De Bilderbergconferentie 2012 |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Rutte snapt Bilderberg-regel niet»?1
Ja.
Kent u de Chatham House Rule?2 Zo ja, zijn er nog andere regels die gezamenlijk te duiden zijn als de Chatham House Rules? Zo nee, hoe verhouden de door u genoemde Chatham House Rules zich tot de Chatham House Rule zoals hier gedefiniëerd?
Ja, ik ben bekend met de strikte definitie als aangegeven op de website van Chatham House. In het algemeen diplomatiek gebruik wordt met Chatham House Rule(s) geduid op een bijeenkomst waarvan de besprekingen op off the record basis zijn. Wat zoveel wil zeggen dat na afloop van de bijeenkomst geen uitlatingen aan derden worden gedaan over het besprokene.
Deelt u de mening dat volgens de Chatham House Rule deelnemers aan een discussie vrijuit moeten kunnen spreken? En dat er in de buitenwereld gesproken mag worden over die discussie mits uitspraken niet te herleiden zijn tot individuele deelnemers? Zo nee, waarom niet. Zo ja, bent u dan bereid mijn eerdere vragen alsnog binnen de mogelijkheden van de Chatham House Rule te beantwoorden?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de Chatham House Rule u de mogelijkheid biedt om mededeling aan derden te doen over wat u zelf gezegd heeft tijdens de conferentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid alsnog verslag te doen van uw inzet en bijdrage aan de Bilderbergconferentie?
Zie antwoord op vraag 2.
Is het waar dat bij conferenties die vallen onder de Chatham House Rule de deelnemerslijst niet gepubliceerd mag worden? Zo nee, waarop baseert u uw antwoord? Zo ja, om welke reden mag worden aangenomen dat de Bilderbergconferentie zou vallen onder de Chatham House Rule, nu de deelnemerslijst aan die conferentie wel openbaar gemaakt is?
Het al dan niet delen van de deelnemerslijst van een bijeenkomst met derden is aan de organisatie van een iedere bijeenkomst. Het causale verband dat u lijkt af te leiden uit het al dan niet delen van een deelnemerslijst en het vrijgeven aan, dan wel delen met derden van hetgeen besproken is -al dan niet herleidbaar- deel ik niet.
Antwoord6
Zie antwoord op vraag 5.
Kunt u het verband aangeven tussen Chatham House en de Bilderbergconferentie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u tevens aangeven wie bepaalt waar en wanneer de Chatham House Rule van toepassing zou zijn en waarom dat het geval is?
Kunt u uitsluiten dat verblijf en deelname aan de conferentie door de Nederlandse deelnemers (inclusief de internationale afgevaardigden met een Nederlands paspoort) die geen lid van de regering zijn, direct of indirect voor rijksrekening gekomen zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord wanneer dat voor enige afgevaardigde met Nederlands paspoort toch het geval mocht zijn geweest?
Ja dat kan ik voor deze kabinetsperiode uitsluiten.
Kent u de brief van de Duitse vervoersautoriteit NVR/AVV van 30 maart 2012 waarin wordt aangegeven dat:
Ja.
Bent u ermee bekend dat sinds april 2012 ook daadwerkelijk door de aannemer aan genoemde uitbreiding wordt gewerkt voor € 8 mln. zonder dat er van Nederlandse zijde een duidelijke bevestiging is dat de intercityverbinding binnen de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet überhaupt gaat rijden?
Mij is bekend dat momenteel gewerkt wordt aan een tweetal nieuwe wisselverbindingen nabij Herzogenrath. Voor zover mijn informatie strekt voorzien die verbindingen in de behoefte die voortvloeit uit de keuzes voor de toekomstige lijnvoering van de Duitse regionale treinen en is er geen direct verband met de IC verbinding Nederland – Aken.
Deelt u de mening dat hiermee van Duitse zijde aan alle randvoorwaarden, zoals door u gesteld in uw brieven van 18 november 2011 (beleidsvoornemen inzake de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet vanaf 2015)1 en 25 november 2011 (uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT, najaar 2011)2 is voldaan? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deel ik niet. Samen met provincie Limburg, Parkstad Limburg, NVR/AVV, ProRail, DB Netz en NS wordt constructief overlegd over de toekomstige verbinding naar Aken. ProRail en DB Netz werken momenteel samen een variantenstudie uit om vast te stellen of en zo ja welke infrastructuur maatregelen aan Nederlandse en Duitse zijde nodig zijn. Op verzoek van de regio wordt deze vraag beantwoord voor meerdere varianten voor het toekomstige grensoverschrijdende treinproduct. Eerst wordt per variant gekeken naar de infrastructurele consequenties en hoe de dienstregeling van elke variant er exact uitziet. Vervolgstap zal zijn dat op basis van die uitkomsten per variant de exploitatieve consequenties (benodigd materieel, opbrengsten en kosten) in beeld worden gebracht.
Daarnaast wordt nu ook gesproken over de wijze waarop de exploitatie organisatorisch vorm wordt gegeven. Uitgangspunt hierbij is dat NS de treindienst samen met een Duitse vervoerder exploiteert en dat het eventuele exploitatietekort in Duitsland gedurende de looptijd van de concessie wordt afgedekt door de Duitse vervoersautoriteit.
Pas als het bovenstaande proces zorgvuldig is doorlopen en de definitieve keus uit de varianten is gemaakt en partijen zich daaraan (ook wat betreft financiële consequenties) hebben verbonden, kan gestart worden met de realisatie.
Waarom is nog steeds niet besloten welke infrastructurele maatregelen aan Nederlandse zijde tussen Heerlen en de grens zullen worden uitgevoerd en wanneer deze afgerond zullen zijn? Bent u bereid, teneinde het proces niet langer te vertragen, om vóór het algemeen overleg MIRT d.d. 28 juni 2012 het plan van aanpak voor de uitbouw aan Nederlandse zijde aan de Kamer voor te leggen?
Zie antwoord 3. Er is nog geen eenduidig en gedragen beeld over het toekomstig treinproduct. Het resultaat van de variantenstudie is invoer bij de besluitvorming en onderhandeling over de voorkeursvariant. Zodra het proces is doorlopen is duidelijke welke aanpassingen in Nederland en Duitsland noodzakelijk zijn en welke financiële dekking hiervoor benodigd is. Ik verwacht in juli 2012, op basis van het Plan van Aanpak van Prorail en DB Netz, zicht te hebben op de planning.
Kunt u uitleggen op welke manier u de regierol in de onderhandelingen over de grensoverschrijdende intercityverbindingen, waarvoor een «zware inspanningsverplichting» zal gelden, invult in het algemeen, en specifiek voor Heerlen-Aachen?
Ik wil dat alle betrokken partijen geprikkeld blijven om zich in te zetten voor het realiseren of verbeteren van deze grensoverschrijdende verbindingen. Daarom heb ik gekozen voor een zware inspanningsverplichting voor NS. De zware inspanningsverplichting geldt voor enkele HSL-stations net over de grens (Aken, Luik, Düsseldorf en Antwerpen). De NS zal op transparante en constructieve wijze overleggen over de gewenste invulling van de grensoverschrijdende verbinding met de betrokken regio’s, zoekt overeenstemming met het buitenland over samenwerking met de buitenlandse vervoerder en verdeling van de kosten en opbrengsten. NS is hierbij wel afhankelijk van de medewerking die zij vanuit het buitenland (van regionale overheden en van vervoerder) krijgt. Ik en mijn ambtenaren zullen waar nodig proactief contact zoeken met relevante overheden, vervoerders en infrabeheerders in binnen en buitenland.
Daarnaast is van belang dat de infrastructuur toereikend is zodat er een goede verbinding kan worden geboden. Daar waar de buitenlandse infra niet op orde is zal ik contact opnemen met mijn buitenlandse collega om het belang van aanpassing te onderstrepen. Daar waar de spoorinfrastructuur op Nederlands grondgebied niet op orde is zal ik ProRail opdracht geven te onderzoeken wat er moet gebeuren.
Specifiek voor de verbinding naar Aken geldt dat er mogelijk een concurrerende verbinding van Heerlen naar Aken via het bedrijventerrein Avantis aangelegd wordt. Bij de beoordeling of de infrastructurele aanpassingen tussen Heerlen en Herzogenrath kosteneffectief zijn zal ook de aanleg van de aanpalende spoorlijn worden beschouwd.
Welke rol moet NS volgens u in de genoemde onderhandelingen hebben – een volgende of een bepalende? Welke rol ziet NS zelf voor zich in dit proces? Komt dit overeen met wat u voor ogen heeft om tot een aantrekkelijk en toekomstvast nieuw product te komen?
Zowel IenM als NS zien het als een gezamenlijk project van de betrokken partijen. Afhankelijk van het onderwerp is NS soms een meer volgende partij (bijvoorbeeld bij het bepalen van de benodigde infrastructuur) of een meer bepalende partij (bijvoorbeeld bij het doorrekenen van de exploitatieve consequenties per variant).
Wat verstaat u onder een goede invulling van de «zware inspanningsverplichting» op de grensoverschrijdende intercityverbindingen en wat verstaat NS daaronder?
Zie antwoord 5. NS ziet dit ook als de invulling van het begrip zware inspanningsverplichting en handelt hiernaar in het beschreven proces.
Kunt u toelichten, welke concrete voorstellen er vanuit NS in genoemde onderhandelingen zijn gedaan, om de «zware inspanningsverplichting» op de diverse grensoverschrijdende trajecten vorm te geven en specifiek voor Heerlen-Aachen? Zo nee, waarom niet?
Zoals beschreven bij antwoord 3 loopt het proces nog en ook de komende tijd zal NS hier concreet aan bijdragen. Tot nu toe heeft NS o.a. concreet meegewerkt aan het vaststellen van de te onderzoeken treindiensten, de wijze waarop deze onderzocht worden, en voorstellen gedaan voor de samenwerking met een Duitse partner.
Delen u en NS de mening dat het exploiteren van een grensoverschrijdende intercitydienst door NS als onderdeel van de hoofdrailnetconcessie in opdracht van de verantwoordelijke vervoersautoriteit(en) zonder wettelijke of juridische belemmeringen mogelijk is en ook veruit de eenvoudigste en meest efficiënte optie is? Is dit ook uw inzet en die van NS? Zo nee, waarom niet?
Het uitwerken van de wijze waarop de exploitatie organisatorisch vorm krijgt, is onderdeel van het in antwoord 3 geschetste proces. Hierbij zal ook naar de wettelijke en juridische randvoorwaarden gekeken worden. Pas na deze uitwerking kan een uitspraak worden gedaan wat de meest wenselijke vorm is. Uitgangspunt voor mij en NS is dat de exploitatie zal plaatsvinden met een Duitse vervoerder op Duits grondgebied en met een Belgische vervoerder op Belgisch grondgebied.
Bent u bereid het ertoe te leiden dat NS als beoogd concessiehouder de volledige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de intercityverbinding Eindhoven – Heerlen – Aachen op zich zal nemen?
Nee, zie ook mijn voorgaande antwoorden. Ik wil dat alle betrokken partijen geprikkeld blijven om zich in te zetten voor het realiseren of verbeteren van deze grensoverschrijdende verbindingen. Daarom heb ik gekozen voor een zware inspanningsverplichting voor NS en niet voor een resultaatsverplichting. Bij een resultaatsverplichting zou ik de onderhandelpositie van NS richting buitenlandse partijen ondermijnen wat ten koste gaat van de maakbaarheid.
Bent u, nu aan alle voorwaarden is voldaan, bereid om in ieder geval de intercityverbinding Eindhoven – Heerlen – Aachen als duidelijk geformuleerde resultaatsverplichting op te nemen in de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet?
Nee, zie antwoord 10
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het notaoverleg over de concessie voor het hoofdrailnet op 2 juli 2012?
Ja.
De mogelijke terroristische plannen van Sharia4Holland |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Sharia4Holland bedreigd door hackers»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de in dit artikel genoemde claim van de computerkrakers dat leden van Sharia4Holland onder andere in het Arabisch communiceren over terroristische activiteiten en mogelijke plannen en financieringen vanuit het buitenland?
Ja.
Berust deze claim op de waarheid? Zo ja, over welke specifieke terroristische activiteiten, mogelijke plannen en buitenlandse financieringen wordt er gesproken?
