Het bericht dat (onder meer) het Franciscus Gasthuis in Rotterdam ‘doordendert’ met het invoeren van functiedifferentiatie |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Weet u dat uw voorganger het wetsvoorstel BIG-II heeft ingetrokken toen hem duidelijk werd dat het, in zijn woorden, «niet ging vliegen»?1
Ja.
Weet u dat dat kwam omdat zeer veel ervaren, uiterst kundige verpleegkundigen zich door dat wetsvoorstel geschoffeerd voelden nu hun ervaring en kunde van generlei waarde leken te zijn bij de in dat wetsvoorstel voorgestane functiewaardering?
In de brief (Kamerstuk 29 282, nr. 831) van 8 oktober jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer reeds geïnformeerd over de redenen waarom het wetsvoorstel voor de regieverpleegkundige definitief niet zal worden ingediend. Uit de verkenning door de heer Rinnooy Kan bleek het draagvlak voor de uitwerking en de overgangsregeling zoals die er lag bij de verpleegkundige beroepsgroep onvoldoende. Dat is de voornaamste reden geweest om het wetsvoorstel niet in te dienen. In de gesprekken die partijen hierover met de heer Rinnooy Kan hebben gevoerd bleek dat deze partijen behoefte hadden om gezamenlijk te bezien hoe het vraagstuk rondom functiedifferentiatie, los van een wettelijke regeling, vorm gegeven zou kunnen worden. De gesprekken hierover tussen deze partijen lopen en zijn nog niet afgerond. Tegen die achtergrond kan ik mij voorstellen dat de vragen van verpleegkundigen over functiedifferentiatie nog steeds relevant zijn.
Snapt u de gevoeligheid van deze materie bij veel verpleegkundigen ook vandaag de dag nog?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat (onder meer) de Raad van Bestuur van (onder meer) het Franciscus Gasthuis te Rotterdam «doordendert» met het invoeren van functiedifferentiatie?2
Ik heb kennisgenomen van het Facebookbericht waar u op doelt.
Kunt u zich voorstellen dat de hiervoor bedoelde handelwijze en dan niet in de laatste plaats de timing ervan tot ontzettend veel commotie bij verpleegkundigen heeft geleid?
Zoals verwoord bij de beantwoording van vraag 2 en 3 is het gesprek over de invulling van functiedifferentiatie belegd bij vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. In algemene zin geldt dat het werkgevers vrij staat om, in samenspraak met de medezeggenschap, ontwikkelingen binnen hun functiegebouw te verkennen en wijzigingen door te voeren. Dat gebeurt al jaren in verschillende vormen, onder andere via proeftuinen. Ik ga er daarbij van uit dat werkgevers hun werknemers nauw betrekken bij de ontwikkelingen van het functiegebouw.
De raad van bestuur van het Franciscus Gasthuis & Vlietland meldde mij dat het besluit om door te gaan met verpleegkundige functiedifferentiatie in lijn is met het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ). Meer specifiek wordt door het Franciscus Gasthuis & Vlietland de Verpleegkundige adviesraad en de ondernemingsraad betrokken in de proeftuinen, in de informatieverstrekking en is er mogelijkheid tot het geven van input, het stellen van vragen en het geven van advies. Het voorstel zelf komt rechtstreeks uit de bevindingen vanuit een pilotfase met de betrokkenheid (afvaardiging) van verpleegkundigen. Volgens het Franciscus Gasthuis & Vlietland is het geenszins de bedoeling geweest om commotie te veroorzaken.
Vindt u een dergelijke handelwijze en de timing ervan getuigen van voldoende inzicht in en aandacht voor de gevoeligheid van deze materie bij medewerkers van wie zeker in deze periode het uiterste wordt gevraagd? Bent u dan ook van mening dat het volstrekt niet past bij goed werkgeverschap (waarvan stelselmatig en terecht wordt benadrukt dat het van groot belang is in de strijd tegen de forse personeelstekorten in de sector) om een dergelijk onderwerp in de beleving van medewerkers «erdoor te duwen», juist in een tijd dat een ontzettend groot beroep wordt gedaan op de ervaring en kunde van verpleegkundigen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een dringend beroep op ziekenhuisdirecties te doen om trajecten die tot functiedifferentiatie leiden vooralsnog in de ijskast te zetten?
Zoals eerder aangegeven loopt het gesprek over functiedifferentiatie tussen vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. De overheid heeft hier geen directe rol in, zoals aangegeven in de brief van 8 oktober jl. Ik zal dan ook geen beroep doen op ziekenhuisdirecties om de trajecten over functiedifferentiatie in de ijskast te zetten. Desalniettemin ga ik ervan uit dat zorginstellingen taken prioriteren in deze tijd van crisis. Momenteel ligt alle aandacht van werkgevers en werknemers bij de corona maatregelen.
Wilt u deze vragen, uiteraard rekening houdend met de ongetwijfeld grote werklast bij u en uw medewerkers, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan om deze Kamervragen op een zo kort mogelijke termijn te beantwoorden.
Het bericht ‘VWS bezig met reddingsplan zorg: Niemand failliet’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VWS bezig met reddingsplan zorg: Niemand failliet»?1
Ja.
Begrijpt u dat de berichtgeving in dezen waarbij, als het gaat om het doorbetalen van zorgaanbieders om te voorkomen dat die omvallen, soms wordt gesproken over «afspraken» en dan weer over een «zeer dringend beroep» (op gemeenten) verwarrend is, zeker in deze toch al hectische en onzekere periode?
Inmiddels hebben zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten allemaal hun maatregelen bekend gemaakt om zorgaanbieders te ondersteunen gedurende de coronacrisis.
Ik heb uw Kamer op 31 maart jl. geïnformeerd over de maatregelen die gemeenten en zorgkantoren hebben genomen, bij mijn antwoord op vragen van het lid Kerstens over het door gemeenten en zorgverzekeraars (niet) doorbetalen van zorgaanbieders die als gevolg van de coronacrisis bijvoorbeeld geconfronteerd worden met «afbestelde» zorg en ondersteuning.
Intussen hebben zorgverzekeraars afspraken gemaakt met zorgaanbieders over het sneller declareren en uitbetalen van declaraties voor verleende zorg. Daardoor worden in de maand april honderden miljoenen versneld aan de sector uitbetaald, waarmee een bijdrage is geleverd aan voldoende liquiditeit.
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders in meer detail geïnformeerd over de continuïteitsbijdrage–regeling die zij hebben ingesteld2. Deze regeling staat open voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering onder de in de bijlage bij de brief genoemde voorwaarden3. Zorgverzekeraars streven ernaar dat zorgaanbieders vanaf begin mei een continuïteitsbijdrage kunnen aanvragen. Deze wordt als betaaltitel vastgesteld door de NZa. De uitwerking daarvan vindt nu plaats. De regeling start per 1 maart en loopt tot en met 30 juni. Indien zorgverzekeraars dat noodzakelijk achten, kunnen zij deze regeling verlengen. Er zijn echter ook zorgaanbieders die niet kunnen wachten tot betaling in mei, omdat ze al eerder in financiële problemen komen. Voor hen is een vooruitbetalingsregeling getroffen onder de in de brief genoemde voorwaarden.
Indien nodig, kan een aanbieder ook terecht bij zijn bank. De bank kan een mogelijkheid bieden tot opschorten van een aflossing voor zes maanden. Wanneer zicht is op een continuïteitsbijdrage zal de bank overwegen of een kredietuitbreiding, bijvoorbeeld via een tijdelijke overstand op de rekening, verantwoord is.
De continuïteitsbijdrage-regeling is voorliggend. Zorgaanbieders die in aanmerking komen voor deze regeling kunnen daarom geen aanspraak maken op de Rijksregelingen in het kader van de coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de continuïteitsbijdrage (bijvoorbeeld het deel van de omzet dat vergoed wordt via eigen betalingen door de verzekerden). Voor dat deel omzetdaling kunnen zorgaanbieders – indien zij voldoen aan de voorwaarden – in aanmerking komen voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)4. Hierdoor kan ongewenste dubbeling van financiële steun worden voorkomen.
Vindt u ook dat zogenaamde «niet-gecontracteerde» zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de thuiszorg, een belangrijke, waardering verdienende rol spelen; zeker ook in deze coronacrisis?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat, anders dan eerder gecommuniceerd, ook niet-gecontracteerde zorgaanbieders in aanmerking (gaan) komen voor maatregelen van zorgverzekeraars, zodat ook hun continuïteit wordt gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wilt u dan bij zorgverzekeraars aandringen op spoedige helderheid in dezen als ook op het met terugwerkende kracht laten ingaan van afspraken als hier bedoeld?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij zorgverzekeraars aan te dringen op bijvoorbeeld het (tijdelijk) opheffen van het zogenaamde «cessieverbod», zodat zorgaanbieders rechtstreeks worden uitbetaald als ook tot het versnellen van machtigingsprocedures?
In hun brief van 25 maart jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat zij ten aanzien van alle zorgaanbieders ervoor zorgen dat declaraties voor verleende zorg zo snel mogelijk worden betaald, dat het aanvraagproces voor machtigingen waar mogelijk nog verder wordt versneld en dat controles gepast worden ingezet, rekening houdend met de genomen crisismaatregelen zodat zorgtaken nu niet onnodig worden belemmerd.
Er komt geen (tijdelijk) opheffen van het zogenaamde «cessieverbod». Bij gecontracteerde zorgaanbieders hebben verzekerden altijd de garantie dat de rekening via de zorgverzekeraar vergoed wordt. Verzekerden kunnen problemen met een cessieverbod daarom voorkomen door te kiezen voor een gecontracteerde zorgaanbieder.
Vindt u ook dat de nu aan gemeenten gedane «dringende oproep» om zorgaanbieders door te betalen, zodat de continuïteit van zorg kan worden gewaarborgd, moet worden omgezet in de afspraak dat dat gebeurt?
Ik heb er vertrouwen in dat op basis van de «zeer dringende oproep» gemeenten en aanbieders tot goede afspraken zullen komen om financieel zekerheid te bieden aan aanbieders. Dat laat onverlet dat ik nadrukkelijk de vinger aan de pols houd
als het gaat om de uitwerking van deze afspraken door gemeenten. In eerste instantie geleid ik eventuele signalen door naar de VNG die zelf ook signalen verzamelt. De VNG neemt altijd contact op met de betreffende gemeente om de noodzaak van de gemaakte afspraken toe te lichten. Vooralsnog hebben interventies van de VNG het gewenste resultaat. Mocht blijken dat gemeenten dit niet of in onvoldoende mate doen en er in dit opzicht sprake is van taakverwaarlozing, dan zal het instrumentarium van interbestuurlijk toezicht worden ingezet.
Als u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, wanneer wordt die afspraak dan gemaakt en bent u bereid die met terugwerkende kracht te laten ingaan?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid gemeenten in dezen afdoende te compenseren voor eventuele extra kosten die met het nakomen van een dergelijke afspraak gepaard gaan?
Vanzelfsprekend zal het Rijk doen wat nodig is en het extra budgettaire beslag van de noodzakelijke maatregelen in te passen in het Rijksbrede beeld. Dit houdt in dat het Rijk gemeenten zal compenseren voor de meerkosten die zij aan hun aanbieders betalen t.b.v. de extra maatregelen vanwege corona. Voor de zomer gaan Rijk en gemeenten in gesprek over de compensatiemogelijkheden van de effecten die optreden na afloop van de coronacrisis.5
Wilt u, uiteraard rekening houdend met de werklast bij u en uw medewerkers, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat er een bankrun gaande is binnen de financiële sector. |
|
Mahir Alkaya (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat we zeer kritisch moeten zijn op het euro- en dollarhamstergedrag van de financiële sector, dat de reële economie aan het beschadigen is?1
In tijden van economische en financiële tegenvallers zien we vaak een beweging naar activa die als veiliger worden gezien, waaronder cash of veilige (staats)obligaties. Om te voorkomen dat markten opdrogen treden centrale banken in zulke gevallen op als achtervang. Wereldwijd voeren centrale banken daarom ruim monetair beleid, bijvoorbeeld door onderpandsvereisten voor liquiditeit te versoepelen. Juist in tijden van marktstress kunnen centrale banken daardoor bijdragen om markten te kalmeren, en banken en markten van voldoende liquiditeit te voorzien. Daardoor wordt voorkomen dat stress overslaat naar financiële instellingen en kunnen banken de economie van liquiditeit blijven voorzien.
Waarom wordt er gekozen voor het opkopen van schuld in de financiële sector als maatregel voor de economische crisis? Is dit de meest doeltreffende en doelmatige benadering? Waarom wordt er niet gekozen voor een meer directe stimulatie van de reële economie?
De ECB heeft een mandaat om de prijsstabiliteit te handhaven. Dat mandaat is ingevuld als een inflatie van onder, maar dichtbij 2%. De ECB heeft verschillende maatregelen genomen om de economische gevolgen van COVID-19 te mitigeren. De ECB richt zich daarbij op het verruimen van de financiële omstandigheden in de eurozone als geheel en poogt hiermee de economische activiteit te stimuleren. Dit doet de ECB onder andere door overheids- en bedrijfsobligaties op te kopen. Daarnaast verstrekt de ECB ook extra liquiditeit aan banken om de kredietverlening te stimuleren. De voorwaarden waartegen banken liquiditeit aan kunnen trekken bij de ECB worden aantrekkelijker naarmate banken meer uitlenen aan bedrijven en consumenten. Dit ruime monetair beleid kan eraan bijdragen dat bedrijven over voldoende financiering beschikken tijdens de crisis en dat de economische activiteit niet tot stilstand komt. Het is aan de ECB om onafhankelijk te beslissen over de meest doeltreffende en doelmatige benadering om haar mandaat op prijsstabiliteit te realiseren.
Daarnaast spelen nationale overheden ook een belangrijke rol in het bestrijden van de negatieve economische gevolgen van COVID-19. Nationale overheden nemen, afhankelijk van de nationale context, gerichte maatregelen om de reële economie te ondersteunen. Sommige van deze maatregelen versterken het beleid van de ECB. Zo verstrekken overheden kredietgaranties. Dit vergroot de kans dat banken de extra liquiditeit doorzetten naar bedrijven in deze onzekere periode. Overheden nemen daarnaast maatregelen om voor bedrijven de vaste kosten tijdelijk te reduceren en bieden ondersteuning op inkomens van werknemers en ZZP’ers. Zie ook het antwoord op de volgende vragen.
Wat zijn de resultaten geweest van het vorige programma van de Europese Centrale Bank (ECB) ten aanzien van kwantitatieve verruiming, waarmee 2.600 miljard euro aan schuldpapier is opgekocht? Welke effecten heeft dit gehad op het stimuleren van de economie, en welke effecten op het vergroten van ongelijkheid?
Het aankopen van obligaties is één van de beleidsinstrumenten die de ECB toepast in de uitoefening van haar mandaat van prijsstabiliteit. De kanalen waarlangs het aankopen van obligaties het risico op langdurige lage inflatie kan verminderen heb ik nader beschreven in de Kamerbrief «Risico’s Nederlandse staat als gevolg van ECB beleid».2 De precieze effecten van het aankoopprogramma op het stimuleren van de economie zijn lastig te kwantificeren. We weten namelijk niet wat de situatie zou zijn geweest zonder het aankoopprogramma. Dit blijkt onder andere ook uit de CPB-studie »Effecten van onconventioneel monetair beleid zijn niet aangetoond» waarvan ik de Kamer een appreciatie heb gegeven.3 Ik hecht eraan om ook hier te benadrukken dat het aan de ECB is om in onafhankelijkheid te bepalen welke instrumenten zij inzet om haar mandaat van prijsstabiliteit te vervullen. Daarbij kan de ECB studies over de gevolgen van het beleid, zoals die van het CPB, meewegen.
Internationale studies naar het effect van onconventioneel monetair beleid op de ongelijkheid laten een gemengd beeld zien. Monetair beleid kan tegengestelde effecten hebben op de ongelijkheid. Enerzijds vermindert onconventioneel monetair beleid de inkomensongelijkheid door economische activiteit en werkgelegenheid te stimuleren. Anderzijds kan dit beleid zorgen voor een opwaartse druk op financiële activaprijzen en daarmee de ongelijkheid vergroten.4
Volgens onderzoekers van DNB en de ECB heeft expansief monetair beleid in de eurozone en het aankoopprogramma in het bijzonder waarschijnlijk de inkomensongelijkheid verminderd.5 Tegelijkertijd zijn er ook onderzoeken die aantonen dat de vermogensongelijkheid wel is toegenomen als gevolg van grootschalige aankoopprogramma’s in ontwikkelde economieën.6 Hierbij kan opgemerkt worden dat de empirische literatuur die kijkt naar de verdelingseffecten van onconventioneel monetair beleid nog in de kinderschoenen staat. Het is onzeker of toekomstig onderzoek meer duidelijkheid zal verschaffen, aangezien we niet weten hoe de inkomens- en vermogensverdeling eruit zouden zien zonder het beleid van de ECB.
Welke mogelijkheden ziet u om de versoepeling van de EU-regels rondom staatssteun te gebruiken om noodlijdende burgers en bedrijven in grotere mate direct bij te staan in plaats van via de financiële sector? Gezien het feit dat veel van de steun aan de financiële sector hier blijft hangen en niet in de reële economie terecht komt; wat gaat u doen om de financiële sector te dwingen de ontvangen steun door te vertalen in steun aan de burger en ondernemers?
Het kabinet heeft een uitgebreid pakket met maatregelen getroffen om burgers en bedrijven die door de coronacrisis in problemen komen te steunen, waarbij ook gebruik is gemaakt van de versoepelde EU-regels voor staatssteun. Bij het merendeel van deze maatregelen gaat de steun direct naar burgers en bedrijven. Zoals bijvoorbeeld de nieuwe Tijdelijke noodmaatregel voor werkbehoud (NOW), de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sector (TOGS), de extra tijdelijke ondersteuning voor zelfstandigen en de uitstel van de betaling van belastingen.7 Daarnaast zijn er maatregelen die lopen via het bancaire kanaal, maar die via deze weg ook direct terecht komen bij bedrijven. Zo zijn de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en de Garantie Ondernemingen (GO) regeling verruimd, waardoor meer ondernemingen in aanmerkingen kunnen komen voor een dergelijke lening met een gedeeltelijke garantie c.q. borgstelling van de overheid. Het is overigens ook een vereiste vanuit het (tijdelijke) staatssteunkader van de Europese Commissie, dat steun aan bedrijven die via banken of andere financiële instellingen wordt verstrekt aan bedrijven ten goede komt.
Gaat u de burger bijstaan en de banken dwingen tot goed gedrag door te zorgen voor een tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding op consumptief krediet naar 0%?
Naar aanleiding van de motie-Ouwehand8 die de regering oproept om er alles aan te doen om de banken te bewegen om de rente op rood staan drastisch te verlagen, heb ik de banken opgeroepen serieus te kijken naar hun tarieven voor rood staan. Inmiddels hebben diverse banken aangekondigd de rente op rood staan tijdelijk dan wel structureel te verlagen. Momenteel hanteren de banken een rente van maximaal 10 procent. Voor een aantal banken is dit een verlaging van het tarief met bijna een kwart. Dat vind ik een forse stap die sommige consumenten kan helpen. Tegelijk wil ik ook benadrukken dat rood staan mogelijk niet de beste optie is voor consumenten die als gevolg van de corona-crisis te maken krijgen met een terugval in inkomen. Ik raad hen aan om in deze situatie contact op te nemen met de bank voor een mogelijk betere (krediet)oplossing.
Ook consumenten met een andere vorm van consumptief krediet, die zich zorgen maken over de maandelijkse lasten van het krediet, kunnen contact opnemen met de kredietaanbieder om te kijken naar een passende oplossing. Diverse banken en andere kredietaanbieders hebben aangekondigd consumenten, die betalingsproblemen hebben of verwachten te krijgen, te ondersteunen met maatwerk, bijvoorbeeld door de maandelijkse lasten voor rente en aflossing tijdelijk uit te stellen. Ik juich dit soort initiatieven toe.
Naar aanleiding van de motie Krol en Van Brenk die mij oproept om de maximale kredietvergoeding te verlagen en mijn toezegging om te kijken naar de effecten van de maximale kredietvergoeding voor consumenten in financieel kwetsbare situaties9, ben ik op dit moment aan het kijken of de maximale kredietvergoeding verlaagd kan worden. Ik zal de Tweede Kamer hierover binnenkort informeren.
Deelt u de mening dat onze samenleving in grote en groeiende mate afhankelijk is van private banken, de private betalingsinfrastructuur, de private geldschepping en private investeringen? Worden we door het huidige semiverbod op gebruik van contant geld niet nog afhankelijker van de banken?
Dienstbaarheid van de financiële sector blijft een onverminderde prioriteit van dit kabinet. Het is een centraal thema van de Agenda financiële sector, waarin het kabinet eind 2018 maatregelen presenteerde om bij te dragen aan een stabiele, integere en innovatieve financiële sector. Banken zijn in Nederland in grote mate verantwoordelijk voor de infrastructuur voor betalingen en spelen een belangrijke rol in het financieren van investeringen van bedrijven en het verschaffen van hypotheken. De financiële sector dient duidelijk publieke belangen en er is een rol voor de overheid om deze belangen te borgen. Hierin spelen DNB en de ECB een belangrijke rol als toezichthouders op de goede werking van het betalingsverkeer. Daarnaast worden strengere eisen gesteld aan buffers van banken, zodat banken zelf klappen kunnen opvangen.
