De rol van de medezeggenschapsraden bij het oprichten van samenwerkingsverbanden ten aanzien van passend onderwijs |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met signalen uit medezeggenschapsraden in het onderwijs, waaruit blijkt dat zij niet worden betrokken bij het oprichten en vormgeven van samenwerkingsverbanden in het kader van passend onderwijs?
Op dit moment heb ik geen signalen ontvangen dat medezeggenschapsraden niet zouden worden betrokken bij de invoering van passend onderwijs. In de meeste samenwerkingsverbanden verloopt het proces om te komen tot de inrichting van het samenwerkingsverband en tot de inhoudelijke uitwerking van passend onderwijs constructief, al is er variatie in voortgang en tempo. Medezeggenschapsraden worden op verschillende momenten betrokken, bijvoorbeeld via informatiebijeenkomsten, een verzoek om advies of een uitnodiging om deel te nemen in een werkgroep medezeggenschap. Dit wordt vanuit het ministerie ook ondersteund.
Op welke wijze houdt de onderwijsinspectie een vinger aan de pols wat betreft het functioneren van de medezeggenschap rond de oprichting en het ontwikkelen van beleid van de samenwerkingsverbanden?
De onderwijsinspectie houdt geen toezicht op het functioneren van de medezeggenschap rond de oprichting van het samenwerkingsverband.
Wel voeren vanuit het ministerie accountmanagers regelmatig overleg met de samenwerkingsverbanden in oprichting. In het kader van dit overleg komt ook de medezeggenschap aan de orde, met name de inrichting van de ondersteuningsplanraad. Langs deze weg kan de vinger aan de pols gehouden worden.
Verder wordt een steunpunt medezeggenschap passend onderwijs ingesteld dat de inrichting van de medezeggenschap in de samenwerkingsverbanden helpt ondersteunen.
Hebben medezeggenschapsraden in het onderwijs krachtens artikel 11 sub d van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) adviesbevoegdheid bij de oprichting en vormgeving van samenwerkingsverbanden?
Een adviesbevoegdheid van de medezeggenschapsraad is volgens artikel 18, eerste lid, onderdeel a van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) niet van toepassing, «voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift».
In het wetsvoorstel passend onderwijs is vastgelegd dat bevoegde gezagsorganen van scholen een samenwerkingsverband passend onderwijs moeten oprichten, met wie zij dat moeten doen, wat het doel en de taken van het nieuwe samenwerkingsverband zijn, dat het moet gaan om een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk en binnen welke termijn het samenwerkingsverband moet zijn opgericht. Daarmee is de oprichting van de samenwerkingsverbanden een aangelegenheid die reeds inhoudelijk is geregeld in wettelijke voorschriften. De medezeggenschapsraden hebben daarom geen adviesbevoegdheid bij de oprichting van de samenwerkingsverbanden.
Ouderorganisaties en vakbonden hebben aangegeven dat zij zich zorgen maken dat aspecten van de inrichting van een rechtspersoon invloed hebben op de besluiten in het ondersteuningsplan. Ik wil niet voorbij gaan aan de zorg dat in statuten zaken worden vastgelegd die de mogelijkheden van inspraak van de ondersteuningsplanraad op het ondersteuningsplan inperken. De wijze waarop de ondersteuning in de regio vorm krijgt ligt vast in het ondersteuningsplan en daarop heeft de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht. Ik ga ervan uit dat inhoudelijke keuzes hun weerslag krijgen in het ondersteuningsplan. De inspraak van de ondersteuningsplanraad op het ondersteuningsplan kan niet beperkt worden door wat in statuten van het samenwerkingsverband wordt vastgelegd.
Indien dit niet het geval is, waarom is artikel 11 sub d WMS (het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake) in casu niet van toepassing?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid via de organisaties van schoolbesturen en werkgevers aandacht te vragen voor de medezeggenschap in de oprichting van samenwerkingsverbanden?
Ja. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Welke andere maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat ouders, leerlingen en leerkrachten zonder enige betrokkenheid en/of inbreng worden geconfronteerd met een voldongen feit, te weten een opgericht en vormgegeven samenwerkingsverband door het schoolbestuur?
De regering acht het van groot belang dat ouders, leerlingen en leraren inspraak hebben op de wijze waarop de ondersteuning in de regio gestalte krijgt. De wijze waarop de ondersteuning in de regio vorm krijgt, wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan en daarop heeft de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht. De inspraak van de ondersteuningsplanraad op het ondersteuningsplan kan niet beperkt worden door wat in statuten van het samenwerkingsverband wordt vastgelegd.
Verder is het wenselijk dat samenwerkingsverbanden de medezeggenschapsraden betrekken bij de voorbereiding en bij de inrichting van de ondersteuningsplanraad (die wordt gevormd door en uit de medezeggenschapsraden). Om te bereiken dat de ondersteuningsplanraad goed van de grond komt heb ik met ouderorganisaties, vakbonden en sectorraden afspraken gemaakt over het tijdig en volwaardig betrekken van ouders, leerlingen en leraren bij de vorming van de ondersteuningsplanraad.
De organisaties zullen gezamenlijk invulling geven aan een landelijk steunpunt voor medezeggenschap passend onderwijs, dat ondersteuning biedt bij de vormgeving en inrichting van de medezeggenschap en de stand van zaken in de regio’s bijhoudt. Ook vanuit het ministerie zal aandacht besteed worden aan tijdige inrichting van de ondersteuningsplanraden.
De versoepeling van het ontslagrecht door de Kunduz-coalitie |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Weet u dat Nederland al behoort tot de Europese middenmoot wat betreft baanmobiliteit, gemeten over vijf jaar?1 Dit maakt een sterke versoepeling van het ontslagrecht toch onnodig en zelfs onverstandig, omdat werknemers in een economische recessie met een half miljoen werklozen zekerheid nodig hebben zodat ze geld gaan uitgeven en niet massaal sparen?
Is het niet zo dat alle oudere werknemers in Europa moeilijk werk vinden en dat dit niet alleen voor Nederland geldt? Waarom zoekt u de reden dan in het ontslagrecht?
Uiteraard vangt de flexibele schil bij bedrijven (werknemers met leercontracten) de conjuncturele schommelingen op, maar het is toch ook zo dat werknemers in vaste dienst schommelingen opvangen door intern flexibel te zijn binnen het bedrijf?
Waarop baseert u dat de ontslagbescherming van vaste contracten te hoog is? Ruim 80% van alle ontslagaanvragen wordt toch gehonoreerd? Hiermee ademt de vaste kern toch ook mee met de conjunctuur?
Wat is de onderbouwing dat ontslag in Nederland zo duur en tijdrovend zou zijn? Is dit afgezet tegenover andere Europese landen? Zo ja, welke?
Waarop is de stelling gebaseerd dat de nieuwe ontslagprocedure werkelijk tijd en geld bespaart? Wat is het beslag daarvan op de rechterlijke macht? Heeft de rechterlijke macht voor een toename van het aantal procedures voldoende capaciteit? De kosten komen in het nieuwe systeem toch vooral voor rekening van de werknemer? Is hier rekening mee gehouden?
In het nieuwe Kunduz systeem is het mogelijk dat een werknemer na twee maanden opzegtermijn zijn baan en inkomen kwijt is en dat hij een procedure moet starten om het ontslag aan te vechten; zal het niet moeilijker worden voor veel meer werknemers om een hypotheek te krijgen? Wordt het probleem dat werknemers met flexibele contracten moeilijk een hypotheek verkrijgen niet vergroot?
«Vaste contracten worden minder vast» stelt de Kunduz coalitie; gaat dit niet ten koste van de arbeidsproductiviteit van werknemers en de innovatiekracht van werkgevers? Vreest u niet dat werknemers kwetsbaarder worden en zich niet meer kritisch op zullen stellen uit angst voor ontslag? Dat zij door vermindering van hun baanzekerheid minder loyaal worden? Zullen werkgevers niet juist minder gaan investeren in oudere werknemers omdat zij makkelijker ontslagen kunnen worden?
Is de kans niet heel groot dat in een repressief stelsel veel «onredelijke» ontslagen nooit door een rechter worden getoetst omdat de werknemer het er bij zal laten zitten?
Komt een werknemer niet enorm op achterstand te staan ten opzichte van de werkgever omdat hij initiatief moet nemen om te procederen? Ontstaat er daardoor geen nieuwe tweedeling tussen hoger- en lager opgeleide werknemers en tussen hoger en lager betaalde werknemers?
Betekent afschaffen van de preventieve toets niet dat er meer nadruk komt op juridisering van het conflict en dat werknemers noodgedwongen meer procedures zullen gaan voeren? Is onderkend dat rijke werkgevers hun ontslagen werknemer kunnen kapotprocederen? Vindt u dat rechtvaardig? Zo ja, waarom?
Vervalt het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA), en daarmee het Ontslagbesluit (met de ontslagnormen) en de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (met de uitwerking)? Worden deze normen in de wet opgenomen?
In uw Hoofdlijnennotitie wordt niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre andere belangrijke delen van het arbeidsrecht, zoals de volgens Kunduz partijen kennelijk onredelijke ontslagtoets, nog passen in het nieuwe systeem; kunt u dat nader onderbouwen?
Hoe werkt het vernietigen van een opzegging van de arbeidsovereenkomst in geval van het schenden van discriminatie en opzegverboden (7: 647, 7:648, 7:677 BW)? Dit geeft de werknemer in het huidige recht de mogelijkheid om de opzegging buitengerechtelijk te vernietigen; wordt deze mogelijkheid geschrapt in uw Kunduzplannen?
In hoeverre passen de volgens de Kunduzcoalitie onredelijke opzegging en de schadevergoeding (7:681 BW) en de vordering tot herstel van de arbeidsovereenkomst met mogelijkheid tot afkoop (7:682 BW) in het systeem? Vervallen deze? Kan een rechter het ontslag nog wel toetsen aan de gevolgen die dat heeft voor de werknemer?
Welke arbeidsrelaties vallen buiten de voorgenomen maatregelen (zoals openbaar bestuur, defensie, politici en rechterlijke macht)? En welke daarbinnen? Onder het werknemersbegrip van het BBA vallen nu handelsagenten, freelancers, hoofdredacteuren, leerlingen en stagiaires; wat gaat voor hen gelden als het BBA vervalt?
Blijven alle opzegverboden – zie artikel 7:670 BW: ziekte, zwangerschap en bevalling, militaire dienst, lidmaatschap OR, vakbondslidmaatschap, politiek verlof, zorg- en ouderschapsverlof, overgang van onderneming en verrichten van zondagsarbeid – uit het BW gehandhaafd?
Klopt het dat aan de overtreding van de opzegverboden de strengste sanctie die ons recht kent is verbonden; namelijk nietigheid? Klopt het dat de rechtsbronnen daarvoor zijn te vinden in EU-recht en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)? Klopt het dat deze verdragen hoge eisen stellen aan die sanctionering en over het algemeen de bewijslast omkeren? Klopt het dat door de preventieve toets in ons recht aan deze internationale verdragen wordt voldaan? Hoe wordt dit in de plannen verankerd?
Blijven de discriminatieverboden uit de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (WGBMV) in stand (zie bijvoorbeeld Artikel 8 AWGB: onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, ras, geslacht, etc.)?
Blijft victimisatie-ontslag uit 7:647 en 648 BW, 8 AWGB en 12f WGBMV in stand?
Blijft afwijking bij cao wat betreft ziekte en militaire dienst ten nadele van de werknemer bestaan (7:670 lid 13 BW)?
Wat is de sanctie als de werkgever opzegt in strijd met het opzeg- en of discriminatieverbod? Moet de werknemer dan naar de rechter om dit aan te vechten? Waarom is niet gedacht aan nietigheid van de opzegging?
Betekent het voorgaande niet dat een werknemer dus feitelijk zonder redelijke grond ontslagen kan worden?
In uw notitie staat dat de rechter het ontslag ongedaan kan maken; wat is ongedaan maken volgens u precies, aangezien het geen juridisch begrip is? Wordt bedoeld herstel dienstbetrekking, zoals nu conform 7:682 BW? Is er dan sprake van een schadevergoeding voor de onterecht ontslagen werknemer?
In uw notitie introduceert u het begrip «reële» grond; waarom staat hier niet redelijke grond? Wordt hetzelfde bedoeld? Zit er een diepere gedachte achter deze terminologie? Zo ja, welke?
Welke normen worden opgenomen in de wet waaraan de rechter straks de rechtmatigheid van het ontslag kan toetsen? Waar denkt u aan?
Wordt getoetst of de opzegging op een redelijke grond berust en overigens, in verband met de oorzaken en gevolgen ervan, redelijk is?