Ik beschik niet over aanwijzingen dat de claim op waarheid berust. Overigens is op dezelfde website waar de claim verscheen later een bericht geplaatst waar wordt gesteld dat Anonymous Nederland ontkent iets te maken te hebben met de claim.
Welke maatregelen bent u van plan te treffen om de dreiging die uitgaat van Sharia4Holland weg te nemen?
Het kabinet hanteert een veelzijdige aanpak van de dreiging van radicalisering naar gewelddadig extremisme en terrorisme. Deze aanpak is in samenhang beschreven in de Nationale Contraterrorisme Strategie 2011–20152.
De dreiging van Shariah4Holland komt voort uit het polariserend en radicaliserend effect dat uitgaat van provocatieve acties en dubbelzinnige uitingen over het gebruik van geweld.
Er is een risico dat aanhangers uit de vaste kern of sympathisanten van Shariah4Holland de grens naar geweld oversteken. De relevante diensten en organisaties die bijdragen aan de brede benadering van terrorismebestrijding zijn alert op ontwikkelingen rond Shariah4Holland. Indien daartoe aanleiding is zal worden ingegrepen.
Een zeer lage straf voor ernstige dierenmishandeling |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «115 vogels sterven hongerdood»?1
Ja.
Is het waar dat genoemde problemen zich al in 2010 hebben voorgedaan? Zo ja, waarom is niet eerder ruchtbaarheid gegeven aan deze schrijnende zaak?
Het is niet aan mij om te communiceren over individuele strafzaken. Rechtspraak is in beginsel openbaar, daarnaast kan de rechter besluiten tot publicatie van een individuele zaak als straf.
Hebben naar uw mening de toezichthoudende instanties gefaald in deze kwestie? Zo ja, welke instanties hadden eerder in moeten grijpen om ernstig leed te voorkomen en waarom hebben ze dat nagelaten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het bedrijf is meerdere malen gecontroleerd door de toenmalige AID. Daarbij zijn nooit welzijnsproblemen vastgesteld.
Is het waar dat het bedrijf Falconiformes inmiddels failliet is en geen activiteiten meer ontplooit? Zo ja, waarom is de website van het bedrijf nog steeds actief en wat kunt u zeggen van de huidige status van verleende vergunningen aan het bedrijf en/of de eigenaren? Zo nee, welke activiteiten ontplooit het bedrijf nog en met welke vergunning?
Ik heb begrepen dat het bedrijf sinds 15 mei 2012 failliet is en dat op dit moment wordt gewerkt aan de afwikkeling van het faillissement. Uit onderzoek van de NVWA is niet gebleken dat na 15 mei op het bedrijf nog vogels van Falconiformes aanwezig waren. Uit oogpunt van welzijn, diergezondheid of soortenbescherming is geen vergunning nodig voor de handel in vogels.
Is het waar dat de stagiair die 115 roofvogels de hongerdood liet sterven slechts een taakstraf heeft gekregen en dat zijn verzoek gehonoreerd is om niet psychisch/psychiatrisch te worden onderzocht met het oog op toekomstige jachtpraktijken en/of vuurwapenvergunningen? Zo ja, heeft de rechter dit verzoek gehonoreerd en waarom? Zo nee, wat kan dan de bron van betreffende berichten zijn en is de verdachte wel psychisch onderzocht?
De stagiair is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een vervangende hechtenis van 90 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, indien de taakstraf niet wordt verricht. Omwille van de privacy van betrokkene kan ik geen antwoord geven op de vraag over een eventueel verzoek van betrokkene om niet psychisch of psychiatrisch onderzocht te worden.
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) voornemens is in beroep te gaan tegen de zeer lage straf? Zo ja, zal het OM zich ook inzetten om de verdachte een verbod op het houden van roofvogels en het verkrijgen van een jachtvergunning op te leggen? Zo nee, waarom niet?
De door de rechter opgelegde straf is in overeenstemming met de eis van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie ziet daarom geen reden om tegen de uitspraak in beroep te gaan. De strafeis is tot stand gekomen conform de hiervoor opgestelde richtlijnen.
Kunt u uitleggen welk redelijk doel het op grote schaal fokken en verhandelen van roofvogels dient? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom is de vergunning daartoe dan toch afgegeven?
De overheid stelt randvoorwaarden aan het houden, fokken en handelen in dieren teneinde welzijn, gezondheid en soortenbescherming te borgen. Indien dieren met inachtneming van deze regels worden gehouden, gefokt of verhandeld dan wordt van overheidswege niet getoetst of het handelen in deze dieren een «redelijk doel» dient.
Zijn de opdrachtgevers van de bewuste stagiair ook geverbaliseerd en vervolgd? Zo ja, welke straffen zijn er opgelegd en acht u die toereikend om geen beroep aan te tekenen? Zo nee, waarom niet?
In het strafrechtelijk onderzoek is ook de eigenaar van de vogelfokkerij als verdachte gehoord. Deze eigenaar kon geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt wat betreft de verwaarlozing van de vogels. Daarom is alleen de verzorger vervolgd.
Deelt u de mening dat in zaken als deze aan verdachten niet meer zou mogen worden toegestaan de zorg voor dieren op zich te nemen of wapenvergunningen te verkrijgen? Zo ja, op welke wijze en termijn wilt u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De Flora- en faunawet biedt de mogelijkheid om een aanvraag voor een jachtakte te weigeren aan personen die in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag zijn veroordeeld voor het overtreden van de Flora- en faunawet of de welzijnsnormen van de Gezondheids- en welzijnswet dieren. Een korpschef kan een aanvraag om een jachtakte eveneens weigeren als er grond is om aan te nemen dat de aanvrager misbruik zal maken van zijn bevoegdheden of hij nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht. Ik vind dat de wet daarmee voldoende mogelijkheden biedt om hierover een zorgvuldige afweging te maken.
Kunt u aangeven wat er met de resterende vogels is gebeurd na het faillissement van het bedrijf? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 zijn na het faillissement geen dieren meer aangetroffen bij Falconiformes.
Kunt u aangeven hoeveel bedrijven en particulieren in Nederland een vergunning hebben voor het fokken met roofvogels en welke omvang de handel in roofvogels heeft in en vanuit Nederland? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet?
Er worden geen vergunningen verstrekt voor het fokken met roofvogels. Wel worden in sommige gevallen ontheffingen en EG-certificaten verleend voor het bezit respectievelijk de handel van bepaalde roofvogels.
Roofvogels en uilen kunnen zowel op bijlage A als B van de CITES-basisverordening (verordening (EG) nr. 338/97) staan. Dit betekent dat niet voor elke handelstransactie een certificaat noodzakelijk is. Daarnaast kunnen certificaten worden verstrekt die voor meerdere handelstransacties geldig zijn. Ook kunnen andere lidstaten dergelijke certificaten afgeven. Hierdoor kan ik de gevraagde aantallen niet geven.
Ik verwijs in dit verband naar de antwoorden op eerdere Kamervragen over het houden van roofvogels en uilen als huisdieren (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 258).
De overwegingen van de GGD bij het keuren van uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Tofik Dibi (GL), Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Leers |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat de GGD bij het keuren van uitgeprocedeerde asielzoekers zich mogelijk laat leiden door niet-medische overwegingen?1
Ja.
Deelt u de mening dat artsen te allen tijde objectief een diagnose moeten kunnen stellen, zonder daarbij beïnvloed te worden door gemeentelijk of regeringsbeleid en de eventuele mogelijkheden voor opvang?
Ja, altijd en zonder voorbehoud.
Deelt u de zorgen over de voorbeelden van verwaarloosde zorgvragen, waardoor mensen met bijvoorbeeld kaakabcessen door blijven lopen, terwijl medische behandeling noodzakelijk is? Bent u bereid het uitsluiten van tandartszorg van het waarborgfonds voor zorg aan mensen zonder rechtmatig verblijf te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik al eerder in mijn brief van 8 december 2011 naar aanleiding van de evaluatie van de regeling financiering zorg illegalen heb aangegeven, is er voor gekozen om het wettelijke aansprakenpakket (basispakket) onder de bijdrageregeling te brengen. Dit betekent dat chirurgisch tandheelkundige hulp van specialistische aard onder de bijdrageregeling valt. Ik merk op dat het vergoedingensysteem van art. 122a als uitgangspunt hanteert, dat betrokkenen de kosten van de zorg in beginsel zelf betalen. Ik zie geen reden om voor de zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen een ander beleid te voeren dan voor verzekerden.
Bent u bereid bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek te laten instellen naar de in het artikel genoemde zaken, en naar de onafhankelijkheid van GGD-artsen in het algemeen?
In 2012 schenkt de IGZ specifiek aandacht aan verantwoorde (keten)zorg voor kwetsbare groepen. Het toezicht van de IGZ richt zich daarbij op groepen in de bevolking die vanwege hun geringe sociale redzaamheid extra kwetsbaar zijn voor gezondheidsrisico’s. Deze groepen hebben over het algemeen een slechtere gezondheid dan de rest van de bevolking. De IGZ onderzoekt daarbij ook complexe problemen op verschillende leefgebieden, waarbij vaak meerdere hulpverleners en instanties zoals het Bureau Medische Advisering (BMA) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betrokken zijn. Dit met betrekking tot hun rol ten aanzien van medische advisering. Ik geef de voorkeur aan een dergelijke brede insteek boven een insteek die slechts toeziet op de rol van één doelgroep en/of actor.
De berichten “De Jager moet miljard bijlenen voor steun aan Griekenland” en “Merkel pleit voor nieuwe politieke unie in Europa” |
|
Teun van Dijck (PVV), Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «De Jager moet miljard bijlenen voor steun aan Griekenland»1 en «Merkel pleit voor nieuwe politieke unie in Europa»2?
Ja.
Is de zomerzotheid nu al weer ingeslagen in Den Haag en Berlijn?
Nee.
Deelt u de mening dat, waar de Kunduz-coalitie de burger met miljarden aan lastenverzwaringen pakt, zoals het voornemen de onbelaste reiskostenvergoeding te schrappen, het ongepast en abject is dat Nederland, voor steun aan het corrupte Griekenland, een miljard euro extra zou moeten bijlenen? Zo ja, bent u bereid de Grieken geen cent meer te geven en geen cent hiervoor bij te lenen? Zo neen, waarom niet?
Het Nederlandse Agentschap heeft op woensdag 6 juni jl. gecommuniceerd dat op basis van de begrotingscijfers uit de Voorjaarsnota het verwachte kastekort voor 2012 met 8,4 miljard euro is toegenomen. Voor een toelichting hierop verwijs ik u naar de Voorjaarsnota (Kamerstukken 2011–2011, 33 280 nr.1).
Het nieuwe leningenprogramma voor Griekenland wordt verstrekt door het EFSF (zie Kamerbrief nieuw leningenprogramma Griekenland BFB2012–7398M). Nederland hoeft voor deze leningen niet te lenen op de financiële markten. Het verwachte kastekort waar in de berichtgeving in het NRC en de Elsevier naar wordt verwezen wordt niet veroorzaakt door het leningenprogramma aan Griekenland.
Deelt u de mening dat het pleidooi van de Duitse bondskanselier om lidstaten van de EU nog meer bevoegdheden te laten overdragen aan Brussel, linea recta de prullenbak in kan? Zo ja, bent u bereid dit per ommegaande aan bondskanselier Merkel te laten weten? Zo neen, waarom niet?
Het pleidooi van de Duitse Bondskanselier richt zich op de Europese samenwerking op termijn. In dit verband wijs ik erop dat de voorzitter van de Europese Raad dhr. Van Rompuy onder eigen verantwoordelijkheid een rapport zal opstellen over de versterking op termijn van de economische pijler van de eurozone. Zoals ik u heb toegezegd in het debat op 5 juni jl. zal het kabinet met een reactie op dit rapport komen zodra dit is verschenen.
Het kabinet is van mening dat bij de bestrijding van de Europese schuldencrisis de nadruk moet liggen op het aanpakken van de acute problemen. Daartoe moeten overheidsbegrotingen op orde worden gebracht, structurele hervormingen doorgevoerd, banken worden geherkapitaliseerd en moet het groeivermogen van Europa worden versterkt door onder meer het verdiepen van de interne markt en de externe handel. Op de langere termijn ziet het kabinet reden om het Europese toezicht op de financiële sector te versterken en de begrotingsdiscipline verder aan te scherpen.