Ons geldstelsel is nu zo ingericht dat geldschepping grotendeels privaat tot stand komt en een groot deel van het geld, namelijk het geld op rekeningen bij commerciële banken, een vorm van privaat geld is. Het depositogarantiestelsel zorgt daarbij dat burgers hun geld veilig en publiek verankerd kunnen stallen. Contant geld is een publiek alternatief voor privaat geld op een rekening bij een commerciële bank. Het gebruik van contant geld neemt echter al lange tijd af in Nederland.
Het kabinet heeft eerder in de reactie op het WRR-rapport «Geld en Schuld» aangegeven een groot deel van de conclusies van de WRR te onderschrijven. Met name digitaal centralebankgeld is wat het kabinet betreft een interessante potentiële ontwikkeling in het licht van het afnemende gebruik van contant geld. DNB heeft hier onderzoek naar gedaan. Hierover heb ik uw Kamer recent middels een brief geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de banken deze functies slechts kunnen vervullen dankzij impliciete en expliciete (financiële) steun die zij ondervinden middels het optreden van de ECB, De Nederlandsche Bank (DNB) en Nederlandse overheid?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat publieke en private belangen te sterk verweven zijn geraakt en slechts structuurwijzigingen, zoals ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bepleit, voor een balans zullen kunnen zorgen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat we niet moeten wachten, maar nu een publieke bank en/of digitale centralebankrekening moeten invoeren zodat we minder afhankelijk worden van de financiële sector, onze betalingsinfrastructuur kunnen veiligstellen en aan directe stimulatie van de economie kunnen doen via deze instelling?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bekend met kritiek op het voorgaande kwantitatieve verruimingsprogramma door de ECB en het onderzoek dat aangeeft dat dit ongelijkheid heeft vergroot en dit geld veelal in de financiële sector is blijven hangen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de samenleving iets moet terugkrijgen voor de miljarden aan impliciete en expliciete steun die zij met belastinggeld geeft aan de financiële sector? Welke mogelijkheden ziet u om aandelen of andere eigendomsstructuren terug te krijgen voor de steun die de samenleving geeft aan de financiële sector?
De steun die op dit moment via banken wordt gegeven is juist bedoeld om het bedrijfsleven te ondersteunen, niet de banken zelf.
Voor directe steun aan banken zelf is het kader na de financiële crisis fundamenteel hervormd. Het uitgangspunt is daarbij dat aandeelhouders en schuldeisers de verliezen in de financiële sector als eerste dienen te dragen en niet de belastingbetaler, zoals tijdens de financiële crisis. Daarmee zijn de mogelijkheden voor overheden om staatssteun te verlenen aan banken ingeperkt en wordt belastinggeld zoveel mogelijk beschermd. Wel kennen staatssteunregels beperkte uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer alleen sprake is van liquiditeitsgaranties.
Welke plannen zijn er of worden er gemaakt om de enorme groei in ongelijkheid als resultaat van de crisisaanpak terug te dringen? Deelt u de mening dat de aanpak van de economische crisis die is blootgelegd door de coronacrisis niet mag leiden tot een groei in de toch al historisch hoge ongelijkheid?
De plannen van het kabinet zijn erop gericht om de economie te stabiliseren, onder meer door werking van de automatische stabilisatoren en via de mogelijkheid tot uitstel van belasting om liquiditeitsproblemen het hoofd te kunnen bieden. Het kabinet heeft daarnaast maatregelen genomen om te voorkomen dat bedrijven personeel ontslaan. Tevens is een tijdelijke ondersteuningsregeling voor zzp’ers in het leven geroepen waarbij o.a. het inkomen wordt aangevuld tot het sociaal minimum. Hiermee wordt getracht de economische effecten van de Corona-crisis zoveel mogelijk te mitigeren en bij te dragen aan behoud van werk of inkomensondersteuning, hetgeen belangrijke voorwaarden zijn voor een evenwichtige inkomensverdeling.
Als meer zicht komt op de economische effecten van de Corona crisis, moet ook opnieuw worden gekeken naar maatregelen voor het komende jaar en verder. Het kabinet streeft daarbij – zoals ook in de voorgaande jaren – naar een evenwichtige inkomensverdeling, tussen verschillende huishoudens, hoge en lage inkomens, werkenden en niet-werkenden, gezinnen met en zonder kinderen en verschillende huishoudtypes.
Ondersteuning voor zelfstandigen en de culturele sector |
|
Frank Futselaar , Mahir Alkaya (SP), Peter Kwint (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u van mening dat met de brief waarin u antwoord geeft op de aangenomen motie-Jetten c.s. voldoende recht gedaan is aan het verzoek van de Kamer, namelijk het komen tot een steunpakket voor de culturele sector om de gevolgen van de coronacrisis te kunnen dragen? Zo nee, met welke maatregelen bent u voornemens nog verder te komen?1
In de brief van de Minister van OCW van 27 maart jl. is aangegeven dat de generieke maatregelen van het kabinet ook van toepassing zijn op de culturele en creatieve sector, voor zowel zelfstandigen als instellingen. Deze kabinetsbrede maatregelen (vanuit de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)) bieden houvast voor bedrijven, instellingen en werkenden in het culturele en creatieve veld. Relevante voorbeelden zijn: de werktijdverkorting voor werknemers en werkgevers, de extra ondersteuning voor zzp’ers, de belastingmaatregelen, verruiming en versoepeling van de borgstelling midden- en kleinbedrijf, financiële ondersteuning via Qredits en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS). Daarmee worden banen behouden, worden zzp’ers en kleine ondernemingen ondersteund en worden lasten verlaagd.
Daarnaast zijn er coulancemaatregelen genomen voor de door het rijk gesubsidieerde instellingen. Voorbeelden van deze coulance maatregelen zijn: het opschorten van huren van rijksgesubsidieerde musea. Voor instellingen die onderdeel uitmaken van de Basisinfrastructuur of die gefinancierd worden vanuit de Erfgoedwet geldt dat de deadline voor het indienen van de jaarverantwoording over 2019 is verschoven van 1 april 2020 naar 1 juni 2020. Voor deze groep geldt ook dat subsidies doorlopen. Bij de vaststelling van de subsidie voor de Basisinfrastructuur 2017–2020 zal de subsidie niet worden gekort als voorgenomen prestaties niet worden gehaald vanwege COVID-19. Gemeenten hebben de Minister van OCW laten weten deze maatregel te volgen. Daarnaast hebben de instellingen in de Basisinfrastructuur al op korte termijn de beschikking gekregen over hun subsidie voor het derde kwartaal van 2020, zodat zij over meer liquide middelen beschikken en verplichtingen aan vooral freelancers en zzp’ers kunnen nakomen.
De zes rijkscultuurfondsen nemen alle bovengenoemde coulancemaatregelen over voor de instellingen die zij ondersteunen. Gemeenten, provincies en private fondsen hebben toegezegd ook coulance te betrachten.
In de brief van de Minister van OCW van 15 april jl. is aangegeven dat er 300 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Met deze steun worden instellingen die van vitaal belang zijn voor de sector, door de financieel zware eerste maanden van de coronacrisis heen geholpen. Om na de crisis weer geleidelijk te kunnen opstarten is het bovendien ook nodig dat er nu wordt geïnvesteerd in nieuwe, aangepaste, producties voor het volgende seizoen. Ook kan door deze aanvullende ondersteuning de werkgelegenheid in deze sector zoveel mogelijk worden behouden.
Herinnert u zich dat u in uw brief spreekt van onduidelijke communicatie over de deadline tot wanneer evenementen niet door mogen gaan? Kunnen ondernemers die door deze onduidelijkheid plotseling aansprakelijkheid dragen voor het afzeggen van evenementen aanspraak maken op compensatie voor de geleden schade door deze slechte overheidscommunicatie?2
Het besluit tot 1 juni 2020 ziet op vergunnings- en meldplichtige evenementen. Culturele activiteiten, zoals voorstellingen, tentoonstellingen en concerten, die niet vergunnings- of meldplichtig zijn, vallen onder het maatregelenpakket dat tot en met 28 april a.s. geldt. Het kabinet zal dit op 21 april opnieuw bekijken. Om de ondernemers in de culturele sector te compenseren voor schade kunnen ook zij gebruik maken van het noodpakket, waaronder de TOGS, TOZO en NOW en de fiscale maatregelen. Maatregelen die vooralsnog gelden tot en met 28 april kunnen voor activiteiten die een lange voorbereidingstijd kennen, zoals in de culturele sector vaak het geval is, het einde van het seizoen impliceren. Het kabinet begrijpt dat daar dan ook door de culturele sector naar gehandeld is en dat er activiteiten zijn afgezegd voor langere periode – in eerste instantie – tot 1 juni 2020. Dat is vanuit het perspectief van de sector een logisch besluit geweest.
Waarom kunnen kappers wel aanspraak maken op aanvullende steunmaatregelen, maar bijvoorbeeld tatoeëerders of andere ondernemers met SBI-code 9609 niet? Moeten deze ondernemers niet ook vanwege het directe fysieke contact met hun klanten de deuren nu sluiten? Bent u bereid deze omissie te repareren?
Op dinsdag 7 april jl. is de uitbreiding met non-food retail en nog een tweede uitbreiding aan uw Kamer gecommuniceerd. SBI-code 9609, waar tatoeëerders onder vallen, is in deze uitbreiding opgenomen. De volledige lijst met SBI-codes die in aanmerking komen voor de TOGS wordt met terugwerkende kracht in de Staatscourant gepubliceerd.
Herkent u de zorgen van uitbaters van bijvoorbeeld monumenten dat zij niet alleen de toegangsprijzen missen, maar ook bijvoorbeeld klandizie in hun klantenshops, horeca, rondleidingen enz.? Bent u bereid om met het veld in gesprek te gaan om te kijken hoe aanvullende compensatie soelaas kan bieden?
De Minister van OCW herkent de zorgen van monumenteneigenaars die niet alleen de inkomsten van de kaartverkoop missen maar ook andere inkomsten uit zakelijke verhuur, horeca en winkels. In de uitbreiding van de TOGS-regeling, die middels de Kamerbrief van dinsdag 7 april jl. aan de Kamer is gecommuniceerd, is monumentenzorg dan ook opgenomen. In de brief van de Minister van OCW van 15 april jl. is aangegeven dat er 300 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Een deel van deze additionele middelen wordt ingezet voor het verhogen van de leenfaciliteit voor monumenteneigenaren van opengestelde rijksmonumenten via het Nationaal Restauratie Fonds.
Welke mogelijkheden zijn er voor zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) die in de loop der jaren hun werkveld hebben verlegd, maar nog altijd bij de Kamer van Koophandel een oude SBI-code hebben? Kunnen zij wanneer ze kunnen aantonen ander werk te doen alsnog in aanmerking komen voor ondersteuning?
Ondernemers die, op basis van hun hoofdactiviteit, menen in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming, maar zien dat zij geregistreerd staan onder een verkeerde SBI-code, kunnen dit melden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). RVO.nl zal deze verzoeken dan bekijken op redelijkheid en billijkheid.
Waarom is de eis dat het huisadres niet het adres van het bedrijf mag zijn als voorwaarde toegevoegd? Erkent u dat voor heel veel zelfstandigen in de culturele sector (maar ook daarbuiten) hun huisadres een heel logische vestigingsplaats voor hun onderneming is? Bent u bereid om deze voorwaarde te schrappen?
De tegemoetkoming via de TOGS is bedoeld om ondernemers te ondersteunen die te maken hebben met omvangrijke, terugkerende vaste lasten, bijvoorbeeld door de huur van een bedrijfspand. Natuurlijk kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip vallen bij het strak hanteren van de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen is in de brief die op 7 april jl. aan uw Kamer is gestuurd, toegelicht dat we aan de hand van sectorspecifieke criteria ondernemers met significante, periodiek terugkerende vaste lasten, terwijl zij ingeschreven staan op het huisadres, tegemoet komen. Hiervoor zal van deze ondernemers een aanvullende verklaring worden gevraagd. Uit deze verklaring moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale omvang hebben. Dit kan in ook gelden voor de zelfstandige uit de culturele sector. Maar in de gevallen waar dat niet zo is, is de kans groot dat die als zzp’er een beroep kan doen op andere regelingen zoals de TOZO.
Wat was uw overweging om bijvoorbeeld grote sectoren zoals beeldende kunsten, vormgeving en architectuur niet toe te voegen aan de culturele sectoren waar specifieke steun voor wordt aangeboden? Bent u bereid dit alsnog te overwegen?
Indien hiermee wordt gedoeld op de TOGS:
Het doel van de TOGS is om ondernemers, die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. In eerste instantie is bij het bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door de volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de beleidsregel die met terugwerkende kracht op 27 maart 2020 in werking trad, is een overzicht gegeven van sectoren die in aanmerking voor de TOGS komen. Beeldende kunsten, vormgeving en architectuur waren hier niet in opgenomen, omdat dit geen ondernemingen betreft die door de kabinetsmaatregelen gedwongen moeten sluiten, of dicht moeten door het verbod op het organiseren van evenementen.
De SBI-code «scheppende kunst», waar beeldende kunst onder valt, is ontzettend breed. Zo vallen onder deze code ook journalisten, bloggers en schrijvers, die in principe hun werk kunnen blijven uitvoeren. Daarom is er voor gekozen deze SBI ook niet mee te nemen in de uitbreiding van de lijst met sectoren die op 7 april jl. aan de Kamer is gecommuniceerd. Daarnaast is er voor gekozen architectuur en vormgeving niet op te nemen in de uitbreiding van de lijst met sectoren omdat zij niet direct door de kabinetsmaatregelen getroffen zijn of directe toeleveranciers zijn van de getroffen sectoren. In de uitbreiding zijn overigens wel opgenomen: filmproductie en productie van televisieprogramma's, fotografie, facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie, distributie van films en televisieproducties, maken en uitgeven van geluidsopnamen, openbare bibliotheken, kunstuitleencentra en openbare archieven.
Tot slot heeft het kabinet tot een breed pakket aan maatregelen besloten om ondernemers en bedrijven op verschillende manieren te ondersteunen, met bijvoorbeeld een voorziening gericht op het doorbetalen van lonen aan werknemers, een regeling voor zzp’ers, het vergemakkelijken van kredietverstrekking door de banken en meer. Het is dus goed mogelijk dat ondernemers die weliswaar niet in aanmerking komen voor de TOGS, wel een beroep kunnen doen op andere regelingen.
Vallen poppodia ook onder de regelingen voor theaters en schouwburgen? Geldt dit ook voor festivals? Zo nee, deelt u dan de zorgen dat dit tot een kaalslag in de popmuziek sector kan leiden?
Op basis van hun hoofdactiviteit kunnen festivalorganisatoren in aanmerking komen voor de TOGS. Festival organisatoren heb geen eigen SBI-code maar vallen hoofdzakelijk onder de SBI «dienstverlening uitvoerende kunst» of onder «producenten podiumkunsten». Deze SBI-codes vallen al binnen de TOGS-regeling.
Ook poppodia hebben geen eigen SBI-code. Op basis van hun hoofdactiviteit zouden ook zij in aanmerking moeten komen voor de TOGS omdat zij gedwongen dicht moeten. Hoofdzakelijk vallen poppodia onder SBI-code 9002 «dienstverlening voor uitvoerende kunsten» welke al is opgenomen in de TOGS-regeling.
Bent u bereid om, wanneer blijkt dat dit pakket niet afdoende is om grote schade aan de culturele sector te voorkomen, alsnog te komen tot een garantiefonds voor makers en instellingen? Zo nee, waarom niet.
In de brief van de Minister van OCW van 15 april jl. is aangegeven dat er 300 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Met deze steun worden instellingen die van vitaal belang zijn voor de sector, door de financieel zware eerste maanden van de coronacrisis heen geholpen. En hiermee worden ze ook in staat gesteld te investeren in het komende culturele seizoen. Ook kan door deze aanvullende ondersteuning de werkgelegenheid in deze sector zoveel mogelijk worden behouden.
Waarom is besloten om de non-food retail niet mee te nemen in de regeling Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren, terwijl hier ook grote verliezen worden gemaakt door de Corona-crisis, onder andere door het advies van de overheid om zoveel mogelijk thuis te blijven?
Het doel van de TOGS is om ondernemers, die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. Bij de oprichting is aangegeven dat indien blijkt dat deze maatregel niet toereikend is, in een latere fase besloten kan worden om meer sectoren voor de eenmalige tegemoetkoming in aanmerking te laten komen. In eerste instantie is bij het bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door de volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Na analyse van de sinds 27 maart jl. gedane aanvragen voor de TOGS en de recente acute, negatieve ontwikkelingen van de winkelomzetten, heeft het kabinet op 28 maart jl. aangekondigd dat ondernemers in de non-food retail (inclusief non-food markthandel) vanaf 30 maart 2020 ook aanspraak kunnen maken op de eenmalige tegemoetkoming, mits ze aan de overige gestelde vereisten voldoen. Ondernemers in de sector non-food retail kunnen weliswaar openblijven, maar zien hun inkomsten sterk teruglopen als direct gevolg van de kabinetsaanwijzing om 1,5 meter afstand te houden en zoveel mogelijk thuis te blijven. Het betreft eveneens bedrijven die direct getroffen worden door het wegblijven van consumenten als gevolg van de kabinetsaanwijzingen.
In hoeverre valt het advies van de premier «blijf zoveel mogelijk thuis»3 te rijmen met de uitspraak van de Staatssecretaris van Economische Zaken «Je mag naar een winkel gaan, dus doe dat dan ook»?4
De Minister-President en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat staan beiden achter de aanpak om de coronacrisis te bestrijden. Zoveel mogelijk thuisblijven is één van de aanwijzingen van het kabinet om dit te bewerkstelligen. Daarnaast is het toegestaan om naar de winkel te gaan, mits er wordt voldaan aan de 1,5 meter afstandseis.
Mocht het kabinet besluiten tot verder beperkende maatregelen voor bedrijven, bijvoorbeeld sluiting van de non-food retail, zal de regeling Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren dan worden uitgebreid tot deze sectoren?
Het doel van de TOGS is om ondernemers die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. Mochten er aanvullende maatregelen komen van het kabinet, dan moet er worden bezien wat de beste oplossing is om ondernemers verder te ondersteunen.
Indien bovenstaande groepen uitgebreidere ondersteuning via onder meer de regelingen NOW en het noodloket krijgen, zoals voorgesteld in deze vragen, is de afgelopen donderdag door de Kamer geaccordeerde suppletoire begroting dan voldoende? Zo nee, hoeveel geld dient dan extra te worden toegevoegd?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen bij bovenstaande groepen nauwlettend. Er is nu een noodpakket met maatregelen ter ondersteuning van de economie en banen gecommuniceerd. Het kabinet heeft vertrouwen in deze maatregelen. Dit laat onverlet dat de ontwikkelingen elkaar snel opvolgen. Als de situatie zich voordoet dat meer maatregelen of uitbreidingen nodig zijn, zal uw Kamer daar vanzelfsprekend van op de hoogte worden gesteld. Budgettaire verwerking kan dan gevraagd worden middels een suppletoire begroting.
Uitstel van de Wet geneesmiddelenprijzen |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat maakt dat u uiteindelijk akkoord bent gegaan met een algeheel uitstel van zes maanden van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp)?1
Ik hecht groot belang aan de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening in de komende maanden. In dat kader heb ik de aanscherping van de wettelijke maximumprijzen op grond van de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp), die per 1 april 2020 in zou gaan, met zes maanden uitgesteld. Met deze maatregel bied ik partijen in de geneesmiddelenketen financiële armslag om bijvoorbeeld voorraden te versterken. Ook blijft Nederland hiermee als het gaat om spécialités aantrekkelijker voor parallelimport, door de gemiddeld relatief hoge prijsniveau voor spécialités van voor de aanscherping voorlopig voort te zetten. Ik doe dit onder meer naar aanleiding van dringende verzoeken van verschillende partijen op de geneesmiddelenmarkt. Zij geven aan dat deze maatregel hen rust en comfort biedt in tijden waarin er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt.
Klopt het dat met dit besluit de geneesmiddelenkosten 150 miljoen euro hoger zullen uitvallen ten koste van de premiebetalende burger en ten faveure van de farmaceutische industrie? Kunt u dit toelichten?
Door het uitstel van de aanscherping van Wgp is er een besparingsverlies op de zorguitgaven van naar schatting € 150 miljoen. Ik geef partijen op de geneesmiddelenmarkt hiermee meer financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten, bijvoorbeeld door voldoende voorraden aan te leggen. Ik vind dit belangrijk omdat naar verwachting door de uitbraak van COVID-19 er meer druk komt op de internationale geneesmiddelenmarkt.
Ik heb partijen wel opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met de extra financiële armslag die ik hen hiermee bied. Bijvoorbeeld door voorraden op peil te houden en financiële reserves op te bouwen waar nodig.
