Het escalerende en brute geweld van het Indonesische leger tegen de autochtone bevolking van West-Papoea |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de nieuwsberichten «Shootings, village burnings and helicopter attacks continue across Paniai»1 en «Massive Indonesian offensive displaces thousands in Paniai as helicopters attack and raze villages»?2
Uit contacten met Indonesische autoriteiten, mensenrechtenorganisaties en Papoea activisten blijkt, dat op 13 december jl. een activiteit van een Indonesische politie eenheid plaats vond in het district Paniai (Provincie Papoea) tegen gewapende leden van de TPN/OPM. De schaal van deze operatie en het aantal betrokken burgers is volgens deze bronnen aanzienlijk kleiner dan de aangehaalde nieuwsberichten suggeren. Bronnen in mensenrechtenkringen spreken van 14 doden en 6 gewonden onder leden van de OPM. De politie heeft voorafgaande aan de actie de dorpelingen opgeroepen het gebied te verlaten. Enkele honderden bewoners hebben hieraan gevolg gegeven en zijn opgevangen door de lokale overheid in de plaats Enarotali.
Wat heeft u in concrete zin richting de Indonesische autoriteiten en/of in multilateraal verband ondernomen, nadat u op 13 december jl. door indiener dezes was geattendeerd op berichten dat het Indonesische leger een offensief was begonnen tegen separatisten in West-Papoea en dat bij de aanvallen ook 26 Papoea-dorpen zouden zijn aangevallen en verwoest? Wat waren de concrete resultaten van uw interventie(s)?
Ik heb de ambassade Jakarta gevraagd contact op te nemen met de Indonesische overheid, mensenrechtenorganisaties, Papoea-activisten en Westerse ambassades om toereikende informatie te krijgen over de gebeurtenissen in Paniai. Zorgvuldigheid is hierbij op zijn plaats. Het is duidelijk dat er veel geruchten de ronde doen. Andere landen hebben, naar de ambassade is gebleken, geen bijzondere zorg geuit over deze berichten. Een aantal van hen geeft aan dat het hier een operatie in het kader van «law enforcement» betreft.
Hoe heeft u invulling gegeven of hoe gaat u invulling geven aan de op 29 november jl. met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen motie Kortenoeven c.s.?3
Zoals ik aangaf tijdens de begrotingsbehandeling ben ik graag bereid om de punten 1, 2 en 4 van de motie uit te voeren en heb ik contact met de Indonesische autoriteiten over het afzien van geweld tegen vreedzame demonstranten, het vrijlaten van politieke gevangenen in Papoea, hervatting van een dialoog met Papoea’s en uitvoering van de Speciale Autonomiewet.
Ik zie deze punten van de motie als ondersteuning van bestaand beleid. Zowel in Den Haag als in Jakarta is er regelmatig contact met de Indonesische autoriteiten over de mensenrechtensituatie in Papoea. Dat gebeurt ook in de EU-Indonesië mensenrechtendialoog. Tijdens het goedkeuringsdebat voor de Partnerschap Samenwerkingsovereenkomst EU-Indonesië heb ik toegezegd dat een bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Papoea en de Molukken zal worden nagestreefd in het kader van zijn voorgenomen bezoek aan Indonesië volgend jaar.
Op instigatie van de Indonesische president wordt momenteel een aantal initiatieven ontplooid om de situatie in Papoea te verbeteren. Een speciale ontwikkelingseenheid voor Papoea, UP4B, is sinds kort operationeel en zal zich richten op betere uitvoering van de speciale autonomiewet uit 2001. Naast de sociaaleconomische ontwikkeling van de provincie gaat de aandacht daarbij ook uit naar de culturele en politieke aspecten. Ik zie dit als een bemoedigende ontwikkeling.
De Nederlandse ambassadeur heeft in een gesprek met de leider van de speciale ontwikkelingseenheid UP4B, de heer Darmono, de Nederlandse bereidheid tot ondersteuning van de provincie bevestigd.
De situatie in Papoea is complex en het nieuwe Indonesische initiatief zal tijd en geduld vergen. Dit betekent dat ook Nederland zorgvuldig te werk moet gaan en zal zoeken naar de mogelijkheden om bij te dragen om te kunnen bijdragen aan een betere situatie in Papoea. Een kritische, maar constructieve dialoog over de situatie in Papoea is daarbij gepast, maar uitvoering van punt 3 van de motie van het lid Kortenoeven – instelling van beschermingsmechanismen voor de Papoea’s – acht ik in dit licht niet effectief.
Bent u bereid, vanwege de gewenste duidelijkheid en de grote urgentie, deze vragen ieder afzonderlijk en nog vóór dinsdag 20 december 10.00 uur te beantwoorden?
De vragen werden op 21 december ontvangen. Ik doe u hierbij per omgaande de antwoorden toekomen.
De klopjacht op de negroïde werkster |
|
Sadet Karabulut , Paul Ulenbelt (SP) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht dat de politie Kennemerland dertig schoonmakers heeft staande gehouden op grond van hun «negroïde uiterlijk» en twaalf van hen inmiddels zijn uitgezet door de Immigratie en Naturalisatiedienst?1 Zijn u vergelijkbare zaken bekend? Zo ja, welke?
De met het vreemdelingentoezicht belaste ambtenaren in deze zaak hebben in het kader van hun controlebevoegdheid de grenzen opgezocht van de juridische mogelijkheden en zijn daar, volgens de Raad van State, bij de controles overheen gegaan. Mij zijn geen vergelijkbare zaken bekend. Ik ben in gesprek met de politie hoe op rechtmatige wijze het vreemdelingentoezicht kan worden geïntensiveerd.
In die gevallen waarin de staandehouding onrechtmatig is geoordeeld en de daaropvolgende detentie ook onrechtmatig is, kan de rechter een schadevergoeding toewijzen. Een eventuele onrechtmatige staandehouding doet echter niet af aan de verplichting van illegale vreemdelingen om Nederland te verlaten.
De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft naar aanleiding van gerichte acties in de regio Kennemerland, zeven personen uitgezet. Daarnaast zijn er twee personen onder toezicht vertrokken. Drie personen hebben zelfstandig Nederland verlaten, al dan niet met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).
Deelt u de mening van de Raad van State dat de politie niet op grond van uiterlijke kenmerken, reizen met de bus en het betreden van een woning in een villawijk de schoonmakers staande had mogen houden en in hechtenis nemen omdat er naar objectieve maatstaven gemeten geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was? Zo ja, welke maatregelen zijn getroffen jegens de verantwoordelijken voor dit politieonderzoek bij de politie Kennemerland en de controleurs van Connexxion? Wat is er gebeurd met de dertig schoonmakers die door dit onrechtmatig handelen zijn opgepakt, vastgepakt en voor een deel uitgezet?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het politieonderzoek was gericht op voorkomen van illegale arbeid en uitbuiting? Zo ja, hoe kan het dat toch niet is onderzocht of sprake was van uitbuiting maar wel al twaalf mensen zijn uitgezet? Zo nee, wat was dan wel het doel van het onderzoek en hoe verhoudt dat zich tot de uitspraak van de chef Vreemdelingenpolitie Kennemerland die illegale arbeid en uitbuiting noemt als reden van het politieonderzoek?
Het onderzoek is een bestuursrechtelijk onderzoek geweest dat voortvloeit uit de bestuurlijke taak van de Vreemdelingenpolitie. De doelstelling van het onderzoek was tweeërlei: het tegengaan van illegaal verblijf in Nederland en het doen ophouden van het faciliteren van dit verblijf door de werkgevers van deze personen, al dan niet met behulp van een optreden op grond van de Wet arbeid vreemdelingen.
De Vreemdelingenpolitie heeft bij het onderzoek gebruik gemaakt van de (controle)bevoegdheden die haar toekomen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Indien een bestuursrechtelijk onderzoek aanwijzingen oplevert dat mogelijk sprake is van uitbuiting, kan (tevens) een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld. Aan het Openbaar Ministerie zijn geen zaken, waarin een vermoeden van arbeidsuitbuiting bestaat, voorgelegd, die zijn te relateren aan de onderhavige zaak.
Wel laat dit zien hoe belangrijk het is dat particulieren die huishoudelijke hulp inhuren, zich vergewissen van de verblijfsstatus en het recht op arbeid van hun personeel.
Zie voor de vraag met betrekking tot de uitzetting van de twaalf personen, het antwoord op vraag 1 en 2.
Welke middelen zijn geoorloofd bij opsporing van illegale arbeid en welke niet? Kunt u dit uiteenzetten voor de politie, de Arbeidsinspectie, controleurs van een busmaatschappij en andere betrokken organisaties?
De Vreemdelingenpolitie komt in het kader van een bestuursrechtelijk onderzoek diverse (controle)bevoegdheden toe op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Indien de Vreemdelingenpolitie een strafrechtelijk onderzoek verricht, komen haar de opsporingsbevoegdheden van het Wetboek van Strafvordering toe.
De Inspectie SZW, voorheen de Arbeidsinspectie, kan gebruik maken van bevoegdheden die geregeld zijn in de Wet arbeid vreemdelingen, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafvordering. In het kader van herhaalde recidive kan een onderzoek op basis van de Wet arbeid vreemdelingen ook plaatsvinden als een opsporingsonderzoek. Hiervoor wordt dan gebruik gemaakt van bevoegdheden uit de Wet op de economische delicten. De belangrijkste bevoegdheden zijn het betreden van iedere plaats (artikel 5:15 Awb), het vorderen van inlichtingen (artikel 5:16 Awb), het vorderen van inzage in een identiteitsbewijs (artikel 5:16a Awb). De Arbeidsinspectie heeft ook de bevoegdheid om een woning tegen de wil van de bewoner binnen te treden (artikel 17 Wav), echter daarbij dient wel de Algemene wet op het binnentreden in acht te worden genomen. Anders is de handeling van de Inspectie SZW alsnog onrechtmatig.
Controleurs van een busmaatschappij controleren in hun hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar op basis van bevoegdheden uit onder meer de Wet personenvervoer. Opsporing van illegale arbeid behoort hier niet toe.
Hoe kan het dat op basis van een onrechtmatig onderzoek wel twaalf schoonmakers zijn uitgezet maar de rechtszaak tegen hun opdrachtgevers is geseponeerd door het Openbaar Ministerie? Deelt u de mening dat dit riekt naar klassenjustitie, deze zaken alsnog moeten worden onderzocht en het recht moet spreken? Zo nee, wat is het volgens u dan wel?
Het Openbaar Ministerie heeft geen zaken geseponeerd. Zoals in het antwoord op vraag 3 vermeld, heeft het Openbaar Ministerie geen zaken voorgelegd gekregen, die te relateren zijn aan de onderhavige zaak. Er is derhalve geen sprake van een strafzaak.
Waarom zijn op basis van het door de Raad van State onrechtmatig verklaarde politieonderzoek wel de door de Arbeidsinspectie aan particuliere opdrachtgevers opgelegde boetes ingetrokken maar is geen werk gemaakt van het onderzoek naar uitbuiting en bescherming van mogelijke slachtoffers van deze uitbuiting, zijnde de schoonmakers? Bent u bereid dit onderzoek alsnog te verrichten?
Het is onjuist dat de Inspectie SZW de opgelegde boetes heeft ingetrokken. Zij heeft weliswaar een drietal boeterapporten opgemaakt tegen drie werkgevers naar aanleiding van ontvangen processen-verbaal van de politie Kennemerland, maar gezien alle feiten en omstandigheden geconcludeerd dat boeteoplegging in deze drie zaken niet aan de orde kon zijn vanwege het oordeel van de Raad van State over het onderzoek van de Vreemdelingenpolitie. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 kan de rechter een schadevergoeding voor een onrechtmatige detentie opleggen. Dat doet echter niet af aan de onrechtmatigheid van het verblijf. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is klopjachten te houden op domestic workers? Wat gaat u doen om mensenhandel, uitbuiting, racisme en discriminatie van deze veelal kwetsbare groep vrouwen te voorkomen?
