Rellen veroorzaakt door voetbalsupporters in Rotterdam |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de schrikbarende situatie in Rotterdam dit weekeinde, waarbij rellende voetbalsupporters zo ver over de schreef zijn gegaan dat de politie het vuurwapen moest trekken?1
Ik betreur deze rellen ten zeerste.
Bent u van mening dat in het algemeen het lokale gezag voldoende middelen in handen heeft om dit soort ongeregeldheden adequaat te bestrijden? Zo ja, welke middelen beschouwt u hiervoor als voldoende adequaat? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan de burgemeester diverse middelen in handen geven om overlast en ordeverstoringen tegen te gaan. Daarnaast beschikt de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, over een bevoegdheid om een gebieds- en/ of samenscholingsverbod te geven. Tot slot beschikt de burgemeester over noodrechtbevoegdheden. In geval van (acute) ernstige openbare ordeverstoringen kan de burgemeester alle bevelen geven dan wel verordeningen vaststellen die hij nodig acht om de openbare orde te handhaven.
Is in dit geval de Voetbalwet ingezet om de genoemde rellen in Rotterdam te bestrijden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast is in dit geval niet ingezet. De Wet is bedoeld voor de aanpak van personen, die individueel of in groepsverband in het verleden herhaaldelijk de openbare orde hebben verstoord of bij die groepsgewijze ordeverstoringen een leidende rol hebben gehad en jegens wie ernstige vrees voor verdere ordeverstoring bestaat. Uit een dossier moet het plegen van herhaaldelijke overlast blijken. Het ging in de onderhavige casus echter om «first offenders», niet om notoire overlastplegers.
Biedt de Voetbalwet volgens u voldoende handvatten om ongeregeldheden zoals deze adequaat te bestrijden? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De arrestatie van dertig dissidenten in Cuba |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Heeft het Cubaanse regime dertig dissidenten gearresteerd omdat deze van plan waren een demonstratie te organiseren?1
De afgelopen periode hebben verschillende kortstondige arrestaties van vreedzame activisten plaatsgevonden. Gevangenen worden vaak na enkele uren of dagen weer vrijgelaten.
Zo ja, bent u bereid hiertegen bilateraal en in EU verband onverwijld en duidelijk protest aan te tekenen bij de Cubaanse autoriteiten en de vrijlating van de dissidenten te bepleiten? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de EU verzocht om in Havana te demarcheren, om de zorg van de EU over te brengen en op te roepen tot onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen.
Bent u bereid de aanscherping van EU-sancties te bepleiten indien Cuba geen gehoor wil geven aan dit pleidooi en de dissidenten niet vrijlaat? Zo nee, waarom niet?
De EU zal binnen afzienbare tijd haar gemeenschappelijke positie ten aanzien van Cuba evalueren. Daarbij zullen alle relevante ontwikkelingen, ook deze, worden meegenomen. Dan zal ook worden bezien of er reden is de betrekkingen met Cuba verder te beperken.
Fraude met DigiD |
|
André Elissen (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Honderden burgers zijn slachtoffer van DigiD-fraude»1 en «Minister Donner: weinig fraude met DigiD»2 ?
Ja.
Was de eerdere uitspraak dat er slechts sprake was van «enkele gevallen» een onzorgvuldige uitspraak? Zo nee, vindt u dat uitspraken van ministers over de omvang van veiligheidsproblemen gebaseerd moeten zijn op het aantal klagende burgers of de resultaten van een onderzoeksrapport?
Nee, er is nooit ontkend dat er sprake was van fraude met toeslagen. Er is in deze casus echter geen sprake van DigiD-fraude in de zin van het ontvreemden van DigiD’s van de rechthebbende (zie de antwoorden op vragen van uw Kamer van 4 augustus 2011). De hier bedoelde fraude, die ook in het AD artikel van begin augustus aan de orde kwam, heeft plaats kunnen vinden doordat de Belastingdienst – uit dienstverleningsoogpunt – niet controleerde of de DigiD bij de rechthebbende hoorde.
De Belastingdienst heeft dit inmiddels aangepast, de rechthebbende kan voortaan alleen voor zichzelf – met zijn eigen DigiD – een aanvraag doen. Verder verwijs ik u naar de antwoorden van de staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 15 september 2011.
Wat is het precieze aantal fraudezaken dat is geconstateerd? Welke misdrijven zijn er naast fraude nog meer gepleegd met de verkregen gegevens? Wat is het totale schadebedrag? Verwacht u dat dit verder toe zal nemen? Indien u geen exacte cijfers kunt noemen, waarom kan dit niet en wanneer verwacht u wel exacte cijfers te kunnen noemen?
Zie het antwoord op vraag 2. Het betrof in casu toeslagfraude.
Dit laat onverlet dat het niet onmogelijk is een DigiD te ontvreemden (zie het antwoord op vragen van uw Kamer van 4 augustus en 9 mei 2011). Sinds de invoering van DigiD in 2005 zijn door de beheerder van DigiD enkele honderden DigiD’s onderzocht vanwege een vermoeden van DigiD-fraude. Daarnaast zijn bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten enkele tientallen gevallen van vermoeden van misbruik gemeld. Niet in alle gevallen is er ook daadwerkelijk sprake van misbruik. Wanneer er wèl meer aan de hand blijkt te zijn wordt een DigiD opgeheven. Dat is dit jaar acht maal gebeurd, zoals aan uw Kamer gemeld.
Worden er aanvullende maatregelen genomen om fraude met DigiD in de toekomst te voorkomen?
Er worden doorlopend maatregelen genomen om fraude met DigiD te voorkomen. Het tegengaan van fraude is een continue wedloop tussen het nemen van beveiligingsmaatregelen en fraudeurs. In dat kader onderzoek ik momenteel de wenselijkheid en haalbaarheid van de invoering van een geheel nieuw (hoger) zekerheidsniveau binnen DigiD, de zogeheten eID/eNIK. Op 17 februari 2011 heb ik de Tweede Kamer tijdens het Algemeen overleg Grote ICT projecten toegezegd rond de zomer een besluit te willen nemen over de invoering daarvan. Er is echter meer tijd nodig om tot een afgewogen oordeel te komen. Eén van de nog openstaande punten betreft de financiering. Graag informeer ik u daarover voor het einde van dit jaar verder.
Beschouwt u DigiD als een veilig systeem? Zo nee, waarom niet?
Ja. DigiD biedt proportionele beveiliging, door meerdere betrouwbaarheidsniveaus te bieden. Of het betrouwbaarheidsniveau van DigiD voldoende veilig is, hangt af van het doel en de elektronische dienst waarbij het wordt ingezet.
Overigens is dat steeds een afweging van de overheidsinstantie die de elektronische dienst aanbiedt. Binnen deze overheidsinstanties worden in de eigen processen, al naar gelang de belangen van de transacties of geconstateerde fraudemogelijkheden, ook eigen maatregelen genomen (bijvoorbeeld de notificatie op het GBA-adres bij donorregistratie; en de maatregelen van de staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 15 september 2011).
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de Nationale ombudsman dat «de overheid het probleem bij burgers neerlegt terwijl slachtoffers van DigiD-fraude niet goed worden geholpen» en dat «slachtoffers van het kastje naar de muur worden gestuurd en dat dienstverlening te traag zou verlopen»?
Om dat te voorkomen zijn verschillende maatregelen getroffen. Over de opvang van de slachtoffers van de toeslagfraude verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van Financiën over dat onderwerp van 15 september 2011.
Om te voorkomen dat verontruste burgers die misbruik van hun DigiD vermoeden van het kastje naar de muur gestuurd worden, krijgen zij één aanspreekpunt als zij contact opnemen met de DigiD-helpdesk. Met de Belastingdienst is ook afgesproken dat meldingen niet worden afgesloten, totdat vanuit beide kanten zeker is gesteld, dat deze daadwerkelijk zijn opgepakt.
In het algemeen kunnen mensen die slachtoffer zijn van identiteitsfraude – en er met de betrokken partijen niet uitkomen – terecht bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI), voor ondersteuning en advies.
Wat gaat u doen om slachtoffers van DigiD-fraude tegemoet te komen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Massale fraude |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Makkelijker konden ze het niet maken»?1
Ja.
Hoeveel dossiers hadden op 19 september 2011 dossiercode 508888, ofwel het vermoeden van identiteitsfraude? Kunt u ook aangeven hoe dit aantal zich per maand ontwikkeld heeft van 1 januari 2011 tot 1 september 2011?
Tot nu toe zijn er ongeveer 2 000 dossiers met de code 508888. Deze code heeft ook betrekking op fraudegevallen waarbij een burger, wiens identiteitsgegevens ten onrechte worden gebruikt, zelf betrokken is. Hij heeft in dat geval zelf gegevens aan derden verstrekt, zoals zijn DigiD. Het gaat hierbij dus om een andere vorm van fraude dan waarover het NRC berichtte.
Welke alarmsignalen zijn binnen de Belastingdienst/Toeslagen afgegaan bij deze massale fraude en waar hebben deze signalen toe geleid?
Eind 2010 werd duidelijk dat criminelen aanvragen deden met de identiteitsgegevens van derden die daar geen weet van hadden.
Om het hoofd te bieden aan deze ontwikkelingen is het toezicht verscherpt en is begin 2011 de antifraudebox in het leven geroepen die alle acties ter voorkoming en bestrijding van systeemfraude binnen de gehele Belastingdienst coördineert. Daarbij is o.a. te denken aan het in beeld brengen van verdachte burgerservicenummers en bankrekeningnummers. Ook is het toezicht bij de eerste aanvraag verscherpt. Aanvragen kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht bijv. worden vooraf getoetst.
Ook zijn er beheersmaatregelen getroffen die identiteitsfraude tegengaan, met name het proces rond het wijzigen van rekeningnummers is verscherpt en ook is het bij geen enkele toeslag meer mogelijk om met een andere DigiD, dan die van de rechthebbende te ondertekenen. Voor een uitgebreider overzicht verwijs ik naar de Fiscale Agenda2 en mijn brief van 15 september 2011 over toeslagfraude.
Voor hoeveel geld is er, naar uw schatting, in 2008, 2009, 2010 en 2011 gefraudeerd doordat toeslagen, voorlopige teruggaven en andere stortingen van de Belastingdienst op een rekeningnummer zijn gestort, dat niet toebehoorde aan degene die recht had op het geld?
In het huidige stelsel kan de rechthebbende elk rekeningnummer opgeven waarop uitbetaling moet plaatsvinden voor elke belastingteruggaaf en toeslag. In de praktijk leidt dat tot vergissingen en fraude. In het laatste geval gaat het om situaties waarin een fraudeur ervoor zorgt dat hij de rekening die de rechthebbende gebruikt wijzigt in een rekening waar de fraudeur de beschikking over heeft.
In antwoorden op Kamervragen3 is aangegeven dat de schatting van de schade als gevolg van de ontdekte systeemfraude inkomstenbelasting ca. € 45 miljoen was. Het overgrote deel van deze schade heeft betrekking op burgers die frauderen met hun eigen aangifte. De Belastingdienst schat het aandeel van de identiteitsfraude, waarbij burgers slachtoffer zijn van manipulatie van rekeningnummers door criminelen, op ongeveer 10%, € 4,5 miljoen. Dit bedrag wordt verhaald op de criminelen. De ervaringen in 2011 maken duidelijk dat het aandeel van de identiteitsfraude in de systeemfraude niet is gestegen. Het schadebedrag gaat omlaag omdat de Belastingdienst er steeds meer in slaagt om pogingen van fraude te onderkennen en uitbetalingen tegen te houden.