Wat is de reden dat u voor corona gerelateerde geneesmiddelen de maximumprijs per direct loslaat als fabrikanten te veel vragen? Hoe gaat u voorkomen dat fabrikanten van corona gerelateerde middelen misbruik maken van deze situatie en woekerprijzen gaan vragen?
Voor COVID 19-gerelateerde geneesmiddelen ben ik bereid per direct de wettelijke maximumprijs los te laten als daar een tekort voor dreigt en prijs een belemmering vormt. Ik doe dit niet op voorhand voor alle COVID-19 gerelateerde behandelingen, maar wel als dit noodzakelijk lijkt om bij schaarste voldoende geneesmiddelen voor de Nederlandse markt in te kopen. Wanneer deze situatie zich voordoet, mag het feit dat in Nederland voor sommige van deze geneesmiddelen wettelijke maximumprijzen gelden, geen belemmering vormen voor de inkoop en het aanleggen van voorraden van deze cruciale middelen.
Ik zal de prijsontwikkeling na het eventueel loslaten van een wettelijke maximumprijs voor een COVID-19 gerelateerde geneesmiddel wel nauwlettend volgen.
Wat maakt dat u bent afgestapt van het idee om alleen uitstel te verlenen voor geneesmiddelen met een jaaromzet tot 1 miljoen euro, aangezien u ervan uitging dat daar de meeste tekorten dreigen?2
Ik heb verschillende mogelijkheden onderzocht om te bezien of ik ruimte kan bieden binnen de maximumprijzen op grond van de Wgp om bij te dragen aan de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening in de komende maanden. Een van de maatregelen die ik heb onderzocht, is of het mogelijk is om voor geneesmiddelen met bijvoorbeeld een lage omzet de wettelijke maximumprijzen op voorhand los te laten, om voor deze categorie geneesmiddelen meer financiële armslag te bieden. Deze maatregel heb ik besproken met de betrokken koepelorganisaties in het Coronaberaad beschikbaarheid geneesmiddelen. Het uitsluiten van een specifieke categorie middelen op basis van dergelijke criteria stuit volgens deze partijen echter op uitvoeringsvraagstukken. Ik heb daarom in plaats van deze maatregel ervoor gekozen de aanscherping van de Wgp met zes maanden uit te stellen. Met deze maatregel bied ik marktpartijen financiële armslag om bijvoorbeeld voorraden te versterken.
Hoe verhoudt dit uitstel zich tot de erkenning van uw voorganger dat het prijsniveau van specialité»s (merkmedicijnen) over het algemeen boven het Europese gemiddelde ligt?3
Het is correct dat vóór de aanscherping van de Wgp de wettelijke maximumprijzen in Nederland voor spécialités gemiddeld boven het Europees gemiddeld prijsniveau lagen. Met de voorgestelde aanscherping van de Wgp zouden de maximumprijzen voor spécialités meer richting het Europees gemiddeld prijsniveau bewegen. Door deze aanscherping nu uit te stellen, in verband met de verwachte druk op de geneesmiddelenmarkt als gevolg van de uitbraak van COVID-19, zorg ik ervoor dat voor spécialités het gemiddeld prijsniveau tijdelijk boven het Europees gemiddelde prijsniveau blijft liggen. Hiermee bied ik partijen financiële armslag om zich voor te bereiden op eventuele tekorten. Ook blijft Nederland hiermee (voorlopig) als het gaat om spécialités aantrekkelijker voor parallelimport van geneesmiddelen.
Waarom doet u geen beroep op andere middelen voor het oplossen voor eventuele tekorten, zoals dwanglicenties?
De voorgenomen aanscherping van Wgp heb ik uitgesteld ten behoeve van de continuïteit van de algehele geneesmiddelenvoorziening in de komende maanden. Daarnaast ben ik in eerdere Kamerbrieven ingegaan op maatregelen die ik neem om tekorten van geneesmiddelen zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerstuk 25 295, nr. 200).
Meer in zijn algemeenheid geldt dat in het geval dat schaarste op de (wereld)markt de oorzaak van een tekort aan een geneesmiddel is – bijvoorbeeld omdat het geneesmiddel en/of de grondstoffen onvoldoende beschikbaar zijn – een dwanglicentie geen effectief instrument is om een geneesmiddel beschikbaar te maken voor de patiënt. Het octrooi is dan immers niet de beperkende factor die ervoor zorgt dat het middel niet beschikbaar is voor de patiënt.
De aangenomen noodwet van de Hongaarse president Orbán |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het Hongaarse parlement op 30 maart 2020 instemde met de omstreden noodwet, die regeren per decreet voor onbepaalde tijd mogelijk maakt?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de Hongaarse regering nu voor onbepaalde tijd zonder tussenkomst van het parlement besluiten kan maken en wetgeving buiten werking kan stellen?
Wat is uw reactie op de bepaling die het mogelijk maakt journalisten tot vijf jaar gevangenis op te leggen wanneer zij nepnieuws of «onwaarheden» verspreiden die het overheidsbeleid frustreren?
Deelt u de mening dat ondanks dat de coronacrisis om uitzonderlijke maatregelen vraagt, deze wet beginselen van de democratische rechtsstaat met de voeten treedt?
Bent u van mening dat de huidige situatie in Hongarije voldoet aan de vereisten van een democratische rechtsstaat zoals gesteld in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid uw zorgen over deze wetgeving over te brengen aan uw Hongaarse ambtsgenoot en uw ambtsgenoot hierop aan te spreken?
Bent u bereid deze zorgelijke situatie in de eerstvolgende Raad Algemene Zaken aan de orde te stellen, samen met gelijkstemde landen?
Kunt u toelichten hoe deze situatie de artikel 7-procedure tegen Hongarije beïnvloedt?
De artikel 7-procedure jegens Hongarije vindt sinds het initiëren ervan door het Europees parlement op 12 september 2018 zijn voortgang in de Raad. De procedure ziet op die onderwerpen die zijn opgenomen in het met redenen omklede voorstel van het Europees parlement. De op 30 maart jl. aangenomen noodwetgeving als zodanig valt daar in beginsel niet onder, al zullen specifieke onderdelen of toepassingen ervan mogelijk wel vallen onder onderwerpen uit het met redenen omklede voorstel. Inmiddels hebben twee hoorzittingen met Hongarije plaatsgevonden in het kader van de artikel 7-procedure, en wordt de stand van zaken van de procedure ook regelmatig op de agenda van de Raad Algemene Zaken geplaatst. Het kabinet zal zich hiervoor samen met gelijkgezinde lidstaten blijven inspannen, en hoopt dat de politieke druk die regelmatige agendering van de procedure meebrengt zijn vruchten zal afwerpen. Het afzien van de Hongaarse regering vorig jaar om een aparte bestuursrechtelijke kolom in te voeren moet mede in dat licht gezien worden.
Deelt u de overtuiging dat zogeheten conditionaliteit in de Europese meerjarenbegroting moet worden ingevoerd, dat wil zeggen dat Europese subsidies kunnen worden ingetrokken wanneer de rechtsstaat met de voeten getreden wordt? Kunt u toelichten hoe u zich hiervoor ingezet heeft en welke stappen bent u van plan de komende tijd te zetten om conditionaliteit in de begroting te waarborgen?
Nederland is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor Nederland onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen.
Kunt u de stand van zaken toelichten met betrekking tot de jaarlijkse rechtsstatelijkheidstoets die de Europese Commissie (COM (2019) 163 final) vorig jaar april heeft voorgesteld? Hoe heeft u, gelet op de motie Paternotte/Omtzigt (Kamerstuk 21 501-02 nr. 2043), zich hiervoor ingezet? Klopt het dat deze toets dit jaar voor het eerst zal plaatsvinden?
Bij de bespreking van de toetsingscyclus in de Raad Algemene Zaken op 16 september 2019 heeft het kabinet zijn steun voor de toetsingscyclus uitgesproken. Tevens heeft Nederland daar in lijn met de motie-Paternotte/Omtzigt een brede reikwijdte bepleit, evenals als het betrekken van externe experts. Het kabinet is verheugd dat de Commissie dit in de door haar gedeelde modaliteiten voor de toetsingscyclus heeft overgenomen. Het is verder juist dat de door de Commissie aangekondigde jaarlijkse toetsingscyclus voor de rechtsstaat dit jaar voor het eerst zijn beslag zal krijgen. De Commissie heeft de lidstaten verzocht in mei daartoe input te verstrekken met betrekking tot de situatie van de nationale rechtsstaat. Het kabinet is voornemens de Nederlandse inzending publiek te maken. Op basis van de input van lidstaten, justitiële netwerken, ngo’s en andere relevante actoren zal de Commissie vervolgens begin van het najaar haar eerste jaarlijkse rapport presenteren. Dit zal vervolgens onderwerp zijn van bespreking in de Raad Algemene Zaken tijdens zijn jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog. Deze zal hoogstwaarschijnlijk later dit jaar plaatsvinden onder Duits voorzitterschap. Het kabinet zet er tevens op in dat ook in de JBZ-raad een dialoog over rechtsstatelijkheid gebaseerd op elementen uit de toetsingscyclus zal worden gevoerd. Het is voor het kabinet van cruciaal belang dat alle lidstaten aangesproken moeten kunnen worden op het naleven van waarden als de rechtsstaat waaraan zij zich vrijelijk hebben gecommitteerd. De rechtsstaat is het fundament waarop het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten is gebaseerd; erosie daarvan gaat ons allen daarom aan. Adequate follow-up van de toetsingscyclus zal voor Nederland daarom een belangrijk aandachtspunt zijn.
Wat is de vervolgstap in de Raad wanneer de resultaten van de rechtsstatelijkheidstoets beschikbaar zijn? Wat is uw inzet hierbij? Hoe waarborgt u dat deze toets optimaal gebruikt wordt?
Zie antwoord vraag 9.
Opkoop van diverse veehouderijen in andere provincies door de provincie Noord-Brabant |
|
Carla Dik-Faber (CU), Jaco Geurts (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() ![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de Brabantse gedeputeerde staten aan hun provinciale staten voorstellen om het inpassingsplan voor Logistiek Park Moerdijk gewijzigd vast te stellen?1
Ja.
Op basis van welke regelgeving kan de provincie Noord-Brabant extern salderen? Is hier een afspraak over gemaakt tussen de provincie en het ministerie?
Extern salderen is mogelijk op grond van de Provinciale Beleidsregels intern en extern salderen. Deze beleidsregels zijn in samenspraak met de rijksoverheid tot stand gekomen. De beleidsregels zijn op 13 december 2019 in werking getreden.2 In de Provinciale Beleidsregels is vastgelegd dat de gedeputeerde staten, tot vaststelling van de landelijke wetgeving betreffende het extern salderen met dier- en fosfaatrechten, geen definitieve natuurvergunning verlenen op basis van extern salderen met een bedrijf dat op 4 oktober 2019 beschikte over dier- of fosfaatrechten. Gedeputeerde staten kunnen wel aanvragen met extern salderen met deze bedrijven in behandeling nemen.
De provincie Noord-Brabant heeft met zes veehouderijen aankoopovereenkomsten gesloten, waarvan vier buiten de provincie Noord-Brabant, om te kunnen voldoen aan de tussenuitspraak van de Raad van State dat het inpassingsplan voor Logistiek Park Moerdijk met een passende beoordeling gewijzigd vastgesteld dient te worden. Daarmee treffen zij de voorbereidingen om te kunnen salderen wanneer de Raad van State het gewijzigde inpassingsplan heeft beoordeeld en wanneer het extern salderen met veehouderijbedrijven wordt opengesteld. De provincie Noord-Brabant heeft een risico genomen om vooruitlopend op de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven de betreffende aankoopovereenkomsten te sluiten.
Het feitelijke salderen vindt plaats bij de vergunningverlening. Dat is op dit moment nog niet aan de orde. Op basis van de huidige Provinciale Beleidsregels kan nog geen definitieve vergunning worden verleend, maar aanvragen met extern salderen met veehouderijbedrijven kunnen wel al in behandeling worden genomen. De voorbereidingen die Noord-Brabant heeft getroffen zijn zodanig niet in strijd met de Provinciale Beleidsregels. Wel moet worden opgemerkt dat de provincie een eigen afweging heeft gemaakt om vooruitlopend op de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven de betreffende aankoopovereenkomsten te sluiten. Gezien de beperkte afstemming met de andere provincies over deze opkoop, is dit hier niet goed verlopen en heeft dit veel onrust veroorzaakt waarvoor de provincie excuses heeft aangeboden.
Kunt u aangeven waarom de rekenafstand (binnen het programma AERIUS) voor scheepvaarroutes niet meer is begrensd op 5 kilometer?
Middels verschillende releases wordt de rekentool AERIUS Calculator continu verbeterd. Zo is sinds maart 2017 de rekenafstand voor zee- en binnenscheepvaart niet meer begrensd tot op 5 kilometer van een scheepvaart-bron in AERIUS. De depositiebijdrage van scheepvaart wordt sinds dat moment met AERIUS Calculator dus ook op meer dan 5 kilometer uitgerekend.
Klopt het dat dit betekent dat de stikstofdepositie ten gevolge van o.a. scheepvaartroutes erg ver, over vrijwel geheel Nederland, gaat? Voor welke activiteiten geldt dat deze ook over heel Nederland gaan?
Omdat scheepvaartroutes direct langs de Nederlandse kust en door het hele land lopen, heeft de zee- en binnenscheepvaart inderdaad op vrijwel alle Natura 2000-gebieden een bijdrage aan de stikstofdepositie. Voor alle sectoren geldt dat deze bijdragen aan de depositiedeken in heel Nederland.
Klopt het dat dit gaat om geringe deposities, op grotere afstand in de orde van grootte van 0,02 mol/ha/jaar, en dat bij deze lage deposities niet overal met zekerheid gesteld kan worden dat er geen sprake is van significant negatieve effecten en dat deze dan ook gesaldeerd moeten worden?
Op grotere afstand van de bron kan de berekende depositiebijdrage van activiteiten net meer dan 0,00 mol/ha/jaar zijn. Als significant negatieve effecten niet op voorhand op basis van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten, dient op basis van een passende beoordeling zekerheid te worden verkregen dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de afzonderlijke effecten van het voorliggende plan of project, maar ook naar de cumulatie van deze effecten met die van andere projecten of plannen.
Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het uitgangspunt is dat als een plan of project een toename van stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied veroorzaakt op een reeds door stikstof overbelast stikstofgevoelig habitat, een significant negatief effect op voorhand niet kan worden uitgesloten. Daarbij is niet relevant hoe gering de depositie is die door het voorliggende plan of project wordt veroorzaakt. Dat betekent dat er over het algemeen – tenzij er in concreet geval wel objectieve gegevens zijn die op voorhand significante gevolgen uitsluiten – ook bij kleine deposities een vergunning zal moeten worden aangevraagd op basis van een passende beoordeling. Die vergunning kan worden verleend als:
op basis van de specifieke omstandigheden in het gebied zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat de geringe depositie niet leidt tot een aantasting van de natuurlijk kenmerken;
door interne of externe saldering wordt voorkomen dat de depositie op het betrokken habitat toeneemt;
sprake is van woningbouw (of een van de zeven tracébesluiten) en gebruik wordt gemaakt van depositieruimte uit het stikstofregistratiesysteem; of
sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en voor het project geen reële alternatieven zijn en in adequate compensatie is voorzien (uitzondering van artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn – ADC-spoor).
Is het extern salderen afgebakend per provincie (c.q. omliggende provincies indien Natura 2000-gebied daar ook in de buurt ligt) en per Natura 2000-gebied met omliggende ontwikkelingen? Zo nee, hoe denkt u dit wel te gaan bereiken?
Extern salderen is een optie voor overheden of bedrijven die de veroorzaakte stikstofdepositie niet binnen het project of op de locatie kunnen oplossen door stikstofemissie over te nemen van bedrijven die (deels) stoppen. Dit is niet afgebakend per provincie of per Natura 2000-gebied, omdat deze bedrijven soms ook geringe deposities veroorzaken op grotere afstand. Ook bij deze lage deposities kan niet worden uitgesloten dat er sprake is van significant negatieve effecten, zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 5.
Met de provincies maak ik afspraken over de manier van samenwerken bij effecten die de provinciegrenzen overschrijden. Ik ben voornemens om met de provincies af te spreken dat bij extern salderen een initiatiefnemer (zowel publiek als privaat) zich vooraf meldt bij de provincie over een voorgenomen aankoop. Zo kunnen provincies op transparante wijze een aankoop afwegen in het licht van de gebiedsgerichte aanpak. Bovendien wordt met de provincies besproken of, en zo ja hoe, de op de realisatie van de natuurdoelen gerichte gebiedsplannen op termijn het afwegingskader gaan vormen op basis waarvan een bevoegd gezag in het kader van de gebiedsgerichte aanpak een vergunningaanvraag met extern salderen kan toekennen of afwijzen.
Hoe is, aangezien de provincie Noord-Brabant meerdere veehouderijen buiten hun provincie heeft opgekocht, gewaarborgd dat de vrijkomende agrarische grond ook ingezet wordt ter versterking van de omliggende agrarische bedrijven?
Ik maak met de provincies afspraken om bij het openstellen van extern salderen met veehouderijbedrijven ook beheersmaatregelen te treffen die leegstand en verloedering tegengaan. Voor deze specifieke casus geldt dat bij drie van de vier veehouderijbedrijven die de provincie Noord-Brabant buiten hun provincie heeft opgekocht, is afgesproken om alleen de stikstofruimte op te kopen. Bij twee veehouderijbedrijven was al een ontwikkelaar in beeld voor herontwikkeling van de grond; bij een veehouderij was ook een landbouwtak en boerderijcamping en blijft de agrarische bestemming derhalve (gedeeltelijk) behouden.
Hoe gaat voorkomen worden dat voormalige agrarische bebouwing leeg komt te staan (er is immers geen vergunning meer voor activiteiten), met mogelijk ondermijnende activiteit tot gevolg, aangezien in het Statenvoorstel wordt aangegeven dat de opstallen doorverkocht worden?
Zie antwoord vraag 7.
Voorziet u problemen in andere provincies nu stikstofruimte door Noord-Brabant bij hen is gekocht, terwijl deze stikstofruimte wellicht nodig is om bij hen starterswoningen te bouwen of lokale werkgelegenheid te behouden? Zo nee, kunt u dit uitgebreid toelichten?
De provincie Noord-Brabant heeft aangegeven van de aangekochte veehouderijen maar een beperkt deel van de beschikbare ruimte nodig te hebben, en dat zij de overige stikstofruimte ten gunste willen laten komen van publieke doelen in desbetreffende provincies. Ik ben voornemens om met de provincies te bekijken welke mogelijkheden er zijn om onbenutte stikstofruimte die vrijkomt bij extern salderen op die manier in te zetten.
Desalniettemin onderschrijf ik het belang om de effecten van de openstelling van extern salderen met veehouderijbedrijven goed in de gaten te houden, zodat eventuele ongewenste effecten tijdig kunnen worden voorkomen. Ik heb met de provincies afgesproken dat zij het voornemen om extern salderen open te stellen voor veehouderijbedrijven eerst bespreken met stakeholders en daarna een definitief besluit nemen over openstelling en beheersmaatregelen. Ook zijn de bevoegde gezagen voornemens om de effecten in de praktijk op maandbasis onderling te delen en te bespreken en na een half jaar een tussenbalans op te maken. Na een jaar kan de regeling dan worden geëvalueerd.
Daarnaast maak ik voor de zomer afspraken met de medeoverheden over de gebiedsgerichte aanpak. De ervaringen die we tot die tijd opdoen bij onder andere extern salderen worden daarbij gebruikt.
Deelt u de mening dat dit gedrag van de provincie Noord-Brabant als cowboygedrag te benoemen is? Zo nee, waarom niet?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid, gezien de tijdsdruk op het dossier, de antwoorden begin volgende week aan de Kamer te sturen?
Ja, alleen gezien de tijd die een gedegen beantwoording in beslag nam, is dit niet gelukt.
Het Coronafonds van de Europese Commissie en over het Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI)-initiatief van de G20 |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u akkoord gegaan bent met het volgende in de slotverklaring van de Europese Raad van 26 maart jl.: «Met het Commissievoorstel voor een investeringsinitiatief coronavirusrespons zal 37 miljard EUR aan investeringen in het kader van het cohesiebeleid worden vrijgemaakt om de gevolgen van de crisis aan te pakken. Met de voorgestelde wijziging van het Solidariteitsfonds van de EU kan dat fonds ook worden gebruikt voor noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, zoals de uitbraak van COVID-19. Wij zien ernaar uit dat deze voorstellen spoedig worden aangenomen.«? Klopt het dat deze begroting ondertussen is goedgekeurd door de regeringsleiders?1
Nederland heeft op 26 maart ingestemd met de gemeenschappelijke verklaring van leden van de Europese Raad, waarin onder andere werd opgeroepen het «coronavirusrespons investeringsinitiatief» (CRII) en de wijzigingen in het Europese Solidariteitsfonds snel aan te nemen. Zowel het voorstel voor het CRII, bestaande uit een set wijzigingen in de verordeningen van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF), als de wijzigingen in het Solidariteitsfonds zijn ondertussen, zonder wijzigingen, goedgekeurd door de Raad en het Europees parlement.
