Gepubliceerd: 20 september 2016
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VIII-2.html
ID: 34550-VIII-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

Blz.

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

1.

Leeswijzer

4

2.

De beleidsagenda

8

3.

De beleidsartikelen

38

1.

Primair onderwijs

38

3.

Voortgezet onderwijs

46

4.

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

55

6. en 7.

Hoger onderwijs

66

8.

Internationaal beleid

78

9.

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

84

11.

Studiefinanciering

88

12.

Tegemoetkoming studiekosten

96

13.

Lesgelden

98

14.

Cultuur

100

15.

Media

108

16.

Onderzoek en wetenschapsbeleid

113

25.

Emancipatie

118

     

4.

De niet-beleidsartikelen

121

91.

Nominaal en onvoorzien

121

95.

Apparaatsuitgaven

122

     

5.

Begroting baten-lastenagentschappen

125

1.

Dienst Uitvoering Onderwijs

125

2.

Nationaal Archief

130

     

6.

Bijlagen

136

1.

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

136

2.

Verdiepingshoofdstuk

142

3.

Moties en toezeggingen

161

4.

Subsidies

233

5.

Evaluatie- en overig onderzoek

241

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. DE LEESWIJZER

De begroting 2017 bevat de volgende onderdelen:

  • a. Beleidsagenda;

  • b. Beleidsartikelen;

  • c. Niet-beleidsartikelen;

  • d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren;

  • e. Verdiepingshoofdstuk;

  • f. Bijlagen.

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het groen onderwijs.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • Opname tabel niet-juridisch verplichte uitgaven. Deze tabel is verplicht voorgeschreven in de Rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën en is direct na de leeswijzer opgenomen.

  • Aanpassing termen doelstelling en rol/verantwoording bij artikel 25, Emancipatie. De termen zijn aangepast aan de bewoordingen die ook in het veld gebruikt worden. Dus bijvoorbeeld niet meer vrouwenemancipatie, maar gendergelijkheid.

  • Het overzicht «Samenvattend overzicht naar artikelonderdeel» is komen te vervallen. Dit overzicht is geen verplicht onderdeel volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Conform de toezeggingen aan de Tweede Kamer, is voor het mbo een nieuwe indicator over tevredenheid van werkgevers over de aansluiting met de arbeidsmarkt toegevoegd.

Tijdens het Wetgevingsoverleg over het Departementaal jaarverslag 2015 is de motie 34 475-VIII, nr. 10 ingediend om de professionalisering van leraren in beeld te krijgen. Tijdens dit overleg is toegezegd een overzicht te presenteren in de ontwerpbegroting 2017. U vindt dit overzicht terug na de indicatorentabel (Beleidsagenda).

Informatie in de begroting en andere relevante publicaties

De begroting is een compact document en toegespitst op de financiële informatie. De beleidsagenda presenteert de doelstellingen van de Minister en de bijbehorende prestatie-indicatoren, en de beleidsartikelen beschrijven de werking en financiering van de verschillende stelsels. Voor een bredere kwantitatieve onderbouwing van de doelen en ambities uit de begroting verwijzen we naar de openbare website Trends in Beeld. Belangrijke kengetallen zijn opgenomen op de openbare website OCW in cijfers. Beide websites worden gedurende het jaar op verschillende momenten geactualiseerd. Onderstaand schema geeft grafisch een totaalbeeld van welke informatie en verantwoording van het OCW-beleid gedurende een begrotingscyclus aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

                                            Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

Hieronder volgt een nadere toelichting bij het schema.

  • Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van OCW. Op de website van Trends in Beeld monitort de Minister van OCW onder andere de doelen uit de beleidsagenda en verschillende ingezette beleidsinstrumenten, waaronder de Lerarenagenda en de sectorakkoorden in het po en vo. Daarnaast geeft deze website met de infographic «Onderwijsmonitor» inzicht in de prestaties van het onderwijs. Voor cultuur&media, wetenschap en emancipatie geven we met een beknopte set indicatoren een beeld van de kwaliteit en prestaties.

  • Eind november komt ook Cultuur in beeld uit. In deze publicatie wordt ingegaan op de veranderingen in het Nederlandse cultuurbeleid. Deze publicatie gaat dieper in op de gevolgen van het beleid en schetst de te verwachten ontwikkelingen in de culturele sector. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, het financieel-maatschappelijk draagvlak, publieksbereik en de financiële verhoudingen tussen subsidieverstrekkers.

  • De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. In het jaarwerkplan van de Inspectie van het Onderwijs worden voorgenomen werkzaamheden gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

  • Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de 2e suppletoire begroting (Najaarsnota).

  • Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsdocumenten, beleidsevaluaties, beleidsdoorlichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en AMvB’s worden voorgehangen. Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. Beleidsdoorlichtingen en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid. Daarnaast wordt jaarlijks in de Voortgangsrapportages van de Sectorakkoorden en de Lerarenagenda informatie verschaft over de voortgang op enkele belangrijke prestatie-indicatoren.

  • De derde woensdag in mei is verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van OCW, en de laatste stand van de voortgang op de begrotingsdoelen en ambities wordt gepresenteerd op de website van Trends in Beeld. Ook wordt het Onderwijsverslag aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin wordt uitgebreid stilgestaan bij de staat van het onderwijs.

  • De belangrijkste kengetallen van OCW verschijnen gedurende het jaar op de website www.ocwincijfers.nl. Op deze website worden resultaten, de stand van zaken en ontwikkelingen in het OCW-veld met een kwantitatieve toelichting en onderbouwing in beeld gebracht.

Toelichting Trends in Beeld

De Minister monitort met Trends in Beeld enerzijds de doelen uit de beleidsagenda. Anderzijds monitort de Minister de voortgang van verschillende ingezette beleidsinstrumenten, waaronder de Lerarenagenda en de sectorakkoorden in het po en vo. Ook wordt de internationale positie van het Nederlandse onderwijs- en wetenschapsstelsel gevolgd en zijn de belangrijkste onderzoeksresultaten van «Education at a Glance» opgenomen, de jaarlijkse publicatie van de OESO.

De website van Trends in Beeld is in 2016 uitgebreid met een robuust dashboard van indicatoren die samen een goede foto geven van onderwijskwaliteit in brede zin. Het is ontwikkeld naar aanleiding van de moties Klaver c.s. en Straus/Ypma om meer inzicht te geven in outcome-criteria voor onderwijskwaliteit en het verzoekonderzoek van de Tweede Kamer aan de Algemene Rekenkamer.

Onderdelen begroting

a. Beleidsagenda

In de beleidsagenda wordt per beleidsterrein geschetst welke stappen wij willen zetten. Aansluitend is een tabel met indicatoren en bijbehorende streefwaarden passend bij de beleidsambities opgenomen. Daarnaast bevat de beleidsagenda een tabel met de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, een tabel met de geplande beleidsdoorlichtingen, een overzicht van de risicoregelingen en een overzicht belastinguitgaven.

b. Beleidsartikelen

De beleidsartikelen bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Algemene doelstelling met een toelichting daarop.

  • Rol en verantwoordelijkheid van de Minister.

  • Beleidswijzigingen. Hierin wordt weergegeven welke belangrijke beleidswijzigingen zich komend jaar zullen voordoen. Ook wordt, indien van toepassing, ingegaan op beleidswijzigingen als gevolg van beleidsdoorlichtingen, voor zover de doorlichtingen zijn afgerond.

  • Tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel bevat een vaste indeling in financiële instrumenten volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt de budgetflexibiliteit van het begrotingsjaar in percentages weergegeven.

  • Toelichting op de instrumenten en budgetflexibiliteit.

c. Niet-beleidsartikelen

Er zijn twee zogenaamde niet-beleidsartikelen:

  • Nominaal en onvoorzien;

  • Apparaatsuitgaven.

In artikel 95 (Apparaatsuitgaven) worden naast de Apparaatsuitgaven van het kerndepartement ook de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en een aantal ZBO’s en RWT’s zichtbaar.

In dit artikel is tevens een tabel opgenomen waarin wordt aangegeven hoe de apparaatstaakstelling wordt verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren

Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de baten-lastenagentschappen «Dienst Uitvoering Onderwijs» en het «Nationaal Archief».

e. Verdiepingshoofdstuk (zie bijlagen)

In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2016 en de ontwerpbegroting 2017. De ondergrens voor het toelichten van mutaties wordt bepaald door een zogenoemde staffel. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).

f. Bijlagen

De volgende bijlagen zijn in de begroting opgenomen:

  • Overzicht RWT’s en ZBO’s;

  • Verdiepingshoofdstuk;

  • Overzicht moties en toezeggingen;

  • Subsidieoverzicht: hier wordt een overzicht weergegeven van alle subsidieregelingen van het ministerie;

  • Evaluatieoverzicht: het overzicht met onderzoeken is opgenomen in één centrale bijlage.

2. BELEIDSAGENDA

Beleidsprioriteiten over 2017

Inleiding

Goed onderwijs is de motor van persoonlijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. Het is een bron van kennis, emancipatie, individuele ontplooiing en een investering in menselijk kapitaal. In een steeds veranderende wereld is het belangrijk dat het onderwijs meebeweegt, dat het uitdagend en eigentijds is. Ons onderwijs is sterk en we hebben in vergelijking met andere landen weinig jongeren die niet aan onderwijs of werk deelnemen. Het middelbaar beroepsonderwijs in Nederland wordt gewaardeerd door de sterke banden met het bedrijfsleven en duale opleidingsmogelijkheden. Andere positieve kenmerkende elementen van ons onderwijssysteem zijn de extra bekostiging van scholen met achterstandskinderen, het relatief kleine verschil tussen de zwakst en best presterende leerlingen, de cultuur van experimenteren, innovatief onderwijs en de flexibiliteit om op te stromen naar hogere niveaus later in de onderwijsloopbaan.

De in internationaal perspectief goede resultaten van ons onderwijsstelsel stimuleren ons om scherp te blijven op wat er beter kan. De OECD heeft onlangs de belangrijkste uitdagingen en de daarop aansluitende aanbevelingen benoemd. Ze hebben betrekking op voor- en vroegschoolse educatie en opvang, vroege selectie, motivatie en excellentie, leraren en schoolleiders, én de kwaliteit in en verantwoording door schoolbesturen. Hiermee onderstreept de review de uitdagingen waar we voor staan. Op de meeste thema’s zijn of worden acties ondernomen. Een belangrijk deel van de € 200 miljoen die het kabinet beschikbaar stelt voor politieke prioriteiten zetten we in om, ondanks ruilvoetproblematiek waar OCW aan moet bijdragen, het ingezette beleid voort te kunnen zetten en te blijven investeren in goed onderwijs voor iedereen. Daarnaast zetten we in op enkele bijzondere prioriteiten zoals gelijke kansen, asielzoekerskinderen en schoolkosten van mbo’ers. Ook op de andere onderdelen van ons beleidsterrein is veel in beweging en wordt zowel gezaaid als geoogst. We schetsen per beleidsterrein welke stappen wij willen zetten en een beeld van de toekomst. We beginnen met het onderwijs en gaan daarna in op studiefinanciering, wetenschap, cultuur, media, emancipatie en Caribisch Nederland. Tot slot presenteren we een tabel met indicatoren en bijbehorende streefwaarden passend bij de beleidsambities.

1. Onderwijs

Samen met alle partners werken we aan de vier doelstellingen van deze kabinetsperiode:

  • 1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt;

  • 2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;

  • 3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties;

  • 4. Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren.

1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

Na bijna vier jaar kabinet Rutte II constateren we dat het Nederlandse onderwijsstelsel er goed voor staat. Vorig jaar vroegen we de OECD (Organization for Economic Cooperation and Development) een uitgebreide analyse te doen. De OECD deelt onze constatering. We mogen dus gezamenlijk trots zijn op het onderwijs dat we onze kinderen in Nederland te bieden hebben. Om goed onderwijs voor iedereen te kunnen garanderen is nog wel verbetering mogelijk, bijvoorbeeld op het terrein van overgangen in het stelsel. Het vinden van de juiste balans is daarbij belangrijk. We zien dat scholen en instellingen, vanwege de hoge kwaliteitseisen en de ambitie om uitval te voorkomen, goed kijken naar de mogelijkheden van hun toekomstige leerlingen om te slagen. Dat is begrijpelijk, maar het is ook een belangrijke taak van scholen om leerlingen de kans te geven zelfvertrouwen op te bouwen en verborgen talent aan te boren. We doen dit onder meer door doorstroom en stapelen te stimuleren. Bijzondere prestaties van leerlingen worden beter zichtbaar gemaakt en beloond met het judicium cum laude op het diploma. We hebben onlangs een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee in het mbo een vroegtijdige aanmelddatum en het toelatingsrecht zijn vastgelegd. Hiermee krijgen jongeren met de juiste vooropleiding het recht om, een aantal situaties uitgezonderd, toegelaten te worden tot de mbo-opleiding van zijn of haar keuze. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 augustus 2017. Tevens lanceerden we deze zomer onze vervolgplannen voor de aanpak loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Daarnaast hebben we gezorgd voor driejarige mbo-opleidingen die intensiever en uitdagender worden. Ook is de route via de beroepskolom door deze verkorting aantrekkelijker geworden voor studenten die na het mbo een hbo-opleiding willen volgen.

Speciale aandacht willen we het komende jaar besteden aan het bevorderen van kansengelijkheid. De Inspectie van het Onderwijs constateert toenemende ongelijkheid in onderwijskansen tussen jongeren. Sociaal milieu is altijd van invloed geweest op de onderwijsprestaties en kansen; dat de invloed van sociale herkomst toeneemt is echter ernstig en ongewenst. Het verkleint de kansen van kinderen om het sociaaleconomisch beter te krijgen dan hun ouders (sociale mobiliteit), waardoor verschillen in de samenleving worden bestendigd. Kansenongelijkheid wordt vooral bepaald door ontwikkelingen buiten het onderwijs zoals demografische ontwikkelingen en de thuissituatie. Ondanks dat de school niet al deze problemen kan oplossen, streven we er wel naar om de school een plek te laten zijn waar maximaal wordt bijgedragen aan kansengelijkheid. Om dit te optimaliseren maken we werk van doorlopende leerlijnen en laten schoolvormen goed op elkaar aansluiten. Voor het eerst is aangetoond dat het ook in de Nederlandse context zinvol is om in te zetten op voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op taalachterstand, al is er ruimte voor verbetering van de educatieve kwaliteit. Om talenten en gelijke kansen van leerlingen te stimuleren en een extra stimulans te geven aan de geringe motivatie van deze leerlingen, bevorderen we in het vo het volgen van vakken op een hoger niveau. Leerlingen stromen daardoor met meer kennis het vervolgonderwijs in en we geven zichtbaarheid en erkenning aan de extra inspanningen en ambities van leerlingen. Ten slotte lossen we knelpunten op zodat flexibilisering en maatwerk de doorstroom tussen onderwijsniveaus kunnen verbeteren, we leerlingen meer aanspreken op hun talenten en gelijke(re) kansen worden gecreëerd voor leerlingen. Het bevorderen van kansengelijkheid is een breder onderwerp dan onderwijs alleen. Daarom start een interdepartementaal beleidsonderzoek «Onderwijsachterstandenbeleid» gericht op het vergroten van de effectiviteit van het beleid voor kinderen en jongeren uit achterstandsposities. Daarnaast ligt de focus op de implicaties van beleid voor kansengelijkheid in het onderwijs, optimale toeleiding naar de arbeidsmarkt en voor het overheidsbudget. Om te zorgen dat achterstandsmiddelen zowel bij scholen als bij gemeenten gerichter kunnen worden ingezet, ontwikkelt het CBS een nieuwe indicator om het risico op een onderwijsachterstand bij kinderen beter te voorspellen. Soepele overgangen naar en binnen het mbo bevorderen ook kansengelijkheid. Hiervoor moet een impuls worden gegeven aan bewezen effectieve interventies en samenwerkingsvormen. Het mbo speelt een belangrijke rol in het bieden van kansen voor sociale mobiliteit. We willen dat alle jongeren een startkwalificatie halen, het mbo heeft een belangrijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Zonder startkwalificatie hebben jongeren immers twee keer meer kans op werkloosheid. Het behalen van je mbo-diploma bevordert doorstroom en opstroom en motiveert leerlingen het maximale uit zichzelf te halen. We zetten van de extra middelen voor politieke prioriteiten € 10 miljoen in voor schoolkostencompensatie in het mbo voor gezinnen met lage inkomens. De mogelijkheden om diploma’s te stapelen zijn cruciaal. Hiervoor nemen we initiatieven zoals de invoering van associate degrees als zelfstandige opleiding en keuzedelen in het mbo. In het ho worden diverse activiteiten georganiseerd om good practices te delen, onder meer via het jaarlijkse seminar «Inclusief Hoger onderwijs». Samen met het onderwijsveld, werkgevers, culturele instellingen en andere partners willen we nog voor de begrotingsbehandeling tot een Gelijke Kansen Alliantie komen en een brede set aan maatregelen om de kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. Dit doen we mede naar aanleiding van de motie Nijboer/Harbers. Voor de uitvoering van deze motie stellen we € 25 miljoen beschikbaar, als onderdeel van de extra middelen voor politieke prioriteiten. Specifiek voor de overgang tussen po en vo komen we met verbetermaatregelen. Het gaat daarbij om de wisselwerking en samenhang tussen de eindtoets po, enkelvoudig en meervoudig basisschooladvies, en het behouden en zo nodig stimuleren van brede brugklassen. Februari 2016 hebben we de Tweede Kamer een eerste reactie gegeven op de motie Grashoff. Daarin schreven we dat we eerst gericht onderzoek willen doen naar de feitelijke staat van de (brede) brugklassen en de beweegredenen en motieven van vo-scholen. Daarop vooruitlopend zouden we scholen wijzen op het belang van heterogene brugklassen. Daartoe hebben de scholen in diezelfde maand een brief ontvangen.

Om het onderwijs ook in de toekomst te kunnen blijven verbeteren, bieden we begin 2017 het wetsvoorstel «Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen» aan de Tweede Kamer (TK) aan. Met dat voorstel wordt de procedure voor het starten van nieuwe openbare en bijzondere scholen in het funderend onderwijs zo aangepast dat deze beter aansluit bij de belangstelling van leerlingen en ouders. Het wetsvoorstel zorgt ook voor een stevigere toets op de kwaliteit vooraf. Voor wat betreft een toekomstbestendig curriculum zijn we na het advies van het platform onderwijs 2032 gestart met de verdiepingsfase die bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste wordt onder regie van de Onderwijscoöperatie met leraren over het advies gesproken en hun eigen rol in de herijking van het curriculum. Ten tweede wordt door een breed samengestelde regiegroep in kaart gebracht hoe haalbaar en toepasbaar onderdelen van het advies in de praktijk zijn en wat daar voor nodig is. Op basis van de opgedane inzichten wordt samen met de TK besloten over de vorm van de ontwerpfase in 2017. Het gemeenschappelijke doel is duidelijk: komen tot een visie op de kennis en de vaardigheden die leerlingen moeten opdoen met het oog op de (toekomstige) ontwikkelingen in de samenleving.

Onderwijs is er voor ieder kind, daarom zorgen we ook in 2017 voor adequate financiering van het onderwijs aan vreemdelingenkinderen. Om ook in het tweede jaar van asielzoekerskinderen aanvullende bekostiging in het po mogelijk te maken, gebruiken we € 15 miljoen van de extra middelen voor politieke prioriteiten. In het mbo betekent de komst van nieuwkomers dat instellingen bezien hoe zij deze groep passende onderwijsvoorzieningen kunnen bieden, bijvoorbeeld door extra aandacht te besteden aan taalverwerving. Het vinden van werk of het volgen van onderwijs zijn immers uitstekende manieren om in onze samenleving te integreren.

In 2017 gaan we in het ho verder met de uitvoering van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs. Deze agenda geeft de koers aan voor de periode 2015–2025 en staat in het teken van een zichtbare impuls aan de kwaliteit van het ho en het onderwijs gerelateerd onderzoek met de middelen die voortkomen uit het Studievoorschot. We zetten in op kleinschalig en intensief onderwijs, talentprogramma's, onderwijsgerelateerd onderzoek, studiefaciliteiten en digitalisering. Ook richten we ons op het verbeteren van de samenwerking in de regio voor een betere doorstroom van het vo en mbo naar het ho, inhoudelijke aansluiting en toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Dit doen we onder meer op basis van goede voorbeelden van regionale samenwerking en succesvolle aanpak, waarbij we ook zoeken naar manieren om deze te delen om van elkaar te leren.

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Leraren zijn de meest bepalende factor voor goed onderwijs, zo blijkt onder meer uit de recente publicatie Kansrijk Onderwijsbeleid van het CPB. Leraren stimuleren iedere dag opnieuw kinderen en jongeren het beste uit zichzelf te halen. Ze leggen de stof uit, creëren de juiste sfeer in de klas en betrekken leerlingen actief bij de lessen. Daarnaast is het belangrijk dat ze hun onderwijs afstemmen op bepaalde (groepen) leerlingen en studenten, eventueel extra steun geven aan leerlingen die dat nodig hebben. De OECD is in haar analyse van het Nederlandse onderwijs positief over de kwaliteit van onze leraren, schoolleiders en bestuurders. Dat is een bevestiging dat we op de goede weg zijn en een grote opsteker voor de leraren, schoolleiders en bestuurders zelf. Er is echter ook ruimte voor verbetering. We hebben veel initiatieven genomen om de kwaliteit van leraren te verbeteren en de aantrekkingskracht van het beroep te vergroten. Met de lerarenagenda heeft het kabinet een impuls gegeven, die zetten we komend jaar voort. Hiervoor is en blijft samenwerking met bestuurlijke partners essentieel, waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. In 2017 richten wij ons op versterking van de samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen en staat meer samenwerking en kennisdeling in de regio centraal.

Om de kwaliteit verder te verbeteren richten we ons ook op het ontwikkelen van systematische begeleidingstrajecten voor startende leraren. Daarnaast zijn meer diversiteit in salaris en loopbaanmogelijkheden nodig. We zijn in gesprek met de PO-Raad en VO-raad over het verbeteren van didactische en differentiatievaardigheden van leraren en om het werken met peer reviews naar een hoger niveau te brengen. Verder lopen diverse acties waarover we rapporteren in de voortgangsrapportages van de sectorakkoorden en de lerarenagenda. We stimuleren dat vo-scholen participeren in het project «Begeleiding startende leraren». Deelnemende startende leraren krijgen een coach, worden systematisch geobserveerd en ontvangen feedback. In het po hebben de sociale partners afspraken over de begeleiding van startende leraren opgenomen in de cao. Komend jaar wordt de voortgang gemeten via de monitor op de doelstellingen van het Bestuursakkoord po 2014. Alle benoemde en tewerkgestelde leraren komen gedurende het startjaar (schooljaar 2017–2018) in het lerarenregister dan wel in het registervoorportaal te staan. Leraren kunnen zichzelf registreren, hun bevoegdheid opvoeren en ook hun professionaliseringsactiviteiten bijhouden. De registratie van de circa 250.000 leraren en docenten in het po, vo en mbo vormt een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling naar een krachtige en herkenbare beroepsgroep die zelf verantwoordelijkheid neemt voor de eigen kwaliteit.

In alle verbeterprocessen is de rol van de schoolleider cruciaal. Hij vormt de sleutel om verbeteractiviteiten in gang te zetten. Volgens de OECD wordt het belang van goede schoolleiders in Nederland nog onvoldoende erkend. De kwaliteitsverschillen tussen hen zijn nog te groot. We hebben recent initiatieven genomen, zoals de aandacht voor professionalisering, het opstellen van beroepsstandaarden en de bekwaamheidseisen door de beroepsgroep zelf. De beroepsgroep neemt hiermee verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling. Registratie in het schoolleidersregister is bijvoorbeeld een stimulans om permanent te werken aan professionalisering en deze activiteiten zichtbaar te maken. In het vo is het schoolleidersregister opgericht en worden herregistratie-eisen ontwikkeld. De beroepsstandaard, die de inhoudelijke basis vormt van het register en is opgesteld door de beroepsgroep van schoolleiders vo, wordt eind 2017 geëvalueerd.

Ook in het mbo is aandacht voor onderwijskundig leiderschap, onder andere in de kwaliteitsafspraken. Een aantal mbo-instellingen werkt aan «practoraten» om de onderwijskwaliteit te versterken en een brug te slaan tussen de veranderende beroepspraktijk en het onderwijs. Het ontwikkelen van lectoraten binnen publiek-private samenwerkingsverbanden in het mbo kan onderdeel uitmaken van een subsidieaanvraag voor het Regionaal investeringsfonds mbo. Hierbij kijken we goed naar de ervaringen met lectoraten in het hbo en wordt in bepaalde gevallen ook met hen samengewerkt. Deze lectoraten spelen een belangrijke rol bij de externe oriëntatie van hogescholen richting het werkveld en bij de curriculumvernieuwing. Verder helpen ze docenten te professionaliseren en stimuleren ze de kenniscirculatie en kennisontwikkelingen binnen de instellingen. In het kader van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek is aan hogescholen en universiteiten gevraagd om vanuit een toekomstgericht personeels- en onderwijsbeleid te blijven werken aan (permanente) professionalisering van docenten en onderwijsleiders. Verder zullen in 2017 tien Comeniusbeurzen worden uitgereikt aan docenten en onderwijsleiders in het ho als impuls aan onderwijsvernieuwing.

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

Dat het Nederlandse onderwijs internationaal goed scoort, komt door een ijzersterk systeem van «vrijheid in gebondenheid» waarin autonomie van schoolbesturen wordt gecombineerd met sterke verantwoordingsinstituties. Eén van die instituties is de Inspectie van het Onderwijs (IvhO). Leerlingen, studenten en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat het onderwijs op een school of instelling goed is. Daarom houdt de IvhO toezicht op die kwaliteit. Omdat het onderwijs verandert, vernieuwt het toezicht. Met ingang van het schooljaar 2017–2018 wordt in het po, vo en mbo het vernieuwde onderwijstoezicht ingevoerd. Er is gekozen voor twee pijlers: waarborgen en stimuleren. De waarborgfunctie van het toezicht verbinden we nadrukkelijk aan de wettelijke vereisten. Daarnaast stimuleert de IvhO de verbetering van de onderwijskwaliteit boven de vereiste basiskwaliteit en doet zij verslag van haar bevindingen daarover. De IvhO wil daarmee bevorderen dat besturen en scholen stelselmatig werken aan de verbetering van het onderwijs en zo een kwaliteitsverbeteringscultuur ontstaat. Het nieuwe toezicht is ingebed in de wijziging in de Wet op het Onderwijstoezicht die per 1 juli 2017 zal ingaan. Deze wijziging komt voort uit het initiatief wetsvoorstel van de Kamerleden Bisschop, Van Meenen en Rog dat in maart 2016 in de Eerste Kamer is aanvaard. Met de investering van € 2 miljoen vanuit de extra middelen voor politieke prioriteiten blijft voor de IvhO binnen het nieuwe (gedifferentieerde) toezicht ruimte om alle scholen in het funderend onderwijs eens in de vier jaar te bezoeken.

Verantwoording afleggen betekent ook transparant zijn, zodat een gesprek mogelijk is over geleverde prestaties. Om dit in het funderend onderwijs te bevorderen is met de PO-Raad en VO-raad afgesproken dat de website scholenopdekaart.nl gebruikersvriendelijk, relevant en betrouwbaar is. Ook op andere manieren wordt het juiste gebruik van informatie door ouders, leerlingen, medezeggenschapsraden en scholen zelf gestimuleerd. Zo wordt de Dag voor Open Onderwijsdata georganiseerd. Ouders worden beter gefaciliteerd om geïnformeerd voor een school te kiezen en medezeggenschapsraden worden ondersteund om een goed geïnformeerd gesprek over onderwijskwaliteit met de school te voeren. In de codes van goed bestuur is afgesproken dat jaarverslagen van po- en vo-scholen openbaar worden gemaakt. We verwachten dat in 2017 alle besturen de jaarverslaggeving 2016 op hun website publiceren. Ook onderzoeken we hoe we meer inhoudelijke eisen kunnen stellen aan het bestuursverslag, waardoor besturen laten zien op welke doelen uit de sectorakkoorden zij zich concentreren en welke inzet ze daarvoor hebben gepleegd.

In het mbo is het aanbod van informatie op bestaande websites soms versnipperd en vinden jongeren niet wat ze zoeken. In 2017 wordt een LOB-portal mbo gemaakt, met alle informatie die nodig is voor een goede studiekeuze. Verder vindt een tussentijdse evaluatie van de kwaliteitsafspraken plaats in 2017 om inzicht te krijgen in de implementatie van de afspraken tot op heden. In 2019 volgt een eindevaluatie die zal onderzoeken in hoeverre de afspraken hebben bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering in het mbo. In het ho vindt dit najaar de eindbeoordeling van de realisatie van de prestatieafspraken plaats. Begin 2017 zal een onafhankelijke commissie rapporteren over de evaluatie van het experiment met de prestatieafspraken en -bekostiging.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

Onderwijs bereidt leerlingen en studenten voor op de arbeidsmarkt van nu en van de toekomst. Hoe de wereld er over 30 jaar uitziet weten we nog niet. Wel verwachten we dat werknemers in de toekomst steeds vaker moeten kunnen inspelen op nieuwe onbekende situaties. Datzelfde geldt voor het onderwijs, dat steeds moet kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en een veranderende vraag naar vaardigheden. Beroepsopleidingen zullen sneller aangepast worden aan de vraag van de arbeidsmarkt. Om de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren, zijn in het vmbo vanaf augustus 2016 profielen en beroepsgerichte keuzevakken ingevoerd. Leerlingen volgen twee of vier (kleine) regionale keuzevakken. Scholen kunnen kiezen of ze de profielen nu invoeren of een jaar later per augustus 2017. Met behulp van een digitaal keuze-instrument helpen we scholen bij het kiezen welke van de tien profielen ze gaan aanbieden. Verder is op www.bijscholingvmbo.nl passende scholing beschikbaar. Speciale aandacht is er voor het aanbod van techniekonderwijs. Daarnaast kunnen scholen onderling ervaringen delen tijdens netwerkbijeenkomsten om zo van elkaar te leren. Ook het voortgezet speciaal onderwijs neemt hieraan deel. De invoering van de profielen in het vmbo monitoren we meerjarig om de praktijk te kunnen volgen en eventueel waar nodig bij te sturen.

In het mbo starten we dit studiejaar met de nieuwe kwalificatiestructuur. Belangrijk onderdeel daarvan zijn de circa 700 keuzedelen waartussen studenten kunnen kiezen, gericht op de kennis en vaardigheden die op de arbeidsmarkt in de regio van belang zijn en op doorstroom naar het hbo. Zo kunnen instellingen maatwerk leveren. Doordat ze de delen per kwartaal kunnen aanpassen worden opleidingen flexibel, actueler en innovatief. Binnen het experiment cross-overs kunnen onderwijsinstellingen en het regionale bedrijfsleven, onder bepaalde voorwaarden, zelf een onderwijsprogramma vormgeven. Opleidingen kunnen daardoor inspelen op nieuwe innovatieve beroepen. Zo draagt het mbo bij aan de regionale innovatiekracht en profilering. Deze publiek-private samenwerking blijven we in 2017 stimuleren via het Regionaal investeringsfonds mbo.

We beogen in 2017 een experiment flexstuderen te starten in het voltijds bekostigde ho. Daarmee willen we onderzoeken of studenten hun studie beter kunnen combineren met andere activiteiten die zij (tijdelijk) naast hun voltijdsstudie ondernemen. Studenten binnen het experiment krijgen de mogelijkheid het wettelijke collegegeld te betalen naar rato van de omvang van het onderwijs dat zij volgen. Leren houdt natuurlijk niet op na de opleiding. De arbeidsmarkt verandert steeds sneller, werknemers hebben steeds weer nieuwe kennis en vaardigheden nodig. In het mbo maken we het dit schooljaar 2016–2017 mogelijk om in het niet-bekostigd onderwijs delen van mbo-opleidingen te volgen die afgesloten kunnen worden met een certificaat. Een belangrijk uitgangspunt is dat elk certificaat een zelfstandige betekenis op de arbeidsmarkt heeft. Daarnaast zal een commissie adviseren over de voor- en nadelen van vraagfinanciering voor permanent leren. Op basis van dit advies kan besloten worden of het zinnig is om in het mbo te starten met een experiment vraagfinanciering. In het ho vindt al een experiment plaats met vouchers. We onderzoeken of dit experiment kan worden uitgebreid naar opleidingen uit de sector zorg & welzijn. Ook kunnen meer opleidingen uit de sector techniek & ICT toetreden. Als gevolg van de pilots flexibilisering in het hoger onderwijs zal in steeds meer deeltijd- en duale opleidingen met leeruitkomsten gewerkt gaan worden. Zo kan het onderwijs flexibel vormgegeven worden en is er meer ruimte voor maatwerk. De fiscale regeling aftrek scholingsuitgaven wordt per 1-1-2018 beëindigd. Deze maatregel is opgenomen in een apart wetsvoorstel dat onderdeel uitmaakt van het Belastingplanpakket 2017. Er komt een alternatieve regeling om scholingsdeelname te stimuleren, zodat met name groepen die uit zichzelf minder aan scholing deelnemen hun aansluiting op de arbeidsmarkt kunnen verbeteren.

2. Studiefinanciering

Een goed toegankelijk onderwijssysteem, met kansen voor alle leerlingen, is cruciaal in een open samenleving. Elke student moet daarbij de kans krijgen om succesvol te zijn in het hoger onderwijs. Van financiële, culturele of informatiedrempels mag geen sprake zijn. Dat vraagt niet alleen om een toegankelijk stelsel, maar ook om onderwijs van hoge kwaliteit. Met de hervorming van de studiefinanciering heeft de overheid middelen vrij gespeeld om fors te investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs, maar met behoud van de toegankelijkheid van het stelsel. Met de invoering van het studievoorschot per 1 september 2015 kan elke student gebruik maken van een leenvoorziening tegen sociale terugbetaalvoorwaarden. Voor studenten van ouders met een lager inkomen, is daarnaast de maximale aanvullende beurs verhoogd met € 100 per maand. Mbo-studenten onder de achttien kunnen vanaf 2017 ook gebruik maken van het studentenreisrecht. De komende jaren staan verder in het teken van de uitvoering door DUO, het verzorgen van gerichte voorlichting en het versterken van het financieel bewustzijn van studenten. Ook monitoren we de kwantitatieve en kwalitatieve effecten op deelname, studiegedrag en het gebruik van voorzieningen.

3. Wetenschap

Wetenschap, onderzoek en innovatie zorgen voor economische groei, bieden antwoorden op maatschappelijke uitdagingen en dragen bij aan de zelfontplooiing van het individu. In de Wetenschapsvisie 2025 is de ambitie gedefinieerd dat Nederland ook in 2025 een broedplaats voor talent is. Samen met kennisinstellingen en bedrijfsleven werken we aan een wetenschapssysteem met onderzoekers die de ruimte hebben om hun talenten te ontplooien en carrière kunnen maken. Wetenschappers moeten worden gewaardeerd om hun inzet op onderwijs, onderzoek, valorisatie en bestuur. Om wetenschappers ook buiten de universiteit het verschil te laten maken, zullen promovendi meer worden voorbereid op diverse loopbaanpaden. Daarnaast zetten we ook in op meer diversiteit; vrouwen, etnische minderheden, jong en oud. Voortkomend uit de Wetenschapsvisie 2025 is eind 2015 de Nationale Wetenschapsagenda uitgebracht. Hierin zijn de terreinen en thema’s geïdentificeerd waar de sterktes van de Nederlandse kennisketen kunnen worden ingezet. De agenda implementeren we in 2017 in het wetenschapsbeleid.

Om wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken op te lossen en economische kansen te creëren, moeten Nederland en Europa zo aantrekkelijk mogelijk zijn voor onderzoekers en startups om zich hier te vestigen en voor het bedrijfsleven om te investeren. Kennis moet vrij gedeeld kunnen worden. Onder het voorzitterschap van Nederland zijn in de Europese Unie daarom belangrijke stappen gezet op het gebied van Open Science. Afgesproken is dat in 2020 alle wetenschappelijke artikelen voor iedereen vrij toegankelijk moeten zijn en gewerkt wordt aan optimale toegang tot onderzoeksdata. Het momentum dat is ontstaan benutten we komend jaar voor het verwerken van deze afspraken in zowel nationaal als Europees beleid. Europese samenwerking op het terrein van onderzoek en innovatie is cruciaal voor het mogelijk maken van excellente wetenschap, het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en het versterken van de concurrentiekracht. Het Europese Kaderprogramma, Horizon 2020, is daar een belangrijk instrument voor. We willen de jarenlange, sterke betrokkenheid van onze onderzoekers en instellingen in de Europese onderzoeksprogramma’s behouden en versterken.

4. Cultuur

Nederland kent een rijk, verrassend en internationaal toonaangevend cultuuraanbod. Nederlandse acteurs, musici en ontwerpers zijn wereldwijd succesvol. Nederlandse musea tonen prachtige schilderijen waarvoor bezoekers uit de hele wereld zich verdringen en houden historische collecties ook voor een jong en nieuw publiek levend. Die kracht is het resultaat van het samenspel tussen culturele instellingen en een overheid die de waarde van cultuur erkent en vertrouwen schenkt. Het kabinet kiest voor een cultuurbeleid dat instellingen de ruimte geeft om in te zetten op een eigen profiel, eigen kwaliteiten, en de lokale en internationale omgeving waarin zij zich bewegen.

Afgelopen mei presenteerde de Raad voor Cultuur zijn advies over aanvragen voor de basisinfrastructuur 2017–2020. Op Prinsjesdag 2016 maakt het kabinet de subsidiebesluiten bekend over de nieuwe periode vanaf 1 januari 2017. We kiezen voor een extra investering van totaal € 18,6 miljoen voor innovatie, samenwerking en talentontwikkeling. Vanuit de extra middelen voor politieke prioriteiten investeren we daarnaast structureel € 10 miljoen in festivals, cultuureducatie, talentontwikkeling en erfgoed. Cultuureducatie is een belangrijke bouwsteen voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Alle kinderen en jongeren, ongeacht hun achtergrond, komen hierdoor in aanraking met kunst en cultuur. Het programma «cultuureducatie met kwaliteit» draagt hier aan bij en wordt in de periode 2017–2020 voortgezet. We investeren tot 2020 € 25 miljoen om leerlingen in het basisonderwijs meer en beter muziekonderwijs te geven. Joop van den Ende zet zich samen met private partijen in om eveneens € 25 miljoen bijeen te brengen en een campagne te starten.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet verandert de financiering van musea, mede op hun verzoek. Musea die momenteel in de basisinfrastructuur zijn opgenomen, krijgen voor een deel van hun subsidie een langjarig perspectief. Ze krijgen een structurele subsidie voor het beheer en behoud van de collectie. In de monumentenzorg evalueren we de monumentenregelingen SIM (Subsidieregeling Instandhouding Monumenten) en de restauratiegelden Provinciefonds. De fiscale aftrek voor onderhoud van particuliere monumentenpanden wordt per 2017 afgeschaft. Deze maatregel is opgenomen in een apart wetsvoorstel waarin ook de afschaffing van de aftrek scholingsuitgaven is opgenomen en maakt onderdeel uit van het Belastingplanpakket 2017. In 2017 en 2018 komt een tijdelijke, niet-fiscale overgangsregeling. De bevindingen uit de evaluaties en de ervaring met de tijdelijke regeling vormen de kern van een herziening van het gehele financiële stelsel van de monumentenzorg. Het kabinet investeert in de jaren 2016–2018 in totaal € 10 miljoen extra in de restauratie van grote monumenten en herstel van aardbevingsschade aan rijksmonumenten. We voeren een pilot uit die inzicht biedt in de duurzaamheid van een monument. Het rapport komt in 2017 beschikbaar. Het door de Ministeries van OCW en IenM gevoerde architectuurbeleid wordt met ingang van 2017 met vier jaar verlengd. In 2017 eindigt de periode van het Archiefconvenant 2012–2016 en het hieraan verbonden innovatieprogramma Archief2020. Vanaf 2017 vormt het Nationaal Archief in samenspraak met de sector en andere betrokken domeinen blijvend een platform voor kennis, kennisproducten en innovatieontwikkeling. Het programma Digitale Taken Rijksarchieven (2013 t/m 2016), met als doel het digitaliseren van de Rijksarchieven, zal vanaf 2017 in de reguliere organisatie en werkwijze van het Nationaal Archief zijn opgenomen.

5. Media

Het mediabeleid streeft naar een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking. Het aanbod voor Nederlanders is groot, het medialandschap steeds voller en gevarieerder. Het is de taak voor publiek bekostigde media om programma’s aan te bieden die een breed en divers publiek voorzien van informatie, cultuur en educatie. Met aandacht voor mediawijsheid wordt bewust gebruik van media gestimuleerd.

Om de regionale omroepen toekomstbestendig te maken hebben we een verandertraject in gang gezet. In 2016 is de nieuwe organisatie RPO (Regionale Publieke Omroep) tot stand gekomen. De wettelijke taken van de RPO zijn het opstellen van een gemeenschappelijke concessiebeleidsplan, meerjarenbegroting en prestatieovereenkomst. De landelijke publieke omroep geeft in 2017 verder uitvoering aan het Concessiebeleidsplan 2016–2020. Dit gebeurt, zodra de wetswijzigingen over de toekomst van het publieke mediabestel in werking zijn getreden, binnen de kaders van de gewijzigde Mediawet 2008. Omdat vanaf dan ook externe partijen hun programma’s direct bij de NPO kunnen aanbieden, is de taak van de publieke omroep aangescherpt en de creatieve competitie groter. Door deze sterkere rol van de NPO kan de publieke omroep slagvaardiger werken en beter aansluiten op het veranderende mediagedrag van het publiek. In 2017 zal de regering waar nodig de aanpassingen in de goedkeuringsprocedure van nieuwe diensten van de publieke omroep vastleggen in wet- en regelgeving. In een Tweede Kamerbrief hebben we uiteengezet hoe wij deze aanpassingen gaan uitwerken. Samen met de Minister van Economische Zaken werken we aan de verdeling van frequenties voor analoge en digitale radio en de frequenties voor digitale ether televisie.

6. Emancipatie

In Nederland is ongeveer de helft van de vrouwen economisch zelfstandig. Veel vrouwen zijn dus kwetsbaar, zeker als ze door overlijden of scheiding er alleen voor komen te staan. Daarnaast blijft veel talent van vrouwen onbenut. Daarom hebben we de afgelopen jaren ingezet op het versterken van de economische zelfstandigheid en financiële zelfredzaamheid en willen we bevorderen dat meer vrouwen (meer uren) gaan werken. Ook voor 2017 blijft dit onderwerp een speerpunt. De nadruk zal liggen op de verduurzaming van de lopende projecten en borging bij de gemeenten. Hiermee wordt tevens bijgedragen aan de uitvoering van internationale afspraken, zoals de duurzame ontwikkelingsdoelen (met name subdoel 5.5) en het VN-Vrouwenrechtenverdrag. Het benutten van vrouwelijk talent willen we ook bereiken met de aanpak Vrouwen naar de Top. Het aandeel vrouwen in raden van bestuur (rvb’s) en raden van commissarissen (rvc’s) bleef achter bij het streefcijfer van 30% dat het kabinet heeft gesteld. De aanpak gericht op de 200 grootste bedrijven om zelfregulering aan te jagen, blijkt effectief en wordt daarom geïntensiveerd en uitgebreid. Het aantal bedrijven in die top 200 met een evenwichtige verdeling in de rvb en rvc is toegenomen.

We willen de sociale acceptatie van LHBT's in biculturele gemeenschappen vergroten. In 2017 zetten we in op het vergroten van de bespreekbaarheid van seksuele diversiteit en genderidentiteit in deze gemeenschappen. In samenwerking met het Ministerie van SZW ligt de nadruk op een rolmodellenaanpak, verbetering van hulpverlening én het verbinden en versterken van initiatieven van het maatschappelijk middenveld.

7. Caribisch Nederland

De onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland werken met een nieuwe onderwijsagenda, waarin voor de periode tot augustus 2020 afspraken zijn gemaakt over het verder verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. In de onderwijsagenda zijn ook afspraken gemaakt over de ondersteuning door het Ministerie van OCW. Voor de scholen die basiskwaliteit hebben bereikt, verandert per 1 augustus 2017 de werkwijze. Tot nu toe kregen alle scholen jaarlijks een kwaliteitsonderzoek. Dat wordt tweejaarlijks voor scholen met basiskwaliteit en dus minder intensief. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) zal de scholen informeren over het waarderingskader. Dit kader omvat de wettelijke eisen en kwaliteitsstandaarden waarop de IvhO haar oordelen en bevindingen baseert. Het waarderingskader geeft dus aan waar scholen aan moeten voldoen (wettelijke eisen) en naar welke kwaliteitsaspecten de IvhO kijkt om scholen te stimuleren tot verdere verbetering. Onderdelen van de Wet Goed Onderwijs Goed Bestuur zijn per 1 augustus 2016 ingevoerd in het primair onderwijs. Het voortgezet onderwijs volgt op 1 augustus 2017. Scholen worden bij het invoeringstraject ondersteund.

Leeswijzer indicatorentabel

In de onderstaande tabel zijn de ambities voorzien van een aantal kwantitatieve doelen. Per indicator zijn bijbehorende streefwaarden opgenomen, passend bij de beleidsambities. Ten behoeve van een consistente monitoring zijn doelen en ambities van de beleidsagenda 2017 zoveel mogelijk overgenomen uit de beleidsagenda 2016. Op de volgende punten is de indicatorentabel gewijzigd:

  • door verbeteringen afgelopen jaar in de bron en/of de meetmethode zijn de basis- en streefwaarde van enkele indicatoren gewijzigd. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht,

  • conform de toezeggingen aan de Tweede Kamer, is voor het mbo een nieuwe indicator over tevredenheid van werkgevers over de aansluiting met de arbeidsmarkt toegevoegd,

  • voor zover mogelijk zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, tussenliggende streefwaarden toegevoegd. Bij een aantal indicatoren is «Hoger» opgenomen. Bij deze indicatoren is het niet mogelijk om een realistisch tijdspad in te schatten. De realisatiewaarden van de indicatoren zullen zich niet altijd lineair ontwikkelen, omdat er sprake is van een bepaalde «aanlooptijd», waarna realisatie pas zichtbaar wordt. Waar geen tussenstreefwaarde mogelijk was zijn de laatste realisatiecijfers opgenomen,

  • met ingang van de subsidieronde 2017–2020 is de indicator uit de cultuursector rondom eigen inkomsten komen te vervallen, omdat vanaf 2017 het percentage standaard op 100% gezet zou moeten worden. Daarvoor in de plaats is een nieuwe indicator cultuurbereik toegevoegd. Echter niet als streefdoel, maar als indicator om de ontwikkelingen te volgen.

Eindjaar per doelstelling

Per streefwaarde wordt voor zover mogelijk een eindjaar vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende afspraken met de sector). Het eindjaar en daarmee de tussenwaarde kunnen verschillen per indicator, omdat met verschillende sectoren afspraken zijn gemaakt met een verschillende tijdshorizon: een voorbeeld zijn de indicatoren uit de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo. Hiervoor zijn voornamelijk afspraken gemaakt voor het eindjaar 2020. De tussenwaarde is (voor zover mogelijk) opgenomen voor het jaar 2017. Bij enkele indicatoren zijn geen streefwaarden of tussendoelstellingen opgenomen. Bij deze indicatoren zijn afspraken op het niveau van de instelling gemaakt, die niet vertaald worden naar een streefwaarde op landelijk niveau. Opgenomen zijn de gerealiseerde landelijke waarden, bedoeld als signalering voor de voortgang op het stelselniveau. Zij dienen als onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is.

Tabel Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Tussenwaarde (jaartal)

Streefwaarde (jaartal)

Art.nr.

Reden Opname1

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

             
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten

po

47% (2015)

75% (2017)

100% (2020)

1

SA

Enquêtes Bestuursakkoord PO Regioplan

                     
 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest

vo

56% (2014)2

41% (2016)

<25% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2016

                     
 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

vo

82% (2015)

88% (2016)

100% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2016

                     
 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010)

35% (2015)

Verbetering

4

C

ROA

                     
 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

ho

hbo: 59% (2011)

hbo: 54% (2015)3

4

6/7

C

Studentenmonitor Hoger Onderwijs

wo: 69% (2011)

wo: 66% (2015)

                     
 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod

po5

0,07% (2014–2015)

Lager

0% (2020)

1

SA

Leerplichttelling 2014–2015

vo5

0,17% (2014–2015)

Lager

0% (2020)

3

SA

b)

Vergroten studiesucces

             
 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveau voor lezen behaalt

po

92%

92%

Niet benoemd

1

SA

Inspectie/Hemker 2016

Aantal leerlingen dat de referentieniveau voor taalverzorging behaalt

po

96%

96%

Niet benoemd

1

SA

Inspectie/Hemker 2016

Aantal leerlingen dat de referentieniveau voor rekenen behaalt

po

90%

90%

Niet benoemd

1

SA

Inspectie/Hemker 2016

Aandeel zittenblijvers6

po

2,2% (2013)

2,0% (2017)

1,5% (2020)

1

SA

DUO

vo

5,9% (2013)

4,7% (2017)

3,9% (2020)

3

SA

 
                     
 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

(2008)

(2015)

(2020)

4

C

MBO Raad

Niveau 1: 66%

72% (2015)

Hoger

Niveau 2: 62%

70% (2015)

Hoger

Niveau 3: 63%

70% (2015)

Hoger

Niveau 4: 65%

71% (2015)

Hoger

Totaal: 64%

70% (2015)

Hoger

                     
 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

ho

hbo: 65,7%(2011)

hbo: 60,5%(2015)

4

6/7

C

DUO

wo: 60,9%(2011)

wo: 72,8%(2015)

                     
 

Uitval in het eerste jaar

ho

hbo:27,9% (2011)

hbo:27,8% (2015)

4

6/7

C

DUO

wo: 18,8% (2011)

wo:15,9% (2015)

4

                     
 

Switchen na het eerste jaar

ho

hbo: 9,0% (2011)

hbo:8,5% (2015)

4

6/7

C

DUO

wo: 9,1% (2011)

wo: 8,5% (2015)

4

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren

vo

83,5% (2011)

96% (2016)

100% (2017)

3

SA

IPTO

                     
 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding

po

20% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

1

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en DUO

                     
 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding7

vo

33% (2013)

40% (2017)

50% (2020)

3

SA, LA

Onderwijs werkt!; Regioplan en IPTO

   

Bovenbouw vwo

53% (2013)

Hoger (2017)

80–85% (2020)

3

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en IPTO

   

hbo

66,2% (2011)

72,2% (2013)7

80% (2016)

6/7

C

POMO (Personeels- en mobiliteitsonderzoek), bewerking Vereniging Hogescholen.

                     
 

Aandeel leraren met ten minste drie jaar ervaring dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst8

po

85% (2013)

92% (2017)

100% (2020)

1

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

vo

76% (2013)

90% (2017)

100% (2020)

3

SA, LA

                     
 

Aandeel leraren met ten minste tien jaar ervaring dat de differentiatie vaardigheden beheerst9

po

56% (2013)

70% (2017)

100% (2020)

1

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

vo

34% (2013)

40% (2017)

100% (2020)

3

SA, LA

b)

Verbetercultuur

             
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

po

62% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

1

LA, T

Onderwijs werkt!; Regioplan

vo

63% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

3

                     
 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

po/vo/mbo

8% (2014)

12% (2015)

100% (2017)

1, 3 en 4

SA, LA, T

Lerarenregister

                     
 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister10

po

31% (2015)

70% (2017)

100% (2018)

1

SA

Schoolleiders-register po

c)

Veilig leerklimaat

             
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

po

95% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)

1

T

ITS monitor naar sociale veiligheid

vo

93% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)

3

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

po11

5,3% (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

1

SA, T

PO-Raad

vo

94% (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

3

VO-raad

                     
 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

po

38% (12–13)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

                     
 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt12

vo

47% (2012–2013)

77% (2017)

100% (2020)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

                     
 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

po

27% (12–13)

60% (2016)

100% (2017–2018)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

                   

Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert13

vo

72% (11–12)

90% (2016)

100% (2017–2018)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

                   

Oordeel ouders over betrokkenheid

po

Cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

1

T

Monitor Ouder-betrokkenheid

                     
 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2009)

24.451 (2014/2015)

20.000 (2019/2020)

3 en 4

T

DUO

                   
 

Studenten-tevredenheid

mbo

     

4

C

JOB-monitor

Opleiding

7,0 (2014)

7,1 (2016)

7,5 (2020)

Instelling

6,5 (2014)

6,5 (2016)

7,0 (2020)

% tevreden over school en studie

49% (2014)14

52% (2016)

55% (2020)

                     
 

Studenten-tevredenheid15

ho

hbo: 65,6% (2011)

hbo: 73,3% (2015)

6/7

C

Nationale Studenten Enquête

wo: 80,1% (2011)

wo: 83,9% (2015)

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

23% (2012)

28% (2016)

30% (2017)

3

 

DUO

                     
 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

28% (2011)

28,0% (2015)

30% (2016)

4

C

DUO

                     
 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

ho

hbo: 18% (2012)

hbo: 18% (2015)

hbo: 19% (2016)

6/7

C

DUO

wo: 21% (2012)

wo: 23% (2015)

wo: 22% (2016)

                     
 

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/ho

16,6% (2010)

18,9% (2015)

20% (2020)

4/6/7

C

Eurostat, Labour Force survey (LFS)

                     
 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was

mbo

79% (2012)

77% (2015)

hoger

4

T

ROA, BVE-Monitor

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt

ho

hbo: 72% (2013)

ho: 72% (2015)

hoger

6/7

C

HBO-Monitor (factsheet Vereniging Hogescholen)

wo: 56% (2011)

wo: 47% (2015)

hoger

6/7

C

NAE, Rapport Academici op de arbeidsmarkt

                     
 

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)

16

16

4

T

Onderzoek SBB

 

Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)

16

16

4

T

Onderzoek SBB

5

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

 

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

owb

2e plaats (2009–2012) 1,52

2e plaats (2010–2013) 1,53

kleiner of gelijk 5 (2010–2013)17

16

C

WT12

6

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed

a)

Aantal bezoeken

             
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland)

cultuur

2,2 miljoen (2012–2014)

2,5 miljoen (2017)

Stabiel of hoger (2020)

14

C

Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW

                     
 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

cultuur

7,5 miljoen (2012–2014)

7,9 miljoen (2017)18

Stabiel of hoger (2020)

14

C

Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW

                     

b)

Cultuurbereik: Percentage van de bevolking van 6 jaar en ouder die voorstellingen, musea en bibliotheken bezoekt

cultuur

89%

19

19

14

C

SCP/CBS (VTO 2012–2014)

7

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking20

 

Nog in ontwikkeling

media

           

8

Het bevorderen van emancipatie21

             
 

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

emancipatie

90% (2010)

93% (2014)

≥90% (2013)

25

C

Homo emancipatie-monitor

X Noot
1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.

X Noot
2

Vorig jaar is hier per abuis het rapportagejaar (2014) opgenomen in plaats van het realisatiejaar.

X Noot
3

In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025 «De waarde(n) van meten», die in juli 2015 is gepresenteerd, wordt expliciet aandacht besteed aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en aan uitdagend onderwijs voor studenten. Universiteiten en hogescholen hebben al veel gedaan om het onderwijs uitdagender te maken, maar uit de cijfers blijkt dat dit nog niet voldoende is. Mede om deze reden worden de middelen vanuit het studievoorschot ingezet om de kwaliteit van het hoger onderwijs een extra impuls te geven, en daarmee het onderwijs uitdagender te maken.

X Noot
4

Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
5

Het percentage betreft de po leerlingen incl. (v)so leerlingen. Het percentage betreft de vo leerlingen excl. vso leerlingen.

X Noot
6

Basis-, tussen- en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. begroting 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook Jaarverslag 2015).

X Noot
7

Het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo) wordt tweejaarlijks uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het coördinerend ministerie voor de arbeidszaken (arbeidsvoorwaarden, pensioenen, personeelsbeleid) van de overheid als geheel. Het onderzoek wordt gehouden onder zittend personeel en medewerkers die recent zijn in- en uitgestroomd. De resultaten worden verwerkt tot rapportages, themapublicaties en infographics die in de tweede helft van 2016 te vinden zijn op www.kennisopenbaarbestuur.nl

X Noot
8

Anders dan in begroting 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 3 jaar ervaring.

X Noot
9

Anders dan in begroting 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 10 jaar ervaring.

X Noot
10

Door afronding is de basiswaarde met één procenpunt gewijzigd ten opzichte van de begroting 2016.

X Noot
11

Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80% ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.

X Noot
12

Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).

X Noot
13

Deze indicator is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2016. Hiermee is het een samengestelde indicator geworden van indicatoren «aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert» en de indicator «aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen een jaar verbetert». Op deze manier kunnen cohorten zwakke en zeer zwakke afdelingen vergeleken kunnen worden. Hiermee wordt afgeweken van de meetmethode in het Onderwijsverslag van de Inspectie. Bij de meetmethode van de Inspectie is er immers het risico dat de uitkomsten teveel door toeval beïnvloed worden.

X Noot
14

In het (openbare) rapport JOB-monitor 2014 wordt in tabel op blz. 135 alleen het percentage opgenomen van tevreden studenten over school en studie.

X Noot
15

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
16

Het gaat hier om een eerste meting van SBB onder erkende leerbedrijven. Om de indicator robuuster te maken zal de meting worden uitgebreid met de overige bedrijven die mbo-gediplomeerden in dienst hebben. Om deze reden is voor deze indicator vooralsnog geen streefwaarde opgenomen. Voor de overige meetresultaten van het onderzoek naar leerwerkbedrijven zie de onderwijsmonitor en de website onderwijsincijfers.nl (http://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/aansluiting-mbo-arbeidsmarkt).

X Noot
18

Het aantal bezoeken betreft het aantal bezoeken per uitvoering of bij tentoonstellingen, inclusief schoolbezoeken. De streefdoelen zijn ontleend aan de aanvragen van instellingen voor de BIS- periode 2017–2020.

X Noot
19

Hier is geen streefwaarde aan verbonden. De indicator is als kengetal opgenomen om ontwikkelingen te volgen. Het percentage van de bevolking dat wordt bereikt door culturele voorzieningen geeft een beeld van het totale bereik van culturele voorzieningen, in lijn met de algemene doelstelling voor artikel 14.

X Noot
20

Bij schrijven is er nog geen prestatieovereenkomst over de periode 2016–2020 afgesloten tussen OCW en de NPO. De gesprekken hierover (waaronder de specifieke formuleringen en de streefwaarden) zijn nog in volle gang. Daarom worden in de rijksbegroting 2017 geen indicatoren media opgenomen.

X Noot
21

De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt gemonitord op de website OCW in Cijfers.

Investeringen in sector-/bestuursakkoorden, met specifieke aandacht voor professionalisering leraren.

In de begroting 2016 was bij artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid een overzichtsconstructie van de investeringen onderwijs. Deze tabel is hieronder wederom opgenomen. Over deze investeringen zijn in het sectorakkoord VO respectievelijk de bestuursakkoorden PO en MBO afspraken gemaakt. Het betreft onder andere middelen uit de Regeerakkoorden Rutte I en II, het Begrotingsakkoord 2013 en de Begrotingsafspraken 2014.

Tabel Investeringen in sector-/bestuursakkoorden (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

Investeringen in het primair onderwijs

       
         

Prestatiebox

128

151

223

263

professionalisering/ leraren schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten en bewegingsonderwijs

       

duurzame kwaliteitsverbetering

       

brede vorming (cultuur, wetenschap en techniek)

       

Lumpsum

138

138

142

142

cao afspraak begeleiding startende leraar

       

cao afspraak professionele ontwikkeling leraren

       

werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten

       

verminderen zittenblijven

       

Subsidie

33

35

39

39

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

Implementatie, ICT, verbeterscholen

       

Totaal PO

299

324

404

444

Investeringen in het voortgezet onderwijs

       
         

Prestatiebox

177

203

274

302

professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten

       

opbrengstgericht werken

       

cofinanciering aanpak continu verbeteren

       

meer masters voor de klas

       

Lumpsum

25

29

29

29

werkdrukvermindering door inzet klassenassistenten

       

(academische)opleidingsscholen

       

Subsidie

36

43

36

38

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

verminderen zittenblijven

       

implementatie en ICT-ondersteuning

       

Totaal VO

238

275

339

369

Investeringen in het middelbaar en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

         

Investeringsdeel kwaliteitsafspraken MBO

195

187

190

190

Professionalisering leraren en schoolleiders

       

taal en rekenen

       

professionalisering examenfunctionarissen

       

Excellent vakmanschap

       

Resultaatafhankelijk deel kwaliteitsafspraken

37

136

211

211

Studiesucces

       

Beroepspraktijkvorming

       

voortijdig schoolverlaten

       

Totaal MBO

231

322

400

400

totaal investeringen

768

921

1.143

1.213

Onderwijsmonitor

De Algemene Rekenkamer constateerde in hun rapport «Onderwijsmonitor (d.d. 5 juni 2015)» dat de informatie over de beleidsdoelen de Tweede Kamer versnipperd bereikt: via begroting en jaarverslag, het onderwijsverslag, voortgangrapportages en andere (onderzoek)rapportages. Om dit te stroomlijnen en de Tweede Kamer aldus beter te kunnen informeren adviseerde de Algemene Rekenkamer o.a. om een dashboard te ontwikkelen. Een dashboard dat op macroniveau inzicht geeft in de voorwaarden voor goed onderwijs met de daarbij behorende beleidsinstrumenten, en de behaalde onderwijsresultaten. OCW heeft in reactie op dit advies een brede onderwijsmonitor ontwikkeld en gepubliceerd op http://www.trendsinbeeldocw.nl/ocw-stelsels-in-beeld/onderwijs. De monitor bestaat uit een dashboard van output- en outcome-indicatoren die de resultaten van het onderwijs weergeven, aangevuld met een wegwijzer naar actuele beleidsinformatie over het onderwijsproces. De in de monitor gepresenteerde output en outcome zijn mede te danken aan de in tabel genoemde investeringen, maar een directe relatie leggen is niet mogelijk.

Vrijheid in besteding

Instellingen zijn vrij om te bepalen voor welke doelen zij de middelen inzetten. Zij worden wel gestimuleerd om binnen de kaders van de bestuurs- en sectorakkoorden te blijven, maar zij zijn niet beperkt tot de in de tabel genoemde doelen. In de reguliere jaarverslaglegging leggen zij verantwoording af. De voortgang op de belangrijkste ambities waarvoor de investeringen uit de tabel zijn ingezet worden onder andere in mei opgenomen in het jaarverslag.

Reactie motie Straus en Ypma (WGO juni 2016)

Motie Straus en Ypma: «beleidsinzet van volgend jaar duidelijker te koppelen aan de beleidsdoelstellingen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleidingen en hun afgestudeerden de kwaliteit van (startende) docenten en het verbeteren van de differentiatievaardigheden.» In de voortgangsrapportage Lerarenagenda (najaar 2016) zal hier uitgebreider op in worden gegaan. Beleidsinzet doelstelling 2:

  • De insteek van de sectorakkoorden is verbetering van didactische en differentiatievaardigheden (streefdoel 100 procent) door praktijkleren, zoals peer review, coaching en training on the job. Daarnaast zijn afspraken in de cao’s verankerd, waarbij (extra) middelen zijn toegevoegd aan de lumpsum, en het (laten) ontwikkelen van instrumenten. Veel scholen zijn aan de slag met de uitvoering van de afspraken, maar er is nog onvoldoende resultaat zichtbaar in de klas. In september wordt samen met de inspectie, de raden en diverse experts bekeken waar de lage cijfers uit voortkomen. Vervolgens wordt verkend welke acties ondernomen kunnen worden en welke zaken in kaart moeten worden gebracht om een goede ontwikkeling van deze vaardigheden te stimuleren. Hierbij wordt ook gekeken naar de opleiding van de leraren en de manier waarop vaardigheden momenteel worden gemeten. In de afgelopen jaren zijn diverse rapportages verschenen over het beeld over kwaliteit en tevredenheid van lerarenopleidingen bij afgestudeerden en externen (accreditatie). De opleidingen hebben op basis daarvan diverse verbeteracties in gang gezet, onder andere op het terrein van de voorbereiding op de dagelijkse praktijk van het lesgeven.

  • Door een cyclus van lesobservatie door schoolleiders, IB’ers of peers aan de hand van observatie-instrumenten, komt een beweging van voortdurende kwaliteitsverbetering op gang. Die kan versterkt worden door het vormen van professionele leergemeenschappen. Samenwerking met de lerarenopleidingen wordt hierbij gestimuleerd. Een ander middel is de zorgvuldige begeleiding van startende leraren, zodat zij zo snel mogelijk hun beheersing van didactische vaardigheden (verder) verbeteren. Een mooi voorbeeld hiervan is het project van de Rijksuniversiteit Groningen waarin startende leraren gedurende drie jaar worden begeleid en het project Junior Leraar uit Amsterdam waarin samen met andere projecten voor startende leraren hard gewerkt is aan een kennisbasis voor de ontwikkeling en begeleiding van startende leraren.

    • 1. Verder zet OCW in op breed samengestelde teams waarbij scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren die zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat. Leraren in het funderend onderwijs kunnen hun masteropleiding behalen door gebruik te maken van de (verruimde) Lerarenbeurs, VierSlagLeren of de Tegemoetkoming studiekosten onderwijsmasters. Op basis van het onderzoek «Vraag en aanbod nascholing leerkrachten Primair Onderwijs» (ResearchNed) wordt door de PO-Raad op landelijk, regionaal en lokaal niveau de dialoog gestart over verbetering van het nascholingsaanbod en de benutting van kennis uit deze opleidingen binnen de school. OCW ondersteunt dit initiatief. Daarnaast werken we aan een versterking van het HRM-beleid/inzet van de functiemix en stimuleren de sectorraden in diverse projecten schoolbesturen en schoolleiders om voldoende carrièremogelijkheden te bieden. Om de kwaliteit van leraren zichtbaar te maken is er een lerarenregister waarin leraren aangeven dat zij voldoen aan de bekwaamheidseisen en deze ook onderhouden. De inschrijvingen van leraren in het Lerarenregister wordt vanaf 2017 wettelijk verplicht waardoor de kwaliteit nog beter kan worden gemonitord.

In de lerarenagenda en sectorakkoorden zijn over deze thema’s afspraken gemaakt met de sectoren. In oktober ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsrapportage over de sectorakkoorden funderend onderwijs en in november de voortgangsrapportage van de lerarenagenda. De belangrijkste indicatoren en streefdoelen hieruit zijn opgenomen in bovenstaande indicatorentabel. Het betreft de indicatoren onder doelstelling 2. Deze hebben betrekking op het vergroten van de kwaliteit van leraren en schoolleiders, de verbetercultuur en het zorgdragen voor een veilig leerklimaat.

Overzichtstabel voor beleidsagenda

Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).

Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (uitgaven) (bedragen x € 1 miljoen)
 

Art.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

36.863,4

35.955,5

35.987,6

35.946,0

35.946,0

35.904,3

Belangrijkste mutaties:

             

1) Leerlingen- en studentenontwikkeling

diverse

69,9

57,0

70,2

84,7

77,6

60,4

2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11,12, 13

– 8,6

– 13,6

– 10,7

5,5

17,6

10,7

3) Instroom asielzoekers

1,3

62,0

77,0

35,0

5,5

0,0

0,0

4) Ramingsbijstelling

91

0,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

5) Lumpsum- en subsidietaakstelling

diverse

– 46,8

– 254,9

– 254,9

– 254,9

– 254,9

– 254,9

6) Politieke prioriteiten

diverse

0,0

200,0

200,0

200,0

200,0

200,0

7) Regeerakkoord D32 Intensivering onderwijs en onderzoek

diverse

0,0

185,0

435,0

385,0

421,0

585,2

8) Fiscale maatregelen monumenten en scholingsaftrek

4,14, 95

0,0

32,0

122,8

122,8

122,8

122,8

9) Eindejaarsmarge

91

325,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

10) Kasschuiven

diverse

288,5

– 463,8

125,2

25,2

– 39,0

63,8

11) Loonbijstelling

diverse

793,5

716,4

714,8

711,8

710,6

707,9

12) Prijsbijstelling

diverse

56,4

55,9

55,7

55,5

55,4

55,8

13) Niet-kader relevante mutaties

11,12

476,5

628,3

645,2

647,1

620,4

633,3

14) Overige mutaties

diverse

– 94,8

137,7

5,7

– 1,5

0,8

– 4,1

Stand ontwerpbegroting 2017

 

38.785,8

37.162,5

37.981,6

37.782,8

37.728,5

37.935,3

Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (ontvangsten) (bedragen x € 1 miljoen)
 

Art.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

 

1.337,2

1.381,6

1.450,2

1.508,7

1.585,4

1.630,6

Belangrijkste mutaties:

             

1) Leerlingen- en studentenontwikkeling

12,13

0,0

– 0,1

0,6

1,9

2,4

1,7

2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11,12, 13

– 8,8

– 10,2

– 10,8

– 12,2

– 13,4

– 12,5

3) Niet kaderrelevante mutaties

11

14,7

18,0

17,3

16,6

17,4

37,1

4) Rente studiefinanciering

11

– 60,6

– 69,8

– 72,7

– 71,0

– 69,1

– 67,4

5) Overige mutaties

diverse

30,0

22,0

31,0

22,0

22,0

22,0

Stand ontwerpbegroting 2017

 

1.312,5

1.341,6

1.415,7

1.466,0

1.544,6

1.611,5

Toelichting:

Leerlingen- en studentenontwikkeling

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2016 wijst uit dat in het primair onderwijs het aantal leerlingen in de jaren 2016–2019 per saldo hoger is dan in de referentieraming 2015, maar op termijn wordt dit lager. In het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs neemt het aantal leerlingen en studenten per saldo toe, terwijl in het hoger beroepsonderwijs het aantal studenten afneemt. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2015.

Bijstelling autonome raming studiefinanciering

De raming voor studiefinanciering laat voor de jaren 2016–2018 ten opzichte van vorig jaar lagere kaderrelevante uitgaven en ontvangsten zien. Vanaf 2019 slaan de uitgaven om naar een tegenvaller. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe uitvoeringsgegevens van DUO en wordt voornamelijk veroorzaakt door de gewijzigde verwerking van de OV-studentenkaart voor minderjarige bolstudenten. Zij krijgen per 1 januari 2017 een OV-reisvoorziening. Voor deze reisvoorziening geldt voor de meeste studenten de prestatiebeurssystematiek waardoor de relevante uitgaven over het algemeen pas plaatsvinden als de student is afgestudeerd.

Instroom asielzoekers

Scholen met asielzoekerskinderen kunnen een beroep doen op regelingen voor aanvullende bekostiging. Door de toename van het aantal minderjarige asielzoekers, is van deze regelingen meer gebruik gemaakt. Hierdoor zijn tegenvallers ontstaan.

Ramingsbijstelling

Dit betreft een bijstelling van € 150 miljoen structureel vanaf 2017. Deze bijstelling zal bij de eerste suppletoire begrotingswet 2017 worden verdeeld over de verschillende begrotingsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2017.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

Dit betreft een taakstelling op lumpsum en subsidies ter dekking van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Politieke prioriteiten

Het kabinet heeft € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor politieke prioriteiten.

Hiermee wordt de lumpsum- en subsidietaakstelling met € 133 miljoen verzacht. Dit zorgt ervoor dat OCW in staat blijft te investeren in beter onderwijs, bijvoorbeeld in de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Ook stimuleren deze middelen scholen om afspraken na te komen die zijn gemaakt in het belang van leraren en leerlingen. Kansengelijkheid kan worden bevorderd, bijvoorbeeld door te investeren in flexibilisering en maatwerk om een betere doorstroom tussen onderwijsniveaus te realiseren. Tegelijk wordt er geïnvesteerd in het mbo om zo voortijdig schoolverlaten van jongeren te voorkomen en nieuwe kansen aan jongeren te bieden om met een mbo diploma op de arbeidsmarkt te starten of om door te studeren.

De resterende € 67 miljoen is voor meerdere doelen bestemd. Er wordt € 15 miljoen ingezet om aanvullende bekostiging ook in het tweede jaar van asielzoekerskinderen in het primair onderwijs mogelijk te maken. Daarnaast wordt € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor het gemeentelijk onderwijsachterstanden beleid (GOAB). Deze middelen komen ten goede aan de kleine gemeenten die deze specifieke uitkering ontvangen, zodat zij beter in staat worden gesteld om voorschoolse educatie aan te bieden. Ook wordt € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de compensatie van schoolkosten van minderjarige studenten in het mbo uit gezinnen met lage inkomens. Deze middelen zullen via een aparte regeling aan de rijksbijdrage van de mbo-instellingen worden toegevoegd en worden besteed in nauwe samenwerking met de Stichting Leergeld. Voor de uitvoering van de motie Harbers/Nijboer wordt € 25 miljoen beschikbaar gesteld. Het kabinet wil zich inzetten om kansengelijkheid te bevorderen en scheidslijnen te voorkomen. Over de invulling van de € 25 miljoen ontvangt de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling een Kamerbrief. Met de investering van € 2 miljoen blijft voor de Inspectie van het Onderwijs binnen het nieuwe (gedifferentieerde) toezicht ruimte om alle scholen in het funderende onderwijs eens in de vier jaar te bezoeken. Tot slot wordt voor cultuur structureel € 10 miljoen geïnvesteerd in festivals (onder andere Dutch Design Week), cultuureducatie (waaronder muziekonderwijs), talentontwikkeling en erfgoed.

De internationaal opererende en snel groeiende maakindustrie in Brainport Eindhoven (o.a. ASML, Philips, NXP, VDL) is van bijzondere waarde voor het verdienvermogen van Nederland. De aanwezigheid van (internationale) kenniswerkers is een cruciale factor. Om daarvoor aantrekkelijk te blijven is een impuls in het voorzieningenniveau nodig. De fondsbeheerders hebben de Stuurgroep Herziening Financiële verhoudingen ingesteld om op basis van de Studiegroep Openbaar Bestuur en op verzoek van de Tweede Kamer voor de langere termijn te bezien wat de rol van economische groei in de verhoudingen van het Gemeentefonds kan zijn. Om ook een korte termijn oplossing aan te reiken scheldt het kabinet een eerdere lening van € 7 miljoen aan de Internationale School Eindhoven kwijt. Daarnaast wordt vanuit de begroting OCW € 1,6 miljoen in de periode 2017–2020 beschikbaar gesteld als bijdrage aan de Dutch Design Week en vanuit de begroting EZ € 0,9 miljoen ter versterking van het regionale vestigingsklimaat. Dit met het uitgangspunt en de verwachting dat de provincie Brabant bereid is deze bijdragen te matchen.

Onderstaande tabel geeft het extra budget weer. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Tabel 3 Politieke prioriteiten (bedragen x € 1 miljoen)

Verzachten lumpsum- en subsidietaakstelling

133

Asiel

15

Achterstanden

5

Mbo Schoolkosten

10

Gelijke Kansen (o.a. uitvoering motie Harbers/Nijboer)

25

Toezicht inspectie

2

Cultuur

10

Totaal

200

Regeerakkoord D32 Intensivering onderwijs en onderzoek

De (laatste) tranche 2017 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II is overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting. Hiervan is € 185 miljoen structureel bedoeld voor het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en € 50 miljoen in 2018 voor onderzoek. Daarnaast zijn de investeringsmiddelen voor hoger onderwijs en aan onderwijs gerelateerd onderzoek aan de OCW-begroting toegevoegd. Deze middelen zijn vrijgekomen door de invoering van het Studievoorschot. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor een verdeling van deze middelen over de begrotingsartikelen.

Fiscale maatregelen monumenten- en scholingsaftrek

De monumentenaftrek en fiscale aftrekpost scholingsuitgaven worden respectievelijk per 1 januari 2017 en 1 januari 2018 afgeschaft en vervangen met meer gerichte uitgavenregelingen op de begroting van OCW. Met de nieuwe regeling scholingsuitgaven is een budget van € 90,8 miljoen gemoeid en met de monumentenregeling een budget van € 32 miljoen. De besparing die voortvloeit uit de meer gerichte aanpak worden ingezet ter dekking van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken.

Eindejaarsmarge

In 2015 zijn diverse budgetten niet volledig tot besteding gekomen (in totaal € 325,9 miljoen). De eindejaarsmarge wordt onder andere ingezet voor overlopende verplichtingen en ter dekking van tegenvallers in het uitvoeringsjaar (onder andere referentieraming en instroom asielzoekers).

Kasschuiven

Op diverse budgetten vinden kasschuiven plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn. De grootste zijn:

  • voor de ov-studentenkaart is er sprake van een kasschuif van € 391,1 miljoen uit 2017 naar 2016 en een kasschuif van € 106,0 miljoen uit 2017 naar 2018 voor de optimalisatie van het kasritme van de staat;

  • voor het actieplan LeerKracht van Nederland worden de maatregelen uit dit actieplan en de dekking ervan met elkaar in evenwicht gebracht. In totaal wordt € 61,3 miljoen uit 2020 doorgeschoven naar 2021;

  • voor de Digitale Taken Rijksarchieven (DTR) wordt een deel van de eindejaarsmarge ingezet. Via een kasschuif wordt daarvan € 43,6 miljoen uit 2016 doorgeschoven naar de jaren 2017 t/m 2020.

Loonbijstelling & prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling tranche 2016 is uitgekeerd aan de departementen. Daarnaast is de meerjarige doorwerking van de loonruimte-overeenkomst publieke sector 2015–2016 en een eenmalige extra loonbijstelling in 2016 voor het werkgeversdeel van de herstelopslag voor pensioenpremies uitgekeerd. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Niet-kaderrelevante mutaties

De raming voor studiefinanciering laat hogere niet-kaderrelevante uitgaven en ontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2016 verwerkte raming van het voorjaar 2015. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe uitvoeringsgegevens van DUO. De hogere uitgaven komen vooral doordat meer studenten zijn gaan lenen. De hogere ontvangsten worden voornamelijk verwacht door extra inzet van DUO op de invordering van schulden. Daarnaast valt hieronder de budgettaire verwerking van het niet-kaderrelevante deel van de prijsbijstelling tranche 2016.

Rente studiefinanciering (ontvangsten)

De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2016 verwerkte raming uit het voorjaar 2015. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de raming 2017 de rentevoet voor de komende jaren neerwaarts is bijgesteld.

Overige mutaties

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen.

Niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art.nr.

Naam artikel + totale uitgaven

Juridisch verplicht (totale uitgaven +%)

Niet-juridisch verplicht (totale uitgaven + %)

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Primair onderwijs

€ 10.197.209

€ 48.395

Nog nader in te vullen subsidies (€ 26.593)

 

€ 10.245.604

99,5%

0,5%

Nog nader in te vullen bijdrage aan opdrachten (€ 10.879)

     

 

Nog nader in te vullen sociale fondsen (€ 10.923)

3

Voortgezet onderwijs

€ 7.920.012

€ 7.928

Nog nader in te vullen subsidies en opdrachten (€ 7.878)

 

€ 7.927.940

99,9%

0,1%

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

€ 4.204.554

€ 12.652

Nog nader in te vullen subsidies, opdrachten en bijdrage aan medeoverheden. (€ 12.652)

 

€ 4.217.206

99,7%

0,3%

6

Hoger onderwijs

€ 2.814.170

€ 180

Nog nader in te vullen subsidies (€ 180)

 

€ 2.814.350

99,99%

0,01%

7

Wetenschappelijk onderwijs

€ 4.307.809

€ 2.340

Nog nader in te vullen subsidies (€ 1.044)

 

€ 4.310.149

99,95%

0,05%

     

 

Nog nader in te vullen opdrachten (€ 1.296)

8

Internationaal beleid

€ 10.300

€ 1.238

€ 903 aan subsidies

 

€ 11.538

89,3%

10,7%

€ 207 aan opdrachten

     

 

€ 128 internationale organisaties

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

€ 170.561

€ 9.106

Nog nader in te vullen subsidies en opdrachten (€ 9.106)

 

€ 179.667

94,93%

5,07%

14

Cultuur

€ 793.089

€ 9.479

Nog nader in te vullen subsidies (€ 5.637)

 

€ 802.568

98,8%

1,2%

Nog nader in te vullen opdrachten (€ 3.842)

15

Media

€ 961.780

€ 919

Nog nader in te vullen subsidies (€ 919)

 

€ 962.699

99,9%

0,1%

   

16

Onderzoek en Wetenschapsbeleid

€ 945.840

€ 4.940

Nog nader in te vullen subsidies (€ 4.700)

 

€ 950.780

99,49%

0,51%

Nog nader in te vullen opdrachten (€ 240)

25

Emancipatie

€ 7.650

€ 6.522

Nog nader in te vullen Subsidies € 3.846

 

€ 14.172

54%

46%

     

 

Opdrachten € 664

     

 

Bijdrage aan medeoverheden € 2.012

Meerjarenplan Beleidsdoorlichtingen

Tabel planning beleidsdoorlichtingen

Artikel/ doelstelling

Realisatie

Planning

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Geheel artikel?

Nieuwe ambities en beleidsdoelen

               

1. Primair onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

           

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

           

Zie toelichting2

3. Voortgezet onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

           

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

           

Zie toelichting2

4. Beroeps en volwasseneneducatie

       

   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

           

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

           

Zie toelichting2

6. Hoger beroepsonderwijs

       

   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

           

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

           

Zie toelichting2

7. Wetenschappelijk onderwijs

       

   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

           

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

           

Zie toelichting2

8. Internationaal beleid3

               

9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

           

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1

           

Zie toelichting2

11. Studiefinanciering

         

 

12. Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

   

       

13. Lesgelden4

               

14. Cultuur

           

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

             

15. Media

         

 

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig

media-aanbod

             

16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

           

25. Emancipatie

     

     

Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen

               
X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog is uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

X Noot
2

De beleidsdoorlichtingen in 2015 (en 2014) zijn gericht op de speerpunten van het beleid (artikel overschrijdend) zoals weergegeven in de beleidsagenda van de begroting OCW 2012. De doorlichtingen na 2015 worden uitgevoerd op artikelniveau.

X Noot
3

Internationaal beleid, is een restartikel en geen beleidsartikel. Er is dus geen beleidsdoorlichting gepland. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen.

X Noot
4

Lesgelden: het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft ligt een beleidsdoorlichting niet in de rede.

Overzicht van Risicoregelingen

Tabel Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantieplafond

Totaal plafond

14

Indemniteits-regeling

277.000

300.000

277.000

300.000

600.000

600.000

300.000

 

300.000

14

Achterborg overeenkomst NRF

278.723

21.733

19.316

281.140

19.000

15.000

285.140

 

380.000

 

Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen

202.049

0

1.546

200.503

0

0

200.503

 

200.503

Toelichting:

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen ondermeer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op basis van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.

Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.

De Achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de Achterborg.

Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

Het Toetsingskader risicoregelingen studievoorschot is toegevoegd als bijlage aan het wetsvoorstel studievoorschot. Bij beleidsmatige wijzigingen van het studievoorschot wordt een nieuw Toetsingskader risicoregelingen opgesteld en aan het parlement gestuurd. In 2020 zal een beleidsdoorlichting van art. 11 Studiefinanciering plaatsvinden waarin ook zal worden gekeken naar de risico’s voor de overheid.

Belastinguitgaven

Tabel Belastinguitgaven (bedragen x € 1 miljoen)
 

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN 2017

Effect beleidspakket 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

           

Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement

0

6

0

0

0,0%

6

Aftrek kosten monumentenwoning

1

57

– 57

0

0,0%

0

             

Overige regelingen

           

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

– 55

206

1

5

2,5%

212

             

Omzetbelasting verlaagd tarief

           

Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen

20

450

0

0

0,0%

451

Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.

– 1

179

0

6

3,1%

184

Kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie

– 21

436

0

14

3,2%

450

Circussen, bioscopen, theaters en concerten

– 3

246

0

13

5,1%

258

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel

1. PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 1.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde (jaartal)

Tussenwaarde (jaartal)

Streefwaarde (jaartal)

Reden Opname1

Bron

1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

         
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten

47% (2015)

75% (2017)

100% (2020)

SA

Enquêtes Bestuursakkoord PO Regioplan

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod2

0,07% (2014–2015)

lager

0% (2020)

SA

Leerplichttelling 2014–2015

b)

Vergroten studiesucces

         
 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveau voor lezen behaalt

92%

92%

Niet benoemd

SA

Inspectie/Hemker 2016

 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveau voor taalverzorging behaalt

96%

96%

Niet benoemd

SA

Inspectie/Hemker 2016

 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveau voor rekenen behaalt

90%

90%

Niet benoemd

SA

Inspectie/Hemker 2016

 

Aandeel zittenblijvers3

2,2% (2013)

2,0% (2017)

1,5% (2020)

SA

DUO

2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

         
 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding

20% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en DUO

 

Aandeel leraren met ten minste drie jaar ervaring dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst4

85% (2013)

92% (2017)

100% (2020)

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel leraren met ten minste tien jaar ervaring dat de differentiatie vaardigheden beheerst5

56% (2013)

70% (2017)

100% (2020)

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

b)

Verbetercultuur

         
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

62% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

LA, T

Onderwijs werkt!; Regioplan

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het lerarenregister (po/vo/mbo)

7,9% (2014)

12% (2015)

100% (2017)

SA, LA, T

Lerarenregister

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister6

31% (2015)

70% (2017)

100% (2018)

SA

Schoolleiders-register po

c)

Veilig leerklimaat

         
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

95% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)

T

ITS monitor naar sociale veiligheid

3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld7

5,3% (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

SA, T

PO-Raad

 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

38% (2012–2013)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

27% (2012–2013)

60% (2016)

100% (2017–2018)

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

Oordeel ouders over betrokkenheid

Cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

T

Monitor Ouder-betrokkenheid

X Noot
1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.

X Noot
2

Het percentage betreft de po-leerlingen incl. (v)so-leerlingen.

X Noot
3

Basis-, tussen- en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. begroting 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook Jaarverslag 2015).

X Noot
4

Anders dan in begroting 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 3 jaar ervaring.

X Noot
5

Anders dan in begroting 2016 betreffen alle waarden leraren met ten minste 10 jaar ervaring.

X Noot
6

Door afronding is de basiswaarde met één procentpunt gewijzigd ten opzichte van begroting 2016.

X Noot
7

Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80 procent ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.

Tabel 1.2 Leerlingen primair onderwijs (aantallen x 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Leerlingen in het basisonderwijs

             

geen gewicht

1.309,2

1.306,6

1.302,0

1.298,1

1.292,2

1.284,1

1.276,6

gewicht 0,3

70,2

65,7

63,4

61,6

59,9

58,4

57,1

gewicht 1,2

63,7

58,8

56,4

54,4

52,5

51,0

49,9

Subtotaal1

1.443,1

1.431,2

1.421,8

1.414,1

1.404,6

1.393,5

1.383,6

Leerlingen trekkende bevolking2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Totaal1

1.443,3

1.431,4

1.422,0

1.414,4

1.404,8

1.393,7

1.383,8

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

34,7

33,1

32,1

31,3

30,8

30,6

30,5

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

68,1

66,0

64,1

62,1

60,1

58,4

57,1

               

Totaal PO

1.546,1

1.530,5

1.518,2

1.507,8

1.495,7

1.482,8

1.471,3

X Noot
1

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

X Noot
2

Dit zijn leerlingen op rijdende scholen.

Tabel 1.3 Uitgaven per leerling, excl. Uitvoeringskosten (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Primair onderwijs1

 

6,5

6,7

6,7

6,8

6,8

6,8

6,8

Bekostiging2

 

6,1

6,4

6,4

6,4

6,4

6,4

6,5

Exclusief ondersteuningsmiddelen3

 

5,1

5,3

5,3

5,3

5,3

5,3

5,3

X Noot
1

De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

X Noot
2

De bekostiging uit tabel 1.4, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

X Noot
3

De bekostiging uit tabel 1.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 1.5, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Het kabinet heeft besloten extra middelen beschikbaar te stellen voor politieke prioriteiten. Zie hiervoor de overzichtstabel in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 1.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

10.342.863

10.275.715

10.245.604

10.205.501

10.108.905

10.036.019

9.979.171

Waarvan garantieverplichtingen

3.700

700

         

Totale uitgaven

10.032.762

10.275.015

10.245.604

10.205.501

10.108.905

10.036.019

9.979.171

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,5%

       
                   

Bekostiging

9.508.229

9.732.997

9.707.888

9.710.613

9.613.933

9.550.970

9.494.643

Hoofdbekostiging

9.362.138

9.570.658

9.486.866

9.428.179

9.341.699

9.278.736

9.222.409

 

Bekostiging Primair Onderwijs

9.347.550

9.557.734

9.473.978

9.415.291

9.328.811

9.265.848

9.209.903

 

Bekostiging Caribisch Nederland

14.588

12.924

12.888

12.888

12.888

12.888

12.506

Prestatiebox

128.675

156.296

220.822

282.234

272.234

272.234

272.234

Aanvullende bekostiging

17.416

6.043

200

200

0

0

0

 

Overig

17.416

6.043

200

200

0

0

0

                   

Subsidies

95.901

121.194

116.589

114.252

114.394

114.394

114.419

 

Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

 

Nederlands onderwijs buitenland

13.369

13.486

10.394

10.394

10.394

10.394

10.394

 

Basis voor Presteren (School aan Zet en Bèta Techniek)

6.089

8.642

6.500

0

0

0

0

 

Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

10.442

10.130

10.130

10.130

10.130

10.130

10.130

 

Overig

43.001

65.936

66.565

70.728

70.870

70.870

70.895

                   

Opdrachten

8.100

10.071

11.867

12.538

12.497

12.581

12.035

                   

Bijdrage aan agentschappen

33.902

26.158

23.951

23.025

23.008

23.001

23.004

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

33.902

26.158

23.951

23.025

23.008

23.001

23.004

                   

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

25.180

23.121

7.636

7.400

7.400

7.400

7.397

 

Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds1

15.229

20.758

5.275

5.062

5.062

5.062

5.059

 

Stichting Vervangingsfonds/ Bedrijfsgezondheid

8.040

0

0

0

0

0

0

 

UWV

1.911

2.363

2.361

2.338

2.338

2.338

2.338

                   

Bijdrage aan medeoverheden

361.450

361.450

366.750

326.750

326.750

316.750

316.750

 

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

261.750

261.750

266.750

321.750

326.750

316.750

316.750

 

Aanvulling GOA convenant G37

95.000

95.000

95.000

0

0

0

0

 

Verhoging taalniveau pedagogisch medewerkers kleine gemeenten2

4.700

4.700

5.000

5.000

0

0

0

                   

Bijdrage aan sociale fondsen

             
 

Brede Scholen

0

24

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

Ontvangsten

17.530

16.661

8.661

17.661

8.661

8.661

8.661

X Noot
1

In 2015 en 2016 is dit bedrag inclusief het deel dat is/wordt teruggestord vanwege onterecht gedeclareerde kosten voor wachtgelden bij het Participatiefonds.

X Noot
2

Voor 2015 en 2016 zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de G-86. Voor 2017 en 2018 zijn de middelen bestemd voor de kleine gemeenten. In 2017 en 2018 is dit bedrag inclusief € 0,3 miljoen voor de implementatie van de kwaliteitsverbetering VVE.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 1 is voor 2017 99,5 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de lumpsumbekostiging aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Het beschikbare budget in 2017 is voor 77,2 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en wordt ingezet voor beleidsprioriteiten van het kabinet, waaronder digitalisering van het onderwijs, uitvoering lerarenontwikkelfonds en de herijking van het curriculum (Onderwijs2032). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Het beschikbare budget in 2017 is voor 8,3 procent juridisch verplicht. Het gaat hierbij onder andere om de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en betreft beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder projecten in het kader van voor- en vroegschoolse educatie (VVE), onderwijsachterstanden, functiemix en transitieatlas PO. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om bijdragen aan het Vervangings- en Participatiefonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden: Het budget in 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om middelen die beschikbaar worden gesteld in het kader van het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft.

Bijdrage aan sociale fondsen: Het beschikbare budget in 2017 is niet juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en de VNG. Deze bijdrage wordt door OCW jaarlijks overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele kosten en materiële instandhouding. Deze bekostiging is grotendeels gebaseerd op het aantal leerlingen en de gemiddelde leeftijd van leraren. Daarnaast wordt via de groeibekostiging en de directie- en de kleinescholentoeslag rekening gehouden met de groei en grootte van de school. Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de directietoeslag circa € 215 miljoen en met de kleinescholentoeslag circa € 105 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid waar in totaal circa € 280 miljoen mee is gemoeid. Dit betreft de «gewichtenregeling» en de «impulsregeling».

In onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao). Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsverbanden po en vo en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van «passend onderwijs» besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.

De tabel laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden verdeeld.

Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Lichte ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs

355

355

355

350

350

Zware ondersteuning – Clusters 1 en 2

245

245

245

245

245

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs

530

535

535

540

545

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1

560

560

555

550

550

Totaal ondersteuningsmiddelen

1.690

1.695

1.690

1.685

1.690

X Noot
1

Samenwerkingsverbanden vo is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de afspraken in het Bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen met ingang van 2017 extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en digitalisering, de brede aanpak onderwijsverbetering, professionalisering van scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. Deze middelen komen daarnaast ook ten goede aan de afspraken die zijn gemaakt in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».

Aanvullende bekostiging

Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De aanvullende bekostiging voor 2017 bestaat uit de kosten voor tweetalig onderwijs en de pilot peuters.

Subsidies

Om verschillende beleidsdoelstellingen te behalen, worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland en de subsidies voor «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»). Daarnaast wordt voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs subsidie verstrekt. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat deze leerlingen met goed gevolg onderwijs (van basis- tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. Voor de implementatie van het Bestuursakkoord worden middelen verstrekt ten behoeve van een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering en voor het project «Beter en slimmer leren met ict».

Opdrachten

Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor begrotingsartikel 1.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangings- en Participatiefonds vergoeden worden gedekt uit de premies die schoolbesturen afdragen. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.

Bijdrage aan sociale fondsen

Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).

Tabel 1.6 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Ontvangende partij(en)

           
 

Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten is op 1-10-2009 groter dan 0).

361,5

366,8

326,8

326,8

316,8

316,8

 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Het betreft de specifieke uitkeringen onderwijsachterstandenbeleid (inclusief aanvulling convenant G37 en budget voor verhoging taalniveau pedagogisch medewerkers kleine gemeenten).

           

Artikel

3. VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een voortgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren:

De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren:

De Minister stimuleert specifieke onderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren:

De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 3.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde (jaartal)

Tussenwaarde1 (jaartal)

Streefwaarde (jaartal)

Reden opname2

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

         
 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest3

56% (2014)

41% (2016)

< 25% (2018)

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2016

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

82% (2015)

88% (2016)

100% (2018)

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2016

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod4

0,17% (2014–2015)

0,10% (2017)

0% (2020)

SA

Leerplicht-telling 2014–2015

b)

Vergroten studiesucces

         
 

Aandeel zittenblijvers

5,9%5 (2013)

4,7% (2017)

3,9% (2020)

SA

 

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

         
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren6

84,1 (2013)

96% (2016)

100% (2017)

SA

IPTO

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo master-opleiding7

vo

33% (2013)

40% (2017)

50% (2020)

SA, LA

Onderwijs werkt!; Regioplan en IPTO

Bovenbouw vo8

53% (2013)

Hoger (2017)

80–85% (2020)

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en IPTO

 

Aandeel leraren met ten minste drie jaar ervaring dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst8

76% (2013)

90% (2017)

100% (2020)

SA, LA

Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel leraren met ten minste tien jaar ervaring dat de differentiatie vaardigheden beheerst9

34% (2013)

40% (2017)

100% (2020)

SA, LA

Inspectie van het Onderwijs

b)

Verbetercultuur

         
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

63% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

LA, T

Onderwijs werkt!; Regioplan

c)

Veilig leerklimaat

         
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

93% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)

T

ITS monitor naar sociale veiligheid

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

94% (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

SA, T

VO-raad

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt

47%12 (2012–2013)

77% (2017)

100% (2020)

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert9

72%

(2011–2012)

90% (2016)

100% (2017–2018)

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aantal voortijdig schoolverlaters (vo/mbo)

41.800 (2009)

25.000 (2014/2015)

20.000 (2015/2016)

 

DUO

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

23% (2012)

28% (2016)

30% (2017)

 

DUO

X Noot
1

De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2016).

X Noot
2

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.

X Noot
3

De indicator «Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs» is gewijzigd. Deze indicator en streefwaarde sluit beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.

X Noot
4

Het percentage betreft de vo-leerlingen exclusief vso-leerlingen

X Noot
5

De basiswaarde (5,9 procent) is gecorrigeerd i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde 3,9 procent geworden.

X Noot
6

Om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting, is de indicator aangepast. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.

X Noot
7

De indicator en basiswaardes zijn bijgesteld op basis van een nauwkeuriger meetmethode

X Noot
8

Voor de bovenbouw vwo betreft dit het aandeel leraren met een wo-masteropleiding

X Noot
9

Deze indicator is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2016. Hiermee is het een samengestelde indicator geworden van de indicatoren «aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert» en de indicator «aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen een jaar verbetert». Op deze manier kunnen cohorten zwakke en zeer zwakke afdelingen vergeleken worden. Hiermee wordt afgeweken van de meetmethode in de Staat van het Onderwijs van de Inspectie van het Onderwijs. Bij de meetmethode van de inspectie is er immers het risico dat de uitkomsten teveel door toeval beïnvloed worden.

Tabel 3.2 Kengetallen
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Totaal aantal ingeschreven leerlingen1

Nader te verdelen in:

966.100

966.700

959.500

947.100

931.300

918.900

910.400

 

Vmbo, excl. lwoo (excl. «groen onderwijs»)

326.300

325.700

321.400

315.600

308.500

303.300

300.700

 

Lwoo (excl. «groen onderwijs»)

89.900

87.300

84.600

81.800

79.000

76.900

75.800

 

Havo

256.700

257.400

256.400

254.300

251.600

249.300

247.900

 

Vwo

257.800

260.800

261.800

261.200

259.100

257.300

255.100

 

Pro

29.400

29.200

28.700

27.700

26.600

25.400

24.500

 

Vavo

6.100

6.300

6.600

6.600

6.600

6.600

6.400

2.

Uitgaven per leerling (x €)2

7.968

8.148

8.157

8.178

8.199

8.234

8.259

3.

Totaal aantal scholen

641

639

639

639

639

639

639

4.

Gemiddeld aantal leerlingen per school

1.507

1.513

1.502

1.482

1.457

1.438

1.425

X Noot
1

op de teldatum. Ten behoeve van de nadere verdeling in de diverse schoolsoorten zijn de leerlingen uit de brugklassen toebedeeld.

Bron: DUO

X Noot
2

De totale uitgaven uit tabel 3.3, exclusief de bijdragen aan baten-lastendiensten (DUO) en ontvangsten, gedeeld door het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van het voortgezet onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda.

Gezien het huidige beeld van de tussenresultaten over het in 2014 gesloten sectorakkoord, zullen er in 2017 extra inspanningen nodig zijn als het gaat om differentiërende vaardigheden van docenten en het realiseren van een verbetercultuur op scholen. Daarom wordt onder andere ingezet op het ondersteunen van scholen bij hun strategisch HRM-beleid en wordt bezien hoe peer-review kan worden versterkt. In oktober 2016 verschijnt de tweede voortgangsrapportage over het sectorakkoord.

De regelingen Nieuwkomers VO en Eerste opvang vreemdelingen, bleken niet voldoende aan te sluiten bij de wisselende aantallen nieuwkomers op scholen. In overleg met het onderwijsveld, LOWAN en de VO-raad is voor 2016 gezocht naar een maatwerkoplossing waarbij de financiële middelen voor het onderwijs aan nieuwkomers op een transparante wijze tot stand komen en op een gelijkmatige wijze over het schooljaar worden gespreid, zodat scholen beter geëquipeerd zijn om tussentijds wisselende aantallen nieuwkomers op te vangen. Hierbij ontvangen scholen een vast bedrag per leerling, dat bestaat uit de reguliere bekostiging (van een vmbo-leerling) en het gemiddelde bedrag van de nieuwkomersregeling.

De maatwerkbekostiging kent vier peildata (1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober). Met deze maatwerkinvulling ontvangt een school gemiddeld € 2.750 per leerling per kwartaal. Deze maatwerkoplossing is van toepassing voor bekostiging vanaf het kalenderjaar 2016 en op iedere nieuwkomer die na 1 oktober 2015 is ingestroomd.

Deze maatwerkbekostiging zal in 2016 in regelgeving verankerd worden, waarna deze maatwerkbekostiging ook voor het kalenderjaar 2017 van toepassing zal zijn.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 3.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

8.024.207

8.305.265

7.893.559

7.797.138

7.818.332

7.715.772

7.623.024

Waarvan garantieverplichtingen

21.057

33.124

         

Totale uitgaven

7.662.616

7.921.685

7.927.940

7.881.018

7.799.696

7.701.844

7.623.024

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

7.503.239

7.762.060

7.791.583

7.768.195

7.686.310

7.588.295

7.509.181

Hoofdbekostiging

7.165.499

7.348.583

7.322.812

7.318.380

7.250.975

7.158.454

7.079.357

 

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

6.557.349

6.716.007

6.692.878

6.692.338

6.631.620

6.547.726

6.475.356

 

Bekostinging lichte ondersteuning lwoo/pro

592.409

617.062

617.333

613.427

606.754

598.127

591.400

 

Bekostiging Caribisch Nederland

15.741

15.514

12.601

12.615

12.601

12.601

12.601

Prestatiebox

176.884

201.295

257.824

268.856

268.887

268.901

268.901

 

Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs

176.884

201.295

257.824

268.856

268.887

268.901

268.901

Aanvullende bekostiging

160.856

212.182

210.947

180.959

166.448

160.940

160.923

 

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)

3.120

3.540

3.562

3.574

3.563

3.555

3.538

 

Regeling leerplusarrangement, (maatwerk) nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen

96.578

129.906

128.649

98.649

84.149

78.649

78.649

 

Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo

0

250

250

250

250

250

250

 

Regeling functiemix VO Randstadregio's

61.158

61.386

61.386

61.386

61.386

61.386

61.386

 

Resultaatafhankelijke bekostiging

vsv voor vo-scholen

0

17.100

17.100

17.100

17.100

17.100

17.100

                   

Subsidies

57.773

58.094

53.065

39.958

40.578

40.685

41.150

 

Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, MBO

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

 

ICT-projecten (incl. transparantie)

700

2.513

7.400

5.000

5.000

5.000

5.000

 

Beter presteren (Scholen aan Zet en Platform Beta en Techniek)

0

1.114

0

0

0

0

0

 

Onderwijs Bewijs

942

474

0

0

0

0

0

 

Regionale verwijzingscommissies VO1

7.103

0

0

0

0

0

0

 

Pilots zomerscholen2

4.501

8.895

9.000

0

0

0

0

 

Overige projecten

32.527

33.098

24.665

22.958

23.578

23.685

24.150

                   

Opdrachten

2.360

1.775

1.991

2.297

2.263

2.328

2.353

 

In- en uitbesteding

2.360

1.775

1.991

2.297

2.263

2.328

2.353

                   

Bijdragen aan agentschappen

31.192

30.437

27.401

26.607

26.586

26.577

26.381

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

31.192

30.437

27.401

26.607

26.586

26.577

26.381

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

67.961

61.079

45.649

43.710

43.708

43.708

43.708

 

ZBO: College voor Toetsen en Examens

11.052

8.692

6.248

6.098

5.448

5.448

5.448

 

SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/BVE (incl. examens)

56.909

52.387

39.401

37.612

38.260

38.260

38.260

                   

Bijdragen aan medeoverheden

0

8.000

8.000

0

0

0

0

 

Uitwerkingsakkoord VNG

0

8.000

8.000

0

0

0

0

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

91

240

251

251

251

251

251

 

GRAZ (ECML) en PISA

91

240

251

251

251

251

251

Ontvangsten

8.795

10.213

7.361

7.361

7.361

7.361

7.361

X Noot
1

Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies is per 1-1-2016 overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».

X Noot
2

Dit bedrag wordt in 2015,2016 en 2017 als aparte subsidie verstrekt. Daarna zal worden bezien of het beschikbare budget vanaf 2018 wordt bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 3 is voor 2016 99,9 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de wet voor voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2017 90 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is in 2017 ruim 85 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht, bijvoorbeeld voor communicatie over wetswijzigingen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het College voor Toetsen en Examens en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Op basis van overeenkomsten worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Zie de toelichting bij dit financiële instrument.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Van het beschikbare budget in 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de eerdergenoemde internationale organisaties.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen en de schoolsoort.

Bekostiging lichte ondersteuning lwoo/pro

Vanaf 1 januari 2016 is de bekostiging van de lichte ondersteuning voor het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs geïntegreerd in het kader van passend onderwijs. Deze bekostiging is opgesplitst in een deel basisbekostiging en een deel ondersteuningsbekostiging lwoo/pro. De basisbekostiging wordt rechtstreeks aan de scholen verstrekt, net zoals de ondersteuningsbekostiging lwoo/pro na indicatie van het desbetreffende samenwerkingsverband. Naast de bekostiging van de lichte ondersteuning aan de scholen worden aan samenwerkingsverbanden middelen verstrekt voor de regionale ondersteuning. Beide onderdelen vormen samen het financiële kader voor de lichte ondersteuning lwoo/pro.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Met ingang van 1 januari 2015 is de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs financieel en inhoudelijk aangepast op basis van het eerdergenoemde Sectorakkoord.

Het bedrag voor 2017 bedraagt ruim € 258 miljoen, een verhoging ten opzichte van 2016 met zo’n € 57 miljoen. Deze verhoging heeft met name betrekking op meer inzet op het bieden van uitdagend onderwijs voor elke leerling en beter gekwalificeerde masteropgeleide leraren, zoals in het sectorakkoord is afgesproken.

Het budget voor de prestatiebox betreft ruim 3,5 procent van de totale (hoofd)bekostiging.

Aanvullende bekostiging

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)

De beleidsregel IGVO geeft aan op welke wijze scholen een aanvraag kunnen doen voor erkenning en bekostiging van een opleiding voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs, hoe dat onderwijs moet worden ingericht en op welke wijze de Minister dit onderwijs bekostigt. De financiële middelen bij deze regeling betreffen de toeslag die scholen per leerling per jaar ontvangen. Daarnaast worden leerlingen IGVO bekostigd als havo- en vwo leerlingen conform het bekostigingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs.

Regeling Leerplusarrangement, (maatwerk) nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen

De regeling «leerplusarrangement VO, (maatwerk) nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen» bestaat uit drie onderdelen:

Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.

Nieuwkomers VO: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelingenwet 2000.

Eerste opvang vreemdelingen: dit onderdeel van de regeling kent twee peildata, namelijk 1 april en 1 oktober. De aanvullende bekostiging is bestemd voor vreemdelingen die op één van de twee peildata als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven en die korter dan één jaar in Nederland verblijven.

Maatwerk nieuwkomers: dit onderdeel van de regeling kent vier peildata (1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober). Met deze maatwerkinvulling ontvangt een school gemiddeld € 2.750 per leerling per kwartaal. Deze maatwerkoplossing is van toepassing voor bekostiging vanaf het kalenderjaar 2016 en op iedere nieuwkomer die na 1 oktober 2015 is ingestroomd.

Regeling functiemix VO Randstadregio’s

Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het aktieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de functiemix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.

Resultaatafhankelijke bekostiging vroegtijdig schoolverlaters (vsv) voor vo-scholen

Dankzij de inzet van scholen en gemeenten is de doelstelling uit het Regeerakkoord «Bruggen slaan» van maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 behaald. Dat is een prestatie van formaat. De urgentie om schooluitval aan te pakken blijft echter onverminderd hoog.

Vo-scholen ontvangen resultaatafhankelijke bekostiging voor de schooljaren 2016/2017 en 2017/2018 op basis van de nieuwe regeling resultaatafhankelijke bekostiging vsv vo.

Voor de aanpak van vsv zie hoofdstuk 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage: Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet, voor het programma «School aan Zet», voor het stimuleringsprogramma van het Platform Bèta en Techniek en voor de pilot zomerscholen.

Stichting Kennisnet ondersteunt onderwijsinstellingen bij het benutten van ICT. «School aan Zet» is een programma dat ondersteuning biedt aan besturen en scholen in het voortgezet onderwijs bij de implementatie van de door OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten.

Opdrachten

Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

ZBO: College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Daarnaast zorgt het CvTE voor de staatsexamens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Dit geldt ook voor Caribisch Nederland. Het CvTE is verantwoordelijk voor de invoering van de digitale examens en de verwachte diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast is het CvTE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.

SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiëring van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. Ze ontvangen samen ruim € 39,4 miljoen voor toets- en examenontwikkeling en normering alsmede leerplanontwikkeling.

Bijdrage aan medeoverheden

Eind april 2016 is er een uitwerkingsakkoord gesloten tussen het Ministerie van OCW, het Ministerie van BZK, het Ministerie van VenJ, het Ministerie van SZW, het Ministerie van Financiën, het Ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de verhoogde asielinstroom. Hierin is afgesproken dat € 8 miljoen aan onderwijshuisvestingskosten wordt gefinancierd.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Languages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA.

Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.

De bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA project, waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde, lezen en «science».

Artikel

4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Artikel

Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Studenten worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een middelbaar onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele studenten en bij de behoeftes van de maatschappij. De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een belangrijke schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsum bekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, prestatieafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Tussenwaarde1 (jaartal)

Streefwaarde (jaartal)

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

         
 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010)

35% (2015)

Verbetering

ROA

b)

Vergroten studiesucces

         
 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

(2008)

(2015)

(2020)

MBO Raad

Niveau 1: 66%

72%

Hoger

 

Niveau 2: 62%

70%

Hoger

 

Niveau 3: 63%

70%

Hoger

 

Niveau 4: 65%

71%

Hoger

 

Totaal: 64%

70%

Hoger

 

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2009)

24.451 (2014/2015)

20.000 (2019/2020)

DUO

 

Studenten-tevredenheid

mbo

(Rapportcijfer 2014)

(2016)

(2020)

JOB-monitor

Opleiding

7,0

7,1

7,5

 

Instelling

6,5

6,5

7,0

 

% tevreden over school en studie

49% (2014)

52% (2016)

55% (2020)

 

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

28% (2011)

28,0% (2015)

30% (2016)

DUO

 

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/ho

16,6% (2010)

18,9% (2015)

20% (2020)

Eurostat, Labour Force survey

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was

mbo

79% (2012)

77% (2015)

Hoger

ROA, BVE-monitor

 

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)

1

1

SBB

 

Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)

1

1

SBB

X Noot
1

Het gaat hier om een eerste meting van SBB onder erkende leerbedrijven. Om de indicator robuuster te maken zal de meting worden uitgebreid met de overige bedrijven die mbo-gediplomeerden in dienst hebben. Om deze reden is voor deze indicator vooralsnog geen streefwaarde opgenomen.

Tabel 4.2 Kengetallen

Indicator

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs», vavo)1

448.700

448.300

450.300

451.700

449.700

444.600

 

Bol

354.900

354.600

357.700

359.500

358.700

354.300

 

Bbl

93.700

93.700

92.600

92.200

91.100

90.400

 

vavo

9.100

9.400

9.500

9.500

9.300

9.000

Bron: OCW-Referentieraming 2016

           

2.

Onderwijsuitgaven per mbo-student (x € 1.000)2

8,1

8,1

8,1

8,1

8,2

8,2

X Noot
1

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

X Noot
2

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2016

Beleidswijzigingen

2017 zal in het teken staan van het versterken van de kansengelijkheid in het onderwijs. Het beroepsonderwijs speelt een belangrijke rol in het bieden van kansen voor sociale mobiliteit. Voor grote groepen jongeren uit het vmbo kan het mbo een goede start op de arbeidsmarkt verzorgen of de mogelijkheid bieden naar het hoger onderwijs door te stromen. In de staat van het onderwijs (2016) schetst de Onderwijsinspectie een groeiende kansenongelijkheid, waarbij het opleidingsniveau van ouders bepalend is voor de ontplooiingsmogelijkheden voor kinderen. Daarom zal een Gelijke Kansen Alliantie geïnitieerd worden. Daarnaast bestaat er het voornemen om in het schooljaar 2017/18 de wet «Vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs» in werking te laten treden. Hierin wordt geregeld dat een aanmelddatum in het mbo wordt ingevoerd, een plicht tot het uitwisselen van gegevens betreffende de overstap, de introductie van een toelatingsrecht tot het mbo evenals het recht op een studiekeuzeadvies voor aankomende mbo-studenten. De aanpak van vsv krijgt een krachtig vervolg, met een nieuwe doelstelling van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers per jaar in 2021 (gemeten over schooljaar 2019/2020). In de RMC-regio’s vormen scholen en gemeenten samen een regionaal programma aan maatregelen om deze doelstelling te bereiken. De aanpak wordt verbreed naar de domeinen arbeidsmarkt en jeugdhulp, om tot een sluitend vangnet voor jongeren in een kwetsbare positie te komen. Hiermee worden concrete stappen gezet om de kansengelijkheid in het mbo te verbeteren. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Beleidsagenda.

De afgelopen jaren is de kwaliteit in het mbo zichtbaar verbeterd. Met de kwaliteitsafspraken wordt hieraan door het kabinet een extra impuls gegeven. In 2017 zullen extra middelen beschikbaar komen om te werken aan de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. De beroepspraktijkvorming is cruciaal voor het mbo en zorgt ervoor dat de student na het afstuderen makkelijker een plek weet te vinden op de arbeidsmarkt.

Naast een goede kwaliteit moet het mbo ook responsiever worden om aansluiting te vinden bij de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt. Daar waar overheden, bedrijven en onderwijsinstellingen elkaar goed kunnen vinden, zijn zij beter in staat om snel in te spelen op nieuwe (technologische) ontwikkelingen en maatschappelijke opgaven. Dit betekent dat de regionale uitdagingen voor de onderwijsinstellingen centraal moeten staan. Met het Techniekpact en Zorgpact wordt gestimuleerd dat regionale netwerken ontstaan waarin de maatschappelijke opgaven centraal staan. Deze beweging wordt financieel gestimuleerd met het Regionaal investeringsfonds mbo.

2017 is ook het jaar waarin alle scholen het onderwijs moeten vormgeven op basis van de herziene kwalificatiestructuur. Met de herziening van de kwalificatiestructuur en in het bijzonder met de introductie van de keuzedelen wordt een stimulans gegeven aan het vernieuwen, vereenvoudigen en flexibiliseren van het mbo. Ook zal in 2017 het experiment met de cross-over van start gaan. Scholen die meedoen met het experiment krijgen meer ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe en innovatieve opleidingen op het snijvlak van verschillende sectoren. Hiermee wordt bevorderd dat het onderwijs beter en sneller aansluit op innovaties.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 4.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

3.964.746

4.223.816

4.229.244

4.291.633

4.281.330

4.251.055

4.207.533

Waarvan garantieverplichtingen

34.560

5.812

         

Totale uitgaven

4.065.903

4.137.282

4.217.206

4.317.696

4.290.481

4.275.743

4.248.239

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,7%

       
               

Bekostiging

3.686.725

3.719.793

3.702.062

3.753.446

3.742.258

3.744.147

3.713.300

Hoofdbekostiging

3.381.312

3.265.991

3.208.232

3.231.965

3.226.522

3.234.255

3.210.864

 

Bekostiging roc's/overige regelingen

3.268.662

3.195.672

3.140.259

3.163.992

3.158.549

3.166.282

3.142.774

 

Bekostiging kbb's

46.012

0

0

0

0

0

0

 

Bekostiging Caribisch Nederland

6.600

9.129

6.933

6.933

6.933

6.933

7.050

 

Bekostiging vavo

60.037

61.190

61.040

61.040

61.040

61.040

61.040

Kwaliteitsafspraken

214.086

328.700

383.320

390.336

390.336

390.336

390.336

 

Investeringbudget

187.449

189.100

183.600

191.600

191.600

191.600

191.600

 

Resultaatafhankelijk budget

26.637

139.600

199.720

198.736

198.736

198.736

198.736

Aanvullende bekostiging

91.327

125.102

110.510

131.145

125.400

119.556

112.100

 

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

13.939

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

 

Regionaal Investeringsfonds

11.218

18.152

22.810

43.445

37.700

31.856

24.400

 

Salarismix Randstadregio's

0

42.400

42.300

42.300

42.300

42.300

42.300

 

Regionaal Programma

0

0

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

 

Plusvoorzieningen overbelaste jongeren en wijkscholen

30.400

30.400

0

0

0

0

0

 

Programmagelden Regio's

19.150

19.150

0

0

0

0

0

 

Convenanten met RMC-regio's

16.620

0

0

0

0

0

0

                   

Subsidies

229.039

272.706

290.290

345.749

332.587

331.626

335.657

 

Subsidieregeling praktijkleren

188.825

196.500

196.500

196.500

196.500

196.500

196.500

 

Permanent Leren

0

0

0

82.320

82.320

82.320

82.320

 

Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met Taal

3.930

10.750

10.750

10.750

7.000

7.000

7.000

 

Pilots laaggeletterdheid

5.000

0

0

0

0

0

0

 

Loopbaanorientatie

1.700

1.300

1.800

1.300

1.300

1.300

1.300

 

ROC Leiden

0

32.458

7.017

525

0

0

0

 

Sectorplan mbo-hbo techniek

0

82

1.585

0

0

0

0

 

Overige subsidies

29.584

31.616

72.638

54.354

45.467

44.506

48.537

               

Opdrachten

17.351

3.794

2.232

2.252

2.252

2.311

2.311

 

In- en uitbesteding

3.644

3.794

2.232

2.252

2.252

2.311

2.311

 

Caribisch Nederland1

13.707

0

0

0

0

0

0

                   

Bijdrage aan agentschappen

21.191

29.752

22.095

21.504

21.391

21.386

21.389

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

17.372

27.252

19.595

19.004

18.891

18.886

18.889

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

3.819

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

20.833

4.480

64.545

63.189

63.083

62.583

62.583

 

College voor Toetsen en Examens

0

315

4.365

4.365

4.365

4.365

4.365

 

Wet SLOA

0

205

9.760

8.604

8.698

8.198

8.198

 

SBB

20.833

3.960

50.420

50.220

50.020

50.020

50.020

                   

Bijdrage aan medeoverheden

90.764

106.757

135.982

131.556

128.910

113.690

112.999

 

RMC's

32.550

33.350

33.297

33.296

33.300

33.300

33.300

 

Educatie

56.700

57.790

57.650

57.650

57.650

57.650

57.650

 

Caribisch Nederland1

1.514

15.617

23.185

18.760

18.760

3.540

2.849

 

Regionaal Programma

0

0

21.850

21.850

19.200

19.200

19.200

Ontvangsten

10.875

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

X Noot
1

Dit is inclusief verbetermiddelen Caribisch Nederland. Zie overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland van het BES-fonds

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 4 is in 2017 99,7 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland). In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging via regelingen wordt berekend.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2017 95 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is in 2016 75 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar. In de subsidieregeling praktijkleren is geregeld dat deze regeling door het RVO wordt uitgevoerd.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2017 is voor 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken van SBB en de ontwikkeling van centrale examinering taal en rekenen door Cito en het College voor Toetsen en Examens.

Bijdrage aan medeoverheden

Van het beschikbare budget is in 2016 99 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Hoofdbekostiging

Bekostiging roc’s/overige regelingen

De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In deze wet is een aantal maatregelen uit het actieplan «Focus op vakmanschap» opgenomen. Deze maatregelen zijn per 1-8-2014 in werking getreden (Stb 2013, 288). Ook is de basis gelegd voor aanpassing in van het bekostigingsmodel. Deze aanpassingen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit WEB (Stb 2014, 142). De nieuwe bekostigingssystematiek is voor het eerst toegepast voor het bekostigingsjaar 2015. Voor de jaren 2015 tot en met 2018 is nog voorzien in een overgangsbekostiging om de instellingen in de gelegenheid te stellen hun bedrijfsvoering af te stemmen op de nieuwe bekostiging.

Het landelijk budget dat beschikbaar is voor het beroepsonderwijs wordt verdeeld in een budget voor entreeopleidingen en een budget voor de niveaus 2 t/m 4. Het budget voor de entreeopleidingen wordt verdeeld over de instellingen naar rato van het aantal ingeschreven studenten. Het budget voor de niveaus 2 t/m 4 wordt verdeeld naar rato van het aantal ingeschreven studenten en het aantal afgegeven diploma’s van elke instelling. De mate waarop een student meetelt, is afhankelijk van de leerweg (bol of bbl), de opleiding (c.q. de prijsfactor van de opleiding) en het aantal verblijfsjaren in het mbo (cascade). De mate waarin een diploma meetelt is afhankelijk van het niveau en of de student al eerder een mbo-diploma heeft behaald.

Bekostiging Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden (Bonaire, St. Eustasius en Saba) middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangeboden. Op de bovenwindse eilanden wordt alleen een beperkt aantal entree-opleidingen en opleidingen op niveau 2 aangeboden. Op Bonaire worden op alle mbo-niveaus opleidingen aangeboden. Deze middelen zijn bedoeld om de instellingen in Caribisch Nederland via lumpsumbekostiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen.

Bekostiging vavo

Vanaf het bekostigingsjaar 2015 is het nieuwe bekostigingsmodel toegepast (Stb 2014, 148). Tot 2017 is sprake van een overgangsbekostiging. Vanaf het bekostigingsjaar 2017 wordt de nieuwe bekostiging volledig toegepast. Voor de verdeling van de beschikbare middelen voor het vavo wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken dat door studenten met een voldoende is afgesloten en het aantal afgegeven diploma’s.

Kwaliteitsafspraken

Investeringsbudget

Per 2015 is de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken in werking getreden, die betrekking heeft op kwalitatieve afspraken waarbij mbo-instellingen hun verbeterambities ten aanzien van de onderwijskwaliteit formuleren in een kwaliteitsplan. De volgende thema’s staan hierbij centraal: professionele ontwikkeling van het onderwijzend personeel (waaronder examenfunctionarissen), taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, excellent vakmanschap, vsv en kwetsbare jongeren en studiewaarde. Het integrale kwaliteitsplan en de maatregelen die daarin opgenomen zijn, staan in dienst van de opgave van het mbo: de drievoudige kwalificering, nodig voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en een goede aansluiting op het hoger beroepsonderwijs. Aan de mbo-instellingen wordt voor de kwalitatieve afspraken een investeringsbudget beschikbaar gesteld.

Resultaatafhankelijk budget

Naast een resultaatafhankelijke beloning voor voortijdig schoolverlaten worden vanaf 2016 mbo-instellingen die goede resultaten laten zien op het gebied van studiewaarde beloond. Vanaf 2017 worden verbeteringen van de kwaliteit van de bpv beloond voor die mbo-instellingen die er in slagen de in hun verbeterplan bpv beoogde verbetering van de resultaten daadwerkelijk te realiseren. In het kader van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken, vindt vanaf 2017 een taakstelling van structureel € 16 miljoen plaats op de resultaatafhankelijke beloning voor studiewaarde. Hiermee komt de oploop voor de beloning voor studiewaarde, die vanaf 2017 beschikbaar zou komen, deels te vervallen.

Aanvullende bekostiging

Schoolmaatschappelijk werk

Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan de mbo-sector ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen mbo-instellingen voor de studenten, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze student verkleind.

Regionaal Investeringsfonds

Met het Regionaal investeringsfonds mbo, onderdeel van het Techniekpact, zal in de periode 2014 tot en met 2017 € 100 miljoen beschikbaar worden gesteld voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Mbo-instellingen, bedrijfsleven en bijvoorbeeld regionale overheden kunnen samen een aanvraag indienen. Die aanvraag moet bijdragen aan een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten bedrijfsleven en, bij voorkeur, regionale overheden in de desbetreffende regio de subsidie aanvullen met een financiële bijdrage.

Salarismix Randstadregio’s

In het Actieplan Leerkracht zijn afspraken vastgelegd over onze gezamenlijke ambities op het gebied van professionalisering en de versterking van de salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. In deze regio’s kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen.

Regionaal Programma

Dankzij de inzet van scholen en gemeenten is de doelstelling uit het Regeerakkoord «Bruggen slaan» van maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 behaald. Dat is een prestatie van formaat. De urgentie om schooluitval aan te pakken blijft echter onverminderd hoog. Daarom krijgt de aanpak van vsv een krachtig vervolg, met een nieuwe doelstelling van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers per jaar in 2021 (gemeten over schooljaar 2019/2020). De succesvolle elementen uit de vsv-aanpak worden voortgezet.

In elk van de 39 RMC-regio’s (RMC staat voor Regionale Meld- en Coördinatiefunctie) vormen scholen en gemeenten – op grond van de in voorbereiding zijnde regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (verwachte inwerkingtreding 1 oktober 2016) – samen een regionaal programma aan maatregelen voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een kwetsbare positie. Met ingang van schooljaar 2016–2017 (dus kalenderjaar 2017) is er geen apart budget voor de plusvoorzieningen meer, maar wordt dit onderdeel van de regionale programmagelden. De middelen mogen ook op andere voorzieningen en vsv-doelgroepen worden ingezet, mits er in de regio wel minimaal één plusvoorziening geboden blijft. Voor de uitvoering van die maatregelen is in 2017 € 52,2 miljoen. beschikbaar. Deze middelen komen deels via de contactschool naar de regio (€ 30,4 miljoen) en deels via de contactgemeente (€ 21,8 miljoen, zie instrument bijdrage aan medeoverheden).

Subsidies

Subsidieregeling praktijkleren

De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen en is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding in de praktijk van de leerling/student.

De regeling is vooral gericht op de groep jongeren in een kwetsbare positie, studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort aan gekwalificeerd personeel wordt verwacht en wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor onze kenniseconomie.

Permanent Leren

Het voornemen is om de Fiscale aftrekpost scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting vanaf 1 januari 2018 af te schaffen en te vervangen door een uitgavenregeling. Hiervoor is in 2018 een budget van € 82,3 (programmadeel) miljoen beschikbaar. Over de invulling van deze regeling wordt u op Prinsjesdag 2016 geïnformeerd.

Tel mee met Taal

Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid wordt in 2017 middelen beschikbaar gesteld als bijdrage aan het actieplan «Tel mee met Taal 2016–2018» dat door de Ministeries van OCW, SZW en VWS wordt uitgevoerd en gefinancierd. Met dit actieprogramma worden onder andere gemeenten, aanbieders van cursussen, bibliotheken en maatschappelijke organisaties ondersteund om laaggeletterden te herkennen, door te verwijzen en te scholen. Ook worden taalhuizen en taalpunten opgericht en taalvrijwilligers getraind. De activiteiten worden door verschillende partijen uitgevoerd.

Loopbaanoriëntatie

LOB gelden worden voornamelijk geïnvesteerd in ondersteuning van mbo-instellingen zodat zij (aanstaande) mbo-studenten beter kunnen begeleiden bij hun studieloopbaan, studiekeuzes en persoonlijke bewustwording en ontwikkeling. Loopbaanoriëntatie moet het risico op uitval en switchgedrag beperken.

ROC Leiden

In het kader van de problematiek rondom ROC Leiden zal in totaal een (maximale) financiële bijdrage van € 40 miljoen beschikbaar gesteld worden. Dit bedrag zal in tranches in 2016 t/m 2018 verstrekt worden.

Sectorplan mbo-hbo techniek

Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek. Hiermee worden de centers of expertise in het hbo en de centra voor innovatief vakmanschap in het mbo gefinancierd (eerste generatie). Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.

Overige subsidies

Hieronder vallen posten zoals JOB, Combo en kwaliteitsbeleid. Vanaf 2017 zijn hier de enveloppemiddelen voor kansengelijkheid (€ 25 miljoen per jaar) en schoolkosten mbo (€ 10 miljoen per jaar) aan toegevoegd. Zie hiervoor ook de overzichtstabel in de beleidsagenda.

Opdrachten

In- en uitbesteding

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden middelen verstrekt voor het uitvoeren van de subsidieregeling praktijkleren.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een ZBO die verantwoordelijk is voor de examens rekenen en taal in het beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Wet SLOA

Op basis van de Wet SLOA worden middelen toegekend aan Stichting Cito, voor het ontwikkelen van de centrale examens Nederlandse taal, rekenen en Engels in het mbo.

SBB

De SBB ontvangt middelen om de wettelijke taken uit te voeren, waarmee wordt bijgedragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werft en accrediteert de SBB leerbedrijven, zorgt voor voldoende praktijkplaatsen en bevordert de kwaliteit van de praktijkplaatsen. De samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie draagt bij aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to- date zijn en voldoende, goede stageplaatsen.

Bijdrage aan medeoverheden

RMC’s

Dit betreft de bekostiging van de uitvoering van de taken van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC). Daarvoor is jaarlijks € 33,4 miljoen beschikbaar. De taken bestaan uit o.a. registreren, begeleiden en doorverwijzen van jongeren zonder startkwalificatie van 18 tot 23 jaar. Elke RMC-contactgemeente ontvangt de middelen (in de vorm van een specifieke uitkering) en verdeelt deze onder de andere gemeenten in de RMC-regio.

Educatie

Met ingang van 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een arbeidsmarktregio (via de contactgemeente). 2017 is het laatste jaar waarin de verplichte besteding bij roc’s geldt. Deze verplichte besteding is de afgelopen jaren geleidelijk afgebouwd en bedraagt voor elke regio in 2017 nog 25 procent van het toegekende budget. Zo kunnen gemeenten beter maatwerk bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.

Caribisch Nederland

Deze middelen worden ingezet voor het verder verbeteren van de kwaliteit van het gehele onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzieningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch Nederland.

Regionaal Programma

Voor de uitvoering van de in voorbereiding zijnde regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie is in 2017 € 52,2 miljoen beschikbaar. Deze middelen komen deels via de contactschool naar de regio (€ 30,4 miljoen, zie instrument bekostiging) en deels via de contactgemeente (€ 21,8 miljoen) in de vorm van een specifieke uitkering.

Tabel 4.4 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen in miljoenen euro’s)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Ontvangende partij(en)

33,4

33,4

33,4

33,4

33,4

33,4

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Regionale meld- en coördinatiecentra voortijdig schoolverlaten. De RMC-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige dreigende vsv’ers uit VO en MBO contact te leggen en het zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school en/of werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de RMC- regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag per regio wordt uitgekeerd aan de RMC-contactgemeente van de regio.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

           

2.

Ontvangende partij(en)

57,8

57,7

57,7

57,7

57,7

57,7

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Het educatiebudget wordt verstrekt aan de samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de verplichte besteding bij roc’s binnen een aantal jaren afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Wijzigingswet Wet participatiebudget, enz. (invoeren specifieke uitkering educatie en vervallen verplichte besteding educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra)

           

3.

Ontvangende partij(en)

0

21,8

21,8

19,2

19,2

19,2

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

In elk van de 39 RMC-regio’s vormen scholen en gemeenten – op grond van de in voorbereiding zijnde regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (verwachte inwerkingtreding 1 oktober 2016) – samen een regionaal programma aan maatregelen voor de aanpak van voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een kwetsbare positie.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Regeling is nog niet gepubliceerd.

           

Artikel

6 EN 7. HOGER ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren: De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 6.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde

(jaartal)

Tussenwaarde

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

       
 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

2011

20151

 

Studentenmonitor Hoger Onderwijs

hbo: 59%

hbo: 54%

hoger

wo: 69%

wo: 66%

hoger

b)

Vergroten studiesucces

       
 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

2011

2015

2

DUO

hbo: 65,7%

hbo: 60,5%

   

wo: 60,9%

wo: 72,8%

   
 

Uitval in het eerste jaar

2011

2015

2

DUO

hbo: 27,9%

hbo: 27,8%

 

wo: 18,8%

wo: 15,9%

 
 

Switchen na het eerste jaar

2011

2015

2

DUO

hbo: 9,0%

hbo: 8,5%

 

wo: 9,1%

wo: 8,5%

 

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

2011

2013

2016

 
 

Aandeel hbo-docenten met een afgeronde master- of PhD-opleiding

66,2%

72,2%3

80%

POMO

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

       
 

Studenten-tevredenheid

2011

2015

4

Nationale Studenten Enquête (NSE)

hbo: 65,6%

hbo: 73,3%

wo: 80,1%

wo: 83,9%

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

2012

2015

2016

DUO

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

wo: 21%

wo: 23%

wo: 22%

 

Percentage 25–64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

16,6% (2010)

17,8% (2014)

20% (2020)

EUROSTAT, Labour Force Survey (LFS)

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt

hbo5: 72% (2013)

hbo5: 72% (2015)

hoger

Hbo-monitor 2015

wo6: 56% (2011)

wo6: 47% (2015)

hoger

Nationale Alumni Enquête (NAE) 2015

X Noot
1

Universiteiten en hogescholen hebben al veel gedaan om het onderwijs uitdagender te maken, maar uit de cijfers blijkt dat dit nog niet voldoende is. Mede om deze reden worden de middelen vanuit het studievoorschot ingezet om de kwaliteit van het hoger onderwijs een extra impuls te geven, en daarmee het onderwijs uitdagender te maken.

X Noot
2

Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Zie verder de brief van 11 mei 2016 over de voortgang van het proces van profilering en kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs en onderzoek.

X Noot
3

Het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo) wordt tweejaarlijks uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het coördinerend ministerie voor de arbeidszaken (arbeidsvoorwaarden, pensioenen, personeelsbeleid) van de overheid als geheel. Het onderzoek wordt gehouden onder zittend personeel en medewerkers die recent zijn in- en uitgestroomd. De resultaten worden verwerkt tot rapportages, themapublicaties en infographics die in de tweede helft van 2016 te vinden zijn op www.kennisopenbaarbestuur.nl.

X Noot
4

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
5

Bron: Vereniging Hogescholen, factsheet «Feiten en cijfers: HBO-Monitor 2015». De indicator betreft de antwoord categorieën «voldoende/goede aansluiting op de arbeidsmarkt». De HBO-Monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.

X Noot
6

Bron: VSNU, Nationale Alumni Enquête (NAE, voorheen wo-monitor) 2015, rapport Academici op de arbeidsmarkt. De indicator betreft de antwoord categorieën «in sterke/zeer sterke mate». De NAE wordt eenmaal in de twee jaar uitgevoerd.

Tabel 6.2 Kengetallen

1.

Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs, aantallen x 1.000)

     

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

2020/21

2021/22

 

hbo voltijd bachelor

382,7

381,8

382,4

381,6

381,9

382,5

382,3

 

hbo voltijd master

3,2

3,2

3,2

3,3

3,4

3,5

3,6

 

hbo deeltijd bachelor

36,3

34,5

33,1

31,9

30,7

29,4

28,0

 

hbo deeltijd master

8,8

8,7

8,6

8,5

8,3

8,1

7,8

   

Totaal hbo

431,0

428,2

427,4

425,4

424,4

423,5

421,7

                   
 

wo voltijd bachelor

153,7

152,6

153,4

155,4

158,4

161,6

164,8

 

wo voltijd master

90,7

92,1

93,2

93,7

94,1

95,1

96,8

 

wo deeltijd bachelor

1,8

1,5

1,4

1,3

1,2

1,2

1,1

 

wo deeltijd master

3,4

3,2

2,9

2,8

2,7

2,6

2,4

   

Totaal wo

249,7

249,4

250,9

253,2

256,4

260,4

265,1

Bron: Referentieraming 2016

             

2.

Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs, aantallen x 1.000)

     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

 

hbo voltijd bachelor

55,6

55,4

55,6

55,1

53,6

53,6

54,0

 

hbo voltijd master

1,3

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,2

 

hbo deeltijd bachelor

6,7

6,3

5,9

5,6

5,4

5,3

5,1

 

hbo deeltijd master

2,2

2,2

2,2

2,2

2,1

2,1

2,1

   

Totaal hbo

65,9

65,0

64,8

64,0

62,3

62,1

62,4

                   
 

wo voltijd bachelor

32,6

32,3

32,1

31,5

31,5

31,9

32,4

 

wo voltijd master

36,4

36,4

36,7

37,1

37,2

37,2

37,3

 

wo deeltijd bachelor

0,3

0,3

0,3

0,2

0,2

0,2

0,2

 

wo deeltijd master

1,2

0,9

0,9

0,8

0,8

0,8

0,7

   

Totaal wo

70,5

70,0

69,9

69,7

69,7

70,1

70,7

Bron: Referentieraming 2016

             

3.

Onderwijsuitgaven per student (bedragen x € 1.000)

         

2017

2018

2019

2020

 
 

hbo

   

6,8

7,0

7,0

7,1

 
 

wo

   

6,8

7,0

6,9

7,0

 

4.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd, bedragen x € 1)

       

2016/17

         
       

1.984

         

Toelichting:

  • 1. De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen, zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2016 (overeenkomstig tabel 6.2, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren). De stijging 2018 en verder ten opzichte van 2017 wordt verklaard door de middelen studievoorschot die vanaf 2018 aan de begroting zijn toegevoegd.

Overige indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2014–2015 en in Trends in Beeld.

Beleidswijzigingen

De implementatie van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten», de activiteiten in het kader van gelijke kansen, de verbetering van de aansluiting vo/mbo en hoger onderwijs, de versterking van de (regionale) samenwerking, het experiment «flexstuderen», en de ontwikkelingen in het kader van de pilots flexibilisering en het experiment vraagfinanciering in het deeltijd en duale hoger onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder nog op een aantal specifieke beleidswijzigingen ingegaan.

Doorontwikkeling van het accreditatiestelsel

Het huidige accreditatiestelsel zal worden doorontwikkeld richting een stelsel dat meer uitgaat van vertrouwen in de professional en een beter evenwicht biedt tussen lasten en baten. De ambitie is een accreditatiestelsel waarbij de docent zich meer eigenaar van het proces voelt, en dat ook is, met daarbij een grotere rol voor de student. Om dat te bereiken, zijn er twee sporen aangekondigd: spoor 1 betreft de optimalisering van het accreditatiestelsel en spoor 2 verwijst naar de pilot instellingsaccreditatie. Het wetsvoorstel Accreditatie op maat (spoor 1) zal naar verwachting in het voorjaar van 2017 worden aangeboden aan de Tweede Kamer. In overleg met de Tweede Kamer is besloten tot een pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie, waarbij instellingen de kans krijgen om te experimenteren met een nieuwe vorm van accreditatie.

Afschaffing centrale loting

De centrale loting voor numerusfixusopleidingen wordt vanaf het studiejaar 2017–2018 afgeschaft. In plaats daarvan gaan de onderwijsinstellingen studenten selecteren die een numerusfixusopleiding willen volgen. Zo wordt de kans groter dat de juiste student op de juiste plek komt. Bij de nieuwe, decentrale selectie wordt er ook gekeken naar eerdere onderwijsprestaties, persoonlijkheidskenmerken en motivatie van de aspirant-student. Bij de centrale loting golden alleen de eindexamencijfers als criterium.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Hoger beroepsonderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

2.874.883

2.853.777

2.889.725

2.875.574

2.868.792

2.987.959

2.988.722

Waarvan garantieverplichtingen

25.983

16.500

         

Totale uitgaven

2.811.099

2.837.779

2.814.350

2.896.317

2.877.950

2.899.978

2.988.722

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,99%

       
               

Bekostiging

2.756.130

2.778.470

2.760.969

2.839.251

2.824.018

2.845.232

2.933.974

Hoofdbekostiging

2.578.000

2.588.802

2.563.639

2.633.857

2.610.650

2.626.560

2.715.302

 

Onderwijsdeel hbo1

2.507.785

2.508.004

2.478.219

2.546.221

2.520.708

2.538.718

2.634.560

 

Deel ontwerp en ontwikkeling

70.046

71.018

70.806

70.806

70.812

70.812

70.812

 

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren)

 

8.296

13.130

16.830

19.130

17.030

9.930

 

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

169

1.484

1.484

       

Prestatiebox

178.130

189.668

197.330

205.394

213.368

218.672

218.672

 

Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering

178.130

189.668

197.330

205.394

213.368

218.672

218.672

               

Subsidies

3.798

5.596

2.302

379

153

153

153

 

Regeling stimulering Bèta/techniek

2.758

4.289

1.601

       
 

Overig

1.040

1.307

701

379

153

153

153

                   

Opdrachten

271

0

0

0

0

0

0

 

Uitbesteding2

271

           
               

Bijdragen aan agentschappen

17.613

17.471

14.027

13.552

13.542

13.537

13.539

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

17.613

17.471

14.027

13.552

13.542

13.537

13.539

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

31.096

36.242

37.052

43.135

40.237

41.056

41.056

 

NWO: Praktijkgericht onderzoek hbo

28.696

29.477

28.134

31.134

28.134

28.134

28.134

 

NWO: Promotiebeurs voor leraren

2.400

2.949

5.630

8.833

8.935

9.754

9.754

 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)3

 

3.816

3.288

3.168

3.168

3.168

3.168

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.191

0

0

0

0

0

0

 

Stichting Studiekeuze 1234

2.191

           

Ontvangsten

1.288

1.476

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

X Noot
1

Vanaf 2018 inclusief middelen studievoorschot (zie tabel 6.5), ook die voor het groen onderwijs

X Noot
2

Vanaf 2016 opgenomen onder opdrachten artikel 7 wo (zie tabel 6.4)

X Noot
3

Tot 2016 opgenomen onder bijdragen aan ZBO's/RWT's artikel 7 wo (zie tabel 6.4)

X Noot
4

Vanaf 2016 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties artikel 7 wo (zie tabel 6.4)

Tabel 6.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

4.235.203

4.487.771

4.337.701

4.344.584

4.355.278

4.453.326

4.470.324

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

4.210.383

4.335.130

4.310.149

4.338.709

4.344.420

4.383.977

4.471.444

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,95%

       
                   

Bekostiging

4.178.621

4.304.979

4.283.282

4.311.598

4.317.387

4.356.930

4.444.569

Hoofdbekostiging

4.042.961

4.159.796

4.131.237

4.152.419

4.151.187

4.186.057

4.273.696

 

Onderwijsdeel wo1

1.675.277

1.732.842

1.711.404

1.747.381

1.744.543

1.777.761

1.863.861

 

Onderzoeksdeel wo

1.750.117

1.772.372

1.762.280

1.761.836

1.761.937

1.761.935

1.761.935

 

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

617.567

654.582

657.553

643.202

644.707

646.361

647.900

 

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren)

             

Prestatiebox

135.660

145.183

152.045

159.179

166.200

170.873

170.873

 

Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering

135.660

145.183

152.045

159.179

166.200

170.873

170.873

                   

Subsidies

4.709

3.071

2.954

3.166

3.288

3.288

3.288

 

Subsidieregeling Sirius programma

1.726

           
 

Subsidieregeling Libertas Noodfonds

265

           
 

Open en online onderwijs

860

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

 

Overig

1.858

2.071

1.954

2.166

2.288

2.288

2.288

                   

Opdrachten

1.374

2.711

1.803

1.835

1.635

1.649

1.477

 

Uitbesteding2

1.374

2.711

1.803

1.835

1.635

1.649

1.477

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

4.032

0

0

0

0

0

0

 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)3

4.032

           
                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

21.647

24.369

22.110

22.110

22.110

22.110

22.110

 

Organisaties conform tabel 6.64

21.647

24.369

22.110

22.110

22.110

22.110

22.110

Ontvangsten

592

16

16

16

16

16

16

X Noot
1

Vanaf 2018 inclusief middelen studievoorschot (zie tabel 6.5), ook die voor het groen onderwijs

X Noot
2

Vanaf 2016 inclusief opdrachten artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)

X Noot
3

Vanaf 2016 opgenomen onder bijdragen aan ZBO's/RWT's artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)

X Noot
4

Vanaf 2016 inclusief bijdragen aan (inter)nationale organisaties artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)

Budgetflexibiliteit artikel 6

Van het totale budget voor artikel 6 is voor 2017 99,99 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, ontwerp en ontwikkeling en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van postinitiële masteropleidingen hbo en die voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen liggen afzonderlijke regelingen ten grondslag.

Subsidies: Het beschikbare budget voor 2017 is voor 92,2 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling stimulering Bèta/techniek en verplichtingen in het kader van de uitvoering van de Lerarenagenda.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan NWO voor praktijkgericht onderzoek hbo en de promotiebeurs voor leraren en de bijdrage aan de NVAO. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Van het totale budget voor artikel 7 is voor 2017 99,95 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2017 64,7 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling Open en online onderwijs en de afstudeerregeling.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2017 28,1 procent juridisch verplicht op grond van in 2016 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan United Nations University (UNU), Europees Universitair Instituut Florence (EUI), Stichting EP-Nuffic, Stichting Handicap en Studie, Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO), Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) en Stichting Studiekeuze123. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

De bekostiging van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering (prestatiebox). De postinitiële masteropleidingen hbo, het experiment vraagfinanciering en de pilots flexibilisering in het kader van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen worden afzonderlijk bekostigd.

Hoofdbekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs, onderzoek (wo) en ontwerp en ontwikkeling (hbo). De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel (hbo en wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en

  • c. een onderwijsopslag in percentages.

De opbrengsten van het studievoorschot die beschikbaar komen vanaf 2018, zijn met ingang van deze begroting structureel toegevoegd aan de beleidsartikelen hbo en wo. Tabel 6.5 geeft inzicht in de omvang van de middelen, verdeeld over de belangrijkste «bestedingsrichtingen» c.q. doelstellingen van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten». De middelen, inclusief die bestemd voor het groen hoger onderwijs, zijn opgenomen onder het onderwijsdeel van de bekostiging (in tabel 6.3 en 6.4). Vooruitlopend op de investeringen die met deze middelen mogelijk zijn is voor de jaren 2015 tot en met 2017 afgesproken met de universiteiten en hogescholen dat zij zelf jaarlijks een voorinvestering doen van in totaal € 200 miljoen.

Tabel 6.5 Bestedingsrichtingen middelen uit studievoorschot (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Investeringen in het hoger beroepsonderwijs

         

Kleinschalig en intensief onderwijs (≥50%)

 

62

62

75

130

Talentprogramma's (≤10%)

 

12

12

12

19

Onderwijsgerelateerd onderzoek (20%)

 

25

25

29

50

Studiefaciliteiten en digitalisering (10%)

 

12

12

15

25

Specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10%)

 

12

12

15

25

Middelen vouchers studenten1

 

0

0

0

0

Totaal hbo2

0

124

124

146

248

Investeringen in het wetenschappelijk onderwijs

         

Kleinschalig en intensief onderwijs (≥50%)

 

38

38

46

80

Talentprogramma's (≤10%)

 

8

8

8

11

Onderwijsgerelateerd onderzoek (20%)

 

15

15

18

30

Studiefaciliteiten en digitalisering (10%)

 

8

8

9

15

Specifieke stimulering van landelijke prioriteiten (10%)

 

8

8

9

15

Middelen vouchers studenten1

 

0

0

0

0

Totaal wo2

0

76

76

90

152

Totaal investeringen uit studievoorschot

0

200

200

236

400

Bron: Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten»

X Noot
1

De middelen vouchers studenten starten per 2022 met 1 miljoen en lopen op tot € 135 miljoen in 2027 (€ 100 miljoen hbo en € 35 miljoen wo) en lopen daarna geleidelijk af naar nul in 2036.

X Noot
2

Door afrondingsverschillen tellen de bedragen niet altijd exact op.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en Onderzoeksdeel (wo)

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerperscertificaten,

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht, en

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

In de Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst zijn de volgende twee maatregelen aangekondigd ten aanzien van het onderzoeksdeel wo;

  • de invloed van de promotieparameter wordt gemaximeerd op 20 procent en;

  • het werken met driejarige gemiddelden.

Beide maatregelen zullen inwerkingtreden vanaf het bekostigingsjaar 2017.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo en wo)

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van het experiment vraagfinanciering en de pilots flexibilisering. Doel van het experiment vraagfinanciering is om kennis op te doen over de effecten van vraagfinanciering in de vorm van vouchers, in combinatie met meer mogelijkheden voor flexibiliteit op de vraaggerichtheid van het aanbod deeltijd hoger onderwijs, de deelname van volwassenen daaraan en de aantallen gediplomeerden. Doel van de pilots flexibilisering is te onderzoeken of verruiming van bestaande kaders bijdraagt aan de totstandkoming van een onderwijsaanbod dat flexibeler is en beter aansluit op de kenmerken en behoeften van volwassenen, met behoud van de kwaliteit van het onderwijs. De eerste lichting studenten is van start gegaan in 2016. De evaluatie van zowel de pilots als het experiment vindt in 2021 plaats; het experiment vraagfinanciering kent daarnaast een tussenevaluatie eind 2018.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering (hbo en wo)

Voor de periode 2013 tot en met 2016 ontvingen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken over versterking van onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestaties op zeven indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces in 2015, kan de instelling in de periode 2017–2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces. In het najaar van 2016 vindt de eindbeoordeling van de realisatie van de prestatieafspraken plaats. Begin 2017 zal een onafhankelijke evaluatiecommissie rapporteren over de evaluatie van het experiment met de prestatieafspraken en prestatiebekostiging. Uiterlijk 15 november 2016 wordt besloten over de financiële consequenties voor 2017 die verbonden zijn aan de realisatie van de prestatieafspraken. De wijze waarop in de periode 2018 t/m 2020 financiële consequenties worden verbonden aan de realisatie van de prestatieafspraken wordt mede gebaseerd op de evaluatie van de prestatieafspraken, die in het voorjaar van 2017 beschikbaar komt.

Subsidies

Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)

Hiermee wordt de ontwikkeling van drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangspunt hierbij is 25 procent financiering uit het werkveld, 25 procent van onderwijsinstellingen en 50 procent profileringsbekostiging. De middelen worden via het Platform Bèta Techniek beschikbaar gesteld aan de CoE’s.

Open en online hoger onderwijs (hbo en wo)

De stimuleringsregeling Open en online hoger onderwijs is bedoeld om (zoals aangekondigd in de visiebrief) instellingen, passend bij hun profiel, te laten experimenteren met verschillende vormen van open en online onderwijs. Dit draagt bij aan de onderwijskwaliteit, de toegankelijkheid van onderwijs(materiaal) voor bijvoorbeeld de doelgroep Leven Lang Leren, het studiesucces van studenten, internationalisering en de (internationale) reputatie van Nederlandse instellingen. SURF (ICT-samenwerkingsorganisatie van het onderwijs en onderzoek in Nederland) adviseert de Minister over de projectaanvragen en ondersteunt de instellingen tijdens de uitvoering van de projecten. Onder begeleiding van SURF zijn in 2015 in de eerste tranche elf projecten gestart en in 2016 twaalf projecten. De projecten kennen een looptijd van maximaal 16 maanden. Deze instellingen hebben maximaal € 100.000 aangevraagd en matchen dit zelf met ten minste hetzelfde bedrag. In 2017 zal de derde tranche projecten van start gaan, hierover wordt vóór 1 mei 2017 besloten. Daarnaast voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over open en online onderwijs in de Nederlandse context. De resultaten van de projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling, alsmede om toekenningen die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

NWO

Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo bij het NWO; het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). Vanaf 2014 wordt vanuit het Regeerakkoord Rutte II extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek:

  • in 2014 is de eerste tranche van structureel € 3 miljoen beschikbaar gekomen;

  • in 2015 de tweede tranche van structureel € 7 miljoen;

  • en vanaf 2018 is er een oploop van structureel € 3 miljoen, waarvan nu het bedrag van 2018 aan beleidsartikel 6 is toegevoegd.

Promotiebeurs voor Leraren: Leraren in het po, vo, mbo, so en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 60 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar worden verstrekt.

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Organisaties conform tabel 6.6

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Tabel 6.6 Middelen organisaties1 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

United Nations University (UNU)

914

914

914

914

914

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.613

1.673

1.673

1.673

1.673

Stichting EP-Nuffic

13.972

13.972

13.972

13.972

13.972

Stichting Handicap en Studie

476

476

476

476

476

Stichting voor Vluchteling Studenten UAF

2.350

2.350

2.350

2.350

2.350

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

298

238

238

238

238

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

238

238

238

238

238

Stichting Studiekeuze123 (SKI123)

2.249

2.249

2.249

2.249

2.249

Totaal

22.110

22.110

22.110

22.110

22.110

X Noot
1

In deze tabel zijn de organisaties vermeld en de bedragen waarop de bijdragen ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

Artikel

8. INTERNATIONAAL BELEID

Artikel

Algemene doelstelling

Bevorderen van internationale samenwerking en uitwisseling ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap en ter verdere ontwikkeling van internationale competenties van lerenden, docenten, kunstenaars en wetenschappers.

Rol en verantwoordelijkheid

Stimuleren: Bij het uitvoeren van de algemene doelstelling ligt de nadruk op het zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen van instellingen en burgers om zich op een internationale omgeving te oriënteren. Daartoe zorgt de Minister vanuit haar stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken te maken over wederzijdse beroepserkenning, kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De Minister opereert hierbij binnen multilaterale kaders als de Europese Unie, OESO en de Unesco en andere – vaak daarbij aangesloten – organisaties, alsmede via bilaterale contacten, verdragen, Memorandums of Understanding, etc. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen in de vorm van fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gefinancierd, zoals stichting EP-Nuffic, Neth-ER en het Duitsland Instituut Amsterdam. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn dan ook voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.

Indicatoren/kengetallen

Internationale – ondersteunende – maatregelen laten zich moeilijk vangen in «harde» cijfers en beleidsconclusies. In gevallen waar dit wel mogelijk is, bijvoorbeeld bij de bevordering van in- en uitgaande studiemobiliteit of bij de bevordering van culturele activiteiten in het buitenland, zijn relevante cijfers te volgen op Trends in Beeld en Onderwijs in Cijfers. De website Trends in Beeld biedt informatie over de indicatoren over o.a. het programma Erasmus+, maar ook de prestaties van de beroepsbevolking worden internationaal vergeleken in het kader van het «Programme for International Assessment of Adult Competencies» (PIAAC).

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 8.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

HGIS-deel 2017

Verplichtingen

14.645

12.716

10.744

10.756

10.755

10.756

10.704

1.032

Totale uitgaven

12.669

13.998

11.538

11.356

10.755

10.756

10.704

1.032

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

89,3%

         
                     

Subsidies

1.559

1.754

1.573

1.498

897

897

897

172

 

Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)

724

612

612

612

612

612

612

 
 

Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)

600

600

600

600

       
 

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

135

364

172

172

172

172

172

172

 

Overige incidentele subsidies

100

178

189

114

113

113

113

 
                     

Opdrachten

359

2.477

207

207

207

207

207

0

 

Beleidsonderzoek en benchmarking

33

100

100

100

100

100

100

 
 

Incidentele Internationale activiteiten

22

63

107

107

107

107

107

 
 

EU-voorzitterschap

304

2.314

           
                     

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

10.301

9.317

9.308

9.201

9.201

9.202

9.150

410

 

OCW-vertegenwoordiging in het buitenland

135

135

135

135

135

135

135

135

 

Stichting EP-Nuffic

3.505

3.566

3.562

3.537

3.537

3.537

3.537

 
 

Nederlandse Taalunie

4.140

2.859

2.858

2.706

2.706

2.707

2.705

 
 

Europa College Brugge

30

30

30

30

30

30

30

 
 

Unesco

0

20

20

20

20

20

20

 
 

OESO CERI

69

76

76

76

76

76

76

 
 

Fulbright Center

368

368

368

368

368

368

368

 
 

DCICC

90

90

90

90

90

90

90

90

 

Stichting Ons Erfdeel

185

185

185

185

185

185

185

185

 

Nationaal Agentschap Erasmus + Onderwijs & Training

1.779

1.963

1.959

2.004

2.004

2.004

1.954

 
 

EU-programma's en activiteiten

0

25

25

50

50

50

50

 
                     

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

450

450

450

450

450

450

450

450

 

Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk 5 BuZa)

450

450

450

450

450

450

450

450

Ontvangsten

113

99

99

99

99

99

99

 

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 8 is voor 2017 89,3 procent juridisch verplicht.

Subsidies

Van het budget voor subsidies is 42,6 procent juridisch verplicht. Dit betreft onder andere de meerjarige subsidie aan Neth-ER. De meerjarige subsidie aan het Duitsland Instituut Amsterdam is in 2016 afgelopen. Op basis van een positieve evaluatie en een nieuw meerjarenprogramma van het Duitsland Instituut Amsterdam is het voornemen de subsidie in 2017 te continueren.

Opdrachten

Er zijn ten tijde van het opstellen van de begroting voor het jaar 2017 nog geen verplichtingen aangegaan ten laste van het beschikbare budget voor de opdrachten.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Van het budget voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties is 98,6 procent juridisch verplicht. Een deel is verplicht op basis van internationale verdragen. Dit geldt voor de Nederlandse Taalunie, het Fulbright Center en het Nationaal Agentschap Erasmus+. De overige verplichtingen, zoals die aan de stichting EP-Nuffic, worden jaarlijks aangegaan in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Het budget voor de bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken is 100 procent juridisch verplicht. De subsidiëring van de periode 2017–2020 vindt plaats via begrotingshoofdstuk V (Buitenlandse Zaken). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de instrumenten.

Subsidies

Toelichting op de financiële instrumenten

Duitsland Instituut Amsterdam

Het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) genereert en verspreidt kennis in Nederland over Duitsland op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij. Het doet dat onder meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek, onderwijsprojecten en voorlichtingsactiviteiten (cofinanciering met Universiteit van Amsterdam en Deutsche Akademische Austausch Dienst (DAAD)).

Neth-ER

Neth-ER is opgericht in 2006 door acht Nederlandse veldorganisaties werkzaam op de gebieden onderzoek, onderwijs en innovatie (onder andere TNO, KNAW, VSNU, MBO-Raad, NWO). Hun gezamenlijke doel is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten.

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van de samenwerking op het gebied van cultuur.

Overige incidentele subsidies

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van internationale samenwerking op het gebied van onderwijs, cultuur of wetenschap.

Opdrachten

Beleidsonderzoek en benchmarking

Dit betreft middelen ten behoeve van beleidsonderzoek, onder meer naar de effectiviteit van internationalisering en ten behoeve van benchmarking in het kader van de relevante internationale organisaties.

Incidentele internationale activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking, die bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

OCW-vertegenwoordiging

Dit betreft de kosten van een gedetacheerde medewerker bij de PV Unesco in Parijs, deze wordt uit de HGIS-middelen gefinancierd.

Stichting EP-Nuffic

De Stichting EP-Nuffic, is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs en onderzoek.

Nederlandse Taalunie

De Nederlandse Taalunie ondersteunt de betrokken overheden in hun taalbeleid voor het Nederlands en maakt samenwerking, afstemming en uitwisseling mogelijk. Ook verzamelt, ontwikkelt en ontsluit de Nederlandse Taalunie kennis en informatie over het Nederlands met het oog op advies en dienstverlening aan sectoren, doelgroepen en individuele taalgebruiker. Verder stimuleert de Taalunie de optimale benutting van de hedendaagse (digitale) infrastructuur voor het Nederlands.

Europa College Brugge

Europa College te Brugge is een postuniversitaire opleiding voor onderzoek naar Europese eenwording, gefinancierd door EU en EU-Lidstaten.

UNESCO

Deze bijdrage stelt de Speciaal Gezant voor Geletterdheid UNESCO in staat om zich door middel van internationale activiteiten in te zetten voor de bestrijding van de wereldwijde laaggeletterdheid-problematiek.

OESO CERI

OESO CERI betreft de deelname aan diverse onderwijsprojecten en -onderzoeken in het kader van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI), onderdeel van de OESO.

Fulbright Center

Het Fulbright Center verzorgt voorlichtingsactiviteiten en mobiliteitsprogramma’s voor het hoger onderwijs via beurzen voor uitwisseling met de Verenigde Staten (met bijdragen van de Amerikaanse regering).

Cultural Contact Point

Het Cultural Contact Point geeft advies over de subsidieregelingen van het EU-cultuurprogramma en biedt begeleiding bij het doen van een aanvraag. Het is een uitvoerend orgaan ten behoeve van het EU-Cultuurprogramma en ondergebracht bij het Dutch Centre for International Cultural Cooperation (DCICC).

Stichting Ons Erfdeel

De Vlaams-Nederlandse vereniging Ons Erfdeel wil de cultuur van Vlaanderen en Nederland in het buitenland bekend maken en de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden bevorderen, onder meer met behulp van het jaarboek The Low Countries en het tijdschrift Ons Erfdeel.

Nationaal Agentschap Erasmus+

Het Agentschap is belast met het beheer en de uitvoering in Nederland van het EU programma Erasmus+.

Incidentele EU-programma’s en activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen in het kader van de EU en deelname aan EU-programma’s, welke bij het opstellen van de begroting nog niet concreet zijn.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Vlaams-Nederlands Huis De Buren

Het Vlaams-Nederlands Huis De Buren is in 2004 opgericht door de Nederlandse en Vlaamse regering als een culturele organisatie en als ruimte voor debat en reflectie (subsidiëring vindt plaats via begrotingshoofdstuk V (Buitenlandse Zaken)).

Internationale uitgaven OCW-breed

Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen dient ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van de onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeoefening in Nederland én ter versterking van de Nederlandse positie op die terreinen in de wereld. Het is een doelstelling die nauw verweven is met de specifieke beleidsdoelstellingen op elk der onderscheiden terreinen. De daarbij behorende internationale uitgaven zijn dan ook grotendeels ondergebracht bij de onderscheiden beleidsartikelen in de begroting. Het hier geboden overzicht betreft een samenvattend overzicht van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel (tabel 8.2), met daaraan gekoppeld een overzicht van de onderdelen van die uitgaven, die deel uit maken van de zogenoemde Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (tabel 8.3).

Tabel Internationale uitgaven OCW

Tabel 8.2 Internationale uitgaven OCW (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Primair onderwijs (artikel 1)

15.889

15.669

12.577

12.577

12.577

12.577

12.577

Voortgezet onderwijs (artikel 3)

4.174

3.778

3.810

3.810

3.810

3.810

3.710

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4)

1.457

800

800

800

800

800

800

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.155

3.155

2.858

2.858

2.858

2.858

2.858

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

69.410

68.742

62.295

62.350

62.321

62.321

62.321

Internationaal beleid (artikel 8)

12.669

13.998

11.538

11.356

10.755

10.756

10.704

Studiefinanciering (artikel 11)

83.373

85.000

85.000

85.000

85.000

85.000

85.000

Cultuur (artikel 14)

14.121

16.705

15.923

15.923

15.923

15.923

15.923

Media (artikel 14 en 15)

152

110

110

110

110

110

110

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

92.335

96.634

90.134

88.884

88.884

88.884

88.884

Totaal

296.735

304.591

285.045

283.668

283.038

283.039

282.887

Toelichting:

De uitgaven in de tabel zijn – waar nodig en relevant – toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen. Voor artikel 11 geldt dat de uitgaven voor internationale studiefinanciering niet afzonderlijk worden geraamd, maar meelopen in de uitgavenramingen. De gegeven bedragen zijn indicatief.

Tabel Homogene Groep Internationale Samenwerking

Tabel 8.3 Homogene Groep Internationale Samenwerking (bedragen € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.155

3.155

2.858

2.858

2.858

2.858

2.858

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

51.688

52.588

47.916

47.916

47.916

47.916

47.916

Internationaal beleid (artikel 8)

810

1.039

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

Cultuur (artikel 14)

5.393

5.739

4.527

4.527

4.527

4.527

4.527

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

454

454

454

454

454

454

454

Totaal

61.500

62.975

56.787

56.787

56.787

56.787

56.787

Toelichting:

De uitgaven op de Homogene Groep Internationale Samenwerking maken deel uit van de uitgaven opgenomen in tabel 8.2 «Internationale uitgaven OCW».

Artikel

9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

Artikel

Algemene doelstelling

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoefte van de maatschappij. De leraar en de schoolleider zijn daarbij cruciaal.

Financieren: De Minister draagt bij aan het lerarenbeleid op scholen door het financieren van de onderwijssectoren voor een betere beloning van docenten en van projecten op het gebied van arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Dit via aanvullende bekostiging, subsidies en opdrachten.

Stimuleren: De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van directe stimuleringsmaatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. Dit door middel van het in 2007 uitgebrachte actieplan «LeerKracht van Nederland», het in mei 2011 uitgebrachte actieplan «Leraar 2020, een krachtig beroep»! en de in oktober 2013 opgestelde «Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil» en de op basis daarvan met belanghebbenden afgesloten convenanten en bestuursakkoorden.

Regisseren: De Minister draagt verantwoordelijkheid voor het borgen van de onderwijskwaliteit van scholen. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken levert zij een bijdrage aan het zorgen voor voldoende docenten van voldoende kwaliteit. Zij doet dat door wetten en regels uit te vaardigen voor goed bestuur, door een dialoog te voeren met en toezicht te houden op belanghebbenden, en zo nodig actief regie te voeren.

Indicatoren/kengetallen

De indicatoren voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden beschreven in de beleidsagenda en in Trends in Beeld. Het Dashboard Lerarenagenda geeft een beeld van de kwantitatieve voortgang voor alle zeven agendalijnen van de Lerarenagenda.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het gebied van Leraren worden beschreven in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 9.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

168.537

233.677

177.431

175.964

168.798

155.098

173.365

Totale uitgaven

209.749

230.599

179.667

176.800

168.794

165.496

173.365

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

94,9%

       
               

Bekostiging

18.720

27.616

31.584

31.633

31.277

33.103

40.971

Hoofdbekostiging

0

0

0

0

0

0

10.909

 

Beloning LeerKracht lumpsum po/vo/mbo

           

10.909

Aanvullende bekostiging

18.720

27.616

31.584

31.633

31.277

33.103

30.062

 

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

18.720

27.616

31.584

31.633

31.277

33.103

30.062

               

Subsidies

177.228

190.256

138.197

132.457

128.825

123.433

123.433

 

Lerarenbeurs/zij-instroom

111.722

119.633

122.633

122.642

122.648

118.656

118.656

 

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

20.366

26.450

2.977

1.638

     
 

Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

16.779

17.037

0

       
 

Verankering academische opleidingsschool

2.383

1.590

         
 

InnovatieImpuls Onderwijs

385

0

0

       
 

Onderwijscoöperatie

2.908

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

 

Promotiebeurs voor leraren

7.610

6.750

3.375

       
 

Projecten professionalisering

1.327

4.500

3.700

2.000

     
 

Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

4.733

5.400

0

       
 

Caribisch Nederland

2.308

0

0

       
 

Overige projecten

6.707

5.951

2.567

3.232

3.232

1.832

1.832

               

Opdrachten

7.302

6.841

4.394

7.462

3.448

3.718

3.718

 

Onderzoek, ramingen en communicatie

7.302

4.196

3.494

3.462

3.448

3.718

3.718

 

Leraren- en schoolleidersregister

 

2.645

900

4.000

     
               

Bijdrage aan agentschappen

6.499

5.886

5.492

5.248

5.244

5.242

5.243

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

6.499

5.886

5.492

5.248

5.244

5.242

5.243

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

7.596

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 9 is voor 2017 94,9 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht op grond van een gepubliceerde bekostigingsregeling en bestemd voor betalingen aan samenwerkingsverbanden.

Subsidies: van het beschikbare budget is in 2017 95,1 procent juridisch verplicht. Dit betreft subsidies te verstrekken op grond van gepubliceerde subsidieregelingen en individuele subsidies die voorafgaand aan het jaar worden verleend. De overige 4,9 procent van het budget is beleidsmatig verplicht.

Opdrachten: van het beschikbare budget is in 2017 29,2 procent juridisch verplicht op grond van in 2016 of eerder gesloten overeenkomsten voor onderzoek en communicatie. Dit betreft divers onderzoek in het kader van de arbeidsmarkt en de beheerskosten voor de leraren- en schoolleidersregisters. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van leraren (professionalisering onderwijspersoneel en aansluiting onderwijs op behoefte arbeidsmarkt) verder te ondersteunen. Ervaringscijfers laten zien dat in de loop van het jaar dit resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de uitvoeringsorganisatie DUO voor dat jaar.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Beloning LeerKracht lumpsum

Bij nota van wijziging op de begroting 2008 is het dekkingspakket voor Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Voor saldoverschillen in de maatregelen versus de dekking is verevening over de jaren heen afgesproken. Dit wordt nu tot en met 2021 verwerkt.

De investeringen in beloning van het onderwijspersoneel, ter verbetering van de arbeidsmarktpositie, voortvloeiend uit het convenant LeerKracht van Nederland, worden doorgezet. De laatste tranche middelen is met ingang van 2021 naar artikel 4, BVE, overgeboekt en wordt aan de lumpsum van de instellingen van deze sector toegevoegd.

Aanvullende bekostiging

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen op het gebied van opleiden en professionaliseren te verbeteren zijn 61 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Dit aantal wordt dit jaar nog met maximaal 22 nieuwe opleidingsscholen uitgebreid. Zij ontvangen jaarlijks bekostiging om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden.

Subsidies

Het totaal aan subsidiemiddelen op dit artikel gaat van € 190,2 miljoen in 2016 naar € 138,1 miljoen in 2017. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door het aflopen van de middelen voor «Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo», het aflopen van de regeling «versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen», en het aflopen van de «projecten regionale arbeidsmarktproblematiek».

Lerarenbeurs/zij-instroom

De lerarenbeurs – voor zowel opleidingskosten als de vervangingskosten tijdens het studieverlof – wordt ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. De zij-instroom voorziet in een subsidie voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers in het po, vo en mbo.

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

De Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo is gericht op twee afzonderlijke thema’s:

  • 1. Het sneller herkennen van bètatalent op de basisschool (beter borgen wetenschap en techniek in kennisbasis/curriculum primair onderwijs en pabo’s);

  • 2. Het vergroten van het aantal universitair opgeleide leraren in het voortgezet onderwijs, in het bijzonder leraren bètavakken en talen, om daarmee het voorspelde lerarentekort af te wenden (trajecten voor zij-instromers, Eerst de Klas en versterken verbinding scholen/bedrijven door stages en gastlessen).

Opdrachten

Ter ondersteuning, monitoring en evaluatie van het beleid wordt expertise op het terrein van communicatie, onderzoek en het maken van ramingen ingehuurd.

Daarnaast worden voor de ontwikkeling, het beheer en het onderhoud van de leraren- en schoolleidersregisters opdrachten uitgezet.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW. Ze levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Artikel

11. STUDIEFINANCIERING

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld.

Tabel 11.1 Normbedragen studiefinanciering 2016 per maand in euro's

Normbedragen ho

 

Normbedragen mbo/bol

 

Uitwonend

Thuiswonend

Studie-voorschot

 

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs

€ 288,95

€ 103,78

n.v.t.

Basisbeurs

€ 266,99

€ 81,81

Aanvullende beurs

€ 273,03

€ 251,40

€ 383,77

Aanvullende beurs

€ 357,83

€ 336,23

Maximaal leenbedrag

€ 300,52

€ 300,52

€ 478,73

Maximaal leenbedrag

€ 178,22

€ 178,22

Collegegeldkrediet

€ 165,33

€ 165,33

€ 165,33

Collegegeldkrediet

n.v.t.

n.v.t.

Totaal

€ 1.027,83

€ 821,03

€ 1.027,83

Totaal

€ 803,04

€ 596,26

Peildatum 1 september 2016

Beleidswijzigingen

De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van studiefinanciering zijn toegelicht in de beleidsagenda. De budgettaire gevolgen van de Wet studievoorschot hoger onderwijs zijn reeds integraal verwerkt op deze begroting.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 11.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

4.367.687

5.834.069

4.537.556

5.303.568

5.384.211

5.446.827

5.527.640

Totale uitgaven

4.367.687

5.834.069

4.537.556

5.303.568

5.384.211

5.446.827

5.527.640

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdracht

2.261.813

3.233.544

1.528.810

2.045.385

1.978.414

1.963.177

1.978.418

Basisbeurs

1.307.103

991.979

775.401

564.223

417.416

386.531

376.161

 

Gift (R)

1.045.073

1.092.705

1.111.853

1.102.345

1.085.878

895.792

659.582

 

Prestatiebeurs (NR)

262.030

– 100.726

– 336.452

– 538.122

– 668.462

– 509.261

– 283.421

Aanvullende beurs

736.390

802.690

799.282

825.430

853.325

855.998

861.406

 

Gift (R)

579.340

617.480

636.122

657.937

677.161

687.949

706.045

 

Prestatiebeurs (NR)

157.051

185.210

163.160

167.493

176.164

168.049

155.361

Reisvoorziening

167.521

1.430.182

– 53.175

662.126

729.021

752.413

770.804

 

Bijdrage aan vervoersbedrijven (R)

384.717

1.611.135

143.647

860.865

926.401

948.551

970.205

 

Gift (R)

594.044

644.051

669.431

686.195

709.791

733.694

752.477

 

Prestatiebeurs (R)

– 811.239

– 825.004

– 866.253

– 884.934

– 907.171

– 929.832

– 951.878

Overige uitgaven

50.798

8.693

7.302

– 6.394

– 21.348

– 31.765

– 29.953

 

Overige uitgaven relevant (R)

97.552

105.052

100.052

100.053

100.052

102.080

109.108

 

Caribisch Nederland (R)

3.013

3.013

3.013

3.013

3.013

3.013

3.013

 

Overige uitgaven niet-relevant (NR)

– 49.767

– 99.372

– 95.763

– 109.460

– 124.413

– 136.858

– 142.074

                   

Leningen

1.974.217

2.473.996

2.903.155

3.157.864

3.305.200

3.382.406

3.447.160

 

Rentedragende lening (NR)

1.771.421

2.236.316

2.629.864

2.874.776

3.011.902

3.077.792

3.130.449

 

Collegegeldkrediet (NR)

202.796

237.680

273.291

283.088

293.298

304.614

316.711

               

Bijdrage aan agentschappen

131.657

126.529

105.591

100.319

100.597

101.244

102.062

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

131.657

126.529

105.591

100.319

100.597

101.244

102.062

Ontvangsten

764.976

814.803

865.237

921.374

983.329

1.051.744

1.123.827

 

Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R)

154.920

133.625

128.068

129.615

136.186

144.120

152.813

 

Kortlopende vorderingen (R)

92.801

93.003

93.003

93.004

91.003

90.004

89.004

 

Terugontvangen hoofdsom (NR)

517.254

588.175

644.166

698.755

756.140

817.620

882.010

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Tabel 11.3 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

relevante uitgaven:

2.024.156

3.374.961

1.903.456

2.625.793

2.695.722

2.542.491

2.350.614

niet relevante uitgaven:

2.343.531

2.459.108

2.634.100

2.677.775

2.688.489

2.904.336

3.177.026

relevante ontvangsten:

247.722

226.628

221.071

222.619

227.189

234.124

241.817

niet relevante ontvangsten:

517.254

588.175

644.166

698.755

756.140

817.620

882.010

Budgetflexibiliteit

Alle programmamiddelen zijn 100 procent verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Toelichting:

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Door de invoering van het studievoorschot in het hoger onderwijs zullen de relevante uitgaven als gevolg van omzettingen van prestatiebeurzen (behoudens eventueel toe te kennen aanvullende beurzen) in de toekomst afnemen. Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. De laatste soort uitgaven zullen als gevolg van de invoering van het studievoorschot gaan toenemen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

Inkomensoverdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Basisbeurs

Sinds het studiejaar 2015/2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs het studievoorschot. De basisbeurs in het hoger onderwijs is vervangen door de mogelijkheid om gebruik te maken van een leenvoorziening tegen sociale terugbetaalvoorwaarden. Studenten die voordien zijn ingestroomd, vallen voor hun bachelor of master nog onder het oude stelsel en ontvangen mogelijk nog een basisbeurs. Voor mbo’ers van achttien jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg is de studiefinanciering onveranderd gebleven. Om voor deze groep de financiële toegankelijkheid tot het onderwijs te garanderen, ontvangen zij een bijdrage in de vorm van een basisbeurs. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.

Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.

Tabel 11.4 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering (vanaf 2016 afgeronde raming)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Studerenden met basisbeurs

630.872

493.900

404.300

315.300

251.400

237.100

233.900

bol

238.947

236.000

230.900

229.600

231.500

232.000

231.300

hbo

265.655

180.700

127.600

73.500

16.900

4.300

2.200

wo

126.270

77.200

45.800

12.200

3.000

800

400

(Nul)lening en geen basisbeurs

153.663

290.400

375.800

466.000

534.500

553.100

560.100

bol

6.975

7.400

7.200

7.200

7.300

7.300

7.300

hbo

75.663

158.900

211.900

266.500

322.900

336.000

338.700

wo

71.025

124.100

156.700

192.300

204.300

209.800

214.100

Totaal

784.535

784.300

780.100

781.300

785.900

790.200

794.000

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

Deze gegevens laten het verwachte gebruik zien van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak maakt op studiefinanciering.

Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt of omdat ze onder het studievoorschot vallen), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studerenden met een basisbeurs naar het aantal studerenden met een (nul)lening.

De gegevens zijn inclusief aantallen studerenden die met een meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen.

Tabel 11.5 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

bol direct gift

103.156

96.249

92.564

92.481

93.363

94.309

93.812

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

209.473

218.817

230.800

239.228

243.660

246.592

248.372

ho direct gift

2.430

1.529

791

0

0

0

0

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

730.014

776.110

787.698

770.636

748.855

554.891

317.398

Totaal

1.045.073

1.092.705

1.111.853

1.102.345

1.085.878

895.792

659.582

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Tabel 11.6 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

bol toekenningen

256.698

261.113

256.576

254.761

256.848

258.007

258.155

bol omzettingen

– 208.030

– 217.374

– 229.357

– 237.785

– 242.217

– 245.149

– 246.929

ho toekenningen

933.743

620.985

414.372

200.888

51.112

18.122

13.101

ho omzettingen

– 720.381

– 765.450

– 778.043

– 755.986

– 734.205

– 540.241

– 307.748

Totaal

262.030

– 100.726

– 336.452

– 538.122

– 668.462

– 509.261

– 283.421

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het ho vanaf 2015.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de opleiding van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Voor studenten die onder het studievoorschot vallen is de maximale aanvullende beurs hoger dan voor studenten die hier (nog) niet onder vallen.

Tabel 11.7 Totaal aantal studerenden met een aanvullende beurs (vanaf 2016 afgeronde raming)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Bol

115.390

113.500

110.900

110.300

111.300

111.400

111.000

hbo

88.881

88.600

89.000

89.100

89.100

89.200

89.400

wo

29.202

29.700

29.900

30.200

30.600

31.100

31.700

Totaal

233.473

231.800

229.800

229.600

231.000

231.700

232.100

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

Deze tabel laat het aantal studerenden met een aanvullende beurs zien. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.

Tabel 11.8 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

bol direct gift

239.822

248.136

243.152

244.818

246.839

245.725

247.234

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

135.421

144.300

151.357

158.315

163.496

165.432

165.609

ho direct gift

48.060

50.713

51.368

52.360

52.670

52.760

53.608

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

156.037

174.331

190.245

202.444

214.156

224.032

239.594

Totaal

579.340

617.480

636.122

657.937

677.161

687.949

706.045

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Tabel 11.9 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

bol toekenningen

167.726

172.228

169.238

168.041

169.417

170.181

170.279

bol omzettingen

– 132.794

– 141.673

– 148.730

– 155.688

– 160.869

– 162.805

– 162.982

ho toekenningen

275.680

326.509

330.429

355.137

379.355

382.566

386.071

ho omzettingen

– 153.561

– 171.854

– 187.777

– 199.997

– 211.739

– 221.893

– 238.007

Totaal

157.051

185.210

163.160

167.493

176.164

168.049

155.361

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd.

Voor studenten in het hoger onderwijs die niet onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend, maximaal respectievelijk € 251,40 of € 273,03 (zie tabel 11.1).

De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten die onder het studievoorschot vallen is € 383,77. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.

Het verloop van deze uitgaven is voor een groot deel afhankelijk van de prijsontwikkeling. Daarnaast is de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders en de deelname aan het onderwijs hier van invloed, en spelen exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 11.10 Totaal aantal studenten met reisvoorziening (vanaf 2016 een afgeronde raming)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal gebruikers van het reisrecht

668.303

666.600

767.400

770.300

774.500

778.100

779.800

bol

215.151

212.500

312.400

313.100

315.000

315.300

313.100

ho

453.152

454.100

455.000

457.200

459.500

462.800

466.700

Aantal RBS

20.614

20.600

20.700

20.800

20.900

21.100

21.200

bol

2.978

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

ho

17.636

17.700

17.800

17.900

18.000

18.200

18.300

Totaal

688.917

687.200

788.100

791.100

795.400

799.200

801.000

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).

Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studie en drie uitloopjaren. Per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

Tabel 11.11 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Betaling aan vervoersbedrijven

384.717

1.611.135

143.647

860.865

926.401

948.551

970.205

bol prestatiebeurs

– 238.934

– 242.766

– 271.332

– 275.371

– 282.632

– 288.440

– 292.588

bol omzettingen

181.486

195.427

211.794

225.373

239.051

251.724

258.209

ho prestatiebeurs

– 572.305

– 582.238

– 594.921

– 609.563

– 624.539

– 641.392

– 659.290

ho omzettingen

385.674

421.281

429.797

432.338

441.524

451.967

463.442

RBS en overig

26.884

27.343

27.840

28.484

29.216

30.003

30.826

Totaal reisvoorziening

167.521

1.430.182

– 53.175

662.126

729.021

752.413

770.804

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

Bij de betaling aan vervoerbedrijven zijn in 2016 veel hogere bedragen te zien dan in de overige jaren met in 2015 en in 2017 juist relatief lage bedragen. Dit heeft te maken met een aantal kasschuiven. Voor de betaling van het reisproduct aan vervoerbedrijven heeft een kasschuif van 2015 naar 2014 van € 450 miljoen plaatsgevonden. Tevens vindt een kasschuif plaats van 2017 naar 2016 van ongeveer € 747 miljoen en van 2018 naar 2016 van € 44 miljoen. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar of het jaar daarvoor in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen. Verder nemen de kosten vanaf 2017 toe doordat ook minderjarige deelnemers in de bol per 1 januari 2017 recht op de reisvoorziening krijgen.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven. Op dit artikelonderdeel staan ook de uitgaven geraamd voor studerenden uit de Europese Unie, voorschotten en handbetalingen.

Leningen

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat. Met het studievoorschot zijn de leenmogelijkheden verruimd.

Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het ho gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.

Tabel 11.12 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Rentedragende lening

1.771.421

2.236.316

2.629.864

2.874.776

3.011.902

3.077.792

3.130.449

Collegegeldkrediet

202.796

237.680

273.291

283.088

293.298

304.614

316.711

Totaal

1.974.217

2.473.996

2.903.155

3.157.864

3.305.200

3.382.406

3.447.160

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet. In de komende jaren zal meer worden geleend als gevolg van de invoering van het studievoorschot.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Tabel 11.13 Terugbetaling studieleningen (langlopende vorderingen) (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Hoofdsom (NR)

517.254

588.175

644.166

698.755

756.140

817.620

882.010

Relevante rentedragende lening

2.157

1.830

1.553

1.317

1.118

948

804

Rente ontvangsten

146.542

131.175

125.926

127.738

134.536

142.667

151.529

Renteloos voorschot

6.221

620

589

560

532

505

480

Totaal ontvangsten

672.174

721.800

772.234

828.370

892.326

961.740

1.034.823

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016–2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is.

Tabel 11.14 Ontvangsten op kortlopende vorderingen (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Achterstallig Lager Recht (ALR)

47.594

47.594

47.594

47.594

47.594

47.594

47.594

Reisvergoeding

35.173

35.173

35.173

35.173

35.173

35.173

35.173

Overig

10.035

10.236

10.237

10.238

8.237

7.238

6.238

Totaal kortlopende vorderingen

92.801

93.003

93.003

93.004

91.003

90.004

89.004

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.

Artikel

12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Artikel

Algemene doelstelling

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat leerlingen vanaf 18 jaar in het voortgezet onderwijs (vo) en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland.

Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. De leerling (voortgezet onderwijs) of student (lerarenopleiding) kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming bestaande uit een maandelijkse basistoelage, een eventuele bijdrage in de schoolkosten en een eventuele bijdrage in het les- of cursusgeld.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt verwezen naar Trends in Beeld.

Tabel 12.1 Normbedragen WTOS in euro’s (per maand, tenzij anders vermeld)
 

Schoolkosten

Les- of cursusgeld

Basistoelage thuiswonend

Basistoelage uitwonend

VO 18+ (vanaf 18 jaar):

       

vo onderbouw

79,40

 

112,62

262,58

niet bekostigd vo onderbouw

108,73

94,75

112,62

262,58

vo bovenbouw

86,94

 

112,62

262,58

niet bekostigd vo bovenbouw

116,30

94,75

112,62

262,58

vso

52,75

 

112,62

262,58

vavo

116,30

94,75

112,62

262,58

           

TS 18+ deeltijd en vavo 18+ deeltijd:1

       

bij 540 of meer lesminuten per week

312,98

360,00

   

tussen 270 en 540 minuten per week

210,86

240,00

   
           

Lerarenopleidingen1

731,50

567,23

   
X Noot
1

Bedragen per schooljaar

Peildatum schooljaar 2016/2017

Toelichting:

De normbedragen zijn gedifferentieerd naar schoolsoort en naar fase (boven- en onderbouw) op basis van kostenverschillen. Havo 4 en 5 en vwo 4, 5 en 6 worden tot de vo bovenbouw gerekend, de andere schoolsoorten in het vo tot de onderbouw.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 12.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 12 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

93.696

88.891

89.241

88.610

88.210

86.464

84.776

Totale uitgaven

93.696

88.891

89.241

88.610

88.210

86.464

84.776

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdracht

75.881

72.061

73.304

73.253

72.871

71.131

69.465

TS 17-

6.661

500

0

0

0

0

0

 

Minderjarige deelnemers bol (R)

6.661

500

0

0

0

0

0

TS 18+

5.506

5.506

5.506

5.506

5.506

5.506

5.506

 

Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) (R)

3.634

3.634

3.634

3.634

3.634

3.634

3.634

 

Deeltijd vo (R)

1.872

1.872

1.872

1.872

1.872

1.872

1.872

VO 18+

63.713

66.055

67.798

67.747

67.365

65.625

63.959

 

Volwassenenonderwijs (vavo) (R)

6.295

5.788

6.003

6.167

6.213

6.153

6.015

 

Meerderjarige scholieren vo (R)

51.019

54.655

56.214

55.993

55.602

54.116

52.800

 

Meerderjarige scholieren vso (R)

5.519

4.731

4.700

4.706

4.669

4.476

4.263

 

STOEB/ALR (NR)

880

881

881

881

881

880

881

                   

Bijdrage aan agentschappen

17.815

16.830

15.937

15.357

15.339

15.333

15.311

 

Dienst Uitvoering Onderwijs (R)

17.815

16.830

15.937

15.357

15.339

15.333

15.311

Ontvangsten

3.444

3.030

3.066

3.065

3.047

2.969

2.895

 

TS 17- (R)

542

41

0

0

0

0

0

 

TS 18+ (R)

75

75

75

75

75

75

75

 

VO 18+ (R)

2.827

2.914

2.991

2.990

2.972

2.894

2.820

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Budgetflexibiliteit

Alle programmamiddelen zijn 100 procent verplicht op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Inkomensoverdracht

Toelichting op de financiële instrumenten

Onderstaande aantallen geven een indicatie van het gebruik van de diverse regelingen. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de WTOS wordt benut door de groepen voor wie ze bedoeld is.

Tabel 12.3 Aantal gebruikers per regeling (vanaf 2016 afgeronde raming)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal gebruikers TS 17-

1.859

0

0

0

0

0

0

Aantal gebruikers TS 18+

5.470

5.500

5.500

5.500

5.500

5.500

5.500

Aantal gebruikers VO 18+

33.261

34.000

34.900

34.800

34.600

33.700

32.800

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op te veel of ten onrechte uitgekeerde WTOS-uitkeringen.

Artikel

13. LESGELD

Artikel

Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.

Rol en verantwoordelijkheid

Financieren: De Minister financiert een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Het individu heeft echter ook profijt van scholing en betaalt daarom lesgeld.

Indicatoren/kengetallen

In de Les- en cursusgeldwet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel staan de lesgeldbedragen (vastgesteld tot en met 2016/17) aangegeven.

Tabel 13.1 Lesgeldbedrag (bedragen x € 1)
 

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

2020/21

2021/22

Lesgeld

1.131

1.137

1.137

1.137

1.137

1.137

1.137

Beleidswijzigingen

Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen voorzien.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 13.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 13 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

7.626

7.185

6.748

6.456

6.428

6.428

6.427

Totale uitgaven

7.626

7.185

6.748

6.456

6.428

6.428

6.427

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Bijdrage aan agentschappen

7.626

7.185

6.748

6.456

6.428

6.428

6.427

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

7.626

7.185

6.748

6.456

6.428

6.428

6.427

Ontvangsten

259.160

249.351

246.267

248.218

252.640

255.892

257.786

Budgetflexibiliteit

De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Les- en cursusgeldwet.

Bijdrage aan agentschappen

Toelichting op de financiële instrumenten

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. De geraamde uitgaven betreffen het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Door het betalen van lesgeld leveren deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder een bijdrage in de kosten van het onderwijs.

Tabel 13.3 Aantal lesgeldplichtigen (raming afgerond)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

bol/vo

229.109

232.800

227.700

226.400

228.300

228.800

228.100

Bron 2015: realisatiegegevens DUO; Bron 2016 – 2021: ramingsmodel SF

Toelichting:

Bovenstaande tabel geeft een beeld van het bereik van de regeling. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het aantal lesgeldplichtigen een afgeleide is van de demografische ontwikkelingen en de keuze van opleiding door de deelnemers/leerlingen.

Artikel

14. CULTUUR

Artikel

Algemene doelstelling

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het erfgoed.

Rol en verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid van de Minister is in de wet verankerd. De Minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn daarbij leidend. Dit is aanvullend op het cultuuraanbod dat zonder betrokkenheid van de overheid tot stand komt.

Financieren: De Minister heeft een financierende rol door het bekostigen van de basisinfrastructuur cultuur en subsidiëring van specifieke (wettelijke) programma's en regelingen op de terreinen erfgoed, kunsten, letteren en bibliotheken.

Stimuleren: De Minister heeft een stimulerende rol bij het versterken van de cultuursector door programma’s als ondernemerschap en internationaal cultuurbeleid.

Regisseren: De Minister heeft een regisserende rol bij de uitvoering van en het toezicht op het behoud en beheer van het erfgoed, op grond van de Monumentenwet, de Archeologiewet, de Archiefwet, de Erfgoedwet en de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Het toezicht op de naleving van deze wetten ligt bij de Erfgoedinspectie. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is onder andere belast met de uitvoering van de Monumentenwet. Het Nationaal Archief geeft uitvoering aan de Archiefwet.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 14.1 Indicatoren

Doelstelling/Indicator

Basiswaarde

Tussenwaarde

Streefwaarde

Bron1

6

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed

a)

Aantal bezoeken

       
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland)

2,2 miljoen (2012–2014)

2,5 miljoen (2017)

Stabiel of hoger (2020)

C2

 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

7,5 miljoen (2012–2014)

7,9 miljoen (2017)

Stabiel of hoger (2020)

C2

b)

Cultuurbereik: Percentage van de bevolking van 6 jaar en ouder die voorstellingen, musea en bibliotheken bezoekt

89%

3

3

C4

X Noot
1

C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.

X Noot
2

Bron aantal bezoeken: opgave van culturele instellingen.

X Noot
3

Hier is geen streefwaarde aan verbonden. De indicator is als kengetal opgenomen om ontwikkelingen te volgen. Het percentage van de bevolking dat wordt bereikt door culturele voorzieningen geeft een beeld van het totale bereik van culturele voorzieningen, in lijn met de algemene doelstelling voor artikel 14.

X Noot
4

Bron cultuurbereik: SCP/CBS (VTO 2012–2014).

Toelichting:

Aantal bezoeken

Het aantal bezoeken betreft het aantal bezoeken per uitvoering of bij tentoonstellingen, inclusief schoolbezoeken.

  • Het totaal aantal bezoeken aan instellingen in de podiumkunsten (-jeugd- theater, opera, dans, productiehuizen en de orkesten) is in 2017 naar verwachting minimaal 2,5 miljoen. Dit aantal is gebaseerd op de begrotingen die de instellingen voor de periode 2017–2020 hebben ingediend.

  • Het totaal aantal bezoeken aan musea is in 2017 naar verwachting minimaal 7,9 miljoen. Dit aantal is gebaseerd op de begrotingen die de musea voor de periode 2017–2020 hebben ingediend.

Cultuurbereik

Het percentage van de bevolking dat wordt bereikt door culturele voorzieningen geeft een beeld van het totale bereik van culturele voorzieningen. Dit is in lijn met de algemene doelstelling voor artikel 14. Hier is geen streefwaarde aan verbonden. De indicator is als kengetal opgenomen om ontwikkelingen te volgen.

Meer indicatoren rondom de doelen en functies van het cultuurstelsel worden in woord, beeld en cijfers gepresenteerd op OCW in cijfers en Cultuur in Beeld.

Beleidswijzigingen

Op 19 mei 2016 presenteerde de Raad voor Cultuur zijn advies over aanvragen voor de basisinfrastructuur 2017–2020. Deze culturele basisinfrastructuur bestaat uit een aantal duidelijk omschreven functies, zoals theatergezelschappen, symfonieorkesten en rijksmusea. Op Prinsjesdag 2016 maakt het kabinet de subsidiebesluiten bekend. De nieuwe periode start op 1 januari 2017.

Op 4 mei 2016 heeft de Tweede Kamer het beleidskader internationaal cultuurbeleid voor de periode 2017–2020 ontvangen, met een evaluatie van het internationaal cultuurbeleid in de periode 2009–2014.

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van erfgoed, zoals de Erfgoedwet en de restauratie van grote monumenten, worden nader beschreven in de beleidsagenda.

In 2015 is de Wet op de vaste boekenprijs verlengd. In 2017 ontvangt de Tweede Kamer een tussenstand over onder meer innovatie in het boekenvak en digitalisering. Ook ontvangt de Tweede Kamer in 2017 een midterm review over de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen die in 2015 is ingevoerd.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 14.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)1
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

599.736

2.824.477

944.286

921.984

941.493

943.028

1.421.813

Waarvan garantieverplichtingen

432.037

653.100

629.000

629.000

629.000

629.000

629.000

Totale uitgaven

713.445

798.505

802.568

799.366

798.765

797.960

795.263

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

98,82%

       
                   

Bekostiging

616.810

600.573

705.314

704.200

704.198

704.198

699.898

 

Culturele basisinfrastructuur

478.041

478.118

379.716

379.574

379.572

379.572

374.672

   

Vierjaarlijkse instellingen

322.949

323.790

226.199

226.386

226.384

226.384

221.584

   

Vierjaarlijkse fondsen

155.092

154.328

153.517

153.188

153.188

153.188

153.088

 

Erfgoedwet

0

0

119.168

119.081

119.081

119.081

119.081

   

Huisvesting

0

0

80.448

80.361

80.361

80.361

80.361

   

Beheer en onderhoud collecties

0

0

38.720

38.720

38.720

38.720

38.720

 

Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

0

0

43.281

44.881

44.881

44.881

44.881

   

Stelseltaken openbare bibliotheekvoorzieningen

0

0

21.411

21.411

21.411

21.411

21.411

   

Digitale openbare bibliotheek

0

0

10.600

12.200

12.200

12.200

12.200

   

Bibliotheekvoorziening leesgehandicapten

0

0

11.270

11.270

11.270

11.270

11.270

                   
 

Monumentenzorg

75.266

72.774

97.696

98.623

98.623

98.623

98.623

 

Archieven incl. Regionale Historische Centra

25.384

26.166

23.971

23.971

23.971

23.971

24.571

 

Flankerend beleid huisvesting

28.104

13.221

23.623

9.511

9.511

9.511

9.511

 

Cultuureducatie met Kwaliteit

10.000

10.000

17.500

28.000

28.000

28.000

28.000

 

Archeologie

15

294

359

559

559

559

559

                   

Subsidies

37.155

61.506

41.864

42.896

41.797

41.573

43.798

 

Verbreden inzet cultuur

8.519

14.071

7.692

8.666

7.666

7.166

9.166

 

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

6.471

7.029

5.757

5.757

5.757

5.757

5.982

 

Programma leesbevordering

2.900

3.405

3.350

3.350

3.350

3.350

3.350

 

Creatieve Industrie

1.609

0

1.885

1.885

1.885

1.885

1.885

 

Erfgoed en ruimte

0

3.040

3.500

3.500

3.500

3.500

3.500

 

Programma ondernemerschap

1.575

1.628

0

0

0

0

0

 

Specifiek cultuurbeleid

16.081

32.333

19.680

19.738

19.639

19.915

19.915

                   

Opdrachten

14.568

92.883

13.329

10.018

10.018

10.188

10.188

 

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

14.568

4.334

2.332

2.331

2.331

2.501

2.501

 

Monumentenzorg

0

4.494

3.692

3.692

3.692

3.692

3.692

 

Archeologie

0

606

865

865

865

865

865

 

Erfgoed en Ruimte

0

785

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

 

Overige opdrachten

0

82.664

3.940

630

630

630

630

                   

Bijdragen aan agentschappen

42.101

40.390

39.313

39.504

40.004

39.253

38.631

 

Nationaal Archief

42.101

40.390

39.313

39.504

40.004

39.253

38.631

                   

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

2.811

3.153

2.748

2.748

2.748

2.748

2.748

   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.811

3.153

2.748

2.748

2.748

2.748

2.748

Ontvangsten

32.322

494

494

494

494

494

494

X Noot
1

De indeling van deze tabel is gewijzigd ten opzichte van de vorige begroting. Dit is nodig in verband met de komst van twee nieuwe wetten (de Erfgoedwet en de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen). Daarnaast worden de financiële instrumenten Opdrachten en Subsidies nader gespecificeerd, om zo beter inzicht te kunnen bieden. Ten slotte wordt het instrument Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties niet langer gespecificeerd, in verband met de beperkte omvang van dit budget.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 14 is 98,8 procent voor 2017 juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Aan de juridische verplichting liggen de regeling en de Wet op het specifiek cultuurbeleid ten grondslag, op basis waarvan voor 4 jaar aan de instellingen in de basisinfrastructuur wordt beschikt. Daarnaast betreft het verplichtingen op basis van de Erfgoedwet, de Monumentenwet, de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen en de Archiefwet. Voor de Erfgoedwet is van toepassing dat de musea voor het beheer en behoud van collecties en de huisvesting langjarig zullen worden bekostigd. Tot slot zijn ook de middelen voor cultuuronderwijs meerjarig verplicht. Deze middelen worden toegekend aan samenwerkingsverbanden van culturele instellingen en scholen voor basisonderwijs.

Subsidies

Van het beschikbare budget is 86,5 procent juridisch verplicht voor 2017. Dit is een deel van de verschillende programma’s die onder dit instrument vallen en ingezet zijn in het kader van het cultuurbeleid.

Het resterende deel van het budget is voor een belangrijk deel beleidsmatig verplicht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage en de toelichting op de instrumenten.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is 71,2 procent juridisch verplicht. Onder dit instrument worden ook de contractuitgaven voor de Monumentenzorg, Archeologie en Erfgoed en Ruimte opgenomen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar dit budget volledig wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief. Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Dit betreft de contributies voor verdragen en lidmaatschappen waar Nederland aan deelneemt. Deze contributies lopen door tot wederopzegging en dragen bij aan de uitvoering van internationale afspraken. Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de instrumenten.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Culturele basisinfrastructuur

De culturele basisinfrastructuur wordt voor een periode van vier jaar bekostigd. De instellingen die voor de periode 2017–2020 in aanmerking kunnen komen, zijn opgenomen in de wijziging van de regeling Culturele basisinfrastructuur 2017–2020 van 3 november 2015. De Raad voor Cultuur heeft op 19 mei 2016 advies uitgebracht over de aanvragen voor de periode 2017–2020. In de brief, die tegelijk met de Rijksbegroting aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, is tevens het besluit over deze aanvragen opgenomen. De culturele basisinfrastructuur bestaat uit vierjaarlijkse instellingen op het gebied van podiumkunsten (toneel, dans, opera en orkesten), beeldende kunsten, film, musea, letteren en bibliotheken, architectuur, vormgeving, nieuwe media, cultuureducatie en een aantal bovensectorale instellingen. Daarnaast zijn er de zes cultuurfondsen, die sectoraal zijn georganiseerd. De cultuurfondsen spelen een belangrijke rol in het cultuurstelsel. Door middel van flexibele en kortlopende subsidieregelingen kunnen zij de dynamiek en de vernieuwing in de cultuur op de voet volgen en zijn zij in staat snel op sectorale ontwikkelingen te reageren.

Erfgoedwet

Op basis van de Erfgoedwet worden museale instellingen belast met de zorg voor het beheer van de museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen of verzamelingen. Hiervoor ontvangen deze instellingen met een wettelijke taak een structurele vergoeding. Voor de subsidiëring van deze taak wordt op grond van de regeling Beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen middelen beschikbaar gesteld waarbij onderscheid wordt gemaakt in enerzijds beheer en onderhoud van collecties en anderzijds huisvesting.

Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Per 1 januari 2015 is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen in werking getreden. De wet organiseert het openbare bibliotheekwerk middels een netwerk van landelijke openbare bibliotheekvoorzieningen waarbij de Koninklijke Bibliotheek (KB) samenwerkt met de lokale bibliotheken en de provinciale ondersteuningsinstellingen. In het netwerk verricht de KB als nationale bibliotheek van Nederland tevens taken voor het stelsel als geheel, waaronder het beheer en de ontwikkeling van de digitale openbare bibliotheek. In 2017 concentreren de activiteiten zich op een gezamenlijke innovatieagenda om de slagvaardigheid van het stelsel te vergroten en op het uitbreiden van de digitale collectie.

Monumentenzorg

In juli 2016 is de Erfgoedwet, die een aantal wetten op het gebied van cultureel erfgoed vervangt waaronder de Monumentenwet, van kracht geworden. Daarmee is de Erfgoedwet ook het nieuwe kader geworden voor de financiering van de monumentenzorg. Wat betreft de financiering van de instandhouding van rijksmonumenten is in 2017 de Beleidsbrief inzake wijzigingen in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten per 2013 van belang. Hierin is uiteengezet hoe het vernieuwde Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM), dat tot 2018 van kracht is, vorm heeft gekregen. Vanaf 2017 wordt de fiscale aftrek van monumenten omgezet in een uitgaveregeling met een beperkter budget ter tegemoetkoming aan de monumenteigenaren. Daarnaast wordt een reservering gedaan voor een vervolg van de pilot duurzame monumenten in het kader van het energiebeleid tot en met 2050 van het kabinet. In 2018 vindt een herijking plaats van de financiering van het stelsel van de monumentenzorg.

Archieven incl. Regionale Historische Centra

OCW draagt bij aan de kosten van bewaring en presentatie van de rijksarchieven uit de provincie door de Regionale Historische Centra, die in elke provinciehoofdstad met uitzondering van Zuid-Holland zijn gevestigd. Ook na afloop van het Archiefconvenant 2012–2016 blijven middelen beschikbaar voor versterking van het archiefbestel. Het Nationaal Archief vervult hierin een ondersteunende functie.

Flankerend beleid huisvesting

De middelen voor flankerend beleid huisvesting zijn gereserveerd voor het Garantiefonds rijksmusea, bedoeld als garantstelling voor leningen aangegaan door rijksmusea voor huisvesting en voor eventuele knelpunten die samenhangen met de invoering van de Erfgoedwet. Daarnaast zijn middelen bestemd voor huisvestingskosten van instellingen die niet onder de Erfgoedwet vallen.