Moet het ontslag voldoen aan de regels uit het Ontslagbesluit en de Beleidsregels Ontslagtaak UWV, die aan de redelijkheidsnorm voor de verschillende ontslaggronden nadere uitwerking geven? Worden deze regels integraal overgenomen? Welke wel, welke niet, en waarom? Hoe zit het bijvoorbeeld met de herplaatsingsregels en de wederindiensttredingsvoorwaarde? Komt dat als norm terug? Waarom haalt u in uw notitie wel aan dat bij bedrijfseconomisch ontslag het afspiegelingsbeginsel uit het Ontslagbesluit het uitgangspunt is? Waarom haalt men geen normen aan bij andere ontslaggronden?
Gaat u het ILO-verdrag 158, waarin een nadere afbakening van de geldige reden ook voor gevallen waar geen sprake is van bedrijfseconomisch ontslag staat, ratificeren?
Is het wel mogelijk dat de rechter «UWV-normen» gaat toetsen? Een rechter toetst toch op normschending en niet op doelmatigheid?
In het rechtssysteem toetst een rechter de rechtmatigheid op basis van wat partijen aandragen; hoe kan een rechter bijvoorbeeld oordelen over bedrijfseconomische ontslagen zoals het UWV nu doet?
Wat betekent «in beroep gaan» bij de rechter? Dat is toch niet juridisch bedoeld? Het betekent toch het uitbrengen van een dagvaarding in eerste aanleg? Is het mogelijk een spoedvoorziening aan te vragen?
Wordt de werknemer nu de mogelijkheid ontnomen om de opzegging buitengerechtelijk te vernietigen, zoals dat nu mogelijk is? Denkt u aan een systeem van nietigheden/vernietigbaarheden of aan een systeem waarbij de opzegging van rechtswege wordt geschorst?
Indien u aan geen van beide systemen denkt, betekent het niet dat een werkgever gewoon kan opzeggen met schending van opzegverboden en wettelijke normen en dat een werknemer dat dan maar moet aanvechten? Is dat rechtvaardig? Miskent u dan niet een van de grondslagen van het sociaal recht dat de zwakkere partij, in casu de werknemer, bescherming verdient?
Wanneer is er geen reële grond voor ontslag? Wanneer is er sprake van «duidelijke verwijtbaarheid» van de werkgever?
Moet de werkgever bij de opzegging niet ook rekening houden met de belangen van de werknemer en de gevolgen van het ontslag? Hoe toetst de rechter of hieraan is voldaan?
Vervreemdt Nederland zich niet van het eerder genoemde ILO-verdrag 158 dat voorschrijft dat elk ontslag een geldige reden behoeft die bij betwisting door de werkgever aannemelijk moet worden gemaakt, en op de aanwezigheid daarvan volledige rechterlijke toetsing mogelijk is?
Hoe moet een rechter die een individuele zaak krijgt voorgelegd en in beginsel lijdelijk is een opzegging vanwege bedrijfseconomische redenen toetsen? Hij heeft daarvoor immers geen enkel normenkader?
Toets de rechter in uw Kunduzplan bij alle gronden marginaal, aangezien een volle toetsing onmogelijk wordt gemaakt? Klopt het dat de huidige UWV-toets voor bedrijfseconomisch ontslag uit de Beleidsregels wordt gehaald en ook de overige ontslagen (zoals disfunctioneren) gemakshalve langs dezelfde marginale meetlat worden gelegd? Nu gaat het UWV niet op stoel werkgever zitten en toetst slechts marginaal, klopt het dat u voorstelt in uw notitie de rechter in het nieuwe stelsel ook slechts marginaal te laten toetsen?
Klopt het dat een rechter alleen in uitzonderlijke gevallen, «als evident duidelijk is dat een werkgever in redelijkheid niet tot ontslag had kunnen komen of zelf blaam treft», het ontslag achteraf ongedaan kan maken of een vergoeding kan opleggen? Wanneer is hier dan precies sprake van?
Hoe stelt u voor het ontslag vervolgens juridisch ongedaan te laten maken? Herstel van de arbeidsovereenkomst? Klopt het dat het vonnis van de rechter kan behelzen dat de werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst dient te sluiten onder dezelfde voorwaarden? Klopt het dat dit minder sterk is dan in geval van vernietiging, omdat het dienstverband dan nooit heeft opgehouden te bestaan? Waarom kiest u hier niet voor?
Blijft het vragen van een voorlopige voorziening mogelijk? Volgens de heersende leer kan dat niet bij herstel dienstverband; is herstel ook afkoopbaar conform 7:682 lid 3 BW?
Waarom heeft u niet gekozen voor de nietigheidssanctie voor gevallen waar het ontslag toch zo evident onredelijk is?
Is beperkte toetsing niet in strijd met Europese en internationale regelgeving?
In hoeverre verwacht u een grotere toeloop naar de rechter door ontslagen werknemers? Is hier onderzoek naar gedaan?
Welke maatschappelijke kosten gaan gepaard met deze grotere toeloop? Kunt u deze cijfers betrekken uw eigen cijferwerk?
Stelt u voor het afspiegelingsbeginsel uit het Ontslagbesluit en de Beleidsregels Ontslagtaak UWV integraal over te nemen? Of wordt dit gewijzigd in uw Kunduzplan opgenomen en versoepeld?
Stelt u voor het onmisbaarheidscriterium uit het Ontslagbesluit en de Beleidsregels Ontslagtaak UWV integraal over te nemen? Of wordt dit gewijzigd opgenomen en versoepeld?
Stelt u voor de regels rond de herplaatsing en de uitwisselbaarheid van functies over te nemen, die een werkgever thans in acht moet nemen bij een bedrijfseconomisch ontslag via het UWV?
Heeft u zich gerealiseerd dat de huidige ontslagvergoedingensystematiek de basis is voor het onderhandelen over sociale plannen? Heeft u zich gerealiseerd dat er dus weinig overblijft om over te onderhandelen of om substantiële van-werk-naar-werk- trajecten te ontwikkelen op basis van het magere transitiebudget?
Wat is straks, als uw Kunduzvoorstel zou worden ingevoerd, het verschil met de praktijk van nu? Wat is de invulling van de hoorprocedure? Aan welke normen denkt u? Wat zijn de termijnen? Moet de werkgever dan ook aangeven en onderbouwen dat het ontslag op redelijke grond berust en ook overigens, in verband met de oorzaken en gevolgen ervan, redelijk is?
Moet de werkgever bij de aanzegging tevens aangeven welke vergoeding hij gaat betalen? Welke prikkel voor de werkgever wordt ingebouwd dat een werkgever zorgvuldig en eerlijk handelt? Kan een werknemer tijdig rechtshulp zoeken bij vakbond of advocaat? Hoe verhoudt de aanzegging zich tot de opzegging?
Kan de werkgever volgens uw Kunduzvoorstel pas opzeggen na het volgen van de hoorprocedure en het deugdelijke afwikkelen van het ontslag? Wordt dit wettelijk geregeld? Mag de werkgever na afloop van de hoorzitting nog andere zaken inbrengen dan hij in de schriftelijke aanzegging heeft gedaan?
Wat is de juridische sanctie als de werkgever de regels van de hoorprocedure schendt? Nietigheid of vernietigbaarheid van het ontslag? Of kan de werknemer alleen naar de rechter met een vordering tot herstel van dienstbetrekking of een of een extra gemaximeerde vergoeding?
Waarop is uw verwachting gebaseerd dat na invoering van het Kunduzvoorstel het overgrote deel van de ontslagen niet voor de rechter komt?
Verwacht u niet dat het aantal spoedprocedures tot wedertewerkstelling aanzienlijk zal toenemen?
Deelt u de mening dat het beperkte transitiebudget en de wettelijk genormeerde en gemaximeerde vergoeding toch nauwelijks afschrikwekkende werking hebben voor een werkgever?
Hoe waarborgt u dat de hoorprocedures zorgvuldig verlopen? Wie bepaalt dat?
De hoorprocedure heeft toch geen onafhankelijk karakter? Wordt het geen schijnvertoning?
In uw notitie schrijft u dat een werkgever het ontslag op een soortgelijke wijze moet kunnen onderbouwen als in het huidige systeem; hoe wordt dit geregeld?
In hoeverre voldoet de door u voorgestelde hoorprocedure aan ILO-Verdragen? Mag een arbeidsovereenkomst wel worden verbroken als een werknemer zich niet heeft kunnen verweren? Om welke specifieke gevallen gaat het, los van de opzegverboden?
Blijft een ontbindingsverzoek op grond van dringende reden mogelijk?
Blijft de mogelijkheid overeind van een voorwaardelijke ontbinding (voor het geval de arbeidsovereenkomst toch nog bestaat op het moment van het verzoek)?
Welke vergoeding kan een rechter opleggen wanneer een opzegverbod geldt?
Waarom stelt u voor de vergoeding te maximeren?
Wat is uw onderbouwing voor de verkorting van de opzegtermijn naar twee maanden?
Blijft afwijken in de individuele arbeidsovereenkomst en bij cao mogelijk in uw voorstel? Geldt dat ook voor de afwijkingsbepalingen?
Wordt door de door u voorgestelde verkorting de werknemer niet dubbel getroffen, aangezien de proceduretijd bij de kantonrechter en UWV nu 10 respectievelijk 17 weken is, en deze komt te vervallen? Klopt het dat in plaats hiervan er een interne hoorprocedure van twee weken komt? En komt daar dan bovenop de verkorting van de opzegtermijn? Waarom deze extra versnelling van het ontslag? Dit is toch een ingrijpende benadeling van werknemers?
Waarom stelt u voor de opzegtermijn ook op twee maanden te zetten als de werknemer opzegt, tegen de enkele maand nu? Zo ja, dat is toch een belemmering voor de mobiliteit van de werknemer?
Geldt de verlengde opzegtermijn ook voor tijdelijke contracten zonder tussentijds opzegbeding?
Wat is volgens uw voorstel de juridische sanctie als de werkgever de termijn niet goed in acht neemt en/of de dag waartegen (artikel 7:672 BW), evenals opzegging van een tijdelijk contract zonder tussentijds opzegbeding (7:667 lid 3 BW)? Hoe zit het met de schadeplichtigheid wegens onregelmatige opzegging (artikel 7:677 BW)?
Hoe gaat u regelen dat de werknemer in kennis wordt gesteld van de opzegging? Moet het schriftelijk gebeuren? Wanneer gaat de opzegtermijn formeel in (moment van ontvangst of van verzenden)?
Hoe stelt u voor dat deze procedure functioneert bij faillissement en surseance van betaling? Worden dan de huidige zes weken of ook twee maanden in acht genomen?
Leidt de door u gekozen constructie niet tot het corrumperen van de rechtspraak? Deelt u de mening dat de rechter zo niet meer onafhankelijk kan oordelen?
Leidt de door u voorgestelde systematiek niet tot nieuwe ongelijkheden? Het kan toch gebeuren dat de ene dienstbetrekking in stand wordt gehouden en de andere wordt afgekocht, omdat lagere rechters over gelijke zaken verschillende uitspraken doen?
Is de door u voorgestelde beperkte hoger beroep-regeling in strijd met artikel 6 EVRM?
In welke gevallen legt een rechter in uw voorstel een transitiebudget op? Hoe ziet u dat voor zich in «neutrale» gevallen waarbij er geen sprake is van verwijtbaarheid?
Hoe staat uw voorstel tegenover het huidige arbeidsrecht dat een onderscheid maakt tussen een schadevergoeding bij ontbinding vanwege onredelijkheid en schadeloosstelling vanwege het niet juist volgen van de procedure? Wat betekent dat voor de praktijk en de jurisprudentie, waar juist door de Hoge Raad is bevestigd dat die twee oorzaken voor schade verschillend moeten worden benaderd?
Kunnen de ontslagvergoedingen door ontslagen werknemers in uw voorstel ook worden gebruikt om hun inkomensachteruitgang op te vangen of om hun pensioenopbouw voort te zetten? Zo nee waarom niet?
Waarom kan het inkomen van de ontslagen werknemer alleen worden aangevuld met een vergoeding als de werkgever verwijtbaar heeft gehandeld?
In welke gevallen kan de rechter in uw Kunduzvoorstel de wettelijk genormeerde vergoeding opleggen? En hoe werkt dat bij de verhoging? Kunt u hiervan een voorbeeld geven?
Welke emolumenten, zoals vakantietoeslag, vaste 13e maand, structurele overwerkvergoeding, vaste ploegentoeslag en pensioenpremie, worden allemaal begrepen onder vergoeding in uw Kunduzvoorstel?
Vervalt de schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag in uw plannen?
Betekent uw nieuwe Kunduz ontslagsysteem per saldo een lastenverlichting van 1 miljard voor werkgevers? Zo nee, waarom niet?
