Het bericht ‘Aanpak belastingontwijking remt buitenlandse investeringen’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aanpak belastingontwijking remt buitenlandse investeringen»?1
Ja.
Kunt u de directe buitenlandse investeringen in Nederland van de afgelopen 10 jaar uitgesplitst per halfjaar weergeven?
In onderstaande tabel zijn de standen aan het eind van het halfjaar van de buitenlandse directe investeringen in Nederland getoond (zie kolom totaal). Als bron is tabel 12.15 van de statistieken van De Nederlandsche Bank (DNB) gebruikt.2
Bfi’s
Niet-bfi’s
Totaal
2009–1
2.078
484
2.562
2009–2
2.123
483
2.606
2010–1
2.237
490
2.727
2010–2
2.281
476
2.757
2011–1
2.452
474
2.926
2011–2
2.570
503
3.073
2012–1
2.669
532
3.201
2012–2
2.751
534
3.286
2013–1
2.858
574
3.432
2013–2
2.937
593
3.530
2014–1
2.982
648
3.630
2014–2
2.611
1.237
3.848
2015–1
2.653
1.332
3.985
2015–2
2.827
1.410
4.237
2016–1
2.870
1.436
4.306
2016–2
3.066
1.472
4.539
2017–1
3.170
1.508
4.678
2017–2
3.093
1.548
4.641
2018–1
3.093
1.604
4.697
2018–2
2.869
1.634
4.503
2019–1
2.822
1.662
4.484
Kunt u hierin een onderscheid maken tussen spookinvesteringen, gebruikt voor onder andere het opzetten van brievenbusfirma’s, en echte investeringen?
In voorgaande tabel is het totaal uitgesplitst in bijdragen van de bijzondere financiële instellingen (bfi’s) en de rest (niet-bfi’s). Door de definitie van bfi’s3 zullen deze in de regel in verband worden gebracht met investeringen die geen of een geringe band met Nederland hebben. Belangrijk is om op te merken dat bfi’s kunnen bestaan om diverse redenen. Nederlandse bfi kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om dubbele belastingheffing te voorkomen, wanneer landen onderling geen belastingverdrag hebben afgesloten, terwijl deze landen wel een belastingverdrag met Nederland hebben. Indien sprake is van misbruiksituaties neemt dit kabinet maatregelen om dit misbruik te bestrijden. Een belangrijke maatregel in dit verband is de introductie van de «principal purposes test» in Nederlandse belastingverdragen. Als bedrijven een financiële stroom puur via Nederland laten lopen om belasting te ontwijken dan biedt deze bepaling een land de mogelijkheid om in te grijpen. Om landen daartoe is staat te stellen deelt Nederland in veel gevallen actief informatie met andere landen wanneer een in Nederland gevestigd lichaam niet aan bepaalde substance-eisen voldoet.
Kunt u toelichten op welke manier echte buitenlandse investeringen zich hebben ontwikkeld in Nederland en welk effect de maatregelen tegen belastingontwijking hebben op deze buitenlandse investeringen?
Uit voorgaande tabel blijkt dat de investeringen in niet-bfi’s in Nederland de afgelopen tien jaar duidelijk gestegen zijn. Deze stijging is ook de afgelopen jaren doorgegaan. Omdat we niet weten wat er zou zijn gebeurd zonder deze maatregelen is het op basis van deze cijfers lastig vast te stellen wat het specifieke effect van de maatregelen tegen belastingontwijking op deze investeringen is geweest. Niettemin is aannemelijk dat het effect niet zo groot is geweest, aangezien er geen trendbreuk zichtbaar is.
Het is goed dat het kabinet zich inzet tegen belastingontwijking, maar op welke manier wordt geborgd dat deze maatregelen niet zorgen voor een negatief effect op echte buitenlandse investeringen die zichtbaar bijdragen aan economische groei, werkgelegenheid en productiviteit?
Om aantrekkelijk te zijn voor investeringen van buitenlandse bedrijven met reële economische activiteiten is het van belang dat Nederland een sterk vestigingsklimaat in de breedte heeft. Het vestigingsklimaat in Nederland wordt namelijk bepaald door tal van factoren, zoals onze infrastructuur, geografische ligging, opleidingsniveau van de beroepsbevolking, de betrouwbaarheid van de overheidsinstellingen en ons innovatie-ecosysteem. Ook het fiscale stelsel en met name de vennootschapsbelasting kan een factor zijn voor een bedrijf om zich ergens (blijvend) te vestigen en investeringen te doen. Daarbij is het relevant dat dit kabinet de tarieven in de vennootschapsbelasting verlaagt. Het toptarief wordt vanaf 2021 verlaagd naar 21,7%. Nederland komt met de tariefmaatregelen rond het EU-gemiddelde.
Is bij u bekend welke maatregelen worden gezien als «best practice» tegen belastingontwijking zonder dat hiermee ook een teruggang in echte investeringen plaatsvindt?
Dit kabinet heeft, naast de versterking van het vestigingsklimaat, ook de aanpak van belastingontwijking als speerpunt. Voor een effectieve aanpak van belastingontwijking is een totaalpakket van maatregelen van belang. Daarom neemt dit kabinet in de eerste plaats unilaterale maatregelen, zoals de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s. Omdat belastingontwijking een internationaal fenomeen is, zijn de mogelijkheden voor Nederland om belastingontwijking unilateraal aan te pakken echter niet oneindig. Wereldwijde belastingontwijking moet vooral internationaal gecoördineerd worden aangepakt om tot een effectieve oplossing te komen. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onderschrijft dat een gezamenlijk en gecoördineerd optreden van landen het risico op dubbele belastingheffing, wat een negatief effect op investeringen kan hebben, zoveel mogelijk verkleint.4 Wetgeving kan overigens niet de enige oplossing zijn. Al was het maar omdat de wetgever niet alle nieuwe vormen van belastingontwijking kan voorzien of voorkomen. Hoe ver de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en fiscale adviseurs reikt ten aanzien van belastingontwijking is steeds vaker onderwerp van maatschappelijk debat. Die maatschappelijke verantwoordelijkheid vraagt om een voortzetting van deze dialoog. In dat opzicht zou het wenselijk zijn als het bedrijfsleven en de belastingadviessector in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid een «tax governance code» ontwikkelen. Om deze dialoog aan te jagen organiseer ik op 30 januari 2020 een conferentie over dit thema.
Welke maatregelen neemt het kabinet om het fiscale vestigingsklimaat te versterken?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5.
Welke lessen kunnen worden geleerd uit de door de VS genomen maatregelen tegen belastingontwijking?
Uit voorgaande tabel blijkt dat de investeringen in bfi’s in Nederland de afgelopen jaren gedaald zijn, met name ook in het tweede helft van 2018. Dit wordt door DNB, de OESO en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) toegeschreven aan zowel de veranderende Amerikaanse belastingwetgeving, waardoor het financiële belang van doorstroomconstructies is verminderd, als aan de internationale aanpak van belastingontwijking.5 Het is goed nieuws dat gezaghebbende instituten onderkennen dat de internationale aanpak van belastingontwijking gedragseffecten teweegbrengt. De Verenigde Staten zijn overigens het land dat in absolute zin de grootste voorraad aan directe investeringen in het buitenland heeft. Het is daarom niet verwonderlijk dat belastinghervormingen in de VS een relatief grote impact kunnen hebben op wereldwijde investeringsstromen. Tegelijkertijd signaleer ik dat landen niet alle risico’s van winstverschuiving unilateraal kunnen wegnemen, ook de Verenigde Staten niet. Bovendien zijn niet alle risico’s op winstverschuiving weggenomen door de maatregelen in het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS-)project van de OESO. Het aanpakken van belastingontwijking blijft daarom onverminderd een belangrijke beleidsprioriteit van dit kabinet. Initiatieven om tot een internationaal gecoördineerde aanpak te komen van resterende mogelijkheden om belasting te ontwijken, moedig ik aan en worden door Nederland ondersteund. Samenwerking in het verband van het Inclusive Framework (IF) heeft daarbij mijn voorkeur. Met 134 lidstaten is het IF het juiste samenwerkingsverband om tot echte wereldwijde oplossingen te komen. Zo wordt ook een zo breed mogelijk gelijk speelveld tussen landen gecreëerd. Wat betreft de internationale trend in reële investeringen geeft de OESO aan dat de totale directe investeringen op mondiaal niveau in de eerste helft van 2019 gedaald zijn ten opzichte van 2018.6 In dit verband wordt door de OESO gewezen op de handelsspanningen tussen de VS en China.
Welke ontwikkelingen in spookinvesteringen en echte investeringen spelen er in internationaal verband?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 8.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Een nieuw witwasschandaal bij ABN Amro |
|
Ö. Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met alweer het volgende schandaal in de bancaire sector?1
Ja, ik ben bekend met het bericht waar u naar verwijst.
Hoe verklaart u dat ABN Amro 5 miljoen klanten is «vergeten» te screenen? Hoeveel geld is hiermee destijds bespaard voor ABN Amro?
Eind september heeft ABN AMRO bekend gemaakt dat het OM onderzoek doet in het kader van de naleving van de vereisten onder de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme financiering (Wwft). Het OM voert op dit moment strafrechtelijk onderzoek uit. Uw vragen houden voor een groot deel verband met dit onderzoek. Ik kan lopende het onderzoek van het OM geen uitlatingen doen.
Banken (en andere financiële instellingen) zijn op grond van Wwft verplicht om doorlopend risicogebaseerd cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te detecteren en onverwijld te melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU-Nederland). Om dit te kunnen doen is het van cruciaal belang dat banken beschikken over een effectief proces voor het verrichten van cliëntenonderzoek en het monitoren van transacties. DNB houdt toezicht op de naleving van deze wettelijke verplichtingen door financiële instellingen en trustkantoren. DNB is onafhankelijk in de uitvoering van haar toezicht. Indien instellingen de wet onvoldoende naleven, zal DNB herstel afdwingen, waar nodig door handhaving. DNB heeft daartoe een breed scala aan maatregelen tot haar beschikking en zal de maatregelen inzetten die zij passend acht. Betrokkenheid van financiële instellingen bij financieel-economische criminaliteit is bovendien voor DNB een speerpunt in het toezicht. Dit speerpunt heeft DNB ook opgenomen in haar Visie op Toezicht 2018–2022.
Kunt u uitleggen of het überhaupt mogelijk is dat op zo grote schaal geld via rekeningen van ABN Amro wordt doorgesluisd zonder dat de topbestuurders bij ABN Amro dit in de gaten hadden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten wat hier fout is gegaan, hoe en wanneer dit is opgepakt door de toezichthoudende autoriteiten? Heeft de toezichthouder hier adequaat gehandeld?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen kunt u als grootaandeelhouder van ABN Amro zetten om ervoor te zorgen dat rekeningen van de bank niet nog vaker worden gebruikt om smeergeld door te sluizen? Gaat u uw rol als aandeelhouder actief inzetten?
Banken hebben een belangrijke poortwachtersfunctie. Het is de verantwoordelijkheid van banken zelf om deze taak naar behoren te vervullen. De CEO van ABN AMRO heeft toegezegd maatregelen te zullen nemen om ervoor te zorgen dat ABN AMRO aan alle wet- en regelgeving voldoet.
Bij de tijdelijke financiële instellingen, zoals ABN AMRO, vervult NLFI het reguliere aandeelhouderschap. NLFI staat als aandeelhouder op afstand van de onderneming. Als certificaathouder, via NLFI, sta ik ook op afstand van de vennootschap. Het is van groot belang dat ABN AMRO de zaken zo snel mogelijk op orde heeft. Ik heb NLFI gevraagd de maatregelen die de bank gaat nemen nauwgezet te volgen en mij daarover te informeren.
Ziet u ook dat een commerciële instelling, opgestookt door aandeelhouders die op zoek zijn naar zo veel mogelijk rendement, maar met veel taken van publiek belang keer op keer zal falen?
Tal van commerciële instellingen voeren taken uit in het publieke belang binnen diverse sectoren van de Nederlandse economie. Deze commerciële instellingen kunnen bijdragen aan innovatie en efficiëntie, zo ook in de financiële sector.
Het is daarbij belangrijk om met goede wet- en regelgeving en een solide toezichtsysteem de balans tussen de commerciële en publieke belangen te bewaken. De borging van publieke belangen ten aanzien van de financiële sector is de afgelopen jaren versterkt door onder meer strengere eisen aan buffers, waardoor burgers beter beschermd worden tegen private verliezen. Maar we zijn nog niet klaar. In mijn Agenda financiële sector2 heb ik meerdere maatregelen aangekondigd die deze balans tussen de publieke en private belangen binnen de financiële sector verder moeten waarborgen. Tot slot verwijs ik u ten aanzien van het WRR rapport «Geld en Schuld» naar de uitgebreide kabinetsreactie hierop.3
Deelt u de mening dat vriendelijk verzoeken, een moreel appel, of straffen die vaak niet opwegen tegen de gemaakte winst, niets zullen uitrichten zolang de onderliggende structuren in stand worden gehouden?
De toezichthouders en het OM hebben een breed scala aan handhavingsinstrumenten waarmee naleving van financiële wet- en regelgeving afgedwongen kan worden. Deze instrumenten kunnen zowel een informeel als formeel karakter hebben en variëren van een waarschuwingsbrief tot het intrekken van vergunningen.
De beschikbare sancties hebben voldoende invloed. Ik vind het belangrijk dat het eigenaarschap voor de uitvoering van anti-witwasbeleid nadrukkelijk binnen de Raden van Bestuur wordt belegd en dat zij dit een onderdeel van hun intrinsieke cultuur maken. Dit is eveneens een vereiste van de Wwft waarin is opgenomen dat één van de personen die het dagelijks beleid bepalen expliciet belast moet zijn met de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft door de instelling.