Klopt het dat de 37 miljard euro, een zeer aanzienlijk bedrag, als volgt verdeeld wordt tussen de landen (selectie): Polen: 7,4 miljard euro; Hongarije: 5,6 miljard euro; Italië: 2,3 miljard euro; Nederland: 0,03 miljard euro?
Op basis van informatie van de Commissie van 13 maart, toen het voorstel gepresenteerd werd, zijn de onderstaande resterende bedragen uit de ESI-fondsen (2014–2020) per lidstaat nog beschikbaar om te investeren onder het CRII. Dit is echter een indicatie. Op basis van de daadwerkelijke implementatie kunnen er mogelijk verschillen optreden.
België
66
Bulgarije
812
Cyprus
45
Denemarken
38
Duitsland
826
Estland
295
Finland
48
Frankrijk
650
Griekenland
1.776
Hongarije
5.603
Ierland
3
Italië
2.318
Kroatië
1.158
Letland
792
Litouwen
1.487
Luxemburg
2
Malta
48
Nederland
25
Oostenrijk
19
Polen
7.435
Portugal
1.813
Roemenië
3.079
Slovenië
586
Slowakije
2.475
Spanje
4.145
Tsjechië
1.163
Zweden
46
Kunt u aangeven waarom de grootste sommen geld naar Polen en Hongarije gaan, die volgens de statistieken nauwelijks getroffen zijn door de Coronacrisis, terwijl het zwaar getroffen Italië veel minder krijgt en Nederland nagenoeg niets?2
De middelen die beschikbaar zijn onder het Corona Response Investment Initiative (CRII) zijn bestaande middelen uit de huidige Europese Structuur- en Investerings Fondsen (ESIF) binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het betreft hier de nog resterende middelen van de allocatie die elke lidstaat heeft gekregen onder het Cohesiebeleid aan het begin van het huidige MFK, dat bijna op zijn einde loopt (2014–2020). De middelen van het cohesiebeleid worden over Europese lidstaten en regio’s verdeeld op basis van voornamelijk economische welvaart, waarbij de armste lidstaten en regio’s de meeste middelen toebedeeld krijgen. De resterende middelen die nu nog per lidstaat beschikbaar zijn voor het CRII, zijn daarmee afhankelijk van de omvang van de allocatie van een lidstaat en de voortgang van de implementatie.
Aangezien Nederland als welvarende lidstaat weinig cohesiemiddelen ontvangt en deze middelen voor een groot deel al heeft vastgelegd, is het bedrag dat Nederland onder de noemer van het CRII zou kunnen uitgeven beperkt. Landen met een grotere allocatie en/of minder voortgang in de implementatie, hebben meer middelen tot hun beschikking. De omvang van het beschikbare CRII-budget per lidstaat staat dus los van de omvang van de COVID-19-crisis in de betreffende lidstaat.
Met het CRII maakt de Commissie het mogelijk dat middelen onder het cohesiebeleid (gericht op sociaaleconomische investeringen op de lange termijn) snel gemobiliseerd kunnen worden en dat lidstaten deze middelen zo gericht mogelijk kunnen inzetten voor de huidige crisissituatie. Dit heeft de Commissie onder andere gedaan door meer flexibiliteit in de uitvoeringsregels aan te brengen, zodat lidstaten en regio’s zelf maatwerk kunnen aanbrengen in het type maatregelen dat zij treffen om de crisis het hoofd te bieden. In lijn met deze aanpak wordt voor 2020 het volledige bedrag aan voorfinanciering uitgekeerd, wat normaal gesproken gebaseerd is op daadwerkelijke implementatie. Dit zorgt voor extra liquiditeit.
Op 2 april heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel gepresenteerd met meer flexibiliteit en dit initiatief verbreed naar andere fondsen onder het Cohesiebeleid om zo de inzet van middelen uit de EU-begroting in reactie op de COVID-19 uitbraak verder te faciliteren. Onderdeel van dit pakket is ook een instrument voor noodhulp ten behoeve van de zwaarst door COVID-19 getroffen gebieden. U zult hierover in een aparte Kamerbrief over meerdere Europese maatregelen in reactie op COVID-19 worden geïnformeerd.
Kunt u een lijst geven met per EU-lidstaat (inclusief het Verenigd Koninkrijk dat nog steeds aan deze begroting meedoet) het aantal doden dat het Coronavirus geëist heeft per miljoen inwoners?
Het RIVM gebruikt gegevens die verzamelt worden door de Johns Hopkins universiteit en publiek beschikbaar zijn op https://coronavirus.jhu.edu/map.html. Hier zijn ook actuele cijfers te vinden van het aantal doden per EU-lidstaat.
Kunt u een lijst geven met per lidstaat de hoogte van de bijdrage die het krijgt uit dit fonds?
Zie antwoord vraag 2.
Is er volgens u een relatie tussen de wijze waarop een land getroffen is (bijvoorbeeld het aantal besmettingen, de zorgkosten, de economische schade) en de bijdrage uit dit fonds? Zo nee, hoe komt dat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ervoor zorgen dat de zwaarst getroffen gebieden en regio’s in de EU ook in aanmerking komen voor de (meeste) hulp uit de EU-begroting en voor effectieve hulp?
Zie antwoord vraag 3.
Is het Nederlandse kabinet, dat leiding geeft aan het thuisland van het Europees Medicijn Agentschap (EMA), in staat en bereid om met een plan te komen, waarbij er massaal productiecapaciteit in de EU en in Nederland vrijgemaakt wordt voor een vaccin, zodat dit onmiddellijk op grote schaal geproduceerd kan worden wanneer dat mogelijk en nodig is?
Nederland zal initiatieven die leiden tot een vaccin of een geneesmiddel, met een actieve houding steunen. Hieronder hoort ook het faciliteren van gesprekken met mogelijke fabrikanten en regulators zoals de EMA. Zo heeft een delegatie van Janssen Pharmaceutica (onderdeel van Johnson & Johnson) met een vestiging in Leiden, recent gesproken met de Minister-President over hun vaccinontwikkeling voor COVID-19. De ministeries van EZK en VWS zullen deze gesprekken voortzetten.
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI)-initiatief van de G20 en GAVI, om zo spoedig mogelijk een vaccin te ontwikkelen, de ultieme manier om het Coronavirus te verslaan? Wat zijn de afwegingen van Nederland, gastland van EMA en veel onderzoek, om hier wel of niet aan mee te doen?3
Het kabinet staat positief tegenover de Coalition for Epidemic Prepraredness Innovations (CEPI) en ziet in deze coalitie een belangrijk vehikel om vaccinontwikkeling gecoördineerd aan te pakken, te versnellen en de kans op succes te vergroten. Nederland draagt reeds bij aan vaccinontwikkeling via algemene financieringsmogelijkheden zoals de EU en de WHO. Wij willen overwegen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een vaccin voor COVID-19 via CEPI. In het Corona-debat met de Minister-President en de Minister van VWS op 1 april is toegezegd de Kamer hierover te informeren via de wekelijke Corona-brief aan uw Kamer.
Kunt u deze vragen een voor een en zo snel mogelijk (het liefst binnen één week) beantwoorden?
Het bericht 'Justitie wil coronahoesters verplicht laten testen of ze willen of niet' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Justitie wil coronahoesters verplicht laten testen of ze willen of niet»?1
Ja
Klopt het dat de officier van justitie een verdachte normaliter kan verplichten tot het afstaan van celmateriaal indien er een aanwijzing is dat besmetting van het slachtoffer heeft plaatsgevonden (artikel 151e Wetboek van Strafvordering)? Klopt het dat bij algemene maatregel van bestuur (het Besluit bloedtest in strafzaken) is bepaald dat dit mogelijk is bij de ziektes HIV, hepatitis B en C? Is dit bij andere ernstige infectieziektes mogelijk? Klopt het dat het momenteel niet mogelijk is een verdachte aan een verplichte coronatest te onderwerpen? Maakt het in dit verband iets uit dat er (vooralsnog) geen medicijn of vaccinatie beschikbaar is in de strijd tegen het coronavirus/covid-19?
Het klopt dat een verdachte op grond van artikel 151e, tweede lid, (of artikel 177b, vierde lid) van het Wetboek van Strafvordering kan worden gedwongen om celmateriaal af te staan om vast te stellen of hij drager is van een ernstige besmettelijke ziekte. Hiervoor geldt dat er sprake moet zijn van een misdrijf waarbij uit aanwijzingen blijkt dat besmetting van een slachtoffer kan hebben plaatsgevonden. De ernstige besmettelijke ziekten waarbij het hierom kan gaan, zijn opgenomen in het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte. Het betreft: human immunodeficiency virus (HIV), hepatitis B en hepatitis C. Doordat Covid-19 niet in het besluit is opgenomen, is het op dit moment niet mogelijk om een verdachte aan een verplichte test te onderwerpen. Het feit dat er nog geen medicijn of vaccinatie beschikbaar is voor het virus staat hier los van.
Deelt u de mening dat het veel efficiënter zou zijn als de limitieve opsomming uit artikel 2 van het Besluit bloedtest in strafzaken, gelinkt zou zijn aan bijvoorbeeld de lijst van ziektes uit groep a van de Wet publieke gezondheid? Waarom kiest de regering ervoor om de infectieziektes waarbij een verdachte verplicht kan worden om celmateriaal af te staan limitief op te sommen in het Besluit bloedtest in strafzaken?
Bij het opstellen van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte is met verschillende partijen, waaronder de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD), het Academisch Medisch Centrum (AMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zorgvuldig gekeken welke ziekten in aanmerking zouden moeten komen voor opname in het besluit. De reden dat HIV, hepatitis B en hepatitis C zijn aangewezen en niet ook andere besmettelijke ziekten is dat dit ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit de enige infectieziekten waren die de verdachte op het slachtoffer kan overdragen door tijdens het plegen van een misdrijf een inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, alsmede die blijvend zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kunnen hebben en levensbedreigend kunnen zijn. Daarbij is aangegeven dat, mocht daartoe aanleiding zijn, andere infectieziekten op vrij eenvoudige wijze kunnen worden toegevoegd aan dit besluit, zoals nu het geval is met Covid-19. Over het ontwerpbesluit waarin de aanwijzing van die ziekte plaatsvindt, is op 10 april jl. een spoedadvies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een positief advies uitgebracht en de wijziging is op 24 april jl. in werking getreden.
Vindt u dat een coronahoester of -spuger (een verdachte die een slachtoffer bespuwd of in het gezicht hoest en daarbij kenbaar maakt dat hij of zij corona/covid-19 heeft) verplicht onderworpen zou moeten kunnen worden aan een coronatest zodat het slachtoffer en de directe familie daarvan snel weten waar ze aan toe zijn?
Ja, ik ben van mening dat verdachten die een slachtoffer in het gezicht spugen of hoesten en die met het virus Covid-19 besmet kunnen zijn, verplicht moeten kunnen worden om celmateriaal af te staan om vast te stellen of zij drager zijn van deze ernstige ziekte. Daarom wordt de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte, hierop aangepast. Nu kan niet met zekerheid worden gezegd of een zogeheten coronahoester of -spuger ook daadwerkelijk met het virus is besmet en, dus, of de betrokken politieambtenaar of medewerker en de omgeving waarin zij of hij verkeert, een reëel gezondheidsrisico lopen. Daarnaast kan de verdachte, indien Covid-19 wordt opgenomen in het besluit, voor een zwaarder misdrijf worden vervolgd. Uit de recente jurisprudentie blijkt dat coronahoesters en -spugers voor bedreiging, mishandeling of belediging worden vervolgd en bestraft. Indien kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk is besmet met Covid-19, komen ernstigere misdrijven in beeld, zoals (poging tot) zware mishandeling.
Is het mogelijk het Besluit bloedtesten in strafzaken zodanig aan te passen dat een verdachte verplicht kan worden celmateriaal af te staan om een test op corona mogelijk te maken?
Ja, dit is mogelijk. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Bent u bereid het Besluit bloedtest in strafzaken zodanig aan te passen dat het op korte termijn mogelijk wordt een coronahoester of -spuger verplicht te onderwerpen aan een coronatest?
Ja, ik ben hiertoe bereid. Ik verwijs hiervoor verder naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Voor welk strafbaar feit moet een coronahoester of -spuger volgens u vervolgd worden indien er wordt vastgesteld dat de verdachte inderdaad besmet is met het coronavirus/covid-19?
Dit hangt af van de omstandigheden van het geval en is aan de officier van justitie en uiteindelijk de rechter om te bepalen.
De gevolgen van het Corona-virus voor de (sociale) advocatuur |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich antwoord 4 op vragen van de leden Groothuizen en Den Boer over de gevolgen van het Corona-virus voor de rechtspleging en de rechtsbescherming?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe de drie aangekondigde maatregelen om advocaten en mediators tegemoet te komen, en in het bijzonder de voorschotregeling, zullen worden uitgewerkt, en op welke termijn?
De drie aangekondigde maatregelen zijn inmiddels als volgt uitgewerkt.
De Raad voor Rechtsbijstand heeft – gelet op zijn wettelijke taak – een beleidsregel opgesteld en gepubliceerd waarmee de bijzondere voorschotregeling vorm is gegeven (Staatscourant, 19916, 7 april 2020). Advocaten en mediators die bij de Raad voor Rechtsbijstand staan ingeschreven kunnen volgens die beleidsregel tot 1 augustus 2020 een extra voorschot vragen van maximaal € 26.450 (te weten 50% van het huidige voorschot ad € 52.900) om te voorzien in hun financiële continuïteit. Verrekening (dan wel terugvordering indien aan de orde) van het voorschot zal niet eerder dan 1 januari 2021 gestart worden, verspreid over vier maandelijkse termijnen. Mochten de omstandigheden door het COVID-19 virus daarom vragen, dan kan de Raad voor Rechtsbijstand bepalen dat er een suppletoir voorschot wordt aangeboden, dan wel dat de verrekening over een langere termijn verspreid wordt.
Een procedure en een eerste zitting vallen als gebruikelijk onder de forfaitaire vergoeding. Wordt in een zaak, door de maatregelen rond COVID-19/corona, een tweede behandeling schriftelijk of via een audio/videoverbinding afgedaan waar normaal gesproken een zitting zou plaatsvinden, dan kan een zittingstoeslag verleend worden. Dit beleid geldt (met terugwerkende kracht) vanaf 16 maart 2020 tot nader order voor álle rechtsgebieden. Ook de vergoeding in vreemdelingenbewaringszaken (art. 14a Bvr) wordt niet gekort als de behandeling schriftelijk wordt afgedaan waar normaal gesproken een zitting zou plaatsvinden.
Daarnaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand de declaratiemogelijkheden in extra urenzaken uitgebreid. Normaliter kan in deze zaken pas aan het einde van de zaak (of als een vervolgverzoek daartoe wordt ingediend) een vergoeding worden uitgekeerd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft het nu ook mogelijk gemaakt dat in deze zaken tussentijds gedeclareerd kan worden.
Kunt u aangeven wat de gevolgen van het Corona-virus zijn voor het aantal aanhoudingen, inverzekeringstellingen en piketmeldingen? Kunt u tevens aangeven wat de gevolgen van het Corona-virus zijn voor het aantal asielaanvragen?
Zowel het landelijk aantal door de politie geregistreerde aanhoudingen als inverzekeringstellingen was in maart 2020 ongeveer 27 procent lager dan in maart 2019. In de maanden januari en februari 2020 waren die aantallen nog redelijk stabiel ten opzichte van een jaar daarvoor. Op basis van gegevens 2e helft maart blijkt dat het aantal piketmeldingen bij de Raad voor Rechtsbijstand sinds de verdere verspreiding van het coronavirus in de laatste weken maart met circa 40 procent zijn afgenomen. De afname van het aantal piketmeldingen is op basis van de cijfers van de week van 13 april jl. op dit moment 30%. Dit blijft de komende periode gemonitord. Het uitbreken van het Coronavirus heeft daarnaast invloed op het aantal asielaanvragen. Ik verwijs u voor de laatste stand van zaken naar de inhoud van de brief van 17 april jl. waarin de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer nader heeft geïnformeerd over de stand van zaken2.
Kunt u aangeven in welke rechtsgebieden het wegvallen van zaken het grootste effect heeft op de inkomsten van de advocatuur?
De Raad voor de Rechtsbijstand heeft mij laten weten dat de cijfers over de afgelopen tijd een stabiele financieringsstroom naar de advocatuur tonen op nagenoeg alle rechtsgebieden. Ondanks dat er op dit moment in algemene zin dus geen liquiditeitsprobleem lijkt te zijn, betekent dat niet automatisch dat er ook geen omzetverlies wordt geleden. In de komende periode laat ik het aantal afgegeven toevoegingen per rechtsgebied daarom monitoren. Hierdoor ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere maatregelen treffen om het effect van de coronacrisis op de inkomsten van de advocatuur zo beperkt mogelijk te houden.
Kunt u, gelet op de moeilijke positie van de sociale advocatuur, schetsen wat de gevolgen van het Corona-virus zijn voor sociaal advocaten, in het bijzonder voor kleine kantoren en zogenaamde «eenpitters»?
De sociaal advocatuur vervult een bijzondere en belangrijke rol in de toegang tot het recht. Deze rol dient juist in deze tijden gewaarborgd te zijn en te blijven door te borgen dat ook op langere termijn een adequaat aanbod (omvang en kwaliteit) van sociaal advocaten is verzekerd. De effecten van de coronacrisis zijn ook voor de sociaal advocatuur ingrijpend. In aanvulling op het generieke kabinetsbeleid zijn daarom direct maatregelen getroffen om te zorgen dat sociaal advocaten (waaronder begrepen advocaten, mediators en bijzondere curatoren die ingeschreven staan bij de Raad voor Rechtsbijstand) een beroep kunnen doen op een stabiele financieringsstroom door middel van een ruime bevoorschotting.
Gelet op de zorg voor een adequaat aanbod van sociaal advocaten monitor ik aan de hand van de beschikbare cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand de actuele situatie per rechtsgebied. Daarbij wordt steeds bekeken of extra maatregelen nodig zijn, omdat bevoorschotting weliswaar voorziet in liquiditeit, maar geen antwoord is op ondervonden nadeel als gevolg van ontwikkelingen in de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand vanwege de coronacrisis. De wijze waarop en het tempo waarin de rechtspraak het aantal te behandelen zaken verder uitbreidt, is hierop ook direct van invloed.
Door per rechtsgebied de ontwikkelingen in het aantal afgegeven toevoegingen te monitoren ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere maatregelen te treffen. Hierbij denk ik aan een langere terugvorderingsperiode en de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een deel van het voorschot niet terug te vorderen (binnen het beschikbare budgettaire kader van de rechtsbijstand). Hierover vindt overleg plaats met de NOvA en de Raad voor Rechtsbijstand. Uw Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk nader worden geïnformeerd.
Hoe lang verwacht u dat sociaal-advocaten, van wie de financiële positie toch al onder druk stond, het hoofd boven water kunnen houden?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven van welke generieke maatregelen uit het noodpakket advocaten gebruik kunnen maken?
Van de volgende generieke maatregelen uit het noodpakket voor banen en economie kunnen advocaten gebruik maken voor zover zij aan de voorwaarden voldoen: De noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW), de coulance rond het schriftelijk vastleggen van een vast contract, de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), uitstel van belastingbetaling, verlaging invorderingsrente, verlaging belastingrentes, wijziging voorlopige aanslag, verruiming borgstelling MKB, verruiming garantie ondernemingsfinanciering en Qredits microfinanciering. In hoeverre de advocatuur aan de voorwaarden van deze maatregelen voldoet is mede afhankelijk van zowel de zakelijke als de persoonlijke omstandigheden. Voor de NOW-regeling geldt zo dat er onder andere sprake moet zijn van personeel in dienstverband. Voor de Tozo is de aanwezigheid van een levenspartner die ook in aanmerking komt voor de Tozo, maar daar geen beroep op doet, één van de voorwaarden.
Bent u bereid in overleg met de politie, het openbaar ministerie (OM) en de rechtspraak te bezien welke (type) zaken mogelijk, al dan niet op alternatieve wijze, en op verantwoorde wijze doorgang kunnen vinden om het omzetverlies van advocaten zo veel mogelijk te beperken? Zo ja, welke stappen gaat u zetten? Zo nee, waarom niet?
De rechtspraak is een vitaal onderdeel van de rechtsstaat, daarom is het belangrijk dat de rechtspraak zoveel mogelijk doorgang vindt. De afgelopen weken is door het OM en de rechtspraak bezien hoe dat kan. De rechtspraak heeft een lijst gepubliceerd van de zaken die vanaf 6 april weer zoveel mogelijk met gebruikmaking van audio-visuele hulpmiddelen worden behandeld. Uw Kamer is hierover bij brief van 6 april jl. geïnformeerd.3 Ook voor andere rechtsgebieden geldt dat de Rechtspraak in frequent contact staat met partners in de keten mede om te bezien welke zaaksoorten prioriteit moeten hebben bij de verdere uitbreiding van de te behandelen zaken. In de brief van 23 april jl.4
over de stand van zaken van de coronamaatregelen in de justitie veiligheids- en migratieketen bent u geïnformeerd dat de rechtspraak het aantal zittingen in het gerechtsgebouw vanaf 11 mei 2020 uitbreid.Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de rechtsgebieden strafrecht, jeugdrecht en familierecht.