Cultuureducatie met kwaliteit

Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit wordt in de periode 2017–2020 voortgezet. Het programma gaat uit van drie pijlers. Ten eerste de implementatie, verdieping en ontwikkeling van het curriculum voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie. Ten tweede de inhoudelijke deskundigheid versterken van leraren, vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie. En ten derde het versterken van de relatie van de school met de culturele en sociale omgeving. Door een gezamenlijke inzet van de scholen, de culturele instellingen en de drie overheden wordt de kwaliteit van cultuureducatie bevorderd.

Archeologie

Deze middelen zijn bestemd voor flankerend beleid archeologie rondom de invoering van de Erfgoedwet.

Subsidies

Verbreden inzet cultuur

Voor de financiering van de cultuurkaart is meerjarig een budget opgenomen van € 4,9 miljoen per jaar. In aanvulling op het programma Cultuureducatie met Kwaliteit zet OCW samen met private partijen tot en met 2020 extra in op muziekonderwijs in het primair onderwijs. OCW investeert tot en met 2020 samen met het Fonds voor Cultuurparticipatie tot een bedrag van € 25 miljoen. Scholen kunnen een beroep doen op de regeling Impuls muziekonderwijs via het Fonds Cultuurparticipatie om de kwaliteit van het muziekonderwijs op scholen te verbeteren. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor digitalisering in de cultuursector.

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van OCW en BuZa. In de periode 2017–2020 gelden voor het internationaal cultuurbeleid drie doelstellingen: een sterke cultuursector die in kwaliteit groeit door internationale uitwisseling en duurzame samenwerking die in het buitenland wordt gezien en gewaardeerd, een bijdrage van cultuur aan een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld en culturele diplomatie (Kamerbrief van 4 mei 2016). Voor de versterking van de Nederlandse cultuursector wordt gekozen voor 8 focuslanden (voorheen 15) waar de meest betrokken partijen (diplomatieke posten, fondsen, DutchCulture, anderen) samen optrekken op basis van een meerjarige strategie.

Programma leesbevordering

Het programma Kunst van Lezen wordt voortgezet als onderdeel van het Actieprogramma Tel mee met Taal 2016–2018, dat in maart 2015 naar de Tweede Kamer is verstuurd.

Creatieve Industrie

Ten laste van dit budget worden uitgaven gedaan op het gebied van de architectuur en de creatieve industrie in samenwerking met het Ministerie van IenM.

Erfgoed en ruimte

In het programma Visie Erfgoed en Ruimte geeft het Rijk aan welke opgaven van (inter)nationaal belang worden geacht en waar het Rijk een rol ziet in het gebiedsgerichte erfgoedmanagement. Dit beleid wordt gecontinueerd in 2017 en gaat in 2019 over in de integrale Nationale Omgevingsvisie en de uitvoeringsprogramma’s.

Programma ondernemerschap

De middelen ten behoeve van het programma Ondernemerschap Cultuur zijn overgeboekt naar het financiële instrument Specifiek cultuurbeleid.

Specifiek cultuurbeleid

Onder specifiek cultuurbeleid zijn verschillende kleinere subsidiebudgetten opgenomen. Het gaat om uitgaven aan de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog, de btw-problematiek op de e-content (Koninklijke Bibliotheek), de e-content voor jeugd, het toezicht op de vaste boekenprijs, literaire prijzen, de Stichting Cultuur-Ondernemen, de Stichting Amstel 218 en een aantal kleine projectsubsidies. Het budget voor 2017 is lager dan 2016, omdat vanaf 2017 een deel van deze middelen wordt ingezet voor de basisinfrastructuur 2017–2020. Ook zijn onder deze post de enveloppemiddelen opgenomen. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting.

Opdrachten

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

Dit budget is bestemd voor opdrachten die bestaan uit het inhuren van bureaus voor beleidsonderzoek, evaluaties, visitatie/monitoring en versterking van de kennisbasis in de cultuursector.

Monumentenzorg

De middelen zijn bestemd voor opdrachten op het gebied van de monumentenzorg voor kennis- en onderzoeksprogramma’s, ondersteuning infrastructuur erfgoed en informatie- en communicatietechniek.

Archeologie

Deze middelen zijn bestemd voor ondersteuningstaken op het gebied van onderzoek en kennis, die voortvloeien uit de verbetervoorstellen naar aanleiding van de evaluatie op de archeologiewetgeving die met de brief van 7 februari 2012 aan de Tweede Kamer is gestuurd.

Erfgoed en Ruimte

Deze middelen zijn bestemd voor opdrachten die worden verstrekt in het kader van de uitvoering van het programma Erfgoed en Ruimte.

Overige opdrachten

Deze middelen zijn bestemd voor opdrachten op het gebied van de programma’s Erfgoed digitaal, Gedeeld Cultureel Erfgoed en Ondernemerschap en voor werelderfgoed.

Bijdragen aan agentschappen

Deze middelen betreffen de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Naast de prioriteiten die onder het financieel instrument Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS) zijn genoemd, is Nederland aan een aantal verplichtingen gebonden en draagt Nederland bij aan de uitvoering van internationale verdragen. Dit geldt voor de UNESCO erfgoedverdragen voor het werelderfgoed, het immaterieel erfgoed, de bescherming van cultureel erfgoed bij gewapend conflict en de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen. Ook wordt in dit kader bijgedragen aan het Europees filmprogramma (Eurimages) en de Nederlandse Taal Unie.

Ontvangsten

De raming betreft ontvangsten als gevolg van het definitief vaststellen van toegekende subsidies.

Artikel

15. MEDIA

Artikel

Algemene doelstelling

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, dat toegankelijk blijft voor alle lagen van de bevolking.

Rol en verantwoordelijkheid

Media hebben een prominente rol in onze democratie en cultuur. Wat we zien, horen en lezen, beïnvloedt ons beeld van de wereld en onze opvattingen. Daarom borgt de Minister vier publieke belangen in het mediabeleid, waar zij verantwoordelijk voor is: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. De Minister heeft specifieke zorg voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de daarvoor relevante wet- en regelgeving. De Minister heeft naast een financierende rol, vooral ook een regisserende rol.

Financieren: De Minister financiert de landelijke en regionale publieke omroep, en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen. De taakopdracht is wettelijk bepaald en het budget van de publieke omroep is vastgesteld met behoud van afstand tot de uitvoering en inhoud. Op basis van het concessiebeleidsplan sluit de Minister elke vijf jaar een prestatieovereenkomst met de publieke omroep. Verder is de Minister verantwoordelijk voor instrumenten ter bevordering van culturele producties, documentaires, drama, kunst- en kinderprogramma’s, het steunen en stimuleren van een onafhankelijke en kwalitatief goede journalistieke infrastructuur (Stichting Stimuleringsfonds voor de Journalistiek) en voor het bevorderen van mediawijsheid (NICAM en Mediawijzer.net).

Regisseren: Als regisseur is de Minister verantwoordelijk voor de wetgeving ten aanzien van de taak en organisatie van de publieke omroep en voor wetgeving voor commerciële media. De regels voor commerciële omroepen vloeien voornamelijk voort uit Europese richtlijnen over audiovisuele mediadiensten. Verder is de Minister als regisseur verantwoordelijk voor wetgeving met betrekking tot omroepdistributie. Het doel daarvan is de toegang tot een gevarieerd media-aanbod te bevorderen en te verzekeren.

De OCW-begroting wordt in het najaar nader uitgewerkt in de mediabegrotingsbrief, die als basis dient voor de begrotingsbehandeling van dit artikel 15 door de Tweede Kamer. Deze brief geeft een gedetailleerde vooruitblik op het nieuwe jaar, een uitwerking van de maatregelen op het gebied van media alsmede een terugblik op de realisatie van voorgaand jaar.

Op basis van het vijfjaarlijkse concessiebeleidsplan heeft de Minister voor de erkenningperiode die loopt tot en met 2015, een prestatieovereenkomst afgesloten met de landelijke publieke omroep. Over de uitvoering van deze prestatieovereenkomst rapporteert de landelijke publieke omroep jaarlijks aan de Minister. Deze verantwoording wordt gevalideerd door het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat voor de Media kan ook een boete opleggen als de publieke omroep de prestatieovereenkomst niet naleeft. Zowel de verantwoording als de validatie wordt als bijlage bij de mediabegrotingsbrief aan de Tweede Kamer verzonden. Over de prestatieovereenkomst 2016 tot en met 2020 wordt nog gesproken met de landelijke publieke omroep.

Indicatoren/kengetallen

In de begroting 2016 waren geen indicatoren (met een streefcijfer) opgenomen, alleen kengetallen (zonder streefwaarden). Voetnoot hierbij was: «In het najaar zal voor de periode 2016–2020 een nieuwe prestatieovereenkomst met de NPO worden afgesloten. Omdat de gesprekken over de prestatieafspraken (waaronder de specifieke formuleringen en de streefwaarden) nog in volle gang zijn, worden in de rijksbegroting 2016 geen indicatoren media opgenomen.» De prestatieovereenkomst met de publieke omroep is, in tegenstelling tot wat eerder is aangekondigd, nog niet afgesloten op het moment dat de begroting openbaar wordt. Het streven is om de indicatoren in de toekomst te laten aansluiten bij (een selectie uit) de prestatieovereenkomst.

Beleidswijzigingen

In 2017 werkt de landelijke publieke omroep binnen de kaders van de gewijzigde Mediawet 2008 en de nieuwe prestatieovereenkomst. Zie de beleidsagenda voor nadere toelichting.

In 2017 wordt de taakstelling van € 50 miljoen van het kabinet Rutte II gerealiseerd. Een onderdeel hiervan is de bezuiniging op het totale budget van de regionale publieke omroepen (– € 17 miljoen), welke in 2013 wettelijk is vastgelegd. Verder wordt de structurele bezuiniging gerealiseerd door de bekostigingsrelatie met het Mediafonds per 1 januari 2017 te beëindigen (– € 16 miljoen), de financiering van de 2.42-omroepen stop te zetten (– € 14 miljoen) en door een korting op het budget van de landelijke publieke omroep door te voeren (– € 3 miljoen).

De Mediawet 2008 voorziet in de mogelijkheid dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening. Dat gebeurt in de Regeling financiële verantwoording landelijke publieke media-instellingen en de Ster. Deze regeling wordt zodanig aangepast dat die inzicht gaat bieden in de kosten van programmering op domeinniveau. Een voorstel hiertoe zal eerst worden overlegd aan de Tweede en Eerste Kamer, alvorens dit definitief wordt vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 15.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 15 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

1.020.726

1.018.736

969.699

976.913

973.532

987.569

990.046

Totale uitgaven

864.629

1.019.067

962.699

976.913

973.532

987.569

990.046

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

859.804

1.012.793

956.817

971.176

968.051

982.088

984.565

 

Publieke Omroep (omroepinstellingen)

776.518

923.136

887.385

887.282

887.282

887.282

887.282

   

Landelijke publieke omroep

648.767

765.473

747.489

747.386

747.386

747.386

747.386

   

Regionale omroep

127.751

157.663

139.896

139.896

139.896

139.896

139.896

 

Beheertaken landelijke publieke omroep

49.924

64.794

62.113

62.113

62.113

62.113

62.113

   

Stichting Omroep Muziek

12.358

15.902

15.752

15.752

15.752

15.752

15.752

   

Uitzenden en uitzendgereedmaken

20.725

25.577

25.577

25.577

25.577

25.577

25.577

   

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

16.841

23.315

20.784

20.784

20.784

20.784

20.784

 

Dotaties, bijdragen publieke omroep

28.614

32.866

13.220

13.206

13.206

13.206

13.206

   

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

17.202

19.613

0

0

0

0

0

   

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

2.185

2.156

2.119

2.105

2.105

2.105

2.105

   

Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

6.534

8.064

8.065

8.065

8.065

8.065

8.065

   

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

1.446

1.498

1.498

1.498

1.498

1.498

1.498

   

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

1.247

1.535

1.538

1.538

1.538

1.538

1.538

 

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve

4.258

– 9.017

– 6.584

8.075

4.950

18.987

21.464

 

Overige bekostiging media (uit rente AMR)

165

683

683

500

500

500

500

 

Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016

325

331

0

0

0

0

0

   

Vierjaarlijkse instellingen

325

331

0

0

0

0

0

                   

Subsidies

463

919

919

919

919

919

919

 

Subsidies

463

919

919

919

919

919

919

                   

Opdrachten

552

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

552

0

0

0

0

0

0

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.750

5.320

4.928

4.783

4.527

4.527

4.527

 

Commissariaat voor de Media

3.750

5.320

4.928

4.783

4.527

4.527

4.527

                   

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

60

35

35

35

35

35

35

 

Uitvoering internationale verdragen en contributies

60

35

35

35

35

35

35

Ontvangsten

191.501

206.500

199.500

206.500

199.500

206.500

199.500

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 15 is voor 2017 99,9 procent juridisch verplicht.

Bekostiging. Het beschikbare budget voor 2017 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de landelijke en de regionale publieke omroep. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Subsidies. Subsidies worden in de regel juridisch verplicht in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Op dit moment is er voor 2017 nog geen juridische verplichting vastgelegd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Het beschikbare budget voor 2017 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op het Commissariaat voor de Media (hierna CvdM). Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Bijdragen aan internationale organisaties. Het beschikbare budget voor 2017 is volledig juridisch verplicht. Het betreft een jaarlijkse contributie aan het European Audiovisual Observatory.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Landelijke en regionale publieke omroep

De publieke omroep waarborgt een hoogstaand en pluriform media-aanbod, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Daarom bekostigt de Minister van OCW de landelijke en regionale publieke omroep. Mede vanwege Europese regels op het gebied van staatssteun, houdt de overheid greep op de aard en omvang van het takenpakket van de landelijke en regionale publieke omroep en bepaalt de overheid het budget van de publieke omroep.

Stichting Omroep Muziek (SOM)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren.

Uitzenden en uitzend gereedmaken

Deze beheertaken bestaan uit het gereedmaken van programma’s voor uitzending en het uitzenden van programma’s van de landelijke publieke omroep.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief. Het project Beelden voor de Toekomst is in 2014 beëindigd. In de periode 2006 tot en met 2014 is ten laste van de OCW-begroting (artikel 14, Cultuur) € 117 miljoen uitgegeven voor de digitalisering van audiovisueel cultureel erfgoed. Het beheer en het ontsluiten van het gedigitaliseerde materiaal leidt structureel tot hogere kosten. In 2016 heeft NIBG hiervoor een incidentele bijdrage van € 2,5 miljoen ontvangen. Voor de jaren 2017 en verder wordt nog gezocht naar een structurele oplossing. De uitwerking hiervan zal worden toegelicht in de mediabegrotingsbrief.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) is het instrument binnen het mediabeleid om de vervaardiging van hoogwaardige culturele producties binnen het media-aanbod te stimuleren. Als onderdeel van de bezuinigingen van Rutte II houdt het Mediafonds op te bestaan.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is binnen het mediabeleid het instrument om de pluriformiteit van het journalistieke media-aanbod te stimuleren, zowel binnen pers en omroep als via het internet. De activiteiten van het fonds dragen bij aan innovatie van de journalistiek en aan stimulering van de journalistieke functie van de media in onze samenleving.

Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO)

Het CoBO-fonds ondersteunt de film- en documentairesector en participeert in audiovisuele coproductieprojecten waarin wordt deelgenomen door een of meer van de publieke instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep en de Vlaamse publieke omroep (VRT) en/of Duitse publieke omroepen en/of onafhankelijke filmproducenten en/of instellingen werkzaam op het gebied van de podiumkunsten.

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

Het Mediawijsheid Expertisecentrum (Mediawijzer.net) bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de samenleving waar media alom zijn. Bij het huidige programma zijn de Koninklijke Bibliotheek, ECP-EPN, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG betrokken.

Subsidies

Ten laste van dit budget worden de jaarlijkse projectsubsidies aan het AWO-fonds voor de Omroep en het European Journalism Centre betaald. Daarnaast is nog geld beschikbaar voor incidentele subsidies op het gebied van de media.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De kerntaak van het CvdM bestaat uit het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op het handelen van de media-instellingen in Nederland en uit handhavend optreden ingeval de toepasselijke regelgeving niet in acht wordt genomen. De bevoegdheid om toezicht en handhaving uit te oefenen heeft betrekking op alle media-instellingen: publieke media-instellingen op landelijk, regionaal en lokaal niveau en commerciële media-instellingen op landelijk en niet-landelijk niveau. Het CvdM is tevens verantwoordelijk voor het metatoezicht op het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Daarnaast heeft het CvdM tot taak erop toe te zien dat kabelexploitanten hun wettelijke verplichtingen nakomen tot doorgifte van de must carry-zenders.

Naar aanleiding van onderzoek naar de uitbreiding van taken bij het CvdM is het budget verhoogd met € 1,5 miljoen in 2016, aflopend tot structureel € 1,2 miljoen vanaf 2019.

Ontvangsten

Dit betreffen de ramingen van de reclameopbrengsten van de STER en van de renteontvangsten op de Algemene Mediareserve. Op basis van de realisatie van de afgelopen jaren is de raming van de reclameopbrengsten structureel met € 9 miljoen verhoogd.

Artikel

16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

Artikel

Algemene doelstelling

De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.

Financieren: De Minister bekostigt het onderzoeks- en wetenschapsbestel.

Stimuleren: De Minister stimuleert in het wetenschappelijk onderzoek:

  • kwaliteit en excellentie;

  • zwaartepuntvorming en profilering. De afspraken die hierover gemaakt zijn met de universiteiten staan vermeld in het hoofdlijnenakkoord;

  • samenwerking in de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheid. In het bedrijfslevenbeleid, waarvoor de Minister van Economische Zaken verantwoordelijk is, is hiervoor de topsectorenaanpak ontwikkeld met bijbehorende innovatiecontracten.

Regisseren: De Minister schept voorwaarden voor:

  • een klimaat voor universiteiten en kennisinstellingen voor het doen van excellent onderzoek;

  • borging van het vernieuwend vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek;

  • het doelmatig functioneren van wetenschappelijke instellingen die, zowel zelfstandig als in relatie tot universiteiten en bedrijven, een belangrijke plaats innemen;

  • de Nederlandse onderzoeksfaciliteiten;

  • de coördinatie en positionering van het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau.

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen en op voldoende verspreiding van kennis naar de maatschappij.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren en overige informatie over de toerusting en de prestaties voor het onderzoekstelsel worden beschreven in Trends in Beeld.

De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en op basis hiervan de kwaliteit van het wetenschapssysteem kan bezien worden op basis van citaties naar wetenschappelijke publicaties. Wanneer het aantal citaties wordt genormeerd op een mondiaal gemiddelde dan geeft dat de positie van Nederland in de wereld aan. Nederland kende in de periode 2010–2013 een citatiescore van 1,53 dat wil zeggen een citatiescore die 53 procent boven het mondiale gemiddelde lag. Nederland neemt op basis hiervan mondiaal een vooraanstaande (tweede) positie in wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek.

De kwaliteit van de Nederlandse wetenschap blijkt ook uit het hoge aandeel van Nederlandse wetenschappers over de volle breedte van het Europese programma voor onderzoek en innovatie, zowel als het gaat om de maatschappelijke uitdagingen als bijvoorbeeld de European Research Council.

Tabel 16.1 Indicatoren

Doelstelling/Indicator

 

Basiswaarde

 

2015

Streefwaarde

 

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

2 (2009–2012)

 

2 (2010–2013)

kleiner of gelijk 5 (2010–2013)1

WTI2 (Thomson Reuters/CWTS Web of Science. Bewerking CWTS/NIFU)

1,52

 

1,53

Beleidswijzigingen

Strategische keuzes en samenwerking zijn nodig om de toppositie van de Nederlandse wetenschap verder te versterken. Het kabinet wil middelen gerichter gaan inzetten, met oog voor wetenschappelijke sterktes, maatschappelijke vraagstukken en economische kansen. Voortkomend uit de Wetenschapsvisie 2025 heeft het kabinet hiertoe samen met kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid eind 2015 de Nationale Wetenschapsagenda uitgebracht. De Nationale Wetenschapsagenda is een inspiratiebron voor de Nederlandse wetenschap. Op de korte en middellange termijn zal de Nationale Wetenschapsagenda doorwerken in de profilering van de universiteiten en hogescholen, de programmering van de partners van de kenniscoalitie, de ontwikkelingsrichting van de nationale onderzoeksinstituten en in investeringen in grote onderzoeksfaciliteiten. Door de Nederlandse wetenschap sterker te profileren met een eigen agenda wordt ook de Nederlandse positie in internationale samenwerkingsverbanden versterkt. Onderzoek houdt niet op bij de grens: onderzoekers werken grensoverschrijdend samen en gebruiken elkaars kennis en technologieën. Tijdens het EU-voorzitterschap heeft Nederland met succes ingezet op optimale open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksdata. Het momentum dat is ontstaan vereist verdere implementatie van deze acties in zowel het nationale als Europese beleid.

Een andere prioriteit is de nieuwe ESFRI-Roadmap voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten, waarvoor geldt dat via Europese bundeling van krachten grote meerwaarde kan worden bereikt voor de wetenschap, economie en samenleving. In 2017 worden vanuit de Nationale Roadmap Grootschalige Infrastructuur, die eind 2016 uitkomt, projecten voor de ESFRI-Roadmap voorgesorteerd.

In het wetenschapsbestel speelt NWO een belangrijke rol als verdeler van de tweede geldstroom. De beleidsontwikkelingen, zoals rondom de Nationale Wetenschapsagenda en de topsectoren, vragen steeds meer om samenhangende programmering, inter- en multidisciplinariteit en cross-sectorale benaderingen waarbij NWO een centrale rol vervult. In 2015 is gekozen voor een nieuw governancemodel. De nieuwe NWO-organisatie gaat in 2017 van start.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 16.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

1.038.163

1.021.751

967.006

950.466

924.071

922.744

921.952

Totale uitgaven

1.034.719

1.025.348

950.780

973.679

925.466

923.851

922.260

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,49%

       
               

Bekostiging

913.370

903.360

835.211

858.940

810.496

808.873

807.280

Hoofdbekostiging

661.764

651.284

586.167

611.834

564.240

563.049

563.103

 

NWO-wet en WHW

             
 

NWO

483.207

473.621

453.831

480.655

433.060

431.868

431.918

 

KNAW

88.880

89.414

86.788

86.062

86.063

86.064

86.066

 

KB

89.677

88.249

45.548

45.117

45.117

45.117

45.119

Aanvullende bekostiging

251.606

252.076

249.044

247.106

246.256

245.824

244.177

 

NWO Talentenontwikkeling

162.318

161.409

161.246

160.885

160.885

160.885

160.885

 

NWO STW

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

 

NWO Grootschalige researchinfrastructuur

54.243

55.295

55.382

55.380

55.380

55.380

55.380

 

Nationaal RG onderwijsonderzoek

21.603

21.725

18.769

17.194

16.344

15.912

15.912

 

Poolonderzoek

2.942

3.147

3.147

3.147

3.147

3.147

1.500

 

Caribisch Nederland

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

               

Subsidies

25.759

27.018

26.101

25.278

25.509

25.517

25.519

 

Naturalis Biodiversity Center

6.262

6.266

6.265

6.265

6.265

6.265

6.266

 

BPRC

8.359

8.359

8.358

8.358

8.358

8.358

8.359

 

NCWT/NEMO

3.366

3.366

3.366

3.366

3.366

3.366

3.366

 

STT

219

221

221

221

221

221

221

 

Stichting AAP

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

 

Nationale coördinatie

2.885

5.024

5.609

6.036

6.267

6.275

6.275

 

Bilaterale samenwerking

3.636

2.750

1.250

0

0

0

0

                   

Opdrachten

691

450

300

300

300

300

300

 

opdrachten

691

450

300

300

300

300

300

                   

Bijdrage aan agentschappen

303

291

763

756

756

756

756

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

303

291

272

265

265

265

265

 

Nationaal contactpunt Kaderprogramma

0

0

491

491

491

491

491

                   

Bijdrage aan medeoverheden

650

824

0

0

0

0

0

 

Nationaal contactpunt Kaderprogramma

650

824

0

0

0

0

0

                   

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

93.946

93.405

88.405

88.405

88.405

88.405

88.405

 

EMBC

812

812

812

812

812

812

812

 

EMBL

4.846

4.851

4.851

4.851

4.851

4.851

4.851

 

ESA

30.950

31.065

31.065

31.065

31.065

31.065

31.065

 

CERN

47.832

45.000

40.000

40.000

40.000

40.000

40.000

 

ESO

7.032

9.105

9.105

9.105

9.105

9.105

9.105

 

NTU/INL

2.474

2.572

2.572

2.572

2.572

2.572

2.572

Ontvangsten

441

101

101

101

101

101

101

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 16 is voor 2017 99,49 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB alsmede een aantal bijdragen met een structureel karakter. De wettelijke grondslag van de bekostiging is vastgelegd in de NWO-wetten, de WHW.

Subsidies: Van het beschikbare budget voor 2017 is 82 procent juridisch verplicht. Het betreft hier subsidies aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur zoals Naturalis Biodiversity Center, BPRC en NCWT/NEMO.

Opdrachten: Van het beschikbare budget voor 2017 is 20 procent juridisch verplicht op grond van een in 2015 aangegane overeenkomst.

Bijdrage aan agentschappen, aan medeoverheden en aan (inter)nationale organisaties: Het beschikbare budget is voor 100 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Ministerie van OCW bekostigt de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB. Hiermee stelt de Minister deze organisaties in staat om binnen de wettelijke kaders en in lijn met de vierjaarlijkse strategische agenda en strategische plannen van de instellingen hun missies en doelstellingen te realiseren. Die zijn gericht op het bevorderen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen daarin.

OCW draagt met een structureel karakter bij aan:

  • NWO voor grote infrastructurele onderzoeksvoorzieningen voor de uitvoering van projecten die geselecteerd zijn op grond van de resultaten van de nationale roadmap commissie grootschalige researchinfrastructuur. Met de inzet van deze middelen worden onze onderzoekers in de gelegenheid gesteld om te kunnen werken met onderzoeksfaciliteiten van wereldniveau;

  • NWO voor het uitvoeren van een integraal persoonsgebonden talentprogramma waarin naast de «Vernieuwingsimpuls» ook de voormalige middelen voor de specifieke doelgroepen zijn opgegaan. Doelen zijn om via competitie op basis van wetenschappelijke kwaliteit voldoende ruimte te geven aan (jonge) veelbelovende onderzoekers, excellentie in het onderzoek te bevorderen, en te zorgen voor een adequate in- en doorstroom van onderzoekers zodat er verbetering optreedt in hun loopbaanperspectieven;

  • Vanaf 2014 is er een aanvullende bekostiging voor NWO bijgekomen voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijs Onderzoek.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van de centrale doelstelling van het Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB) worden subsidies verstrekt aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur. Het gaat hier o.a. om bijdragen aan:

  • Naturalis Biodiversity Center voor onderzoek naar biodiversiteit en instandhouding van de nationale grootschalige infrastructuur voor biodiversiteitsonderzoek;

  • het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenonderzoek en de huisvesting van primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor het verzorgen van de opvang van de BPRC chimpansees;

  • Stichting Nationaal Centrum voor Wetenschap- en Techniekpromotie (NCWT) voor het beheren en ontwikkelen van NEMO Science Museum en NEMO Kennislink, het organiseren van het festival Weekend van de Wetenschap en het ondersteunen van overige gerelateerde landelijke activiteiten op het gebied van wetenschaps- en technologiecommunicatie en -educatie.

Opdrachten

Voor beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Opdracht aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke Nederlandse participatie in het EU-Kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie «Horizon 2020». Team Internationale Research- en Innovatiesamenwerking (IRIS) bij RVO.nl is het Nationaal Contactpunt Kaderprogramma in Nederland.

Bijdrage aan medeoverheden

Dit budget, dat wordt toegekend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), is met ingang van 2017 overgeheveld naar het instrument «Bijdrage aan agentschappen».

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Contributies aan de grote internationale onderzoeksorganisaties EMBC, EMBL, ESA, CERN en ESO. Door deelname van Nederland aan deze intergouvernementele organisaties krijgen onze wetenschappelijke onderzoekers toegang tot unieke grootschalige onderzoeksfaciliteiten en internationale netwerken van toponderzoekers. Deze deelname is mede van groot belang voor het functioneren van ons nationale onderzoeksbestel.

Artikel

25. EMANCIPATIE

Artikel

Algemene doelstelling

Het realiseren van gendergelijkheid en gelijkheid wat betreft seksuele oriëntatie, genderidentiteit en geslachtskenmerken in de Nederlandse samenleving. Dit dient te geschieden op in ieder geval de terreinen: onderwijs, veiligheid, gezondheid, arbeidsmarkt, media, politiek, recht en leefvormen.

Rol en verantwoordelijkheid

De rol van de Minister hierbij is primair het wegnemen van belemmeringen voor gender- en LHBTI-gelijkheid en vanuit de emancipatieportefeuille bevorderen dat relevante wet- en regelgeving waar nodig wordt aangepast. Andere verantwoordelijkheden zijn: het bieden van financiële ondersteuning aan maatschappelijke instellingen voor gender- en LHBTI-gelijkheid (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender personen en mensen met een intersekse conditie) en het monitoren van ontwikkelingen in de samenleving. Daarnaast heeft de Minister, vaak samen met de maatschappelijke instellingen, een rol in het agenderen, coördineren, aanjagen en in het ontsluiten van kennis en expertise.

Stimuleren:

Het instrument dat de Minister ter beschikking heeft, is wet- en regelgeving, zoals de subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid die vanaf 1 januari 2017 in werking treedt. Deze regeling voorziet in het verstrekken van instellingssubsidies aan instellingen voor gender- en LHBTI-gelijkheid en projectsubsidies aan het maatschappelijk middenveld.

Regisseren:

Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale beleid op het gebied van gendergelijkheid en LHBTI-gelijkheid.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 25.1 Kengetallen
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

≥90%

≥90%

≥90%

≥90%

≥90%

≥90%

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van emancipatie worden beschreven in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 25.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

7.145

14.484

7.186

13.602

14.960

15.447

15.447

Uitgaven

12.968

13.400

14.172

15.168

14.960

15.447

15.447

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

54,0

       
               

Bekostiging

4.148

4.198

4.198

4.198

4.198

4.198

4.198

Kennisinfrastructuur

4.148

4.198

4.198

4.198

4.198

4.198

4.198

 

Vrouwenemancipatie

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

2.948

 

LHBTI

1.200

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

                   

Subsidies

6.814

7.323

7.123

7.143

7.171

7.171

7.171

Subsidieregeling emancipatie

291

0

0

0

0

0

0

 

Vrouwenemancipatie

267

           
 

LHBTI

24

           

Subsidieregeling emancipatie 2011

6.523

7.323

7.123

7.143

7.171

7.171

7.171

 

Vrouwenemancipatie

3.687

5.203

4.827

4.832

4.831

4.831

4.831

 

LHBTI

2.836

2.120

2.296

2.311

2.340

2.340

2.340

               

Opdrachten

1.730

997

664

657

556

1.043

1.043

 

Vrouwenemancipatie

1.297

518

410

403

302

564

564

 

LHBTI

433

479

254

254

254

479

479

                   

Bijdrage aan agentschappen

151

145

135

131

131

131

131

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

151

145

135

131

131

131

131

                   

Bijdrage aan medeoverheden

0

547

2.012

3.009

2.904

2.904

2.904

Gemeentefonds BZK

0

547

2.012

3.009

2.904

2.904

2.904

 

Vrouwenemancipatie

 

463

1.953

1.990

2.003

2.003

2.003

 

LHBTI

 

84

59

1.019

901

901

901

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

125

190

40

30

0

0

0

 

LHBTI

125

190

40

30

     

Ontvangsten

58

209

         

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 25 is voor 2017 54 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. De bekostiging voor 2017 is reeds in 2016 verplicht op basis van de Subsidieregeling emancipatie 2011.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2017 46 procent juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Er zijn ten tijde van het opstellen van de begroting voor het jaar 2017 nog geen verplichtingen aangegaan ten laste van het beschikbare budget voor de opdrachten.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan medeoverheden: Het budget in 2017 is voor 0 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2017 is 100 procent juridisch verplicht. In 2015 is aan Transgender Europe een meerjarige bijdrage toegekend voor het project «Rights, Equality and Citizenship».

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Met deze middelen worden zes instituten voor de Kennisinfrastructuur bekostigd. De zes instituten zijn: Atria, COC, IHLIA, NVR, TNN en Women Inc.

Subsidies

Projectsubsidies worden vanaf 2017 verleend op basis van de nieuwe Subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid. Het voornemen is de regeling in het 4e kwartaal van 2016 te publiceren. Deze regeling zal de Subsidieregeling 2011 per 1 januari 2017 vervangen.

Opdrachten

De middelen voor opdrachten voor zowel vrouwenemancipatie als LHBTI-emancipatie worden besteed aan onderzoeken en symposia.

Bijdrage aan agentschappen

Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan mede-overheden

Actieve gemeenten op het gebied van vrouwen- en LHBT- emancipatiebeleid ontvangen via een decentralisatie-uitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties:

Bijdrage aan het Europese project «Rights, Equality and Citizenship Programme» van Transgender Europe (TGEU).

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

91. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel

Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sector overschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen naar deze artikelen overgeboekt. Het betreft:

  • Loonbijstelling;

  • Prijsbijstelling;

  • Nader te verdelen.

Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

91.1 Budgettaire gevolgen
Tabel 91.1 Budgettaire gevolgen van artikel 91 (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

0

0

– 150.051

– 244.374

– 244.375

– 244.372

– 136.083

Uitgaven

0

0

– 150.051

– 244.374

– 244.375

– 244.372

– 136.083

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

0

– 150.051

– 244.374

– 244.375

– 244.372

– 136.083

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting:

Op het onderdeel Onvoorzien staan onder andere middelen die een budgettair effect hebben op meer dan één beleidsartikel en waarvan de verdeling over deze artikelen nog niet bekend is. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om ombuigingen.

Dit onderdeel bevat een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen voor de jaren 2018 tot en met 2020 en een bijstelling van € 150 miljoen structureel vanaf 2017. Deze bijstellingen zullen bij de eerste suppletoire begrotingswet 2017 en de begroting 2018 worden verdeeld over de verschillende begrotingsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2017.

Artikel

95. APPARAATSUITGAVEN

Artikel

Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven van het kerndepartement, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en adviesraden geraamd.

95.1 Budgettaire gevolgen
Tabel 95.1 Budgettaire gevolgen artikel 95 (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

249.788

247.894

242.370

234.843

234.553

234.474

234.806

Uitgaven

249.788

247.894

242.370

234.843

234.553

234.474

234.806

               

Personele uitgaven

179.076

175.283

177.050

170.790

170.318

169.980

170.063

Waarvan

             

eigen personeel

170.675

163.543

166.863

160.964

160.471

160.086

160.169

externe inhuur

4.809

8.536

7.233

6.977

6.992

7.025

7.025

overige personele uitgaven

3.592

3.204

2.954

2.849

2.855

2.869

2.869

               

Materiële uitgaven

70.712

72.611

65.320

64.053

64.235

64.494

64.743

Waarvan

             

ICT

27.032

36.006

26.672

28.325

28.371

28.382

28.402

bijdrage aan SSO's

31.021

23.200

22.089

20.572

20.850

20.769

20.769

overige materiële uitgaven

11.509

13.405

16.559

15.156

15.014

15.343

15.572

Begrotingsreserve schatkistbankieren

1.150

           

Ontvangsten

2.973

567

567

567

567

567

567

Toelichting:

Op het artikel Apparaatsuitgaven staan de apparaatsuitgaven van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en de adviesraden van het ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en bijdragen aan SSO’s geraamd.

Op dit artikel worden tevens de mutaties op de begrotingsreserve schatkistbankieren geraamd. OCW staat garant voor het in gebreke blijven van aan OCW verbonden instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Gegeven de omvang van het budget is er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om niet per relevant beleidsartikel een reeks op te nemen, maar dit te doen op het artikel 95 Apparaatsuitgaven. De ontvangen premies van aan OCW verbonden instellingen worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan OCW overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging premie aan gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt. De geraamde uitgaven vanuit deze reserve zijn als onderdeel van de materiële uitgaven gespecificeerd in tabel 95.1.

In onderstaande tabel zijn de Apparaatsuitgaven OCW onderverdeeld naar kerndepartement, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Inspectie van het Onderwijs, Erfgoedinspectie, Onderwijsraad, Raad voor Cultuur en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Daarnaast zijn de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en ZBO’s weergegeven.

Tabel 95.2 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

249,8

247,9

242,4

234,8

234,6

234,5

234,8

Kerndepartement

136,8

138,5

137,7

134,5

134,1

134,4

134,7

Rijksdienst Cultureel Erfgoed

38,0

34,7

33,6

32,5

32,7

32,7

32,7

Inspectie van het Onderwijs

66,8

66,0

63,6

60,6

60,6

60,3

60,3

Erfgoedinspectie

2,3

2,4

2,3

2,2

2,2

2,2

2,2

Onderwijsraad

2,2

2,6

2,4

2,4

2,4

2,4

2,4

Raad voor Cultuur

2,3

2,3

2,1

1,9

1,9

1,8

1,8

Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid

1,4

1,4

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

               

Totaal apparaatskosten agentschappen

336,6

294,1

284,7

267,2

266,1

265,8

266

Dienst Uitvoering Onderwijs

303,4

253,9

239,0

230,4

230,3

231,2

231,9

Nationaal Archief

33,2

40,2

45,7

36,8

35,8

34,6

34,1

               

Totaal apparaatskosten ZBO's

109,9

118,6

119,3

118,3

117,4

117,4

117,4

Stichting fonds voor de Podiumkunsten

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

1,9

1,9

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

Stichting Mondriaanfonds

2,2

2,2

3,5

3,5

3,5

3,5

3,5

Stichting Nederlands Filmfonds

3,1

2,6

3,5

3,5

3,5

3,5

3,5

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

1,6

1,1

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

Stichting Nederlands Letterenfonds

2,0

1,1

1,8

1,8

1,8

1,8

1,8

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

1,6

1,7

0

0

0

0

0

Commissariaat voor de Media (CvdM)

3,7

5,3

4,9

4,8

4,5

4,5

4,5

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

Regionale Publieke Omroep (RPO)

0

0

0

0

0

0

0

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

4,0

3,8

3,3

3,2

3,2

3,2

3,2

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

12,8

13,5

13,6

13,6

13,6

13,6

13,6

Koninklijke Bibliotheek (KB)

15,3

26,5

26,5

26,5

26,5

26,5

26,5

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

33

30,7

30,2

29,7

29,1

29,1

29,1

Stichting Participatiefonds

2,5

2,3

2,1

1,9

1,9

1,9

1,9

Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)

15,3

15,3

15,3

15,3

15,3

15,3

15,3

Stichting Vervangingsfonds

3,2

3,0

2,8

2,7

2,7

2,7

2,7

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

0,7

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

De cijfers in bovenstaande tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.

De apparaatskosten bij de baten-lastendiensten en ZBO's en RWT's betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uitgevoerd.

Toelichting:

In bovenstaande tabel zijn RWT’s waarbij een individuele uitvraag in het veld nodig is niet opgenomen. Dit betreft ondermeer alle onderwijsinstellingen, academische ziekenhuizen en musea. ZBO’s waarbij de gegevens met betrekking tot de apparaatsuitgaven uit hoofde van reguliere bestaande informatiestromen beschikbaar zijn, zijn wel opgenomen.

In onderstaande tabel zijn de Apparaatsuitgaven van het kerndepartement weergegeven zoals deze direct toe te rekenen zijn aan de verschillende beleidsterreinen.

Tabel 95.3 Apparaatsuitgaven per beleidsartikel in 2017 (bedragen x € 1 miljoen)

Beleidsartikel

Bedrag

Totaal apparaat

41,9

Primair onderwijs

6,4

Voortgezet onderwijs

7,3

Middelbaar Beroepsonderwijs

6,0

Hoger onderwijs en Studiefinanciering

6,4

Internationaal beleid

2,3

Cultuur

8,3

Onderzoek en wetenschapsbeleid

2,9

Emancipatie

2,3

In onderstaande tabel staat de verdeling van de taakstelling op de Apparaatsuitgaven/-kosten uit het Regeerakkoord weergegeven. Deze taakstelling is verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

Tabel 95.4 Apparaatsuitgaven/-kosten invulling taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

Struct

Departementale taakstelling (totaal)

24,0

54,0

67,0

67,0

         

Kerndepartement

6,9

20,0

26,5

26,5

         

Agentschappen

       

DUO

12,1

23,5

27,9

27,9

NA

0,8

1,0

1,0

1,0

Totaal Agentschappen

12,9

24,5

28,9

28,9

         

ZBO’s

       

Cultuurfondsen

0,5

1,1

1,4

1,4

Commissariaat voor de Media

0,2

0,5

0,6

0,6

Nederlandse Publieke Omroep

0,1

0,3

0,4

0,4

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

0,2

0,4

0,5

0,5

Kon.Ned.Academie van Wetenschappen (KNAW)

0,7

1,6

2,0

2,0

Kon.Bibliotheek (KB)

0,6

1,3

1,6

1,6

Ned.organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

1,5

3,5

4,3

4,3

Participatiefonds

0,1

0,3

0,4

0,4

Vervangingsfonds

0,2

0,4

0,5

0,5

Stimuleringsfonds voor de Pers

0,0

0,1

0,1

0,1

Totaal ZBO's

4,2

9,5

11,6

11,6

         

Nog in te vullen

0,0

0,0

0,0

0,0

5. BEGROTING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

1. DIENST UITVOERING ONDERWIJS

In deze paragraaf is de begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.

In de onderstaande tabel 1 is een meerjarige raming van de baten en lasten voor de DUO begroting opgenomen.

Tabel 1 Begroting van baten en lasten voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Slotwet 2015

Vastgestelde begroting 2016

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Omzet moederdepartement

273.502

227.015

208.086

199.507

199.374

200.387

200.995

Omzet overige departementen

26.730

23.107

32.850

32.850

32.850

32.850

32.850

Omzet derden

12.988

10.745

5.045

5.045

5.045

5.045

5.045

Rentebaten

2

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

313.222

260.867

245.981

237.402

237.269

238.282

238.890

               

Lasten

             

Apparaatskosten

303.432

253.852

238.981

230.402

230.269

231.282

231.890

personele kosten

155.261

144.433

151.960

145.867

145.178

146.592

146.609

 

waarvan eigen personeel

121.465

119.163

130.660

133.017

132.328

133.742

133.759

 

waarvan externe inhuur

24.898

18.270

14.300

5.850

5.850

5.850

5.850

 

waarvan overige personele kosten

8.898

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

materiële kosten

148.171

109.419

87.021

84.535

85.091

84.690

85.281

 

waarvan apparaat ICT

20.586

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

 

waarvan bijdrage aan SSO’s

12.218

12.500

12.500

12.500

12.500

12.500

12.500

 

waarvan overige materiële kosten

115.367

76.919

54.521

52.035

52.591

52.190

52.781

Rentelasten

24

15

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

7.768

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

materieel

7.138

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

 

waarvan apparaat ICT

6.223

5.500

5.500

5.500

5.500

5.500

5.500

immaterieel

630

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

1.800

0

0

0

0

0

0

dotaties voorzieningen

1.800

0

0

0

0

0

0

bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

313.024

260.867

245.981

237.402

237.269

238.282

238.890

Saldo van baten en lasten

198

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de begroting van baten en lasten:

Baten

Omzet moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan de opdrachtgever OCW. Van de omzet moederdepartement 2017 is € 184,7 miljoen gerelateerd aan de vijf hoofdproducten, te weten Bekostiging (€ 36,2 miljoen, zijnde 20 procent), Studiefinanciering (€ 87,7 miljoen, zijnde 47 procent), Examens (€ 22,7 miljoen, zijnde 12 procent), Registers (€ 32,4 miljoen, zijnde 18 procent), Informatiediensten (€ 5,7 miljoen, zijnde 3 procent).

Daarnaast is in de begroting € 23,4 miljoen opgenomen voor de implementatie van beleidswijzigingen. De dalende lijn in de opbrengst moederdepartement is veroorzaakt door de ingeboekte taakstellingen over de periode 2015 tot en met 2018 (€ 28,2 miljoen in 2017 oplopend naar € 44,1 miljoen in 2018).

Deze jaren tekenen zich door aanzienlijke taakstellingen welke zullen moeten worden doorgevoerd. De aanpak wordt gedomineerd door de thema's «efficiency waar het nog kan» en «vereenvoudiging en versobering waar het moet». In de meerjarenbegroting zijn maatregelen op het gebied van efficiency (€ 12,7 miljoen) en baten Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 13,0 miljoen), de Hervormingsagenda en Compacte Rijksdienst (€ 3,0 miljoen) en deregulering (€ 15,4 miljoen) verwerkt. Voor de maatregelen vallend onder deregulering is DUO voor de realisatie afhankelijk van vereenvoudiging van wet- en regelgeving en taken.

Randvoorwaarden exploitatie DUO

De digitale infrastructuur onderwijs bij DUO is van essentieel belang voor de dienstverlening en communicatie aan studenten, instellingen en ouders/burgers. Het gebruik van deze voorzieningen is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. Dit heeft gevolgen voor de kosten van instandhouding (onderhoud en beheer), doorontwikkeling en het volume in gebruik. Deze kosten worden niet systematisch in het beleids- en begrotingsproces meegenomen. De investeringen die benodigd zijn voor het doorontwikkelen van de basisregistratie Onderwijs Nummer (Doorontwikkelen BRON), waarmee mede de Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur Onderwijs (GDI-O) wordt vormgegeven worden besproken met het bestuursdepartement en maken nog geen onderdeel uit de begroting.

Omzet overige departementen

De omzet Overige departementen betreft opbrengsten in verband met uitvoering inburgeringstaken (€ 17,7 miljoen) en uitvoering landelijk register kinderopvang (€ 6,2 miljoen) voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werkzaamheden ten behoeve van het examen Wet financieel toezicht (€ 2,5 miljoen) en werkzaamheden ten behoeve van Belastingdienst (€ 0,1 miljoen) in opdracht van het Ministerie van Financiën, print- en couverteerwerkzaamheden ten behoeve van het CJIB van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 1,2 miljoen), compensatie van loonkosten voor gedetacheerde medewerkers (€ 0,8 miljoen) en werkzaamheden in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (€ 0,2 miljoen). Daarnaast is € 4,2 miljoen aan omzet opgenomen in verband met werkzaamheden uitgevoerd voor meerdere overheidsinstellingen binnen de Shared Service Organisatie Noord (SSO-Noord) welke onder DUO valt.

Omzet derden

Bij omzet derden gaat om met name te innen leges voor OCW examens (€ 2,5 miljoen). Leges voortvloeiende uit diverse overige OCW taken (€ 0,8 miljoen) en opbrengsten voor het uitvoeren van (bekostigingsgerelateerde) werkzaamheden voor het Participatiefonds (€ 0,8 miljoen) alsmede werkzaamheden uitgevoerd binnen de SSO-Noord (€ 0,9 miljoen).

Lasten

Personele kosten

De personele kosten betreffen de kosten van eigen personeel (€ 130,7 miljoen) op basis van de gemiddelde loonkosten, de begrote kosten voor externe inhuur (€ 14,3 miljoen) en een reële inschatting van de overige personele kosten (€ 7,0 miljoen). De stijging ten opzichte van de begroting 2016 is het gevolg van de geplande omzetting van relatief duur extern personeel naar goedkoper intern personeel gerelateerd aan de opgelegde apparaatstaakstelling en de verambtelijking van uitzendkrachten passend binnen de afspraken zoals opgenomen in het afgesloten convenant tussen SG OCW en vakbonden.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan onder meer uit kosten voor informatievoorziening en automatisering (€ 20,0 miljoen), externe diensten en communicatiemiddelen (€ 24,8 miljoen) en € 37,5 miljoen ten behoeve van de implementatie van beleidswijzigingen in de geautomatiseerde systemen en het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De bijdrage aan de SSO-Noord heeft met name betrekking op de huisvestingskosten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen materiële en immateriële vaste activa.

Tabel 2 Kasstroomoverzicht voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Slotwet 2015

Vastgestelde begroting 2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + depositorekeningen

49.441

46.755

46.440

11.440

11.440

11.440

11.440

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

322.332

260.867

245.981

237.402

237.269

238.282

238.890

 

– /– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 314.480

– 253.867

– 273.981

– 230.402

– 230.269

– 231.282

– 231.890

2.

Totaal operationele kasstroom

7.852

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

 

– /– totaal investeringen

– 11.672

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

119

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 11.553

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

 

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

– /– aflossingen op leningen

– 314

– 315

0

0

0

0

0

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 314

– 315

0

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (+1+2+3+4)

45.426

46.440

11.440

11.440

11.440

11.440

11.440

Toelichting op het kasstroomoverzicht:

De operationele kasstroom is het saldo ontvangsten moederdepartement, overige departementen en Derden waar aan uitgaven tegen overstaan aan crediteuren en personeel. Het totaal van investeringen (onder andere apparatuur voor het rekencentrum) is gelijk aan de zogenoemde vervangingsinvesteringen voor de materiële vaste activa en zijn gelijk aan de bruto afschrijvingskosten van deze activa. De afbouw van de balanspositie in 2017 hangt onder meer samen met de afbouw schuld moederdepartement in dit jaar.

Doelmatigheid

Basisindicatoren zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Stijging in de doelmatigheid kan meerjarig worden bereikt door een lagere kostprijs (bij gelijke kwaliteit) of een hogere kwaliteit (bij gelijke kostprijs).

In de gepresenteerde reeks voor DUO (tabel 3) geldt een sterke focus op kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering van dienstverlening. Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) is hier een belangrijk voorbeeld van. Door deze vernieuwing is het tevens mogelijk deels de efficiencytaakstelling van het kabinet te realiseren. De indexgetallen van de onderscheiden producten laten dit zien. Naar aanleiding van de doorlichting baten-lasten agentschap DUO, uitgevoerd door het Ministerie van Financiën en het Ministerie van OCW, en de lopende uniformering «Bijdrage agentschappen» wordt het kostprijsmodel «Lightmodel DUO» herzien.

Tabel 3 Doelmatigheidsindicatoren
 

Slotwet 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Generiek Deel

             

Omzet Bekostiging1

20%

100,0

98,2

98,2

98,2

98,2

98,2

Omzet Studiefinanciering1

49%

100,0

81,7

81,6

81,6

81,6

81,6

Omzet Examens1

13%

100,0

98,3

98,3

98,3

98,3

98,3

Omzet Registers1

14%

100,0

98,8

95,6

95,6

98,8

98,8

Omzet Informatiediensten1

4%

100,0

98,8

98,8

98,8

98,8

98,8

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.783

1.727

1.880

1.900

1.890

1.881

1.871

               

Tarieven/uur

             

ICT gerelateerd

104

104

104

104

104

104

104

Overige uren

74

74

74

74

74

74

74

               

Saldo baten en lasten (%)

0,1%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Klantcontact digitaal

6

6

6

6

6

6

6

Klantcontact traditioneel

7

7

7

7

7

7

7

X Noot
1

Index 2015 is gelijk aan 100.

Toelichting Doelmatigheidsindicatoren:

Omzet/kostprijs per product: DUO aggregeert haar werkzaamheden in de going concern (basiscontract) naar vijf producten, te weten Bekostiging, Studiefinanciering, Examens, Registers en Informatiediensten. De doelmatigheidsindicatoren geven inzicht in de ontwikkeling van de prijsefficiency per product, exclusief volumina ontwikkelingen. Op basis van het taakstellingsplan DUO 2014–2018 zijn de effecten geraamd op het gebied van efficiency maatregelen, effecten Compacte Rijksdienst en baten PVS. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van bovenstaande generieke doelmatigheidsindicatoren. De dereguleringsmaatregelen vallen buiten de scope van de doelmatigheid. Met de ingegeven prijsefficiency en de samenhangende doelmatigheidsontwikkeling wordt gestreefd om budgetneutraal te realiseren waarbij de gemaakte kosten vanuit de omzet gedekt worden.

FTE totaal: De bezetting van ARAR laat ten opzichte van 2016 een stijging zien als gevolg van de geplande omzetting van relatief duur extern personeel naar goedkoper intern personeel gerelateerd aan de apparaatstaakstelling en de verambtelijking van uitzendkrachten passend op het Rijksbrede beleid voor flexwerk.

Projecttarief per uur: Het projecttarief per uur (€ 104) is een gemiddeld uurtarief in- en externe inzet ten behoeve van systeem- en procesaanpassingen.

Meerwerktarief per uur: Voor niet ICT-gerelateerde inzet geldt een lager tarief van € 74 per uur.

De efficiency c.q. doelmatigheidstaakstellingen zijn financieel ingeboekt op de budgetten van DUO. De ingeboekte taakstelling wordt ingevuld door efficiency te behalen. Hierdoor kunnen de tarieven op gelijk niveau worden gehouden. DUO begroot en verwacht te realiseren met een exploitatiesaldo van nul.

Indicatoren: Klanttevredenheid Klantcontact digitaal norm 6 en Klanttevredenheid klantcontact traditioneel norm 7. Het betreft hier respectievelijk de tevredenheid van individuele klanten op de kanalen Mijn DUO en de website (digitaal) en tevredenheid op de kanalen telefonie, email en balie (traditioneel), op een schaal van 1 tot en met 10.

2. NATIONAAL ARCHIEF

2.1. Algemene toelichting

Het Nationaal Archief beheert de archieven van de rijksoverheid en archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). In de depots ligt bijna duizend jaar geschiedenis van Nederland opgeslagen in archieven en in duizenden kaarten, tekeningen en foto’s.

De missie van het Nationaal Archief is het dienen van ieders recht op informatie en het geven van inzicht in het verleden van ons land door:

inzet voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie en optimale zorg voor alle rijksarchieven en de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en onsite en online te presenteren.

Nationaal Archief en Regionale Historische Centra

Op basis van de Archiefwet 1995 heeft de Minister van OCW een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchiefbewaarplaatsen, zijnde het Nationaal Archief in Den Haag en elf rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. De archiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van de Regionale Historische Centra (RHC’s). De RHC’s zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een financiële bijdrage ontvangen. Deze begroting handelt alleen om de baten en lasten van het Nationaal Archief. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s zijn onderdeel van artikel 14 van de begroting van OCW.

Tabel 1 Begroting van baten en lasten voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
     

Slotwet 2015

Vastgestelde begroting 2016

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Omzet moederdepartement

42.045

39.400

36.314

36.105

36.105

34.954

34.529

Omzet mede overheden

400

400

400

400

400

400

400

Omzet derden

1.191

414

219

219

219

219

219

Rentebaten

5

10

0

0

0

0

0

Mutatie projectgelden

– 8.870

848

10.284

1.802

627

460

401

Vrijval voorzieningen

14

0

116

74

26

26

26

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

34.785

41.072

47.333

38.600

37.377

36.059

35.575

                   

Lasten

             

Apparaatskosten

33.227

40.167

45.713

36.842

35.761

34.557

34.080

personele kosten

16.556

16.500

16.443

16.626

16.436

16.436

16.404

 

waarvan eigen personeel

12.601

13.200

14.625

14.808

14.618

14.618

14.618

 

waarvan externe inhuur

3.216

3.300

958

958

958

958

933

 

waarvan overige personele kosten

739

0

860

860

860

860

853

materiële kosten

16.671

23.667

29.270

20.216

19.325

18.121

17.676

 

waarvan apparaat ICT

668

600

1.062

1.062

1.062

1.062

1.062

 

waarvan bijdrage aan SSO's

672

300

325

450

500

500

500

Rentelasten

20

17

12

10

8

6

1

Afschrijvingskosten

1.235

888

1.608

1.748

1.608

1.496

1.494

materieel

1.235

888

1.608

1.748

1.608

1.496

1.494

 

waarvan apparaat ICT

0

150

141

101

68

63

63

immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

244

0

0

0

0

0

0

dotaties voorzieningen

244

0

0

0

0

0

0

bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

34.726

41.072

47.333

38.600

37.377

36.059

35.575

Saldo van baten en lasten

59

0

0

0

0

0

0

Toelichting baten en lasten:

Baten

De omzet van het moederdepartement betreft de inkomsten van het Nationaal Archief voor de geleverde producten en diensten. Deze bestaat uit structurele middelen voor de primaire activiteiten (1e geldstroom) en incidentele middelen voor projectmatige activiteiten (2e geldstroom).

Vanaf 2017 is aan het Nationaal Archief een bedrag van € 15,9 miljoen oplopend tot € 17,5 miljoen vanaf 2020 structureel beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van de digitale taken t.a.v. de rijksarchieven. Met ingang van 2017 worden de 2e geldstroomproject DWR-Archief, DTR en Archief 2020 afgebouwd. Verder wordt vanaf 2017 gerekend met de opening (in exploitatie nemen) van de nieuwe opslaglocatie in Emmen.

Vanaf 2012 verloopt de subsidie van OCW aan het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) via het begrotingsartikel van het Nationaal Archief. Het Nationaal Archief vervult hierin alleen de kasfunctie (doorgeven van gelden) waardoor per saldo in termen van baten en lasten geen sprake is resultaateffect. De subsidie bedraagt € 1,77 miljoen en is buiten de cijfers voor baten en lasten gehouden.

Omzet overige departementen

Het Nationaal Archief fungeert als rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Zuid Holland en ontvangt daarvoor een jaarlijkse bijdrage.

Omzet derden

De omzet derden bestaat hoofdzakelijk uit projectmatige inkomsten van derde partijen (o.a. de Europese Unie) voor specifieke producten en diensten (projecten).

Mutatie projectgelden

Dit betreft de inzet projectgelden en investeringsbijdragen die zijn vooruit ontvangen voor de ontwikkeling van specifieke eenmalige producten en diensten voor verschillende opdrachtgevers. Het gaat met name om het programma DTR, het masterplan Concentratie Archiefdepot en de renovatie van de hal van Nationaal Archief.

Vrijval voorzieningen

Dit betreft de onttrekking aan de voorziening voor de kosten van wachtgeld en reorganisatie.

Lasten

Apparaatskosten

–  Personele kosten

De personele kosten zijn gebaseerd op een bezetting van ca. 200 fte. In 2017 tot en met 2021 blijven de personele kosten stabiel vanwege de ontvangen structurele bijdrage voor de digitale taken. Met de invulling van de vaste formatie zal naar verwachting de extern inhuur dalen.

–  Materiële kosten

Dit betreft onder andere de huisvestingskosten zoals de huurkosten en servicekosten samenhangend met de huisvesting en kantoorautomatisering. Tevens zijn onder deze post de materiële uitgaven verantwoord die worden gedaan in het primaire proces, zoals voor het fysieke depot, de digitale taken rijksarchieven, tentoonstellingen, dienstverlening en in de projecten.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit het beroep op de leenfaciliteit in 2013 en 2016.

Afschrijvingskosten

De stabiele lijn van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door instandhoudingsinvesteringen in het fysieke depot en de ICT hardware.

Tabel 2 Kasstroomoverzicht over het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Slotwet 2015

Vastgestelde begroting 2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + depositorekeningen

23.052

12.698

18.599

4.138

2.580

2.588

2.443

 

+/+ totaal ontvangen operationele kasstroom

43.075

0

36.933

36.724

36.724

35.573

35.148

 

– /– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 32.242

0

– 45.725

– 36.852

– 35.768

– 34.562

– 34.081

2.

Totaal operationele kasstroom

10.833

0

– 8.792

– 128

956

1.011

1.067

 

– /– totaal investeringen

– 1.553

0

– 5.202

– 1.259

– 777

– 985

– 504

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

             

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.553

0

– 5.202

– 1.259

– 777

– 985

– 504

 

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

         
 

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

0

0

         
 

– /– aflossingen op leningen

– 360

– 360

– 467

– 171

– 171

– 171

– 171

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

             

4.

Totaal financieringskasstroom

– 360

– 360

– 467

– 171

– 171

– 171

– 171

5.

Rekening courant RHB 31 december 2017 = stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

31.972

12.379

4.138

2.580

2.588

2.443

2.835

Toelichting kasstroomoverzicht:

De operationele kasstroom in 2017 is negatief vanwege uitgaven aan projecten. Omdat deze uitgaven gedekt worden uit vooruitontvangen projectgelden, wordt uitgegaan van een begroting met een nihil resultaat.

De investeringskasstroom betreft vooral de investeringen in ICT hardware en investeringen in het fysieke depot. De financieringskasstroom betreft de aflossing van de leenfaciliteit welke is aangegaan ten behoeve van de verbouwing van de publieke ruimte, investeringen in kantoormeubilair en aanpassingen van het interieur.

Het verschil in de verwachte Rekening Courant RHB positie begin 2017 ten opzichten van de vastgestelde begroting 2016 wordt met name veroorzaakt door vertragingen in het programma DTR en het project Masterplan Archiefdepots in 2015 en 2016.

Doelmatigheid

Tabel 3: Overzicht doelmatigheidsindicatoren (bedragen x € 1.000)
 

Slotwet 2015

Vastgestelde begroting 2016

2017

2018

2019

2020

2021

 

Generiek deel

               

Gemiddeld gewogen kostprijs per productgroep

               

de (gem) prijs per km fysiek archief (capaciteit)

14.350

13.350

12.960

12.960

12.960

12.960

12.960

1

de (gem) prijs per Terabyte digitaal archief

1.311

1.297

1.278

1.253

1.219

1.219

2

Gemiddeld gewogen uurtarief intern personeel

               

primaire taken – activiteiten

47,8

47,8

51,0

51,0

51,0

51,0

51,0

3

programma's en projecten 2e en 3e geldstromen

49,8

49,8

58,0

58,0

58,0

58,0

58,0

 

Aantal fte

               

formatie op lumpsum en projecten

151,5

151,5

200–205

200–210

200–210

200–210

200–210

 

formatie Programma Digitale Taken rijksarchieven

45,3

46,7

           

Saldo baten en lasten

59.000

     

Ontwikkeling aantallen bezoekers

               

bezoekers

20.000

20.000

20.000

22.500

25.000

25.000

25.000

 

onderwijs

5.000

7.500

10.000

15.000

15.000

15.000

15.000

 

studiezaal – bezoekers

13.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

 

studiezaal – raadplegingen archiefstukken

100.000

105.000

105.000

100.000

100.000

90.000

90.000

 

Website GaHetNa

1.200.000

1.300.000

1.400.000

1.500.000

1.600.000

1.600.000

1.600.000

 

Cijfer bezoeker tevredenheid

7,2

 

7,3

 

7,4

   

4

Voldoen aan webrichtlijnen Rijk

3

3

3

3

3

3

3

5

Beschikbaarheid – bereikbaarheid organisatie

               

fysieke dienstverlening; geopend:

               

informatiecentrum en studiezaal

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

 

tentoonstelling

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

 

ontvangst schoolgroepen

ma

ma

ma

ma

ma

ma

ma

 

Digitale dienstverlening eDepot (basisdienstverlening)

               

helpdesk openingstijden op werkdagen

nvt

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

 
X Noot
1

Uitgaande van de kosten / beschikbare capaciteit. Consequenties uitbreiding depotcapaciteit locatie «Emmen» zijn niet doorberekend (in 2e helft 2016 wordt het kostprijsmodel herzien met inbegrip van de locatie Emmen).

X Noot
2

Gebaseerd op kostprijsmodel 2014. In 2e helft 2016 wordt kostprijsmodel geactualiseerd en aangepast naar een integrale opzet.

X Noot
3

Op basis van verantwoording uurtarieven jaarrekening 2015

X Noot
4

Per twee jaar wordt een landelijk onderzoek gedaan door de branchevereniging archiefveld naar de kwaliteit van de dienstverlening.

X Noot
5

Betreft de toekenning van het drempelvrij keurmerk; toekenning op basis van een jaarlijks onderzoek; toekenning in de vorm van een jaarlijks certificaat met waardering in aantal sterren (1-2-3- sterren)

Toelichting:

In de berekening van de gemiddelde kostprijs per kilometer fysiek archief is geen rekening gehouden met de capaciteitsuitbreiding van het depot door indikking van de archiefopslag. De consequenties van de uitbreiding van de depotcapaciteit door de nieuwe opslaglocatie in Emmen zijn niet doorgerekend vanwege het ontbreken van voldoende kerncijfers. In het 3e en 4e kwartaal 2016 wordt het kostprijsmodel geactualiseerd. Dit moet leiden tot een geactualiseerd inzicht in de kosten per kilometer fysiek archief. Zo mogelijk worden kosten die samenhangen met de capaciteitsuitbreiding depot Emmen meegenomen (het project voor de bouw-verbouw moet nog starten).

Het Nationaal Archief biedt een landelijke infrastructuur aan voor producten en diensten voor digitale archivering aan Regionale Historische Centra (RHC’s), departementen en andere instellingen met een publieke taak. In de eerste fase richt de Serviceorganisatie zich op dienstverlening aan de RHC’s voor overgebracht archiefmateriaal. Deze dienstverlening is gestart met ingang van 2016. Aan de dienstverlening is een kostprijsmodel verbonden die inzichtelijk maakt tegen welke kosten producten en diensten kunnen worden afgenomen. In tabel benoemde prijs / Tb digitaal archief is gebaseerd op kostprijsmodel 2014. Inmiddels is een start gemaakt met de actualisatie van dit kostprijsmodel. De actualisatie wordt in het 3e en 4e kwartaal van 2016 afgerond. De uitkomsten daarvan leiden tot aanpassing van de doelmatigheidsindicatoren.

Het Nationaal Archief werkt aan de opdracht om de maatschappelijke zichtbaarheid te vergroten als publiekscentrum: i.c. de verbetering van de toegankelijkheid van archieven als geheugen van de samenleving (tentoonstellingen, publiekseducatie, studiezalen, faciliteren onderzoeken archiefprofessionals). Dit leidde met ingang van 2014 tot het toenemen van bezoekersaantallen.

De gemiddeld gewogen uurtarieven zijn gebaseerd op de realisatiecijfers van het Nationaal Archief in de jaarrekening 2015.

Bezoekerstevredenheid: Om de twee jaren wordt door de branchevereniging een landelijk onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de dienstverlening.

Webrichtijnen: Het Waarmerk drempelvrij.nl is het Nederlandse kwaliteitsmerk voor toegankelijke websites. Als een website toegankelijk is, kan deze door alle bezoekers goed worden gebruikt. Ook is de website dan beter vindbaar in zoekmachines. De toekenning geschiedt op basis van een jaarlijks onderzoek en wordt toegekend in de vorm van een certificaat. De score wordt toegekend in aantal sterren (*) met als maximaal toe te kennen score drie sterren (***).

6. BIJLAGEN

BIJLAGE 1. RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN

Tabel 1 Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (bedragen x € 1 miljoen)1
 

RWT

ZBO

Functie2

Artikel(en)

Ramingen

Verwijzing naar website

ZBO’s

           

Stichting Fonds voor de Podiumkunsten

 

X

 

14

44,9

Stichting Fonds Podiumkunsten

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

 

X

 

14

12,3

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Stichting Nederlands Filmfonds

 

X

 

14

49,3

Stichting Nederlands Filmfonds

Stichting Mondriaan Fonds

 

X

 

14

25,9

Stichting Mondriaanfonds

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

 

X

 

14

11,5

tichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Stichting Nederlands Letterenfonds

 

X

 

14

10,1

Stichting Nederlands Letterenfonds

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

 

X

 

15

0,0

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Commissariaat voor de Media (CvdM)

 

X

 

15

4,9

Commissariaat voor de Media

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

 

X

 

6

3,3

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie

Koninklijke Bibliotheek (KB)

 

X

 

16

45,5

Koninklijke Bibliotheek

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

 

X

 

6, 16

736,7

ederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Stichting Participatiefonds

 

X

 

1

2,1

Stichting Participatiefonds (PF)

Stichting Vervangingsfonds

 

X

 

1

2,8

Stichting Vervangingsfonds (VF)

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

 

X

 

15

2,1

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

College voor Toetsen en Examens

 

X

 

3, 4

10,6

College voor Toetsen en Examens

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

 

X3

 

15

85,7

Nederlandse Publieke Omroep

             

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

 

X3

 

16

86,8

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen

Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)

 

X3

 

4

50,4

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

Regionale Omroepen

X

   

15

139.9

Stichting Regionale Omroepen

             

RWT’s

           

Landelijk Omroepbestel

X

   

15

661,8

 

Musea

X

   

14

194,7

 

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

X

   

1

10.241,0

 

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

X

   

3

7.791,6

 

Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen

X

   

4

3.140,3

 

Instellingsbesturen hogescholen

X

   

6

2.761,0

 

Instellingsbesturen universiteiten

X

   

7

3.625,7

 

Academische Ziekenhuizen

X

   

7

657,6

 

Cito

X

   

3,4

9,8 MBO

VO: 25,5

Stichting Cito

SLO

X

   

3

13,9

Stichting SLO

X Noot
1

De volgorde van de opsomming in dit overzicht is aangepast aan het besturingsmodel van OCW. Zie hiervoor ook de toelichting op deze tabel.