Ten aanzien van de identiteitsfraude bij toeslagen was eind 2010 sprake van een eerste fraudezaak die zodanig van omvang was dat ze voor strafrechtelijke vervolging in aanmerking kwam. Hierbij waren ongeveer 200 slachtoffers betrokken en een fraudebedrag van ca. € 1 miljoen. Hiervan kon € 0,7 miljoen worden tegengehouden. In 2011 gaat het tot nu toe om enkele grote strafzaken waarbij 2 500 slachtoffers betrokken zijn. Het fraudebedrag dat op deze zaken betrekking heeft bedraagt ca. € 3 miljoen, waarvan € 2,2 miljoen kon worden tegengehouden. Het gaat hier, anders dan bij de zogenoemde 508 888 dossiers (zie het antwoord op vraag 2), om zaken waarbij de slachtoffers niet wisten dat er met hun gegevens gefraudeerd werd en daar ook geen aanleiding toe hadden gegeven.
Daarnaast zijn er ook kleinere gevallen van identiteitsfraude. Concrete cijfermatige informatie daarover is niet beschikbaar, aangezien fraudegevallen die bestuurlijk worden afgehandeld niet worden onderverdeeld naar fraudesoort.
In 2011 zijn maatregelen genomen die het manipuleren met rekeningnummers tegengaan: elke wijziging van een rekeningnummer moet schriftelijk worden bevestigd. Het te wijzigen rekeningnummer wordt direct buiten werking gesteld en de betaling op de nieuwe rekening wordt pas gestart nadat de bevestigingsbrief ontvangen en verwerkt is. Hierdoor is de meest gangbare vorm van identiteitsfraude bij toeslagen en belastingaangiften niet meer mogelijk. Alleen het «hengelen» naar poststukken wordt hiermee nog niet ondervangen. Als het voorstel om te komen tot één rekeningnummer dat op naam van belanghebbende moet staan zal zijn gerealiseerd, zal ook deze vorm van identiteitsfraude onmogelijk zijn.
Herinnert u zicht uw antwoorden op Kamervragen2 dat «op grond van de wet is het mogelijk uitbetaling van een belastingteruggaaf of tegemoetkoming te doen plaats vinden op een bankrekening die op naam gesteld is van een derde. Daarvan wordt op grote schaal gebruik gemaakt. ......Wanneer per belastingplichtige in beginsel nog slechts één rekeningnummer in gebruik is, wordt het laten uitbetalen van een teruggaaf of toeslag op rekeningnummer van een derde onmogelijk.»? Wanneer gaat u het wettelijk onmogelijk maken om een toeslag op een andere dan een eigen rekening (of gecontroleerde derdenrekening) uit te betalen?
In het wetsontwerp Overige Fiscale Maatregelen 2012 is het voorstel opgenomen om voor het uitbetalen van belastingteruggaven en toeslagen nog slechts één rekening per belastingplichtige toe te staan die ook op naam van die belastingplichtige staat. Naar aanleiding van mijn voornemen heeft uw Kamer hier vragen over gesteld. Ik zal deze vragen spoedig beantwoorden, omdat pas met de implementatie van dit voorstel kan worden begonnen als er politiek draagvlak voor is. Om die reden is gekozen voor een datum die bij koninklijk besluit zal worden bepaald. Mijn streven is wel om deze maatregel in 2012 te realiseren.
Heeft u al overleg gehad met de banken, zodat zij een naam/nummer-controle kunnen uitvoeren? Zo nee, wanneer zult u dit overleg plannen?
In het Algemeen overleg van 15 juni 2011 heb ik aangegeven dat ik op dit vraagstuk terug zou komen wanneer het ene bankrekeningnummer in de wet regel. Ik heb toen ook aangegeven dat de naam-nummercontrole vervolgens niet een-op-een in 2012 geregeld kan worden. Daar moet eerst de technische mogelijkheden en de uitvoerbaarheid bij betrokken worden.
Hoe vaak is het rekeningnummer veranderd door een derde, zonder dat de betrokkene dat kon beïnvloeden en heeft de Belastingdienst/Toeslagen of de belastingtelefoon het advies gegeven: «wij doen één poging om deze persoon het geld vrijwillig te laten terugstorten. Wil hij of zij dat niet, dan krijgt u zijn of haar gegevens en dan kunt u via een civiele procedure het geld terug proberen te krijgen.»?
In bijna alle gevallen gaat het om situaties waarin het aan de rechthebbende te wijten is dat er op een verkeerde rekening is uitbetaald. Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarbij de rechthebbende zelf een verkeerd rekeningnummer heeft doorgegeven. In dergelijke gevallen probeert de Belastingdienst, als service naar de rechthebbende, degene die de betaling ten onrechte heeft ontvangen te bewegen tot terugbetaling. Als dit niet lukt voorziet de Belastingdienst de rechthebbende van de nodige informatie, zodat die zelf actie kan ondernemen.
In die gevallen waarin het bankrekeningnummer is gewijzigd terwijl de rechthebbende daarvan niet op de hoogte was krijgt deze rechthebbende alsnog zijn teruggaaf of toeslag uitbetaald. Het gaat dan om situaties waarin gefraudeerd is, of waarbij het de Belastingdienst te wijten is dat er uitbetaald is op een verkeerd rekeningnummer. Uiteraard betreur ik het als een slachtoffer van fraude niet de goede boodschap krijgt.
De Belastingdienst heeft geen informatie over het aantal gevallen van het wijzigen van rekeningnummers zonder dat de rechthebbende daarvan afwist.
Klopt het dat de politie weigert om de aangifte op te nemen in deze gevallen?
Als er oplichting of verduistering is gepleegd, is er sprake van een vermoeden van een misdrijf waarvan aangifte kan worden gedaan bij de politie. De politie behoort een dergelijke aangifte op te nemen. Het is mogelijk dat niet duidelijk is of er sprake is van een vermoeden van een misdrijf en dat de politie zich daarom terughoudend opstelt. Om die reden heeft de Belastingdienst ook de mogelijkheid gecreëerd om aangifte te doen bij de balie van de Belastingdienst. De buitengewoon opsporingsambtenaren van de Belastingdienst zijn nl. ook bevoegd tot het opnemen van dergelijke aangiften van strafbare feiten.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dan betrokkenen een oprecht excuus krijgen voor de gang van zaken bij de Belastingdienst en dat dit nooit, maar dan ook helemaal nooit, meer kan voorkomen?
Naar aanleiding van de fraudegevallen die in het nieuws zijn gekomen heeft de Belastingdienst de betreffende burgers, zijn excuses aangeboden.
Zoals ik in mijn brief van 15 september 2011 heb aangegeven is het – naast het voorkómen van fraude – zeer belangrijk om ook goede aandacht te hebben voor de slachtoffers van (pogingen tot) fraude. De betrokkenen weten niet altijd dat zij slachtoffer zijn van een poging tot fraude en ontvangen van de Belastingdienst voor hen onbegrijpelijke mededelingen. Het is dan een zeer verontrustende periode.
Bij de afhandeling van de fraudezaken is aan het licht gekomen dat het proces om slachtoffers te helpen verbeterd kan en moet worden. Daarom heeft Belastingdienst per direct een aantal maatregelen getroffen.
Burgers ten aanzien van wie duidelijk is dat zij slachtoffer zijn, worden door de Belastingdienst per brief geïnformeerd. In deze brief wordt aangegeven wat er is gebeurd en wat de Belastingdienst gaat doen om het te herstellen. Ook krijgen deze burgers een apart telefoonnummer waar zij naar toe kunnen bellen voor meer informatie.
Burgers die vermoeden dat er fraude met hun toeslagen wordt gepleegd kunnen daarvoor een apart fraudemeldpunt bellen. Op de internetpagina www.toeslagen.nl is dat meldpunt te vinden.
Verder kunnen burgers – zoals bij vraag 8 is aangegeven – zowel aangifte doen bij de politie als bij de Belastingdienst.
Tenslotte herstelt de Belastingdienst de ontstane schade. In het geval dat er invordering van de onterecht aangevraagde toeslagen wordt ingesteld bij het slachtoffer, wordt deze ongedaan gemaakt. In gevallen dat er een toeslag liep die is ontvreemd, krijgt het slachtoffer de misgelopen toeslag alsnog uitgekeerd. Het totaal van de ontstane schade wordt verhaald op de dader.
Het bericht 'Onrust bij organisatie asielopvang' |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Kunt u, naar aanleiding van de berichtgeving in de media1, de Kamer binnen een week informeren over de interne situatie bij het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA)?
Direct na de berichtgeving in de media over het COA ben ik in overleg getreden met de Raad van Toezicht van het COA en heb ik om opheldering gevraagd. De Raad heeft mij daarop op 19 september jl. laten weten te hebben besloten tot een gericht onderzoek naar de aanwezigheid van een angstcultuur, door onafhankelijk te laten onderzoeken waarom geen gebruik is gemaakt van de aanwezige mogelijkheden om klachten binnen de organisatie aan de orde te stellen. Ik hecht zeer aan een grondig en onafhankelijk onderzoek in het belang van alle betrokkenen. Dat de Raad van Toezicht dit direct heeft geïnitieerd na de NOS uitzending over de gestelde problemen vind ik een verstandig besluit. Het onderzoek zal worden verricht door de heer mr. R.J. Hoekstra. Ik zal uw kamer nader informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Ophoging van de Palestijnse VN-status |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Netanyahu: Israel will agree to upgrade of Palestinian status, not statehood», waaruit blijkt dat de Israelische premier Netanyahu bereid is te praten over een hogere VN-status voor de Palestijnen? Klopt de naar voren gebrachte informatie over deze vermeende Israelische bereidheid?1
Het kabinet zal voorstellen steunen die de hervatting van de onderhandelingen dichterbij brengen en dus op medewerking van alle betrokken partijen kunnen rekenen.
Bent u bereid dit plan in EU-verband te steunen en voor te stemmen of u van stemming te onthouden wanneer het in stemming komt bij de Verenigde Naties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan, wanneer er consensus is over steun voor een bepaalde variant van Palestijnse VN-status onder de overige 26 EU-lidstaten zonder Israelische steun voor die variant, consensus van de hele EU te blokkeren door tegen te zijn?
Het kabinet zal handelen in het belang van het vredesproces. Ook de HV Ashton zet in op spoedige hervatting van directe vredesbesprekingen. Om dit mogelijk te maken moedigt zij alle partijen aan alleen stappen te zetten die voor de andere betrokkenen acceptabel zijn.
Deelt u de mening dat Nederland een constructievere rol had kunnen spelen door zich in eerdere stadia niet direct en louter uit te spreken tegen eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat, maar in plaats daarvan te pleitten voor oplossingen die mogelijk door alle partijen in het Midden-Oosten Vredesproces gedragen konden worden, zoals het ophogen van de Palestijnse status?
Nederland speelt een constructieve rol, heeft beide partijen ook afgelopen dagen opnieuw opgeroepen hervatting van de onderhandelingen mogelijk te maken. Nederland heeft in bilaterale contacten met partijen suggesties gedaan hoe deze onderhandelingen dichterbij te brengen. Het kabinet blijft deze rol spelen.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden, gezien de aankondiging van president Abbas om 23 september aanstaande een resolutie in stemming te brengen?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het Nederlandse veto tegen de toetreding van Roemenie en Bulgarije tot Schengen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Nu tijdens het algemene overleg JBZ in de Tweede Kamer op 15 september 2011 de minister voor Immigratie en Asiel heeft aangegeven dat Nederland een veto zal uitspreken tegen de toetreding van Roemenie en Bulgarije tot het Schengengebied, is dit het definitieve standpunt van de Nederlandse regering of staat Nederland nog open voor alternatieve voorstellen die tijdens de aanstaande JBZ-Raad op tafel worden gelegd?
