Het bericht dat Facebook de activiteiten van zijn gebruikers scant op mogelijke criminele activiteiten |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Facebook de activiteiten van zijn gebruikers scant op mogelijke criminele activiteiten?1
Ja.
Bent u bekend met de details van de werkwijze van Facebook? Zal u Facebook om opheldering vragen over de gebruikte methode, welke activiteiten Facebook als «crimineel» aanmerkt en op welke grondslag, hoeveel gevallen aan de autoriteiten zijn gemeld en in hoeveel gevallen dit daadwerkelijk heeft geleid tot een veroordeling?
Ik ben niet bekend met de details van deze werkwijze van Facebook. Het ligt ook niet op mijn weg om hierover opheldering te vragen, maar op die van de privacytoezichthouders in de landen waar Facebook is gevestigd, of althans waar Facebook de gegevens van zijn gebruikers op de beschreven wijze verwerkt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft mij in dit verband meegedeeld dat de privacytoezichthouder in Ierland, waar het Europese kantoor van Facebook is gevestigd, mede namens de privacytoezichthouders van de 26 overige EU-lidstaten onderzoek doet naar Facebook. Over de in het bericht beschreven werkwijze heeft de Ierse toezichthouder vragen gesteld aan Facebook. Voorts komt het onderwerp binnenkort ter sprake in de Artikel 29-werkgroep, waarin alle Europese privacytoezichthouders zijn verenigd. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Hoe verhoudt dit zich tot de in Europa geldende wet- en regelgeving ten aanzien van bescherming persoonsgegevens?
Artikel 8, vijfde lid, van richtlijn 95/46/EG laat de regeling in welke gevallen strafrechtelijke gegevens mogen worden verwerkt – ook in de gevallen waarin dit gebeurt door particulieren – in belangrijke mate over aan het recht van de lidstaten. Artikel 22, tweede lid, van Wet bescherming persoonsgegevens erkent principieel het recht dat verantwoordelijken hebben om persoonsgegevens van strafrechtelijke aard ter bescherming van de eigen belangen te beschermen. Wel gelden daarvoor een aantal wettelijke voorwaarden. Of de in uw vragen bedoelde werkwijze van Facebook valt binnen het kader van deze bepaling is ter beoordeling aan de autoriteiten waar deze gegevensverwerking plaatsvindt. Ik verwijs in dit verband naar het onderzoek door de Ierse privacytoezichthouder dat ik noemde in antwoord op vraag 2.
Bent u van mening dat het opsporen van criminelen uitsluitend een taak is van de overheid?
Ja, het opsporen van criminelen is een taak die door, dan wel onder verantwoordelijkheid van de overheid dient te geschieden.
Is het optreden van Facebook wettelijk toegestaan in Nederland? Zo ja, in hoeverre en op grond van welke wetsbepalingen?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre en op grond van welke afspraken of wetgeving kan Facebook, gevestigd in de Verenigde Staten, deze methodes toepassen op gebruikers binnen de Europese Unie en of Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er andere bedrijven die op deze manier opereren vanuit de Verenigde Staten of andere derde landen?
Het in vraag 1 geciteerde artikel meldt dat «vele bedrijven» op een vergelijkbare wijze als Facebook de data die zij verwerken doorzoeken ter voorkoming van (zeden)misdrijven. Mij is niet bekend of dit bericht juist is, en welke bedrijven het betreft.
Maken de autoriteiten in Nederland systematisch gebruik van de op deze wijze verkregen informatie van Facebook of andere bedrijven? Zo ja, op welke wijze en hoe worden de privacyregels in acht genomen?
Nee.
Het systematisch onbestraft blijven van VN’ers na verkrachtingen |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving – en onderliggende onderzoeken – inzake het vrijwel systematisch onbestraft blijven van VN-soldaten na verkrachting van minderjarige meisjes in onder meer Congo?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze berichtgeving en onderzoeken, in het bijzonder met betrekking tot het gegeven dat de verkrachtingen en het seksueel geweld vrijwel altijd onbestraft blijven en verantwoordelijke VN-functionarissen passief blijven? Berust deze berichtgeving op juiste informatie?
De regering is van mening dat beschuldigingen van seksueel misbruik door VN-personeel uiterst serieus moeten worden genomen. Elk incident van wangedrag door diegenen die geacht worden burgers te beschermen, dient te worden gemeld en onderzocht.
MONUSCO heeft kritische kanttekening bij de recente berichtgeving en heeft aangegeven met een officiële reactie te komen.
Hoe verklaart u dat dergelijke misdrijven kunnen plaatsvinden binnen een VN-organisatie, terwijl de VN formeel een beleid van zero tolerance voert op dit terrein? Geeft de VN naar uw mening voldoende prioriteit aan ingrijpende wandaden als deze?
De VN voert een beleid van zero tolerance jegens personeel dat zich schuldig maakt aan ernstige misdragingen.
De VN heeft een eigen systeem opgezet voor preventie, registratie, onderzoek naar misdragingen, als ook passende maatregelen. Daarnaast zijn procedures vastgelegd voor het inschakelen van de (nationale) autoriteiten bij het onderzoeken van gemelde gevallen van seksueel misbruik.
Binnen het Hoofdkantoor in NY en in elke VN-vredesmissie bestaat een speciale Conduct and Discipline Unit. De eenheden hebben de taak troepenleverende landen te wijzen op het zero tolerance beleid ten aanzien van seksueel geweld. Troepen moeten hierop worden gewezen in voorafgaande trainingen in het veld. Indien misstanden toch voorkomen worden deze doorgeleid naar het onafhankelijke VN-agentschap OIOS (Office of Internal Oversight Services).
Troepenleverende landen dragen een speciale verantwoordelijkheid om aanwijzingen van wangedrag te (helpen) onderzoeken en verdachten te vervolgen. Alle Memoranda of Understanding met troepenleverende landen van de VN schenken expliciet aandacht aan de gedragsregels waaraan VN personeel, dus ook militairen van een contingent, zich dient te houden. Nederland heeft zich voor deze gedragsregels en hun verankering in de memoranda ingezet.
Wat is er binnen de VN gebeurd na eerdere onderzoeken en studies (onder meer van Unicef) waaruit bleek dat zodra een vredesmacht van de VN in een land opduikt, het aantal gevallen van seksueel geweld dramatisch toeneemt? Welke acties zijn als gevolg hiervan ondernomen? Bent u tevreden over de inzet van de VN op dit gebied?
De Conduct and Discipline Unit publiceert statistieken over misdragingen van civiele en militaire deelnemers aan VN-vredesmissies. Deze laten een dalende trend zien van het aantal meldingen van seksuele exploitatie en misbruik. Hierbij geldt dat ieder geval er één te veel is. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke wijze heeft Nederland zich in de afgelopen jaren ingezet om deze problematiek aan te kaarten? Met welk resultaat?
De VN en (waaronder Westerse en EU-) lidstaten hebben veel aandacht aan deze problematiek geschonken, met name in het Special Committee on Peacekeeping Operations (C34) en bij de uitvoering van Veiligheidsraadresolutie 1 325 over vrouwen, vrede en veiligheid.
Nederland heeft samen met Spanje een cursus opgezet om bredere gender problematiek in vredesoperaties op de kaart te zetten en de kennis en ervaring van militair en civiel personeel van VN-missies op dit punt te verbeteren
Bent u bereid om u ervoor in te zetten dat het streng bestraffen van VN’ers die zich schuldig maken aan verkrachting zeer hoge prioriteit van de VN krijgt? Wilt u de Kamer op de hoogte houden van de voortgang daarvan?
De SGVN rapporteert jaarlijks openbaar over vredesmissies waarbij specifiek wordt ingegaan op de voortgang met betrekking tot onderhavige problematiek.
De bedreiging van Turkse homo’s |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Deelnemers Turkse boot Gay Pride bedreigd»?1 en «Opvarenden Turkse boot Canal Parade ernstig bedreigd»?2
Ja.
Hoeveel meldingen zijn er gedaan van bedreigingen van de opvarenden van de Turkse boot tijdens de Canal Parade van Gay Pride? Wat was de aard van de gemelde bedreigingen? Welke actie is of wordt er naar aanleiding van die meldingen ondernomen?
Er zijn vijf meldingen gedaan bij de politie tegen uitlatingen over de boot met Turkse homoseksuelen. Enkele van deze uitlatingen zijn door de officier van justitie beoordeeld als strafbaar op grond van artikel 137c (groepsbelediging) of 137d (aanzetten tot geweld tegen een groep) van het Wetboek van Strafrecht. De melders zijn door de politie benaderd om te vragen of zij aangifte willen doen.
Is er al aangifte gedaan? Zo ja, hoeveel aangiftes en wat is de stand van zaken van het onderzoek? Zo nee, waarom niet? Kan dat te maken hebben met angst van de slachtoffers voor de daders?
Nee, er is geen aangifte gedaan. Een aantal melders heeft aangegeven dat zij geen aangifte wensen te doen, omdat zij zich niet zelf bedreigd of beledigd hebben gevoeld, maar wel vonden dat de uitlatingen gemeld moesten worden. Er zijn geen aanknopingspunten om te vermoeden dat angst voor de daders hierbij een rol speelt. Een aantal melders heeft niet gereageerd op de vraag of zij aangifte willen doen.
Zijn de slachtoffers gewezen op de mogelijkheid van het doen van anonieme aangifte? Zo ja, waar heeft dit toe geleid? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is geen aanleiding geweest om de melders te wijzen op deze mogelijkheid. Zie het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat de aard van de in de genoemde berichten gemelde bedreigingen aanleiding kunnen zijn voor ambtshalve vervolging? Zo ja, gebeurt dit ook? Zo nee, waarom niet?
Ingevolge de Aanwijzing Discriminatie (2007A010) van het College van procureurs-generaal heeft een melding in beginsel geen strafrechtelijk vervolg. Een aangifte van een strafbaar discriminatiefeit kan dat wel hebben. Een aangifte is een belangrijk signaal dat opsporing en vervolging vanuit de samenleving wenselijk wordt geacht. Zo kunnen bijvoorbeeld ook belangenorganisaties of andere betrokkenen aangifte doen. Discriminatiedelicten zoals artikel 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht kunnen wel ambtshalve worden vervolgd, maar het Openbaar Ministerie ziet hiervoor in dit geval vooralsnog geen aanleiding.
Deelt u de mening dat het van belang voor de verdere emancipatie van Turkse homo’s het van belang blijft dat zich voor hun seksuele geaardheid kunnen blijven uitkomen en dat zij in dat kader alle steun verdienen? Zo ja, heeft u contact met de slachtoffers opgenomen om hen uw steun toe te zeggen?
Ja. Er is contact geweest met de organisatoren van de Turkse boot, vanuit de verschillende betrokken ministeries (Veiligheid en Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Het kabinet onderkent het belang van de emancipatie van LHBT-ers (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders) in kringen waar dit gevoelig ligt, zoals in etnische kringen en levensbeschouwelijke kringen. Het uitgangspunt is dat iedereen veilig voor zijn of haar seksuele geaardheid en genderidentiteit moet kunnen uitkomen, dat geldt uiteraard ook voor LHBT-ers met een Turkse achtergrond.
Het kabinet legt wel andere accenten in zijn steun voor deze emancipatie dan in voorgaande jaren. Zie hierover de hoofdlijnenbrief emancipatie en de voortgangsrapportage emancipatiebeleid (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, nrs. 72 en 74). In de vorige fase lag de nadruk op het bespreekbaar maken van homoseksualiteit via ondersteuning van etnische en levensbeschouwelijke LHBT-organisaties en projecten van onder meer het IOT (Overlegorgaan Turken)3. De dialoog over homoseksualiteit is mede
hierdoor in levensbeschouwelijke en etnische groepen op gang gekomen. Dit vormt de basis voor de volgende fase, die gericht is op vergroten van de veiligheid en sociale acceptatie van LHBT-ers in deze kringen .
Het bericht “Wordt de reizigersinformatie beter als de NS het gaat verzorgen?” |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wordt de reizigersinformatie beter als de NS het gaat verzorgen?»1
Ja, het bericht is mij bekend.
Is het waar dat de formele overdracht van de reizigersinformatie van ProRail naar de NS opnieuw wordt uitgesteld? Zo ja, wanneer verwacht u dat dit wel het geval is?