Het standpunt van Nederland is bij andere Europese landen bekend.
Wilt u deze vragen voor aanstaande dinsdag 12 juni, 12.00 uur beantwoorden?
Ja.
Sancties voor een jager in overtreding |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «RvS: Jager de Lutte zat helemaal fout»?1
Ja.
Is het waar dat de overtredingen in november 2009 zijn vastgesteld en dat nog altijd geen strafvervolging is ingesteld? Zo ja, hoe is het mogelijk dat een dergelijke wetsovertreding zolang niet vervolgd blijft? Is de zaak geseponeerd? Zo nee, wanneer is dan strafvervolging ingesteld en met welk resultaat?
Naar aanleiding van de overtredingen is een opsporingsonderzoek ingesteld. Op basis daarvan zijn drie verdachten gedagvaard om voor de economische politierechter te verschijnen. Twee personen worden verdacht van overtreding van artikel 9 van de Flora- en faunawet. Op grond van dat artikel is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Een derde medeverdachte wordt valsheid in geschrift verweten. Op 5 juli 2012 heeft de economische politierechter de zaak naar een meervoudige kamer verwezen. Naar verwachting zal de zaak over enkele maanden ter zitting worden afgedaan.
Kunt u inzicht geven in het aantal zaken rondom dierenwelzijn in het algemeen en jacht in het bijzonder die door het Openbaar Ministerie zijn geseponeerd in de afgelopen 5 jaar? Zo ja, kunt u deze naar de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
De gevraagde gegevens worden door het Openbaar Ministerie niet in een gecentraliseerd systeem bijgehouden. Het zou een onevenredige inspanning vergen om deze cijfers te verzamelen.
Kunt u aangeven of er alsnog vervolging wordt ingesteld tegen de bewuste jagers? Zo ja, wanneer en met welke tenlastelegging? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of beide jagers lid waren van een belangenorganisatie voor jagers en of ze geroyeerd zijn op basis van hun wetsovertreding? Zo ja, welke verenigingen en wanneer zijn beide heren geschorst of geroyeerd? Zo nee, deelt u de mening dat verenigingen die stelselmatig wetsovertreding van hun leden tolereren, aan nader onderzoek zouden moeten worden onderworpen?
De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) heeft mij desgevraagd laten weten dat beide jagers lid waren van deze vereniging, zoals overigens de meeste jagers in Nederland. In de loop van 2011 hebben beide jagers hun lidmaatschap opgezegd, zodat er voor de KNJV geen aanleiding meer bestaat om ten aanzien van hen maatregelen te nemen. De KNJV heeft mij voorts geïnformeerd over zijn beleid ten aanzien van leden die bij incidenten betrokken raken. Het royeren van leden is daarbij een mogelijkheid. Deze casus geeft dan ook geen steun aan de gedachte dat er sprake is van verenigingen die stelselmatig wetsovertredingen van hun leden tolereren.
Kunt u aangeven of beide heren veroordeeld zijn tot het onvoorwaardelijk inleveren van hun wapens en jachtakte? Zo ja, voor welke termijn mogen ze geen jachtakte en/of wapenvergunning krijgen en zijn ze hun geweren definitief kwijt? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheid tot het verlenen en intrekken van jachtakten en wapenverloven is, als bestuursrechtelijke taak, opgedragen aan de korpschef. De Korpschef Twente heeft de aktes van beide jagers ingetrokken. Een van de jagers is tegen dit besluit in beroep gegaan. Per uitspraak van 6 juni 2012 (LJN BW7635) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van de korpschef van 9 november 2009 tot intrekking van de jachtakte bekrachtigd. Als gevolg van een veroordeling kan de korpschef het verlenen van een jachtakte voor meerdere jaren weigeren. Dit kan 2, 4 of 8 jaar zijn. De keuze voor de termijn is mede afhankelijk van de beslissing van de meervoudige kamer (zie het antwoord op vragen 2 en 4).
Kunt u inzage geven in hoe vaak afgelopen 3 jaar aanleiding is gezien jachtaktes in te nemen en jachtvuurwapens in beslag te nemen? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet?
Uit informatie die mij door vtsPN is verstrekt blijkt dat in de periode van 1 juli 2009 tot 1 juli 2012 er in totaal 217 jachtaktes zijn ingetrokken. In dezelfde periode zijn op de ingetrokken aktes in totaal 14 wapens in beslag genomen. Een wapen wordt in beslag genomen als met dat wapen een strafbaar feit is gepleegd. Eventuele overige wapens van de betreffende vergunninghouder, waarmee geen strafbaar feit is gepleegd, worden niet in beslag maar in bewaring genomen.
Het onvoldoende versleuteld opslaan van wachtwoorden |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Wachtwoorden miljoenen LinkedIn-gebruikers op straat ?1
Ja.
Hoe beoordeelt u een dergelijke inbraak? Hoe ver reikt in uw ogen de verantwoordelijkheid van LinkedIn voor het veilig opslaan van wachtwoorden en het versleutelen daarvan?
LinkedIn is primair zelf verantwoordelijk voor de beveiliging van haar dienstverlening. In de privacyverklaring op haar website geeft LinkedIn aan de ontvangen gegevens «in overeenstemming met industriële normen en technologie» te beveiligen, zonder verder te specificeren welke normen dit zijn.
Mede gezien de vraagstelling over de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven, verwacht ik dat mijn opvolger in het volgende kabinet nader op deze problematiek zal ingaan als onderdeel van de uitvoering van de motie Gesthuizen/Verhoeven. In deze motie is verzocht om een visie op de privacy, veiligheid en bescherming van burgers op internet2.
Bent u, gezien de dominante positie die LinkedIn heeft in haar sociale media niche zonder enige concurrentie en daarmee dus zonder enig alternatief voor de gebruiker, bereid LinkedIn aan te spreken op deze inbraak en afspraken met LinkedIn te maken over het veilig opslaan van de wachtwoorden van in ieder geval de Nederlandse gebruikers?
Wat de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid betreft in verband met beveiligingslekken, verwijs ik naar de brief die ondergetekende en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 13 juni 2012 over deze affaire aan de voorzitter van de Tweede Kamer hebben gezonden. In deze brief wordt aangegeven dat, indien zich een beveiligingslek bij een bedrijf voordoet, deze zelf verantwoordelijk is voor de te verstrekken voorlichting en herstelactiviteiten. Dat geldt ook voor de daarmee gemoeide kosten. De overheid zal die verantwoordelijkheid niet overnemen.
In dit specifieke geval is, door de media-aandacht en het onderzoek dat de Amerikaanse overheid heeft gestart naar deze kwestie, LinkedIn afdoende gewezen op haar verantwoordelijkheden en heeft zij aangekondigd maatregelen te treffen. Een onderhoud met het bedrijf biedt in deze geen toegevoegde waarde meer.
Overigens draagt de overheid in algemene zin bij aan het vergroten van het bewustzijn bij zowel burgers als bedrijven van het veilige gebruik van internet via onder meer voorlichtingscampagnes. Via ECP, een publiek-privaat platform voor de informatiesamenleving, worden al enige jaren activiteiten ontplooid die ook ingaan op het veilig gebruik van wachtwoorden. Dit programma wordt door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gefinancierd. Zo is in 2010 de campagne «Wissel je wachtwoord» gevoerd. Mede naar aanleiding van deze gebeurtenis zal een al in voorbereiding zijnde voorlichtingscampagne worden geactualiseerd. Gestart wordt met het ontwikkelen van een herhaling van de wachtwoordencampagne uit 2010. Verder zullen ECP en het Nationaal Cyber Security Centrum dit jaar de campagne «Secure November» uitvoeren, dat zich richt op het vergroten van de awareness in het veilig gebruik van internet.
GOVCERT.NL, nu onderdeel van het NCSC, heeft in 2011 factsheets uitgegeven met een overzicht van de risico’s verbonden aan deelname aan sociale netwerken, de maatregelen die gebruikers kunnen treffen, wat de gevolgen kunnen zijn en het handelingsperspectief is wanneer persoonlijke gegevens (zoals gebruikersnaam en wachtwoord) onderdeel zijn van een datalek en op internet gepubliceerd worden.
Zijn er wettelijke regels voor het veilig opslaan van wachtwoorden? Is het anders mogelijk om met enkele grote partijen een overleg te voeren hoe dit soort situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Er zijn in Nederland geen wettelijke regels die specifiek over het opslaan en beveiligen van wachtwoorden gaan. Maar er is wel wettelijk de verplichting om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of vormen van misbruik. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geeft aan:
«De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens met zich meebrengen». Omdat LinkedIn een in Amerika gevestigd bedrijf is, daar zijn feitelijke werkzaamheden verricht en daar ook gegevens van gebruikers verwerkt, is het aannemelijk dat deze bepaling in dit specifieke geval niet van toepassing is.
Een vergelijkbare verplichting geldt voor aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken als gevolg van artikel 11.2 in samenhang met 11.3 Telecommunicatiewet. Overigens is LinkedIn niet aan te merken als een in deze artikelen bedoelde aanbieder.
Om deze redenen is deze kwestie voldoende aanleiding om in de eerder genoemde uitvoering van de motie Gesthuizen/Verhoeven hier op terug te komen.
Tenslotte kan ik melden dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wetgeving in voorbereiding heeft voor een meldplicht voor datalekken. Dat wetsvoorstel zal nog voor het zomerreces aan de ministerraad worden aangeboden, en zal uw Kamer na dat reces bereiken.
Eerherstel voor drie mariniers |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de zaak van drie mariniers die in april 1948 tot lange gevangenisstraffen zijn veroordeeld omdat zij op 11 augustus 1947 weigerden een kampong in Pakisadji (Oost-Java) in brand te steken?
Ja.
Deelt u de mening dat inmiddels voldoende duidelijk is dat het platbranden van die kampong vanuit militaire optiek geen proportionele maatregel was, maar toch vooral een represaillemaatregel? Zo ja, deelt u de mening dat het weigeren van een dienstbevel indien uitvoering van dat dienstbevel een flagrante schending van het (humanitaire) oorlogsrecht zou opleveren, niet alleen een juridische plicht is, maar zelfs een te prijzen opstelling is voor (Nederlandse) militairen? Zo ja, bent u bereid alles in het werk te stellen om voor de drie veroordeelde mariniers, die weliswaar na enige tijd gratie kregen, maar nog steeds geen eerherstel hebben gehad, volledig eerherstel te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Begin 1948 zijn drie mariniers door de Zeekrijgsraad te Soerabaja en in hoger beroep door het Hoog Militair Gerechtshof in het toenmalige Nederlands-Indië veroordeeld wegens het weigeren van een dienstbevel. In beide gevallen hebben de rechters geoordeeld dat het platbranden van de kampong vanuit militair oogpunt noodzakelijk was en dat er geen sprake was van een represaillemaatregel. Met de brief van 2 juni 1949 (Handelingen TK 1948–1949, Aanhangsel nr. 121) heeft de toenmalige minister-president de Kamer gemeld dat deze zienswijze werd gedeeld door onder anderen de Legercommandant. Er zijn mij geen feiten of omstandigheden bekend die aanleiding geven de beoordeling van destijds te wijzigen.
Op 22 maart 1949 is de drie mariniers gratie verleend en is hun de resterende gevangenisstraf en de bijkomende straf, te weten het verbod te dienen bij de gewapende macht, kwijtgescholden. Voorts is uit documenten gebleken dat ten minste bij een van de betrokken mariniers na de gratieverlening ook het ontslag bij de Koninklijke marine ongedaan is gemaakt. Verder is de desbetreffende marinier gedecoreerd met het Mobilisatiekruis en het Ereteken voor Orde en Vrede. Uit archiefonderzoek is gebleken dat de overige twee mariniers deze laatste onderscheiding niet hebben aangevraagd.
Bent u bereid, zonodig na nader historisch onderzoek, het incident bij Pakisadji, zowel de wijze waarop de bevelen werden uitgedeeld, de wijze waarop de drie mariniers weigerden deze bevelen uit te voeren en de wijze waarop de militaire justitie hiermee is omgegaan, in relevante militaire opleidingen als voorbeeld op te voeren van integer en gewetensvol handelen van individuele militairen? Zo nee, waarom niet?