Bent u bereid er bij de rechtspraak op aan te dringen dat bij het plannen van zaken in de (nabije) toekomst rekening wordt gehouden met de agenda van advocaten, zodat zij niet nog meer zaken verliezen als gevolg van planningsproblemen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het zowel van algemeen belang als in het belang van de advocaten om ontstane achterstanden daar waar mogelijk gezamenlijk in te lopen. Bij het plannen van zaken wordt, waar mogelijk, rekening gehouden met de agenda van advocaten. Ik ga ervan uit dat advocaten per saldo nauwelijks zaken zullen verliezen door planningsproblemen. In geval van verhindering kunnen zij immers over en weer zaken van elkaar overnemen.
Kunt u een inschatting geven van het aantal minder verstrekte toevoegingen als gevolg van het Corona-virus? Kunt u daarbij aangeven hoeveel geld daarmee is gemoeid?
Het is nog te vroeg om hier een feitelijke inschatting van te kunnen maken. Het aantal afgegeven toevoegingen is in de cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand van de afgelopen periode nog stabiel. Dit blijft de komende periode gemonitord.
Welke financiële ruimte biedt het dalend aantal toevoegingen voor het treffen van noodvoorzieningen, bijvoorbeeld in de vorm van een noodfonds?
De cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand hebben in de afgelopen periode nog geen daling van het aantal toevoegingen laten zien, er is dan ook geen sprake van financiële ruimte zoals door u bedoeld.
Zoals in het antwoord op de vragen 5 en 6 opgemerkt, zijn er mogelijkheden waarmee bijgedragen kan worden aan de financiële continuïteit van advocaten die werkzaam zijn in het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand (binnen het huidige beschikbare budgettaire kader).
Het bericht ‘De eerste 100 extra beademingsapparaten van Philips zijn binnen: ‘mooi nieuws’. |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Welk beroep wordt er precies gedaan op Defensie als het gaat om beademingsapparatuur?1
Welk beroep wordt er precies gedaan op dierenartsen als het gaat om beademingsapparatuur?
Welk beroep wordt er precies gedaan op privéklinieken als het gaat om beademingsapparatuur?
Op welke andere partijen wordt een beroep gedaan als het gaat om beademingsapparatuur? Welk beroep wordt er precies op deze partijen gedaan?
Hoeveel beademingsapparaten heeft Defensie beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten hebben dierenartsen beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten hebben privéklinieken beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten hebben de andere partijen, genoemd bij het antwoord op de vierde vraag, beschikbaar?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van Defensie zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van dierenartsen zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van privéklinieken zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Hoeveel beademingsapparaten afkomstig van andere partijen, genoemd in het antwoord op de vierde vraag, zijn er momenteel aan de medische zorg ter beschikking gesteld?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire coronadebat van 1 april aanstaande?
De financiering van zorgkosten tijdens de coronapandemie |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Betekent de toezegging van Zorgverzekeraars Nederland dat «(...) de extra kosten in het kader van de Corona aanpak (...) door alle zorgverzekeraars worden vergoed» dat patiënten (zowel coronapatiënten als overige patiënten) geen extra rekeningen zullen ontvangen voor zorggerelateerde kosten (dus inclusief vervoerskosten)?1
Extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 in rekening brengen bij patiënten is inderdaad niet aan de orde. Wel geldt voor zover van toepassing het eigen risico en eigen bijdragen, ook in geval van COVID-19. Zorgaanbieders die extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 maken, kunnen zich voor vergoeding van die extra kosten tot de zorgverzekeraar wenden. In mijn antwoord op vraag 2 en 3 ga ik nader in op de vergoedingen voor de kosten van vervoer.
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen bij coronazorg? Deelt u de mening dat het bereiken van een budgetplafond niet mag betekenen dat een coronapatiënt niet bij een bepaald ziekenhuis terecht kan? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
De capaciteit van de Nederlandse ziekenhuizen wordt op de proef gesteld. Voor wat betreft COVID-19 is sprake van grote aantallen patiënten dat in het ziekenhuis moet worden opgenomen, zowel op de IC’s als op de klinische verpleegafdelingen. Tegelijkertijd moet ook (semi-)acute zorg voor de overige patiënten doorgang kunnen blijven vinden. Daarnaast moeten COVID-19-patiënten die op de IC worden opgenomen, daar gemiddeld langer verblijven dan voorheen werd verondersteld. Dat levert grote uitdagingen op voor ziekenhuizen. Ik ben van mening dat budgetplafonds niet belemmerend mogen werken bij het zo goed mogelijk organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en de overige zorg die om medische redenen niet kan worden uitgesteld (zoals acute zorg, hartoperaties of oncologische zorg). Zorgverzekeraars delen die mening. In de brief van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) van 17 maart is opgenomen dat ziekenhuizen de extra kosten die zij maken in het kader van de aanpak van COVID-19 vergoed zullen krijgen. Intra- en interklinisch vervoer van de betreffende patiënten, voor zover dat voor rekening komt van het ziekenhuis, vormen geen uitzondering.
Zittend ziekenvervoer waar het gaat om noodzakelijke zorg zoals omschreven in wet- en regelgeving, bijvoorbeeld voor het vervoer van patiënten die dialyse of chemotherapie in het ziekenhuis moeten ondergaan, wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ook als de patiënt vervoerd moet worden naar een alternatief ziekenhuis bij hoge druk op de capaciteit in het reguliere ziekenhuis, wordt dit vergoed vanuit de Zvw. Voor zittend ziekenvervoer betaalt de verzekerde wel een eigen bijdrage. Voor vervoer per ambulance geldt geen eigen bijdrage. Het gaat hier om het gebruikelijke pakket van verzekerde zorg en eigen betalingen.
Tot slot verwijs ik naar de Kamerbrieven van 7 april 2020 en 15 april 2020 inzake COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 219; Kamerstuk 15 april 2020, 25 295-249) en de huidige brief, waarin nader wordt ingegaan op de regievoering op het weer opschalen van reguliere niet COVID-19-zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen voor overige zorg die niet kan worden uitgesteld, aangezien de capaciteit nu erg onder druk staat? Deelt u de mening dat patiënten terecht moeten kunnen bij het ziekenhuis van hun keuze of, als het echt niet anders kan, er vervoer moet worden geregeld en dit volledig vergoed moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten hoe gedurende de coronapandemie wordt omgegaan met patiënten met budgetpolissen, voor zowel coronazorg als overige zorg die niet kan worden uitgesteld? Deelt u de mening dat het niet zo mag zijn dat vanwege het gebrek aan capaciteit patiënten met een budgetpolis die worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zelf voor de zorg- of vervoerskosten opdraaien omdat hun verzekeraar geen contract heeft met het ziekenhuis? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de kosten volledig worden vergoed? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraar moet ook bij de «budgetpolis» aan de zorgplicht voldoen. Dit betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen of bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Daarbij kunnen mensen die een budgetpolis hebben, in het geval van spoedeisende zorg bij alle huisartsenposten en ziekenhuizen in Nederland terecht. Ook de vervolgbehandelingen en nacontroles die horen bij het bezoek aan de spoedeisende hulp worden vergoed. Wanneer een verzekerde door een medisch specialist van het gecontracteerde ziekenhuis wordt doorverwezen naar een medisch specialist van een niet-geselecteerd ziekenhuis is sprake van volledige vergoeding van de behandeling. In het geval dat een patiënt naar een ander ziekenhuis moet worden overgeplaatst door gebrek aan capaciteit is geen sprake van een beperkte betaling van de zorgverzekeraar vanwege een ongecontracteerde aanbieder omdat sprake is van spoedeisende zorg ofwel een verwijzing van een medisch specialist.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 levert het organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en overige zorg die niet kan worden uitgesteld een grote uitdaging op. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat zorg op een wat grotere afstand van de woonplaats moet worden geleverd. Ook kan ik niet uitsluiten dat de wachttijden voor electieve zorg zullen oplopen. Mensen met een budgetpolis worden daarbij niet anders behandeld dan anderen.
Het bericht dat Costa Rica de WHO oproept een internationale pool op te richten voor intellectueel eigendom inzake COVID-19 |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «President and Minister of health of Costa Rica ask WHO to create global pool for rights in COVID-19 related technologies»?1
Ja. Kortgezegd komt de vraag van Costa Rica aan de WHO erop neer of de WHO zich wil inzetten om een patent-pool te creëren waarin de rechten tot relevante technologieën worden geplaatst die helpen om COVID-19 te detecteren, voorkomen, controleren of behandelen. Het betreft een vrijwillige afdracht cq. inbreng van bestaande en nieuwe gepatenteerde technieken en ontwerpen die van belang kunnen zijn. Ik ga ervan uit dat daarbij licenties onder FRAND-condities (Fair Reasonable and Non-Discriminatory) wereldwijd beschikbaar worden gemaakt.
Hoe staat u tegenover het voorstel van Costa Rica aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om een wereldwijde «pool» op te richten voor (toekomstig) intellectueel eigendom op het gebied van vaccins, medicijnen en technologieën in het kader van COVID-19?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Denkt u dat dit voorstel kan bijdragen aan de mogelijkheid om innovatieve geneesmiddelen en technologieën in de strijd tegen het coronavirus en de ziekte COVID-19 wereldwijd betaalbaar te houden en schaalbaar te maken? Zo ja, acht u het wenselijk en haalbaar om als voorwaarde aan publieke financiering van een vaccin of medicijn tegen COVID-19 te stellen dat het intellectueel eigendom dat hieruit voortvloeit in zo’n «pool» zou moeten vallen?2
Ik wil me ervoor inzetten dat de mogelijkheden gecreëerd worden om nieuwe vaccins, diagnostica, geneesmiddelen en therapieën in de strijd tegen het COVID-19 te kunnen ontwikkelen. Ik verwacht dat hiervoor, net als voor het opschalen en distribueren van COVID-19 therapieën een publiek-private inspanning nodig is. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise.
Het ontwikkelen en produceren van nieuwe vaccins, diagnostica, geneesmiddelen en therapieën in het algemeen en ook in het kader van COVID-19 is kostbaar. De financiële inzet vanuit private partijen is daarin van groot belang. Voor investerende bedrijven zal daarbij perspectief nodig zijn op het minimaal terugverdienen van de gemaakte kosten. Private partijen hebben ook de expertise en kennis op het gebied van therapie ontwikkeling, productie en distributie. Bij kennisinstellingen en publieke instellingen is deze expertise niet altijd aanwezig.
Ik vind het bijvoorbeeld positief nieuws dat Johnson & Johnson fors investeert in onder meer hun Leidse vestiging van Janssen Vaccins naar onderzoek voor een COVID-19 vaccin, zodat daar ook aan oplossingen wordt gewerkt die mogelijk leiden tot een werkzaam vaccin en zo ten goede komen aan de patiënt. Te meer omdat Janssen Vaccins heeft toegezegd dat hun vaccin tegen kostprijs beschikbaar komt.3
Ik waak over de publieke belangen zoals beschikbaarheid en betaalbaarheid van vaccins en vraag aandacht voor publieke waarborgen daar waar de overheid meebetaalt aan onderzoek.
Zoals 8 april jl. in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal dit kabinet enkel investeren in de ontwikkeling van vaccins en geneesmiddelen die onder acceptabele voorwaarden beschikbaar komen voor patiënten. Het kabinet heeft inmiddels meer dan 90 miljoen euro beschikbaar gesteld aan COVID-19 gerelateerd onderzoek. Hierbij wordt ingezet op de principes van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren. Deze principes zien onder meer toe op toegankelijkheid en betaalbaarheid van therapieën die ontwikkeld zijn op patenten die in het publieke domein tot stand zijn gekomen.
Het voorstel van Costa Rica kan ertoe bijdragen dat vanuit die patentenpool een therapie of vaccin wordt ontdekt die inzetbaar is voor de ziekte COVID-19.
In een patent pool is evenwel niet automatisch de onderzoeksfinanciering geregeld. En het is ook in een patenten pool niet vanzelf geregeld dat een eventuele gevonden oplossing opschaalbaar is naar een therapie die beschikbaar komt voor de wereldbevolking.
Dus de vraag, of patenten die ontwikkeld worden met Nederlands publiek geld aan zo’n pool beschikbaar moeten worden gesteld, is niet eenduidig met een ja of nee te beantwoorden. Als privaat geld, kennis en expertise nodig is om de therapie verder te ontwikkelen en op te schalen, dan vind ik het verplicht delen van het patent in een patent pool geen goed idee want dit zou bedrijven de zekerheid kunnen ontnemen dat zij de gemaakte kosten kunnen terugverdienen en dit remt de private investeringen in therapieontwikkeling die we wel degelijk nodig hebben.
Welke oplossingsrichtingen heeft u zelf voor ogen om te zorgen dat geneesmiddelen, technologieën en kennis in de bestrijding van het coronavirus en COVID-19 in Nederland goed toegankelijk worden, en wij hiervoor niet (te) afhankelijk worden van private partijen?
Zie antwoord vraag 3.
Overweegt u in dit verband bepaalde voorwaarden te stellen aan de publieke financiering van onderzoek naar COVID-19?
Zie antwoord vraag 3.
De coronacrisis |
|
Corinne Ellemeet (GL), Suzanne Kröger (GL), Wim-Jan Renkema (GL), Isabelle Diks (GL), Jesse Klaver (GL), Bart Snels (GL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Is het recept van de Nederlandse onderzoekers aan het Amsterdam Medisch Centrum en Leids Universitair Medisch Centrum in de Journal of Clinical Microbiology van maart 1990 identiek aan het recept dat Roche gebruikt voor de lysisbuffer?1
De lysisbuffer van Roche is gebaseerd op het artikel (Boom et al. 1990). Er zijn inderdaad laboratoria die deze buffer zelf maken. Het blijft wel essentieel om bij eigen productie de buffer goed te evalueren en valideren, inclusief kwaliteitscontroles om te borgen dat een onjuiste bereiding van de vloeistof leidt tot onbetrouwbare resultaten.
Kunt u de uitspraken toelichten «weet dat we er alles aan doen om die receptuur [lysisbuffer] te krijgen» en «nou gaat die taskforce bij Roche niet de receptuur loskrijgen denk ik» van het plenaire debat op 26 maart 2020?2
De Taskforce Diagnostiek is – in overleg met VWS – zo’n 3–4 weken geleden begonnen om de testcapaciteit te vergroten en te verdelen over beschikbare laboratoria. In de Taskforce werken de laboratoria (NVMM), het RIVM, het Landelijke Consortium Hulpmiddelen en DiagNed (branchevereniging van diagnostische test leveranciers) samen. Gezamenlijk is bezien welke testcapaciteit staat opgesteld en wordt gewerkt om steeds scherper in beeld te brengen aan welke materialen de meeste schaarste bestaat. Of de opgestelde testcapaciteit gebruikt kan worden is immer afhankelijk van de beschikbaarheid van de testmaterialen, zoals de Lysisbuffer en andere producten.
Gaandeweg werd duidelijk dat er meer sturing op de testcapaciteit nodig is. Naast de Taskforce Diagnostiek heb ik daarom de heer Sijbesma verzocht om als Speciaal Gezant te helpen met het veiligstellen van de bevoorrading via inkoop en zo mogelijk eigen productie. Ook heb ik in diezelfde week de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit ingericht om de inspanningen van alle partijen op elkaar af te stemmen zoals in mijn Kamerbrief 31 maart geschetst. Eén van de eerste concrete resultaten van de inzet van de Speciaal Gezant is dat de firma Roche het recept ter beschikking heeft gesteld aan de overheid. Nu kan in opdracht van de overheid tot afspraken worden gekomen over productie, zo nodig, in nauwe samenwerking met Roche. Het voordeel van het gebruik maken van het product van de leverancier is dat bij eigen fabricage de reagentia getest en gevalideerd moeten worden, wat laboratoria tijd kost.
Kunt u verslag doen van de gesprekken van uw ministerie met de farmaceut Roche? Wanneer vond dit contact voor het eerst plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u niet eerder laboratoria, apothekers en bedrijven verzocht lysisbuffers te produceren als het recept vrij toegankelijk online staat? Is hierdoor niet onnodig tijd verloren door te wachten op de bestellingen van Roche?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de feitelijkheid bevestigen van de uitspraak van de General Manager van Roche Diagnostics tijdens de televisie-uitzending van Jinek op 26 maart 2020, waarin wordt gesteld dat de «[lysis]buffer nu in principe voldoende beschikbaar is, vorige week was er een tekort»?
Ja, de uitspraak van de General Manager van Roche Diagnostics is correct. Custom Biotech (onderdeel van Roche) kan momenteel grote hoeveelheden van de buffer leveren. Er zijn nu dus geen problemen te verwachten met deze buffer van Roche. Verwarring was ontstaan door een specifiek type Lysis buffer die inderdaad niet meer voorradig was, maar waarvan Roche al snel met een alternatief kwam.
In deze crisis die voor disbalans zorgt in vraag en aanbod, hebben leveranciers het moeilijk om het aanbod te balanceren met de vraag. Deze onzekerheid zorgt ervoor dat ze slechts garanties kunnen geven voor korte termijn (1 a 2 weken).
Wat betekent het vrijgeven van het recept van Roche voor de verwachte testcapaciteit? Welke tekorten spelen nog meer een rol bij het werken aan eigen testcapaciteit?
We staan in nauw contact met leveranciers zoals Roche en zij doen hun best om materialen zoveel mogelijk op te schalen om aan de wereldwijde vraag te voldoen. De beschikbaarheid van materialen fluctueert per moment. Ik houd daarom in beeld wat de voorraden zijn per product en wat er nodig is om deze zeker te stellen, hetzij via inkoop, hetzij via productie in eigen land. Hierbij word ik ondersteund door de Speciaal gezant. Productie wordt momenteel voorbereid voor bijvoorbeeld well plates en swabs. Daarnaast verkennen wij mogelijkheden om de aanwezige capaciteit en voorraden bij andere laboratoria te benutten.
Klopt het dat grosso modo slechts 30 procent van de bestellingen om de testcapaciteit te vergroten bij farmaceut Roche geleverd zijn?
In de huidige crisis sluit de vraag op veel producten niet aan bij het aanbod dat fabrikanten hebben. De vraag is wereldwijd enorm gestegen (voor sommige leveranciers 20-voudig) en fabrikanten proberen hun productie op te schalen. Hierdoor kunnen leveranciers niet altijd leveren wat er gevraagd wordt. Dit is de reden dat de Landelijke Coördinatiestructuur en de Speciaal Gezant alle oplossingsrichtingen verkennen om te kunnen voldoen aan de behoefte aan testcapaciteit en testmaterialen. Leveranciers en fabrikanten verlenen hieraan volop hun medewerking.
Wat bent u voornemens te doen om «minder afhankelijk» te worden «van één fabrikant», zoals u stelde in het debat?3
Ondanks dat een groot aantal labs werkt met platforms van Roche Diagnostics, zijn er ook platforms van andere fabrikanten in gebruik. We werken dan ook niet alleen samen met Roche maar met alle relevante leveranciers. Daarnaast wordt productie van verschillende producten in eigen land voorbereid waardoor we minder afhankelijk worden van leveranciers (zie antwoord op vraag 6).
Kunt u een globale schatting geven van de grootte van de vraag naar mondkapjes onder alle vitale sectoren (dus ook wijkzorg, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, huisartsen en politie)?
Ik ben mij ervan bewust dat ook in andere vitale sectoren, naast de zorg, behoefte is aan mondkapjes. Zoals ik u heb toegezegd, heb ik vóór Pasen een model ontwikkeld voor de verdeling van schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen over de verschillende zorgsectoren.
Voor de overige vitale sectoren brengen de betrokken departementen deze behoefte aan persoonlijke beschermingsmiddelen in kaart. Deze week zullen zij vervolgacties bepalen.
Welke concrete maatregelen overweegt u om werknemers in de vitale sectoren, waar in toenemende mate een beroep op wordt gedaan, te ontlasten in de werk- en thuissituatie? Zijn de beroepsverenigingen, vakbonden en MantelzorgNL hierbij betrokken en wat is het tijdspad?
De huidige crisis trekt een zware wissel op medewerkers in de vitale sectoren. We willen medewerkers zoveel mogelijk ontlasten waar dat kan. Daarom heeft het kabinet mogelijk gemaakt dat gezinnen waar minstens één ouder een vitaal beroep heeft, gebruik kunnen maken van kinderopvang.