Zoals in mijn beantwoording op de vragen van het lid Haverkamp vermeld, is de overdracht van reisinformatie van ProRail naar NS uitgesteld, omdat de NMa bij het uitvoeren van de concentratietoets op basis van de Mededingingswet mogelijke mededingingsbezwaren had gesignaleerd. NS en ProRail hebben daarop aan een voorstel gewerkt om de overdracht dusdanig aan te passen dat deze mededingingsbezwaren worden weggenomen. Inmiddels heeft de NMa bij besluit van 4 oktober jongstleden op basis van dit aangepaste voorstel groen licht aan de overdracht gegeven. NS en ProRail verbinden zich daarbij aan enkele strikte voorwaarden die voorkomen dat de concurrentie op de vervoersmarkt wordt beperkt als gevolg van de overdracht.
Is het waar dat derden de overdracht van reizigersinformatie bij de NMa aanhangig hebben gemaakt? Zo ja, kunt u aangeven welke partijen dat zijn?
De overdracht van reisinformatie van ProRail naar NS is een overname die bij de NMa moet worden gemeld op grond van artikel 34 van de Mededingingswet. Het gaat om de wettelijke controle op concentraties en overnames waarbij de NMa toetst op de gevolgen voor de mededinging. In dit geval hebben NS en ProRail op 28 mei 2012 gezamenlijk een melding ingediend bij de NMa. Derden kunnen op twee manieren betrokken zijn bij het onderzoek van de NMa. In de eerste plaats is het gebruikelijk dat de NMa in het kader van haar onderzoek vragen stelt aan marktpartijen, bijvoorbeeld concurrenten of afnemers. Daarnaast wordt de melding van een voorgenomen overname altijd aangekondigd in de Staatscourant waarna belanghebbenden een zienswijze kunnen indienen bij de NMa.
Welke consequenties voor de reiziger kan het uitstellen van de overdracht van reizigersinformatie hebben?
Zoals ook in mijn beantwoording op de vragen van het lid Haverkamp vermeld, is de overdracht van reisinformatie onderdeel van de wintermaatregelen die genomen worden sinds vorig jaar (Tweede Kamer, 29 984, nr. 255). NS en ProRail zijn in goede samenwerking bezig met de voorbereidingen van de winter en geven daarmee ook verder gevolg aan de maatregelen van vorig jaar, zoals de overdracht van reisinformatie. Echter, de onzekere situatie die (voor een belangrijke periode) ontstaan is door de vertraging van de overdracht kan invloed hebben op het functioneren van (een deel van de) medewerkers. Dit zou effect kunnen gaan hebben op de kwaliteit en effectiviteit van een aantal maatregelen voor komende winter, zoals het verbeteren van de omroepberichten en het regelmatig geven van updates aan de reizigers. Met de inmiddels in gang gezette trainingen van de omroepmedewerkers tracht NS het risico dat dit de kwaliteit en effectiviteit van de geplande verbeteringen in de reisinformatie raakt te beheersen. Het verbeteren van de stabiliteit en beschikbaarheid van de reisinformatiemiddelen als wintermaatregel en de verdere uitrol van het InfoPlus systeem worden onverminderd doorgezet en hangen niet samen met de overdracht.
Kunt u aangeven hoe de kwaliteit van de reizigersinformatie zich heeft ontwikkeld sinds NS daar sinds augustus 2011 informeel verantwoordelijk voor is?
NS is sinds augustus 2011 tot het moment van de daadwerkelijke overdracht functioneel verantwoordelijk voor de reisinformatiediensten die tot dat moment door ProRail worden verstrekt. Dit betreft het verzorgen van de bediening van borden en omroep op stations. De formele aansturing van de reisinformatiemedewerkers ligt tot het moment van de overdracht bij ProRail.
De ontwikkeling van de kwaliteit van de informatie op stations komt tot uitdrukking in de indicatoren «Klantoordeel informatie bij ontregeling op het station», respectievelijk «Procesindicator Informatie bij ontregeling op het station». Uit de Vervoerplanverantwoording van NS over 2011 en het eerste halfjaar van 2012 blijkt de volgende ontwikkeling:
1e helft 2011
Geheel 2011
1e helft 2012
Klantoordeel IBO station
50,5%
52,4%
54,1%
Procesindicator IBO station
77,4%
77,6%
77,0%
Verder heeft de NS meerdere maatregelen getroffen om de reisinformatie te verbeteren, ook voor komende winter. Hierover heb ik u geïnformeerd in het winterweerprogramma 8 juni jl.2 Een belangrijke maatregel hierin is het trainen van de reisinformatiemedewerkers om meer frequente, op de situatie en naar verschillende klantbehoeften toegesneden reisinformatie te geven.
Kunt u aangeven in hoeverre de daadwerkelijke overdracht van reizigersinformatie, vooruitlopend op de definitieve overdracht, nu al heeft plaatsgevonden en hoe de concrete taakverdeling tussen ProRail, NS en andere vervoerders er op dit moment uitziet?
Zie hiervoor ook mijn eerdere beantwoording op de vragen van het lid Haverkamp, waarin ik aangeef dat de huidige wijze van operationele samenwerking tussen ProRail en NS en de sturing op het gebied van reisinformatie ongewijzigd blijft en conform de bestaande afspraken tussen NS, ProRail en de overige vervoerders wordt gecontinueerd. Nu de NMa groen licht heeft gegeven, kan de overdracht op korte termijn ook formeel worden afgerond met inachtneming van de voorwaarden die de NMa aan haar besluit heeft gesteld.
Kunt u bevestigen dat er een conflict is tussen NS en andere vervoerders over de reizigersinformatie? Zo ja, op welke wijze heeft u bemoeienis met het beslechten van dat conflict?
NS is – vooruitlopend op de overdracht – met de regionale vervoerders in gesprek om afspraken te maken over de overname van de reisinformatiedienstverlening door NS. De gesprekken richten zich op de wijze waarop zal worden gewaarborgd dat de dienstverlening non-discriminatoir wordt uitgevoerd. Dat is ook waar de mededingingsbezwaren van de NMa en de voorwaarden aan het besluit van de NMa op toe zien. De regionale vervoerders en NS hadden de gesprekken tijdelijk opgeschort in afwachting van de uitkomst van de melding van de overdracht bij de NMa. Nu deze duidelijkheid er is, kunnen de gesprekken worden hervat om te bezien hoe aan de voorwaarden van de NMa gevolg wordt gegeven.
Houdt u onverkort vast aan uw standpunt dat de reizigersinformatie overgedragen moet worden van ProRail aan NS? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De onrust naar aanleiding van plannen van wethouder Florijn te Rotterdam om bijstandsgerechtigden in de thuiszorg te laten werken |
|
Sadet Karabulut , Renske Leijten |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de plannen van wethouder Florijn in de gemeente Rotterdam om bijstandsgerechtigden in de thuiszorg te laten werken nu zijn kassenproject finaal mislukt is? Op welke manier denkt u de werkloosheid meer algemeen en specifiek in Rotterdam te kunnen bestrijden?1 2
Rotterdam vraagt van aanbieders 10% van de contractwaarde in te zetten voor social return. Doel hiervan is om mensen die behoren tot de doelgroep van social return zoveel mogelijk toe te leiden naar werk. Social return creëert extra werk(ervaring)plaatsen en kan daarmee de uitstroom uit een uitkeringssituatie van mensen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen. De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren aangedrongen op brede toepassing van social return door overheden. Effectieve bestrijding van werkloosheid op lokaal niveau is een taak van gemeenten zelf.
Is het waar dat de bijstandsgerechtigden alleen «nieuwe klusjes» mogen doen en niet worden ingezet om de primaire thuiszorgtaken te vervullen? Welke klussen zijn dit? Welke criteria worden gehanteerd en welke banen en functies zullen worden vervuld?
Werk in het kader van social return hoeft niet uitsluitend werk in het primaire proces van de thuiszorgaanbieder te zijn, maar mag ook werk zijn in andere functies die een aanbieder aanbiedt (bijvoorbeeld werk in een verzorgingshuis of het rondbrengen van post binnen de organisatie). Daarnaast kunnen aanbieders social return ook (gedeeltelijk) invullen door compensatieorders te plaatsen, bijvoorbeeld bij het sociaal werkbedrijf van de gemeente Rotterdam.
Welke lessen trekt u uit het mislukte kassenproject in Rotterdam? Wat zijn de oorzaken? Op welke wijze gaat u wel bijdragen aan het terugdringen in plaats van het laten oplopen van de werkloosheid?
Het project «Westland heeft werk» is een initiatief van twee Westlandse uitzendbureaus en de gemeente Westland. In samenwerking met de gemeenten Den Haag, Delft en Rotterdam is het doel om meer uitkeringsontvangers aan het werk te krijgen in de tuinbouw. Ik vind het te vroeg voor een eindoordeel over het project. Ik heb reeds toegezegd om uw Kamer in het najaar de evaluatie van het project «Westland heeft werk» toe te sturen.
Deelt u de mening dat bijstandsgerechtigden die aan het werk gaan een volwaardig arbeidscontract met daarbij horend cao-functieloon behoren te krijgen? In alle sectoren, voor al het werk dus ook in de sector Welzijn en Zorg? Zo ja, kunt u dit garanderen voor het Rotterdamse beleid? Zo nee, wanneer en onder welke voorwaarden mag hier dan volgens u van afgeweken worden? Hoe verhoudt dit zich tot verdringing en versnippering van bestaande banen en contracten?
Het beleid in het kader van de Wet werk en bijstand is de verantwoordelijkheid van de gemeente Rotterdam. In principe verschillen bijstandontvangers van wie de uitkering eindigt omdat ze regulier werk krijgen bij een werkgever, arbeidsrechtelijk niet van andere werknemers in dezelfde functie. Onder regulier werk wordt verstaan werk dat op de reguliere arbeidsmarkt wordt verricht en waarvoor loon wordt betaald. Bijstandontvangers kunnen in het kader van een re-integratietraject ook met behoud van uitkering bij een werkgever geplaatst worden op bijvoorbeeld een proefplaatsing, work firsttraject of een leerwerktraject.
Deelt u de mening dat werklozen die aan het werk gaan in het welzijn of de zorg gekwalificeerd moeten zijn? Zo ja, krijgen bijstandsgerechtigden de nodige opleiding en scholing? Zo nee, vindt u dat belangrijke taken zoals zorg, welzijn en schoonmaak door ongekwalificeerd personeel gedaan mogen worden met als gevolg uitholling van mooie beroepen en immense druk op toch al niet te hoge lonen en andere arbeidsvoorwaarden ?
Kwaliteitseisen die de gemeenten stellen aan de hulp bij het huishouden uit hoofde van de Wet maatschappelijke ondersteuning, onder andere aan het in te zetten personeel, gelden ook voor eventuele bijstandontvangers die ingezet worden. Bijstandontvangers kunnen evenwel met de juiste begeleiding prima in staat zijn om de geëiste kwaliteit van de hulp bij het huishouden te leveren. De gemeente kan zorgen voor (bij)scholing. Zie tevens mijn antwoord op vraag 2 en 11.
In hoeverre vormt de inschakeling van onvoldoende of ongeschoold personeel een risico voor patiënten? Kunt u garanderen dat wat wethouder Florijn wil niet ten koste gaat van patiënten en patiënten onterechte risico’s lopen?
Zie antwoord vraag 5.
Kent u voorbeelden en projecten in den lande waarbij op een succesvolle wijze bijstandsgerechtigden in de zorg zijn ingestroomd? Kunt u dit toelichten?
De ministeries van SZW en VWS maken zich sterk voor regionale samenwerking tussen UWV, gemeenten en werkgevers van zorginstellingen gericht op instroom, doorstroom en behoud van mensen in de zorgsector. De laatste jaren is de infrastructuur voor samenwerking versterkt. Er zijn zogenoemde servicepunten zorg en welzijn ingericht. In verschillende arbeidsmarktregio’s zijn met ondersteuning vanuit het servicepunt zorg en welzijn onder meer activiteiten ingezet op het werven bijstandontvangers in de zorg. Als concreet voorbeeld noem ik het project «Welslagen» in Zeeland, Drechtsteden en Brabant: het gaat om een BBL – traject voor mensen met een bijstand – of WW uitkering (langer dan een jaar) die vooraf met behoud van uitkering 20 weken stagelopen bij een zorginstelling.