Ethiek en leidinggeven zijn belangrijke onderdelen van de opleiding en vorming van officieren en onderofficieren. Bij deze lessen worden morele dilemma’s van militairen uit het verleden betrokken. Het betreft hierbij onder meer voorbeelden uit de Tweede Wereldoorlog en tijdens het optreden in Nederlands-Indië vanaf 1945, maar ook tijdens recente operaties in Afghanistan.
Deelt u de mening dat de drie mariniers niet alleen eerherstel verdienen, maar ook als voorbeeld kunnen worden gesteld voor datgene wat wij van onze militairen verwachten en waar wij fier op kunnen zijn? Zo ja, hoe wilt u hieraan concreet inhoud geven, bijvoorbeeld tegenover de drie mariniers of hun nabestaanden? Zo nee, waarom niet?
Militairen kunnen bij het uitvoeren van gevechtsacties voor morele dilemma’s worden gesteld waarbij zij vaak zwaarwegende keuzes moeten maken. De desbetreffende mariniers hebben een keuze gemaakt die in het licht van deze tijd anders zou kunnen worden beoordeeld als destijds. Ik acht het echter niet zorgvuldig de toetsing van het gedrag van deze mariniers te herbeoordelen aan de hand van de hedendaagse normen en met de wetenschap van nu.
Het bericht “Advocaat opgepakt om miljoenenfraude” |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de met de derdengelden frauderende advocaat?1
Ja.
Op welke wijze is door politie, het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Orde van Advocaten omgegaan met deze zaak? Kunt u bij de beantwoording ook de chronologische volgorde van de kwestie en de samenwerking tussen de diverse organisaties betrekken?
Het gaat hier om een lopende strafzaak die nog in onderzoek is en die nog niet aan de strafrechter is voorgelegd. Om die reden zal ik mij onthouden van het geven van inhoudelijke achtergronden. Wel kan ik melden dat de samenwerking tussen de Haagse Deken van de Orde van Advocaten, het Openbaar Ministerie en de politie voortvarend is verlopen. Nadat de Deken eerst een eigen onderzoek had ingesteld naar aanleiding van een melding van mogelijke strafbare feiten, heeft hij op 24 mei 2012 de zaak voorgelegd aan het Openbaar Ministerie. Onmiddellijk hierna is een onderzoek gestart. Op 4 juni 2012 is besloten tot een doorzoeking van het advocatenkantoor en de woning. Bij beide doorzoekingen was een vertegenwoordiger van de Orde van Advocaten aanwezig. Op diezelfde dag is de advocate aangehouden nadat zij zich uit eigen beweging bij de politie in haar woonplaats had gemeld.
Is er naar uw mening voldoende wet- en regelgeving om misstanden in de advocatuur te bestrijden door zowel proactief als repressief optreden?
De huidige regelgeving over het toezicht op advocaten acht ik onvoldoende om tot een effectief, onafhankelijk en uniform toezicht te komen, dat ook proactief van aard is. Het huidige toezicht kenmerkt zich door een overwegend repressief karakter. Dit komt doordat dekens voornamelijk in actie komen naar aanleiding van een ingediende klacht. Het toezicht moet effectiever, onafhankelijker en meer uniform worden. Ik ben daarom voornemens het toezicht op advocaten ingrijpend te herzien. Daartoe zal ik uw Kamer deze maand een nota van wijziging sturen bij het wetsvoorstel tot herziening van de Advocatenwet in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde.
De verkoop van goederen via een webwinkel gevestigd op een perceel met de bestemming “bedrijfslocatie” |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch over de verkoop van goederen via een webwinkel gevestigd op een perceel met de bestemming «bedrijfslocatie»?1
Ja.
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State over de verkoop en uitstalling van fietsen op een perceel met de bestemming «bebouwing voor agrarische doeleinden»?2
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de online consumentenbestedingen in 2011 zijn gestegen tot € 9 miljard3, ten opzichte van € 8,2 miljard in 20104 en € 6,4 miljard in 20095? Hoe beoordeelt u de waarde van webwinkels en online winkelen voor de Nederlandse economie, in deze tijden van laag consumentenvertrouwen en financiële neergang?
Ik heb kennis van berichten over de toegenomen verkoop via webwinkels.
Gezien het feit dat consumenten in 2011 voor € 9 miljard online aankopen deden, terwijl de totale detailhandel voor € 106 miljard aan omzet behaalde, is het belang van webwinkels nog beperkt te noemen (bron: CBS). De afgelopen jaren groeide de omzet van webwinkels daarentegen beduidend sneller dan de omzet van de detailhandel. Zo groeide de omzet van de totale detailhandel in 2011 met 1%, terwijl online consumentenbestedingen met 10% toenamen.
Deelt u de mening dat webwinkels en traditionele winkeldetailhandel doorgaans een duidelijk verschillend karakter en een verschillende ruimtelijke impact hebben, zeker als het gaat om webwinkels die niet of nauwelijks ruimtelijke uitstraling hebben? Zo ja, vindt u dat met deze online detaillisten anders zouden moeten worden omgegaan dan met de fysieke detailhandelaren?
Aan de orde is de vraag op welke locaties webwinkels zich wel of niet mogen vestigen en of de ruimtelijke regelgeving wel of niet up-to-date is.
Van rijkswege is er ten aanzien van vestiging van webwinkels geen specifieke regelgeving. Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.2., tweede lid) zegt alleen: «Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel en horeca».
Het Besluit ruimtelijke ordening doet geen uitspraken of webwinkels nu wel of niet tot detailhandel gerekend moeten worden. Ik zie echter geen noodzaak daarover nieuwe wetgeving voor speciaal één categorie winkels in het leven te roepen.
Invulling van een bestemmingsplan met de daarbij behorende locaties en regelgeving voor webwinkels is dus een zaak van gemeenten, want alleen zij zijn in staat lokaal maatwerk te leveren. De ruimtelijke wetgeving geeft de gemeenten speelruimte om bestemmingsplannen up-to-date te houden met de nieuwste economische en technische ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld webwinkels. En in het geval van detailhandel en horeca zijn alleen gemeenten goed in staat om te bepalen of een bepaalde soort detailhandel of horeca zich al dan niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening. Grensstellend is alleen dat de desbetreffende bepalingen niet gericht mogen zijn op het beperken van concurrentie, want dan ontstaat er strijdigheid met Europese regelgeving.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingen is de digitale vertaling van de bestemmingsplannen en heeft dus een volgend karakter. Als bestemmingsplannen nieuwe categorieën activiteiten gaan bevatten, zal ook de standaard een wijziging moeten ondergaan.
Gelet op het bovenstaande is het locatiebeleid voor webwinkels geen zaak die tot het takenpakket van de rijksoverheid behoort. Het desbetreffende locatiebeleid berust bij de provincies en gemeenten. Ik zie dan ook geen aanleiding om van rijkswege hier nadere stappen te ondernemen.
Deelt u de mening dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen6 en de daarin vastgelegde definitie van «detailhandel» onvoldoende rekening houden met het onderscheidende karakter van webwinkels?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat bestemmingsplannen die een verouderde definitie van detailhandel hanteren gemeenten in staat stellen om webwinkels uit woonwijken, bedrijventerreinen en buitengebieden te weren, zoals blijkt uit bovenstaande gerechtelijke uitspraak?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat de huidige situatie onzekerheid veroorzaakt bij zowel online- als fysieke ondernemers en dat dit leidt tot economische schade voor ondernemers en voor Nederland?7
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat deze onzekerheden en onnodige belemmeringen voor webwinkels moeten worden weggenomen en dat de betreffende regelgeving moet worden toegerust op de realiteit van het internettijdperk? En dat, als we dat niet doen, Nederland onnodig economische groeikansen mist?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat er in het bestuursrecht en in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen een duidelijk onderscheid moet komen tussen klassieke detailhandel en online detailhandel of een combinatie daarvan? Zo ja, welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Zie antwoord vraag 4.
Mogelijke steun van Rwanda aan rebellen in Congo |
|
Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht van Human Rights Watch van 4 juni 2012 getiteld «DR Congo: Rwanda should stop aiding war crimes suspect»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat het Rwandese leger rebellen in de Democratische Republiek Congo ondersteunt door nieuwe rekruten, wapens en munitie te leveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op basis van welke bronnen?
De berichten over steun vanuit Rwanda aan muitende soldaten in de DRC en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. In een op 29 juni gepubliceerd addendum bij het interim-rapport van de VN Group of Experts on DRC worden sterke aanwijzingen gepresenteerd van betrokkenheid hierbij van hoge Rwandese militairen. Daarmee zou Rwanda het VN wapenembargo en sanctieregime schenden. Het is aan Rwanda om tekst en uitleg te geven in antwoord op deze ernstige constateringen.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Rwanda zeer waarschijnlijk militaire steun verleent aan Bosco Ntaganda, die sinds 2006 gezocht wordt door het Internationaal Strafhof (ICC)? Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat Bosco Ntaganda ongehinderd in Rwanda kan verblijven en verbleven heeft terwijl hij een door het ICC gezochte oorlogsmisdadiger is?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse overheid alleen of samen met andere landen al contact gezocht met de Rwandese overheid om over de inhoud van deze berichtgeving te spreken en de Rwandese overheid ter verantwoording te roepen? Zo ja, wanneer, door wie en wat was de uitkomst van dit gesprek? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
De Internationale Contactgroep voor het Grote Merengebied heeft op 24 mei onder Nederlands voorzitterschap afgesproken gezamenlijke boodschappen uit te dragen bij de autoriteiten in Rwanda en de DRC. Daarin wordt zorg uitgesproken over de ontwikkelingen in het oosten van de DRC, wordt de muiterij veroordeeld en wordt aangedrongen op de arrestatie en berechting van Bosco Ntaganda.
Ook heeft Nederland dit onderwerp in Brussel op de agenda van de EU gezet.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 7 juni jl. een verklaring uitgegeven over de situatie, op 25 juni gevolgd door de Europese Raad, die zorg heeft uitgesproken over berichten van externe steun aan de muiters.
De Nederlandse ambassadeur te Kigali heeft de ontwikkelingen bij meerdere gelegenheden besproken met vertegenwoordigers van de Rwandese regering, onder andere op 5 juni met de Minister van Justitie, op 6 juni met de Minister van Buitenlandse Zaken en op 3 juli met de Minister van Defensie.
De Rwandese regering ontkent alle betrokkenheid bij de muiterij in de DRC en benadrukt dat stabiliteit in het grensgebied ook in het belang van Rwanda is.
Bent u bereid de Rwandese regering op te roepen geen steun te geven aan Congolese rebellen of rebellenleiders die gezocht worden door het ICC? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze speelt de Nederlandse ambassade in Kigali een rol bij het ter verantwoording roepen van de Rwandese overheid waar het gaat om de relaties van die overheid met rebellen in Congo en verdachte oorlogsmisdadigers zoals Bosco Ntaganda?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat de babysterfte in de Bijlmer de hoogste is van Nederland |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de babysterfte in de Bijlmer de hoogste is van Nederland?1 Herinnert u zich eerdere vragen over de hogere babysterfte in drie Amsterdamse stadsdelen2?
Ik ben bekend met het artikel over het onderzoek van de heer Makdoembaks. In dit artikel, waarin het boek van de heer Makdoembaks wordt aangehaald, staat dat de babysterftecijfers in de Bijlmer de afgelopen decennia veel te hoog zijn. In deze wijk komen dan ook veel sociale en medische risicofactoren samen. Dat plaatst de zorg in deze specifieke wijk voor een enorme uitdaging. In het advies van de stuurgroep zwangerschap en geboorte zijn deze risicofactoren specifiek aan de orde geweest. Ik ben overigens blij dat de cijfers over de afgelopen jaren een daling in de babysterfte, ook in deze wijk, laten zien. Dit neemt niet weg dat er nog steeds hard gewerkt moet worden aan het verlagen van babysterfte, landelijk en op wijkniveau. Er is nog steeds winst te behalen.
Is het waar dat vermijdbare babysterfte onder de bewoners van de Bijlmer wordt veroorzaakt doordat de zorg in Amsterdamse ziekenhuizen onder de maat is? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe verklaart u dat het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost de hoogste babysterfte van Nederland kent?