Daarnaast is een aantal concrete maatregelen genomen, specifiek voor het ontlasten van zorgprofessionals4. Allereerst gericht op extra mensen voor de zorg. Artsen en verpleegkundigen die sinds 1 januari 2018 niet langer BIG-geregistreerd zijn, hebben de mogelijkheid om in de zorg aan de slag te gaan. De verplichte herregistratie voor de Wet BIG wordt tot nader order uitgesteld, zodat zorgprofessionals zich kunnen concentreren op hun werk. Met www.extrahandenvoordezorg.nl (initiatief van sociale partners en beroepsverenigingen) worden mensen die willen helpen, gekoppeld aan zorgorganisaties die -tijdelijk- nieuwe collega’s zoeken.
Ik vind het zeer belangrijk dat zorgprofessionals mentale ondersteuning kunnen krijgen als zij daar behoefte aan hebben. Gelukkig kunnen mensen vaak terecht binnen hun eigen organisatie. In aanvulling daarop steunt het ministerie van VWS twee initiatieven. Het initiatief «Sterk in je werk» van werkgeversvereniging Regioplus en vakbond CNV is verbreed van loopbaanbegeleiding naar coaching voor mentale ondersteuning bij het omgaan met en verwerken van ervaringen in crisistijd. Voor complexe psychische hulpvragen wordt er doorverwezen naar het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van ARQ IVP.
Ik zie talloze initiatieven van maatschappelijke partijen en burgers om verschillende groepen werknemers te ontlasten. Denk onder andere aan boodschappenhulp, oppassen, gezelschap bieden of kookhulp. Met NLvoorelkaar brengen maatschappelijke partijen in samenwerking met het ministerie van VWS de vraag naar en aanbod van dergelijke initiatieven bij elkaar.
Worden geestelijke verzorgers van Defensie en de trauma expertise van Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis ingezet om ziekenhuispersoneel bij te staan in deze moeilijke tijden? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Dat gebeurt zeker. Er zijn de afgelopen weken verschillende initiatieven in het leven geroepen om zorgprofessionals bij te staan tijdens de huidige crisis. De militaire geestelijke gezondheidszorg van het ministerie van Defensie deelt haar expertise op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het delen van tips, adviezen en een gratis toegankelijk webinar voor zorgprofessionals. Het Rode Kruis is actief op verschillende plaatsen in het land en biedt ter plekke ook mentale ondersteuning aan hulpverleners. Artsen zonder Grenzen heeft een noodhulpteam samengesteld voor ondersteuning in Nederland en onderhoudt contact met VWS over de inzet hiervan. Daarbij wordt ook de verbinding gezocht met de initiatieven gericht op mentale ondersteuning zoals genoemd in het antwoord op vraag 10.
Hoe kunnen gemeenten het beste dak- en thuislozen opvangen aangezien zij niet zomaar in thuisquarantaine kunnen en «social distancing» in de maatschappelijke opvang onmogelijk is? Is het (tijdelijk) opschorten van de kostendelersnorm een optie voor dit kabinet?
VWS heeft samen met het RIVM, IGJ, Valente, VNG en Como een richtlijn vastgesteld die beschrijft hoe de opvang voor dak- en thuisloze mensen georganiseerd moet worden tijdens de coronacrisis. De richtlijn is bedoeld voor gemeenten en opvangorganisaties en ziet toe op het zo goed mogelijk helpen en ondersteunen van dak- en thuisloze mensen. Daarbij is rekening gehouden met het zo klein mogelijk houden van het besmettingsgevaar in de instellingen. Er vindt dagelijks crisisoverleg plaats met Valente en VNG om de ontwikkelingen te monitoren en bij te sturen waar nodig.
Het is niet nodig om de kostendelersnorm tijdelijk voor heel Nederland op te schorten gedurende de coronacrisis. Het behoort nu al tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de gemeente om al dan niet in specifieke situaties een uitzondering te maken en de kostendelersnorm niet van toepassing te verklaren. Personen van 21 jaar en ouder, die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde, hoeven niet mee te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij gaat het uitdrukkelijk om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken. De gemeente dient vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf.
Kunt u beschrijven welke maatregelen er nu in de reissector worden genomen om het personeel te beschermen tegen contacten met passagiers en omgekeerd? Kunt u daarbij ingaan op de maatregelen die door bedrijven zijn genomen in de (Nederlandse) luchtvaart (lucht en grond) en in het openbaar vervoer? Kunt u hierbij aangeven of de praktische uitvoering in lijn is met de richtlijnen die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor alle andere sectoren adviseert?
Voor de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot de Nederlandse luchtvaart verwijs ik uw Kamer door naar mijn Kamerbrief van 3 april jl.5, mijn Kamerbrief van 7 april jl.6, en de beantwoording van de Kamervragen van Paternotte en Verhoeven (beiden D66) over luchtvaart tijdens de Coronacrisis van 15 april jl.7
Vervoerders in het openbaar vervoer nemen extra maatregelen om zijn reizigers en personeel te beschermen. Het advies is om alleen te reizen als dat noodzakelijk is, zodat in de voertuigen voldoende ruimte is om afstand te houden. Aan de reizigers wordt gevraagd zoveel mogelijk met PIN te betalen en bij de controle zelf het vervoersbewijs voor het scanapparaat van de conducteur te houden. Bij de schoonmaak wordt extra aandacht besteed aan de contactpunten zoals deurklinken en hoofdsteunen. In bus en tram kan worden gevraagd om achterin te stappen, in plaats van voorin bij de chauffeur.
Beschermingsmiddelen zoals mondkapjes en handschoenen worden in het openbaar vervoer vooralsnog niet ingezet. Andere beschermende maatregelen zijn van kracht, zoals hierboven genoemd. De OV-sector heeft hiertoe gezamenlijk besloten en volgt daarin de richtlijnen van het RIVM. In deze richtlijnen wordt het gebruik van beschermingsmiddelen afgeraden.
Samen met de OV-sector is een protocol «Verantwoord reizen met openbaar vervoer» opgesteld. Hierin staan afspraken waar de vervoerders en reizigers zich aan dienen te houden, om veilig te kunnen blijven reizen. Het protocol kunt u vinden op rijksoverheid.nl: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2020/03/26/protocol-veilig-gebruik-ov.
Kunt u aangeven hoe werknemers in staat worden gesteld om zich persoonlijk te beschermen (afstand, maskers etc.)? Is dit voldoende? Zijn hier conflicten over?
Zie antwoord vraag 13.
Worden werknemers en/of (vliegtuig)passagiers gescreend op symptomen?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Global lenders seek debt relief for poorest countries»? Bent u bereid om het voortouw te nemen, bijvoorbeeld binnen de Club van Parijs en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), om te komen tot een gezamenlijke tegemoetkoming van alle rijke landen aan de oproep van de Wereldbank en Internationaal Monetair Fonds (IMF) om schuldverlichting te verlenen aan ontwikkelingslanden?4
We hebben kennisgenomen van de oproep van Jubilee Debt Campaign (JDC) om naast bilaterale crediteuren, die reeds door IMF/Wereldbank waren opgeroepen tot een tijdelijk moratorium op schuldaflossing, ook multilaterale en private crediteuren te vragen om tijdelijk uitstel van rentebetalingen op de schuld voor IDA-landen die hierom vragen. JDC onderschrijft de oproep van Afrikaanse ministers van Financiën, via de Economic Commission for Africa (ECA), om gezien de verwachte impact van de COVID-19 uitbraak Afrikaanse economieën uitstel te geven van aflossingen en rentebetalingen.
We maken ons zorgen over de schuldhoudbaarheidsproblematiek in een groot deel van de lage inkomenslanden (LIC’s) en in het bijzonder het verwachte negatieve effect van de COVID-19-crisis daarop. We delen dan ook de strekking van de oproep van de JDC en staan in principe positief tegenover de oproep van het IMF en de Wereldbank. Daarbij zullen de details van hoe dit moratorium precies wordt vormgegeven belangrijk zijn.
Zo zijn wij, net als JDC en het IMF en de Wereldbank, van mening dat het belangrijk is dat zoveel mogelijk crediteuren participeren in het initiatief en dat de coördinatie tussen crediteuren cruciaal is. Naast signaalwerking en schaal is het ook belangrijk om te voorkomen dat middelen die vrijvallen door betalingsuitstel van bilaterale crediteuren moet worden ingezet voor rentebetaling op schulden van andere crediteuren. Dat houdt ook in dat idealiter ook multilaterale en niet-traditionele crediteuren (obligatiehouders) zoveel mogelijk worden betrokken. Ten aanzien van de mogelijke betrokkenheid van partijen uit de financiële sector wordt de samenwerking opgezocht met het International Institute for Finance (IIF) – het wereldwijde samenwerkingsorgaan van de financiële sector. Via die weg zouden ook Nederlandse financiële instellingen die bij het IIF aangesloten zijn kunnen worden betrokken. Daarnaast is Nederland voorstander van de juiste prikkels. Het verstrekken van moratoria aan landen zou zoveel mogelijk moeten gebeuren op verzoek, waarbij niet alleen IDA-landen met een hoge schuld, maar ook andere IDA-landen die met liquiditeitsproblemen kampen in aanmerking komen. Tegelijkertijd zou het moratorium op een zodanige manier georganiseerd moeten worden dat financiering naar ontvangende landen niet opdroogt. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het aandeel externe financiering dat op de korte termijn moet worden doorgerold al groot was voorafgaand aan de uitbraak van COVID-19. De houdbaarheid van de schuld en de mogelijkheden van landen tot herfinanciering van de schuld zouden niet in het geding mogen komen door dit initiatief.
Tot slot zijn wij van mening dat dit initiatief op strategisch en landenniveau zo goed mogelijk dient aan te sluiten op alle andere beschikbare instrumenten en initiatieven die het IMF, de Wereldbank en andere financiële instellingen inzetten
om landen te helpen met schuldenproblematiek, via bijvoorbeeld technische assistentie bij het schuldenmanagement en domestic resource mobilisation, (tijdelijke) schuldhulpverlichting en verstrekking van noodliquiditeit.
Wij zullen de bovenstaande positie en de bijbehorende noties uitdragen binnen de Club van Parijs, de IFI’s en waar relevant bij de OESO.
Deelt u de strekking van de oproep van de Jubilee Debt Campaign om ook te komen tot een moratorium op aflossing van schulden door ontwikkelingslanden aan multilaterale en private crediteuren? Bent u bereid om met Nederlandse financiële instellingen om tafel te gaan om dit te bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 16.
Wat is uw reactie op de oproep van de Verenigde Naties aan haar lidstaten om twee miljard dollar ter beschikking te stellen voor het bestrijden van de virusuitbraak in ontwikkelingslanden? Deelt u de mening dat Nederland, als één van de rijkste landen ter wereld en een belangrijke donor, vijf procent van deze twee miljard dollar op zich zou moeten nemen? Bent u bereid om dat op korte termijn aan te kondigen, in de verwachting dat goed voorbeeld zal doen volgen?
Nederland schaart zich achter de oproep van de Verenigde Naties om internationale samenwerking en solidariteit voorop te stellen en ziet een leidende rol voor multilaterale organisaties in het aanpakken van deze mondiale gezondheidscrisis en de sociale en economische gevolgen ervan. Het gepresenteerde Global Humanitarian Response Plan is een gezamenlijk antwoord van de VN op humanitaire en gezondheidsnoden in 27 landen voor de komende negen maanden. Gezien de hoge noden, beperkte middelen en operationele uitdagingen zijn de ingezette veranderingen om humanitaire hulp efficiënter en effectiever te maken, conform Grand Bargain afspraken, noodzakelijker dan ooit.
Nederland heeft EUR 100 miljoen beschikbaar gemaakt binnen de BHOS-begroting ten behoeve van COVID-19-preventie, -respons en -mitigatie. Dit steunpakket is bovenop de reeds gedane extra bijdrage van respectievelijk 5 miljoen euro aan het Contingency Fund for Emergencies van WHO en de extra bijdrage aan IFRC (via het Nederlandse Rode Kruis). De crisis noopt tot urgent handelen. Hierbij is gecoördineerd, bij voorkeur multilateraal, optreden van belang. Dit komt effectieve en snelle inzet van middelen ten goede. Door dit omvangrijke steunpakket aan te kondigen, verwacht Nederland dat goed voorbeeld doet volgen.
Deelt u de mening dat de oproepen van de Verenigde Naties, Wereldbank en IMF voor additionele steun aan arme landen tot nu toe verre van toereikend zijn, gezien de beperkte capaciteit van gezondheidssystemen en het ontbreken van sociale vangnetten om de economische gevolgen op te kunnen vangen? Bent u bereid om in internationaal verband te pleiten voor sterke internationale solidariteit van de rijke landen?
De Verenigde Naties, de Wereldbank, het IMF en andere internationale financiële instellingen (IFI’s) ontwikkelen, naast hun oproepen voor additionele steun, stevige responspakketten om landen de gevolgen van de crisis te helpen opvangen. Tegelijkertijd zullen de gevolgen van de mondiale humanitaire en economische crisis waarschijnlijk groot zijn en is het aannemelijk dat het onmogelijk zal zijn voor de internationale gemeenschap alle gevolgen op te vangen. Nederland deelt de ernstige zorgen die deze organisaties hebben uitgesproken en pleit in alle geschikte fora voor een sterke internationale respons. Daarnaast stelt Nederland dat het niet alleen moreel juist is om ontwikkelingslanden te ondersteunen, maar ook in ons eigen belang. Als je de stabiliteit van de zwakste schakels in de mondiale keten niet bevordert, zal dit later ook weer zijn effect hebben op Nederland en Europa. Nederland onderstreept het belang dat het hier aan hecht met de aankondiging van substantiële bijdrages aan de responspakketten. In die geest heeft premier Rutte ook een in de Financial Times gepubliceerde oproep van Europese en Afrikaanse leiders tot verdergaande steun voor de meest kwetsbare landen mede ondertekend (zie Kamerbrief «Op-ed Financial Times – Pleidooi ter ondersteuning van kwetsbare Afrikaanse landen» (d.d. 14 april 2020)).
Hoeveel ruimte is er beschikbaar op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om middelen vrij te maken voor bestrijding van het virus in arme landen en het opvangen van de economische gevolgen?
Nederland heeft vanuit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) reeds aan het begin van de COVID-19-crisis EUR 5 mln ter beschikking gesteld aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en EUR 800.000 aan het Rode Kruis (NRK). De urgentie en omvang van de crisis noopt intensivering van die inzet. Daarom stelt Nederland binnen de begroting van BHOS nu EUR 100 miljoen beschikbaar ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19-pandemie in ontwikkelingslanden. Daarin kiest Nederland zoveel mogelijk voor bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren. Deze bijdragen zijn bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire behoeften en de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt dat ngo’s bestaande subsidies, onder voorwaarden, inzetten in het kader van de COVID-19-crisis.
Bovenstaande aanpassingen worden zo mogelijk nog verwerkt in de eerste suppletoire begroting van BHOS.
Bent u van plan om een gewijzigde begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar de Kamer te sturen, met additionele middelen om arme landen te kunnen ondersteunen?
Zie antwoord vraag 20.
COVID-19 en de bestrijding ervan. |
|
Femke Merel Arissen (PvdT) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de aangenomen moties met daarin het verzoek om ervoor te zorgen dat er getest kan worden door voldoende beschikbaarheid van zowel printplaten als Lysisbuffer?1
Ja.
Zijn de voornoemde zaken nu beschikbaar en kan er massaal getest worden met de Roche systemen? Zo nee, wat zijn dat de belemmeringen en hoe gaat u die onmiddellijk oplossen?
Wij verwijzen u hiervoor naar de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219).
Heeft u het aanbod van Wageningen Bioveterinary Research opgepakt en worden er nu dagelijks 1500 testen op COVID-19 gedaan? Zo nee, waaraan ligt dat?2
Ja, dit laboratorium is onderdeel van de opgeschaalde testcapaciteit. Zie ook de brief van dinsdag 31 maart jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 200).
Klopt het dat Duitsland – dat ongeveer vijf keer zo groot is als Nederland – op dit moment 500.000 testen per week uitvoert en dat opvoert naar 1.400.000 testen per week?3
Ik heb geen nadere informatie voorhanden dan die in de door u aangehaalde verwijzing over het aantal in Duitsland uitgevoerde tests. Ik kan dus niet bepalen of deze aantallen juist zijn.
Hoeveel testen op COVID-19 heeft Nederland de afgelopen week uitgevoerd?
Begin april werden ca. 4.000 tests per dag uitgevoerd, afgelopen week lag de piek op 6.800 tests per dag (virologische dagstaten RIVM).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in Nederland binnen een week minstens 50.000 testen per dag kunnen worden uitgevoerd?
De nu beschikbare testcapaciteit bij de inmiddels 45 gevalideerde laboratoria bij normale werktijden bedraagt 17.500 per dag, bij ruimere werktijden en optimale benutting maximaal 29.000 per dag. Met het huidige testbeleid is de huidige capaciteit voldoende. De testcapaciteit zal nog toenemen doordat meer laboratoria zich laten valideren en capaciteit op sommige al gevalideerde labs verruimd zal worden door extra apparatuur. Zo zijn we goed voorbereid op een eventuele verdere verruiming van het testbeleid. Hierbij blijft de beschikbaarheid van testmaterialen een limiterende factor. Wij verwijzen u tevens naar de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) en 15 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Deelt u de opvatting dat een persoon bij wie COVID-19 verdacht wordt, een voor ouderen en mensen met bepaalde onderliggende gezondheidsklachten in potentie dodelijke ziekte, toch het recht zou moeten hebben om een test te ondergaan om te weten of deze persoon het heeft en of diegene besmettelijk is?
Het huidige testbeleid voor patiënten richt zich op het testen van mensen met klachten in 3 categorieën:
Hiermee testen we zowel als het relevant is voor de patiënt zelf, maar ook als het voor de omgeving belangrijk is om te weten of iemand besmet is.
Wat betreft zorgwerkers testen we zorgmedewerkers met klachten in alle zorgsectoren. De richtlijnen voor het testen van professionals buiten het ziekenhuis zijn aangepast aan dit landelijke testbeleid (huisartsenpraktijk, gehandicaptenzorg, verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalige woonvormen, wijkverpleging en huishoudelijke hulp, ambulancedienst, verloskundigen en kraamzorg, geestelijke gezondheidzorg en jeugdzorg). In sommige sectoren of zorginstellingen kan thuis werken of tijdelijke aanpassing van het werk een oplossing zijn om het besmettingsrisico te beheersen.
Denkt u dat u de verspreiding van het virus kunt stoppen (het reproductiegetal (R0) onder de waarde 1 brengen) zonder massaal te testen? Zo ja, kunt u dan een voorbeeld noemen van een land (of gebied) dat zonder massaal testen het virus heeft weten in te dammen?
De huidige maatregelen zijn genomen om het reproductiegetal zo ver mogelijk te laten zakken en verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Door te testen wordt inzicht verkregen in de verspreiding onder de populatie. In de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) wordt verder ingegaan op de uitbreiding van het testbeleid.
Klopt het dat een groot aantal mensen geen of nauwelijks symptomen heeft, maar wel zeer besmettelijk is en kent u de wetenschappelijke schattingen dat deze groep mensen verantwoordelijk is voor het merendeel van de besmettingen van het coronavirus?4
Ongeveer 80% van de gemelde gevallen heeft milde tot matig ernstige klachten. Zowel mensen met milde als met ernstige klachten kunnen het virus uitscheiden en besmettelijk zijn. Bij mensen zonder klachten is het virus in de keel aangetoond zonder dat deze mensen zelf later ziek werden. Onduidelijk is of het aantonen van dit virus bij mensen zonder klachten ook betekent dat zij besmettelijk zijn. Op basis van de huidige literatuur zijn het voornamelijk mensen met klachten die bijdragen aan de verspreiding en lijkt de bijdrage van asymptomatische personen beperkt. Hier wordt op dit moment verder wetenschappelijk onderzoek (nationaal en internationaal) naar gedaan.
Houdt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in haar modellen rekening met het feit dat asymptomatische casussen besmettelijk zijn?
Modeluitkomsten voor scenario’s met en zonder besmettelijkheid van asymptomatische gevallen geven eenzelfde uitkomst zodra het model gekalibreerd is op de aantallen nieuwe gemelde ziekenhuisopnames of op de aantallen nieuwe IC opnames. Het maakt voor de uitkomsten dus niet uit of het RIVM wel of niet rekening houdt met besmettelijkheid van asymptomatische gevallen.
Ongeveer welk percentage van de besmettingen wordt volgens het RIVM (in haar modellen) veroorzaakt door asymptomatische dragers?
Het percentage van de besmettingen door asymptomatische dragers wordt niet in het model aangegeven.
Hoeveel mensen zijn er naar de beste schattingen van het RIVM op dit moment besmet met het coronavirus (getest en niet-getest)?
Het vaststellen van het aantal mensen dat tot nu toe in Nederland besmet is geraakt vereist een serologische studie. Deze studies worden nu uitgevoerd.
Als niet heel precies duidelijk is wie besmet is en wie niet, hoe kan dan effectief het coronavirus worden bestreden?
Het minimaliseren van het risico op verdere verspreiding kan bereikt worden door vast te houden aan het advies om zoveel mogelijk thuis te blijven en social distancing toe te passen.
Hoe voorkomt u dat verpleeghuizen, waar personeel niet getest wordt, veranderen in besmettingshaarden? Kunt u de kwetsbare bewoners beschermen als onbekend is of personeelsleden besmet zijn?