De cultuur is bepalend voor de mate waarin de instelling deze wettelijke plichten doorlopend en effectief naleeft. Daarom moet naleving van de anti-witwasregelgeving voortvloeien uit het besef van de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en niet omdat dit verplicht is op grond van de wet. Ik verwacht daarom van poortwachters dat zij hun taak niet alleen uitvoeren omdat het moet, maar omdat zij de eigen overtuiging hebben dat het belangrijk is om te voorkomen dat criminelen gebruik maken van hun instelling en het financiële stelsel voor hun illegale activiteiten.
Wat is uw mening over de ontspoorde activiteiten van sommige Nederlandse multinationals, zoals de grote drie banken, die ondermijning van de rechtsstaat en democratie in andere landen faciliteren? Zou u dit accepteren als het onze eigen rechtsstaat en democratie betrof?
Om te voorkomen dat dit soort activiteiten worden gefacilieerd door de legitieme financiële infrastructuur wordt van instellingen verwacht dat ze doorlopend klantenonderzoek doen. De toezichthouder ziet er op toe dat dit naar behoren gebeurt.
Deelt u de mening dat we vitale publieke taken en infrastructuur zo min mogelijk moeten beleggen bij private commerciële instellingen?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u in dat de kabinetsreactie op het rapport van de WRR (Geld en schuld; de publieke rol van banken) in geen enkele zin adequaat is en dat er een publiek alternatief nodig is om banken te disciplineren en het publieke belang te borgen?
Zie antwoord vraag 6.
Het zonder waarschuwing incasseren van een openstaande toeslagschuld |
|
Jan Jacob van Dijk (CDA), Jasper van Dijk (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Snel |
|
![]() ![]() |
Is het een «normale» procedure dat iemand met een betalingsregeling in verband met een toeslagschuld bij het missen van een termijn binnen twee weken de hele openstaande schuld moet betalen?1
Het uitgangspunt van het terugvorderen van een toeslagschuld is dat teveel ontvangen toeslag geheel moet worden terugbetaald. Daarbij wordt rekening gehouden met de situatie van burgers, die bijvoorbeeld in financiële problemen kunnen verkeren en het bedrag niet in één keer kunnen terugbetalen. Om die reden wordt bij elke terugvordering van een toeslagschuld een betalingsregeling aangeboden. Als burgers een termijnbetaling in die betalingsregeling missen, wordt eerst een kosteloze betalingsherinnering verzonden. Hierin wordt de burger verzocht om de gemiste termijnbetaling binnen twee weken over te maken. Pas als niet aan dat verzoek wordt voldaan en op de betalingsherinnering evenmin een andere reactie is gevolgd, wordt de betalingsregeling ingetrokken waarna de burger gehouden is het openstaande bedrag in één keer te betalen Ook na het intrekken van een betalingsregeling en eventuele dwanginvorderingsmaatregelen, blijft het mogelijk om contact op te nemen met de Belastingdienst en een nieuwe betalingsregeling af te spreken.
Hoe lang is de procedure al zo?
Deze procedure is van toepassing sinds de invoering van de Awir in 2005.
Hoeveel mensen zijn geconfronteerd met deze procedure omdat ze een betalingstermijn gemist hebben in de afgelopen jaren?
In 2017 zijn circa 206.000 burgers benaderd met een stopzetting van een betalingsregeling, in 2018 ging het om circa 212.000 gevallen. In ongeveer een kwart van de gevallen wordt vervolgens een nieuwe betalingsregeling afgesloten. In nog een kwart volgt dwanginvordering, bijvoorbeeld doordat beslag wordt gelegd op het loon of de uitkering – hierbij wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet. In de helft van de gevallen waarin een betalingsregeling wordt stopgezet, wordt de openstaande schuld voldaan, wordt deze buiten invordering gelaten, of wordt deze door middel van verrekening voldaan – in dat laatste geval kan op verzoek van de burger rekening gehouden worden met het bestaansminimum.
Erkent u dat een betalingsregeling niet voor niets afgesloten wordt en dat het vreemd is om ervan uit te gaan dat door het missen van een betalingstermijn wél de toeslagschuld in één keer kan worden voldaan? Kunt u verklaren wat de logica achter deze procedure is?
In lijn met het antwoord op de eerste vraag benadruk ik dat bij het invorderen zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met mensen die hun toeslagschuld niet in één keer kunnen betalen, door het aanbieden van een betalingsregeling. Het niet nakomen van een betalingsregeling is echter onwenselijk, omdat een openstaande toeslagschuld dient te worden ingelost. Het missen van één betalingstermijn hoeft overigens niet te leiden tot een betaling in één keer, ook hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de eerste vraag. Als belanghebbende na de betalingsherinnering de termijn alsnog betaalt, hoeft het openstaande bedrag niet in een keer terugbetaald te worden en wordt de regeling hervat. Ook kan contact worden opgenomen met de Belastingdienst, bijvoorbeeld om een nieuwe betalingsregeling af te spreken.
Hoe verhoudt deze procedure zich tot het manifest van de Belastingdienst, UWV, SVB, CJIB, CAK en DUO voor een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso en tot de Rijksincassovisie (waarin onder andere staat dat de overheid, indien betaling binnen de reguliere termijn uitblijft, zoveel mogelijk in een vroeg stadium contact met de schuldenaar zoekt om afspraken te maken over de afbetaling om zo dwangincasso zo veel mogelijk te voorkomen en dat de overheid van haar uitvoeringsorganisaties verlangt dat zij, daar waar de beperkte afloscapaciteit daarom vraagt, maatwerk bieden)?2
Burgers kunnen er bij een toeslagschuld voor kiezen om deze schuld in een keer te betalen of te voldoen door middel van een standaardbetalingsregeling, eventueel gecombineerd met verrekening. Als deze standaardbetalingsregeling leidt tot te hoge maandelijkse lasten, kunnen burgers er ook voor kiezen hun schuld te voldoen door middel van een persoonlijke betalingsregeling. Bij die regeling wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit van de burger en wordt dus maatwerk geboden. Als bij deze laatste regeling na 24 maanden nog niet de volledige schuld is afgelost, worden ten aanzien van de nog openstaande schuld geen verdere invorderingsmaatregelen meer genomen. Daartoe geeft de Belastingdienst een beschikking af; hierdoor wordt niet meer actief ingevorderd, maar kan voor een periode van drie jaar wel verrekening plaatsvinden met eenmalige teruggaven. Ik ben van mening dat de praktijk van het aanbieden van een persoonlijke betalingsregeling voor toeslagschulden, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke inkomens- en vermogenspositie, getuigt van een «menselijke maat». Datzelfde geldt voor het in het antwoord op de vragen 1 en 4 besproken feit dat ook bij het missen van een termijn contact kan worden gezocht met de Belastingdienst om, bijvoorbeeld, een nieuwe betalingsregeling af te spreken. Het opnemen van persoonlijk contact vanuit de Belastingdienst is gegeven de massaliteit van het toeslagenproces (zie ook het antwoord op vraag 3) niet standaard mogelijk. Daarentegen is de Belastingdienst dus wel bereikbaar als het initiatief tot persoonlijk contact door de burger wordt genomen.
Tot slot wil ik u wijzen op mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2019. In die brief ga ik in op het niet verlenen van een persoonlijke betalingsregeling als een terugvordering te wijten is aan opzet of grove schuld en geef ik aan het gehanteerde beleid ten aanzien van opzet/grove schuld te heroverwegen. In afwachting daarvan heb ik tijdens het wetgevingsoverleg van 4 november 2019 toegezegd pas op de plaats te maken met de dwanginvordering van toeslag-schulden als een persoonlijke betalingsregeling wegens opzet/grove schuld is afgewezen. Ook heb ik toegezegd bij alle nieuwe verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling voor een toeslagschuld voorlopig geen onderzoek te doen naar opzet/grove schuld, tenzij er in het voortraject (de toekenningsfase) een inmiddels onherroepelijk geworden vergrijpboete is opgelegd.
Erkent u dat deze werkwijze op geen enkele manier aan te merken is als beleid met een «menselijke maat»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
De evaluaties van 15 CAF projecten (uitgevoerd in 2015), waarom de Kamer meerdere keren gevraagd heeft |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Helma Lodders (VVD) |
|
Snel , Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich dat de Kamer bij verschillende gelegenheden middels Kamervragen expliciet gevraagd heeft hoeveel Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-zaken er zijn om voor elk van deze CAF-zaken de evaluatie aan de Kamer te doen toekomen? Herinnert u zich de gelegenheden in februari en in maart 20191 en in deze zomer2?
Ja.
Wanneer heeft u voor het eerst kennisgenomen van de andere CAF-projecten en het feit dat zich daar mogelijk ook problemen hadden voorgedaan?
Tijdens het debat van 21 maart jl. heb ik reeds, hoewel ik toen aangegeven heb zelf nog geen signalen gehad te hebben, aan uw Kamer toegezegd aan de ADR te vragen te onderzoeken of de gewraakte aanpak die in de CAF 11 zaak is gehanteerd breder is toegepast. In het debat op 4 juli jl. heb ik aangegeven dat ik niet kan uitsluiten dat ook in andere CAF-zaken hetzelfde is gebeurd.
Wanneer heeft u ambtsvoorganger voor het eerst kennisgenomen van de andere CAF-projecten en het feit dat zich daar mogelijk ook problemen hadden voorgedaan?
Uit niets blijkt dat mijn ambtsvoorganger was geïnformeerd over mogelijke problemen bij andere CAF-zaken. De CAF aanpak is als zodanig al eind 2013 openbaar gemaakt. Zie hiervoor de brief van de Minister van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie van 20 december 2013.3
Wist u ambtsvoorganger van de problemen bij de CAF-projecten toen besloten werd de CAF-projecten stop te zetten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wanneer is er intern bij de Belastingdienst voor het eerst gesproken over de mogelijkheid van compensatie voor mensen bij meerdere CAF-projecten? Was dat al in 2018 (of zelfs eerder)?
Ik kan niet uitsluiten dat binnen de Belastingdienst eerder is gesproken over de mogelijkheid van compensatie voor andere CAF-zaken. Ik weet wel dat voor CAF 11 naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman (Geen powerplay, maar fair play) is gesproken over zijn aanbeveling om een tegemoetkoming te bieden voor het aangedane leed.
Hebben de Electronic Data Processing (EDP)-auditors de evaluaties van deze andere CAF-projecten aangetroffen? Zo nee, hoe komt dat dan? Zo ja, waarom zijn ze niet aan de Kamer gestuurd, al dan niet vertrouwelijk?
EDP-auditors hebben toegang gehad tot alle door hen relevant geachte informatie. Het onderzoek van de EDP-auditors was echter uitsluitend gericht op CAF 11 en zag niet op andere CAF-zaken.
Waarom staan de evaluaties van de CAF-projecten niet op de lijst van stukken van de EDP-auditors?
Zie ook het antwoord op vraag 6, deze evaluaties gingen niet over CAF 11.
Waarom staan de evaluatie-stukken wel op de inventarislijst van de submap «evaluatierapporten CAF» volgens het Wob-verzoek, maar zijn dezelfde evaluatierapporten niet bijgevoegd bij de Wob (of de Kamerstukken)?
In het WOB-verzoek is niet om deze individuele evaluaties verzocht, omdat deze niet waren gedeeld met het MT Fraude, de ambtelijke en politieke leiding (verzoek 1 uit het Wob-verzoek). Zij staan wel op de inventarislijst van de submap omdat daar specifiek naar werd gevraagd.
Heeft iemand deze 15 evaluatierapporten op een andere schijf gezet, die de EDP-auditors niet doorzocht hebben? Zo ja, kunt u hieromtrent uitleg verschaffen?
Deze evaluatierapporten stonden op meerdere schijven waardoor de EDP-auditors toegang tot deze informatie hadden. De EDP’ers hebben zich conform opdracht alleen gericht op CAF 11 stukken. Zij hebben dus geen stukken van andere CAF-zaken in beeld gebracht. De bedoelde 15 evaluaties zijn aanwezig op de zogenoemde q-schijven van Toeslagen en ook ter beschikking gesteld aan de ADR als onderdeel van hun onderzoek.
Heeft de landsadvocaat evaluatierapporten van andere CAF-projecten op enig moment ontvangen?
Nee, deze stukken zijn niet verstrekt aan de landsadvocaat.
Sinds wanneer weet u dat deze 15 evaluatierapporten bestaan en wanneer heeft u ze voor het eerst gezien?
Het bestaan van evaluatierapporten anders dan die van CAF 11 is bij mij bekend sinds de beantwoording van de door u in vraag 1 genoemde Kamervragen in maart 2019. Ik heb deze evaluaties vandaag voor het eerst zelf gezien.
Beschikt de commissie-Donner over (een deel van) de evaluatierapporten van de andere CAF-projecten?
De commissie Donner beschikte voor het interim--advies uitsluitend over het CAF 11 Hawaii evaluatie rapport. De ADR doet onderzoek naar de overige CAF zaken, de Adviescommissie uitvoering toeslagen zal hiervan gebruik maken.
Herinnert u zich dat u afgelopen vrijdag op de vragen van de Kamercommissie, die expliciet vroegen naar de evaluaties uit 2015, wel een antwoord gaf over de jaren 2013, 2014 en 2016 maar niet 2015: De evaluaties van het CAF-team uit 2013 en evaluaties uit 2014 zijn openbaar gemaakt. Ik verwijs u hiervoor naar bijlage 2, onderdeel 1, document 39 en 44 en naar de beslissing op het Wob-verzoek van 7 februari 2017. Het Managementteam Fraude is eind juni 2015 opgehouden te bestaan. Ik heb geen evaluaties meer aangetroffen na die tijd.»?3
Ja, dit antwoord ging in op de evaluatie voor het CAF-team, in het antwoord op vraag 14 hierna wordt ingegaan op evaluaties van individuele CAF zaken.