Deelt u de mening dat de wijze waarop wethouder Florijn de thuiszorgorganisaties onder druk wil zetten door de aanbesteding van de thuiszorg gepaard te laten gaan met een bezuiniging van 5 miljoen euro om zo samenwerking af te dwingen perverse effecten kan hebben gezien de tekorten en grote werkdruk in de zorg en stijgende werkloosheid? Zo nee, kunt u garanderen dat huidige thuiszorgmedewerkers niet hun baan verliezen of inkomen moeten inleveren?
De gemeente is verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden en vanuit die verantwoordelijkheid wil de gemeente, uit oogpunt van de betaalbaarheid van de maatschappelijke ondersteuning, dat deze hulp zo doelmatig mogelijk georganiseerd wordt. Samenwerking tussen thuiszorgorganisaties kan een bijdrage aan deze doelmatige wijze van organiseren leveren. Thuiszorgorganisaties zullen hun eigen afweging maken of het bedrijfsmatig verantwoord is een aanbod te formuleren op de door gemeente geformuleerde vraag. Het kabinet geeft geen baan- of inkomensgarantie.
Deelt u de mening dat het hanteren van het kwaliteitsdocument voor verantwoorde hulp bij het huishouden en het signaleren van veranderingen in zorgbehoeften minimaal functiewaardering 15 vereist volgens de functiewaardering in de zorg?
De afspraken over de juiste inschaling van het personeel worden door sociale partners gemaakt. Deze cao-afspraken dienen door partijen te worden nageleefd. In het arbeidsrecht zijn regels gesteld waardoor werknemers in staat worden gesteld om (individueel dan wel collectief) hun belang veilig te stellen.
Is het waar dat de functiewaardering voor huishoudelijke werkzaamheden (HH1) door de gemeente Rotterdam per april 2013 wordt verlaagd van 15 naar 10 en hoe valt dat te rijmen met de landelijke functiewaardering zorg? Betekent dit dat de huidige thuishulpen bij ingang van het nieuwe contract een flink deel van het salaris moet gaan inleveren? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de aangenomen wet Leijten over basistarieven die uitgaan van inzet van personeel dat past bij de vereiste vaardigheden voor huishoudelijke zorg?3
De gemeente gaat niet over de functiewaardering of feitelijke beloning van thuishulpen. Dit is een zaak van werkgevers en werknemers. Zie antwoord 9. De Wmo draagt gemeenten wel op basistarieven voor onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke verzorging vast te stellen en daarbij uit te gaan van de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden die benodigd zijn. De precieze invulling hiervan is afhankelijk van de lokale omstandigheden en de wijze waarop de gemeente de dienst heeft omschreven.
Wat is de doelstelling van het project van wethouder Florijn om bijstandsgerechtigden in de thuiszorg aan het werk te krijgen? Klopt het dat de instellingen aan wie de opdracht wordt gegund minimaal 10 procent van de feitelijke waarde van de te verkrijgen opdracht in moet zetten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en dat de hoofdaanbieder die hieraan niet voldoet een forse boete te wachten staat?4 Zo ja, wat is uw mening hierover? Hoe wordt de kwaliteit gewaarborgd?
De inkoop van huishoudelijke verzorging is door Rotterdam aangewezen om een bijdrage te leveren aan social return. Zie ook mijn antwoord op vraag 1. De werkgever is uiteindelijk verantwoordelijk voor het aannemen van de geschikte persoon op een functie en voor de kwaliteit van het werk. Rotterdam heeft in het bestek voor de uitvoeringseis social return de mogelijkheid geboden om compensatieorders aan te bieden, waarbij mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt van de gemeente Rotterdam ingezet kunnen worden. Mochten er dus onvoldoende geschikte mensen voor werk in de thuiszorg voorhanden zijn in de social return doelgroep om de geëiste 10% te halen, dan kan dit percentage ook gehaald worden door mensen uit de doelgroep te plaatsen op andere functies.
Is het waar dat minimaal twee (bij vaste contracten) of drie (bij raamcontracten) aanbieders voor de huishoudelijke zorg dienen te worden gecontracteerd?5 Hoe valt dit te rijmen met het feit dat in Rotterdam een aanbieder per gebied wordt gecontracteerd?4
Het is toegestaan om één aanbieder per gebied te contracteren.
Wat is uw mening over het contracteren van één aanbieder per gebied in het licht van keuzevrijheid van de thuiszorggebruikers? Deelt u de mening dat dit ernstige gevolgen kan hebben voor de continuïteit van zorg ofwel het behoud van de vertrouwde thuiszorg?
Het is aan de gemeente om een en ander te bepalen.
De 400 ontslagen bij DSM door een paniekreactie |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat DSM wereldwijd 1000 werknemers wil ontslaan en er in Nederland 400 banen gaan verdwijnen?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat er geen honderden banen in Nederland mogen verdwijnen door een paniekreactie van het bestuur van een grote onderneming, die vooral lijkt te zijn ontstaan uit het voornemen om aandeelhouders en de beurs te plezieren? Zo nee, waarom niet?
Naar ik heb begrepen neemt DSM deze beslissing naar aanleiding van een terugval van de winst in het eerste half jaar van 2012 en op basis van slechtere vooruitzichten voor de wereldeconomie voor de tweede helft van dit jaar. Dit is het gevolg van de toenemende economische onzekerheid en ongunstige marktontwikkelingen. Om ook in toekomst winstgevend te blijven en de continuïteit van het bedrijf te borgen, start DSM haar efficiency-kostenreductieprogramma. Deze beslissing is de verantwoordelijkheid van DSM.
Deelt u de opvatting dat het onverdiend en onverantwoordelijk is dat een groot bedrijf, dat door de belastingbetaler is gesteund met de deeltijd-WW, nu met hoge winsten draait en goede toekomstverwachtingen heeft, plotseling aankondigt honderden banen te schrappen? Zo nee, waarom niet?
Deeltijd-WW was ervoor bedoeld bedrijven in staat te stellen waardevolle werknemers vast te houden tijdens de moeilijkste crisisjaren door de werktijd te verkorten, zodat deze bij een oplevende economie weer snel konden worden ingezet. Hiermee kon op korte termijn kapitaalvernietiging worden voorkomen. Tegelijk moesten lange termijn aanpassingen niet belemmerd worden. Om dit te bereiken gold bijvoorbeeld de voorwaarde dat als een werknemer 3 tot 5 maanden (afhankelijk van de duur van de dienstbetrekking) na afloop van de deeltijd-WW alsnog werkloos werd de werkgever een vergoeding moest betalen.
DSM is momenteel bezig met het verbeteren van de efficiency. Daarbij gaan mogelijk banen verloren, maar dat staat in het teken van de noodzaak van een structurele reorganisatie. Ontslag vanwege de langere termijn aanpassingen van een bedrijf aan nieuwe omstandigheden is iets anders dan ontslag vanwege scherpe vraaguitval tijdens het dieptepunt van de crisis.
Het aangekondigde efficiencyprogramma is door DSM onder andere ingezet naar aanleiding van de verslechterde vooruitzichten en toegenomen economische onzekerheid. Het programma is gericht op kostenreductie binnen het gehele bedrijf, om de toekomstige winstgevendheid en daarmee de continuïteit van het bedrijf te behouden. Het is nog niet duidelijk of daarbij sprake zal zijn van gedwongen ontslagen. Continuïteit binnen een bedrijf is van belang voor het behoud van werkgelegenheid op de lange termijn.
DSM blijft investeren in Nederland zoals dat blijkt uit de eerdere aankondigingen van DSM dit jaar, zoals de investeringen in Chemelot Campus/Maastricht Health Campus, de € 100 mln. extra investeringen in R&D-laboratoria en het bouwen van een nieuw ammoniumsulfaat fabriek in Geleen. Het is de taak van de overheid om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor bedrijven zoals DSM. Vanuit het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt dit gedaan door het creëren van een goed fiscaal klimaat, bieden van financieringsmogelijkheden (zoals de WBSO, RDA en Innovatiebox) en het voeren van topsectorenbeleid. Bij de recente aankondiging om te investeren in R&D-laboratoria gaf DSM aan dat deze keuze mede is ingegeven door het gevoerde overheidsbeleid. Dankzij de inzet van dit kabinet kiest een bedrijf zoals DSM er voor om te investeren in Nederland. Dit levert honderden extra banen op.
Weet u of er gedwongen ontslagen zullen vallen bij DSM? Mochten deze er onverhoopt zijn, doet u dan een beroep op gelden uit de sociale fondsen binnen Europa om de getroffen werknemers te steunen? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij het UWV leert dat er door DSM nog geen melding is gedaan in de zin van de Wet melding collectief ontslag en er geen ontslagaanvragen zijn ingediend. Dit ligt in lijn met de berichtgeving van DSM zelf. Op dit moment weet DSM nog niet of en zo ja hoeveel gedwongen ontslagen zullen vallen in Nederland. DSM zet zich in om haar mensen te helpen aan een nieuwe baan, binnen of buiten DSM.
Vanwege het natuurlijk verloop (pensionering etc.) binnen DSM kunnen er ook intern mogelijkheden ontstaan. Dit alles zorgt ervoor dat op dit moment nog niet in te schatten is hoeveel mensen uiteindelijk gedwongen ontslagen zullen worden in Nederland.
Mochten er grote aantallen gedwongen ontslagen komen, dan zal gekeken worden naar het Europees Globaliseringsfonds (EGF). Het EGF kan actieve arbeidsmarktmaatregelen financieren, die speciaal bedoeld zijn om ontslagen werknemers weer aan het werk te helpen.
Een aanvraag kan pas worden ingediend wanneer duidelijk is:
Echter, zolang niet duidelijk is of en wanneer er in een aaneensluitende periode van vier maanden minimaal 500 ontslagen vallen, valt hier nog weinig over te zeggen.
Meldingen van misstanden |
|
Ronald van Raak |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Zijn er in 2008, 2009 en 2010 schriftelijke meldingen van het vermoeden van een misstand door uw departement ontvangen?
Zijn er in 2008, 2009 en 2010 schriftelijke meldingen van mogelijke strafwaardige handelingen van uw ambtenaren ontvangen?
Is de ontvangst van deze meldingen door u bestempeld als het vermoeden van een misstand, in overeenstemming met het gestelde in het Staatsblad met betrekking tot de Commissie integriteit overheid?1
Zijn deze meldingen na ontvangst onderzocht in overeenstemming met het verplichte beleid integriteit overheid en het gestelde in het Staatsblad met betrekking tot de Commissie integriteit overheid?
Zijn deze meldingen onafhankelijk onderzocht met inachtneming van de rechtsbeginselen van hoor en wederhoor, het horen van alle getuigen en inzage van alle relevante stukken?
De gigantische verhoging van de tarieven van het openbaar vervoer in Haaglanden |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Wat vindt u van de forse stijging van 11,6% van de kilometerprijs van bus en tram in Haaglanden en de gigantische stijging van 15,7 procent van de kilometerprijs van de Randstadrail?1
Zoals ik uw Kamer eerder al heb aangegeven, acht ik tariefsverhoging in het stad- en streekvervoer in beginsel gerechtvaardigd in het licht van de op lange termijn gewenste verhoging van de kostendekkingsgraad. De invulling hiervan moet uiteraard wel passen binnen de gezamenlijk gemaakte afspraken, zoals een jaar tariefrust (afgesproken in het Aanvalsplan OV-chipkaart) en de wettelijke adviesplicht van consumentenorganisaties.
Bij brieven van 16 december 2010 (Kamerstukken II, 23 645, nr. 397) en van 20 april 2011 (Kamerstukken II, 23 645, nr. 435) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het Stadsgewest Haaglanden aan het criterium van «opbrengstneutraliteit bij gelijkblijvend reizigersvolume» heeft voldaan. Nadat het systeem van Nationale VervoerBewijzen (NVB) op 19 mei 2011 was uitgezet, heeft het Stadsgewest het jaar tariefrust in acht genomen; dit eindigde op 19 mei 2012. Vervolgens zijn per 1 juli 2012 de kilometertarieven verhoogd.
