De toegang tot abortushulpverlening ten tijden van de coronacrisis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u zich bewust van het feit dat de uitbraak van het coronavirus ervoor zorgt dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn en hiervoor abortushulpverlening willen ontvangen deze niet krijgen omdat zij noodgedwongen thuis moeten blijven?
De abortushulpverlening in Nederland gaat ook in deze omstandigheden door en is toegankelijk. Helaas geldt voor de gehele gezondheidszorg, en dus ook voor de abortuszorg, dat mensen in omstandigheden kunnen verkeren waarin de beschikbare zorg voor een individuele zorgvrager niet te bereiken is. Abortusklinieken zijn ervaren in juist die omstandigheden de best mogelijke zorg te leveren. De uitbraak van het coronavirus maakt dat niet anders.
Wel zijn er in verband met de bestrijding van het coronavirus diverse maatregelen getroffen die ook het functioneren van abortuszorg raken. Daarbij worden de adviezen van het RIVM opgevolgd. Dit betekent dat wanneer een persoon medisch noodzakelijke zorg nodig heeft of zorg die niet al te lang uitgesteld kan worden zoals bij abortus het geval is kan deze persoon zich wenden tot een zorgverlener. Wel wordt geadviseerd eerst telefonisch contact op te nemen met de zorgverlener om de specifieke situatie en daarbij passende mogelijkheden te bespreken.
Deelt u de mening dat abortushulpverlening niet stilgelegd mag worden omwille van restricties vanwege de coronacrisis, en deze zorg op een alternatieve manier moet worden verleend zolang deze restricties vrouwen limiteren in hun keuzevrijheid?
Momenteel zijn 13 (van de 14) abortusklinieken in Nederland open1. Ik sta in nauw contact met het Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Samen houden wij de situatie in de abortussector nauwlettend in de gaten zodat er, wanneer dit noodzakelijk is, direct maatregelen getroffen kunnen worden om de abortushulpverlening zo goed mogelijk door te laten gaan. Zo is recentelijk besloten dat het eerste consult met een arts, waarna de beraadtermijn gaat lopen, zo veel als mogelijk telefonisch plaats vindt, waarbij getracht wordt gebruik te maken van beeldbellen. Door deze maatregel hoeft een vrouw zich niet meer fysiek te begeven naar een kliniek om haar voornemen tot zwangerschapsafbreking te uiten. Hiermee beperken we een mogelijk besmettingsgevaar voor zowel cliënten als medewerkers.
Een andere maatregel betreft het aantal bezoekers in de klinieken. Indien een vrouw de kliniek bezoekt voor de daadwerkelijke afbreking van de zwangerschap, wordt zij verzocht alleen en zonder begeleider te komen in verband met mogelijk besmettingsgevaar. Deze handelwijze verloopt tot nu toe goed. Uit signalen van het veld blijkt dat vrouwen die de klinieken bezoeken veel begrip hebben voor deze handelwijze en dit ook waarderen.
Ondanks de coronacrisis waarin we nu verkeren, is de abortushulpverlening in Nederland ook in deze tijden beschikbaar en toegankelijk. Er is dan ook geen sprake van dat vrouwen gelimiteerd worden in hun keuzevrijheid door de opgelegde maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Uiteraard houden de abortusklinieken zich, voor de veiligheid van zowel cliënten als hun medewerkers, aan de adviezen en richtlijnen van het RIVM. Dit wordt uiteraard ook gevraagd van vrouwen die een abortuskliniek bezoeken.
Wat wordt gedaan om de kosten van abortushulpverlening tijdelijk te vergoeden voor ongedocumenteerden en buitenlandse studenten die hun inkomen kwijt zijn als gevolg van de coronacrisis, rekening houdend met het feit dat het risico op een aantrekkende werking nihil is aangezien internationaal reizen vrijwel onmogelijk is momenteel?
Voor zorg geleverd aan niet Wlz-verzekerden heeft de NZa tarieven vastgesteld, die vergelijkbaar zijn met de tarieven in de Subsidieregeling abortusklinieken. Per 1 januari 2016 is de tariefsoort van de NZa gewijzigd van een vast tarief naar een maximumtarief. Met de invoering van dit maximumtarief voor abortuszorg aan niet Wlz-verzekerden werd beoogd de abortusklinieken meer flexibiliteit te geven in de tarieven die ze aan niet Wlz-verzekerden vragen. Klinieken hebben dus de mogelijkheid om op flexibele wijze een lager tarief te kunnen toepassen, bijvoorbeeld wanneer de financiële draagkracht van een vrouw erg laag is en zij niet in staat is het (volledige) bedrag te betalen. Klinieken maken ook gebruik van deze mogelijkheid. Daarmee is de abortuszorg in Nederland ook voor niet Wlz-verzekerden voldoende financieel toegankelijk.
Bent u bereid om net als in het Verenigd Koninkrijk een noodmaatregel te nemen waarbij vrouwen en meisjes beide pillen voor een vroegtijdige medische abortus tot 10 weken thuis kunnen gebruiken, zonder dat ze eerst naar een ziekenhuis of kliniek hoeven te gaan?1 Bent u tevens in navolging van het Verenigd Koninkrijk bereid alle BIG-geregistreerde artsen de mogelijkheid te bieden beide pillen te laten voorschrijven voor vroege medische abortus tot 10 weken vanuit hun eigen huis, en dat vrouwen deze thuis kunnen laten bezorgen via een apotheek of arts zoals dat met alle andere recept-plichtige medicatie kan? Zo nee, waarom niet en welke alternatieve vorm van abortushulpverlening stelt u voor die voorkomt dat vrouwenrechten worden ingeperkt?
Ook tijdens de coronacrisis geldt de Nederlandse wet- en regelgeving. Wanneer buitengewone omstandigheden maken dat afwijking hiervan noodzakelijk is, kan dat legitiem zijn als op geen andere wijze veilige en verantwoorde zorg tot stand zou kunnen komen. In een dergelijke situatie dient de zorgverlener vooraf een risicoanalyse te maken, waarbij eventueel de juiste (veld-)partijen betrokken worden in de afweging. Wanneer het gaat om abortuszorg is het aan de betreffende abortusklinieken als de partij met de grootste deskundigheid, een dergelijke afweging te maken. De vraag hoe de zorg in een individueel geval gegeven de omstandigheden van dat geval precies geleverd moet worden en welke maatwerkoplossingen daarbij eventueel moeten worden getroffen, is een vraag die, zowel onder normale omstandigheden als in de huidige situatie waarin coronamaatregelen van kracht zijn, binnen de relatie tussen de vrouw en zorgverlener aan de orde dient te komen.
In het huidige overheidsbeleid, wetgeving en richtlijnen staat zorgvuldigheid van de besluitvorming voorop. Abortushulpverlening vraagt om een secure afweging van verschillende belangen en dient zorgvuldig, veilig en medisch verantwoord te worden uitgevoerd. Het verstrekken van medicamenten per post past niet in deze opvatting.
Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik op dit moment vanuit de Nederlandse abortussector dan wel het Nederlands Genootschap van Abortusartsen geen signalen heb ontvangen die nopen tot een aanpassing van het huidige beleid.
Het bericht ‘Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: ‘Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?’’ |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Buschauffeur Albert (60) uit Hengelo: «Hoe moeten verplegers nu naar hun werk?»»?1
Ja.
Bent u het eens dat mensen in vitale beroepen, zoals onder andere zorgverleners, schoonmakers en vakkenvullers ten allen tijde naar hun werk moeten kunnen nu zij in deze crisistijd het land draaiende houden en dat daarbij het openbaar vervoer onmisbaar is?
Het openbaar vervoer is van publiek belang en het is noodzakelijk dat in deze crisistijd het openbaar vervoer rijdt en blijft rijden. Dit is niet alleen van belang voor werknemers in de vitale beroepen, maar ook voor mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer voor zorgafspraken of mensen die niet thuis kunnen werken. De decentrale overheden, die verantwoordelijk zijn voor het regionale openbaar vervoer, kunnen het beste bepalen welk vervoeraanbod passend is voor de regio, ook onder de huidige crisisomstandigheden. Samen met de vervoerder werken zij aan passende oplossingen.
Verder merk ik op dat in de veiligheidsregio’s inmiddels noodverordeningen van kracht zijn. Deze verordeningen, zoals in Twente, kunnen bepalingen bevatten over het beperken of zelfs stil leggen van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld als niet voldaan wordt aan de eis om 1,5 meter afstand te houden. Dit altijd in overleg met de vervoerder. Ik vind dat vervoerders en reizigers binnen hun mogelijkheden er alles aan moeten doen om een dergelijke maatregel te voorkomen. Zie ook het protocol verantwoord reizen met openbaar vervoer2.
Wat vindt u ervan dat Keolis en andere vervoerders hun dienstregeling hebben aangepast waardoor arbeiders in vitale beroepen niet of minder snel op hun werk kunnen komen?
De provincie Overijssel heeft samen met de provincies Gelderland en Flevoland een samenwerkingsverband gevormd, OV Oost genaamd, dat de concessie van de drie provincies beheert. In deze provincies rijden de vervoerbedrijven Keolis, Connexxion en Arriva.
Volgens informatie van de provincie Overijssel zijn deze vervoerders, in overleg met de concessiebeheerder OV Oost, door de week overgegaan naar een zaterdagdienstregeling. Enerzijds omdat nog slechts 10% van de reizigers gebruik maakt van het openbaar vervoer. Anderzijds anticiperen de vervoerders met de aangepaste dienstregeling op een toenemend ziekteverzuim zodat er voldoende chauffeurs beschikbaar zijn om de dienstregeling betrouwbaar te kunnen blijven uitvoeren.
De vervoerders kijken – rekening houdend met mensen in vitale beroepen – extra zorgvuldig naar het begin van de dienstregeling omdat sommige lijnen met de zaterdagdienstregeling te laat zouden starten in verhouding tot de standaard dienstregeling. Voor die lijnen wordt ’s ochtends extra gereden om de mensen de mogelijkheid te bieden om met het openbaar vervoer naar hun werk te gaan. Deze aanpak wordt gemonitord en indien nodig aangepast om zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van de reizigers in de vitale beroepen.
Ook wordt vanzelfsprekend gelet op de eis dat passagiers een afstand van 1,5 meter tot elkaar moet kunnen innemen. Dit betekent dat per bus maximaal 10 mensen mee kunnen. Dit vraagt om begrip en discipline van de reizigers. Indien nodig worden extra bussen ingezet.
De vervoerbedrijven tonen maximale flexibiliteit om zo veel mogelijk aan de huidige behoefte van reizigers te voldoen. Ik heb veel waardering voor de grote inspanningen die hiervoor worden geleverd.
Bent u bereid om met vervoerders in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de dienstregeling dusdanig wordt ingericht dat arbeiders met een vitaal beroep zonder vertraging of uitval van bussen naar hun werk kunnen?
Ja, het is goed om hier alert op te blijven. Ik overleg wekelijks in het NOVB met de decentrale vervoerautoriteiten en de openbaar vervoerbedrijven over de gang van zaken in het openbaar vervoer.
Bent u het eens dat in deze onwerkelijke crisisperiode winst voor vervoerders ondergeschikt moet zijn aan het vervoeren van arbeiders met een vitaal beroep en daarmee het draaiend houden van het land?
Het openbaar vervoer wordt net als andere sectoren, hard getroffen door de crisis door het wegvallen van reizigersinkomsten. In het NOVB overleg ik met de decentrale vervoersautoriteiten en vervoerders over maatregelen waardoor de sector het hoofd boven water kan houden en kan blijven functioneren.
Vindt u dat buschauffeurs en andere arbeiders misstanden en gebreken altijd moeten kunnen melden zonder bang te moeten zijn voor een schorsing of zelfs ontslag? Zo ja, bent u bereid om dit duidelijk te maken richting vervoerders?
De vervoerders beschikken over bedrijfsreglementen met bepalingen over het melden van misstanden of over de omgang met de pers.
Ik kan niet beoordelen of de betrokken chauffeur de juiste weg heeft bewandeld. Uiteraard kan het niet zo zijn dat een werknemer die zich kritisch uitlaat over de keuzes die de werkgever maakt in het kader van de bedrijfsvoering, direct schorsing of ontslag hoeft te vrezen. De werknemer mag zich uitlaten over de bedrijfsvoering van de werkgever, zolang dit niet gebeurt op een manier die de werkgever kan schaden.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het schriftelijk overleg Openbaar vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Ja.
De effecten van de coronamaatregelen op geweld achter de voordeur |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen van Minister Schiappa in Frankrijk waar naar aanleiding van een stijging van 30 procent van het aantal meldingen over geweld achter de voordeur een noodpakket is gelanceerd met onder andere extra middelen, extra opvang en laagdrempelige meldpunten in supermarkten en apotheken?1
Acht u het wenselijk om, zoals in Frankrijk en Spanje reeds het geval is, een codewoord te introduceren voor het veilig melden van geweld achter de voordeur, bij bijvoorbeeld apotheken? Zo ja, bent u bereid hier per ommegaande in overleg met Veilig Thuis en andere ketenpartners werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat het juist in lockdown-situaties voor slachtoffers extra lastig is om geweld te melden? Zo ja, deelt u dat het wenselijk is om, zoals in Frankrijk, slachtoffers de mogelijkheid te bieden per sms melding te doen van geweld achter de voordeur?
Bent u reeds bekend met de stijging van het aantal meldingen in Brabant en Friesland? Bent u bereid om met de te verwachten verdere toename van geweld achter de voordeur gedurende deze crisis extra aandacht te besteden aan het bereiken van slachtoffers en bieden van hulp? Zo ja, hoe gaat u de hulplijn van Veilig Thuis gedurende de coronacrisis breder onder de aandacht brengen in Nederland? Zo nee, waarom niet?2 3
Bent u bekend met de oproep van Kinderombudsvrouw Kalverboer om kinderen in onveilige thuissituaties naar school te halen? Deelt u de wens dat kinderen die opvang krijgen omdat zij in onveilige thuissituaties zitten, ook op veiligheid moeten kunnen rekenen als zij ziekteverschijnselen krijgen? Kunt u toelichten hoe wordt voorkomen dat deze kwetsbare kinderen wegens ziekteverschijnselen alsnog thuis komen te zitten?4
De aanschaf van beademingsapparatuur die niet bruikbaar is op de intensive care |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat een deel van de 100 beademingsapparaten die – als eerste levering van 1.000 bestelde machines – niet bruikbaar zijn voor gebruik op de intensive care voor de behandeling van kritiek zieke patiënten met COVID-19 maar bedoeld zijn voor thuisbeademing en niet-invasieve beademing? Klopt het dat de bestelling bij Philips niet louter bestond uit de levering van V680-apparaten, feitelijk de enige machine in het Philips-assortiment die geschikt is voor gebruik op de IC voor kritiek zieke patiënten?1
Wat kunt u zeggen over de bestellingen van beademingsapparatuur die nog verwacht worden? Zijn dit apparaten die geschikt zijn bevonden voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt of bestaan deze bestellingen deels ook uit apparaten voor thuisbeademing of niet-invasieve beademing? Als dat laatste het geval is: hoeveel apparaten die nu nog verwacht worden zijn daadwerkelijk geschikt voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt?