Heeft u zich gerealiseerd dat verlaging van de huidige vergoedingssystematiek directe consequenties voor het sociaal plan heeft? In hoeverre beperkt het lagere transitiebudget de onderhandelingsruimte voor vakbonden om deugdelijke van-werk-naar-werktrajecten van de grond te krijgen?
Wordt uw nieuwe Kunduz ontslagsysteem door de vier verschillende soorten, namelijk transitiebudget, genormeerde vergoeding, de verhoging bij uitzonderingen en ongedaan making van ontslag met afkoopvergoeding, niet juist onoverzichtelijker?
Komt u met flankerend beleid om tegen te gaan dat het transitiebudget veel lager is voor jonge werknemers dan voor oudere werknemers, en het budget dus niet gelijk loopt met de verdiencapaciteit?
Heeft u erover nagedacht wie het transitiebudget vast stelt? Wie beslist over de besteding van het transitiebudget?
Kan een werknemer de hoogte aanvechten in uw Kunduzontslagplan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze moet de werknemer dit doen?
Is het transitiebudget in uw Kunduzplan een individueel recht? Waar legt u het beheer, en wat is de controle van de werknemer over het budget? Komt het op een rekening te staan op naam van de werknemer?
Is de werknemer in uw Kunduzontslagplan zelf verantwoordelijk voor de besteding van het transitiebudget? Wie controleert het?
Is het transitiebudget bij ontslag niet ontoereikend, aangezien dit enkel nog gebruikt kan worden voor werk-naar-werk trajecten en scholing, en zo geen rekening wordt gehouden met eventuele grote inkomensachteruitgangen door werkloosheid of de behoefte om pensioenschade op te vangen?
Is het nieuwe transitiebudget alleen verschuldigd bij onvrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst in uw Kunduzontslagplan? Wat als een arbeidsovereenkomst niet verlengd wordt?
Moet de werknemer in uw Kunduzontslagplan naar de rechter als de werkgever het budget toezegt maar niet uitbetaalt aan de werknemer? Levert dit geen extra kosten op voor de werknemer?
Wanneer legt de rechter een transitiebudget op in uw Kunduzontslagplan?
Wordt het transitiebudget gekort met recente scholingsinspanningen in uw Kunduzontslagplan? Welke scholingsinspanningen vallen hieronder? Functiegerichte scholing of enkel bredere scholing, en alleen door de werkgever of ook door de werknemer ?
Hoe verhoudt zich dit met artikel 7:611 BW, op grond waarvan een werkgever een werknemer al functiegericht moet scholen? Verrekening met het budget betekent toch dat de werknemer altijd zijn eigen scholing betaalt?
Hoe verhoudt het budget zich tot afspraken in een sociaal plan bij collectief ontslag?
Vallen transitiebudgetten onder de loonbelasting?
Wat betekent het vervallen van de sectorale premie voor de vijf sectoren die momenteel een hogere sectorale premie heffen omdat zij veel met flexwerkers werken? Gaan deze sectoren straks minder betalen?
Waarom komt het verhalen van een minimum van drie maanden WW op werkgevers, zoals opgenomen in de Voorjaarsnota, niet terug in de Hoofdlijnennotitie? Betekent dit dat er geen minimum meer is, dat wil zeggen dat bij korte/tijdelijke dienstverbanden het verhaal van de WW ook zeer beperkt is?
Als er in uw Kunduzontslagplannen toch een WW-periode op werkgevers wordt verhaald, hoe wordt deze periode in het nieuwe voorstel dan berekend?
Wat wordt het verhaal bij de laatste werkgever, als een werknemer eerst 10 jaar bij werkgever X heeft gewerkt, vervolgens voor 6 maanden naar werkgever Y overstapt en na 6 maanden wordt ontslagen? Geldt voor de vaststelling van het WW-bedrag dat verhaald gaat worden alleen het dienstverband van dat halve jaar?
Hoe zal het verhaal uitwerken voor een werkgever die een werknemer aanneemt die bijna voldoet aan de referte-eis voor vier maanden WW, aangezien langer doorwerken de werkgever verantwoordelijk zou maken voor een langere WW uitkering? Welke gevolgen heeft dit voor de gewenste arbeidsmobiliteit?
Hoe gaat het UWV dit verhalen? Wat gaat het UWV extra doen om mensen aan het werk te helpen?
Hoe worden de uitkeringslasten gefinancierd voor het eerste half jaar voor die werkgevers, die dit niet kunnen betalen vanwege bijvoorbeeld faillissement of surseance, of in geval van wanbetalers?
Hoe worden de uitkeringslasten voor grensarbeiders die vanuit Nederland over de grens werken bij een buitenlandse werkgever gefinancierd?
Houdt de grensarbeider zijn aanspraken jegens het UWV vanaf de eerste dag werkloosheid?
Wat is de relatie tussen de WW-berekening en de duur en het transitiebudget?
Klopt het dat de volgens de Kunduzcoalitie hoge ontslagbescherming op dit moment het WW-gebruik vermindert? Zou versoepeling op dit moment dan niet leiden tot veel extra WW-gebruik, vooral door oudere werknemers?
Is er sprake van een schrijffout in uw Hoofdlijnennotitie, bij de zin «Per 2014 komen alle WW-uitkeringen ten laste van het Awf en komen de lasten tot de eerste maanden van werkloosheid voor rekening van de werkgever»? Of is het de bedoeling dat de eerste maanden van werkloosheid geprivatiseerd worden?
Hoe gaat u voorkomen dat ondernemers niet op grote schaal de uitzonderingspositie voor uitzenden gaan exploiteren, zoals wij eerder bij payrollen hebben gezien?
Bent u van plan iets met de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid inzake payrollen te doen nu u voorstelt het hele ontslagrecht aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Hoe past het concurrentiebeding voor tijdelijke contracten in uw nieuwe Kunduzsysteem? Het belemmert toch direct de mobiliteit van werknemers op de arbeidsmarkt?
Zou u deze vragen voor donderdag 6 september 2012 willen beantwoorden?
Het hardhandige optreden van de Zimbabwaanse politie tegen LGTI (Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender and Intersex) activisten |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de arrestatie van leden van de LGBTI organisatie «Gays and Lesbians of Zimbabwe» (GALZ)?1
Wat is uw reactie op het hardhandige optreden van de Zimbabwaanse politie tegen LGBTI activisten?
Kunt u aangeven of de veiligheid van leden van GALZ in gevaar is? Indien ja, bestaat de mogelijkheid voor de Nederlandse ambassade om deze activisten te bezoeken? Indien dit niet het geval is, bent u bereid dit te bewerkstelligen? Indien nee, waarom niet?
Bent u bereid om de Zimbabwaanse autoriteiten aan te spreken op het gegeven dat de Zimbabwaanse grondwet en andere Zimbabwaanse wetten expliciet passages bevatten over vrijheid van meningsuiting en vergadering en het recht op demonstratie? Indien nee, waarom niet?
Mede op Nederlands aandringen heeft de EU kort na het incident haar ernstige zorgen over de situatie uitgesproken tegenover de Zimbabwaanse overheid. De EU heeft Zimbabwe opgeroepen de internationale mensenrechtenverplichtingen te respecteren. Zowel Nederland als de EU wijst de Zimbabwaanse autoriteiten op de noodzaak deze verplichtingen na te komen.
Wat bent u van plan te ondernemen om de Zimbabwaanse autoriteiten te wijzen op hun internationaalrechtelijke verplichtingen op het vlak van mensenrechten, nu zij zo duidelijk in strijd handelen met die verplichtingen? Bent u bereid zowel in bilaterale contacten, als via de Europese Unie de Zimbabwaanse autoriteiten hierop in heldere bewoordingen aan te spreken en de Kamer hier op korte termijn over te informeren? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Melkveehouders die in de problemen komen door de lage melkprijs |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Melkveehouders straks dieper in schulden»?1
Ja.
Is het waar dat de lagere melkprijs en de stijgende kosten van inputs leiden tot een verslechtering van de financiële positie van de helft van de Nederlandse melkveehouders?
Het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) verstrekt via de website (http://www.lei.wur.nl/NL/statistieken/Barometer) gegevens over de actuele economische situatie in onder meer de melkveehouderij. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling van het saldo (opbrengsten minus toegerekende kosten, waarin ook de kosten voor veevoer en meststoffen zijn opgenomen) tot en met juli in 2012 hoger ligt dan het gemiddelde over dezelfde periode in de jaren 2006 – 2011. Het saldo tot en met juli 2012 ligt wel lager dan de vergelijkbare periode over 2011, maar in 2011 was sprake van een fors gestegen melkprijs.
Bent u het met NMV (Nederlandse Melkveehouders Vakbond) eens dat de stijging van de melkprijs in 2011 een eenmalige opleving was en dat er dus sprake is van een structureel dalende melkprijs?
Nee. Zoals verwacht blijkt de prijs de afgelopen jaren meer en vaker te fluctueren door ontwikkelingen op de wereldmarkt. De laatste weken is er sprake van een opleving van de prijzen op de wereldmarkt, die naar verwachting in de komende maanden zal leiden tot stijging van de melkprijzen voor de veehouders. Ook voor de komende jaren verwacht ik vergelijkbare prijstendensen en dus geen structureel dalende melkprijs. Mede omdat daarnaast de kosten tussen melkveebedrijven onderling sterk variëren, zal niet steeds en niet voor elk bedrijf sprake zijn van een volledig kostendekkende melkprijs.
Wat is uw verklaring voor de huidige lage melkprijs, gezien de stijgende zuivelprijzen op de wereldmarkt? Deelt u de mening dat Nederlandse melkveehouders een eerlijke en reële prijs moeten krijgen voor hun melk, waarin alle input- en milieukosten zijn meegenomen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat andere EU-landen van plan zijn om de toeslagen vervroegd uit te betalen? Zo ja, om welke landen gaat het?
De Europese Commissie heeft een voorstel gepresenteerd aan het beheerscomité voor directe betalingen van 25 juli jongstleden waarin zij alle lidstaten toestaat om vanaf 16 oktober 2012 vervroegd 50% van de bedrijfstoeslag 2012 te betalen, onder de voorwaarde dat alle controles zijn afgerond. Dit voorstel is vastgesteld en op 28 augustus officieel gepubliceerd.
In het voornoemde beheerscomité gaven acht lidstaten (Letland, Litouwen, Portugal, Roemenië, Griekenland, Italië, Tsjechië en Hongarije) aan dat zij zeer waarschijnlijk voorschotten gaan betalen. Zeven lidstaten gaven aan dat zij zeer waarschijnlijk géén voorschotten gaan betalen (Duitsland, Slowakije, Estland, Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Finland).
Deelt u de mening dat de huidige uitzonderlijke omstandigheden voldoende aanleiding geven om een verzoek in te dienen bij de Europese Commissie om vervroegde betaling van de toeslagen in Nederland mogelijk te maken?
Nee. Nederland heeft dan ook geen verzoek ingediend.
Bent u nog van plan om andere acties te ondernemen om te zorgen dat melkveehouders niet verder in de problemen komen?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat gemeenten woonwagenkampen mijden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten laten woonwagenkampen links liggen»?1
Ja.
Is het waar dat er in circa veertig gemeenten nauwelijks wordt gehandhaafd op een of meerdere woonwagenkampen? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit ongewenst is en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, wat is er niet waar en over welke gegevens beschikt u?
In de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 augustus 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33000-VII, nr. 125) wordt vermeld dat uit onderzoek van de toenmalige VROM-Inspectie blijkt dat de inspectie het mogelijk acht dat 44 gemeenten te maken hebben met vrijplaatsenproblematiek op woonwagenlocaties.
Vrijplaatsen, waarbinnen personen zich niets gelegen laten liggen aan normen en geldende wet- en regelgeving, kunnen niet worden getolereerd. Zoals aangegeven in de genoemde brief zullen de aanbevelingen uit het rapport onder de aandacht worden gebracht van gemeenten. Door de toenmalige VROM-Inspectie is in 2011 een handleiding geactualiseerd voor de aanpak van (woon) overlast en verloedering in wijken. Ook specifiek voor de aanpak van woonwagenlocaties is door deze inspectie een handreiking beschikbaar gesteld. Verder kunnen de handhavingspartners bij het bepalen van hun handhavingsstrategie gebruik maken van het convenant van de Regionale Informatie en Expertise Centra (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 59), dat de grondslag biedt voor het uitwisselen van informatie.
Worden er veel aangiftes gedaan door toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners vanwege bedreiging, geweldpleging of andere delicten waarvan woonwagenbewoners worden verdacht? Zo ja, hebt u de indruk dat het aantal aangiftes disproportioneel is ten opzichte van dergelijke aangiftes gedaan tegen niet-woonwagenbewoners? Zo nee, wat zegt dat over de vermeende status van «vrijplaats» van woonwagenkampen?