Het Stadsgewest Haaglanden heeft tariefvrijheid als opgenomen in de Wet personenvervoer 2000 en het staat haar vrij, met inachtneming van de wettelijke adviesplicht van consumentenorganisaties, om besluiten te nemen over de tarieven.
Hoe verklaart u dat in de regio's Amsterdam en Rotterdam de tarieven niet zijn gestegen en dat er alleen in Haaglanden sprake is van tegenvallende opbrengsten uit de OV-chipkaart?
Naar aanleiding van vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd over de ontwikkelingen in de regio’s Amsterdam en Rotterdam (Kamerstukken II, 23 645, nr 494). In beide regio’s zijn de tarieven ook gestegen. In overeenstemming met haar bevoegdheid om de eigen tarieven te bepalen heeft het Stadsgewest Haaglanden het kilometertarief voor bus en tram per 1 juli 2012 vastgesteld op € 0,139 per kilometer en voor het buitengebied van RandstadRail op € 0,162 per kilometer. Circa 80% van de reizigers betalen het kilometertarief van € 0,139 dat tussen het kilometertarief van de Stadsregio Amsterdam (€ 0,142 per kilometer in de stad) en de Stadsregio Rotterdam (€ 0,127 per kilometer in stad en streek) in ligt.
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij gemeld dat in de overeenkomst tussen Haaglanden en haar concessiehouders rekening was gehouden met een hoger kilometertarief dan gedurende het jaar tariefrust gehanteerd is. Volgens het Stadsgewest lopen de vervoerders hierdoor naar schatting € 3 miljoen op jaarbasis aan vervoersopbrengsten mis. Haaglanden geeft aan dat er in die zin gesproken kan worden van tegenvallende opbrengsten.
Deelt u de mening dat het openbaar vervoer in grote steden juist goedkoper zou moeten worden zodat meer mensen het openbaar vervoer gebruiken? En dat zo de steden ontlast worden van veel verkeer en luchtvervuiling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op de vragen 1, 2 en 5.
Deelt u de mening dat een kilometerprijs van 13,4 cent per kilometer voor een tram en bus wel erg hoog is en 16,2 cent per kilometer voor de Randstadrail schandalig hoog is? Zo ja, hoe gaat u er voor zorgen dat de tarieven weer dalen? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deel ik niet. Kortheidshalve verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Kunt u uitgebreid de relatie beschrijven van uw bezuinigingsbeleid op het openbaar vervoer en deze gigantische en uit de hand gelopen prijsverhogingen?
Over de ombuigingen in het regionale stads- en streekvervoer heb ik op 23 juni 2011 uitvoerig gedebatteerd met de Tweede Kamer op basis van mijn brief van 6 juni 2011 (TK 23 645, nr. 452).
De hoofdlijn uit deze brief is, dat het mogelijk is om de bezuinigingstaakstelling voor de stadsregio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden verregaand te realiseren door een andere inrichting van het OV-netwerk en een andere organisatie van de exploitatie.
Dit vereist een kritische herbezinning op dun bezette ontsluitingslijnen (in de grote steden vaak buslijnen) ten gunste van het versterken van belangrijke verbindingen of hoofdassen (in de grote steden vaak tram of metro). Hiervan zullen grote groepen reizigers profiteren die dagelijks van huis naar werk en terug gaan. Ervaringen in het buitenland met deze aanpak laten zien dat dit kan leiden tot een toename van het gebruik van het openbaar vervoer. Hiermee zijn ook de bereikbaarheid van en de luchtkwaliteit in de stad gediend.
In dit verband wijs ik u ook op mijn antwoorden op vragen van het Kamerlid Van Gent (Kamervragen (Aanhangsel) 2011–2012, 54) van 22 september 2011 waarin ik in ga op de effecten van de ombuigingen op de bereikbaarheid en de luchtkwaliteit in de steden.
Het rijk gaat niet over de invulling van de ombuigingen door de stadsregio’s. Hiervoor zijn de stadsregio’s verantwoordelijk. Dit geldt voor de inrichting en exploitatie van het lijnennet, de kwaliteit die zij nastreven en de prijs die zij daarvoor van de klant vragen.
Is het waar dat de prijsverhogingen stiekem doorgevoerd zijn? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen zodat de reiziger alsnog geïnformeerd wordt? Zo nee, wat heeft de vervoerder en de stadsregio dan concreet gedaan om de reiziger te informeren?
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij laten weten dat de voorgeschreven procedures bij tussentijdse verhoging van de kilometertarieven zijn gevolgd.
Het voorstel is conform de wettelijk adviesplicht aan de consumentenorganisaties (ROCOV Haaglanden) voorgelegd. Het advies van het ROCOV Haaglanden is op 26 maart 2012 ontvangen. Het besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden van 25 april 2012 is daarna in de regionale dag- en weekbladen gepubliceerd en heeft vanaf 3 mei 2012 ter inzage gelegen.
Het Stadsgewest Haaglanden heeft mij daarnaast aangegeven dat HTM de nieuwe kilometertarieven in de folder «De zomerdienstregeling komt er weer aan» heeft gepubliceerd. Deze folder hing enkele dagen voor de ingangsdatum in alle trams en bussen van HTM. Op de site van HTM zijn door technische problemen niet tijdig de correcte kilometertarieven gehanteerd. Enkele dagen later is dit hersteld. Op de site van 9292ov.nl werden wel vanaf 30 juni 2012 de correcte kilometertarieven gepubliceerd.
Veolia heeft de aanpassing van de kilometertarieven gepubliceerd met een A3-poster in alle bussen. Volgens het stadsgewest Haaglanden zijn reizigers tijdig en adequaat geïnformeerd over de veranderingen.
Het goochelen met uitzetcijfers |
|
Martijn van Dam (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Leers goochelt met uitzetcijfers»?1
Is het waar dat in ruim de helft van het aantal gedwongen uitzettingen het niet gaat om asielzoekers en dat in een kwart van het aantal gedwongen vertrekken het asielzoekers betreft die daadwerkelijk naar het land van herkomst zijn teruggestuurd?
Is het waar dat het grote aandeel bij de gedwongen uitzettingen mensen zijn die in feite Nederland nooit zijn binnen gekomen en ook geen asiel wilde aanvragen?
Zoals wordt gerapporteerd in het hoofdstuk Toegang en grensbewaking in de Rapportage Vreemdelingenketen keert een deel van de personen die aan de grens de toegang wordt geweigerd direct terug naar het land van herkomst of een ander land waar toegang is gewaarborgd. In 2011 ging het om 3 250 vertrekkers (bron: KMar/ZHP).
Deze maken ook deel uit van de vertrekcijfers. Zoals aan u gemeld in de brief van 9 april 20102 is op uw verzoek in de vertrekcijfers een verduidelijking ten aanzien van de categorieën van vertrek opgenomen. Vanaf de eerste editie van de Rapportage Vreemdelingenketen van 2009 staat expliciet vermeld dat de terugkeercijfers inclusief de toegangsgeweigerde vreemdelingen waren, met een verwijzing naar het hoofdstuk Toegang en grensbewaking. Dit is sindsdien niet meer in de in de rapportage gewijzigd.
Daarbij is het van belang om op te merken dat ook asielzoekers aan de grens de toegang kan worden geweigerd. In dat geval wordt het asielverzoek in het aanmeldcentrum Schiphol beoordeeld. Bij een eventuele afwijzing van het asielverzoek zal de toegangsweigering in stand blijven en zal de vreemdeling als toegangsgeweigerde Nederland moeten verlaten. Toegangsgeweigerden en asielzoekers zijn derhalve geen exclusieve, elkaar uitsluitende categorieën.
Waarom heeft u in de jaarlijkse rapportage Vreemdelingenketen geen onderscheid gemaakt tussen mensen die asiel wilden aanvragen en gedwongen moesten vertrekken en mensen die in feite Nederland nooit zijn binnengekomen? Was dit een bewuste keuze? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Een (voorlopige) stop op uitzetting vreemdelingen met een 1F-status |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Tofik Dibi (GL), Gerard Schouw (D66) |
|
Leers |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Afghaanse familie moet terug»?1
Ja.
Kunt u zich uw uitspraak herinneren waarin u stelde dat het beleid omtrent 1F-zaken een zaak is voor uw opvolger is, mede ingegeven door het feit dat het Europese Hof zich nog moet uitspreken over dertig van deze zaken en deze uitspraken van invloed zijn op het te voeren 1F-beleid (algemeen overleg over asiel en terugkeer op 20 juni 2012)? Zo ja, wat betekent deze uitspraak voor de wijze waarop u omgaat met 1F-zaken?
Het 1F-beleid is regelmatig onderwerp van discussie geweest. In de rechtspraak is het geldende 1F-beleid herhaaldelijk tot in hoogste nationale instantie aan de orde gesteld en bevestigd. Ook in debatten met de Tweede Kamer is het regelmatig onderwerp van gesprek geweest. Telkens heeft dit erin geresulteerd dat opeenvolgende bewindslieden tot de conclusie zijn gekomen dat het beleid zorgvuldig is en heeft de meerderheid van de Tweede Kamer zich achter het beleid geschaard, zo nog begin juli van dit jaar. Ik zie dan ook geen aanleiding om het beleid aan te passen.
Wat betreft de zaken die voorliggen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens geldt dat het Hof op individuele basis bekijkt of het aanleiding ziet een voorlopige maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat de betreffende vreemdeling voor de duur van de maatregel niet kan worden uitgezet. Aangezien het Hof niet in alle zaken een voorlopige maatregel heeft getroffen en voorts de getroffen maatregelen niet heeft gemotiveerd, kunnen hier geen conclusies aan worden verbonden voor het beleid. Evenmin kunnen hier conclusies aan worden verbonden voor wat betreft de uitkomst van de procedures voor het Hof. Hierbij is ook van belang te beseffen dat het Hof zich enkel zal uitspreken over de vraag of het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. Over de rechtmatigheid van het 1F-oordeel zal het EHRM zich naar verwachting niet uitlaten.
Natuurlijk is het onmogelijk om uit te sluiten dat in de toekomst de situatie kan ontstaan dat het beleid (op onderdelen) aanpassing behoeft. In dat licht, voor zover dit in de toekomst aan de orde zou zijn, heb ik in het algemeen overleg met de Tweede Kamer aangegeven dat dit een zaak is voor de dan verantwoordelijke bewindspersoon.
Mede met het oog op bovenstaande heb ik de burgemeesters laten weten dat er op dit moment geen enkele aanleiding is het 1F-beleid aan te passen. Van opschorten van vertrek van 1F’ers van wie in rechte is komen vast te staan dat er ernstige aanwijzingen zijn dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdrijven en/of misdrijven tegen de menselijkheid is dan ook geen sprake. In het kader van het initiatiefwetsvoorstel Samsom/Voordewind inzake vreemdelingenkinderen heb ik al aangegeven dat ik hecht aan duidelijkheid. Door een uitzettingsstop in te stellen, waarbij zowel de duur, als het perspectief voor de betrokkenen onduidelijk is, wordt juist de onzekerheid vergroot. Dit is niet in het belang van de betrokken vreemdelingen. Het perspectief is terugkeer en ik acht het onwenselijk om zonder enige feitelijke aanleiding bij te dragen aan onduidelijkheid hierover.
Wat is uw reactie op de brief van 2 juli 2012 van 30 burgemeesters die zijn geconfronteerd met de uitwerking van het 1F-beleid en bij u aandringen om een oplossing te vinden voor de onmogelijke consequenties die nu (zijn) ontstaan als gevolg van het Nederlandse 1F-beleid?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de behandeling van 1F-zaken, mede gezien het dringende verzoek van de burgemeesters, moet worden opgeschort totdat het Europese Hof zich over de voorliggende zaken heeft uitgesproken en uw opvolger en de nieuwe Kamer zich hebben kunnen buigen over het te voeren 1F-beleid? Zo nee, waarom niet en bent u bereid de betreffende families over uw afweging te informeren? Zo ja, bent u bereid de families spoedig te informeren over wat deze beslissing voor hen betekent?
Zie antwoord vraag 2.
De aanslag in de Sinai-woestijn bij de grensovergang Jafa. |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Egypt's Brotherhood blames Sinai raid on Israel's Mossad» van de website van BBC World?1
Ja.