Kunt u alle evaluaties van CAF-projecten uit 2015 (inclusief de CAF-11 evaluatie uit 2015, die blijkens het rapport van de commissie-Donner bestaat) per ommegaande aan de Kamer doen toekomen en wel voor woensdag 27 november 18.00 uur in verband met het mogelijk te houden gesprek met de commissie-Donner en het rondetafelgesprek de volgende dag?
Ja, de gevraagde documenten zijn als bijlage bij deze set gevoegd, inclusief de CAF 11 evaluatie uit 2015. Deze is op 30 augustus 2018 aan uw Kamer vertrouwelijk verstrekt en in een Wob-verzoek van 24 april 2019 openbaar gemaakt.5 6
Staat er voor de Kamer relevante informatie in de evaluaties, zoals een groot aantal bezwaarschriften bij een aantal CAF-projecten? Zo ja, waarom heeft u die informatie dan niet eerder met de Kamer gedeeld?
Gezien de kwaliteit van de informatiehuishouding bij Toeslagen in de betrokken periode kan ik nog geen conclusies verbinden aan de inhoud van de documenten en de eventuele gevolgen voor de mogelijk gedupeerde ouders. Verder verwijs ik naar de begeleidende brief.
Wilt u de overige documenten waarom de Kamer vroeg en die u afgelopen vrijdag niet stuurde, voor donderdagavond 28 november 18.00 uur aan de Kamer doen toekomen?
Zoals ik in mijn brief van 22 november jl. heb aangegeven acht ik het van groot belang dat ambtenaren met mij en onderling vrij van gedachten moeten kunnen wisselen zodat tot een zorgvuldige belangenafweging kan worden gekomen.7 Stukken ten behoeve van intern beraad worden om die reden geen onderdeel gemaakt van het debat met de Kamer. Ik verwijs in dit kader ook naar de brief van de Minister van BZK van 18 november 2019.8
EHerkenning |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat het per 1 januari 2020 alleen nog mogelijk is om middels het commercieel verkrijgbare eHerkennning te communiceren met de Belastingdienst, indien je een bedrijf hebt? Kunt u aangeven voor welke aangiftes de Belastingdienst nu communiceert dat het verplicht gesteld wordt?1
Wat is de wettelijke grondslag om ondernemingen te verplichten aangifte te doen met eHerkenning (dat in tegenstelling tot DigiD niet gratis is en alleen commercieel verkrijgbaar is)?
Indien er geen wettelijke grondslag bestaat, bijvoorbeeld omdat de wet Digitale Overheid nog niet is aangenomen door de Tweede kamer voor 31 december 2019 (en dus ook niet door de Eerste Kamer), is er dan een wettelijke grondslag om bedrijven een boete geven, indien zij er niet in slagen om met eHerkenning aangifte te doen en het anders wel zouden doen?2
Indien er geen wettelijke grondslag is, hoe zorgt u er dan voor iedereen gewoon zonder eHerkenning alle aangiftes kan doen en hoe zorgt u ervoor dat u dat eerlijk communiceert?
Indien eHerkenning op enig moment verplicht gesteld wordt, kunt u dan aangeven hoe u zult omgaan met de volgende gevallen:
Hoeveel ondernemingen hebben eHerkenning aangeschaft en hoeveel ondernemingen hebben eHerkenning nog niet aangeschaft? Wat moet een onderneming doen die door overmacht geen eHerkenning heeft op 1 januari 2020?
Heeft u contact met de leveranciers van eHerkenning? Zijn daar wachttijden met toekenning op dit moment?
Hoe zorgt u ervoor dat het aangifte doen voor ondernemingen in het nieuwe jaar geen chaos wordt?
Kunt u deze vragen een voor een en voor woensdag 18 december 2019 beantwoorden, zodat de vaste Kamercommissie voor Financiën er nog iets van kan vinden, indien noodzakelijk?
Het bericht dat slechts 6 op de 10 Nederlanders weten wat de termen ‘budget’, ‘inflatie’ en ‘rente’ betekenen |
|
Joost Sneller (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het «European Payment Report 2019»1 en het bericht «Vier op de tien Nederlanders hebben te weinig financiële basiskennis»?2
Deelt u de mening in het report dat de verbetering van financiële geletterdheid («financial literacy») van cruciaal belang is om consumenten te helpen de financiële complexiteit en daarmee samenhangende stress waarmee zij zich geconfronteerd voelen, te beheersen? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de 11e plaats (van de 24) op de score financiële geletterdheid? Bent u tevreden met deze plaats? Zo ja, waarom?
Hoe beoordeelt u het feit dat gemiddeld 69 procent van de Europeanen vindt dat zij of hij een adequate (47 procent) ofwel excellente (22 procent) financiële opleiding heeft gehad en derhalve geëquipeerd zou zijn om dagelijkse financiële beslissingen te nemen? Hoe ziet u dit gegeven het feit dat 37 procent niet in staat was om financiële basistermen (zijnde budget, credit score, jaarlijks kostenpercentage, variabele rente en inflatie) te koppelen aan de correcte definities?
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat 38 procent van de Nederlanders van mening is dat zij of hij een excellente financiële opleiding heeft gehad terwijl 40 procent van de Nederlanders niet in staat is om financiële basistermen (zijnde budget, credit score, jaarlijks kostenpercentage, variabele rente en inflatie) te koppelen aan de correcte definities? Ziet u dit als een risico? Zo nee, waarom niet?
Wie is, volgens u, verantwoordelijk voor de financiële opleiding van mensen?
Kunt u aangeven in hoeverre u een verantwoordelijkheid voor zichzelf ziet, per genoemde bron van financiële opleiding van «European Payment Report 2019»3, om deze financiële opleiding te verbeteren? Zou u per bron kunnen aangeven welke stappen u op dit moment onderneemt om de financiële opleiding vanuit deze bron te verbeteren?
Ziet u, gezien de uitkomsten op de score financiële geletterdheid en de bronnen van financiële opleidingen, redenen om per bron de aanpak te intensiveren?
Gegeven de huidige financiële geletterdheid, welke gedragsinzichten uit de rapportage «Rijk aan gedragsinzichten: editie 2019» wilt u inzetten en versterken om mensen te helpen de financiële complexiteit te beheersen?4
Herinnert u zich uw Actieplan Consumentenkeuzes en begeleidende brief5 waarin u schrijft dat «de theoretische opvatting van een rationeel denkende en handelende mens, in veel situaties in de praktijk echter niet op gaat»? Kunt u aangeven in welke situatie de theoretische opvatting van een rationeel denkende en handelende mens wel op gaat?
Kunt u, het liefst per initiatief uit de brief6, aangeven welke (concrete) doelstellingen geformuleerd zijn?
Welke doelstellingen heeft u voor uzelf geformuleerd aangaande het Actieplan Consumentenkeuzes? Zijn deze doelstellingen SMART, ook wel specifiek, meetbaar, actiegericht, realistisch en tijdgebonden? Zo niet, bent u bereid deze doelstellingen alsnog dusdanig te formuleren?
Klopt het dat de enige rol die u voor zichzelf ziet in het Actieplan Consumentenkeuzes is het «zoveel mogelijk faciliteren door partijen te verbinden waar en wanneer dat nuttig is, kennis te laten uitwisselen waar en wanneer dat zinvol is en er zorg voor dragen dat resultaten in het netwerk worden gedeeld, zodat er van elkaar kan worden geleerd»? Zo nee, wat gaat u concreet nog meer doen? Zo ja, denkt u dat deze aanpak afdoende is, gegeven het «European Payment Report 2019»?
Kunt u deze vragen apart beantwoorden voor het algemeen overleg Financiële markten van 15 januari 2020?
Het door laten gaan van loonbeslag bij onterecht als fraudeur aangemerkte ouders en het verstrekken van opgevraagde gegevens aan deze ouders |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw toezeggingen over het stopzetten van dwanginvordering van toeslagschulden die u deed op 8 november?1
Herinnert u de toezegging dat alle gedupeerde ouders telefonisch hun dossier kunnen opvragen?2
Hoeveel ouders hebben inmiddels hun dossier ontvangen?
Waarom heeft u nog niet gereageerd op het op 20 november gedane verzoek van de commissie Financiën om te stoppen met dwanginvordering, verrekening van toeslagen en alle gedupeerde ouders het recht te geven hun dossier in te zien na telefonisch contact?3
Herkent u het beeld dat bij sommige ouders nog steeds dwanginvordering in de vorm van loonbeslag plaatsvindt? Kunt u aangeven bij hoeveel van de gedupeerde ouders dwanginvordering niet is stopgezet en kunt u aangeven op basis waarvan het onderscheid in hun behandeling wordt gemaakt?4
Wat moeten de mensen die nog steeds loonbeslag hebben, of daar opnieuw brieven over krijgen, precies ondernemen?
Hoeveel gedupeerde ouders hebben tot op heden telefonisch hun dossier kunnen opvragen en hoeveel zijn doorverwezen naar de schriftelijke procedure? Waarom en op basis waarvan wordt onderscheid gemaakt?
Klopt het bericht dat voor mensen die bezwaar hebben gemaakt tegen dwanginvorderingen dat die categoraal worden toegekend? Vindt u dit gewenst?5
Kunt u deze vragen voor het plenair debat over de CAF-11 zaak over ten onrechte ingevorderde kinderopvangtoeslagen beantwoorden?
Het bericht ‘Maak van onze bankrekening een telefoonnummer’ |
|
Roald van der Linde (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Maak van onze bankrekening een telefoonnummer»?1
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van een implementatie van het consumentenrecht, waardoor het voor iedere klant mogelijk wordt van bank te wisselen met behoud van het rekeningnummer, bijvoorbeeld door automatische omleiding of door het irrelevant maken van de banknaam bij een binnenlandse overschrijving?
Bent u inmiddels in gesprek met de nieuwe leden van de Europese Commissie over evaluatie van de betaalrekeningrichtlijn? Zo ja, heeft u reeds het belang van nummerportabiliteit bij uw Europese collega’s onder de aandacht gebracht en ook hierbij duidelijk gemaakt dat onderzoeken naar de mogelijkheden van nummerportabiliteit van De Nederlandsche Bank (DNB) mee moeten worden genomen in de evaluatie van de betaalrekeningrichtlijn? Zo nee, wanneer staan er gesprekken gepland met uw nieuwe Europese collega’s?
Kunt u aangeven wat de voortgang is van dergelijke onderzoeken van DNB naar de mogelijkheden van aliasgebruik? Bent u bekend met tussentijdse conclusies die van invloed kunnen zijn op de invoering van nummerportabiliteit?
Heeft u zicht op een deadline van de nieuwe evaluatie door de Europese Commissie over de wenselijkheid van nummerportabiltieit?
Deelt u de mening dat een Europese betalingsmarkt sneller en goedkoper kan werken als het concurrentievermogen toeneemt zodra internationale rekeningnummers niet aan consumenten blijven «plakken»?
Bent u momenteel met de sector in gesprek over aliasgebruik? Zo ja, in hoeverre zijn deze gesprekken vruchtbaar?
Heeft u zicht op een datum van het verschijnen van een door u geschreven non-paper over nummerportabiliteit? Kunt u aangeven welke landen u meeneemt in dit non-paper?
Kunt u delen wanneer enkele varianten voor aliasgebruik openbaar worden gemaakt? Om hoeveel varianten gaat het?
Deelt u de mening dat het uitblijven van nummerportabiliteit schade kan veroorzaken aan de Nederlandse en Europese financiële markten, op het moment dat nummerportabiliteit geen belemmering is in de opkomende markt van fintechbedrijven met buitenlandse toetreders?
De evaluaties van 15 CAF projecten (uitgevoerd in 2015), waarom de Kamer meerdere keren gevraagd heeft |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Helma Lodders (VVD) |
|
Snel , Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich dat de Kamer bij verschillende gelegenheden middels Kamervragen expliciet gevraagd heeft hoeveel Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-zaken er zijn om voor elk van deze CAF-zaken de evaluatie aan de Kamer te doen toekomen? Herinnert u zich de gelegenheden in februari en in maart 20191 en in deze zomer2?
Ja.
Wanneer heeft u voor het eerst kennisgenomen van de andere CAF-projecten en het feit dat zich daar mogelijk ook problemen hadden voorgedaan?
Tijdens het debat van 21 maart jl. heb ik reeds, hoewel ik toen aangegeven heb zelf nog geen signalen gehad te hebben, aan uw Kamer toegezegd aan de ADR te vragen te onderzoeken of de gewraakte aanpak die in de CAF 11 zaak is gehanteerd breder is toegepast. In het debat op 4 juli jl. heb ik aangegeven dat ik niet kan uitsluiten dat ook in andere CAF-zaken hetzelfde is gebeurd.
Wanneer heeft u ambtsvoorganger voor het eerst kennisgenomen van de andere CAF-projecten en het feit dat zich daar mogelijk ook problemen hadden voorgedaan?
Uit niets blijkt dat mijn ambtsvoorganger was geïnformeerd over mogelijke problemen bij andere CAF-zaken. De CAF aanpak is als zodanig al eind 2013 openbaar gemaakt. Zie hiervoor de brief van de Minister van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie van 20 december 2013.3
Wist u ambtsvoorganger van de problemen bij de CAF-projecten toen besloten werd de CAF-projecten stop te zetten?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wanneer is er intern bij de Belastingdienst voor het eerst gesproken over de mogelijkheid van compensatie voor mensen bij meerdere CAF-projecten? Was dat al in 2018 (of zelfs eerder)?