Ik distantieer mij van de term «klopjachten». De aanpak van mensenhandel is een prioriteit van dit kabinet, omdat het een zeer ernstig misdrijf betreft dat een grote inbreuk maakt op de mensenrechten en leidt tot mensonterende omstandigheden. Er is dan ook een groot aantal maatregelen getroffen om mensenhandel tegen te gaan. Mede onder aanvoering van de Task Force aanpak mensenhandel zal fors worden ingezet op de aanpak van verschillende vormen van mensenhandel, waaronder arbeidsuitbuiting. Zo zal, bijvoorbeeld, aan het eind van deze kabinetsperiode het aantal criminele organisaties, waaronder organisaties die zich met mensenhandel bezighouden, dat wordt aangepakt zijn verdubbeld. Ook zult u op korte termijn een wetsvoorstel ontvangen over de verhoging van de strafmaxima voor mensenhandel.
Voor de bestrijding van discriminatie bestaat generiek beleid. Op 7 juli 2011 is door de ministers van Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onderwijs, Cultuur en Wetschap, alsmede door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met aangescherpte maatregelen tegen discriminatie, die ook gelden voor de door u genoemde groep.
Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 3.
De arrestatie van twee leiders van de op te richten christendemocratische partij in Wit Rusland |
|
Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de arrestatie door de politie in Wit Rusland van twee leiders van de op te richten christendemocratische partij?
Ja.
Staat de arrestatie van deze twee leiders in direct verband met de beoogde oprichting van de christendemocratische partij in Wit Rusland?
Volgens berichten werden Dzmitser Shurkaj en Alaksandr Charkashyn, respectievelijk leider van de Belarusian Christian Democrats (BCD) – afdeling van Brest-stad en van Brest-regio, gearresteerd om hen te beletten deel te nemen aan het vierde constituerende congres van de BCD op 17 december 2011. Naar verluidt zijn zij tot 5 dagen detentie veroordeeld, officiëel wegens «vloeken in het openbaar», waardoor zij niet aan het congres hebben kunnen deelnemen.
Hoe beoordeelt u deze arrestatie?
Deze arrestatie is symptomatisch voor de voortdurende repressie in Belarus, zoals inperking van de vrijheid van meningsuiting en vergadering, sinds het gewelddadig uiteenslaan van de protestdemonstratie op 19 december 2010. Ik veroordeel de voortdurende repressie scherp.
Wat is de situatie van eerder gearresteerde leiders van deze partij? Zitten zij nog in detentie en zo ja, wat zijn hun vooruitzichten?
De twee genoemde BCD-afgevaardigden zijn op 22 december jl. uit detentie ontslagen. Een andere leider van de BCD, Vital Rymasheuski, één van de drie co-voorzitters van de partij en voormalig presidentskandidaat, is op 19 december jl. voor enige uren door onbekenden aangehouden en gedetineerd in een politiebureau, maar is nu weer op vrije voeten. Een andere co-voorzitter, Pavel Sieviarnets, die eerder tot 3 jaar werkkamp is veroordeeld, zit deze straf momenteel uit.
Wat is momenteel de trend in Wit Rusland als het gaat om partijvorming, deelname aan democratie, bevorderen rechtsstaat etcetera?
Er is een toenemende onderdrukking van onafhankelijke oppositiebewegingen en maatschappelijke organisaties, en vervolging van politieke- en mensenrechtenactivisten, resulterend in politieke gevangenen. De politieke pluriformiteit staat al langere tijd onder druk. In de afgelopen 10 jaar is er geen enkele partij geregistreerd in Belarus.
Op welke wijze zijn u én de internationale gemeenschap op dit moment betrokken bij het zoveel mogelijk bevorderen van democratie en rechtsstaat in Wit Rusland? Welke effecten heeft de inzet van de internationale gemeenschap tot nu toe opgeleverd?
Bilateraal geeft Nederland actieve steun aan Belarussische NGO’s die zich inzetten voor democratisering en mensenrechten in Belarus via het Mensenrechtenfonds en het MATRA-programma (w.o. MATRA politieke partijen programma). Met het amendement van de leden Ormel en Ten Broeke zullen deze activiteiten in het kader van het MATRA-programma in 2012 worden voortgezet. Daarnaast zet Nederland zich in EU-verband in voor democratisering van Belarus en is kritisch gestemd ten aanzien van het Belarussische regime. Door steun van de internationale gemeenschap kunnen maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten actief blijven en blijven onafhankelijke informatiebronnen beschikbaar voor de Belarussische bevolking.
Bent u bereid de arrestatie van deze twee leiders rechtstreeks en in EU-verband ter sprake te brengen, evenals de pogingen van de Wit Russische autoriteiten om de oprichting van de christendemocratische partij te frustreren? Hoe en wanneer?
Ja. Nederland blijft bilateraal en in multilateraal kader het regime oproepen om te stoppen met de voortdurende intimidatie van oppositionele krachten, waaronder de BCD, en de politieke gevangenen direct vrij te laten en te rehabiliteren. Deze oproep heb ik tijdens de Ministeriële Raad van de OVSE op 6-7 december jl. in Vilnius ook gedaan. In de VN Mensenrechtenraad werd in juni jl. mede op Nederlands initiatief Belarus met een resolutie aangesproken op de mensenrechtensituatie in het land. De ontwikkelingen op mensenrechtengebied worden in de EU regelmatig besproken, meest recent op de RBZ van 23 januari jl. Tijdens de RBZ van afgelopen maandag is een uitbreiding van criteria overeengekomen waardoor nu ook mensenrechtenschenders en personen of entiteiten die het regime steunen of ervan profiteren aan de sanctielijsten kunnen worden toegevoegd. Tegelijkertijd is afgesproken dat de samenwerking tussen de EU enerzijds en de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld anderzijds wordt versterkt.
Blokkeren of belemmeren van VOIP door tal van Europese telecomproviders |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Worden in het artikel op Webwereld1 over blokkeren van (Voice over IP) VOIP door Europese telecomproviders voor zover u bekend correcte feiten weergegeven, namelijk dat in minstens 21 van de 27 lidstaten blokkeren of belemmeren van VOIP plaatsvindt door mobiele providers?
Ik beschik niet over feitelijke gegevens over de handelwijze van Europese telecomproviders met betrekking tot VOIP in andere landen. BEREC doet op dit moment onderzoek naar het bestaan van belemmeringen van netneutraliteit in de Europese Unie en publiceert daar binnen enkele weken een rapport over. Ik zal u dat rapport toesturen.
De Europese telecomrichtlijnen schrijven voor dat aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten hun abonnees moeten informeren over eventuele beperkingen inzake toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen. Ook moeten ze hun abonnees informeren over wijzigingen in de voorwaarden met betrekking tot deze beperkingen. De Europese telecomrichtlijnen vereisen dus alleen transparantie ten aanzien van beperkingen. Het blokkeren of vertragen van diensten is dus op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden.
Deelt u de mening dat kennelijk sprake is van een binnen Europa wijdverspreide praktijk en dat de huidige Europese telecomrichtlijnen kennelijk nog onvoldoende mogelijkheden bieden om deze vorm van vrijheidsbeperking op internet tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het gebruik van Deep packet inspection (DPI) om te zien of mensen gebruik maken van VOIP-diensten toegestaan binnen de Europese regels? Is dat niet een grote inbreuk op de privacy van gebruikers?
Indien VOIP-diensten afzonderlijk worden getarifeerd, zullen aanbieders VOIP verkeer moeten herkennen. Het afzonderlijk tariferen van VOIP-diensten is op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden. Het verwerken van verkeersgegevens die noodzakelijk zijn voor de facturering van abonnees is op grond van de Europese telecomrichtlijnen toegestaan. Ter bescherming van de privacy is in de richtlijnen bepaald dat verwerking van deze gegevens slechts is toegestaan tot aan het einde van de termijn waarbinnen de rekening in rechte kan worden aangevochten of de betaling kan worden afgedwongen.
In het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (32 549) wordt netneutraliteit voorgeschreven. Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, betekent dit dat het afzonderlijk tariferen van diensten als VOIP in Nederland niet meer is toegestaan. Het zal dus straks ook niet meer zijn toegestaan om verkeersgegevens te verwerken ten behoeve van dergelijke vormen van tarifering. Overigens kunnen er wel andere legitieme redenen zijn om te kijken of er sprake is van VOIP-verkeer, zoals om maatregelen te nemen bij congestie (artikel 7.4a Tw).
Bent u bereid om bij eurocommissaris Kroes aan te dringen op aanscherping van de Europese telecommunicatierichtlijnen tot hetzelfde niveau als de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen over netneutraliteit? Bent u eveneens bereid in de eerstvolgende telecomraad uw collega's te wijzen op deze ongewenste praktijken op hun markt en bij hen aan te dringen om maatregelen te nemen?
Ik vind open toegang tot internet voor gebruikers en aanbieders van diensten van groot belang. Ik zal in de Telecomraad, waar mevrouw Kroes ook zitting in heeft, wijzen op het belang van een Europese regeling van netneutraliteit om open toegang tot internet te garanderen.
Is het u tevens bekend dat de drie Nederlandse providers vinden dat dienstenaanbieders als Google, Facebook of andere, geld moeten gaan betalen voor netwerkgebruik van providers?
Ik heb gelezen dat enkele providers die mening zijn toegedaan.
Kunt u bevestigen dat na inwerkingtreding van de nieuwe Telecommunicatiewet (32 549), met daarin verwerkt de wijzigingen die betrekking hebben op netneutraliteit, de providers op geen enkele wijze diensten mogen blokkeren of belemmeren, ook niet als dienstenaanbieders niet bereid zijn tot een financiële bijdrage aan het netwerk van de providers?
Ja. Het blokkeren en belemmeren van toegang tot internet is, als het implementatiewetsvoorstel wordt aangenomen door de Eerste Kamer, behoudens enkele uitzonderingen niet meer toegestaan. Het niet financieel bijdragen door aanbieders van diensten via het internet aan het netwerk wordt niet genoemd als uitzondering.
Kunt u uw visie geven op dit soort ontwikkelingen op de telecommarkt? Meent u op basis van de cijfers van mobiele providers dat hun inkomsten zodanig onder druk staan dat discussie over prijsverhogingen voor consumenten of doorberekenen van kosten aan dienstenaanbieders te verklaren zijn?
De groei van het mobiele internet en de druk op de bestaande verdienmodellen (waarbij vooral verdiend wordt aan belminuten en sms’jes, en internet bijzaak is) maken dat aanbieders van (mobiele) internettoegangsdiensten op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen. Het is daarbij belangrijk dat zij de investeringskosten voor onderhoud en uitbreiding van het netwerk kunnen terugverdienen. Die ruimte biedt het wetsvoorstel. Aanbieders zijn vrij om de hoogte van hun tarieven te bepalen en daarbij te differentiëren naar bijvoorbeeld bandbreedte en hoeveelheid dataverbruik.
Dat ’t Hofnarretje voor de derde keer niet voldoet aan de inspectie-eisen van de GGD |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel uit de Spits?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat ’t Hofnarretje voor de derde keer niet voldoet aan de inspectie-eisen van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)? Zo nee, waarom niet?
Ook ik ben onaangenaam verrast door het bericht dat ‘t Hofnarretje voor de derde keer niet zou voldoen aan de inspectie-eisen van de GGD. Het is mijns inziens van groot belang, dat de kinderdagverblijven veilig zijn en de kwaliteit gegarandeerd is. Dit betekent ook dat de ondernemer de door de GGD aangetroffen tekortkomingen in de kinderopvang daadwerkelijk binnen de afgesproken termijn moet oplossen.
Bent u van mening dat kinderen recht hebben op een veilig verblijf op kinderdagverblijven en dat ’t Hofnarretje daar aantoonbaar in faalt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om ’t Hofnarretje per direct te kunnen sluiten? Zo neen, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang berust bij de gemeenten. De gemeente kan lokaal een afweging maken, waarbij alle aspecten van een specifieke situatie kunnen worden meegewogen.
Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam om te beoordelen of de situatie het rechtvaardigt dat ’t Hofnarretje per direct gesloten moet worden of dat met andere (minder ingrijpende) maatregelen kan worden volstaan. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeente Amsterdam deze taak serieus oppakt.