X Noot
2

Zie toelichting op tabel ZBO’s en RWT’s.

X Noot
3

Kaderwet zbo’s niet van toepassing.

Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:

Algemeen

OCW hanteert het volgende model om zicht te houden op de instellingen rond het kerndepartement en de bestuurlijke relaties die daarmee worden onderhouden.

De schillen representeren de bestuurlijke verhouding tot de bestuurskern: hoe dichter bij de bestuurskern hoe groter de politieke verantwoordelijkheid, hoe nauwer de sturingsrelaties en hoe beter verantwoording moet worden afgelegd over de financieringsstromen. De volgorde van presentatie van ZBO’s en RWT’s in de tabel is aangepast op dit model. Om het onderscheidend vermogen van de tabel, het schillenmodel en de daaraan gerelateerde sturing en verantwoording te behouden zijn de organisaties die al als zbo’s zijn aangemerkt omdat zij taken uitvoeren die gepaard gaan met de uitoefening van openbaar gezag niet tevens als RWT aangemerkt omdat zij ook nog andere wettelijke taken uitvoeren.

Hieronder volgt de toelichting op de functie van de zbo’s.

ZBO’s:

Cultuurfondsen

In 2017 worden bijdragen verstrekt aan de volgende fondsen:

Stichting Fonds Podiumkunsten

Het fonds ondersteunt alle vormen van professionele podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

Stichting Nederlands Filmfonds

Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.

Stichting Mondriaanfonds

Het fonds bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars en instellingen die van belang zijn voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. Het doel is hiermee de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, vormgeving en e-culture.

Stichting Nederlands Letterenfonds

Het fonds bevordert de kwaliteit, diversiteit, productie en de vertaling van de Nederlandse- en Friestalige literatuur. Ook verzorgt het Letterenfonds de promotie en zichtbaarheid van de Nederlandse en Friese literatuur in het buitenland.

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Het Mediafonds bevordert de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, documentaires, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de publieke landelijke en regionale omroep.

Commissariaat voor de Media (CvdM)

Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regels. Het garandeert daarmee een eerlijke toegang tot de media en bewaakt de kwaliteit, de diversiteit en de onafhankelijkheid van de informatievoorziening.

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.

Koninklijke Bibliotheek (KB)

De KB brengt als de nationale bibliotheek van Nederland mensen en informatie samen. De KB speelt voorts een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatie-structuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband.

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

De NWO heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek.

Stichting Participatiefonds (PF)

Het PF is verantwoordelijk voor het beheren en terugdringen van de werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF betaalt de uitkeringskosten van ontslagen personeel. Daarnaast ondersteunt het PF schoolbesturen bij het opzetten van hun personeels- en mobiliteitsbeleid en individuele medewerkers die werkloos zijn met trainingen en cursussen.

Stichting Vervangingsfonds (VF)

Het VF betaalt de kosten voor vervangers die schoolbesturen moeten inzetten bij ziekte of afwezigheid van personeel en heeft als taak het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van onderwijspersoneel in het primair onderwijs door de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en het personeelsbeleid te verbeteren.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het fonds heeft ten doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming.

College voor Toetsen en Examens (CvTE)

Het College is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

De NPO is het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de landelijke publieke omroep.

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

De KNAW bevordert als forum, geweten en stem van de wetenschap de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.

Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)

SBB ontwikkelt kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven.

Regionale Omroepen

Het betreft middelen die aan de regionale publieke omroepen en de Stichting Regionale Publieke Omroep beschikbaar zijn gesteld. De Stichting Regionale Publieke Omroep is het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de regionale omroep.

RWT’s:

Landelijk Omroepbestel

Het betreft middelen die aan de landelijke publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Musea

Het betreft 29 musea die vallen onder de Erfgoedwet.

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

Het betreft 1.057 bevoegde gezagsorganen van 6.985 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

Het betreft 350 bevoegde gezagsorganen van 645 onderwijsinstellingen. Binnen deze aantallen zitten ook gemeentelijke bevoegde gezagen/onderwijsinstellingen die eigenlijk niet aan te merken zijn als RWT.

Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen

Het betreft ruim 50 roc’s en vakinstellingen.

Instellingsbesturen hogescholen

Het betreft middelen die rechtstreeks aan 35 bekostigde hogescholen beschikbaar zijn gesteld.

Instellingsbesturen universiteiten

Het betreft middelen die rechtstreeks aan 18 bekostigde universiteiten beschikbaar worden gesteld.

Academische Ziekenhuizen

Het betreft middelen voor de 8 ziekenhuizen die verbonden zijn aan een universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.

Stichting Cito

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.

Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling heeft tot taak:

  • het ontwikkelen van de centrale eindtoets in het primair onderwijs;

  • het ontwikkelen van de diagnostische tussentijdse toets en de rekentoets in het voortgezet onderwijs;

  • het ontwikkelen van de centrale examens/ en rekentoetsen in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs.

Stichting SLO

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.

Stichting leerplanontwikkeling heeft tot taak het ontwikkelen en onderhouden van landelijke leerplankaders en het ondersteunen en adviseren van onze Minister met betrekking tot leerplanontwikkeling.

Tabel 2 Overzicht RWT’s en ZBO’s(vallend onder andere ministeries) (bedragen x € 1 miljoen)
 

RWT

ZBO

Artikel(en)

Ramingen

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

 

X

1

2,3

Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)

Het UWV voert de regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten uit voor OCW.

BIJLAGE 2. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

In dit hoofdstuk worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2016 en de stand ontwerpbegroting 2017. Daarbij worden mutaties groter of gelijk aan onderstaande staffel toegelicht:

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1.000

5

10

=> 1.000

10

20

De mutaties uit de eerste suppletoire begroting zijn reeds toegelicht in de memorie van toelichting op de eerste suppletoire begroting. Deze mutaties worden daarom niet in dit verdiepingshoofdstuk toegelicht. Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen met de specificatie van de nieuwe mutaties alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden.

Mutaties die op meer dan één beleidsartikel betrekking hebben, worden hieronder toegelicht. Het betreft de budgettaire verwerking van de:

  • 1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2016;

  • 2. Loonbijstelling;

  • 3. Prijsbijstelling;

  • 4. Regeerakkoord 2012: D32 Intensivering onderwijs en onderzoek;

  • 5. Lumpsum- en subsidietaakstelling;

  • 6. Politieke prioriteiten.

1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2016

Onderstaande tabel geeft de verdeling van de leerlingen- en studentenontwikkeling per begrotingsartikel weer. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

Tabel 1 Leerlingen- en studentenontwikkeling (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Uitgaven:

           

1

Primair onderwijs

15.823

4.737

15.731

13.860

– 11.455

– 46.543

3

Voortgezet onderwijs

44.754

61.849

87.560

110.284

124.495

140.589

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

0

3.521

3.902

12.380

24.502

33.417

6

Hoger beroepsonderwijs

– 45.478

– 81.250

– 110.671

– 135.748

– 153.588

– 167.955

7

Wetenschappelijk onderwijs

57.417

63.025

68.456

74.892

83.320

91.103

11

Studiefinanciering

– 3.658

2.796

2.391

6.093

7.290

6.618

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.046

2.364

2.785

2.898

3.006

3.158

13

Lesgelden

– 13

6

7

11

13

11

Subtotaal uitgaven

69.891

57.048

70.161

84.670

77.583

60.398

               

Ontvangsten:

           

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

51

107

126

131

136

144

13

Lesgeldontvangsten

– 56

– 252

509

1.757

2.214

1.582

Subtotaal ontvangsten

– 5

– 145

635

1.888

2.350

1.726

Totaal (uitgaven minus ontvangsten)

69.896

57.193

69.526

82.782

75.233

58.672

2. Loonbijstelling

De loonbijstelling tranche 2016 is uitgekeerd aan de departementen. OCW heeft ervoor gekozen om een deel van de loonbijstelling (over de instrumenten subsidies en opdrachten) niet uit te delen, maar in te zetten voor de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken. Naast de reguliere loonbijstelling is de meerjarige doorwerking van de loonruimte-overeenkomst publieke sector 2015–2016 uitgekeerd, evenals een eenmalige extra loonbijstelling in 2016 voor het werkgeversdeel van de herstelopslag voor pensioenpremies. In de onderstaande tabellen wordt de totale budgettaire bijstelling per begrotingsartikel weergegeven.

Tabel 2 Loonbijstelling tranche 2016 (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1

Primair onderwijs

173.592

172.775

172.325

171.048

170.186

169.823

3

Voortgezet onderwijs

129.671

130.176

129.735

128.576

126.957

125.108

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

56.275

55.697

56.464

55.980

55.628

54.936

6

Hoger beroepsonderwijs

42.547

42.831

42.495

42.587

42.840

42.957

7

Wetenschappelijk onderwijs

53.251

53.055

52.592

52.585

52.809

53.031

8

Internationaal beleid

86

87

84

84

84

84

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

636

712

691

681

1.933

– 97

11

Studiefinanciering

2.081

1.987

1.910

1.838

1.838

1.838

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

259

246

237

229

229

229

13

Lesgelden

110

106

101

98

98

98

14

Cultuur

5.884

5.997

5.996

5.996

5.996

5.996

15

Media

5

5

5

5

5

5

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

11.371

11.134

11.095

11.076

11.072

11.072

25

Emancipatie

63

79

91

89

89

89

91

Nominaal en onvoorzien

0

– 1.563

– 1.564

– 1.563

– 1.563

176

95

Apparaatsuitgaven

1.619

1.299

1.234

1.386

1.366

1.552

 

Inzet ter dekking

11.126

9.586

9.121

8.931

8.820

8.830

Totaal

488.576

484.209

482.612

479.626

478.387

475.727

Tabel 3 Meerjarige doorwerking loonruimte-overeenkomst (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1

Primair onderwijs

85.658

85.672

85.699

85.627

85.428

86.093

3

Voortgezet onderwijs

63.392

63.929

63.913

63.761

63.128

62.828

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

29.123

28.994

29.300

29.173

29.075

29.048

6

Hoger beroepsonderwijs

20.709

20.957

20.844

21.028

21.211

21.481

7

Wetenschappelijk onderwijs

22.658

22.675

22.508

22.641

22.804

23.135

8

Internationaal beleid

43

46

46

46

47

45

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

2.160

1.576

1.554

1.560

2.130

1.132

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

5.661

5.565

5.553

5.581

5.595

5.651

95

Apparaatsuitgaven

2.768

2.758

2.755

2.755

2.754

2.759

Totaal

232.172

232.172

232.172

232.172

232.172

232.172

Tabel 4 Herstelopslag pensioenpremie (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

1

Primair onderwijs

26.380

3

Voortgezet onderwijs

19.522

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

8.969

6

Hoger beroepsonderwijs

6.377

7

Wetenschappelijk onderwijs

8.213

8

Internationaal beleid

13

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

665

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.743

95

Apparaatsuitgaven

850

Totaal

72.732

3. Prijsbijstelling

De prijsbijstelling tranche 2016 is uitgekeerd aan de departementen. OCW heeft ervoor gekozen om een deel van de prijsbijstelling (over de instrumenten subsidies en opdrachten) niet uit te delen, maar in te zetten voor de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per begrotingsartikel weergegeven.

Tabel 5 Prijsbijstelling tranche 2016 (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1

Primair onderwijs

9.171

9.089

9.015

8.964

8.934

8.914

3

Voortgezet onderwijs

8.112

8.027

7.962

7.739

7.565

7.552

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

6.124

6.059

6.141

6.090

6.050

5.977

6

Hoger beroepsonderwijs

4.249

4.277

4.246

4.257

4.282

4.294

7

Wetenschappelijk onderwijs

8.599

8.565

8.489

8.485

8.518

8.551

8

Internationaal beleid

31

31

31

31

31

31

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

26

27

26

26

26

14

11

Studiefinanciering

7.931

8.176

8.289

8.422

8.567

8.759

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

458

456

452

450

438

429

13

Lesgelden

17

17

16

16

16

17

14

Cultuur

2.630

2.586

2.497

2.497

2.496

2.499

15

Media

4.760

4.510

4.532

4.557

4.592

4.621

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

2.525

2.484

2.477

2.474

2.473

2.473

25

Emancipatie

10

12

14

14

14

14

91

Nominaal en onvoorzien

0

– 137

– 140

– 143

– 141

23

95

Apparaatsuitgaven

364

394

378

372

368

388

 

Inzet ter dekking

1.423

1.300

1.268

1.211

1.213

1.201

Totaal

56.430

55.873

55.693

55.462

55.442

55.757

4. Regeerakkoord 2012: D32 Intensivering onderwijs en onderzoek

Onderstaande tabellen geven de verdeling van de intensivering D32 per onderdeel en per begrotingsartikel weer. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

Tabel 6 Intensivering D32 – NOA (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1

Primair onderwijs

0

59.000

59.000

59.000

59.000

59.000

3

Voortgezet onderwijs

0

41.000

41.000

41.000

41.000

41.000

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

0

75.000

75.000

75.000

75.000

75.000

6

Hoger beroepsonderwijs

0

2.880

2.880

2.880

2.880

2.880

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

3.120

3.120

3.120

3.120

3.120

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

0

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Totaal

0

185.000

185.000

185.000

185.000

185.000

Tabel 7 Intensivering D32 – Onderzoek (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

6

Hoger beroepsonderwijs

0

0

3.000

0

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

0

0

47.000

0

0

0

Totaal

0

0

50.000

0

0

0

Tabel 8 Studievoorschot (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

6

Hoger beroepsonderwijs

0

0

124.000

124.133

146.187

248.138

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

0

76.000

75.867

89.813

152.085

Totaal

0

0

200.000

200.000

236.000

400.223

5. Lumpsum- en subsidietaakstelling

Onderstaande tabel geeft de verdeling van de lumpsum- en subsidietaakstelling per begrotingsartikel weer. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

Tabel 9 Lumpsum- en subsidietaakstelling (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1

Primair onderwijs

– 16.501

– 70.400

– 70.400

– 70.400

– 70.400

– 70.400

3

Voortgezet onderwijs

– 5.552

– 64.664

– 66.982

– 66.982

– 66.982

– 66.982

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

– 6.736

– 34.701

– 35.945

– 35.945

– 35.945

– 35.945

6

Hoger beroepsonderwijs

– 4.680

– 24.107

– 24.971

– 24.971

– 24.971

– 24.971

7

Wetenschappelijk onderwijs

– 6.894

– 35.516

– 36.789

– 36.789

– 36.789

– 36.789

8

Internationaal beleid

– 23

– 116

– 121

– 121

– 121

– 121

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

– 7.416

– 2.142

– 2.219

– 2.219

– 2.219

– 2.219

14

Cultuur

– 1.239

– 6.382

0

0

0

0

15

Media

– 1.666

– 8.584

– 8.892

– 8.892

– 8.892

– 8.892

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

– 1.580

– 8.141

– 8.433

– 8.433

– 8.433

– 8.433

25

Emancipatie

– 22

– 115

– 119

– 119

– 119

– 119

Totaal

– 52.309

– 254.868

– 254.871

– 254.871

– 254.871

– 254.871

6. Politieke prioriteiten

Onderstaande tabel geeft de verdeling van de extra middelen voor politieke prioriteiten per begrotingsartikel weer. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

Tabel 10 Politieke prioriteiten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Art.

2017

2018

2019

2020

2021

Instroom asiel

1

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

Achterstanden

1

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Gelijke kansen

4

25.000

25.000

25.000

25.000

25.000

Mbo schoolkosten

4

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Cultuur

14

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Toezicht inspectie

95

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Verzachten lumpsum- en subsidietaakstelling:

           

Primair onderwijs

1

30.651

27.744

27.744

27.744

27.744

Voortgezet onderwijs

3

47.660

49.980

49.980

49.980

49.980

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4

20.120

20.336

20.336

20.336

20.336

Hoger beroepsonderwijs

6

13.977

14.127

14.127

14.127

14.127

Wetenschappelijk onderwijs

7

20.592

20.813

20.813

20.813

20.813

Totaal

 

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

Verdiepingshoofdstuk per artikel

Uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

26.436

45.798

35.124

18.250

– 7.065

 

Nieuwe mutaties

291.184

301.569

306.682

296.207

295.131

 

1.

Regeerakkoord

0

59.000

59.000

59.000

59.000

 

2.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

0

– 70.400

– 70.400

– 70.400

– 70.400

 

3.

Controle leerlingtelling

0

– 10.000

– 10.000

– 10.000

– 10.000

 

4.

Kasschuif prestatiebox

0

– 10.000

10.000

     

5.

Kasschuif GOAB

0

10.000

– 10.000

     

6.

Politieke prioriteiten: lumpsum- en subsidietaakstelling

0

30.651

27.744

27.744

27.744

 

7.

Politieke prioriteiten: Asiel

0

15.000

15.000

15.000

15.000

 

8.

Politieke prioriteiten: Onderwijsachterstanden

0

5.000

5.000

5.000

5.000

 

9.

Beleidsmatige herschikkingen

– 510

– 442

– 442

– 442

– 442

 

10.

Overboekingen (intern)

– 3.433

882

382

382

382

 

11.

Overboekingen met andere departementen

326

– 2.658

– 2.641

– 2.716

– 2.701

 

12.

Desaldering: lumpsum- en subsidietaakstelling

0

7.000

16.000

7.000

7.000

 

13.

Loon- en prijsbijstelling

294.801

267.536

267.039

265.639

264.548

 

Stand ontwerpbegroting 2017

10.275.015

10.245.604

10.205.501

10.108.905

10.036.019

9.979.171

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de tranche 2017 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 3. De controle op de gewichtenregeling zorgt voor een daling van het aantal gewichtenleerlingen waardoor het beschikbare budget met € 10 miljoen kan worden bijgesteld.

  • 4. Er is een kasschuif nodig van 2017 naar 2018 van € 10 miljoen om het beschikbare budget in lijn te brengen met de uitgaven in het betreffende kalenderjaar vanwege het betaalritme van de prestatiebox.

  • 5. De taakstelling van € 10 miljoen op het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid voor het jaar 2017 wordt naar 2018 doorgeschoven.

  • 6. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 7. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 8. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 11. Belangrijkste onderdeel van deze reeks betreft een bijdrage van € 3 miljoen per jaar vanaf 2017 voor de op de EZ-begroting opgenomen reservering ten behoeve van het Scholenprogramma aardbevingsgebied Groningen. Over de besteding van deze middelen worden afspraken gemaakt in een door het Rijk met betrokkenen in het najaar te sluiten convenant.

  • 12. Als gevolg van een desaldering met de ontvangsten worden de uitgaven verhoogd en ingezet voor de lumpsum- en subsidietaakstelling.

  • 13. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

15.000

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties:

0

7.000

16.000

7.000

7.000

 

1. Desaldering lumpsum- en subsidietaakstelling

 

7.000

16.000

7.000

7.000

 

Stand ontwerpbegroting 2017

16.661

8.661

17.661

8.661

8.661

8.661

Toelichting op de nieuwe mutaties:

Ontvangsten

  • 1. Op basis van de jaarlijkse afhandeling van jaarverslagen, regelingen en subsidies wordt de ontvangstenraming opgehoogd met € 7 miljoen. Deze ophoging wordt gedesaldeerd met de uitgaven en ingezet voor de lumpsum- en subsidie taakstelling.

Uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

7.574.452

7.571.832

7.541.214

7.453.203

7.349.007

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

130.864

125.752

109.047

117.270

125.981

 

Nieuwe mutaties

216.369

230.356

230.757

229.223

226.856

 

1.

Regeerakkoord

0

41.000

41.000

41.000

41.000

 

2.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

0

– 64.664

– 66.982

– 66.982

– 66.982

 

3.

Desaldering lumpsum- en subsidietaakstelling

0

6.000

6.000

6.000

6.000

 

4.

Politieke prioriteiten: lumpsum- en subsidietaakstelling

0

47.660

49.980

49.980

49.980

 

5.

Loon- en prijsbijstelling

220.697

202.132

201.610

200.076

197.650

 

6.

Beleidsmatige herschikkingen

– 385

– 334

– 334

– 334

– 334

 

7.

Overboekingen (intern)

– 824

1.621

– 458

– 458

– 458

 

8.

Overboekingen met andere departementen

– 119

– 59

– 59

– 59

0

 

9.

Correctie uitwerkingsakkoord VNG

– 3.000

– 3.000

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

7.921.685

7.927.940

7.881.018

7.799.696

7.701.844

7.623.024

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de tranche 2017 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord. Zie het algemene deel van deze verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

  • 4. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

  • 5. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

5.552

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

6.000

6.000

6.000

6.000

 

1. Desaldering lumpsum- en subsidietaakstelling

0

6.000

6.000

6.000

6.000

 

Stand ontwerpbegroting 2017

10.213

7.361

7.361

7.361

7.361

7.361

Uitgaven beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

4.064.713

4.024.329

4.053.148

4.009.856

3.986.080

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 14.969

3.448

– 8.203

11.707

21.106

 

Nieuwe mutaties

87.538

189.429

272.751

268.918

268.557

 

1. Regeerakkoord

0

75.000

75.000

75.000

75.000

 

2. Lumpsum- en subsidietaakstelling

0

– 34.701

– 35.945

– 35.945

– 35.945

 

3. Politieke prioriteiten: lumpsum- en subsidietaakstelling

0

20.120

20.336

20.336

20.336

 

4. Politieke prioriteiten: Gelijke kansen

0

25.000

25.000

25.000

25.000

 

5. Politieke prioriteiten: Mbo schoolkosten

0

10.000

10.000

10.000

10.000

 

6. Aftrek scholingsuitgaven

0

0

82.320

82.320

82.320

 

7. Beleidsmatige herschikkingen

– 9.447

3.109

4.209

1.038

1.038

 

8. Overboekingen (intern)

– 3.967

– 60

– 285

– 285

– 215

 

9. Overboekingen met andere departementen

461

211

211

211

270

 

10. Loon- en prijsbijstelling

100.491

90.750

91.905

91.243

90.753

 

Stand ontwerpbegroting 2017

4.137.282

4.217.206

4.317.696

4.290.481

4.275.743

4.248.239

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de tranche 2017 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord. Deze € 75 miljoen is bedoeld voor de verdere ophoging van het budget voor studiewaarde met € 17 miljoen en € 58 miljoen voor de bpv. Zie het algemene deel van deze verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 2. Deze taakstelling wordt ingevuld door het resultaatafhankelijke deel van de Kwaliteitsafspraken te verlagen. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda en de toelichting bij het instrument Kwaliteitsafspraken op artikel 4 voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 3, 4, 5. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

  • 6. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 10. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 4 (bedragen x € 1 000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

2.823.794

2.839.039

2.815.174

2.821.817

2.838.628

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 63.662

– 85.275

– 105.499

– 127.929

– 145.624

 

Nieuwe mutaties

77.647

60.586

186.642

184.062

206.974

 

1.

Regeerakkoord – onderwijs

0

2.880

2.880

2.880

2.880

 

2.

Regeerakkoord – onderzoek

0

0

3.000

0

0

 

3.

Regeerakkoord – studievoorschot

0

0

124.000

124.133

146.187

 

4.

Beleidsmatige herschikkingen

100

– 107

– 107

– 107

– 107

 

5.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

0

– 24.107

– 24.971

– 24.971

– 24.971

 

6.

Politieke prioriteiten: lumpsum- en subsidietaakstelling

0

13.977

14.127

14.127

14.127

 

7.

Overboekingen (intern)

3.665

– 122

128

128

525

 

8.

Loon- en prijsbijstelling

73.882

68.065

67.585

67.872

68.333

 

Stand ontwerpbegroting 2017

2.837.779

2.814.350

2.896.317

2.877.950

2.899.978

2.988.722

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de laatste tranche van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord, bestemd voor het opvangen van onbedoelde effecten van de maatregel collegegeld tweede studie. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de D32 middelen over de verschillende begrotingsartikelen.

  • 2. Dit betreft de middelen uit het Regeerakkoord voor onderzoek die middels een kasschuif van 2021 naar 2018 beschikbaar worden gesteld. De komende jaren zal een vergelijkbare kasschuif plaatsvinden vanuit 2022 en 2023 naar 2019 en 2020. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de D32 middelen over de verschillende begrotingsartikelen.

  • 3. Dit betreft de verwerking van de middelen intensivering D32 Onderwijs en onderzoek voor het hbo uit het Regeerakkoord, die vanaf 2018 vrijkomen dankzij de invoering van het studievoorschot.

  • 5. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 6. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 8. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

263

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

1.476

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

Uitgaven beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

4.160.209

4.140.781

4.106.366

4.105.994

4.123.050

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

52.418

64.417

68.950

75.044

82.517

 

Nieuwe mutaties

122.503

104.951

163.393

163.382

178.410

 

1.

Regeerakkoord – onderwijs

0

3.120

3.120

3.120

3.120

 

2.

Regeerakkoord – studievoorschot

0

0

76.000

75.867

89.813

 

3.

Beleidsmatige herschikkingen

0

– 155

– 155

– 155

– 155

 

4.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

0

– 35.516

– 36.789

– 36.789

– 36.789

 

5.

Politieke prioriteiten: lumpsum- en subsidietaakstelling

0

20.592

20.813

20.813

20.813

 

6.

Overboekingen (intern)

355

– 1.128

– 1.128

– 1.128

– 525

 

7.

Overboekingen met andere departementen

28.181

32.741

16.941

16.941

17.000

 

8.

Loon- en prijsbijstelling

92.721

84.295

83.589

83.711

84.131

 

9.

HGIS

1.246

1.002

1.002

1.002

1.002

 

Stand ontwerpbegroting 2017

4.335.130

4.310.149

4.338.709

4.344.420

4.383.977

4.471.444

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de laatste tranche van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord, bestemd voor het opvangen van onbedoelde effecten van de maatregel collegegeld tweede studie. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de D32 middelen over de verschillende begrotingsartikelen.

  • 2. Dit betreft de verwerking van de middelen intensivering D32 Onderwijs en onderzoek voor het wo uit het Regeerakkoord, die vanaf 2018 vrijkomen dankzij de invoering van het studievoorschot.

  • 4. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 5. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 7. Het betreft nagenoeg geheel toevoegingen vanuit het Ministerie van VWS ten behoeve de academische ziekenhuizen voor de incidentele compensatie herstelopslag ABP en de structurele compensatie level-playing-field pensioenen.

  • 8. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

16

16

16

16

16

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

16

16

16

16

16

16

Uitgaven beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

13.662

11.369

11.155

10.554

10.554

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

163

128

168

168

168

 

Nieuwe mutaties

173

41

33

33

34

 

1.

Loon- en prijsbijstelling

173

164

161

161

162

 

2.

Ruilvoettaakstelling HGIS

 

– 7

– 7

– 7

– 7

 

3.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

 

– 116

– 121

– 121

– 121

 

Stand ontwerpbegroting 2017

13.998

11.538

11.356

10.755

10.756

10.704

Ontvangsten beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

99

99

99

99

99

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2017

99

99

99

99

99

99

Uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

250.915

182.973

181.397

176.036

231.933

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 11.484

783

– 4.237

– 5.240

– 5.120

 

Nieuwe mutaties

– 8.832

– 4.089

– 360

– 2.002

– 61.317

 

1.

Regeerakkoord

 

4.000

4.000

4.000

4.000

 

2.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

 

– 2.142

– 2.219

– 2.219

– 2.219

 

3.

Kasschuif dekkingspakket actieplan LeerKracht 2008

       

– 61.287

 

4.

Kasschuif subsidies

– 5.326

3.688

1.638

     

5.

Overboekingen (intern)

– 6.904

– 11.950

– 6.050

– 6.050

– 5.900

 

6.

Overboekingen met andere departementen

– 89

         

7.

Loon- en prijsbijstelling

3.487

2.315

2.271

2.267

4.089

 

Stand ontwerpbegroting 2017

230.599

179.667

176.800

168.794

165.496

173.365

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de tranche 2017 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 3. Bij nota van wijziging op de begroting 2008 is het dekkingspakket voor Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Voor saldoverschillen in de maatregelen versus de dekking is verevening over de jaren heen afgesproken. Dit wordt nu tot en met 2021 verwerkt.

  • 4. Dit betreft een kasschuif. De uitgaven voor de impuls tekortvakken vinden voor een groot gedeelte in 2017 en 2018 plaats en niet in 2016.

  • 5. Dit betreft met name de overboeking van programma naar artikel 95 Apparaatsuitgaven voor het lerarenregister.

  • 7. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2017

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Uitgaven beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

4.953.609

4.401.121

4.544.682

4.709.197

4.785.102

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

451.713

113.497

273.779

295.901

282.167

 

Nieuwe mutaties

428.747

22.938

485.107

379.113

379.558

 

1.

Loon- en prijsbijstelling

10.012

10.163

10.199

10.260

10.405

 

2.

Prijsbijstelling niet-relevant

18.527

18.944

19.102

19.047

19.347

 

3.

Kasschuiven reisvoorziening

200.000

– 306.000

106.000

     

4.

Rentedragende lening

200.000

300.000

350.000

350.000

350.000

 

5.

Overboekingen (intern)

25

25

       

6.

Overboekingen met andere departementen

– 144

– 194

– 194

– 194

– 194

 

7.

Diversen

327

         

Stand ontwerpbegroting 2017

5.834.069

4.537.556

5.303.568

5.384.211

5.446.827

5.527.640

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 2. Dit betreft de verdeling van de prijsbijstelling over de niet-kaderrelevante uitgaven studiefinanciering.

  • 3. Dit betreft kasschuiven inzake betalingen aan OV-vervoerders.

  • 4. Dit betreft een bijstelling van de rentedragende lening.

Ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

869.711

925.913

985.731

1.046.729

1.112.501

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 54.908

– 60.676

– 64.357

– 63.400

– 60.757

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

814.803

865.237

921.374

983.329

1.051.744

1.123.827

Uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

88.307

87.358

86.316

85.812

83.959

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 133

1.181

1.605

1.719

1.838

 

Nieuwe mutaties

717

702

689

679

667

 

1.

Loon- en prijsbijstelling

717

702

689

679

667

 

Stand ontwerpbegroting 2017

88.891

89.241

88.610

88.210

86.464

84.776

Ontvangsten beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

3.034

3.034

3.013

2.990

2.906

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 4

32

52

57

63

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

3.030

3.066

3.065

3.047

2.969

2.895

Uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 13

6

7

11

13

 

Nieuwe mutaties

127

123

117

114

114

 

1.

Loon- en prijsbijstelling

127

123

117

114

114

 

Stand ontwerpbegroting 2017

7.185

6.748

6.456

6.428

6.428

6.427

Ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

249.135

247.661

249.431

254.003

257.933

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

216

– 1.394

– 1.213

– 1.363

– 2.041

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

249.351

246.267

248.218

252.640

255.892

257.786

Uitgaven beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

747.563

759.441

746.410

744.809

743.725

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

10.000

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

31.119

753

11.253

11.253

11.763

 

Nieuwe mutaties

9.823

42.374

41.703

42.703

42.472

 

1.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

 

– 6.382

       

2.

Politieke prioriteiten

 

10.000

10.000

10.000

10.000

 

3.

Monumentenzorg

 

28.800

18.800

18.800

18.800

 

4.

Digitale Taken Rijksoverheid

 

5.732

5.832

5.832

5.932

 

5.

Kasschuif muziekonderwijs

4.500

– 1.000

0

– 1.500

– 2.000

 

6.

Overboekingen (intern)

179

165

602

602

602

 

7.

Overboekingen met andere departementen

– 3.370

– 3.524

– 2.024

476

646

 

8.

Loon- en prijsbijstelling

8.514

8.583

8.493

8.493

8.492

 

Stand ontwerpbegroting 2017

798.505

802.568

799.366

798.765

797.960

795.263

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 3. Vanaf 2017 is een structurele vergoeding toegevoegd voor het afschaffen van de fiscale aftrek van de monumentenzorg voor een bedrag van € 53,8 miljoen. Op deze vergoeding is vanaf het jaar 2017 een structurele bezuiniging van € 25 miljoen aangebracht in het kader van de ruilvoetproblematiek en om de begroting van OCW sluitend te maken. In dat kader vindt ook een korting van € 10 miljoen plaats op de monumentenzorg vanaf 2018.

  • 4. Voor de Digitale Taken Rijksoverheid wordt aan het Nationaal Archief voor de periode 2017–2020 jaarlijks ca. € 5,8 miljoen toegekend.

  • 5. Voor een versnelde inzet van gelden voor het muziekonderwijs wordt een kasschuif van € 4,5 miljoen voorgesteld ten laste van de jaren 2017, 2019 en 2020.

  • 6. De overboekingen (intern) betreffen overboekingen van en naar andere directies op het departement.

  • 7. De overboekingen naar andere departementen betreffen vooral decentralisatie uitkeringen naar BZK en bijdrage project Roosegaarde Afsluitdijk aan RWS.

  • 8. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

494

494

494

494

494

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2017

494

494

494

494

494

494

Uitgaven beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.005.485

956.230

966.953

964.113

977.030

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

7.334

         

Nieuwe mutaties

6.248

6.469

9.960

9.419

10.539

 

1.

Desaldering hogere reclameopbrengsten

 

9.000

9.000

9.000

9.000

 

2.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

 

– 8.584

– 8.892

– 8.892

– 8.892

 

3.

Loon- en prijsbijstelling

4.765

4.515

4.537

4.562

4.597

 

4.

Prijsindexatie Media

1.300

1.686

5.646

5.080

6.165

 

5.

Bijdrage aan Kijkwijzer (van VWS)

183

183

       

6.

Budget Persmuseum van Media naar Cultuur

 

– 331

– 331

– 331

– 331

 

Stand ontwerpbegroting 2017

1.019.067

962.699

976.913

973.532

987.569

990.046

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. De ramingen zijn bijgesteld als gevolg van de hogere realisaties van de reclameopbrengsten in de afgelopen jaren.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 3. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemeen deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 4. Dit betreft een aanvulling op de prijsbijstelling 2015 en 2016, omdat het door het Ministerie van Financiën uitgekeerde bedrag lager is dan het bedrag, waarop Media op grond van de Mediawet 2008 haar budget en uitgaven heeft gebaseerd.

Ontvangsten beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

9.000

         

Nieuwe mutaties

 

9.000

9.000

9.000

9.000

 

1.

Desaldering hogere reclameopbrengsten

 

9.000

9.000

9.000

9.000

 

Stand ontwerpbegroting 2017

206.500

199.500

206.500

199.500

206.500

199.500

Ontvangsten

  • 1. Dit betreft een desaldering met het uitgavenbudget van € 9 miljoen in verband met een hogere raming van de reclameopbrengsten. De ramingen zijn bijgesteld als gevolg van de hogere realsaties van de reclameopbrengsten in de afgelopen jaren.

Uitgaven beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

953.579

934.716

930.395

929.176

928.892

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

43.537

2.155

725

725

605

 

Nieuwe mutaties

28.232

13.909

42.559

– 4.435

– 5.646

 

1.

Regeerakkoord – onderzoek

0

0

47.000

0

0

 

2.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

 

– 8.141

– 8.433

– 8.433

– 8.433

 

3.

Overboeking met andere depatementen

1.647

1.647

– 16.353

– 16.353

– 16.353

 

4.

Overboekingen (intern)

285

1.220

1.220

1.220

0

 

5.

Dekking wisselkoers CERN

5.000

0

0

0

0

 

6.

Loon- en prijsbijstellingen

21.300

19.183

19.125

19.131

19.140

 

Stand ontwerpbegroting 2017

1.025.348

950.780

973.679

925.466

923.851

922.260

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 1. Dit betreft de middelen uit het Regeerakkoord voor onderzoek die middels een kasschuif van 2021 naar 2018 die betrekking worden gesteld. De komende jaren zal een vergelijkbare kasschuif plaatsvinden vanuit 2022 en 2023 naar 2019 en 2020. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de D32 middelen over de verschillende begrotingsartikelen.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutaties.

  • 3. Dit betreft voornamelijk een structurele overboeking van € 18,0 miljoen vanuit de Regeerakkoord-middelen voor onderzoek (zie ook 1) naar het Ministerie van Economische Zaken. Het betreft middelen voor ruimtevaart en het Toekomstfonds.

  • 5. Dit betreft een verhoging van € 5 miljoen van de contributie aan CERN als gevolg van het vrijgeven van de minimum wisselkoers door de Zwitserse Nationale Bank begin 2015.

  • 6. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

101

101

101

101

101

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2017

101

101

101

101

101

101

Uitgaven beleidsartikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

13.474

14.625

15.581

15.463

15.463

15.463

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

121

         

Nieuwe mutaties

– 195

– 453

– 413

– 503

– 16

 

1.

Desaldering ontvangst EU: onderzoek «Aansluiting onderwijs- en arbeidsmarkt jongeren»

209

         

2.

Kasschuif onderzoek «Aansluiting onderwijs- en arbeidsmarkt jongeren»

– 209

108

101

     

3.

Overboekingen met andere departementen

– 268

– 537

– 500

– 487

   

4.

Loon- en prijsbijstelling

73

91

105

103

103

 

5.

Lumpsum- en subsidietaakstelling

 

– 115

– 119

– 119

– 119

 

Stand ontwerpbegroting 2017

13.400

14.172

15.168

14.960

15.447

15.447

Toelichting nieuwe mutaties:

Uitgaven

  • 5. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

Ontvangsten beleidsartikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie Nota van Wijziging 2016

           

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

209

         

1.

Desaldering ontvangst EU: onderzoek «Aansluiting onderwijs- en arbeidsmarkt jongeren"

209

         

Stand ontwerpbegroting 2017

209

0

0

0

0

0

Uitgaven niet-beleidsartikel 91 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

854.188

777.012

779.190

776.165

775.315

 

Nieuwe mutaties

– 854.188

– 832.745

– 929.246

– 926.222

– 925.369

 

1.

Loon- en prijsbijstelling

– 855.888

– 782.012

– 780.894

– 777.871

– 777.019

 

2.

Ramingsbijstelling

0

– 150.000

– 150.000

– 150.000

– 150.000

 

3.

Ramingsbijstelling 2017–2020

0

94.318

0

0

0

 

4.

Overig

1.700

4.949

1.648

1.649

1.650

 

Stand ontwerpbegroting 2017

0

– 150.051

– 244.374

– 244.375

– 244.372

– 136.083

Toelichting op de nieuwe mutaties:

  • 1. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

  • 2. Dit betreft een bijstelling van € 150 miljoen structureel vanaf 2017. Deze bijstelling zal bij de eerste suppletoire begrotingswet 2017 worden verdeeld over de verschillende beleidsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2017.

  • 3. In 2017 is de incidentele ramingsbijstelling van € 94,3 miljoen ingevuld met maatregelen op de OCW-begroting.

  • 4. Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Het betreft onder meer extra uitgaven voor wettelijk verplichte prijsindexatie voor media door tegenvallende inflatie en de indexatie over de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek.

Uitgaven niet-beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

239.161

221.189

213.060

213.508

212.669

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

9.821

– 5.373

– 4.779

– 4.766

– 4.759

 

Nieuwe mutaties

– 1.088

26.554

26.562

25.811

26.564

 

1.

Kasschuif

– 16.930

5.587

3.158

2.307

2.978

 

2.

Politieke prioriteiten: Toezicht Inspectie

0

2.000

2.000

2.000

2.000

 

3.

Beleidsmatige herschikkingen

10.455

14.589

17.169

17.169

17.169

 

4.

Overboekingen (intern)

– 208

– 61

– 19

– 19

– 19

 

5.

Overboekingen met andere ministeries

– 6

– 12

– 113

– 159

– 52

 

6.

Loon- en prijsbijstelling

5.601

4.451

4.367

4.513

4.488

 

Stand ontwerpbegroting 2017

247.894

242.370

234.843

234.553

234.474

234.806

Toelichting op de nieuwe mutaties:

  • 1. Dit betreft een kasschuif 2016–2021 waarmee de budgetten worden aangepast aan het verwachte ritme van de realisatie binnen het apparaatskostenartikel.

  • 2. Zie de overzichtstabel in de beleidsagenda voor een nadere toelichting op deze mutatie.

  • 3. De fiscale regelingen monumentenaftrek en aftrek scholingsuitgaven worden beëindigd, respectievelijk per 2017 en 2018. OCW richt gelijktijdig een uitgavenregeling in. De verwachte hieruit voortvloeiende uitvoeringskosten worden aan het apparaatsartikel toegevoegd. Daarnaast worden de uitvoeringskosten van het lerarenregister toegevoegd aan dit artikel.

  • 6. Dit betreft de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van dit verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Ontvangsten niet-beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

567

567

567

567

567

 

Mutatie Nota van Wijziging 2016

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen 2016

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2017

567

567

567

567

567

567

BIJLAGE 3. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Moties Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVISERING

   

De Tweede Kamer (constaterende dat er een wetsvoorstel is ingediend met daarin een nadere uitwerking van de regels voor aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders in onder meer de semipublieke sector en de internetconsultatie van dit wetsvoorstel in mei 2014 al is gesloten;) spreekt de wens uit om de wetswijziging per 1 januari 2017 in te laten gaan; roept de regering op, het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk met de Tweede Kamer te delen, in ieder geval voor het zomerreces.

PA [9-2-2016] Stemmingen over moties ingediend bij Wijziging van een aantal onderwijswetten

Gewijzigde motie Duisenberg c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 61

34 251, nr. 92

De motie is afgedaan met het toezenden aan de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht rechtspersonen door het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier klokkenluiders kunnen worden beschermd, bij de Inspectie van het Onderwijs of elders, tegen benadeling en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [3-2-2016] Plenaire behandeling

Wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht

Motie Bruins

34 251, nr. 60

De Tweede Kamer wordt hierover in het najaar 2016 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering meerdere alternatieven voor of naast de lumpsum te ontwikkelen waarbij publieke middelen, in het bijzonder middelen die een specifiek doel beogen, heldere doelstellingen krijgen en de voortgang inzichtelijk wordt.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW 2e termijn

Motie Duisenberg c.s.

34 300 VIII, nr. 27

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 10 mei 2016,

Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 143.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, de problematiek rond «ontwortelde jongeren» en de relatie met en mogelijkheden in het onderwijs in kaart te brengen, gericht op een effectievere begeleiding en aanpak om verwijdering en radicalisering te helpen voorkomen; verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer hierover nog voor de begrotingsbehandeling eind 2015 te informeren.

Debat [10-6-2015] VAO Radicalisering (de rol van het onderwijs in de aanpak van radicalisering

Motie Jadnanansing

34 000 VIII, nr. 105

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 5 oktober 2015, Kamerstuk 34 300-XV, nr. 7.

DIRECTIE EMANCIPATIE

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering, een overzicht te maken van alle organisaties die op dit moment subsidie ontvangen en dit overzicht nog voor het algemeen overleg Emancipatie van 14 september 2016 aan de Tweede Kamer te zenden

Debat [8-7-2016] Stemmingen over de op 7 juli gehouden VAO's: VAO Diagnostische tussentijdse toets VAO Passend onderwijs VAO Stichting Hart voor homo's

Motie Pia Dijkstra

30 420, nr. 250

De Tweede Kamer heeft voor het Algemeen Overleg van 14 september 2016 over Emancipatie het overzicht met subsidie ontvangende organisaties toegestuurd gekregen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, de subsidierelatie met Hart van Homo's per direct stop te zetten en de Tweede Kamer per ommegaande hierover te informeren.

Debat [7-7-2016] VAO Stichting Hart van homo's

Motie van Miltenburg c.s.

30 420, nr. 249

De moties is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 juli 2016, Kamerstuk 30 420, nr. 251.

De Tweede Kamer verzoekt de regering daadwerkelijk invulling te geven aan deze mogelijkheid van aparte, veilige opvang voor LHBT’s, christenen en andere kwetsbare individuen, wanneer blijkt dat hun veiligheid niet gegarandeerd kan worden, en de Tweede Kamer, voor de zomer 2016, over deze invulling te informeren.

PA [10-2-2016] AO Vrouwen naar de Top + voortgangsrapportage emancipatiebeleid

PA [17-2-2016] VAO Vrouwen naar de Top

PA [1-3-2016] Stemmingen punt 5 over moties ingediend bij VAO Vrouwen naar de top en voortgangsrapportage emancipatiebeleid

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 31 maart 2016, Kamerstuk 19 637, nr. 2179.

De Tweede Kamer verzoekt de regering verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de voortgang van het bereiken van het wettelijk streefcijfer bij bedrijven, waarbij ingegaan wordt op: – de feitelijke stijging van het aandeel vrouwen in de top van zowel de bedrijven onder de Wet bestuur en toezicht als de publieke sector; – het aandeel bedrijven dat voortgang boekt en de aard van hun aanpak; – het aandeel bedrijven waar voortgang uitblijft; – een analyse van de jaarverslagen op het punt van diversiteit; verzoekt de regering, dit onderzoek uiterlijk najaar 2016 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Debat [17-2-2016] VAO Vrouwen naar de Top

Motie Yücel

30 420, nr. 231

De onderzoeken hiervoor zijn reeds in gang gezet. De reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij de resultaten van deze onderzoeken wordt eind 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bloedbank Sanquin op te dragen de regels rondom bloeddonatie zodanig te wijzigen dat seksueel risicogedrag als criterium voor donatie wordt ingesteld en dat het als man seksueel contact hebben met een andere man niet langer zonder meer leidt tot levenslange uitsluiting van het bloeddonorschap.

PA [29-3-2012] Emancipatie

Motie van Gent c.s.

30 420, nr. 165

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2015, Kamerstuk 29 447, nr. 33.

DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om aan de toekenning van alle subsidies in de BIS de voorwaarde te verbinden dat in de verdere uitwerking van de plannen aangegeven wordt hoe de prioriteiten ingevuld worden en dat bij de verantwoording bij jaarverslagen en aan de subsidieverstrekker verantwoord wordt wat er op deze punten bereikt is.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie van Veen/Monasch

32 820, nr. 205

De Tweede Kamer is op Prinsjesdag per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer constaterende dat het Letterkundig Museum de vorige subsidieperiode 25% van zijn subsidie verloor; verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre het geadviseerde budget toereikend is voor het uitvoeren van de taken van het museum en daarbij mee te wegen dat er ook ruimte moet zijn om het (dagelijks groeiende) archief te digitaliseren en toegankelijk te maken en aankopen te kunnen doen die voor de collectie van toegevoegde waarde zijn, en de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Pechtold/Monasch

32 820, nr. 203l

De Tweede Kamer is op Prinsjesdag per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer constaterende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies de keuze maakt om een beperkt aantal productiehuizen een bedrag toe te kennen om hun taken goed te kunnen vervullen; verzoekt de regering om te onderzoeken of er ruimte is om meer productiehuizen te ondersteunen en daarbij geografische spreiding en regionale talentontwikkeling te adresseren.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Pechtold/ Monasch

32 820, nr. 202

De Tweede Kamer wordt voor de behandeling van de Cultuurbegroting over 2017 geïnformeerd per brief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij besluitvorming over de culturele basisinfrastructuur aantoonbaar in te zetten op een betere verdeling van de culturele budgetten over de Randstad en regio’s.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Dik-Faber/Van Toorenburg

32 820, nr. 200

De Tweede Kamer wordt voor de behandeling van de Cultuurbegroting over 2017 geïnformeerd per brief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze de rijksoverheid kan bijdragen aan een haalbaarheidsstudie voor een nieuw, ambitieus cultureel instituut op Rotterdam-Zuid, en de Tweede Kamer hier met Prinsjesdag over te informeren.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Monasch/Hoogland

32 820, nr. 198

De Tweede Kamer is op Prinsjesdag per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer constaterende dat de Raad voor Cultuur in zijn advies concludeert dat Het Gelders Orkest en het Orkest van het Oosten geen financieel duurzaam toekomstperspectief hebben en daarom hun krachten zouden moeten bundelen; overwegende dat ervaringen elders hebben geleerd dat fusies van orkesten complex zijn; verzoekt de regering om bij het publiceren van de subsidiebeschikkingen een plan te presenteren dat op brede steun van alle betrokkenen kan rekenen.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Monasch/Pechtold

32 820, nr. 196

De Tweede Kamer wordt voor de behandeling van de Cultuurbegroting over 2017 geïnformeerd per brief.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om het zelfstandig voortbestaan van de postacademische instellingen in de komende BIS-periode te faciliteren.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Monasch/Pechtold

32 820, nr. 195

De Tweede Kamer is op Prinsjesdag per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer constaterende dat zelfstandige kunstenaars in andere Europese landen met gelijke competitiewetgeving zich wel mogen verenigen voor onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden; verzoekt de regering om in gezamenlijk overleg met belanghebbenden en de ACM een voorstel te doen om krachten bij onderhandelingen te bundelen en de Tweede Kamer daarover te informeren.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Monasch/Jasper van Dijk

32 820, nr. 194

De Tweede Kamer zal eind 2016 worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het Orkest van het Oosten en Het Gelders Orkest in staat te stellen om in samenwerking vorm te geven aan een nieuwe rol van symfonische voorzieningen in de regio, met name in verband met muziekeducatie.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Van Toorenburg/Dik-Faber

32 820, nr. 193

De Tweede Kamer is op Prinsjesdag per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in (onderling) overleg met Financiën, IPO, VNG en musea, te onderzoeken op welke wijze een niet-verzekermodel kan worden vormgegeven, en de Tweede Kamer daarover vóór Prinsjesdag 2016 te informeren.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Van Toorenburg/Pechtold

32 820, nr. 192

Aan de motie wordt uitvoering gegeven met een brief aan de Tweede Kamer in september 2016.

De Tweede Kamer constaterende dat het EKWC vanuit kostenoverwegingen verhuisd is en daardoor strikt genomen niet meer voldoet aan de eisen voor BIS-subsidie; verzoekt de regering om, een oplossing te vinden, waardoor het positief advies van de Raad voor Cultuur toch gehonoreerd kan worden en de Tweede Kamer daar met Prinsjesdag over te informeren.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Motie Van Toorenburg/Monasch

32 820, nr. 190

De Tweede Kamer is op Prinsjesdag per brief geïnformeerd.

De Tweede Kamer constaterende dat er in de komende BIS (basisinfrastructuur) plek is voor acht jeugdtheaters, terwijl er in de huidige periode negen jeugdtheaters landelijke subsidie krijgen; verzoekt de regering het bedrag van 1,5 miljoen euro in 2016 in te zetten voor het financieren van een negende jeugdtheater, voor een periode van vier jaar.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Jasper van Dijk/ Bergkamp

32 820, nr. 154

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer constaterende dat het voor de aanvragers van de BIS, nieuwe en oude, toegewezen en afgewezen, duidelijk moet zijn op basis van welke criteria men wel of niet is toegelaten tot de BIS; verzoekt de regering, de Raad voor Cultuur te vragen op basis van de criteria een Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch en Tijdgebonden beoordelingskader te maken en dit voorafgaand aan de aanvraagperiode openbaar te maken.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Monasch/van Veen

32 820, nr. 153

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer constaterende dat het voor de aanvragers van de BIS, nieuwe en oude, toegewezen en afgewezen, duidelijk moet zijn op basis van welke criteria men wel of niet is toegelaten tot de BIS; verzoekt de regering, de Raad voor Cultuur te vragen op basis van de criteria een Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch en Tijdgebonden beoordelingskader te maken en dit voorafgaand aan de aanvraagperiode openbaar te maken.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Monasch

32 820, nr. 152

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in kaart te brengen of deze instellingen in voldoende mate bijdrage leveren aan de essentiële culturele en creatieve vorming op het gebied van muziek, dans, zang en overige kunsten voor jong en oud in Nederland; en daarbij aan te geven hoeveel van de potentiele doelgroepen worden bereikt; en hierover aan de Tweede Kamer medio 2016 te rapporteren.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Monasch/Ouwehand

32 820, nr. 151

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een overkoepelend referentiekader voor cultuureducatie te ontwikkelen als gemeenschappelijk houvast voor samenhangend, weloverwogen beleid, dat niet alleen het onderwijs maar ook het lokale voorzieningen-niveau beslaat; verzoekt verder om de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen bij het uitvoeren van het referentiekader goed vast te leggen; en verzoekt de regering om over de voortgang hiervan de Tweede Kamer te rapporteren voor het einde van 2015.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Monasch/van Veen

32 820, nr. 147

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een nota over popmuziek te schrijven waarin de positie van popmuziek voor het culturele en economische landschap duidelijk geschetst wordt, en aanbevelingen worden gedaan om die positie verder te verbeteren.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Gewijzigde motie Ouwehand c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 143

32 820, nr. 159

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 9 maart 2016, Kamerstuk 32 820, nr. 183.

De Tweede Kamer overwegende dat Leeuwarden-Fryslân Culturele Hoofdstad van Europa 2018 het grootste internationale cultuurevenement is in de komende periode; spreekt uit dat Leeuwarden en Fryslân hierin een nationaal podium zijn voor een internationaal publiek waarbij de ogen van Europa op ons land gericht zullen zijn en dit een inclusief evenement wordt voor de hele Nederlandse kunst- en cultuurwereld.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Keijzer

32 820, nr. 140

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een festival gespecialiseerd in oude muziek op te nemen in de Basisinfrastructuur en de benodigde financiële middelen in de Basisinfrastructuur te creëren uit de door de verplaatsing ontstane vrijval bij het Fonds Podiumkunsten en de aanvullend nodige middelen te betrekken bij de allocatie van de extra middelen voor festivals, zoals is voorgenomen in het voorliggende concept-Kunstenplan 2017–2020.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Keijzer/Monasch

32 820, nr. 139

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 25 augustus 2015, Kamerstuk 32 820, nr. 166.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een aantal productiehuizen voor de podiumkunsten op te nemen in de BIS, daarvoor dekking te zoeken in de 1,6 miljoen euro die voor talentontwikkeling in de podiumkunsten is gereserveerd en zich over de invulling te laten adviseren door de Raad voor Cultuur.

Debat [2-7-2015] VAO cultuurbeleid

Motie Bergkamp c.s.

32 820, nr. 137

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus, Kamerstuk 32 820, nr 166.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de actualisering, uitbreiding en digitale ontsluiting van het register voor mobiel erfgoed te laten ondersteunen door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en op basis daarvan een lijst toonbeelden van mobiel erfgoed te maken die binnen een jaar gepresenteerd kan worden; verzoekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorts om knelpunten in regelgeving die het bezit en onderhoud van mobiel erfgoed belemmeren, actief onder de aandacht van haar collega's te brengen, en daar waar mogelijk op te lossen, te bevorderen dat de belangen van bezitters van mobiel erfgoed in de toekomst meegewogen worden bij kabinetsbeslissingen en de Tweede Kamer hierover voor 1 januari 2016 te rapporteren.

Debat [16-6-2015] Stemmingen over moties ingediend bij de Erfgoedwet

Gewijzigde motie Monasch c.s. ter vervanging van die gedruk onder nr. 34 en 29

34 109, nr. 47

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 november 2015, Kamerstuk 32 156, nr. 65.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om Debatl te staan voor het Nederlandse mobiele erfgoed en de Minister van OCW de coördinatie te laten nemen om de belangen van het mobiel erfgoed op structurele basis te verdedigen bij andere ministeries, proactief op zoek te gaan naar mogelijkheden om mobiel erfgoed te behouden en daarbij ook te pleiten voor uitzonderings-posities in het geval dat wetten evident onredelijk uitwerken voor mobiel erfgoed.

Debat [2-6-2015] Erfgoedwet

Motie Jasper van Dijk/Monasch

31 409, nr. 33

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 november 2015, Kamerstuk 32 156, nr. 65.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een onderzoek uit te voeren naar de (financiële) inzet en waardering van vrijwilligers op het terrein van de monumentenzorg in relatie tot andere sectoren, en de Tweede Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling in het najaar van 2015 te informeren.

Debat [16-6-2015] Stemmingen over moties ingediend bij de Erfgoedwet

Gewijzigde motie Keijzer c.s. ter vervanging van die gedruk onder nr. 31

34 109, nr. 48

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 november 2015, Kamerstuk 32 156, nr. 65.

DIRECTIE FINANCIEEL-ECONOMISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, de voor- en nadelen van een aparte noodregeling voor onderwijsinstellingen in de Faillisementswet te onderzoeken, en de Tweede Kamer hierover te informeren voor Prinsjesdag 2016.

Debat [31-3-2016] VAO Governance in het mbo

Motie Lucas

31 524, nr. 281

OCW overlegt met FIN over de eventuele mogelijkheid, voorwaarden en toegevoegde waarde van een noodregeling voor het onderwijs in de faillissementswet, binnen de sturingsfilosofie van de onderwijssector. Na de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering er bij de sociale partners in de Stichting van het Onderwijs op aan te dringen op korte termijn tot een reductie van de bovenwettelijke WW-uitkering te komen en de vrijkomende middelen in te zetten voor echte banen voor onderwijspersoneel.

Debat [2-3-2016] Financiële Situatie in het Onderwijs

Debat [9-3-2016] VAO Financiële situatie in het onderwijs

Motie Rog

34 300 VIII, nr. 132

De motie is afgedaan met de brief van 9 mei 2016 aan de voorzitter van de Stichting van het Onderwijs.

De Tweede Kamer spreekt uit dat het groene onderwijs overgeheveld moet worden naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarbij de verworvenheden van het groene onderwijs (doorlopende leerlijnen en een sterke binding met het bedrijfsleven) behouden blijven en als inspiratie dienen voor het hele onderwijs; verzoekt de regering voorbereidingen te treffen voor de overheveling van het groene onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Gewijzigde motie van Meenen c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 52

34 300 VIII, nr. 91

De SG’s van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben een interdepartementale projectgroep in het leven geroepen die heeft verkend op welke manier het groen onderwijs naar OCW overgeheveld kan worden. Belangrijke vragen daarbij zijn wat de verworvenheden van het groen onderwijs zijn en aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om deze verworvenheden bij overheveling te behouden. Over de uitkomsten wordt de Tweede Kamer komend najaar geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een krachtig signaal af te geven aan de besturen van universiteiten en hogescholen over de wenselijkheid van stabiele carrièrepaden en in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om afspraken te maken over het herstellen van de balans tussen het aantal vaste en flexibele contracten.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie Vos

31 288, nr. 427

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 7 juli 2015, Kamerstuk 31 288, nr. 481.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanscherping van de maximumnorm van de WNT van 130 procent naar 100 procent van een ministersalaris wederom een verlaagd maximum voor onderwijsbestuurders aan te houden, zoals nu ook het geval is, verzoekt de regering om bij de aanscherping van de WNT de salarisklassen voor het onderwijs, nadat hiervoor door de sector een voorstel is gedaan, per ministeriële regeling vast te leggen.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Gewijzigde motie Mohandis/van Meenen ter vervanging van die gedrukt onder nr. 38

33 495, nr. 45

De motie is afgedaan met de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties aan de Tweede Kamer van 16 november 2015, Kamerstuk 30 111, nr. 89.

De Tweede Kamer verzoekt de regering per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel zoals leraren, conciërges en klassenassistenten.

PA [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

gewijzigde motie Mohandis /van Meenen ter vervanging van die gedrukt onder nr. 37

33 495, nr. 44

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 16 november 2015, Kamerstuk 30 111, nr. 89l.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS & STUDIEFINANCIERING

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de beleidsinzet van volgend jaar duidelijker te koppelen aan de beleidsdoelstellingen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleidingen en hun afgestudeerden, de kwaliteit van (startende) docenten en het verbeteren van de differentiatievaardigheden in het bijzonder en de Tweede Kamer hiervoor in het najaar van 2016 bij de begroting te informeren.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Motie Ypma /Straus

34 475 VIII, nr. 10

Aan de motie wordt uitvoering gegeven in de beleidsagenda van de Begroting 2017 en meer uitgebreid in de VGR Lerarenagenda 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met expertisecentra, instellingen, gemeenten en studentenorganisaties mogelijke knelpunten, ook in de sociale zekerheid, te onderzoeken en aanbevelingen te doen om deze groep te faciliteren en de Tweede Kamer hierover in het najaar te informeren.

Debat [1-6-2016] Plenair debat Effecten van het Leenstelstel

Motie van Meenen c.s.

24 724, nr. 152

Het overleg hierover is gaande. De Tweede Kamer wordt in het najaar 2016 hierover geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenwerking met onderwijsinstellingen en de studentenbonden waaronder JOB, zorg te dragen voor intensieve en adequate informatievoorziening over het sociale karakter van het stelsel aan alle aankomende studenten in de laatste fase van het voortgezet onderwijs en het mbo.

Debat [1-6-2016] Plenair debat Effecten van het Leenstelstel

Motie Mohandis c.s.

24 724, nr. 150

De Tweede Kamer zal in oktober 2016 worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering – binnen de G4 een intensieve samenwerking te stimuleren tussen pabo's, voortgezet onderwijs en wethouders onderwijs gericht op een betere doorstroom van het vo naar de pabo; – in overleg met lerarenopleidingen en het toeleverende vo-veld de aansluiting van het havo naar de pabo duurzaam te optimaliseren; – de Tweede Kamer over de voortgang zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in het najaar van 2016 te informeren.

Debat [31-3-2016] VAO Arbeidskansen ho en selectie/toegankelijkheid van het hoger onderwijs

Motie Rog

31 288, nr. 533

De Tweede Kamer wordt hierover uiterlijk in november 2016 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in lijn met het voorstel van het Interstedelijk Studenten Overleg, een periodieke toetsing van de aansluiting op de arbeidsmarkt en maatschappij voor te stellen voor het bestaande aanbod in het hoger onderwijs met als ultimum remedium dat de Minister van Onderwijs kan ingrijpen bij opleiding(en) waar dit nodig is, en de Tweede Kamer uiterlijk deze zomer in de verkenning over macrodoelmatigheid te informeren over de manier waarop dit vorm kan krijgen.

Debat 31-3-2016] VSO ontwerp-besluit experiment cross-overs

Motie Lucas

31 524, nr. 284

De Tweede Kamer ontvangt in september 2016 een brief met daarin voorstellen voor toekomstig macrodoelmatigheidsbeleid. Deze brief bevat voorstellen die aansluiten bij deze motie.

De Tweede Kamer (overwegende dat leraren professionals zijn die ruimte en zeggenschap verdienen om zelf vorm en inhoud te geven aan hun vak); verzoekt de regering, te bevorderen dat: – in de nascholing en professionalisering van leraren gerichte aandacht is voor het omgaan met verschillen, het gebruik van ICT en curriculum-ontwikkeling; – het opleiden van nieuwe generaties leraren binnen opleidingsscholen, een samenwerking van school en lerarenopleiding, wordt geïntensiveerd, zodat theorie en praktijk meer dan nu met elkaar worden verweven; – er overeenstemming komt over het ontwikkelen van brede, vakoverstijgende educatieve bachelors en masters, zowel op hbo- als wo-niveau, die studenten voorbereiden op het moderne beroep van leraar, zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs; – er universitaire opleidingen voor het primair onderwijs worden ontwikkeld; verzoekt de regering, te bevorderen dat de lerarenopleidingen, in zowel hbo als wo, hun curriculum aanpassen aan en het lerarenregister rekening houdt met de ontwikkelingen die verder uitgewerkt worden onder onderwijs2032.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032

Motie Ypma c.s.

31 293, nr. 289

Het ontwikkelen en aanbieden van brede, vakoverstijgende educatieve bachelors en masters behoort ook nu al tot de mogelijkheden. Wanneer blijkt dat er grote behoefte is aan vakoverstijgende «brede» educatieve bachelors en masters, dan kunnen de opleidingen het aanbod en het getuigschrift hierop aanpassen, zodat dit aansluit bij de nieuwe vakken in de praktijk. Uitwerking motie wordt meegenomen in overleg met lerarenopleidingen. Het is aan de beroepsgroep om certificerings- en valideringscriteria te ontwikkelen, zodat activiteiten kunnen meetellen voor bekwaamheidsonderhoud. De uitvoering daarvan is belegd bij de Onderwijscoöperatie. Actuele ontwikkelingen die relevant zijn voor de bekwaamheid van leraren, zoals een herijking van het curriculum, worden daarin betrokken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat ook het experiment in de sectoren zorg en welzijn snel van de grond komt, en de Tweede Kamer hierover uiterlijk Prinsjesdag 2016 te informeren.

Debat [9-2-2016] VAO Leven Lang Leren

Motie Lucas/Klein

30 012, nr. 59

Om de experimenten vraagfinanciering ook in de zorg en welzijn van de grond te krijgen is een onafhankelijk aanjager van start gegaan, om de partijen optimaal te ondersteunen (brief Uitvoering moties). De Tweede Kamer wordt hier in september 2016 nader over geïnformeerd bij de voortgangsrapportage over leven lang leren.

De Tweede Kamer verzoekt de regering internationalisering op te nemen als prioriteit in de investeringsagenda van de strategische agenda hoger onderwijs.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Motie van Meenen

31 288, nr. 514

Aan deze motie is uitvoering gegeven met de brief voortgangsrapportage internationalisering van september 2016.

De Tweede Kamer roept de regering, onderwijsinstellingen, interne en externe belanghebbenden op om maximale impact te bewerkstelligen met de extra investeringsmiddelen naar 2025, met als doel een toekomstbestendig hoger onderwijs, versterking van ontplooiingskansen van studenten en een lerende, internationaal concurrerende economie.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Motie Duisenberg c.s.

31 288, nr. 511

De regering onderschrijft dit oogmerk en zal dit als vermeld in de strategische agenda op termijn na evaluatie van de prestatieafspraken via kwaliteitsafspraken nader uitwerken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenwerking met verenging hogescholen en de MBO-raad te stimuleren dat mbo-instellingen en hogescholen op regionaal niveau de samenwerking t.a.v. doorstroom intensiveren, waarbij het Noord-Hollandse convenant als voorbeeld kan dienen, gefocust op het verlagen van uitval en het aanbieden van (begeleidings-) programma's die er op gericht zijn mbo studenten klaar te stomen voor het hoger onderwijs.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Gewijzigde motie Mohandis /Jadnanansing ter vervanging van die gedrukt onder nr. 507

31 288, nr. 520

Op dit moment worden gesprekken gevoerd met regionale samenwerkingsverbanden van mbo instellingen en hogescholen over intensivering van de samenwerking ten aanzien van doorstroom.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de WHW zo aan te passen dat tentamenresultaten slechts kunnen vervallen wanneer de opgedane kennis aantoonbaar is verouderd én hierin duidelijk te omschrijven dat instellingen rekening moeten houden met de persoonlijke omstandigheden van de student.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Motie Mohandis /Jasper van Dijk

31 288, nr. 506

Deze motie is afgedaan met wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, Kamerstuk 34 251, nr. 93. De Eerste Kamer is hier tevens over geïnformeerd in de brief over de rechtspositie van de student, Kamerstuk 31 288, nr. 550.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om certificering voor modules te verkennen en de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheden en de ontwikkelingen op dit gebied.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Motie Mohandis/ Duisenberg

31 288, nr. 505

De Tweede Kamer wordt hier in september 2016 nader over geïnformeerd bij de voortgangsrapportage over leven lang leren (experimenten vraagfinanciering, pilots flexibilisering e.d.).