Ik kan niet uitsluiten dat binnen de Belastingdienst eerder is gesproken over de mogelijkheid van compensatie voor andere CAF-zaken. Ik weet wel dat voor CAF 11 naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman (Geen powerplay, maar fair play) is gesproken over zijn aanbeveling om een tegemoetkoming te bieden voor het aangedane leed.
Hebben de Electronic Data Processing (EDP)-auditors de evaluaties van deze andere CAF-projecten aangetroffen? Zo nee, hoe komt dat dan? Zo ja, waarom zijn ze niet aan de Kamer gestuurd, al dan niet vertrouwelijk?
EDP-auditors hebben toegang gehad tot alle door hen relevant geachte informatie. Het onderzoek van de EDP-auditors was echter uitsluitend gericht op CAF 11 en zag niet op andere CAF-zaken.
Waarom staan de evaluaties van de CAF-projecten niet op de lijst van stukken van de EDP-auditors?
Zie ook het antwoord op vraag 6, deze evaluaties gingen niet over CAF 11.
Waarom staan de evaluatie-stukken wel op de inventarislijst van de submap «evaluatierapporten CAF» volgens het Wob-verzoek, maar zijn dezelfde evaluatierapporten niet bijgevoegd bij de Wob (of de Kamerstukken)?
In het WOB-verzoek is niet om deze individuele evaluaties verzocht, omdat deze niet waren gedeeld met het MT Fraude, de ambtelijke en politieke leiding (verzoek 1 uit het Wob-verzoek). Zij staan wel op de inventarislijst van de submap omdat daar specifiek naar werd gevraagd.
Heeft iemand deze 15 evaluatierapporten op een andere schijf gezet, die de EDP-auditors niet doorzocht hebben? Zo ja, kunt u hieromtrent uitleg verschaffen?
Deze evaluatierapporten stonden op meerdere schijven waardoor de EDP-auditors toegang tot deze informatie hadden. De EDP’ers hebben zich conform opdracht alleen gericht op CAF 11 stukken. Zij hebben dus geen stukken van andere CAF-zaken in beeld gebracht. De bedoelde 15 evaluaties zijn aanwezig op de zogenoemde q-schijven van Toeslagen en ook ter beschikking gesteld aan de ADR als onderdeel van hun onderzoek.
Heeft de landsadvocaat evaluatierapporten van andere CAF-projecten op enig moment ontvangen?
Nee, deze stukken zijn niet verstrekt aan de landsadvocaat.
Sinds wanneer weet u dat deze 15 evaluatierapporten bestaan en wanneer heeft u ze voor het eerst gezien?
Het bestaan van evaluatierapporten anders dan die van CAF 11 is bij mij bekend sinds de beantwoording van de door u in vraag 1 genoemde Kamervragen in maart 2019. Ik heb deze evaluaties vandaag voor het eerst zelf gezien.
Beschikt de commissie-Donner over (een deel van) de evaluatierapporten van de andere CAF-projecten?
De commissie Donner beschikte voor het interim--advies uitsluitend over het CAF 11 Hawaii evaluatie rapport. De ADR doet onderzoek naar de overige CAF zaken, de Adviescommissie uitvoering toeslagen zal hiervan gebruik maken.
Herinnert u zich dat u afgelopen vrijdag op de vragen van de Kamercommissie, die expliciet vroegen naar de evaluaties uit 2015, wel een antwoord gaf over de jaren 2013, 2014 en 2016 maar niet 2015: De evaluaties van het CAF-team uit 2013 en evaluaties uit 2014 zijn openbaar gemaakt. Ik verwijs u hiervoor naar bijlage 2, onderdeel 1, document 39 en 44 en naar de beslissing op het Wob-verzoek van 7 februari 2017. Het Managementteam Fraude is eind juni 2015 opgehouden te bestaan. Ik heb geen evaluaties meer aangetroffen na die tijd.»?3
Ja, dit antwoord ging in op de evaluatie voor het CAF-team, in het antwoord op vraag 14 hierna wordt ingegaan op evaluaties van individuele CAF zaken.
Kunt u alle evaluaties van CAF-projecten uit 2015 (inclusief de CAF-11 evaluatie uit 2015, die blijkens het rapport van de commissie-Donner bestaat) per ommegaande aan de Kamer doen toekomen en wel voor woensdag 27 november 18.00 uur in verband met het mogelijk te houden gesprek met de commissie-Donner en het rondetafelgesprek de volgende dag?
Ja, de gevraagde documenten zijn als bijlage bij deze set gevoegd, inclusief de CAF 11 evaluatie uit 2015. Deze is op 30 augustus 2018 aan uw Kamer vertrouwelijk verstrekt en in een Wob-verzoek van 24 april 2019 openbaar gemaakt.5 6
Staat er voor de Kamer relevante informatie in de evaluaties, zoals een groot aantal bezwaarschriften bij een aantal CAF-projecten? Zo ja, waarom heeft u die informatie dan niet eerder met de Kamer gedeeld?
Gezien de kwaliteit van de informatiehuishouding bij Toeslagen in de betrokken periode kan ik nog geen conclusies verbinden aan de inhoud van de documenten en de eventuele gevolgen voor de mogelijk gedupeerde ouders. Verder verwijs ik naar de begeleidende brief.
Wilt u de overige documenten waarom de Kamer vroeg en die u afgelopen vrijdag niet stuurde, voor donderdagavond 28 november 18.00 uur aan de Kamer doen toekomen?
Zoals ik in mijn brief van 22 november jl. heb aangegeven acht ik het van groot belang dat ambtenaren met mij en onderling vrij van gedachten moeten kunnen wisselen zodat tot een zorgvuldige belangenafweging kan worden gekomen.7 Stukken ten behoeve van intern beraad worden om die reden geen onderdeel gemaakt van het debat met de Kamer. Ik verwijs in dit kader ook naar de brief van de Minister van BZK van 18 november 2019.8
Een nieuw witwasschandaal bij ABN Amro |
|
Ö. Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met alweer het volgende schandaal in de bancaire sector?1
Ja, ik ben bekend met het bericht waar u naar verwijst.
Hoe verklaart u dat ABN Amro 5 miljoen klanten is «vergeten» te screenen? Hoeveel geld is hiermee destijds bespaard voor ABN Amro?
Eind september heeft ABN AMRO bekend gemaakt dat het OM onderzoek doet in het kader van de naleving van de vereisten onder de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme financiering (Wwft). Het OM voert op dit moment strafrechtelijk onderzoek uit. Uw vragen houden voor een groot deel verband met dit onderzoek. Ik kan lopende het onderzoek van het OM geen uitlatingen doen.
Banken (en andere financiële instellingen) zijn op grond van Wwft verplicht om doorlopend risicogebaseerd cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te detecteren en onverwijld te melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU-Nederland). Om dit te kunnen doen is het van cruciaal belang dat banken beschikken over een effectief proces voor het verrichten van cliëntenonderzoek en het monitoren van transacties. DNB houdt toezicht op de naleving van deze wettelijke verplichtingen door financiële instellingen en trustkantoren. DNB is onafhankelijk in de uitvoering van haar toezicht. Indien instellingen de wet onvoldoende naleven, zal DNB herstel afdwingen, waar nodig door handhaving. DNB heeft daartoe een breed scala aan maatregelen tot haar beschikking en zal de maatregelen inzetten die zij passend acht. Betrokkenheid van financiële instellingen bij financieel-economische criminaliteit is bovendien voor DNB een speerpunt in het toezicht. Dit speerpunt heeft DNB ook opgenomen in haar Visie op Toezicht 2018–2022.
Kunt u uitleggen of het überhaupt mogelijk is dat op zo grote schaal geld via rekeningen van ABN Amro wordt doorgesluisd zonder dat de topbestuurders bij ABN Amro dit in de gaten hadden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten wat hier fout is gegaan, hoe en wanneer dit is opgepakt door de toezichthoudende autoriteiten? Heeft de toezichthouder hier adequaat gehandeld?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen kunt u als grootaandeelhouder van ABN Amro zetten om ervoor te zorgen dat rekeningen van de bank niet nog vaker worden gebruikt om smeergeld door te sluizen? Gaat u uw rol als aandeelhouder actief inzetten?
Banken hebben een belangrijke poortwachtersfunctie. Het is de verantwoordelijkheid van banken zelf om deze taak naar behoren te vervullen. De CEO van ABN AMRO heeft toegezegd maatregelen te zullen nemen om ervoor te zorgen dat ABN AMRO aan alle wet- en regelgeving voldoet.
Bij de tijdelijke financiële instellingen, zoals ABN AMRO, vervult NLFI het reguliere aandeelhouderschap. NLFI staat als aandeelhouder op afstand van de onderneming. Als certificaathouder, via NLFI, sta ik ook op afstand van de vennootschap. Het is van groot belang dat ABN AMRO de zaken zo snel mogelijk op orde heeft. Ik heb NLFI gevraagd de maatregelen die de bank gaat nemen nauwgezet te volgen en mij daarover te informeren.
Ziet u ook dat een commerciële instelling, opgestookt door aandeelhouders die op zoek zijn naar zo veel mogelijk rendement, maar met veel taken van publiek belang keer op keer zal falen?
Tal van commerciële instellingen voeren taken uit in het publieke belang binnen diverse sectoren van de Nederlandse economie. Deze commerciële instellingen kunnen bijdragen aan innovatie en efficiëntie, zo ook in de financiële sector.
Het is daarbij belangrijk om met goede wet- en regelgeving en een solide toezichtsysteem de balans tussen de commerciële en publieke belangen te bewaken. De borging van publieke belangen ten aanzien van de financiële sector is de afgelopen jaren versterkt door onder meer strengere eisen aan buffers, waardoor burgers beter beschermd worden tegen private verliezen. Maar we zijn nog niet klaar. In mijn Agenda financiële sector2 heb ik meerdere maatregelen aangekondigd die deze balans tussen de publieke en private belangen binnen de financiële sector verder moeten waarborgen. Tot slot verwijs ik u ten aanzien van het WRR rapport «Geld en Schuld» naar de uitgebreide kabinetsreactie hierop.3
Deelt u de mening dat vriendelijk verzoeken, een moreel appel, of straffen die vaak niet opwegen tegen de gemaakte winst, niets zullen uitrichten zolang de onderliggende structuren in stand worden gehouden?
De toezichthouders en het OM hebben een breed scala aan handhavingsinstrumenten waarmee naleving van financiële wet- en regelgeving afgedwongen kan worden. Deze instrumenten kunnen zowel een informeel als formeel karakter hebben en variëren van een waarschuwingsbrief tot het intrekken van vergunningen.
De beschikbare sancties hebben voldoende invloed. Ik vind het belangrijk dat het eigenaarschap voor de uitvoering van anti-witwasbeleid nadrukkelijk binnen de Raden van Bestuur wordt belegd en dat zij dit een onderdeel van hun intrinsieke cultuur maken. Dit is eveneens een vereiste van de Wwft waarin is opgenomen dat één van de personen die het dagelijks beleid bepalen expliciet belast moet zijn met de verantwoordelijkheid voor naleving van de Wwft door de instelling.
De cultuur is bepalend voor de mate waarin de instelling deze wettelijke plichten doorlopend en effectief naleeft. Daarom moet naleving van de anti-witwasregelgeving voortvloeien uit het besef van de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en niet omdat dit verplicht is op grond van de wet. Ik verwacht daarom van poortwachters dat zij hun taak niet alleen uitvoeren omdat het moet, maar omdat zij de eigen overtuiging hebben dat het belangrijk is om te voorkomen dat criminelen gebruik maken van hun instelling en het financiële stelsel voor hun illegale activiteiten.
Wat is uw mening over de ontspoorde activiteiten van sommige Nederlandse multinationals, zoals de grote drie banken, die ondermijning van de rechtsstaat en democratie in andere landen faciliteren? Zou u dit accepteren als het onze eigen rechtsstaat en democratie betrof?
Om te voorkomen dat dit soort activiteiten worden gefacilieerd door de legitieme financiële infrastructuur wordt van instellingen verwacht dat ze doorlopend klantenonderzoek doen. De toezichthouder ziet er op toe dat dit naar behoren gebeurt.
Deelt u de mening dat we vitale publieke taken en infrastructuur zo min mogelijk moeten beleggen bij private commerciële instellingen?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u in dat de kabinetsreactie op het rapport van de WRR (Geld en schuld; de publieke rol van banken) in geen enkele zin adequaat is en dat er een publiek alternatief nodig is om banken te disciplineren en het publieke belang te borgen?
Zie antwoord vraag 6.
De artikelen 'Duitse spaarder betaalt al negatieve rente' en 'Deutsche Bank gaat negatieve rente doorrekenen' |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de artikelen «Duitse spaarder betaalt al negatieve rente»1 en «Deutsche Bank gaat negatieve rente doorberekenen»?2
Bent u ook van plan een dergelijke enquête te laten uitvoeren door De Nederlandsche Bank (DNB) voor de Nederlandse banken, zoals de enquête van de Bundesbank waaruit deze gegevens komen?
Hoe staat het met de gesprekken met de Nederlandse banken over een eventuele invoering van een negatieve rente voor spaarders door Nederlandse banken?
Maken de statements van ABN AMRO en Rabobank, dat spaarders geen rente hoeven te betalen over hun spaargeld, en van Rabobank, dat expliciet aangeeft geen garantie te kunnen geven voor de toekomst, deel uit van uw gesprekken of zijn ze daar een tussenresultaat van?3
Klopt het dat in Duitsland de nood veel hoger is dan in Nederland om een negatieve rente door te berekenen aan spaarders, omdat de banken er daar in doorsnee veel slechter voorstaan?
