De sluiting van het Joods Hospice Immanuel wegens veiligheidsrisico’s |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Foort van Oosten (VVD), Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van 17 november 2025 dat het Joods Hospice Immanuel zijn werkzaamheden tijdelijk moet staken omdat er geen veilige tijdelijke locatie gevonden kan worden?1
Deelt u de zorg dat dit een buitengewoon zorgelijk signaal is over de positie van Joodse instellingen in Nederland en dat zelfs aan het einde van het leven is een Joodse plek niet meer vanzelfsprekend is?
Klopt het dat de politie, bij monde van de wijkagent aldaar, heeft geadviseerd dat de veiligheid van het hospice op de beoogde locatie in Amsterdam Nieuw-West niet kon worden gegarandeerd? Welke factoren lagen aan deze inschatting ten grondslag?
Hoe beoordeelt u het feit dat in een Nederlandse stad een zorginstelling met een Joodse signatuur wordt belemmerd in het uitvoeren van haar taak vanwege veiligheidsrisico’s? Acht u deze situatie passend bij de verantwoordelijkheid van de overheid om alle burgers en instellingen te beschermen?
Hoe luidt uw oordeel over de huidige beveiligingsaanpak voor Joodse instellingen? Is deze toereikend? Zo nee, welke verbeteringen zijn nodig om te voorkomen dat instellingen in de zorgsector hun werk niet kunnen voortzetten?
Bestaan er duidelijke landelijke richtlijnen voor politie en gemeenten voor het beoordelen van veiligheidsrisico’s bij religieuze of levensbeschouwelijke instellingen? Zo nee, bent u bereid dergelijke kaders te ontwikkelen om te zorgen voor een consistente en zorgvuldige aanpak?
Welke mogelijkheden ziet u om het hospice op korte termijn te ondersteunen bij het realiseren van een veilige tijdelijke locatie, het treffen van passende beveiligingsmaatregelen en/of het beperken van financiële schade?
Welke stappen bent u bereid te nemen om te waarborgen dat Joodse instellingen, waaronder die in de zorg, hun werkzaamheden in Nederland ongestoord en veilig kunnen blijven uitvoeren?
Het bericht dat het Openbaar Ministerie weer procesafspraken maakt met een grote crimineel (Faissal Taghi) |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Zoon Ridouan Taghi maakt procesafspraken met OM in strafzaak»?1
Wat vindt u ervan dat met de zoon van de beruchtste crimineel van Nederland procesafspraken worden gemaakt?
Hoe kan het dat procesafspraken worden gemaakt met iemand die zijn vader uit de Extra Beveiligde Inrichting wilde bevrijden en iemand die dus mede heeft veroorzaakt dat medewerkers van de Extra Beveiligde Inrichting moesten onderduiken?
Hoe kunt u volhouden dat «criminele kopstukken moeten worden aangepakt» (zie uw eerdere antwoorden van 6 februari 2025) indien het Openbaar Ministerie grote criminelen met procesafspraken laat wegkomen met een lichtere straf?
In hoeverre zijn dit soort vergaande afspraken zonder wettelijke grondslag en dus een uitdrukkelijke uitspraak van de wetgever, nog wenselijk?
Hoe beoordeelt u de transparantie en openbaarheid van rechtspraak nu juist bij grote criminelen in toenemende mate procesafspraken worden gemaakt?
Waarom heeft het (demissionaire) kabinet geen mening over de omvang en reikwijdte van procesafspraken met grote criminelen?
Waarom prevaleren doorlooptijdtijden, werklast en capaciteitsinzet boven het eisen van de maximale straf voor internationale drugscriminelen die met hun handel een spiraal van geweld in stand houden?
Waarom mogen procesafspraken worden gemaakt met criminelen waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen uit detentie onaanvaardbaar hoog is?
Hoe beoordeelt u het maken van procesafspraken met grote criminelen in het licht van de overweging van de Hoge Raad dat geen algemene regels gegeven kunnen worden over de toelaatbaarheid van procesafspraken en dat een algemene regeling door de wetgever gemaakt dient te worden?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het bericht ‘'Nederland moet zich uitspreken' tegen grote militaire actie VS in Cariben’ |
|
Don Ceder (CU), Heera Dijk (D66) |
|
van Marum , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht ««Nederland moet zich uitspreken» tegen grote militaire actie VS in Cariben» en de aankondiging van operatie «Southern Spear» van Secretary of War Pete Hegseth?1 2
Heeft u al contact gehad met de Amerikaanse regering over de aanvallen in het Caribisch gebied en de operatie? Welke boodschap heeft u daarbij overgebracht?
Meent u dat de aanvallen een ondermijning zijn van het internationaal recht? Zo nee, waarom niet? Welk juridisch regime is volgens u dan van toepassing?
Wat is op dit moment de veiligheidsanalyse ten aanzien van de veiligheid van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Welke stappen moeten naar aanleiding van de meest recente nieuwsberichten verder ondernomen worden om de veiligheid van de inwoners op de eilanden te garanderen?
Hoe is de motie Ceder c.s. over het versterken van defensiecapaciteit van het Caribisch deel van het Koninkrijk uitgevoerd? Kunt u in detail ingaan op welke versterkingen er inmiddels zijn gedaan? Hoe luidden de reacties van de verantwoordelijke bestuurders op de eilanden omtrent deze stappen?3
Nu het Verenigd Koninkrijk is gestopt met het delen van inlichtingen over vermeende drugssmokkel in het Caribisch gebied met de VS, overweegt u dit ook te doen? Zo nee, waarom niet?4
Heeft de Amerikaanse aanwezigheid binnen het Koninkrijk (zoals op Curaçao en Aruba) een rol gespeeld bij de Amerikaanse aanvallen op boten, doordat er bijvoorbeeld Amerikaanse vliegtuigen zijn opgestegen vanaf Curaçao die betrokken waren bij de aanvallen? Zo ja, wat was die rol concreet en hoe beoordeelt u deze rol?
Bent u bereid om, zo nodig met gelijkgestemde landen of in EU-verband, aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar de aanvallen? Zo nee, waarom niet?
Bent u voornemens om zich uit te spreken tegen deze aanvallen? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre is er contact en overleg met de verantwoordelijke bestuurders binnen het Koninkrijk. Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de stand van zaken?
MKB-ondernemers die nog steeds vastlopen in de versterkingsoperatie in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum |
|
Erkent u dat veel (MKB) ondernemers nog steeds vastlopen in de versterkingsoperatie?
Ja, ik zie dat het versterkingen van gebouwen van mkb-ondernemers complex is en meer aandacht vraagt dan reguliere versterking. In mijn Kamerbrief van 25 juni jl.1 geef ik dan ook aan dat ik zie dat er meer aandacht is voor deze doelgroep vanuit uitvoeringsorganisaties en partijen die ondersteuning bieden.
Erkent u dat er veel vertraging is en plannen steeds wijzigen, bijvoorbeeld rondom het Koopmansplein in Ten Boer, waardoor ondernemers in grote onzekerheid zitten?
Ja, ik zie dat mkb-ondernemers vaker vastlopen vanwege de complexiteit van de dossiers. Mkb-ondernemers hebben daarom mijn speciale aandacht.
Hoeveel MKB-ers wachten nog op versterking? Wat is hiervan de planning?
Op dit moment zijn er 113 mkb-adressen in het mkb-programma van NCG die nog nog niet in de planvormingsfase zitten, bijvoorbeeld omdat het versterkingsadvies nog niet is gedeeld. Voor 243 mkb-adressen geldt dat zij wel in de planvormingsfase zitten. Dit betreft enkel de adressen waarbij de onderneming afhankelijk is van het te versterken pand en om die reden in het mkb-programma zijn opgenomen.
Erkent u dat ook wanneer de versterkingsoperatie al wel zou beginnen en de zaak gesloten is, de werkzaamheden alsnog niet van start gaan? Kent u bijvoorbeeld het bericht «Boze teksten op eetcafé De Brug in Nieuwolda. Eigenaar Peter (55): «De overheid hoort je te helpen»» wat hier een voorbeeld van is?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als bij gedeeltelijke sloop van het gebouw toch duidelijk wordt dat er constructieve gebreken zichtbaar worden die nieuwe berekeningen vragen.
Bij hoeveel ondernemers is de versterking officieel gestart maar liggen de werkzaamheden stil?
NCG heeft persoonlijk contact met alle projecten die versterkt worden. Ik hecht eraan uw Kamer mee te geven dat NCG er alles aan doet om tijdig in kaart te brengen hoe de bedrijfssituatie er uit ziet. Het regelen van tijdelijke huisvesting, mogelijke tijdelijke bedrijfsruimte of tijdelijke sluiting en vergoedingen die daar verband mee houden, komt in samenspraak met de ondernemer tot stand. Uw Kamer kan erop vertrouwen dat ik aandacht voor de voortgang heb, zodat ondernemers altijd weten waar ze aan toe zijn.
Begrijpt u de woorden van ondernemer Peter Wedda die over de overheid zegt: «Zij krijgen keurig betaald van 9 tot 5, met hun Tesla’s en Van Bommel-schoenen. Petra en ik zitten hier zeven dagen per week middenin.»? Erkent u dat de versterkingsoperatie ondernemers veel energie en vaak ook geld kost, en ze vaak het gevoel hebben geen grip te hebben?
Ik begrijp goed dat ondernemers de situatie waarin ze terecht gekomen zijn, als zeer frustrerend ervaren. Deze mensen willen aan de slag met hun bedrijf en niet met de versterking.
Erkent u dat MKB-ers cruciaal zijn voor de leefbaarheid in het versterkingsgebied? Zo ja, kunt u daarom kiezen voor een aanpak waarbij MKB-ers beter worden ondersteund?
Ja, mkb’ers zijn cruciaal voor de leefbaarheid in het versterkingsgebied.
NCG is met betrokken partijen in gesprek over hoe zij zo vroeg en volledig mogelijk inzicht kunnen geven in de vergoedingen om schade als gevolg van versterken te vergoeden.
De resultaten van het onderzoek van Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen over het mkb van vorig jaar biedt NCG verdere waardevolle inzichten om de dienstverlening voor het mkb verder te verbeteren. Een aantal aanbevelingen heeft NCG al in gang gezet. Zo is het onderzoek voor NCG mede aanleiding geweest om vaker en eerder met ondernemers in gesprek te gaan.
Daarnaast is er sinds mei dit jaar een provinciale investeringsregeling voor mkb-ondernemers in het aardbevingsgebied. De regeling is bedoeld om de hardst getroffen groep, micro-ondernemers met schade of versterking, te helpen bij het werken aan de toekomst van hun bedrijf. Daarnaast is er ondersteuning vanuit het provinciale mkb-programma en ook kunnen ondernemers bij Stut en Steun terecht.
Steeds vaker worden er signalen ontvangen van zowel MKB-ers als bewoners dat er een schaarste ontstaat aan tijdelijke huisvesting, kunt u dit bevestigen of ontkrachten? Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) heeft eerder (Beoordeling Meerjaren Versterkingsplan) aangegeven dat het gebrek aan tijdelijke huisvesting één van de bottlenecks kan zijn waardoor de versterkingsoperatie kan vertragen, wat is hiermee gedaan?
Ik herken deze signalen niet. NCG past maatwerk toe bij het vinden van passende tijdelijke huisvesting. Daarbij wordt in overleg met de ondernemer vaak gezocht naar mogelijkheden op dezelfde locatie, zodat er niet uitgeweken hoeft te worden naar tijdelijke huisvesting elders. Ook voor bewoners is er afdoende tijdelijke huisvesting.
Bij hoeveel MKB-ers is er een conflict over de verduurzamingssubsidies? Zou u willen kiezen voor een voortvarende aanpak en het ruime bedrag willen toekennen, en gesteggel over voor welke ruimtes wel en niet in aanmerking komen voorkomen?
Het is mij niet bekend om hoeveel adressen dit in totaliteit gaat. Tegelijkertijd heeft het wel doorlopend mijn aandacht. Juist bij ondernemers die wonen- en werken in het zelfde gebouw is het belangrijk om precies te zijn bij het uitkeren van subsidies. Bij subsidies aan bedrijven zijn er duidelijke regels omtrent staatssteun, waarbij ik wil benadrukken dat een te ruimhartige opstelling kan leiden tot het moeten terugvorderen van de subsidie, waarmee de ondernemer niet geholpen is.
Veel MKB-ers zijn huurder en hebben daardoor minder rechten dan eigenaren, erkent u dat dit een probleem kan zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat wilt u hieraan doen? Bent u bereid de regeling voor technische, juridische en financiële steun ook beschikbaar te maken voor huurders waaronder MKB-ondernemers?