De Tweede Kamer verzoekt de regering een experiment «eigen regie bij studiepuntbekostiging» mogelijk te maken en de Tweede Kamer nader te informeren over de verdere mogelijke uitwerking en daarbij in het bijzonder de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) te betrekken.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Motie Mohandis /Duisenberg

31 288, nr. 504

Met de brief Uitvoering moties

VAO Leven Lang Leren is aan de Tweede Kamer gemeld dat wordt gewerkt aan een experimenteer AMvB, om het experiment uiterlijk 1 september 2017 te laten starten. De Tweede Kamer zal de experimenteer-AMvB in het najaar 2016 ontvangen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering niet pas «over enkele jaren», maar zo snel mogelijk een onderzoek te starten naar de effectiviteit van de verschillende vormen van studiekeuzecheck en matchingsprocedures, zodat deze straks bij alle hogescholen en universiteiten kwalitatief aan de maat zijn.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Gewijzigde motie Rog ter vervanging van die gedrukt onder nr. 501

31 288, nr. 517

Een onderzoek is uitgezet bij ResearchNed en de verwachte oplevering is eind 2016 (november).

De Tweede Kamer (constaterende dat de Tweede Kamer motie 31 288/459, ingediend door VVD, CDA, PVV en SGP, heeft aangenomen die de Minister oproept de geleden schade te verhalen op de Maagdenhuisbezetters) verzoekt de Minister alles in het werk te stellen om binnen de aanwezige juridische mogelijkheden, bijvoorbeeld via groepsaansprakelijkheid (artikel 6:166 BW),de geleden schade maximaal te verhalen op de bezetters, en de Tweede Kamer hierover te informeren.

PA [2-12-2015] notaoverleg over de Initiatiefnota Jasper van Dijk: Op weg naar de Nieuwe Universiteit – voorstellen voor hoogwaardig en democratisch onderwijs en onderzoek

Motie Duisenberg c.s.

34 326, nr. 4

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 januari 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze diploma's uit landen van herkomst erkend kunnen worden, zodat statushouders zo snel mogelijk op hun eigen niveau aansluiting kunnen vinden op de arbeidsmarkt; verzoekt de regering voorts, een plan van aanpak op te stellen waarin het voor statushouders inzichtelijk gemaakt wordt aan welke eisen zij moeten voldoen om hun diploma erkend te krijgen in het geval dat deze behaalde diploma's niet voldoen aan de Nederlandse standaarden.

Debat [17-9-2015] Algemene Politieke Beschouwingen

Motie Pechtold/Roemer

34 300, nr. 15

In september 2015 is een bestuurlijke Taskforce Vluchtelingen HO ingesteld, waarin onder andere diplomawaardering is verbeterd. EP-Nuffic verzorgt samen met SBB de waardering van diploma's, ook voor de groep statushouders. Aan de motie is uitvoering gegeven door de processen voor diplomawaardering te stroomlijnen en de informatievoorziening aan statushouders en andere betrokkenen te verbeteren. Onderwijsinstellingen zijn geïnformeerd in een brief van 21 april 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering gebruik te maken van haar bevoegdheid conform WHW 5a en de NVAO te vragen een onderzoek in te stellen ter voorbereiding van intrekking van de accreditatie van de opleidingen aan de IUR en de Tweede Kamer hierover voor het herfstreces te informeren.

PA [2-7-2015] VAO Islam en imamopleidingen (AO d.d. 22-01-2014)

Motie Duisenberg /Jasper van Dijk

33 750 VIII, nr. 123

20-6-2016 De Tweede Kamer is over het vervolg geïnformeerd op 12 november 2015 bij beantwoording van Kamervragen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de bonden en koepels met voorstellen te komen om opleidingscommissies de status van medezeggenschap te geven met bijhorende bevoegdheden zoals adviesrecht en instemmingsrecht.

Debat [2-7-2015] VAO prestatieafspraken hoger onderwijs

Motie Mohandis c.s.

31 288, nr. 479

Deze motie is afgedaan met wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, Kamerstuk 34 251, nr. 93.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het bindend studieadvies bij de komende kwaliteitsafspraken te begrenzen tot het eerste jaar van de bachelor.

Debat [2-7-2015] VAO prestatieafspraken hoger onderwijs

Motie Mohandis/Rog

31 288, nr. 478

De Tweede Kamer ontvangt een reactie zodra het Experiment bindend studieadvies (BSA) is afgerond in 2018 bij de kwaliteitsafspraken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voorts zo snel mogelijk met betrokkenen om de tafel te gaan zitten om het animo voor een deeltijdopleiding te peilen en de mogelijke vormgeving van een dergelijke imam-opleiding te bespreken.

Debat [2-7-2015] VAO Islam en imamopleidingen

Motie van Meenen/van Weyenberg

33 750 VIII, nr. 127

Gesprekken met onderwijsinstellingen en moslimorganisaties zijn gaande. De Tweede Kamer wordt najaar 2016 geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat er opleidingen tot islamitische geestelijke en islamitische geestelijk verzorger aangeboden zullen blijven op HBO-niveau, mits de kwaliteit wordt geborgd.

Debat [2-7-2015] VAO Islam en imamopleidingen

Motie Kuzu

33 750 VIII, nr. 125

Gesprekken met onderwijsinstellingen en moslimorganisaties zijn gaande. De Tweede Kamer wordt najaar 2016 geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de hoger onderwijskeurmerken een betere wettelijke bescherming te bieden en bij misbruik te voorzien in gepaste sancties. (bescherming naam universiteit)

Debat [2-7-2015] VAO Islam en imamopleidingen

Motie Beertema

33 750 VIII, nr. 122

Dit wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. Op 27 mei 2016 is de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 34 412, nr. 6) en een Nota van wijziging ingediend (Kamerstuk 34 412, nr. 7).

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de sectorraden en studentenorganisaties tot een plan te komen om studenten en docenten te betrekken bij de benoeming van bestuurders en om hierbij ook de uitkomsten van de onderzoekscommissie van de UvA te betrekken.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie Mohandis

31 288, nr. 463)

Deze motie is afgedaan met wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, Kamerstuk 34 251, nr. 93.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat alle medezeggenschapsleden, ook zij die een deeltijdfunctie hebben, een gepaste vergoeding krijgen voor hun verdiensten;

verzoekt de regering tevens in samenspraak met studentenorganisaties verschillende mogelijkheden te verkennen en knelpunten aan te pakken en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie Mohandis/van Meenen

31 288, nr. 462

Deze motie is afgedaan met wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, Kamerstuk 34 251, nr. 93.

De Tweede Kamer constaterende dat studenten en anderen het Bungehuis en Maagdenhuis hebben bezet en daar na lang verblijf door politie en ME zijn verwijderd; roept de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op om met de UvA in gesprek te gaan en binnen de juridische mogelijkheden, de geleden schade, nu betaald uit publieke middelen, maximaal te verhalen op de bezetters, en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [21-5-2015] Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (Debat Maagdenhuis)

Motie Duisenberg c.s.

31 288, nr. 459

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 28 augustus 2015, Kamerstuk 31 288, nr. 485.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met besturen en medezeggenschapsorganisaties te onderzoeken of de WHW aangepast kan worden zodat opleidingscommissies beter gefaciliteerd worden door in ieder geval voldoende scholing, organisatorische ondersteuning en een financiële beloning;

verzoekt de regering tevens in overleg met besturen en medezeggenschapsorganisaties te onderzoeken hoe in de WHW opgenomen kan worden dat de opleidingscommissie geacht wordt jaarlijks een gemotiveerd standpunt in te nemen over de kwaliteit van het onderwijs en dit oordeel op te nemen in de studiebijsluiter van de opleiding. En voorts te onderzoeken hoe bij een negatief oordeel tot verbetering van de onderwijskwaliteit kan worden gekomen.

Debat [21-5-2015] Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie Duisenberg /Rog

31 288, nr. 458)

Het eerste deel van de motie is afgedaan met wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, Kamerstuk 34 251, nr. 93. Het tweede deel wordt meegenomen in het kader van het wetsvoorstel doorontwikkeling van het accreditatiestelsel.

De Tweede Kamer verzoekt de regering aan de Tweede Kamer een overzicht te verschaffen van de vastgoedlasten en financiële risico's van afzonderlijke instellingen in het hoger onderwijs.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie Jasper van Dijk

31 288, nr. 451

De motie is afgedaan met de brief van 20 juni 2016, Kamerstuk 33 495, nr. 97.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in het wetsvoorstel voor versterking van de medezeggenschap op te nemen dat majeure investeringen in huisvesting op voorspraak van de medezeggenschap vooraf getoetst kunnen worden aan de hand van een risico-analyse door een deskundig en ongebonden instituut, dat een uitspraak doet over de haalbaarheid van de voorgenomen investering.

Debat [21-5-2015] Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie van Meenen

31 288, nr. 464

In haar beleidsreactie naar aanleiding van het onderzoek bij ROC Leiden heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het advies van de onderzoekscommissie overgenomen om niet de instellingen te verplichten hun investeringen te laten toetsen door een onafhankelijk instituut. In het najaar van 2016 zal naar aanleiding van de motie een brief aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de voorschotfaciliteit uit te breiden naar (deeltijd)studenten ouder dan 30 jaar, en de Tweede Kamer hierover voor de begroting 2016 te informeren.

Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren (LLL )

Motie van Meenen c.s.

20 012, nr. 49

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2015, Kamerstuk 30 012, nr. 55.

De Tweede Kamer constaterende dat de komende jaren de effecten van het studievoorschot zullen worden gemonitord, onder andere op de gevolgen van de maatregelen voor studenten; verzoekt de regering, in overleg met scholieren- en studentenorganisaties, studenten een rol te geven in het vaststellen van de opzet en wijze van uitvoering van de monitoring.

Debat [5-11-2014] Plenair Debat Wet studievoorschot hoger onderwijs

Motie van Meenen c.s.

34 035, nr. 46

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015, Kamerstuk 24 724, nr. 139.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om na vier jaar een tussentijdse monitoring uit te voeren die kijkt naar instroom en doorstroom van studenten in het hoger onderwijs en hierbij onder andere te kijken naar: – de instroom van studenten in tweejarige mastertrajecten; – de doorstroom van mbo-studenten naar het hbo; – de doorstroom van bachelor naar master; – de invloed op de instroom van studenten met een functiebeperking;

verzoekt de regering tevens om bij de tussentijdse monitoring de onderwijsinstellingen en studentenbonden actief te betrekken.

Debat [5-11-2014] Plenair Debat Wet studievoorschot hoger onderwijs

Motie van Meenen c.s.

34 035, nr. 45

De motie is afgedaan met de brief aan Tweede Kamer van 3 juli 2015, Kamerstuk 24 724, nr. 139.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de sectorraden en de studentenbonden te onderzoeken of een kader voor de bedragen die vanuit het profileringsfonds kunnen worden uitgekeerd, kan helpen om jongeren die buiten hun schuld om of door extracurriculaire activiteiten langer doen over hun studie, op een inzichtelijkere manier te compenseren.

Debat [5-11-2014] Wet studievoorschot hoger onderwijs

Motie Mohandis c.s.

34 035, nr. 43

De Tweede Kamer zal in oktober 2016 worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer constaterende dat er reeds een succesvol model is voor zulke verantwoording in het primair en voortgezet onderwijs, namelijk «Scholen op de kaart»;

verzoekt de regering zorg te dragen voor een vergelijkbare vorm van publieke verantwoording in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW

Motie van Meenen

34 000 VIII, nr. 46

Naar aanleiding van deze motie hebben in de zomer van 2016 overleggen plaatsgevonden om samen met de koepels te verkennen of binnen mbo- en ho-sector behoefte is aan een dergelijk systeem en of de koepels dan, net als de vo-raad, hiertoe initiatief zouden willen ontplooien. Een brief over de standpunten van de mbo- en ho-koepels volgt in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de studentenassessoren een plaats binnen het gehele hoger onderwijs te geven en dus ook een rol toe te bedelen in het hbo en wanneer er sprake is van een eenkoppig bestuur.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Motie Jadnanansing /van Meenen

33 495, nr. 50

In het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht, van 10 juli 2015, Kamerstuk 34 251, nr. 3, is op de motie ingegaan.

De Tweede Kamer constaterende dat het nu voor bestuurders mogelijk is om de medezeggenschap informatie te onthouden omdat zij op grond van de WHW 9.32, lid 6 en de WHW 10.19, lid 6 enkel informatie hoeven te verstrekken die de medezeggenschap objectief nodig heeft; verzoekt de regering die twee artikelen zodanig te wijzigen dat er in plaats van «nodig heeft» komt te staan «nodig acht».

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Motie Jadnanansing

33 495, nr. 49

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 10 juli 2015, Kamerstuk 34 251, nr. 3.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te verkennen hoe het bereik van de educatieve minor kan worden vergroot en het belang van verdergaande scholing na de educatieve minor kan worden verankerd.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoordl

Motie Bisschop

27 923, nr. 177

De motie is in uitvoering. Inhoudelijke reactie loopt via de rapportage over de voortgang van de Lerarenagenda, die de Tweede Kamer in het najaar van 2016 ontvangt.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met onderwijsinstellingen en landelijke studentenorganisaties (ISO, LSVB en JOB) te komen tot betere voorlichting over de klachtenregeling, zodat studenten exact weten waar zij terecht kunnen met hun klachten binnen de eigen onderwijsinstelling.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Mohandis c.s.

33 750 VIII, nr. 24

De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de brief over de rechtspositie van de student, Kamerstuk 31 288, nr. 550.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe de administratieve lasten van het accreditatiestelsel substantieel kunnen worden verlaagd en pilots te starten die erop gericht zijn concrete vermindering van deze lastendruk te kunnen realiseren en de Tweede Kamer hierover te informeren.

PA [15-10-2013] Heropening Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs

Motie Rog c.s.

33 472, nr. 28

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 juni 2015, Kamerstuk 31 288, nr. 471.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met instellingen en studentenorganisaties om te bevorderen dat schakelprogramma's bij voorkeur geïntegreerd worden in de bacheloropleiding en studenten goed voor te lichten over de aanwezigheid van een (ingebed) schakelprogramma; verzoekt de regering tevens, in het komende jaar te onderzoeken in welke mate schakelprogramma's ingebed in de bacheloropleiding voorkomen en wat op dit gebied goede praktijken zijn, en de resultaten van dat onderzoek onder de aandacht te brengen bij de instellingen, en hierover in het najaar van 2014 te rapporteren aan de Tweede Kamer. (gewijzigde motie ter vervanging van nr. 39)

PA [23-4-2013] WGO Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Gewijzigde motie Schouten ter vervanging van die gedrukt onder nr. 39

33 519, nr. 48

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2015, Kamerstuk 31 288, nr. 483.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een verkenning te starten naar de mogelijkheden van extra bekostiging dan wel differentiatie binnen de bekostiging van opleidingen met een excellent keurmerk, in samenhang met het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Lucas, 31 288, nr. 211 (t.v.v. 33 519, nr. 36).

Gewijzigde motie van Meenen ter vervanging van die gedrukt onder nr. 36

33 519, nr. 47

Mede op basis van de evaluatie van het experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs zal een voorstel worden uitgewerkt voor kwaliteitsafspraken. In dit voorstel zal aandacht zijn voor de gevraagde afweging.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de inwerkingtreding van het wetsartikel dat collegegelddifferentiatie bij excellente opleidingen regelt pas te effectueren op het moment dat er meer duidelijkheid is over de effecten die een sociaal leenstelsel heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

Debat [23-4-2013] WGO Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Motie Mohandis

33 519, nr. 32

In de beleidsreactie op Onderwijsverslag 2014–2015 d.d. 14 april 2016, Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 140, is opgenomen: Mede voor de toegankelijkheid hebben is besloten om de uitwerking van een beleidskader gericht op collegegelddifferentiatie voor door de NVAO als excellent beoordeelde opleidingen tot 2018 aan te houden. Hiermee is ook tegemoet gekomen aan motie Mohandis 33 519, nr. 32.

DIRECTIE INTERNATIONAAL BELEID

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met de grensprovincies in bilateraal overleg met de aangrenzende Duitse deelstaten tot erkenning van Nederlandse (mbo)-beroepsdiploma's te komen, in het bijzonder voor bovengenoemde sectoren, en de Tweede Kamer hierover voor het zomerreces te informeren.

Debat [2-4-2015] Afstemming van erkenning beroepskwalificatie buurlanden

Motie Straus c.s.

22 452, nr. 45

Inmiddels is gesproken met de relevante ministeries in Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen om dit probleem te agenderen. Met de Euregio's is overlegd op welke punten het goed gaat met die erkenning, en welke niet. Uit eerste overleg met de Euregio's blijkt dat er veel goed gaat in de erkenning van de Nederlandse diploma's in Duitsland. Met name in het mbo is echter wel degelijk sprake van een beperkt – aantal opleidingen waar problemen worden ervaren. De gesprekken gaan verder, ook met de Duitse ambassade in Nederland. Aan Duitse en Nederlandse kant is er bereidheid te kijken waar verbetering mogelijk is.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met lokale eilandsbestuurders en schoolbesturen realistische tijdstippen van inwerkingtreding van nieuwe onderwijswetgeving op de BES-eilanden te hanteren.

PA [3-11-2011] Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties

Motie Ortega-Martijn

32 640, nr. 22

Hieraan wordt continu aandacht besteed onder andere in een startnota.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om tot aan de eerste evaluatie van de nieuwe verhoudingen jaarlijks aan de Tweede Kamer te rapporteren over de staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden en de voortgang van de te realiseren verbeteringen op deze terreinen.

Debat [4-3-2010] BES-wetten

Motie Leerdam c.s.

31 594, nr. 23

De eerste evaluatie is in oktober 2015 opgeleverd (rapport Spies). De Tweede Kamer zal jaarlijks geïnformeerd worden over de onderwijsverbeteringen.

DIRECTIE KENNIS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenwerking met de OESO te onderzoeken wat de invloed van Nederlandse loonflexibiliteit is op een leven lang leren en de skills strategy mede op deze conclusie te baseren.

Debat [9-2-2016] VAO Leven Lang Leren

Motie Lucas

30 012, nr. 60

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 25 april 2016, Kamerstuk 30 012, nr. 69.

De Tweede Kamer (spreekt de ambitie uit om niet alleen tot de top vijf kenniseconomieën ter wereld te blijven behoren, maar ook tot de top vijf op de human capital-ranglijst);

verzoekt de regering deze ambitie toe te voegen bij de adviesaanvraag aan de SER ten aanzien van de langetermijnagenda leren en skills;

verzoekt de regering voorts de AWTI en de Onderwijsraad te vragen om met een advies te komen om ons human capital-beleid te versterken.

PA [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Nader gewijzigde motie van het lid Duisenberg c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 72

72 300 VIII, nr. 73

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 april 2016, Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 139l.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om het CBP en de Inspectie voor het Onderwijs te vragen samen de privacy van leerlingen te bewaken en in te grijpen bij mogelijke misstanden.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Gewijzigde motie Ypma c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 10

32 034, nr. 13

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015, Kamerstuk 32 034, nr. 17.

De Tweede Kamer overwegende dat gewerkt wordt aan pseudonimisering van deze gegevens zodat er geen enkele reden resteert voor uitgevers om te beschikken over de persoonlijke gegevens;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de persoonlijke gegevens van leerlingen in handen van commerciële bedrijven worden vernietigd.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Motie Jasper van Dijk

32 034, nr. 9

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015, Kamerstuk 32 034, nr. 17.

De Tweede Kamer verzoekt de regering samen met het onderwijsveld, waaronder ook de ouderorganisaties, afspraken te maken op welke wijze, op de kortst mogelijke termijn, geborgd gaat worden dat persoonsgegevens van leerlingen alleen nog maar gepseudonimiseerd worden verstrekt aan leveranciers en ontwikkelaars van digitaal lesmateriaal en de Tweede Kamer over de voortgang van deze afspraken uiterlijk in april 2015 te informeren.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Gewijzigde motie Rog ter vervanging van die gedrukt onder nr. 8

32 034, nr. 15

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015, Kamerstuk 32 034, nr. 17.

De Tweede Kamer constaterende dat het Nationaal Cyber Security Centrum concludeert dat de potentiële impact van cyberaanvallen en verstoringen toeneemt door verdergaande digitalisering;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat digitale hulpmiddelen in het onderwijs volgens de principes van privacy en security by design gemaakt worden.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Motie van Meenen c.s.

32 034, nr. 7

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015, Kamerstuk 32 034, nr. 17.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat het aantoonbaar hebben van een verbetercultuur een voorwaarde wordt voor gedifferentieerd toezicht boven basiskwaliteit van de inspectie voor het onderwijs

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 juni 2016. Kamerstuk 33 905, nr. 10

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 juni 2016, Kamerstuk 33 905, nr. 10.

De Tweede Kamer verzoekt de regering waar op initiatief van de regio gewerkt wordt aan structurele versterkingen van de economie, daar waar mogelijk bij te dragen aan actieplannen om innovaties te stimuleren met behulp van rijksbeleid.

Debat [24-6-2014]

WRR-rapport Naar een lerende economie

Motie Slob/Samsom

27 406, nr. 214–1

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 juni 2015, Kamerstuk 31 757, nr. 73.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de tussenrapportage inhoudelijk verslag te doen aan de Tweede Kamer hoe de verbetercultuur is ingericht bij die scholen die het predicaat «goed» ontvangen.

Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

Motie Straus /Jadnanansing

33 905, nr. 5

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 juni 2016, Kamerstuk 33 905 nr. 10.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met het veld te komen met een aanpak voor outcome criteria voor het onderwijs.

PA [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie Straus/ Ypma

33 930 VIII, nr. 8

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2015, Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 14.

DIRECTIE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoek de regering de macrodoelmatigheidscommissie als kader mee te geven dat bij gelijke kwaliteit van opleidingen kleine roc's hun opleiding kunnen blijven aanbieding.

Debat [17-5-2016] Stemming punt 14 over aangehouden motie ingediend bij het VAO Governance in het mbo

Gewijzigde motie Lucas ter vervanging van die gedrukt onder nr. 278

31 524, nr. 291

Aan de motie wordt aangegeven op welke manier deze wordt uitgevoerd en zal dit najaar 2016 aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om cross-overopleidingen op dezelfde wijze te behandelen ten anzien van het aantonen van arbeidsmarktperspectief als reguliere nieuwe opleidingen.

Debat [31-3-2016] VSO ontwerp-besluit experiment cross-overs

Motie Lucas

31 524, nr. 283

Aan de motie zal in het najaar uitvoering worden gegeven met een brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de cross-overkwalificaties en jaarlijks te bezien of het in generiek beleid omgezet kan worden.

Debat 31-3-2016] VSO ontwerp-besluit experiment cross-overs

Motie Lucas

31 524, nr. 284

Jaarlijks zal de Kamer geïnformeerd worden over de voortgang van het experiment cross-over kwalificaties.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in de escalatieladder duidelijk op te nemen dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap eindverantwoordelijke is voor het «gezamenlijke» interventieteam en voortaan bij overdracht van een casus van de inspectie aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook de Tweede Kamer te informeren over de ontstane problemen en de stappen die het interventieteam gaat nemen.

Debat [31-3-2016] VAO Governance in het mbo

Motie Lucas

31 524, nr. 279

Aan de motie zal eind van dit jaar uitvoering worden gegeven met een brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met studenten en scholen de JOB-monitor en het medewerkerstevredenheidsonderzoek aan te scherpen dan wel aan te vullen om nog scherper zicht te krijgen op de mate van verankering van de menselijke maat in het mbo en de mate waarin het bedrijfsleven zich herkent in het mbo; verzoekt de regering tevens om, uiterlijk in 2016 met de mbo-instellingen te komen tot kwaliteitsafspraken voor de menselijke maat in termen van de mate waarin studenten zich gekend en uitgedaagd voelen en de tevredenheid van werkgevers, docenten en vooral de mbo-studenten; verzoekt de regering voorts, in afwachting van de totstandkoming van die kwaliteitsafspraken de wettelijke verplichting om zich om te vormen tot (gemeenschappen van) mbo-colleges voor de betrokken instellingen op te schorten.

Debat [31-3-2016] VAO Governance in het mbo

Motie Jadnanansing/Lucas

31 524, nr. 277

Aan motie zal in eind 2016 uitvoering worden gegeven met een brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de inspectie, EVC-aanbieders en examencommissies van onderwijsinstellingen op basis van de pilots afspraken te laten maken over een betere onderlinge afstemming, zodat erkende EVCs ook daadwerkelijk gaan leiden tot vrijstellingen voor de betreffende vakken, en de Tweede Kamer voor de begroting 2017 te informeren over de gemaakte afspraken.

Debat [9-2-2016] VAO Leven Lang Leren

Motie Jadnanansing/ Lucas

30 012, nr. 66

Aan de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer over de voortgang Leven Lang Leren 2016 die in september naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of de aanvraagprocedure voor het verkrijgen van een BRIN-nummer zodanig vereenvoudigd kan worden dat nieuwe initiatieven in het mbo worden gestimuleerd en de Tweede Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren voor Prinsjesdag 2016.

Debat [27-1-2016] Leven Lang Leren

Gewijzigde motie Lucas ter vervanging van die gedrukt onder nr. 57

30 012, nr. 67

Aan de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer over de voortgang Leven Lang Leren 2016 die in september naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze ook in het mbo geëxperimenteerd kan worden met vraagfinanciering om zo het leven lang leren te versterken, en de Tweede Kamer hierover voor Prinsjesdag 2016 te informeren

Debat [27-1-2016] Leven Lang Leren

Motie Lucas/Rog

30 012, nr. 56

Gestart wordt met een Commissie Vraagfinanciering die aan het einde van het jaar met een advies zal komen over wat de kansen en risico's zijn.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het SBB te vragen bij de leerbedrijven ook systematisch informatie op te vragen over de tevredenheid van de werkgevers over de bpv en de aansluiting onderwijsarbeidsmarkt en deze gegevens vervolgens te gebruiken als een indicator voor het bepalen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming in het kader van de kwaliteitsafspraken in het mbo.

Debat [8-12-2015] VAO Toekomstagenda MBO.

Motie Lucas

31 524, nr. 268

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 november 2015, Kamerstuk 31 524, nr. 275.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om met de MBO Raad, de Stichting Leergeld, mbo-instellingen, en de JOB in overleg te treden om: de schoolkosten voor opleidingen in het mbo tot een absoluut minimum te beperken en hierop toe te zien; alle financiële belemmeringen voor toegang tot en deelname aan het mbo weg te nemen; wanneer nodig een noodfonds in te stellen waarop ouders van 16- en 17-jarige kinderen van minima een beroep kunnen doen zodat zij de nog bestaande schoolkosten kunnen voldoen; de Tweede Kamer uiterlijk 1 februari 2016 over de uitkomsten van dit overleg te informeren.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Jadnanansing /Siderius

34 300 VIII, nr. 40

30-6-2016 De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 30 juni 2016, Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 155.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenwerking met de roc's en het bedrijfsleven te voorkomen dat er nog langer jongeren van goede wil bij hun bpv tussen wal en schip vallen en hiervoor een sluitende aanpak te organiseren.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW 2e termijn

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2016, Kamerstuk 31 524, nr. 286.

De Tweede Kamer verzoekt de regering alle mogelijke obstakels weg te nemen om het voor scholen voor praktijkonderwijs mogelijk te maken onderwijs te verzorgen op het niveau van entreeopleidingen (voor het uitstroomprofiel arbeidsmarkt), waarbij de examinering onder verantwoordelijkheid van de mbo-instelling blijft vallen.

Debat [1-7-2015] Stemmingen punt 14 over moties ingediend bij het VAO Voortijdig schoolverlaten

Gewijzigde motie Siderius c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 104

26 695, nr. 106

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 februari 2016, Kamerstuk 26 695, nr. 109.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het actieprogramma Tel mee met Taal dusdanig aan te pakken dat de rol en verantwoordelijkheid van het onderwijs bij het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid expliciet wordt benoemd.

Debat [1-7-2015] VAO Laaggeletterdheid

Motie Straus c.s.

28 760, nr. 48

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 8 december 2015, Kamerstuk 28 760, nr. 52.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, effectief bewezen leesbevorderingsinterventies voor deze jongeren in het mbo expliciet en aanvullend op te nemen in het actieplan Tel mee met Taal; verzoekt de regering tevens om de Tweede Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren.

PA [1-7-2015] Stemmingen punt 13 over moties ingediend bij het VAO Laaggeletterdheid

Motie Jadnanansing

28 760, nr. 46

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 8 december 2015, Kamerstuk 28 760, nr. 52.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een langetermijnaanpak te ontwikkelen voor de bestrijding van de laaggeletterdheid, inclusief digitale laaggeletterdheid, en de Tweede Kamer daarover voor het eind van het jaar te informeren.

Debat [1-7-2015] VAO Laaggeletterdheid

Motie van Meenen

28 760, nr. 41

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 8 december 2015, Kamerstuk 28 760, nr. 52.

De Tweede Kamer verzoekt de regering meer aandacht te geven aan de bestrijding van digitale laaggeletterdheid als onderdeel van het actieprogramma Tel mee met Taal, dit te expliciteren in het actieprogramma en het daarop aan te passen, en de Tweede Kamer daarover voor het eind van het jaar te informeren

PA [1-7-2015] Stemmingen punt 13 over moties ingediend bij het VAO Laaggeletterdheid

Motie van Meenen

28 760, nr. 40

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 5 februari 2016, Kamerstuk 28 760, nr. 53.

De Tweede Kamer van mening dat er verschillende opties zijn om vastgoed en onderwijs beter van elkaar te scheiden, zoals de mogelijkheid om vastgoedplannen vooraf verplicht te laten toetsen en het onderbrengen van de huisvesting bij het Rijksvastgoedbedrijf; verzoekt de regering deze opties te betrekken bij het onderzoek naar ROC Leiden.

Debat [18-6-2015] VAO ROC Leiden

Motie Jasper van Dijk

33 495, nr. 75

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 7 december 2015, Kamerstuk 33 495, nr. 84.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de aangekondigde brief over de gemeenschap van mbo-colleges die in het najaar komt, aandacht te besteden aan de toenemende schaalgrootte waardoor instellingen «too big to fail» worden en de invloed van de wachtgelden daarbij.

Debat [18-6-2015] VAO ROC Leiden

Motie Rog

33 495, nr. 77

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 november 2015, Kamerstuk 31 524, nr. 256.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, voor 2018 het opleidingsaanbod en daarmee de omvang van ROC Leiden gecontroleerd te reduceren door waar mogelijk opleidingen, en daarmee studenten en medewerkers over te dragen aan andere instellingen in de regio, c.q. een kern van goede opleidingen bij ROC Leiden te behouden, en zodoende de pluriformiteit van het aanbod te waarborgen en samenwerking tussen instellingen te bevorderen, en de Tweede Kamer hierover in een plan van aanpak inclusief een financiële Debatragraaf voor 1 oktober 2015 nader te informeren.

Debat [18-6-2015] VAO ROC Leiden

Motie van Meenen

33 495, nr. 71

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Tweede Kamer van 7 december 2015, Kamerstuk 33 495, nr. 84.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met het onderwijsveld, waaronder de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer, en de wenselijkheid en mogelijkheid te onderzoeken of: – aan docenten die het vak burgerschapsvorming geven bevoegdheidseisen dienen te worden gesteld, analoog aan het voortgezet onderwijs; -het vak burgerschapsvorming een minder vrijblijvend karakter kan krijgen, en de Tweede Kamer hierover te informeren vóór de begrotingsbehandeling van 2015.

Debat [10-6-2015] VAO Radicalisering

Motie Rog

34 000 VIII, nr. 101

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 19 oktober 2015, Kamerstuk 34 300-VIII, nr. 13.

De Tweede Kamer verzoekt de regering meer ambitie te tonen en zich maximaal in te spannen om de voorgenomen wetswijziging en de daaruit voortvloeiende oplossing in werking te laten treden per studiejaar 2016–2017.

Debat [9-6-2015] Stemming over motie ingediend bij het VSO over de Nederlandse taaleis aan buitenlandse studenten bij Engelstalige mbo-opleidingen

Gewijzigde motie van Meenen ter vervanging van die gedrukt onder nr. 245

31 524, nr. 246

Het is niet meer mogelijk om het wetsvoorstel per schooljaar 2016–2017 in werking te laten treden. De periode tussen het aannemen van de motie en het begin van het studiejaar 2016–2017 was hiervoor te kort.

De Tweede Kamer verzoekt de regering flexibiliteit in het lesprogramma te bieden en de mogelijkheid te onderzoeken van een lespakket op maat voor herintreders en bijscholers.

PA [23-4-2015] VAO Stages en subsidieregeling praktijkleren

Motie van Meenen

33 650, nr. 46l

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2015, Kamerstuk 30 012, nr. 55.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de sociale partners via de Stichting van de Arbeid te verzoeken om met elkaar in gesprek te gaan en te bezien of er, in het belang van de leerlingen, nieuwe afspraken gemaakt kunnen worden die leiden tot meer kans voor jongeren op een BBL-plek en daarmee een baan.

Debat [23-4-2015] VAO Stages en subsidieregeling praktijkleren

Gewijzigde motie Lucas ter vervanging van die gedrukt onder nr. 44

33 650, nr. 47

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 februari 2016, Kamerstuk 26 695, nr. 109.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ook bij het experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl het mogelijk te maken af te wijken van de urennorm, mits op grond van de behaalde resultaten en de tevredenheid daarover van studenten en hun toekomstige werkgevers kan worden vastgesteld dat de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is en dat dit geborgd is in het kwaliteitszorgsysteem van de instelling en de studenten- of deelnemersraad heeft ingestemd, zoals vastgelegd in de wet.

Debat [12-2-2015]

VSO Ontwerpbesluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl

Motie Jadnanansing/van Meenen

31 524, nr. 236

De motie is afgedaan met het besluit dat is gepubliceerd in het Staatsblad 2015, nr. 180.

De Tweede Kamer verzoekt de regering expliciet ruimte te geven aan initiatieven die het makersonderwijs ontwikkelen en uitbreiden; verzoekt de regering tevens onderzoek te doen naar het opzetten van een samenwerkingsverband dat in het pionierskarakter dat hoort bij deze makersbeweging, de sterke lokale initiatieven verbindt en makersonderwijs op de kaart zet van Nederland.

Debat [6-11-2014] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Motie Jadnanansing/Lucas

34 000 VIII, nr. 39

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 14 september 2015, Kamerstuk 31 524, nr. 250.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met het onderwijs en werkgevers de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren, de huidige knelpunten voor jongeren te definiëren, oplossingen aan te dragen en deze uit te voeren.

Debat [6-11-2014] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Motie Jadnanansing/van Meenen

34 000 VIII, nr. 37

De motie is afgedaan met inwerkingtreding Wet Macrodoelmatigheid in het mbo, Kamerstuk 33 948.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, ten behoeve van goede opleidingen en baankansen voor jong en oud, bij de uitwerking van de brief over Leven Lang Leren ook het huidige mbo-bestel kritisch te bezien en de vraag van de toekomstige arbeidsmarkt daarbij leidend te laten zijn, en voor de zomer van 2015 deze visie te vertalen in voorstellen voor versterking van de flexibiliteit van het beroepsonderwijsbestel.

Debat [22-9-2014] Notaoverleg Visienota Beroepsonderwijs

Motie Jadnanansing/Lucas

33 880, nr. 5

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 14 september 2015, Kamerstuk 31 534, nr. 250.

De Tweede Kamer constaterende dat, anders dan in het primair- en voortgezet onderwijs, er geen instemmingsrecht is van de medezeggenschap op fusies in het middelbaar beroepsonderwijs;

verzoekt de regering, een voorstel uit te werken voor een wettelijk instemmingsrecht op fusies voor medezeggenschapsraden in het mbo.

Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders

Gewijzigde motie van Meenen /Jasper van Dijk ter vervanging van die gedrukt onder nr. 365

31 288, nr. 380

De Tweede Kamer zal najaar 2016 over de fusietoets geïnformeerd worden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om:

1. in overleg te treden met de ambassade van Duitsland om te kijken hoe het belang van het beheersen van de Duitse taal in Nederland beter onder de aandacht kan worden gebracht;

2. het «Mach mit!»-programma bij scholen onder de aandacht te brengen en op die manier studenten te enthousiasmeren voor het vak Duits.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

Motie Straus c.s.

31 524, nr. 203

De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind 2016 nader geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om op korte termijn in kaart te brengen welke juridische, organisatorische en praktische belemmeringen dan wel randvoorwaarden en mogelijkheden er bestaan om lokaal en regionaal publiek-private samenwerking tussen mediabedrijven mogelijk te maken en om hierbij ook internationale best practices te betrekken;

verzoekt de regering tevens, om dit de Tweede Kamer toe te zenden, voorafgaand aan de behandeling van de wetgeving over de regionale omroepen.

Debat [16-11-2015] Wetgevingsoverleg Media

Motie Mohandis c.s.

34 300 VIII, nr. 87

Aan de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering tot modernisering van de wetgeving te komen, zodanig dat de Kijkwijzer van het NICAM voor audiovisuele producten op alle mediaplatforms gaat gelden die in Nederland uitgezonden worden.

Debat [16-11-2015] Wetgevingsoverleg Media

Motie Pieter Heerma

34 300 VIII, nr. 86

Aan de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer roept de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op om met de NPO overeen te komen dat per 1 september 2016 een NPO-brede «ombudsman» in het leven geroepen is, die alle omroepen en organisaties die via de NPO uitzenden gevraagd en ongevraagd van onafhankelijk advies kan dienen, dat vervolgens prominent op de websites van deze omroepen en organisaties moet worden geplaatst, en die in gevallen van uitzonderlijke overschrijding van journalistieke normen tevens rectificatie in het betrokken televisie- of radioprogramma kan afdwingen.

Debat [16-11-2015] Wetgevingsoverleg Media

Motie Elias

34 300 VIII, nr. 85

De Tweede Kamer zal naar verwachting in het 4e kwartaal 2016 geïnformeerd worden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de NPO te bezien welke mogelijkheden er zijn voor taallessen op een van de landelijke publieke zenders en daarbij ook in te zetten op verbinding met digitaal leren.

Debat [16-11-2015] Wetgevingsoverleg Media

Motie Jasper van Dijk

34 300 VIII, nr. 83

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 december 2015, Kamerstuk 34 300-VIII, nr. 124.

De Tweede Kamer verzoekt de regering mede in het licht van de hernieuwde blik op de positie van zbo's, te onderzoeken hoe de benoemingen van nieuwe NPO-bestuurders het meest onafhankelijk kunnen plaatsvinden en de Tweede Kamer hierover te informeren, voorafgaand aan de wetsbehandeling over de regionale omroepen in 2016.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Gewijzigde motie Mohandis/Segers ter vervanging van die gedrukt onder nr. 39

34 264, nr. 42

Aan de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de uitwerking van de toekomst van de regionale omroepen inhoudelijk en financieel recht te doen aan de bijzondere positie van Omrop Fryslân en hierover met de provincie Friesland afspraken te maken.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Pieter Heerma/Segers

34 264, nr. 34

Aan de uitvoering van de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in de tweede fase van wetgeving binnen de concessie van de RPO de verankering van de regionale omroep te borgen door de instelling van beleidscommissies media-aanbod die verbonden zijn aan de regionale redacties en die maximaal plaatsvindt op de schaal van provincies; verzoekt de regering voorts, de programmakanalen van de regionale omroepen, inclusief de daarmee samenhangende must-carryverplichting en het recht op etherfrequenties, wettelijk te blijven garanderen.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Pieter Heerma/Segers

34 264, nr. 33

Aan de uitvoering van de motie wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat levensbeschouwelijk media-aanbod een integraal onderdeel uitmaakt van de publieke mediaopdracht (het aanbieden van media-aanbod op het gebied van informatie, cultuur en educatie)

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Bisschop/Segers

34 264, nr. 31

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 11 november 2015, Kamerstuk 34 264, nr. 43.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de uitwerking van de prestatieafspraken, het concessiebeleidsplan wat betreft de rol van de NPO en de omroepen ten opzichte van de buitenproducent leidend te laten zijn voor de komende concessieperiode.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Heerma/Segers

34 264, nr. 30

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 11 november 2015, Kamerstuk 34 264, nr. 43.

De Tweede Kamer verzoekt de regering conform de aangenomen motie-Gesthuizen c.s. (24 095, nr. 385) middels een ministeriële regeling te komen tot een wijziging van de eigendomsbeperking van landelijke radiokavels van maximaal één ongeclausuleerd kavel en één geclausuleerd kavel naar maximaal vier kavels, en deze wijziging per 1 januari 2016 in te laten gaan.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Mohandis/Rutte

34 264, nr. 27

De motie is afgedaan met een regeling in de Staatscourant

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de NPO-organisatie zich in te zetten voor een door het Commissariaat voor de Media gevalideerde standaardisering voor maximale transparantie van de kosten van de programmering op het niveau van genres.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Mondis/Verhoeven

34 264, nr. 26

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 11 november 2015, Kamerstuk 34 264, nr. 43.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat in het concessiebeleidsplan wordt vastgelegd dat soul en jazz een volwaardige plek op de publieke radio behouden, bijvoorbeeld bij Radio 4, met voldoende budget voor een dagelijks tijdslot, inclusief een serieus themakanaal.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Motie Mohandis/Verhoeven

34 264, nr. 25

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 12 november 2015, Kamerstuk 32 827, nr. 83.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, bij de aanbesteding van digitaliseringswerkzaamheden ruimschoots voor aanvang van het aanbestedingsproces een marktconsultatie te houden met gespecialiseerde bedrijven.

Debat [9-9-2015] debat motie Ziengs inbesteding van scanactiviteiten door het Rijk.

motie Ziengs

490, nr. 186

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 29 april 2016, Kamerstuk 31 490, nr. 203.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, volgend op het aflopen van de raamcontracten volgend jaar, deze scanwerkzaamheden van het Nationaal Archief openbaar aan te besteden, waar nodig onder hierboven beschreven voorwaarden.

Debat [9-9-2015] debat motie Ziengs inbesteding van scanactiviteiten door het Rijk.

motie Ziengs

31 490, nr. 185

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 29 april 2016, Kamerstuk 31 490. nr. 203.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om te zorgen dat leesbevordering wordt meegenomen in het curriculum van de PABO's.

Debat [1-7-2015] VAO Laaggeletterdheid

Gewijzigde motie Jadnanansing c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 45

28 760, nr. 50

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 juli 2016, Kamerstuk 28 760, nr. 58.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met gemeenten, consultatiebureaus, peuterspeelzalen en kinderopvangcentra tot een aanpak te komen om taal- en leesbevordering voor jonge kinderen te vergroten en deze aanpak pedagogisch in te bedden, zodat binnen 2 jaar minstens 50% van de kinderen met lage taalvaardigheid tussen 0 en 4 jaar in aanraking komt met taal- en leesbevordering.

Debat [1-7-2015] VAO Laaggeletterdheid

Gewijzigde motie Siderius/Jadnanansing ter vervanging van die gedrukt onder nr. 44

28 760, nr. 49

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 juli 2016, Kamerstuk 28 760, nr. 58.

De Tweede Kamer verzoekt de regering via consultatiebureaus het voorlezen aan jonge kinderen te bevorderen.

Debat [1-7-2015] VAO Laaggeletterdheid

Motie van Meenen

28 760, nr. 42

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 juli 2016, Kamerstuk 28 760, nr. 58.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te bezien welke mogelijkheden er zijn om de combinatieverkoop te verruimen voor individuele boekhandelaren zodat ondernemerschap kan worden bevorderd en het boek kan worden gepromoot.

Debat [23-4-2015] VAO Boeken

Motie van Veen/Bergkamp

32 300, nr. 9

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 juli 2016, Kamerstuk 32 300, nr. 11.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich met de bibliotheekbranche en de Koninklijke Bibliotheek in te spannen voor een landelijke bibliotheekpas die de gebruiker toegang verleent tot de fysieke en digitale collectie en diensten van alle openbare bibliotheken en van de Koninklijke Bibliotheek, en de Tweede Kamer medio 2015 over de voortgang te informeren.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Motie Dik-Faber

33 846, nr. 38

Aan de motie is uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer van 3 december 2015, Kamerstuk 33 846, nr. 49. Najaar 2016 ontvangt de Tweede Kamer een actualisatie als onderdeel van de Monitor 2015.

De Tweede Kamer roept de regering op om in de op te stellen algemene maatregel van bestuur in te gaan op de mogelijkheid van het regelen van: – welke eisen gelden voor het door ingezetenen en maatschappelijke initiatieven laten uitvoeren van taken van het college; – op welke wijze en aan de hand van welke criteria de effecten worden geëvalueerd.

PA [3-6-2014] Plenair debat Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Motie Keijzer

33 846, nr. 37

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 december 2015, Kamerstuk 33 846, nr. 49.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de VNG te bezien of in de handreiking van de VNG voor bibliotheken aanwijzingen kunnen worden opgenomen voor het overleg tussen de gemeente en de bibliotheek over de invulling van de vijf functies.

PA [3-6-2014] Plenair debat Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Motie Bergkamp/ Monasch

33 846, nr. 35

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 december 2015, Kamerstuk 33 846, nr. 49.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om – indien de uitkomsten van rechtszaken en beroepsprocedures in het voordeel van de regionale omroep uitvallen – het bedrag van deze uitkomsten te onttrekken aan het Provinciefonds en structureel toe te voegen aan de mediabegroting ten gunste van de regionale omroep.

PA [17-10-2013] Wijziging van o.m. de Mediawet 2008 o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting

Motie Segers c.s.

33 664, nr. 25

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 november 2015, Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 81.

De Tweede Kamer verzoekt de regering alle salarissen bij de publieke omroep zo snel mogelijk onder de premiernorm te brengen.

Debat [25-6-2013] Mediawet

Motie Jasper van Dijk

33 541, nr. 24

Op 1 januari 2017 zou het maximum normbedrag moeten gelden voor alle werknemers in de (semi)publieke sector. Het is noodzakelijk dat eerst duidelijkheid wordt verkregen op juridische, economische en arbeidsmarktaspecten.

DIRECTIE ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering een verkenning te maken ten behoeve van een volgend kabinet, waarin wordt weergegeven welke prioriteiten in wetenschap en innovatie zij ziet voor investeringen voor de komende jaren, zowel voor bevorderen van excellent onderzoek als het vergroten van maatschappelijke impact; verzoekt de regering voorts de Tweede Kamer daarbij te informeren over de kansen die zij ziet voor het stimuleren van onderzoek en innovatie bij andere ministeries en private investeringen; verzoekt de regering bij die verkenning aandacht te schenken aan de balans tussen individugerichte competitie en de voorwaarden voor lange-termijn samenwerking in de wetenschap zoals in de uitvoering van de Nationale Wetenschapsagenda.

Debat [23-6-2016] VAO Wetenschapsbeleid

Gewijzigde motie Mei Li Vos ter vervanging van die gedrukt onder nr. 26

33 009, nr. 28

Dit is nog in een oriënterende fase.

De Tweede Kamer overwegende dat Nederland de ambitie heeft uitgesproken, tot de top vijf van kenniseconomieën te blijven behoren; verzoekt de regering om voorafgaand aan de implementatie van de wetenschapsagenda de relatieve en absolute omvang van de alfa-, bèta-, gamma- en technische wetenschappen te monitoren en die omvang in internationaal verband te vergelijken met de ons omringende landen en met de andere kenniseconomieën in de wereldtop; verzoekt de regering tevens om daarna periodiek hierover aan de Tweede Kamer te rapporteren bij de verdere implementatie van de wetenschapsagenda.

Debat [23-6-2016] VAO Wetenschapsbeleid

Motie Bruins/Duisenberg

33 009, nr. 25

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is met het Rathenau Instituut in gesprek over de uitvoering.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om experimenten met innovatieve vormen van ex ante-onderzoeksbeoordeling te stimuleren en te entameren, bijvoorbeeld door de NWO een opdracht te geven om een dergelijk experiment uit te voeren in 2017.

Debat [23-6-2016] VAO Wetenschapsbeleid

Motie Bruins

33 009, nr. 24

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is in gesprek met NWO.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voorstellen uit te werken waardoor de matchingsverplichting voor onderzoekers afneemt.

Debat [23-6-2016] VAO Wetenschapsbeleid

Motie Jasper van Dijk/Mei Li Vos

33 009, nr. 20

Is in een oriënterende fase.

De Tweede Kamer verzoekt de regering door een onafhankelijke commissie te laten onderzoeken hoe er zo snel mogelijk gekomen kan worden tot een afbouw van proeven op niet-humane primaten naar nul in het BPRC en andere onderzoekscentra, zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen; verzoekt de regering tevens, op basis van dit onderzoek een plan van aanpak op te stellen en dit te voorzien van een tijdpad met daarin meetbare doelen, en deze voor de behandeling van de begroting voor 2017 met de Tweede Kamer te delen.

Debat [22-3-2016] VAO Dierproeven

Gewijzigde motie van Dekken /Rudmer Heerema ter vervanging van die gedrukt onder nr. 56

32 336, nr. 57

Deze motie zal worden uitgevoerd door het Ministerie van Economische Zaken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het BPRC dringend te vragen om de apen alsnog aan Stichting AAP over te dragen.

Debat [22-3-2016] VAO Dierproeven

Motie Wassenberg

32 336, nr. 51

Deze motie zal worden uitgevoerd door het Ministerie van Economische Zaken.

De Tweede Kamer constaterende dat de regering in 2025 wereldwijd koploper wil zijn op het gebied van innovatie voor proefdiervrije methoden; verzoekt de regering met een concreet stappenplan te komen om deze doelstelling te behalen.

Debat [22-3-2016] VAO Dierproeven

Motie Graus

32 336, nr. 47

Het Ministerie van Economische Zaken draagt zorg voor de uitvoering van deze motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te bevorderen dat de geesteswetenschappen in verband met het belang voor de grote maatschappelijke uitdagingen voldoende aan bod komen in de Nationale Wetenschapsagenda.

Debat [21-5-2015] Plenair Debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (Debat Maagdenhuis)

Motie Mohandis/Schouten

31 288, nr. 453

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2015, Kamerstuk 29 338, nr. 149.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van de Wetenschapsvisie te kijken naar de mogelijkheden om deze acquisitiedruk te verminderen of efficiënter in te richten.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie van Meenen

31 288, nr. 430

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 8 februari 2016, Kamerstuk 29 338, nr. 152.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om door het Rathenau Instituut de kansen, risico's en strategische keuzes voor ons wetenschapsbestel voor alle vier de scenario's (Nationale vertrouwdheid, Regionale kracht, Europese variatie, Internationale selectie) in kaart te laten brengen, verzoekt de Tweede Kamer tevens om de Wetenschapsvisie op haar kansen en risico's te laten toetsen in elk van de scenario's.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie Duisenberg c.s.

31 288, nr. 421

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 2 oktober 2015, Kamerstuk 31 288, nr. 488.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de promotievorm «industrial doctorates» gezamenlijk door overheid en bedrijfsleven te ontwikkelen en voor wat betreft de overheid tijdelijk dekking te reserveren in het onderbenutte ho/wo-deel van de subsidieregeling praktijkleren en voor de lange termijn de thematiek en facilitering van «industrial doctorates» mee te nemen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en de uitwerking van de Wetenschapsvisie van het kabinet om een structurele oplossing te realiseren.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie Duisenberg c.s.

31 288, nr. 420

De Tweede Kamer wordt in het najaar 2016 over de uitvoering van deze motie geïnformeerd.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij Prinsjesdag voorstellen te doen waarmee kleinere gemeentes beter in staat worden gesteld om voor alle kwetsbare kinderen met een taalachterstand kwalitatief goede vve-plekken aan te bieden, zonder dat dit gevolgen heeft voor het budget van grotere gemeentes en zonder dat er wordt bezuinigd op het achterstandenbeleid.

Debat [23-6-2016] VAO Verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid

Motie van Meenen

30 079, nr. 67

Op Prinsjesdag zal een voorstel worden gepresenteerd. Met dit voorstel zal uitvoering worden gegeven aan deze motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te stimuleren dat ook schoolleiders, net als docenten, trajecten van intervisie en het geven van onderlinge feedback aangaan.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Motie Rog

34 475 VIII, nr. 18

Om onderlinge feedback tussen schoolleiders te stimuleren, wordt in het najaar van 2016 de Nationale Schoolleiders Top samen met de PO-Raad, AVS, Schoolleidersregister PO en NL2025 georganiseerd. Hiermee stimuleert en faciliteert het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeel leren en een cultuur van feedback binnen de school. Samen met de partners zal er ook een regionaal vervolg vormgegeven gaan worden om schoolleiders te faciliteren in informeel leren.

Het Schoolleidersregister PO voert momenteel een pilot uit om middels valideringsgesprekken tussen schoolleiders onderling, professionele ontwikkelingen uit informeel leren ook te certificeren in het kader van de herregistratie in het register. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondersteunt deze pilot. Middels de voortgangsrapportage van de sectorakkoorden die in oktober 2016 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden, zal de Tweede Kamer hierover nader worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met het onderwijs, COA en LOWAN, nog dit jaar met voorstellen te komen om meer samenhang in het onderwijs aan vluchtelingenkinderen te realiseren en zo een betere doelmatigheid van de inzet van publieke middelen te bevorderen.

Debat [1-6-2016] VAO Onderwijs aan vluchtelingenkinderen

Motie Straus

34 334, nr. 20

 

Verzoekt de regering, middelen vrij te maken zodat basisscholen ook in het tweede jaar aanvullende bekostiging krijgen voor de scholing van vluchtelingenkinderen

PA [1-6-2016] VAO Onderwijs aan vluchtelingenkinderen

Motie Grashoff c.s.

34 334, nr. 18

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 juni 2016, Kamerstuk 34 334, nr. 21.

De Tweede Kamer constaterende dat jongeren rond de achttien jaar na de internationale schakelklas niet meer doorgaan voor een middelbareschooldiploma maar instromen op mbo-1-niveau;verzoekt de regering voorstellen uit te werken voor deze specifieke groep leerlingen die net buiten de leerplichtige leeftijd vallen, waarbij zij op het juiste niveau instromen bij een vervolgopleiding

Debat [1-6-2016] VAO Onderwijs aan vluchtelingenkinderen

Motie van Meenen

34 334, nr. 15

De Tweede Kamer wordt in juni 2017 over uitvoering van deze motie geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt het kabinet in overleg met betrokkenen in het onderwijs te komen tot voorstellen om de middelen die beschikbaar zijn voor de lerarenbeurs in de toekomst volledig uit te putten en daarnaast te komen met voorstellen om meer tijd in te kunnen zetten voor het samen voorbereiden van lessen, intervisie en feedback.

Debat [1-6-2016] VAO Vervolg Onderwijs2032

Gewijzigde motie Rog ter vervanging van die gedrukt onder nr. 319

31 293, nr. 326

De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2017 over deze motie geïnformeerd.

De Tweede Kamer is van mening dat alle docenten in het po en het vo de mogelijkheid moeten hebben om mee te denken over Onderwijs2032; verzoekt de regering, in samenwerking met de schoolbesturen een adequate faciliteit te scheppen waarmee docenten uren kunnen vrijmaken om actief te participeren in het verdere proces van curriculumontwikkeling.

Debat [1-6-2016] VAO Vervolg Onderwijs2032

Motie Grashoff

31 293, nr. 317

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 juli 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 330.

De Tweede Kamer spreekt uit te streven naar een maximaal aantal lesuren van twintig per (fulltime) docent voor het voortgezet onderwijs en acht dagdelen voor een (fulltime) docent in het primair onderwijs; verzoekt de regering, in overleg met het onderwijsveld hiertoe voorstellen uit te werken, inclusief financiële consequenties en consequenties voor leerlingen, waardoor leraren tijd en ruimte krijgen om zich te verbeteren, verbreden, verdiepen en vorm te geven aan onderwijsvernieuwing.

Debat [1-6-2016] VAO Vervolg Onderwijs2032

Motie van Meenen/Ypma

31 293, nr. 315

 

De Tweede Kamer verzoekt de regering gemeenten en het Openbaar Ministerie te informeren over het wettelijk vastgestelde model dat voor een beroep op vrijstelling gebruikt dient te worden zolang de beoogde wijziging van de Leerplichtwet niet in werking is getreden.

Debat [31-3-2016] VAO Onderwijs op een andere locatie dan de school (thuisonderwijs)

Motie Bisschop/Bruins

31 135, nr. 64

Begin juni 2016 zijn de gemeenten en het Openbaar Ministerie per brief geïnformeerd over het wettelijk vastgestelde model dat voor een beroep op vrijstelling gebruikt dient te worden zolang de beoogde wijziging van de Leerplichtwet niet in werking is getreden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de best practices te inventariseren en samen met de PO-Raad onder de aandacht te brengen van de scholen in het basis-onderwijs.

Debat [25-4-2016] Notaoverleg «Lichamelijke opvoeding in zijn vak» (initiatiefnota Heerema)

Motie Straus/Ypma

34 398, nr. 5

Voor het eind van 2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief waarin wordt ingegaan hoe en op welke wijze de best practices zijn geïnventariseerd en hoe deze onder de aandacht zullen worden gebracht van scholen in het basisonderwijs in de periode 2016–2017, waarbij alo-vakleerkrachten een positieve rol spelen in het bewegingsonderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe in wet- en regelgeving kan worden opgenomen dat gemeenten gehouden zijn een expliciet besluit te nemen over nieuwbouw, renovatie of vervanging van schoolgebouwen ouder dan 40 jaar, tenzij daar in het integraal huisvestingsplan andere afspraken over zijn gemaakt.

Debat [19-4-2016] VAO Onderwijshuisvesting PO/VO

Motie van Meenen

31 293, nr. 309

De Tweede Kamer wordt voor het eind van het jaar 2016 over uitvoering van deze motie geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om,een samengestelde monitor in te richten op basis van verschillende nieuwe en bestaande bronnen waarmee de Kamer op structurele basis het taalniveau van leerlingen aan het einde van de basisschool kan volgen en de resultaten van het overheidsbeleid kan meten.

Debat [14-4-2016] VSO over de rol van het onderwijs in actieprogramma Tel mee met Taal (28 760, nr. 54)

Motie Straus

28 760, nr. 55

De Tweede Kamer wordt naar verwachting in juni 2017 over deze motie geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering nog dit aanmeldseizoen een krachtig signaal af te geven door aan scholen duidelijk te maken welke sancties er staan op het weigeren van leerlingen met een dubbel advies en deze sancties ook daar waar nodig in te zetten.

Debat [31-3-2016] VSO Eerste inzichten inzake de Wet

Eindtoetsing Primair Onderwijs (31 289, nr. 287)

Motie Straus

31 289, nr. 292

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 maart 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 289.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zo snel als mogelijk aan alle betrokkenen te communiceren onder welke voorwaarden maatwerkinitiatieven binnen de huidige regelgeving vanuit reguliere onderwijsmiddelen kunnen worden bekostigd en op welke wijze en onder welke voorwaarden hiervan gebruik kan worden gemaakt.

Debat [31-3-2016] VAO Onderwijs op een andere locatie dan de school (thuisonderwijs)

Motie Ypma

31 135, nr. 67

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 juni 2016, Kamerstuk 31 497, nr. 210.

De Tweede Kamer verzoekt de regering binnen het Doorbraakproject Onderwijs en ICT gerichte aandacht te besteden aan de kansen en mogelijkheden voor werkdrukvermindering bij leraren en de Tweede Kamer hierover te rapporteren.

Debat [15-3-2016] VAO Werkdruk in het Basisonderwijs

Motie Ypma

29 515, nr. 382

Rapportage meldpunt registratieverplichtingen en voortgangsrapportage DBP worden na de zomer aan de Tweede Kamer gestuurd. Verbinding tussen beide rapporten wordt gelegd, met aandacht voor de werkdruk

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de herziening van de kerndoelen recht te doen aan de bijzondere status van het Nederlands als eigen taal, basisscholen vrijheid te laten behouden wanneer zij beginnen met onderwijs in het Engels – met inachtneming van een nader te bepalen eindniveau – en meer oog te hebben voor de beheersing van grenstalen; verzoekt de regering tevens onderzoek te laten doen naar manieren om Engels en grenstalen te leren op een manier die bijdraagt aan het versterken van het Nederlands, vooral ook bij leerlingen met een taalontwikkelingsachterstand, en het Ontwerpteam2032 te verzoeken dit onderzoek te vertalen naar wijzen waarop ook leerlingen met een taalontwikkelingsachterstand in staat gesteld worden het eindniveau voor Nederlands, Engels en de grenstalen te realiseren.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032

Nader gewijzigde motie Bisschop c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 301

31 293, nr. 302

Deze motie wordt meegenomen in de verdiepingsfase van Onderwijs2032. De resultaten van de verdiepingsfase zullen begin november 2016 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om ouders en de organisatie Ouders & Onderwijs, waar het mogelijk en zinvol is, te betrekken bij de activiteiten en de werkzaamheden van het Ontwerpteam2032.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs2032

Motie Kuzu

31 293, nr. 293

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 311.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de vervolgstappen met betrekking tot de curriculumontwikkeling die verband houden met kleuters, specifieke aandacht te geven aan hun ontwikkelingsfase, bijvoorbeeld door de Werk-/Steungroep Kleuteronderwijs (WSK) daarbij te betrekken.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032

Motie Rog c.s.

31 293, nr. 292

Deze motie wordt meegenomen in de verdiepingsfase van Onderwijs2032. De resultaten van de verdiepingsfase zullen begin november 2016 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om het Ontwerpteam2032 te verzoeken een leerlingenklankbordgroep in te stellen die een behoorlijke omvang heeft en periodiek reflecteert op de voorstellen van het Ontwerpteam2032.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032

Motie Straus c.s.

31 293, nr. 291

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 311.

De Tweede Kamer (constaterende dat in het advies onderwijs2032 onder burgerschap onderwerpen zoals de democratische rechtsstaat en de mensenrechten worden verstaan, maar niet de waarden van Nederland); verzoekt de regering, achter alle docenten en schoolleiders te gaan staan die deze waarden een centrale rol in het onderwijs willen geven in het belang van de leerlingen, zich uit te spreken tegen zelfcensuur en handelingsverlegenheid aan te pakken; verzoekt de regering voorts om het Ontwerpteam2032 de opdracht te geven de fundamentele Nederlandse waarden stevig te verankeren bij het ontwerpen van burgerschap in het kerncurriculum zodat aan docenten houvast en richting wordt gegeven om deze discussies met hun leerlingen te voeren.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032

Motie Straus

31 293, nr. 290

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 311.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat leraren, leerlingen, schoolleiders en ouders gezamenlijk de discussie voeren over de invulling en vormgeving van het onderwijs op hun school en dat de keuzes die zij gemaakt hebben in het schoolplan worden opgenomen.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032.

Motie Ypma c.s.

31 293, nr. 288

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 311.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van onderwijs2032 praktische vaardigheden in het primair onderwijs en het opleiden van vakmensen in het vmbo en het praktijkonderwijs nadrukkelijk vorm te geven in samenwerking met leraren, scholen in het vakonderwijs, het bedrijfsleven en maatschappelijke partners.

Debat [9-3-2016] Hoofdlijnendebat over het advies van het platform Onderwijs 2032

Gewijzigde motie Bruins c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 287

31 293, nr. 299

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 311.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voor de volgende voortgangsrapportage aan te geven welke sanctiemogelijkheden er zijn, een overzicht te geven waar deze voorbereid worden en deze voorts actief toe te passen wanneer schoolbesturen hun zorgplicht niet nakomen.

Debat [17-2-2016] VAO Passend Onderwijs

Motie Straus /Ypma

31 497, nr. 195

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 juni 2016, Kamerstuk 31 497, nr. 210.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om te onderzoeken waar en wanneer knelpunten in de personeelsbezetting zullen ontstaan in het speciaal onderwijs en daarbij te onderzoeken of speciale actie nodig of gewenst is.

Debat [17-2-2016] VAO Passend Onderwijs

Motie Bruins

31 497, nr. 192

De Tweede Kamer zal over deze motie worden geïnformeerd in de arbeidsmonitor, naar verwachting in oktober 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te zorgen voor inclusiviteit in het regulier onderwijs voor kinderen die vroeger een «dubbele rugzak» ontvingen, verzoekt de regering tevens in de volgende voortgangsrapportage op te nemen hoeveel kinderen door gebrek aan ondersteuningsmiddelen naar het speciaal onderwijs worden verwezen en welke knelpunten hierbij optreden.

Debat [17-2-2016] VAO Passend Onderwijs

Gewijzigde motie Bruins ter vervanging van die gedrukt onder nr. 190

31 497, nr. 201

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 juni 2016, Kamerstuk 31 497, nr. 210.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat toetsen in het primaire onderwijs louter ter ondersteuning van het advies mogen worden gebruikt en niet kunnen worden opgevraagd door het voortgezet onderwijs.

Debat [20-1-2016] Plenair debat «over het bericht dat middelbare scholen de Cito-toets nog steeds laten meewegen».

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 maart 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 289.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken: – wat de voor- en nadelen zijn van een verhoging van het aantal peilmomenten in het basisonderwijs van drie naar vier, net als in het voortgezet onderwijs; – wat de consequenties zijn van het verstrekken van de financiering vanaf één kind in het basisonderwijs; verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer ruim voorafgaand aan de besluitvorming over de Voorjaarsnota hierover te informeren.

Debat [2-12-2015] Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers

Motie Ypma c.s.

34 334, nr. 7

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2016, Kamerstuk 34 334, nr. 10.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zo spoedig mogelijk, uiterlijk voor de Voorjaarsnota, een voorstel naar de Tweede Kamer te sturen dat basisscholen ook in het tweede jaar aanvullende bekostiging krijgen voor de scholing van vluchtelingenkinderen.

Debat [2-12-2015] Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers

Motie Grashoff

34 334, nr. 4

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2016, Kamerstuk 34 334, nr. 10.

De Tweede Kamer verzoekt de regering als richtinggevende stap mee te nemen dat de fusietoets, met behoud van de invloed van medezeggenschap en ouders, zodanig wordt aangepast dat scholen die binnen vijf jaar met een leerlingendaling van 7,5% of meer geconfronteerd worden (en waarbij het lage leerlingenaantal in absolute zin tot problemen leidt) niet langer toetsplichtig zijn, en dit voorstel mee te nemen in de veldraadpleging.

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

Motie Veldman/Rog

34 226, nr. 5

Deze richtinggevende stap is tijdens de veldraadpleging besproken. De uitkomsten van de veldraadpleging als geheel en een voorstel voor aanpassing van de fusietoets zullen in het najaar van 2016 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering: – A. te onderzoeken welke middelen nodig zijn voor een effectief en landelijk dekkend vve-aanbod voor alle doelgroepkinderen; – B. een betere en dynamischere maatstaf te laten ontwikkelen in samenwerking met het vve-veld, de gemeenten en de wetenschap met als doel een beter bereik van doelgroepkinderen in elke gemeente en dit terug te koppelen voor het voorjaar van 2016; – C. daarbij te bezien welke consequenties dat heeft voor de gewichten-regeling en de verdeling van de vve-middelen vanaf 2017.

Debat [18-11-2015] VAO Evaluatie Wet OKE

Motie Yücel 34 242, nr. 7

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2016, Kamerstuk 27 020, nr. 65.

De Tweede Kamer verzoekt de regering wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar de behoeften en tevredenheid van ouders bij schoolkeuze en de vraag in hoeverre het bestaande scholenaanbod aan de behoeften van ouders voldoet.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Bisschop c.s.