Is dat, i.e. dat Nederlandse banken er in doorsnee beter voorstaan dan Duitse banken, ook het beeld uit de stresstest voor banken zoals de Europese Centrale Bank (ECB) deze uitvoert? Zo nee, kunt u uitleggen hoe dat komt?
Wat is uw reactie op de brandbrief van de Consumentenbond met het verzoek om in Nederland een verbod op negatieve rente in te voeren?4
Wat is uw opvatting over de theorie van Jean Pierre Mustier, president van de European Banking Federation, dat het doorrekenen van negatieve rente ertoe leidt dat vermogende klanten meer risico gaan nemen, waardoor het beleid van de ECB maximaal gaat doorwerken in de economie?
Klopt het dat de Duitse bankensector de laatste jaren miljarden euro’s naar de ECB heeft gebracht, maar dat de bereidheid om dat te doen afneemt? Zo ja, klopt het dat ook bij de Nederlandse banken de bereidheid daartoe afneemt?
Klopt het dat banken in België, Frankrijk, Italië en Griekenland niet rekenen met een negatieve rente, noch voor kleine spaarders, noch voor grote spaarders?
Kunt u uitleggen waarom spaarders in Denemarken en Duitsland wel te maken hebben met een negatieve rente en spaarders in België, Frankrijk, Italië en Griekenland niet, aangezien er toch één monetaire unie en één munt is?
De kosten van de gevolgen van de stikstofuitspraak |
|
Sandra Beckerman (SP), Frank Futselaar (SP) |
|
![]() |
Waar is het bedrag van 500 miljoen euro dat het kabinet uittrekt voor de stikstofcrisis op gebaseerd, en is dit voldoende voor de korte en lange termijn?1
Komt de aangekondigde 500 miljoen euro in het geheel uit de «woningbouwimpuls» van 1 miljard euro, die is aangekondigd op Prinsjesdag, of zijn er andere dekkingen van de 500 miljoen?
Hoeveel van de 1 miljard euro aan «woningbouwimpuls» gaat daadwerkelijk naar woningbouw, hoeveel naar infrastructuur en hoeveel naar de gevolgen van de stikstofuitspraak en kunt u uw antwoord toelichten?
Waarom wordt in de Kamerbrief over de stikstofproblematiek gesproken over 75.000 nieuwe woningen en in de Kamerbrief over de woningbouwimpuls over 65.000 nieuwe woningen?2
Is het mogelijk dat geld uit de «woningbouwimpuls» wordt besteed aan de sanering van de veehouderij? Zo nee, waar komt de extra 60 miljoen euro vandaan?3
Wat zullen de (extra) kosten voor gemeenten en provincies zijn om de gevolgen van de stikstofuitspraak op te vangen en hoe gaat u hen hierbij ondersteunen, aangezien veel gemeenten het al financieel moeilijk hebben door onder meer de Pfas-problematiek en de kosten van het sociaal domein?4 5 6 7
Het bericht ‘Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog’ |
|
Albert van den Bosch (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van omroep Flevoland van 28 oktober jongstleden getiteld «Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog»?1
Wat vindt u van een stijging van de waterschapsbelasting met bedragen van 500 euro of meer?
Wat vindt u van een stijging met 7,3%? Hoe denkt u dat dit overkomt? Kunt u zich indenken dat een dergelijke lastenstijging vrij onrechtvaardig voelt?
Kunt u meer zeggen over het specifieke juridische proces waar de Hoge Raad nu een uitspraak in heeft gedaan en waar geen hoger beroep meer mogelijk is?
Waaruit zou blijken dat in plaats van wegbeheerders voortaan agrariërs moeten betalen voor gebruik van onverharde bermen?
Geldt deze uitspraak voor heel Nederland?
Bent u op de hoogte van het feit dat in veel gemeenten agrariërs juist onderhoud verzorgen aan de bermen en daar regelmatig vanuit de gemeenten of waterschappen vergoedingen voor krijgen? Wat vindt u van die werkwijze? Is dat niet een mooie oplossing? Wordt dat initiatief, waarbij er een win-win is, niet doorkruist door deze uitspraak? Blijft het uitvoeren van werk door boeren nog wel logisch als ze er vervolgens ook een rekening voor krijgen?
Welke wetswijziging zou dit ongedaan maken? Bent u bereid hier nader naar te kijken en de Kamer hierover te informeren?
Het bericht dat er een miljardenstrop dreigt voor de overheid door de nieuwe zzp-wet |
|
Bart van Kent (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel uit De Telegraaf dat er een miljardenstrop dreigt voor de overheid door de nieuwe zzp-wet?1
Wat is uw reactie op de berekening van het CNV dat de invoering van de zelfstandigenverklaring, zoals die nu ter internetconsulatie voorligt, kan leiden tot structureel ruim 1,7 miljard euro minder premie- en belastinginkomsten?
Waarom heeft u zelf nog geen onderzoek gedaan naar de financiële gevolgen van de invoering van de zelfstandigenverklaring? Bent u bereid dat alsnog te gaan doen?
Waarom kiest het kabinet ervoor, met de invoering van de zelfstandigenverklaring, dat werknemers die meer dan 75 euro per uur verdienen zich kunnen gaan onttrekken van ons solidaire sociale stelsel?
Ligt de motivatie daarvoor vooral in de ophef die er destijds was bij de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie (DBA)?
Herinnert u zich de woorden van de Staatssecretaris van Financiën dat ook in die periode van ophef over de Wet DBA de totale omzet van zzp’ers is toegenomen: «...Daaruit blijkt dat de totale omzet van de zpp’ers is toegenomen. Wij weten allemaal – ik zal de eerste zijn die het zegt, anders gaat de heer Van Weyenberg het zeggen – dat er natuurlijk zzp’ers zijn die opdrachten hebben verloren. En ja, er zijn zelfs zzp’ers die hebben ontdekt dat hun line of work, hun businessmodel, helemaal niet past bij wat we op dit moment «een zelfstandige» noemen»? Waarom is het volgens u dan toch nodig om met een zelfstandigenverklaring te komen die potentieel op grote schaal ons solidaire sociale stelsel kan gaan ondermijnen?2
Welke controle en handhaving is er voorzien zodat er geen loopje kan worden genomen met de voorwaarden van de zelfstandigenverklaring? Krijgt de Inspectie SZW hier een rol in?
Geldt de administratieplicht die is voorzien in het conceptwetsvoorstel «minimumbeloning zelfstandigen» voor alle zzp’ers?
Waarom kiest u ervoor dat zzp’ers beboet kunnen worden als ze niet voldoen aan die administratieplicht?
Waarom kiest u er niet voor om de bewijslast, dat opdrachtnemers/zzp’ers boven dat minimumtarief worden betaald, bij opdrachtgevers te laten?
Waarom bent u nu alleen met voorstellen voor een minimumtarief en een zelfstandigenverklaring gekomen en niet met het voorstel voor de webmodule voor de «middencategorie» zzp’ers? Hoe lang moeten we daar nog op wachten?
Waarom gaat u niet gewoon handhaven op schijnzelfstandigheid door het opheffen van handhavingsmoratorium, in plaats van dergelijke niet sociale, niet solidaire en contraproductieve voorstellen te doen?
Het bericht ‘De Goudse goochelt met getallen in beleggingsverzekeringen’ |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Radar van 4 november 2019 over misleidende offertes door verzekeraars, in dit geval De Goudse?1
Deelt u de mening dat er in de voorgespiegelde zaak veel meer aan de hand lijkt te zijn dan «slechts» het voorspiegelen van te optimistische rendementen?
Deelt u de mening dat een berekening die gebaseerd is op foutieve wiskundige aannames, in juridisch opzicht, kwetsbaarder is dan wanneer er een correcte berekening wordt gebruikt op basis van te optimistische rendementen? Kunt u dit toelichten?
Erkent u dat de strijd die de betrokken polishouders moeten voeren tegen de verzekeraars in kwestie een ongelijke strijd is? Deelt u de mening dat de overheid en/of de toezichthouders zeer actief moeten zijn om een gelijk speelveld voor de consument te garanderen? Bent u van mening dat dit het geval is?
Klopt het dat de overheid bevreesd is voor de gevolgen van woekerpolisaffaires voor de financiële positie van Nederlandse verzekeringsconcerns? Kunt u aantonen dat dit niet het geval is?
Heeft de stabiliteit van het financiële systeem en van verzekeraars in het bijzonder, invloed op de voortvarendheid waarmee toezichthouders en opeenvolgende regeringen dit grote onrecht in het verleden hebben opgepakt en nog steeds oppakken?
Vindt u dat de verzekeraars in kwestie actief polishouders zouden moeten opsporen en benaderen met maatwerkoplossingen, indien er inderdaad sprake blijkt te zijn van op foutieve actuariële aannames gebaseerde offertes? Zo, nee, waarom niet?
Vindt u dat foutieve actuariële aannames en of berekeningen in productinformatie van verzekeringspolissen zouden moeten leiden tot een collectieve oplossing of schikking voor alle polishouders die het product in kwestie hebben aangekocht? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Vrachtwagenheffing op N264 blijft mogelijk als sluipverkeer toeneemt’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de vele bezwaren van inwoners van het dorp Sint Hubert die een toename van het aantal vrachtwagens vrezen op hun N264 als de vrachtwagenheffing wordt ingevoerd op de provinciale wegen Cuijk-Grave en Oss-Grave?1
Waarom is de vrachtwagenheffing niet van toepassing op de N264? Is uitwijkgedrag of sluipverkeer van andere wegen naar de N264 te verwachten?
Wat zijn de criteria om een vrachtwagenheffing in te voeren op een bepaalde weg? Bij hoeveel vrachtverkeer? Hoe komen leefbaarheid en verkeersveiligheid terug in de keuzes?
Hoe snel kan een aanpassing plaatsvinden en een weg worden toegevoegd aan het netwerk van tolwegen, als blijkt dat toch sluipverkeer ontstaat en de belangen van een gebied of dorp teveel geraakt worden door een toename van vrachtverkeer?
Hoe zit het met omliggende wegen als de N279, de N324 en de N321? Kunt u een kaartje geven waar de heffing van toepassing zal zijn en waar niet?
Welke coördinatie vindt er plaats tussen de wegbeheerder, in casus de provincie Noord-Brabant en het Rijk als het gaat om de tolheffing?
Zijn er andere dorpen of gemeenten in andere provincies bekend waar bewoners zich zorgen maken over de verkeersveiligheid of een toename van de drukte door vrachtverkeer? Zo ja, welke zijn u bekend? Welke partijen hebben zich gemeld in de consultatie? Welke wijzigingen aan de hand van de inbrengen hebben er plaatsgevonden? Hoe worden mensen op de hoogte gebracht van hoe er met hun inbreng wordt omgegaan?
Het bericht ‘Aanpak belastingontwijking remt buitenlandse investeringen’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Aanpak belastingontwijking remt buitenlandse investeringen»?1
Ja.
Kunt u de directe buitenlandse investeringen in Nederland van de afgelopen 10 jaar uitgesplitst per halfjaar weergeven?
In onderstaande tabel zijn de standen aan het eind van het halfjaar van de buitenlandse directe investeringen in Nederland getoond (zie kolom totaal). Als bron is tabel 12.15 van de statistieken van De Nederlandsche Bank (DNB) gebruikt.2
Bfi’s
Niet-bfi’s
Totaal
2009–1
2.078
484
2.562
2009–2
2.123
483
2.606
2010–1
2.237
490
2.727
2010–2
2.281
476
2.757
2011–1
2.452
474
2.926
2011–2
2.570
503
3.073
2012–1
2.669
532
3.201
2012–2
2.751
534
3.286
2013–1
2.858
574
3.432
2013–2
2.937
593
3.530
2014–1
2.982
648
3.630
2014–2
2.611
1.237
3.848
2015–1
2.653
1.332
3.985
2015–2
2.827
1.410
4.237
2016–1
2.870
1.436
4.306
2016–2
3.066
1.472
4.539
2017–1
3.170
1.508
4.678
2017–2
3.093
1.548
4.641
2018–1
3.093
1.604
4.697
2018–2
2.869
1.634
4.503
2019–1
2.822
1.662
4.484
Kunt u hierin een onderscheid maken tussen spookinvesteringen, gebruikt voor onder andere het opzetten van brievenbusfirma’s, en echte investeringen?
In voorgaande tabel is het totaal uitgesplitst in bijdragen van de bijzondere financiële instellingen (bfi’s) en de rest (niet-bfi’s). Door de definitie van bfi’s3 zullen deze in de regel in verband worden gebracht met investeringen die geen of een geringe band met Nederland hebben. Belangrijk is om op te merken dat bfi’s kunnen bestaan om diverse redenen. Nederlandse bfi kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om dubbele belastingheffing te voorkomen, wanneer landen onderling geen belastingverdrag hebben afgesloten, terwijl deze landen wel een belastingverdrag met Nederland hebben. Indien sprake is van misbruiksituaties neemt dit kabinet maatregelen om dit misbruik te bestrijden. Een belangrijke maatregel in dit verband is de introductie van de «principal purposes test» in Nederlandse belastingverdragen. Als bedrijven een financiële stroom puur via Nederland laten lopen om belasting te ontwijken dan biedt deze bepaling een land de mogelijkheid om in te grijpen. Om landen daartoe is staat te stellen deelt Nederland in veel gevallen actief informatie met andere landen wanneer een in Nederland gevestigd lichaam niet aan bepaalde substance-eisen voldoet.