Tijdens de JBZ-raad van 22 september jl. heeft de regering het standpunt uitgedragen dat zij op dit moment onvoldoende vertrouwen heeft om in te kunnen stemmen met toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone. Zij is van mening dat enkel het voldoen aan de technische criteria niet voldoende is voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije. Nederland wil dat beide landen de noodzakelijke hervormingen doorvoeren op het terrein van een effectief en efficiënt functionerend justitieel stelsel en de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit en dat ze deze hervormingen ook implementeren. De Commissie heeft in de CVM-rapporten van juli 2011 nog serieuze tekortkomingen geconstateerd op het gebied van de hervorming van de rechtsstaat.
Tijdens het AO JBZ-Raad van 15 september jl. heb ik dit standpunt toegelicht en middels het verslag van de JBZ-Raad bent u ingelicht over het verloop van de discussie in de Raad waarbij de Nederlandse inbreng ook is weergegeven.
Wat is uw reactie op het feit dat een grote meerderheid in het Europees Parlement voor de volgende stap in het toetredingsproces heeft gestemd?
Het EP is van mening dat enkel de technische criteria van het Schengenacquis moeten worden gewogen. Het kabinet is het daar niet mee eens. Afgaande op de inbreng van verschillende fracties in de Tweede Kamer tijdens het AO JBZ-Raad van 15 september is de conclusie gerechtvaardigd dat het standpunt van het kabinet wordt gesteund door een brede meerderheid in de Tweede Kamer.
Hoe verklaart Nederland, dat als enige land waarschijnlijk tegen zal stemmen, dat de meeste andere lidstaten wel voor toetreding van Bulgarije en Roemenië zijn? Op welke punten verschilt Nederland feitelijk met hen van mening?
Nederland en Finland zijn momenteel dezelfde mening toegedaan.
Ook Frankrijk en Duitsland zijn van mening dat Bulgarije en Roemenië meer moeten doen op het terrein van de hervorming van de rechtsstaat. Zij vinden daarom ook dat van volledige toetreding nog geen sprake kan zijn, maar zien mogelijkheden voor een gedeeltelijke toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone.
Herinnert u zich uw antwoord op de vragen over de link tussen toetreding tot Schengen en de afspraken in het Coöperatie en Verificatie Mechanisme (CVM), waarin u aangeeft dat een structureel verband tussen beiden de goedkeuring van de toetredende landen behoeft en niet haalbaar lijkt?1
Ja, dat antwoord geldt nog steeds.
Op basis van welke rechtsgrondslag meent u nu dat het mogelijk is om de afspraken van het CVM wel in verband te brengen met toetreding en zelfs doorslaggevend te laten zijn voor de besluitvorming over de toetreding van beide landen?
In juridisch opzicht wordt er geen directe koppeling gelegd tussen artikel 4 van de Toetredingsakte van Roemenië en Bulgarije en het CVM. Het juridisch kader (artikel 4) bestaat uit twee hoofdelementen: het voldoen aan de technische voorwaarden, overeenkomstig de Schengenevaluatieprocedures, en een appreciatie door de Raad. In de Toetredingsakte is daartoe in de voorwaarde van een unaniem Raadsbesluit voorzien. Inherent daaraan is de mogelijkheid dat, op basis van appreciatie, de unanimiteit niet wordt bereikt. Nederland heeft juridisch gezien dus de ruimte om een eigen afweging te maken op basis van de vraag of er voldoende vertrouwen is om de binnengrenscontroles met Roemenië en Bulgarije op te heffen.
Kunt u uiteenzetten wat feitelijk uw bezwaren zijn tegen een alternatieve gedeeltelijke toetreding van beide landen?
Nederland moet kunnen vertrouwen op een goede implementatie en naleving van reeds aangenomen wetgeving en op het goed functioneren van de instituties die het Schengenaquis toepassen. Vooral corruptie moet consequent worden aangepakt om de integriteit van de grenscontroles te kunnen waarborgen. Hoewel Roemenië en Bulgarije vooruitgang hebben geboekt bij de aanpak van de corruptie, de werking van de rechtelijke macht en de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, maken de meest recente rapporten ook duidelijk dat er meer vooruitgang nodig is.
Het kabinet meent dan ook dat het nog te vroeg is onomkeerbare stappen te zetten in dit proces. Daarmee is partiële toetreding van Roemenië en Bulgarije op dit moment geen goede optie.
Zijn er alternatieve waarborgen / mechanismen voor u denkbaar die gedeeltelijke toetreding wel mogelijk zouden maken? Indien ja, welke? Indien nee, heeft u de mogelijkheden hiertoe verkend?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, als partiële toetreding in de JBZ-Raad wordt voorgesteld, in ieder geval de mogelijkheden ervan te bezien alvorens u definitief uw standpunt verwoordt?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat Nederland al jaren een goede handelsrelatie met Roemenië en Bulgarije onderhoudt?
De Nederlandse relaties met Bulgarije en Roemenië zijn zeer breed, goed en intensief. Dat geldt in het bijzonder voor de economische relaties. Roemeense en Bulgaarse politici erkennen dat handhaving van deze goede relaties in Nederlands maar ook in Bulgaars en Roemeens belang zijn. Hoewel het principiële Nederlandse standpunt over Schengen voor hen een teleurstelling is, verwachten wij geen verschuiving in de Roemeense en Bulgaarse positie tegenover Nederland.
Welke gevolgen verwacht u van een Nederlands nee-stem, voor de diplomatieke verhoudingen tussen Nederland en Roemenië en tussen Nederland en Bulgarije?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u uiteenzetten wat de feitelijke gevolgen (weergegeven in cijfers) voor de Nederlandse export zullen zijn als deze landen nu niet kunnen toetreden tot Schengen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om de bovenstaande vragen binnen drie dagen en nog voor de aanstaande JBZ-Raad van 22 september 2011 te beantwoorden?
Tijdens het AO JBZ-Raad van 15 september jl. heeft een uitgebreide gedachtewisseling plaatsgevonden over dit onderwerp. De inbreng van de verschillende fracties is meegenomen bij het definitief vaststellen van het standpunt tijdens de JBZ-Raad. Deze vragen zijn derhalve niet beantwoord voor 22 september 2011.
Misstanden rond het functioneren van de bestuursvoorzitter van het COA |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
![]() |
Is het waar dat de bestuursvoorzitter van het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) een inkomen heeft (van 273 000 euro per jaar) dat de afgesproken Balkenende-norm ver overstijgt en ook nog een dienstauto heeft besteld die duurder is dan de richtlijnen toestaan? Zo ja, deelt u de mening dat iemand die zichzelf bewust teveel belastinggeld toe-eigent, de burger minacht en daarom zo snel mogelijk uit zijn/haar functie ontheven moeten worden? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?1
Het is juist dat het inkomen van de bestuursvoorzitter van het COA boven het voor de publieke sector geldende maximum inkomen lag. Ik acht dit niet wenselijk, en heb daarom begin dit jaar richting de bestuursvoorzitter en de Raad van Toezicht aangegeven dat de bezoldiging van de bestuursvoorzitter dient te worden bijgesteld tot onder de voor de publieke sector geldende maximum inkomensnorm. Met de Raad van Toezicht heb ik afgesproken dat de bezoldiging structureel aan deze norm zal voldoen.
De afgelopen maanden heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden over de bezoldiging van de bestuursvoorzitter in het kader van de benoeming bij de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet centrale opvang asielzoekers. Met de Raad van Toezicht van het COA heb ik moeten constateren dat er sprake is van inconsistentie in de informatie die ons is geleverd over de bezoldiging van de Bestuursvoorzitter van het COA. De vragen die dit bij de Raad van Toezicht en mij heeft opgeroepen hebben er toe geleid dat de Raad van Toezicht de bestuurvoorzitter op non-actief heeft gesteld. Ik heb de Raad van Toezicht verzocht mij op de kortst mogelijke termijn volledig en correct over alle openstaande vragen te informeren. De door uw Kamer gevraagde brief van de Raad van Toezicht ontvangt u op dat moment.
Wat is uw reactie op de gepresenteerde stelling dat door toedoen van genoemde bestuursvoorzitter teveel belastinggeld is verspild, bijvoorbeeld door het open houden van teveel opvangcapaciteit? Hoe kunnen, naast het vertrek van de bestuursvoorzitter, problemen rond de bedrijfsvoering van het COA worden verbeterd?
In beginsel past bij een krimpende organisatie dat er tijdelijk sprake is van overcapaciteit, die vervolgens wordt afgestoten. Het feit dat er opvangplekken leeg staan vormt dan ook geen aanleiding om op voorhand te concluderen dat er belastinggeld verspild wordt. Wel is de vraag reëel of de systematiek waarop het COA wordt bekostigd nog actueel is. Nu de instroom van asielzoekers al langere tijd dalende is, worden de marges in de opvangcapaciteit steeds kleiner. Tegen die achtergrond verbreed ik mijn lopende onderzoek naar verbeteringen in de financieringssystematiek van het COA, naar een extern onderzoek naar de actualiteit, houdbaarheid en doelmatigheid van de huidige financieringssystematiek, die gebaseerd is op Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) uit 2004.
Kunt u aangeven hoe de genoemde misstanden hebben kunnen ontstaan, en onder wiens verantwoordelijk ze zijn ontstaan?
Zie antwoord vraag 2.
Defensie in Griekenland |
|
Ewout Irrgang , Harry van Bommel |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Kloppen de berichten dat Griekenland veel geld blijft uitgeven aan defensie ondanks de financiële problemen? Deelt u de mening dat dergelijke uitgaven absurd zijn, in het licht van de grote offers die van de Griekse bevolking gevraagd worden?
Het budget van het Griekse ministerie van Defensie is de laatste jaren aanzienlijk gekort. Deze korting op het defensiebudget maakt onderdeel uit van de afspraken met de EU en het IMF. De budgettaire keuzes zijn op nationaal niveau geïnitieerd. De belangrijkste bezuinigingsmaatregel is de sterke temporisering en annulering van diverse investeringsplannen (schepen, jachtvliegtuigen). Slechts tweedehands defensiematerieel kan nog worden aangeschaft. Daarnaast zijn strenge salarismaatregelen genomen. Het volume van de wapenaankopen is onder de huidige financiële omstandigheden sterk gedaald en betreft vervanging of aankopen voor inzet van beschikbare wapensystemen, zoals munitie. Volgens het Griekse Institute of Defence Analysis zijn de totale defensie-uitgaven zijn in 2011 met 18% gedaald t.o.v. 2010 en op wapenaankopen is met 20% bezuinigd.
Wat is uw reactie op het bericht dat er 400 tanks uit de VS naar Griekenland gaan?1
Ik heb van dit bericht kennisgenomen. Naar verluidt hebben de VS een aanbod gedaan om 400 gevechtstanks van het type A1A Abrams gratis te leveren. Omdat de kosten die met transport en logistiek daarvan zijn gemoeid zeer aanzienlijk zouden zijn en voor rekening van Griekenland komen, heeft deze transactie niet plaatsgevonden. Dit wordt bevestigd door het Griekse ministerie van Defensie.