Wat is de reden dat ziekenhuizen die acuut beademingsapparatuur nodig hebben voor de IC nu machines krijgen die niet voor de kritiek zieke IC-patiënt geschikt zijn? Waarom is gekozen voor niet IC-beademingsmachines bij deze complexe beademing van patiënten met een zeer ernstige longaandoening?
Heeft de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care vooraf geoordeeld over de kwaliteit en inzetbaarheid van alle door Philips geleverde beademingsapparatuur? Hoe luidde hun oordeel over de te leveren apparaten? Welke andere experts zijn om hun oordeel gevraagd alvorens deze machines besteld werden?
Kunt u als bijlage bij de antwoorden op deze vragen de serienummers en specificaties sturen van de beademingsapparaten die nu zijn gekocht? Kunt u daarin ook de aantallen meenemen, zowel van de apparaten die reeds geleverd zijn alsook de apparaten die nog verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ook het overzicht sturen van welke beademingsapparaten (met typenummers), in welke aantallen, naar welke ziekenhuizen zijn verstuurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat bij de geleverde apparatuur geen disposables (eenmalig gebruiksmateriaal) zijn meegeleverd zodat apparaten na gebruik bij één patiënt vervolgens niet bij een andere patiënt kunnen worden gebruikt omdat materialen ontbreken? Wat gaat u doen om dit probleem op te lossen?
Klopt het dat het bedrijf Demcon uit Enschede 500 beademingsapparaten gaat maken die geschikt zouden moeten zijn voor de kritiek zieke IC-patiënt? Op welke wijze wordt toegezien op de kwaliteit van deze apparatuur en op de inzetbaarheid op de IC’s van Nederlandse ziekenhuizen?
Hoe verklaart u dat Demcon stelt dat deze «eenvoudige» machines geschikt zouden zijn voor het gebruik bij «oudere patiënten«? Welke medische onderbouwing ligt ten grondslag aan de productie van apparatuur die specifiek op ouderen patiënten is gericht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het bericht dat vrachtwagenchauffeurs nergens meer van voorzieningen gebruik kunnen maken. |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat vrachtwagenchauffeurs nergens meer van (sanitaire) voorzieningen gebruik kunnen maken?1
Ik onderschrijf het belang van chauffeurs om hun werk op een prettige en veilige manier te kunnen uitvoeren. Het gebruik van sanitaire voorzieningen is hier een onderdeel van. Ik heb op verschillende fora opgeroepen deze beschikbaar te blijven stellen aan chauffeurs en zal dat ook blijven doen. Een voorbeeld is dat ik, samen met vertegenwoordigers van BOVAG, VERN, MKB Nederland en TLN, heb opgeroepen de chauffeurs beter te behandelen in een videoboodschap. Eerder al heb ik in diverse media dezelfde oproep gedaan. We horen dat veel bedrijven en wegrestaurants chauffeurs inmiddels binnenlaten en soms zelfs gratis koffie geven. Dat is mooi om te zien. Maar tegelijkertijd is het ook zo dat enkele bedrijven, ook na de oproep hierover, chauffeurs niet binnen laten. Het is van groot belang dat de chauffeurs met respect worden behandeld. Hiervoor blijf ik mij inzetten.
Ben u het eens dat het niet zo kan zijn dat vrachtwagenchauffeurs, die een vitaal beroep hebben, tijdens de uitvoering van dat vitale beroep geen gebruik kunnen maken van essentiële en basale voorzieningen als een toilet en stromend water? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daar ben ik het mee eens. Chauffeurs moeten tijdens hun werk minimaal van sanitaire voorzieningen gebruik kunnen maken en onderweg iets te eten kunnen halen, niet alleen in Nederland maar in heel Europa. Naast eerder genoemde acties in Nederland, maak ik mij ook in Europees verband hard voor naleving van de door de Europese Commissie opgestelde Richtsnoeren over de zgn. «Green Lanes». Hierin is afgesproken dat niet alleen brandstofvoorziening, maar ook de shops en toiletten langs het hoofdwegennet voor chauffeurs in heel Europa beschikbaar blijven. Dit benadruk ik ook binnen de Transport Raad en dit zal ik blijven doen.
Bent u bereid een beroep te doen op distributiecentra, tankstations en wegrestaurants om hun sanitaire voorzieningen voor vrachtwagenchauffeurs beschikbaar te stellen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om met onder andere vakbonden in gesprek te gaan om van hen te horen hoe het ontbreken van voorzieningen, en eventueel andere problemen waar vrachtwagenchauffeurs tegenaan lopen, opgelost kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De afgelopen weken heb ik intensief en constructief gesproken met verschillende vertegenwoordigers van de sector wegvervoer. En dat blijf ik ook de komende tijd doen. Vrijwel dagelijks zijn er ook op ambtelijk niveau contacten tussen diverse partijen, zoals vakbonden en werkgeversorganisaties. In deze gesprekken komen de arbeidsomstandigheden van de chauffeurs steeds aan de orde en zoeken wij gezamenlijk naar de beste oplossing.
Welke beschermingsmaatregelen kunnen vrachtwagenchauffeurs nemen of zouden hen aangeboden moeten worden zodat zij hun werk volgens de coronamaatregelen kunnen doen en er tevens voorzien wordt in basale voorzieningen? En welke rol ziet u daarbij voor uw ministerie of het kabinet?
Het is belangrijk dat chauffeurs veilig hun werk kunnen doen. Dit is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van hun werkgevers. Wanneer het ministerie daar een bijdrage aan kan leveren, zet ik mij daarvoor in.
Kunt u, gelet op de urgentie van dit probleem, deze vragen per ommegaande maar uiterlijk 10 april aanstaande beantwoorden?
Helaas niet. De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het jaarverslag van de Kiesraad over 2019 |
|
Harry van der Molen (CDA), Jan Middendorp (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het jaarverslag van de Kiesraad over 2019, dat op 9 maart 2020 is verschenen?1
Ja.
Herinnert u zich de motie Van der Molen/Middendorp (TK 35 300 VII, nr. 23) over een nieuw digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag?
Ja.
Is het waar dat een bedrag van € 897.000,= is toegevoegd aan het budget van de Kiesraad ten behoeve van de ontwikkeling van een geheel nieuwe versie van de ondersteunende software verkiezingen (OSV) waarvan de Kiesraad in zijn jaarverslag (blz. 48) melding maakt?
Het bedrag waar de Kiesraad in zijn jaarverslag melding van maakt (€ 897.000) is het saldo van alle middelen die in 2019 (bij 1e suppletoire begroting en 2e suppletoire begroting2) zijn toegevoegd aan de begroting van de Kiesraad. Dit is ook inclusief de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling en de eindejaarsmarge. Onderdeel van deze totaalsom is ook een bijdrage van BZK van ruim € 800.000.
Dit betreft de eerste bijdrage in de kosten van de nieuwe versie van de ondersteunende software verkiezingen (OSV) die wordt ontwikkeld voor de komende verkiezingen.
De ophoging van de begroting bij 2e suppletoire begroting met € 693.000 is het saldo van de middelen die door BZK zijn overgeheveld en een verrekening binnen het begrotingshoofdstuk IIB.
Herinnert u zich dat bij de tweede suppletoire begroting (TK 35 350 IIB) een bedrag van € 693.000,= aan het budget van de Kiesraad is toegevoegd voor de nieuwe versie van de ondersteunende software? Kunt u aangeven waardoor het verschil kan worden verklaard tussen het bedrag in het jaarverslag (€ 897.000,=) en het genoemde bedrag in de tweede suppletoire begroting?
Zie antwoord vraag 3.
Nu in de memorie van toelichting bij de begroting voor 2019 (TK 35 000 IIB, nr. 3, blz. 25) wordt aangegeven dat het vervangen van de huidige ondersteunende software door een geheel nieuwe versie van de software (vervanging OSV) bestaat uit een proces van advisering, ontwikkeling, toetsing en beoordeling, dient zich de vraag aan: zijn al deze onderdelen in 2019 afgerond?
In de memorie van toelichting bij de begroting 2019 is door de Kiesraad gemeld dat er belangrijke aanpassingen op het punt van de verkiezingssoftware waren voorzien (advisering, ontwikkeling, toetsing, beoordeling). Dat betrof aanpassingen in OSV voor de verkiezingen die in 2019 zijn gehouden en de testen/toetsing die de Kiesraad daarvoor heeft (laten) uitvoeren. Dat werk is in 2019 afgerond.
Bestaat de vervanging van de huidige ondersteunende software uit het «repareren» van vastgestelde tekortkomingen in de software of is er sprake van de aanschaf van een geheel nieuw softwarepakket? Aan wie en op welke wijze is de opdracht tot vervanging gegund? Bestaat de vervangende software uit dezelfde functionaliteiten als het ondersteunen en controleren van de kandidaatstelling, het vaststellen van de uitslag en het bepalen van de zetelverdeling?
Voor komende verkiezingen wordt een nieuwe versie gemaakt van de programmatuur die de Kiesraad al in gebruik had. De programmatuur van de Kiesraad is gebaseerd op programmatuur dat voor de Duitse overheid, in casu het Statisches Bundesambt, is ontwikkeld en waarvan de Kiesraad van de betreffende autoriteiten in 2009et gebruiksrecht heeft gekregen. Dat gebruiksrecht houdt ook in dat de Kiesraad gebruik kan maken van doorontwikkelingen die de Duitse overheid op de programmatuur heeft laten plaatsvinden. Daar wordt voor de nieuwe versie van de ondersteunende software gebruik van gemaakt. De nieuwe versie van de programmatuur kent net als de huidige versie modules voor de kandidaatstelling en modules voor de uitslagberekening.
Herinnert u zich dat bij de tweede suppletoire begroting 2019 met betrekking tot «vervanging OSV» is aangegeven: «Voor deze nieuwe versie en het beheer daarvan is een meerjarige verplichting aangegaan.»? Kunt u aangeven wat de reden is dat een meerjarige verplichting is aangegaan wanneer op korte termijn een nieuw digitaal hulpmiddel zal worden aanbesteed?
De reden is dat de betaling van de ontwikkeling van de nieuwe versie voor een deel in 2019 (bij het geven van de opdracht) en voor een deel in 2020/2021 (bij oplevering en acceptatie) plaatsvindt.
Kunt u aangeven wat het verschil tussen «vervanging OSV» zal zijn en het nieuwe digitale hulpmiddel? Welke aanvullende functionaliteiten of (veiligheids)waarborgen zal het nieuwe digitale hulpmiddel bevatten? Zijn deze taken ook uit te voeren met de «vervanging OSV»-software? Zo ja, op grond waarvan zal dan tot aanbesteding van een nieuw digitaal hulpmiddel overgegaan moeten worden? Op welke datum verwacht u tot aanbesteding te kunnen overgaan?
De Kiesraad is de eigenaar van OSV en daarmee ook de opdrachtgever voor het onderhoud van OSV. De Kiesraad heeft in het najaar van 2019 aan de leverancier die OSV onderhoudt opdracht gegeven om voor de komende verkiezingen een nieuwe versie van OSV op te leveren. Die opdracht heeft tot doel de eerder onderkende kwetsbaarheden in die programmatuur op te lossen. Zodra de leverancier de nieuwe versie oplevert zal de Kiesraad (acceptatie)testen laten uitvoeren om te controleren dat daadwerkelijk de kwetsbaarheden zijn opgelost.
De programmatuur voor het optellen van de stemmen en het berekenen van de zetelverdeling, in casu OSV, is één element van het digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag. De andere elementen zijn de computers om de programmatuur te gebruiken, de technische infrastructuur waar de computers gebruik van maken en de procedures/processen die moeten worden toegepast. In de brief van 12 december 20193 is aangegeven dat ook voor deze elementen wordt gekeken waar verbeteringen mogelijk zijn, om ook daar eerder geconstateerde kwetsbaarheden in te verminderen. Mijn planning is erop gericht om de Tweede Kamer daar voor het zomerreces van 2020 nader over te informeren, onder meer over het moment van aanbesteding.
Herinnert u zich dat op 14 maart 2019 de rapportage van het Beveiligingsonderzoek OSV door de Kiesraad is gepubliceerd? Kunt u aangeven wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen in de rapportage (par. 3.2)? Kunt u aangeven op welke wijze deze aanbevelingen zijn betrokken bij de totstandkoming van «vervanging OSV»? Zijn de in het rapport aangegeven risico’s (4.1 risicomatrix en 4.2 hertest bestaande bevindingen) inmiddels ondervangen?
Zie antwoord vraag 8.
De repatriëring van Nederlanders in het buitenland |
|
Martijn van Helvert (CDA), Henk Krol (50PLUS), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Lilianne Ploumen (PvdA), Wybren van Haga (Lid-Haga), Raymond de Roon (PVV), Thierry Baudet (FVD), Bram van Ojik (GL), Femke Merel Arissen (PvdT), Sadet Karabulut (SP), Tunahan Kuzu (DENK), Kees van der Staaij (SGP), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Hoeveel Nederlanders zitten er volgens de tot u beschikbare informatie nog vast in het buitenland zonder dat zij op dit moment naar huis kunnen vliegen?
Op 8 april jl. is de registratie voor Bijzondere Bijstand Buitenland gesloten (ref. Kamerstuk 32 734, nr. 462). Alle aandacht gaat op dit moment uit naar het organiseren van de veilige thuiskomst van de resterende gestrande reizigers. Op het moment van sluiten van de registratie hadden zich in totaal ruim 25.000 gestrande Nederlandse reizigers geregistreerd.