Kunt u toelichten op welke manier echte buitenlandse investeringen zich hebben ontwikkeld in Nederland en welk effect de maatregelen tegen belastingontwijking hebben op deze buitenlandse investeringen?
Uit voorgaande tabel blijkt dat de investeringen in niet-bfi’s in Nederland de afgelopen tien jaar duidelijk gestegen zijn. Deze stijging is ook de afgelopen jaren doorgegaan. Omdat we niet weten wat er zou zijn gebeurd zonder deze maatregelen is het op basis van deze cijfers lastig vast te stellen wat het specifieke effect van de maatregelen tegen belastingontwijking op deze investeringen is geweest. Niettemin is aannemelijk dat het effect niet zo groot is geweest, aangezien er geen trendbreuk zichtbaar is.
Het is goed dat het kabinet zich inzet tegen belastingontwijking, maar op welke manier wordt geborgd dat deze maatregelen niet zorgen voor een negatief effect op echte buitenlandse investeringen die zichtbaar bijdragen aan economische groei, werkgelegenheid en productiviteit?
Om aantrekkelijk te zijn voor investeringen van buitenlandse bedrijven met reële economische activiteiten is het van belang dat Nederland een sterk vestigingsklimaat in de breedte heeft. Het vestigingsklimaat in Nederland wordt namelijk bepaald door tal van factoren, zoals onze infrastructuur, geografische ligging, opleidingsniveau van de beroepsbevolking, de betrouwbaarheid van de overheidsinstellingen en ons innovatie-ecosysteem. Ook het fiscale stelsel en met name de vennootschapsbelasting kan een factor zijn voor een bedrijf om zich ergens (blijvend) te vestigen en investeringen te doen. Daarbij is het relevant dat dit kabinet de tarieven in de vennootschapsbelasting verlaagt. Het toptarief wordt vanaf 2021 verlaagd naar 21,7%. Nederland komt met de tariefmaatregelen rond het EU-gemiddelde.
Is bij u bekend welke maatregelen worden gezien als «best practice» tegen belastingontwijking zonder dat hiermee ook een teruggang in echte investeringen plaatsvindt?
Dit kabinet heeft, naast de versterking van het vestigingsklimaat, ook de aanpak van belastingontwijking als speerpunt. Voor een effectieve aanpak van belastingontwijking is een totaalpakket van maatregelen van belang. Daarom neemt dit kabinet in de eerste plaats unilaterale maatregelen, zoals de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s. Omdat belastingontwijking een internationaal fenomeen is, zijn de mogelijkheden voor Nederland om belastingontwijking unilateraal aan te pakken echter niet oneindig. Wereldwijde belastingontwijking moet vooral internationaal gecoördineerd worden aangepakt om tot een effectieve oplossing te komen. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onderschrijft dat een gezamenlijk en gecoördineerd optreden van landen het risico op dubbele belastingheffing, wat een negatief effect op investeringen kan hebben, zoveel mogelijk verkleint.4 Wetgeving kan overigens niet de enige oplossing zijn. Al was het maar omdat de wetgever niet alle nieuwe vormen van belastingontwijking kan voorzien of voorkomen. Hoe ver de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en fiscale adviseurs reikt ten aanzien van belastingontwijking is steeds vaker onderwerp van maatschappelijk debat. Die maatschappelijke verantwoordelijkheid vraagt om een voortzetting van deze dialoog. In dat opzicht zou het wenselijk zijn als het bedrijfsleven en de belastingadviessector in het kader van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid een «tax governance code» ontwikkelen. Om deze dialoog aan te jagen organiseer ik op 30 januari 2020 een conferentie over dit thema.
Welke maatregelen neemt het kabinet om het fiscale vestigingsklimaat te versterken?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5.
Welke lessen kunnen worden geleerd uit de door de VS genomen maatregelen tegen belastingontwijking?
Uit voorgaande tabel blijkt dat de investeringen in bfi’s in Nederland de afgelopen jaren gedaald zijn, met name ook in het tweede helft van 2018. Dit wordt door DNB, de OESO en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) toegeschreven aan zowel de veranderende Amerikaanse belastingwetgeving, waardoor het financiële belang van doorstroomconstructies is verminderd, als aan de internationale aanpak van belastingontwijking.5 Het is goed nieuws dat gezaghebbende instituten onderkennen dat de internationale aanpak van belastingontwijking gedragseffecten teweegbrengt. De Verenigde Staten zijn overigens het land dat in absolute zin de grootste voorraad aan directe investeringen in het buitenland heeft. Het is daarom niet verwonderlijk dat belastinghervormingen in de VS een relatief grote impact kunnen hebben op wereldwijde investeringsstromen. Tegelijkertijd signaleer ik dat landen niet alle risico’s van winstverschuiving unilateraal kunnen wegnemen, ook de Verenigde Staten niet. Bovendien zijn niet alle risico’s op winstverschuiving weggenomen door de maatregelen in het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS-)project van de OESO. Het aanpakken van belastingontwijking blijft daarom onverminderd een belangrijke beleidsprioriteit van dit kabinet. Initiatieven om tot een internationaal gecoördineerde aanpak te komen van resterende mogelijkheden om belasting te ontwijken, moedig ik aan en worden door Nederland ondersteund. Samenwerking in het verband van het Inclusive Framework (IF) heeft daarbij mijn voorkeur. Met 134 lidstaten is het IF het juiste samenwerkingsverband om tot echte wereldwijde oplossingen te komen. Zo wordt ook een zo breed mogelijk gelijk speelveld tussen landen gecreëerd. Wat betreft de internationale trend in reële investeringen geeft de OESO aan dat de totale directe investeringen op mondiaal niveau in de eerste helft van 2019 gedaald zijn ten opzichte van 2018.6 In dit verband wordt door de OESO gewezen op de handelsspanningen tussen de VS en China.
Welke ontwikkelingen in spookinvesteringen en echte investeringen spelen er in internationaal verband?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 8.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Studieschuld af te kopen’ |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de website diploma-nederland.com, waar geclaimd wordt dat mensen met een studieschuld hun schuld kunnen laten verwijderen uit de computersystemen van DUO? Hoe duidt u dit aanbod?1
Ja. Ik vind het onacceptabel dat de suggestie wordt gewekt dat men studieschulden kan laten verdwijnen. De website is inmiddels uit de lucht gehaald.
In welk systeem worden de studieschulden van oud-studenten bijgehouden? Is dit een systeem dat de komende jaren geactualiseerd moet worden?
Studieschulden worden bijgehouden in het StudiefinancieringsSysteem van DUO (SFS). Dit systeem is in 2018 in het kader van het Programma Vernieuwing Studiefinanciering volledig in productie genomen en hoeft de komende jaren niet geactualiseerd te worden. Uiteraard worden tijdig aanpassingen doorgevoerd om te blijven voldoen aan de eisen op het terrein van de beveiliging.
Welke onderbouwing kunt u publiek geven voor de bewering van DUO dat «de beveiliging van het betreffende systeem gewaarborgd is»? Wordt elke handeling of wijziging daar vastgelegd in een logbestand, zodat later te reproduceren is of die al dan niet heeft plaatsgevonden?
De DUO systemen zijn voor externe toegang beschermd. Dit wordt door middel van onder andere hacktesten structureel gecontroleerd. Elke handeling of wijziging in SFS door DUO-medewerkers wordt vastgelegd en is daardoor achteraf te herleiden.
Hoeveel medewerkers bij DUO hebben rechten om in dit systeem handelingen te verrichten? Aan welke eisen moeten zij voldoen om in dit systeem te mogen werken?
Er zijn op dit moment 486 medewerkers geautoriseerd om handelingen te verrichten waarbij gegevens worden gewijzigd. Deze medewerkers zijn daarvoor opgeleid en werken volgens vastgestelde instructies. Handelingen die zij verrichten worden vastgelegd en zijn achteraf te herleiden.
Welke handelingen zijn nodig om de studieschuld van oud-studenten uit het systeem te halen? In hoeverre is dit proces beïnvloedbaar door individuele medewerkers van DUO?
Het is niet mogelijk om een studieschuld «uit het systeem te halen». Een schuld kan gewijzigd worden, maar een nieuwe hoogte van de schuld, ook die van € 0,00, blijft zichtbaar. De mutatie die daaraan ten grondslag ligt, wordt vastgelegd en is herleidbaar tot een medewerker.
Heeft u aanwijzingen dat de suggestie die gewekt is, namelijk dat via interne toegang tot systemen op verzoek van de onderneming wijzigingen zijn doorgevoerd in de administratie van studieschulden, juist is? Zo nee, op grond waarvan trekt u deze conclusie?
Nee, ik heb daar geen aanwijzingen voor. DUO heeft hier uitvoerig onderzoek naar verricht. DUO voert ten eerste standaard op geautomatiseerde wijze controles uit op uitgevoerde mutaties, waardoor opvallende mutaties worden gesignaleerd. Daarnaast heeft DUO na de berichtgeving over deze website handmatig aanvullende controles uitgevoerd. Als laatste wordt iedere interne of externe melding van mogelijke fraude onderzocht door een afdeling die is belast met handhavingstaken. Uit dit alles bleek dat er geen indicaties zijn voor onrechtmatige wijzigingen in studieschulden.
Deelt u de mening dat het aanbieden van een dienst om geregistreerde studieschulden in ruil voor bitcoins tot nul te reduceren door een ingreep in de betreffende administratie, onacceptabel is en mogelijk studenten kan duperen? Heeft het ministerie of DUO eerder signalen ontvangen rond het aanbod via de aangegeven website? Tot welke handelingen hebben die geleid?
Ik vind het aanbieden van een dergelijke dienst inderdaad onacceptabel. De suggestie dat studieschulden kunnen worden verwijderd, tast het vertrouwen in de overheid aan. Het ministerie en DUO hebben niet eerder signalen ontvangen waarbij een dergelijk aanbod als in onderhavige casus werd gedaan en hebben dus ook geen signalen dat dit plaatsvindt.
Welke stappen overweegt u te nemen tegen de website en de eigenaren daarvan, om oud-studenten te beschermen? Welke stappen acht u noodzakelijk?
DUO heeft aangifte gedaan van dit in haar ogen strafbare feit. Ik wacht de uitkomsten van het justitiële onderzoek af en zal daarna bezien of vervolgstappen noodzakelijk zijn.
De houdbaarheid van box 3 en het EVRM |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Snel |
|
![]() |
Herinnert u zich dat ik u verzocht een aantal vragen over box 3 en het EVRM een voor een te beantwoorden en dat u deze vragen geclusterd beantwoordde en daarbij bijvoorbeeld de antwoorden op vragen 7 en 8 volledig wegliet en andere vragen (5, 6 en 9) slechts gedeeltelijk beantwoordde?1
Op 31 oktober heb ik uw vragen over box 3 en het EVRM beantwoord.
Begrijpt u dat ik deze vragen hierbij opnieuw stel en u verzoek ze dit keer met grote spoed en echt een voor een te beantwoorden en wel voor maandag 4 november aanstaande om 11.00 uur omdat dan het Wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 2020 begint?
Uw vragen zijn geclusterd beantwoord, omdat het antwoord op deze vragen met elkaar samenhangt. In onderstaande beantwoording voldoe ik aan dit verzoek.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om voor vaststelling van het Belastingplan 2020 vast te stellen of er naar verwachting sprake zal zijn van schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in het belastingjaar 2020 met de gekozen belastingpercentages en dat het voorkomen van een schending ver te prefereren is boven rechtsherstel achteraf?
Het in 2020 geldende stelsel is hetzelfde als het stelsel dat vanaf 2017 geldt. Vanaf toen wordt uitgegaan van een aan de omvang van het vermogen gekoppelde gemiddelde vermogensmix, waarbij de forfaitaire rendementen jaarlijks worden geactualiseerd. Sinds 2018 wordt voor het rendement over het aan het spaardeel toegerekende gedeelte van de grondslag gebruik gemaakt van actuelere cijfers en is het heffingvrije vermogen verhoogd. Hoewel het inherent is aan dit stelsel dat het vrijwel nooit exact aansluit bij het rendement van de individuele belastingplichtige, sluit het stelsel door bovengenoemde wijzigingen sinds 2017 wel beter aan op het gemiddelde werkelijke rendement. In antwoord op uw vragen hierover bij het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 2020 van 28 oktober, licht ik nader toe welke stappen dit kabinet en het vorige kabinet hebben gezet naar een betere aansluiting van de vermogensrendementsheffing bij het werkelijke rendement. Zoals bekend lopen er massaalbezwaarprocedures over de box 3-heffing in de jaren 2017 en 2018. In deze procedures neem ik het standpunt in dat de box 3-heffing die geldt vanaf 2017 op stelselniveau niet strijdig is met artikel 1 EP EVRM. Het is nu aan de rechter om hierover te oordelen.
Heeft u juridisch advies (intern of via bijvoorbeeld de landsadvocaat) gevraagd over de vraag of de voorgestelde tarieven in box 3 in 2020 naar verwachting een schending zijn van het EVRM? Zo ja, kunt u alle adviezen met de Kamer delen? Zo nee, wilt u dan alsnog een gezaghebbend advies over deze kwestie vragen en aan de Kamer voorleggen (voor 11 november)?