Stelt de Egyptische Moslimbroederschap dat de Israëlische Mossad achter de aanslag op de grensovergang bij Jafa zit, en wijzen de Egyptische autoriteiten naar moslimextremisten? Kunt u aangeven waar de beschuldigingen van de Moslimbroederschap op gebaseerd zijn en op welke wijze deze zijn onderbouwd?
De Egyptische Moslimbroederschap heeft op 7 augustus 2012 een verklaring gepubliceerd (zie http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=30234) waarin de mogelijkheid wordt genoemd dat de Israëlische veiligheidsdienst Mossad achter de aanslag van 5 augustus bij de grensovergang nabij Rafah heeft gezeten.
Ter onderbouwing verwijst de Moslimbroederschap voor eigen rekening onder andere naar het feit dat de Israëlische autoriteiten hun burgers enkele dagen voor de aanslag hebben gewaarschuwd voor aanslagen in de Sinaï.
Kunt u aangeven wat de positie van de Egyptische president Mursi is, in het licht van de omstandigheid dat hij lid is van de Moslimbroederschap en dat de officiële verklaring van Egypte en die van de Moslimbroederschap sterk uiteenlopen?
De Egyptische autoriteiten hebben verklaard dat de aanslag gepleegd zou zijn door terroristische elementen. Noch president Morsi noch de leden van zijn regering hebben gezinspeeld op Israëlische betrokkenheid.
President Morsi heeft kort na zijn verkiezingsoverwinning zijn lidmaatschap van zowel de Moslimbroederschap als de Freedom and Justice Party (FJP) opgezegd.
Kunt u aangeven wat op dit moment de veiligheidssituatie is in de Sinaï-woestijn, mede in het licht van de waarschuwing van de Israëlische minister van Defensie Barak voor het gevaar van de Sinai woestijn waar moslimextremisten zich ophouden en zijn kwalificatie van de aanslag als een «wake-up call» voor de Egyptische autoriteiten? In hoeverre is de veiligheidssituatie het laatste jaar gewijzigd?
De veiligheidssituatie in de Sinaï is het afgelopen jaar verslechterd. Het Egyptische leger is niet in staat geweest daar voldoende personeel en materieel te stationeren. Daar komt bij dat de bepalingen van het vredesakkoord met Israël uit 1979 aan grootschalige ontplooiing van het leger in de weg staan, hoewel daarop in bilateraal overleg uitzonderingen overeengekomen kunnen worden. Het gebrek aan gezag heeft een aanzuigende werking gehad op (internationale) jihadisten en geleid tot een toename van wapensmokkel. Na de aanslag van 5 augustus jl. hebben de Egyptische autoriteiten in overleg met Israël de militaire aanwezigheid in de Sinaï geïntensiveerd en militaire operaties gericht op mogelijke daders uitgevoerd.
Kunt u aangeven of op de belangrijke pijpleidingen in de Sinaï recentelijk nog aanslagen zijn gepleegd?
Egyptische media berichten vaak gebrekkig over gebeurtenissen in de Sinaï. Voor zover bekend, vond de laatste aanslag op een pijplijn in de Sinaï plaats op 22 juli 2012. Sinds het begin van de Tahrir-opstand op 25 januari 2011 zouden volgens lokale media 15 aanslagen hebben plaats gevonden.
Middeleeuwse “belastingheffing” |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bewoners verrast door heffing uit 15de eeuw»?1
Ja.
Wat is de exacte juridische grondslag van de dertiende penning? Is met de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de dertiende penning (1984) waarmee de dertiende penning per 2015 wordt opgeheven, tegelijkertijd een juridische grondslag gegeven aan een heffing die tot dat moment vooral op gewoonterecht was gebaseerd?
Het recht op de heffing van de dertiende penning is een in de Middeleeuwen ontstaan zakelijk recht. Dit recht houdt in dat de rechthebbende bij de overdracht van grond jegens de koper recht heeft op een dertiende deel van de tussen verkoper en koper bedongen prijs. Het recht op de dertiende penning is een ongeschreven recht dat nog in bepaalde delen van de provincie Utrecht geldt. Het recht op de dertiende penning is blijven bestaan bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1 838 en het huidige Burgerlijk Wetboek in 1992 (artikel 69 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek). De dertiende penning wordt per 1 januari 2015 afgeschaft (Wet van 3 oktober 1984 (Stb. 443).
Hadden de inwoners van Kamerik die nu met de betaling van de dertiende penning worden geconfronteerd, eerder kunnen weten van de verplichting tot betaling van die heffing? Zo ja, hoe dan?
De koper kan, indien het recht niet is ingeschreven, de verkoper aanspreken met een beroep op de mededelingsplicht uit artikel 7:15 BW. De koper kan ook van de notaris, die een algemene rechercheplicht heeft, kennis krijgen van het bestaan van het recht van de dertiende penning. Het recht op de dertiende penning is een registergoed en kan worden ingeschreven in de openbare registers (artikel art. 150 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek).
Hoe en op grond waarvan wordt de hoogte van de opgelegde heffing bepaald? Welke rechtsmiddelen hebben de burgers die de dertiende penning moeten betalen om zich tegen de heffing of de hoogte van die heffing te verzetten?
De hoogte van de heffing werd lange tijd berekend op basis van 1/13 van de waarde van de grond bij verkoop (7,7%). Bij de invoering in 1984 van de Wet regelen omtrent de opheffing van het recht van de dertiende penning (Stb. 443) is geregeld dat tot 2015 de heffing wordt verhoogd tot 11%. Burgers kunnen zich tot de burgerlijke rechter wenden wanneer zij van mening zijn dat de dertiende penning onterecht wordt geheven.
Kan een zakelijk recht dat honderden jaren oud is nog worden vervreemd of overgedragen aan een andere particulier of rechtspersoon? Zo ja, waarom en hoe dan? Zo nee, hoe kan het dan dat de stichting Beheer Kasteel Renswoude die heffing oplegt?
Voor alle zakelijke rechten geldt dat zij in beginsel overdraagbaar zijn (art. 3:83 BW). Dit geldt ook voor zakelijke rechten die zijn ontstaan voor de totstandkoming van het Burgerlijk Wetboek (art. 69 onderdeel a Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek). Naar ik begrijp is de Stichting Beheer Kasteel Renswoude op 28 november 1990 door middel van het verlijden van een notariële akte rechthebbende op dit recht geworden (Bron: J.T. Van Es, «Dertiende penning nieuw leven ingeblazen» in: Heemtydingen orgaan voor de streekgeschiedenis van het Stichts-Hollandse grensgebied, 1994, Woerden, p. 12–26).
Kan een zakelijk recht zoals de dertiende penning nadat er tientallen jaren geen gebruik van is gemaakt, verjaren? Zo ja, is daar in Kamerik sprake van?
De dertiende penning kan door niet-gebruik (non-usus) teniet gaan. De Hoge Raad oordeelde in een zaak over de heffing van de dertiende penning tussen de Stichting Beheer Kasteel Renswoude en een inwoner van Kamerik (HR 20 juni 1997, NJ 1999, 302) dat wanneer een perceel grond is overgedragen en de dertiende penning gedurende dertig jaar na overdracht niet wordt geheven, het recht van de uitoefening van de dertiende penning is verjaard. De Hoge Raad oordeelde in deze zaak eveneens dat het aan de Stichting Beheer Kasteel Renswoude was het bewijs te leveren dat het recht binnen dertig jaar na de overdracht van de grond was uitgeoefend. Per geval zal moeten worden beoordeeld of dit ook geldt voor de inwoners van Kamerik waarvan thans de dertiende penning wordt geheven. Of er in casu eventueel al dan niet sprake is van non-usus, is aan de rechter om te beoordelen.
Mogelijke belastingontwijking door de NS |
|
Farshad Bashir |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Is het waar dat de financiële tak van NS, NS Financial Services Co, in Dublin is gevestigd, zoals wordt gemeld in het artikel op de website van de Railway Gazette van 6 juli 2012?1
Ja.
Wat is de reden van het feit dat dit onderdeel van NS in Dublin is gevestigd?
Halverwege de jaren 90 ontstond voor de NS het risico dat ze zou blijven zitten met overbodig materieel als het concern het vervoer in een bepaald gebied niet meer mag verzorgen, met ongewenste kapitaalvernietiging tot gevolg. Om dit risico te scheiden van de overige activiteiten van de NS was oprichting van een apart bedrijf wenselijk. Door dit bedrijf te laten functioneren als een leasemaatschappij zouden niet alleen andere concessiehouders eenvoudiger gebruik kunnen maken van het door de NS aangeschafte rollend materieel, maar werd ook het risico op kapitaalvernietiging verkleind. Het bedrijf is in Ierland gevestigd vanwege het gunstige investeringsklimaat voor leasemaatschappijen in dit land.
Sinds wanneer is dit bedrijfsonderdeel gevestigd in een ander land dan Nederland?
Vanaf de oprichting in 1998 is de vestigingsplaats Dublin geweest.
Heeft u hiervoor via de Algemene Vergadering van Aandeelhouders toestemming gegeven? Zo ja, wanneer en waarom?
De oprichting van deze dochteronderneming viel niet onder de statutaire goedkeuring van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.
Is het waar dat NS Financial Services Co in Ierland belasting afdraagt in plaats van in Nederland? Om hoeveel geld gaat dit?
De geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen staat eraan in de weg informatie over individuele belastingplichtigen openbaar te maken.
Hoe hoog is de belastingopbrengst die de Nederlandse Staat jaarlijks misloopt door de vestiging van NS Financial Services Co in het buitenland? Hoeveel bedraagt de totale belastingopbrengst die Nederland is misgelopen door de vestiging van NS Financial Services Co in het buitenland?
Zie antwoord vraag 5.
Welke invloed heeft de buitenlandse vestiging van NS Financial Services Co op de hoogte van het dividend dat NS jaarlijks afdraagt aan de Nederlandse Staat? Indien NS Financial Services Co in Nederland gevestigd zou zijn, zou dan het bedrag aan dividend samen met de te betalen belasting in Nederland niet hoger zijn geweest dan het dividend dat nu ontvangen wordt? Kunt u hier uitgebreid op ingaan in uw antwoord?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft de buitenlandse vestiging van NS Financial Services Co invloed, zowel in directe als in indirecte zin, op de maximale hoogte van de uit te keren bonussen aan het bestuur van NS? Zo ja, welke invloed heeft de buitenlandse vestiging van NS op de hoogte van de bonussen voor het bestuur van NS?
Nee.
Vindt u het gerechtvaardigd dat de belasting die NS afdraagt in het buitenland niet ten goede kan komen aan beter openbaar vervoer in Nederland?
De afdrachten van in Nederland door belastingplichtigen afgedragen belastinggelden zijn niet op voorhand geoormerkt om aan bepaalde doeleinden uitgegeven te worden; het is derhalve niet te zeggen of door NS in Nederland afgedragen belastingen ten goede komen aan beter openbaar vervoer.
Bent u bereid om actie te ondernemen zodat NS belasting in Nederland afdraagt? Zo ja, wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
Zoals door één van mijn voorgangers, staatssecretaris Vermeend, uiteengezet in antwoord op vragen ingediend in 1999 door het lid Van Bommel 2 staat het bedrijven in beginsel vrij om in het buitenland activiteiten te verrichten. Dit brengt met zich mee dat – voorzover het reële activiteiten betreft – deze activiteiten naar de in het desbetreffende buitenland geldende regels en tarieven zullen worden belast. Mocht het verrichten van buitenlandse activiteiten geen reële betekenis hebben, dan wordt getracht op gekunstelde wijze de Nederlandse belastinggrondslag uit te hollen. Dergelijke constructies worden door de Belastingdienst met alle beschikbare middelen bestreden.
Kent u de berichten over uitlatingen van de scheidend Nederlandse ambassadeur te Rwanda, dhr. Makken, dat Nederland de hulp aan Rwanda niet zou hebben opgeschort en dat het verweer van Rwanda tegen de aantijgingen uit het VN-rapport Nederland tevreden zou stellen?1
Ja.
Is het waar dat scheidend ambassadeur Makken zich op deze manier heeft uitgelaten? Heeft de ambassadeur hiermee namens de Nederlandse regering gesproken of zijn deze uitspraken op persoonlijke titel gedaan?