In de registratiesystemen van de politie wordt niet vastgelegd of een persoon woont op een woonwagenlocatie. Zodoende beschik ik niet over de gevraagde gegevens.
Is het waar dat het na een brand in Maastricht een meisje uit het woonwagenkamp geen slachtofferhulp krijgt? Zo ja, waarom is dat? Bestaan er concrete aanwijzingen dat medewerkers van slachtofferhulp onveilig zouden zijn als zij in het kamp hulp zouden verlenen?
Uit navraag bij Slachtofferhulp Nederland blijkt dat aan het slachtoffer van de brand in Maastricht wel degelijk slachtofferhulp is verleend. Slachtofferhulp Nederland deelt mee dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het voor hun medewerkers onveilig zou zijn als zij op een woonwagenlocatie hulp zouden verlenen. In de dagelijkse praktijk bezoeken medewerkers van Slachtofferhulp Nederland met enige regelmaat cliënten die woonachtig zijn op een woonwagenlocatie.
Hebt u de indruk dat agressie tegen toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners een probleem is dat op woonwagenkampen relatief vaker voorkomt dan elders? Zo ja, kunt u dit met cijfers onderbouwen en wat gaat u hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat vrijplaatsen en een verziekte sfeer op een woonwagenkamp vooral ontstaan als een minderheid van de bewoners het voor de overgrote meerderheid van de kampbewoners verpest? Zo ja, deelt u dan de mening dat een aanpak die specifiek op die minderheid wordt gericht gewenst is? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Net als in andere buurten en wijken kunnen enkelen het voor velen bederven. Dat kan ook op woonwagenlocaties het geval zijn. Een handhavingsactie is erop gericht vast te stellen wie de regels overtreedt en wie niet. De verdere aanpak kan vervolgens worden gericht op de overtreders.
Deelt u de mening dat het doen van melding of aangifte door woonwagenbewoners zelf over misstanden op hun kampen kan bijdragen aan het terugdringen van die misstanden? Zo ja, wat gaat u doen om deze aangiftebereidheid te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Ja, het doen van aangifte of een melding door woonwagenbewoners kan bijdragen aan het terugdringen van deze misstanden. In het kader van het dienstverleningsconcept van de Nationale politie wordt gewerkt aan verbetering van het aangifteproces. Een van de onderdelen hiervan is het verbeteren van de mogelijkheden om aangifte te doen. Mocht een woonwagenbewoner vrezen voor represailles van medebewoners, dan kan gemeld worden via Meld Misdaad Anoniem en bestaat de mogelijkheid om beschermd aangifte te doen op grond van de OM-handleiding Opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 283).
Is het waar dat gemeenten uit onvermogen of angst de problemen met woonwagenkampen liever uit de weg gaan? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, waarom niet?
In het rapport «Woonwagenbewoners in Nederland 2011» dat met de eerder genoemde brief van 28 augustus 2012 aan de Tweede Kamer is gezonden, wordt aangegeven dat er lang niet op alle woonwagenlocaties sprake is van problematische situaties. De redenen dat sommige gemeenten en andere gezagsdragers niet ingrijpen bij problematische situaties zijn volgens de onderzoekers divers. Zij kennen voorbeelden waarin woonwagenbewoners hun zin hebben gekregen door intimidatie en geweldsdreiging. Andere factoren die zij noemen zijn de complexiteit van de problematiek, de kosten die ingrijpen met zich brengt, een gebrek aan kennis en contacten en de geringe omvang van de groep woonwagenbewoners.
Vrijplaatsen zijn ontoelaatbaar. Desgevraagd ondersteun ik gemeenten bij de aanpak van problematische woonwagenlocaties, opdat gemeenten hun regierol invullen en er met de relevante partners (alsnog) een handhavingsstrategie wordt opgesteld en uitgevoerd. Verder bieden de in het antwoord op vraag 2 genoemde instrumenten gemeenten een basis om tot aanpak over te gaan.
Kent u andere vrijplaatsen dan kampen? Zo ja, welke zijn dat?
In de omschrijving die bijvoorbeeld het Van Traa-team voor de bestuurlijke aanpak van criminaliteit te Amsterdam hanteert, wordt onder vrijplaatsen begrepen: groepen of locaties waar(door) een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, met als gevolg dat een maatschappelijk ongewenste situatie ontstaat waar structurele fraude van wezenlijke betekenis is2. Het kan gaan om een winkelstraat, industriegebied of een clubhuis. Tegen vrijplaatsen kan worden opgetreden door met de verschillende samenwerkende partijen gebruikers van het gebied te controleren op naleving van de vigerende wet- en regelgeving. De overheid is weer zichtbaar aanwezig in het gebied en hierdoor wordt een signaal afgegeven dat negatieve ontwikkelingen in het gebied niet gewenst zijn.
In hoeverre worden, bijvoorbeeld in het kader van het programma Veilige Publieke Taak (VPT), toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners, behalve in het omgaan met ervaren agressie, ook getraind in het voorkomen van agressie en het omgaan met potentieel moeilijke situaties?
Conform de Arbeidsomstandighedenwet is het de verantwoordelijkheid van werkgevers om een goed arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. Het voorkomen van agressie en geweld is hiervan een afgeleide verplichting. Training op dat vlak is dan ook een van de acht standaard maatregelen uit het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uit de monitor Agressie en geweld uit 2011 blijkt dat circa 50 % van de werknemers met een publieke taak aangeeft dat er trainingen zijn op dit gebied (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 684, nr. 327). Vanuit het expertisecentrum Veilige Publieke Taak wordt momenteel een handreiking «Voorkomen van agressie en geweld» opgesteld. Deze handreiking wordt beschikbaar gesteld aan alle werkgevers met een publieke taak. Het gaat om een stappenplan waarvan maatregelen als het in kaart brengen van risico’s, het opstellen van gedragsregels, het trainen van personeel en de samenwerking met andere organisaties deel uit maken.
Kippen die zijn gestikt door de warmte |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «duizenden kippen door warmte gedood in oververhitte schuur»?1
Ja.
Is het waar dat er duizenden kippen op deze wijze zijn omgekomen? Kunt u aangeven of er ook meldingen zijn uit andere delen van het land en om welke aantallen dode dieren het gaat? Zo nee, waarom niet?
Op het bedrijf in Schuinesloot zijn ongeveer 200 vleeskuikens door de hitte omgekomen.
De media hebben over enkele soortgelijke situaties bericht waarbij de brandweer het dak van pluimveestallen gekoeld heeft met bluswater om de temperatuur in de stallen te verlagen. Het betreft bedrijven in Afferden (Limburg), Veelerveen (Groningen) en Hengelo (Gelderland). In Afferden zouden ook ongeveer 200 vleeskuikens zijn omgekomen. Bij de andere bedrijven is niets bekend over extra mortaliteit.
Deelt u de mening dat de dood van de dieren behalve met het warme weer , ook nauw samenhangt met de schaalgrootte van de huisvesting? Zo nee, waarom niet en heeft u voorbeelden van kleinschalige houderijsystemen waar zich soortgelijke problemen hebben voorgedaan?
Extra sterfte van de dieren kan, in een context van extreem hoge buitentemperaturen, samenhangen met een combinatie van factoren: leeftijd van de dieren en de ouderdom en daarmee samenhangende kwaliteit van de stal.
Een relatie tussen deze problemen en de schaal van de bedrijven is niet aan de orde. Een grote, recent gebouwde stal met moderne klimaat- en ventilatievoorzieningen biedt betere bescherming dan een kleine, oudere stal met oude voorzieningen.
Verder heeft een aantal vleeskuikenbedrijven geanticipeerd op de voorspelde hitte in het bewuste weekend door (een gedeelte van) hun slachtrijpe vleeskuikens voortijdig te laten slachten.
Bent u van mening dat interventie van publieke diensten in situaties als deze ten laste van de ondernemer in kwestie zouden moeten komen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven waarom er met publiek geld gewerkt moet worden aan de oplossing van problemen die samenhangen met de door de ondernemer gekozen wijze van huisvesten?
Ingevolge de Wet veiligheidsregio’s (artikel 3) behoort tot de brandweerzorg: «het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand». De brandweer was derhalve verplicht in dit geval assistentie te verlenen, het betreft een wettelijke taak. In principe wordt hiervoor door de brandweer aan de ondernemer niets in rekening gebracht.
Het is echter aan de gemeente te beoordelen of er eventueel kosten kunnen worden doorberekend aan de ondernemer. Daarvoor moet er dan wel van tevoren een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van toepassing zijn die bepaalt in welke gevallen dit gebeurt.
Als achteraf zou blijken dat de ondernemer schuldig zou zijn geweest aan het stikken van de kippen, dan wel dat hij onzorgvuldig is geweest of ernstig nalatig, kan de gemeente besluiten of zij zich in het juridische proces wil voegen met een factuur voor de gemaakte kosten.
In dit geval heeft de gemeente Hardenberg besloten dat de interventie van de brandweer op zondag 19 augustus bij het pluimveebedrijf in de categorie «het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor [mens en] dier» valt en niet onder de categorie «andere werkzaamheden» (dienstverlening). De kosten worden dus niet in rekening van de ondernemer gebracht.
Ik ben bereid samen met de pluimveesector te kijken naar de risico’s die een hitteperiode met zich meebrengt voor het pluimvee in relatie tot de huisvesting. Het doel zal zijn dat veehouderijbedrijven beter voorbereid zijn op extreme klimaatomstandigheden om mortaliteit van dieren zo veel mogelijk te voorkomen.
Het bericht 'Careyn wil HWW Zorg overnemen' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Careyn wil HWW Zorg overnemen»?1
Het betreffende bericht is mij bekend.
Wat vindt u ervan dat Careyn enerzijds bezuinigt op de huishoudelijke hulp, maar blijkbaar wel voldoende geld heeft om HWW Zorg over te nemen?
HWW en Careyn voeren momenteel «serieuze gesprekken», zoals het aangehaalde bericht zegt. Gaandeweg zal duidelijk worden of er daadwerkelijk sprake zal zijn van samenwerking of van overname en of voor die overname betaald gaat worden. De gesprekken vloeien voort uit een van de voorwaarden die de NZa verbond aan de steunverlening aan HWW na het faillissement van Meavita.
Wat vindt u ervan dat eerst de raden van bestuur het eens moeten worden alvorens stakeholders om advies gevraagd wordt? Is dit niet de omgekeerde wereld? Hoort niet eerst een advies aan de stakeholders gevraagd te worden?
Overeenstemming, op zijn minst op hoofdlijnen, tussen de raden van bestuur lijkt mij noodzakelijk om te bepalen wat er aan de stakeholders kan worden voorgelegd. Een andere volgorde is moeilijk denkbaar. Deze volgorde is juist noodzakelijk zodat stakeholders weten waarover ze inbreng kunnen leveren en ze zorgvuldig door de raden van bestuur kunnen worden betrokken.
Gaan er na de overname banen verdwijnen bij HWW Zorg? Gaat het personeel dat overgenomen wordt er in salaris op achteruit? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Gegeven de stand van de gesprekken is daarover op dit moment geen informatie beschikbaar.
Bent u bereid zowel bij Careyn als bij HWW Zorg erop aan te dringen dat al het personeel overgenomen wordt met behoud van het huidige salaris? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijk verzoek zou vooruitlopen op de uitkomst van de lopende gesprekken. Bovendien is het personeelsbeleid een zaak van de instelling zelf.
Welke gevolgen heeft deze mogelijke overname voor de cliënten van HWW Zorg?
Uitgangspunt is natuurlijk dat de cliënten van HWW-zorg of Careyn geen nadeel van een dergelijke overname of samenwerking zullen ondervinden en dat de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft.
Bent u bereid de Inspectie extra te laten controleren bij HWW Zorg, voor, tijdens en na de overname door Careyn? Zo nee, waarom niet?
Ongeacht of een zorgaanbieder overgenomen wordt of niet, de IGZ blijft alert op signalen die wijzen op het door zorgaanbieders leveren van ondermaatse kwaliteit en veiligheid van zorg. De IGZ doet dit op basis van relevante signalen van onder andere burgers, zorgaanbieders of media. Zo ook hier.
De exploderende huren in Amsterdam door de Donnerpunten |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Hoe verklaart u de exploderende huurprijzen in de sociale huursector in Amsterdam en andere zogenaamde schaarstegebieden?1
In hoeverre onderschrijft u op dit moment de inschatting van uw ambtsvoorganger, de heer Donner, die tijdens de overleggen in de Kamer over deze maatregel heeft aangegeven dat het mee zou vallen met de huurstijgingen voor nieuwe huurders, omdat woningcorporaties niet verplicht zijn de extra woonwaardepunten mee te rekenen?