Kunt u bevestigen dat de Grieken de afgelopen 5 jaar 170 nieuwe F16’s hebben gekocht en in totaal 300 F16’s willen hebben? Klopt het bericht uit de vakpers dat er door de Griekse regering een contract van 3,1 miljard dollar is afgesloten voor de levering van reserveonderdelen voor deze F16-vloot?2
Volgens het Griekse Institute of Defence Analysis heeft Griekenland over een periode van 21 jaar (1989–2010) in totaal 170 F-16’s aangeschaft, waarvan er thans (2011) nog 157 in dienst zijn. De levering van reservedelen in dezelfde periode heeft naar schatting een financieel volume gehad van EUR 1,7 miljard. Er is geen aankoop van verdere F16’s voorzien. Het totaal aantal jachtvliegtuigen waarover de Griekse luchtmacht beschikt is ca. 300, oudere types inbegrepen. Het Institute For Defence Analysis meldt tevens dat alle vervangingsplannen thans zijn bevroren.
Op welke manier voert Griekenland de met het IMF afgesproken bezuinigingen op defensie uit? Waarop wordt er bezuinigd?3
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de berichten bevestigen dat de regeringen van Frankrijk en Duitsland de economische crisis gebruiken om wapens aan Griekenland te verkopen?4 Op welke wijze vergewist u zich ervan dat overheden de situatie in Griekenland niet misbruiken om wapenverkopen er door te drukken?
Neen, ik kan de berichtgeving waar u naar verwijst niet bevestigen. De Trojka houdt nauw toezicht op alle uitgaven door Griekenland, inclusief de uitgaven op het terrein van defensie.
Grootschalige fraude door middel van DigiD met kinderopvang-, huur- of zorgtoeslagen |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Makkelijker konden ze het niet maken»?1
Ja.
Is het waar dat er sprake is van «massafraude» met toeslagen die de Belastingdienst uitkeert? Zo ja, hoe groot is de fraude, uitgedrukt in euro’s en aantal slachtoffers, naar schatting? Zo nee, wat is dan niet waar?
Ten aanzien van de fraude bij toeslagen was eind 2010 sprake van een eerste fraudezaak die zodanig van omvang was dat ze voor strafrechtelijke vervolging in aanmerking kwam. Hierbij waren ongeveer 200 slachtoffers betrokken met een fraudebedrag van ca. € 1 miljoen. Hiervan kon € 0,7 miljoen worden tegengehouden. In 2011 gaat het tot nu toe om enkele grote strafzaken waarbij ongeveer 2 500 slachtoffers betrokken zijn. Van een potentieel fraudebedrag van ca. € 3 miljoen kon de uitbetaling van € 2,2 miljoen worden tegengehouden. Het gaat hier om zaken waarbij de slachtoffers niet wisten dat er met hun gegevens gefraudeerd werd.
Daarnaast zijn er ook kleinere gevallen van fraude waarbij de schade beneden de aanmeldgrens voor strafrechtelijke vervolging (€ 10 000) blijft. Concrete cijfermatige informatie daarover is niet beschikbaar, aangezien fraudegevallen die bestuurlijk worden afgehandeld niet worden onderverdeeld naar fraudesoort.
Kende u al eerder berichten over dergelijke fraude? Zo ja, waarom hebt u er dan niet eerder iets aan gedaan? Zo nee, hoe kan dat?
In de Fiscale Agenda2 en in de 8e halfjaarsrapportage Belastingdienst3 heeft de staatssecretaris van Financiën aangegeven welke maatregelen de Belastingdienst heeft genomen en welke maatregelen de Belastingdienst voor de nabije toekomst voorbereidt om de fraude te voorkomen en te bestrijden. De aanleiding voor deze maatregelen was het feit dat de Belastingdienst in 2010 signalen kreeg van fraude.
Zoals de staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 15 september 2011 heeft aangegeven, zijn er gedurende 2011 twee specifieke maatregelen gerealiseerd die de fraude, zoals gemeld in het NRC-artikel, tegen moeten gaan. Het gaat om het onmogelijk maken van het doen van aanvragen bij de Belastingdienst voor een ander en om het schriftelijk bevestigen van een wijziging van een rekeningnummer.
In eerste instantie zijn deze maatregelen getroffen bij de kinderopvangtoeslag en bij de verzoeken tot wijziging van rekeningnummers die op papier worden ingediend. Vanaf 15 augustus 2011 zijn de maatregelen van toepassing op alle toeslagen en geldt dat alle verzoeken (op papier of digitaal) van het wijzigen van een rekeningnummer door de burger schriftelijk bevestigd moet worden.
Is het waar dat de Belastingdienst de DigiD bewust niet controleerde? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit in het licht van deze fraude zeer ongewenst is en wat gaat u hier aan doen? Zo nee, wat is dan niet waar aan dat bericht?
Vanuit dienstverleningsoptiek is het inderdaad mogelijk geweest om voor een ander een aanvraag of wijziging van een toeslag van een ander door te geven aan de Belastingdienst. De Belastingdienst had het proces zo ingericht, dat er niet werd gevraagd werd naar de DigiD van de rechthebbende. Zonder deze mogelijkheid was het, vanaf het begin van toeslagen, niet mogelijk geweest om hulpbehoevenden door derden te laten helpen bij het aanvragen of wijzigen van toeslagen. Tot het einde van 2010 waren er geen signalen dat er hier veel fraude mee werd gepleegd. Vanaf het eind van 2010 is dat beeld veranderd.
Daarom is het nu niet meer mogelijk om namens een ander aanvragen of wijzigingen van toeslagen door te geven.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid om met een vreemde DigiD te ondertekenen, moet verdwijnen? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
De Belastingdienst heeft het proces inmiddels zo ingericht dat de indiener van de aanvraag voortaan alleen voor zichzelf – met zijn eigen DigiD – een aanvraag kan doen.
Wat gaat u doen om de gedupeerden te compenseren?
Gedupeerden krijgen van de Belastingdienst een brief waarin wordt aangegeven dat zij slachtoffers zijn van een fraude. In de brief wordt verder aangegeven wat dit voor hen betekent. Voor gedupeerden die geen recht op toeslag hebben, worden de onterecht uitgekeerde toeslagen kwijtgescholden. Deze bedragen worden verhaald op de fraudeur.
Gedupeerden die wel recht op een toeslag hadden, maar die de toeslag als gevolg van de fraude niet hebben gekregen, krijgen dit alsnog.
Wat gaat u doen om de fraudeurs aan te pakken? Heeft dit al resultaat gehad en zo ja, welk resultaat?
Ten aanzien van de thans lopende zaken geldt dat er een strafrechtelijk onderzoek loopt, daarom kan ik niet concreet op deze zaken ingaan.
Daarnaast geldt dat – zoals ik hiervoor heb aangegeven – de Belastingdienst ten aanzien van fraude met toeslagen de nodige maatregelen heeft getroffen. Dit wil evenwel niet zeggen dat er geen fraudegevallen meer aan het licht zullen komen. Fraudeurs zullen immers blijven zoeken naar fraudemogelijkheden.
Daarom heeft de Belastingdienst de antifraude box opgericht, die Belastingdienstbreed analyses maakt en daarop gerichte acties initieert en bewaakt. Daarnaast besteedt ook de FIOD meer capaciteit aan het actief opsporen en bestrijden van fraude. Tenslotte zal eind dit jaar een interdepartementale werkgroep rapporteren over hoe de fraudeaanpak verder geïntensiveerd kan worden. Op basis daarvan zal het kabinet dan met voorstellen komen.
Het bericht dat een hoogbejaarde mevrouw uit een verpleeghuis wordt gezet omdat haar zoon klaagde over de kwaliteit van zorg |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Klopt het bericht1 dat een hoogbejaarde mevrouw gedwongen moet verhuizen uit verpleeghuis Vivaldi te Zoetermeer omdat haar zoon geklaagd heeft over de kwaliteit van zorg?
Het bericht dat betreffende mevrouw uit het verpleeghuis moet verhuizen klopt. Over de oorzaak daarvan kan het volgende worden gesteld. In verpleeghuis Vivaldi is een situatie ontstaan, waarbij er sprake is van een verstoorde relatie tussen de zoon van een bewoonster en de medewerkers van het verpleeghuis. Door deze verstoorde relatie is het voor beide partijen onmogelijk geworden om tot een goede samenwerking te komen. Het wederzijds respect is verdwenen. De rechter heeft in deze zaak, aangespannen door de zoon, geoordeeld dat Vivaldi gewichtige redenen heeft om de zorgovereenkomst op te zeggen.
Deelt u de mening dat, wanneer er sprake is van klachten over de kwaliteit van zorg, het verpleeghuis deze klachten moet oplossen in plaats van de klager op straat te zetten?
Ja, ik ben van mening dat iedere zorginstelling alle klachten die zij ontvangt, serieus moet nemen en oplossen. Ik vind het zeer belangrijk dat er wordt geluisterd naar de wensen, maar ook naar de klachten van de cliënt. In de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) staat dat elke zorgaanbieder een regeling moet treffen voor de behandeling van klachten over een gedraging van hem of van voor hem werkzame personen jegens een cliënt. In de voorliggende zaak is klager niet zomaar op staat gezet. Ik verwijs u daarvoor graag naar mijn antwoord op uw eerste vraag en naar het antwoord op vraag 3.
Welke maatregelen heeft dit verpleeghuis genomen om de kwaliteit van zorg voor deze mevrouw te verbeteren?
Ik heb me laten informeren door mijn Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die bij Vivaldi is geweest. De IGZ heeft een onaangekondigd bezoek afgelegd, waarin specifiek naar de situatie van de bewoonster is gekeken. De IGZ constateert dat Vivaldi verschillende acties heeft ondernomen om tot een betere samenwerking te komen met de zoon. Er zijn regelmatig gesprekken geweest met de zoon en de medewerkers, er is psychologische begeleiding voor het team ingeschakeld en Vivaldi heeft advies gevraagd bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE).
Bent u bekend met de eerdere vragen over dit verpleeghuis?2 Waarom blijft dit verpleeghuis het nieuws halen met misstanden?
Ja daar ben ik bekend mee. Zowel de IGZ als de Rechtbank heeft geoordeeld dat hier geen sprake is van misstanden.
Vindt u het recente opheffen van het verscherpt toezicht op Vivaldi ook raar?
Verpleeghuis Vivaldi is nooit onder verscherpt toezicht gesteld.
Wordt het niet eens hoog tijd dat de gehele directie van Vivaldi zelf eens aan verhuizen denkt? Hoe kunt u dat bewerkstellingen?
Ik begrijp uit uw vraag dat u geen vertrouwen meer hebt in de directie. Het is – mits opportuun – primair aan anderen om in te grijpen in de bestuursstructuur van zorginstellingen. De Raad van Toezicht kan alsdan extra toezicht op het bestuur houden en als uiterste middel het bestuur ontslaan of schorsen. Cliëntenraden, ondernemingsraden en zorgkantoren kunnen kritische vragen stellen en naar de Ondernemingskamer stappen.
Hoe kunnen mensen in verpleeghuizen beter worden beschermd tegen represailles wanneer zij klagen over de kwaliteit van zorg?
Onder verwijzing naar het antwoord op uw vragen 1 en 3 lijkt het woord «represailles» in dezen niet aan de orde.
In algemene zin is het zo dat met de komst van de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) er een onafhankelijke geschilleninstantie wordt ingesteld, die de cliënt een extra bescherming biedt. Als een cliënt of familielid een klacht indient bij de zorginstelling en deze handelt de klacht niet naar tevredenheid af, dan kan de klager bij de geschilleninstantie terecht voor een onafhankelijke bindende uitspraak.
In de Beginselenwet zorginstellingen wil ik, zoals ook afgesproken in het Regeer- en het Gedoogakkoord, gaan regelen dat de IGZ bij zeer ernstige individuele klachten op het gebied van verzorging en bejegening onmiddellijk kan optreden. In casu heeft dit IGZ dit ook gedaan.