Ambassadeur Makken heeft in een interview met de Rwandese pers aangegeven dat het tot tevredenheid stemt dat de Rwandese regering serieus is ingegaan op de beschuldigingen uit het VN-rapport. Dit blijkt uit de uitgebreide reactie die de Rwandese regering op 27 juli aan de VN stuurde. Anders dan de journalist in het genoemde artikel suggereert, geeft de ambassadeur uitdrukkelijk geen oordeel over de inhoud van de Rwandese reactie.
Hoe beoordeelt de Nederlandse regering het tegenrapport van Kagame/Rwanda? Bent u het met ambassadeur Makken eens dat de reactie van Rwanda op de aantijgingen uit het VN-rapport van 27 juni «very serious and satisfactory» is? Is hiermee voor Nederland het zeer gedegen VN-rapport en de bevindingen van de onafhankelijke experts weerlegd en afgehandeld? Wat is de reactie van deze onafhankelijke experts op het Rwandese rapport?
De regering zal de Rwandese reactie meenemen in de verdere beoordeling van de situatie en trekt hierin op met gelijkgezinde internationale partners. Daarbij spelen het eindoordeel van de VN Group of Experts, maar vooral de actuele ontwikkelingen in Oost-Congo zelf een belangrijke rol. De groep heeft nog niet inhoudelijk gereageerd op het Rwandese rapport.
Wat betekenen de uitlatingen van de ambassadeur voor het geweld in de regio en voor de Congolese burgers, gezien de relativering die ervan uit lijkt te gaan met betrekking tot betrokkenheid van buurlanden bij het conflict? Welke gevolgen zou een overhaaste Nederlandse conclusie dat Rwanda niet bijdraagt aan het gewapend geweld in Congo hebben voor partijen en burgers in de regio?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, heeft de Nederlandse ambassadeur geen oordeel gegeven over de inhoud van het Rwandese tegenrapport.
Nederland heeft de beslissing over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid aangehouden. De publicatie van de Rwandese reactie vormt geen aanleiding over te gaan tot uitbetaling van de aangehouden steun aan Rwanda.
Belangrijke aandachtspunten bij de verdere beoordeling zijn voor Nederland enerzijds een constructieve Rwandese opstelling bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict in Oost-Congo en anderzijds de constatering dat er geen sprake (meer) is van steun vanuit Rwandees grondgebied aan rebellengroepen in de DRC. Hierin zullen de bevindingen in het eindrapport van de Group of Experts ook worden meegewogen.
Wat betekent het Rwandese tegenrapport voor de relatie van Nederland met Rwanda en het opschorten van de hulp na het verschijnen van het VN-rapport en addendum van 27 juni?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier heeft het opschorten van de hulp aan Rwanda, zoals recent besloten is, vorm gekregen? Heeft dit daadwerkelijk geleid tot het opschorten van betalingen, of zoals ambasseur Makken zegt: «There were no payments due, so we have not suspended aid, we are delaying any decisions on aid payments pending the reply of Rwanda to the UN report of Group of Experts»?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reactie op het Rwandese tegenrapport van andere EU-landen en de Verenigde Staten die hulp hebben opgeschort na het verschijnen van het VN-rapport?
De EU-partners en de VS beraden zich nog op het Rwandese tegenrapport en de ontwikkelingen in het veld. Vooralsnog heeft geen van hen aangekondigd hun maatregelen in te trekken naar aanleiding van het Rwandese rapport.
Is er alleen sprake van (mogelijke) betrokkenheid van Rwanda bij het geweld in Oost-Congo of is ook Oeganda betrokken bij het conflict, onder andere door fysieke aanwezigheid van militairen in het gebied? Zo ja, wat betekent dit voor de relatie van Nederland met Oeganda? Worden er consequenties verbonden aan inmenging van Oeganda in het conflict? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De rapportage van de Group of Experts bevat geen aanwijzingen dat Oegandese troepen bij het geweld betrokken zouden zijn of in het betreffende gebied zouden zijn ontplooid. Nederland volgt samen met de internationale partners de ontwikkelingen in het gebied op de voet. Vooralsnog is er geen aanleiding om de Nederlandse relatie met Oeganda te herzien.
Schending door Eritrea van het VN wapenembargo |
|
Arjan El Fassed (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Eritrea via consulaten de diaspora dwingt tot het betalen van 2% van het inkomen om zo het leger in Eritrea te bekostigen?1
Deelt u de conclusies van de UN Monitoring Group dat deze praktijken tegen het VN wapenembargo tegen Eritrea (ingesteld in 2009) ingaan? Zo nee, waarom niet?
Vinden deze illegale praktijken ook in Nederland plaats door de Eritrese diplomatieke vertegenwoordiging? Bent u bereid dit uit te zoeken en regelmatig te monitoren?
Bent u bereid om: de Eritrese consul op het ministerie te ontbieden? de mogelijkheden te verkennen om juridische stappen te zetten tegen deze praktijken? uw Europese en andere collega’s aan te sporen deze zelfde stappen te zetten, zodat een collectief gecoördineerd protest plaats vindt tegen schending van het VN wapenembargo door Eritrea? Zo nee, waarom niet?
Komt deze vorm van schending van VN- of andere embargo’s door andere landen voor? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel capaciteit heeft de regering om schending van VN- of andere embargo’s op te sporen en de uitvoering ervan te handhaven? Welk ministerie coördineert handhaving van embargo’s en welke ministeries zijn erbij betrokken?
Bent u bereid om via de EU de Eritrese overheid aan te spreken op deze illegale activiteiten en hiertegen te protesteren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 1 september (ter voorbereiding van het SO over de RBZ)?
Het bericht dat de Nationale Ombudsman concludeert dat de vreemdelingenbewaring inhumaan is |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Leers , Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van de Nationale Ombudsman waarin wordt geconcludeerd dat de vreemdelingenbewaring inhumaan is?1
Ja.
Deelt u de mening dat vreemdelingenbewaring een uiterst dwangmiddel is dat zo kort mogelijk moet zijn, zo min mogelijk moet worden toegepast en slechts dan wanneer er uitzicht op terugkeer bestaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit streven zich tot de circa 6 000 asielzoekers die in vreemdelingendetentie verblijven, die hier soms wel langer dan achttien maanden verblijven en bij herhaling worden vastgezet?
Het opleggen van vreemdelingenbewaring is ook in de ogen van het Kabinet een uiterst middel (ultimum remedium) en wordt ook dienovereenkomstig toegepast.
Wanneer door de Nederlandse overheid is bepaald dat rechtmatig verblijf niet (meer) aan de orde is dan dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Hierbij staat zelfstandig vertrek voorop. De overheid biedt hierbij ondersteuning aan vreemdelingen die zelfstandig vertrekken. In overleg met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken zijn deze mogelijkheden vorig jaar nog verder verruimd om zo de zelfstandige terugkeer verder te stimuleren. Voor alle vreemdelingen die kiezen Nederland zelfstandig te verlaten hoeft vreemdelingenbewaring niet toegepast te worden.
Indien een vreemdeling er niet in slaagt om in de verleende vertrektermijn zelfstandig te vertrekken, kan de vreemdeling onder een vrijheidsbeperkende maatregel met intensieve begeleiding door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) verder werken aan zijn zelfstandig vertrek. Indien een vreemdeling echter niet meewerkt aan zelfstandig vertrek kan gedwongen terugkeer aan de orde zijn. Hierbij kan als ultimum remedium uiteindelijk ook vreemdelingbewaring aan de orde zijn.
Dat vreemdelingenbewaring als ultimum remedium wordt ingezet is tevens gewaarborgd doordat de vreemdeling dit bij toetsing van de inbewaringstelling aan de rechter kan voorleggen. Daarbij beoordeelt de rechter tevens of met een minder ingrijpende maatregel had kunnen worden volstaan.
Wanneer de maatregel van bewaring is opgelegd, blijft overigens de mogelijkheid bestaan om bijvoorbeeld door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) te werken aan zelfstandige terugkeer.
Voordat vreemdelingenbewaring wordt opgelegd, wordt op individueel niveau bepaald of met minder ingrijpende maatregelen kan worden volstaan. Om de mogelijkheden te verruimen zijn in 2012 vier pilots gestart die een alternatief moeten zijn voor het opleggen van vreemdelingenbewaring. Deze alternatieven zijn:
Bij brief van 22 december 20112 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel uw Kamer hierover geïnformeerd. Deze pilots zullen begin 2013 worden geëvalueerd. In deze evaluatie zullen de aanbevelingen van de Nationale ombudsman zo veel als mogelijk worden betrokken. Op basis van die evaluatie zal worden bepaald welke pilots kunnen worden voortgezet en eventueel in beleid kunnen worden omgezet. Voor sommige pilotprojecten geldt dat deze op onderdelen reeds succesvol zijn. Voor die projecten wordt bekeken of deze in dit stadium in kwantiteit verder kunnen worden uitgebreid en vooruitlopend op de evaluatie reeds kan worden besloten deze aanpak ook na de pilotfase te continueren.
Naast bovenstaande pilots is ook het beleid voor het in vreemdelingenbewaring plaatsen van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) gewijzigd. De kern van het nieuwe beleid is dat bewaring van amv’s als hoofdregel niet meer plaatsvindt en als uitzondering alleen nog mogelijk is als er sprake is van één of meer van onderstaande bijzondere omstandigheden:
Amv's die op grond van deze beleidswijziging niet meer in bewaring kunnen worden gesteld, worden onder voogdijschap van Nidos ondergebracht in bestaande COA voorzieningen voor amv's.
Vorenstaande bevestigt dat vreemdelingenbewaring alleen wordt toegepast als er geen andere, minder ingrijpende instrumenten voorhanden zijn waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt. Daarbij zijn door het huidige kabinet stappen gezet om vreemdelingenbewaring nog meer dan voorheen te voorkomen en hiervoor alternatieven te bieden.
De totale instroom in vreemdelingenbewaring in 2011 bedroeg circa 6 100 vreemdelingen. De gemiddelde bezetting in 2011 bedroeg circa 1 240 personen. Het betreft hier naast uitgeprocedeerde asielzoekers andere vreemdelingen die geen (langer) recht hebben om zich op Nederlands grondgebied te bevinden. Voor meer dan de helft van de vreemdelingen die in 2011 in vreemdelingenbewaring verbleven, geldt dat de verblijfsduur in vreemdelingenbewaring korter was dan drie maanden.
Hierbij moet aangetekend worden dat de vreemdeling de duur van zijn verblijf in vreemdelingenbewaring in principe zelf in de hand heeft.
Wat is uw reactie op de constatering dat vreemdelingen in detentie in geestdodende omstandigheden verblijven? Is deze bevinding een gevolg van uw wens om het detentiebeleid te versoberen?
Hoe beoordeelt u de conclusie dat detentiecentra wel proberen om de omstandigheden te verbeteren, maar dat het tempo te laag is? Wat gaat u eraan doen om in een hoger tempo werk te maken van een meer menswaardige opvang?
Vreemdelingenbewaring wordt in Nederland alleen ter fine van vertrek ingezet. Met het regime in vreemdelingenbewaring wordt derhalve met name beoogd eraan bij te dragen dat de vreemdeling zoveel mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld om tijdens de bewaring materieel en emotioneel die zaken te regelen, die nodig zijn met het oog op het vertrek uit Nederland. Arbeid en onderwijs maken geen deel uit van het dagprogramma. Naar de mening van de Nationale ombudsman – die zich daarbij met name heeft gebaseerd op eerder verschenen rapporten van andere instanties en belevingsonderzoek van vreemdelingen in detentie- heeft het niet structureel aanbieden van arbeid en onderwijs tot gevolg dat vreemdelingen in geestdodende omstandigheden moeten verblijven. Het kabinet is echter van mening dat vreemdelingenbewaring zich niet leent voor activiteiten die zijn gericht op het aanleren of onderhouden van (arbeids)vaardigheden met het oog op resocialisatie in de Nederlandse samenleving. Om het gebrek aan arbeid en onderwijs te compenseren worden in de detentiecentra extra inhoudelijke activiteiten aangeboden.
Deelt u de mening dat alternatieven voor vreemdelingenbewaring de voorkeur genieten boven vreemdelingendetentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wilt u eerst de evaluatie afwachten voordat u op zoek gaat naar meer volwaardige alternatieven, zoals de Nationale Ombudsman bepleit?