Deelt u de mening dat woningcorporaties per direct moeten stoppen met het rekenen van de maximaal mogelijke huur voor alle gevallen? Kunt u aangeven wat u van plan bent om dit tegen te gaan?
Bent u van mening dat de gemiddeld 15% hogere huurprijs, alsmede de verschillen in huurprijs (bij exact dezelfde woning) voor zittende en nieuwe huurders, averechtse effecten zijn van deze maatregel en dat op korte termijn overleg hierover dient plaats te vinden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over het onvoldoende slagen van de Nederlandse economische diplomatie |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Kent u het artikel «Rijk Achter de Dijken» van Jan Melissen en Maaike Okano-Heijmans (Instituut Clingendael), waarin zij zich kritisch uitlaten over het niet slagen van de Nederlandse economische diplomatie?1
Wat is uw reactie op dit artikel waarin de onderzoekers zeer kritisch zijn over het buitenlandbeleid dat u de afgelopen bijna twee jaar heeft gevoerd?
Heeft het kabinet inderdaad belangrijke kansen laten liggen voor de BV Nederland? Kunt u een overzicht geven van de concrete activiteiten die u heeft ondernomen in het kader van de Nederlandse economische diplomatie? Kunt u daarbij ook een overzicht geven van de resultaten van die activiteiten? Indien nee, waarom niet?
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die u genomen heeft, neemt of gaat nemen om de schade te beperken aan de Nederlandse reputatie in het buitenland als gevolg van het gevoerde beleid?
Kunt u een concreet overzicht geven van wat u op het vlak van economische diplomatie verwacht van het internationale postennetwerk, welke rol voor welke diplomatieke posten daarbij hoort en welke analyse ten grondslag ligt aan de invulling en keuzes bij het openhouden, sluiten, verkleinen of vergroten van de posten in het postennetwerk? Indien nee, waarom niet?
Uitbraak van vogelgriep |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u in detail aangeven hoe de ruiming van de leghennen in Hagestein op zaterdag 11 augustus 2012 is verlopen en daarbij aangeven hoeveel dieren er exact zijn gedood, hoeveel stallen het betrof, of de temperatuur en CO2 concentraties volgens de gestelde normen waren en binnen de daarvoor gestelde termijn bereikt zijn, en hoe lang de hele operatie heeft geduurd? Zo nee, waarom niet?
Zoals al gemeld in mijn Kamerbrief van 15 augustus 2012 (TK 807 nr. 151) heeft de NVWA naar aanleiding van de problemen bij het doden van de dieren op een kalkoenenbedrijf in Kelpen-Oler (Limburg) het contract met het ruimingsbedrijf beëindigd en de procedures rond de uitvoering en het toezicht op het doden van vogels bij een AI-uitbraak aangescherpt (zie ook Kamerbrief schriftelijk overleg vogelgriep van 29 mei 2012, TK 28 807 nr. 145, 30 mei 2012). Er is een ander bedrijf gecontracteerd voor het doden van de vogels.
Op het pluimveebedrijf waren in totaal 32 870 leghennen aanwezig, verdeeld over twee stallen: een oudere, vrij open stal en een tamelijk nieuwe stal. Beide stallen hebben een vrije uitloop. Het bedrijf dat verantwoordelijk was voor het doden van de leghennen is op zaterdagochtend 11 augustus begonnen met het afplakken van de stallen. Dit bleek voor de oude stal bewerkelijk te zijn. De voorbereiding kostte daarom meer tijd dan gepland. Om 16.50 uur is begonnen met het inbrengen van CO2 in de stallen. De vergassing heeft twee uren geduurd. Om 21.30 uur zijn de stallen vrijgegeven. Het hele proces is correct verlopen en de voorgeschreven indicatoren zijn behaald. De NVWA heeft continu toezicht gehouden op het proces.
Op zaterdagavond en op zondag zijn de dode leghennen van het bedrijf afgevoerd. Het afvoeren van de dode dieren heeft meer tijd in beslag genomen door met name de inrichting van de stallen (volièrestallen) en in mindere mate het gebruik van nieuwe maskers door de medewerkers (het zgn. volgelaatmasker). Dit masker biedt meer veiligheid, maar levert een zwaardere werkbelasting waardoor verplicht meer gepauzeerd moest worden.
Het gehele proces van taxeren tot ruimen en de eerste reiniging en ontsmetting heeft geduurd van vrijdagavond 20.00 uur tot zondagavond 23.00 uur.
Is het waar dat de ruiming van zaterdag tot en met zondagmiddag 12 augustus 2012 heeft geduurd? Zo ja, hoe verklaart u dit en deelt u de mening dat de ruiming dan veel te lang heeft geduurd en hoe beoordeelt u dit? Zo nee, tot wanneer heeft de ruiming dan wel geduurd en hoe komt het dat er geruchten gaan dat de ruiming tot zondag heeft geduurd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of het een stalvergassing was of een containervergassing en kunt u toelichten waarom voor de gebruikte methode is gekozen? Zo nee, waarom niet?
Het betrof een stalvergassing. Bij de voorinspectie door het vergassingsbedrijf bleek een stalvergassing mogelijk te zijn. Wanneer de stal zich daarvoor leent, verdient stalvergassing de voorkeur boven containervergassing. Voor de afweging tussen stalvergassing dan wel containervergassing verwijs ik u naar mijn brief inzake het Schriftelijk Overleg over de uitbraak van vogelgriep in Kelpen Oler, Limburg (TK 28 807 nr. 145 30 mei 2012).
Kunt u aangeven hoe lang het heeft geduurd totdat alle dieren dood waren en of bij het openen van de stal of container na de vergassing daadwerkelijk alle dieren dood waren? Zo ja, hoe beoordeelt u deze gegevens? Zo nee, waarom niet en hoeveel dieren waren er nog in leven?
Zie antwoorden op vraag 1 en 2. Er zijn 2 van de 32 870 hennen levend aangetroffen na de vergassing. Deze dieren zijn onmiddellijk conform de geldende regels geeuthanaseerd.
Kunt u hierbij toelichten of het verloop van het doden van de dieren dit keer wel correct is gemonitord, zoals u aangeeft in uw brief van 30 mei 2012 naar aanleiding van de gruwelijke dood van de kalkoenen in Kelpen-Oler? Zo nee, waarom niet?1
Tijdens het dodingsproces heeft de coördinator van de NVWA de metingen van de gasconcentraties gevolgd. Hij heeft vastgesteld dat de gestelde indicatoren, zoals CO2-concentraties en temperatuur, binnen de gestelde termijnen zijn gehaald.
Kunt u aangeven hoeveel en welke mensen er aanwezig waren tijdens de ruiming en wat hun taken waren? Zo nee, waarom niet?
In totaal zijn tijdens de ruiming de volgende personen een deel van de tijd aanwezig geweest: 1 taxateur (op vrijdag), 6 medewerkers van het vergassingsbedrijf, 18 personen voor het verzamelen en afvoeren van de kadavers, 4 chauffeurs en kraanbestuurders, 2 medewerkers voor hygiëne en ontsmetting, 2 leveranciers van ruimingsmaterialen en 1 medewerker voor de ongediertebestrijding.
Van de NVWA waren 6 medewerkers van het frontteam van de NVWA aanwezig, plus 3 medewerkers van het Incident- en Crisiscentrum van de NVWA, waaronder het hoofd/teamleider van deze afdeling. De aanwezigheid van de 3 laatstgenoemde medewerkers was vanwege het gebruik van een nieuw type beschermingsmasker voor het personeel en omdat voor de eerste keer het nieuwe vergassingsbedrijf werd ingeschakeld. Er is geen crisismanager van de NVWA aanwezig geweest. Wel heeft de Inspecteur-generaal van de NVWA zondag het bedrijf bezocht.
Is het waar dat er ook een crisismanager van de NVWA aanwezig was tijdens de ruiming? Zo ja, waarom was deze crisismanager aanwezig en wat waren zijn werkzaamheden?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat u zelf ook aanwezig bent geweest op het bedrijf? Zo ja, wanneer en wat was de reden van uw bezoek?
Voor de direct betrokkenen is de ruiming ook emotioneel bijzonder zwaar. Ik heb daarom de veehouder en zijn familie bezocht om mijn medeleven te tonen en ze op deze wijze een hart onder de riem te steken. Het besmette deel van het bedrijf heb ik niet bezocht.
Kunt u aangeven of de medewerkers van de NVWA (Voedsel en Warenautoriteit) bij deze ruiming de meetapparatuur hebben kunnen volgen, zoals u aangeeft in uw brief van 30 mei 2012? Zo ja, hebben zij daardoor nauwkeuriger kunnen toezien op een goed verloop van het doden van de dieren? Zo nee, waarom niet en wat voor gevolgen heeft dit gehad voor het verloop van het doden van de dieren?
De NVWA-medewerkers hebben gedurende de vergassing de metingen nauwkeurig kunnen volgen.
Kunt u aangeven of het bedrijf dat de ruiming heeft uitgevoerd dit volgens alle gestelde regels heeft gedaan, of alle apparatuur goed heeft gefunctioneerd en of het bedrijf een gedetailleerd werkplan voor de ruiming heeft aangeleverd voordat het aan de werkzaamheden begon? Zo ja, kunt u dit nader toelichten en details geven over de inhoud van het werkplan? Zo nee, wat voor problemen zijn er ontstaan en wat gaat u doen om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen en schuldigen aan deze problemen aan te pakken?
Het vergassingsbedrijf heeft een werkplan ingediend. Dit is vooraf besproken met de NVWA. In het werkplan staat beschreven op welke wijze de uitvoering van de ruiming zal plaatsvinden (met name het afplakken van de stallen en de wijze van CO-2 toediening). De inhoud van het werkplan is in overeenstemming met de geldende regelgeving en het werkplan is correct gevolgd.
De mogelijke nadelige gevolgen van de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget voor mensen met een letselschade uitkering |
|
Jetta Klijnsma (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u inzicht geven in hoe de vermogenstoetsen die per 1 januari 2013 ingaan met betrekking tot de zorgtoeslag en het kindgebonden budget zich verhouden tot mensen die een letselschade uitkering ontvangen?
Op 1 januari 2013 zal voor meer toeslagen dan nu het geval is een vermogenstoets gaan gelden. Deze bestaat reeds voor de huurtoeslag en wordt op die datum – in gewijzigde vorm – geïntroduceerd voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Voor de kinderopvangtoeslag geldt geen vermogenstoets. De nieuwe vermogenstoetsen houden in dat wanneer de grondslag sparen en beleggen in box 3 van de inkomstenbelasting hoger is dan € 80 000, er geen recht meer is op toeslag. Door de werking van het heffingvrije vermogen ligt de grens voor alleenstaanden bij € 101 139 (op basis van het jaar 2012) en voor partners op € 122 378, eventueel verhoogd met ouderentoeslag in box 3. Voor de vermogenstoets in de huurtoeslag is de grens voor de vermogenstoets het heffingvrij vermogen, zonder de opslag van € 80 000.
Bij de bepaling van de hoogte van de grondslag sparen en beleggen wordt geen rekening gehouden met de herkomst van het vermogen. Hierop bestaan echter uitzonderingen, de zogenoemde hardheidsclausulegevallen. Een voorbeeld daarvan is vermogen dat een vergoeding vormde voor immateriële schade (smartengeld).
Hoe de introductie van deze vermogenstoetsen zich verhoudt tot mensen die een letselschade-uitkering ontvangen is afhankelijk van het moment van toekennen van de vergoeding en van de gekozen modaliteit van de uitkering.
Voor gevallen die zijn of worden afgewikkeld nadat bekend werd dat er vermogenstoetsen worden geïntroduceerd hoort bij de bepaling van het schadebedrag rekening te worden gehouden met het bestaan van de vermogenstoetsen. De schade als gevolg van het verlies aan arbeidsvermogen wordt immers bepaald op het verschil tussen de bestaande verdiencapaciteit en de verdiencapaciteit indien de schade zich niet had voorgedaan. Daarbij telt het feit dat iemand als gevolg van de schade-uitkering geen recht meer heeft op toeslagen mee. Deze personen worden dan ook materieel niet geraakt door de introductie van de vermogenstoetsen.
Voor gevallen die zijn afgewikkeld voordat bekend werd dat er vermogenstoetsen in de zorgtoeslagen het kindgebonden budget zouden worden geïntroduceerd is bij de vaststelling van het schadebedrag hiermee geen rekening gehouden. Er zijn dan grofweg drie modaliteiten denkbaar.
Kunt u bevestigen dat mensen die een letselschade uitkering ontvangen en daarmee een vermogen hebben dat hoger is dan het heffingvrije vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting per 1 januari 2013 getroffen zullen worden door de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Zo ja, hoeveel mensen met een letselschade-uitkering zullen volgens u geraakt worden door de vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Klopt het dat zij er hierdoor financieel flink op achteruit kunnen gaan, en daardoor in de financiële problemen kunnen raken? Deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk zou zijn, zeker omdat het hier veelal gaat om mensen of gezinnen die al in een kwetsbare situatie zitten?