Van de geregistreerde Nederlandse burgers zijn er circa 5.375 met 32 speciale vluchten – uitgevoerd in het kader van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» – naar huis gebracht. Circa 10.000 geregistreerde reizigers wisten daarnaast, vaak met advies en ondersteuning van Buitenlandse Zaken, op andere wijze huiswaarts te keren of geven aan om andere redenen niet langer gebruik te willen of hoeven maken van Bijzondere Bijstand Buitenland. Op moment van schrijven staan nog circa 8.000 Nederlanders geregistreerd die hebben aangegeven bijstand te wensen bij terugkeer naar Nederland behoeven. Een deel van deze 8.000 Nederlanders verblijft overigens in landen van waaruit commercieel nog kan worden gevlogen. De speciale vluchten uitgevoerd in het kader van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» richten zich op gestrande Nederlandse reizigers die geen beroep kunnen doen op een reisorganisatie of luchtvaartmaatschappij.
Hoeveel Nederlanders die zich op dit moment ingeschreven hebben op www.bijzonderebijstandbuitenland.nl bevinden zich nu nog in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat van de grote groep Nederlanders die tegen hun wil nog vastzitten in het buitenland, een aanzienlijk deel al meerdere malen tickets terug naar Nederland heeft gekocht zonder dat zij uiteindelijk van een vlucht gebruik konden maken, noch dat zij de kosten hiervan terugkrijgen?
Ik ben bekend met deze situatie. De coronacrisis brengt voor veel Nederlanders in binnen- en buitenland onzekerheden, vragen en problemen mee. Daar is veel begrip voor. Met de grootst mogelijke inspanning van personeel in Nederland en het buitenland, en in nauwe samenwerking met o.a. organisaties uit de reissector, verzekeraars, luchtvaartmaatschappijen wordt eraan gewerkt om gestrande Nederlandse reizigers in het buitenland te helpen zo snel mogelijk terug te keren naar Nederland.
Bent u ermee bekend dat van de grote groep Nederlanders die tegen hun wil nog vastzitten in het buitenland, een aanzienlijk deel gedwongen is tot hoge extra kosten voor verblijf, levensonderhoud, en bijvoorbeeld telefoonkosten voor contact met het thuisfront?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt de Nederlandse financiële regeling zich tot de regelingen van andere EU-landen voor repatriëring, zoals Duitsland, waarbij enkel de in de consulaire wet bepaalde kosten gedragen hoeven te worden door de reiziger?
De Nederlandse aanpak lijkt op de aanpak van een groot aantal andere EU-lidstaten en andere buitenlandse partners. Tot nu toe hebben – naast Nederland – verscheidene EU-lidstaten en het Verenigd Koninkrijk nationale repatriëringsvluchten aangemeld bij het Europees Civiel Beschermingsmechanisme (UCPM). De praktische vormgeving van die repatriëringsvluchten verschilt per lidstaat, vooral wat betreft de samenwerking met de private sector. In enkele EU-lidstaten worden ook vluchten bij een nationale luchtvaartmaatschappij gecharterd door de overheid.
Net als veel andere landen heeft Nederland er met het Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland voor gekozen om in te zetten op het maximaal samenwerken met actoren uit de private sector (reisorganisaties, luchtvaartmaatschappijen, alarmcentrales, verzekeraars) bij een zelfstandige uitvoer van de vluchten. Op deze wijze legt Nederland een belangrijke focus op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, meer dan in andere landen het geval is.
Het Verenigd Koninkrijk kent een systeem vergelijkbaar met Nederland, dat uit gaat van repatriëringsvluchten vanuit moeilijk bereikbare landen in aanvulling op reguliere commerciële vluchten. Voor deze repatriëringsvluchten wordt net als in Nederland een eigen bijdrage gerekend, bedoeld om de kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren.
Voor de volledigheid bevestig ik daarbij nogmaals dat de eigen bijdrage niet voldoende zal zijn om alle kosten van de veilige terugkeer te dekken. Gestrande reizigers leveren op die wijze een financiële bijdrage aan de daadwerkelijke kosten, die hoger zullen liggen.
Bent u het ermee eens dat het veilig terugkrijgen van deze groep Nederlanders de allerhoogste prioriteit moet hebben?
Ja. Het snel, veilig en gezond terughalen van Nederlandse reizigers uit het buitenland heeft de hoogste prioriteit. Wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Daarom is ook niet gekozen voor een betaling vooraf, maar om de bijdrage achteraf te verrekenen. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat het een complexe en unieke operatie gaat: het betreft hier ongekend grote aantallen reizigers en voor een succesvolle repatriëringsvlucht zijn we ook afhankelijk van de medewerking van de lokale autoriteiten. In sommige gevallen zal het niet mogelijk zijn om op korte termijn een veilige terugkeer naar Nederland te organiseren.
Bent u het ermee eens dat individuele financiële overwegingen of kosten geen obstakel voor repatriëring mogen zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om Jordanië, Israël, Libanon en de Palestijnse Gebieden toe te voegen aan de lijst waarvoor het tarief van 300 euro geldt?
Ik ben bereid welwillend te kijken naar het verzoek om Jordanië, Israël, Libanon en de Palestijnse Gebieden toe te voegen aan de lijst waarvoor het tarief van 300 euro geldt.
Bent u bereid om een coulance-regeling te treffen voor bepaalde gevallen, bijvoorbeeld voor mensen die al hoge kosten hebben gemaakt voor verlengd verblijf, voor de aankoop van tickets die uiteindelijk geen heil boden, of voor mensen die in financiële problemen komen door de gevraagde bijdrage? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse consulaire bijstand gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid van Nederlandse reizigers. Dit uitgangspunt is herhaaldelijk met uw Kamer besproken in de debatten naar aanleiding van de jaarlijkse «Staat van het Consulaire». Dit geldt ook in de huidige situatie als het gaat om de verantwoordelijkheid van reizigers om voor hun reis en onderdak te zorgen en waar mogelijk zelfstandig hun terugkeer te organiseren via commercieel beschikbare vluchten.
Om reizigers bij te staan in het maken van een geïnformeerde afweging over hun reis, publiceert het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor elk land een reisadvies. Reeds op 17 maart jl. werd reizigers wereldwijd aangeraden alleen nog naar het buitenland te reizen indien strikt noodzakelijk, en wanneer zij reeds in het buitenland waren, om na te gaan of verblijf in het buitenland noodzakelijk was en of er mogelijkheden tot vertrek waren.
Toen bleek dat reizen vanuit sommige locaties niet langer mogelijk was, is het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland opgezet om in deze uitzonderlijke omstandigheden gestrande reizigers te helpen die vastzitten in landen waar langs commerciële weg geen terugvlucht meer mogelijk is. Ik heb uiteraard begrip voor de onderliggende zorgen, wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Dat is ook de reden waarom niet is gekozen voor betaling vooraf, maar om bijdrage achteraf te verrekenen. Een dergelijke eigen bijdrage is logisch en passend omdat op deze wijze Nederlandse reizigers worden bijgestaan, het gelijkheidsbeginsel wordt toegepast, prudent met publieke middelen wordt omgegaan en eventueel misbruik waar mogelijk wordt tegengegaan. De verplichte bijdrage zal worden benut om de totale kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren en op deze manier zo veel mogelijk gestrande Nederlandse reizigers te kunnen helpen door de gezamenlijke inspanningen in het kader van de uitvoering van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» met de alarmcentrales, de reisbranche, luchtvaartmaatschappijen, verzekeraars en de rijksoverheid.
Daarnaast zijn er serieuze gevolgen voor de overheidsfinanciën die voortkomen uit de ontwikkelingen rondom het Corona-virus, ook voor Buitenlandse Zaken en voor Consulaire zaken. In het licht van de eigen verantwoordelijkheid en de negatieve impact op de Rijksbegroting acht ik een coulanceregeling niet opportuun. Wel is voorzien in een zorgvuldig betaalsysteem, waarbij betalingsregelingen en gespreide verrekening mogelijk worden gemaakt.
COVID-19 patiënten aan boord van vluchten uit coronabrandhaard New York. |
|
Henk Krol (50PLUS), Kees van der Staaij (SGP), Thierry Baudet (FVD), Femke Merel Arissen (PvdT), Geert Wilders (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Geen extra check op Schiphol voor passagiers uit New York»?1
Kent u het bericht «KLM wil koortsmeting voor passagiers»?2
Kunt u uitleggen waarom tot op heden de passagiers die aankomen op Schiphol na een vlucht vanuit de Amerikaanse staat New York, dat hard getroffen is door de uitbraak van het coronavirus, niet extra worden gecontroleerd wanneer zij voet zetten op Nederlandse bodem?
Kunt u uitleggen waarom tot op heden de temperatuur van passagiers niet gemeten wordt en evenmin gevraagd wordt of zij (milde) klachten hebben?
Klopt het dat de keuze om temperatuurcontrole uit te voeren bij passagiers, zowel voor vertrekkende als aankomende passagiers, aan de vliegtuigmaatschappijen zelf is of wordt dat beleid door de overheid bepaald zoals een woordvoerder van Schiphol aan RTL Nieuws verklaarde?
Waarom neemt de Nederlandse overheid hier niet de regie, in de strijd tegen het coronavirus?
Begrijpt u de zorgen die de Vereniging Nederlands Cabinepersoneel (VNC) geuit heeft over het blijven doorvliegen op New York? Zo ja, wilt u New York toevoegen aan de lijst van risicogebieden waarvoor een landingsverbod geldt? Zo nee, hoe kunt u die keuze uitleggen gezien de COVID-19 brandhaard in New York?
Deelt u de mening van het VNC dat het onverantwoord is dat deze bestemming nu nog zeven dagen per week wordt aangevlogen? Zo ja, welke maatregelen verbindt u hieraan? Zo nee, staat u in voor de gezondheidsrisico’s die u hiermee neemt voor zowel cabinepersoneel, passagiers en de mensen in Nederland met wie coronapatiënten van deze vluchten in aanraking komen?
Bent u zich bewust van het gevaar van asymptomatische COVID-19 besmettingen tijdens vluchten, gezien het feit dat mensen op dat moment nog niet weten dat zij besmettelijk zijn voor anderen doordat zij zelf (nog) geen (lichte) klachten hebben?
Indien u zich bewust bent van het risico van asymptomatische COVID-19 besmettingen, hoe beoordeelt u de volgende uitleg van een woordvoerder van het RIVM aan RTL Nieuws: «Het hele maatregelenpakket zoals we dat hebben, gaat ervan uit dat mensen met klachten thuisblijven. Dat geldt ook voor mensen die komen uit New York. Er is ook geen aanvullend advies: het geldt dat iedereen met de lichtste klachten binnen moet blijven.»?
Hoe kunt u verklaren dat een woordvoerder van het RIVM stelt dat pas na aankomst in Nederland de passagiers van vluchten uit New York zich dienen te houden aan de voorschriften van het RIVM, zoals 1,5 meter afstand houden en niet met meer dan drie mensen samenscholen, terwijl deze passagiers aan boord waren van een Nederlands vliegtuig dat in juridische termen kan worden gezien als een verlengstuk van de staat waarover Nederland rechtsmacht heeft en zodoende de afgekondigde coronamaatregelen ook in het vliegtuig kunnen gelden als Nederland dat wil?
Waarom verbiedt u geen vluchten van vliegtuigmaatschappijen die niet kunnen of niet willen voldoen aan de door Nederland ingestelde coronamaatregelen ter bescherming van cabinepersoneel, passagiers en de mensen in Nederland met wie coronapatiënten van deze vluchten in aanraking komen?
Hoe kunt u verklaren dat KLM beweert dat met alle genomen maatregelen, zoals het dragen van mondkapjes en handschoenen door het cabinepersoneel, sprake is van een «veilige vluchtuitvoering», terwijl de heer Van Dissel (RIVM) tijdens de verschillende technische briefings in de Tweede Kamer meermaals betoogde dat het dragen van mondkapjes voor burgers niet helpt om besmetting met COVID-19 te voorkomen?
Bent u het met de stellingname van KLM eens dat er sprake is van een «veilige vluchtuitvoering» vanwege het dragen van mondkapjes en handschoenen door het cabinepersoneel, terwijl tegelijkertijd passagiers volledig onbeschermd dicht op elkaar zitten en de vluchten niet voldoen aan de afgekondigde coronamaatregelen? Zo nee, wat gaat u doen om de mensen beter te (laten) beschermen tegen besmetting met COVID-19?
Wilt u de passagierslijsten bewaren van elke vlucht die sinds 29 maart j.l. vanuit New York is aangekomen in Nederland?
Wilt u op 7 april deze passagierslijsten controleren op mensen die positief bevonden zijn voor COVID-19?
Hoeveel mensen, die in die negen dagen vanuit New York naar Nederland gevlogen zijn, zijn positief bevonden voor COVID-19?
Zijn al deze positief bevonden passagiers in quarantaine geweest vanaf het moment van landen tot het moment van testen en kunt u hier (geanonimiseerde) gegevens over openbaar maken?
Hoeveel van deze positief bevonden passagiers hebben een ziekenhuis- of IC-bed nodig of nodig gehad?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en, vanwege vragen 15 tot en met 19, op 8 april 2020 beantwoorden?
Het bericht ‘Ministerie hield zorgen over Omgevingswet achter’ |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het Ministerie van BZK een ambtelijke noodkreet over het niet goed werken van de Omgevingswet bij invoering in januari 2021 en de te verwachten chaos en versnippering in de besluitvorming heeft achtergehouden?1
Het NRC-artikel refereert aan een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden geanalyseerd.
In mijn voortgangsbrief van november 2019 is al beschreven dat het streven was om voor deze zomer van 2020 definitief met uw kamer te bepalen of inwerkingtreding per 1 januari 2021 haalbaar was.3
Zoals vermeld in die voortgangsbrief lag er voor de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard en de aanpassing van software door lokale overheden eind vorig jaar al een stevige uitdaging. De planning werd haalbaar geschat maar was niet ruim bemeten. De rek was er eind vorig jaar al uit. Dit vormde mede de aanleiding om een Quick Scan te initiëren om de samenwerking tussen onderdelen die aan de STOP-TPOD standaard werken te verbeteren. De acties die naar aanleiding van deze Quick Scan genomen zijn gaven het vertrouwen dat 1 januari 2021 in beeld bleef.
In de diverse debatten in januari over de Invoeringswet en de aanvullingswetgeving in februari heb ik steeds benadrukt dat die debatten over de wetgeving die voorlag gingen en dat we aparte te spreken kwamen over de inwerkingtredingsdatum. Wat die datum zou worden, zou voor de zomer aan de hand van de voortgang van de implementatie worden bepaald.