34 300 VIII, nr. 61

Het onderzoek wordt uitgevoerd en zal in het laatste kwartaal van 2016 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

De Tweede Kamer is van mening dat het onwenselijk is dat onderwijsgeld wordt ingezet voor snelle internetverbindingen; verzoekt de regering: – te streven naar aansluiting van alle scholen op snel internet uiterlijk in 2017; – het investeringsfonds uit het Bestuursakkoord primair onderwijs open te stellen voor het verbinden van scholen met snel, toekomstvast, betrouwbaar en betaalbaar internet; – provincies, gemeenten, internetaanbieders en bedrijven in krimpregio's te betrekken bij het Doorbraakproject Onderwijs en ICT om tot regionale samenwerking te komen.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Dik-Faber /Slob

34 300 VIII, nr. 56

In september wordt het actieplan connectiviteit opgeleverd en daarna aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit plan is in opdracht van het DBP tot stand gekomen. In het actieplan staan activiteiten voor de korte en lange termijn om voor scholen voldoende snel internet te bevorderen. Betrokkenheid van provincies, gemeenten en relevante bedrijven wordt hierbij gezocht.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met PO-Raad en VO-raad te zoeken naar een maatwerkoplossing in de bekostiging voor scholen die te maken hebben met sterk wisselende leerlingenaantallen door de instroom van vluchtelingenkinderen; verzoekt de regering voorts, te kijken hoe werkloze leraren kunnen worden ingezet voor onderwijs aan deze kinderen.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW 2e termijn

Motie van het lid van Meenen c.s.

34 300 VIII, nr. 48

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2016, Kamerstuk 34 334, nr. 10.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te zorgen dat schoolbesturen vanaf komend jaar een jaarverslag publiekelijk toegankelijk moeten publiceren, minimaal op internet, zodat iedereen kennis kan nemen van de financiële keuzes van deze besturen

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW 2e termijn

Gewijzigde motie Jasper van Dijk/ Ypma ter vervanging van die gedrukt onder nr. 10

34 300 VIII, nr. 38

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 10 mei 2016, Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 143l.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om «de mogelijkheid die de Wet op de expertisecentra nu reeds biedt om af te wijken van de voorgeschreven onderwijstijd ook door te voeren voor leerlingen in het regulier onderwijs en hiervoor een wetsvoorstel voor te bereiden; de bepalingen met betrekking tot bekostiging te versoepelen voor die gevallen waarin de school en het samenwerkingsverband niet zelf in een passend onderwijsaanbod kunnen voorzien, met als voorwaarde dat er geen extra ouderbijdrage voor gevraagd wordt die de toegankelijkheid belemmert.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Ypma c.s.

34 300 VIII, nr. 37

De wetswijziging met betrekking tot de mogelijkheid om af te wijken van de voorgeschreven onderwijstijd in het reguliere onderwijs wordt meegenomen in het wetsvoorstel Variawet. De geplande inwerkingtreding is 1 augustus 2017. De wetswijziging met betrekking tot versoepeling van de bekostiging zal worden uitgewerkt in het wetsvoorstel Onderwijs op een Andere Locatie dan de School. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting in 2018 in werking treden.

De Tweede Kamer (constaterende dat er in het land verschillende initiatieven zijn voor alle kinderen tussen de 0–18 jaar met een doorgaande leerlijn en een rijk onderwijsaanbod; overwegende dat het soms moeilijk is om dit mogelijk te maken; van oordeel dat de promise academy in Rotterdam een voorbeeld is voor Nederland) verzoekt de regering, met de betrokken partners in gesprek te gaan om te kijken hoe het financiële gat kan worden gedicht om dit initiatief mogelijk te maken.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Ypma/Straus

34 300 VIII, nr. 35

De Tweede Kamer zal over deze motie per brief worden geïnformeerd voor oktober 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering SLO te behouden voor Enschede en niet te laten verhuizen naar Utrecht

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Rog/Siderius

34 300 VIII, nr. 32

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 14 december 2015, Kamerstuk 34 300-VIII, nr. 119.

De Tweede Kamer overwegende dat het aantal vluchtelingenkinderen sterk stijgt en daarmee de druk op scholen; overwegende dat het kabinet aanvullende maatregelen heeft getroffen, maar dat deze maatregelen niet meer voldoende zijn in het licht van de nu sterk stijgende aantallen; verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met voorstellen te komen zodat scholen adequaat in het onderwijs aan deze kinderen kunnen voorzien, en om daarvoor ook het benodigde budget vrij te maken.

Debat [17-9-2015] Algemene Politieke Beschouwingen

Motie Klaver c.s.

34 300, nr. 25

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2015, Kamerstuk 34 334, nr. 1.

De Tweede Kamer verzoekt de regering scholen op te roepen om via de «pas toe of leg uit»-methode de keuze voor 29 leerlingen of meer in een klas aan de medezeggenschapsraad te verantwoorden en toe te lichten waarom in hun aanpak kinderen desondanks voldoende aandacht krijgen; verzoekt de regering, via de sectororganisaties te inventariseren hoe schoolbesturen zich inspannen om de klassengrootte te beperken tot minder dan 29 leerlingen, dan wel toe te lichten waarom in hun aanpak kinderen desondanks voldoende aandacht krijgen en wat de resultaten daarvan zijn, en de hierover te rapporteren.

PA [10-6-2015] VSO Ontwikkeling groepsgrootte in het basisonderwijs (31 293, nr. 255)

Motie Ypma

31 293, nr. 263

29-4-2016 Deel 1 van de motie is uitgevoerd door oproep in de Nieuwsbrief Primair Onderwijs van 31 maart 2016.

Deel 2 van de motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2016, Kamerstuk 31 293, nr. 277.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een vraagbaak pesten in samenwerking met ervaringsdeskundigen op te starten.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

Motie Bergkamp

34 130, nr. 16

De Tweede Kamer wordt eind 2016 over de uitvoering van deze motie geïnformeerd in de rapportage over de monitor Veiligheid op school.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de effecten op de beheersing van de Nederlandse taal op scholen waar gedeeltelijk les in een vreemde taal gegeven wordt, nadrukkelijk te monitoren en de Tweede Kamer over de uitkomsten in 2018 te informeren.

Debat [24-3-2015] Wetsvoorstel Onderwijs in Engelse/Duitse/Franse taal

Motie Rog

34 031, nr. 14

Hiervoor wordt extra onderzoek uitgezet, met als planning om in de zomer van 2016 de offerteaanvraag uit te sturen, in combinatie met onderzoek voor moties van de Eerste Kamer op ditzelfde onderwerp. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt de Tweede Kamer in december 2017 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met onderwijsinstellingen in de grensregio die reeds actief zijn op het gebied van buurtaalonderwijs en samen met hen een plan van aanpak te ontwikkelen om buurtaalonderwijs in Nederland een impuls te geven, en de Tweede Kamer hierover nog voor de zomer van 2015 te informeren.

Debat [24-3-2015] Wetsvoorstel Onderwijs in Engelse/Duitse/Franse taal

Motie Straus

34 031 nr. 13

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 15 oktober 2015, Kamerstuk 34 031 nr. 17.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om nadrukkelijk te communiceren naar basisscholen dat zij altijd het recht hebben om gecombineerde schooladviezen te geven en dat het schooladvies bindend is voor de toelating tot het voortgezet onderwijs.

Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies

Gewijzigde motie Ypma/Rog ter vervanging van die gedrukt onder nr. 218

31 289, nr. 228

De motie is afgedaan met met onder andere brieven aan alle scholen en besturen in het Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs verstuurd op 5 maart 2015, Kamerstuk 31 289, nr. 216.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een brief te sturen over de ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs en daarin een voorstel te doen om deze ongelijkheid voor zover mogelijk weg te nemen en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor de zomer van 2015.

PA [24-9-2014] Bewegingsonderwijs

gewijzigde motie Straus c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 44

31 135, nr. 47

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 2015, Kamerstuk 31 135, nr. 54.

DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering vanaf 2018 het bedrag dat structureel is gereserveerd voor de Diagnostische tussentijdse toets (DTT) te besteden aan het ontwikkelen en bevorderen van een feedback cultuur op scholen en hierover met het onderwijsveld in gesprek te gaan.

Debat [7-7-2016] VAO Diagnostische tussentijdse toets

Straus, K.C.J.

Ypma, L.

In het vierde kwartaal van 2016 zal hierover een brief naar de Tweede Kamer worden gestuurd

De Tweede Kamer verzoekt de regering de ontwikkeling van digitale examens in de basis- en kaderberoeps-gerichte leerweg slechts voort te zetten onder voorwaarde dat deze examens na afloop van de examenperiode openbaar worden en de Tweede Kamer voor 1 november 2016 over de voortgang te informeren.

Debat [23-6-2016] VAO Examens

Motie Vermue

31 289, nr. 330

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is gestart met het in kaart brengen van de voor- en nadelen van digitale examinering in het vmbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het CvTE op te dragen om actief te werken aan een nieuwe werkwijze, bijvoorbeeld via de principes van co-creatie, met meer transparantie en grotere betrokkenheid van individuele vakdocenten en de Tweede Kamer nog voor de OCW-begrotingsbehandeling over de aanpak, inclusief de planning, te informeren.

Debat [23-6-2016] VAO Examens

Motie Straus c.s.

31 289, nr. 329l

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is gestart met het maken van een plan van aanpak om hun werkwijze te vernieuwen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om het gewicht van het vak maatschappijleer bij het examen te versterken.

Debat [23-6-2016] VAO Examens

Motie Rog

31 289, nr. 328

De positie van het vak maatschappijleer wordt bezien in de discussie over het curriculum 2032.

De Tweede Kamer verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat alleen gemotiveerd door Cito en het CvTE kan worden afgeweken van de door vakorganisaties van docenten en LAKS aangedragen aanpassingen aan het antwoordmodel.

Debat [23-6-2016] VAO Examens

Motie van Meenen

31 289, nr. 324

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is gevraagd hoe zij hier uitvoering aan gaan geven.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen met als doel om de digitale examens te publiceren met als ingangsdatum de examenperiode van 2017

Debat [23-6-2016] VAO Examens

Motie Van Meenen

31 289, nr. 323

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is gestart met het in kaart brengen van de voor- en nadelen van digitale examinering in het vmbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering onderzoek te doen naar een adequate bekostiging voor technische profielen in het vmbo, en de resultaten hiervan voor 1 januari 2017 aan de Tweede Kamer te rapporteren.

Debat [28-6-2016] VAO Advies van de Onderwijsraad «Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap»

Motie Siderius

30 079, nr. 66

Dit wordt betrokken advies vraag aan de onderwijsraad over de vereenvoudiging bekostiging VO.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in de verkenning naar de verlenging van het vmbo ook de mogelijkheid van een zesjarige opleiding in een vmbo-setting – gericht op het halen van een startkwalificatie met één pedagogisch-didactisch concept, één team met docenten uit het vmbo en het mbo, in een kleinschalige setting onder één dak – verder te verkennen.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Motie Siderius

30 079, nr. 65

Dit wordt betrokken advies vraag aan erkenning vmbo.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een voorstel uit te werken dat ervoor zorgt dat scholen voor voortgezet onderwijs verbied enkelvoudige adviezen in hun plaatsingswijzers op te nemen en de Tweede Kamer dit voorstel in het najaar van 2016 toe te sturen.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Gewijzigde motie Ypma /van Meenen ter vervanging van die gedrukt onder nr. 12

34 475 VIII, nr. 21

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 24 juni 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 332.

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke manier scholen in het voortgezet onderwijs die maatwerk en het volgen van een extra vak op een hoger of lager niveau stimuleren, niet benadeeld maar beloond kunnen worden door de inspectie

Debat [1-6-2016] VAO Flexibilisering vo/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

Motie Bruins

31 289, nr. 312

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 13 juni 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 320.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs vmbo-scholieren een schakelprogramma of doorstroomtraject te verkennen waarin zij na de eindexamens worden voorbereid op hun vervolgopleiding in het mbo of het havo.

Debat [1-6-2016] VAO Flexibilisering vo/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen Gewijzigde motie Rog ter vervanging van die gedrukt onder nr. 311

31 289, nr. 316

In het najaar 2016 reageren wij op deze motie als onderdeel van vmbo verkenningen.

De Tweede Kamer constaterende dat de aangenomen moties 31 332, nr. 53 en 34 184, nr. 11 vragen geen beperkingen op te leggen voor de doorstroom van vmbo-tl/gl naar het havo; verzoekt de regering, de Tweede Kamer direct na het verschijnen van de derde monitor toelatingscode te informeren hoe de aangenomen moties worden uitgevoerd.

Debat [1-6-2016] VAO Flexibilisering vo/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

Motie Grashoff

31 289, nr. 307

Wordt opgepakt in de beleidsreactie op de derde monitor toelatingscode vmbo-havo die in het najaar 2016 naar de Tweede Kamer wordt gezonden.

De Tweede Kamer constaterende dat de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten Nederland (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH) een experiment willen starten om de toelaatbaarheid van scholieren met een onvolledig diploma te onderzoeken; verzoekt de regering, te inventariseren of de MBO Raad mee wil doen aan een vergelijkbaar experiment waar het de opleidingen binnen het mbo betreft.

Debat [1-6-2016] VAO Flexibilisering vo/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

Motie van Meenen

31 289, nr. 306

Wordt opgepakt in het «Experiment toelating vervolgonderwijs» waar komend schooljaar de verkenningen voor worden gestart.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om naar de onderwijsinstellingen te communiceren dat het afronden van een vak op een hoger niveau geen vereiste kan zijn in het toelatingsbeleid.

Debat [1-6-2016] VAO Flexibilisering vo/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

Motie van Meenen

31 289, nr. 305

Wordt opgepakt in het «Experiment toelating vervolgonderwijs» waar komend schooljaar de verkenningen voor worden gestart.

De Tweede Kamer roept de regering op de praktische en financiële aspecten van het inzetten van de alo-vakleerkrachten verder uit te werken in overleg met de betrokken partijen en te voorzien van een financiële onderbouwing, en de Tweede Kamer voor het einde van dit kalenderjaar hierover te rapporteren

Debat [17-5-2016] Notaoverleg over de initiatiefnota Heerema: «Lichamelijke opvoeding is een vak, juist in het basisonderwijs: Een pleidooi voor beter bewegingsonderwijs op de basisschool gegeven door vakleerkrachten»

Motie Straus

34 398, nr. 4

Voor het eind van 2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief met een uitwerking van de praktische en financiële aspecten van de inzet van gekwalificeerde ALO-vakleerkrachten voor bewegingsonderwijs in het basisonderwijs, voorzien van een financiële onderbouwing.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te gaan met de rijksbouwmeester, de bouwcampus in Delft en het onderwijsveld over het verbeteren van het binnenklimaat op scholen en over het bundelen van kennis op landelijk niveau, zodat schoolbesturen en gemeenten advies kunnen inwinnen bij plannen voor onderhoud, renovatie en nieuwbouw.

Debat [19-4-2016] VAO Onderwijshuisvesting PO/VO

Motie Bruins

31 293, nr. 308

Deze motie wordt naar verwachting in december 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong) een voorziening te treffen waarbij ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, die op een cluster 3-onderwijs-instelling ingeschreven staan, aanspraak op een Wajong-uitkering kunnen maken.

Debat [12-4-2016] VAO Passend onderwijs

Motie Siderius

31 497, nr. 188

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierover een brief naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te verkennen hoe het kind gehoord kan worden bij de beslissing welke onderwijsplek het meest passend is voor het kind, en de Tweede Kamer hierover voor de zomer van 2016 te informeren.

Debat [31-3-2016] VAO Onderwijs op een andere locatie dan de school (thuisonderwijs)

Motie van Meenen

31 135, nr. 65

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 21 juni 2016, Kamerstuk 31 497, nr. 210.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de voorlopige opbrengst van de pilot regelluwe scholen en een zwartboek over regels die afgeschaft kunnen worden, breder te delen binnen het onderwijs, zodat meer scholen hier hun voordeel mee kunnen doen met betrekking tot de vermindering van werk- en regeldruk; verzoekt de regering voorts om, na de voortgangsrapportage in overweging te nemen om de pilot uit te breiden naar (niet-excellente) scholen die op dit moment nog niet aan de pilot deelnemen, mits zij in ieder geval aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen.

Debat [15-3-2016] VAO Werkdruk in het Basisonderwijs

Motie Ypma

29 515, nr. 383

Deze motie wordt naar verwachting in juni 2017 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in kaart te brengen waar dalende leerlingenaantallen in krimpregio’s ten koste dreigen te gaan van goed en bereikbaar onderwijs met een dekkend aanbod en de Kamer na het zomerreces, doch voor het plenaire debat over de Rijksbegroting voor OCW, hierover te informeren en aan te geven welke financiële en onderwijsinhoudelijke opgave dit met zich meebrengt.

Debat [2-3-2016] Financiële Situatie in het Onderwijs

Nader gewijzigde motie Vermue /van Dekken ter vervanging van die gedrukt onder nr. 136

34 300 VIII, nr. 137

De motie wordt meegenomen in de tweede voortgangsrapportagen leerlingendaling (vierde kwartaal 2016).

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat: dyslectische leerlingen en studenten alleen aanspraak kunnen maken op een aangepaste wijze van toetsen of examineren in het onderwijs als de deskundigenverklaring voldoet aan nader te stellen eisen en is afgegeven door een psycholoog of orthopedagoog die daarvoor is gecertificeerd en het toezicht op de naleving hiervan te verscherpen; dyslectische leerlingen of studenten het hulpmiddel spellingscontrole, in ieder geval in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar de wijze waarop spelling het beste geëxamineerd kan worden, in het huidige en volgende schooljaren kunnen gebruiken zonder aftrek van punten of het verlagen van hun cijfer.

Debat [17-2-2016] VAO Passend Onderwijs

Motie Ypma/Straus

31 497, nr. 198

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2016, Kamerstuk 31 497, nr. 207.

De Tweede Kamer verzoekt de regering alle samenwerkingsverbanden een brief te sturen met succesvolle voorbeelden van het beleggen van de doorzettingsmacht en hen dringend te verzoeken om voor het schooljaar 2016–2017 doorzettingsmacht te organiseren en de Tweede Kamer bij de volgende voort-gangsrapportage passend onderwijs te informeren hoe de doorzettingsmacht per samenwerkingsverband is geregeld.

Debat [17-2-2016] VAO Passend Onderwijs

Motie Ypma /Straus

31 497, nr. 197

Aan de motie zal in het najaar 2016 uitvoering worden gegeven met een de brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de gemeenten te vragen, alle ontheffingen van de leerplicht op basis van artikel 5 onder a kritisch te bezien en alle ouders van kinderen met een ontheffing van de leerplicht binnen drie maanden een gesprek aan te bieden waarin samen gekeken wordt wat het kind nodig heeft om weer onderwijs te krijgen, en ouders te wijzen op de wettelijke zorgplicht van schoolbesturen; verzoekt de regering voorts voorstellen te ontwikkelen waardoor leerplichtambtenaren bij een aanvraag voor een ontheffing van de leerplicht bezien of schoolbesturen niet te makkelijk onder hun zorgplicht uit komen.

Debat [18-2-2016] VAO Passend onderwijs

Gewijzigde motie Ypma /Straus ter vervanging van die gedrukt onder nr. 196

31 497, nr. 204

Deze motie wordt naar verwachting in december 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer spreekt uit dat het doveninternaat in Haren open moet blijven; verzoekt de regering, zolang kinderen en hun ouders kiezen voor het doveninstituut, dit te financieren, zowel voor het arbeidsgerichte als voor het diplomagerichte traject en inclusief het bijbehorende internaat.

Debat [17-2-2016] VAO Passend Onderwijs

Motie van Meenen c.s.

31 497, nr. 185

Deze motie zal worden afgedaan in een brief aan de Tweede Kamer, naar aanleiding van het ordedebat van 7 juli 2016, inzake het verzoek van het lid Rog om brief hoe motie 31 497, nr. 218 inzake bekostiging passend onderwijs uitgevoerd gaat worden uitgevoerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te communiceren dat: – basisscholen altijd een meervoudig schooladvies kunnen/mogen geven; – leerlingen met een meervoudig schooladvies zich altijd mogen aanmelden voor het hoogste van de twee onderwijsniveaus; – het wenselijk is dat scholen voor voortgezet onderwijs leerlingen op het betreffende onderwijsniveau accepteren; – en daarmee te bevorderen dat scholen voor voortgezet onderwijs leerlingen met een meervoudig schooladvies op het hoogste van de daarin genoemde onderwijsniveaus accepteren.

Debat [20-1-2016] Plenair Debat «over het bericht dat middelbare scholen de Cito-toets nog steeds laten meewegen».

Motie Ypma c.s.

31 289, nr. 283

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 maart 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 289.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het niet meer toe te staan dat in plaatsingswijzers wordt opgenomen dat basisscholen slechts enkelvoudige schooladviezen aan leerlingen geven, en de Tweede Kamer voor 1 maart 2016 over de uitvoering te informeren.

Debat [20-1-2016] Plenair Debat «over het bericht dat middelbare scholen de Cito-toets nog steeds laten meewegen».

Motie Siderius c.s.

31 289, nr. 275

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 1 maart 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 289.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om: – de Tweede Kamer in 2016 te informeren over de (deel)uitkomsten van het onderzoek naar opleiden in de school, uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen, zodra dit is voltooid; – op korte termijn met het NRO in overleg te treden over aanvullend onderzoek naar de effecten van Opleiden in de school en daarbij ook de wens te betrekken om onderzoek te laten doen naar de onderdelen die naast de stage ook in de school kunnen worden vormgegeven; – de Tweede Kamer op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken voor het einde van 2016 een voorstel te doen voor eventuele inhoudelijke aanpassingen in de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen.

Debat [8-12-2015] VAO Leraren en Lerarenopleidingen

Motie Ypma /van Meenen

27 923, nr. 216

Deze motie wordt naar verwachting in november 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering duidelijk te communiceren over de maatwerkfinanciering waarbij de bekostiging voor het onderwijs zowel in opvangcentra als in reguliere scholen voor een geheel jaar, of naar rato hiervan een gedeelte: € € 9.000 bedraagt in het primair onderwijs; € 11.000 bedraagt in het voortgezet onderwijs.

Debat [2-12-2015] Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers

Motie Veldman

34 334, nr. 6

Deze motie wordt naar verwachting in november 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering tijdens de veldraadpleging zorgvuldig te onderzoeken op welke manier de normen van de fusietoets ook in de toekomst zo goed mogelijk recht kunnen doen aan de keuzevrijheid, menselijke maat én behoud van onderwijsvoorzieningen in gebieden waarin sprake is van demografische krimp.

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

Motie Ypma c.s.

34 226, nr. 12

De uitkomsten van de veldraadpleging als geheel en een voorstel voor aanpassing van de fusietoets zullen in het najaar 2016 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering advies te vragen bij de Onderwijsraad over de voor- en nadelen van het introduceren van een kleinescholentoeslag in het voortgezet onderwijs en dit advies te betrekken bij de verdere uitwerking van de voorstellen tot vereenvoudiging van de bekostigingssystematiek in het voortgezet onderwijs

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

Motie Rog c.s.

34 226, nr. 11

Het advies van de Onderwijsraad over de voor- en nadelen van het introduceren van een kleinescholentoeslag in het voortgezet onderwijs wordt naar verwachting in 2016 aangevraagd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief in de zomer van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij een nieuwe bekostigingssystematiek expliciet rekening te houden met de effecten van krimp en eventueel hiervoor de noodzakelijke aanpassingen te maken.

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

Motie Veldman/Ypma

34 226, nr. 10

De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief in de zomer van 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om schoolbesturen of medezeggenschapsraden de gelegenheid te geven om bij de CFTO een vertrouwelijke pre-toets te vragen aan de hand van een compleet aangeboden fusie-effectrapportage.

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

Motie Veldman

34 226, nr. 9

De uitkomsten van de veldraadpleging als geheel en een voorstel voor aanpassing van de fusietoets zullen in het najaar 2016 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de beoordeling van initiatieven van scholen die een beroep doen op de Experimentenwet de factor krimp als een van de toelatingscriteria te hanteren voor een positieve beoordeling.

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

Gewijzigde motie Veldman/ Ypma ter vervanging van die gedrukt onder nr. 4

34 226, nr. 14

Deze motie wordt naar verwachting in november 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, in de nog nader uit te werken algemene maatregel van bestuur over de voorschriften van de beroepsgerichte keuzevakken op te nemen dat bij de selectie van de keuzevakken door het bevoegd gezag het regionale bedrijfsleven en mbo-instellingen worden geconsulteerd.

Debat [18-11-2015] Wetsvoorstel Profielen VMBO

Motie 34 184, nr. 14

Deze motie wordt naar verwachting in december 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het loopbaandossier breder te definiëren zodat de persoonlijke ontwikkeling centraal komt te staan en inzichtelijk wordt.

Debat [18-11-2015] Wetsvoorstel Profielen VMBO

Motie Straus/Jadnanansing

34 184, nr. 13

Deze motie wordt naar verwachting in december 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheid voor scholen om te kiezen voor een doubleerverbod op het havo voor gediplomeerde oud-vmbo-leerlingen wettelijk onmogelijk te maken.

Debat [18-11-2015] Wetsvoorstel Profielen VMBO

Motie Siderius

34 184, nr. 11

Deze motie wordt naar verwachting in december 2016 afgedaan.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het inrichten van een loopbaandossier ook als verplicht onderdeel op te nemen in de theoretische leerweg.

Debat [18-11-2015] Wetsvoorstel Profielen VMBO.

Motie Siderius c.s.

34 184, nr. 10

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 26 april 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 299.

De Tweede Kamer (overwegende dat in Nederland het eindniveau centraal wordt bepaald en je naar het havo moet kunnen als je een vmbo-diploma hebt); verzoekt de regering om, leerlingen met een vmbo-tl- en vmbo-gl-diploma het recht te geven door te stromen naar het havo.

Debat [7-10-2015] Debat Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Motie Grashoff c.s.

31 332, nr. 53

In het algemeen overleg Flexibilisering voortgezet onderwijs/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen van 28 april is door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toegezegd om dit najaar de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van de derde monitor van de toelatingscode overstap vmbo-havo. In deze brief wordt ook een afweging gepresenteerd of een wetswijziging in gang wordt gezet om een doorstroomrecht naar het havo te regelen voor leerlingen die het vmbo-gl of het vmbo-tl succesvol hebben afgerond en hoe een eventueel doorstroomrecht en een doubleerverbod voor leerlingen die afkomstig zijn van het vmbo in havo 4 in de wet verankerd kunnen worden. Hierbij wordt niet alleen naar de overstap van het vmbo naar het havo gekeken, maar ook naar de andere overgangen in het voortgezet onderwijs.

De Tweede Kamer verzoekt de regering alles in het werk te stellen om antisemitisme binnen het onderwijs tegen te gaan

Debat [3-11-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie van Klaveren

34 300 VIII, nr. 79

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 december 2015, Kamerstuk 34 300-VIII, nr. 124.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voor 1 maart 2016 een plan van aanpak naar de Tweede Kamer te sturen waarbij vo-scholen worden gestimuleerd om brede brugklassen te behouden, bijvoorbeeld door positieve (financiële) prikkels; verzoekt de regering voorts, in dit plan van aanpak mee te nemen dat po-scholen worden aangemoedigd om, waar wenselijk vanuit perspectief van de leerling, meervoudige schooladviezen te blijven geven.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Grashoff c.s.

34 300 VIII, nr. 77

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 29 februari 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 288.

De Tweede Kamer (overwegende dat op grond van een vroege beoordeling van kwaliteitsnormen de financiering van deze op te richten islamitische school in Amsterdam kan worden geweigerd) verzoekt de regering wettelijk te regelen dat de onderwijsinspectie op kwaliteitsnormen mag controleren vóórdat een nieuwe school start.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW.

Motie Beertema

34 300-VIII, nr. 43

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 november 2011, Kamerstuk 31 289, nr. 267.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Inspectie van het Onderwijs op te dragen beter te controleren hoe LOB in het vmbo en het mbo wordt vormgegeven, de tevredenheid van leerlingen over deze begeleiding hierbij mee te nemen en aan te geven of de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor LOB hier ook daadwerkelijk aan besteed zijn en hierover jaarlijks in het onderwijs-verslag te rapporteren.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Jadnanansing /Straus

34 300-VIII, nr. 41

Aan de motie zal medio 2016 uitvoering worden gegeven met een de brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om via een wetswijziging, per komend schooljaar het maatwerkdiploma in het voortgezet onderwijs mogelijk te maken zodat, vooruitlopend op afspraken over doorstroom naar vervolgonderwijs, leerlingen vakken op verschillende niveaus kunnen volgen én afronden met een maatwerkdiploma waarin deze verschillende niveaus tot uitdrukking komen.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Ypma c.s.

34 300 VIII, nr. 80

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 17 februari 2016, Kamerstuk 31 289, nr. 285.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de school die gifted education gaat overnemen (twee scholen in de Haagse regio hebben zich bereid verklaard elementen van gifted education van het Aloysius College over te nemen) ervoor te zorgen dat het algehele kwaliteitsniveau van de gifted education in stand blijft.

Debat [8-10-2015] VAO Aloysius

Motie Rog

31 289, nr. 259

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen op welke wijze de middelen bedoeld voor de verbetering van het rekenonderwijs in de afgelopen jaren zijn besteed door de onderwijsinstellingen en de Tweede Kamer hierover voor het voorjaarsreces te informeren, en te onderzoeken of deze middelen kunnen worden teruggevorderd wanneer deze onjuist zijn besteed

Debat [7-10-2015] Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Motie Straus/Jasper van Dijk

31 332, nr. 66

De moties is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 14 juni 2016, Kamerstuk 31 332, nr. 74.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, de huidige praktijk te continueren dat deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek enkel op basis van vrijwilligheid gebeurt. (Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets).

Debat [7-10-2015] Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Motie Bisschop c.s.

31 332, nr. 65

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 oktober 2015, Kamerstuk 31 332, nr. 52.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het advies van de commissie-Bosker toe te passen en de rekenmachine verder alleen toe te staan voor opgaven die het gebruik van een rekenmachine toetsen en daarbij voor leerlingen met dyscalculie een passende regeling te treffen.

Debat [7-10-2015] Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Motie Bisschop c.s.

31 332, nr. 64

Aan de motie zal medio 2016 uitvoering worden gegeven met een de brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor zowel mbo-, als vmbo- als havoleerlingen de rekentoets niet te laten meetellen voor het kunnen behalen van een diploma zolang deze toets een te hoge drempel voor veel jongeren vormt om een diploma te kunnen behalen.

Debat [7-10-2015] Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Motie Jadnanansing c.s.

31 332, nr. 63

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 6 oktober 2015, Kamerstuk 31 332, nr. 52.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met het onderwijsveld, en in het bijzonder met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW), per sector een aanpak te ontwikkelen ter verbetering en borging van de rekenvaardigheid

Debat [7-10-2015] Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Motie Rog c.s.

31 332, nr. 59

Aan de motie zal medio 2016 uitvoering worden gegeven met een de brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om, de bestaande deugdelijkheidseisen te toetsen op hun hedendaagse toepassing, consistentie en effectiviteit in het toezicht en de Tweede Kamer hierover voor het zomerreces te informeren; verzoekt de regering voorts om, de deugdelijkheidseisen periodiek te evalueren op hun hedendaagse toepassing, consistentie en effectiviteit

Debat [24-9-2015] Initiatiefwetsvoorstel Bisschop, van Meenen en Rog Voorstel van wet Bisschop, van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht

Motie Straus en Dijkgraaf

33 862, nr. 19

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 augustus 2016, Kamerstuk 33 862, nr. 24.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij het overleg tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de werkgevers ook de vakbonden te betrekken.

Debat [10-6-2015] VAO Financiën funderend onderwijs

Motie Jasper van Dijk

31 289, nr. 242

Deze motie wordt meegenomen in de Voortgangsrapportage, deze gaat uit in november 2016.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij toekomstige onderhandelingen over de sectorakkoorden in het onderwijs ook de vertegenwoordigers van schoolleiders en leraren te betrekken.

Debat [10-6-2015] VAO Financiën funderend onderwijs

Motie Rog

31 289, nr. 241

Er is nog geen sprake van nieuwe onderhandelingen over de sectorakkoorden, daarmee is afhandeling deze motie nog niet aan de orde.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg te gaan met de samenwerkingsverbanden en gemeenten en ervoor te zorgen dat de samenwerkingsverbanden alle kinderen die thuiszitten in beeld hebben en trachten ervoor te zorgen dat ze weer onderwijs kunnen genieten; verzoekt de regering tevens om snel in kaart te brengen op welke wijze de samenwerkingsverbanden op effectieve wijze een dekkend aanbod van voorzieningen kunnen leveren om thuiszittende leerlingen naar school te laten gaan of onderwijs op maat te bieden en hierbij te stimuleren dat er in de regio een persoon of instantie ingesteld wordt met doorzettingsmacht voor een oplossing wanneer deze uitblijft.

Debat [10-6-2015] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Motie Ypma c.s.

34 200 VIII, nr. 10

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 3 februari 2016, Kamerstuk 26 695, nr. 108.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een analyse uit te laten voeren naar de oorzaken van de afvlakkende doorstroom naar een hogere opleiding; verzoekt de regering tevens om, hierbij ook voorstellen te doen om belemmeringen of negatieve prikkels, die de doorstroom naar een hogere opleiding verminderen, weg te nemen en deze rond het uitbrengen van het Onderwijsverslag 2014/2015 naar de Tweede Kamer te sturen.

Debat [10-6-2015] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Motie Ypma c.s.

34 200 VIII, nr. 9

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 13 april 2016, Kamerstuk 34 300-VIII, nr. 140.

De Tweede Kamer verzoekt de regering duidelijk te communiceren naar ouders, basisscholen en het voortgezet onderwijs dat toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs niet gebaseerd mag worden op toetsen uit eerdere jaren of toelatingstoetsen en dat behoudens de wettelijke uitzonderingen vo-scholen kinderen enkel en alleen moeten toelaten op basis van het schooladvies, tenzij de eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies; verzoekt de regering tevens met een snellere evaluatie te komen, kort na de zomer van 2015, van deze nieuwe wetgeving, zodat ook snel duidelijk wordt of er dingen misgaan en, zo ja, wat dit dan is en er volgend schooljaar niet langer dezelfde onzekerheid bestaat; verzoekt de regering voorts in deze evaluatie dan ook te laten meenemen hoe de plaatsingswijzers functioneren.

Debat [25-2-2015] Omzeilen Schooladvies

Debat [25-2-2015] VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs (AO d.d. 22-01-2015)

Motie Ypma

31 289, nr. 217

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2015, Kamerstuk 31 289, nr. 272.

De Tweede Kamer (constaterende dat loopbaanoriëntatie – LOB – een vast onderdeel wordt van de beroepsgerichte examenprogramma's in het vmbo) verzoekt de regering het project «VMBO On Stage» als programma op te nemen in het LOB-voorbeeldmateriaal, zodat meer scholen ermee in aanraking komen en dit project in meerdere regio's kan worden uitgerold.

Debat [25-2-2015] VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs

Motie Straus c.s.

30 079, nr. 56

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 27 augustus 2016, Kamerstuk 30 079, nr. 62.

De Tweede Kamer van mening dat het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs toegankelijk moeten zijn en dat er selectief en terughoudend moet worden omgegaan met het stellen van aanvullende diploma-eisen voor vervolgopleidingen; verzoekt de regering niet akkoord te gaan met het stellen van extra toelatingseisen, uitgezonderd de pabo en lerarenopleiding, om zo het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs toegankelijk te houden.

Debat [10-2-2015] VAO Rekentoets voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

Gewijzigde motie Klaver/Mohandis ter vervanging van die gedrukt onder nr. 43.

31 332, nr. 49

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer, Kamerstuk 31 332, nr. 70.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de definitie van leerplicht, rekening houdend met de situatie van leerbare thuiszitters, te versoepelen; verzoekt de regering tevens te voorkomen dat scholen worden afgerekend op schoolverzuim in relatie tot leerbare thuiszitters die onderwijs deels (of geheel) thuis moeten volgen; verzoekt de regering voorts mogelijk te maken dat het budget dat de school krijgt voor kinderen die niet fulltime op school onderwijs kunnen volgen, naar rato van aanwezigheid verdeeld kan worden over de school en de maatwerkoplossing voor onderwijs buiten de school.

Debat [6-11-2014] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Motie Ypma

34 000 VIII, nr. 35

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 november 2015, Kamerstuk 31 135, nr. 58.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om te zorgen dat het lerarenregister echt voor én door docenten is en het instemmingsrecht van werkgevers om te zetten in adviesrecht;

verzoekt de regering tevens om in gesprek te gaan met de vakbonden om erop aan te dringen dat het recht op persoonlijk budget voor bijscholing enkel toegankelijk wordt gemaakt voor docenten die ingeschreven staan in het lerarenregister.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Ypma/Straus

34 000 VIII, nr. 34

Aan de motie zal in najaar 2016 uitvoering worden gegeven met een de brief aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in 2015 5 miljoen euro in te zetten voor een innovatiefonds dat ambitieuze leerkrachten die het onderwijs willen vernieuwen in staat stelt om dit te doen; verzoekt de regering voorts om hiervoor vanaf 2016 met structurele dekking te komen.

Debat [11-11-2014] Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Gewijzigde motie Ypma/Straus ter vervanging van die gedrukt onder nr. 32

34 000 VIII, nr. 58

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 november 2015, Kamerstuk 27 923, nr. 211.

De Tweede Kamer constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat het lerarenregister in 2017 formeel wordt; roept de regering op ervoor te zorgen dat het register gaat functioneren naar het voorbeeld van het register in de zorg en dat ook leraren die niet bij vakorganisaties zijn aangesloten, zich herkennen in het lerarenregister en zich eigenaar voelen van het register.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW

Motie Straus/Ypma

34 000 VIII, nr. 27

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 22 april 2016, Kamerstuk 34 458, nr. 4.

De Tweede Kamer verzoekt de regering medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning (arrangement) van een instelling cluster 1 of 2 op het beleid van deze instelling in te stellen en dit binnen de Wet medezeggenschap school te borgen.

PA [3-7-2014] VAO Passend onderwijs (AO 03/07)

Motie Ypma c.s.

31 497, nr. 127

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2015, Kamerstuk 31 497, nr. 183.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de Onderwijsinspectie een uitdrukkelijke rol te geven bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens en dit aspect voortaan ook aan bod te laten komen in het Onderwijsverslag.

Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

Motie Jadnanansing

33 905, nr. 7

In het kader van de uitvoering van de motie Jadnanansing laat het College voor Toetsen en Examens (hierna: het CvTE), na afstemming met de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie), een tweeledig onderzoek uitvoeren naar de validiteit van examens. De inspectie is onder andere betrokken bij de totstandkoming van de onderzoeksopzet. In de eerste onderzoeksfase is gekeken naar de wijze waarop het CvTE klachten over de centrale examens afhandelt. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd door CINOP en de resultaten zijn voor de zomer 2016 met uw Tweede Kamer gedeeld. Het tweede deel van het onderzoek wordt in de tweede helft van 2016 gestart en uitgevoerd (met een mogelijke uitloop naar het begin van 2017). Hierin worden één of meerdere centrale examens door onafhankelijke experts onderzocht op hun inhoudsvaliditeit. Begin 2017 zal uw Tweede Kamer geïnformeerd worden over de onderzoeksresultaten. Naar aanleiding hiervan wordt bekeken of een regelmatige herhaling van een dergelijk onderzoek gewenst is.

DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om het Nederlands Centrum voor Onderwijsrecht te vragen nader onderzoek te doen naar de vraag welke onderdelen in de opzet en inhoud van de Nederlandse wet- en regelgeving realisering van de kernelementen van leerrecht belemmeren en hoe een verankering van leerrecht in de wetgeving van het funderend onderwijs mogelijk is

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling OCW 2e termijn

Motie van Meenen c.s.

34 300 VIII, nr. 47

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 18 mei 2016, Kamerstuk 31 497, nr. 208.

Moties Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Eerste Kamer overwegende dat het in wetsvoorstel 33 519 voorgestelde artikel 6.8, vijfde lid het mogelijk maakt dat collegegeld voor door NVAO aangewezen excellente opleidingen maximaal vijf maal het wettelijk collegegeld mag bedragen; overwegende dat een hoog collegegeld voor veel studenten een barrière kan vormen om vorenbedoelde excellente opleidingen te volgen; roept de Minister op om voor de toestemming van een hoger collegegeld als vorenbedoeld niet alleen te toetsen aan de in het voorgestelde artikel 6.8, tweede lid gestelde voorwaarden maar ook aan de voorwaarde dat het instellingsbestuur aannemelijk dient te maken dat de verhoging van het collegegeld noodzakelijk is ter bestrijding van de kosten die zijn of worden gemaakt voor het verkrijgen of behouden van het specifieke eindoordeel excellent.

Debat [9-7-2013] Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Motie Essers c.s.

33 519, nr. E

In de beleidsreactie op Onderwijsverslag 2014–2015 is opgenomen: Mede voor de toegankelijkheid hebben is besloten om de uitwerking van een beleidskader gericht op collegegelddifferentiatie voor door de NVAO als excellent beoordeelde opleidingen tot 2018 aan te houden. Hiermee is ook tegemoet gekomen aan motie Mohandis.

DIRECTIE KENNIS

   

De Eerste Kamer verzoekt de regering terughoudendheid te betrachten in het toevoegen van nieuwe deugdelijkheidseisen, verzoekt de regering de deugdelijkheidseisen één keer per vier jaar te toetsen op de noodzaak in relatie tot de bijdrage aan de onderwijskwaliteit

PA [1-3-2016] Initiatiefvoorstel-Bisschop, Van Meenen en Rog: Doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht

Motie Bruijn c.s.

33 862, F

De motie is afgedaan met de brief aan de Eerste Kamer van 18 augustus 2016, Kamerstuk 33 862 H.

De Eerste Kamer verzoekt de regering te waarborgen dat zowel in de toelichting op de onderzoekskaders, als in de presentatie, uitwerking en verantwoording van de standaarden het onderscheid tussen oordelen en bevindingen voor alle betrokkenen bij het onderwijs eenvoudig kenbaar is; verzoekt de regering eveneens bij het vaststellen van de Onderzoekskaders te waarborgen dat het onderscheid tussen controleren en stimuleren doorwerkt in die zin dat oordelen enkel gebaseerd zijn op het wel of niet voldoen aan wettelijke voorschriften, en niet op eigen inzichten van de inspectie.

PA [1-3-2016] Initiatiefvoorstel-Bisschop, Van Meenen en Rog: Doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht

Motie Schalk c.s.

33 862, G

De motie is afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer van 20 juni 2016, Kamerstuk 33 905, nr. 10.

DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Eerste Kamer verzoekt de regering daartoe een mediaraad voor Fryslân in te stellen waarin onafhankelijke kennis en deskundigheid worden samengebracht, waarbij deze raad een extra waarborg voor de provincie Fryslân vormt om het belang van de Friese taal, cultuur en identiteit en in het verlengde daarvan de positie van Omrop Fryslân binnen het geheel van de RPO te verzekeren; verzoekt de regering voorts deze mediaraad taken en bevoegdheden te geven die direct verband houden met voornoemde posities en belangen waaronder een instemmingrecht bij het benoemen van de hoofdredacteur van Omrop Fryslân en bij de vaststelling van de jaarplannen van de Omrop en een zwaarwegend advies bij de middelenverstrekking aan Omrop Fryslân voor een volledige en veelzijdige Friestalige programmering op radio, televisie en internet;

verzoekt de regering tevens om deze mediaraad een adviesrecht te geven voor de benoeming van de bestuurder van de RPO die het onderwerp Friese taal, cultuur en identiteit in zijn portefeuille heeft; verzoekt de regering verder om de budgetten van Omrop Fryslân, na verwerking van de bezuinigingen, op het zelfde programmatische activiteitenniveau te waarborgen; verzoekt de regering ten slotte op grond van het bovenstaande in samenspraak met de RPO, Omrop Fryslân en de Provincie Fryslân tot een regeling te komen en dit vast te leggen in de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.

Debat [1-3-2016] Mediadebat Toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

Motie ten Hoeve c.s.

34 264, K

De motie zal in de tweede helft van 2016 worden uitgevoerd.

De Eerste Kamer verzoekt de regering om in de prestatieovereenkomst tussen de regering en de NPO op te nemen dat het bedrag van minimaal 12 miljoen euro per jaar toekomt aan programmering die voorheen verzorgd werd door de 2.42-omroepen; verzoekt de regering om voorts te bevestigen dat de NPO daarnaast ruimte en budget vrij blijft maken voor brede levensbeschouwelijke programmering en dit vast te leggen in de prestatieovereenkomst.

Debat [1-3-2016] Mediadebat Toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

Motie Bikker c.s.

34 264, M

Verwacht wordt dat de Eerste Kamer voor het verstrijken van de deadline wordt geïnformeerd.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Eerste Kamer verzoekt de regering – ernaar te streven dat scholen het keurmerk vvto aanvragen, gebaseerd op de landelijke standaard vvto, waarmee het benodigde opleidingsni-veau van de leraren wordt verzekerd; – het door EP Nuffic in de «Landelijke Standaard vvto» geadviseerde beheersingsniveau van de vreemde taal door de leraren als richtlijn bij het inspectietoezicht te gebruiken; – onderzoek te laten verrichten naar het taalbeheersingsniveau van de leraren die vroeg vreemdetalenonderwijs doceren om te kunnen vaststellen of aan de door EP Nuffic gestelde niveau wordt voldaan of dat aanvullende maatregelen nodig zijn; – dit onderzoek tegelijk af te ronden met de meerjarige pilot tweetalig primair onderwijs; – de Eerste Kamer over de uitkomsten te informeren.

Debat [29-9-2015] Stemmingen in Eerste Kamer over: – Aanbieden van onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal voor het primair onderwijs (34 031); – Motie-Bruijn (VVD) c.s. inzake wettelijke kwaliteitscriteria voor leraren die onderwijs geven in een vreemde taal (EK 34 031, G); – Motie-Nooren (PvdA) c.s. inzake het voorkomen van negatieve effecten op de toegankelijkheid van het basisonderwijs als gevolg van de introductie van meertalig onderwijs in het basisonderwjis (EK 34 031, H); – Motie-Pijlman (D66) c.s. inzake een integrale visie op het gebruik van het Engels in het onderwijs (EK 34 031, I).

Motie Bruijn c.s.

34 031, G

Hiervoor wordt extra onderzoek uitgezet, met als planning om in de zomer van 2016 de offerteaanvraag uit te sturen, in combinatie met onderzoek voor moties van de Eerste Kamer op ditzelfde onderwerp. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt de Tweede Kamer in december 2017 geïnformeerd.

De Eerste Kamer verzoekt de regering de effecten van de introductie van meertalig onderwijs met name te monitoren op het vóórkomen van negatieve effecten op de toegankelijkheid van het basisonderwijs in het algemeen voor kwetsbare kinderen, en in het bijzonder voor kinderen met een taalachterstand en/of leermoeilijkheden, op de scholen die tweetalig onderwijs geven, en de Kamer daar uiterlijk voor 1 januari 2018 over te berichten.

Debat [29-9-2015] Stemmingen in Eerste Kamer over: – Aanbieden van onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal voor het primair onderwijs (34 031); – Motie-Bruijn (VVD) c.s. inzake wettelijke kwaliteitscriteria voor leraren die onderwijs geven in een vreemde taal (EK 34 031, G); – Motie-Nooren (PvdA) c.s. inzake het voorkomen van negatieve effecten op de toegankelijkheid van het basisonderwijs als gevolg van de introductie van meertalig onderwijs in het basisonderwjis (EK 34 031, H); – Motie-Pijlman (D66) c.s. inzake een integrale visie op het gebruik van het Engels in het onderwijs (EK 34 031, I).

Motie Nooren c.s.

34 031, H

Hiervoor wordt extra onderzoek uitgezet, met als planning om in de zomer van 2016 de offerteaanvraag uit te sturen, in combinatie met onderzoek voor moties van de Eerste Kamer op ditzelfde onderwerp. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt de Tweede Kamer in december 2017 geïnformeerd.

B. Door de Staten-Generaal ingediende toezeggingen

Toezeggingen Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVISERING

   

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer informatie over het programma «Beter toegerust voor de aanpak van radicalisering; een bijdrage van jeugd- en gezinsdomein aan aanpak van radicalisering en versterking van sociale samenhang» van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Veiligheid en Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Debat [24-5-2016] OJCS-raad

De Tweede Kamer ontvangt in het derde kwartaal van 2016 informatie over het programma «Beter toegerust voor de aanpak van radicalisering; een bijdrage van jeugd- en gezinsdomein aan aanpak van radicalisering en versterking van sociale samenhang».

In het najaar van 2016 zal het eigen wetsvoorstel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook gereed zijn. Dat zal in het najaar naar buiten kunnen gaan voor internetconsultatie en uitvoeringstoets. Eind 2016 kan het naar de Raad van State. In april 2017 kan het worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dat volgt dus op het wetsvoorstel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Debat [3-2-2016] Wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht

Het wetsvoorstel Bestuur en Toezicht rechtspersonen is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de veiligheidsmonitor, die periodiek uitkomt, wordt ook het cyberpesten (inclusief meldknop.nl) meegenomen.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

De volgende veiligheidsmonitor wordt in 2016 uitgevoerd en zal in het najaar van 2016 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

DIRECTIE EMANCIPATIE

   

Zo spoedig mogelijk, binnen enkele weken ontvangt de Tweede Kamer het wetsvoorstel inzake streefcijfers inzake vrouwen aan de top.

Debat [17-2-2016] VAO Vrouwen naar de Top

Over het wetsvoorstel aanpassing WBT op het punt van streefcijfers, is door de Raad van State geadviseerd. Het wetsvoorstel ligt nu in de Tweede Kamer voor verdere behandeling.

Eind dit jaar ontvangt de Tweede Kamer een brief over de stand van zaken betreffende invoering van het kerndoel seksuele diversiteit in het onderwijs op de BES-eilanden.

Debat [10-2-2016] AO Vrouwen naar de Top + voortgangsrapportage emancipatiebeleid

Voor de BES eilanden is een overgangsperiode afgesproken («legislatieve rust») voor de invoering van de kerndoelen. Eind dit jaar ontvangt de Tweede Kamer een reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de invoering van de kerndoelen voor seksuele diversiteit.

De Tweede Kamer ontvangt eind van dit jaar een tussenbalans van de genderbalans bij topfuncties.

Debat [10-2-2016] AO Vrouwen naar de Top + voortgangsrapportage emancipatiebeleid

Loopt volgens planning. Resultaten worden aan het eind van het jaar aan de Tweede Kamer aangeboden.

In april 2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief met voorstellen voor acties ter bescherming van LHBT-ers en vrouwen(rechten) in brede zin.

Debat [10-2-2016] AO Vrouwen naar de Top + voortgangsrapportage emancipatiebeleid

De Tweede Kamer zal in najaar 2016 worden geïnformeerd.

DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN

   

De monitor van kennis en kunde in de museale sector wordt meegenomen in de Erfgoedbalans, die de Tweede Kamer eind dit jaar ontvangt

Debat [2-6-2016] Verzameloverleg Cultuur

De Tweede Kamer ontvangt in oktober 2016 de Erfgoedbalans.

In de brief die de Tweede Kamer op Prinsjesdag ontvangt, gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in op de bestuurlijke gesprekken die zij heeft gevoerd over de toekomst van het cultuurstelsel, waaronder de regionale spreiding.

Debat [2-6-2016] Verzameloverleg Cultuur

De Tweede Kamer heeft de brief op Prinsjesdag 2016 ontvangen.

Een sectorbeschrijving van muziek zal onderdeel uitmaken van de nieuwe uitgave van Cultuur in Beeld, die in november verschijnt en de Tweede Kamer zal worden toegezonden.

Debat [2-6-2016] Verzameloverleg Cultuur

De Tweede Kamer ontvangt de publicatie Cultuur in beeld in november 2016.

De brief over de cultuureducatie ontvangt de Tweede Kamer voor de begroting. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat daarbij in op het openbaar vervoer in relatie tot cultuureducatie en schoolbezoek aan musea.

Debat [2-6-2016] Verzameloverleg Cultuur

De Tweede Kamer ontvangt de brief cultuureducatie voor de begrotingsbehandeling in najaar 2016.

Eind 2016 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het vervolgbeleid inzake de restitutiecommissie.

Debat [30-11-2015] Wetgevingsoverleg Cultuur

De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 per brief worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer ontvangt een evaluatie van de effecten van het volgrecht.

Debat [30-11-2015] Wetgevingsoverleg Cultuur

De Tweede Kamer ontvangt in oktober 2016 een brief over de evaluatie van de effecten van het volgrecht.

De Tweede Kamer ontvangt bij een verzamelbrief over samenwerking tussen gemeenten, informatie over het overleg met 30 wethouders en gedeputeerden over samenwerking tussen musea inzake collectie-uitwisseling.

Debat [2-9-2015] Verzamel AO Cultuur

De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 per brief worden geïnformeerd.

De Inspectie van het Onderwijs is gevraagd om in 2015 een rapportage cultuureducatie te maken.

UB [14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33400 VIII

De Tweede Kamer is, per brief, op 2 juni 2016 geïnformeerd over de gewijzigde planning. De Tweede Kamer ontvangt na zomer 2016 een brief met de bevindingen van het onderzoek en de vervolginzet van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op het cultuuronderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe in het kader van de reguliere monitoring de Tweede Kamer te informeren of het doel van een «landelijke kaart betreffende archeologisch erfgoed» daadwerkelijk wordt bereikt.

Debat [23-5-2012] Erfgoed en Monumenten

De toezegging komt aan bod in de Erfgoedbalans. De Tweede Kamer ontvangt de Erfgoedbalans in oktober 2016.

DIRECTIE FINANCIEEL-ECONOMISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer ontvangt het onderzoek naar het loongebouw en de loopbaanpaden samen met de lerarenagenda.

Debat [2-3-2016] Financiële Situatie in het Onderwijs

Het onderzoek naar het carrièreperspectief van docenten en de effecten van de functiemix op het loongebouw zal gelijktijdig met de Voortgangsrapportage over de lerarenagenda naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Bij de nieuwe ronde van jaarverslagen, ontvangt de Tweede Kamer een update van de stand van zaken betreffende openbaarheid van jaarverslagen.

Debat [2-3-2016] Financiële Situatie in het Onderwijs

De brancheorganisaties MBO raad, Vereniging Hogescholen en VSNU hebben ieder een site ingericht waar de jaarverslagen van alle ROC’s, hogescholen en universiteiten op eenvoudige wijze zijn te raadplegen. De brancheorganisaties VO-raad en PO-raad hebben de afspraak om de jaarverslagen op de site van de scholen openbaar te maken inmiddels in hun branchecode opgenomen. Samen met hen organiseert het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Inspectie van het Onderwijs een monitoringsactie, waarbij inzicht wordt verkregen in de mate waarin de instellingen gevolg geven aan deze afspraak en hun jaarverslag op de site publiceren. In het najaar van 2016 wordt over de resultaten daarvan gerapporteerd. Mocht blijken dat aan de oproep onvoldoende gevolg wordt gegeven, zal de plicht tot actieve publicatie van de jaarverslagen in de regelgeving worden opgenomen.

In het najaar ontvangt de Tweede Kamer het interdepartementaal onderzoek over het schatkistbankieren en wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de nieuwe regeling.

Debat [18-2-2016] AO Governance

Het rapport van de IBO-werkgroep schatkistbankieren is in de zomer van 2016 afgerond, in het najaar zal het rapport met de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer worden verzonden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij in overleg met de sociale partners een onderzoek aan de Tweede Kamer zal sturen inzake de kwantitatieve en kwalitatieve ontwikkelingen rond de functiemix. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de afspraak van 40% LB in primair onderwijs en de (financiële) positie van universitair geschoolde leraren in het basisonderwijs. Dit komt volgend jaar.

Debat [18-11-2015] AO Voortgangsrapportage Leraren en lerarenopleidingen

In november 2016 zullen tegelijkertijd met de voortgangsrapportage over de Lerarenagenda de resulaten van dit onderzoek beschikbaar zijn. Eind 2016 gaat het rapport inclusief beleidsvoorstellen naar de Tweede Kamer.

Het IBO-onderzoek inzake schatkistbankieren om na te gaan op welke manier kan worden voorkomen dat de leningen van deze onderwijsinstellingen een (te groot) risico gaan vormen voor de departementale begroting, wordt in het voorjaar van 2016 afgerond en vervolgens met een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.

UB [28-10-2015] Schriftelijke antwoorden vragen over de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Het rapport van de IBO-werkgroep schatkistbankieren is in de zomer van 2016 afgerond, in het najaar zal het rapport met de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer worden verzonden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap probeert bij Voorjaarsnota, maar in ieder geval bij de begroting op Prinsjesdag 2016 de Tweede Kamer te informeren over de incidentele bijstelling van 94,3 miljoen voor de jaren 2017 tot en met 2020 (hoe komt dit tekort tot stand, en waar slaat het neer).

Debat [14-10-2015] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek

In de begroting 2017 is op artikel 91 de stand van zaken met betrekking tot de € 94,3 miljoen 2017–2020 toegelicht.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

Vóór de behandeling van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsbrief Leven Lang Leren over o.a.:

– certificering Keuzedelen;

– experimenten vraagfinanciering;

– effecten van scholingsaftrek in fiscale voorzieningen.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

De Tweede Kamer wordt hier in september 2016 nader over geïnformeerd bij de voortgangsrapportage over Leven Lang Leren.

Inzake het profileringsfonds: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer informeren over wat er uit het gesprek (en mogelijke vervolggesprekken met het Expertisecentrum Handicap en Studie en met decanen en instellingen) over de eventuele knelpunten waar deze studenten tegenaan lopen in hun studie en de mogelijke oplossingen daarvan in de breedste zin van het woord komt. Hierin zal ze terugkomen op eventuele knelpunten en op de naamgeving van het profileringsfonds.

Debat [1-6-2016] Effecten van het Leenstelstel

Het gesprek (en mogelijke vervolggesprekken met het Expertisecentrum Handicap en Studie en met decanen en instellingen) over de eventuele knelpunten waar deze studenten tegenaan lopen in hun studie en de mogelijke oplossingen daarvan in de breedste zin van het woord, is gestart.

Inzake doorstroming: De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal erop terugkomen bij de uitwerking van de reactie op de motie Mohandis/Jadnanansingh.

Debat [1-6-2016] Effecten van het Leenstelstel

Op dit moment worden gesprekken gevoerd met regionale samenwerkingsverbanden van mbo instellingen en hogescholen over intensivering van de samenwerking ten aanzien van doorstroom.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer na de zomer informeren, met een brief waarin uitgebreid wordt ingegaan op ontwikkelingen rondom de instroom van de pabo.

Debat [1-6-2016] Effecten van het Leenstelstel

In het najaar van 2016 wordt een brief naar de Tweede Kamer gestuurd.

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer een AMvB met voorstellen inzake:

– het aftoppen van promotie-parameter;

– stabiliteit en voorspelbaarheid van onderzoeksbekostiging.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

De AMvB is in juni 2016 naar de Tweede Kamer gezonden om vier weken voor te hangen.

Kort na de zomer komt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een balans over «selectie in de masterfase», mede n.a.v. de tussentijdse bevindingen van de onderwijsinspectie en het overzicht van de VSNU over de gestelde eisen door de masteropleidingen.

Debat [4-6-2015] procedurevergadering

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer na de zomer van 2016 informeren.

Eind 2016 ontvangt de Tweede Kamer de rapportage van de onderwijsinspectie in het kader van de monitoring van de toegankelijkheid en selectie in het hoger onderwijs.

Debat [23-3-2016] Arbeidsmarktkansen hoger onderwijs & selectie en toegankelijkheid van het hoger onderwijs

Naar verwachting ontvangt de Tweede Kamer de rapportage eind 2016.

De Tweede Kamer ontvangt in juni 2016 een brief met een verkenning naar ontwikkelingen rond de beleidsregel Doelmatigheid, met veel aandacht voor de verantwoordelijkheid van de instellingen bij zowel de start van nieuwe opleidingen als bij bestaand aanbod in het licht van arbeidsmarktperspectieven.

Debat [23-3-2016] Arbeidsmarktkansen hoger onderwijs & selectie en toegankelijkheid van het hoger onderwijs

De Tweede Kamer ontvangt in september 2016 een brief met daarin voorstellen voor toekomstig macrodoelmatigheidsbeleid. Deze brief bevat voorstellen die aansluiten bij deze motie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe vóór de zomer de Tweede Kamer te informeren over een aantal zaken: – de evaluatie van de governance-structuur van Studiekeuze123, mede gericht op objectieve en onafhankelijke studiekeuze-informatie – de data-analyse die Studiekeuze123 laat verrichten door Research.net, waarbij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal verzoeken om in ogenschouw te nemen:

– de betrouwbaarheid

– de onafhankelijkheid

– de relevantie

– de vindbaarheid van de informatie

– de mogelijkheid van informatie over verplichte stages

– de uitvoering van de motie Rog (31 288, nr. 517) inzake het onderzoek naar de effectiviteit van de verschillende vormen van studiekeuzecheck en matchingsprocedures.

Daarbij zal ook het arbeidsmarktperspectief worden meegenomen.

Debat [23-3-2016] Arbeidsmarktkansen hoger onderwijs & selectie en toegankelijkheid van het hoger onderwijs

Aan de toezegging is uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer van 14 juli 2016.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de inspectie al gevraagd om samen met het ISO dit jaar onderzoek te doen naar het functioneren van opleidingscommissies.

Debat [3-2-2016] Wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht

Het onderzoek bij de Inspectie van het Onderwijs loopt. Het Interstedelijk Sudentenoverleg (ISO) is hier nauw bij betrokken. In november 2016 zal een conferentie plaatsvinden over opleidingscommissies.

Vóór de zomer van 2016 ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsrapportage inzake internationalisering. Daarin zal ook een doorkijk worden gegeven op een vervolg op «Make it in the Netherlands». Daarin wordt ook ingegaan op mogelijk verschillen van het halen van diploma's van Nederlandse studenten bij Engels- of Nederlandstalige opleidingen.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Aan de toezegging is uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer van september 2016.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat zij de Tweede Kamer zal informeren over de resultaten van haar overleg met de Rijksuniversiteit Groningen over een mogelijke dependance in China.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

In september 2016 is aan u een voortgangsbrief gestuurd over de internationale dimensie van ho en mbo. Hierin komt ook de branchecampus van de Rijksuniversiteit Groningen aan de orde. Ik verwacht u najaar 2016 uitgebreider te kunnen informeren over dit initiatief.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat in overleg met de instellingen hoger onderwijs over het gebruik van Engels in het hoger onderwijs, mede n.a.v. het advies van de Taalunie, en zal daarover rapporteren in de voortgangsrapportage internationalisering die de Tweede Kamer vóór de zomer van 2016 ontvangt.

Debat [14-12-2015] Notaoverleg Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025

Op 30 maart 2016 heb ik de KNAW om advies gevraagd over het gebruik van Engels in het onderwijs. In dit traject trekken zij nauw op met de hogescholen en universiteiten. Aan de toezegging is uitvoering gegeven met de voortgangsbrief over internationalisering in het ho en mbo, van september 2016.

Voorjaar 2017 komt de eindevaluatie WNT naar de Tweede Kamer.

Debat [2-12-2015] Voortgang Techniekpact

Deze eindevaluatie wordt naar verwachting begin 2017 uitgevoerd.

In de eerstvolgende voortgangsrapportage informeert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer specifiek over hoeveel pabo's WNT in hun curriculum hebben geïmplementeerd.

Debat [2-12-2015] Voortgang Techniekpact

Het nader in kaart brengen hiervan is onderdeel van de procesevaluatie. Voorzien is dat de voortgangsrapportage in november 2016 naar de Kamer wordt gestuurd.

De procesevaluatie inzake implementatie stuurt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het voorjaar 2016 naar de Tweede Kamer.

Debat [2-12-2015] Voortgang Techniekpact

Het onderzoeksbureau rondt de procesevaluatie momenteel af. Het definitieve rapport wordt in juli 2016 opgeleverd. Aan de toezegging is uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer van 6 juli 2016.

In februari 2016 zijn de instroomcijfers hbo-breed bekend. In de zomer van 2016 zijn de specifieke cijfers over de instroom in de pabo's beschikbaar. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer daarover in het najaar een brief sturen, gericht op de vraag of de juiste mensen voor de pabo's worden geselecteerd.

Debat [18-11-2015] AO Voortgangsrapportage Leraren en lerarenopleidingen

In het najaar van 2016 wordt een brief naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer voorzien van een onderzoek naar de effecten van extra financiële bijdragen aan onderwijs (zoals van honoursprogramma’s).

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In de tweede helft van 2016 gaat bij het SCP het onderzoek differentiatie in het hoger onderwijs van start. Het onderzoek naar differentiatie in het hoger onderwijs beoogt in kaart te brengen hoe differentiatie wordt ingevuld door de instellingen, wat voor jongeren er op afkomen, hoe de (zelf)selectie verloopt, en waar mogelijk ook wat de opbrengsten zijn van deze trajecten. Betekent dit meer differentiatie naar niveau een versterking van de meritocratie? Blijft de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor iedereen gegarandeerd en welke rol speelt de context van bijvoorbeeld het studievoorschot daarbij?

De evaluatie van het experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs zal in het eerste kwartaal van 2017 worden afgerond.

UB [12-10-2015] Reactie met de antwoorden op commissiebrief met vragen over de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2016

De evaluatie van het experiment prestatieafspraken hoger onderwijs zal in het eerste kwartaal van 2017 worden afgerond.

Het wetsartikel dat betrekking heeft op de aanwijzingsbevoegdheid wordt binnen drie jaar geëvalueerd.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs

Na inwerkingtreding op 1 januari 2014 wordt na drie jaar het wetsartikel geëvalueerd (2017).

De Tweede Kamer zal naar verwachting medio 2014 worden geïnformeerd over zowel de herordening van het opleidingenaanbod als het traject om het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen via strenge selectie te reduceren.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap-begroting 2014

In november 2016 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking sectorplan kunsten met betrekking tot gereduceerde bachelorinstroom.

DIRECTIE INTERNATIONAAL BELEID

   

Bij verslag van OJCS-raad of in één van de brieven over onderwijs en vluchtelingenopvang wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de best practices in andere landen.

Debat [17-2-2016] AO OJCS-raad op 24 februari 2016

Uitvoering van deze toezegging wordt meegenomen in de volgende voortgangsbrief over onderwijs en asielzoekers.

In het kader van internationalisering in het mbo neemt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de evaluatie van Erasmus+ ook de vergoedingsmogelijkheden mee voor studenten die vanuit thuis een internationale stage organiseren.

Debat [17-2-2016] AO OJCS-raad op 24 februari 2016

De uitvoering van deze toezegging wordt momenteel meegenomen in de voorbereiding van de Mid-term evaluatie van het Erasmus+ programma. De volledige uitvoering van deze toezegging kan pas in een later stadium worden afgedaan.

Dit najaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken betreffende het verzamelen van best practices mede n.a.v. gesprekken met docenten over de publicatie 2 werelden, 2 werkelijkheden, de ervaringen in andere landen met radicalisering verkregen via het EU-voorzitterschap en de ervaringen van het project School en veiligheid.

Debat [17-2-2016] AO OJCS-raad op 24 februari 2016

In het najaar van 2016 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken betreffende het verzamelen van best practices.

Begin 2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief met de stand van zaken van het overleg met de grensregio’s n.a.v. de motie Straus-Jadnanansing inzake diploma-erkenning voor het mbo.

Debat [14-10-2015] Wetsvoorstel EU beroepskwalificaties

De eindrapportage van het actieteam Grensoverschrijdende Economie en Arbeidsmarkt (GEA) en de reactie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden in het najaar van 2016 verwacht.

DIRECTIE KENNIS

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat de Tweede Kamer een aanvullend onderzoek op het inspectieonderzoek naar schaduwonderwijs ontvangt.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

In het najaar van 2016 zal de Tweede Kamer hierover worden ingelicht.

Conform eerder toezegging ontvangt de Tweede Kamer vóór de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een brief over gelijke kansen in het onderwijs, mede n.a.v. de motie Nijboer/Harbers. Hierin wordt ook gerapporteerd over de Alliantie Gelijke Kansen en over het CBS-onderzoek naar indicatoren onderwijsachterstandsmiddelen.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

In het najaar van 2016 zal de Tweede Kamer hierover worden ingelicht.

In het kader van actieprogramma «onderwijs bewijs» zijn meerdere onderzoeken uitgezet naar effectieve en efficiënte onderwijsverbindingen tussen onderwijsveld en wetenschappelijk onderzoek.