Het OMT heeft geadviseerd om onder meer zorgmedewerkers in het verpleeghuis met klachten te testen. Met ingang van 6 april is dit nieuwe testbeleid van kracht geworden. Het OMT adviseert ook om patiënten met klachten in het verpleeghuis te testen. Dit is huidige praktijk. Daarnaast worden kwetsbare bewoners in verpleeghuizen beschermd door de algemene hygiënerichtlijnen, door de bezoekregeling voor verpleeghuizen, door patiënten met (verdenking van) COVID-19 geïsoleerd te verplegen, door het beleid gericht op de inzet van personeel bij ziekte en door het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddel volgens de richtlijnen zoals aangegeven op de website van het RIVM5.
Herinnert u zich dat u op donderdag het 60e en 61e verslag van het Outbreak Management Team (OMT) aan de Kamer stuurde? Kunt u alle verslagen/adviezen van het 45e OMT tot en met het 57e OMT aan de Kamer doen toekomen, evenals de ongenummerde ofwel anders genummerde verslagen/adviezen over dit onderwerp in de breedste zin van het woord?
Alle OMT adviezen worden steeds naar de Tweede Kamer gezonden. De nummers 45 tot en met 55 hebben geen betrekking op het onderwerp COVID-19. De nummers 56 en 57 wel, deze zijn ook aan de Tweede Kamer gezonden en treft u bijgaand nogmaals aan.
Kunt u uitleggen waarom landen als Denemarken, Noorwegen en Duitsland er wel in slagen om het coronavirus te onderdrukken en het Nederland een stuk minder goed lukt?
Vergelijkingen over het succes van het beleid tussen verschillende landen zijn vooralsnog moeilijk te maken.
Wat is uw strategie voor de komende vier maanden om deze pandemie onder controle te krijgen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brieven COVID-19 Update stand van zaken van 7 april en 15 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219 en kenmerk Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Klopt het dat «slechts» elf procent van de patiënten met griepklachten bij de huisarts het coronavirus blijkt te hebben na het testen hierop?5 Betekent dit dat het advies om binnen te blijven bij griepklachten ertoe leidt – indien volledig uitgevoerd – dat er voor elk huishouden met een coronapatiënt, er ook ten minste negen huishoudens zonder coronapatiënt moeten binnenblijven en niet naar het werk gaan?
Het percentage mensen met griepachtige klachten dat het coronavirus blijkt te hebben, wordt regelmatig geactualiseerd. Het meest recente percentage kunt u vinden bij: https://www.nivel.nl/nl/zorgregistraties-eerste-lijn/surveillance
Dit percentage is gebaseerd op een steekproef en geeft dus geen volledig beeld van Nederland. Niet alle mensen gaan namelijk naar de huisarts met griepachtige klachten. Hierbij moet ook worden aangetekend dat niet alle huisartsen vallen onder deze NIVEL/RIVM peilstations. Het beleid kan inderdaad met zich meebrengen dat gezinnen met verkoudheidsklachten door andere virussen hierdoor ook thuis moeten blijven. Overigens worden ook mensen zonder klachten opgeroepen zoveel mogelijk thuis te blijven.
Zou het niet veel effectiever, goedkoper en begrijpelijker zijn als de mensen getest worden en er strikte quarantaine en zorg is voor mensen met het coronavirus, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overigens ook officieel adviseert?
In de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) wordt verder ingegaan op de uitbreiding van het testbeleid.
Wanneer is iemand genezen van het coronavirus en niet meer besmettelijk?
Na 24 uur volledig klachtenvrij wordt iemand als niet besmettelijk beschouwd. Dat betekent dus geen symptomen zoals koorts, neusverkoudheid en/of hoesten.
Welke wetenschappelijke onderzoeken en adviezen liggen ten grondslag aan uw antwoord op de voorgaande vraag en hoe verhoudt zich daarmee het verschil tussen het antwoord op eenzelfde vraag op de website van het RIVM6 en het officiële WHO advies7 waaraan u het Nederlandse bestrijdingsbeleid ten aanzien van COVID-19 zegt te willen laten voldoen?
Het antwoord op vraag 20 is gebaseerd op advies van experts van het OMT. Hetzelfde advies wordt ook gegeven op de website van het RIVM. Er wordt internationaal en in Nederland verder onderzoek gedaan naar besmettelijkheid. De resultaten van deze onderzoeken worden door het OMT meegewogen in hun toekomstige adviezen. In het WHO document waarnaar wordt verwezen wordt geen indicatie gegeven wanneer iemand niet meer besmettelijk is9.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor aanstaande dinsdag 20.00 uur beantwoorden?
Tot mijn spijt is het niet gelukt deze vragen eerder te beantwoorden.
Jeugdzorg en de (jeugd-)GGZ |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Komen er op uw ministerie, net als bij ons, ook noodsignalen binnen van jongeren en volwassenen met psychische problemen die aangeven dat hulp is stopgezet en zij in enorme onzekerheid verkeren over de toekomst? Zo ja, wat kunt u doen met deze signalen?
Dergelijke signalen komen ook bij het ministerie binnen, via onze eigen kanalen als Het Juiste Loket en de Unit Complexe Zorgvragen, maar ook via bijvoorbeeld patiënten- en naastenvereniging MIND. Als mensen een concrete hulpvraag bij ons neerleggen, proberen we zo goed mogelijk met hen mee te denken, bijvoorbeeld door samen met hen contact te zoeken met de betrokken zorgaanbieder, zorgverzekeraar of gemeente. Als signalen herhaaldelijk binnenkomen, agenderen we deze in één van de overleggen die we hebben opgezet in het kader van de corona-crisisstructuur voor de GGZ en voor de jeugdhulp. In deze overleggen komt het ministerie VWS, samen met de betrokken veldpartijen en MIND, tot concrete acties. De branche- en beroepsverenigingen geven aan dat zorgverleners zich maximaal inzetten om de zorgverlening in deze tijd door te laten lopen, in levenden lijve of via (beeld)bellen. Hiervoor hebben de beroeps- en brancheorganisaties ook een richtlijn GGZ en COVID-19 opgesteld1. Deze richtlijn geeft zorgprofessionals in de GGZ duidelijke handvatten op welke wijze de (gestaakte) zorg en behandeling wel voortgang kan krijgen. Op de site van het Nederlands Jeugdinstituut is informatie gebundeld over hoe professionals hulp aan jongeren kunnen vormgeven.
Bent u bereid om (jeugd)hulpaanbieders extra te ondersteunen bij het aanbieden van hulp op afstand? Zo ja, wat gaat u doen?
Er is de afgelopen tijd al flink ingezet op de inzet van digitale GGZ. In 2018 is het versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional voor de GGZ gepubliceerd, de zogenoemde VIPP GGZ. Met die regeling wordt onder andere de opschaling van e-health toepassingen gestimuleerd. Aanvullend heeft het ministerie vanwege COVID-19 extra geld vrijgemaakt voor de Stimuleringsregeling eHealth thuis (SET), waarmee zorg- en welzijnsorganisaties extra kunnen investeren in digitale zorg op afstand. Hier valt de GGZ ook onder.
Rond de uitbraak van COVID-19 zien we dat veel zorgaanbieders in korte tijd voor veel cliënten een omslag hebben kunnen maken naar digitale zorgverlening via beeldbellen en e-health. Bestaande mogelijkheden worden geïntensiveerd toegepast. Branche- en beroepsverenigingen ondersteunen hun achterbannen in die omslag en intensivering. Zo informeert de LVVP de achterban over toepassingen die veilig beeldbellen biedt, onder andere via e-mental health en virtuele spreekkamers. GGZ Nederland verzamelt op de website beschikbare zelfhulp- en anonieme e-health-applicaties bij psychische problematiek, informatie over veilige apps om een (video)verbinding met cliënten op te zetten, praktische tips voor videobellen bij een groepsbehandeling en webinars over digitaal behandelen.
Aangezien de situatie rond de corona-uitbraak inmiddels enigszins gestabiliseerd is, is er meer ruimte voor face-to-face behandeling in individuele setting en groepssetting. De richtlijn «corona en ggz», waarvan inmiddels versie 5.0 is verschenen, stelt dat de keuze voor de behandelwijze een uitkomst moet zijn van shared decision making en dat behandelaar en patiënt hierover met elkaar het gesprek moeten aangaan. Sommige patiënten zullen baat hebben bij het overgaan naar face-to-face behandelen, anderen zullen de voorkeur hebben voor het voortzetten van de digitale behandeling.
Om aanbieders te helpen bij het declareren van digitale zorg, heeft de NZa op de website extra geëxpliciteerd hoe een consult op afstand geregistreerd kan worden. Ook worden gemeenten en aanbieders ondersteund door Informatievoorziening Sociaal Domein.
Zijn er voldoende crisisbedden beschikbaar voor jongeren en volwassenen die acute psychische hulp nodig hebben?
GGZ Nederland heeft mij laten weten dat bij hen op dit moment geen signalen bekend zijn van een tekort aan crisisbedden voor jongeren en volwassenen die acute psychische hulp nodig hebben. Ik heb partijen gevraagd de ontwikkelingen nauwgezet te volgen.
Bij de meeste crisisdiensten is het volgens GGZ Nederland de afgelopen periode net zo druk geweest zoals gebruikelijk of rustiger. Inmiddels is de drukte op de meeste plekken toegenomen naar het normale niveau. GGZ NL geeft aan dat de capaciteit voldoende is om de vraag aan te kunnen. Er worden voorbereidingen getroffen om een eventuele verdere toename in de vraag naar crisis-ggz op te kunnen vangen. De situatie wordt nauwgezet gemonitord en GGZ-aanbieders werken scenario’s uit om de capaciteit op te kunnen schalen als dat nodig wordt.
De afgelopen weken is De Kindertelefoon door kinderen in toenemende mate gevonden als luisterend oor. De Kindertelefoon voert op dit moment via de telefoon en de chat gemiddeld 1500 gesprekken per dag. Het aantal gesprekken met kinderen in zorgelijke thuissituaties is met 40% toegenomen. De Kindertelefoon zet zich er maximaal voor in om voldoende capaciteit beschikbaar te hebben om alle kinderen te woord te kunnen staan. Het ministerie staat hierover in nauw contact met de Kindertelefoon.
Als het nodig is kan De Kindertelefoon een kind via een driegesprek overdragen aan instanties zoals Veilig Thuis. Dit gebeurt alleen wanneer het kind het zelf wil, omdat kinderen bij De Kindertelefoon in de lead zijn. Het contact met De Kindertelefoon is in eerste instantie anoniem, maar na een eerste oriëntatie moet het kind bij Veilig Thuis uit de anonimiteit treden.
Wat kunt u doen om kinderen te ondersteunen die in een onveilige thuissituatie zitten? Is het mogelijk om met gemeenten en onderwijsinstellingen afspraken te maken zodat er contact blijft met deze kinderen? Is het mogelijk om kinderen extra te wijzen op het bestaan van telefoonhulpdiensten, bijvoorbeeld via een digitale campagne?
Het is heel belangrijk dat we kinderen en volwassenen ondersteunen die in een onveilige thuissituatie zitten. Daartoe nemen we diverse maatregelen:
Is er voldoende capaciteit bij crisisdiensten en de Kindertelefoon? Is het mogelijk om de capaciteit te verhogen door bijvoorbeeld het inzetten van hulpverleners die momenteel vanuit huis werken?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u in beeld of de coronacrisis ertoe heeft geleid dat meer instellingen in financiële problemen komen? Zo nee, bent u bereid om dit in kaart te brengen? Heeft u concrete afspraken gemaakt met gemeenten over het doorbetalen van zorgaanbieders? Gaat het hier om intentieverklaringen of bindende afspraken? Wat bedoelt u precies met «afspraken over het waarborgen van financiële zekerheid»? Houdt u in de gaten welke gemeenten zich aan deze afspraak hebben geconformeerd en welke nog niet? Hoe bent u van plan om de motie van het lid Klaver c.s. op dit punt uit te voeren?1
Om snel inzicht te krijgen in de gevolgen van de coronacrisis voor instellingen die cruciale jeugdhulp bieden heeft de Jeugdautoriteit tussen eind maart een eerste- en eind mei een tweede quickscan uitgevoerd onder jeugdzorgaanbieders. De meeste aanbieders lijken eind mei de gevolgen van de coronacrisis beter onder controle te hebben dan direct na de uitbraak in maart. Daarbij wel de disclaimer dat de meeste aanbieders eind maart nog niet op de hoogte waren van de financiële afspraken tussen het Rijk en gemeenten. Tegelijkertijd zijn er nu ook zorgen en knelpunten. De Jeugdautoriteit neemt contact op met instellingen waarbij de financiële risico’s relatief hoog zijn om te kijken of er enigerlei vorm van ondersteuning nodig is. Het is van belang dat de financiële onzekerheid bij (jeugd)zorgaanbieders wordt weggenomen door de financiering van (jeugd)zorgaanbieders onverminderd plaats te laten vinden zoals die contractueel overeengekomen was (dan wel op basis van een zo goed mogelijke inschatting daarvan). Daarom zijn, in lijn met de motie Klaver, concrete afspraken gemaakt tussen het Rijk en de VNG 3 waarin het Rijk, in afstemming met de VNG, een zeer dringend beroep doet op gemeenten om hun aanbieders van jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering en maatschappelijke ondersteuning financiële zekerheid en ruimte te bieden. De looptijd van de afspraken rondom continuïteit van financiering is verlengd tot 1 juli. (Jeugd)zorgaanbieders hebben dit nodig om in deze fase van de crisis en daarna continuïteit van zorg en ondersteuning te kunnen garanderen.
Om te controleren welke gemeenten zich aan de afspraak hebben geconformeerd gelden dezelfde afspraken als vóór het coronavirus. Voor Jeugd is afgesproken dat er accounthoudende regio’s zijn voor bovenregionale jeugdhulpaanbieders en Gecertificeerde Instellingen. Zij zijn periodiek in gesprek met deze instellingen over de totale stand van zaken, eventueel kan in deze coronaperiode nog extra de thermometer erin worden gestoken. Daarnaast blijft de subsidieregeling «continuïteit cruciale jeugdhulp» van de Jeugdautoriteit beschikbaar.
Zorginstellingen in de ggz kunnen behalve binnen het domein van de Jeugdwet ook actief zijn binnen de domeinen van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet forensische zorg. De maatregelen die binnen die domeinen in overleg met zorgverzekeraars, zorgkantoren, gemeenten en de Dienst Justitiële Instelllingen (DJI) worden genomen om financiële duidelijkheid en zekerheid te kunnen bieden aan zorgaanbieders zijn ook voor ggz-instellingen van toepassing. De afspraken met zorgverzekeraars, zorgkantoren, gemeenten en DJI hebben een voorliggend karakter, hetgeen betekent dat zorgaanbieders die steun nodig hebben zich eerst tot hen moeten richten. Het kan zo zijn dat bij specifieke ggz-aanbieders na het verkrijgen van deze steun nog een omzetdaling resteert. Deze aanbieders kunnen bezien of zij met deze resterende omzetdaling in aanmerking komen voor een van de financiële regelingen van het Rijk, zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)4.
Bent u ervan op de hoogte dat ook in de jeugdzorg, GGZ-instellingen, jeugdbescherming en bij de maatschappelijke opvang een enorm tekort is aan beschermingsmaatregelen zoals mondkapjes, beschermbrillen en plastic handschoenen? Zo ja, wat kunt u doen om de medewerkers in deze sector te helpen? Bent u bereid om op website van de rijksoverheid ook jeugdzorg en (jeugd-)GGZ mee te nemen?
Door de coronacrisis is er schaarste ontstaan aan persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle sectoren in de zorg en daarom werkt het kabinet met man en macht aan meer inkoop van beschermingsmiddelen uit het buitenland, productie in eigen land en meer mogelijkheden voor hergebruik. Het kabinet heeft begin april in overleg met zorgpartijen een nieuw verdeelmodel opgesteld voor een betere verdeling van beschermingsmiddelen. Deze verdeling is gebaseerd op de uitgangspunten voor gepast gebruik op basis van besmettingsrisico’s in bepaalde COVID-19-situaties. Daarbij kunnen professionals op basis van hun inzichten in specifieke situaties ook beredeneerd afwijken.
De jeugdzorg, jeugdbescherming, (jeugd-)GGZ en maatschappelijke opvang worden erkend als sectoren waar persoonlijke beschermingsmiddelen ingeval van zorg voor patiënten met (verdenking op) COVID-19 van belang zijn. Het RIVM heeft uitgangspunten voor de inzet van medewerkers en het gebruik van persoonlijk beschermingsmiddelen en testen specifiek voor deze sectoren gepubliceerd (zie ook bijgevoegd fact sheet).5 6
Instellingen die beschermingsmiddelen nodig hebben kunnen een aanvraag indien bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen(LCH). Het LCH geeft aan op dit moment voldoende voorraad te hebben om aan de huidige vraag van zorginstellingen te kunnen voldoen, waarbij de schaarste aan handschoenen momenteel wordt ingelopen.
De implementatie van noodverordeningen ten behoeve van de ‘intelligente lockdown’. |
|
Monica den Boer (D66), Maarten Groothuizen (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de wettelijke grondslag voor de in de Kamerbrief vermelde nieuwe maatregelen niet is gecommuniceerd1 Zo ja, waarom niet? Wat is de wettelijke grondslag voor de nieuwe maatregelen?
De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s een aanwijzing gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. In de brieven van de Minister van VWS aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn deze wettelijke grondslagen genoemd evenals in de door de veiligheidsregio’s afgekondigde noodverordeningen. Het is juist dat deze grondslagen in de genoemde Kamerbrief niet zijn genoemd. In het vervolg zal erop worden gelet dat deze grondslagen ook worden vermeld bij het informeren van uw Kamer.
Deelt u de opvatting dat bij maatregelen die individuele vrijheden van burgers inperken, het van belang is de wettelijke grondslag te communiceren?
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om op maandag maatregelen aan te kondigen die drie dagen later nog geen juridische basis kennen en aldus nog niet te handhaven zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, het aankondigen van de maatregelen had nut. Het kan wenselijk zijn om maatregelen aan te kondigen nog voordat hier een grondslag voor is gecreëerd in de vorm van een noodverordening. Ondanks dat handhaving van de nieuwe maatregelen niet per direct mogelijk was, hield het grootste gedeelte van de Nederlandse bevolking zich toch uit eigen beweging aan de aangekondigde maatregelen. Dit deden zij niet uit angst voor handhaving, maar om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Het op voorhand aankondigen van de maatregelen bood de bevolking een handelingskader. Wat betreft de mogelijkheden om te handhaven verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.
Kunt u toelichten waarom het sinds de persconferentie van maandag 23 maart 20202 zo lang heeft geduurd om de noodverordeningen op te stellen?
Na de persconferentie op 23 maart 2020 is de aanwijzing opgesteld die op 24 maart aan de voorzitters van de veiligheidsregio is verzonden. De voorzitters van de veiligheidsregio hebben op basis daarvan een Modelnoodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld. Dat was een complexe aangelegenheid. Bij het opstellen van dit model met dergelijke verstrekkende consequenties moesten op basis van de aanwijzing van de Minister van VWS keuzes worden gemaakt over onder meer de definities en uitzonderingen. Vervolgens is deze modelnoodverordening omgezet in 25 noodverordeningen.
Klopt het dat de sluiting van de Haagse markt heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de aankondiging van nieuwe maatregelen op 23 maart 2020, zoals de Minister-President tijdens het debat op 26 maart 2020 suggereerde?3 Klopt het dat deze actie is uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van een aangepaste noodverordening?
De plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden heeft op 25 maart jl. door middel van een noodbevel tot sluiting van de Haagse Markt besloten. Dit gebeurde op basis van artikel 175 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s.
Deelt u de mening dat dit soort situaties voorkomen hadden kunnen worden als nieuwe maatregelen en eventuele richtlijnen voor noodverordeningen voorafgaand aan de publieke aankondiging op maandag waren afgestemd met de veiligheidsregio’s? Bent u van plan dit in het vervolg te doen?
De veiligheidsregio’s zijn vertegenwoordigd in de nationale crisisstructuur en waren op besluitvormingsniveau betrokken bij de nieuwe maatregelen. Op grond van de aanwijzingen van de Minister van VWS zijn de aangekondigde maatregelen ter bestrijding van COVID-19 vervolgens door de voorzitters van de veiligheidsregio’s omgezet in noodverordeningen. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, bood het op voorhand aankondigen van de maatregelen de bevolking een handelingskader.
Wanneer worden de noodverordeningen herroepen? Wanneer wordt er afgeschaald en hoe wordt dit gecommuniceerd?
De noodverordeningen blijven van kracht tot de Minister van VWS de huidige aanwijzing intrekt. De huidige maatregelen zijn in ieder geval van kracht tot en met dinsdag 28 april. Het verbod op evenementen blijft tot 1 juni van kracht. In de week vóór 28 april beoordeelt het kabinet welke maatregelen na deze periode nodig zijn. Uitgangspunt is dat de noodverordeningen zo kort als mogelijk van kracht zijn.