De verslechterende mensenrechtensituatie voor mensenrechtenverdedigers in Mexico |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de brief van Protection International, waarin een uiterst somber beeld wordt geschetst van de mensenrechtensituatie in Mexico, in het bijzonder de verslechterende positie van mensenrechtenactivisten?1
Ja.
Deelt u de analyse en conclusies van Protection International, met name de conclusie dat de Mexicaanse autoriteiten een betere bescherming van mensenrechtenactivisten bewust lijken te dwarsbomen? Zo nee, waarom niet?
De Mexicaanse president Calderón heeft expliciet zijn steun voor het werk van mensenrechtenverdedigers uitgesproken en heeft per decreet een mechanisme ter bescherming van mensenrechtenverdedigers in het leven geroepen. Positief zijn ook de recente uitspraken van het inter-Amerikaanse hof voor rechten van de mens en het Mexicaanse hooggerechtshof betreffende de ontvankelijkheid van civiele gerechtshoven in gevallen van mensenrechtenschendingen door het leger. Dit neemt niet weg dat de situatie van mensenrechtenverdedigers in Mexico in het algemeen zorgen baart.
Bent u bereid bilateraal en in EU-verband steun te verlenen aan het voorstel van Mexicaanse NGO’s dat ertoe moet leiden dat diegenen die zich inzetten voor de bevordering van mensenrechten beter worden beschermd? Zo ja, bent u bereid bij de Mexicaanse autoriteiten te bepleiten dat zij dit voorstel steunen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse inzet in Mexico is tweeledig; bilaterale steun vanuit het Mensenrechtenfonds aan mensenrechtenverdedigers en in EU-verband aan de hand van de EU-richtsnoeren en het EU-actieplan voor mensenrechtenverdedigers. Nederland heeft zitting in een EU-werkgroep die de situatie van mensenrechtenverdedigers in Mexico monitort en hierover spreekt met de Mexicaanse autoriteiten. Voorts hanteert de EU een lijst van mensenrechtenverdedigers die bijzondere aandacht verdienen. Nederland heeft de zaak Cererzo onder de aandacht gebracht van de relevante EU-werkgroep.
Bent u voorts bereid de Mexicaanse autoriteiten aan te sporen de zaak van mensenrechtenactivist Alejandro Cererzo volledig te laten onderzoeken en hen te verzoeken te reageren op de harde beschuldiging dat het National Security and Investigation Centre (CISEN) hem heeft laten mishandelen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er alle aanleiding is de dialoog tussen de EU en Mexico over mensenrechten te intensiveren? Zo ja, bent u bereid Hoge Vertegenwoordiger Ashton hiertoe aan te sporen en het onderwerp ook op de agenda te plaatsen voor overleg met uw EU-collega’s? Zo nee, waarom niet?
De EU en Mexico voeren een intensieve dialoog over de mensenrechten, waarbinnen ook individuele gevallen van mensenrechtenverdedigers worden besproken. Nederland zal zich, conform de speerpunten uit de mensenrechtenstrategie en de EU-richtsnoeren, blijven inzetten voor verbeterde bescherming van mensenrechtenverdedigers in Mexico. Hiertoe zal Nederland de situatie van mensenrechtenverdedigers bij de diensten van HV Ashton aan de orde blijven stellen.
Dubbelfuncties van politieke ambtsdragers |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «PVV grossiert in dubbelfuncties»?1
Ja.
Is het waar dat er in Noord-Holland en Limburg PVV-Statenleden zijn die tevens in dienst zijn van hun fractie als medewerker?
Ja.
Is het waar dat in Noord-Holland de Commissaris van de Koningin inmiddels een onderzoek heeft ingesteld naar het Statenlid in kwestie? Zo ja, wat was voor de Commissaris de aanleiding om dit onderzoek in te stellen?
De commissaris van de Koningin in Noord-Holland, de heer Remkes, heeft in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Presidium van provinciale staten opdracht gegeven na te gaan of de dubbelfunctie Statenlid en fractiemedewerkster van de eigen fractie strijdig is met de formele provinciale wet- en regelgeving. De aanleiding hiervoor was een mededeling van de heer Brinkman, fractievoorzitter van de PVV, in het Presidium van 12 september jl. De heer Brinkman gaf aan dat de ondersteuningsstichting van de PVV voor drie dagen per week het Noord-Hollandse Statenlid, mw. M. Nunes, heeft aangesteld als fractiemedewerkster van de (eigen) fractie. Ter vergadering rees vervolgens de vraag of deze dubbelfunctie strijdig is met de wet- en regelgeving en is afgesproken dit te laten nagaan.
De brief van de commissaris van de Koningin aan het presidium met zijn bevindingen is inmiddels gepubliceerd op de website van de provincie Noord-Holland. (http://www.mijnbabs.nl/babsnoordhollandweb/documents/AP006023.PDF).
Conclusie van de voorzitter van het presidium is dat de bewuste samenloop c.q. dubbelfunctie geen strijd oplevert met wet- en regelgeving. Daarbij is aangetekend dat «de Noord-Hollandse bevindingen zien op provinciale regelgeving en geven -uiteraard- geen antwoord op het in de Kamervragen aan de orde gestelde meer principiële vraagstuk».
Is het waar dat u toestemming heeft verleend voor de constructie in Limburg waarbij Statenleden tevens fractiemedewerkers zijn bij hun eigen fractie? Zo ja, op grond waarvan was die toestemming nodig en waarom heeft u die verleend?
Ik heb geen toestemming verleend voor de constructie in Limburg waarbij Statenleden tevens fractiemedewerkers zijn bij hun eigen fractie. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is niet bevoegd om een dergelijke toestemming te geven en door de provincie Limburg is ook niet gevraagd toestemming te verlenen voor een dergelijke constructie.
Wel heeft de statengriffie in haar onderzoek naar belemmeringen in de wet- en regelgeving ambtelijk advies gevraagd aan mijn ministerie over artikel 96 van de Provinciewet waarin is bepaald dat de leden van provinciale staten als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de provincie ontvangen buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend.
De conclusie was dat wet- en regelgeving formeel niet expliciet uitsluitdat een Statenlid ook een vergoeding ontvangt als fractiemedewerker, mits het salaris voor deze werkzaamheden niet rechtstreeks wordt betaald door de provincie maar door tussenkomst van een privaatrechtelijke rechtspersoon die het salaris aan de fractiemedewerker betaalt.
Uit het onderzoek van de Statengriffie van provincie Limburg naar de artikelen 13, 15, 27, 33 en 96 van de Provinciewet bleken geen directe wettelijke belemmeringen. Zo bevat bijvoorbeeld de Gedragscode Bestuurlijke integriteit Provincie Limburg (vastgesteld op grond van artikel 15, derde lid Provinciewet) geen verbod ten aanzien van de dubbelfunctie Statenlid-fractiemedewerker.
Ondanks het ontbreken van directe wettelijke belemmeringen heeft de Statengriffie de dubbelfunctie aan de PVV ontraden vanwege mogelijke toekomstige conflicterende belangen tussen de fractie en het betreffende Statenlid tevens fractiemedewerker. Ook is gewezen op het feit dat het betreffende Statenlid door het tegelijkertijd zijn van fractiemedewerker in een andere (hiërarchische) verhouding staat tot de andere Statenleden dan in de situatie dat deze geen fractiemedewerker zou zijn.
In de reactie naar de Statengriffie van de provincie Limburg is nog wel de vraag opgeworpen of de inhoud van de gedragscode op grond van artikel 15, derde lid van de Provinciewet een beletsel vormt. In de modelgedragscode integriteit voor provincies, gemeenten en waterschappen staat bijvoorbeeld dat een politiek ambtsdrager geen nevenfunctie vervult die een structureel risico vormt voor een integere invulling van de politieke functie. Het betrokken Statenlid zal in dit kader deze afweging zelf moeten maken. In de beantwoording is benadrukt dat een Statenlid dat zelf als ondersteuner optreedt, uit integriteitsoverwegingen niet aanbevelenswaardig lijkt. Daar is aan toegevoegd dat de combinatie fractieondersteuner-statenlid ongerijmd is. Fractieondersteuning veronderstelt immers ondersteuning door derden. Een Statenlid dat zelf de eigen fractie ondersteunt, heeft kennelijk geen behoefte aan externe ondersteuning.
Bestaat er wet- of regelgeving op grond waarmee een aanstelling van volksvertegenwoordigers in dienst van zichzelf en/of de eigen fractie in strijd is? Zo ja, welke wet- of regelgeving betreft dit? Zo nee, deelt u dan de mening dat de wet- of regelgeving op dit punt zou moeten worden aangevuld en op welke wijze gaat u dat dan doen?
Zoals bij de vorige vraag aangegeven, bestaat er geen centrale regelgeving die voorziet in een expliciet verbod van een dergelijke dubbelfunctie. Dat de wetgever een dergelijke dubbelfunctie niet bij voorbaat heeft uitgesloten, betekent niet dat een samenloop van deze functies bestuurlijk gewenst is. Het lijkt moeilijk verenigbaar met de gedachte van fractieondersteuning, te weten dat de fractie de ondersteuning krijgt die men uit «eigen kracht» niet heeft. Wanneer de fractieleden zichzelf gaan ondersteunen is dit op zijn minst oneigenlijke ondersteuning en wordt een vorm van extra salariering. Het budget voor fractieondersteuning is niet bedoeld voor salariëring van statenleden die zichzelf ondersteunen. Daaruit zou het beeld kunnen ontstaan dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor Statenleden oneigenlijk wordt aangevuld uit het budget voor fractievergoeding. Een dergelijke handelwijze heeft zich enkele jaren geleden ook al eens voorgedaan in het onderzoek van de gemeente Amsterdam naar het gebruik van het budget voor fractieondersteuning. Deze gelden bleken ten onrechte te zijn gebruikt voor onder meer partijfinanciering en als extra vergoeding voor fractievoorzitters.
Naar aanleiding hiervan heeft het kabinet in 2009 centrale regelgeving voorgesteld. In het wetsvoorstel tot aanpassing van de Gemeentewet (TK 30 902, nr. 2) was het voorstel opgenomen om de financiering van fractieondersteuning centraal bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te regelen. In de Tweede Kamer bleek hiervoor echter geen draagvlak waarna het voorstel is aangepast. Conclusie was dat de invulling van de fractieondersteuning primair een gemeentelijke c.q. provinciale aangelegenheid moest blijven. Wel is bepaald dat de verordening regels dient te bevatten over de besteding en verantwoording van de fractieondersteuning. De invulling daarvan en de verdere inhoud van de verordening bleef daarmee een verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies.
Provinciale staten hebben op basis van artikel 33, derde lid van de Provinciewet de verplichting om een verordening op te stellen voor ondersteuning van de in de provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen. In deze verordening kan worden bepaald dat de aangehaalde dubbelfunctie niet toelaatbaar is. Zo is bijvoorbeeld in de Verordening fractieondersteuning van de provincie Zuid-Holland geregeld dat de bijdrage voor fractieondersteuning in ieder geval niet mag worden gebruikt ter bekostiging van uitgaven aan statenleden of bedrijven van statenleden voor werkzaamheden, welke zij als beleidsmedewerker of anderszins in opdracht van de fractie verrichten. Een dergelijke bepaling kennen de verordeningen van de provincies Limburg en Noord-Holland echter niet.
De verordening bevat ten aanzien van de ondersteuning regels over de besteding en de verantwoording. Deze verplichting biedt mogelijk ook aanknopingspunten om achteraf te toetsen of de besteding van de gelden aan fractieondersteuning aan leden van de fractie correct heeft plaatsgevonden.