Bent u bereid zo snel mogelijk onderzoek te doen naar mogelijkheden om andere kinderdagverblijven onmiddellijk te sluiten bij aantoonbaar falen, zoals ’t Hofnarretje laat zien? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek op de kinderopvanglocatie zelf wordt in opdracht van de gemeenten uitgevoerd door de GGD. Bij aantoonbaar falen zal de gemeente moeten beoordelen of de kinderopvanglocatie al dan niet onmiddellijk zal moeten worden gesloten. Bij de publicatie van het jaarlijkse rapport van de Inspectie van het Onderwijs, in het voorjaar van 2012, zal ik u informeren over de resultaten van het onderzoek over de wijze waarop de (individuele) gemeenten in 2010 en 2011 deze wettelijke taken op dit gebied naleven.
Het nieuwsbericht dat huilbaby’s worden blootgesteld aan levensgevaarlijke alternatieve therapieën van alternatieve therapeuten |
|
Willie Dille (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Therapieën huilbaby’s soms levensgevaarlijk»?1
Ja.
Deelt u de mening dat alternatieve therapieën geen bewezen wetenschappelijke basis hebben, en daarom niet mogen worden toegepast op kinderen, zeker als blijkt dat deze levensgevaarlijk zijn? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is met de invoering in 1997 van de Wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) er bewust voor gekozen de uitoefening van de geneeskunst vrij te laten. Het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waaronder complementaire of alternatieve behandelwijzen, is sinds de inwerkingtreding van de Wet BIG in beginsel aan eenieder toegestaan, behoudens bepaalde voorbehouden handelingen.
Dit zijn handelingen (injecteren, weefsel verstorende ingrepen als snijden, uitvoeren van endoscopieën, etc.) die, indien uitgevoerd door ondeskundigen, evident gevaarlijk zijn voor de gezondheid van diegenen die dat ondergaan. Deze handelingen mogen enkel op eigen gezag worden verricht door de wet aangewezen deskundigen (artsen, tandartsen en verloskundigen).
Beoefenaren van beroepen in de zorg die niet via de Wet BIG zijn geregeld, mogen in beginsel patiënten behandelen waar het gaat om niet voorbehouden handelingen. Echter, ook in dat geval dienen deze beroepsbeoefenaren zich als een goed hulpverlener (op grond van Boek 7, Titel 5, van het Burgerlijk Wetboek) gedragen. Daarnaast dienen alle beroepsbeoefenaren in de zorg zich te onthouden van handelingen die buiten noodzaak (kans) op schade veroorzaken. Mocht blijken dat een beroepsbeoefenaar de patiëntveiligheid in gevaar brengt, dan is diegene op grond van de Wet BIG nu al strafrechtelijk te vervolgen.
Ten aanzien van zorgverleners die in het BIG-register ingeschreven staan, staat ook de weg van het publieke tuchtrecht open.
Zijn er cijfers bekend over hoeveel baby’s er tot nu behandeld worden met deze alternatieve therapieën? Zo nee, bent u bereid deze cijfers te verzamelen?
Het is niet bekend hoeveel baby’s exact met deze alternatieve therapieën behandeld worden. Ook is niet bekend of er in de afgelopen jaren sterfgevallen van kinderen zijn, die toe te wijzen zijn aan deze alternatieve therapieën. In 2008 heeft de inspectie een melding ontvangen van een soortgelijk geval. Er is een baby overleden na een cranio-sacraal behandeling door een fysiotherapeut. De inspectie is destijds door het OM benaderd, er was bij de inspectie zelf geen melding gedaan. De pathaloog-anatoom die het overlijden heeft onderzocht, heeft geen relatie tussen de behandeling en het overlijden van een baby aangetoond. Ik zal de IGZ vragen hiernaar onderzoek te doen en te bezien of hier gevaarlijke, gezondheidsbedreigende handelingen worden verricht.
Zijn er in de afgelopen jaren sterfgevallen van kinderen toe te wijzen aan deze alternatieve therapie? Zo ja, wat is hier tot nu toe mee gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat justitie een blunder heeft begaan in een kunstroofzaak |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Blunder justitie in kunstroofzaak»?1
Ja.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie (OM) heeft verzuimd om de behandeling van een reeds jarenlang voortslepende kunstroofzaak tijdig over te dragen aan een nieuwe zaaksofficier, waardoor de behandeling van de zaak nu nog een jaar vertraging oploopt? Zo ja, wat is uw reactie op deze onzorgvuldige gang van zaken?
De afhandeling van deze strafzaak heeft om diverse redenen (zoals verzoeken van de verdediging, ziekte van een verdachte) meermalen vertraging opgelopen. Na het vertrek van de zaaksofficier is de zaak – voorzien van een concept-requisitoir – overgedragen aan een nieuwe zaaksofficier. Bij nadere bestudering van het dossier bleek dat grondige specifieke voorkennis over het voortraject noodzakelijk was om de zaak met de gewenste zorgvuldigheid te behandelen. Bovendien bleek de betekening van de gerechtelijke stukken aan verdachten in het buitenland niet optimaal te zijn verlopen, wat voor de rechtbank aanleiding zou kunnen zijn om de zaak aan te houden. Door het OM is toen besloten de rechtbank te verzoeken de zaak aan te houden, in de verwachting dat de vertraging die daardoor zou ontstaan, van beperkte duur zou zijn. Gelet op het volle zittingsrooster van de rechtbank Rotterdam en de verhinderdata van de verdediging bleek een eerdere zittingsdatum dan oktober 2012 niet mogelijk. De vertraging in de afhandeling van de zaak is derhalve aan meer omstandigheden en aan meer betrokkenen te wijten. Hoewel ik de vertraging betreur hecht ik eraan dat strafzaken in het algemeen, en complexe strafzaken in het bijzonder, zorgvuldig en optimaal worden voorbereid en behandeld.
Is het jarenoude voornemen van het OM om een landelijke officier voor het thema kunstcriminaliteit aan te wijzen inmiddels gerealiseerd?2 Zo ja, wanneer is deze officier met zijn werkzaamheden gestart? Bij welk parket is deze officier ondergebracht? Welke werkzaamheden worden door deze officier uitgevoerd en welke rol vervult deze officier in de voortgang van kunstroofzaken? Zo nee, waarom niet? Ziet u aanleiding om deze officier alsnog op zeer korte termijn door het OM te laten aanwijzen?
Het Openbaar Ministerie heeft aan de opbouw van specialistische kennis voor de aanpak van kunstcriminaliteit de voorwaarden verbonden dat er een goede registratie plaatsvindt en dat de politie over voldoende kwalitatieve en kwantitatieve opsporingscapaciteit beschikt om onderzoeken met betrekking tot kunstcriminaliteit te verrichten. Inmiddels beschikt het KLPD over een speciale databank voor registratie en documentatie van gestolen cultuurgoederen. Bij de inrichting van de Nationale Politie zullen concrete afspraken worden gemaakt over de aanstelling van regionale contactpersonen kunst- en cultuurcriminaliteit. Zodra er gespecialiseerde opsporingscapaciteit beschikbaar is bij de politie, zal het College van procureurs-generaal zorg dragen voor de opbouw van specialistische kennis bij het Landelijk Parket. Met het oog daarop vinden ook besprekingen plaats tussen het OM en de Erfgoedinspectie.
Zijn inmiddels, na ruim drie jaar aan voornemens, met de politie concrete nadere afspraken gemaakt over de verdere ontwikkeling van het gestolen kunstregister, over de randvoorwaarden en over aanstelling van contactpersonen per regio?2 Zo ja, wat is er concreet afgesproken? Wat is de actuele stand van zaken in de uitvoering daarvan? Zo nee, waarom niet? Op welke termijn zal dit wel zijn gerealiseerd?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat aluminiumsmelter Zalco deze week failliet is gegaan |
|
Afke Schaart (VVD), René Leegte (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat aluminiumsmelter Zalco deze week failliet is gegaan?1
Ja. Ik ben hiervan op de hoogte.
Welke rol had het speelveld voor de energiekosten van de energie-intensieve industrie op mondiaal niveau bij dit faillissement?
De ontwikkelingen rond Zalco zijn een weerspiegeling van bredere Europese ontwikkelingen. Betrokken partijen geven als belangrijke redenen voor het sluiten van aluminiumfabrieken in Europa dat sprake is van een aluminiumprijs die wereldwijd gedicteerd wordt door de LME (London Metal Exchange) en het feit dat de productiekosten in Europa relatief hoog zijn ten opzichte van aluminiumproductie op andere plaatsen in de wereld. In een recente publicatie van het blad «Metal Bulletin» van 16 januari 2012 wordt aangegeven dat capaciteit in Europa (in Spanje, Italië, de UK en Nederland) en in de VS (Tennessee en Texas) wordt gesloten en dat in het Midden Oosten capaciteit wordt bijgebouwd (zoals 740 000 tpy in Saoedi-Arabië en grote uitbreidingen in de Verenigde Arabische Emiraten en Dubai).
Belangrijkste redenen zijn o.a. de relatief goedkope energie, waar deze producenten gebruik van kunnen maken en de veel grootschaligere productie van aluminium. Goedkope energie is vooral een gevolg van het feit dat deze productiesites juist zijn gevestigd op plaatsen waar grootschalig goedkope energie aanwezig en overtollig is in de vorm van waterkracht, geisers, zonne-energie of olie- en gasvelden zoals bijvoorbeeld in resp. Noorwegen, IJsland en de Arabische landen.
Wat is naar uw inschatting de rol van «carbon leakage» geweest bij de oorzaak van dit faillissement?
Zoals bij mijn antwoord op vraag 2 is aangegeven, spelen de hogere elektriciteitsprijzen in Europa inderdaad een rol. Dat heeft mede te maken met de kosten voor de emissiehandel, die de elektriciteitsbedrijven doorberekenen in de elektriciteitskosten. Het emissiehandelssysteem is een waardevol systeem om de gewenste CO2-reductie op de voor consumenten en bedrijven goedkoopst mogelijke manier te bereiken.
Per 1 januari 2013 veranderen de regels met betrekking tot carbon leakage (ETS). Die nieuwe maatregelen kunnen dus nog geen invloed gehad hebben op het faillissement. Wel had de energie-intensieve industrie te maken met hogere elektriciteitskosten, door de kosten voor CO2-uitstoot, die de elektriciteitsproducenten doorberekenen in de elektriciteitskosten. Echter door de lage «CO2-prijs» zijn die kosten tamelijk beperkt.
Ik volg de ontwikkelingen op het gebied van ETS en mijn streven is er op gericht tot een level playing field in Europa te komen op dit terrein.
Klopt het dat in Duitsland alle bedrijven waarvan de energierekening hoger is dan 10% van de omzet compensatie krijgen voor de energierekening? Kunt u een overzicht sturen van compensatiemaatregelingen in de ons omringende landen?
De energierekening bestaat uit twee delen, te weten de kosten voor de opwekking van de energie (van de energieproducent) en de transportkosten of netkosten van de elektriciteit (voor grote bedrijven worden die geïnd door TenneT). De tarieven voor de netkosten worden vastgesteld door de NMa. De netkosten maken enkele procenten uit van de totale energiekosten. De energiekosten worden geregeld via contracten tussen energieleveranciers en de grotere afnemers (lange termijn) en via bijvoorbeeld de APX-veiling (dagveiling). De elektriciteitsprijzen liggen in Duitsland, Frankrijk en Nederland ongeveer op een gelijk niveau (zie ook het antwoord op vraag 5).
In Duitsland bestaat voor de energie-intensieve industrie de mogelijkheid van kwijtschelding van de transportkosten voor elektriciteit, niet van de prijs van energie. Daarvoor moeten bedrijven aan een aantal voorwaarden voldoen o.a. op het gebied van het minimale stroomverbruik en het aantal uren per jaar dat zij stroom gebruiken.