Het klopt dat de situatie van een hurende mkb’er anders is dan van een eigenaar. Ook een hurende mkb’er kan ondersteuning krijgen. Voor juridische, planologische, bedrijfskundige of psychologische ondersteuning kunnen gedupeerde ondernemers sinds 29 januari 2024 voor € 10.000 subsidie aanvragen via de deskundigenregeling bij de provincie. Daarnaast heeft de provincie mkb-consulenten in dienst om ondernemers – dus ook mkb-huurders – bij te staan.
In 2024 en 2025 werden drie zeer kritische rapporten gepubliceerd over de situatie van MKB-ers in het gaswinningsgebied, welke lessen heeft u hieruit getrokken?2 3 4
De rapportages vanuit Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen, Gronings Perspectief en Ipsos I&O hebben er mede toe geleid dat ik de toegankelijkheid van regelingen aanhoudend blijf verbeteren. Ik zorg er voor dat ondernemers niet van het kastje naar de muur gestuurd te worden. Een belangrijke maatregel hiervoor is het beter inzetten van Stut en Steun en mkb-consulenten, die ondernemers kunnen begeleiden. Daarnaast is om gedupeerde ondernemers weer op weg te helpen na afronding van de afhandeling van schade of uitvoering van de versterking de investeringsregeling mkb van de provincie gestart. Zie voor de beantwoording ook het antwoord op vraag 7.
Wat heeft u gedan met de conclusie van Ipsos I&O dat MKB-bedrijven in het aardbevingsgebied slechter presteren, hun omzet minder groeit en het gat met ondernemingen elders waarschijnlijk is toegenomen?5
Ik richt mij op het efficiënter inrichten van procedures en toegankelijker maken van regelingen samen met NCG, IMG en Provincie. Met name de investeringsregeling voor micro-MKB van de Provincie Groningen sluit goed aan bij de conclusies van het Ipsos I&O onderzoek. Daarom heeft het Rijk 30 miljoen voor deze regeling beschikbaar gesteld. Deze regeling zorgt ervoor dat micro-ondernemers die de laatste jaren minder of niet in hun bedrijf hebben kunnen investeren een steun in de rug krijgen.
Wat heeft u gedaan met de conclusie van het kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen dat het bestaande hulpsysteem te complex is?6
Het Kennisplatform benoemt dat mkb-ondernemers vaak last hebben van een stapeling van problemen. Ik heb een verkenning laten uitvoeren naar complexe casuïstiek, waar veel mkb-problematiek in voorkomt. Bij de oplossing voor deze complexe casuïstiek zijn vaak meerdere organisaties betrokken. Ik bekijk hoe alle partijen beter integraal kunnen samenwerken door ze zo vroeg mogelijk in de schadeafhandeling en versterkingsoperatie om tafel te zetten. Dat gezegd hebbende, het moet wel een verbetering zijn, dus dit kost tijd.
Wat heeft u gedaan met hun advies voor maatwerk, betere samenwerking, vaste contactpersonen en lagere drempels voor ondersteuning? Hoe zet u behoeften van ondernemers centraal in plaats van de systeemwerkelijkheid?
Zie hiervoor de antwoorden op vraag 7 en 11.
Erkent u, gezien MKB-ers aangeven nog steeds tegen dezelfde problemen aan te lopen, dat er meer maatregelen nodig zijn? Kunt u uw antwoord toelichten? Wat heeft u gedaan met de conclusie van Gronings Perspectief dat ondernemers kampen met omzetverlies door de hersteloperatie, extra personeelskosten en fiscale problemen door waardedaling van bedrijfspanden?7
Nee, er zijn op dit moment al veel mogelijkheden. Ik wil inzetten op optimaliseren van de regelingen en het intensiveren van een persoonlijke begeleiding. De schade die ondernemers hebben, wordt reeds vergoed met verschillende regelingen vanuit IMG en NCG.
Deelt u onze mening dat de conclusie van Gronings Perspectief nog steeds geldt dat de financiële kwetsbaarheid door de versterkingsoperatie zorgt voor stress en frustratie, en daarmee druk op het mentale welzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen wilt u zetten?
Ja. In zijn algemeenheid ervaren sommige inwoners van Groningen stress en frustratie. Voor ondernemers is dit niet anders. Daar komt bij dat de tijd die ondernemers in de aardbevingsproblematiek steken, deze niet in hun onderneming kunnen steken. Dit heeft invloed op hun mentale welzijn. Er zijn veel welzijnsorganisaties actief in het gebied, waarvan er één specifiek gericht op aardbevingsleed: Geestelijke Verzorging Aardbevingsgebied Groningen.
Daarnaast staan naast de begeleiders vanuit NCG en IMG, Stut en Steun en ook de consulenten van het MKB programma klaar om hen te ondersteunen bij hun schade of versterkingstraject.
In mijn antwoord op vraag 7, 10, 11, 13 en 15 ziet u welke (verdere) concrete stappen ik neem.
Kunt u zorgen voor één plek waar alle regelingen voor MKB-ers overzichtelijk gepresenteerd worden?
Hiervoor kunnen mkb-ondernemers terecht bij de mkb-consulenten van de provincie.
Kunt u zorgen dat ondernemers die nu geen gebruik kunnen maken van specifieke regelingen omdat ze nog wachten op de versterking, later alsnog gebruik kunnen maken van die regelingen?
De regelingen van het NCG en IMG zijn beschikbaar zo lang als nodig is voor ondernemers die te maken hebben met schade en/of versterken.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden voor het eerstvolgende commissiedebat Herstel Groningen?
Ja.
De doorstroomtoets op de BES-eilanden |
|
Heera Dijk (D66), Ilana Rooderkerk (D66) |
|
van Marum , Becking |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de gezamenlijke brief van de schoolbesturen op Bonaire van 6 november 2025 over de afname van de Doorstroomtoets BES en het verzoek om in 2025–2026 ook de IEP-toets te kunnen blijven afnemen?
Ja.
Klopt het dat de Doorstroomtoets BES in 2025–2026 voor het eerst wettelijk verplicht wordt afgenomen op Bonaire, na jaren van gebruik van de IEP-toets?
Ja dit klopt. De wettelijke verplichting om vanaf het schooljaar 2025–2026 voor het eerst de Doorstroomtoets Bonaire1 (of zoals de schoolbesturen het noemen: de Doorstroomtoets BES) af te nemen volgt uit de in 2022 aangenomen wet doorstroomtoetsen po. In deze wet wordt de wet- en regelgeving voor toetsen in het primair onderwijs (hierna: po) voor Europees Nederland ook van toepassing op het po in Caribisch Nederland. Hiermee krijgen ook de basisscholen daar meer inzicht in de vorderingen die hun leerlingen maken op de basisvaardigheden, ook over tijd. Op die manier kunnen zij net als scholen in Europees Nederland opbrengstgericht werken. Specifiek voor het onderwijs op Bonaire wordt ook de wet- en regelgeving rondom de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs gelijk getrokken. Doordat het nu ook op Bonaire voor alle bekostigde basisscholen verplicht is om een schooladvies te geven, bij alle leerlingen een passende doorstroomtoets af te nemen, en de uitslag van de doorstroomtoets als objectief, tweede gegeven bij het schooladvies te gebruiken krijgen ook Bonairiaanse leerlingen een eerlijke kans op een passend advies welk schooltype in het voortgezet onderwijs het beste bij hen past.
Het grootste probleem dat in voorbereiding op deze wet geconstateerd werd was dat het huidige aanbod doorstroomtoetsen uit Europees Nederland – en dus ook de IEP-doorstroomtoets – op drie belangrijke punten niet goed aansluit bij het onderwijs op Bonaire. De opgaven en teksten zijn gemaakt voor leerlingen in Europees Nederland, en sluiten daardoor onvoldoende aan bij de leefwereld van Bonairiaanse leerlingen. Dit vergroot het risico dat de taal- en rekenvaardigheden van deze leerlingen niet goed vastgesteld worden omdat ze de vragen niet goed begrijpen of voorbeelden niet herkennen. Daarnaast meten de toetsen voor Nederlands het niveau van leerlingen aan de hand van een referentiekader dat opgesteld is voor leerlingen die in hun directe omgeving constant met de Nederlandse taal in aanraking komen. We weten dat voor het merendeel van de leerlingen op Bonaire dit niet het geval is. Tot slot wordt in deze toets de kennis en vaardigheden in het Papiaments niet gemeten ondanks dat dit één van de belangrijkste talen op het eiland is.
Om die redenen heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) de Doorstroomtoets Bonaire laten ontwikkelen. Deze meet de kennis en vaardigheden van de leerlingen op het gebied van Nederlands, Papiaments én rekenen-wiskunde, en kan zo als tweede objectief gegeven gebruikt worden bij het voorlopig schooladvies van de school. Zo krijgen ook de leerlingen op Bonaire gelijke kansen bij de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs.
Hoe beoordeelt u het signaal van de schoolbesturen dat zij in deze overgangsfase beide toetsen willen afnemen, zodat leerlingen niet afhankelijk zijn van één toetsmoment met een nieuwe, nog ongeteste methodiek?
Net als de schoolbesturen hebben wij het belang van de leerlingen altijd op één staan. Zij hebben recht op een toets die aansluit bij hun leefwereld, die rekening houdt met de talen die voor hen belangrijk zijn, en die hen een passend schooladvies biedt om op het schooltype in het voortgezet onderwijs terecht te komen waar zij zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Daarom is er al sinds de voorbereidingen op de wet doorstroomtoetsen po veel voorwerk gedaan tijdens de ontwikkeling van de Doorstroomtoets Bonaire.
Er is vanuit zowel OCW als de toetsaanbieder, Bureau ICE, veelvuldig contact geweest met de schoolbesturen op Bonaire om hen voor te bereiden op de overgang van de IEP-doorstroomtoets naar de Doorstroomtoets Bonaire. Ook zijn er veel gesprekken gevoerd en metingen gedaan om ervoor te zorgen dat de toets zo goed mogelijk aansluit bij de Bonairiaanse leerlingen. Zowel in 2024 als in 2025 zijn er op vrijwillige basis grootschalige pretesten gedaan – enerzijds om data te verzamelen en de methodiek te testen, anderzijds om leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid te geven ervaring op te doen met de wijze van afnemen. Tot slot heeft het College voor Toetsen en Examens de toets beoordeeld en erkend dat die aan alle kwaliteitseisen voldoet. Daarom sta ik er ook achter om deze toets dit schooljaar af te nemen. Deze toets is dan ook zeer zeker niet ongetest.
Natuurlijk neem ik de zorgen van de besturen serieus. Naar aanleiding van deze brief ga ik opnieuw met de schoolbesturen in gesprek over de mogelijkheden die er zijn voor een overgangsfase tijdens de eerste afnames van de Doorstroomtoets Bonaire waarin alle talenten van elke leerling zo goed mogelijk in kaart worden gebracht. Twee doorstroomtoetsen afnemen zie ik echter niet als een reële optie. Allereerst vanwege de zeer intensieve belasting voor de Bonairiaanse leerlingen in groep 8. Maar ook vanwege de logistieke, organisatorische en financiële aanpassingen die dit van zowel schoolbesturen als de toetsaanbieder vraagt. In het gesprek kijk ik graag met hen naar mogelijke doelmatige alternatieven om aan hun wensen tegemoet te komen. Met de kanttekening dat deze noodzakelijk, uitvoerbaar en doelmatig zijn.
Overwegende dat de scholen aangeven dat een later afnamemoment op Bonaire wenselijk is (omdat de laatste maanden in groep 8 cruciaal zijn voor de ontwikkeling van leerlingen), erkent u dat de reden voor vroege afname in Europees Nederland (inschrijving bij verschillende vo-scholen) op Bonaire niet van toepassing is? Waarom is desondanks voor een vroeg afnamemoment gekozen?
In eerdere gesprekken over de overgang naar de Doorstroomtoets Bonaire hebben de schoolbesturen al aangegeven met hun afnamemoment graag te willen afwijken van de situatie in Europees Nederland. Op dit moment kan dat niet vanwege geldende wet- en regelgeving. Daarom zijn gesprekken gestart om te verkennen wat er in wet- en regelgeving aangepast moet worden aangepast, op welke termijn dit mogelijk is en welke consequenties dit heeft.
Welke risico’s ziet u voor de onderwijskansen van leerlingen op Bonaire wanneer zij worden beoordeeld op basis van een toets die vroeg in het schooljaar wordt afgenomen én waarvan de voorspellende waarde nog niet is vastgesteld?
De doorstroomtoets Bonaire is specifiek ontwikkeld om beter bij de lokale context aan te sluiten en de kansengelijkheid van de leerlingen op het eiland te vergroten. Daarom sta ik voor de kwaliteit van de Doorstroomtoets Bonaire en zie ik geen reden deze te verplaatsen. De afgelopen twee jaar hebben de basisscholen op Bonaire de IEP-doorstroomtoets in januari/februari afgenomen – net als in Europees Nederland. De overstap naar de Doorstroomtoets Bonaire brengt op dit punt geen aanvullende risico’s met zich mee.
