voor samenwerking in EU-verband ten behoeve van nadere aanvullende maatregelen, zodat een sterk gezamenlijk signaal wordt afgegeven aan de Iraanse autoriteiten. De regering spant zich op dit moment in Brussel in voor een uitbreiding van de lijst van mensenrechtenschenders waartegen sancties zijn ingesteld.
Om de juiste informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen heeft de regering besloten tot het instellen van een bilaterale consulaire dialoog.
Heeft u inderdaad de noodzaak onderstreept voor voortgezette dialoog en het door partijen zetten van stappen? Zo ja, welke dialoog wordt hier bedoeld en over welke stappen gaat het?
De dialoog die aan de orde is geweest in mijn gesprek met minister Salehi is de consulaire dialoog die Nederland in mei 2011 is gestart. Zoals vermeld in mijn brief van vandaag met kenmerk DAM-814/2011, heeft deze dialoog tot doel om betere informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen. In het geval van Vahik Abramian heeft de samenwerking met de Iraanse autoriteiten ertoe geleid dat de heer en mevrouw Abramian veilig naar Nederland hebben kunnen terugkeren. Dat heb ik «een stap in de goede richting» genoemd. De getoonde medewerking heeft mij bovendien doen besluiten om een deel van de unilaterale sancties die tegen Iran waren ingesteld, op te heffen. Ik heb tijdens mijn gesprek met minister Salehi in dit kader onderstreept dat het van belang is verdere stappen in de consulaire dialoog te zetten.
Welke boodschap heeft u in New York aan uw ambtsgenoot Salehi overgebracht met betrekking tot.:
Minister Salehi kent mijn ernstige zorgen over deze onderwerpen. Het korte gesprek in de wandelgangen van de AVVN heeft zich vrijwel uitsluitend beperkt tot consulaire aangelegenheden.
Hoe typeert u de relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran?
Deze relaties worden gedomineerd door ernstige zorgen over het Iraanse nucleaire programma, de rol van Iran in de regio, de mensenrechtenschendingen in Iran en het welzijn van aldaar gedetineerde bipatride landgenoten.
Wilt u deze (deel)vragen vanwege de gewenste duidelijkheid ieder afzonderlijk beantwoorden en de Kamer uw antwoordbrief uiterlijk vrijdag 30 september doen toekomen?
Ja.
Het bericht ‘Steenmarter verjaagt schoolkinderen’ |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Kent u het bericht «steenmarter verjaagt schoolkinderen»?1
Ja.
Bent u bekend met het gevecht tegen de steenmarter dat de school al sinds 2007 voert? Bent u ermee bekend dat de school na een vlooienplaag, stankoverlast en slechte hygiënische omstandigheden, allen veroorzaakt door de steenmarters, nu op last van de GGD moet uitwijken naar andere gebouwen?
Ja.
Klopt het dat de GGD besloten heeft dat de school zeker voor drie maanden dicht moet? Acht u het wenselijk dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat?
Mij is niet bekend hoe lang de school dicht moet en het spreekt vanzelf dat ik niet van mening ben dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat.
Klopt het dat ontheffing is verleend voor het vangen van steenmarters om deze elders uit te zetten? Acht u deze maatregel effectief, aangezien uit de literatuur en de ervaring blijkt dat het verjagen slechts tijdelijk (of helemaal niet) werkt tegen steenmarters omdat de geurvlagen van het territorium juist steenmarters aantrekt? Deelt u de mening dat, om dit te voorkomen, de gevangen steenmarters beter uitgezet kunnen worden in gebieden waar vandaan ze minder rap terug zullen keren, zoals IJsland of Siberië?
Ontheffingverlening voor de bestrijding van steenmarters is een taak van de provincie. Mij is niet bekend of ontheffing is verleend of dat aan een verleende ontheffing speciale voorschriften zijn verbonden. Voorts is bestrijding van plaagdieren de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor informatie over de meest effectieve vorm van plaagdierbeheersing (preventie en bestrijding) kunnen gemeenten terecht bij het Kenniscentrum Dierplagen te Wageningen.
Klopt het dat de steenmarterpopulatie goed gedijt in Nederland, terwijl in de rest van Europa het diertje gewoon wordt bestreden?
De steenmarter is in Nederland niet langer een bedreigde soort. De steenmarter is opgenomen in bijlage III van de Conventie van Bern (Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa) en is mede daarom wel een beschermde inheemse soort. Dat neemt niet weg dat in het geval van overlast kan worden toegestaan om steenmarters te bestrijden. Dat is nu onder de Flora- en faunawet het geval en dat zal ook het geval zijn onder de nieuwe Wet natuur.
Bent u bereid om de beschermde status van de steenmarter bij invoering van de nieuwe Natuurwet op te heffen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bewerkstelligen dat de schoolleiding zo spoedig mogelijk weer zijn eigen schoolgebouw steenmartervrij in gebruik kan nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Gemeente en provincie zijn in deze verantwoordelijk. Zie mijn antwoord op vraag 4.