Omdat mij geen soortgelijke regelingen in andere landen bekend zijn, heb ik de Europese Commissie inmiddels mondeling gevraagd mij te informeren over andere compensatieregelingen in de ons omringende landen. Deze vraag zal ik ook formeel per brief aan de Commissie stellen, waarbij ik haar tevens zal vragen ons te informeren wat de positie van de Europese Commissie is ten opzichte van deze regelingen.
Kunt u op basis van de maatregelen in de ons omringende landen aangeven wat de concurrentiepositie van Nederland is op basis van energiekosten?
In bovenstaande grafiek (bron APX) zijn de elektriciteitsprijzen op de APX en EEX weergegeven. Het zijn gemiddelde prijzen: de prijs van een jaarcontract 2010, zoals dat in 2009 kon worden afgesloten, hetgeen aansluit bij de handelswijze in het bedrijfsleven.
Uit de grafiek volgt dat de prijzen in de drie landen dicht bij elkaar liggen en dat in deze periode de Nederlandse elektriciteitsprijs nog meer in lijn is gekomen met de Duitse en Franse tarieven.
Bedrijven die speciale contracten met producten hebben, kunnen mogelijk lagere prijzen hebben bedongen. Zo hebben de Nederlandse grootgebruikers in 2007 bekend gemaakt een aantrekkelijk lange termijncontract met E.On gesloten te
hebben (zie ook de antwoorden op uw vragen bij het Energierapport 2008 (Tweede Kamer 31 510 nr. 2, vraag 72). Over speciale contracten in andere EU-landen kan ik u eerst informeren nadat ik antwoord heb ontvangen van de Europese Commissie.
‘Ook ziektegeld op continentaal plat’ |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Ook ziektegeld op continentaal plat»?1
Ik heb hier kennis van genomen.
Is het waar dat een werknemer met de Nederlandse nationaliteit, die werkzaam is op het Nederlandse continentaal plat en in het buitenland woont, valt onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving? Zo ja, op welke sociale zekerheidswetten kan een dergelijke werknemer aanspraak maken? Zo nee, op welke gronden heeft de advocaat-generaal van het Europees Hof een onjuiste uitspraak gedaan?
Het internationale recht geeft aan Nederland de ruimte om naar eigen inzicht de sociale zekerheid voor werknemers op het Nederlands continentaal plat (hierna: NCP) vorm te geven. Deze rechtsmacht omvat de regeling van de sociale bescherming, daaronder begrepen de sociale zekerheidsbescherming, van de personen die op het NCP werkzaam zijn (zie memorie van toelichting bij de Wet sociale verzekeringen continentaal plat, Kamerstukken II 2010/11, 32 383, nr. 3).
Tot en met 31 december 2011 gold de Wet arbeid mijnbouw Noordzee (WAMN) op het NCP voor personen die werkzaam waren op het NCP en niet verzekerd waren voor de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving, omdat ze niet in Nederland wonen. Op grond van de WAMN had de werknemer die niet onder het publieke sociale verzekeringsstelsel viel en ziek werd, recht op loondoorbetaling voor een tijdvak van 104 weken. Hiernaast legde de WAMN een verplichting op aan de werkgever van deze werknemer er voor te zorgen dat er sprake was van een voldoende verzekering tegen het risico van kosten van geneeskundige verzorging gedurende de arbeidsovereenkomst en over een periode van 52 weken daarna. Een en ander werd in de vorm gegoten van aanspraken van de werknemer tegenover zijn werkgever.
De WAMN (art. 2) stelde daarnaast dat het Nederlandse arbeidsovereenkomstenrecht, met inbegrip van de daarop betrekking hebbende regels van internationaal privaatrecht, van toepassing was op de arbeidsovereenkomst van een werknemer. Dit impliceerde onder meer (zie art. 7: 658 Burgerlijk Wetboek) dat de werknemer tegenover zijn werkgever aanspraak had op vergoeding van de schade, waaronder inkomensschade, die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden leed (bijvoorbeeld als uitvloeisel van een arbeidsongeval of beroepsziekte).
Vanaf 1 januari 2012 gelden de Nederlandse sociale verzekeringen op het NCP op dezelfde wijze als voor werknemers die werkzaam zijn op het grondgebied van Nederland. Alle personen die werkzaam zijn op het NCP, zijn nu verzekerd voor alle volksverzekeringen en werknemersverzekeringen zoals Nederland die kent ongeacht waar deze personen woonachtig zijn.
Het artikel «ook ziektegeld op continentaal plat» waarnaar de heer Ulenbelt verwijst ziet op een zaak waarin betrokkene niet onder de nieuwe wet valt, maar zich niet voorafgaand aan het intreden van het risico van arbeidsongeschiktheid, op grond van de Wet WIA vrijwillig had verzekerd. De conclusie van de advocaat-generaal van het Europese Hof is de meest recente procedurele stap die ondernomen is in de zogeheten prejudiciële procedure, maar betreft hier overigens nog niet de uitspraak van het Europese Hof zelf. Vervolgens zal, na de uitspraak van het Europese Hof, de Rechtbank van Amsterdam deze uitspraak betrekken bij de behandeling van het hoger beroep.
Kunt u uitleggen hoe deze fout door de Staat en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is gemaakt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Bent u voornemens om de wet te wijzigen dan wel te verduidelijken teneinde duidelijkheid te verschaffen aan alle werknemers met de Nederlandse nationaliteit die werkzaam zijn op het Nederlandse continentaal plat en in het buitenland wonen? Zo ja, wanneer kan de Kamer een dergelijk wetsvoorstel verwachten? Zo nee, waarom niet?
De wet is inmiddels gewijzigd bij Wet van 23 december 2010 tot wijziging van enkele wetten als gevolg van de uitbreiding van de sociale verzekeringsplicht voor personen (ongeacht hun nationaliteit) die werkzaam zijn op het Nederlands deel van het continentaal plat (Wet sociale verzekeringen continentaal plat). Het Staatsblad (Stb. 2011, 9) heeft de wet gepubliceerd op 13 januari 2011. De wet is op 1 januari 2012 in werking getreden.
Bent u voornemens om in alle soortgelijke situaties ziektegeld te verstrekken? Zo ja, ook met terugwerkende kracht? Zo nee, waarom niet?
Vanaf 1 januari 2012 geldt het volledige Nederlandse sociale zekerheidstelsel op het continentaal plat. Als een werknemer ziek wordt heeft deze vanaf 1 januari 2012 recht op verstrekkingen krachtens de geldende regels van het Nederlandse sociale stelsel. De Wet sociale verzekeringen op het continentaal plat heeft geen terugwerkende kracht. Soortgelijke gevallen die zich voorgedaan hebben vóór 1 januari 2012, vielen onder de WAMN. De loondoorbetalingverplichting van de werkgever in geval van ziekte blijft na 1 januari 2012 bestaan op grond van het Burgerlijk Wetboek (art. 629, van boek 7).
Over berechting van burgers door militaire rechtbanken in Egypte |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de Koptische cyberactivist Maikel Nabil die door een militaire rechtbank is veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf voor bekritisering van het leger?1
Ja.
Klopt het dat Maikel Nabil niet in hoger beroep kan gaan omdat hij is veroordeeld door een militaire rechtbank?
Maikel Nabil werd op 10 april 2011 door een militaire rechtbank veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Medio december 2011 werd dit teruggebracht tot een gevangenisstraf van twee jaar en een boete van 200 Egyptische ponden. Omdat Maikel Nabil door een militaire rechtbank was veroordeeld was beroep uitgesloten.
De militaire rechtbank heeft Maikel Nabil in oktober 2011 aan een psychiatrisch onderzoek laten onderwerpen. Daaruit zou zijn gebleken dat Nabil psychisch gezond was en derhalve kon worden berecht. De Nederlandse ambassade in Cairo heeft geen bevestiging kunnen krijgen van het bestaan van psychiatrische kampen. Voor zover bekend kan een militaire rechtbank militairen dwangarbeid opleggen. Onafhankelijke bronnen kunnen niet bevestigen of militaire rechtbanken ook burgers dwangarbeid opleggen.
Op 22 januari jl. kondigde de Hoge Militaire Raad aan dat Maikel Nabil en 1958 andere door militaire rechtbanken veroordeelde Egyptenaren amnestie zouden krijgen. Nabil werd op 25 januari jl. vrijgelaten.
Waaruit bestaat zijn gevangenisstraf? Klopt het dat de militaire rechtbanken burgers gevangenisstraffen opleggen in combinatie met zware dwangarbeid of dat ze hen veroordelen tot gevangenisstraffen in psychiatrisch kampen?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het met mij eens dat het een zeer kwalijke zaak is dat burgers sinds de Egyptische revolte door militaire rechtbanken kunnen worden berecht? Deelt u mijn mening dat dit gebeurt om kritische burgers te intimideren en monddood te maken?3 Hoe beoordeelt u de mensenrechtensituatie en de rechtszekerheid op dit moment in Egypte?
Ik deel de mening dat het onwenselijk is dat burgers door militaire rechtbanken worden berecht. De Nederlandse zorg over berechting van burgers door militaire rechtbanken is zowel in bilaterale contacten met de Egyptische autoriteiten als in multilateraal kader door Nederland geuit. Ik heb de berechting van burgers door militaire rechtbanken ter sprake gebracht tijdens mijn gesprek met mijn Egyptische collega Kamel Amr op 2 november jl. Hij meldde dat de Hoge Militaire Raad had besloten burgers niet langer door militaire rechtbanken te laten berechten. In de praktijk blijkt dat dit nog niet altijd het geval is. Zaken van burgers worden wel steeds vaker door de civiele openbaar aanklagers behandeld.
De mensenrechtensituatie in Egypte, de voortdurende noodtoestand, de positie van religieuze minderheden, het geweld tegen vreedzame demonstranten en de positie van vrouwen in het bijzonder, blijven punten van zorg. HV Ashton heeft op 18 december jl. een verklaring uitgegeven waarin zij haar zorg over het geweld uit en Egyptische autoriteiten oproept een onafhankelijk onderzoek naar het geweld in te stellen.
Bent u van plan om uw ongenoegen kenbaar te maken aan de regering van Egypte over het fenomeen dat burgers, waaronder cyberactivisten, voor militaire rechtbanken worden gedaagd? Of blijft het bij een facebook-oproep?4
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u hierin aanleiding om over te gaan tot maatregelen die de Egyptische regering nu eindelijk daadwerkelijk zullen raken, in het kader van more for more, less for less? Zo neen, waarom niet?
Al geruime tijd geleden is besloten de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Egypte af te bouwen. Het overgrote deel van de nu nog resterende fondsen zijn bestaande verplichtingen op het gebied van water en komen met name ten goede aan de Egyptische bevolking. De steun die Nederland Egypte thans biedt ter bevordering van het Egyptische transitieproces loopt via NGO’s. Bevriezing van gemeende fondsen zou dus slechts de bevolking raken.
De berichtgeving rondom de eventuele verkoop van Helianthos |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de het Parool «Strijd om patenten zonnematten» van woensdag 14 december 2011?
Ja, en Nuon heeft ons aanvullend geïnformeerd over de stand van zaken.
Wat vindt u van de eventuele verkoop van de patenten van Helianthos aan Solmateq uit Qatar?
Helianthos, en haar moederbedrijf Nuon, zijn zelfstandige ondernemingen die op een internationale markt opereren. Zij zijn vrij om delen van het bedrijf aan buitenlandse investeerders te verkopen, ongeacht het land van oorsprong van deze investeerder. Inmiddels heeft Nuon bekend gemaakt Helianthos openbaar aan te bieden via een online veiling. Daaraan kunnen zowel Nederlandse als buitenlandse partijen meedoen.
Is het wenselijk dat slechts de strategische patenten worden verkocht maar niet de fabriek met werknemers? Wat voor invloed zal de verkoop van de patenten hebben op de fysieke fabriek en haar werknemers?
Dat is een bedrijfsmatige afweging waar ik mij niet in kan mengen.
Bent u van mening dat het hier om een enorm kennislek op het gebied van duurzame energie gaat en dat vele potentiële miljoenen euro’s aan waarde voor de Nederlandse economie worden gemist wanneer de productie niet in Nederlandse handen zou blijven?