Anders dan de Nationale ombudsman zijn wij van mening dat er geen sprake is van mensonwaardige detentieomstandigheden in detentiecentra. Het is onvermijdelijk dat in het kader van de vreemdelingenbewaring de beveiligings- en beheersmaatregelen worden getroffen die inherent zijn aan de uitvoering van een vrijheidsbenemende maatregel. Op het terrein van het regime in de detentiecentra zijn onder het vorige en het huidige Kabinet diverse maatregelen getroffen om het bestuursrechtelijk karakter van de maatregel te benadrukken. Zo zijn of worden binnenkort tijdelijke detentiefaciliteiten afgestoten en vervangen door permanente capaciteit met moderne voorzieningen. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is onder andere de bezoektijd per week verdubbeld van één tot twee uur en is het mogelijk gemaakt om ook in het weekend bezoek te ontvangen. Verder is het activiteitenprogramma met vier uur per week extra inhoudelijke activiteiten uitgebreid. Met het oog op de oriëntatie op terugkeer naar het land van herkomst zijn in twee detentiecentra pilots gehouden waardoor beperkt en met veiligheidsmaatregelen omgeven toegang tot internet wordt geboden. Waar met het oog op het doel van de maatregel – het beschikbaar houden van de vreemdeling voor zijn vertrek – aanpassingen wenselijk zijn, zullen deze worden doorgevoerd. Dat is een doorlopend proces.
Het straffen en behandelen van grafschennisplegers |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u toelichten waarom er op vernieling van «enig goed» (artikel 350 Wetboek van Strafrecht) een hogere straf staat dan op het vernielen of schenden van een graf?1
Artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht stelt straf op het opzettelijk schenden van een graf en op het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van enig op een begraafplaats opgericht gedenkteken. Op het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van een graf of gedenkteken dat toebehoort aan een bekende eigenaar is artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk. De (lagere) straf die artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht bedreigt, ziet dan ook op uitsluitend de vernieling of beschadiging van gedenktekenen op begraafplaatsen die geen bekende eigenaar hebben of het schenden van een graf voor zover daarbij geen sprake is van beschadiging of vernieling. De strafwetgever heeft geoordeeld dat bedoelde gedragingen onder die omstandigheden in ernst beneden de zwaarte van het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht blijven en daarom artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht van een lager strafmaximum voorzien. Als gezegd is de vernieling van graven en grafstenen die aan iemand toebehoren strafbaar als vernieling van «enig goed» op grond van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht en wordt dat feit derhalve bedreigd met een hogere straf dan die welke voor artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht geldt.
Als een vernieling openlijk en in vereniging is gepleegd is ook artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk, waarop eveneens een hogere strafbedreiging staat.
Waarom is ervoor gekozen om eenvoudige vernieling wel en grafschennis niet toe te voegen aan de opsomming van artikel 67, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering als gevolg waarvan iemand die een graf schendt of vernielt niet in voorlopige hechtenis kan worden genomen?
In artikel 67, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering worden de strafbare feiten opgesomd waarvan de wetgever het wenselijk heeft geacht dat daarvoor een bevel tot voorlopige hechtens kan worden gegeven terwijl op deze strafbare feiten een gevangenisstraf van minder dan vier jaar is gesteld. Tot die strafbare feiten behoort ook het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Waarom de wetgever aan bedoelde opsomming van strafbare feiten niet ook artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegevoegd, is niet bekend omdat dit nooit is overwogen. Zoals in het antwoord op vraag 1 reeds is aangegeven, levert vernieling van een graf of grafschennis evenwel meestal ook het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht of van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht op, zodat alsdan voorlopige hechtenis wel mogelijk is.
Bent u bekend met het feit dat politieagenten hierdoor in de praktijk soms te weinig tijd hebben om vast te stellen of de grafschennispleger reeds bekend is bij geestelijke gezondheidszorg en/of andere hulpverleners, terwijl het vaak gaat om mensen met psychische problemen? Bent u bekend met het feit dat hierdoor personen die grafschennis gepleegd hebben en overduidelijk (gedwongen) hulp nodig hebben soms weer vroegtijdig zonder behandeling vrijgelaten moeten worden?
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt behoort voorlopige hechtenis meestal wel tot de mogelijkheden. Daarnaast kan het openbaar ministerie of de rechter in het kader van de strafoplegging de reclassering vragen een advies uit te brengen. De reclassering zal daarbij aandacht besteden aan de vraag of geestelijke gezondheidszorg als voorwaarde of onderdeel van de straf aangewezen is. Een dergelijke voorwaarde kan bijvoorbeeld bij een strafbeschikking of voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Een reclasseringsadvies kan worden aangevraagd in het kader van de bestraffing van alle strafbare feiten (dus ook voor een bestraffing van het misdrijf van artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht).
Uit het vorenstaande blijkt dat indien behandeling noodzakelijk wordt geacht daarvoor zorggedragen kan worden, ofwel als onderdeel of voorwaarde van de op te leggen straf ofwel in het geval de verdachte in voorlopige hechtenis is genomen, als voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Volledigheidshalve wordt hier vermeld dat als aan de criteria van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) is voldaan, gedwongen opname en hulp op grond van een inbewaringstelling door de burgemeester of op grond van een rechterlijke machtiging ook tot de mogelijkheden behoort. De Wet bopz wordt vervangen door het wetsvoorstel Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32 399) op grond waarvan ook ambulante gedwongen zorg mogelijk wordt.
Welke maatregel zou genomen kunnen worden om dit probleem op te lossen? Bent u bereid met voorstellen hiertoe te komen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar, wat RTL meldt1, dat het Ministerie ministerie van Financiën ruim € 4,8 mln. betaald heeft aan zakenbank Lazard, onder meer voor de omstreden waardebepaling van ABN-AMRO en Fortis – Nederland? Zo nee, om welk bedrag gaat het dan?
In 2008 is door het ministerie van Financiën 4 760 000 euro (4 000 000 euro en 760 000 euro btw) betaald aan Lazard voor de dienstverlening van deze zakenbank als financieel adviseur bij de verwerving van bedrijfsonderdelen van Fortis, daartoe behoorde de waardering van de relevante bedrijfsonderdelen.
Kunt u een uitsplitsing geven van de dit bedrag? Voor welke diensten is dit bedrag betaald? Waaruit bestonden de kosten? Hoeveel personen waren er voor Lazard aan het werk? Wat was hun uurtarief?
Dit bedrag is betaald voor de onder 1 bedoelde dienstverlening. Het bedrag is opgebouwd uit een vaste vergoeding voor de overeengekomen dienstverlening, een aanvullend bedrag betaalbaar bij afronding van de transactie en BTW. In deze vergoeding waren alle kosten begrepen; het is niet vastgesteld op basis van uurtarieven of het aantal bij deze advisering betrokken personen.
Was er sprake van prestatiebeloning? Was het bedrag gerelateerd aan indicatoren van de te sluiten deal? Was hetzelfde bedrag uitbetaald, wanneer de deal niet was doorgegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u de tarieven van Lazard ten opzichte van de gangbare tarieven in deze sector?
In deze sector worden de vergoedingen mede bepaald door de bij de transactie betrokken financiële belangen en de mate van complexiteit. Gebruikelijk is dat de vergoeding een percentage is van het transactiebedrag (vaak tientallen basispunten, ter informatie: 0,01% is een basispunt), als hierbij was aangesloten in plaats van een vaste vergoeding te bedingen was de vergoeding aanzienlijk hoger geweest. De vergoeding is overeengekomen rekening houdend met de bij de zakenbank beschikbare relevante kennis en ervaring, de onstabiele situatie op de financiële markten, de zeer beperkte beschikbare tijd en de andere specifieke omstandigheden van dat moment.
Er is een contract gesloten met heldere afspraken over de hoogte van de vergoeding. Er was geen sprake van meerwerk of extra lasten die voor rekening zijn gekomen van de overheid. Bij afspraken waar een vaste vergoeding wordt overeengekomen, liggen de risico’s voor meerwerk en extra lasten geheel bij de opdrachtnemer.
Stond de kwaliteit van het product dat Lazard heeft geleverd in juiste verhouding tot de tijdsbesteding en het kostenniveau? Zo nee, heeft het ministerie daarover gereclameerd bij Lazard? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Waren er van tevoren afspraken gemaakt over wat Lazard in rekening mocht brengen wanneer de kwaliteit van het advies te wensen over overliet? Zo ja, bent u van plan geld terug te vragen aan Lazard? Wat heeft het ministerie gedaan om het risico te beperken dat er teveel geld betaald zou worden voor omstreden advies?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze had het ministerie de kostenbeheersing en de aansturing van dit korte, prijzige project ingericht?
Zie antwoord vraag 4.
Als het ministerie opdrachtgever en betaler was, hoe kan het dan dat uw ambtsvoorganger minister Bos in Pauw & Witteman aangaf niet op de hoogte te zijn van hoeveel er voor het advies is betaald?
Het is gebruikelijk om opdrachtverlening voor de inhuur van adviseurs door het daartoe bevoegde ambtelijke niveau af te laten handelen, binnen de daarvoor geldende regels van het organisatie- en mandaatbesluit.
Klopt het dat ook in 2011 er ongeveer € 900 000,- aan Lazard is betaald, terwijl al bekend was dat het advies uit 2008 omstreden was? Kunt u aangeven waarom en waarvoor er in 2011 wederom zaken lijken te zijn gedaan met Lazard?
In 2011 is 325 143 euro (273 229 euro en 51 914 euro BTW) betaald door het ministerie van Financiën aan Lazard, ten laste van de publieke middelen. Dit betrof de advisering op één dossier, waarvoor er concurrentiestelling tussen meerdere partijen heeft plaatsgevonden. Lazard is hier op grond van prijs/kwaliteit criteria als beste uit de bus gekomen. Daarnaast is een bedrag van 595 000 euro (500 000 euro en 95 000 euro BTW) betaald door het ministerie van Financiën met betrekking tot een ander dossier, dat niet ten laste is gekomen van de publieke middelen. Dit bedrag is doorbelast aan de betrokken financiële instelling en door deze aan Financiën is betaald. De advisering in 2011 betrof financiële advisering die past bij de expertise van Lazard.
Toezicht op de veroordeelde pedoseksueel |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Pedo vindt huis in Gelderland»?1
Ja.
Is het waar dat S. van der V. zelf een woning heeft geregeld zonder dat de reclassering daarbij betrokken was? Zo ja, is de reclassering inderdaad achteraf door S. van der V. zelf op de hoogte gesteld? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
In het bericht waar de vraag op doelt wordt gemeld dat Van der V. zelf permanente huisvesting in een gemeente in Gelderland heeft geregeld. Dat is niet het geval.
In het waar dat de rechter heeft bepaald dat de reclassering de gemeente niet mag informeren over de woonplaats van S. van der V. als er aanwijzingen zijn dat de burgemeester hem een gebiedsverbod wil opleggen? Zo ja, deel t u dan de mening dat het niet op de hoogte stellen van de burgemeester hem kan hinderen in zijn taken ten aanzien van de openbare orde en veiligheid? Zo, nee wat is er dan niet waar?
Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 15 maart 2012 overwogen dat, indien er aanwijzingen zijn dat veroordeelde in een bepaalde gemeente opnieuw op grond van zijn verleden met een gebiedsverbod zal worden geconfronteerd, de wettelijke en de door de rechter opgelegde taak van de reclassering om «hulp en steun» te bieden zwaarder dient te wegen dan de afspraken die de reclassering heeft gemaakt over het informeren van gemeenten.
Dit laat onverlet dat het Openbaar Ministerie in voorkomend geval een eigen afweging maakt. Overigens is de inzet om Van der V. in goed overleg met de gemeente aan structurele huisvesting te helpen.
Herinnert u zich uw eerdere toezeggingen in verschillende debatten en antwoorden op vragen dat de burgemeester altijd geïnformeerd dient te worden over de vrijgelaten ernstige ex-zedendelinquenten die in de gemeente komen wonen? Zo ja, wat is van deze toezegging waard als blijkt dat S. van der V. zich huisvest zonder dat de burgemeester ervan wist?