Ik ben niet bereid de Quick scan met uw Kamer te delen. Ik sluit aan bij de kabinetsbrede lijn rondom het openbaar maken van documenten naar aanleiding van de moties Omtzigt. Het kabinet heeft de aangenomen moties – Omtzigt met betrekking tot artikel 68 Grondwet nog in beraad, in afwachting van het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid. Na publicatie van dit advies zendt het kabinet uw Kamer een nadere kabinetsreactie.
Het gaat hier om een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden geanalyseerd. De STOP-TPOD standaard is een belangrijke bouwsteen voor het digitale stelsel. Deze Quick Scan is in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd, omdat er eerder vertragingen in de oplevering van deze standaard waren geconstateerd, waarover ik beide Kamers ook heb geïnformeerd.
De Quick scan had tot doel om alle aspecten – inhoud en proces – van het werken aan de STOP-TPOD standaard onder de loep te nemen. Dit om te voorkomen dat er verdere vertraging bij de oplevering van de standaard zou ontstaan door een herhaling van eerdere problemen.
De Quick scan is vervolgens met betrokkenen gedeeld en gebruikt om binnen de interne werkprocessen tot noodzakelijke verbetering te komen.
Ik ben wel graag bereid u te beschrijven welke conclusies en aanbevelingen de scan bevat en hoe ik daarmee ben omgegaan. Het ging dus om de analyse op het ontwikkelen van de publicatie STOP-TPOD standaard en de Landelijke voorziening voor bekend maken en beschikbaar stellen van documenten (LVBB). Deze twee voorzieningen worden gebruikt door het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en zijn van belang voor de werking van dat stelsel.
In de Quick scan werd geconcludeerd dat:
In de Quick scan werden de volgende aanbevelingen gedaan:
De aanbevolen inhoudelijke vereenvoudiging is bereikt door complexiteit van ontwerpeisen op het gebied van mutaties, geografische informatieobjecten, synchroniciteit en validaties te beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om de Omgevingswet inwerking te kunnen laten treden en de realisatie ervan te faseren. Het door de auteur aanbevolen in stand houden van de uitzonderingspositie in de Bekendmakingswet is onderzocht en niet overgenomen. Deze aanbeveling zou in dit stadium de haalbaarheid van de planning eerder bemoeilijken dan versnellen en daarnaast een aantal voordelen van het DSO ten opzichte van het huidige situatie te niet doen.
De aanbevelingen uit de Quick scan om de samenwerking en werkprocessen te verbeteren zijn ook ter harte genomen. Medio januari 2020 zijn er betere afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de verschillende onderdelen binnen mijn ministerie en relevante externe partners. Deze samenwerkingsafspraken hebben geleid tot een gedeeld eindbeeld van het bij inwerkintreding op te leveren resultaat in de planketen, een aangescherpte verdeling van de verantwoordelijkheden en procesafspraken om tot effectievere ketensamenwerking te komen. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in een gezamenlijke en samenhangende roadmap. Ook zijn inmiddels de noodzakelijke stappen gezet om het beheer van het LVBB en de STOP-TPOD standaard binnen mijn ministerie structureel te beleggen.
De verbeterde samenwerking heeft er onder meer in geresulteerd dat de STOP-TPOD standaard 1.0 op 3 april 2020 is opgeleverd en gepubliceerd. Het is nu van belang dat de leveranciers en de bevoegde gezagen op basis van deze standaard aan de gang kunnen met ontwikkeling van de lokale software van de planketen. De stappen die sinds januari zijn gezet om de planketen te stabiliseren, zijn betrokken bij de Gateway review, waarvan de resultaten4 op 1 april jongstleden met uw Kamer zijn gedeeld.
Klopt het dat een ambtelijke noodkreet niet is gedeeld met de Eerste Kamer bij de behandeling van de Omgevingswet in februari?
Zie antwoord vraag 1.
Wat was daarvan de reden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze inventarisatie van de problemen openbaar te maken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de mening van softwareleveranciers dat een fatsoenlijke invoering van de Omgevingswet in 2021 onhaalbaar is?
De softwareleveranciers zijn partners in het bouwen van het DSO, dat immers uit lokale plan-, vergunningen- en regelsoftware bestaat en een centrale motor, het DSO-landelijke voorziening.
Kortheidshalve wordt verwezen naar de brief van 1 april 20205, waarin uiteen is gezet dat de mening van softwareleveranciers betrokken is in de overweging om tot uitstel over te gaan.
Het is hierbij van belang zowel recht te doen aan het vele werk dat al is verricht. De partijen die al ver gevorderd zijn, moeten in staat worden gesteld aan de slag te gaan en tevens moeten partijen die achterop zijn geraakt gelegenheid krijgen om achterstanden in te lopen. In overleg met de bestuurlijke partners wordt bekeken wat hierin haalbaar is en wat de situatie en behoefte per keten is.
Niet alle bevoegde overheden hoeven immers op alle ketens van het DSO aan te sluiten. Zo zullen omgevingsdiensten bijvoorbeeld vanwege de aard van hun werk vaak kunnen volstaan met een aansluiting op de vergunningenketen.
Bovendien hebben niet alle bevoegde overheden dezelfde planning. Provincies zullen bijvoorbeeld al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hun omgevingsverordeningen bekend maken. Zij moeten dus eerder succesvol zijn aangesloten op de publicatieketen dan gemeenten en waterschappen. Dit komt doordat voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening overgangsrecht van toepassing is. Daar komt bij dat overheden voor de verschillende ketens van het DSO (bekend maken van omgevingswetbesluiten, ontvangen van vergunningaanvragen en meldingen en het maken en uploaden van vragenbomen) door verschillende softwareleveranciers worden bijgestaan, die ieder ook hun eigen planning hanteren. Dit alles maakt een «gedifferentieerde aanpak» noodzakelijk, die is toegesneden op de behoeften van bevoegde overheden en softwareleveranciers.
Bent u de bereid de invoering van de Omgevingswet uit te stellen totdat alle problemen rondom de invoering van de Omgevingswet zijn opgelost? Zo neen, waarom niet?
Op 1 april jongstleden is aangekondigd dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal worden uitgesteld. De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen.
Het bericht 'Klimaatwet Timmermans onderuitgehaald'. |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klimaatwet Timmermans onderuitgehaald»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het oordeel van de juridische dienst van het Europees parlement dat de plannen van EU-klimaatpaus Timmermans niet in lijn zijn met het EU-verdrag?
In het bovengenoemde bericht wordt aangegeven dat de juridische dienst van het Europees parlement het delegeren van juridische bevoegdheden als onrechtmatig beschouwt wanneer dit raakt aan essentiële elementen van de wetgeving. In het recent verschenen BNC-fiche Verordening Europese klimaatwet (Kamerstuk 22 112, nr. 2860) geeft het kabinet haar appreciatie van het voorstel. Specifiek op dit punt stelt het kabinet in het BNC-fiche dat het vaststellen van het optimale traject tussen 2030 en 2050 als essentieel element van de wet wordt gezien en daarom pleit het kabinet dat het traject tussen 2030 en 2050 niet als gedelegeerde handeling dient te kunnen worden vastgelegd. Nederland staat in deze positie niet alleen: verscheidene lidstaten hebben in eerste schriftelijke commentaren op het voorstel van de Commissie al aangegeven niet in te willen stemmen met de opname van gedelegeerde handelingen in de verordening.
Deelt u de mening dat dit pijnlijk blootlegt hoe de klimaathysterici, waaronder de heer Timmermans, hun klimaatwaanzin – desnoods op illegale wijze – door willen drukken?
Nee, deze mening deel ik niet. Het feit dat het kabinet zich niet kan vinden in een specifiek element van het voorstel van de Commissie betekent niet dat klimaatverandering niet voortvarend aangepakt moet worden.
Deelt u de conclusie dat het onaanvaardbaar en, zoals nu blijkt, zelfs onrechtmatig is dat de Europese Commissie elke vijf jaar eigenstandig de klimaatdoelen wil kunnen aanpassen en aanscherpen? Deelt u de conclusie dat er – opnieuw – veel te veel macht bij de Europese Commissie komt te liggen?
Zoals beschreven in het BNC-fiche ben ik kritisch over de keuze van de Commissie voor gedelegeerde handelingen en ik zie dit niet als de juridisch meest geschikte keuze. Een dergelijke delegatie is immers niet toegestaan (artikel 290 van het VWEU) als het gaat om een vaststelling van een essentieel onderdeel van de verordening.
Hoe kijkt u thans terug op uw aanvankelijke enthousiasme over de EU-klimaatplannen en uw uitspraak «dat het goed is dat lidstaten gewaarschuwd worden als zij zich niet aan de afspraken houden?» Bent u ertoe bereid uw woorden terug te nemen?
Nee. Het is een goede zaak dat als we in de EU onderling afspraken maken om doelen te halen dan is het logisch dat de Europese Commissie de voortgang monitort en lidstaten aanspreekt als zij hier in achter lopen. Het is immers ook in ons belang dat andere lidstaten, net als Nederland, de afspraken om broeikasgasreducties-doelen te realiseren nakomen.
Bent u ertoe bereid nooit of te nimmer in te stemmen met de rampzalige plannen van EU-klimaatpaus Timmermans en hier geen cent aan bij te dragen? Deelt u de mening dat Nederland de EU zo snel mogelijk dient te verlaten?
Nee.
De coronacrisis en gevolgen voor ondernemers in de grensregio |
|
Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de precaire situatie waarin ondernemers in de grensregio’s zich begeven wanneer zij in het ene land wonen en in het andere land ingeschreven staan als ondernemer?
Het kabinet heeft vanwege de coronacrisis voor ondernemers een aantal maatregelen genomen, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Het kabinet is bekend met de vragen en zorgen die leven over de situatie van grensarbeiders, waarover onder andere met de Grensinfopunten contact is.
Het kabinet wil voorkomen dat in grenssituaties de zelfstandige ondernemers tussen wal en schip terechtkomen. Daarom wordt erin voorzien dat de zelfstandige die in Nederland woont en buiten Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, aanspraak kan maken op bijstand voor levensonderhoud en andersom (wonen buiten Nederland maar bedrijf/beroep in Nederland) aanspraak kan maken op bijstand voor bedrijfskapitaal.
Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat zelfstandig ondernemers die in Nederland woonachtig zijn, óf hun bedrijf in Nederland hebben gevestigd, op goede wijze ondersteund kunnen worden, rekening houdend met het territorialiteitsbeginsel uit de bijstand. Dit is uitgewerkt in een ministeriële regeling.
De «reguliere» uitvoering van de Tozo wordt verzorgd door gemeenten. De Staatssecretaris van SZW heeft met de gemeenten besproken op welke wijze de uitvoering van de Tozo in grenssituaties op de beste wijze vorm kan worden gegeven. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels een brief op 24 april jongstleden (Kamerstuk 35 420, nr. 31). De in deze brief aangekondigde ministeriële regeling is op 1 mei gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2020, nr. 24833) en treedt op 8 mei 2020 in werking.
De zelfstandige die in de buurlanden woont en in Nederland zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor levensonderhoud (het reguliere «Leefloon» in België en het tijdelijk versoepelde «Arbeitslosengeld II» in Duitsland). En andersom, de zelfstandige die in Nederland woont maar in de buurlanden zijn bedrijf heeft c.q. zijn zelfstandige beroep uitoefent, kan aanspraak maken op bijstand voor bedrijfskapitaal in zijn werkland (de nog te introduceren «Corona-lening» in Vlaanderen en de KfW-Schnellkredit in Nedersaksen of Noordrijn-Westfalen).
Rechtspersonen of natuurlijke personen die in het buitenland gevestigd zijn en werkgever zijn van in Nederland sociaalverzekerde werknemers, kunnen ook een beroep doen op de NOW. Buitenlandse werkgevers komen derhalve ook in aanmerking voor subsidie voor zover zij werknemers in dienst hebben die in Nederland sociaalverzekerd zijn. Voor zover een werkgever werknemers in dienst heeft voor wie niet geldt dat ze sociaal verzekerd zijn in Nederland, worden de lonen van die werknemers niet meegeteld voor de berekening van de loonsom waarover subsidie ontvangen wordt. Zie daarvoor ook de Kamerbrief over de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid van 31 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 8).
Op welke termijn verwacht u meer duidelijkheid te kunnen geven over de ondersteuning van deze groep? Vindt bij de uitwerking hiervan ook afstemming plaats met de grensinfopunten om knelpunten en oplossingsrichtingen zo helder mogelijk te krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Kan bij de uitwerking hiervan worden bezien hoe voor deze groep ondernemers omstandigheden kunnen worden geformuleerd waarin bijvoorbeeld het woon- of vestigingsvereiste kan worden losgelaten bij aanvraag voor steunmaatregelen, of het land waar men sociaal verzekerd is als richtlijn kan worden gehanteerd, zodat zij niet op de bijstand zijn aangewezen en/of het voortbestaan van hun onderneming acuut in gevaar zou komen?
Zie antwoord vraag 1.
De extreem-rechtse organisatie Feuertag Division |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de extreemrechtse organisatie Feuertag Division?1
Ja, ik heb kennis genomen van de berichtgeving over de extreemrechtse organisatie Feuerkrieg Division. De organisatie Feuertag Division is mij niet bekend.
Klopt het dat het openbaar ministerie (OM) in Den Haag op de hoogte is van de berichten die de Nederlandse leden van Feuerkrieg Division op internet plaatsen?
Het OM doet geen mededelingen over al dan niet lopende zaken.
Heeft het OM, de politie of de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst u, al dan niet uitvoerig, op de hoogte gebracht van de activiteiten van Feuertag Division, al dan niet in relatie tot de gebeurtenissen in Hanau op 19 februari jl.?
Het OM, de Nationale Politie noch de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst doet mededelingen over al dan niet lopende zaken. In algemene zin worden ontwikkelingen binnen het rechts-extremisme en de dreiging die daarvan uitgaat, scherp in de gaten gehouden.
Was de moordenaar van Hanau, Tobias R., ook lid van Feuertag Division, of een andere extreemrechtse organisatie?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitsluiten dat een dergelijke moordaanslag, waarbij negen mensen met een migratieachtergrond zijn omgekomen, ook in Nederland kan plaatsvinden?