Het forfaitaire rendement wordt sinds 2017 op een fundamenteel andere manier bepaald dan daarvoor. Dit betekent dat het arrest van de Hoge Raad dus niet beslissend kan zijn voor de bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting voor het jaar 2017 (en later). Zoals in het antwoord op vraag 3 is vermeld, lopen er massaalbezwaarprocedures over de box 3-heffing in de jaren 2017 en 2018. In deze procedures neem ik het standpunt in dat de box 3-heffing die geldt vanaf 2017 op stelselniveau niet strijdig is met artikel 1 EP EVRM. Het is nu aan de rechter om hierover te oordelen. In verband hiermee ben ik niet voornemens hierover advies te vragen. Zoals ik in mijn brief van 31 oktober in mijn antwoord op uw vraag 3 heb vermeld zal ik wel advies inwinnen over een eventueel rechtstekort van het box 3-stelsel zoals dat gold tot 2017.
Leveren de gekozen tarieven in box 3 over 2020 naar verwachting een schending op van het eerste protocol van het EVRM? Wilt u deze zaak in heel precieze juridische bewoordingen beantwoorden, aangezien we later veelvuldig naar dit antwoord zullen verwijzen?
Zoals in het antwoord op de vragen 3 en 4 is vermeld is het in 2020 geldende stelsel hetzelfde als het stelsel dat vanaf 2017 geldt en lopen er massaalbezwaarprocedures over de box 3-heffing in de jaren 2017 en 2018. In deze procedures neem ik het standpunt in dat de box 3-heffing die geldt vanaf 2017 op stelselniveau niet strijdig is met artikel 1 EP EVRM. Het is nu aan de rechter om hierover te oordelen.
Kunt u een lijst geven van alle (interne en externe, inclusief de landsadvocaat) adviezen die sinds 2010 (mede) uitgebracht zijn over de vraag of de box 3-tarieven mogelijk een schending van het eerste protocol van het EVRM opleveren?
Zie het antwoord op vraag 7. Uiteraard vinden bij alle wetswijzigingen die na 2001 in het box 3-stelsel zijn doorgevoerd (interne) afwegingen plaats, waaronder het zoals gebruikelijk voorleggen van het voorstel van het Belastingplan 2016 aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Ook worden wetsvoorstellen getoetst aan de internationale rechtsorde. Een lijst is echter niet voorhanden.
Herinnert u zich de toezegging uit 2016 dat er wellicht meer informatie zou komen over juridische risico's en dat die dan met de Kamer gedeeld zouden worden? Is er tussen 2016 en nu meer informatie gekomen over de juridische risico’s van box 3 en kunt u al die informatie met de Kamer delen (met name ook informatie na de uitspraken van de Hoge Raad van 14 juni jl.)?
Mijn ambtsvoorganger heeft tijdens een algemeen overleg over de voortgangsrapportage «Heffing box 3 op basis van werkelijk rendement»2 inderdaad toegezegd om meer informatie te verschaffen over eventuele juridische risico’s van het box 3-stelsel zoals dat met ingang van 2017 geldt. Hij heeft deze toezegging gestand gedaan door hier in het «Keuzedocument box 3» op in te gaan.3 De conclusie op pagina 71 van dat document luidt: «Hoewel nooit kan worden uitgesloten dat de Hoge Raad in een specifiek geval oordeelt dat sprake is van een individuele buitensporige last, is gelet op het voorgaande niet te verwachten dat het systeem 2017 in het algemeen strijd op zal leveren met het recht op eigendom. Er zijn, net als bij elk forfaitair systeem grofheden, maar per saldo is het systeem realistischer geworden, beter toegesneden op de «gemiddelde» werkelijkheid en wordt het veronderstelde rendement ook nog eens jaarlijks bijgesteld. Zo heeft de wetgever uitvoering gegeven aan zijn wens om de heffing gemiddeld beter te laten aansluiten bij de werkelijkheid.» In antwoord op de aanvulling ten opzichte van de oorspronkelijke vraag 9 van de eerdere set vragen verwijs ik u tevens naar mijn antwoorden op vragen van u en mevrouw Lodders (VVD) over de uitspraak van de Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing van 4 juni 2019 waarin ik mijn reflectie heb gegeven op de uitspraak van de Hoge Raad.4
Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen voor AOW-gerechtigden |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Bent u bekend met de normen die de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hanteert voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en bent u bekend met het feit dat de maximale norm voor kwijtschelding onder de hoogte van een reguliere AOW-uitkering voor alleenstaanden valt?1 2
Deelt u de mening dat enkel een AOW-uitkering geen vetpot is en dat het voor veel ouderen moeilijk is rond te komen van alleen een AOW-uitkering, te meer omdat deze mensen geen mogelijkheid meer hebben een aanvullend pensioen op te bouwen?
Deelt u de mening dat de VNG haar leden op zijn minst de mogelijkheid moet geven om voor mensen met enkel een AOW-uitkering kwijtschelding van gemeentelijke belastingen alsnog mogelijk te maken? Zo ja, bent u bereid met hen in overleg te treden om dit te bewerkstelligen?
Hoe verhouden de andere volgens de VNG te hanteren normen voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen zich tot het sociaal minimum?
Bent u bekend met het feit dat er van gemeente tot gemeente grote verschillen bestaan in de gehanteerde normen voor kwijtschelding, iets dat tot grote verschillen in behandeling van minima leidt?
Bent u bereid om te kijken of de normen voldoende zijn en hierover in gesprek te gaan met de gemeenten?
Het verminderde recht op toeslagen als effect van de afbouw van de algemene heffingskorting |
|
Jan Jacob van Dijk (CDA), Jasper van Dijk (SP), Renske Leijten (SP) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het fenomeen dat de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner leidt tot een aanzienlijke verhoging van het brutoloon van samenwonenden en dat dit ertoe leidt dat zij ter compensatie aanvullende bijstand aanvragen en dat hiermee het recht op toeslagen in het geding komt?1
Herinnert u zich de brief van de Nationale ombudsman, d.d. 19 december 2016, waarin hij u opriep om deze en enkele andere problemen ten aanzien van de financieel kwetsbaarsten in de samenleving te adresseren?2 Is de brief die uw voorganger hierop stuurde, d.d. 4 april 2017, de definitieve reactie of komt u nog met daadwerkelijke oplossingen voor de daarin gestelde problemen?3
Kunt u bevestigen dat een gezin met een inkomen onder het sociaal minimum, uitgaande van de voorziene volledige afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner, grotere aanspraak moet maken op aanvullende bijstand om op het sociaal minimuminkomen uit te komen, dat hierdoor zo’n € 5.000 aan inkomstenbelasting extra wordt afgedragen, maar dat het reële netto-inkomen daalt doordat het recht op toeslagen zo’n € 1.600 lager uitvalt?
Hoeveel gezinnen hebben te maken met deze afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner, hebben hierom een lager recht op toeslagen en dientengevolge minder te besteden?
Hoeveel wordt op deze manier meer aan inkomstenbelasting geheven en wat is het totale verschil aan recht op toeslagen voor deze groep?
Hoe groot is de afhankelijkheid van toeslagen voor de hierboven beschreven groep mensen, uitgedrukt in percentage besteedbaar inkomen? Welke rechtvaardiging heeft u om hun recht op toeslagen op deze manier te verkleinen?
Deelt u de mening dat het stelsel van toeslagen en aanvullende bijstand op deze manier naast het rondpompen van geld tussen gemeenten en Belastingdienst vooral leidt tot zeer complexe en ondoorzichtige situaties die met name voor de financieel kwetsbaarsten enorme problemen veroorzaakt?
Komt u met een oplossing voor dit en de andere door de Nationale ombudsman reeds in 2016 aan u voorgelegde problemen? Zo ja, wanneer mogen wij dit verwachten? Zo nee, waarom berust u erin dat «verschillende belangrijke principes in de sociale zekerheid op een ongelukkige manier samenkomen»?
Is het kabinetsbeleid dat als deze principes ongelukkige effecten veroorzaken deze principes dienen te worden aangepast of mag ik er van uitgaan dat u deze omstandigheid als gewenst beschouwt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u dat het bizar is dat regelingen om armoede en schulden te voorkomen, zoals bijzondere bijstand en toeslagen, zo negatief op elkaar inwerken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Financiële overschotten op de Najaarsnota |
|
Henk Nijboer (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Hoekstra |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat het overschot van de overheid halverwege 2019 bijna 14 miljard euro bedraagt?1
Ja.
Hoe rijmt u dit financiële overschot met de grote tekorten die er zijn bij de politie, in de zorg en in het onderwijs? Deelt u de mening dat zo’n groot overschot onwenselijk is als het Rijk tegelijkertijd de mensen tekortdoet die zulk belangrijk werk doen voor ons allemaal?
Het EMU-overschot voor het jaar 2019 zoals dat is geraamd in de Miljoenennota 2020 bedraagt 10,8 miljard euro. Dit overschot is hoofdzakelijk het gevolg van incidentele conjuncturele meevallers aan de inkomstenkant. In diezelfde Miljoenennota wordt voor de jaren 2021 en verder een tekort geraamd. Net als vorige kabinetten voert dit kabinet een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat meevallers veroorzaakt door hogere belastingopbrengsten, de staatsschuld verlagen. En omgekeerd, als het minder goed gaat met de economie waardoor er minder belasting binnenkomt en er meer geld nodig is voor uitkeringen, het kabinet de staatsschuld kan laten oplopen waardoor het niet meteen hoeft te bezuinigen.
Daarbij deel ik de mening niet dat het Rijk de mensen bij de politie, in de zorg en in het onderwijs tekort doet. In het Regeerakkoord en bij de daaropvolgende budgettaire besluitvormingsmomenten heeft dit kabinet miljarden euro’s extra beschikbaar gesteld voor onder meer de politie, de zorg en het onderwijs. Zo tellen de maatregelen uit het regeerakkoord op tot 9 miljard hogere uitgaven in 2020 en 8 miljard euro in 2021. Daarnaast is in de Miljoenennota 2020 aangekondigd dat er volgend jaar naast extra middelen voor het klimaatakkoord, defensie en het toekomstbestendig pensioenstelsel ook 134 miljoen extra beschikbaar is voor de asiel- en migratieketen, 300 miljoen beschikbaar voor gemeenten om uitgaven in de jeugdzorg tijdelijk op te vangen, 41 miljoen voor bèta- en techniekopleidingen en 61 miljoen voor het aanbrengen van balans in de financiën van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Daarbij ging het in de meeste gevallen om structureel geld, waarmee dus onder meer salarissen kunnen worden betaald. Het overschot waar de vraag over gaat is zoals bekend eenmalig geld.
Hoe verhoudt dit financiële overschot zich tot de uitspraak van de premier dat hij «moet kiezen in schaarste»?2 Hoe legt u het mensen in de publieke sector uit dat er 14 miljard euro over is terwijl zij te lijden hebben onder te weinig salaris, te veel werkdruk en te weinig collega’s?
Zie antwoord op vraag 2.
Zijn er voornemens om (een deel van) het financiële overschot in te zetten voor het onderwijs, de zorg of de politie, bijvoorbeeld bij de Najaarsnota? Zo ja, deelt u de mening dat de mensen in de publieke sector behoefte hebben aan structureel extra middelen? Zo nee, waarom kiest dit kabinet voor geld afstorten in de staatsschuld als er zulke tekorten zijn bij de mensen die zulk belangrijk werk doen voor ons allemaal?
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 18 en 19 september jongstleden is door de Minister-President aan de Kamer toegezegd te verkennen of extra incidentele middelen beschikbaar gesteld kunnen worden voor het onderwijs en voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Inmiddels heeft het kabinet besloten om een deel van de onderuitputting van 2019 uit te geven aan maatschappelijke prioriteiten als onderwijs, ondermijning, de stikstofproblematiek, de rechtsbijstand en veiligheid en beschermen. In de Najaarsnota 2019 wordt het parlement verder geïnformeerd over het budgettaire beeld voor 2019. De Najaarsnota wordt uiterlijk op 1 december aan het parlement gezonden.
Klopt het dat er ten opzichte van de Miljoenennota 2019 3,3 miljard euro onderbesteding in 2019 en 2,3 miljard onderbesteding in 2020 wordt doorgeschoven naar de jaren 2022–2024? Hoe kan het dat dit kabinet pronkt met extra investeringen terwijl u minder uitgeeft dan beloofd? Deelt u de mening dat de miljarden onderbesteding moeten worden gebruikt voor wat er nu nodig is in de samenleving? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er ten opzichte van de Miljoenennota 2019 in de Miljoenennota 2020 sprake is van lagere uitgaven onder het uitgavenplafond. Ten opzichte van de Miljoenennota 2019 zijn de geraamde uitgaven onder het uitgavenplafond afgenomen met respectievelijk 3,7 en 2 miljard euro in de jaren 2019 en 2020. In de Miljoenennota 2020 is aangegeven dat de in het Regeerakkoord begrote ambitieuze investeringsplanning naar verwachting in zowel 2019 als in 2020 niet allemaal worden gerealiseerd volgens de in het Regeerakkoord opgenomen planning. Hiervoor is het kasritme van deze investeringsmiddelen aangepast. Daarbij zijn middelen geschoven uit de jaren 2019–2020 naar latere jaren. Dit gold met name voor de investeringsmiddelen voor infrastructuur en Defensie.
Dit komt ten eerste doordat het tijd kost om grote investeringen in infrastructuur en defensie op te starten, omdat dergelijke investeringsplannen zorgvuldig dienen te worden vormgegeven. Kasuitgaven zijn pas aan de orde als projecten gerealiseerd worden. Ten tweede maakt krapte in de markt, mede als gevolg van de economische conjunctuur, het lastig om projecten versneld uit te voeren. Deze middelen zullen in latere jaren alsnog tot besteding komen. Daarom heeft het kabinet de niet-bestede middelen in 2019 en 2020 via een plafondcorrectie doorgeschoven naar latere jaren. Op deze manier blijven de middelen behouden en blijven de ambities uit het regeerakkoord voor infrastructuur en defensie onverkort overeind.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk – in ieder geval voor de Najaarsnota 2019 – beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Een klik verwijderd van je schuldeisers’ |
|
Jan Middendorp (VVD), Martin Wörsdörfer (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een klik verwijderd van je schuldeisers»1 en de website schuldenwijzer.nl?