Immers, de IEP-doorstroomtoets acht ik veel minder geschikt voor de leerlingen op Bonaire. Doordat de opgaven geen rekening houden met de meertalige context is er een vergrote kans dat leerlingen een opgave verkeerd beantwoorden omdat zij een vraag niet goed lezen of begrijpen – terwijl zij wel over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken. Tijdens de ontwikkeling van de Doorstroomtoets Bonaire is daarom zorgvuldig bekeken welke opgaven het beste aansluiten bij de meertalige context waarin de leerlingen op Bonaire opgroeien. Onder andere door het uitvoeren van twee grote pretests met voorbeeldopgaven. Of de Doorstroomtoets Bonaire een goed voorspellende waarde heeft kan pas bepaald worden als deze door alle leerlingen op Bonaire afgenomen wordt, en een aantal jaar later bekeken kan worden op welk type onderwijs in het vo zij terechtgekomen zijn.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de scholen over de overgangsperiode tussen de oude doorstroomtoets en de nieuwe, wettelijk verplichte, doorstroomtoets?
Ja dat ben ik. We hebben ons te houden aan de wet, maar denken maximaal mee om eventuele zorgen bij schoolbesturen weg te nemen. Met als gezamenlijk doel de kansengelijkheid voor alle leerlingen op Bonaire zo groot mogelijk te maken. Zoals benoemd in antwoord 3 zal hiervoor contact opgenomen worden met de schoolbesturen.
Gaat u de eerste afname van de Doorstroomtoets BES en de overgangsperiode evalueren in samenwerking met de scholen op Bonaire, en de Kamer hierover informeren?
Ja. Tijdens de afname zorgen wij er samen met de toetsaanbieder voor dat er medewerkers op de eilanden aanwezig zijn om scholen te ondersteunen en vragen te beantwoorden. En na de eerste afname van de Doorstroomtoets Bonaire wordt er samen met de scholen gekeken hoe de prestaties op de toetsen het beste geïnterpreteerd kunnen worden, en wat dit betekent voor de overgang naar het voortgezet onderwijs. Indien nodig zal ik de Kamer hier opnieuw over informeren.
Het bericht dat het Gelderse revalidatiecentrum Klimmendaal dreigt te verdwijnen |
|
Sarah Dobbe |
|
Bruijn |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ondergang dreigt voor bekend revalidatiecentrum: dit speelt achter de schermen»?1
Deelt u de analyse dat het gebrek aan zeggenschap van werknemers hierbij problemen oplevert voor het revalidatiecentrum? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om de zeggenschap van zorgverleners te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zijn er nog meer revalidatiecentra waarbij vergelijkbare problemen spelen, gezien het feit dat het algemene inkoopbeleid van zorgverzekeraars hierbij een rol speelt? Zo ja, welke zijn dit?
Erkent u dat te lage tarieven of omzetplafonds door zorgverzekeraars in de weg staan van goede zorg? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het extra onwenselijk is om omzetplafonds te gebruiken bij de revalidatiezorg, gezien het feit dat deze vaak lastig te voorspellen zijn? Zo ja, bent u bereid om stappen te zetten om het gebruik van omzetplafonds tegen te gaan? Zo nee, waaorm niet?
Wat zouden de gevolgen zijn voor patiënten en zorgverleners als Klimmendaal om zou vallen?
Bent u bereid om samen met Klimmendaal, zorgverleners, patiënten, ziekenhuizen en zorgverzekeraars op zoek te gaan naar een oplossing voor de problemen?
Het Joods Hospice Immanuel dat tijdelijk moet sluiten omdat geen veilige locatie gevonden kan worden |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hospice moet minstens zes maanden dicht»?1
Wat is de onderbouwing van een negatief veiligheidsadvies voor een beoogde tijdelijke locatie in Amsterdam-Nieuw-West van het Joodse Hospice Immanuel?
Wat vindt u ervan dat het Joods Hospice Immanuel om veiligheidsredenen geen tijdelijk onderdak kan vinden?
Welke maatregelen uit de nationale strategie antisemitismebestrijding gaan ervoor zorgen dat een hospice zoals Immanuel wel een veilige plek kan vinden?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de Joodse gemeenschap ongeacht de locatie veilig kan leven?
Bent u bereid om met de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg in overleg te treden over de gevolgen van de tijdelijke sluiting voor het Joods Hospicle Immanuel? Zo ja, wilt u daarbij de financiële consequenties zoals gevolgen voor de subsidie betrekken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om te kijken of het «Veiligheidsfonds voor bescherming Joods leven» een soelaas kan bieden voor het Joods Hospice Immanuel?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Palestina |
|
Sarah Dobbe |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
Voorziet u meer medische evacuaties van kinderen uit Gaza na de vijf kinderen die reeds medisch zijn geëvacueerd naar Nederlandse ziekenhuizen (Kamerstuk 23 432, nr. 616)? Zo niet, is dit omdat de medische capaciteit in Nederland niet beschikbaar is, of zijn er andere redenen? Zo wel, op welke manier is het kabinet daarmee bezig? Kunt u een zo concreet mogelijke uitleg geven?
Deelt u de mening dat er nog steeds een tekort is aan beschikbare hoogspecialistische zorg in de regio en dat de behoefte aan medische evacuaties voor kinderen uit Gaza hoog blijft?
U heeft aangekondigd dat Nederland medeorganisator is van een conferentie over de wederopbouw van Gaza: wat zijn de doelen van deze conferentie, wat zal daar worden besproken en met wie?1
Wordt het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht als uitgangspunt genomen bij deze conferentie en op welke manier? Kunt u hier een toelichting op geven? Zo niet, hoe waardeert u het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk?
Hoe verhoudt wat op deze conferentie zal worden besproken zich tot het Trump Investment Plan zoals onderdeel is van het staakt-het-vuren akkoord, en in hoeverre liggen bepaalde onderdelen of kaders van een wederopbouwplan al vast? Welke onderdelen en kaders zijn dit?
Wat is uw reactie op het nieuws dat een gebrek aan financiering de hulpverlening en dienstverlening van UNRWA in de Palestijnse gebieden in gevaar brengt?2
Deelt u de mening dat UNRWA nog steeds een cruciale rol speelt in hulpverlening en dienstverlening aan Palestijnen, en hun werk op dit moment niet door andere organisaties op de schaal die nodig is kan worden overgenomen? Kunt u hierop een toelichting geven?
Herkent en erkent u de desinformatie campagne over UNRWA die Philippe Lazzarini beschrijft? Wat heeft u gedaan en gaat u doen om schadelijke desinformatie tegen te gaan?
Gezien de enorme behoefte aan humanitaire hulp en basisvoorzieningen, zoals onderwijs en mentale zorg voor kinderen, bent u bereid om in 2025 extra middelen beschikbaar te stellen voor UNRWA en steun voor UNRWA voor 2026 onverminderd door te zetten? Zo niet, hoe verwacht u dan dat voldoende capaciteit, op hetzelfde niveau als UNRWA dat kan, voor humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals onderwijs en mentale zorg voor kinderen gerealiseerd kan worden?
Wat is uw reactie op het bericht dat het Israëlische leger het staakt-het-vuren al zeker 282 keer heeft geschonden in de afgelopen 30 dagen?3
Klopt het dat verschillende grensovergangen, waaronder die tussen Rafah en Egypte, nog steeds gesloten zijn voor humanitaire hulp of dat humanitaire hulp nog steeds maar beperkt wordt toegelaten?
Wat is uw reactie op het bericht dat cruciale noodhulp Gaza niet bereikt omdat Israël specifieke hulporganisaties weert vanwege hun vermeend anti-Israëlische standpunten en daardoor organisaties als Oxfam, Save the Children en de Norwegian Refugee Council al maanden geen toestemming krijgen van Israël om noodhulp aan Palestijnen te verstrekken?4
Bent u bereid maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat humanitaire organisaties wel noodhulp aan Palestijnen kunnen geven? Kunt u hierop een toelichting geven?
Wat heeft de Nederlandse regering sinds het staakt-het-vuren gedaan om de Israëlische regering ertoe te bewegen humanitaire hulp onbelemmerd toe te laten tot Gaza? Indien niets, waarom niet? Indien wel, welke sancties of maatregelen heeft u genomen en welke sancties of maatregelen overweegt u te nemen?
Betekent het besluit van het kabinet met betrekking to de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen, zoals geschreven in de Kamerbrief van 14 november (Documentnummer 2025D46598), dat Nederland de komende 6 maanden geen F-35-onderdelen richting Israël zal exporteren of doorvoeren? Kunt u hierop een toelichting geven?
Hoe wordt getoetst of F-35-onderdelen via derde landen, zoals de VS, alsnog in Israël terechtkomen na door Nederland te zijn uit- of doorgevoerd? Kan gegarandeerd worden dat dit niet gebeurt? Kunt u hierop een toelichting geven?
Wat is het huidige beleid met betrekking tot de export en doorvoer van wapens, onderdelen van wapens of dual-use goederen met eindbestemming Israël?
Heeft Nederland sinds januari 2025 wapens of onderdelen van wapens uit- of doorgevoerd met eindbestemming Israël? Kunt u zo specifiek mogelijk toelichten wat het huidige Nederlandse beleid hier op is, met daarin in ieder geval uitgesplitst om welke voorwaarden, welke aantallen, welke onderdelen of systemen het gaat? Graag antwoord op deze vraag die gezien de actualiteit niet kan wachten tot de jaarlijkse rapportage inzake wapenexport.
Wat is de voortgang van het verbieden van de import uit illegale nederzettingen in bezet Palestina?
Wat is de stand van zaken van de sancties die door de VS zijn opgelegd aan het Internationaal Strafhof?
Wat is de impact van de sancties die zijn opgelegd aan het Internationaal Strafhof en op welke manier wordt het werk van het Strafhof belemmerd?
Op welke manier steunt de Nederlandse regering momenteel het Internationaal Strafhof om haar werk onbelemmerd te kunnen doen?
Zijn er additionele verzoeken gedaan voor steun door het Strafhof waar de Nederlandse regering (nog) niet aan heeft voldaan en zo ja, welke?
Bent u bereid deze vragen een voor een en gezien de urgentie binnen uiterlijk twee weken te beantwoorden?
Het slopen van de privacybescherming in de nieuwe Europese Omnibus-wetgeving |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Arno Rutte (VVD), Vincent Karremans (VVD), van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «EU Commission internal draft would wreck core principles of the GDPR» en de brandbrief van 127 organisaties over de Digitale Omnibus?1
Wat is uw reactie op het bovenstaande bericht en de brandbrief? Kunt u ingaan op de inhoudelijke bezwaren en zorgen die hierin worden geuit?
Wat is uw zienswijze op de Digitale Omnibus, die ook aanpassingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de voorgestelde e-Privacyverordening bevat?
Zal de Digitale Omnibus de privacybescherming van burgers verzwakken? Kunt u antwoorden met een heldere ja of nee, en dit vervolgens onderbouwen?
Deel u de mening dat «simplificatie» van wetgeving nooit mag leiden tot deregulering en een feitelijke verzwakking van de privacybescherming?
Deelt u de opvatting dat het beschermen van privacy een kernwaarde is van de Europese Unie, een uitvloeisel is van een gezamenlijk wereldbeeld én de lessen getrokken uit de Tweede Wereldoorlog, en dat dit onder geen enkele voorwaarde geweld mag worden aangedaan?
Op welke manieren en op welke momenten heeft Nederland haar zienswijze over de Digitale Omnibus gedeeld met de Europese Commissie? Kunt u deze contactmomenten uiteenzetten?
Kunt u alle relevante documenten, die betrokken zijn bij het bepalen van de Nederlandse inzet delen met de Kamer? Heeft u ook adviezen van burgerrechtenorganisaties hierbij betrokken?
Acht u het verantwoord en acceptabel dat AI-bedrijven, waaronder Amerikaanse techgiganten als Google en Meta, meer mogelijkheden krijgen om gegevens van Europese burgers te gebruiken om AI-modellen te trainen?
Deelt u de mening dat bescherming van gevoelige gegevens, zoals politieke voorkeur, seksuele oriëntatie, en gezondheidsdata, geen geweld mag worden aangedaan?
Welk signaal geeft het verzwakken van de AVG en de e-Privacyverordening af aan het Nederlandse en Europese midden- en kleinbedrijf dat volop inzet op het ontwikkelen van verantwoorde en privacyvriendelijke AI conform deze regelgeving?
Deelt u de mening dat het verduidelijken van wet- en regelgeving voor het midden- en kleinbedrijf niet ten koste hoeft te gaan van privacybescherming? Is dit ook uw uitgangspunt?