In de zonne-energiesector vindt veel technologische ontwikkeling plaats en de variëteit in technologie is groot. De Nederlandse zonne-energie-industrie draagt daar een belangrijke steen aan bij. We hebben bijvoorbeeld veel kennis en bedrijvigheid op het gebied van silicium en dunnefilm zonnecellen. Helianthos is een van de bedrijven die een eigen technologie in de markt probeerde te zetten. Indien er in de markt onvoldoende interesse is om de technologie van Helianthos commercieel uit te rollen, is dat uiteraard jammer omdat daardoor duurzame bedrijvigheid in Nederland zou verdwijnen. Dit hoort echter wel bij een hoog-technologische en zich snel ontwikkelende markt. Uiteindelijk zal niet iedere technologie of ieder bedrijf het redden.
Bent u van mening dat groeimarkten, als de zonne-industrie, juist in tijden van crisis kunnen blijven zorgen voor werkgelegenheid en economische waarde voor Nederland?
Ja.
Klopt het dat hier miljoenen aan subsidies vanuit de Nederlandse overheid en de provincie in zitten? Zo ja hoe gaat u dit bij een eventuele verkoop terughalen?
Helianthos heeft in het verleden subsidie ontvangen, waarvan € 3,3 miljoen nog niet in rechte vast staat. Daar zijn vanzelfsprekend voorwaarden aan verbonden, die onder andere gericht zijn op het behoud van intellectueel eigendom voor Nederland. Mocht er sprake zijn van een overname van (delen van) Helianthos, dan zal ik onderzoeken of aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan.
Indien Helianthos niet aan de subsidievoorwaarden voldoet, zal ik bezien hoe ik de betreffende subsidies kan terugvorderen. Op 8 november 2010 heb ik uw Kamer hierover ook geïnformeerd naar aanleiding van berichten in de media (Kamerstuknummer 30 196, nr. 116).
Vooralsnog zijn er geen patenten of andere zaken van Helianthos verkocht aan Solmateq of enige andere partij. Er is op dit moment dus nog geen sprake van terugvordering. Ook is er subsidie verleend aan Helianthos door de provincie Gelderland.
Wat vindt u van de bewering uit het artikel dat het vermoeden bestaat dat «met Nederlands belastinggeld het product van de markt wordt gehouden»?
Er is geen sprake van dat Helianthos van de markt wordt gehouden. Nuon heeft in mei 2011 aangegeven Helianthos te willen verkopen. Zij hebben echter geen investeerder kunnen vinden voor het hele bedrijf en proberen nu onderdelen van het bedrijf, zoals de patenten, te verkopen. Als er toch nog een investeerder langskomt die het gehele bedrijf wil kopen, kan ik mij voorstellen dat Nuon de afweging zal maken wat meer oplevert, daarbij de eventueel terug te vorderen subsidie meerekenend. Uit het persbericht dat Nuon heeft afgegeven op 17 januari 2012, blijkt ook dat dit niet waar is. Nuon biedt Helianthos immers aan via een openbare veiling.
Hoe kijkt u aan tegen de opmerking uit het artikel «dat het een vernietiging is van 15 jaar ontwikkeling»?
Zoals ik ook onder vraag 4 heb aangegeven, is het onderdeel van een innovatieve markt dat bepaalde innovaties het wel halen en anderen niet. De markt is uiteindelijk het beste in het selecteren van de meest succesvolle innovaties. Bij de ontwikkeling van innovaties die het niet halen tot de markt is vaak wel veel kennis opgebouwd, waar de sector van kan blijven profiteren. Er is dus geen sprake van een vernietiging van 15 jaar ontwikkeling.
Komt de verkoop van de patenten in dit geval wel overeen met de focus die u sinds het topsectorenbeleid juist hebt gelegd op de valorisatie van kennis?
De markt weet beter dan de overheid waar de marktkansen liggen en waar innovatiebeleid op ingezet moet worden. Daarom is in het topsectorenbeleid het bedrijfsleven aan zet om de innovatieagenda te bepalen. Voor Helianthos geldt ook: de markt bepaalt of ze nog wel een toekomst ziet in deze technologie. Ik wil en kan daar niet in treden. De Nederlandse zonne-technologiemarkt is echter breder dan Helianthos en kent een aantal sterke spelers. Via een innovatiecontract geeft de sector zelf aan wat op het gebied van innovatie nodig is om deze sector verder te versterken. Dat betekent niet dat er nooit een bedrijf gesloten mag worden. Met de veiling die Nuon heeft aangekondigd krijgt de sector echter een nieuwe kans om Helianthos te behouden.
Is er een mogelijkheid voor u om deze transactie te blokkeren en de ontwikkelde technologie voor de Nederlandse markt te behouden?
Ik heb geen mogelijkheid om enige transactie te blokkeren. Het is aan het Nederlandse bedrijfsleven om, indien ze dit waardevol acht, de ontwikkelde technologie voor hun eigen markt te behouden. Daartoe krijgen ze de kans via de online veiling die Nuon heeft aangekondigd. Wel houd ik scherp in de gaten of Helianthos aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal ik bezien hoe ik de subsidies kan terugvorderen indien dat niet het geval is.
De vastzetting van 19 Somalische vreemdelingen in de VBL in Ter Apel |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Den Haag in de zaak van 19 Somalische vreemdelingen die zijn vastgezet in de VBL in Ter Apel?1
Ja.
Klopt het dat de rechter deze vastzetting onrechtmatig heeft geacht en schadevergoeding heeft toegekend? Wat zijn de overwegingen van de rechter hiervoor?
De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende zicht op uitzetting naar Noord-Somalië en Somalië was om de maatregel voor de meesten van deze vreemdelingen te rechtvaardigen en om die reden een schadevergoeding toegekend. Ik heb hoger beroep ingesteld bij de Raad van State tegen de uitspraak van de rechtbank.
Waarom heeft u ervoor gekozen om deze Somalische vreemdelingen vast te zetten?
Deze vreemdelingen verklaarden uitgeprocedeerd te zijn waardoor er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf in Nederland bestond. Uitdrukkelijk is aan hen gevraagd of zij beoogden een asielaanvraag in te dienen. Dit bleek niet het geval te zijn. Dat betekent dat krachtens de Vreemdelingenwet 2000 op hen de plicht rust zelfstandig terug te keren naar Somalië. Vertrekt de vreemdeling niet zelfstandig dan kan de Nederlandse overheid tot uitzetting overgaan. Met het oog op de uitzetting zijn deze vreemdelingen in vreemdelingenbewaring gesteld.
Hoeveel uitgeprocedeerde Somalische vreemdelingen kunnen momenteel niet worden uitgezet naar Somalië vanwege de slechte veiligheidssituatie in dat land? Deelt u de mening dat deze groep niet zelfstandig zal terugkeren?
Vreemdelingen die vanwege de veiligheidssituatie niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, moeten worden opgevangen. Dit uitgangspunt komt ook tot uiting in mijn toelatingsbeleid voor Somalische vreemdelingen, waarin Mogadishu – behalve de luchthaven – is aangemerkt als gebied waar sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15 c van de Kwalificatierichtlijn. Dergelijke vreemdelingen komen in aanmerking voor een vergunning als er geen verblijfsalternatief is.
Van de door u bedoelde groep van Somalische vreemdelingen is al eerder in rechte komen vast te staan dat zij kunnen terugkeren naar Somalië. Zolang zij zelf geen aanleiding zien om op grond van het meest recente landenbeleid voor Somalië opnieuw een asielaanvraag in te dienen, blijft deze terugkeerverplichting onverminderd gelden. Zelfstandige terugkeer naar Somalië is mogelijk. Er is derhalve geen aanleiding om uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers op te vangen.
Op welke wijze probeert u te voorkomen dat deze groep vreemdelingen in de illegaliteit verdwijnt?
Door een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. In het overgrote deel van de hier bedoelde 19 gevallen bestond aanleiding voor oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 56 Vreemdelingenwet. Het overgrote deel van de groep Somaliërs is geplaatst in de VBL in Vught. Daar wordt op dit moment gewerkt aan hun terugkeer naar Somalië.
Deelt u de mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers die vanwege de veiligheidssituatie tijdelijk niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, opgevangen moeten worden, bij voorkeur in een asielzoekerscentrum?
Zie antwoord vraag 4.
Maximumtarieven in de tandheelkundige zorg |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat verzekeraars maximumvergoedingen hanteren voor tandheelkundige verrichtingen?1
Ja
Kunt u een overzicht geven van de maximum vergoedingen die de verschillende verzekeraars hanteren voor (de meest gangbare) tandheelkundige behandelingen? Waarop zijn deze tarieven gebaseerd?
Het huidige overzicht met maximumvergoedingen heeft een achterhaalde status vanwege de recente en voorgenomen aanpassingen, mede als gevolg van de overleggen tussen tandartsen en zorgverzekeraars waartoe ik heb opgeroepen. Ik geef er de voorkeur aan om u op een later tijdstip nader te informeren als de maximumvergoedingen meer gestabiliseerd zijn. Een mogelijk geschikt moment is het verschijnen van de derde marktscan van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) eind februari.
Deelt u de mening dat dit betekent dat verzekeraars dan in feite de maximum tarieven voor tandartsen bepalen in plaats van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat dit een verbetering is? Zo ja, waarom?
Neen, ik deel niet de mening dat de zorgverzekeraars nu de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit overnemen en in haar plaats maximumtarieven gaan vaststellen. Zorgverzekeraars en mondzorgverleners zijn nu aan zet om, in plaats van de overheid, marktconforme prijzen tot ontwikkeling te brengen. Voor de prijzen met betrekking tot het basispakket onder de Zorgverzekeringswet heb ik in het debat van 17 januari 2011 partijen opgeroepen om op zeer korte termijn oplossingen te bedenken voor de ontstane situatie waarbij voor jeugdmondzorg moet worden bijbetaald. Over de resultaten van dit overleg heb ik u bij brief van 31 januari 2012 geïnformeerd.
Deelt u voorts de mening dat, wanneer verzekeraars de maximum vergoedingen vaststellen dit de prijzen die tandartsen zullen hanteren zal beïnvloeden en er derhalve geen sprake is van vrije prijzen in de tandheelkundige zorg? Zo nee, waarom niet?
Met vrije prijzen is bedoeld dat de overheid de prijzen niet meer reguleert maar de prijsvorming aan de marktpartijen overlaat. De maximumvergoedingen die zorgverzekeraars vaststellen kunnen inderdaad de markt beïnvloeden, maar dat geldt evenzeer voor de prijzen die de mondzorgverleners voor hun verrichtingen rekenen. Daarom is het van belang dat er een goede onderhandelingsdynamiek tussen partijen ontstaat. De kern van het experiment is nu juist om na te gaan of en op welke wijze deze dynamiek tot stand komt en hoe hiermee het publiek belang gediend is.
Verwacht u dat de kosten van tandheelkundige zorg zullen stijgen ten gevolge van invoering van vrije prijzen? Kunt u uitgebreid aangeven waarop uw verwachting in deze is gebaseerd?
De prijzen voor sommige prestaties zullen stijgen en voor andere dalen. In deze prille fase van het experiment kan ik nog niets zeggen over het gemiddelde effect op de prijzen. Eerste inschatting van de NZa is evenwel dat de gemiddelde prijsstijging beperkt blijft. De recent gepubliceerde gegevens van Fa-med2 lijken dit te bevestigen.
Daarnaast zijn op dit moment de NPCF en Zorgverzekeraars Nederland, in overleg met de NMT, bezig met de realisatie van een overzichtswebsite met prijzen van alle tandartsen. De betrokken partijen streven ernaar om deze vergelijksite eind februari beschikbaar te hebben.
Bent u van plan de financiële gevolgen van de kostenstijging, zoals deze door verschillende partijen wordt verwacht, wanneer deze daadwerkelijk optreedt, straks eenzijdig bij verzekerden neer te leggen via hogere premies voor aanvullende tandartsverzekeringen en minder tandheelkundige zorg in het basispakket?