Zoals uw Kamer eerder is geïnformeerd in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) nr. 522 en de Kamerbrief naar aanleiding van de aanslag in Hanau3 is de rechts-extremistische scene in Nederland klein, gefragmenteerd en tot nu toe vrijwel geweldloos. De geweldsdreiging in algemene zin is beperkt, maar het rechts-extremistische (online) landschap is aan verandering onderhevig en is daardoor onvoorspelbaarder dan voorheen. Daarbij is het (online) taalgebruik steeds agressiever en opruiender geworden. Ook heerst er in rechts-extremistische kringen een grote fascinatie voor vuurwapens. In Nederland bestaat het risico voornamelijk uit rechts-extremistisch georiënteerde eenlingen die online inspiratie opdoen of uit gewelddadige eenlingen die copy-cat gedrag vertonen naar aanleiding van aanslagen in het buitenland, zoals ook beschreven in het jaarverslag 2019 van de AIVD. Het gebruik van geweld door (snel radicaliserende) rechts-extremistische eenlingen of kleine groepen is een reëel risico volgens NCTV en AIVD.
Welke acties onderneemt u om een dergelijke terroristische moordaanslag in Nederland te voorkomen?
Het kabinet zet zich in om de rechts-extremistische dreiging tegen te gaan en te voorkomen dat mensen radicaliseren. Zo wordt de lokale, persoonsgerichte aanpak ingezet wanneer er sprake is van radicalisering of rechts-extremistische uitingen door individuen, met als doel de dreiging die van een persoon uitgaat te onderkennen en daarop te interveniëren. Op landelijk niveau zet de overheid zich in om terroristische en extremistische uitingen, zowel online als offline, geen vat te laten krijgen op de samenleving. Wanneer er sprake is van extremistische gedragingen die een vermoeden van een strafbaar feit opleveren, kan het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek instellen en indien opportuun overgaan tot vervolging. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) biedt trainingen aan voor professionals om rechts-extremisme te herkennen en handelingsvaardigheid te bevorderen. De NCTV en de Expertise unit Sociale Stabiliteit (SZW) ondersteunen gemeenten met advies over beleid en (lokale) aanpak. Indien daar aanleiding toe is kan de AIVD een onderzoek starten. Op de werkwijze van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan ik niet ingaan.
Wat gaat u ondernemen tegen de activiteiten van Feuertag Division in Nederland?
Indien er concrete aanwijzingen zijn voor een dreiging in Nederland of richting Nederlandse belangen zal daartegen worden opgetreden. Ook partnerlanden houden de dreiging nauwlettend in de gaten en acteren daarop wanneer nodig. In mijn antwoord op vraag 6 ga ik nader in op de aanpak van rechts-extremisme.
Ten aanzien van de Feuerkrieg Division en soortgelijke organisaties dient benadrukt te worden dat deze organisatie geen robuuste presentie heeft in de publieke ruimte in Nederland. Er is hier geen sprake van een traditionele organisatie. Het gaat om individuen die, verspreid over ruim 15 landen, verbinding zoeken op het internet via fluïde verbanden met gemeenschappelijk fascistisch en neonazistisch gedachtengoed.
Klopt het dat deze organisatie mede wordt geleid vanuit Nederland?
Er is geen sprake van een traditionele organisatie met een duidelijke of formele leiding. De organisatie betreft een fluïde verband waarin personen zich als leider trachten te profileren.
In algemene zin kan ik stellen dat rechts-extremistische online verbanden de laatste jaren een sterk grensoverschrijdend karakter ontwikkeld hebben en zich richten op internationale onderwerpen, waardoor zij verschillende groepen pogen te verenigen en de versplintering binnen het rechts-extremisme proberen tegen te gaan. Eventuele Nederlandse presentie op dit soort fora wordt uiteraard serieus genomen.
Welke rol speelt de persoon die volgens het artikel deze organisatie zou leiden hierin?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele personen. In algemene zin kan ik u melden dat personen die een dreiging vormen voor de nationale veiligheid nauwlettend in de gaten worden gehouden. Het OM, politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en andere betrokken organisaties zijn alert. Wanneer er sprake is van extremistische gedragingen die een strafbaar feit opleveren, kan het Openbaar Ministerie onderzoek instellen en overgaan tot vervolging.
Klopt het dat Feuertag Division een rassenoorlog wil ontketenen en daartoe aanslagen wil plegen? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
In algemene zin kan ik melden dat op veel online rechts-extremistische fora verering van het fascisme, Hitler en neonazisme voorkomt, waarin ook theorieën worden verspreid dat overheden bewust migranten toelaten om rassenvermenging te bespoedigen. In sommige gevallen komt online ook verering van geweld voor om de rassenvermenging tegen te gaan. Het is onacceptabel als personen buitenwettelijke (gewelds)-middelen inzetten tegen andere groepen. In mijn antwoord op vraag 6 ga ik nader in op de aanpak van rechts-extremisme.
Klopt het dat deze organisatie een aanslag zou willen plegen op de Nederlandse politici Mark Rutte en Jesse Klaver? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Ik kan geen uitspraken doen over concrete casuïstiek. In algemene zin geldt dat er op internetfora soms sprake is van het publiceren van (persoonlijke) gegevens van een individu, het zogenaamde «doxing». Dit wordt uitermate serieus genomen. In het stelsel Bewaken en Beveiligen werken OM, politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten en bestuurlijke organisaties samen. Binnen dit stelsel is geregeld hoe op basis van dreigings- en risico-informatie tot beveiligingsmaatregelen wordt besloten en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Over eventuele beveiligingsmaatregelen wordt vanzelfsprekend geen mededeling gedaan.
Klopt het dat de fietsroute die Mark Rutte aflegt tussen zijn woning en het Binnenhof, op Telegram is gezet?
Zie antwoord vraag 11.
Klopt het dat deze organisatie het coronavirus wil verspreiden onder bepaalde bevolkingsgroepen?
Op verschillende internationale webfora als 4chan en 8kun worden rechts-extremisten opgeroepen COVID-19 te gebruiken als biologisch wapen tegen bijvoorbeeld moslims en joden. In Nederland is tot nu toe geen sprake van signalen van dergelijke acties of online oproepen daartoe. Ook in Europa is hier nauwelijks sprake van.
Welke acties gaat u ondernemen om deze extreemrechtse organisatie op te sporen, uit te schakelen en zijn leden te vervolgen?
Zie antwoord 6.
Het opkopen van stikstofrechten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Provincie Noord-Brabant aast op stikstof Noord-Hollandse boeren»?1
Ja.
Is de in het artikel beschreven wijze van extern salderen toegestaan? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, waarom niet?
Extern salderen is mogelijk op grond van de Provinciale Beleidsregels intern en extern salderen. Deze beleidsregels zijn in samenspraak met de rijksoverheid tot stand gekomen en zijn op 13 december 2019 in werking getreden.2 In de Provinciale Beleidsregels is vastgelegd dat de gedeputeerde staten, tot vaststelling van de landelijke wetgeving betreffende het extern salderen met dier- en fosfaatrechten, geen definitieve natuurvergunning verlenen op basis van extern salderen met een bedrijf dat op 4 oktober 2019 beschikte over dier- of fosfaatrechten. Gedeputeerde staten kunnen wel aanvragen met extern salderen met deze bedrijven in behandeling nemen.
De provincie Noord-Brabant heeft met zes veehouderijen aankoopovereenkomsten gesloten, om te kunnen voldoen aan de tussenuitspraak van de Raad van State dat het inpassingsplan voor Logistiek Park Moerdijk met een passende beoordeling gewijzigd vastgesteld dient te worden. Daarmee treffen zij de voorbereidingen om te kunnen salderen wanneer de Raad van State het gewijzigde inpassingsplan heeft beoordeeld en wanneer het extern salderen met veehouderijbedrijven wordt opengesteld.
Het feitelijke salderen vindt plaats bij de vergunningverlening. Dat is op dit moment nog niet aan de orde. De voorbereidingen die Noord-Brabant heeft getroffen zijn zodanig niet in strijd met de Provinciale Beleidsregels. Wel moet worden opgemerkt dat de provincie een eigen afweging heeft gemaakt om vooruitlopend op de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven de betreffende aankoopovereenkomsten te sluiten.
Hoe verhoudt deze wijze van verwerven van stikstofruimte zich met de aangekondigde en nagestreefde gebiedsgerichte aanpak van de stikstofproblematiek?
Het Rijk en de provincies werken op dit moment aan de totstandkoming van bestuurlijke afspraken om nog beter bovenregionaal samen te werken in de aanpak van de stikstofproblematiek. Het gaat dan om de interbestuurlijke samenwerking in de gebiedsgerichte aanpak stikstof. Extern salderen kan onderdeel zijn van de instrumenten die ingezet kunnen worden in de gebiedsgerichte aanpak. Deze casus onderschrijft het belang van interbestuurlijke samenwerking. Voor veel provincies zal gelden dat er alleen voldoende stikstofruimte kan ontstaan door samen te werken en af te stemmen.
Ik ben voornemens om met de provincies af te spreken dat bij extern salderen een initiatiefnemer (zowel publiek als privaat) zich vooraf meldt bij de provincie over een voorgenomen aankoop. Zo kunnen provincies op transparante wijze een aankoop afwegen in het licht van de gebiedsgerichte aanpak. Bovendien wordt met de provincies besproken of, en zo ja hoe, de op de realisatie van de natuurdoelen gerichte gebiedsplannen op termijn het afwegingskader gaan vormen op basis waarvan een bevoegd gezag in het kader van de gebiedsgerichte aanpak een vergunningaanvraag met extern salderen kan toekennen of afwijzen.
Verdere afspraken omtrent samenwerking bij extern salderen in de gebiedsgerichte aanpak worden nog voor de zomer gemaakt.
Deelt u de mening dat het op deze wijze gebruiken van stikstofruimte voor dit project in strijd is met het met voorrang gebruiken van stikstofruimte voor woningbouw en andere werken die als prioritair zijn aangemerkt? Zo ja, waarom, en hoe kunt u hiertegen optreden? Zo nee, waarom niet?
In de brief van 13 november 2019 (Kamerstuk 35 334, nr. 1) is aangegeven prioriteit te geven aan de realisatie van de benodigde woningbouw en een aantal infrastructuurprojecten. Daartoe is een drietal maatregelen aangekondigd (verlaging maximumsnelheid, aanpassing veevoer en inzet warme sanering varkenshouderijen). Door het effectueren van de snelheidsmaatregel tussen 12 en 16 maart 2020 en het publiceren van de ministeriële regeling op 23 maart jl. kunnen de eerste vergunningen hiertoe inmiddels worden verleend. Het verwerven van stikstofruimte op andere manieren – zoals het opkopen van bedrijven – ten behoeve van vergunningverlening voor andere projecten, zorgt niet voor een beperking van de voorrang voor woningbouw en een aantal infrastructuurprojecten.
Heeft over het provinciegrensoverschrijdend verwerven van stikstofruimte overleg plaatsgehad in het overleg dat periodiek wordt gevoerd met de medeoverheden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke informatie is uitgewisseld en welke besluiten zijn er genomen?
In het bestuurlijk overleg met de medeoverheden worden afspraken gemaakt over het openstellen van extern salderen met de veehouderijbedrijven en over de benodigde beheersmaatregelen. Over de manier van samenwerken bij aankopen die de provinciegrenzen overschrijden zijn nog geen definitieve afspraken gemaakt. De provincie Noord-Brabant heeft de urgentie gevoeld om vooruitlopend op deze afspraken de aankoopovereenkomsten te sluiten.
Hoe verhoudt zich het project- en/of incidentgestuurd, al dan niet provinciegrensoverschrijdend, opkopen van agrarische bedrijven ter verwerving van stikstofruimte zich met het beleid om de verwerving en uitgifte van stikstofruimte via provinciale stikstofbanken te laten plaatsvinden?
Als bedrijven of overheden een project willen wijzigen of een nieuw project willen starten waarbij stikstof vrijkomt, bestaat er de mogelijkheid om andere bedrijven (gedeeltelijk) op te kopen. Extern salderen, waarbij de stikstofemissie van andere bedrijven die (deels) stoppen wordt overgenomen, is bedoeld om voor die beoogde activiteiten een individuele natuurvergunning te kunnen verkrijgen. Het verwerven en uitgeven van stikstofruimte via (provinciale) stikstofbanken heeft een andere functie, namelijk het voorkomen dat bij extern salderen schaarse stikstofruimte wegvloeit of onbenut blijft. Met het huidige beleid is het nog niet mogelijk om verwerving en uitgifte van stikstofruimte via een stikstofbank te laten plaatsvinden. Wel vind ik het belangrijk om vrijvallende stikstofruimte, die ontstaat omdat bij extern salderen niet alle ruimte benut zal worden door de saldo-ontvanger, zo efficiënt mogelijk in te zetten. Daartoe werk ik aan een structureel systeem om deze vrijvallende stikstofruimte op hexagoon-niveau efficiënt in te zetten, bijvoorbeeld via een depositiebank die voor alle sectoren, waaronder de landbouw, beschikbaar is.
Op welke wijze wordt geborgd dat de ruimtelijke-economische samenhang in het landelijk gebied bewaard blijft en niet wordt aangetast door incident- en projectgestuurde aankopen?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3, maak ik met de provincies afspraken om te borgen dat extern salderen plaatsvindt in de context van de gebiedsgerichte aanpak stikstof. Provincies staan primair aan de lat om met betrokken partijen en in samenhang met andere opgaven, middels gebiedsprocessen te komen tot afgewogen ruimtelijke-economische keuzes in het landelijk gebied. Provincies hebben de mogelijkheid om hier in de provinciale omgevingsvisies nader op in te gaan. Daarnaast wordt vanuit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), mede vanwege de benodigde transities en vele ruimtelijke claims, door de gezamenlijke overheden en betrokken partijen gewerkt aan een nationale strategie voor het landelijk gebied. Ik bespreek met de provincies ook hoe ongewenste effecten zoals leegstand voorkomen kunnen worden, bijvoorbeeld door sloop of herbestemming als voorwaarde voor extern salderen te stellen.
Deelt u de mening dat actieve regie en sturing op rijksniveau en actief rijksgrondbeleid nodig zijn om ervoor te zorgen dat het buiten bedrijf stellen van agrarische bedrijven, het verplaatsen van agrarische bedrijven naar minder stikstofgevoelige gebieden, het creëren en gebruiken van stikstofruimte voor de meest prioritaire ontwikkelingen en het bewaren van de ruimtelijk-economische samenhang op optimale wijze plaatsvindt? Zo ja, op welke wijze gaat u dat vormgeven? Zo nee, waarom niet?