Bent u bereid om in gesprek te treden met onafhankelijke experts, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens en burgerrechtenorganisaties op het gebied van privacy, om de Digitale Omnibus te beoordelen en in kaart te brengen of deze in de praktijk zal leiden tot een verzwakking van de privacybescherming?
Bent u bereid om een voorbehoud te maken op het steunen van de Digitale Omnibus, zolang niet is uitgesloten dat deze de privacybescherming verzwakt?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden, en toezeggen om geen definitief standpunt in te nemen over de Digitale Omnibus zolang de Kamer zich hierover niet heeft uitgesproken?
De gezondheid van scholieren in Groningen na één van de zwaarste aardbevingen in Groningen |
|
Etkin Armut (CDA), Sandra Beckerman , Julian Bushoff (PvdA) |
|
van Marum |
|
|
|
|
Kunt u uw reactie geven op het door Gronings Perspectief gepresenteerde rapport over de diepe sporen die de ellende die samenhangt met de aardbevingen nalaat bij scholieren?1
Het is belangrijk dat we blijven luisteren naar jongeren in Groningen. Hun verhalen helpen ons beter begrijpen wat herstel echt betekent. Daarom vind ik projecten zoals «Lang verhaal kort» van het IMG belangrijk. Daarom praat ik ook met jongeren en stimuleer ik hun betrokkenheid. En daarom is het goed dat onderzoekers van het Gronings Perspectief naar de effecten bij jongeren hebben gekeken. Dit onderzoek bevestigt wat ik vaker hoor van jongeren uit de regio: de stress die ouders ervaren raakt ook hen. Dit onderstreept het belang van een voortvarende uitvoering van Nij Begun, en in het bijzonder de Sociale Agenda, waarbij we voor de komende 30 jaar investeren in het mentaal welzijn van jongeren. Denk hierbij aan maatregelen op scholen, laagdrempelige inloop bij de huisarts en het vergroten van de mentale weerbaarheid van jongeren.
Het zijn volgens de wetenschappers niet de bevingen zelf, maar de scheuren en het trage herstel daarvan waardoor scholieren meer gezondheidsproblemen krijgen die zorgen voor stress, schoolverzuim en depressieve klachten. Welke stappen gaat u zetten om het herstel te versnellen en daarmee gezondheidsproblemen te voorkomen?
Ik begrijp dat jongeren stress ervaren als de versterking lang voortsleept. Om die reden heeft NCG de afgelopen jaren intensief ingezet op het scholenprogramma en momenteel worden de laatste twee scholen versterkt. Daarmee hoop ik dat jongeren in ieder geval minder stress ervaren op school. Voor de totale versterkingsoperatie begrijp ik goed dat bewoners – en jongeren in het bijzonder – evenals uw Kamer verlangen naar meer voortgang, zeker na een aardbeving als die van 14 november jl.
Tegelijkertijd vraagt de versterking om koersvastheid en stabiliteit; de parlementaire enquête heeft laten zien dat ingrijpende wijzigingen in de aanpak juist tot nieuwe vertraging kunnen leiden. Daarom blijf ik gericht werken aan het opschalen van het tempo, binnen realistische en haalbare kaders en zonder de kwaliteit voor bewoners uit het oog te verliezen. Met de jaarlijkse actualisaties van de diepteanalyse informeer ik uw Kamer transparant over de maatregelen die ik met alle betrokken partijen daartoe tref en het verwachte verloop van de versterkingsoperatie.
Ook de aanwezigheid van schade in een woning kan een groot effect hebben op jongeren. Het IMG stuurt actief op de voortgang van langlopende schademeldingen. Deze gerichte aanpak heeft al tot de afronding van veel oude zaken geleid. Voor de complexere dossiers, die door uiteenlopende redenen niet binnen de reguliere termijnen kunnen worden afgehandeld, heeft het IMG het Team op Maat ingericht. Dit team is specifiek bedoeld om complexe schadeafhandelingen die vertraging hebben opgelopen sneller af te ronden.
Herkent u zich in de woorden van de voorzitter van Jong Noord, Cody Rozema, die zegt: «We hebben in Groningen een hele generatie jongeren die denkt: de overheid staat niet naast mijn ouders, mijn broertjes en zusjes en mijzelf, maar tegenover ons.»? Welke extra stappen wilt u zetten om het vertrouwen van deze generatie te herstellen?2
Ja, ik herken de woorden van de voorzitter van Jong Noord dat het vertrouwen van meerdere generaties zwaar beschadigd is. Ik heb hem hier een aantal keer over gesproken. Ook spreek ik met jongeren buiten de georganiseerde jongerenorganisaties, om een beeld te krijgen van de ervaringen van jongeren die niet uit zichzelf naar voren stappen. Het herstellen van dat vertrouwen is niet van de ene op de andere dag geregeld, maar vergt naast schadeherstel en versterking ook een generatielange inzet op de sociale en economische omstandigheden.
Woensdag 12 november j.l. was ik bij de presentatie van het jongerenproject lang verhaal kort, georganiseerd door het IMG. Jongeren presenteerden daar hun video's met daarin hun persoonlijke verhaal. De stress die ouders ervaren raakte in sommige gevallen het hele gezin. Om het vertrouwen van deze jongeren te herstellen hebben rijk en regio gezamenlijk de sociale en economische agenda opgesteld. Jaarlijks is voor beide agenda's, dertig jaar lang, 100 miljoen beschikbaar met als doel het vertrouwen in de overheid te herstellen en brede welvaart in de regio te bevorderen.
Welke stappen zijn gezet en gaat u zetten om het aanbod van psychosociale hulp, waarvan uit eerder onderzoek bleek dat dat beperkt vindbaar en vaak ontoereikend is, te verbeteren?3
In de Sociale Agenda zijn verschillende maatregelen gekozen die écht het verschil maken om het mentaal welzijn van jongeren te verbeteren. Denk daarbij aan brugfunctionarissen op scholen, laagdrempelige inloop bij de huisarts en het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten. Gemeenten hebben daarnaast 55,8 miljoen ontvangen voor het verbeteren van psychosociale hulp, bijvoorbeeld voor aardbevingscoaches. Aardbevingscoaches ondersteunen ook jongeren. Zij bieden inwoners een luisterend oor en praktische ondersteuning. Zij kijken met kinderen wat zij nodig hebben of organiseren activiteiten voor kinderen in de buurt. Over de uitvoering van de Sociale Agenda wordt voor eind januari 2026 een Kamerbrief gestuurd.
Is er volgens u momenteel voldoende erkenning vanuit de overheid voor het leed dat kinderen en jongeren ervaren? Welke mogelijkheden tot verbetering ziet u?
We erkennen het leed dat jongeren en kinderen ervaren en zetten de eerste stappen om dit te herstellen en het vertrouwen te vergroten. De Sociale en Economische Agenda gaan over hen en zijn tot stand gekomen met de input van jongeren. De uitvoering is al deels gestart en zal volgend jaar verder gaan. Deze maatregelen zijn nog niet direct voelbaar voor jongeren, maar moeten op termijn bijdragen aan een regio waar het fijn wonen, werken, opgroeien, oud worden en waar het fijn leven is.
Ook heeft het IMG in 2023 de vergoedingen voor immateriële schade binnen huishoudens gelijkgetrokken. Dit betekent dat kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied voortaan evenveel compensatie voor immateriële schade krijgen als hun ouders/verzorgers. Deze verruiming is met terugwerkende kracht ingegaan. Met deze gelijktrekking wordt onderkend dat het leed van jongeren niet onderdoet voor dat van volwassenen.
De mogelijkheden voor verbetering die ik zie gaan met name over de betrokkenheid van jongeren. Daarvoor zetten we nu de eerste stappen, zie voor een uitgebreide toelichting vraag 6. Jaarlijks zullen naar aanleiding van de publicatie van de Staat van Groningen en Noord-Drenthe ook gesprekken plaatsvinden met jongeren uit de regio.
Welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat jongeren meer mee mogen praten en zeggenschap krijgen over het beleid rondom schadeherstel, versterking en herstel van Groningen?
De betrokkenheid van jongeren is van groot belang voor het verbeteren van beleid en uitvoering voor het herstel van Groningen. Jongeren moeten een actieve rol kunnen spelen en hun zorgen en ideeën moeten worden gehoord, zodat zij invloed kunnen hebben op de toekomst van Groningen en Noord-Drenthe.
Het organiseren van deze betrokkenheid bij het herstel van Groningen gaat verder dan het opzetten van een traditionele jongerenraad, omdat ook jongeren die niet uit zichzelf naar voren stappen bereikt dienen te worden. Door jongeren op een creatieve en laagdrempelige manier te betrekken wordt een bredere doelgroep bereikt.
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) voert in samenwerking met bureau Jimmy's het participatieve actieonderzoek Opgeschud uit met subsidie van het Ministerie van BZK. Het onderzoek heeft als doel organisaties te stimuleren en te ondersteunen bij het opbouwen van een duurzame samenwerking met jongeren, zodat het kindperspectief een vast onderdeel wordt van hun werkzaamheden en een vanzelfsprekende afweging in beleid en besluitvorming. Op deze manier wordt gestreefd naar duurzame participatie en wordt schijnparticipatie voorkomen. Dit draagt bij om het vertrouwen van jongeren in instanties, de overheid en de politiek te vergroten. Een kernteam jongeren werkt in een netwerk aan inspraak van jongeren op verschillende beleidsterreinen. Jongeren hebben een bepalende rol met betrekking tot de onderzoeksonderwerpen en werken mee in het uitvoeren van het onderzoek.
De verschillende onderwerpen zijn ondergebracht in zogenaamde proeftuinen. Eén van de proeftuinen wordt uitgevoerd in samenwerking met NCG, waar jongeren worden betrokken bij het beleid rondom wisselwoningen. In het onderzoek door jongeren wordt voor een periode van 3 jaar gekeken hoe kinderen en jongeren de parken met tijdelijke huisvesting ervaren. De (tussen)resultaten bieden NCG handvatten om de parken te verbeteren.
Het IMG deelt mijn inzet om jongeren actief te betrekken bij het schadeherstel. In 2024 organiseerde het IMG het symposium «Herstel en versterk de Groninger jeugd, nu!», waarin ook het belang van jongeren binnen de Sociale Agenda werd onderstreept. Daarnaast werkt het IMG samen met jongeren aan videoportretten over hoe zij het ervaren om te leven in een aardbevingsgebied.
De wetenschappers wijzen erop dat opgroeien met schade-ervaringen en onzekerheid ook op langere termijn invloed kan hebben op de gezondheid. Welke maatregelen neemt u om dat te volgen en deze mensen te steunen?
De RUG voert naast het bovengenoemde actie-onderzoek een langlopend onderzoek in opdracht van het Ministerie van BZK. Het onderzoek Gegrond volgt hoe het psychosociaal welzijn van jongeren zich ontwikkelt wanneer zij zijn blootgesteld aan de gevolgen van gaswinning. Dit onderzoek geeft mogelijk meer inzicht in hoe jongeren gesteund kunnen worden. Daarnaast worden al concrete maatregelen genomen met de sociale agenda, zoals beschreven in vraag 4.
Kunt u deze vragen los van elkaar beantwoorden vóór het volgende commissiedebat Herstel Groningen?
Ja.
De situatie in Soedan |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Erkent u de rol van goud in het conflict dat via handel de internationale markt op komt? Welke inzet pleegt u om via Dubai eerlijke handel te bevorderen als onderdeel van bredere inspanningen voor vrede en stabiliteit in Soedan en is het kabinet bereid het wapenexportbeleid richting de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) aan te scherpen en diplomatieke druk uit te oefenen gezien hun betrokkenheid bij handel in goud en wapens?
Zoals in veel conflictsituaties speelt de export van waardevolle grondstoffen zoals goud, maar bijvoorbeeld ook Arabische gom, in Soedan een rol bij het in stand houden van het conflict.
Sinds 2021 gelden er verplichtingen voor bedrijven in Nederland die onder de Europese conflictmineralenverordening vallen. Deze voorziet in wettelijke gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor Europese importeurs die boven een bepaalde drempelwaarden tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG) importeren. Deze Verordening ziet toe op de controle op handel in 3TG met als doel om bij te dragen aan het tegengaan van de financiering van gewapende groepen en van mensenrechtenschendingen. Hoewel de Verordening niet landenspecifiek is bestaat er onder de Verordening wel een lijst van conflict- en hoog risicogebieden, opgesteld door onafhankelijke externe experts. Er zijn 18 Soedanese regio’s opgenomen in de lijst.1 Lidstaten en de Europese Commissie hebben geen directe invloed op de lijst. Desalniettemin heeft het kabinet zorgen over doorvoerlanden besproken met de Commissie. De Commissie gaf aan de intentie te hebben om het element van doorvoerlanden onderdeel te maken van de aanbestedingsprocedure voor actualisatie van de lijst.
In algemene zin verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Daarbij wordt het bedrijfsleven ondersteund middels een mix van maatregelen.