Omdat zorgverzekeraars privaatrechtelijke organisaties zijn heb ik geen zeggenschap over de premies die zorgverzekeraars heffen. Dat geldt eveneens over de samenstelling van de aanvullende pakketten voor de mondzorg. Ik ben in geen enkele zin voornemens om de mondzorg in het huidige basispakket te berperken.
Het verminderen van het aantal bedden in de GGZ en sluiting herstellingsoord |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Dat de GGZ-instelling Mondriaan zich heeft voorgenomen om bedden te schrappen past in mijn beleid om de zogenaamde ambulantisering te stimuleren. Patiënten met psychische aandoeningen kunnen veel meer dan nu wonen in en deelnemen aan de maatschappij, mits de juiste ondersteuning in de wijk is georganiseerd. Daarvoor zijn in Nederland al diverse zorgvormen opgericht, zoals bijvoorbeeld ACT en FACT teams. FACT-teams (Functie Assertive Community Treatment) behandelen en begeleiden mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen in de wijk/thuissituatie. Zij bieden praktische steun in huisvesting, inkomen, zoeken naar dagbesteding en werken met motiverende technieken. Ook betrekken deze teams de familie van de patiënt bij de behandeling, waardoor die er niet alleen voor staat en hun zorgen worden verlicht.
De afbouw van bedden is een goede ontwikkeling voor de kwaliteit van leven van de patiënt én het is kostenbesparend, omdat bedden erg duur zijn. Het bericht waar u naar verwijst, zet deze voordelen ook uiteen. Mondriaan komt tegemoet aan de wensen van de patiënt, die behandeld wil worden in de thuissituatie. Door het samenstellen van een optimaal team van professionals die de patiënt hierin ondersteunen, kunnen met minder personeel meer mensen worden geholpen. Op dit moment ben ik met het veld in gesprek om te komen tot een bestuurlijk akkoord over de geestelijke gezondheidszorg. Een van de thema’s is de ambulantisering en de beddenafbouw.
Om welke reden schrapt Mondriaan de bedden? Is er in deze regio een overschot aan geestelijke gezondheidszorg?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Zijn er wachtlijsten op dit moment voor bedden bij Mondriaan of bij andere GGZ-instellingen in Limburg? Zo ja, hoe komt dat?
Ik heb geen signalen dat er wachtlijsten zijn voor bedden op dit moment.
Betreft het ook het afbouwen van crisisbedden? Zo ja, wat betekent dat voor het aantal crisisbedden in deze regio? Kan een toelichting worden gegevens?
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor de besluiten die zij neemt met betrekking tot het reduceren van bedden, ook als dat crisisbedden betreft. De continuïteit en kwaliteit van zorg aan cliënten moet gewaarborgd zijn. Indien de instelling besluit crisisbedden te sluiten zal dat op zodanige wijze moeten plaatsvinden dat de crisisfunctie voor de regio wel gewaarborgd blijft.
Op welke manier zal een vermindering van bedden bij Mondriaan leiden tot het helpen van meer mensen?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord van vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat door het verminderen van het aantal bedden de kans vergroot wordt dat patiënten in een ambulant traject gedwongen worden, hoewel wellicht residentiële zorg effectiever kan zijn? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ik ga er vanuit dat de zorg die verleend wordt aan de patiënten verantwoorde zorg is en dat zorgverleners per individuele patiënt beoordelen of een ambulant traject of klinische opname gewenst is. Het beleid rondom de ambulantisering zal dus verantwoord moeten plaatsvinden, waarbij altijd de mogelijkheid voor residentiële zorg moet blijven bestaan, afhankelijk van de specifieke zorgbehoefte van de patiënt. Feit is wel, dat meer mensen dan nu in een ambulant traject kunnen worden geholpen, omdat dit beter is voor de kwaliteit van leven van de patiënt zelf. Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat mensen die in geestelijke nood verkeren kwalitatief goede zorg op maat geboden moet worden, waarbij vooraf niet voorgeselecteerd moet worden welke vorm van zorg dat moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom een vermindering van managementlagen en managementpersoneel gepaard gaan met een beddenvermindering?
Indien patiënten worden behandeld in een klinische setting, wordt een groot beroep gedaan op het organisatievermogen van een instelling. Er moet voldoende personeel aanwezig zijn om de instelling aan te sturen en de organisatie draaiende te houden. Indien patiënten veel meer vanuit een ambulante situatie en/of de thuissituatie worden geholpen, heeft dit consequenties voor het management als gevolg van sluiting van afdelingen. Zo zullen veel meer organisatorische aspecten, zoals voorzieningen voor levensonderhoud voor patiënten, de inzet van verplegend personeel etc. worden verminderd, wat kan resulteren in een vermindering van managementlagen binnen een organisatie.
Sturen de zorgverzekeraars bij Mondriaan aan op het verminderen van het aantal bedden? Zo, nee, wat is dan wel hun rol? Zo ja, waarom?
Ja, het beleid van CZ/VGZ is erop gericht dat het proces van ambulantisering daadwerkelijk wordt ingezet. Afbouw van klinische capaciteit is één van de inkoopvoorwaarden. Nederland kent een relatief hoge dichtheid als het gaat om GGZ-bedden per inwoner. Het Trimbosinstituut heeft dit in een rapport «Toekomstverkenning intramurale GGZ» (2009) ook aangegeven. De verwachting is, zo blijkt in dit rapport, dat deze capaciteit zonder nadere maatregelen blijft groeien, terwijl klinische opname niet altijd noodzakelijk past bij de zorgvraag van de patiënt. Veel beter kan in sommige gevallen de patiënt in een ambulante setting worden behandeld.
Mondriaan bouwt de klinische capaciteit wel sneller af dan de inkoopvoorwaardennorm van de verzekeraars. Daarom hebben CZ/VGZ en Mondriaan een intentieverklaring getekend met als doel dat Mondriaan de afbouw kan temporiseren indien blijkt dat de afbouw te snel gaat.
Hoeveel euro moet Mondriaan in totaal bezuinigingen, en hoeveel banen zullen er daardoor verdwijnen?
Mondriaan moet 7 miljoen euro bezuinigen. Ongeveer 75% van het budget van Mondriaan betreft personele kosten. In 2012 zullen er van de ruim 1 800 formatieplaatsen 133 verloren gaan. De Raad van Bestuur verwacht dat gedwongen ontslagen achterwege kunnen blijven.
Wat is uw reactie op het bericht dat Pro Persona heeft besloten om het herstellingsoord te sluiten?2
Ik realiseer mij dat de bezuinigingen waar de sector mee te maken krijgt fors zijn en dat dit invloed heeft op de bedrijfsvoering van organisaties. De maatregelen zijn echter onontkoombaar om de GGZ toekomstbestendig te houden. Ik vertrouw erop dat zorgverzekeraars doelmatig inkopen, zodanig dat de zorg betaalbaar blijft en beschikbaar voor patiënten. Zij kunnen binnen deze kaders hun eigen afwegingen maken, waarbij in dit geval het gevolg is dat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten. Bovendien gaat het volgens Pro Persona, zoals ook in het artikel wordt aangegeven, om lichte gevallen, waarvan het de vraag is of die »s nachts in het herstellingsoord moeten verblijven.
Hoe oordeelt u er over dat er zogenaamde preventieplaatsen worden geschrapt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorg die in het herstellingsoord werd gegeven, betrof in veel gevallen «lichte problematiek». De instelling declareerde veel van deze zorg onder de aanspraak aanpassingsstoornis, welke per 2012 niet meer onder het verzekerde pakket valt. Ik vertrouw erop dat de verzekeraar weloverwogen heeft besloten om de preventieplaatsen in zijn geheel te schrappen en verwijs hierbij ook naar het antwoord dat ik gaf op vraag 11.
Hoeveel moet Pro Persona bezuinigen, en hoeveel banen zullen daardoor verdwijnen?
Pro Persona zal de functie Herstellingsoord, waar klinische opname geboden wordt aan mensen met verschillende diagnoses(waaronder aanpassingsstoornissen) voor wie een tijdelijke opname is aangevraagd, in de loop van 2012 niet meer uitoefenen. Er is een sluitingsplan gemaakt. Een opnamestop wordt ingevoerd met ingang van 1 juni en de feitelijke sluiting is voorzien per 1 augustus. Het gaat daarbij om 41 medewerkers die hierdoor hun functie verliezen. Pro Persona streeft ernaar deze mensen te herplaatsen in de organisatie van Pro Persona. De kans bestaat dat een deel van de cliënten nu eerder opgenomen moeten worden op een reguliere opnameafdeling van Pro Persona in de regio.
De sluiting van het Herstellingsoord past bij de verder gaande ambulantisering van de GGZ die de zorgverzekeraar(s) en de zorgaanbieders in de GGZ nastreven. Dit past binnen mijn beleidslijn. Nadat de zorgverzekeraar had aangegeven de verblijfsfunctie niet meer te zullen inkopen (het is namelijk verblijf met behandeling) is, mede gelet op het uit het basispakket Zvw vergoeding van aanpassingsstoornissen, besloten het Herstellingsoord te sluiten.
Het totale bedrag voor het Herstellingsoord mag worden behouden, maar zal nu worden ingezet om meer patiënten ambulant te behandelen.
Pro Persona onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om (delen van) het zorgaanbod van het Herstellingsoord ambulant aan te bieden.
Is het waar dat zorgverzekeraar Menzis heeft besloten de vergoeding voor verblijf voor de preventieplaatsen te laten vervallen, zodat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten? Bent u van mening dat een zorgverzekeraar inhoudelijk kan toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger in de toekomst te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat is waar. De verzekeraar zou inderdaad kunnen toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger te kunnen voorkomen. Praktijkvariatie zou dat ook uit kunnen wijzen. Die informatie heeft hij nodig om adequaat te kunnen inkopen en zijn afwegingen te kunnen maken om wel of niet bepaalde zorg in te kopen bij een instelling.
Is het waar dat zorginstellingen in de GGZ de verblijfsplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 aan het afstoten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van het ambulantiseringtraject dat aanbieders en verzekeraars momenteel gezamenlijk oppakken, verwacht ik dat verblijfplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 inderdaad minder worden gecontracteerd. Immers, deze mensen kunnen verantwoord ambulant worden geholpen. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 1.
Het bericht ‘Atsma; Nederland komt niet onder CO2-taks uit’ |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Atsma; Nederland komt niet onder CO2-taks uit»?1
Ja. Ik heb deze uitspraak gedaan in een overleg met uw Kamer.
Bent u bereid om bij alle 27 lidstaten in Europa langs te gaan en u er hard voor te maken dat alle 27 lidstaten zich tegen het emissiehandelssysteem ETS uitspreken in de huidige vorm? Zo nee, waarom niet?
Wat is de sanctie vanuit Europa als Nederland weigert de wetgeving over ETS in de luchtvaart door te voeren?
Bent u bereid de invoering van het ETS in Nederland te weigeren en zo nodig, in samenspraak met de Nederlandse luchtvaartsector, de genoemde sanctie te aanvaarden om zo de mainportfunctie van Schiphol te behouden en de Nederlandse luchtvaartsector te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Indien u hiertoe niet bereid bent, hoe strookt dit dan met de uitspraak dat «de handtekeningen – onder het ETS akkoord – in de verwachting en de veronderstelling, en misschien wel de stellige overtuiging, zijn gezet dat het ETS voor de luchtvaart een mondiaal akkoord was en mondiaal draagvlak zou krijgen» en dat «dat de intentie was, is en blijft»? En hoe verhoudt dit zich tot de aangenomen motie De Mos2, waarmee een Kamermeerderheid zich heeft uitgesproken een gelijk speelveld te willen voor de Nederlandse luchtvaartsector?
Gaat u in de toekomst akkoord met (mede) uw plan om het ETS voor de scheepvaart in te voeren, zelfs als dit niet mondiaal gebeurt?
De berichtgeving rondom het failliet van Zalco |
|
Ad Koppejan (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de Provinciale Zeeuwse Courant over het faillissement van de firma Zalco?1
Ja.