Ja.
Deelt u de mening dat schuldenwijzer.nl – een site waarop voor zowel mensen met schulden als voor schuldeisers overzichtelijk en in één oogopslag wordt weergegeven welke schulden iemand heeft – bijdraagt aan het terugdringen van de schuldenproblematiek in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u een toelichting geven?
In zijn huidige opzet informeert schuldenwijzer.nl burgers digitaal over hun persoonlijke financiële gegevens met betrekking tot beslagen voor zover die door gerechtsdeurwaarders zijn gelegd. Dat geeft burgers overzicht en inzicht. In die zin kan schuldenwijzer.nl bijdragen aan het terugdringen van de schuldproblematiek.
Welke schulden zijn wel en welke zijn niet terug te zien op de website schuldenwijzer.nl? Waarom zijn (nog) niet alle schulden terug te zien op schuldenwijzer.nl?
De versie van schuldenwijzer.nl die recent is gelanceerd maakt het bestaande digitaal beslagregister van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) toegankelijk voor burgers. Op dit moment bevat de site een overzicht van alle schulden waarvoor een beslagmaatregel door de gerechtsdeurwaarder is genomen. De inzet van de KBvG is in 2020 schuldenwijzer.nl uit te breiden, zodat burgers kunnen zien of en zo ja, voor welke schulden schuldeisers gerechtsdeurwaarders hebben ingeschakeld. Het is aan de gerechtsdeurwaarders om samenwerking met andere partijen te zoeken en te bezien welke andere uitbreidingen zinvol en haalbaar zijn.
Klopt het dat de Belastingdienst, gemeenten en waterschappen als schuldeiser hun schuldvorderingen nog niet kunnen uploaden? Zo ja, waarom niet?
Dat klopt. De Belastingdienst, gemeenten en waterschappen hebben eigen (belasting)deurwaarders in dienst en maken daarom geen gebruik van de diensten van gerechtsdeurwaarders. Schuldenwijzer.nl is een project van de KBvG en de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG) waar alle gerechtsdeurwaarders in participeren. Schuldenwijzer.nl wordt in fases ontwikkeld, waarbij de technische mogelijkheden toenemen en de kosten en baten steeds inzichtelijker worden. Het streven van KBvG en SNG is om andere (overheids)organisaties in een latere nog in te vullen fase op schuldenwijzer.nl te laten aansluiten.
Deelt u de mening dat de overheid dit initiatief als zowel schuldeiser als schuldhulpverlener moet omarmen en moet ondersteunen? Zo ja, welke stappen heeft de regering in samenwerking met de Belastingdienst, gemeenten en waterschappen reeds gezet om de aan de overheid gerelateerde schuldvorderingen in het systeem op te kunnen laten nemen? Zo nee, waarom niet?
Schuldenwijzer.nl is een relevant project voor het terugdringen van de schuldenproblematiek. Daarom heeft het Ministerie van SZW in 2019 aan SNG een subsidie voor de doorontwikkeling van Schuldenwijzer.nl toegekend, zodat schuldenwijzer.nl kan toewerken naar een sterke businesscase, waar ook anderen behalve gerechtsdeurwaarders zich bij aan kunnen sluiten. Het Ministerie van SZW bespreekt met SNG en KBvG de voortgang en ook of en zo ja, hoe overheidsorganisaties kunnen aansluiten. De gerechtsdeurwaarders werken al samen met de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK). Parallel loopt het programma «Verbreding beslagregister» in het kader waarvan overheidsorganisaties (waaronder Belastingdienst, UWV, SVB, gemeenten en waterschappen) en gerechtsdeurwaarders gezamenlijk werken aan een robuuste en toekomstbestendige digitale informatievoorziening. Over de stand van zaken is de Kamer 8 oktober jl. geïnformeerd.2
Klopt het dat de Belastingdienst het initiatief schuldenwijzer.nl steunt, maar dat door ICT-problemen de schulden nog niet op schuldenwijzer.nl geüpload kunnen worden? Zo ja, op welke manier gaat u zich inzetten om ook de schulden bij de Belastingdienst zo snel als mogelijk te kunnen uploaden op schuldenwijzer.nl? Op welke termijn verwacht u dat ook de schulden bij de Belastingdienst op schuldenwijzer.nl staan?
Het streven van KBvG en SNG is om andere (overheids)organisaties in een latere nog in te vullen fase op schuldenwijzer.nl te laten aansluiten. De Belastingdienst werkt nu aan een digitaal burgerportaal, waarin burgers een overzicht van hun schulden bij de Belastingdienst aantreffen en ook betalingsregelingen voor die schulden kunnen treffen. De Belastingdienst neemt bovendien deel aan het in het antwoord op vraag 5 genoemde programma Verbreding beslagregister.
In het genoemde artikel in Trouw wordt gesteld dat een wetswijziging noodzakelijk is om gegevensuitwisseling met en gebruik van burgerservicenummers bij de schuldenwijzer.nl mogelijk te maken; welke (juridische) knelpunten moeten worden weggenomen en wanneer kan de Kamer de wetswijziging tegemoet zien?
Overheidsorganisaties en gerechtsdeurwaarders, gebruiken burgerservicenummers bij de uitvoering van hun wettelijke taken. Gerechtsdeurwaarders gebruiken burgerservicenummers als zij opdracht hebben een rechtszaak voor te bereiden of als zij een vonnis of dwangbevel ten uitvoer moeten leggen. De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer bepaalt dat organisaties buiten de overheid het BSN alleen mogen gebruiken als zij daar bij of krachtens de wet een verwerkingsgrondslag voor hebben gekregen. De meeste schuldeisers gebruiken het burgerservicenummer niet. De vraag of er sprake is van een (juridisch) knelpunt is aan de gerechtsdeurwaarders om te signaleren bij de verdere ontwikkeling van schuldenwijzer.nl.
Kunnen deze knelpunten ten aanzien van de gemeenten worden weggenomen met de in voorbereiding zijnde wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening?
Gemeenten gebruiken burgerservicenummers bij schuldhulpverlening en wisselen informatie uit met gerechtsdeurwaarders met gebruik van burgerservicenummers. Er zijn geen aanwijzingen dat er hierbij nog knelpunten zijn.
Op welke manier worden ook knelpunten bij de Belastingdienst en de waterschappen weggenomen? Gaat de Wet digitale overheid daarbij helpen?
Omdat de Belastingdienst en de waterschappen overheidsorganisaties zijn, gebruiken zij burgerservicenummers bij de informatie-uitwisseling met bijvoorbeeld gerechtsdeurwaarders. De Wet digitale overheid beoogt geen verwerkingsgrondslag te creëren voor (semi-)overheden om het BSN te verwerken, maar sluit daar juist op aan. Het doel van de wet digitale overheid is dat burgers en bedrijven veilig en betrouwbaar kunnen inloggen bij de (semi-)overheidsorganisaties. Het verstrekken van fiscale gegevens aan derden is ingevolge de fiscale geheimhoudingsplicht een separate vraag. De Belastingdienst mag niet zomaar fiscale gegevens delen met derden, zoals de gerechtsdeurwaarders.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Herinnert u zich dat het wetsvoorstel «Wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het produceren van munten en het afschaffen van beleggingsmunten»1 op 26 september 2019 door de Tweede Kamer en op 15 oktober door de Eerste Kamer als hamerstuk is aangenomen?
Herinnert u zich dat in de nota naar aanleiding van het verslag van de «Wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het produceren van munten en het afschaffen van beleggingsmunten» staat dat «De tweede fase eind juni begint?»2 Klopt het dat de potentieel geïnteresseerden in deze fase aangeven voor welke prijs zij de opdrachten willen doen en dat naar verwachting in het najaar het contract met de winnende partij kan worden ondertekend? Kunt u een huidige stand van zaken geven over het aanbestedingstraject door De Nederlandsche Bank (DNB) van de circulatiemunten? Is de aanbesteding inmiddels afgrond? Is dit zonder problemen gegaan en is het slaan van munten voor de komende aanbestedingsperiode geborgd? Hoe lang is deze periode?
Kunt u nogmaals bevestigen dat geen beleidswijzigingen zouden plaatsvinden met de wijziging van genoemde wet (met uitzondering van de beleggingsmunt)?
Kunt u bevestigen dat «herdenkingsmunten» en «jaarsets» van belangrijke toegevoegde waarde zijn voor het onder de aandacht brengen van culturele en maatschappelijke thema’s, bijzondere jubilea en voor verzamelaars? Zo ja, kunt u bevestigen dat er geen wijzigingen plaatsvinden met betrekking tot deze munten? Zo nee, waarom niet?
Welke opdracht heeft DNB gekregen met betrekking tot de uitgifte en het op de markt brengen van herdenkingsmunten, munten voor verzamelaars, zoals bijvoorbeeld de jaarsets, en de dukaten? Zijn er nog andere munten die niet onder deze categorieën vallen? Zo ja, welke?
Kunt u aangeven hoe het aanbestedingstraject van deze munten verloopt of verlopen is? Kunt u ingaan op de aanbestedingsvoorwaarden en de proportionaliteit? Klopt het dat de aanbestedingsvoorwaarden niet voor iedereen toegankelijk zijn? Waarom niet? Deelt u de mening dat een aanbestedingsdocument voor iedereen opvraagbaar moet zijn?
Kunt u aangeven welke andere taken, dus buiten de aanbestedingsprocedure zoals in de wet is opgenomen, bij DNB zijn ondergebracht? Hoeveel fte is daarmee gemoeid? Waarom is daarvoor gekozen?
Kunt u specifiek ingaan op de afspraken over de kosten van productie, promotie en distributie van herdenkingsmunten en munten voor verzamelaars? Hoe is het aanbod in de aanbesteding tot stand gekomen? Worden ook afspraken gemaakt over de kwaliteit van de producten, dienstverlening voor de consument (invulling van de klantenservice) en verkrijgbaarheid voor iedereen, inclusief doelgroepen?
Is de aanbestedingsperiode tijdig gestart? Hoe lang duurt het voor een marktpartij om de opdracht uit te voeren en wanneer was/is de gunning voorzien? Kunt u bevestigen dat de uitgifte van herdenkingsmunten, jaarsets en dukaten niet in gevaar komt? Zo nee, waarom niet? Indien de uitgifte van deze munten in gevaar komt, kunt u aangeven wat de oorzaak daarvan is? Op welke manier gaat u dit op korte termijn herstellen?
Wat zijn de gevolgen als er zich geen marktpartijen aanbieden? Blijft de verzamelaarsmarkt in zijn huidige vorm bestaan (toegankelijke producten voor iedereen rondom maatschappelijk en cultureel belangrijke thema’s)? Hoe groot is het risico dat muntverzamelaars afhaken en dat dit cultureel erfgoed van Nederland verdwijnt in zijn huidige vorm? Hoe verwacht u dat de verzamelaarsmarkt er zonder Nederlandse herdenkingsmunten komt uit te zien? Vindt u dit wenselijk?
Op welke manier heeft DNB de aanbestedingsprocedure voorbereid? Beschikt DNB over voldoende capaciteiten en expertise om deze aanbesteding te begeleiden en te beoordelen? Zijn de randvoorwaarden in de aanbesteding van dien aard dat er redelijkerwijs geïnteresseerde munthuizen te vinden zijn?
Volgens de memorie van toelichting bij het genoemde wetsvoorstel is het munthuis dat de aanbesteding van herdenkingsmunten en munten voor verzamelaars wint (hier gaat het dus niet over de aanbesteding met betrekking tot circulatiemunten) verantwoordelijk voor het gehele proces van promotie van de munt tot en met distributie; kunt u bevestigen dat dit ook de opdracht is geweest naar DNB? Wie ziet toe op de inhoud van de inschrijving en de aanbestedingsprocedure zodat de opdracht zoals omschreven in de memorie van toelichting ook strikt wordt uitgevoerd? In welke mate is het munthuis vrij om promotie en distributie te voeren en in welke mate? Wat zijn de beperkingen van deze verantwoordelijkheid die is opgelegd door DNB? Wat vindt u hiervan?3
Hoelang duurt het voorbereidings- en ontwikkeltraject van een herdenkingsmunt en hoeveel verschillende herdenkingsmunten is DNB in 2020 voornemens te laten produceren, promoten en distribueren door de winnaar van de aanbesteding? Welke herdenkingsmunten worden in 2020 uitgegeven qua thema en wanneer worden de thema’s vastgesteld? Op welke manier bent u betrokken bij het bepalen van de thema’s? Worden de thema’s UNESCO en Nederlandse sporticonen voortgezet? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ingaan op de controles op het munthuis door DNB? Klopt het dat de Europese Centrale Bank (ECB) alle leveranciers van euromunten controleert? Op welke manier zit er overlap in deze controle of de controle tussen de ECB en DNB? Hoe wordt geborgd dat er geen dubbele taken worden uitgevoerd?
Kost het uitgeven van herdenkingsmunten geld of levert het geld op voor de schatkist? Welke mogelijkheden heeft DNB bekeken en welke keuzes zijn gemaakt? Kunt u deze keuzes toelichten?
Heeft DNB de expertise om de taak van een munthuis/-ontwerper op te nemen in de muntadviescommissie? Welk effect zal dit hebben op de kwaliteit en de haalbaarheid van de munten?
Kunt u de vragen één voor één en ruim binnen de gestelde termijn van drie weken beantwoorden?