Wat betreft wapenexport toetst het kabinet alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding van de goederen naar ongewenste eindgebruikers. Daarbij wordt ook zorgvuldig gekeken naar het eventuele risico op omleiding naar Soedan.
Conform de aangenomen motie van Piri c.s.2 heeft het kabinet tijdens de Raad Buitenlandse Zaken gepleit voor aanvullende EU-sancties tegen actoren die het conflict in stand houden, binnen en buiten Soedan. Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het internationaal humanitair recht en ongehinderde humanitaire toegang.
Wat is uw inzet met betrekking tot Soedan in de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (RBZ)? In hoeverre vormt de betrokkenheid van de VAE bij het conflict een obstakel in de voortgang van onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 november jl. heeft Nederland opnieuw opgeroepen tot een onmiddellijke wapenstilstand, naleving van het humanitair oorlogsrecht, bescherming van burgers en onbelemmerde humanitaire toegang voor hulporganisaties. Ook heeft Nederland conform de moties van Baarle3 en Piri4 gepleit voor het verder verhogen van de humanitaire hulp vanuit de EU voor Soedan en voor aanvullende sancties, inclusief op het hoogste niveau. Daarnaast pleitte Nederland ook voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties, conform de motie Ceder c.s.5 De Minister van Buitenlandse Zaken heeft sinds de val van El Fasher met alle relevante regionale actoren op ministerieel niveau contact gehad en het belang van een staakt het vuren benadrukt. De EU en lidstaten blijven eensgezind over de ernst van de situatie in Soedan en blijven samenwerken met het samenwerkingsverband van de VS, Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en Egypte (de Quad), de Afrikaanse Unie, en andere internationale partners om het conflict en het humanitaire leed in het land te beëindigen.
Op 28 mei 2025 zijn de onderhandelingen over een mogelijk handelsverdrag (FTA) tussen de EU en de VAE gestart. De onderhandelingen richten zich op het opheffen van beperkingen op de handel in goederen, diensten en investeringen, evenals samenwerking in strategische sectoren zoals hernieuwbare energie, groene waterstof en kritieke grondstoffen. Conform het betreffende BNC-fiche6 heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van EU-handelsakkoorden, waarbij het uitgangspunt blijft dat ieder akkoord op de eigen merites wordt beoordeeld. Juist nu het wereldwijde handelssysteem onder druk staat, is het belangrijk dat we, conform de motie Hirsch-Ceder7, afspraken blijven maken met internationale partners over moderne en duurzame handelsbetrekkingen, en ons inzetten voor een open en op regels gebaseerd handelssysteem.
In het mandaat voor de onderhandelingen met de VAE wordt verwezen naar de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de EU, waaronder de naleving van het internationaal recht door derde landen. De Raad heeft met dit onderhandelingsmandaat ingestemd. Het is nu aan de Commissie om op basis hiervan tot een onderhandelingsresultaat te komen met de VAE. Het kabinet zal daarover een positie innemen op het moment dat een eventueel onderhandelingsresultaat ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de Raad.
Bent u bereid om extra financiering voor voedselzekerheid te overwegen, bijvoorbeeld via de Dutch Relief Alliance, die met hun lokaal personeel nog toegang heeft tot de meest afgesloten regio's in Soedan?
Het kabinet heeft besloten een extra humanitaire bijdrage van EUR 10 miljoen te doen aan het Sudan Humanitarian Fund van de Verenigde Naties. (SHF). Deze bijdrage is reeds aangekondigd in de Tweede suppletoire begroting BHO 2025 (Kamerstuk 36 850 XVII) en verder toegelicht in de Kamerbrief over de extra bijdrage aan Soedan (Kamerstuk 29 237, nr. 237). Het SHF zet in op de hoogste noden, waaronder voedselzekerheid, in de meest getroffen gebieden.
Met flexibele financiering kan vanuit het SHF voortdurend worden ingespeeld op de veranderende noden. Daarbij wordt gekeken naar complementariteit en naar welke organisaties het best in staat zijn om hulp te verlenen. Dit zijn vaak lokale organisaties. Via het SHF worden dan ook de Emergency Response Rooms gefinancierd. Dit zijn kleine vrijwilligersinitiatieven die een cruciale rol spelen in het verlenen van levensreddende hulp, waaronder voedselvoorziening via gaarkeukens, ook op moeilijk bereikbare plaatsen.
Bent u bereid de oproep om toegang tot humanitaire hulp toe te laten, kracht bij te zetten door de Sudan Armed Forces (SAF) en Rapid Support Forces (RSF) aan te sporen tot toelating van humanitaire hulp in alle delen van Soedan en door organisaties te steunen in onderhandelingen over toegang, bijvoorbeeld via alternatieve routes, andere transportmiddelen en veiligheidsmaatregelen?
Via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale kanalen blijft Nederland zich inzetten voor een staakt-het-vuren en het verbeteren van humanitaire toegang. In diverse statements heeft Nederland samen met de Europese Unie en andere landen de strijdende partijen opgeroepen om de strijd te staken, het humanitair oorlogsrecht te respecteren, burgers te beschermen en hulp ongehinderd toe te laten.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, het humanitair oorlogsrecht na te leven en ongehinderde humanitaire toegang te verlenen. In de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 20 november jl. onderstreepte Nederland het belang van ongehinderde humanitaire hulp en pleitte voor het verder verhogen van de humanitaire hulp vanuit de EU voor Soedan.
Verder is Nederland voortdurend in contact met humanitaire actoren, waaronder de Verenigde Naties, over hoe de coördinatie verloopt en hoe deze verder verbeterd kan worden, bijvoorbeeld op locaties waar de hulp snel opgeschaald moet worden door grote toestroom van vluchtelingen, zoals in Tawila in Darfoer.
Het bericht 'Na coronaprik melden duizenden vrouwen zware menstruatieklachten' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Is de Minister bekend met het bericht «Na coronaprik melden duizenden vrouwen zware menstruatieklachten»?1
Ja.
Zijn de cijfers genoemd in het artikel en verzameld door data-analist Wouter Aukema, correct? Concreet, klopt het dat er bij Lareb vóór de vaccinatiecampagne gemiddeld twee meldingen per week binnenkwamen van vrouwen met menstruatieklachten, dat dit na de start van de vaccinatiecampagne plots opliep tot 1600 per week en dat er in totaal meer dan 20.000 meldingen zijn gedaan van hevige bloedingen, uitblijvende menstruaties, extreme krampen of andere verstoringen van de cyclus? Indien deze cijfers niet correct zijn, wat zijn dan wel de correcte cijfers?
Vóór de coronavaccinatiecampagne, in een periode dat jongere vrouwen niet op grote schaal in aanmerking kwamen voor een vaccinatie, ontving Lareb ongeveer 2 meldingen per week over menstruatiestoornissen na geneesmiddelengebruik. Na de start van de vaccinatiecampagne steeg het aantal meldingen. Het klopt dat er weken zijn geweest met 1600 meldingen of meer.2 Tot 17 november 2025 ontving Lareb 27.989 meldingen over een menstruatiestoornis na een coronavaccinatie.
Dat menstruatiestoornissen vaker werden gemeld als vermoede bijwerking hangt samen met het gegeven dat in korte tijd op zeer grote schaal tegen het coronavirus werd gevaccineerd. Daarbij is er ook specifiek media-aandacht geweest voor menstruatiestoornissen na coronavaccinatie, waardoor vrouwen die menstruatiestoornissen hadden ervaren na vaccinatie eerder geneigd waren om dit te melden. Dit verklaart mede de pieken in het aantal meldingen.
Lareb heeft regelmatig bericht over de meldingen en duiding gegeven over de inzichten in relatie met de coronavaccins.3 In de kennisbank van Lareb is een samenvatting van de wetenschappelijke kennis met verwijzingen naar de wetenschappelijke literatuur te vinden over menstruatiestoornissen na vaccinatie.4 Lareb houdt de meldingen zorgvuldig in de gaten en daarom zie ik geen aanleiding om extra onderzoek te laten uitvoeren.
Indien het aantal meldingen van menstruatieklachten in 2021 inderdaad plotseling sterk is toegenomen, wat zou hiervan de oorzaak kunnen zijn? Indien dit niet duidelijk is, is de Minister wellicht bereid dit te laten onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Verbijstering om plan voor ’melk en dadels’ op Amsterdamse stembureaus tijdens ramadan: ’Waanzin’’ |
|
Annelotte Lammers (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het in de Telegraaf beschreven voorstel van de DENK-fractie in Amsterdam bij de gemeenteraadsverkiezingen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit plan en het feit dat burgemeester Halsema hierin meegaat en open zegt te staan voor «creatieve oplossingen»?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Een Amsterdams raadslid heeft gesuggereerd om dadels en melk beschikbaar te stellen op stembureaus in Amsterdam bij de gemeenteraadsverkiezingen op 18 maart 2026, vanwege de ramadan.
Gemeenten organiseren de verkiezingen en zorgen onder andere voor voldoende stembureauleden. Gemeenten zijn gewezen op het tijdstip van de verkiezingen en de ramadan, en dat dit gevolgen kan hebben voor de werving en de inzetbaarheid van vrijwilligers. Het staat gemeenten vrij om creatieve oplossingen te verzinnen voor mogelijke bezettingsproblemen, binnen de kaders van de Kieswet.
Kiezers hebben van 7.30 uur tot 21.00 uur om hun stem uit te brengen en dit kan in ieder stemlokaal binnen de eigen gemeente. Er zijn gedurende de dag voldoende mogelijkheden om de stem uit te brengen. Gemeenten hoeven hierin geen aanvullende voorzieningen te treffen.
Bent u het ermee eens dat dit absurde voorstel niet strookt met de neutraliteit die in acht moet worden genomen rond de verkiezingen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het aan gemeenten om, binnen de kaders van de Kieswet, invulling te geven aan de organisatie van de verkiezingen.
Bent u het ermee eens dat stembureaus niet bedoeld zijn voor het faciliteren van islamitische feestjes?
Stembureaus zorgen er voor dat kiezers op een goede wijze hun stem kunnen uitbrengen bij verkiezingen. Het is aan kiezers zelf om te bepalen wanneer ze hun stem uitbrengen in relatie tot hun andere mogelijke activiteiten die dag. Gemeenten hoeven hierin geen aanvullende voorzieningen te treffen.
Bent u bereid om een einde te maken aan deze plannen of soortgelijke «creatieve oplossingen»? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 organiseren gemeenten de verkiezingen en zorgen onder andere voor voldoende stembureauleden. Het staat gemeenten vrij om creatieve oplossingen te verzinnen voor mogelijke bezettingsproblemen, binnen de kaders van de Kieswet.
Het aanpakplan ‘kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het aanpakplan: «kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers»?
Deelt u de mening dat het van belang is om zo snel mogelijk een coördinator aan te stellen die aan de slag gaat met de problemen omtrent harmonisatie en regie binnen de jeugdbeschermingsketen zoals in het aanpakplan wordt omschreven?
Bent u bereid te onderzoeken of de behandeling van zaken over geweld in huiselijke kring in combizittingen breder uitgerold kan worden?
Bent u bereid spoed te zetten achter het wetsvoorstel om het erfrecht aan te passen zodat nabestaanden niet langer op basis van artikel 6:2 lid 2 BW een juridische procedure moeten starten om de dader uit te sluiten van de erfenis aangezien de motie Becker c.s.1 door de Kamer unaniem is aangenomen en uit het aanpakplan kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers dit een dringende wens van nabestaanden blijkt?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de ketenpartners in de jeugdbeschermingsketen, nabestaanden en slachtoffers over de aanbevelingen uit het aanpakplan?
Kunt u voor het kerstreces een kabinetsreactie op het aanpakplan naar de Kamer sturen waarin u één voor één ingaat op alle aanbevelingen?
Risico’s op schijnconstructies bij gemeenten via zzp-opdrachten |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Herkent u het beeld dat geschetst wordt in het Financieele Dagblad1 dat gemeenten vacatures voor opdrachten aanbieden waarbij geïnteresseerden kunnen kiezen om deze als gedetacheerde in loondienst te doen, of als zelfstandigen zonder personeel (zzp’er)?
Ik heb kennisgenomen van het artikel en de daarin beschreven voorbeelden. Tot nu toe zijn mij geen signalen bekend in hoeverre dit een wijdverspreid fenomeen is.
In hoeverre deelt u de opvatting van de FNV en CNV dat dit soort hybride constructies schijnzelfstandigheid in de hand werken?
Organisaties, met inbegrip van (decentrale) overheden, beoordelen zelf of een bepaalde functie op grond van wet- en regelgeving kan worden gedaan door een zelfstandige. Het is voorstelbaar dat bepaalde werkzaamheden door een zelfstandige of een werknemer kunnen worden uitgevoerd. Dat is ook bevestigd door de Hoge Raad in antwoord op prejudiciële vragen in de Uber-zaak. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als bepaalde samenwerkingen anders worden ingericht afhankelijk van de arbeidsverhouding die tussen partijen tot stand komt. Dergelijke vacatures werken schijnzelfstandigheid dus niet noodzakelijkerwijs in de hand.