De communicatie over eventuele verlenging, aanscherping of afschaling van maatregelen door het kabinet verloopt via het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC); deze communicatie wordt afgestemd met de veiligheidsregio’s. Op regionaal niveau geschiedt de communicatie over de maatregelen in de noodverordeningen via de voorzitters van de veiligheidsregio’s en het Veiligheidsberaad.
Hoe duidt u de opmerkingen van de Minister-President in het plenaire debat van 26 maart 2020 over de ontwikkelingen rondom het coronavirus waarin hij stelt dat «de noodverordening wordt vandaag vastgesteld en is de komende dagen van kracht, maar – je zag het gisteren ook al bij de Haagse markt – het is eigenlijk al zo dat de burgemeesters daarop handhaven,» mede in het licht van het beginsel dat geen feit strafbaar is dan uit een voorafgaande strafbepaling?
Een noodverordening kan pas straf- en bestuursrechtelijk worden gehandhaafd als die noodverordening van kracht is. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft echter – ook zonder dat er een noodverordening van kracht is – de bevoegdheid om noodbevelen te geven.4 Daarnaast kan de voorzitter van de veiligheidsregio bevelen geven in het kader van het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden, met het oog op bescherming van veiligheid en gezondheid.5 Opzettelijke overtreding van een bevel dat is gegeven, is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht en kan ook bestuursrechtelijk worden gehandhaafd.
Klopt het dat het landelijk model-noodverordening is opgesteld om discrepantie in handhaving en juridische discussie te voorkomen?4
Om eenduidigheid in de aanpak en handhaving van de coronamaatregelen te bevorderen, hebben de voorzitters van de veiligheidsregio een Modelnoodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld. Op basis daarvan hebben de voorzitters voor hun eigen regio een noodverordening vastgesteld. Binnen de wettelijke kaders blijft de mogelijkheid bestaan om keuzes te maken bij de handhaving in specifieke situaties.
Het stilleggen van de eendenhouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat sinds de uitbraak van het coronavirus de vraag naar eendenvlees nagenoeg is weggevallen, onder andere vanwege het sluiten van restaurants?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de eendensector heeft besloten om geen nieuwe eendenkuikens meer in de stallen te plaatsen en dat groepen moederdieren vervroegd naar de slacht zullen worden afgevoerd?2
De eendensector heeft mij geïnformeerd over het besluit om voorlopig geen nieuwe broedeieren in te leggen. Dat betekent dat er geen eendagskuikens meer uitkomen en worden geplaatst in stallen. Daarnaast wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. De eendensector neemt hiermee een maatregel om de gevolgen van de crisis voor de keten te beperken.
Wordt de fok ook stilgelegd? Zo nee, wat gebeurt er dan met de ouderdieren, eieren en de kuikens?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. Met het oog op continuïteit na de crisis worden de overige moederdieren aangehouden. Deze blijven vanzelfsprekend eieren leggen. Daarnaast is in het antwoord op vraag 2 aangeven dat er voorlopig geen nieuwe broedeieren ingelegd worden en er derhalve ook geen eendagskuikens uitkomen. Er wordt naar alternatieven voor de afzet van de broedeieren gezocht.
Kunt u bevestigen dat in de komende weken de eenden worden geslacht die nu nog in de stallen zitten, dat hun vlees zal worden ingevroren en dat de slacht van eenden daarna stil komt te liggen?
De eendensector heeft mij geïnformeerd dat deze eenden in de komende weken worden geslacht zoals gepland en dat de slacht daarna tijdelijk wordt opgeschort. Zolang het vlees niet kan worden afgezet, wordt het ingevroren.
Kunt u bevestigen dat het vlees van de eenden die in Nederland worden gehouden, voornamelijk is bestemd voor de export, omdat in Nederland sowieso weinig eendenvlees wordt gegeten?
Ja.
Herinnert u zich uw eerdere bevestiging van het feit dat experts waarschuwen dat eenden nog makkelijker dan kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen en dat de ziekteverschijnselen vaak minder duidelijk zijn bij eenden?3
Experts hebben al eerder aangegeven dat eenden gemakkelijker dan bijvoorbeeld kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen.
De ziekteverschijnselen zijn vaak minder duidelijk bij eenden. Wilde watervogels en zeker ook wilde eenden zijn een natuurlijk reservoir voor vogelgriepvirussen.
Erkent u dat het beëindigen van de eendenhouderij in Nederland het risico op een uitbraak van vogelgriep en daarmee het overslaan van vogelgriep op de mens in Nederland zou verminderen?
De kans op een vogelgriepuitbraak hangt niet alleen af van het aantal bedrijven in een land of van het type pluimveebedrijf, maar met name van de genomen bioveiligheidsmaatregelen. De kans op insleep op vogelgriep in Nederland verhoudt zich daarom niet recht evenredig met het aantal pluimveebedrijven of het aantal pluimveebedrijven met eenden.
Pluimveehouders in Nederland investeren veel in bioveiligheidsmaatregelen. Mijn ministerie en de NVWA doen er alles aan om vogelgriepuitbraken snel te ontdekken. Als een bestrijdingsplichtige variant van vogelgriep wordt ontdekt, wordt deze onmiddellijk bestreden en daarbij worden strenge voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat mensen besmet worden met het vogelgriepvirus. Daarmee beperken we de kans dat een vogelgriepvirus overslaat op mensen tot een minimum. Of deze kans nog verder vermindert wanneer er helemaal geen eendenbedrijven meer zouden zijn in Nederland is niet bekend.
Kunt u bevestigen dat eendenslachterij Tomassen Duck-To, de enige Nederlandse eendenslachterij, sinds de uitbreiding van de slachtcapaciteit in 2016, niet beschikt over een geldige natuurvergunning (op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming)?
De bevoegdheid om te beoordelen of deze ontwikkeling vergunningplichtig is onder Wet natuurbescherming (Wnb) ligt bij de provincie, in dit geval provincie Gelderland.
Wel kan worden gemeld dat door het wegvallen van de drempelwaarde in het PAS zijn er veel bedrijven die niet over een vergunning beschikken terwijl dit naar de inzichten nu wel noodzakelijk kan zijn. In mijn brief van 27 juni jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 163) geef ik aan dat er voor die situaties wordt gestreefd naar legalisatie en dat er geen sprake zal zijn van actieve handhaving.
Initiatiefnemers die een melding hebben gedaan en de activiteit feitelijk hebben gerealiseerd conform de toen geldende wet- en regelgeving, hebben te goeder trouw gehandeld.
Erkent u dat het bedrijf over een natuurvergunning dient te beschikken, vanwege de door het bedrijf veroorzaakte stikstofdepositie op toch al met stikstof overbelaste Natura 2000-gebieden in de omgeving, zoals de Veluwe?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat vanwege het ontbreken van een benodigde vergunning sprake is van een illegale situatie?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u bevestigen dat er grote dierenwelzijnsproblemen zijn in de Nederlandse eendenhouderij, onder andere omdat de dieren niet kunnen zwemmen terwijl hun lichaam er niet op is gebouwd om 24 uur per dag op hun poten te staan?
Zoals ik eerder heb aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van uw Kamer over dieren in de veehouderij van 11 september 2019 (Kamerstuk 28 973, nr. 220) zijn er in de eendenhouderij zeker opgaven op het gebied van dierenwelzijn, waarvan de aanwezigheid van zwemwater er één is. Hierover ben ik in gesprek met de sector.
Kunt u bevestigen dat eenden voorafgaand aan de slacht levend en bij bewustzijn worden aangehangen, in strijd met de in 2014 door de Kamer aangenomen motie van de Partij voor de Dieren?4
Zowel het levend aanhangen als het bedwelmen met de waterbadmethode zijn toegestaan volgens de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden (Verordening (EG) nr. 1099/2009). Voor het gebruik van het waterbad als bedwelmingsmethode zijn in de Verordening specifieke voorschriften vastgelegd voor onder andere de wijze van aanhangen en de maximale duur tussen het aanhangen en de bedwelming. De Verordening voorziet niet in de mogelijkheid om op nationaal niveau strengere voorschriften te stellen aan het fixeren van dieren. Een verbod op een bepaalde fixatiemethode kan dus alleen in Europees verband worden bereikt. Waterbadbedwelming wordt nog maar in een beperkt aantal slachthuizen toegepast, waaronder die voor eenden. Een werkbaar alternatief is voor eenden niet aanwezig. Aan de geschiktheid van de gasbedwelmingsmethode voor eenden wordt namelijk sterk getwijfeld, omdat de dieren het vermogen hebben hun adem in te houden.
Kunt u bevestigen dat eenden nog altijd worden bedwelmd met de waterbadmethode waarvan uw voorgangers al sinds 2009 beloofden dat deze zou worden uitgefaseerd?5
Zie antwoord vraag 12.
Is het waar dat de sector in gesprek is met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over financiële compensatie nu de sector stil komt te liggen door de uitbraak van het coronavirus?6
Ja. De sector heeft mij om financiële compensatie gevraagd.
Bent u van plan om inderdaad financiële compensatie te bieden? Zo ja, waar zal de steun uit bestaan, welke bedragen zijn hiermee gemoeid en uit welke potjes komt dit?
Er wordt verkend welke mogelijkheden er zijn voor (Europese) financiële steun van alle primaire landbouwsectoren die door de COVID-19 crisis zijn getroffen. Hier valt ook de eendenvleessector onder.
Op dit moment is niet bekend of, en zo ja, welke mogelijke steunmogelijkheden er kunnen worden ingezet naast de generieke steunmaatregelen voor alle bedrijven.
Als u overgaat tot financiële steun, bent u dan bereid hieraan de voorwaarde te verbinden dat de eendensector in Nederland na de coronacrisis niet opnieuw wordt opgebouwd, maar zal worden beëindigd? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is nog niet bekend of, en zo ja welke aanvullende steunmaatregelen mogelijk kunnen worden ingezet voor de primaire landbouwsectoren, waaronder de eendenvleessector. Zoals ik al heb aangegeven in het Algemeen Overleg van uw Kamer over dieren in de veehouderij van 11 september 2019, vind ik het nogal ver gaan om in een keer een hele sector te verbieden, dan wel te beëindigen. In deze tijden is het niet gepast om beëindiging van een sector als voorwaarde aan financiële steun te verbinden.
Luchtvaart tijdens de Coronacrisis. |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met berichten als »Wanhoop bij personeel Schiphol: «We worden niet beschermd tegen corona"»1 en «KLM-Stewardessen bang om te vliegen»»2, waarin wordt geschreven over situaties voor passagiers, cabinepersoneel en personeel op Schiphol die niet voldoen aan de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
Ja.
Kunt u uiteenzetten welke maatregelen op dit moment worden genomen om te zorgen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd voor passagiers en personeel betrokken bij de luchtvaart? Kunt u toelichten of deze maatregelen de 1,5-meterrichtlijn van het RIVM waarborgen? Indien dit niet het geval is, bent u bereid om stappen te ondernemen om te zorgen dat deze maatregelen wel worden gerespecteerd, voor de veiligheid van personeel en passagiers?
EASA heeft op 26 maart 2020 richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus. EASA beveelt luchtvaartmaatschappijen onder meer aan om alle niet-essentiële interactie tussen cabinepersoneel en passagiers zoveel als praktisch haalbaar aan te passen om het risico op besmetting door passagiers te reduceren. EASA heeft deze richtlijnen kenbaar gemaakt bij alle Europese maatschappijen.3 Mede op basis hiervan hebben luchtvaartmaatschappijen een groot aantal maatregelen genomen.
Het RIVM concludeert dat er duidelijke richtlijnen beschikbaar zijn en dat de risico’s op een besmetting van vliegend personeel beperkt worden door onder andere goede ventilatie en luchtfiltersystemen in vliegtuigen. Het RIVM geeft daarnaast aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een acceptabel minimum.
Mijn beeld is dat de richtlijnen van het RIVM en EASA goed worden gerespecteerd door de luchtvaartmaatschappijen. Het contact tussen cabinepersoneel en passagiers wordt beperkt door alleen noodzakelijke handelingen uit te voeren waardoor onder meer de service aan de passagiers is aangepast. Ook worden bemanningsleden uitgerust met beschermende middelen zoals mondkapjes en handschoentjes.
Hoe beoordeelt u de maatregel van de Duitse luchtvaartmaatschappijen Lufthansa en Eurowings die in al hun vliegtuigen in rijen van drie en vier de middelste stoelen leeg laten om zo afstand tussen passagiers te waarborgen? Bent u bereid dit ook te vragen aan maatschappijen die op Schiphol vliegen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM geeft aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een acceptabel minimum. Ook EASA geeft dit als advies aan op haar website. Luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen zijn bekend met de richtlijnen en geven serieus invulling aan dit advies. Luchtvaartmaatschappijen zijn zelf het beste in staat om maximale spreiding in vliegtuigen te organiseren en het lijkt ons niet verstandig dat wij gaan bepalen welke specifieke stoelen wel of niet bezet kunnen zijn.
Hoe beoordeelt u de maatregelen van verschillende maatschappijen, waaronder KLM, om op Europese vluchten geen service tijdens de vlucht te verlenen om zo onnodig contact tussen cabinepersoneel en passagiers te vermijden? Bent u bereid dit ook te vragen aan alle maatschappijen die op Schiphol vliegen? Zo nee, waarom niet?
Maatregelen om op vluchten geen service te verlenen zijn een manier om de fysieke interactie tussen cabinepersoneel en passagiers te reduceren, zoals aanbevolen door EASA in de bij vraag 2 genoemde richtlijnen. Het is positief dat de luchtvaartmaatschappijen hier invulling aan geven. De richtlijnen zijn bekend bij de luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen.
Bent u bekend met verregaande eisen die kunnen worden opgelegd aan cabinepersoneel op slipstations in bijvoorbeeld Singapore, Suriname of Bonaire, waar personeel wordt gedwongen om 55 uur in één hotelkamer te verblijven, of zelfs te kampen heeft met dreigende voedseltekorten, zoals omschreven door de vakbond VNC?3 Kunt u toelichten of en welke stappen u wenst te ondernemen om dergelijke onwenselijke situaties te voorkomen?
Ik ben bekend met het feit dat landen beperkingen opleggen aan bemannings-leden. De veiligheid en gezondheid van de bemanning in hotels en tijdens het transport staat voorop. Goede nachtrust, eten en drinken voor de bemanning zijn een randvoorwaarde voor een veilige vluchtuitvoering en de service aan boord. De verblijfsduur in hotels is veelal geminimaliseerd. Wel zijn voor de maatschappijen, in verband met werk- en rusttijden, soms twee overnachtingen noodzakelijk. Het is de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappijen om goede afspraken met de hotels te maken over de beschikbaarheid van eten en drinken voor de bemanningen. De vakorganisaties worden betrokken in de ontwikkelingen. Ik zal deze situatie blijven volgen.
Kunt u toelichten welke adviezen terugkerende Nederlanders uit risicogebieden precies te horen krijgen bij aankomst?
Passagiers krijgen bij aankomst op Schiphol de adviezen die voor iedereen in Nederland gelden: Blijf zoveel mogelijk thuis. Werk thuis als dit kan. Ga alleen naar buiten voor noodzakelijke boodschappen maar doe dit alleen, voor een frisse neus of de zorg voor een ander. Maar houd altijd 1,5 meter afstand en vermijd groepsvorming. Over de maatregelen die zijn getroffen in het verband met vluchten uit hoog-risico gebieden hebben we u geïnformeerd op 9 april jl.5
Kunt u toelichten op basis van welke afweging de vliegverboden naar Spanje en Oostenrijk tot stand zijn gekomen? Kunt u voorts aangeven in hoeverre het Outbreak Management Team concrete adviezen uitbrengt ten aanzien van vliegverboden naar specifieke landen of luchthavens?
Voor luchtverkeer vanuit Nederland naar specifieke landen of luchthavens zijn geen vliegverboden ingesteld door Nederland. In de Kamerbrief Aanpak inkomende passagiers vanuit risicolanden ter voorkoming van verspreiding coronavirus COVID-19 van 9 april jl. bent u geïnformeerd over de maatregelen van het kabinet ten aanzien van passagiersvluchten uit landen met een hoog risico. Vanaf 19 maart 2020 zijn de toegangsvoorwaarden voor personen die naar Nederland willen reizen verscherpt. Het gaat om een inperking voor alle niet noodzakelijke reizen van personen vanuit derde landen naar Europa (alle EU-lidstaten, alle leden van Schengen en het VK). Dit EU-inreisverbod voor niet essentiële reizen geldt tot 15 mei 2020. Hiermee is het risico op insleep van het virus via luchtverkeer zeer beperkt. Daarnaast geldt vanaf 17 april 2020 18.00 uur de verplichte gezondheidsverklaring en het dringende advies tot 14 dagen thuisquarantaine voor reizigers uit hoog-risico gebieden. Voor het bepalen van de hoog-risico landen wordt aangesloten bij de eerder genoemde EASA-lijst voor luchtvaartmaatregelen ten aanzien van vluchten uit landen met een hoge besmettingsgraad. Die lijst wordt opgesteld en geactualiseerd op informatie van de Europese gezondheidsorganisatie ECDC en de WHO. Nederland, ondersteund door RIVM, draagt actief bij om deze lijst actueel te houden, zodat de lijst gebaseerd is op goede epidemiologische informatie.
Kunt u toelichten of Schiphol Real Estate zich ook houdt aan het Corona-akkoord tussen vastgoedeigenaren en noodlijdende winkeliers, waarin is afgesproken vastgoedeigenaren drie weken uitstel geven op de huur? Kunt u toelichten of ook vrachtafhandelingsbedrijven die worstelen met de terugval in inkomsten hieronder vallen?
Schiphol is op dit moment in overleg met haar klanten, waaronder huurders van winkels en vrachtafhandelingsbedrijven. Het niet-bindende advies van de brancheorganisatie neemt Schiphol mee in haar overwegingen. Schiphol geeft echter aan op dit moment terughoudend te zijn met het doen van toezeggingen, aangezien zij als organisatie ook zelf haar liquiditeit moet borgen. Tevens is Schiphol in afwachting van de effecten van de aangekondigde overheidsmaatregelen, waaronder de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), op de situatie van haar klanten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De gevolgen van het coronavirus op bewoners en medewerkers van verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat een groeiend aantal ouderen binnen verpleeghuizen besmet raakt met het coronavirus?1
Klopt het dat niet alle ouderen in verpleeghuizen met corona-achtige klachten getest worden op besmetting met het virus? Wat betekent dit voor de sterftecijfers? Zijn die wel volledig als een deel van de ouderen die thuis of in het verpleeghuis overlijden aan het coronavirus niet wordt meegerekend?
Herkent u het feit dat een groeiende groep ouderen, zeker wanneer zij dementerend zijn, het steeds moeilijker krijgt in verpleeghuizen nu familie en bekenden hen niet meer kunnen opzoeken?
Hoe gaat u om met het ethische dilemma dat maanden van isolatie in verpleeghuizen vergaand ingrijpt in de kwaliteit van leven van ouderen?
Kunt u aangeven hoe lang de maatregel – om familie en bekenden toegang tot het verpleeghuis te onthouden – nog van kracht is? Geldt wat u betreft een maximum aan deze termijn, gezien het enorme effect dat deze maatregel heeft op de leefbaarheid in verpleeghuizen?
Wat zijn de gevolgen voor verpleeghuisbewoners wanneer de verwachting uitkomt dat het nieuwe coronavirus nog voor lange tijd onder ons zal blijven? Wat betekent dit voor mensen die tot de risicogroepen behoren, gaan voor hen beschermende maatregelen gelden tot het moment dat groepsbescherming daadwerkelijk een feit is?
Hoe staat u tegenover het voorstel om per bewoner in het verpleeghuis een mantelzorger aan te wijzen die wel toegang krijgt tot het verpleeghuis zodat bewoners een vertrouwd gezicht behouden en familieleden toegang houden tot de bewoners?
Hoe gaat u om met de extra druk die nu op de schouders van zorgverleners ligt nu hulp van mantelzorgers en vrijwilligers is weggevallen en er, als gevolg van het coronavirus, juist een verhoogde werkdruk is? Op welke wijze worden deze zorgverleners extra ondersteund?
Waarom wordt in zoveel verpleeghuizen nog met weinig of geen beschermingsmiddelen gewerkt terwijl overal de risico’s op besmetting van zowel zorgverleners als bewoners stijgt? Wat gaat u doen om deze medewerkers beter te beschermen?
Hoe werkt het testbeleid op dit moment wanneer enkele bewoners of medewerkers besmet blijken te zijn met het coronavirus? Worden andere medewerkers of bewoners sneller getest om verdere verspreiding vroegtijdig te kunnen stoppen?
In hoeverre wordt binnen verpleeghuizen, meer nog dan daarvoor, gewerkt in vaste teams zodat wisselend contact tussen teams en tussen bewoners en medewerkers voorkomen wordt?
Gelden er landelijke afspraken voor bezoekregelingen aan terminale bewoners in het verpleeghuis of kan dit per locatie verschillen? Kunt u toelichten waarom deze keuze is gemaakt?
Bent u bereid deze vragen voorafgaand aan het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 1 april 2020 te beantwoorden?