Ook uit eerder onderzoek, op basis van de Perinatale Registratie Nederland, is bekend dat de babysterfte in het stadsdeel Zuidoost het hoogste van Amsterdam is en dat dit voornamelijk ligt in de sociale en medische risicofactoren. De IGZ heeft geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat daarbovenop de kwaliteit van de zorgverlening in de Amsterdamse ziekenhuizen minder zou zijn dan elders in het land. Het veld werkt erg hard op dit moment aan het opvolgen van de adviezen van de stuurgroep zwangerschap en geboorte. Daarbij zijn al belangrijke stappen gezet. De heer Makdoembaks stelt dat artsen niet leren van hun fouten. In het geval van perinatale sterfte is dit zeker wel het geval. Ook de Amsterdams ziekenhuizen voeren de Perinatale Audit uit, waarin alle sterfte gevallen na 37 weken zwangerschap worden geaudit. De uitkomsten van deze audit leveren concrete verbeterpunten op voor de praktijk en worden lokaal ingevoerd.
Hoe beoordeelt u de analyse dat diverse sociale en medische factoren, zoals tienerabortussen vaak in combinatie met een chlamydia-infectie in het verleden, plus inadequate zorg en begeleiding tijdens de zwangerschap en geboorte, bijdragen aan de hoge babysterfte onder vrouwen uit Suriname, de Nederlandse Antillen en Ghana? In hoeverre wordt er op dit moment aandacht aan deze specifieke problematiek geschonken?
De heer Makdoembaks geeft zeer relevante aanbevelingen. Zowel de ABCD studie in Amsterdam als diverse studies in Rotterdam hebben al eerder soortgelijke aanbevelingen opgeleverd. Deze aanbevelingen zijn meegenomen in de adviezen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Het College Perinatale Zorg (CPZ) stimuleert de implementatie van deze adviezen.
De heer Makdoembaks geeft aanbevelingen over risicoselectie die beter kan. Ik ondersteun en financier een project van het Erasmus MC: Healthy Pregnancy 4 All. Dit project, dat van start is gegaan in 14 steden waar de sterfte hoog is, bevat een nieuwe aanpak van de risicoselectie. Ook geeft de heer Makdoembaks aanbevelingen over de samenwerking. Alle regio’s in Nederland zijn zich hier bewust van en hieraan wordt gewerkt in de Verloskundige Samenwerkingsverbanden. Het College Perinatale Zorg ondersteunt en adviseert de regio’s en geeft hen handvaten om de samenwerking te verbeteren.
Deelt u de mening dat voor deze groepen vrouwen selectieve preventiemaatregelen ten aanzien van preconceptiezorg geïntensiveerd dienen te worden? Zo ja, voor welke andere groepen vrouwen zou dit ook moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Deze ontwikkelingen stemmen mij zeer positief en geven mij het vertrouwen dat de afname in de babysterfte de komende jaren verder kan worden doorgezet. Ook in wijken zoals Amsterdam Zuidoost.
Bent u bereid specifieke maatregelen te treffen, teneinde het hoge aantal sterftegevallen rond de geboorte in het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost te doen afnemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit mijn antwoorden op voorgaande vragen blijkt neem ik mijns inziens voldoende specifieke maatregelen om de babysterfte te doen afnemen, ook in Amsterdam Zuidoost.
Welke zes gemeenten doen mee aan de proef die in 2011 is gestart voor de aanpak van babysterfte met behulp van lokale overheden? Kunnen er al conclusies en lessen worden getrokken uit genoemde proef? Zo ja, welke? Zo nee, binnen welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de proef?
Zoals reeds aangegeven nemen 14 gemeenten deel aan het project Healthy Pregnancy 4 All van het Erasmus MC. Dit aantal is beduidend groter dan eerst voorzien. Op basis van een analyse van de perinatale sterfte en morbiditeit gegevens hebben de onderzoekers overleg gevoerd met de colleges van B&W van diverse gemeenten over de mogelijke deelname en randvoorwaarden in de proef. De colleges van deze gemeenten achten de «sense of urgency» van de hogere lokale perinatale sterfte/morbiditeit dermate hoog dat zij allen deel wensen te nemen aan het project. In het project participeren de gemeenten Amsterdam, Almere, Appingendam, Delfzijl, Den Haag, Enschede, Groningen, Heerlen, Menterwolde, Nijmegen, Pekela, Schiedam, Tilburg en Utrecht.
Gezien de fase van het project van het Erasmus MC is het op dit moment te vroeg om reeds conclusies en lessen te kunnen trekken.
Enerzijds omdat in de gemeenten de zorgpaden netwerken, die verbonden zijn aan de risicoselectie en de andere wijze van preconceptiezorg, opgericht en uitgebouwd worden. In deze netwerken wordt de verbinding tussen de curatieve zorg en de preventieve activiteiten van de gemeenten gelegd. Daar waar mogelijk, wordt aangesloten bij reeds bestaande lokale samenwerkingsvormen van professionals. Gezien het groter aantal deelnemende gemeenten vraagt het organiseren van de verbinding meer tijd dan eerder binnen het project is voorzien.
Anderzijds omdat de eerste perinatale sterfte- en morbiditeitsgegevens pas aan het einde van het project in 2014 beschikbaar zullen komen. Deze cijfers worden verkregen via de Perinatale Registratie Nederland. Deze gegevens komen altijd met enige vertraging beschikbaar, vanwege de bewerking die PRN op de individuele gegevens dient toe te passen.
Wel verwacht ik de Kamer begin volgend jaar te kunnen informeren de voortgang van procesmatige aspecten van het project
Welke rol speelt of zou het College Perinatale Zorg (CPZ) kunnen spelen ten aanzien van deze problematiek in genoemde regio? Welke acties gaat het CPZ nu ondernemen?
Om te bevorderen dat de aanbevelingen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte in praktijk worden gebracht is het College Perinatale Zorg (CPZ) opgericht, waarin de diverse beroepsgroepen zijn vertegenwoordigd. Het college is nu druk bezig om te bevorderen dat de kwaliteit van de geboortezorg in iedere regio in Nederland toeneemt. Binnen het CPZ werken diverse commissies waaronder de commissie voorlichting en preconceptiezorg. Ik heb gevraagd aan het CPZ of zij bekend zijn met het boek van de heer Nizaar Makdoembaks en dat is het geval. Ik heb het CPZ gevraagd om specifiek aandacht te hebben voor de specifieke situatie in de regio Amsterdam. Het CPZ heeft hiervoor contact opgenomen met de betrokken verzekeraar.
Privé-afkickklinieken die verslaafden misleiden |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Klinieken kleden verzekeraars uit; geen controle op exotisch afkicken»1 en het artikel: «Prive-afkickklinieken misleiden verslaafden»2?
In de artikelen wordt gewezen op misstanden in de particuliere verslavingszorg, in het bijzonder bij in het buitenland gevestigde klinieken. Op basis van de uitlatingen zou de indruk kunnen worden gewekt dat privé-afkickklinieken er per definitie bedenkelijke praktijken op na houden. Mijn indruk is dat de uitlatingen betrekking hebben op één kliniek in Zuid-Afrika die daar gevestigd is door een particuliere verslavingszorginstelling in Nederland.
Was u op de hoogte van dit probleem? Zo ja, waarom heeft u hier niet eerder iets tegen ondernomen?
Nee.
Wat is uw reactie over het feit dat verslaafde mensen geronseld worden onder het mom via een luxueus verblijf af te kicken?
Zorgaanbieders behoren zodanige informatie te verstrekken over de behandeling en alle aspecten die daarmee verband houden, dat daarover geen misverstanden kunnen ontstaan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft op grond van artikelen 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg een richtsnoer informatiestrekking zorgaanbieders opgesteld. Het artikel van 5 juni 2012 bevat aanwijzingen dat de situatie in een bepaalde kliniek in Zuid-Afrika door patiënten anders is ervaren dan op grond van de werving op de website mocht worden verwacht. De NZa neemt dit mee in het signaaltoezicht. Indien er sprake is van misleidende reclame kan de NZa hiertegen optreden.
Hoe beoordeelt u het feit dat mensen terug in Nederland gedupeerd worden met forse rekeningen, omdat zorgverzekeraars geen contracten hebben afgesloten met de betreffende privéklinieken?
Zorgverzekeraars mogen zelf bepalen met welke zorgaanbieders zij een contract sluiten. Indien een verzekerde (met een naturapolis) naar een zorgaanbieder gaat waarmee zijn verzekeraar geen contract heeft, heeft de verzekerde recht op een restitutievergoeding. De verzekeraar bepaalt de hoogte van deze vergoeding, die gebaseerd is op een marktconform tarief, en dient hierover duidelijke informatie te verstrekken via de polisvoorwaarden en zijn website. De NZa houdt hier toezicht op. Het kan zijn dat deze vergoeding lager uitvalt dan de kosten die door de zorgaanbieder in rekening worden gebracht. Verzekerden doen er verstandig aan altijd eerst goed de polisvoorwaarden door te nemen en contact op te nemen met de zorgverzekeraar om zekerheid te krijgen over de hoogte van de vergoeding, zeker wanneer het gaat om (dure) behandelingen in het buitenland.
Als een verzekerde naar een zorgaanbieder gaat, dan is het zijn verantwoordelijkheid om vooraf te weten welke kosten voor zijn rekening komen. Als het een instelling betreft met wie geen contract is gesloten is en die daarnaast duur is en in het buitenland is gevestigd, is het de verantwoordelijkheid van de patiënt om goed te weten wat de kwaliteit van de geleverde zorg is en hoe en door wie de rekening wordt betaald.
Wat is uw reactie op de exorbitante declaraties die zijn ingediend, en welke maatregelen gaat u treffen om de bestuurders voor deze wanpraktijken aansprakelijk te stellen?
Ik heb geen inzicht in de bedragen die bij zorgverzekeraars in deze worden gedeclareerd en weet dus ook niet of deze als exorbitant kunnen worden bestempeld. De zorgverzekeraar vergoedt uitsluitend behandelkosten. Reis- en verblijfkosten worden niet vergoed. Desgevraagd heeft verzekeraar CZ aangegeven dat door de betreffende kliniek in Zuid-Afrika declaraties worden ingediend van ongeveer € 25 000,–. Daarbij wordt een tarief gehanteerd voor een behandeling met klinisch verblijf, terwijl het volgens de zorgverzekeraar een ambulante behandeling betreft waarvoor een vergoeding geldt van ongeveer € 5000,–. Verzekeraar en zorgaanbieder voeren dienaangaande overigens een juridisch geding.
Heeft u zicht op de grootte van de problematiek? Hoeveel verzekerde zorg gaat er om in deze privé-afkickklinieken?
In het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) worden gegevens verzameld vanuit de reguliere instellingen voor verslavingszorg. Er zijn geen gegevens beschikbaar vanuit de particuliere verslavingszorg. Ik heb daardoor geen zicht op het aantal hulpvragers dat een beroep doet op behandeling door een particuliere instelling in het buitenland.
Op basis van de gegevens van een enkele verzekeraar over 2010 is een grove schatting te maken. De omvang van de verzekerde zorg door de particuliere verslavingszorg bedraagt ongeveer € 32 miljoen. De helft daarvan betreft zorg die in het buitenland is verleend.
Is u bekend hoeveel privé-afkickklinieken er zijn in het buitenland en onder welke Nederlandse Zorginstellingen vallen deze afkickklinieken?
Mij is niet bekend hoeveel privé-afkickklinieken er zijn in het buitenland. Voor zover mij bekend zijn er drie Nederlandse instellingen die banden hebben met verschillende verslavingsklinieken in het buitenland. Dit zijn doorgaans samenwerkingsverbanden. Ik ken twee instellingen met een nevenvestiging in het buitenland. De dagbladartikelen hebben mijns inziens betrekking op één Nederlandse instelling (Serenity, voorheen Addiction Care) met een kliniek in Zuid-Afrika.