Aan de andere kant herken ik wel het risico dat de vakbonden beschrijven. Als een organisatie een opdracht voor een zelfstandige en een werknemer op exact dezelfde wijze invult, dan vormt dat inderdaad een nadrukkelijk risico op schijnzelfstandigheid. Dat is echter op grond van een vacaturetekst niet te beoordelen. Het is daarom van belang dat de inhurende organisatie goed beoordeelt welke arbeidsverhouding tot stand komt, hoe die in de praktijk vorm krijgt en hoe die zich over tijd ontwikkelt om schijnzelfstandigheid te voorkomen.
Deelt u de opvatting dat de overheid het goede voorbeeld dient te geven aangaande schijnzelfstandigheid, zeker met de opheffing van het handhavingsmoratorium? Zo ja, op welke manier gaat u zorgen dat overheden schijnzelfstandigheid en daaraan grenzende constructies terugdringen? Zo nee, waarom niet?
De overheid moet zich, net als alle andere organisaties, aan de wet houden. Ook moeten alle overheidsorganisaties zich bewust zijn van het risico dat ze lopen als ze een zelfstandige inhuren voor vacatures waarvan het duidelijk is dat die niet door een zelfstandige kan worden uitgevoerd, of daar vraagtekens bij te plaatsen zijn. In de eerstbedoelde situatie is het aan de overheidsorganisatie om deze werkende een arbeidsovereenkomst aan te bieden of de samenwerking te beëindigen. In de laatstbedoelde situatie kunnen (overheids-)organisaties maatregelen nemen om schijnzelfstandigheid te voorkomen, bijvoorbeeld door de samenwerking anders vorm te geven of (vaker) te evalueren of er in de praktijk ook daadwerkelijk als zelfstandige wordt gewerkt.
De opheffing van het handhavingsmoratorium heeft overigens niet geleid tot een wijziging in de wet- en regelgeving ten aanzien van de kwalificatie van de arbeidsrelaties. Ook voor de opheffing van het handhavingsmoratorium dienden (overheids-)organisaties zich aan wet- en regelgeving te houden.
Het kabinet vindt het van groot belang dat de rijksoverheid het goede voorbeeld geeft als het gaat om de aanpak van schijnzelfstandigheid en zorgt voor een snelle afbouw van het aantal (potentieel) schijnzelfstandigen naar nul, uiterlijk per 1 januari 2026. Daarbij vindt het kabinet ook dat het onwenselijk is als overheidsorganisaties zzp’ers categorisch zouden uitsluiten van bepaalde opdrachten zonder dat daarvoor aanleiding is.
Om ook breder organisaties en werkenden bewust te maken van wanneer gewerkt kan worden met of als zelfstandige(n), en wanneer sprake is van schijnzelfstandigheid, loopt sinds 24 november en tot 21 december het tweede deel van de publiekscampagne «ZZP ja of nee». In deze campagne wordt ook handelingsperspectief geboden wanneer sprake is van schijnzelfstandigheid. De campagne bestaat onder meer uit advertenties op sociale media, radiospotjes bij radiozenders en podcasts, en het plaatsen van artikelen op nieuwssites. Conform de motie Aartsen (VVD) c.s.2 heeft het kabinet ook aandacht voor wanneer wél als zelfstandige gewerkt kan worden. Ook in gesprekken met de markt, bij voorlichtingsbijeenkomsten en webinars is er vanuit het Ministerie van SZW en de Belastingdienst enerzijds aandacht voor de risico’s van schijnzelfstandigheid en anderzijds voor wat wél kan als zelfstandige, om onnodige terughoudendheid bij opdrachtgevers te voorkomen. Ook na 1 januari 2026 zullen het Ministerie van SZW en de Belastingdienst voorlichting blijven geven. Daarbij kunnen ook praktijkvoorbeelden worden toegevoegd aan hetjuistecontract.nl.
Heeft u een beeld van het aantal gemeenten dat het risico op schijnzelfstandigheid niet op orde heeft? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Decentrale overheden gaan zelf over hun personeels-, inhuur- en inkoopbeleid. Er wordt niet centraal bijgehouden in hoeverre gemeenten het risico op schijnzelfstandigheid op orde hebben. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) houdt dit niet bij.
De VNG ondersteunt gemeenten uiteraard wel bij het tegengaan van schijnzelfstandigheid door voorlichting, onder andere in de vorm van webinars die hebben plaatsgevonden in samenwerking met de Belastingdienst en het Ministerie van SZW.
In hoeverre ziet u gemeentelijke flex-pools als oplossing voor detacherings- en zzp-constructies, en welke rol ziet u voor zichzelf in het realiseren daarvan?
Decentrale overheden gaan zelf over hun personeels-, inhuur- en inkoopbeleid. Het is dus aan gemeenten zelf om te beoordelen of flexpools een oplossing kunnen zijn voor de personeelsvraag waarvoor zij zich gesteld zien. Van verschillende gemeenten is bekend dat zij met een dergelijke flexpool werken. De VNG heeft een «handreiking flexibele arbeidsinzet gemeentelijke sector» op haar website geplaatst, waarin voor gemeenten de wetgeving en mogelijkheden op een rij zijn gezet. Het is aan gemeenten zelf om hier keuzes in te maken.
Kunt u het gesprek aan gaan met VNG om tot oplossing te komen?
Er zijn goede contacten met de VNG over het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Het kabinet blijft in gesprekken, zoals met de VNG, aandacht besteden aan schijnzelfstandigheid, maar ook aan wat er wél mogelijk is buiten dienstbetrekking. Niettemin gaan decentrale overheden zelf over hun personeels-, inhuur- en inkoopbeleid. Het is van belang dat zij daarbij kennisnemen van de eerdergenoemde «handreiking flexibele arbeidsinzet gemeentelijke sector» van de VNG.
Kunt u aangeven of de Belastingdienst in zijn prioriteitstelling ook bij gemeente extra controleert, of naar aanleiding van het eerdergenoemde FD-artikel voornemens is om dit te doen? Waarom wel of niet?
Schijnzelfstandigheid komt in alle sectoren voor. Daarom handhaaft de Belastingdienst risicogericht. De Belastingdienst zal bij het toezicht gebruik maken van alle mogelijke signalen. Risico’s die daaruit voortvloeien, kan de Belastingdienst afhankelijk van de prioritering in behandeling nemen. Overigens heeft het kabinet in diverse Kamerbrieven over het werken met en als zelfstandige(n) aangegeven dat ook de rijksoverheid als opdrachtgever zelf actiever aan de slag moet gaan met de verdere beheersing van de processen rondom het werken met zelfstandigen. Daarom zal de Belastingdienst in 2026 extra aandacht geven aan overheidsorganisaties: goed voorbeeld doet goed volgen. Dit is ook opgenomen in het handhavingsplan arbeidsrelaties 2026 dat binnenkort wordt gepubliceerd op de website van de Belastingdienst.
Overigens brengen we graag onder de aandacht dat het enkel verbeteren van de handhaving niet de oplossing is van het probleem rondom schijnzelfstandigheid. Dit is eerder aangegeven in de Kamerbrief van 24 juni 2022 inzake de Kabinetsreactie rapporten Algemene Rekenkamer (ARK) en Auditdienst Rijk (ADR) en daaropvolgende voortgangsbrieven werken met en als zelfstandige(n). Daarom heeft het kabinet gekozen voor een aanpak langs drie lijnen waarin naast het verbeteren van de handhaving (lijn 3), een gelijker speelveld tussen contractvormen (lijn 1) en meer duidelijkheid over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer dan wel als zelfstandige (lijn 2) urgent zijn om stappen op te zetten.
Het niet opdagen van zeker 800.000 mensen voor afspraak in ziekenhuis en dat kost tientallen miljoenen euro’s |
|
Ingrid Coenradie (PVV) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Zeker 800.000 mensen kwamen afgelopen jaar niet opdagen voor afspraak in ziekenhuis en dat kost tientallen miljoenen euro's» van EenVandaag van 12 juli jl.?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen deze cijfers?
Ik vind de berichtgeving over het hoge aantal no-shows zorgelijk. No-shows kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor zowel patiënten als ziekenhuizen en zorginstellingen. Voor de patiënt betekent het missen van een afspraak vaak vertraagde behandelingen of diagnoses, wat kan leiden tot ernstigere gezondheidsproblemen. Vooral bij chronische aandoeningen of ernstige klachten is het uitstellen van zorg riskant en kan het de gezondheid negatief beïnvloeden.
Voor ziekenhuizen en zorginstellingen hebben no-shows grote gevolgen op het gebied van zorgcapaciteit, kosten en patiënttevredenheid. Wanneer een patiënt niet komt, leidt dit tot onbenutte tijd, langere wachttijden en extra werkdruk voor zorgverleners door het opnieuw plannen van afspraken. We hebben alle zorgcapaciteit hard nodig om de toenemende zorgvraag aan te kunnen. Door no-shows blijft waardevolle zorgcapaciteit onbenut en worden onnodige kosten gemaakt. Ik vind het dan ook belangrijk dat hier actief beleid op wordt gevoerd.
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de patiënt om de afspraak na te komen danwel tijdig af te zeggen. Van patiënten mag verwacht worden dat zij solidair zijn aan andere patiënten die op een behandeling wachten en het zorgpersoneel dat hard werkt om de stijgende zorgvraag te kunnen behappen. Tegelijkertijd beschikken sommige mensen over beperkte gezondheidsvaardigheden. Deze groep heeft moeite met vinden, begrijpen en toepassen van gezondheidsgerelateerde informatie. Dat kan ook gelden voor het nakomen van afspraken.
Het is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen om de communicatie rondom afspraken begrijpelijk en toegankelijk te maken. Veel ziekenhuizen voeren actief beleid op no-shows bijvoorbeeld door patiënten bewust te maken van hun verantwoordelijkheid en hen te herinneren via sms, e-mail, telefoontjes en online omgevingen voor afspraakbeheer. Ook zetten steeds meer ziekenhuizen AI in, om te voorspellen welke patiënten een extra herinnering kunnen gebruiken. Een deel van de ziekenhuizen legt een boete om no-shows terug te dringen.
Is er een indicatie te geven van de totale kosten per jaar van alle no-shows in alle Nederlandse ziekenhuizen? Zo nee, waarom wordt dit niet onderzocht?
Er is geen landelijke registratie beschikbaar van het aantal no-shows en de daaruit voortkomende kosten. Ziekenhuizen proberen no-shows op verschillende manieren te verminderen. Het probleem is bekend en wordt ook serieus opgepakt. Ik zie niet de meerwaarde om dit landelijk in kaart te brengen.
Welke acties worden er vanuit u ondernomen om dit aan te pakken? Zo ja, welke stappen worden gezet en zijn er al concrete resultaten geboekt of verwacht u deze te behalen?
Ik wil voorzichtig zijn met het verplicht opleggen van een boete voor no-shows bij alle ziekenhuizen. De hoogte van het percentage no-shows verschilt sterk per ziekenhuis (en zelfs tussen specialismen binnen ziekenhuizen) en is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder bijvoorbeeld het profiel van het ziekenhuis en de gemiddelde leeftijd en de sociaal-economische status van de populatie in het adherentiegebied van het ziekenhuis. Daarnaast is ook de werkzaamheid van het instellen van een no-show tarief per ziekenhuis verschillend, net als de kosten die gemoeid zijn met het aanpassen van de ziekenhuisadministratie om het registreren van no-shows mogelijk te maken. Er is daarom per individueel ziekenhuis (vaak per individueel specialisme binnen een ziekenhuis) een maatwerkoplossing nodig die ik niet kan én wil voorschrijven, omdat ik de kosten die een individueel ziekenhuis moet maken niet kan opwegen tegen de baten van het verminderen van de no-show.
Ik zie geen aanleiding om hier landelijk aanvullende acties op te ondernemen. Wel vind ik het belangrijk dat partijen dit probleem aanpakken. Hiervoor zijn zowel patiënten als zorgaanbieders aan zet. Ik zal dit signaal meenemen in de gesprekken met de koepels van deze partijen, zodat zij dit bij hun achterban onder de aandacht kunnen brengen. De NVZ heeft reeds aangegeven het belangrijk te vinden dat hier actief beleid door ziekenhuizen op wordt gevoerd ten behoeve van een betere benutting van beschikbare zorgcapaciteit, en uiteindelijk aan het behoud van goede, toegankelijke en betaalbare zorg in Nederland.
Op welke juridische of andere beleidsmatige basis is het opleggen van boetes door ziekenhuizen bij no-shows gebaseerd?
