De opmars van ISIS in het Midden-Oosten |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «ISIS zet opmars Noord-Irak voort»?1
Klopt het dat strijders van de extremistische islamitische groepering ISIS naast Mosul ook Tikrit en industriestad Baiji in het noorden van Irak hebben veroverd?
Klopt het voorts dat in Baiji een van de grootste olieraffinaderijen van Irak staat en dat deze nu in handen is van ISIS? Zo ja, wat zijn daar de gevolgen van?
Kunt u bevestigen dat ISIS een deel van de grens tussen Syrië en Irak de facto heeft opgeheven?
Kunt u bevestigen dat zeker 500.000 mensen de afgelopen dagen al uit hun huizen zijn gevlucht, naar aanleiding van de opmars van ISIS?
Deelt u de opvatting dat ISIS en aanverwante extremistische groeperingen in het Midden-Oosten een van de grootste bedreigingen vormen van stabiliteit in de regio?
Welke gevolgen heeft de nieuwe status quo, als de berichten kloppen, voor de regio? Kunt u in dit antwoord afzonderlijk ingaan op de gevolgen voor zowel Syrië, Irak als de Koerden?
In hoeverre zijn andere landen in de regio kwetsbaar voor de opmars van ISIS en aanverwante organisaties?
Op welke manier kan Nederland een bijdrage leveren aan het indammen van de opmars van extremistische groeperingen als ISIS? Kunt u aangeven of en in welke verbanden u voornemens bent deze zaken aan de orde te stellen?
Coulance voor kerkgenootschappen ten aanzien van de publicatieplicht voor ANBI’s |
|
Ed Groot (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Is de constatering juist dat kerkgenootschappen pas vanaf 1 januari 2016 hoeven te voldoen aan de nieuwe voorwaarden voor een ANBI (Algemeen nut beogende instelling), zoals de publicatieplicht? Zo ja, waarom?
Voor ANBI’s geldt per 1 januari 2014 een wettelijke publicatieplicht op grond waarvan bepaalde gegevens via internet openbaar moeten worden gemaakt, waaronder het Rechtspersonen Samenwerkingsverbanden Informatie Nummer (RSIN). Dit nummer wordt toegekend door de Kamers van Koophandel. Voor alle ANBI’s die kerkgenootschap zijn geldt een overgangsregeling als zij via een groepsbeschikking als ANBI zijn aangewezen. Zij hoeven pas op 1 januari 2016 te voldoen aan de wettelijke publicatieplicht. Deze overgangsregeling houdt verband met het feit dat individuele kerkgenootschappen in veel gevallen niet beschikken over een eigen RSIN. Om hen in de gelegenheid te stellen een eigen RSIN aan te vragen en hun administratie daaraan aan te passen, is gekozen voor de overgangsregeling. Omdat de meeste kerkgenootschappen bij groepsbeschikking zijn aangewezen past de Belastingdienst de regeling in de praktijk toe op alle kerkelijke instellingen, ongeacht de geloofsrichting. Dat betekent dat bijvoorbeeld ook moskeeën tot 1 januari 2016 de tijd hebben. De Belastingdienst heeft in 2007 een toezichtsconvenant gesloten met het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) waarbij 30 kerkgenootschappen zijn aangesloten die in het bezit zijn van ANBI-groepsbeschikkingen. De inhoud van dit convenant heeft geen relatie met de overgangsregeling. Door niet bij het CIO aangesloten kerkgenootschappen zijn geen verzoeken gedaan om een dergelijk convenant te sluiten.
Is het waar dat organisaties van andere geloofsrichtingen, zoals moskeeën, wel per 1 januari 2014 aan de nieuwe voorwaarden moeten voldoen? Zo ja, waarom wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende geloofsrichtingen? Heeft de Belastingdienst naast kerkgenootschappen op dit vlak ook convenanten gesloten met organisaties van andere geloofsrichtingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid ook andere geloofsrichtingen tot 1 januari 2016 de tijd te gunnen aan de nieuwe voorwaarden te voldoen, zodat niet langer met twee maten wordt gemeten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Welk percentage van de ANBI’s heeft nog niet aan de nieuwe voorwaarden voldaan? Van hoeveel organisaties is sinds de periode na 31 december 2013 als gevolg hiervan de ANBI-status ingetrokken? In hoeveel gevallen ging het hier om religieuze organisaties?