Heeft u de indruk dat het moederbedrijf Klesch alles in het werk heeft gesteld om dit faillissement te voorkomen? In hoeverre is er sinds de bedrijfsovername door Klesch voldoende geïnvesteerd in deze aluminiumfabriek om deze een levensvatbare toekomst te geven?
De afgelopen jaren heeft regelmatig en de afgelopen weken zeer intensief overleg plaatsgevonden met alle partijen en ik heb persoonlijk ook met de heer Klesch gesproken. Het moederbedrijf Klesch heeft via diverse wegen geprobeerd om Zalco te redden, maar uiteindelijk zag men zich genoodzaakt om Zalco het faillissement te laten aanvragen. Klesch heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in Zalco om de crisis uit de periode 2008–2009 te boven te komen, in de veronderstelling dat vanaf 2010 de markt weer sterk zou aantrekken. Echter sinds het voorjaar 2010 is de LME-prijs (Prijs op de London Metal Exchange) voor aluminium met 20 à 25% gezakt. Ondernemen blijft het nemen van risico’s en uiteindelijk is het niet gelukt het hoofd boven water te houden.
Welke impact verwacht u dat het faillissement van Zalco zal hebben voor de Zeeuwse werkgelegenheid en in welke mate kan het Europese Globaliseringsfonds een bijdrage leveren in het weer aan werk helpen van ontslagen medewerkers van Zalco, bijvoorbeeld door scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf?
Zalco is een relatief grote werkgever in deze regio. De sluiting van Zalco heeft daarom een grote impact op de werkgelegenheid in de regio. Ik realiseer me dat de situatie op de arbeidsmarkt op dit moment niet gunstig is. Teneinde aanspraak te kunnen maken op middelen uit het Europees Globaliserings Fonds dient voldaan te worden aan de voorwaarden die dit fonds stelt. De middelen uit het fonds kunnen worden ingezet voor activiteiten waarmee de ontslagen werknemers weer aan de slag worden geholpen. U kunt daarbij denken aan onder andere scholing, re-integratie en bemiddeling naar een andere baan of ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf. Deze activiteiten zijn vastgelegd in de EGF-aanvraag. Overigens wordt door de curatoren geprobeerd Zalco een (gedeeltelijke) doorstart te laten maken.
Per wanneer zou Zalco gebruik kunnen maken van dit Europese Globaliseringsfonds?
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 28 december 2011 een EGF-aanvraag van de provincie Zeeland bij de Europese Commissie ingediend. De Europese Commissie streeft ernaar binnen 28 weken een besluit over toekenning van de aanvraag te nemen. Een project mag reeds eerder starten. De kosten die gemaakt worden vanaf de eerste ontslagen mogen worden meegenomen in een EGF-project. De provincie Zeeland is in overleg met diverse partners (gemeenten, UWV, werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en uitzendbureaus) en is voornemens begin 2012 samen met het UWV te starten met het inrichten van een mobiliteitscentrum om de ontslagen werknemers van Zalco te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan.
Vanuit beide ministeries is gezamenlijk € 200 000,– beschikbaar gesteld om de inzet van het EGF voor Zalco mogelijk te maken.
Welke impact voorziet u dat het faillissement van Zalco (en de omstandigheden die daartoe hebben geleid) zal hebben voor de basismetaalindustrie en de maakindustrie in Nederland als geheel?
De basismetaalindustrie in Nederland bestaat uit een relatief beperkt aantal bedrijven. Als daar een bedrijf tussen uitvalt heeft dat derhalve een aanzienlijke impact op het totaal van de basismetaalindustrie. Tegelijkertijd is op het gebied van basismetalen sprake van een wereldmarkt en is er in de aluminiummarkt eerder sprake van mondiale overcapaciteit dan dat er een tekort is. Er is duidelijk sprake van een kopersmarkt, waardoor het wegvallen van Zalco weinig effecten zal hebben voor andere bedrijfstakken wat de beschikbaarheid van aluminium betreft.
Ook Zalco zelf heeft herhaaldelijk aangegeven dat de prijs voor aluminium bepaald wordt op de London Metal Exchange en dat het bedrijf daar zelf relatief weinig aan kan veranderen.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat de financiële problemen bij Zalco mede veroorzaakt zijn door het ongelijke speelveld voor de elektro-intensieve industrie in Europa, met name waar het gaat om de kwijtschelding van nettransporttarieven door Duitsland en België, terwijl dit in Nederland niet gebeurt?
Al enkele jaren vindt er vanuit het Ministerie van EL&I afstemming plaats met de basismetaalindustrie over de concurrentiepositie van deze bedrijven in Europa. Omdat in diverse landen afwijkende regelingen gelden is het moeilijk situaties een op een met elkaar te vergelijken. Deze aspecten zijn vanuit mijn departement de afgelopen jaren diverse malen met deze bedrijven besproken:
Al enkele jaren geleden is het kabinet destijds benaderd door de energie-intensieve industrie dat zij niet in staat zouden zijn langlopende elektriciteits-contracten af te sluiten tegen een redelijke prijs voor deze sector. Het kabinet destijds heeft aangedrongen op de vorming van een consortium grootverbruikers om sterker te staan tegenover de grote elektriciteits-producenten. Ook de basismetaalbedrijven hebben deelgenomen aan dit consortium, dat een gunstig stroomcontract met E.On heeft uitonderhandeld. Achtergrond van de zorgen van de industrie was het grote prijsverschil met Duitsland dat in de orde van € 8 per MWh was. Dat probleem heb ik aangepakt door de koppeling van de markten met de buurlanden. Het prijsverschil is – zeker het afgelopen jaar – geen knelpunt meer.
Maar ik kan niet ingrijpen in commerciële trajecten. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de basismetaalbedrijven zelf om lange termijn contracten af te sluiten. Prijswisselingen behoren tot het normale bedrijfsrisico.
Duitsland heeft het afgelopen jaar de transportkosten voor elektriciteit, welke een fractie zijn van de elektriciteitskosten, voor de energie-intensieve industrie op nul gesteld. Omdat alle transportkosten worden overgeslagen over alle stroomverbruikers in Duitsland, moeten andere partijen in Duitsland deze kosten nu voor hun rekening nemen. Vanuit consumenten- en MKB-sectoren in Duitsland is bezwaar gemaakt tegen deze maatregel bij de Europese Commissie. Ook vanuit het Ministerie van EL&I zijn hierover kritische vragen gesteld aan de Europese Commissie.
Informeel heeft Duitsland aangegeven dat deze maatregel mede is ingegeven om via de energie-intensieve bedrijven maatregelen te kunnen nemen om de netstabiliteit te handhaven. In Nederland hebben we een ander systeem om de netstabiliteit te handhaven. In Nederland doen we dit door de jaarlijkse veiling van afschakelcontracten, waarvan ook de energie-intensieve industrie gebruik maakt om hun stroomkosten te drukken. Voor 2012 had Zalco hiervoor via de veiling van TenneT ook een contract verworven ter grootte van ca. € 5 miljoen.
Er zijn derhalve verschillen in het speelveld voor de elektro-intensieve industrie in de diverse landen en die spelen natuurlijk ook mede een rol bij de financiële situatie van de bedrijven in de diverse landen.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat de Duitse en Belgische regelingen niet op beletselen stuiten bij de Europese Commissie?
Uit contacten met de Europese Commissie is mij gebleken dat de Duitse maatregel inzake de transportkosten voor de energie-intensieve industrie nog onderwerp van onderzoek is en dat de Europese Commissie nog niet heeft besloten of deze maatregel acceptabel is.
Over concurrentieverstorende regelingen in andere landen is mij niets bekend. Ik heb daarom bij de Europese Commissie de vraag neergelegd een overzicht te geven over soortgelijke regelingen in andere landen en de opstelling van de Europese Commissie tegenover deze regelingen.
Wat bent u van plan te doen aan dit ongelijke speelveld in Europa?
Ik streef naar een Noord-West Europese stroommarkt, waarbij dit soort verschillen worden tegengegaan. Desondanks blijft het mogelijk dat er verschillen optreden, omdat landen andere maatregelen kunnen nemen om bepaalde doelstellingen te bereiken. Zo werkte Nederland met de veiling van afschakelcontracten om de netstabiliteit te garanderen. Voor de Nederlandse aanpak is destijds gekozen, omdat door de veiling een lagere prijs voor afschakelen kon worden bereikt dan door uit te gaan van vaste contracten. De Duitse industrie noemt de Nederlandse benadering als voorbeeld in de lobby-activiteiten naar de Duitse regering. Dit laatste is in het voordeel van alle stroomgebruikers, die daardoor een lagere bijdrage hoefde te leveren voor het in stand houden van de stabiliteit van het elektriciteitsnet. Essentieel hierbij is natuurlijk wel dat de vergoeding die gegeven wordt om netstabiliteit in een reële verhouding moet staan ten opzichte van de geleverde inspanning. Zoals hierboven reeds aangegeven, houd ik contact over dit dossier met de Europese Commissie.
Falend toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ook zo geschrokken van het zoveelste voorbeeld van falende zorg en falend toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), nadat vanmorgen berichten verschenen over een baby die in het umcg verbleef?
Bij de behandeling van de baby door het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) in 2007 is ernstige gezondheidsschade ontstaan. Dat is op zich natuurlijk al erg, maar het wordt nog erger als vervolgens zowel het ziekenhuis als de toezichthouder daar niet behoorlijk op reageren.
Als minister ben ik verantwoordelijk voor goed toezicht op de kwaliteit van de zorg en ik neem wat er gebeurd is hoog op. Ik heb groot respect voor de vasthoudendheid van de ouders van Jelmer. Ik ben mij er van bewust dat alle onderzoeken die nu zijn verricht het verdriet nooit kunnen wegnemen.
Bent u bereid het eerdere verzoek van de PvdA-fractie naar onafhankelijk onderzoek naar de IGZ te heroverwegen?
Zoals ik in mijn toezichtvisie op de IGZ, die ik 31 januari 2012 aan Uw Kamer heb verzonden, aangeef, heeft de IGZ de afgelopen tijd veranderingen in haar organisatie doorgevoerd die noodzakelijk zijn om de omslag naar een moderne handhavingsorganisatie te maken. De toezichtvisie bevat belangrijke aandacht- en uitgangspunten voor de ontwikkeling van toezicht en handhaving door de IGZ. De toezichtvisie vraagt weer extra dingen van de IGZ. Om goed de vinger aan de pols te houden of de organisatie van de IGZ robuust genoeg is om de toezichtvisie uit te voeren en of de processen en systemen hierop voldoende zijn berekend, zal ik extern de organisatie van de IGZ laten doorlichten. Ik zal uw Kamer hierover in de zomer informeren en daarbij ook de vorderingen op het gebied van Incidententoezicht melden.
Dit externe onderzoek is een nadere invulling van mijn toezegging in de brief aan uw Kamer van 17 januari 2012 om halfjaarlijks onderzoek te doen naar het toezicht op de gezondheidszorg door de IGZ1.
Afhankelijk van de resultaten uit het externe onderzoek zal ik u halfjaarlijks blijven rapporteren. Op termijn wil ik dit onderzoek vervangen door een vijfjaarlijks onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de IGZ, naar analogie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Uit het onderzoek kan mogelijk blijken dat er bijvoorbeeld extra middelen of menskracht en/of een wijziging van de toezichtvisie en/of een wijziging van de interne organisatie van de IGZ nodig is. Ik treed graag met u in overleg over de uitkomsten. Herhaling van de gang van zaken bij de IGZ bij een aantal incidenten moet worden voorkomen. Burgers en de politiek moeten er immers op kunnen vertrouwen dat de IGZ haar eigen processen en systemen op orde heeft.
Deelt u de mening dat na de heftige incidenten in de GGZ, en nu ook in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), waarbij de IGZ heeft gefaald, een onderzoek niet meer uit kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wilt u dit onderzoek door de Raad voor de Veiligheid laten uitvoeren, zodat onafhankelijkheid gegarandeerd is?
Ik zie in deze onderzoeken geen specifieke rol weggelegd voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hun expertise betreft oorzaken of vermoedelijke oorzaken achterhalen van «voorvallen» en categorieën «voorvallen», terwijl het hier gaat om het doorlichten van de IGZ om te beoordelen of zij robuust genoeg is om de toezichtvisie uit te voeren.