Zoals bij de vorige vraag is aangegeven ligt de vermogensgrens voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget bij het heffingvrije vermogen in box 3, plus € 80 000. Dat wil zeggen dat voor alleenstaanden een maximaal vermogen geldt van € 101 139 (op basis van het jaar 2012) en voor partners € 122 378.
Om hoeveel personen het bij deze grenzen precies gaat is niet bekend. Sinds 2009 hebben cumulatief iets meer dan 1 000 personen een schadevergoeding van meer dan € 100 000 ontvangen. 1 Onder deze personen, en de personen die voor die tijd een schadevergoeding hebben ontvangen, bevinden zich mensen die door het invoeren van de vermogenstoets worden geraakt. Deze groep wordt echter ingeperkt door de verschillende modaliteiten die bij het antwoord op de eerste vraag zijn uiteengezet. De omvang ervan is daarom moeilijk vast te stellen, te meer omdat ook niet bekend is hoeveel personen van deze groep momenteel in aanmerking komt voor zorgtoeslag of kindgebonden budget. Daarnaast is het ook denkbaar dat iemand die een lagere uitkering ontvangt door de nieuwe vermogenstoets wordt geraakt omdat hij al een zeker vermogen bezat.
Het is mogelijk dat personen die een letselschade-uitkering hebben ontvangen er op achteruit gaan als gevolg van de vermogenstoets. Wanneer deze personen overigens een laag inkomen hebben, waardoor zij wel recht hebben op de toeslagen als de vermogenstoets er niet zou zijn, kan de inkomensachteruitgang meer dan tweehonderd euro per maand bedragen. Dat is voor deze mensen, die zich vaak in een kwetsbare positie bevinden, veelal een erg hoog bedrag.
De introductie van de vermogenstoetsen raakt bij de letselschadeslachtoffers aan een privaatrechtelijke verhouding. Het privaatrecht is beter in staat dan het bestuursrecht om maatwerk te bieden, zoals het antwoord op vraag 1 laat zien. Van belang is dan ook dat de personen om wie het gaat hun privaatrechtelijke situatie onderzoeken om te zien of daar mogelijkheden in bestaan. Het kan een rol spelen dat een deel van de schadevergoeding ziet op immateriële schade. Dit deel is dan reeds op basis van bestaand hardheidsclausulebeleid vrijgesteld.2
Oplossingen dienen naar mijn inzicht dan ook primair te worden gevonden op het privaatrechtelijke vlak. Voor individuele gevallen kan het nodig zijn dat opnieuw naar de afwikkeling wordt gekeken. Eventueel is bemiddeling nodig. Ook binnen de letselschadesector is aandacht voor de afwikkeling van schades op een manier waarbij rekening wordt gehouden met (toekomstige) wetswijzigingen op fiscaal gebied en het gebied van de toeslagen. Een platform op het gebied van bemiddeling en overleg binnen de sector vormt de Letselschade Raad, waarin alle betrokkenen in de sector vertegenwoordigd zijn.
Desalniettemin kan het voorkomen, zoals in de voorgaande alinea’s is gesignaleerd, dat er mensen zijn die geen privaatrechtelijke mogelijkheden hebben en er in inkomen flink op achteruitgaan. Ik ben bereid voor gevallen waar dit onevenredig hard uitpakt een tegemoetkomende regeling te treffen. Ik heb het dan over een restgroep. Een dergelijke regeling zal daarom beperkt en van tijdelijke aard zijn en uitsluitend zien op gevallen die zijn afgewikkeld voordat werd aangekondigd dat vermogenstoetsen zouden worden geïntroduceerd. In de praktijk betekent dit dat deze niet ziet op de huurtoeslag.
Deelt u de mening dat het onwenselijk zou zijn als mensen die slachtoffer/gehandicapt zijn geworden door toedoen van anderen en daarvoor een letselschade- uitkering ontvangen, benadeeld worden door de nieuwe vermogenstoetsen bij de zorgtoeslag en het kindgebonden budget? Ziet u mogelijkheden om de regelgeving voor de inwerkingtreding op 1 januari 2013 aan te passen om mensen met een letselschade-uitkering te ontzien bij de vermogenstoetsen? Zo ja, bent u bereid hier werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De rechtmatigheid van Amerikaanse targeted killings |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Uri Rosenthal (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vijf doden door drone-aanval in Pakistan»?1
Ja.
Deelt u de mening van de oorlogsrechtexpert Mary Ellen O’Connell dat de Verenigde Staten momenteel niet in oorlog zijn met de staat Pakistan en evenmin met de staten Jemen en Somalië en dat het oorlogsrecht met betrekking tot targeted killings in deze landen niet van toepassing is?2 Indien neen, wat is dan uw opvatting over het van toepassing zijnde recht met betrekking tot targeted killings door de Verenigde Staten in de genoemde landen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het humanitair oorlogsrecht zou van toepassing kunnen zijn op bepaalde handelingen van de VS in landen voor zover deze handelingen in relatie staan tot een gewapend conflict met niet-statelijke partijen. Volgens de VS is er een gewapend conflict met Al Qaida en gaat het om aanvallen op belligerenten die op zichzelf rechtmatig zijn; Al Qaida heeft meermalen zware aanslagen tegen Amerikaanse instellingen en instellingen in andere westerse landen uitgevoerd en opgeëist. Het oorlogsrecht verbiedt het gebruik van geavanceerde wapentechnologie niet.
Deelt u de mening van de Pakistaanse autoriteiten dat de Verenigde Staten door het uitvoeren van targeted killings in Pakistan inbreuk maken op de soevereiniteit van het land? Indien neen, waarom niet?
Bij de concrete operaties waar het hier om gaat, is het voor derde landen niet vast te stellen of al dan niet toestemming is gegeven.
Hoe beoordeelt u de rechtmatigheid van de bij vraag 1 genoemde targeted killings? Kunt u uw antwoord toelichten?
In een gewapend conflict is het gebruik van dodelijk geweld rechtmatig, indien dit binnen de kaders van het oorlogsrecht wordt aangewend. Ten aanzien van specifieke aanvallen in betreffende landen beschik ik niet over de feitelijke informatie die nodig zou zijn om een verantwoord oordeel te kunnen geven over de rechtmatigheid ervan.
Is het u bekend dat de Verenigde Staten zogenaamde signature strikes uitvoeren, in ieder geval in Jemen en Pakistan, waarbij niet geïdentificeerde individuen op basis van verdacht gedrag doelwit zijn van targeted killings?3 Deelt u de opvatting van de oud-Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Philip Alston, dat «targeted killings should never be based solely on «suspicious» conduct or unverified – or unverifiable – information»?4 Acht u signature strikes in strijd met het internationale recht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ermee bekend dat de Verenigde Staten ook targeted killings uitvoeren op reddingswerkers?5 Deelt u de opvatting van de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Christof Heyns, dat «secondary drone strikes on rescuers who are helping (the injured) after an initial drone attack (…) are a war crime»?6 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan dit niet bevestigen.
Is het u verder bekend dat de Verenigde Staten ook targeted killings uitvoeren op begrafenisstoeten?7 Hoe beoordeelt u de rechtmatigheid van aanvallen op begrafenisstoeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u er tenslotte mee bekend dat de aanbevelingen van de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties met betrekking tot targeted killings – aanbevelingen 24 en 25 – niet zijn geïmplementeerd door de Verenigde Staten?8
Of dit het geval is of niet, het is aan de VS te bezien hoe wordt omgegaan met de aanbevelingen van een Speciaal Rapporteur.
Deelt u de opvatting van de Special Rapporteur on the promotion and protection of human rights and fundamental freedoms while countering terrorism van de Verenigde Naties, Ben Emmerson, dat targeted killings met drones niet alleen aanvallen op de individuen in kwestie zijn, maar ook op «international law itself»?9 Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 5.
Deelt u de opvatting dat de ontwikkeling naar steeds meer targeted killings, met name tijdens het presidentschap van Barack Obama, allerlei juridische vragen oproept en dat meer duidelijkheid over de juridische aspecten hiervan dringend gewenst is? Indien neen, waarom niet?
Nee, het internationaalrechtelijk kader voor het gebruik van geweld, ook met behulp van drones, is voldoende helder. Exacte kennis over concrete gevallen is noodzakelijk om een gefundeerd oordeel te formuleren over de rechtmatigheid van het gebruik van drones in een concreet geval. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Ligt er een juridisch advies of wordt er momenteel gewerkt aan een juridisch advies van de externe volkenrechtelijk adviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, professor André Nollkaemper, en/of van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken met betrekking tot het beleid van targeted killings? Indien neen, bent u bereid de externe volkenrechtelijk adviseur en/of de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken om dit advies te vragen? Indien neen, waarom niet?
Over deze kwestie heb ik intern juridisch advies ontvangen.
Bent u bereid stelling te nemen tegen deze systematische schendingen van mensenrechten door middel van targeted killings en uw Amerikaanse collega’s hiervan op de hoogte te brengen? Indien neen, waarom niet?
Nee, zie ook antwoord 4 en 5.
Bent u verder bereid bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op implementatie van de aanbevelingen over targeted killings van de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties? Indien neen, waarom niet?
Nederland is een bondgenoot van de VS in de strijd tegen het terrorisme. In dat kader vindt regelmatig juridisch overleg plaats waarbij dergelijk aspecten aan de orde komen.
Bent u tenslotte bereid om, zolang er grote twijfels bestaan over de rechtmatigheid van targeted killings, bij uw Amerikaanse collega’s aan te dringen op een moratorium op het uitvoeren van targeted killings buiten erkende gewapende conflictgebieden? Indien neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
De arrestatie van een 11-jarig meisje met Down Syndroom vanwege schending van de blasfemiewet in Pakistan |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de arrestatie van het 11-jarige meisje Rimsha met Down syndroom op beschuldiging van blasfemie in een dorp, nabij Islamabad, in Pakistan?
Heeft u kennis genomen van de veroordeling door de Pakistaanse mensenrechtencommissie van deze arrestatie, maar ook de aanklacht tegen de politie omdat zij toestond dat een woedende menigte het politiebureau omsingelde en vervolgens om haar uitlevering vroeg?
Deelt u de mening dat dit meisje per direct vrijgelaten moet worden?
Bent u bereid de Pakistaanse ambassadeur te ontbieden en voor directe vrijlating te pleiten?
Bent u tevens bereid zich in te spannen om binnen de EU tot een veroordeling te komen van deze arrestatie en om gezamenlijk voor directe vrijlating te pleiten bij de Pakistaanse overheid?
Bent u eveneens bereid om in bilateraal en in EU-verband bij de Pakistaanse overheid erop aan te dringen om de blasfemiewet ongedaan te maken aangezien een overgrote meerderheid van de aanklachten ongegrond blijkt te zijn en dus misbruikt wordt om lokale vetes uit te vechten en met name om minderheden aan te klagen? Bent u bereid in bilateraal en in EU-verband als een eerste stap er bij de Pakistaanse overheid voor te pleiten valse aangiften op basis van de blasfemiewet strafbaar te stellen om misbruik tegen te gaan?
Bent u bereid Pakistaanse organisaties, onlangs (juni 2012) bezocht door een ChristenUnie-delegatie, zoals CLAAS (Center for Legal Aid Assistance & Settlement), die slachtoffers van valse aangiften op basis van de blasfemiewet juridisch ondersteunen, financieel blijvend te ondersteunen?
De veroordeling van de groep Pussy-riot door de Russiche rechter |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het vonnis van de Russische rechter, waarbij de leden van de Russische popgroep Pussy Riot zijn veroordeeld tot 2 jaar strafkamp voor «religieus hooliganisme»?
Ja.
Deelt u de mening dat dit vonnis duidelijk politiek gemotiveerd is en past in een patroon waarbij critici van president Poetin moeten vrezen dat zij voor hun kritiek op het bewind in een strafkamp kunnen belanden?