De gebiedsgerichte aanpak stikstof is gebaseerd op interbestuurlijke samenwerking met respect voor ieders verantwoordelijkheid en bevoegdheid. Voor de landinrichting lopen er daarnaast verschillende trajecten. In het kader van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt gewerkt aan een nationale strategie voor het landelijk gebied. Hierin schetst het Rijk in nauwe samenspraak met decentrale overheden en betrokken partijen een beeld dat richting geeft aan een toekomstbestendige ontwikkeling van functies in het landelijk gebied, inclusief verbetering van leefbaarheid, luchtkwaliteit en andere onderdelen van milieu, natuur en leefomgevingskwaliteit. Ook wordt gewerkt aan een verkenning hoe instrumenten als grondbanken en landinrichting ingezet kunnen worden voor de (noodzakelijke) herschikking van functies in het landelijk gebied.
Het verplaatsen of beëindigen van agrarische activiteiten zal in sterke mate afhankelijk zijn van de omstandigheden per natuurgebied en zullen dus ook op die schaal beoordeeld moeten worden. De regie op deze gebiedsgerichte aanpak ligt bij de provincies. Het kabinet biedt een aantal instrumenten die hiervoor gebruikt kunnen worden, zoals de saneringsregeling voor de varkenshouderij en de middelen voor gerichte opkoop.
Duidt deze casus erop dat er sprake is van tekortschietende landelijke regie en sturing? Zo ja, op welke wijze gaat u alsnog regie plegen en sturen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de beantwoording op vraag 2 is aangegeven, heeft de provincie een eigen afweging gemaakt om vooruitlopend op de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven de betreffende aankoopovereenkomsten te sluiten. Voor een verdere beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3.
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Eppo Bruins (CU), Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op de vragen van de leden Van der Graaf en Bruins over de gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het artikel «Tientallen prostituees willen door corona definitief stoppen met hun werk»?2
Ja.
Voelt u ook de urgentie om deze kwetsbare groep die uit de prostitutie wil stappen, daarbij te ondersteunen? Is er voldoende plek en capaciteit bij opvang- en hulpverlening om mensen die willen stoppen met prostitutie te helpen? Bent u bereid, mede op basis van genoemd artikel, en de reeds ontvangen signalen uit Groningen om bij alle RUPS (Regeling Uitstapprogramma‘s Prostitutie)-organisaties een inventarisatie te doen hoeveel uitstapvragen zij hebben gekregen en deze organisaties ervan te verzekeren dat er voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om aan de groeiende uitstapvraag te kunnen voldoen?
Ik deel de doelstelling om mensen die uit de prostitutie willen stappen te ondersteunen, daarom is de Rups-regeling ingevoerd. Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020, zal ik na afloop van de coronacrisis bezien of er door de crisis een grotere behoefte bestaat aan ondersteuning bij duurzaam uitstappen en of de bestaande programma’s voldoende middelen hebben om in een eventuele grotere behoefte te voorzien. Parallel daaraan heb ik bij de Rups-organisaties een uitvraag gedaan naar de hulpvragen die zij sinds het begin van de coronacrisis ontvangen en wat de aard is van deze vragen. Indien hieruit nu al blijkt dat er een significante toename is van behoefte aan uitstapbegeleiding vanwege de coronacrisis, zal ik bezien hoe hieraan tegemoet zou kunnen worden gekomen.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat mensen in de prostitutie die werken als zzp-er, mensen die werken via opting-in in raamprostitutie en clubs, en mensen die afkomstig zijn uit een ander EU-land en nog niet vijf jaar in Nederland werkzaam zijn, in aanmerking kunnen komen voor financiële ondersteuning? Op welke regelingen kunnen zij een beroep doen? Kunt u daarnaast expliciet aangeven waar zij terecht kunnen wanneer zij op dit moment niet uitkeringsgerechtigd zijn, geen inschrijving in de Kamer van Koophandel hebben en/of geen burgerservicenummer hebben?
Voor de beantwoording van deze vraag ben ik te rade gegaan bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, onder wiens verantwoordelijkheid sociale zekerheid valt.
Mensen die rechtmatig in Nederland verblijven kunnen, indien zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), een Werkloosheidsuitkering (WW) of de algemene bijstand. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand. Voor de mogelijkheden voor sekswerkers die onder de opting-in regeling vallen verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen d.d. 25 maart 2020.
Bent u ermee bekend dat de gemeentes Amsterdam en Groningen bereidheid hebben uitgesproken om voor deze groepen in financiële ondersteuning te voorzien, maar problemen in de uitvoering ervaren? Wilt u met deze gemeentes kijken hoe knelpunten in de uitvoering kunnen worden weggenomen? Bent u bereid vervolgens te bewerkstelligen dat in alle gemeenten tot een dergelijke regeling wordt overgegaan?
Elke gemeente werkt momenteel hard om ervoor te zorgen dat haar inwoners de benodigde ondersteuning krijgen bij het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. Gemeenten hebben een financieel vangnet en noodopvang voor de doelgroepen die getroffen zijn door de coronacrisis. Sekswerkers zijn daar één van.
Het Ministerie van SZW is in contact met VNG, Divosa en gemeenten (zo ook met de gemeenten Amsterdam en Groningen) over mogelijke knelpunten in de uitvoering van de financiële regelingen in het kader van de coronacrisis en het wegnemen daarvan.
Kan worden toegelicht waarom de noodverordening niet van kracht is voor de tippelzones, escortbranche, thuisprostitutie en de porno-industrie – branches waarbij het evident is dat gezien de aard van de werkzaamheden, hierin niet aan de RIVM-normen van geen fysiek contact en anderhalve meter afstand bewaren kan worden voldaan? Bent u bereid ervoor te zorgen dat dit alsnog wordt geregeld?
Het uitoefenen van alle vormen van contactberoepen, voor zover deze beroepen niet naar behoren met inachtneming van 1,5 meter afstand tot de klant kunnen worden uitgeoefend, is verboden in de aanwijzing van de Minister van VWS van 24 maart 2020 aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Uitgezonderd van dit verbod is de uitoefening van (para)medische beroepen, mits voor deze uitoefening een individuele medische indicatie bestaat en daarbij door de beoefenaar alle in verband met COVID-19 benodigde hygiënevereisten in acht worden genomen. Deze aanwijzing is omgezet in de noodverordeningen die door de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn vastgesteld. Daarmee is het uitoefenen van alle vormen van prostitutie en ander sekswerk waarbij men geen anderhalve meter afstand kan houden, in alle regio’s verboden zolang de noodverordening van kracht is.
Wat vindt u ervan dat nog steeds online wordt geadverteerd voor verschillende vormen van prostitutie en dat het aantal online advertenties lijkt te zijn toegenomen? Bent u dan nog steeds van mening dat ervan uit kan worden gedaan «dat de exploitanten en sekswerkers hun maximale verantwoordelijkheid nemen in de toepassing van de richtlijnen en bij de afweging of de dienstverlening in de huidige situatie wel zou moeten plaatsvinden»?3
Navraag bij Kinky leert dat het aantal online advertenties op kinky.nl drastisch is gedaald. Veel adverteerders laten volgens Kinky advertenties online staan om onder de aandacht te blijven, maar niet om daadwerkelijk fysieke afspraken te maken. Tevens merk ik op dat platforms hun verantwoordelijkheid nemen door waarschuwingen te plaatsen, het alternatief van webcam-seks aan te bieden of door de rubrieken voor fysieke afspraken geheel te sluiten.
Deelt u de grote zorg dat er sprake is van dwang, economisch danwel fysiek, voor mensen in de prostitutie om zich ook tijdens de coronacrisis beschikbaar te stellen?
Ja, die zorgen deel ik. Het is daarom belangrijk dat sekswerkers gebruik maken van zowel de reguliere voorzieningen als de noodvoorzieningen en hierbij voldoende ondersteuning krijgen. Ik zie dat in veel gemeenten met een concentratie van prostitutie het prostitutiemaatschappelijk werk en andere hulpverleningsorganisaties hard werken om de doelgroep te helpen bij het aanvragen van noodvoorzieningen. Ook is het belangrijk dat politie en gemeenten alert blijven op signalen van uitbuiting.
Bent u bereid om websites, dan wel providers van websites, waarop seksadvertenties te zien zijn, aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en als dat nodig blijkt zelfs te verplichten om adverteren voor fysieke diensten niet mogelijk te maken?
Uit het contact met de voor mij bekende providers blijkt dat zij zelf verantwoordelijkheid hebben genomen door hetzij de erotische rubrieken tijdelijk te sluiten, hetzij duidelijk aan te geven dat prostitutie op dit moment verboden is of een geschikt alternatief te bieden (webcam). Ik raad het echter af om hen te verplichten te voorkomen dat sekswerkers fysieke diensten aanbieden. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat sekswerkers nog verder uit het zicht raken, wat het toezichthouden bemoeilijkt en risico’s op uitbuiting en geweld vergroot. Daarnaast adverteren veel sekswerkers volgens Kinky om in het zicht te blijven voor ná de crisis.
Is het juist dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de Maatschappelijke Opvang terecht komen? Is voldoende plek bij Maatschappelijk Werk, de Vrouwenopvang, de Maatschappelijke Opvang en Veilig Thuis om hen te helpen en zijn de voorzieningen ook passend en een veilige omgeving voor deze kwetsbare groep? Hoe kunnen daarbij vrouwen en mannen worden geholpen die formeel niet in aanmerking komen voor voorzieningen en indicatie, maar wel een beroep doen op opvang?
Tijdens het dagelijks overleg met de VNG en Valente (de koepelorganisatie voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen) heeft de Staatssecretaris van VWS geen signalen ontvangen dat een significante groep mannen en vrouwen uit de prostitutie alternatieve huisvesting zoekt en in bijvoorbeeld de maatschappelijke opvang terecht komt. Dat neemt niet weg dat voor mensen die dakloos raken opvang beschikbaar moet zijn.
Op 27 maart 2020 is een richtlijn gepubliceerd voor de opvang van dak- en thuisloze mensen4. In deze richtlijn is opgenomen dat gemeenten de nachtopvang open moeten houden voor rechthebbenden volgens de Wmo 2015 en dat het vanuit humanitaire overwegingen wenselijk is tijdelijk (voor de duur van de aanvullende maatregelen van het kabinet) plekken te realiseren voor niet-rechthebbenden.
De manier waarop invulling wordt gegeven aan de richtlijn is aan gemeenten. Of en welke vorm van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang of een gespecialiseerde vorm van opvang – bijvoorbeeld voor slachtoffers loverboys of mensenhandel) geschikt is, is afhankelijk van zowel de individuele situatie van de persoon om wie het gaat als de mogelijkheden van de betreffende gemeente. Gemeenten zijn gevraagd samen met centrumgemeente(n) en opvanginstelling(en) zicht te houden op een mogelijke toename en het gesprek te voeren hoe om te gaan met de situatie dat onvoldoende opvangplekken beschikbaar zijn5.
Kunt u, met inachtneming van de bevoegdheid van gemeenten, in overleg treden met gemeenten om te zien hoe kan worden ondersteund bij het vinden van vervangende huisvesting, bijvoorbeeld door gemeenten nadrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid om mensen die uit de prostitutie willen stappen, al dan niet tijdelijk, met voorrang in aanmerking te laten komen voor een sociale huurwoning?
Landelijk ingrijpen op het sociale huuraanbod is ten zeerste af te raden. Er zijn veel verschillende, kwetsbare groepen die steunen op de voorziening en in elke gemeente is er een verschillende samenstelling van doelgroepen die ondersteuning behoeven. Ik wil niet in deze gemeentelijke bevoegdheid treden.
Bent u bereid om te kijken hoe, waar mensen dat willen, kan worden ondersteund bij remigratie naar het land van herkomst?
Alle mensen die rechtmatig en niet rechtmatig in Nederland verblijven en naar hun land van herkomst willen terugkeren, kunnen daarbij advies en hulp krijgen van de Internationale organisatie voor migratie (IOM). Intakegesprekken worden gehouden via de telefoon. Tevens kunnen formulieren en documenten worden afgegeven of worden opgehaald bij de IOM steunpunten. De contacten met de ambassades en consulaten verlopen telefonisch of per e-mail.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 7 april 2020 beantwoorden?
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
De RIVM-presentatie over de verschillende corona-scenario’s |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de presentatie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) die is gegeven in de Kamer tijdens de technische briefing over de update over het coronavirus op woensdag 25 maart 2020?1
Ja, ik ben bekend met deze presentatie.
Op welk moment was het bij u bekend dat de maatregelen tot 23 maart 2020 vanaf april zouden leiden tot een ruime overschrijding van de Nederlandse Intensive Care (IC)-capaciteit?2
Door middel van de wekelijkse technische briefing wordt u op de hoogte gehouden van de stand van zaken van de epidemie en de verwachtingen die op basis van modellen gemaakt kunnen worden. De inzichten op basis van de prognosemodellen die door het RIVM aan de Kamer worden gepresenteerd zijn dezelfde als waarop het kabinet zich baseert.
De informatie uit deze modellen wordt door het OMT op maandag gebruikt voor zijn adviezen, deze adviezen worden op dinsdag met u gedeeld in de kamerbrief en op woensdag in de technische briefing en het debat.
Heeft u een model tot uw beschikking waaruit blijkt dat de maatregelen tot 23 maart 2020 ertoe zouden leiden dat we onder de grens van de Nederlandse IC-capaciteit zouden blijven? Zo nee, waarom heeft u dan niet veel eerder scherpere maatregelen genomen? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar mijn Kamerbrief van 7 april jl.3
Welke andere modellen van het RIVM inzake de corona-uitbraak heeft u tot uw beschikking? Kunt u deze met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke variabelen zijn anders uitgepakt dan de verwachting, waardoor de uitkomsten van de maatregelen tot 23 april 2020 boven de Nederlandse IC-capaciteit uit zullen komen?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is er pas op 23 maart 2020 voor gekozen om de richtlijn «thuisisolatie gezin» van kracht te laten gaan en niet eerder, aangezien volgens de grafiek van het RIVM de lijn «+thuisisolatie gezin» voor 23 maart 2020 al een minder steile stijging kent dan de lijn «maatregelen tot 23 maart»?
Op 23 maart is het advies thuisisolatie gezinnen gegeven, wat inhoudt dat zodra iemand binnen een huishouden last krijgt van koorts, het gehele huishouden in thuisisolatie moet gaan. Er is voor deze aanvullende maatregel gekozen, omdat het aantal patiënten dat op de IC kwam op dat moment sterk aan het stijgen was en het meer en meer duidelijk werd dat patiënten langer op de IC beademd moesten worden dan eerder voorzien. Om ervoor te zorgen dat de IC capaciteit in Nederland niet overschreden zou worden, waren extra maatregelen nodig. Thuisisolatie van gezinnen waarin iemand klachten heeft is een effectieve maatregel om verspreiding van het virus verder in te dammen.