Deelt u de mening dat het wettelijke vereiste dat een volksvertegenwoordiger zonder last moet stemmen zich niet verhoudt tot de praktijk dat die volksvertegenwoordiger ook in dienst van zijn eigen partij is? Zo ja, wordt deze bepaling in de praktijk door volksvertegenwoordigers geschonden en hoe treedt u hiertegen op? Zo nee, waarom niet?
De opdracht aan volksvertegenwoordigers om zonder last te stemmen (Grondwet, artikelen 67, derde lid, en 129, zesde lid en artikel 27 Provinciewet) verhindert dat volksvertegenwoordigers zich rechtsgeldig ten opzichte van anderen verbinden hun stem op een bepaalde manier uit te brengen. Het lastverbod staat er niet aan in de weg dat volksvertegenwoordigers nevenfuncties hebben, ook niet als dat bij hun eigen politieke partij is. Om te kunnen optreden tegen het type dubbelfuncties waar deze vragen betrekking op hebben, staan wel andere middelen ter beschikking, zoals ik hiervoor heb uiteengezet.
Het voornemen van de Amerikaanse procureur-generaal de gerechtelijke bewijsvoering van ruim honderd CIA-zaken te staken |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven op basis waarvan u tot de conclusie bent gekomen dat de onderzoeken door de Amerikaanse procureur-generaal Eric Holder voldoende onafhankelijk zijn?1
Ik heb geen reden te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de Amerikaanse procureur-generaal en de onderzoeken uitgevoerd door de Assistent U.S. Attorney John Durham, die als openbaar aanklager een lange staat van dienst heeft en bovendien niet door de politiek is benoemd.
De uitkomsten van onafhankelijke onderzoeken zijn door Assistent U.S. Attorney Durham bij diens onderzoek betrokken.
Deelt u de mening dat er discrepantie zit tussen de uitkomsten van het onderzoek door Eric Holder en de uitkomsten van onderzoeken die andere onafhankelijke organisaties hebben gedaan in de betreffende zaken, aangezien deze tot verschillende uitkomsten hebben geleid?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het merkwaardig is dat de Amerikaanse overheid zelf om een onafhankelijk oordeel te waarborgen in afwijking van gangbare procedures juist de Assistent U.S. Attorney John Durham heeft aangewezen en dat uitgerekend in deze zaken wél tot een diepgaand strafrechtelijk onderzoek is besloten?
Alle 101 onderzoeken waren belegd bij de Assistent U.S. Attorney John Durham. Uitkomst van deze 101 onderzoeken was als volgt: in 99 gevallen is geconstateerd dat er geen grond was voor vervolging, in twee gevallen bleek er aanleiding te zijn voor diepgaand strafrechtelijk onderzoek.
Bent u bereid de Amerikaanse autoriteiten blijvend aan te spreken over de internationaalrechtelijke verplichtingen die zij zijn aangegaan op het gebied van het eerbiedigen van mensenrechten? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
In deze zaak houden de Verenigde Staten zich aan internationale verplichtingen. Er is dan ook geen reden de VS op dit punt aan te spreken.
Het tracé bij Nieuwe Wetering |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van de Dorpsraad Nieuwe Wetering?1
Ja, dat ben ik.
Klopt het dat het voorzorgsprincipe bij Schiphol niet wordt gehanteerd? Zo ja, kunt u aangeven wat dit voor consequenties heeft en of dit gevolgen heeft voor het tracé bij de Nieuwe Wetering?
Inmiddels heeft u van mij een brief ontvangen (verstuurd 31 oktober jl.) met het definitieve tracé ter hoogte van de gemeente Haarlemmermeer en Kaag en Braassem. Zoals is aangegeven tijdens het debat met uw Kamer op 9 juni jl. passen we het voorzorgsprincipe voor de luchtvaartveiligheid juist wel toe. Vanuit de luchtvaartveiligheid bezien is een westelijke variant altijd beter dan een oostelijke variant, omdat deze verder van de luchthaven ligt. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft in hetzelfde debat dan ook aangegeven eventuele risico’s in relatie tot Schiphol niet op te willen zoeken. Door te verkabelen ter hoogte van de Polderbaan worden daar mogelijke restrisico’s weggenomen. Het gaat niet alleen om de veiligheid van de mensen in het vliegtuig, maar ook de veiligheid op de grond. De maatschappelijke effecten die teweeggebracht worden als een vliegtuig neerstort in een dichtbebouwde omgeving zoals de Schipholregio, kunnen enorm zijn. Indien hierbij tevens vitale infrastructuur voor de energievoorziening wordt getroffen, zullen deze effecten nog kunnen toenemen.
Zie het antwoord op de vragen 3 en 4 voor de gevolgen voor het tracé bij Nieuwe Wetering.
Kunt u aangeven hoeveel kilometer er bij de westelijke variant van de Haarlemmermeer ondergronds gaat door nog te plannen woonwijken? Hoeveel kilometer kan hiervan eventueel bovengronds in nog te bebouwen gebieden?
De verbinding wordt ondergronds gelegd ter hoogte van de kop van de Polderbaan, ter beperking van de risico’s voor de vliegveiligheid rond Schiphol. Daarnaast wordt de verbinding ondergronds gelegd langs de wijk Floriande, dus niet door de woonwijk. Als laatste wordt de verbinding onder het bebouwingslint van Rijpwetering doorgelegd tot voorbij de zogenaamde buisleidingenstrook aan de noordzijde. Daarmee is de 20 km voor verkabeling opgebruikt. Er zijn dus geen ondergrondse kilometers meer beschikbaar voor nog te bebouwen gebieden. Wegens het beperkte aantal beschikbare ondergrondse kilometers heb ik er voor gekozen deze bij bestaande woonwijken in te zetten. Overigens is er beleidsmatig ook geen aanleiding om ondergronds langs nog te plannen woonwijken te gaan: bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken kunnen woningen wat betreft magneetvelden op voldoende afstand van deze hoogspanningsverbinding worden gesitueerd, en tevens kan de hoogspanningsverbinding daarbij dan op landschappelijk verantwoorde wijze worden ingepast.
Hoe oordeelt u over de infrastructurele knoop bij Nieuwe Wetering? Bent u bekend met de signalen van bewoners die wijzen op verhoogde gezondheidsrisico’s? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
De verbinding ter hoogte van Nieuwe Wetering zal de dorpskern op tenminste 800 meter afstand passeren. Dit is ruim voldoende afstand wat betreft magneetvelden. De bewoners van Nieuwe Wetering spreken echter ook over de risico’s van fijnstof. In opdracht van de minister van Infrastructuur en Milieu heeft het RIVM in 2007 een literatuurstudie verricht, waarbij met betrekking tot een mogelijke relatie tussen hoogspanningslijnen en fijnstof de wetenschappelijke informatie op dit onderwerp is bestudeerd. De conclusie uit het RIVM-rapport is dat, voor zover nu bekend, de schadelijke effecten van fijnstof niet worden verergerd door hoogspanningslijnen en de daaraan gekoppelde elektromagnetische velden. Recent heeft het RIVM een update uitgevoerd van het betreffende onderzoek. Het RIVM komt daarin tot de conclusie dat de publicaties die sinds 2007 zijn verschenen, geen aanleiding geven de conclusies uit 2007 te herzien.
De bevindingen van het RIVM zijn in lijn met die van de Gezondheidsraad uit 2001 en de Wereldgezondheidsorganisatie van juni 2007.
Bent u bereid om bij bovengrondse aanleg in de Nieuwe Wetering de corridorwerking zo veel mogelijk te matigen door de meest westelijke kant van het zoekgebied bij Nieuwe Wetering te benuttenen en de aanleg zoveel mogelijk westelijk te effectueren? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober jl. heb ik aangegeven een zo westelijk mogelijk tracé te hebben gekozen. Bij een meer westelijke tracering zou een (bewoonde) monumentale molen «geraakt» worden en zou de verbinding erg dicht langs buurtschap Huigsloot ten noorden van de Ringvaart lopen, wat onwenselijk is. Tijdens het bestuurlijk overleg op 28 oktober jl. hebben de gemeente Kaag en Braassem en de provincie Zuid-Holland aangegeven dat dit uiteindelijke tracé als het «next best»-tracé wordt gezien. Zij houden een voorkeur voor een ondergronds tracé in de gemeente Kaag en Braassem.
De inwerkingtreding Scheepsafvalstoffenverdrag |
|
Ingrid de Caluwé (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat het Scheepsafvalstoffenverdrag (CDNI-verdrag) per 1 januari 2012 in werking treedt, waardoor passagiersschepen met een capaciteit van meer dan 50 passagiers/bedden geen huishoudelijk afvalwater meer mogen lozen?
Ik ben ermee bekend, dat per 1 januari 2012 een onderdeel van afdeling C van het Scheepsafvalstoffenverdrag Rijn- en binnenvaart (CDNI) in werking treedt, waarmee een lozingsverbod wordt ingevoerd voor het afvalwater van passagiersschepen met een capaciteit van meer dan 50 personen/bedden.
Afdelingen A en B van dit verdrag zijn reeds in werking getreden in 2009 en 2010.
Bent u op de hoogte van het feit dat het Scheepsafvalstoffenverdrag verdragsluitende staten verplicht een adequaat netwerk van ontvangstinrichtingen voor het afvalwater te (laten) realiseren?
De verdragsluitende staten hebben op grond van de Uitvoeringsregeling bij dit verdrag de keuze tussen:
De verdragsluitende partijen hebben naar aanleiding van onderzoek (nationaal en internationaal) gezamenlijk afgesproken, dat optie b het best aansluit bij de huidige praktijk.
Nederland beschikt over een uitgebreid netwerk van commerciële afvalinzamelaars, die reeds hebben aangegeven, dat deze afvalstroom zonder problemen via dit netwerk kan worden verwijderd.
Met de binnenvaartbranche is sinds 2008 overlegd over de invoering van deze optie. Het is de sector bekend dat zij zelf afspraken met inzamelaars moet maken.
Om die afspraken verder te vergemakkelijken heeft mijn ministerie samen met het Centraal Bureau voor de Rijn en Binnenvaart (CBRB) een onderzoek laten uitvoeren naar behoefte aan inzamelvoorzieningen qua plaats, tijdstip en volume. De resultaten hiervan zijn in het voorjaar aangeboden aan de branchepartijen, zowel van de zijde van de scheepvaart als de afvalinzamelaars. Zo zijn op kaarten de precieze plaatsen aangegeven waar de scheepvaart behoefte heeft aan afgiftepunten.
Bent u ervan op de hoogte dat er door gemeenten nog nauwelijks afvalwater-inzamelingspunten aan wal gerealiseerd zijn en passagiersschepen vooralsnog hun afvalwater slechts op een beperkt aantal punten kunnen afleveren?
Inzameling van afvalwater door gemeenten is één van de mogelijkheden binnen een netwerk dat door de markt wordt aangeboden.
Is het waar dat u de zorgplicht die de Nederlandse staat volgens het CDNI-verdrag heeft, neerlegt bij commerciële inzamelaars (bilgeboten, vacuümwagens of – waar mogelijk – via pontons), in plaats van deze zorgplicht te delegeren aan gemeenten, zodat in overleg met de sector adequate afgiftepunten kunnen worden gerealiseerd?
Alle lidstaten kiezen voor inzameling van het afvalwater van de passagiersschepen met meer dan 50 plaatsen/bedden via commerciële inzamelaars. De binnenvaartsector moet zelf afspraken maken met de inzamelbranche over vaste dan wel mobiele afgiftepunten.