Ik deel de brede internationale zorgen over de verhouding tussen enerzijds de beperkte zwaarte van het vergrijp, en anderzijds de lengte van het voorarrest, de strafeis en de uiteindelijke straf. Ik heb mijn teleurstelling hierover publiekelijk kenbaar gemaakt. Daarnaast onderschrijf ik de verklaring die HV Ashton
op 17 augustus heeft uitgegeven. In deze verklaring uit de HV haar diepe teleurstelling over de veroordeling van de leden van Pussy Riot, die zij buiten proportie noemt. Zij geeft tevens aan dat dit geval bovenop de recente stijging van politiek gemotiveerde intimidatie en vervolging van oppositionele activisten komt. Zij noemt respect voor mensenrechten en de rechtsstaat een onmisbaar onderdeel van de relatie tussen de EU en Rusland. (http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/EN/foraff/132192.pdf)
Zo ja, deelt u de mening dat de EU de vervolging van dissidenten in Rusland moet veroordelen en daarom ook onverwijld en ondubbelzinnig het vonnis in de zaak Pussy Riot als een aantasting van mensenrechten moet veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, bent u bereid zich ervoor in te spannen dat die veroordeling namens de EU er ook snel komt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u verder de mening dat sinds de (her)verkiezing van president Poetin de mensenrechten in Rusland extra onder druk zijn gekomen en er dus alle aanleiding is de dialoog over mensenrechten tussen de EU en Rusland te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Ik zie in dit soort voorvallen aanleiding de reeds tussen de EU en Rusland bestaande intensieve mensenrechtendialoog met onverminderde kracht voort te zetten. De meest recente bijeenkomst hiervan vond plaats op 20 juli jl. in Brussel. Vrijheid van meningsuiting is daar uitgebreid besproken. Ook tijdens bilaterale consultaties tussen de Nederlandse en Russische mensenrechtenambassadeurs op 18 juli jl. in Den Haag kwam vrijheid van meningsuiting uitgebreid aan de orde. Zowel tijdens dit bilaterale gesprek als tijdens de Europees-Russische mensenrechtendialoog werden bovengenoemde zorgen over de Pussy Riot-zaak overbracht, alsmede de brede zorgen over recente NGO-wetgeving, LHTB-rechten en internetvrijheid.
Zullen de relaties tussen de EU en Rusland tegen het licht worden gehouden en worden heroverwogen indien de druk op de mensenrechtensituatie, de vervolging van dissidenten en de bestrijding van critici van president Poetin aanhouden? Zo nee, waarom niet?
De uitspraken van de Finse minister van Financiën dat het uiteenvallen van de eurozone slechts een kwestie van tijd is |
|
Geert Wilders (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichten «Finse minister: «Voorbereiden op uiteenvallen eurozone»» en «Finland maakt zich klaar voor einde euro?»1 en 2
Ja. Hierbij zij opgemerkt dat Erkki Tuomioja geen minister van Financiën is zoals de leden Wilders en Van Dijck in de vraag stellen, maar minister van Buitenlandse Zaken.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Finse minister van Financiën, Erkki Tuomioja, die stelt dat het uiteenvallen van de eurozone slechts een kwestie van tijd is en dat het europroject de toekomst vernietigt van Europa?
Het kabinet laat de uitspraken van de Finse minister van Buitenlandse Zaken, Erkki Tuomioja, voor rekening van de Finse minister die verschillende uitspraken heeft gedaan over verschillende scenario’s. In Finland komt het vaker voor dat ministers de partijpolitieke lijn uitdragen. De minister van Buitenlandse Handel en Europese Zaken, Alexander Stubb, heeft in een persverklaring en tijdens een speech voor de Finse ambassadeursconferentie op 20 augustus jl. laten weten dat minister Tuomioja niet de mening van de Finse regering heeft verkondigd.
De inzet van het Nederlandse kabinet is gericht op het versterken van de euro. Ook het Nederlandse kabinet houdt overigens rekening met verschillende scenario´s , waarschijnlijke en minder waarschijnlijke, wenselijke en onwenselijke scenario’s. Dit heb ik al meerdere keren aan de Tweede Kamer te kennen gegeven, zoals recentelijk nog in de antwoorden op de vragen die gesteld waren via een VSO over onder andere het verslag van de Eurogroep en informele Ecofin Raad van 30 en 31 maart jl. de geannoteerde agenda van de extra Ecofin Raad van 2 mei 2012 en de Eurogroep en Ecofin Raad van 14 en 14 mei 2012 (zie brief met kenmerk BFB2012-11372M). De inzet van het kabinet is een versterkte euro.
Deelt u de mening van Finland, één van de meest kredietwaardige EU-lidstaten, dat de eurozone een catastrofe is en dat het uiteenvallen van de eurozone Europa waarschijnlijk sterker zal maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze bereidt u zich op dit moment voor op het uiteenvallen van de eurozone?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wanneer u eindelijk leiderschap zult tonen, stopt met blanco cheques tekenen en de Nederlandse uitverkoop aan Brussel zult stoppen?
Het kabinet zet in op het versterken van de euro. De inzet van het kabinet is onder andere verwerkt in de Kamerbrief over de Visie toekomst Economische en Monetaire Unie van 7 september 2011 (Kamerstukken 2010–2011, 21 501-07, nr. 839). De inzet van het kabinet is inmiddels al voor een belangrijk deel binnengehaald. Daarbij gaat het onder meer om de afspraken over meer automatisme in de besluitvorming van het Stabiliteits- en Groeipact zoals gemaakt in het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU. Ook zorgt het tweetal toezichtsverordeningen waarover op dit moment tussen de Raad en het Europees Parlement onderhandeld wordt (het zogenaamde «twopack) voor meer toezicht vanuit de Commissie op eurolanden die de SGP-afspraken niet nakomen en op eurolanden met grote problemen met de financiële stabiliteit. Daarnaast gaat de financiële steun die vanuit het noodfonds EFSF wordt verstrekt aan programmalanden gaat gepaard met strikte conditionaliteit en betrokkenheid van het IMF. In de diverse debatten, ondermeer over de noodfondsen, is door het kabinet al het belang ervan benadrukt. Ook voor Nederland.
Het bericht "Defensie in zee met USG voor reorganisatie" |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Defensie in zee met USG voor reorganisatie»1
Ja
Welke uitzendconcerns hebben aangegeven mee te willen dingen naar de opdracht van Defensie en op basis van welke gronden is gekozen voor aanbesteding bij USG People?
De openbare aanbesteding van het contract voor de bemiddelingsorganisatie is volgens de Europese richtlijnen uitgevoerd. Bij de publicatie van de aankondiging van de opdracht zijn onder meer de beoordelingscriteria bekendgemaakt. Deze criteria hebben betrekking op de kwaliteit en op de prijs. Een groot aantal bemiddelings- en detacheringsorganisaties hebben gereageerd op publicatie van de aanbesteding. Vaak was sprake van bedrijven die zich in combinatie met andere inschreven. De beoordeling van de inschrijvingen heeft geleid tot de gunning van het contract aan USG People.
Zijn ook bemiddelingsbureaus en re-integratiebedrijven uit het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), die veelal uitstekende netwerken hebben in het regionale bedrijfsleven, in de gelegenheid gesteld mee te doen in de aanbesteding van deze overheidsopdracht?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het van groot belang is om het lokale MKB te betrekken bij het helpen met het zoeken naar banen voor de ongeveer 6 000 werknemers die boventallig worden bij Defensie? Zo ja, op welke wijze gaat u er voor zorgen dat het MKB zo veel mogelijk betrokken wordt bij het helpen van defensiemedewerkers van werk-naar-werk? Zo nee, waarom niet?
Defensie is verantwoordelijk voor de goede begeleiding van werk naar werk van dat personeel dat bij reorganisaties boventallig raakt. Hiervoor heeft Defensie contacten met uiteenlopende bedrijven, ook bedrijven uit het midden en kleinbedrijf (MKB). Ook het samenwerkingsverband van USG werkt samen met het MKB. In 2013 zullen de resultaten van de samenwerking met USG zichtbaar worden.
Op welke wijze wordt er momenteel door USG People samengewerkt met het lokale MKB en wat zijn hier de resultaten van?
Zie antwoord vraag 4.
De bezuinigingen op de Nederlandse krijgsmacht |
|
Marcial Hernandez (Groep Kortenoeven/Hernandez) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
|
Heeft u, naar aanleiding van het feit dat u in diverse landelijke media alarm heeft geslagen over gevolgen van nieuwe bezuinigingen op de krijgsmacht, de fractievoorzitters van de politieke partijen persoonlijk op de hoogte gesteld van de gevolgen van nieuwe bezuinigingen voor Nederland? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?1
Ik onderhoud op reguliere basis contacten over Defensie met politici, waaronder fractievoorzitters.
Over welke verplichtingen heeft u het, daar waar u via verschillende media heeft gesteld dat verder bezuinigen op defensie betekent dat Nederland zijn internationale NAVO-verplichtingen niet meer nakomt.? Op welke wijze voldoet Nederland niet meer aan de NAVO-verplichtingen?
Het Navo-bondgenootschap berust op het beginsel van een proportionele inbreng door alle deelnemende landen; de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Overigens hanteert de Navo daarbij een norm van 2 procent van het BNP waaraan Nederland al jarenlang niet voldoet. De proportionele inbreng brengt voor Nederland verplichtingen mee. De Navo vraagt landen eenheden en materieel beschikbaar te stellen, waaronder F-16»s, mijnenjagers en Patriot-eenheden. Als gevolg van de meest recente bezuinigingen heeft Nederland de Navo moeten melden dat eerder gedane toezeggingen niet (de tankbataljons) of maar beperkt (F-16»s, Patriots en mijnenjagers) kunnen worden waargemaakt. Nieuwe bezuinigingen gaan onherroepelijk opnieuw ten koste van operationele capaciteiten, en opnieuw zal de Nederlandse inbreng in het bondgenootschap dan moeten worden beperkt. Nederland komt dan verplichtingen en afspraken niet na. Ons land zou nog verder onder de Navo-norm voor defensie-uitgaven komen, wat andere lidstaten zullen opvatten als een verdere afname van de Nederlandse bereidheid een evenredig aandeel aan de gemeenschappelijke veiligheid te leveren. Daarmee zal het animo voor internationale samenwerking bij andere lidstaten verminderen.
Wat zijn de gevolgen voor de veiligheid van de Nederlandse staat indien opnieuw bezuinigd wordt op de krijgsmacht? Wordt Nederland daarmee kwetsbaar voor toekomstige bedreigingen? Welke bedreigingen ziet u?
In de Beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 is duidelijk gemaakt dat de bezuinigingen zoveel als mogelijk gezocht zijn in maatregelen in het bestuur, de bedrijfsvoering en de ondersteuning. Desondanks was het onontkoombaar operationele capaciteiten af te stoten. Daarbij zijn pijnlijke keuzes gemaakt die erin resulteren dat de omvang en de duur van de bijdragen van de krijgsmacht aan internationale missies beperkter zullen zijn. Door onder meer de opheffing van de tankbataljons, de afstoting van een kwart van alle pantserhouwitsers en een deel van de mortieren van 120mm en de vermindering van het aantal jachtvliegtuigen boet de Nederlandse krijgsmacht aan slagkracht in. De mijnenbestrijdingscapaciteit op zee wordt beperkt waardoor telkens een keuze moet worden gemaakt tussen de uitvoering van taken op de Noordzee, de bijdrage aan internationale operaties en de bijdrage aan de Standing Naval Forces van de Navo. Daardoor is de bewegingsvrijheid op zee verminderd.
De internationale veiligheidsituatie is onrustig en Europa bevindt zich in economisch zwaar weer. De onzekerheid, en daarmee het risico op onveiligheid om ons heen neemt toe en er is vanuit het oogpunt van veiligheid dus geen aanleiding om op Defensie te bezuinigen. Nationaal en internationaal komt Defensie op voor de Nederlandse belangen, waarbij te denken valt aan de bestrijding van piraterij, de bescherming tegen digitale aanvallen en spionage en bijstand aan politieoperaties.
Nieuwe bezuinigingen zullen leiden tot de verdere aantasting van de operationele capaciteiten en ondermijnen zo het huidige streven van Nederland naar nauwere samenwerking met Europese en Navo-bondgenoten om de militaire slagkracht overeind te houden. Nederland kan dan immers zelf weinig voor deze samenwerking betekenen en kan afspraken dan niet nakomen. Daardoor zullen andere landen afhaken. Ook gaan bezuinigingen ten kosten van het internationale aanzien van Nederland en daaraan verbonden diplomatieke invloed.
Bent u in staat om nieuwe bezuinigingen op te vangen door de krijgsmachtdelen evenredig te reduceren in omvang? Zo nee, waarom niet?
Omdat sommige verkiezingsprogramma’s voor Defensie stelposten opvoeren en deze niet of amper met concreet beleid onderbouwen, is het lastig analytisch weerwoord te leveren. De gevolgen kunnen echter verstrekkend zijn voor de krijgsmacht.
Variant G uit de heroverwegingen bijvoorbeeld, waarnaar enkele partijen blijkens het CPB verwijzen, behelst grootscheepse reducties waardoor de zelfbescherming, het escalatievermogen en het voortzettingsvermogen in de lucht en op het land drastisch worden verminderd. Die variant heft zelfs de Landmacht als organisatie op. Omdat in die variant meer dan 20 000 banen verdwijnen, zullen er bovendien veel minder militairen beschikbaar zijn om civiele autoriteiten bij rampen te ondersteunen.