Wanneer is er voor het eerst over gesproken om, boven op het pakket tot 23 maart 2020, «thuisisolatie gezin» en de overige additionele maatregelen van 23 maart 2020 toe te passen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom heeft het vanaf de aankondiging van de maatregelen op 23 maart 2.020 dagen lang moeten duren tot de noodverordeningen die deze maatregelen bekrachtigen getekend konden worden? Heeft dit niet veel te lang geduurd?
De verantwoordelijkheid voor de implementatie van maatregelen ligt voor een deel bij de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Zij hebben, om een noodverordening te maken, een aanwijzing van de rijksoverheid nodig. Een dergelijke aanwijzing en de daarop volgende verordening moet, omdat hier juridische en handhavingsaspecten bij betrokken zijn, goed geformuleerd en afgestemd worden. Dat heeft tijd nodig. Die tijd kan ook genomen worden omdat het belang van deze maatregelen bij burgers en andere betrokken heel helder is.
Het kan wenselijk zijn om maatregelen aan te kondigen nog voordat hier een grondslag voor is gecreëerd in de vorm van een noodverordening. Ondanks dat handhaving van de nieuwe maatregelen niet per direct mogelijk was, hield het grootste gedeelte van de Nederlandse bevolking zich toch uit eigen beweging aan de aangekondigde maatregelen. Dit deden zij niet uit angst voor handhaving, maar om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Het op voorhand aankondigen van de maatregelen bood de bevolking een handelingskader.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Steunmaatregelen voor taxichauffeurs en marktkooplieden tijdens de coronacrisis |
|
Selçuk Öztürk (DENK), Farid Azarkan (DENK) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Verkeerde code of net tussen wal en schip: noodloket dicht voor deze ondernemers»1 en «Nog veel onvrede onder kooplieden: «We staan niet op de markt, maar moeten wel marktgeld betalen»?2
Ja.
Deelt u de constatering dat de taxibranche als gevolg van de coronacrisis hard is getroffen, met een flink omzetverlies voor taxichauffeurs als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen en verontwaardiging onder taxichauffeurs, die toen ze hun zogeheten SBI-code invoerden, erachter kwamen dat ze geen gebruik kunnen maken van de Noodloket-regeling?3
Deze zorgen en verontwaardiging zijn ons bekend.
Deelt u de mening dat taxichauffeurs vanwege het feit dat de Coronacrisis de taxibranche hard raakt, aanspraak zouden moeten kunnen maken op de Coronasteunmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om de Noodloket-regeling open te stellen voor taxichauffeurs? Zo nee, waarom niet?
Op 7 april jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over het openstellen van de TOGS-regeling voor een groot aantal sectoren, waaronder de taxibranche. Deze groep kan vanaf 15 april 2020 een aanvraag indienen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Deelt u de constatering dat marktkooplieden als gevolg van de coronacrisis hard zijn getroffen, met een flink omzetverlies voor marktkooplieden als gevolg? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen en verontwaardiging onder marktkooplieden, die toen ze hun zogeheten SBI-code invoerden, erachter kwamen dat ze geen gebruik kunnen maken van de Noodloket-regeling?
Deze zorgen en verontwaardiging zijn ons bekend.
Deelt u de mening dat marktkooplieden vanwege het feit dat de Coronacrisis marktkooplieden hard raakt, aanspraak zouden moeten kunnen maken op de Coronasteunmaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om de Noodloket-regeling open te stellen voor marktkooplieden? Zo nee, waarom niet?
Op 28 maart jl. heeft het kabinet aangegeven de TOGS-regeling op te stellen voor markhandelaren in de non-food. Deze groep kan sinds 30 maart jl. een aanvraag indienen. Daarnaast heeft het kabinet de Kamer op 7 april jl. geïnformeerd over het openstellen van de TOGS-regeling voor een groot aantal nieuwe sectoren, waaronder de non-food markthandel. Deze groep kan vanaf 15 april 2020 een aanvraag kan indienen bij RVO.nl.
Zijn de technische problemen voor het digitaal aanvragen van de Noodloket-regeling inmiddels opgelost?
De technische problemen zijn op het moment van schrijven opgelost. Wel blijft het systeem kwetsbaar voor grote hoeveelheden aanvragen tegelijk. Daarom worden ondernemers opgeroepen om, wanneer mogelijk, de aanvraag op een later moment te doen. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met vrijdag 26 juni 2020.
Bent u bereid om deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Hoge parkeerkosten bij ziekenhuizen |
|
Léonie Sazias (50PLUS), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u zich bewust van het feit dat veel zorgmedewerkers die momenteel extra uren draaien om de coronacrisis te bestrijden daardoor extra kosten maken door het betaald parkeren bij ziekenhuizen?
Ik ben alle zorgverleners erg dankbaar voor het vele werk dat nu wordt verzet. Ik ben het met de PvdA en 50PLUS eens dat zorgverleners zich juist in deze tijden niet zouden moeten bezighouden met bijkomende zaken, zoals parkeerkosten. Ik ben me ervan bewust dat het draaien van extra uren tot gevolg heeft dat er in de huidige situatie meer geparkeerd moet worden.
Bent u het ermee eens dat dit een oneerlijke situatie is gezien het feit dat zorgmedewerkers momenteel slechter met het openbaar vervoer kunnen reizen vanwege de vakantiedienstregelingen en daarmee de kosten dus niet kunnen omzeilen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het ermee eens dat in deze tijden van crisis zorgmedewerkers zich niet moeten hoeven bekommeren om extra kosten waar zij mee te maken krijgen doordat ze zich nog harder inzetten voor onze samenleving?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid toe te zeggen dat deze parkeerkosten ofwel worden stopgezet door een beroep te doen op de uitbaters van deze parkeerplaatsen, ofwel toe te zeggen dat de gemaakte parkeerkosten door zorgmedewerkers per direct zullen worden vergoed door uw ministerie? Zo nee, waarom niet?
Ik heb contact gezocht met de koepelorganisaties van ziekenhuizen, de NVZ en NFU. Zij hebben het onder de aandacht van hun leden gebracht. Beide koepels geven aan dat alle ziekenhuizen onderschrijven dat de effecten van de corona-crisis geen gevolg mogen hebben op de extra kosten die medewerkers ten behoeve van werk moeten maken. Ten aanzien van het parkeerbeleid betekent dit volgens de NVZ en NFU dat vrijwel alle ziekenhuisorganisaties voor deze crisisperiode (zo nodig in overleg met de gemeenten) geen of sterk gereduceerde parkeerkosten hanteren.
Gevolgen van de coronacrisis |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe gaan gemeenten om met re-integratieverplichtingen in de Participatiewet? Wordt daarbij rekening gehouden met gevaren en onmogelijkheden die worden veroorzaakt door het coronavirus?
De maatregelen om het Corona-virus te bestrijden zijn ingrijpend. Deze gelden ook voor werkzoekenden en werkenden die onder de Participatiewet vallen.
Op het maatwerk dat de colleges toepassen bij de re-integratieondersteuning van hun cliënten is altijd de zorgplicht van toepassing dat re-integratie plaats vindt onder veilige en gezonde voorwaarden. Colleges zorgen er dus ook voor dat de corona-maatregelen worden toegepast: niet onnodig reizen en afstand houden. Dit betekent dat sommige vormen van re-integratieondersteuning nu niet zijn uit te voeren. Maar bijvoorbeeld een proefplaatsing bij een supermarkt is nog steeds mogelijk, wanneer op de werkplek afdoende maatregelen zijn getroffen.
Ziet u dat de kans afneemt dat mensen met een bijstandsuitkering een baan vinden, nu steeds meer mensen hun baan verliezen? Bent u bereid de sollicitatieplicht in de bijstand tijdelijk op te schorten en geen sancties op te leggen?
In iedere crisis nemen de baankansen voor alle werkzoekenden af, dus ook voor mensen met een bijstandsuitkering. In sommige bedrijven is echter wel degelijk nog vraag naar personeel. Zowel nu als na afloop van de Corona-crisis.
Uiteraard worden sollicitatieprocedures nu ook aangepast, zodat men zich kan houden aan de Corona-maatregelen; bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek via een beeldverbinding. In dit verband is het van belang dat de colleges binnen de kaders van de Participatiewet uitdrukkelijk de ruimte hebben om de in de Participatiewet omschreven algemene verplichting tot arbeidsinschakeling af te stemmen op de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Het is daarom niet nodig om de verplichtingen ten aanzien van de arbeidsinschakeling categoriaal voor alle bijstandsgerechtigden tijdelijk op te schorten.
Hoe gaan gemeenten op dit moment om met de tegenprestatie in de bijstand? Deelt u de mening dat het onwenselijk is om mensen te verplichten tot een tegenprestatie, nu zoveel mensen onvrijwillig thuis zitten?
De Corona-maatregelen leggen ook restricties op aan de tegenprestatie die nu aan mensen gevraagd kunnen worden. Ik vraag van gemeenten niet het onmogelijke. Maar er zijn ook vormen van tegenprestatie die nog wel goed uitgevoerd kunnen worden. Ik vertrouw in deze moeilijke tijden dat de colleges hierin de goede afwegingen maken.
Hoe garanderen werkgevers, gemeenten en Sociale werkbedrijven dat werkplekken voor mensen die onder de Participatiewet vallen voldoende veilig zijn? Welke maatregelen nemen zij om verspreiding van het virus te voorkomen?
Voor mensen die onder de Participatiewet vallen en werkzaamheden verrichten binnen een bedrijf gelden dezelfde voorwaarden als voor hun (andere) werknemers. Dus voor hen worden dezelfde maatregelen genomen tegen besmetting door het virus.
Ontvangt u signalen van kringloopwinkels die failliet dreigen te gaan? Bent u bereid hen specifieke ondersteuning te bieden, juist ook omdat gevreesd wordt dat meer mensen hier gebruik van zullen moeten maken?
Mij zijn geen specifieke signalen bekend. Daar waar mogelijk blijven winkels open voor publiek, mits er voldoende afstand tussen klanten onderling en personeel kan worden gewaarborgd. In een aantal gevallen zijn winkels tijdelijk gesloten in verband met de veiligheid en worden geen gebruikte goederen opgehaald. Uiteraard moet er ook extra zorg zijn voor hygiëne, ontsmetting van veel gebruikte voorwerpen et cetera. Een voorbeeld daarvan is hoe supermarkten dit hebben opgepakt. Ook andere winkels volgen deze praktijk: een beperkt aantal klanten in de winkel, extra maatregelen bij de kassa.
Veel winkels hebben te maken met een groot omzetverlies omdat er minder klanten komen. Dat is naar verwachting ook het geval bij de kringloopwinkels. Voor het omzetverlies en andere gevolgen is een uitgebreid pakket aan maatregelen genomen. De effecten daarvan worden nauwgezet gevolgd.
De wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige,- en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de oproep van dierenorganisaties omtrent de wenselijkheid van het toevoegen van diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen?1
Het verzoek om diergeneeskundige en dierverzorgende beroepsgroepen aan de lijst van cruciale beroepen toe te voegen is mij bekend.
Kunt u toelichten op welke gronden besloten is om dierenartsen, dierverzorgers en dierambulancemedewerkers buiten de voedselketen niet toe te voegen aan deze lijst?
De lijst van cruciale beroepsgroepen is opgesteld om noodopvang te kunnen bieden voor kinderen van ouders/verzorgers in cruciale beroepsgroepen. Het gaat hier om beroepsgroepen die in de huidige omstandigheden vragen om continue bezetting. Ook als je een onmisbare functie vervult ten behoeve van een van deze cruciale beroepsgroepen of vitale processen val je binnen het bereik van de lijst. De lijst vormt tevens de basis voor de uitzondering op de maatregel dat huisgenoten van iemand met luchtwegklachten met koorts en/of benauwdheid ook thuis moeten blijven. Om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te kunnen beperken is het natuurlijk van groot belang dat er zo min mogelijk uitzonderingen worden gemaakt op de maatregelen. De lijst is daarom beperkt gehouden.
Dat bepaalde beroepen, zoals dierverzorgers, niet expliciet op de lijst staan doet niets af aan het grote belang van deze beroepen. Van veel beroepen en dus ook van dierverzorgers wordt gevraagd om zoveel als mogelijk zelf oplossingen te vinden om, binnen de kaders van de COVID-19 maatregelen die gelden, activiteiten toch doorgang te laten vinden. Bij knelpunten is het advies om lokaal oplossingen te zoeken, mede in overleg met werkgever, school en kinderopvang.
Deelt u de mening dat de gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen en deelt u de mening dat genoemde specialistische beroepsgroepen hiervoor cruciaal zijn?
Ik deel uw mening dat gezondheid van dieren buiten de voedselketen niet in het geding mag komen. Daarbij is relevant dat de gezondheid van dieren niet meteen in het geding zal zijn als deze dieren bepaalde zorg niet krijgen die ze normaal wel krijgen. Niet alle dieren hebben specialistische zorg nodig en ook niet alle zorg die dieren normaal krijgen is op korte termijn noodzakelijk. De overheid en betrokken partijen moeten er binnen de kaders samen alles aan doen om te zorgen dat dieren wel de noodzakelijke en gespecialiseerde zorg blijven krijgen die nodig is voor hun gezondheid. Waarbij natuurlijk geen afbreuk gedaan mag worden aan een effectieve aanpak van de Corona uitbraak. Ik ben in goed overleg met vertegenwoordigende organisaties in deze sector en monitor de situatie.
Bent u op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen wel zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen?
Ik ben op de hoogte van het feit dat dierverzorgende beroepen in ons omringende landen zijn toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen.
Waarin verschilt Nederland op dit punt volgens u van omringende landen?
Nederland heeft op onderdelen een ander maatregelenpakket ingesteld om de verspreiding van COVID-19 zo veel mogelijk te beperken dan de ons omringende landen. Dat maakt ook dat de maatregelen andere effecten kunnen hebben op de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden dan in andere, omringde landen.
Herkent en erkent u de mededeling van de dierenorganisaties dat de zorg voor dieren onder druk is komen te staan als gevolg van de beperkende coronamaatregelen? Zo ja, wat heeft u ondernomen om deze situatie te verlichten?