Zijn er andere landen naast Zuid-Afrika en Curaçao waar dergelijke privé-afkickklinieken wanpraktijken hanteren? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
De in de betreffende dagbladartikelen weergegeven commentaren vat ik op als signalen die mogelijk duiden op misstanden in één kliniek in Zuid-Afrika. Die wanpraktijken zijn niet aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gemeld. Overigens is de IGZ niet bevoegd in het buitenland toezicht te houden. Ik beschik niet over gegevens die betrekking hebben op wanpraktijken in privé-afkickklinieken in andere landen dan wel op Curaçao. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg in Nederland, niet van de zorg in het buitenland.
Hoe hoog is de salariëring die de bestuurders van deze afkickklinieken zichzelf hebben toegeëigend? Gaat dit uit boven de Balkenendenorm? Gaat u maatregelen treffen om dit geld terug te vorderen?
Uit de jaarverslagen van particuliere klinieken zijn niet onmiddellijk de bestuurskosten af te leiden. Persoonlijke beheervennootschappen van bestuurders zijn hier debet aan.
Overigens is de WNT (wet normering topinkomens) nog niet van kracht, dus is er nog geen juridische titel voor terugvordering, mocht daar aanleiding toe zijn, van een eventuele overschrijding van het norminkomen.
Waarom houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen toezicht op Nederlandse zorginstellingen die in het buitenland gevestigd zijn? Gaat u bewerkstelligen dat de IGZ voortaan wel gaat controleren? Zo nee, waarom niet?
De IGZ houdt toezicht op basis van de Nederlandse gezondheidswetgeving en is niet bevoegd in het buitenland toezicht te houden. De IGZ houdt wel toezicht op de in Nederland op grond van de WTZi toegelaten zorginstellingen die tevens een vestiging in het buitenland hebben. Het toezicht op de buitenlandse activiteiten van deze instellingen wordt in Nederland uitgevoerd op de hulpverlening die als voorbereiding op een buitenlands verblijf plaatsvindt. Het toezicht op de zorg die door buitenlandse vestigingen wordt geleverd en de aldaar werkende beroepsbeoefenaren valt onder de verantwoordelijkheid van de in het betreffende land gevestigde toezichthouder voor de gezondheidszorg.
Het is van groot belang dat de patiënt die kiest voor ongecontracteerde zorg in het buitenland zichzelf vergewist van de kwaliteit en beseft dat dit niet onder Nederlands kwaliteitstoezicht staat.
Is het waar dat zorgverzekeraars geen controles hebben gehouden, terwijl zij signalen ontvingen van gedupeerde mensen die geconfronteerd zijn met forse rekeningen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer uw oordeel hierover te geven?
De zorgverzekeraars kunnen op grond van de «Gedragscode Zorgverzekeraars» materiële controles uitvoeren. Indien het gaat om declaraties van een niet gecontracteerde instelling, zoals een buitenlandse verslavingskliniek, zijn de controlemogelijkheden minder vergaand en moeilijk uitvoerbaar. Volgens Zorgverzekeraars Nederland hebben zorgverzekeraars in deze onderzoek ingesteld.
Kunt u aangeven waarom er geen vergunningsplicht is voor personen die een privé-afkickkliniek oprichten? Bent u bereid alsnog een vergunningsplicht in te stellen als privéklinieken verzekerde zorg leveren, als het gaat om Nederlandse instellingen ook als ze in het buitenland gevestigd zijn? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Een privé-afkickkliniek zonder WTZi-toelating of vergunning dient zich te houden aan de voorwaarden zoals gesteld in de Kwaliteitswet en de Wet BIG om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te borgen. Een privé-kliniek wordt verplicht geregistreerd in een door het CIBG beheerd register. Hierdoor en door de oprichting van het Kwaliteitsinstituut en de extra kwaliteitswaarborgen zoals opgenomen in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg acht ik het instellen van een vergunningsplicht overbodig. Een Nederlandse vergunningsplicht heeft bovendien geen enkel effect op buitenlandse klinieken die onder de wet van het desbetreffende land vallen.
Welke maatregelen gaat u treffen om een halt toe te roepen aan de malafide wanpraktijken van deze privé-afkickklinieken?
Zoals ik heb aangegeven is mijn indruk dat de uitlatingen betrekking hebben op één kliniek in Zuid-Afrika. De NZA is gesignaleerd en er loopt een juridisch geding tussen één zorgverzekeraar en de betreffende kliniek over de declaraties. Vooralsnog wacht ik de bevindingen van de NZa en de uitkomst van het geding af.
Uitbesteding van graslandbeheer op defensielocaties |
|
Ger Koopmans (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van een voorstel van melkveehouder Vreba Melkvee BV om het grasland op de vliegbasis Venray om niet te mogen maaien en het product af te voeren?
Ja, ik heb kennis genomen van het voorstel van Vreba Melkvee BV getiteld «111112_Advies Vliegbasis Venray». Voor de volledigheid merk ik daarbij op dat deze militaire basis het in de wet aangewezen militaire luchtvaartterrein De Peel betreft. Sinds 29 maart 2012 is deze basis in het kader van de reorganisaties bij Defensie door de Koninklijke luchtmacht overgedragen aan de Koninklijke landmacht en heeft het ook een nieuwe naam: de Luitenant-generaal Bestkazerne. Onveranderd is dat het terrein op grond van de Wet luchtvaart nog steeds een militaire luchthaven is.
Hoeveel kost het Defensie nu jaarlijks om de 100 ha aan grasland van de vliegbasis één keer per jaar te maaien, waarna het gras moet worden opgeslagen, gewogen en afgevoerd naar een vergister?
Grasland trekt vogels aan. Vanwege de vliegveiligheid wordt daarom op alle luchtvaartterreinen specifiek graslandbeheer gevoerd om het risico op vogelaanvaringen zo klein mogelijk te maken. Zo is Defensie in 1985 op alle luchtvaartterreinen begonnen met gedeeltelijk schraal graslandbeheer. Schraal graslandbeheer houdt in dat het gras in beginsel één keer per jaar wordt gemaaid en dat het niet wordt bemest. Ook op schraal grasland komen vogels voor, maar de soorten die daarop af komen leveren het geringste gevaar voor de luchtvaart op. Vanwege de goede ervaringen van de luchtmacht daarmee, wordt sinds 1995 op alle militaire luchtvaartterreinen geheel schraal graslandbeheer toegepast.
Hoewel de Luitenant-generaal Bestkazerne geen eigen militaire vliegactiviteiten meer heeft, is het nog wel een aangewezen militair luchtvaartterrein. Er vinden regelmatig vliegactiviteiten op het luchtvaartterrein plaats, met nameClose Air Support (CAS) en Forward Air Controller (FAC) oefeningen. Volgens het motto train as you fight vliegen F-16»s en helikopters daarbij laag over het militaire veld om de operationele omstandigheden zoveel mogelijk na te bootsen. Recente operationele ervaringen onderstrepen de noodzaak van dergelijke oefeningen. Deze operaties zijn alleen mogelijk als de aanwezige vogels geen gevaar voor de vliegveiligheid vormen. Het huidige schraal graslandbeheer maakt dit mogelijk.
Vreba Melkvee BV stelt in essentie voor af te stappen van het huidige schraal graslandbeheer en over te gaan op commerciële exploitatie van de graslanden. Volgens dit voorstel wordt het grasland opnieuw, met andere grassen, ingezaaid, wordt kunstmest toegevoegd en wordt het gras drie keer per jaar geoogst waarbij de grasopbrengst aan vee wordt gevoerd. Kortom, een significante verandering van het huidige graslandbeheer. Als tegenprestatie voor de commerciële exploitatie van bijna 100 hectare defensieterrein, biedt Vreba aan dit «om niet» te doen. Volgens dit voorstel zou Defensie daarvoor niet langer zelf kosten hoeven te maken en zo dus geld besparen.
Echter, het gaat bij een luchtvaartterrein niet in de eerste plaats om de kosten die door ander grasbeheer kunnen worden bespaard, maar om de vliegveiligheid die door het specifieke grasbeheer wordt bereikt. Op dit punt is het voorstel van Vreba niet uitgewerkt. Het komt niet verder dan het uitspreken van de verwachting dat het door hen voorgestelde graslandbeheer «geen vogels aantrekt». Defensie is het daarmee niet eens.
Elk ander grasbeheer trekt hoe dan ook andere soorten vogels aan. Volgens de ervaringen van Defensie werkt schraal graslandbeheer op haar luchtvaartterreinen het beste ter voorkoming van vogelaanvaringen. Dit houdt in dat elke verandering van het graslandbeheer op het luchtvaartterrein leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen. In de praktijk betekent dit dat dan beperkingen aan het huidige vlieggebruik moeten worden gesteld. Zo kan de luchtmacht, ter vermijding van vogelaanvaringen bij de huidige CAS en FAC oefeningen, worden gedwongen hoger te vliegen. Dit leidt tot een vermindering van de oefenwaarde. Defensie acht dit operationeel niet aanvaardbaar.
Defensie is dus niet bereid in te gaan op het voorstel van Vreba om het huidige schraal grasbeheer van het militaire luchthaventerrein anders in te richten. Aan het schraal graslandbeheer zijn voor Defensie inderdaad kosten verbonden, zoals Vreba opmerkt, maar die zijn om bovengenoemde operationele redenen goed te verklaren. Aangezien Vreba niet aanbiedt het huidige schraal graslandbeheer van Defensie «om niet» over te nemen, zijn voor Defensie volgens dit voorstel dus geen besparingen te bereiken. Overigens wordt opgemerkt dat de kosten van het schraal graslandbeheer van Defensie fors lager zijn dan die in het voorstel van Vreba worden geraamd. Op het precieze verschil kan in deze antwoorden om redenen van commerciële vertrouwelijkheid niet worden ingegaan.
In het overleg dat medewerkers van Defensie hierover met Vreba hebben gehad, is ook ingegaan op de natuurwaarden van het schraal graslandbeheer. Het voorstel van Vreba besteedt hier aandacht aan. Zoals hierboven is betoogd, is het grasbeheer in de eerste plaats ingegeven door de operationele eisen die het vliegbedrijf aan een luchtvaartterrein stelt. Maar zoals vaker op defensieterreinen het geval is, kunnen als gevolg van het specifieke defensiebeheer ook bijzondere natuurwaarden tot stand komen. In dit concrete geval zijn hierover ook afspraken gemaakt met het ministerie van EL&I. Op die manier draagt Defensie bij aan de natuur van Nederland. Maar het primaire doel van Defensie is vanzelfsprekend het beschikbaar stellen van inzetgerede en geoefende eenheden.
Is het waar dat Defensie deze kosten kan besparen als het beheer van het grasland wordt uitbesteed aan het betreffende bedrijf? Kunt u aangeven hoeveel besparingen per jaar mogelijk zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen heeft het ministerie van Defensie genomen om dit voorstel en de daarmee gepaard gaande besparingsmogelijkheden serieus in overweging te nemen, en welke contacten zijn daartoe onderhouden met het betreffende bedrijf?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het beheer van het grasland bij de vliegbasis Leeuwarden op vergelijkbare wijze is uitbesteed? Zijn er andere defensielocaties waar dit reeds gebeurt?
Ja, het schraal graslandbeheer op vliegbasis Leeuwarden is eveneens uitbesteed. Ook op andere defensielocaties wordt het grasbeheer uitbesteed.
Bent u bereid om in te gaan op het voorstel van het betreffende bedrijf, het huidige beheerscontract van de vliegbasis Venray daartoe aan te passen, alsmede te kijken naar mogelijkheden om het beheer van grasland op vergelijkbare wijze uit te besteden bij andere defensielocaties? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vragen 2, 3, 4 en 6.
Deelt u de mening dat Defensie zo slim mogelijk moet omgaan met beheer en exploitatie van defensielocaties?
Ja. Ideeën en voorstellen als dat van Vreba Melkvee BV worden door Defensie dan ook serieus in beschouwing genomen om te bezien of het beheer en de exploitatie van militaire terreinen efficiënter en goedkoper kunnen. Defensie is Vreba erkentelijk dat het de moeite heeft genomen mee na te denken over het beheer van defensieterreinen. Uitgangspunt bij elke beoordeling is echter altijd, dat de militaire functie van die terreinen niet in het geding mag komen.
Bent u bereid deze vragen vóór aanvang van het eerstvolgende algemeen overleg over het Defensievastgoed d.d. 26 juni 2012 te beantwoorden?
Ja.