Debat [21-9-2011] Algemene Politieke Beschouwingen

De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 over deze toezegging worden geïnformeerd.

DIRECTIE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

Deze zomer ontvangt de Tweede Kamer een landelijk onderzoek naar oneigenlijk gebruik van studiefinanciering mbo.

Debat [23-6-2016] plenair debat invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht mbo

Aan de toezegging is uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer van 26 augustus 2016.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer informeren over de voortgang van de gesprekken over de intake, evenals de ondersteuning daarbij.

Debat [23-6-2016] plenair debat invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht mbo

De Tweede Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer ontvangt vóór het zomerreces een brief inzake Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding (LOB).

Debat [23-6-2016] Invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht mbo

Brief zal zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

De Tweede Kamer ontvangt spoedig informatie over het experiment met «crossovers».

Debat [23-6-2016] plenair debat invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht mbo

In april 2016 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tijdens de voorhangprocedure van het ontwerp-besluit experiment cross-overs toegezegd de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van dit experiment). Gezien het voorziene eerste tijdvak aanvragen (komende zomer) zal de eerste keer daartoe voorjaar/zomer 2017 zijn.

Vóór de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief inzake het onderzoek naar de subsidieregeling praktijkleren.

Debat [30-3-2016] Voortijdig schoolverlaten en kwaliteitsafspraken in het mbo

De verkenning naar uitbreiding van de doelgroep in het vmbo vergt zorgvuldigheid. De Tweede Kamer zal na de zomer een brief inzake het onderzoek naar subsidieregeling praktijkleren ontvangen.

In mei/juni ontvangt de Tweede Kamer de eerste resultaten van de enquête van SBB-leerbedrijven inzake de kwaliteit van de beroepskwaliteitsvorming. In de begroting 2017 zal in de indicatorentabel de tevredenheid over aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt op macroniveau worden opgenomen.

Debat [30-3-2016] Voortijdig schoolverlaten en kwaliteitsafspraken in het mbo

Aan de toezegging zal eind 2016 uitvoering worden gegeven.

Het wetsvoorstel inzake overleg tussen gemeenten en jeugdwelzijn komt naar verwachting voor het eind van het jaar.

Debat [30-3-2016] Voortijdig schoolverlaten en kwaliteitsafspraken in het mbo

Proces rond het wetsvoorstel loopt. Er wordt gekeken of dit meegenomen kan worden in het wetsvoorstel RMC/VSV. Naar aanleiding hiervan zal de Tweede Kamer eind 2016 worden geïnformeerd.

De motie van de leden Rog en Van Dijk inzake een onderzoek naar de door ROC Leiden aan adviseurs verrichte betalingen wordt uitgevoerd, in de vorm zoals overeengekomen in dit algemeen overleg.

Debat [18-2-2016] AO Governance

Op dit moment is het onderzoeksbureau bezig. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 hierover worden geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe in het jaarverslag of bij de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te rapporteren over de conclusies van de commissie Macrodoelmatigheid.

Debat [18-2-2016] AO Governance

Aan de toezegging zal eind 2016 uitvoering worden gegeven.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe de MBO Raad te verzoeken de samenstelling van besturen van ROC's in kaart te brengen, mede gericht op diversiteit.

Debat [18-2-2016] AO Governance

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is in overleg met de MBO-Raad over de samenstelling van besturen van ROC's.

De Tweede Kamer ontvangt binnenkort de brief over de doorontwikkeling van de nieuwe fusietoets.

Debat [18-2-2016] AO Governance

Aan de toezegging zal eind 2016 uitvoering worden gegeven.

In het mbo worden de effecten van het stimuleringsproject geëvalueerd en de behoeften in kaart gebracht. Zowel de evaluatie als het vervolg plan van aanpak lob in mbo zal de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het voorjaar 2016 aan de Tweede Kamer toezenden.

UB [28-10-2015] Schriftelijke antwoorden vragen over de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In september 2016 zal de brief aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

In het voorjaar van 2016 ontvangt de Tweede Kamer de evaluatie van de LOB, met een plan van aanpak.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2e termijn

In september 2016 zal de brief aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft aan dat zij verschillende mogelijkheden ziet voor een stagebeurs voor mbo-docenten, zodat er meer kennis over de beroepspraktijk in het klaslokaal komt, via de lerarenbeurs en de scholingsmiddelen uit de cao’s. Zij zal hierover niet in een aparte brief rapporteren aan de Tweede Kamer, maar samen met andere initiatieven.

Debat [29-10-2015] Begrotingsbehandeling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Met de MBO Raad wordt nagegaan in hoeverre er reeds door instellingen ruimte (vanuit scholing) wordt gegeven aan docenten om stage te mogen lopen bij bedrijven.

Er komt een actieplan mbo rekenen.

Debat [7-10-2015] Nut en noodzaak van toetsing in het onderwijs en de rekentoets

Aan de toezegging zal eind 2016 uitvoering worden gegeven.

In de zomer van 2015 komt een plan van aanpak rond LOB. Hierin wordt ook aandacht besteed aan coaches en rolmodellen.

Debat [22-1-2015] VMBO/MBO en overgangen in het onderwijs

In september 2016 zal de brief aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zegt toe dat zij met de MBO Raad over het Steunpunt Studerende Moeders zal spreken en de Tweede Kamer daarover rapporteren.

Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren

Na overleg gehad te hebben met de MBO-Raad, Steunpunt Studerende Moeders, Verening Vrouw en Recht, De Nederlandse Vrouwenraad-FNV en Platform Bescherming Burgerrechten zal de Tweede Kamer in het najaar van 2016 hierover worden geïnformeerd.

Over het opnemen van de BPV-monitor in de studiebijsluiter wordt de Tweede Kamer bij de evaluatie van de studiebijsluiter over twee jaar geïnformeerd.

Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo

Eerst wordt de BPV-monitor beproefd in de praktijk en bij de evaluatie van de studiebijsluiter over 2 jaar wordt pas bepaald of deze indicator erbij komt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe mogelijke verstoringen in het publiek en private aanbod van middelbare beroepsopleidingen te gaan monitoren en de Tweede Kamer bij de evaluatie te informeren.

Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo

Over 2 jaar vindt de evaluatie Macrodoelmatigheid plaats. Daarbij zal ook gekeken worden naar mogelijke verstoringen in het publiek en private aanbod van middelbare beroepsopleidingen.

De Tweede Kamer wordt actief op de hoogte gehouden van de implementatie van het wetsvoorstel. In zijn algemeenheid wordt de Tweede Kamer, als het relevant is, geïnformeerd over datgene wat bij roc's en gemeenten op dit terrein gebeurt en wat de consequenties van de implementatie van dit wetsvoorstel zullen zijn.

Debat [12-6-2014] Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

De planning is om in 2017 de Tweede Kamer te informeren over evaluatie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat een reactie op het cijfermatig overzicht over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in het onderwijs (van Stamos, juli 2013), onderdeel mbo, wordt meegenomen in een van de volgende brieven over het mbo.

Debat [12-3-2014] Algemeen overleg mbo kwalificatiedossiers gecombineerd met Macrodoelmatigheid in het MBO

In de arbeidsmarkt brief is opgenomen dat wij in gesprek zijn met de MBO-raad om tot een betere gegevenslevering te komen zodat wij een beter beeld hebben in de verschillende functies waaronder leraren, instructeurs, teamleiders, onderwijsondersteunend personeel, onderwijsbeheerspersoneel en directie. U-WEB wordt hierop aangepast in samenloop wijziging lerarenregister.

Inzake motie van het lid Jadnanansingh: mocht de motie worden aangenomen, dan wil de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap haar betrekken bij de brief die de Tweede Kamer in juni 2014 zal krijgen naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over overgangen in het onderwijs. Dat is eigenlijk het moment om meer structureel met elkaar te spreken over de overgang van vmbo naar mbo. Vaste VM2-trajecten zullen daar ook een plek in krijgen. Wij zullen dan ook nagaan hoe wij tegemoet kunnen komen aan de strekking van deze motie, namelijk zo min mogelijk belemmeringen in onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader bij doorlopende leerlijnen.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

De uitwerking van de motie en de toezegging is betrokken bij de uitbreiding en wijziging van de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo die zijn aangekondigd in de brief Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo. Het Besluit tot wijziging van het Besluit experimenten is op 23 september 2015 gepubliceerd in het Staatsblad. De bijbehorende uitvoeringsregeling is ook aangepast en op 27 oktober 2015 gepubliceerd in de Staatscourant.

Bij de wijziging is onder meer gekeken in hoeverre onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader belemmeringen opwerpen bij het opzetten van doorlopende leerlijnen. In het gewijzigde besluit zijn daarom op de onderdelen studieduur en onderwijstijd een mogelijkheid tot afwijking van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) geïntroduceerd, in verband met de gewijzigde WEB (invoering van de doelmatige leerwegen in het mbo) sinds 1 augustus 2014. Hiervoor geeft dit besluit thans vervangende voorschriften. Deze hebben wat betreft de onderwijstijd ofwel het onderwijsprogramma betrekking op de doorlopende leerroute als geheel. Daardoor wordt op dit punt tevens afgeweken van de Wet Voortgezet Onderwijs (WVO). Immers, vanaf 1 augustus 2015 geldt ingevolge artikelen 6g en 6g1 van de WVO een urennorm voor het onderwijsprogramma voor de gehele studieduur van het vmbo in plaats van per leerjaar. Ten aanzien van het toezichts- en waarderingskader is de situatie inmiddels zo dat de Inspectie van het Onderwijs een gezamenlijk toezichtsteam heeft ingericht specifiek voor besturen die zowel mbo als vo in hun organisatie hebben (al dan niet onder een ander BRIN (Basisregistratie Instellingen). In het nieuwe bestuurlijke toezicht wordt het toezicht op deze multisectorale instellingen verder gestroomlijnd. Het betreffende toezichtsteam voert ook het toezicht uit op de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo en bouwt kennis op omtrent allerlei samenwerkingsvormen vmbo-mbo.

De Tweede Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de mogelijkheden voor één loket, met betrekking tot onderwijstoezicht, voor vmbo-mbo samenwerking.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

De toezegging is betrokken bij de toezegging over en de motie van het lid Jadnanansingh.

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau start in 2013 en wordt in 2015 afgerond.

UB [14-11-2012] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33400 VIII

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau is gestart in 2013. Het onderzoek wordt in 2017 afgerond; de eerdere planning om het eerder af te ronden blijkt niet haalbaar.

DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat de Tweede Kamer na de zomer een brief ontvangt over de uitkomsten van het onderzoek dat de Minister heeft ingesteld naar het knelpunt van financiering van digitale archivering van audiovisueel erfgoed, waaronder ook het filmerfgoed.

Debat [23-6-2016] VAO Cultuur

Begin september wordt het rapport verwacht. De Tweede Kamer zal voor Prinsjesdag geïnformeerd worden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap merkt m.b.t. motie-Mohandis/Segers (Kamerstuk 34 264, nr. 39) op dat hij bereid is om dit punt mee te nemen in het onderzoek naar de status van de NPO als zelfstandig bestuursorgaan. Met Minister Blok heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgesproken om te bekijken hoe dat zit en wat de NPO als zbo betekent voor de harmonisering van de zbo's. In dat onderzoek komen ook dit soort aspecten terug. Naar aanleiding daarvan zal de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer informeren.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Aan de toezegging wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

De Tweede Kamer ontvangt een brief waarin de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitlegt hoe de nadere regels inzake de jaarverslaglegging precies worden vormgegeven (amendement-Segers/Pieter Heerma, Kamerstuk 34 264, nr. 9).

Debat [8-10-2015] Mediawet

Aan de toezegging wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe te onderzoeken of de bestaande governancestructuur van de Ster nog steeds de beste is, gelet op de veranderingen in het speelveld.

Debat [8-10-2015] Mediawet

Aan de toezegging wordt uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

Rond de zomer van 2016 ontvangt de Tweede Kamer een evaluatie van het huidige btw-convenant in de cultuursector.

Debat [30-11-2015] Wetgevingsoverleg Cultuur

Op 4 juli is de Tweede Kamer geïnformeerd met een uitstelbrief. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2016 worden geïnformeerd.

Voor de zomer 2016 ontvangt de Tweede Kamer nadere informatie over online reclame, o.a. wat voor soort regelgeving hierbij passend is.

Debat [16-11-2015] Wetgevingsoverleg Media

De brief over de Kijkwijzer zal gezamenlijk met de antwoorden op de kamervragen over het aanvullende wetsvoorstel Mediawet naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Verwacht wordt dat de Tweede Kamer in het najaar van 2016 wordt geïnformeerd.

De Tweede Kamer ontvangt medio 2016 het wetsvoorstel Regionale omroepen. Voorafgaand aan de behandeling ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van het overleg met ROOS en NPO over vensterprogramma's.

Debat [16-11-2015] Wetgevingsoverleg Media

De gesprekken tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ROOS lopen nog. De ministerraad zal naar verwachting op 2 september 2016 geïnformeerd worden. Verwacht wordt dat de Tweede Kamer in september geïnformeerd gaat worden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe de wet twee jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren, mede om de diversiteit in het media-aanbod te waarborgen.

Debat [25-6-2013] Mediawet

«Wijziging Mediawet 2008 ivm de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen dmv omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

De Tweede Kamer wordt voor 1 januari 2017 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

DIRECTIE ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

   

Rond de zomer ontvangt de Tweede Kamer een overzicht van ontwikkelingen rond valorisatie. Hierbij zal ook een reactie worden gegeven op het Technopolis-rapport en zal aandacht worden besteed aan de hefboom tussen publieke en de private gelden.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

De Tweede Kamer ontvangt in het derde kwartaal van 2016 een brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over valorisatie en Technopolis.

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer een overzicht van de verschillende trajecten die spelen bij profilering in het onderzoek en de samenhang daartussen.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

De Tweede Kamer ontvangt na de zomer 2016 de brief met een overzicht.

In de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief over loopbanen en talent. Daarbij worden promovendi- en postdoc-netwerken betrokken. Ook wordt in deze brief aandacht besteed aan de industrial doctorates en het rapport van de KNAW over promoveren.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

De Tweede Kamer ontvangt deze brief in het najaar 2016.

De Tweede Kamer ontvangt uiterlijk begin 2017 het wetsvoorstel naar aanleiding van reorganisatie bij NWO.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

Het wetsvoorstel NWO is in juli aan de Raad van State voorgelegd. Er wordt op advies van de Raad van State gewacht.

De Tweede Kamer ontvangt een schriftelijke reactie op het artikel in de Groene Amsterdammer inzake de beïnvloeding van het bedrijfsleven op universitair onderzoek.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

De Tweede Kamer krijgt deze brief na de zomer in 2016.

Bij de evaluatie van het landschap van de instituten zal de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de vraag meenemen welke invloed zelfstandigheid van instituten heeft op de ranking van universiteiten.

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

De evaluatie van de instituten is voorzien in 2018. Eind 2016 ontvangt de Tweede Kamer een 0-rapportage.

In de eerstvolgende NWA rapportage wordt aandacht besteed aan de mate waarin verschillende Ministeries investeren in onderzoek in relatie tot de NWA en wordt gekeken naar het voorbeeld van «de Singapore-norm».

Debat [20-4-2016] Wetenschapsbeleid

Eind 2016 zal aan deze toezegging worden voldaan.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

   

Informatie over bovenregionale onderwijszorgvoorzieningen zal woorden meegenomen in de volgende voortgangsrapportage.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap rapporteert bij de volgende voortgangsrapportage over het betrekken van lerarenorganisaties bij het overleg over de basisondersteuning.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap komt in het najaar met een voorstel voor een experiment met thuiszitters die niet in staat zijn om 50% onderwijs te volgen.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

Bij de volgende voortgangsrapportage, in december 2016, komt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een voorstel voor een meer doortastende aanpak wanneer een school zijn zorgplicht niet nakomt.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

In een onderzoek van NRO worden kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen van passend onderwijs in kaart gebracht. Op basis van een analyse naar jaarverslagen wordt gekeken naar een rechtmatige en doelmatige besteding van middelen en tevens of alle beschikbare middelen worden besteed. Daarnaast wordt gekeken naar differentiatievaardigheden en gebruik van verschillende pedagogieën. Dit zal worden meegenomen in overleg over de resultaten van bestuurlijke akkoorden.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

In januari 2017 ontvangt de Tweede Kamer de tussenevaluatie inzake de eindtoets basisonderwijs.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

Deze tussenrapportage van de evaluatie op de wet Eindtoetsing primair onderwijs zal naar verwachting in januari 2017 naar de Tweede Kamer worden gezonden. De tussenrapportage van de evaluatie op de wet Eindtoetsing primair onderwijs zal de schooljaren 2014 tot en met 2016 omvatten.

In de volgende voortgangsbrief zal in een aparte paragraaf aandacht worden besteed aan de Dijssselbloem-toets in relatie tot Onderwijs2032.

Debat [18-5-2016] AO vervolg bespreking Onderwijs2032

De voortgangsbrief zal begin november 2016 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Hierin zal een passage over de Dijsselbloem-toets worden opgenomen.

Voor het eind van 2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief met een uitwerking van de praktische en financiële aspecten van de inzet van gekwalificeerde ALO-vakleerkrachten voor bewegingsonderwijs in het basisonderwijs. In deze brief zal ook de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap terugrapporteren over het onder de aandacht brengen van de combinatiefunctionaris «sport en onderwijs» bij het Jeugdsportfonds.

Debat [25-4-2016] Notaoverleg «Lichamelijke opvoeding in zijn vak» (initiatiefnota Heerema)

Voor het eind van 2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief met een uitwerking van de praktische en financiële aspecten van de inzet van gekwalificeerde ALO-vakleerkrachten voor bewegingsonderwijs in het basisonderwijs. In deze brief zal ook worden gerapporteerd over het onder de aandacht brengen van de combinatiefunctionaris «sport en onderwijs» bij het Jeugdsportfonds.

In 2020 volgt de evaluatie van de Wet overheveling buitenonderhoud po.

Debat [19-4-2016] VAO Onderwijshuisvesting PO/VO

De Tweede Kamer ontvangt in 2020 de evaluatie van de Wet overheveling buitenonderhoud.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat bij de evaluatie van de Wet Passend Onderwijs in algemene zin zal worden nagegaan of de samenwerkingsverbanden taken als verdeling van achterstandsmiddelen op zich kunnen nemen.

Debat [14-4-2016] Gewichtengelden – Verdeling middelen achterstandenbeleid

Dit loopt mee in de evaluatie passend onderwijs. Over de resultaten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd via de halfjaarlijkse voortgangsrapportages passend onderwijs.

De Tweede Kamer ontvangt het voorstel van de PO-Raad en VNG inzake de verantwoordelijkheden bij de bekostiging van renovatie, dat zij in het derde kwartaal van 2016 opleveren.

Debat [19-4-2016] VAO Onderwijshuisvesting PO/VO

De Tweede Kamer ontvangt het voorstel van de PO-Raad en de VNG in het najaar van 2016.

Na de zomer van 2016 ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsrapportage inzake krimp in het onderwijs.

Debat [9-3-2016] VAO Financiële situatie in het onderwijs

De voortgangsrapportage zal eind 2016 naar de Tweede Kamer worden gezonden in plaats van voor de zomer, wegens herprioritering van de inzet van de accountmanagers leerlingendaling ten gunste van asielzoekersonderwijs en de herfasering die dit tot gevolg heeft voor het programma leerlingendaling.

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van het meldpunt Administratie PO met een analyse van de oorzaken van administratie die leidt tot verhoging van werkdruk in het onderwijs en een overzicht van mogelijke oplossingen.

Debat [9-3-2016] Werkdruk in het basisonderwijs en Regeldrukagenda

Het meldpunt registratie verplichtingen is voor leraren en schoolleiders en stond open tot 31 mei 2016. Daarna volgde nog een aantal verdiepende gesprekken. Rapportage wordt door regioplan begin juli 2016 opgeleverd. Na oplevering van het rapport wordt een reactie voorbereid, deze wordt samen met de resultaten van het meldpunt naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het Onderwijsraadadvies over doorstroom ontvangt de Tweede Kamer in het najaar van 2016.

Debat [20-1-2016] Over het bericht dat middelbare scholen de Cito-toets nog steeds laten meewegen.

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar 2016 het Onderwijsraadadvies over doorstroom.

Begin 2017 ontvangt de Tweede Kamer de tussentijdse evaluatie van de wet Eindtoetsing po.

Debat [20-1-2016] Plenair debat «over het bericht dat middelbare scholen de Cito-toets nog steeds laten meewegen».

Deze tussenrapportage van de evaluatie op de wet Eindtoetsing po zal naar verwachting in januari 2017 naar de Tweede Kamer worden gezonden. De tussenrapportage van de evaluatie op de wet Eindtoetsing po zal de schooljaren 2014 tot en met 2016 omvatten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij de Tweede Kamer halfjaarlijks zal informeren over de gang van zaken rond onderwijs aan vluchtelingenkinderen. Hij beraadt zich nog over de vorm waarin dit geschiedt.

Debat [2-12-2015] Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers

De Tweede Kamer is op 14 juli per brief geïnformeerd over de gang van zaken rond onderwijs aan vluchtelingenkinderen. De Tweede Kamer zal halfjaarlijks per brief over de gang van zaken rond onderwijs aan vluchtelingenkinderen worden geïnformeerd.

Het verslag over de besteding door de samenwerkingsverbanden over 2014 en 2015 volgt in de zomer van 2016.

UB [12-10-2015] Reactie met de antwoorden op commissiebrief met vragen over de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2016

De jaarverslagen van de samenwerkingsverbanden zijn beschikbaar per 1 juli. Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de voortgangsrapportage passend onderwijs van eind 2016.

Eind 2015 vindt er een peiling plaats waarover de Tweede Kamer in 2016 wordt geïnformeerd.

Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs

Eind 2016 vindt er een peiling bewegingsonderwijs plaats, ook wel genoemd de monitor bewegingsonderwijs, waarover de Tweede Kamer in het najaar van 2017 wordt geïnformeer. De Tweede Kamer wordt hierover middels het onderwijsverslag van de inspectie in april 2018 wordt geïnformeerd.

Voor de zomer van 2015 zal de Tweede Kamer het wetsvoorstel inzake «van kleur verschieten» ontvangen.

Debat [29-9-2014] Notaoverleg artikel 23 Grondwet

Het wetsvoorstel toekomstbestendig onderwijsaanbod basisonderwijs is voor advies voorgedragen aan de Raad van State. De verwachting is dat het wetsvoorstel begin 2017 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

In de volgende monitor van het bewegingsonderwijs (Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON) wordt ook aandacht besteed aan de kostenfactor van sportfaciliteiten.

Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs

Er zal in de volgende monitor van bewegingsonderwijs aandacht worden besteed aan de kostenfactor van sportfaciliteiten. Deze monitor wordt met het onderwijsverslag van de inspectie in april 2018 naar de Tweede Kamer gezonden.

In 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie over cultuureducatie.

Debat [2-7-2014] Cultuureducatie

Eind 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie over cultuureducatie.

De evaluatie van deze wet zal plaatsvinden in het kader van het Onderwijsverslag 2015.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

De evaluatie loopt door tot 2020. Over de (tussen)resultaten wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de (halfjaarlijkse) voortgangsrapportage passend onderwijs.

DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS

   

Eind november ontvangt de Kamer de Examenmonitor. Deze monitor zal ook de eerste evaluatie van de digitale examens bevatten. In de brief zal de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzichtelijk maken wat het precies vergt als de opgaves van digitale examens openbaar worden gemaakt: hoeveel kost het en wat zijn de praktische voor- en nadelen daarvan. (Motie van Meenen en motie Vermue.

Debat [23-6-2016] VAO Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is bezig met het in kaart brengen van de voor- en nadelen van digitale examinering in het vmbo.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe eind van het jaar terug te komen over de bekostiging van de techniekopleidingen.

PA [23-6-2016] VAO Advies van de Onderwijsraad «Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap»

Om de kosten van techniekopleidingen scherper inzichtelijk te maken, gaat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap na de zomer in gesprek schoolleiders, controllers en bestuurders van enkele vmbo-techniekscholen. De Tweede Kamer ontvangt de bevindingen voor 1 januari 2017.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij zijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ertoe zal bewegen de Tweede Kamer een brief te sturen over de berekening van 18-plussers en de Wajong.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

 

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang inzake de doorzettingsmacht, zo mogelijk voor het einde van het jaar of het einde van het schooljaar.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

 

De Tweede Kamer ontvangt een brief over de financiële ruimte binnen cluster 2, met het oog op het Doveninternaat Haren.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Voor de begrotingsbehandeling van Onderwijs wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

Bij de volgende voortgangsrapportage wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de concrete ambities en doelen in het terugdringen van het aantal thuiszitters.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

Bij de volgende voortgangsrapportage passend onderwijs ontvangt de Tweede Kamer de monitor hoogbegaafden.

Debat [29-6-2016] Passend Onderwijs

Over deze toezegging wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tiende voortgangsrapportage passend onderwijs, die in december 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

Conform eerdere toezegging ontvangt de Tweede Kamer in het najaar de voortgangsrapportage over sectorakkoorden en de lerarenagenda.

Debat [22-6-2016] Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Onderwijsverslag 2015

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2016 de voortgangsrapportage over sectorakkoorden en de lerarenagenda.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over het verloop van de invulling van de tweede correctie.

Debat [15-6-2016] AO Examens

Cito maakt plan van aanpak die moet leiden tot de gevraagde rapportage. Resultaten over de examens 2016 worden eind van dit jaar gemeld aan de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij binnen een half jaar of vóór het eind van het jaar de Tweede Kamer zal informeren over het meenemen van afgeronde examenvakken naar een volgend schooljaar.

Debat [15-6-2016] AO Examens

Analyse is gestart en zal naar verwachting pas half december worden opgenomen in een brief aan de Tweede Kamer.

Bij de examenmonitor in het najaar zal de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook ingaan op de resultaten van zijn gesprek met de CVTE over herkenbare procedures voor beroepsverenigingen.

Debat [15-6-2016] AO Examens

Wordt opgenomen in de brief van eind november 2016.

In het najaar ontvangt de Tweede Kamer bij de examenmonitor een gespreksagenda waarin wordt ingegaan op:

– de kwaliteit en proces van totstandkoming van examens, met concrete stappen voor verbetering in betrekken van de beroepsgroepen;

– aanpassingen in de vorm van examens als gevolg van veranderingen in het curriculum;

– digitalisering van examens in vmbo;

– onderbouwing van cijfers over toename van niveau van leerlingen sinds de kernvakkenregeling.

Debat [15-6-2016] AO Examens

Brief gaat eind november 2016 naar de Tweede Kamer. Wordt gecombineerd met de resultaten van de rekentoets VO.

In het najaar ontvangt de Tweede Kamer de derde monitor inzake de toelatingscode bij de overgang vmbo-vo. Daarbij wordt ook de afweging gemaakt of aanpassing van wet- en regelgeving nodig is.

Debat [28-4-2016] Flexibilisering voortgezet onderwijs/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

In het najaar van 2016 ontvangt de Tweede Kamer de 3e monitor inzake de toelatingscode bij de overgang vmbo-vo.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal navraag doen bij de Onderwijsinspectie, inzake hoogbegaafde onderwijs en de ouderbijdrage en hierover op korte termijn reageren.

Debat [28-4-2016] Flexibilisering voortgezet onderwijs/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

 

In de brede monitor Onderwijshuisvesting wordt tevens aandacht besteed aan het binnenklimaat van scholen. De eerstvolgende monitor verschijnt in 2017. In de monitor wordt ook aandacht besteed aan het aantal gebouwen dat niet voldoet aan de wettelijke eisen.

Debat [19-4-2016] VAO Onderwijshuisvesting PO/VO

De toezegging wordt naar verwachting in juli 2017 afgedaan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij de evaluatie materiële bekostiging in 2016 naar de Tweede Kamer stuurt. Vervolgens komt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met voorstellen voor herziening van de bekostiging.

Debat [19-4-2016] VAO Onderwijshuisvesting PO/VO

Het onderzoek is half juni gestart. De evaluatie en beleidsreactie worden voor het kerstreces naar de Tweede Kamer gestuurd.

Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer een tussenstand van de pilot Regelluwe scholen en een verkenning naar mogelijkheden voor uitwisseling van goede ervaringen.

Debat [9-3-2016] Werkdruk in het basisonderwijs en Regeldrukagenda

Aan deze toezegging wordt uitvoering gegeven in het vierde kwartaal van 2016.

In de lerarenagenda in september of oktober komt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap terug op de stand van zaken betreffende de peer reviews en intervisie, zoals geoperationaliseerd in de CAO's.

Debat [2-3-2016] Financiële Situatie in het Onderwijs

De Lerarenagenda gaat begin november naar de Tweede Kamer, daarin wordt deze toezegging in meegenomen.

In 2017 ontvangt de Tweede Kamer een wetsvoorstel over ontheffingsmogelijkheden naast artikel 11d van de Leerplichtwet (daarop vooruitlopend worden andere mogelijkheden onderzocht en geboden).

Debat [10-2-2016] AO Passend Onderwijs

In 2017 ontvangt de Tweede Kamer een wetsvoorstel over ontheffingsmogelijkheden naast artikel 11d van de Leerplichtwet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij de Tweede Kamer per brief of gelijk met de veldraadpleging zal informeren over de mogelijkheden van het gelijktrekken van instemmingsrecht van de Ministerraad bij fusie en sluiting van scholen. Hij zal daarbij een onderscheid maken bij sluiting van een vestiging of sluiting van één school (éénpitter).

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

De uitkomsten van de veldraadpleging als geheel en een voorstel voor aanpassing van de fusietoets zullen in het najaar 2016 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat hij bij de veldraadpleging n.a.v. de evaluatie van de fusietoets ook aandacht zal besteden aan: leerlingdaling buiten de officiële krimpregio's; de mogelijkheden van een pré-toets; «too big to fail»; de rol van provincies in gebieden waar de regionale samenwerking niet goed verloopt; Fusie in geval van «laatste school».

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

De uitkomsten van de veldraadpleging als geheel en een voorstel voor aanpassing van de fusietoets zullen in het najaar 2016 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

In het voorjaar 2016 komt de evaluatie van het geldende doorstroomvereiste (VO-raad).

Debat [18-11-2015] Wetsvoorstel Profielen VMBO

In het algemeen overleg Flexibilisering voortgezet onderwijs/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen van 28 april 2016 is door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toegezegd om dit najaar de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van de derde monitor van de toelatingscode overstap vmbo-havo. In deze brief wordt ook een afweging gepresenteerd of een wetswijziging in gang wordt gezet om een doorstroomrecht naar het havo te regelen voor leerlingen die het vmbo-gl of het vmbo-tl succesvol hebben afgerond en hoe een eventueel doorstroomrecht en een doubleerverbod voor leerlingen die afkomstig zijn van het vmbo in havo 4 in de wet verankerd kunnen worden. Hierbij wordt niet alleen naar de overstap van het vmbo naar het havo gekeken, maar ook naar de andere overgangen in het voortgezet onderwijs.

Inzake impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo: Een uitgebreide financiële rapportage van deze geoormerkte middelen zal na afloop van de impuls periode aan uw Tweede Kamer toegezonden worden.

UB [12-10-2015] Reactie met de antwoorden op Commissiebrief met vragen over de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2016

Deze toezegging betreft een rapportage van de realisatie over de middelen voor de impuls tekort vakken in juli 2017. Dit zijn bestedingen die nog lopen,verwachten daarmee begin 2017 de eerste stappen te maken.

De kerndoelen seksualiteit en seksuele diversiteit zijn opgenomen in het jaarwerkprogramma van de inspectie voor 2015. Daarvoor zal een representatieve steekproef worden getrokken. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verwacht dat de bevindingen van het onderzoek in de eerste helft van 2016 aan de Tweede Kamer kunnen worden toegezonden.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

De Inspectie van het Onderwijs doet een thema onderzoek naar de invulling door scholen van de kerndoelen seksualiteit en seksuele diversiteit. De verwachting is voor het zomerreces het onderzoek met bijbehorende beleidsreactie aan de Tweede Kamer te kunnen sturen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe de pilotexamens vmbo mee te nemen in het wetsvoorstel over de examenbank.

Debat [9-10-2014] Examens in het onderwijs VO/MBO

Er zal, in een brief over invoering profielen, een passage worden gewijd. Deze brief wordt in het derde kwartaal van 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Eind 2014 verwacht de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer te kunnen informeren over de eerste resultaten van een meerjarig onderzoek naar de effecten van een afgeronde masteropleiding op leraren die lesgeven in po, vo en mbo.

UB [21-10-2013] Antwoord op Commissiebrief met antwoorden op de Lijst van vragen inzake 33400 VIII

Een tussenrapportage van dit onderzoek is gepubliceerd, maar de Tweede Kamer is hierover niet apart geïnformeerd. Het onderzoek loopt namelijk nog, de nulmeting en meting 1 is afgerond. We informeren de Tweede Kamer op het moment dat het is afgerond.

DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

   

Kort na de zomer ontvangt de Tweede Kamer de eerste voortgangsrapportage inzake de Regeldrukagenda.

Debat [9-3-2016] Werkdruk in het basisonderwijs en Regeldrukagenda

De Tweede Kamer ontvangt het derde kwartaal van 2016 de eerste voortgangsrapportage inzake de Regeldrukagenda.

In de tweede helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer een verkennende studie over faillissement van scholen.

Debat [7-12-2015] Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Straus: Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans

De verwachting is dat het voorstel van wet tot wijziging van onderwijswetten voor het vergroten van de mogelijkheden voor een doorstart van onderwijsinstellingen bij faillissementen van rechtspersonen die onderwijsinstellingen in stand houden begin 2017 bij de Tweede Kamer wordt ingediend.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal de Tweede Kamer informeren zodra meer bekend is over het mogelijke strafbare feit inzake Amarantis, dat in handen is gesteld van het Openbaar Ministerie.

Debat [20-3-2013] Amarantis

Het is nog niet bekend wanneer de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd. Dit is aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt alle inhoudelijke informatie die in vervolg-AMvB's wordt verwerkt, aan de Tweede Kamer ter beschikking.

Debat [9-12-2009] Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen

De stand van zaken van deze toezegging is nog steeds correct.

Toezeggingen Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma (PvdA), toe om met alle betrokken partijen normen te ontwikkelen waaraan cultuurhistorisch onderzoek moet voldoen en dat hij deze normen een zodanige plaats in het bestel zal geven dat deze het meest effectief zijn. Zodra deze normen gereed zijn, zal de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beide Kamers informeren. Tevens zegt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap toe dat hij zal monitoren op welke wijze gemeenten omgaan met de cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Eerste Kamer zal drie jaar na het verschijnen van de nulmeting «Verantwoord moderniseren», worden geïnformeerd over het effect van het beleid en of er verbeteringen nodig zijn.

Brief [27-5-2011] Reactie op de motie van het lid Meindertsma c.s. over normen en cultuurhistorisch onderzoek

Aan één deel van de toezegging is voldaan. Het rapport over normen cultuurhistorisch onderzoek is op 31 januari 2013 aangeboden aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer.

Het tweede deel van de toezegging (vervolg op nulmeting Verantwoord moderniseren) staat nog open. Deze rapportage komt terug in de Erfgoedbalans. De Eerste en Tweede Kamer ontvangen de Erfgoedbalans in oktober 2016.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Gerkens (SP), toe de wet formeel na vijf jaar te evalueren, maar als er signalen zijn, die signalen er binnen drie jaar uit te lichten om de Eerste Kamer er apart over te informeren.

Debat [8-12-2015] Erfgoedwet

De Erfgoedwet trad op 1 juli 2016 in werking. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap monitort de uitvoering van de wet.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schnabel (D66), toe het museaal Aankoopfonds binnen vijf jaar te versterken en de Eerste Kamer daarover jaarlijks te informeren in het jaarverslag van haar Ministerie.

Debat [8-12-2015] Erfgoedwet

In het Jaarverslag 2016, dat verschijnt in mei 2017, worden de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de versterking van het Museaal Aankoopfonds.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schnabel (D66), toe rapporten van deskundigencommissies met betrekking tot de vervreemding van cultuurgoederen door andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan gemeenten, provincies en Rijk in principe openbaar te maken als die aan haar toegezonden zijn.

Debat [8-12-2015] Erfgoedwet

De Erfgoedwet trad recent, op 1 juli 2016, in werking. Er zijn nog geen rapportages door deskundigencommissies uitgebracht.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Atsma (CDA) en Schnabel (D66), toe om samen met de Museumvereniging en de musea te evalueren of de gekozen aanpak voldoende recht doet aan de bekostiging van de collectie. Indien nodig kan de bekostiging per 2021 worden aangepast. De ervaringen uit 2017–2020 worden daarbij betrokken.

Debat [8-12-2015] Erfgoedwet

De Erfgoedwet trad op 1 juli 2016 in werking. De Museumvereniging en het Minsterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben de evaluatie over de bekostiging van de collecties gestart. Medio 2017 heeft de commissie beschikking over de eerste resultaten.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Staatssecretaris van Onderwijs. Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Koole (PvdA) en Ganzevoort (GL), toe dat het comprimeren van deeltijdstudies niet ten koste mag gaan van de kwaliteit en dat dit aan de onderwijsinstellingen wordt gecommuniceerd.

Debat [17-4-2012] Mondeling overleg met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de uitvoering van de motie Ganzevoort c.s.

Deze toezegging is door de commissie van de Eerste Kamer geregistreerd als legisprudentie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Engels (D66), toe over twee studiejaren te bezien of de voorlichting en communicatie over de gelijkschakeling van titulatuur voor hbo en wo helder genoeg zijn. Tevens zegt zij toe over dit onderwerp te praten met andere partijen, waaronder werkgevers, teneinde verwarring te voorkomen.

Debat [9-7-2013] Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De invoeringsdatum van de Ministeriële Regeling titulatuur hoger onderwijs is 1 januari 2014. De evaluatie van de invoering van de nieuwe titulatuur vindt na twee studiejaren (te weten 2014/2015 en 2015/2016) plaats. De Eerste Kamer zal in de tweede helft van 2016 worden geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat bij de evaluatie in 2016 en bij de doorwerking van de prestatieafspraken de docent op de werkvloer wordt betrokken en dat zij tussendoor hierover met de VSNU en de Vereniging Hogescholen zal spreken.

Debat [9-7-2013] Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De hogescholen en universiteiten zijn onder meer in het kader van de midtermreview nadrukkelijk uitgenodigd docenten en studenten te betrekken bij het gesprek over de voortgang van de prestatieafspraken en de koers van de eigen instelling. Deze uitnodiging is ook gedaan met betrekking tot de eindbeoordeling van de prestatieafspraken. Ook bij de evaluatie zal de doorwerking naar en betrokkenheid van docenten en studenten bij de prestatieafspraken een thema zijn.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe het beleid van instellingen met betrekking tot instroommomenten te monitoren en daarover met de instellingen te spreken.

Debat [9-7-2013] Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De Eerste Kamer beschouwd deze toezegging als openstaand.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe te borgen dat de extra investeringen inhoudelijk gestuurd worden en dat de studenten daarin een belangrijke stem hebben. De relevante concept-AMvB wordt, na overleg met VSNU, de Vereniging Hogescholen en de studentenorganisaties, naar beide Kamers gestuurd.

Debat [20-1-2015] Wet studievoorschot hoger onderwijs

De concept-AMvB wordt voorbereid na de evaluatie van de prestatieafspraken die uiterlijk in het eerste kwartaal van 2017 wordt afgerond.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe de middeninkomens mee te nemen in de monitor.

Debat [20-1-2015] Wet studievoorschot hoger onderwijs

Over de effecten op deze groep van het studievoorschot, en het leengedrag na invoering van deze wet, kan nu nog geen uitspraak worden gedaan. De studiefinancieringsgegevens konden dit jaar nog niet aan de gegevens over ouderlijk inkomen gekoppeld worden. Dit zal in volgende monitorrapportages aan de orde komen. Hierover is de Eerste Kamer geïnformeerd met brief van 18 april 2016

inzake de eerste Monitorrapportage studievoorschot.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe het Sirius Programma mee te nemen bij het vaststellen van de strategische agenda, met de bijbehorende langetermijninvesteringsagenda.

Debat [20-1-2015] Wet studievoorschot hoger onderwijs

In de Strategische Agenda van 7 juli 2015 is beschreven dat het Siriusprogramma enorm heeft bijgedragen aan een kwaliteitscultuur in het hoger onderwijs, waarin uitblinken en talentontwikkeling gestimuleerd worden. Aandacht voor individuele talenten en capaciteiten is in de spotlight komen te staan. Deze ontwikkelingen moeten met kracht worden doorgezet en blijvende inzet en aandacht voor talentontwikkeling is nodig. – In de strategische agenda wordt benadrukt dat onder het begrip talentprogramma's meer dan alleen honoursonderwijs valt. Ook kan gedacht worden aan programma's gericht op maatschappelijke betrokkenheid, kunst, sport, cross-overs en ondernemerschap. – Besloten is om 10% van de middelen uit het studievoorschot te benutten om aan talentprogramma's een krachtig vervolg te geven. Zo kunnen de initiatieven van het Sirius-programma geïntegreerd worden in de bredere activiteiten die voortvloeien uit de strategische agenda. De studievoorschotmiddelen komen vanaf 2018 beschikbaar.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe een ex ante raming van de macro-economische effecten van het wetsvoorstel en de effecten van de maatregelen op arbeid mee te nemen bij de wetsevaluatie.

Debat [20-1-2015] Wet studievoorschot hoger onderwijs

De effecten worden onderzocht bij de evaluatie van de Wet Studievoorschot.

Dit is een doorlopende toezegging.

DIRECTIE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Backer (D66) en Linthorst (PvdA), toe de aantallen inschrijvingen bij de entreeopleidingen te monitoren en te bezien of herijking van het budget noodzakelijk is.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen

In september 2016 wordt het budget voor 2017 vastgesteld op basis van deelnemers per 1 oktober 2015.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de evaluatie van de loopbaanbegeleiding in het mbo naar de Kamer te sturen.

Debat [20-1-2015] Wet studievoorschot hoger onderwijs

De Eerste en Tweede Kamer ontvangen in het najaar van 2016 hierover een brief.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Backer (D66), toe de centrale eindtoets op zorgvuldige wijze in te voeren in het speciaal basisonderwijs, ná invoering van het passend onderwijs en pas als een adaptieve toets beschikbaar is.

Debat [3-12-2013] Plenair debat 33 157 centrale eindtoets en leerling- en onder-wijsvolgsysteem primair onderwijs

Aan de Tweede Kamer is gemeld dat er op zijn vroegst in 2018 een «Centrale adaptieve eindtoets» beschikbaar is (zie brief van 4 december 2015).

Vooralsnog worden deze sectoren in de gelegenheid gesteld om op geheel vrijwillige basis bij (een deel van) hun leerlingen een eindtoets af te nemen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ganzevoort (GroenLinks), Linthorst (PvdA) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe de veranderingen rond het extraneusexamen, met name de hoogte van de examengelden, mee te nemen in de evaluatie. Tevens zal zij met de mbo-sector en de MBO Raad praten om de zorgen van de Eerste Kamer over te brengen. Zo nodig komt zij eerder dan bij de evaluatie op de kwestie terug. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap neemt ook de vraag over het verlenen van vrijstellingen mee in de bespreking met de MBO Raad.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen

Zodra er op basis van de eerste evaluatie voorzien in 2017 meer te melden is wordt de Eerste en Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Backer (D66), toe de centrale eindtoets op zorgvuldige wijze in te voeren in het speciaal basisonderwijs, ná invoering van het passend onderwijs en pas als een adaptieve toets beschikbaar is.

Debat [3-12-2013] Plenair debat 33 157 centrale eindtoets en leerling- en onder-wijsvolgsysteem primair onderwijs

Aan de Tweede Kamer is gemeld dat er op zijn vroegst in 2018 een «Centrale adaptieve eindtoets» beschikbaar is (zie brief van 4 december 2015).

Vooralsnog worden deze sectoren in de gelegenheid gesteld om op geheel vrijwillige basis bij (een deel van) hun leerlingen een eindtoets af te nemen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Pijlman (D66, toe de motie-Pijlman c.s. mee te nemen als onderdeel van de beleidsreactie op het definitieve advies van het Platform Onderwijs 2032.

Debat [22-9-2015] Wetsvoorstel aanbieden van Onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse Taal voor het Primair Onderwijs

In de beleidsreactie op het advies van het platform 2032 van 23-1-2016, Kamerstuk 31 293 nr. 278 is conform de toezegging ingegaan op de positie van het Engels in het po en vo. In het vervolgtraject van Onderwijs 2032 zal nader worden ingegaan op de eventuele gevolgen voor de professionalisering van docenten.

BIJLAGE 4. SUBSIDIES

Tabel Subsidies artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Regeling Onderwijsvoorzieningen jongeren met een handicap (UWV)1

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

3.822

geen

2019

20172

Regeling Onderwijs in het buitenland (Stichting NOB)

13.369

13.486

10.394

10.394

10.394

10.394

10.394

1

geen

2019

20172

WOOS: Basis voor Presteren («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»)

 

6.242

3.000

0

0

0

0

0

2015

2017

2016

WOOS: Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

10.442

10.130

10.130

10.130

10.130

10.130

10.130

1

geen

2019

20172

WPO: Academische ziekenhuizen en SBD’s voor onderwijs aan zieke leerlingen3

6.840

6.870

6.870

6.870

6.870

6.870

6.870

27

geen

2019

20172

WOOS: Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po

2.020

2.020

         

1

geen

geen4

2016

WOOS: aanpassen lesmaterialen ten behoeve van visueel gehandicapte en dyslectische leerlingen (Dedicon)

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

1

geen

2019

20162

WOOS: Bèta en Techniek

6.089

2.400

3.500

0

0

0

 

0

2013

2017

2016

WOOS: FODOK

99

60

60

60

60

60

60

1

2014

2017

2016

WOOS: Goed Worden, Goed Blijven (PO-Raad)

916

1.200

3.600

0

0

0

0

1

geen5

2018

2017

SLOA/WOOS: Nederlands Gebarencentrum

487

487

487

487

487

487

487

1

geen

2019

2016

WOOS: Ouderorganisatie

1.150

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1

2014

2019

2016

WOOS: PO-Raad diversen

4.281

3.592

0

0

0

0

0

3

geen

geen6

2016

WOOS: Stichting Gedragswerk

677

640

640

640

640

640

640

1

2015

2020

2016

WOOS: Vensters po (PO-Raad)

300

330

0

0

0

0

0

0

2014

geen6

2016

WOOS: Onderwijsconsulenten (Stichting Ondersteuning Scholen en ouders)

2.271

2.271

2.000

1.900

1.900

1.900

1.900

1

geen

2018

2018

WOOS: Q voor besturen (PO Raad)

5.576

748

2.245

5.600

       

geen5

2017

2017

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom

0

15.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

 

2015

2016

2017

Kaderregeling Subsidiëring onderzoek en wetenschap: Pre COOL-onderzoek (NWO)

483

375

375

375

375

375

 

0

2015

2019

2020

Overige beschikkingen op basis van WOOS/SLOA

13.631

27.073

25.018

29.526

35.268

35.268

35.668

divers

divers

divers

Divers

Totaal subsidieregelingen

95.901

121.194

116.589

114.252

114.394

114.394

114.419

       
X Noot
1

Wettelijke grondslag op basis van de Wet op het primair onderwijs.

X Noot
2

De regeling wordt jaarlijks getoetst en opnieuw toegekend.

X Noot
3

Dit betreft de bekostiging van academische ziekenhuizen.

X Noot
4

Geen volgende evaluatie. Planning vanaf 2017 in lumpsum.

X Noot
5

Evaluatie via monitor bestuursakkoord PO 2017.

X Noot
6

Betreffen kortlopende subsidies met een looptijd korter dan 4 jaar

Tabel Subsidies artikel 3 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Regionale verwijzings-commissies (RVC’s) vo 1

7.103

0

0

0

0

0

0

0

geen

 

2015

WOOS:

                     

Basissubsidie Stichting Kennisnet

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

1

2015

2020

jaarlijks1

ICT projecten (incl. transparantie)

700

2.513

7.400

5.000

5.000

5.000

5.000

2

geen

2017

jaarlijks1

Beter presteren: School aan zet + Platform Bèta & Techniek

0

1.114

0

0

0

0

0

1

2015

2016

2016

Onderwijsbewijs

942

474

0

0

0

0

0

1

2015

2016

2016

Pilot zomerscholen

4.501

8.895

9.000

0

0

0

0

1

2014

2017

2016

Overig totaal

32.527

33.098

24.665

22.958

23.578

23.685

24.150

51

     

Bestaande uit:

                     

Regeling LAKS, Combo voor LAKS

493

477

477

477

477

477

477

2

2015

2017

jaarlijks2

WOOS:

                     

Centrum Sociale Veiligheid

1.400

1.926

1.685

0

0

0

0

1

2014

2017

jaarlijks1

Nederlands Jeugd Instituut

950

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1

2015

2020

jaarlijks1

Skills Netherlands

706

650

650

650

650

650

650

1

geen

2020

jaarlijks1

Europees Platform

1.151

1.175

1.175

1.175

1.175

800

800

1

2014

2020

jaarlijks1

Ingrado

932

1.220

590

590

590

590

590

1

2010

2020

jaarlijks1

overige subsidies3

26.895

26.650

19.088

19.066

19.686

20.168

20.633

44

Divers

Divers

Divers

Totaal subsidieregelingen

57.773

58.094

53.065

39.958

40.578

40.685

41.150

57

     
X Noot
1

Subsidie wordt jaarlijks getoetst en verlengd.

X Noot
2

Regeling wordt jaarlijks verlengd (betreft jaarlijkse instellingssubsidie op basis van een bestuurlijke verplichting).

X Noot
3

Onder meer subsidies voor excellente en zwakke scholen, loopbaanoriëntatie en -begeleiding, lerarenregister en het lerarenontwikkelfonds.

Tabel Subsidies artikel 4 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Subsidieregeling praktijkleren

188.825

196.500

196.500

196.500

196.500

196.500

196.500

1

geen

2018

2019

Permanent leren

0

0

0

82.320

82.320

82.320

82.320

0

geen

nnb

nnb

Subsidieregeling Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met taal

3.930

10.750

10.750

10.750

7.000

7.000

7.000

1

2015

2018

2018

Pilots laaggeletterdheid

5.000

0

0

0

0

0

0

1

2015

2018

2018

Loopbaanorientatie

1.700

1.300

1.800

1.300

1.300

1.300

1.300

1

2015

2016

2017

ROC Leiden

0

32.458

7.017

525

0

0

0

0

geen

nnb

2018

Sectorplan mbo-hbo techniek

0

82

1.585

0

0

0

0

0

2014

2017

2018

                       

Overig totaal bestaande uit:

29.584

31.616

72.638

54.354

45.467

44.506

48.537

       

Programmamanagement MBO15

2.095

0

0

0

0

0

0

1

geen

geen

2015

Beoordeling kwaliteitsplannen/exellentieplannen

1.500

2.000

2.000

2.000

900

0

0

1

geen

2017

2019

LIS1

3.000

0

0

0

0

0

0

1

2015

Jaarlijks

2016

Overig

22.989

29.616

70.638

52.354

44.567

44.506

48.537

diversen

divers

divers

divers

Totaal subsidieregelingen

229.039

272.706

290.290

345.749

332.587

331.626

335.657

       
X Noot
1

De subsidie maakt onderdeel uit van het Techniekpact dat jaarlijks geëvalueerd wordt.

Tabel Subsidies artikel 6 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Regeling: Stimulering Bèta/techniek

2.758

4.289

1.601

       

1

2014

2017

2018

WOOS: Overige subsidies ≤ € 1 miljoen1

1.040

1.307

701

379

153

153

153

7

divers

divers

divers

Totaal subsidieregelingen

3.798

5.596

2.302

379

153

153

153

       
X Noot
1

In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht.

Tabel Subsidies artikel 7 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Regeling: Subsidie Sirius programma 1

1.726

           

7

2014

Geen

2015

Regeling: Subsidie Libertas Noodfonds

265

             

Geen2

Geen2

2015

Regeling: Open en online onderwijs

860

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

11

Geen

2017

2019

WOOS: Overige subsidies ≤ € 1 miljoen3

1.858

2.071

1.954

2.166

2.288

2.288

2.288

diversen

divers

divers

divers

Totaal subsidieregelingen

4.709

3.071

2.954

3.166

3.288

3.288

3.288

       
X Noot
1

Middelen zijn inclusief de oude FES-middelen.

X Noot
2

Het Libertas Noodfonds betreft een financiële steun aan studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De middelen 2015 hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen). Omdat het een noodfonds betreft is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet voorzien.

X Noot
3

In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht.

Tabel Subsidies artikel 8 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2016

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

607

612

612

612

612

612

612

 

2015

Geen

2016

Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

117

             

2015

Geen

2016

Subsidiebeschikking (WOOS) Neth-ER

600

600

600

600

       

2013

2018

2018

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

135

364

172

172

172

172

172

 

Geen evaluatie voorzien

Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien1

2021

Stichting Lezen en Schrijven

                   

2016

Nationale Unesco Commissie

             

1

   

2016

Nationale Jeugdraad

             

1

   

2017

DutchCulture Beste Buren

                   

2016

DutchCulture Future is Now

                   

2016

Actieprogramma bevordering onderwijs- en onderzoeksmobiliteit naar Duitsland

                   

2016

Overige incidentele subsidies

100

178

189

114

113

113

113

 

Geen evaluatie voorzien

Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien1

2021

Stichting News

                   

2016

Docentenuitwisseling Fulbright Center

                   

2018

Model United Nations Simulations

             

1

   

2016

Unesco Free Press Unlimited

             

1

   

2016

Totaal subsidieregelingen

1.559

1.754

1.573

1.498

897

897

897

4

     
X Noot
1

Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS en Kaderregeling heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.

Tabel Subsidies artikel 9 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom

111.722

119.633

118.323

118.255

118.261

114.269

114.269

16.730

2015

2017/2018

2017

WOOS: Impuls Lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

20.366

26.450

2.977

1.638

0

0

0

44

2014

2017

2018

Regeling versterken samenwerking lerarenopleidingen en scholen

16.779

17.037

0

0

0

0

0

61

2015

2017

2017

Regeling verankering academische opleidingsschool

2.383

1.590

0

0

0

0

0

32

geen1

2

2016

Regeling InnovatieImpuls Onderwijs

385

0

0

0

0

0

0

90

2015

2

2015

WOOS: Onderwijscoöperatie

2.908

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

1

geen1

2017

2019

WOOS: Promotiebeurs voor leraren (via NWO)

7.610

6.750

3.375

0

0

0

0

1

geen1

2018/2019

2019

WOOS: Projecten professionalisering

1.327

4.500

3.700

2.000

0

0

0

3

geen1

2019

2019

WOOS: Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

4.733

5.400

0

0

0

0

0

12

2014

2018/2019

2016

WOOS: Caribisch Nederland

2.308

0

0

0

0

0

0

2

geen1

2

2015

WOOS: Overige projecten

6.707

5.951

735

1.400

1.400

0

0

8

divers

divers

divers

Totaal subsidieregelingen

177.228

190.256

132.055

126.238

122.606

117.214

117.214

16.984

     
X Noot
1

Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

X Noot
2

Geen volgende evaluatie. Deze subsidie is beëindigd.

Tabel Subsidies artikel 14 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Wet Specifiek Cultuurbeleid:

                     

Verbreden inzet cultuur

8.519

13.996

7.692

8.666

7.666

7.166

9.166

30

2012

2013–2016

jaarlijks

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

6.471

7.104

5.757

5.757

5.757

5.757

5.982

18

2016

jaarlijks

Programma leesbevordering

2.900

3.405

3.350

3.350

3.350

3.350

3.350

2

2015

2018

2020

Creatieve Industrie

1.609

0

1.885

1.885

1.885

1.885

1.885

3

Divers1

Divers1

Divers1

Programma erfgoed en ruimte

0

3.040

3.500

3.500

3.500

3.500

3.500

0

2010

20172

jaarlijks

Programma ondernemerschap

1.575

1.628

0

0

0

0

0

1

20153

2016–2017

Specifiek cultuurbeleid

16.081

32.333

19.680

19.738

19.639

19.915

19.915

92

Divers1

Divers1

Divers1

Totaal subsidieregelingen

37.155

61.506

41.864

42.896

41.797

41.573

43.798

146

     
X Noot
1

Bovenstaande subsidies zijn veelal programma’s en activiteiten, die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)». De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring. Naast evaluatie is ook monitoring toegevoegd, omdat dit ook inzicht biedt in de voortgang en effectiviteit van beleid.

X Noot
2

In het kader van MoMo

X Noot
3

De programma onderdelen van het programma Ondernemerschap (programma Cultuur Ondernemen, programma Leiderschap in Cultuur, programma Wijzer Werven) zijn in 2015 voor het laatst geëvalueerd. De projectsubsidie voor het programma Cultuur Ondernemen eindigt op 31 december 2016 en de projectsubsidie voor het programma Leiderschap in Cultuur eindigt op 31 december 2017.

Tabel Subsidies artikel 15 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Regelinsg op het Specifiek Cultuurbeleid

463

748

919

919

919

919

919

3

Geen1

1

1

Totaal subsidieregelingen

463

748

919

919

919

919

919

3

     
X Noot
1

Bovenstaande subsidie bevat programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)».

De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid en de Mediawet 2008. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.

Tabel Subsidies artikel 16 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

kaderregeling subsidies

             

7

     

Naturalis Biodiversity Center

6.262

6.266

6.265

6.265

6.265

6.265

6.266

 

20141

2021

Geen2

BPRC

8.359

8.359

8.358

8.358

8.358

8.358

8.359

 

20141

2021

Geen2

NCWT/ NEMO

3.366

3.366

3.366

3.366

3.366

3.366

3.366

 

20141

2021

Geen2

STT

219

221

221

221

221

221

221

 

20141

2021

Geen2

Nationale Coördinatie

2.885

5.024

5.609

6.036

6.267

6.275

6.275

 

2014

2021

Diversen

Bilaterale samenwering

3.636

2.750

1.250

0

0

0

0

 

20141

2018

2018

Subsidieregeling St. AAP

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1

Geen

Geen3

20333

Totaal subsidieregelingen

25.759

27.018

26.101

25.278

25.509

25.517

25.519

1

     
X Noot
1

Deze instellingen zijn onderdeel van het Nederlandse wetenschapsstelsel en zijn vanuit die rol meegenomen in het IBO wetenschappelijk onderzoek.

X Noot
2

Geen eindatum, betreft een langdurige exploitatiesubsidie

X Noot
3

Looptijd subsidie tot en met 2033 is vastgelegd in de subsidieregeling Stichting AAP

Tabel Subsidies artikel 25 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen in 2015

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal van de regeling)

Subsidieregeling emancipatie

291

                 

2011

Subsidieregeling emancipatie 2011

6.523

7.323

7.123

7.143

7.171

7.171

7.171

20

2014

 

20161

Subsidieregeling gender- en lhbti-gelijkheid

                   

20222

Totaal subsidieregelingen

6.814

7.323

7.123

7.143

7.171

7.171

7.171

20

     
X Noot
1

In 2014 hebben voor het emancipatiebeleid een beleidsdoorlichting en Midterm Review plaatsgevonden (zie link). Als gevolg hiervan wordt voor 2017 een nieuwe subsidieregeling opgesteld, waarin de aandachtspunten uit de evaluaties zijn meegenomen.

X Noot
2

Het voornemen is de regeling in het 4e kwartaal van 2016 te publiceren. Deze regeling zal de Subsidieregeling 2011 per 1 januari 2017 vervangen.

BIJLAGE 5. EVALUATIES EN ONDERZOEK

Artikel 1 (Primair onderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Pre-cool onderzoek (NRO)

2009

2020

   

Effectieve ouderbetrokkenheid (NRO)

2014

2017

   

Evaluatie Wet Eindtoets PO

2014

2018

   

Effectstudie Pilot Tweetalig PO

2014

2019

   

Onderzoek Doorbraakproject Onderwijs & ICT (NRO)

2015

2017

   

Effectevaluatie antipestprogramma’s (NRO)

2015

2017

   

Bewegingsonderwijs: relatie sport, bewegen en leerprestaties (NRO)

2015

2018

   

Evaluatie Passend Onderwijs lange termijn (NRO)

2015

2020

   

Evaluatieprogramma passend onderwijs (NRO)

2015

2020

   

Onderzoek initiële opleidingen VVE-modules

2016

2017

   

Beheersing Nederlandse taal op basisscholen met Engels/Duits/Frans

2016

2018

   

Onderzoek VVE innovatiecentra

2017

2020

   

IBO Schatkistbankieren1

2015

2016

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Monitor Techniekpact

2012

2017

   

Monitor Leerlingenvervoer

20 13

2018

   

Monitor Stimuleringsregeling Bewegingsonderwijs

2014

2018

   

Verkenning gebruik van ouderportalen in het primair onderwijs

2016

2017

   

Monitor buurtaalonderwijs basisonderwijs

2016

2017

   

Monitor Sectorakkoorden PO en VO

2016

2018

X Noot
1

Heeft ook betrekking op de artikelen 3, 4, 6, 7 en 14.

Artikel 3 (Voortgezet onderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Pre-cool onderzoek (NRO)

2009

2020

   

Effectieve ouderbetrokkenheid (NRO)

2014

2018

   

Evaluatie Wet centrale eindtoets en verplicht leerlingvolgsysteem

2014

2019

   

Effectstudie Pilot Tweetalig PO

2015

2018

   

Bewegingsonderwijs: relatie sport, bewegen en leerprestaties (NRO)

2015

2020

   

Evaluatieprogramma passend onderwijs (NRO)

2016

2018

   

Beheersing Nederlandse taal op basisscholen met Engels/Duits/Frans

2014

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Monitor Techniekpact

2012

2017

   

Monitor Leerlingvervoer

2013

2018

   

Monitor Stimuleringsregeling Bewegingsonderwijs

2014

2018

   

Monitor buurtaalonderwijs basisonderwijs

2016

2017

   

Effecten van een masteropleiding op leraren en hun omgeving

2014

2017

   

Monitor DTT

2015

2017

   

IPTO (Integrale PersoneelsTellingen Onderwijs)

2015

2018

   

Toetsing anti-pestprogramma’s in Nederlandse schoolpraktijk

2015

2017

   

Evaluatie van de eerste en tweede correctie examens

2015

2017

   

Monitoring experiment regelluwe scholen PO en VO

2015

2021

   

Evaluatie doorbraak ICT

2015

2017

   

Jaarlijks onderzoek groepsgrootte in het VO

2013

2021

   

monitor experimenten doorlopende leerlijnen Vakmanschaproute en Technologieroute

2014

2022

   

Evaluatie nieuwe profielen vmbo

2015

2021

   

Monitor onderwijshuisvesting

2017

2017

   

Tussenevaluatie sector akkoorden

2017

2017

Artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Art. 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2019

2019

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Analyse effectrapportage RMC

Jaarlijks

In april

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

Nvt

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Nvt

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Onderzoek Prognoses Onderwijs-Arbeidsmarkt

2017

Jaarlijks

Dec 2017

   

Positie schoolverlaters op de arbeidsmarkt (CBS)

Jaarlijks

september

   

Arbeidsbarometer leraren mbo

Jaarlijks

April

   

JOB-Monitor

2 jaarlijks

2017

   

BPV monitor

2 jaarlijks

2017

   

NLQF-EQF

2016

2017

   

Monitor experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022

2014

2022

   

Ontwikkeling/ monitoring toetsen taal en rekenen

Jaarlijks

voorjaar

   

NRO Midterm review tbv Beleidsevaluatie kwaliteitsafspraken

2016

2018

   

NRO diverse kortlopende onderzoek n.a.v. beleidsactualiteit (pm de 500.000/jr tot 2020)

jaarlijks

jaarlijks

   

NRO kennisrotonde (jaarlijkse bijdrage)

2017

2020

   

NRO evaluatie 2 beleidsinterventies in het mbo

   
   

– herziening kwalificatiestructuur

2017

2020

   

– doelmatigheid

2017

2021

   

NRO Cross overs onderzoek

v.a. 2016 jaarlijks

2021

   

Monitor Tel mee met taal

2016

2018

   

NRO onderzoek tbv Programma Tel mee met taal

2016

2018

Artikel 6 (Hoger beroepsonderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Artikel 6 en 7 (hbo en wo)

2018

2019

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Studentenmonitor (jaarlijks) (artikel 6, 7 en 11)

2016

2017

   

Monitor studievoorschot (jaarlijks) (artikel 6, 7 en 11)

2016

2017

   

Evaluatie experiment prestatieafspraken (artikel 6 en 7)

2016

2017

   

Medezeggenschapsmonitor (artikel 6, 7) (periodiek t/m 2017)

2015

2017

   

Monitoring en evaluatie experimenten leven lang leren (artikel 6, 7)

2016

2021

   

Opleiden in de school (artikel 6, 7)

2016

2016

   

Rechtspositie van de student (artikel 6, 7)

2016

2016

Artikel 7 (Wetenschappelijk onderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Zie bij artikel 7

2018

2019

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Zie bij artikel 6

   
Artikel 8 (Internationaal beleid)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Tussentijdse evaluatie EU programma Erasmus+.

2016

2017

Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

2021

2021

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Ramingen onderwijsarbeidsmarkt po, vo en mbo

2014

2017

   

Arbeidsmarktbarometer

2016

2019

   

Loopbaanmonitor

2016

2019

   

Monitoring en evaluatie opleiding leraren beroepsonderwijs

2013

2017

   

Monitoring en evaluatie regeling versterking samenwerking

2013

2017

   

Effecten van een masteropleiding op leraren (po, vo en mbo) en hun omgeving

2014

2017

   

Integrale Personeelstelling VO (IPTO)

2016

2018

   

Effect- en procesevaluatie Impuls leraren tekortvakken VO

2013

2017

   

Monitoring van Lerarenagenda en bestuurs-/ sectorakkoord po, vo

2017

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

TALIS Teaching and Learning International Survey

2016

2019

Artikel 11 (Studiefinanciering)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

2019

2020

   

Studievoorschot hoger onderwijs

   
 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Monitoring studievoorschot hoger onderwijs

2015

2019

Artikel 12 (Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2017

2017

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Werking WTOS

2016

2016

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 13 (Lesgeld)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 14 (Cultuur)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Beleidsdoorlichting Artikel 14

2021

2021

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Midterm review Bibliotheekwet

2017

2017

   

Evaluatie BRIM

2016

2017

   

Evaluatie uitvoeringswet UNESCO-1970 verdrag

2016

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Onderzoek cultuurparticipatie (VTO) en mediagebruik (MediaTijd) SCP

Doorlopend

 
   

Monitor Kunstenaars en afgestudeerden kunstvakonderwijs CBS

2016

2017

   

Monitor ontwikkelingen cultuursector

2016

2017

   

Sectorbeschrijvingen cultuursector

2016

2017

   

Onderzoek ondersteunende instellingen BIS

2017

2017

   

Geven in Nederland (cultuur) VU

2016

2017

   

Monitor Cultuureducatie VO 2013–2016

2015

2017

Artikel 15 (Media)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Art. 15 media

2019

2020

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Evaluatie financiering lokale omroepen 2013–2015 (Commissariaat v.d. Media)

2016

2017

   

Vervolgonderzoek verruiming richtlijnen publiek-private samenwerking

2016

2017

   

Inrichting van privaatrechtelijke entiteit naast de NPO

2017

2018

   

Mediamonitor Commissariaat voor de media

2017

2017

Artikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleid)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Onderzoek en wetenschapsbeleid

2021

2021

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Evaluatie Rathenau Instituut

2017

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

n.v.t

   

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 25 (Emancipatie)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Het bevorderen van emancipatie

2018

2018

 

1b.

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Emancipatiemonitor

Doorlopend

 
   

LHBT-monitor

Doorlopend

 
   

Economische zelfstandigheid: Aansluiting onderwijs- en arbeidsmarkt jongeren

2016

2018

   

Bedrijvenmonitor

2016

2016

   

Black Box

2016

2016

   

Onderzoek samenvattende maat voor Europa en LHBT'ers

2015

2016