Het is mij bekend dat de COVID-19 maatregelen ook invloed kunnen hebben op de zorg voor dieren. Van de verschillende organisaties die zich met verzorging van dieren bezighouden heb ik inderdaad begrepen dat het door de maatregelen lastig is om de zorg voor dieren in bepaalde gevallen te organiseren. Daar waar de verzorging van dieren alleen uitgevoerd kan worden door personen met zeer specialistische kennis en vaardigheden, denk aan zorg voor proefdieren, dierentuindieren en quarantaine van opgevangen primaten, is er grotere kans op ontstaan van knelpunten, aangezien het aantal personen dat deze zorg kan verlenen veel beperkter is dan reguliere zorg aan dieren.
De lijst met cruciale beroepen is niet alomvattend en vraagt in de praktijk om maatwerk. Het is aan ouders en werkgevers om hierin juiste keuzes te maken.
Voor deze beperkte groep specialistische dierverzorgers die noodzakelijke en specialistische zorg aan dieren verlenen geldt dus ook dat door middel van maatwerk oplossingen gevonden moeten worden als de zorg voor dieren in de knel komt. Verder geldt dat op het moment dat er nieuwe aanvullende maatregelen zouden komen er opnieuw bepaald wordt of en voor wie er uitzonderingen komen.
Het doorgaan van huisuitzettingen tijdens de coronacrisis ondanks uw statement en andere nadelige gevolgen op huisvesting |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Waarom heeft u ervoor gekozen om een statement op te stellen met betrokken partijen zoals institutionele beleggers, commerciële en sociale verhuurders en niet een spoedwet te maken?1
In de huidige crisisperiode is het van belang dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen om eraan bij te dragen dat niemand op straat belandt. Vanuit de verhuurders is er grote bereidwilligheid getoond om huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis te voorkomen. Hierbij geldt als gezamenlijke lijn in het statement dat huisuitzettingen voorlopig worden uitgesteld gedurende de crisisperiode, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Voor procedures tot huisuitzetting die voor 12 maart jongsleden reeds liepen zal de verhuurder de individuele situatie beoordelen. Verhuurders geven daarbij ook aan dat zij zich daarbij maximaal inspannen binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. Zo zullen verhuurders geen incassokosten doorberekenen aan huurders die door het coronavirus in de problemen zijn gekomen. De Woonbond en LSVb geven aan dat zij tevreden zijn met dit statement. Ik blijf de vinger aan de pols houden, indien er onwenselijke situaties naar voren komen, zal ik de mogelijkheden voor gerichte, nadere maatregelen onderzoeken.
Hoe is het mogelijk dat u stelt in antwoord op Kamervragen «dat kort gedingen van verhuurders en woningcorporaties om mensen uit huis te zetten niet worden aangemerkt als «urgente zaken». De Behandeling van dergelijke vorderingen wordt in dat geval aangehouden. Behandeling van dit type zaken is uitsluitend mogelijk als de rechter «superspoed» aanwezig acht. Van superspoed is sprake in zeer uitzonderlijke gevallen zoals in geval van crimineel handelen of bij ernstige overlast», maar dat er sprake was van een uitzetting van een gezin met kinderen hoewel er geen sprake is van criminaliteit of overlast? Kunt u uw antwoord toelichten? Op welke «zwaarwegende reden» of «de door de Minister met marktpartijen gemaakte afspraak» kunnen advocaten zich beroepen, zoals de geanonimiseerde brief laat zien?2
Uit de bijlage kan ik niet opmaken wat de reden voor het ontruimingsvonnis van de rechter is geweest en kan dus niet beoordelen of de beslissing van de deurwaarder om in de betreffende zaak wel tot ontruiming over te gaan in strijd is met de gemaakte afspraken. Uit signalen die mij hebben bereikt heb ik begrepen dat het hierbij mogelijk ging om een tijdelijk contract dat afliep, waarna niet over werd gegaan tot verlenging. Om deze reden maak ik via een spoedwet mogelijk om deze tijdelijke contracten te verlengen, hierbij houd ik in het oog welke zwaarwegende belangen de verhuurder heeft om niet over te gaan tot tijdelijke verlenging. Ik denk hierbij onder meer aan verkoop van de woning.
Kunt u ervoor zorgen dat reeds geplande (bijvoorbeeld van vóór uw statement) huisuitzettingen en rechtszaken daartoe niet doorgaan? Zo nee, waarom niet?
In het statement met verhuurders is afgesproken dat «voor procedures tot huisuitzetting die voor 12 maart jongsleden reeds liepen zal de verhuurder de individuele situatie beoordelen». Ik verwacht dat in dergelijke gevallen maatwerk wordt toegepast. De beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders heeft al dringend geadviseerd om in deze tijd van Coronacrisis voorlopig geen ontruimingen en boedelbeslagen uit te voeren. Dit om fysiek contact tussen mensen in deze dagen tot een minimum beperken en «social distancing» zoveel mogelijk te kunnen toepassen. Daarnaast moeten mensen zoveel mogelijk binnen blijven. Daarbij passen geen ontruimingen. Overigens hebben gerechtsdeurwaarders voor ontruimingen een gerechtelijk bevel nodig. De rechter beoordeelt alle feiten en omstandigheden bij zijn oordeel over ontruiming. Bij de planning van de uitvoering hebben gerechtsdeurwaarders soms speelruimte. Die moeten ze op advies van de KBvG maximaal benutten om de ontruimingen zoveel mogelijk uit te stellen, tot de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het Coronavirus weer opgeheven worden.
Waarom wil u geen spoedwet tegen huisuitzettingen, maar wél tegen het aflopen van tijdelijke huurcontracten tijdens de coronacrisis?3
Het is op dit moment niet mogelijk om een tijdelijk huurcontract te verlengen voor een tijdelijke periode. Het voorstel om te komen tot een spoedwet waarmee tijdelijke huurcontracten voor een periode kunnen worden verlengd is ingegeven vanuit het besef dat door de coronacrisis het dagelijks leven van velen op zijn kop staat. In deze tijden past het niet om van huurders te verwachten dat zij hun volle aandacht kunnen richten op het zoeken naar andere woonruimte, terwijl opzegtermijn van de verhuurder voor hun tijdelijke huurcontract dichtbij is. Zowel huurders als verhuurders signaleren dat hier mogelijk een probleem kan ontstaan. In combinatie met het statement creëert de mogelijkheid van verlenging van het tijdelijke huurcontract voor de huurder rust omdat hij kan blijven wonen in de woning. Voor de verhuurder biedt het de zekerheid dat de condities waaronder het huurcontract zijn gesloten niet veranderen. Daarmee wil ik voorkomen dat er huurders op straat komen als gevolg van de coronacrisis. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Wat betekent het statement van u en verhuurders voor de huisuitzettingen voor mensen die wonen op een antikraakcontract? Wordt aan deze mensen een tijdig, veilig en betaalbaar alternatief geboden, zodat er geen mensen op straat komen te staan? Op welke manier helpt u gemeenten hierbij?
Leegstandbeheerders zijn geen juridisch eigenaar van het vastgoed waarvoor zij het beheer verzorgen. In aansluiting op het statement met verhuurders hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring4 aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd. Zij geven daarbij aan dat zij «nadrukkelijk een appel doen op eigenaren van onroerend goed die tijdelijke bewoning op basis van bruikleen te blijven faciliteren en waar mogelijk te verlengen of zelfs uit te breiden, met als doel om de voorraad van betaalbare bruikleenwoningen te maximaliseren in deze moeilijke tijden». Indien een gemeente zelf gebruik maakt van leegstandsbeheer voor haar bezit, ligt het in de rede dat zij een tijdelijk alternatief bieden voor de bewoner wanneer de tijdelijke bewoning afloopt.
Bent u alsnog bereid om met een spoedwet te komen om huisuitzettingen op te schorten tijdens de coronacrisis, zodat mensen zichzelf en anderen adequaat kunnen beschermen tegen het coronavirus? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwacht dat er met deze afspraken, in combinatie met de spoedwet ter introductie van de mogelijkheid om de tijdelijk huur te verlengen, passende stappen zijn gezet om ten tijde van de coronacrisis geen huisuitzettingen te doen. Indien blijkt dat afspraken niet nageleefd worden of verhuurders die niet aangesloten zijn bij een verhuurderorganisatie toch overgaan tot huisuitzettingen, sluit ik een gerichte wettelijke maatregel niet uit.
Wat gaat u doen voor bewoners van campings en vakantieparken die nu gesloten (gaan) worden door de aangescherpte maatregelen van het kabinet, omdat deze mensen jarenlang zijn gedoogd als bewoners, niets hebben misdaan en u het «in de huidige crisissituatie het zeer onwenselijk is dat mensen uit hun huis worden gezet»?4
Veiligheidsregio’s kunnen op basis van de noodverordening COVID-19 vakantieparken en andere recreatieve locaties zoals jachthavens sluiten in verband met het coronavirus, of een verbod op recreatief nachtverblijf instellen. Ik roep gemeenten en de veiligheidsregio’s op om daarbij een uitzondering te maken voor bewoners van dit soort locaties6. Dat is eenvoudig te doen door de uitzonderingsbepalingen voor arbeidsmigranten en andere mensen die hier (al dan niet tijdelijk) wonen ruimhartig toe te passen.
Daarmee wordt het park gesloten voor toeristen, maar blijft het open voor mensen die hier in een recreatieobject wonen.
Waar kunnen mensen als mevrouw Van Gelder (78 jaar), die geen ander huis heeft, naartoe als het vakantiepark sluit? Op welke manieren waarschuwt u de Veiligheidsregio’s, die noodverordeningen in (gaan) stellen, voor dakloosheid tijdens de coronacrisis en hoe worden deze negatieve gevolgen van noodverordeningen voorkomen?5
Mijn inzet is dat mevrouw van Gelder gedurende de crisis op dit vakantiepark kan blijven wonen. In deze uitzonderlijke situatie kan de veiligheidsregio op basis van uitzonderingsgronden voor het verbod op recreatief verblijf in de noodverordening COVID-19 maatwerk toepassen.
Waar kunnen Dinie en Eric terecht als de camping waar zij verblijven wordt gesloten, omdat er waarschijnlijke besmette familieleden in hun permanente huis wonen en andere familieleden al besmet zijn?6 7
Mijn inzet is dat Dinie en Eric gedurende de coronacrisis op de camping kunnen blijven wonen. Deze uitzonderlijke situatie vergt toepassing van maatwerk, waartoe de Veiligheidsregio een uitzonderingsgrond in de noodverordening kan opnemen.
Kunt u erop toezien dat mensen, die in soortgelijke situaties zitten als mevrouw Van Gelder en als Dinie en Erik, een veilig en betaalbaar alternatief krijgen aangeboden, zodat mensen niet blootgesteld hoeven te worden aan het coronavirus?
Mijn inzet is dat mensen gedurende de coronacrisis kunnen blijven wonen waar zij nu wonen, tenzij daar een onveilige situatie is. Zoals eerder genoemd, heb ik de Veiligheidsregio’s opgeroepen de uitzonderingsgrond in de noodverordeningen COVID-19 ruimhartig toe te passen voor mensen die aantoonbaar hun recreatiewoning als hoofdverblijf hebben10. Daarnaast ben ik met de VNG in gesprek over hoe gemeenten gedurende de coronacrisis met bewoning van vakantieparken en jachthavens om kunnen gaan.
Waar kunnen mensen terecht die dakloos dreigen te raken? Is dat nog steeds de gemeente en zijn gemeenten hierop toegerust tijdens de coronacrisis?
Het kabinet spant zich op allerlei manieren in om te voorkomen dat mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Indien mensen toch onverhoopt dakloos raken, kunnen ze nog steeds terecht bij gemeenten. VWS heeft samen met VNG en Valente een richtlijn11 opgesteld die de maatregelen beschrijft die gemeenten moeten nemen om dak- en thuisloze op een goede manier te helpen gedurende de maatregelen van het kabinet.
Bent u bekend met voorbeelden van huurders die gedwongen worden om dubbele huurlasten te betalen, dus zowel voor hun oude als voor hun nieuwe woning hoewel zij niet kunnen verhuizen door de coronacrisis, zoals het meegestuurde, geanonimiseerde voorbeeld laat zien?8
Bij verhuizingen is een maand dubbele woonlasten haast niet te vermijden, bijvoorbeeld in de periode waarin de huurder nog zijn oude woning huurt, maar ook het huurcontract van de nieuwe woning is ingegaan. Ook als huurders op dit moment door de Coronacrisis nog niet kunnen verhuizen, dan kunnen zij als de huur van de nieuwe woning bijvoorbeeld per 1 april 2020 ingaat en de huurders dus over de sleutel beschikken al wel voorbereidende werkzaamheden in de nieuwe woning (laten) uitvoeren. Ik raad de betreffende huurders aan om gezien de maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus nogmaals te proberen met de betreffende verhuurder tot aangepaste afspraken te komen.
Gaat u ervoor zorgen dat mensen tijdens de coronacrisis geen dubbele huurlasten hoeven te betalen omdat zij nog niet kunnen verhuizen tijdens de coronacrisis? Op welke manier(en) gaat u dit doen bij zowel woningcorporaties als verhuurders in de vrije sector?
Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb vermeld vallen enige dubbele lasten bij verhuizing meestal niet te voorkomen. Ik zal in mijn overleggen met verhuurders een oproep aan hen doen om binnen hun mogelijkheden coulance te betrachten en zo mogelijk de aanvang van de huur enige tijd uit te stellen als de betreffende huurder door de maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus nog niet kan verhuizen noch de voorbereidende werkzaamheden in de nieuwe woning kan (laten) uitvoeren.
Op welke manier(en) zorgt u ervoor dat huurders of woningzoekenden hun inschrijftijd of opgebouwde woonpunten voor een huurwoning niet verliezen omdat zij tijdens de huidige crisis niet tijdig kunnen reageren, niet kunnen bezichtigen of niet kunnen verhuizen?
Er hebben mij tot dusver geen signalen bereikt dat hier een acuut probleem ontstaat voor huurders of woningzoekenden. Indien er wel problemen ontstaan heeft een woningcorporatie de ruimte om in dergelijke gevallen maatwerk en coulance toe te passen.
Wilt u deze vragen per stuk beantwoorden en niet clusteren?
Ja.
Wilt u deze vragen en de eerdere Kamervragen over de (mogelijke) sluiting van vakantieparken en over de huisvesting van arbeidsmigranten tijdens de coronacrisis beantwoorden vóór het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 1 april 2020?9
Het is helaas niet gelukt om deze en de eerdere Kamervragen over de huisvesting van arbeidsmigranten tijdens de coronacrisis te beantwoorden vóór het debat van 1 april. Voor de beantwoording van laatstgenoemde vragen heb ik overleg gevoerd met mijn collega van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.