Er is geen specifieke wet- of regelgeving over het no-show tarief. Ziekenhuizen mogen zelf bepalen of en wanneer zij een no-show tarief in rekening brengen. Dit is niet verplicht. Ziekenhuizen moeten patiënten vooraf wel informeren over een no-show tarief, bijvoorbeeld via de website. De boeteclausule mag ook niet «onredelijk bezwarend» zijn, dat wil zeggen dat de boete niet buitensporig nadelig of onbillijk mag zijn voor een van de partijen. Patiënten kunnen zich beroepen op overmacht (bijv. ziekte) waardoor een boete of tarief mogelijk niet geldt.
Een no-show tarief wordt overigens niet gezien als «boete» in strafrechtelijke zin, maar als een schadevergoeding voor het ziekenhuis (gemiste inkomsten, verspilde tijd en middelen). De grondslag daarvan is te vinden in het civiel recht.
Kunt u duiden waarom vier ziekenhuizen wél de «wegblijfboete» hanteren en andere ziekenhuizen niet?
De afweging om wel of geen boete op te leggen verschilt sterk per ziekenhuis (en zelfs tussen specialismen binnen ziekenhuizen) en is afhankelijk van verschillende factoren, zoals genoemd bij het antwoord op vraag 4. Aangezien het dus maatwerk per individueel ziekenhuis (vaak per individueel specialisme binnen een ziekenhuis) betreft kan ik geen algemeen oordeel geven over de maatregelen die ziekenhuizen nemen om no-shows te beperken.
Welke afweging(en) gebruiken deze vier ziekenhuizen? En hoe verhoudt dit zich tot het feit dat andere ziekenhuizen de «wegblijfboete» niet hanteren vanwege de kosten? Doen deze vier ziekenhuizen iets anders of beter?
Zie antwoord vraag 6.
Ziet u mogelijkheden om met de ziekenhuizen te verkennen hoe dit efficiënter kan worden ingericht, zodat dit niet meer het geval is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Vanaf welk boetebedrag is er sprake van een «break-even point» waarbij de boetes op zijn minst kostendekkend zijn?
Zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 4 zijn er tal van factoren die van invloed zijn op een eventueel no-show tarief. Het break-even point zal daarom per ziekenhuis verschillend zijn.
Wat is er juridisch of beleidsmatig nodig om collectief beleid rondom de «wegblijfboete» mogelijk te maken?
Het collectief opleggen van een dergelijke maatregel zou een wetswijziging vergen. Gezien de verschillen per ziekenhuis is voor het beleid op no-shows maatwerk nodig. Een collectieve maatregel vind ik daarom geen goed idee. Het is aan ziekenhuizen zelf om, afhankelijk van hun specifieke situatie, invulling te geven aan het beleid rondom no-shows.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als ziekenhuizen collectief overgaan tot het opleggen van boetes voor no-shows? Zo ja, wat gaat u hiervoor in gang zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht ‘Koop nu, baal later: hoe Klarna-klanten vastlopen in dubieuze incassotrajecten |
|
Sarath Hamstra (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
In hoeverre gaat u de regels voor de «Buy now pay later»-bedrijven aanscherpen in het kader van consumentenbescherming?1
Klopt het dat hierbij geen rekening gehouden wordt met de praktijk van het doorverkopen van openstaande facturen en het nieuwe risico dat vervolgens ontstaat in het kader van consumentenbescherming?
Waarom is hier niet integraal voor oplossingen gekozen, maar enkel voor het stukje dat de betaaldiensten direct raakt?
Herkent u de strategie van bedrijven als Alektum, namelijk zo veel mogelijk niet-betalende klanten opzadelen met juridische procedures nadat hun facturen vermeerderd zijn met rente en incassokosten? Oftewel: hoe meer bulk het bedrijf verstuurt, hoe groter de kans dat er wel iemand betaalt?
Bent u bekend met de grote hoeveelheid zaken die Alektum aanhangig heeft gemaakt enerzijds versus de uitspraken die een aaneenschakeling tonen van fouten, slordigheden en zelfs misbruik van procesrecht en het feit dat Alektum opvallend vaak juridische procedures verliest anderzijds?
Alektum is lid van de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde incasso-ondernemingen (NVI) en draagt ook dat kwaliteitskeurmerk. Wat gaat de NVI doen met deze signalen en wanneer is «de maat vol» en wordt een keurmerk ingetrokken zodat een keurmerk ook waarde blijft houden?
Wie controleert of de NVI kritisch genoeg is richting haar deelnemers?
Hoe kijkt u naar het verbieden van het gebruikmaken door betaaldiensten van incassobedrijven die dit keurmerk niet hebben?
De toenemende spanningen tussen de Verenigde Staten en Venezuela |
|
Kati Piri (PvdA), Mikal Tseggai (PvdA) |
|
van Marum , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur d.d. 13 november 2025 over de zorgen in het Caribisch gebied ten aanzien van de toenemende spanningen tussen de Verenigde Staten en Venezuela?1
Ja.
Deelt u de zorgen die leven op Curaçao, maar ook op Aruba en Bonaire over de Amerikaanse acties tegen vermeende drugsboten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat in nauw contact met de overheden van Aruba, Curaçao en Bonaire. Het is begrijpelijk dat de Amerikaanse acties tegen vermeende drugsboten in de Caribische regio zorgen met zich meebrengen. Op dit moment is er geen acute dreiging voor het Koninkrijk: de acties vinden plaats buiten de territoriale wateren van het Koninkrijk en er is geen indicatie dat Aruba, Bonaire of Curaçao betrokken raakt in een eventueel conflict. Aruba, Curaçao en Bonaire bereiden zich wel voor op verschillende mogelijke gevolgen van eventueel oplopende spanningen. Dit geldt eveneens voor Nederland, door voorbereidingen te treffen voor de bijstand en ondersteuning.
Wat is de reactie van de regering – en daarmee van de Koninkrijksregering – op de Amerikaanse aanvallen op de vermeende drugsboten in de Caribische zee? Deelt de Koninkrijksregering het standpunt van onder andere de Verenigde Naties en Frankrijk dat de Amerikaanse aanvallen in strijd zijn met het internationaal recht? Zo nee, waarom niet? Kunt u hierbij met verwijzing naar het internationaal recht uw reactie onderbouwen?
Het Koninkrijk is niet betrokken bij de huidige militaire operatie van de Verenigde Staten. Het betreft een nationaal aangestuurde operatie van de VS, die in internationale wateren plaatsvindt, waarbij de regering van de VS zich beroept op zelfverdediging. Volgens de VS vormen transnationale drugskartels, vanwege hun gewelddadige en paramilitaire activiteiten, een ernstige dreiging voor de nationale veiligheid van de VS. De VS heeft tevens nationaal een aantal drugskartels aangewezen als terroristische organisatie.
Het kabinet heeft kennisgenomen van deze rechtvaardiging voor het gebruik van geweld. Zoals bekend is het standpunt van het kabinet dat voor het recht op zelfverdediging sprake moet zijn van een gewapende aanval of een onmiddellijke dreiging daarvan. Het kabinet beschikt op dit moment niet over informatie om eigenstandig te kunnen beoordelen of hiervan sprake is.
Het kabinet benadrukt dat alle partijen zich moeten inspannen om verdere escalatie te voorkomen en zich dienen te houden aan het internationaal recht. Het kabinet roept, samen met andere EU-lidstaten, hiertoe op. Dit werd op 9 november jl. ook onderschreven in de gezamenlijke verklaring van de CELAC-EU-top met Latijns-Amerikaanse en Caribische landen.
Overweegt het Koninkrijk der Nederlanden net zoals het Verenigd Koninkrijk en Canada tijdelijk te stoppen met het delen van inlichtingen? Zo nee, waarom niet?
Het Koninkrijk der Nederlanden is niet betrokken bij de Amerikaanse operatie. Door de VS is toegezegd dat de informatie die gezamenlijk voor JIATF-S (Joint Interagency Task Force South) wordt vergaard, niet wordt ingezet voor de nationale operatie van de VS.
Defensie doet geen uitspraken over de concrete activiteiten op het gebied van samenwerking en gegevensuitwisseling met andere (inlichtingen-)diensten.
Kunt u garanderen dat via de kustwachtsamenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten, waarbij onder andere het vliegveld van Curaçao wordt gebruikt, er op geen enkele manier wordt bijgedragen aan de Amerikaanse acties die in strijd zijn met het internationaal recht? Zo nee, waarom niet?
De inzet van de Kustwacht Caribisch Gebied beperkt zich tot het verantwoordelijkheidsgebied van het Koninkrijk (territoriale wateren en Exclusieve Economische Zone). Daarover vindt normaliter geen afstemming met internationale partners plaats en dat is ook bij de huidige nationale aangestuurde operatie van de VS niet aan de orde.
Voor het gebruik van de Cooperative Security Location (CSL) op het vliegveld van Curaçao hebben het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten in een verdrag2 afspraken vastgelegd. Dit verdrag geeft toestemming aan de VS voor het uitvoeren van vluchten vanaf de luchthaven van Curaçao ten behoeve van surveillance, monitoring en het opsporen van drugstransporten. Deze instemming ziet alleen op onbewapende vluchten.
Het Koninkrijk is niet betrokken bij de nationale inzet vanuit de VS in de internationale wateren en het internationale luchtruim. Het uitvoeren van onbewapende verkenningsvluchten vanaf de CSL naar de internationale wateren en het internationale luchtruim past binnen de verdragsafspraken. Er vinden geen vluchten plaats vanaf Hato Airport t.b.v. de nationale operatie van de VS.
Op welke manier wordt er door het kabinet samengewerkt met de regeringen van Curaçao en Aruba en met het lokale bestuur op Bonaire om de zorgen die op de eilanden leven weg te nemen?
De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie houden de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten. De Minister van Buitenlandse Zaken staat in contact met en houdt de regeringen van Aruba en Curaçao en de gezaghebber van Bonaire op de hoogte van de ontwikkelingen. Ondanks de afwezigheid van een acute dreiging, werken Aruba, Bonaire en Curaçao momenteel aan diverse scenario’s die helpen bij de voorbereiding op bijvoorbeeld logistieke vraagstukken. Dat hoort bij de reguliere samenwerking op het gebied van crisisbeheersing. Zij kunnen daarbij waar gewenst rekenen op de ondersteuning van de Nederlandse departementen. Dit was ook onderwerp van gesprek tijdens de week van de crisisbeheersing op Curaçao van 24–28 november jl. waar alle Caribische delen van het Koninkrijk aan deelnamen.
Op welke manier wordt de lokale bevolking op Curaçao, Aruba en Bonaire zo goed mogelijk geïnformeerd over de situatie? Hoe wordt voorkomen dat de staatkundige structuur en bevoegdheidsverdeling binnen het Koninkrijk, waarbij Den Haag verantwoordelijk is voor het buitenland- en defensiebeleid van het gehele Koninkrijk, onnodig voor verwarrende, vertraagde of onvolledige informatievoorziening zorgt?
De regeringen van Aruba en Curaçao en de overheid van Bonaire zorgen zelf voor de communicatie richting de bevolking. Om hen hiertoe in staat te stellen informeert de Minister van Buitenlandse Zaken hen regelmatig en nauwgezet over de geopolitieke actualiteit.
Kunt u deze vragen één voor één binnen een week beantwoorden?
Zoals gewenst zijn de vragen één op één beantwoord. Ik heb getracht de vragen zo snel als mogelijk te beantwoorden.
Het bericht dat kraamzorg niet meer overal in Nederland gegarandeerd kan worden |
|
Julian Bushoff (PvdA), Lisa Vliegenthart (GroenLinks-PvdA) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Niet meer overal in Nederland gegarandeerde kraamzorg»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat de toegang tot kraamzorg niet mag afhangen van iemands portemonnee of postcode?
Ja. Toegang tot passende zorg moet voor alle gezinnen gelijkwaardig zijn, ongeacht sociaaleconomische achtergrond of woonplaats.
Hoeveel gezinnen lopen nu kraamzorg mis? Waar zijn de tekorten het grootst en waar zijn de tekorten de afgelopen drie jaar het meest opgelopen?
Uit de Monitor Kansrijke Start 20242 blijkt dat in 2022 2,5% van de gezinnen geen kraamzorg heeft ontvangen. Deze cijfers geven echter geen inzicht in de achterliggende redenen hiervoor, zoals tekorten, persoonlijke voorkeuren, onbekendheid of andere overwegingen.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft Gupta Strategists opdracht gegeven nader onderzoek te doen naar de kraamzorgkrapte. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van volgend jaar verwacht. Daarnaast ontwikkelen veldpartijen een regionaal dashboard om capaciteit en inzet beter af te stemmen. Dit wordt mede gefinancierd uit recent toegekende transformatiemiddelen.