Het ontslag van docent maatschappijleer/ Leids raadslid naar aanleiding van tweets |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Docent ontslagen om anti-islam tweets»1 en met de column van Annelies van der Veer «Zondigen tegen de staatsreligie»?2
Ja.
Vindt u dat het Fioretticollege in Lisse de docent terecht op non-actief heeft gesteld, ook als hij geen individuen heeft gekwetst en niet heeft opgeroepen tot geweld?
Het ministerie van OCW is in deze geen partij. Het bevoegd gezag van een school heeft de volledige zeggenschap over ontslaan en schorsen en over het inhoudelijk functioneren van een docent. Bovendien is het in een dergelijk geschil uiteindelijk aan de kantonrechter om te bepalen of de docent door het bevoegd gezag van een school terecht of onterecht op non-actief is gesteld.
Waarom heeft de tweet van de VU-medewerker dat «er eigenlijk VN-troepen naar Nederland gestuurd zouden moeten worden om PVV’ers dood te schieten», indertijd geen rechtspositionele gevolgen gehad?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat docenten wel de burgerlijke vrijheid hebben om politieke standpunten te ventileren die passen binnen de ideologie van de multiculturele samenleving, maar niet als die daar niet in passen?
In Nederland heeft niemand voorafgaand toestemming nodig om gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Of het openbaren van een gevoel of gedachte door een docent blijft binnen de regels die een docent is overeengekomen met het bevoegd gezag, is in eerste instantie ter beoordeling aan het bevoegd gezag van de school. Bij een verschil van inzicht is het aan de rechter om te bepalen of de geuite gedachte passend was.
Wilt u bij de school erop aandringen dat de beëindiging van het contract met deze docent onmiddellijk ongedaan moet worden gemaakt?
Nee, ik kan niet treden in een individuele arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer.
De Nederlandse betrokkenheid bij het zogenaamde Gurtel anti-corruptieproces in Spanje |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten in de Spaanse krant El Pais, waarin Nederland er van wordt beschuldigd al drie jaar te weigeren mee te werken aan het verstrekken van inlichtingen over bankrekeningen op de Antillen van verdachten in het beruchte Gurtelproces?
Ja, indien u doelt op het artikel «Ruz busca «el botín» holandés de Gürtel ante la inminente libertad de Correa» van 5 juni jongstleden.
Is het waar dat Nederland al drie jaar stelselmatig weigert gegevens over Antilliaanse bankrekeningen (met name op Curaçao) van verdachten van corruptie aan de Spaanse justitie te overhandigen, ondanks aandringen van Spaanse zijde?
Nee. Nederland is behulpzaam bij het uitvoeren van een rechtshulpverzoek door Spanje aan Nederland gedaan in 2008 in deze zaak. Er was aanvullende informatie uit Spanje nodig, voordat de rechtshulp kon worden verleend. De benodigde informatie is eind 2010 van de Spaanse autoriteiten ontvangen, waarna het FIOD-onderzoek kon plaatsvinden. Dit onderzoek heeft tot eind 2011 geduurd waarna de verlofprocedure bij de rechtbank is gestart welke nog niet tot een eindbeschikking is gekomen.
Het artikel in El País suggereert dat er zich belangrijke informatie bevindt op Curaçao, althans in de voormalige Nederlandse Antillen. Zoals u weet waren de Nederlandse Antillen en is Curaçao een zelfstandig land binnen het Koninkrijk. Curaçao is dus zelf verantwoordelijk voor zijn eigen opsporing en vervolging inclusief het ontvangen en uitvoeren van rechtshulpverzoeken. Spanje dient derhalve voor bewijs dat zich mogelijk in Curaçao bevindt een rechtshulpverzoek te doen aan de Curaçaose autoriteiten.
Is het waar dat alle andere landen die van de Spaanse justitie een verzoek om medewerking hebben gekregen, waaronder Zwitserland, de VS, Marokko en Frankrijk, wel bereid zijn geweest die medewerking te verlenen?
Nederland heeft geen kennis over de eventuele bereidheid van andere landen om aan het Spaanse rechtshulpverzoek mee te werken. Elk land maakt zijn eigen afwegingen bij het al of niet verlenen van rechtshulp, binnen de kaders van internationale verdragen hierover.
Zo ja, waarom werkt Nederland niet mee aan een rechtszaak die duidelijk gericht is op het vervolgen van corruptie in hoge politieke kringen in Spanje?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er ook een Nederlands belang wordt gediend als verdachten van corruptie in de Spaanse politiek kunnen worden vervolgd met een zo groot mogelijke kennis van alle feiten?
Ja.
Zo ja, bent u bereid alsnog en onverwijld medewerking te verlenen aan de Spaanse justitie, zodat niet de indruk blijft bestaan dat Nederland meehelpt corrupte politici uit de greep van justitie te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De levering van een SIGMA korvet aan Indonesië |
|
Han ten Broeke (VVD), Afke Schaart (VVD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «DSNS, Ministry of Defence of Indonesia Sign SIGMA 10 514 Contract»?1
Ja.
Is het waar dat Damen Schelde Naval Shipbuilding een contract heeft getekend voor de levering van een korvet aan Indonesië? Hoeveel geld is met deze deal gemoeid? Is het u bekend hoeveel banen afhankelijk zijn van deze deal?
Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) heeft een contract getekend voor de levering aan de Indonesische marine van één korvet met een optie op een vervolgorder voor tenminste nog één korvet. De waarde van het contract is $ 220 miljoen (ca. € 175 miljoen). Een deel van de bouw zal in Roemenië en Indonesië plaatsvinden, maar DSNS rekent op ongeveer 375 manjaar aan werk voor de Zeeuwse werf en zijn onderaannemers. Deze aankoop door de Indonesische marine is onderdeel van een moderniseringsprogramma waaronder in de komende jaren nog tientallen schepen zullen worden aangeschaft.
Is er door de Nederlandse overheid een toets gedaan aan de Europees overeengekomen criteria voor wapenexport? Zo ja, wat was hiervan het resultaat?
In een verkennende fase, een zogenaamde sondage, is een positief advies gegeven aan de hand van de beoordeling van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt. Hierbij is nauwkeurig gekeken naar de mensenrechtensituatie en de interne politieke situatie in Indonesië.
Zijn er al eerdere dergelijke korvetten of andere marineschepen door Damen aan Indonesië geleverd? Zo ja, wanneer en wat was het resultaat van de toets aan de Europese criteria voor wapenexport? Wat leverden deze verkopen op en hoeveel banen zijn hier mee gemoeid?
In de periode 2007–2009 zijn door DSNS vier andere korvetten aan de Indonesische marine geleverd. De aanvragen voor de uitvoervergunning zijn destijds positief getoetst. Het werkgelegenheidsaspect van die levering wordt op 1 500 manjaar aan werk voor DSNS en onderaannemers geschat.
Kunt u een overzicht geven van wapenleveranties aan Indonesië die door Nederland zijn goedgekeurd in de afgelopen 10 jaar?
Ja. Zie bijlage.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval vóór het geplande algemeen overleg over de verkoop van tanks aan Indonesië op 21 juni a.s.?
Ja.
Ontevreden patiënten klachtafhandeling in de zorg |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de publicatie van het onderzoek van het onderzoeksinstituut Nivel in samenwerking met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), waarin geconcludeerd wordt dat zorggebruikers niet weten waar ze kunnen klagen, zich niet serieus genomen voelen en daardoor weinig vertrouwen hebben in de afhandeling van klachten binnen de gezondheidszorg?1
Ja, ik ben op de hoogte van dit onderzoek.
Deelt u de mening dat hierdoor «patiënten die klagen, onterecht worden overgeslagen»?
Uit het onderzoek heb ik de stelling dat «patiënten die klagen, onterecht worden overgeslagen» niet kunnen afleiden. De conclusies uit het onderzoek deel ik wel, zie mijn antwoord op vraag 6 en 8.
Deelt u de zorgen dat in de zorg alles om de patiënt/ zorgconsument draait, maar dat deze tegelijk de zwakste positie heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze versterken?
Ik ben net als u van mening dat de positie van de cliënt in de zorg moet worden versterkt. De onlangs controversieel verklaarde Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) geeft hier uitvoering aan. Één van de verbeteringen betreft het makkelijker maken voor cliënten om de naleving van hun rechten af te kunnen dwingen. De klachtenregeling van een zorginstelling zelf moet laagdrempeliger en cliëntvriendelijker worden en als de cliënt niet tevreden is over de uitkomst van de procedure moet hij de klacht kunnen voorleggen aan een onafhankelijke instantie die niet alleen schadevergoedingen kan toekennen, maar die ook bindende uitspraken doet over het gedrag van de zorgaanbieder. Deze uitspraken worden openbaar gemaakt. Zo heeft klagen effect voor het individu en kan van de uitspraken worden geleerd (zie in dit verband ook mijn antwoord op vraag 5 en 6).
Kan het zijn dat een enorme toename aan klachten van individuele burgers bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gedurende de afgelopen jaren te wijten is aan het gegeven dat patiënten zich in voorliggende klachtenprocedures niet serieus voelen genomen? Zo ja, wat vindt u er dan van dat mensen ten einde raad bij de IGZ aankloppen, en ook daar te horen krijgen dat de IGZ er niet voor individuele burgers is?
Het aantal meldingen dat de IGZ ontvangt over incidenten in de zorg is de laatste jaren sterk gestegen. Een deel van de mensen die zich tot de IGZ wendt, betreft mensen die niet tevreden zijn over de wijze waarop hun klacht binnen een zorginstelling is afgehandeld. Dit geldt ook voor een deel van de mensen die zich tot de tuchtrechter wenden2. De IGZ behandelt echter geen klachten van patiënten en cliënten in de zin van waarheidsvinding achteraf en persoonlijke genoegdoening van de cliënt. De IGZ investeert overigens fors in het beter betrekken en goed omgaan met burgers, patiënten en cliënten. De IGZ ziet meldingen als signalen over de kwaliteit van zorg en treedt op wanneer deze kwaliteit onder de maat is of wanneer er sprake is van gevaar voor de patiëntveiligheid. Wanneer er een vermoeden is dat de kwaliteit van zorg en/of patiëntveiligheid in het geding is, dan onderzoekt de IGZ dat. Dit kan ook individuele cliënten betreffen.
Voor de afhandeling van individuele klachten is er op dit moment een wettelijk geregelde klachtenprocedure, die ik graag effectiever en transparanter wil maken. De huidige Wet klachtrecht cliënten zorgsector verplicht een zorginstelling een klachtencommissie in te stellen, die klachten gegrond of ongegrond verklaart en de instelling niet bindend adviseert over de afhandeling hiervan. Dit is te vrijblijvend, ineffectief en onvoldoende transparant gebleken. Om die reden heb ik in het voorstel voor de Wcz opgenomen dat mensen terecht moeten kunnen bij een onafhankelijke geschilleninstantie die bindende uitspraken doet, schadevergoedingen kan toekennen en die uitspraken openbaar maakt, zie mijn antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat patiënten/ zorgconsumenten betere ondersteuning in de klachtafhandeling verdienen, bijvoorbeeld door instelling van laagdrempelige ondersteuning via een «ombudsman zorg»?
Ik deel de mening dat er goede ondersteuning moet zijn bij de klachtafhandeling. Om die reden is in het wetsvoorstel voor de Wcz opgenomen dat een cliënt terecht moet kunnen bij een onafhankelijke persoon die hem bijstaat met informatie, advies en ondersteuning. Daarnaast zijn er in het veld ook verschillende organisaties waar mensen terecht kunnen voor informatie, advies en bemiddeling. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Zorgbelangorganisaties, de loketten van verschillende cliëntenorganisaties en het bemiddelingsloket bij de Letselschaderaad. Hier kunnen cliënten terecht met vragen over een (potentieel) geschil met een zorgaanbieder, ook wanneer er (nog) geen sprake is van een juridische procedure. Ik kan mij overigens voorstellen dat de patiënt hierin niet zomaar de weg kan vinden. Daarom heb ik in de Wcz voorstellen gedaan om de patiënt beter te begeleiden en om veel meer helder te maken waar hij naartoe moet. De geschillencommissie zal deze rol moeten gaan spelen.