Van de circa 35.000 ANBI’s waarvoor de publicatieplicht per 1 januari 2014 geldt hebben ongeveer 2.000 niet voldaan aan het in oktober 2013 gedane verzoek en twee rappelleringen om aan de Belastingdienst hun webadres door te geven (peildatum 1 juli 2014). Van hen zal de ANBI-status in juli 2014 worden ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014. Het gaat daarbij niet om religieuze instellingen.
Het Wob-verzoek dat het lid Omtzigt bij de regeling van werkzaamheden van de Tweede Kamer op 28 mei 2014 heeft gedaan |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Wob-verzoek dat bij de regeling van werkzaamheden van 28 mei 2014 in de Kamer is gedaan?
Is uw antwoord in de brief van 11 juni 2014 over de «Evaluatie van de accijnsverhoging op diesel en LPG» een weigering om de documenten, die in deze Wob-procedure gevraagd zijn, beschikbaar te stellen?
Indien het geen weigering betreft, wanneer zult u dan een besluit op basis van de Wob nemen?
Indien het een weigering betreft, waarom heeft u mij dan niet als eerste het besluit ter hand gesteld en dit niet aan mij gericht?
Kunt u deze vragen met zeer grote spoed beantwoorden en het Wob-besluit met spoed nemen, omdat het expliciet de bedoeling is deze documenten te betrekken bij het plenaire debat in de Kamer over de evaluatie van de accijnsverhogingen?
ISIS en Jabat Al Nusra als terrorististische organisatie |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat Westerse inlichtingendiensten Turkije een lijst hebben gegeven met 5.000 namen van mogelijke jihadisten die naar Syrië willen afreizen?1
Ja.
Kunt u het bestaan van deze lijst bevestigen? Zo ja, staan er ook Nederlanders op?
In het kader van zijn onderzoek naar organisaties en personen die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid, deelt de AIVD informatie over jihadstrijders met relevante organisaties, ook in andere landen. Bij het delen van informatie wordt gehandeld conform de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Er kunnen geen mededelingen in het openbaar gedaan worden over de vraag met welke organisaties welke informatie gedeeld wordt.
Klopt het dat Turkije in het laatste terrorismeverslag van de Amerikaanse regering wordt omschreven als een «doorvoerhaven» van jihadisten behorende tot Al-Nusra en ISIS en dat het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken op haar website burgers afraadt om naar Zuid-Turkije te reizen, omdat buitenlandse strijders dit gebied passeren om zich aan te sluiten bij Al Nusra en ISIS in Syrië en Irak?2
In het jaarlijkse landenrapport over terrorisme van de Amerikaanse regering valt te lezen dat Turkije vaak gebruikt wordt als «doorvoerland» door buitenlandse strijders die zich bij Jabhat Al Nusra, ISIS en andere groepen willen aansluiten.
Het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken raadt alle niet-essentiële reizen in een aantal Turkse provincies af binnen tien kilometer van de Turks-Syrische grens. Daarnaast worden alle reizen naar de steden Akḉakale en Ceylanpinar afgeraden. Dit vanwege de dreiging van terroristische aanslagen, vanwege het risico op gevechtshandelingen in de grensstrook en omdat buitenlandse strijders dit gebied passeren om zich aan te sluiten bij onder meer Jabhat Al Nusra en ISIS in Syrië. Over doorgang naar Irak wordt niet gesproken op de website van het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Welke maatregelen gaat Turkije, nu er kennelijk een lijst van 5.000 jihadisten gegeven is, nemen om te voorkomen dat deze jihadisten via Turkije doorreizen naar Syrië en Irak?