Deelt u de zorgen over de langetermijngevolgen van deze ontwikkeling, aangezien kinderen zonder kraamzorg eerder te maken krijgen met medische problemen? Deelt u de mening dat het extra schrijnend is dat vooral kwetsbare gezinnen die juist extra gebaat zijn bij kraamzorg hier de dupe van zijn?
Passende kraamzorg is een belangrijk onderdeel van de integrale geboortezorg en draagt bij aan een gezonde start voor moeder en kind. Ik deel de zorg dat onvoldoende beschikbaarheid van kraamzorg een grote(re) impact heeft op gezinnen in een kwetsbare positie. Uit onderzoek en signalen uit het veld blijkt dat lagere SES-groepen minder kraamzorg ontvangen en dat er samenhang is met hogere latere zorgkosten voor moeder en kind3. Ik vind dit onwenselijk.
In hoeverre is bekend dat kraamzorgaanbieders zich actief terugtrekken uit wijken waar relatief veel zorg nodig is door zorgcomplexiteiten of taalbarrières? Speelt dit vaker bij aanbieders die eigendom zijn van private equity-investeerders of vergelijkbare commerciële partijen, zoals in de regio Utrecht het geval was?
De signalen van terugtrekkende kraamzorgaanbieders in de stad Utrecht zijn mij bekend. Bo Geboortezorg geeft aan dat personeelstekorten en zorgen over de continuïteit van organisatie en bedrijfsvoering de belangrijkste oorzaken zijn. Het is mij echter niet bekend of het terugtrekken uit dergelijke wijken vaker gebeurt bij zorgaanbieders met betrokkenheid van private equity of vergelijkbare investeerders.
Uit onderzoek van EY (2024) naar private equity in de zorg blijkt niet dat er aantoonbare verschillen zijn in de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg door aanbieders met en zonder private equity betrokkenheid.4
Tegelijkertijd zie ik de risico’s van te risicovolle (private equity) investeringen, waarbij financiële belangen de overhand krijgen boven het verlenen van goede zorg. Ik wil deze risico’s zo veel mogelijk inperken. Dat doe ik bijvoorbeeld via het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz), waarbij er onder andere voorwaarden gesteld worden aan winstuitkering. En met het wetsvoorstel aanscherping zorg specifieke fusietoets, waarbij fusies en overnames door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op meer inhoudelijke gronden getoetst kunnen worden. Ik verwacht dat wetsvoorstel in het tweede kwartaal van 2026 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Daarnaast heeft ZN de Landelijke Tafel Integrale Geboortezorg (LTIG) gevraagd om meer inzicht in regionale samenwerkingen, zodat ze passende verantwoordelijkheden kunnen opnemen in de contractering van Verloskundige Samenwerkingsverbanden (VSV) vanaf 2027. Ook zijn verzekeraars op dit moment met aanbieders in gesprek om passende afspraken te maken, zodat in alle wijken voldoende zorg ingekocht kan worden.
Deelt u de analyse dat de tekorten in kwetsbare wijken voor een deel veroorzaakt worden door marktwerking en de overname van bureaus door private equity-investeerders, die doen aan cherry picking door te kijken op welke plekken ze winst kunnen behalen en met het minste werk het meeste rendement kunnen halen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt u hiertegen?
Het is te kort door de bocht om te stellen dat de uitdagingen in de kraamzorg te wijten zijn aan marktwerking. De ontwikkelingen in de kraamzorg kennen meerdere oorzaken, waaronder personeelsschaarste en de beweging naar passende zorg. In de zorg is bovendien sprake van gereguleerde marktwerking, waarin zorgverzekeraars een wettelijke zorgplicht hebben die voor alle verzekerden gelijk geldt. De samenwerking tussen ZN en Bo geboortezorg op zowel de convenanten, visie en versnellingsagenda is mijn inziens een goed voorbeeld van de verantwoordelijkheid die veldpartijen in ons stelsel kunnen en moeten nemen om de toegankelijkheid van de zorg te borgen.
Het is mij niet bekend of zorgaanbieders met betrokkenheid van private equity of vergelijkbare investeerders vaker aan cherry picking doen dan andere aanbieders. Uit onderzoek van EY blijkt niet dat er aantoonbare verschillen zijn in de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg door aanbieders met en zonder private equity-betrokkenheid.
Zoals hiervoor al aangegeven zie ik de risico’s van te risicovolle (private equity) investeringen, waarbij financiële belangen de overhand kunnen krijgen boven het verlenen van goede zorg. Met het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) en het wetsvoorstel aanscherping zorgspecifieke fusietoets versterk ik daarom de waarborgen dat het belang van goede zorg leidend blijft.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de toegankelijkheid tot kraamzorg voor kwetsbare gezinnen verbeterd wordt, die vaak minder goed in staat zijn de weg naar kraamzorg te vinden en nu nog eens dubbel geraakt worden doordat kraamzorgorganisaties zich terugtrekken uit kwetsbare wijken?
De afgelopen jaren heeft VWS geïnvesteerd in de kraamzorg door subsidie beschikbaar te stellen voor projecten voor het anders inrichten van de kraamzorg. Er is subsidie verleend voor het opstellen van een nieuwe indicatiemethodiek. Een methodiek die nu bekend staat als de Kraamzorg Landelijke Indicatie Methodiek (KLIM). Ook is er subsidie verleend voor het onderzoeken van een andere inrichting van de wachtdiensten door middel van partuspoules. Beide projecten krijgen een vervolg in de transformatie. Tegelijkertijd zijn sinds 2024 middelen beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van richtlijnen en protocollen in de kraamzorg via ZonMw. Tot slot hebben ZN en Bo geboortezorg sinds 2023 via convenanten landelijk afspraken gemaakt over onder andere het beschikbaar stellen van max max tarieven.
ZN en Bo Geboortezorg werken samen aan de uitvoering van de gezamenlijke visie en versnellingsagenda5 voor een toekomstbestendige kraamzorg. Hiervoor zijn recent transformatiemiddelen (€ 9,8 miljoen) beschikbaar gesteld in het kader van het Integraal Zorgakkoord (IZA). Ik onderzoek welke aanvullende maatregelen aanvullend noodzakelijk zijn om de toegankelijkheid structureel te borgen.
Het waarborgen van gelijke toegang tot kraamzorg vraagt om regionale samenwerking. Aanbieders en zorgverzekeraars werken samen in kraamzorgsamenwerkingsverbanden (KSV’s) om de beschikbare capaciteit optimaal te verdelen, wachtlijsten te coördineren en afspraken over afschaling te maken. Daarnaast stelt de sector landelijke werkafspraken op met ZN, zodat regio’s passende oplossingen kunnen implementeren en ieder gezin minimaal de noodzakelijke zorg ontvangt.
Welke mogelijkheden ziet u om te waarborgen dat zowel kraamzorgorganisaties als zorgverzekeraars aan hun zorgplicht kunnen blijven voldoen in alle wijken?
Zorgverzekeraars en aanbieders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de continuïteit en toegankelijkheid van kraamzorg. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 7 hebben ZN en Bo geboortezorg ook deze handschoen opgepakt. De NZa houdt toezicht op de naleving van de zorgplicht door zorgverzekeraars, en heeft vanuit haar toezicht een onderzoek gedaan naar de inspanningen van zorgverzekeraars op hun zorgplicht voor de kraamzorg6.
In de convenantafspraken 2024–2025 is vastgelegd dat bij schaarste de beschikbare capaciteit zo wordt verdeeld dat alle verzekerden minimaal 24 uur kraamzorg ontvangen. In het Normenkader7 zijn afspraken gemaakt over de te nemen stappen wanneer dit minimum niet gegarandeerd kan worden. De preferente zorgverzekeraar(s) monitort dit samen met de betreffende regio.
De uitdagingen en kansen zijn in elke regio anders. Dat vraagt om een regionale aanpak, gefaciliteerd door een landelijk kader. Zo ziet ZN dat kraamcentra steeds populairder worden bij zowel cliënten als kraamverzorgenden, en efficiëntere inzet van personeel mogelijk maken.
De convenantafspraken lopen tot 31 december 2025. Bo Geboortezorg en ZN werken daarom, parallel aan de uitvoering van de versnellingsagenda, aan nieuwe landelijke werkafspraken. Regionaal kan hier nadere invulling aan worden gegeven zodat passende oplossingen worden geïmplementeerd en ieder gezin de noodzakelijke zorg ontvangt.
Hoe kijkt u naar de suggestie van wethouder Eerenberg uit Utrecht om kraamverzorgenden meer te betalen als zij werken in gezinnen waar de werklast zwaarder is, bijvoorbeeld doordat er taalbarrières zijn en een tolktelefoon gebruikt moet worden? Deelt u de opvatting dat extra werk ook dusdanig beloond zou moeten worden?
De NZa stelt, op basis van kostprijsonderzoek, gemiddeld kostendekkende max-tarieven vast in de kraamzorg. De bekostiging in de kraamzorg kent een uurtarief voor de geleverde kraamzorguren. Dit betekent dat de bekostiging ruimte biedt om extra tijdsinzet door de kraamverzorgende te declareren. Alleen biedt het landelijke indicatieprotocol waar de kraamzorg nu nog mee werkt hier geen ruimte voor. In uitzonderlijke gevallen zou er gemotiveerd afgeweken kunnen worden, mits daarover in de contractering afspraken zijn gemaakt.
Het is vervolgens aan de werkgever om passende afspraken te maken over een beloning bij zwaardere werklast in de cao.
Bo Geboortezorg benadrukt dat een gelijk speelveld binnen de regio van belang is, waarbij aanbieders volgens dezelfde afspraken werken en gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Binnen dat kader kan in de contractering met zorgverzekeraars rekening worden houden met situaties waarin extra inzet noodzakelijk is.
Bent u bekend met de pilot in Amsterdam Zuidoost waarbij gezinnen met geldzorgen geen eigen bijdrage voor de kraamzorg hoeven te betalen? Bent u bereid middelen vrij te maken, zodat deze pilot in meer gemeenten met kwetsbare wijken kan worden uitgerold?2
Ik ben bekend met de pilot in Amsterdam Zuidoost. Deze pilot biedt waardevolle inzichten in de wijze waarop gemeenten gezinnen kunnen ondersteunen. Gemeenten hebben eigen instrumenten om maatwerk te bieden aan inwoners met financiële problemen en maken zelf de afweging hoe zij dit organiseren.
Daarom acht ik aanvullende landelijke financiering niet aan de orde. Het Rijk ondersteunt gemeenten via bestaande kaders voor armoede- en gezondheidsbeleid.
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het rapport ‘De stand van de Jeugdzorg 2025’ van de Jeugdautoriteit |
|
Don Ceder (CU) |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport «De stand van de Jeugdzorg 2025» van de Jeugdautoriteit?1
Deelt u de mening dat jongeren met bijvoorbeeld stress en een neerslachtig gevoel minstens net zo goed geholpen kunnen worden met andere hulp dan jeugdzorg?
Hoe reflecteert u op het oordeel dat de overheid onvoldoende kiest wat er nog wel onder de jeugdzorg valt, en welke problemen elders in de maatschappij opgelost moeten worden?
Bent u bekend met de motie van de leden Ceder en Bruyning over het verwerken van bewezen effectieve voorzieningen in de hervormingsagenda? In hoeverre hebt u de bewezen effectieve voorzieningen die in de motie worden genoemd betrokken en verwerkt in de continuering van de hervormingsagenda, of in hoeverre bent u van plan dat te doen?2
Kunt u aangeven waardoor het komt dat de landelijke wet die beter afbakent wat er onder de jeugdzorgplicht van gemeenten valt vertraagd is? Wanneer verwacht u dat deze wet naar de Kamer wordt gestuurd?
Wat is uw reflectie op het oordeel van de Jeugdautoriteit dat het werkelijke probleem van de overbelasting van de jeugdzorg niet een tekort aan geld is, maar dat de maatschappij te veel verwacht van de jeugdzorg?
Bent u het eens met de Jeugdautoriteit dat het «ongemakkelijke gesprek» over de verwachtingen van de maatschappij richting de Jeugdzorg te weinig wordt gevoerd, waar voormalig Staatssecretaris Van Ooijen ook zijn zorgen over uitte? Op welke manier kan het «ongemakkelijke» gesprek wel gevoerd worden?3
Bent u bekend met de verschillende oplossingen die gemeenten bieden zodat er voldoende ruimte is voor de jeugdzorg die echt nodig is, zoals de nauwe samenwerking in Woudenberg tussen jeugdzorg, gemeente, onderwijs en de kerk? Wat is uw reflectie op deze werkwijze?
Op welke manier kan de samenleving een grotere rol worden gegeven als het gaat over de stand van de Jeugdzorg? Welke ideeën hebt u daarvoor?
Wat gaat u de komende tijd concreet doen om die jongeren zorg te bieden die dat echt nodig hebben?