Bent u bekend met de volgende informatie en kunt u die bevestigen:
Op basis van het eerder genoemde onderzoek dat de wensen van de sector heeft geïnventariseerd, kwam het volgende naar voren:
Het gemiddeld opslagvermogen van de onderzochte schepen bedraagt ca. 14 m3, zodat een inzamelfrequentie van maximaal twee keer per week voldoende is.
Commerciële inzameling is niet beperkt tot mobiele inzameling per vaartuig of vrachtwagen. De branchepartij van afvalinzamelaars heeft in het overleg met de binnenvaartsector aangegeven, dat een maatwerkpakket kan worden aangeboden van vaste inzamelpunten op drukke afmeerlocaties en bijvoorbeeld mobiele inzameling op de minder drukke trajecten. Het is aan de binnenvaartsector, om de specifieke wensen en keuzes hierin kenbaar te maken.
Op basis van welke gegevens gaat u er vanuit, dat commerciële inzamelaars de benodigde capaciteit wél kunnen leveren?
De branchepartij van afvalinzamelaars heeft in het overleg met de binnenvaartsector herhaaldelijk aangegeven, dat zij maatwerk kunnen bieden aan de passagiersvloot, die met een omvang van ca. 250 schepen een overzichtelijke doelgroep vormt. De huidige spreiding in het inzamelnetwerk, komt goed overeen met de wensen van de passagiersvloot.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgdragen dat Nederland aan de verplichting van het verdrag gaat voldoen?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 4.
Indien per 1 januari 2012 onvoldoende afgiftepunten beschikbaar zijn. Bent u dan bereid te voorkomen dat passagiersschepen worden beboet, vanwege het lozen van afvalwater, bij gebrek aan afgiftepunten?
Ik heb geen reden om eraan te twijfelen, dat het grote netwerk aan commerciële inzamelbedrijven een passende oplossing kan bieden aan de passagiersvloot. Daarvoor moet de binnenvaartsector zelf afspraken met de inzamelaars maken. Ik heb de SAB bereid gevonden om hierbij te helpen. Ik zal monitoren of dit proces zich goed ontwikkelt en daarover contact houden met de binnenvaartsector, de afvalinzamelaars en de SAB.
De verheerlijking van geweld en terreur door de Palestijnse Autoriteit |
|
Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het in september 2011 uitgebrachte Palestinian Media Watch (PMW) Rapport: «Palestinian Authority glorification of terrorists and paying salaries to terrorists and Dutch funding»?1
Ja.
Herinnert u zich de motie Van der Staaij/Voordewind2 omtrent het stopzetten van subsidie aan de Palestijnse Autoriteit (PA) indien er geen concrete en effectieve maatregelen worden genomen om verheerlijken en vergoelijken van terrorisme tegen te gaan? Herinnert u zich bovendien uw antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen omtrent het verheerlijken van geweld en terrorisme door de Palestijnse Autoriteit?3
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel: «Ramadan in the PA – A time for glorifying terror»4 waarin duidelijk wordt dat de Palestijnse Autoriteit expliciet terreur verheerlijkte tijdens de Ramadan?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de artikelen verschenen in het staatsblad van de PA5 van respectievelijk 4 januari, 15 april & 19 juni jl?
Ja.
Bent u bekend met de volgende (media)observaties uit het bovengenoemde rapport van het Palestinian Media Watch instituut omtrent het verheerlijken van terreur door de Palestijnse Autoriteit: 2 januari 2011 (eveneens 24 augustus 2011): PA TV eert in haar uitzending de terroristen die in 1978 37 Israëli’s om het leven brachten. Tijdens de uitzending verheerlijkt PA TV de dood van terrorist Mughrabi; 25 januari 2011: President Abbas verleent de nabestaanden van een martelaar € 2 000,–. De terrorist trachtte met twee pijpbommen Israëlische militairen om het leven te brengen. De aanslag werd verkomen; 21–24 februari 2011: PA TV betoont eer aan diverse terroristen die drie Israëli’s om het leven brachten. De uitzending betreft een fotocollage met als titel: «Helden van de speciale operaties in noordelijk Palestina»; 4 maart 2011: PA TV eert autobestuurder Mashara. Mashara reed in 2001 een zelfmoordterrorist naar het centrum van Jeruzalem. Bij deze daad kwamen 19 mensen om. PA TV stelt naar de dochter van de gevangen bestuurder: «Eergroeten en (onze) bewondering voor jouw heldhaftige vader in de gevangenis»; 4 maart 2011: Fatah herdenkt de verjaardagen van diverse «Shahid» martelaren en prees de «Shahid» martelaren die zelfmoordaanslagen pleegden in Jeruzalem. Bij die aanslagen kwamen negen mensen om; 10 maart 2011: de adviseur van President Abbas stelt het volgende: «De wapens moeten worden gericht tegen onze primaire vijand (Israël). Terrorist Mughrabi moet worden geëerd middels het vernoemen van een plein naar Mughrabi»; 10 maart 2011: PA TV eert een vrouw die een zelfmoordterrorist vervoerde. Bij deze aanslag op een pizza restaurant kwamen 15 mensen om. PA TV bezoekt de familie van de vrouwelijke bestuurder en deelde een onderscheiding uit. PA TV stelt bij het uitreiken: «Aan de heldhaftige gevangene, hierbij uw onderscheiding als een waardering voor uw offers en voor uw heldendaden»; 24 maart 2011: de minister-president van de Palestijnse Autoriteit Salam Fayyad eert vrouwelijke gevangen in Israëlische cellen, in bijzonder die gevangenen die moeder zijn. De bewindsman noemt expliciet de namen van vrouwelijke terroristen; 29 maart 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, bezoekt de familie van terrorist Al-Sayid die een zelfmoordaanslag plande in 2002. Bij die aanslag kwam 30 Israëli’s om. De minister overhandigt de familie een bewijs van eer; 13 april 2011: het officiële dagblad van de Palestijnse Autoriteit refereert aan vier terroristen die gezamenlijk 117 Israëli’s om het leven brachten. Het dagblad noemt ze helden; 18 april 2011: ambtenaren van de Palestijnse Autoriteit bezoeken de woningen van terroristen die levenslang vastzitten. Eén ambtenaar overhandigt cadeaus en geeft enkele foto’s van de gevangen; 20 april 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, plant een boom (genaamd: Vrijheidsboom voor Gevangenen) die gevangenen herdenkt in Israëlische gevangenissen; Mei–juli 2011: PA TV zendt herhaaldelijk video’s uit over terrorist Mughrabi. In deze video’s wordt de terrorist geëerd als een symbool van het martelaarschap; 20 juli 2011: een opgezet zomerkamp voor kinderen, georganiseerd door de Palestijnse Autoriteit en tevens gesponsord bij de Palestijnse minister-president, deelt de campers (waarin de kinderen slapen) in drie verschillende groepen. Deze groepen krijgen elk de naam van verschillende terroristen die aanslagen pleegden; 2 augustus 2011: PA TV eert de bommenmaker van Fatah’s militaire vleugel. PA TV overhandigt een poster die de bommenmaker eert en prijst zijn martelaarschap; 2 augustus 2011: PA TV bezoekt het huis van terrorist Sarhan. Sarhan is gevangen en wordt verdacht van het doodsteken van drie Israëli’s in 1990. De gouverneur van Bethlehem eert Sarhan en brengt een groet aan Sarhan; 3 augustus 2011: PA TV eert een zelfmoordterrorist en bezoekt het huis van de moeder van de terrorist. In het PA TV programma wordt de moeder van de terrorist als heldhaftig omschreven; 3 augustus 2011: PA TV eert de terrorist Jaradat en bezoekt het huis van de terrorist. Jaradat was verantwoordelijk voor het organiseren van drie aanslagen waarbij bijna 30 Israëli’s de dood vonden; 8 augustus 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, en de gouverneur van Hebron, eren terrorist Al-Sharbati. De twee bewindslieden overhandigen een cadeau van president Abbas; 10 augustus 2011: PA TV zendt speciale groeten (en bewijst haar eer) naar terrorist Tamini. Tamini plande een bomaanslag en begeleidde de uitvoerder van de aanslag naar de Sbarro pizza hut. Bij de aanslag in augustus 2001 kwamen vijftien mensen om; 11 augustus 2011: PA TV eert de gevangen terrorist Hajja. Verder bezoekt het programma de familie van Hajja. Hajja zit een levenslange gevangenisstraf uit voor betrokkenheid bij drie zelfmoordaanslagen waarbij 51 mensen de dood vonden; 15 augustus 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, en de gouverneur van Hebron eren nogmaals de gevangen terrorist Al-Sharbati. De twee bewindslieden bezoeken daarbij het huis van de familie van Al-Sharbati; 16 augustus 2011: PA TV eert de gevangen terrorist Daragmeh. Het programma bezoekt tevens zijn familie in aanwezigheid van de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken; Karake; 18 augustus 2011: de speciale vertegenwoordiger van de Palestijnse president Abbas, Al-Ifranji, eert het brein van de aanslagen in München (1972). De vertegenwoordiger legt een krans bij het graf van het brein; 18 augustus 2011: PA TV eert twee gevangenen die verantwoordelijk waren voor diverse aanslagen.
Ik ben bekend met deze passage uit het rapport.
Hoe verhouden bovenstaande voorbeelden zich tot uw beantwoording van genoemde eerdere vragen waarin u het volgende stelt: «Wanneer blijkt dat de PA geweld structureel goedkeurt, verheerlijkt en/of aanzet tot geweld zal dat consequenties moeten hebben voor de internationale steun voor de PA. Hiervoor heb ik echter geen indicatie» en «De PA voert beleid om verheerlijking van geweld en haatzaaien te ontmoedigen»? Bent u van mening dat de bovengenoemde, niet uitputtende, lijst van voorbeelden aangeeft dat de PA een actieve bijdrage levert aan het verheerlijken en vergoelijken van geweld en terrorisme? Bent u tevens van mening dat de PA heeft verzaakt effectieve maatregelen te treffen om het verheerlijken en vergoelijken van geweld en terrorisme tegen te gaan? Zo nee, kunt u aangeven, met inbegrip van bovengenoemde voorbeelden, hoe u tot deze conclusie komt?
Een deel van de Palestijnse bevolking sympathiseert met terroristische acties tegen Israël en uit dat ook in woord en geschrift. Dit keur ik ten zeerste af. Dit neemt niet weg dat de belangrijkste vertegenwoordigers van de PA ondubbelzinnig afstand nemen van terrorisme en terrorismeverheerlijking. Het anti-terrorismebeleid van president Abbas kan rekenen op steun van zowel Israël als de VS. Waar dit beleid zwaktes vertoont, worden die in de dialoog tussen partijen aan de orde gesteld. Desgevraagd geeft de PA aan bereid te zijn de beschuldigingen van Palestinian Media Watch aan haar adres inzake terrorismeverheerlijking te bespreken in de trilaterale commissie (PA, Israël en de VS).