Aan de toezegging met betrekking tot het informeren van het lokaal bestuur over de terugkeer van ernstige gewelds- en zedendelinquenten in de samenleving wordt op dit moment invulling gegeven. Het project Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen (Bij) richt zich op het verbeteren van de informatiepositie van burgemeesters over het vrijkomen van gedetineerden die veroordeeld zijn voor ernstige gewelds- en zedendelicten. Gemeenten kunnen zich aansluiten bij het project, zodat burgemeesters bij verlof en einde detentie of tbs-maatregel tijdig worden geïnformeerd. Daarmee wordt beoogd het handelingsperspectief van de burgemeester bij het voorkomen van verstoring van de openbare orde en veiligheid te verbeteren.
Van der V. is inmiddels echter al meer dan 2,5 jaar geleden in vrijheid gesteld en valt dus niet onder deze informatiestroom, die ook niet bedoeld is als «volgsysteem».
Wat is precies de huidige procedure met betrekking tot huisvesting van vrijgelaten ex-zedendelinquenten? Wie informeert wie? Wie is eindverantwoordelijk?
In het Samenwerkingsmodel Nazorg (ex-)gedetineerden heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie met de VNG afgesproken dat iedere ex-gedetineerde burger na afloop van zijn detentie beschikt over een eerste vorm van onderdak en, indien mogelijk, over een stabiele woonsituatie. Om informatie over huisvesting van een gedetineerde al tijdens detentie te kunnen delen met de gemeente is er een Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) waarvan de Penitentiaire Inrichtingen en de gemeenten gebruik maken.
Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de burger zelf om voor definitieve huisvesting te zorgen. De gemeente kan haar burgers hierbij ondersteunen.
Hebt u een beeld van de tot nu toe vrijgekomen ex-zedendelinquenten en hun verblijfplaats? Weet u of het toezicht op deze ex-delinquenten waterdicht is geregeld? Is in al deze gevallen de burgemeester op de hoogte?
Toezicht op zedendelinquenten heeft geen gestandaardiseerde vorm. Of sprake is van toezicht, en zo ja de vorm daarvan, is afhankelijk van de zwaarte van het delict en van de opgelegde straf, en wordt voorts bepaald door de persoon van de justitiabele, zijn gedragingen en het recidive-risico. Bij zwaardere zedendelinquenten is doorgaans sprake van een intensieve behandelings- en/of begeleidingsvorm in combinatie met toezicht. In het kader van de begeleiding en het toezicht van de delinquent wordt ook intensief contact onderhouden met zijn sociale netwerk, behandelaars, politie en eventueel werkgevers. Ook het sociale netwerk van de justitiabele wordt meer betrokken bij de resocialisatie van zedendelinquenten. Op deze manier kan men beter inschatten of de justitiabele ook in een niet gecontroleerde omgeving zijn in de behandeling aangeleerde vaardigheden toepast. Daarnaast wordt op dit moment door Reclassering Nederland het specifieke toezichtsprogramma voor zedendelinquenten, COSA (Circles of Suppport and Accountability), landelijk ingevoerd. Volgens buitenlands onderzoek blijkt dit veelbelovend te zijn voor bepaalde zedendelinquenten, ook indien dit niet in het kader van een justitieel traject plaatsvindt.
Na afloop van de justitiële titel is betrokkene weer vrij burger en kan hij zich vestigen waar hij wil.
Loopt de proef Bestuurlijke Informatie Justitiabelen (BIJ), voorheen de pilot Bestuurlijke Informatie Gemeenten inzake Ex-gedetineerden, nog? Zo ja, wat is de stand van zaken? Hoeveel gemeenten doen aan deze proef mee? Zo nee, waarom niet?
Het project Bestuurlijke Informatie Justitiabelen (Bij) loopt nog. Per 1 september 2012 participeren 110 gemeenten, waarmee 56% van de Nederlandse populatie onder de Pilotplus valt. Het project wordt momenteel geëvalueerd. Deze evaluatie brengt in kaart in welke mate burgemeesters van mening zijn dat zij met de informatie een groter handelingsperspectief hebben om de openbare orde en veiligheid in de gemeente te waarborgen met betrekking tot de terugkeer in de gemeente van deze doelgroep. Bij positieve uitkomst zal verder worden gegaan met de landelijke uitrol. Ik zal de Tweede Kamer eind 2012 informeren over de uitkomsten van de evaluatie en het vervolg van de informatiestroom Bij.
Bent u bereid een voorstel in te dienen voor wijziging van de wet- en regelgeving zodat burgemeesters altijd op de hoogte worden gesteld indien er een ernstige ex-zedendelinquent in hun gemeente woont of komen wonen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het is nu al mogelijk voor een burgemeester om voortijdig over de komst van een onherroepelijk veroordeelde zware gewelds- of zedendelinquent ingelicht te worden bij einde detentie of verlof. Hiertoe is het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) aangepast. De burgemeester kan zich aansluiten bij de informatiestroom Bestuurlijke Informatie Justitiabelen. Eveneens geldt dat de burgemeester aanvullende afspraken kan maken met het Openbaar Ministerie om geïnformeerd te worden bij specifieke gevallen van terugkerende delinquenten.
Ik zie dan ook geen noodzaak om aanvullend op hetgeen ik reeds heb gedaan wijzigingen in wet- en regelgeving door te voeren.
De mensonterende omstandigheden bij verpleeghuis Sint Jacob, onderdeel van Osira Amstelring. |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het «Dagboek van een week Sint Jacob» en de noodklok die geluid wordt door medewerkers georganiseerd in Abvakabo FNV?1
Ik heb kennisgenomen van het «Dagboek».
Ik vind het belangrijk dat de bestuurder van Osira in een persbericht aangeeft het signaal over de onderbezetting serieus te nemen. Als bestuurder is hij primair verantwoordelijk voor de inzet, bezetting en kwaliteit van het personeel. De instelling onderkent de problemen en geeft aan dat hard wordt gewerkt aan verbeteringen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft de afgelopen jaren diverse locaties van Osira Amstelring regelmatig bezocht, waarbij zij de ontwikkelingen die bij Osira Amstelring plaatsvinden nauwgezet volgt.
De IGZ heeft geconstateerd dat inderdaad hard wordt gewerkt om verbeteringen bij de verschillende locaties door te voeren.
Deelt u de mening dat alles eraan gelegen is om ervoor te zorgen dat er per direct geen mensonterende omstandigheden zullen voorkomen in het verpleeghuis Sint Jacob, zo ja, wat gaat u daarvoor doen?
Er mogen geen mensonterende omstandigheden voorkomen in de zorg.
Om de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren, zijn veel extra middelen beschikbaar gekomen voor personeel. Daar wordt in het dagboek en bijbehorende artikelen ook aan gerefereerd. De middelen worden ingezet om nieuw en extra personeel aan te nemen. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in opleidingen om op langere termijn betere kwaliteit van zorg te kunnen leveren met goed opgeleid personeel. Een dergelijke verbetering van de personele bezetting is niet van vandaag op morgen gerealiseerd.
Kunt u verklaren hoe het zover heeft kunnen komen dat kwetsbare bewoners ten val komen, niet meer worden gedoucht en zelfs overlijden in het verpleeghuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In een verpleeghuis worden kwetsbare voornamelijk oudere mensen opgenomen, voor wie het risico op valincidenten groter is. Van belang is om de risico’s bij cliënten te inventariseren en de zorg hierop af te stemmen. Met een inventarisatie van de risico’s op valincidenten kan dit zo goed mogelijk voorkomen worden. Cliënten overlijden in het verpleeghuis omdat dit voor hen een laatste woonomgeving is waar zij tot hun laatste levensfase blijven, en dus ook overlijden. Uit de rapporten van de IGZ blijkt dat wat deze aspecten betreft, er bij Sint Jacob verbeteringen zijn opgetreden in vergelijking met voorgaande bezoeken en er bij Sint Jacob in vergelijking met andere instellingen bij de IGZ niet meer meldingen binnenkomen over valincidenten, overlijden en/of douchebeurten.
Wat betreft het douchen van cliënten, geeft de instelling aan dat hierover afspraken zijn gemaakt in het zorgplan. Deze zijn afgestemd op de behoeften en wensen van de cliënt.
Op welke andere mogelijke manieren is de veiligheid van de bewoners in gevaar gekomen bij dit verpleeghuis?
De IGZ heeft verschillende zorglocaties van Osira Amstelring bezocht. In het bijzonder is Sint Jacob in de afgelopen jaren regelmatig bezocht. Het is bekend dat op deze locatie personeelsproblemen bestaan, wat gevolgen heeft voor de kwaliteit van zorg. De IGZ constateert echter ook dat de organisatie hard aan het werk is met het doorvoeren van verbeteringen. Als er sprake is van acute onveiligheid voor de bewoners, dan zal de IGZ direct maatregelen nemen en mij hierover informeren.
Hoe lang is de kwaliteit van zorg in het geding geweest en op welke termijn kunt u de kwaliteit van zorg weer volledig garanderen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat op sommige afdelingen het toezicht totaal is verdwenen, er een personeelstekort is en er ongekwalificeerde medewerkers worden ingezet zoals een keukenassistent, terwijl u zich er altijd op voor heeft laten staan dat er meer geld naar verpleeghuizen gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt 3,2 miljoen euro door Sint Jacob niet besteed, ondanks de schandalige praktijken die plaatsvinden?
Het extra geld voor de verpleeg- en verzorgingshuizen is formeel vanaf 1 januari 2012 beschikbaar. Om ervoor te zorgen dat de middelen daadwerkelijk gaan naar meer en beter geschoold personeel op de werkvloer, hebben zorginstellingen de afgelopen periode toetsbare plannen moeten indienen bij de zorgkantoren. De zorgkantoren hebben laten weten dat vrijwel alle zorginstellingen een plan hebben ingediend voor de inzet van de middelen. De meeste van deze plannen zijn inmiddels goedgekeurd door de zorgkantoren en worden door zorginstellingen ten uitvoer gebracht.
Osira Amstelring heeft haar budget voor het hele jaar op dit moment nog niet besteed. De resterende maanden zullen uitgaven ten laste van het extra budget worden gedaan. Het gaat hierbij overigens om structurele middelen.
Osira Amstelring heeft de afgelopen periode in het bijzonder aandacht besteed aan het terugdringen van de inzet van flexwerkers. Daar waar deze nog worden ingezet, zal gebruik worden gemaakt van een vast team zodat de verbinding met de locaties, cliënten en collega’s versterkt wordt.
Waar worden de extra gelden voor de verpleeghuizen concreet aan besteed? Kunt u uw antwoord toelichten in zowel algemene zin, als in het geval van Sint Jacob en Osira?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de mensonterende omstandigheden voor de bewoners en de moeilijke positie waar de zorgmedewerkers op de werkvloer mee te maken hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de werkdruk wordt teruggedrongen en dat de doorgeslagen flexibilisering wordt gestopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat de verpleeghuisartsen zijn opgestapt? Wat is hiervan de reden? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Volgens de organisatie zijn er geen specialisten ouderenzorg weggegaan sinds het aantreden van de huidige voorzitter van de het bestuur. Wel is van enkele ZZP-ers die werkzaam waren als arts afscheid genomen, omdat het werken met ZZP-ers hogere kosten met zich meebracht. De artsen die in vaste dienst werken, zijn niet weggegaan. Er zijn juist artsen in vaste dienst aangenomen.
Welke consequenties acht u geschikt voor de verantwoordelijke bestuurders? Deelt u de mening dat deze bestuurders niet langer werkzaam mogen zijn in een dergelijke functie? Kunt u uw antwoord toelichten?
De bestuurders van Osira Amstelring hebben de specifieke opdracht om de kwaliteit van zorg binnen de zorginstelling te verbeteren. De IGZ ziet hier ook op toe. De IGZ bezoekt met regelmaat locaties van Osira Amstelring, waarbij zij constateert dat het bestuur en de organisatie zich inspant om verbeteringen door te voeren.
De cliëntenraad heeft mij gemeld de stellige indruk te hebben dat het bestuur de problemen onderkent en bereid is tot extra inspanningen om de zorg te verbeteren. De cliëntenraad volgt de ontwikkelingen met een kritische blik en blijkt vertrouwen te hebben in het bestuur. Dit vind ik een belangrijk signaal.