Wat vindt u van de conclusies van het Nivel en de KNMG dat zes op de tien patiënten het niet duidelijk vinden waar zij met hun klachten terecht kunnen, en dat slechts een derde van de patiënten zich serieus genomen voelt bij klachten?
Deze conclusies herken ik. Deze liggen in de lijn van eerdere onderzoeken naar de werking van het klachtrecht in de zorg3. Deze onderbouwen het belang van de verbeteringen in het klachtrecht die ik door wil voeren. Graag wijs ik ook op het recent door de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) en de Vereniging Klachtenfunctionarissen (VKIG) uitgevoerde onderzoek naar de vindbaarheid van klachtenfunctionarissen bij 84 ziekenhuizen en 95 andere zorgorganisaties, waarbij de onderzoekers een «mystery-klager» hebben ingezet.4 De conclusie van het onderzoek is dat de klachtenfunctionaris bij zowel de ziekenhuizen als de overige instellingen zeer goed bereikbaar is, maar dat de informatie van de klachtenfunctionaris niet altijd even duidelijk is en het klachtenmanagement niet effectief genoeg. De NPCF besluit haar nieuwsbericht over het onderzoek met een pleidooi voor een snelle invoering van de Wcz omdat dit wetsvoorstel in bredere klachtenmogelijkheid voorziet. Zo wordt onder andere een klachten- en geschillenprocedure voorgeschreven die niet vrijblijvend is, meer waarborgen voor onafhankelijkheid kent en transparanter is (zie ook mijn antwoord op vraag 3).
Welke conclusies verbindt u aan het onderzoek over de klachtenprocedures in de gezondheidszorg? Welke conclusies verbindt u hieraan over de houding van hulpverleners in de gezondheidszorg op het gebied van klachtenafhandeling en omgang met de patiënt?
Het onderzoek van het Nivel en de KNMG onderschrijft het belang dat de voorgestane verbeteringen in het klachtrecht snel worden doorgevoerd. De IGZ betrekt de resultaten van het onderzoek bij haar toezicht op de klachtafhandeling. In 2012 wordt dit toezicht geïntensiveerd en in 2013 volgt een thematisch onderzoek van de inspectie naar klachtafhandeling.
Wat vindt u van de conclusies van het Nivel en de KNMG dat slechts een derde van de patiënten vindt dat de procedure van klachtenafhandeling in de gezondheidszorg eerlijk, dat slechts een vijfde deze procedures onpartijdig vindt en dat meer dan de helft van de patiënten het met de stelling eens is dat artsen en ziekenhuizen elkaar de hand boven het hoofd houden? Welke conclusies verbindt u hieraan over de positie van de patiënt in de gezondheidszorg?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u van de conclusie van het Nivel en de KNMG dat zowel zorggebruikers als artsen denken dat er geen openheid is wanneer er iets niet goed gegaan is in de behandeling? Wat gaat u eraan doen om meer openheid en transparantie te bewerkstelligen bij de afhandeling van klachten?
Deze conclusie is teleurstellend. Ik hecht aan een goede en open communicatie tussen arts en cliënt. In de behandelrelatie, maar ook wanneer iets niet goed is gegaan of als er sprake is van een geschil. Ik vind dat cliënten recht hebben op informatie als er iets fout is gegaan en dat de zorgaanbieder deze informatie verplicht op moet nemen in het dossier. Dit versterkt tevens de positie van de cliënt in juridische procedures. Dit is opgenomen in de Wcz.
Ik zie eveneens dat de partijen in het zorgveld met dit soort signalen aan de slag zijn gegaan om meer (gevoel van) openheid te realiseren. Zo heeft de Letselschaderaad in juni 2010 de Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA) uitgebracht. In deze code worden aanbevelingen gedaan gericht op het bevorderen van openheid in de zorgverlening. Deze code wordt breed onderschreven door zowel cliëntenorganisaties, organisaties van zorgaanbieders – en zorgverleners en schadeverzekeraars. Deze code bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over het reageren op incidenten door de zorgverlener. Het tweede deel over een adequate afwikkeling van verzoeken om schadevergoeding door belangenbehartigers en verzekeraars. Met name het eerste deel beschrijft de gewenste openheid en transparantie nadat er iets mis is gegaan in de zorg. Het toont ook aan dat de verbeteringen die in de Wcz worden voorgesteld nodig zijn.
Wat is uw oordeel over het artikel «reorganisatie geslaagd, patiënt overleden»?2 Deelt u de mening dat ook hier de patiënt niet centraal staat, op welke manier wilt u dat veranderen?
Het artikel beschrijft beeldend de ervaringen van de journalist bij de presentatie van de reorganisatie van het Erasmus MC. De journalist stelt daarin dat in de reorganisatie te weinig is gekeken naar het belang van de patiënt en de verbeteringen die nodig zouden zijn om de zorg meer patiëntgericht te maken. Zoals ik ook in de eerdere antwoorden heb aangegeven vind ik het van belang om de positie van de cliënt in de zorg te versterken, zodat het voor zorginstellingen vanzelfsprekend wordt om ook in dit soort trajecten het belang van de cliënt centraal te stellen. De ervaringen wijzen nog eens extra op de noodzaak van de in de Wcz voorgestelde verbeteringen.
De toepassing van PUR-schuim bij de isolatie van begane grondvloeren. |
|
Paul Ulenbelt (SP), Paulus Jansen (SP) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur over gezondheidsklachten door isolatie van begane grondvloeren met PUR-schuim1 en van het rapport «Maatschappelijke overwegingen bij het in situ aanbrengen van PUR-isolatie aan de onderzijde van vloeren»2?
Ja
Heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport en/of de Inspectie SZW zicht op de schaal waarop de besproken gezondheidsklachten voorkomen?
Nee, de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Inspectie SZW hebben geen zicht op welke schaal gezondheidsklachten voorkomen. Er zijn tot op heden geen gezondheidsklachten bij de Inspectie SZW ingediend specifiek gerelateerd aan blootstelling van werknemers bij het aanbrengen van PUR-schuim in kruipruimtes.
Is het waar dat het gemeentelijk bouwtoezicht de controle op de naleving van wettelijke voorschriften door isolatiebedrijven volledig overlaat aan de certificerende instelling? Zo nee, hoeveel gemeenten controleren wél de naleving van de wet? Zo ja, ziet u aanleiding om voortaan niet geheel blind te varen op zelfregulering, maar ook steekproefgewijs publieke controle uit te oefenen?
Wettelijke taken liggen in belangrijke mate op het vlak van het voldoen aan de bouwtechnische eisen van het Bouwbesluit (thermische isolatie, wering van vocht e.d.) nadat het PUR-schuim is aangebracht, en op het vlak van Arbeidsomstandigheden tijdens het aanbrengen van het PUR-schuim.
Voor het sprayen van de onderkant van begane grondvloeren met PUR-schuim bestaat voor het verlenen van een procescertificaat3 een Nationale Beoordelingsrichtlijn BRL 1332. In deze Beoordelingsrichtlijn zijn eisen en bepalingsmethoden opgenomen die gehanteerd dienen te worden door de certificatie- en attesteringsinstellingen die door de Raad voor Accreditatie zijn erkend. De in deze Beoordelingsrichtlijn opgenomen eisen zijn onder andere gebaseerd op de eisen die opgelegd worden door de overheid en op bouwtechnische eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit.
NUON is certificaathouder. Toezicht op de uitvoering in overeenstemming met de BRL 1 332 berust bij de certificerende instelling, in dit geval IKOB-BKB. In het hoofdstuk «prestatie-eisen» van deze BRL 1 332 zijn de bouwtechnische aspecten (thermische isolatie, wering van vocht e.d.) gegeven die in het kader van een attest voor het sprayen van begane grondvloeren met PUR-schuim moeten worden beoordeeld om te kunnen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit.
Genoemde certificering is in principe een private aangelegenheid. Echter in dit geval zijn de bouwtechnische aspecten, die in de BRL worden genoemd, ook getoetst aan de eisen van het Bouwbesluit en geldt dat het certificaat dat tot stand is gebracht binnen het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties erkende stelsel van kwaliteitsverklaringen. Uitvoering in overeenstemming met de BRL 1 332 geeft daarmee een gerechtvaardigd vertrouwen dat aan genoemde eisen van het Bouwbesluit is voldaan.
Dit stelsel bevat een reeks van intrinsieke checks & balances met betrekking tot privaat toezicht. Er vindt steekproefsgewijze private controle plaats. Voor aanvulling daarvan met steekproefsgewijze publieke controle zie ik geen aanleiding.
Wanneer de opdrachtgever voor uitvoering van de werkzaamheden door een gecertificeerd bedrijf kiest, vindt het toezicht privaat plaats binnen het zogenoemde erkende stelsel van kwaliteitsverklaringen en wordt hierop verder geen toezicht gehouden door de gemeente.
In de BRL 1 332 zijn naast de bouwtechnische aspecten ook eisen gesteld aan het proces. Voor verwerkingsvoorschriften wordt verwezen naar de uitvoeringsrichtlijn (URL) «Sprayen van de onderkant van begane grondvloeren met PUR-schuim». In de onderhavige situatie gaat het over het vrijkomen van gassen tijdens het proces van aanbrengen en de fase daarop volgend. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Wanneer er erkende kwaliteitsverklaringen in de praktijk op dit punt tekortkomingen zouden hebben, dient deze te worden ingetrokken.
Houdt de Arbeidsinspectie/Inspectie SZW actief toezicht op de naleving van de ARBO-wetgeving bij het aanbrengen van PUR-schuim onder bestaande vloeren? Zo ja, in welke mate?
De Inspectie SZW voert actieve inspecties uit in de bouwsector, maar voert geen specifieke inspecties uit op het aanbrengen van PUR-schuim onder de begane grondvloeren.
Is het waar dat in Oostenrijk het gebruik van isocyanaat als component voor PUR-schuim verboden is?
Nee. Het gebruik van isocyanaat in PUR-schuim is in Oostenrijk niet verboden.
Onderschrijft u dat vrijkomend isocyanaat tijdens en na afloop van de vorming van PUR-schuim een risicofactor is voor de applicateur respectievelijk de bewoners? Onderschrijft u dat bij verhitting of brand de vrijkomende gassen uit PUR-schuim eveneens een substantieel risico vormen? Zo nee, kunt u uw antwoorden motiveren? Zo ja, wat voor conclusies verbindt u hieraan voor het toepassingsgebied van PUR-schuim en de voorwaarden die aan de toepassing gesteld worden?
De uitvoeringsrichtlijn (URL) «Sprayen van de onderkant van begane grondvloeren met PUR-schuim» moet worden gebruikt in combinatie met de BRL 1332. In deze URL zijn onder andere eisen gesteld aan het proces (bijvoorbeeld verwerking en veiligheidsmaatregelen). Risico’s bij het sprayen zijn hierin onderkend. Zo zijn onder meer eisen gesteld aan de verblijfstijd in de kruipruimte en is beschermende kleding alsook geforceerde ventilatie van de begane grondvloer sterk aanbevolen, zodat de schadelijke stoffen snel worden afgevoerd en werknemers niet onnodig worden blootgesteld aan te hoge concentraties van die schadelijke stoffen. Ten aanzien van het mogelijk kunnen binnendringen van werkzame stoffen in binnenruimten is in de URL geen specifieke eis opgenomen ten aanzien van de luchtdichtheid van de begane grondvloeren.
Vooralsnog zijn er geen redenen om aan te nemen dat het uitvoeren van werkzaamheden in overeenstemming met de genoemde BRL en bijbehorende URL leidt tot onacceptabele risico’s voor werknemers en bewoners.
Voor wat betreft het risico van PUR-schuim bij brand heb ik u op 12 juli 2010 het Efectis-rapport «Brandveiligheid isolatiematerialen» (februari 2010) gestuurd. In dit rapport wordt geconcludeerd dat «de toxiciteit van rookgassen van brandbare isolatiematerialen niet significant groter is en in diverse gevallen waarschijnlijk lager dan die van andere gangbare bouwmaterialen; die verschillen vallen overigens grotendeels weg ten opzichte van de toxische effecten van koolmonoxide, dat in de meeste branden in grote hoeveelheden wordt geproduceerd door onvolledige verbranding». Over het vervolgonderzoek naar de brandveiligheid van isolatiematerialen dat in deze brief is toegezegd, zal ik u te zijner tijd informeren.