De praktijk is thans dat indien Nederland en derde landen tijdig informatie verschaffen betrokkenen zo mogelijk worden tegengehouden en teruggestuurd mits dit past binnen de Turkse wetgeving.
Beschouwt Turkije Al Nusra inmiddels officieel als terroristische organisatie? Staat Al Nusra nu op een officiële lijst van Turkije?
De Turkse ministerraad heeft besloten (publicatie in Official Gazette van 3 juni 2014, nr 29019) de tegoeden te bevriezen van Jabhat Al Nusra, in lijn met VNVR resoluties 1267 (1999), 1988 (2011) en 1989 (2011). Dit houdt voor Turkije in dat Jabhat Al Nusra wordt beschouwd als een terroristische organisatie. Deze beslissing wordt door oppositie en media gezien als een erkenning dat Jabhat Al Nusra voor de Turkse regering een terroristische organisatie is. In navolging van de amendementen die het VN Al-Qa’ida Sanctiecomité op 14 mei jl. heeft aangebracht op de VN Sanctielijst op basis van VN Veiligheidsraad resoluties 1267 en 1989 heeft Turkije op 18 juni jl. besloten om Jabhat Al Nusra niet meer als onderdeel van ISIS te beschouwen, maar als zelfstandige aan Al Qa’ida gerelateerde organisatie. Deze beslissing verandert niets aan de Turkse maatregelen ten aanzien van Jabhat Al Nusra.
Wat behelst het besluit van de Turkse regering van 3 juni jl. precies ten aanzien Al Nusra? Gaat het uitsluitend om een maatregel die ertoe strekt om tegoeden van Al Nusra te kunnen bevriezen op basis van de amendementen van de VN veiligheidsraad SC/11397 van 14 mei jl.?3
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van een bron bij het Turkse Ministerie van Financiën dat Turkije in relatie tot Al Nusra geen lijst van terroristische organisaties hanteert en niet officieel aangekondigd heeft of het Al Nusra nu wel of niet als terroristische organisatie beschouwt?4
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhoudt zich dit bovendien tot de klachten van de oppositie in Turkije dat ze geen duidelijkheid hebben gekregen van de regering over de vraag of het Al Nusra nu wel of niet als terroristische organisatie beschouwt?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat Turkije sinds de aanvang van de oorlog in Syrië al die tijd Al Nusra niet als terroristische organisatie heeft beschouwd, terwijl de VS dit al op 12 december 2012 gedaan hebben? Hoe verhoudt zich dit wat u betreft tot de vele berichten en beschuldigingen in de richting van Turkije over steun aan Al Nusra?
Turkije heeft altijd ontkend terroristische groeperingen, waaronder Jabhat Al Nusra, die in Syrië opereren te steunen. Recentelijk, op 13 juni 2014 herhaalde vice Minister President Bülent Arinc deze boodschap in een persbijeenkomst inzake de ontwikkelingen in Mosul. Hij herbevestigde in dat verband dat Turkije zich voegt naar alle beslissingen van de VNVR terzake.
Op welke wijze geven de EU en Nederland invulling aan de amendementen van de VN Veiligheidsraad SC/11397 van 14 mei jl.?
Als gevolg van het besluit van het Al-Qa’ida Sanctiecomité SC/11397 van de VNVR van 14 mei jl. is Jabhat Al Nusra op de VN Sanctielijst op basis van VN Veiligheidsraad resoluties 1267 en 1989 geplaatst als aparte organisatie, in plaats van als onderdeel van ISIS. Op basis hiervan zijn voor deze organisaties een wapenembargo en financiële sancties van kracht. Hieraan is voor wat betreft financiële sancties invulling gegeven door uitvoeringsverordening 583/2014 van de Europese Commissie, die EU Verordening 881/2002 amendeert. Het wapenembargo wordt geïmplementeerd door lidstaten. Het wapenembargo is in Nederland geïmplementeerd door middel van de Sanctieregeling Al-Qa’ida 2011. Omdat deze verwijst naar de lijst van het VN Sanctiecomité hoeft deze niet te worden aangepast.