Kunt u bevestigen dat 2,5% van het PA budget wordt uitgegeven aan veroordeelde Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen en 3,5% van het budget opgaat aan het uitbetalen aan de nabestaanden van zelfmoordterroristen? Hoe verhoudt zich dit tot de Nederlandse bijdrage aan de betaling van de salarissen van PA ambtenaren van ca. € 25 miljoen per jaar? Kan men stellen dat dit geld ook gebruikt is voor het uitbetalen van veroordeelde Palestijnse terroristen en nabestaanden van zelfmoordterroristen? Hoe verhoudt dit zich tot het eerder genoemde standpunt van de minister dat het verheerlijken en vergoelijken van geweld en terrorisme door de PA geen structurele zaak is? Hoe verhoudt dit zich tevens tot het eerder genoemde standpunt van de minister dat de PA beleid voert om dit actief tegen te gaan? Welke consequenties trekt u uit de bevindingen van PMW ten aanzien van de financiële middelen (ca. € 50 miljoen) welke Nederland jaarlijks overmaakt aan de PA? Bent u bereid, indien de PA niet bereid is om te stoppen met dergelijke uitbetalingen, deze bijdragen in mindering te brengen van de middelen die de PA jaarlijks ontvangt van Nederland? Bent u bereid van de PA te eisen dat ze met onmiddellijke ingang stopt met deze uitbetalingen en resoluties 21 & 23, die deze regeling hebben ingesteld, intrekken?
De PA verstrekt vergoedingen aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen. De gemiddelde maandelijkse bijdrage ligt op 3,5 miljoen NIS. Daarmee ligt het percentage van het PA-budget dat hieraan besteed wordt significant lager dan geschat door PMW. De Nederlandse bijdrage aan de betaling van PA-ambtenaren is niet gebruikt voor dit doel. De Nederlandse financiële bijdrage via Pegase was specifiek geoormerkt voor de salarissen van civil defense en politie in de maand januari van het jaar 2010. Het doel van de financiële regeling is tegemoetkoming in de kosten van basislevensbehoeften. Ik zie geen aanleiding om de PA op te roepen deze regeling te herzien. Evenmin zie ik reden de Nederlandse OS-bijdrage aan de PA te heroverwegen.
Ecologische braaklegging |
|
Richard de Mos (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel: «Landbouw: Grond braakleggen is nu niet gewenst»?1
Ja.
Deelt u de mening dat 5% braaklegging irreëel en onnodig is? Zo nee, waarom niet?
In het artikel dat u aanhaalt, wordt gerefereerd aan de vergroening van het toekomstige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Op 12 oktober heeft de Europese Commissie concrete wetgevingsvoorstellen gepresenteerd voor het nieuwe GLB in de periode 2014–2020. Daaronder vallen ook voorstellen voor de vergroening van directe betalingen. Ik ben voornemens om uw Kamer voor het einde van de maand de kabinetsreactie op de Commissievoorstellen aan te bieden.
Bent u bereid om juist méér in te zetten op particulier beheer, zodat hier zo snel mogelijk winst geboekt kan worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Speerpunt van mijn beleid is particulieren en boeren zo veel mogelijk te betrekken bij de realisatie van het natuurbeheer. In september jl. heeft de Europese Commissie nog een door het ministerie, samen met de provincies opgestelde modelsubsidieregeling voor de aankoop van grond voor de (herijkte) EHS, goedgekeurd.
In die regeling hebben particulieren, in tegenstelling tot de vigerende regeling, gelijke kansen om gronden te verwerven. Na de decentralisatie is het aan de provincies om meer particulieren te betrekken bij het natuurbeheer.
De gewenste intercityverbinding Eindhoven-Heerlen-Aachen |
|
|
|
Bent u ermee bekend dat in Duitsland de plannen om de spoorinfrastructuur (grensstation Herzogenrath) uit te bouwen, zodat de geplande Intercityverbinding Eindhoven–Heerlen–Aken mogelijk wordt, zijn vastgesteld en financieel gedekt en dat alle procedures voor de start van de werkzaamheden zijn doorlopen?
Ja. Dit is mij per brief van 23 september 2011 door het Aachener Verkehrsverbund medegedeeld.
Is het u bovendien bekend dat de verantwoordelijke Duitse vervoersautoriteit (de Akener Verkehrsverbund/Nahverkehr Rheinland) heeft toegezegd de bovengenoemde Intercity contractueel te integreren waardoor cabotage op het binnenlandse traject Herzogenrath–Aken is toegestaan en de desbetreffende vervoerder volledige partner is bij de verdeling van de inkomsten op het genoemde traject?
Ja.
Deelt u de mening dat daarmee voor deze Intercityverbinding aan alle eisen is voldaan om haar vanaf 2015 op te kunnen nemen in de nieuwe concessie voor het Nederlandse hoofdrailnet?
Zoals met de Kamer besproken neem ik een inspanningsverplichting op in de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet voor de bediening van de eerste HSL-stations net over de grens, zoals Aken. Dit echter altijd in samenspraak en goed overleg met de grensregio’s en het buitenland.
De bediening van Aken heb ik dan ook besproken met minister Voigtsberger van Noordrijn-Westfalen tijdens diens bezoek aan Nederland op 30 augustus jl. Ook voer ik intensief overleg met de grensregio en het Aachener Verkehrsverbund over de verbindingen tussen Heerlen en Aken. Naast vervanging van de huidige Euregiobahn tussen Heerlen-Herzogenrath-Aken door een IC heeft de regio bovendien de wens voor een nieuwe verbinding Heerlen-Kerkrade-Aken (de zogeheten Avantislijn). Er spelen veel belangen (nationaal en regionaal) aan beide zijden van de grens. Daarom is goede afstemming belangrijk.
Overigens, een stop op Herzogenrath maakt een mogelijke IC naar Aken niet sneller. De vervoerders aan beide zijden van de grens moeten hierover van gedachten wisselen en de voordelen tegen de nadelen afzetten. Het is een goed gebruik dat naast de opbrengsten ook de kosten worden gedeeld.
Bovendien dient ook aan Nederlandse zijde de infrastructuur te worden aangepast. Op mijn verzoek heeft ProRail een studie uitgevoerd naar gefaseerde spoor-verdubbeling en electrificatie voor het baanvak Heerlen-Herzogenrath op basis van een met de regio overeengekomen wensenpakket. Naar aanleiding van het recent aangepaste voorstel van het Aachener Verkehrsverbund (brief d.d. 23 september 2011) heb ik ProRail gevraagd de consequenties hiervan voor de conclusies van de studie te duiden en aan te geven of en, zo ja, welke aanvullende analyses nodig zijn. Ik verwacht hier op korte termijn inzicht in te hebben.
De regio en ik hebben afgesproken om tijdens de BO MIRT-overleggen op 8 en 9 november a.s. te spreken over de mogelijke infrastructurele aanpassingen tussen Heerlen en Aken en met uw Kamer is afgesproken dat ik u daarna informeer over de uitkomsten van dit overleg. Ik wil nu niet vooruitlopen op deze afgesproken overlegmomenten.
Bent u bereid, gezien het belang van deze grensoverschrijdende verbinding voor vooral Parkstad Limburg, deze Intercityverbinding als verplichting in de concessie voor het hoofdrailnet op te nemen?
Zie antwoord 3.
Wat is de stand van zaken op het gebied van infrastructuur en exploitatie inzake deze Intercityverbinding aan de Nederlandse zijde? Zijn per december 2013 tussen Heerlen en de grens de nodige infrastructurele maatregelen afgerond, net als aan de Duitse zijde de planning is?
Ik verwijs u naar antwoord 3.
Is het waar dat de regio bereid is om de exploitatiekosten van de bovengenoemde Intercityverbinding op het traject tussen Heerlen en Aken tussen december 2013 en de ingang van de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet in 2015 te betalen?
Dit is nog niet duidelijk. Ik ben schriftelijk door de provincie Limburg en Parkstad Limburg geïnformeerd dat over de wijze waarop moet worden omgegaan met een mogelijk exploitatietekort van de treindienst nog overleg wordt gevoerd met betrokken partijen.
Deelt u de mening dat dit een uitstekende kans is om nu snel de bovengenoemde Intercityverbinding op de rails te zetten en wilt u daartoe de nodige stappen zetten?
Zie antwoorden 3 en 6.
Tot slot, in het Algemeen Overleg Spoor van 11 oktober jongstleden heb ik u toegezegd u een afschrift te sturen van de antwoordbrief aan het Aachener Verkersverbund inzake de spoorverbinding Eindhoven – Heerlen – Aken (zie ook het antwoord op vraag 3). Bijgevoegd vindt u het gevraagde afschrift.1
De bestuurscollegewisseling op Bonaire |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de verwikkelingen rondom het bestuurscollege op Bonaire?1
Ik betreur het relatief hoge aantal bestuurswisselingen op Bonaire. Dat komt in het algemeen de bestuurlijke stabiliteit niet ten goede. Ik hoop op meer bestendigheid voor de toekomst.
Bent u van mening dat de bestuurscollegewisseling volgens de juiste procedures is verlopen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, welke gevolgen heeft dit voor het bestuur op Bonaire?
Mij is gebleken dat ter vergadering van de eilandsraad van Bonaire op 12 september jl. afscheid is genomen van een lid van de eilandsraad; tevens werd een nieuw lid van de eilandsraad toegelaten en beëdigd. Daaropvolgend hebben twee van de drie leden van het bestuurscollege in diezelfde vergadering hun ontslagbrief ingediend. Een derde lid van het bestuurscollege had dat reeds eerder gedaan. Na beraadslaging in twee ronden nog steeds in diezelfde vergadering werden de nieuwe gedeputeerden benoemd en beëdigd.
Mij is bekend dat een lid van de eilandsraad bezwaar had gemaakt omdat de omstandigheid dat een ander lid van de eilandsraad per brief het vertrouwen in het zittende bestuurscollege had opgezegd als zodanig niet op de agenda stond. Met de agendapunten «Afscheid en toetreden van een raadslid» en «Afscheid en verkiezing van leden van het bestuurscollege» zou op zaken vooruit worden gelopen. Na beraadslaging hierover heeft de eilandsraad echter met de voorliggende agenda ingestemd.
Tevens is mij bekend dat er bezwaren zijn geuit tegen de omstandigheid dat een benoemd lid van het bestuurscollege eerst op 27 september 2011 de benoeming heeft aanvaard, dus na afloop van de termijn genoemd in artikel 45 van de Wolbes. Daarover merk ik het volgende op.
Artikel 45 van de Wolbes schrijft voor dat een benoemde eilandgedeputeerde uiterlijk op de tiende dag na de kennisgeving van zijn benoeming meedeelt of hij de benoeming aanneemt. Indien deze termijn verstrijkt zonder mededeling, wordt de benoemde eilandgedeputeerde geacht de benoeming niet aan te nemen. Kennisgeving van benoeming en aanvaarding zijn dus elementen die aan de beëdiging vooraf moeten gaan. Niet is voorgeschreven op welke wijze kennisgeving en aanvaarding dienen te geschieden maar in het algemeen verdient het uit een oogpunt van kenbaarheid de voorkeur dat dat schriftelijk en uiteraard tijdig geschied. Uit de omstandigheid dat benoeming en beëdiging in een en dezelfde vergadering hebben plaatsgevonden blijkt materieel genoegzaam dat betrokkenen van de benoeming kennis hebben genomen en die benoeming ook hebben aanvaard. De eilandsraad is de instantie die over deze benoemingen gaat en ik zie in dit geval geen aanleiding om nader in deze aangelegenheid te treden.
Bent u van mening dat de gezaghebber volgens de juiste procedures heeft gehandeld na de val van het bestuurscollege op Bonaire? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de wens van de oppositie op Bonaire geen verdachte in een corruptiezaak als bewindspersoon te accepteren?
Uiteraard verdient het aanbeveling dat personen in openbare functies van onbesproken gedrag zijn. Dit dient een aandachtspunt te zijn bij de benoeming van leden van het bestuurscollege door de eilandsraad. De eilandsraad kan hier zeker een beleidslijn in vaststellen. Zolang kandidaten voldoen aan de formele vereisten van de Wolbes zoals onder meer neergelegd in artikel 39 j°. 11 van de Wolbes is er geen formeel beletsel voor benoeming.