De dreiging van een aanslag op Amsterdam |
|
Joram van Klaveren (PVV), André Elissen (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Al Qaeda zou aanslag willen plegen in Amsterdam»?1
Ja.
Hoe serieus dient deze islamitische dreiging volgens u genomen te worden?
Dergelijke dreigingen worden altijd onderzocht. Ik kan in het openbaar geen mededelingen doen over dit onderzoek, maar de genoemde dreiging geeft geen reden tot aanpassing van het dreigingsniveau «beperkt.
Zijn er maatregelen getroffen in het kader van deze dreiging? Zo ja, welke?
Over beveiligingsmaatregelen kan ik in het openbaar geen mededelingen doen.
Voorlichting homoseksualiteit op scholen waarin de homoseksuele praktijk veroordeeld wordt |
|
Jesse Klaver (GL), Ineke van Gent (GL) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending EénVandaag van 8 december jongstleden?
Ja.
Wat vindt u van de lesmethode «Wonderlijk gemaakt» die in deze uitzending aan bod komt? Hoe beoordeelt u teksten als «Homoseksuele gevoelens gaan bij velen gelukkig gewoon over» en «Het is een verstandige keuze om er niets mee te doen»?
De overheid heeft globale kerndoelen geformuleerd waarin staat wat leerlingen in het basisonderwijs en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs ten minste moeten leren. Scholen hebben de ruimte om de kerndoelen naar eigen (professioneel) inzicht en vanuit hun eigen grondslag in concrete onderwijsprogramma’s te verwerken. Zij bepalen bijvoorbeeld zelf hoeveel tijd zij besteden aan een bepaald onderwerp en welke methoden en/of materialen zij daarbij gebruiken. Zij kunnen daarbij gebruik maken van op de vrije markt beschikbare lesmaterialen of, zoals hier het geval is, lesmethoden laten ontwikkelen en gebruiken die aansluiten bij hun grondslag. De overheid treedt, gezien de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van inrichting, niet in de keuze van leermiddelen door scholen, zolang de wettelijke deugdelijkheidseisen worden nageleefd. In dit licht past het de Minister van Onderwijs in beginsel niet om een inhoudelijk oordeel te geven over gebruikte leermiddelen.
De vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten vraagt echter ook om verantwoordelijkheid van scholen om een aantoonbaar veilig klimaat voor alle leerlingen, en dus ook homoseksuele leerlingen, te creëren. In het onderwijs dient te allen tijde recht te worden gedaan aan principes als «respectvol omgaan met elkaar en met verschillen in opvattingen» en «het bevorderen van eigen en andermans veiligheid». Deze principes zijn ook opgenomen in de kerndoelen en daarmee verplicht voor elke school voor primair en voor voortgezet onderwijs. Ik ben op dit moment in gesprek met de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) over de vraag hoe zij een aantoonbaar veilig klimaat op school creëren voor onder andere homoseksuele leerlingen.
Hoe verhoudt deze methode zich tot uw emancipatiebeleid?
Dat scholen aandacht besteden aan seksuele diversiteit op een manier die aansluit bij hun grondslag past bij mijn emancipatiebeleid. Scholen mogen daarbij echter geen leerkrachten en/of leerlingen sociaal uitsluiten op grond van hun seksuele voorkeur of levenswijze. Het staat scholen vrij om in hun onderwijs aan te geven hoe bijvoorbeeld een homoseksuele relatie past binnen hun wereldbeeld, zolang zij hierbij steeds aangeven dat hierover ook andere opvattingen zijn en dat hiermee met respect omgegaan dient te worden. Zoals u ook in mijn antwoord op vraag 4 kunt lezen, is dit ook wettelijk vastgelegd.
Klopt het dat het Toezichtkader Primair onderwijs/voortgezet onderwijs bepaalt dat de leerlingen zich aantoonbaar veilig moeten voelen op school? Denkt u dat een school een sociaal veilig klimaat kan creëren voor kinderen en jongeren met homoseksuele gevoelens als dezelfde school hen leert dat je wel homo mag zijn, zolang je niets doet met je homoseksuele gevoelens?
Scholen worden door de Inspectie van het Onderwijs onder andere beoordeeld op bepaalde kwaliteitsaspecten. Zo bepaalt het Toezichtskader PO/VO 2009 (aanpassing 17 mei 2011) dat «het schoolklimaat wordt gekenmerkt door veiligheid en respectvolle omgangsvormen». Het staat hiermee voorop dat alle leerlingen en leraren zich op hun school veilig zouden moeten voelen, ongeacht de richting of grondslag van de school. De Inspectie ziet hierop toe.
Hoe beoordeelt u de antwoorden van de jongeren uit het EénVandaagpanel waarvan 43% aangeeft dat homoseksualiteit bij hen op school nooit is besproken en 64% zegt dat de school geen veilige omgeving is om uit de kast te komen?
Dat zijn zorgelijke cijfers. Iedereen heeft het recht om veilig zichzelf te zijn, op school, op het werk, in de woonomgeving, in de sport, in de zorg en op straat. Mijn homo-emancipatiebeleid richt zich op het vergroten van de sociale veiligheid en -acceptatie van lesbiënnes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT-ers) op al deze terreinen. Jongeren en onderwijs zijn daarbij belangrijke prioriteiten.
Zoals ik onlangs met uw Kamer heb besproken, is het mijn voornemen om aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit expliciet op te nemen in de kerndoelen voor PO, SO en VO.1 Ook zullen in de nieuwe monitor «sociale veiligheid in het primair en voortgezet onderwijs»(2012) extra vragen worden gesteld over de veiligheid van LHBT-ers, zowel van docenten als van leerlingen.
Bent u bekend met nog andere lesmethoden zoals «Wonderlijk gemaakt», waarin de homoseksuele praktijk wordt veroordeeld? Is bekend op hoeveel scholen dergelijke lesmethoden worden gebruikt?
Het Ministerie van OCW houdt niet bij welke lesmethoden scholen gebruiken. Wel is mij bekend dat de methode «Wonderlijk Gemaakt» op reformatorische scholen wordt gebruikt en dat nieuwe, vergelijkbare methoden worden ontwikkeld. Andere scholen maken gebruik van andere lesmethoden, bijvoorbeeld van de christelijke homo-organisatie ContrariO, of werken samen met voorlichters van het COC.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met scholen die de lesmethode «Wonderlijk gemaakt» of een vergelijkbare lesmethode gebruiken over de vraag hoe zij een aantoonbaar veilig klimaat voor homoseksuele leerlingen creëren?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
De beperkte voorzieningen in de gezinslocatie voor asielzoekers in Katwijk |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Wat is de reden dat de Tweede Kamer nog steeds niet inhoudelijk is geïnformeerd over de gezinslocaties voor asielzoekers in Katwijk en Gilze, terwijl die al sinds juli jl. operationeel zijn? Bent u bereid met onverwijlde spoed duidelijkheid te verschaffen over de inrichting, het regime, de regels, de plaatsingsvoorwaarden, de voorzieningen etc. van de gezinslocaties?1
Tijdens een algemeen overleg van 10 november 2011 heb ik uw Kamer toegezegd een brief te sturen over de gezinslocaties. Tegelijk heb ik u ook gezegd dat ik een gezinslocatie zou bezoeken. Dit bezoek heeft op 15 december jl. plaatsgevonden. In mijn brief van 21 december 20112 treft u de door u gevraagde informatie betreffende de gezinslocaties aan.
Kloppen de signalen dat alle bewoners, waaronder ook kinderen en jongeren, midden op de dag moeten stempelen waardoor zij hun studie, bijvoorbeeld een universitaire studie, niet meer kunnen voortzetten? Vindt u dat aanvaardbaar?
Voor zover het gaat om minderjarigen, kloppen deze signalen niet. Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer heb beschreven worden minderjarigen vrijgesteld van de meldplicht bij de Vreemdelingenpolitie en de inhuisregistratie bij het COA zodat ze naar school kunnen. Een van de uitzonderingen op het koppelingsbeginsel in artikel 10 van de Vreemdelingenwet is immers dat minderjarigen recht hebben op onderwijs in het kader van de leerplicht. Dit geldt niet voor meerderjarige en dus niet-leerplichtige vreemdelingen. Evenwel is vervolgonderwijs nog wel toegankelijk voor vreemdelingen die in een procedure zitten waarmee ze rechtmatig verblijf hebben en kan in die gevallen in een ontheffing van de meldplicht en inhuisregistratie worden voorzien.
Kloppen de signalen dat ook zieke vreemdelingen in de gezinslocaties worden geplaatst? Klopt het dat de medische voorzieningen in de gezinslocaties zeer beperkt zijn? Waarom krijgen deze zieke asielzoekers geen reguliere opvang in een Asiel zoekerscentrum (AZC) op grond van de motie-Spekman2 als zij een medische aanvraag hebben ingediend? Klopt het dat ook betrokken artsen grote bezwaren hebben tegen de beperkte medische voorzieningen in de gezinslocatie in Katwijk?
Wat betreft de (toegang tot) medische zorg op de gezinslocaties en het standpunt van de lokale huisartsen, verwijs ik u naar mijn brief van 21 december 2011 en de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Voortman en Dibi (beiden GroenLinks) met nummer 2011Z22178, Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1383 en de schriftelijke vragen van de leden Gesthuizen en Van Gerven (beiden SP) met nummer 2011Z22180, Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1384
Een aanvraag op medische gronden genereert niet zonder meer een recht op opvang. Opvang in het kader van de motie-Spekman is mogelijk, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Ik verwijs u hiervoor naar de brief van de voormalige Staatssecretaris van Justitie aan uw Kamer van 7 december 20094 waarin is toegelicht hoe deze motie is geïmplementeerd.
Kloppen de signalen dat de bewoners van de gezinslocatie geen noodzakelijke ontheffing van de stempelplicht krijgen als zij een afspraak hebben met hun advocaat of met de rechtbank? Vindt u dat aanvaardbaar?
Nee, die signalen kloppen niet. Ontheffing van de stempelplicht voor een afspraak met een advocaat of een zitting bij de rechtbank is mogelijk.
Klopt het dat er ook vreemdelingen in deze gezinslocatie worden geplaatst die nog een lopende toelatingsprocedure hebben? Hoe verhoudt zich dat met het feit dat de gezinslocaties enkel bedoeld zijn voor uitgeprocedeerde vreemdelingen?
Op 19 september jl.5 heb ik op schriftelijke vragen geantwoord dat gezinnen met minderjarige kinderen die niet meer rechtmatig in Nederland verblijven en waarvan het recht op opvang derhalve is geëindigd, tot de doelgroep behoren. Deze groep gezinnen werd als eerste overgeplaatst naar de gezinslocaties. Daarnaast worden in de gezinslocaties ook gezinnen geplaatst die een procedure hebben lopen voor regulier verblijf, maar waaraan geen recht op opvang is verbonden. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat gezinnen in de gezinslocatie een nieuwe toelatingsprocedure starten. Voor zover daar geen recht op opvang aan is verbonden, zal er geen overplaatsing naar een AZC plaatsvinden.
Bent u bereid deze schriftelijke vragen binnen een week te beantwoorden?
Dit is niet mogelijk gebleken. Wel heeft uw Kamer mijn brief over gezinslocaties van 21 december 2011 ontvangen.
Bent u bereid te bezien of een Irakees gezin, waarvan de beide ouders en één van de dochters forse medische problemen hebben, en waarvan de dochter geneeskunde studeert aan de VU, opvang verleend kan worden in een nabijgelegen AZC?3
De mij op dit moment bekende informatie over deze individuele casus geeft mij geen aanleiding om af te wijken van de algemene regel dat indien vreemdelingen geen recht op opvang hebben, er geen overplaatsing naar een AZC kan plaatsvinden. Wat betreft de (toegang tot) medische zorg op de gezinslocaties, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3. Indien een arts van oordeel is dat het noodzakelijk is om medische zorg te bieden, zal dit ook gebeuren.