De lopende bezuinigingen plegen al een forse aanslag op de slagkracht van de krijgsmacht. De uitvoering daarvan is halverwege het traject. In het licht hiervan zouden verdergaande ingrepen grote consequenties hebben voor de samenhang van de krijgsmacht en voor de samenwerking met de bondgenoten. De benadering die het kabinet thans volgt, gebaseerd op het concept van Veelzijdig Inzetbaar, zou dan te niet worden gedaan. Dat heeft bijvoorbeeld ook gevolgen voor de werving en de naam van Defensie als aantrekkelijke werkgever. De gevolgen van dergelijke ingrepen, die veelal onomkeerbaar zijn, zouden decennialang voelbaar zijn.
Betekenen nieuwe bezuinigingen zoals voorgesteld door de SP dat er één of meerdere krijgsmachtdelen moeten worden opgeheven? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de positie van Nederland binnen de NAVO? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de bescherming van de Nederlandse koopvaardijvloot en de Nederlandse handelsbelangen? Zo nee, hoe denkt u hier invulling aan te kunnen geven?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zijn de gevolgen voor de operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht indien na de verkiezingen opnieuw bezuinigd moet worden op de krijgsmacht?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen een week te beantwoorden, gezien het belang voor de Nederlandse krijgsmacht en de staatsveiligheid?
Ik ben bereid de vragen spoedig te beantwoorden.
Het corruptieonderzoek op Bonaire |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat onderzoek door Fundashon Bon Governashon Bonaire aanleiding is voor verder onderzoek naar corruptie op Bonaire?1
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 3 van de leden Ortega-Martijn en Schouten van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 135).
Waarom kon een onderzoek naar corruptie op Bonaire naar aanleiding van informatie van Fundashon Bon Governashon Bonaire uit 2007 pas eind 2009 starten en waarom moest dit onderzoek al binnen een jaar zijn afgerond?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de huidige minister van Defensie in 2007 als toenmalig adviseur van de eilandsraad sprak van een misverstand en zijn vertrouwen heeft uitgesproken in het toenmalige bestuur van Bonaire?
Blijkens het nieuwsbericht dat in vraag 1 is aangehaald, heeft de minister van Defensie tegenover de Stentor verklaard dat hij zich destijds niet over individuele bestuurders heeft uitgesproken en dat het recht zijn loop moet hebben.
Kunt u uitsluiten dat het proces van staatskundige vernieuwing, waarin Bonaire in oktober 2010 onderdeel moest worden van Nederland, een rol heeft gespeeld bij het stopzetten van dit corruptieonderzoek?
Zoals ik uiteen heb gezet in antwoord op vraag 3 van de leden Ortega-Martijn en Schouten van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 135) is het stopzetten van het onderhavige onderzoek een direct gevolg van de beschikking van de rechter-commissaris, en is de opdracht om de vervolging te hervatten gegeven door het Hof. Ik heb vast vertrouwen in de rechterlijke onafhankelijkheid, en heb geen enkele aanwijzing dat de genoemde beslissingen het gevolg zijn van politieke druk of inmenging.
Welke verantwoordelijkheid ziet u voor uzelf om te verzekeren dat onderzoek naar corruptie op Bonaire onafhankelijk kan plaatsvinden en geen onderwerp wordt van politieke onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Een verplichte drugs- of alcoholtest |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de (aangehouden) motie-Marcouch van 20 januari 2011 (Kamerstuk 28 684, nr. 300), waarin gevraagd werd om het gebruik van alcohol en drugs bij geweld als strafverzwarende omstandigheid vast te leggen?
Ja.
Kent u de berichten «Opstelten wil verplichte drugstest1 en «Opstelten wil bij geweld drugs- of alcoholtest mogelijk maken»?2
Ja.
Is het waar dat de Kamer al in 2005 is toegezegd dat zou worden bezien hoe bij geweldsincidenten de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden (Kamerstuk 28 345, nr. 33)? Zo ja, waarom duurt het dan zo lang voordat deze toezegging tot actie leidt? Zo nee, wat is er dan niet waar aan die toezegging?
In de brief aan de Tweede Kamer van 17 februari 2005 over het rapport Geweld binnen en buiten is geconstateerd dat slechts in circa 10% van de onderzochte gewelddossiers informatie was opgenomen over alcohol- en drugsgebruik bij geweld.3 De geringe aantallen lieten geen conclusies toe over de invloed van middelengebruik bij het plegen van geweld in ons land. Vermoed werd dat de politie niet systematisch registreert op het middelengebruik. Daarom is toegezegd dat bezien zal worden hoe bij geweld de registratie van alcohol- en/of drugsgebruik systematisch kan plaatsvinden. Zoals aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen van de leden Joldersma en Çörüz4, is hierna in drie pilots de registratie van alcohol en drugs bij geweld beproefd (2006–2007) en geëvalueerd (2008). Daaruit bleek onder meer dat de omvang van middelengerelateerd geweld 31% van het totale geweld omvatte (als seizoenseffecten worden meegenomen stijgt het percentage naar bijna 50%), in bijna de helft van de gevallen het zwaar geweld betrof en de recidive rond de 50% lag. Hierna is besloten tot invoering van de registratie en zijn de technische, personele en financiële consequenties voor de politie berekend (2009–2010). Naar aanleiding van de motie-Marcouch5, waarin verzocht wordt het gebruik van alcohol en drugs aan te merken als een zelfstandig strafverhogend element in de strafeis, is het wetgevingstraject gestart dat voorziet in de mogelijkheid van een verplichte drugs- en alcoholtest bij geweldsdelicten.
Hoe lang is het al bekend dat er een relatie bestaat tussen alcohol en/of drugsgebruik en geweldpleging? Hoe lang is bij u die relatie al bekend?
In tal van – vooral buitenlandse – onderzoeken in de afgelopen decennia is een relatie gevonden tussen middelengebruik en geweldpleging. Vooral alcohol, ook in combinatie met drugs, blijkt dan een factor van belang. Het verband is statistisch aangetoond, maar is niet causaal; niet iedere gebruiker van alcohol of drugs pleegt immers geweld. Middelengebruik wordt dan ook beschouwd als een risicofactor voor geweldpleging. Bij personen die vanwege hun individuele, maatschappelijke of sociale achtergrond een grotere geneigdheid hebben tot agressief gedrag, verlaagt het middelengebruik de drempel om geweld te plegen. Niet voor alle vormen van geweld is het verband even sterk. Bovendien varieert de invloed van alcohol en drugs met de vigerende drinkcultuur; in het noordelijke deel van Europa is de sociale acceptatie van alcoholmisbruik groter dan in de mediterrane landen. Alcoholgerelateerd geweld komt daardoor vaker voor in bijvoorbeeld Groot-Brittannië (40% van alle geweldsdelicten), Finland (66%), Noorwegen (80%) en Zweden (86%) dan in Frankrijk (25%).6
Is het waar dat u nog steeds een plan hebt voor een verplichte alcohol- en drugstest? Zo ja, waarin verschilt dit plan dat u vorig jaar maart (Kamerstuk 28 684, nr. 311) al heeft genoemd en waarom blijft het zo lang bij plannen en komt u niet tot daden? Zo nee, wat is de stand van zaken ten aanzien van het bestraffen van alcohol en drugs bij geweld dan wel?
Op 17 augustus jongstleden is het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het terugdringen van geweld onder invloed van middelen in consultatie gegeven. Dit wetsvoorstel is in lijn met mijn brief van 25 maart 2011.7 Het voorziet in de mogelijkheid van een verplichte drugs- en alcoholtest bij geweldsdelicten. Op 15 februari 2012 heb ik uw Kamer gemeld dat het wetgevingstraject is gestart en de inwerkingtreding – onder voorbehoud van instemming van het parlement – voorzien is in 2013.8 De uitvoering van dit beleidsvoornemen ligt met het in consultatie geven van dit wetsvoorstel op schema.
Acht u het mogelijk dat de uitkomst van het in consultatie brengen van een wetsvoorstel kan betekenen dat u toch geen wetsvoorstel bij de Kamer indient?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de u ten aanzien van het reeds lang bekende gegeven dat alcohol en drugs factoren zijn die bijdragen tot geweldpleging, weinig alert heeft gehandeld om iets aan dat gegeven te doen? Zo ja, kunt u garanderen dat dat alsnog zeer snel wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Inzake omkoping van ziekhuizen door thuiszorginstellingen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat minstens vier ziekenhuizen zich hebben laten omkopen voor het doorverwijzen van patiënten?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat het advies van een zorginstelling bij doorverwijzing altijd maatwerk voor de cliënt dient te zijn en daarbij eigen financieel gewin door zorginstellingen geen plaats heeft?
Met u ben ik van mening dat het advies van een zorginstelling maatwerk moet zijn als het om doorverwijzen gaat, maatwerk wat betreft de benodigde kwaliteit van de zorg, de gewenste locatie en/of aanbieder. Eigen financieel gewin mag geen drijfveer zijn. Daarom ben ik blij met de aanwijzing die de NZa vier ziekenhuizen heeft opgelegd omdat de betalingen die zij van thuiszorgaanbieders hebben ontvangen, strijdig zijn met de tariefbeschikkingen. De NZa onderzoekt op dit moment nog de rol van de AWBZ-instellingen in deze kwestie.
Deelt u de mening dat de eigen regie van de cliënt voorop dient te staan en dat dit soort omkooppraktijken die eigen regie en het vertrouwen in de zorg ernstig aantasten?
Ik ben samen met u van mening dat de eigen regie van de cliënt voorop moet staan. Het moeten betalen voor verwijzingen beperkt in zijn algemeenheid de keuzevrijheid van cliënten en werpt een drempel op voor nieuwe toetreders. Het woord «omkooppraktijken» lijkt echter een te zware term voor de praktijk die de NZa heeft aangetroffen. De NZa heeft niemand beticht van «omkopen». Het is de taak van de NZa om op te treden tegen de betreffende ziekenhuizen omdat zij tarieven in rekening hebben gebracht bij AWBZ-instellingen die niet in rekening gebracht hadden mogen worden. Op deze wijze kan worden voorkomen dat het vertrouwen in de zorg wordt aangetast.
Welke sancties kunnen de desbetreffende instellingen worden opgelegd?
De NZa heeft de betreffende vier ziekenhuizen een aanwijzing opgelegd om terstond het in rekening brengen van tarieven voor doorverwijzingen te staken. De aanwijzingen met naam en toenaam van de betrokken ziekenhuizen zijn tevens op de website van de NZa en/of in landelijke of plaatselijke media openbaar gemaakt om andere partijen te informeren en te waarschuwen. Als de ziekenhuizen zich niet aan deze aanwijzing houden of als daar anderszins reden voor is, dan zal de NZa nadere handhavingsmaatregelen overwegen, zoals de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete. Zoals hiervoor opgemerkt, onderzoekt de NZa op dit moment nog de rol van de AWBZ-instellingen in deze kwestie.
Bent u van plan het voordeel, dat de ziekenhuizen door de omkoping hebben gehad, terug te halen, zodat deze middelen aan zorg kunnen worden besteed?
De afhandeling hiervan is onderwerp van een lopende juridische procedure, waarover ik geen mededelingen kan doen.
Deelt u de mening dat omkoping in de zorg hard aangepakt dient te worden?
Ik vind het van het grootste belang dat onrechtmatig tarieven in rekening brengen in de zorg met verve wordt aangepakt, alle zorgaanbieders moeten de regels strikt volgen. Ik ga ervan uit dat door de interventie van de NZa de zorgaanbieders gewaarschuwd zijn en dat zij geen afzonderlijke doorverwijskosten meer in rekening zullen brengen. Tevens ga ik ervan uit dat verzekeraars daar, mede naar aanleiding van de signalen en het optreden van de NZa, beter op zullen toezien.
Welke maatregelen kunt en wilt u nemen om omkoping in de zorg aan te pakken?
Ik vind, zoals gezegd, dat het onrechtmatig in rekening brengen van tarieven met verve dient te worden bestreden. Verschillende partijen hebben daarin een verantwoordelijkheid. Ik hecht zeer aan het goed functioneren van het hele controle en toezichttraject dat begint met de eigen controle van zorgaanbieders op hun ingediende declaraties. Het is van belang dat aanbieders zich ervan vergewissen dat zij alleen juiste declaraties indienen. Om te bezien of de bij hen ingediende declaraties rechtmatig en doelmatig zijn, voeren de zorgverzekeraars hun formele en materiële controles uit en doen zij fraudeonderzoek. Ten slotte is de NZa belast met het toezicht op de aanbieders en de verzekeraars. Versterking van de keten van controle, toezicht en fraudebestrijding heeft mijn aandacht.