Kunnen Nederlandse jihadisten die naar Syrië en Irak zijn afgereisd om te strijden voor Al Nusra of ISIS vervolgd worden wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie? Hoeveel mensen zijn er vanuit Nederland als strijder voor deze twee groepen afgereisd, hoeveel zijn er teruggekeerd en hoeveel zijn er vervolgd?
Het is mogelijk om personen te vervolgen wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie onder WvSr artikel 140a. Het is aan het OM om te bepalen of over gegaan wordt tot vervolging. Het is niet altijd te bewijzen bij welke groeperingen de ruim 100 jihadstrijders (waarvan 30 zijn terug gekomen) zich hebben aangesloten, maar er zijn enige aanwijzingen dat deze jihadstrijders bij Jabhat Al Nusra en ISIS of daaraan gerelateerde strijdgroepen terechtkomen.
Staan het aan Al Qaeda gelieerde Al Nusra en ISIS inmiddels op de officiële EU-lijst van terroristische organisaties?
Zie antwoord vraag 10.
Zo nee, waarom niet? Bent u in dit geval bereid u in te zetten om beide organisaties met de grootst mogelijke spoed op deze lijst te laten plaatsen?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de Nederlandse regering inzicht in hoe Jabhat Al Nusra en ISIS/ISIL direct of indirect wapens verkrijgen? Welke stappen worden er ondernomen om diegenen die bij de wapenhandel betrokken zijn te vervolgen?
Het strijdtoneel in Syrië en Irak is onoverzichtelijk. Voor zover kan worden nagegaan ontvangen strijdende organisaties wapenleveranties, maar worden ook wapens buitgemaakt tijdens aanvallen. Hier kan niet worden uitgesloten dat voor gematigde oppositiegroepen bestemde wapens in handen van Jabhat Al Nusra en/of ISIS zijn gekomen. Er zijn tot op heden geen personen veroordeeld wegens deelname aan deze strijdgroepen. Het OM doet geen mededelingen over eventueel lopende strafrechtelijke onderzoeken in dit verband.
Is de Nederlandse regering bereid financiële stromen van en via individuen en staten naar Jabhat Al Nusra en ISIS/ISIL in kaart te brengen? Wat is de verantwoordelijkheid van Nederland om diegenen die deze organisaties ondersteunen ter verantwoording te roepen?
EU-verordening 881/2002 verplicht de lidstaten ertoe alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van Jabhat Al Nusra en ISIS te bevriezen. Het is tevens op grond van deze verordening verboden om direct of indirect financiële middelen ter beschikking te stellen aan Jabhat Al Nusra en ISIS. Overtreding van de bepaling is in Nederland strafbaar gesteld in de Sanctiewet. Vervolging kan plaatsvinden indien de overtreder zich binnen de Nederlandse jurisdictie beweegt.
Mogelijke leveringsproblemen van preferente geneesmiddelen |
|
Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat er nog steeds leveringsproblemen zouden zijn met preferente geneesmiddelen?1
Ja, ik heb het bericht gelezen. Uit een analyse van Farmanco, de databank waarin het Laboratorium der Nederlandse Apothekers (LNA) leveringsproblemen registreert, blijkt dat van de tekorten in Nederland over de periode 2004–2011 het in 65% van de gevallen specialtés en in 35% van de gevallen generica betroffen.
Deelt u nog steeds de mening dat preferentiebeleid leidt tot lagere kosten bij geneesmiddelen en dat dit de totale kosten van de zorg verlaagt?
Ja. Het preferentiebeleid is een effectief instrument van de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars kunnen zelf beslissen of zij dit instrument inzetten. Ik ben me ervan bewust dat naast de evidente voordelen van het preferentiebeleid er ook enkele nadelen vastzitten aan het preferentiebeleid. Over de problemen hebben de partijen in het Bestuurlijk Overleg Farmacie gesproken en hebben zij afspraken gemaakt om de nadelen van het preferentiebeleid te verminderen (zie de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 8 april 2014, Kamerstukken II 2013–2014, 29 477, nr. 284).
Deelt u voorts de mening dat patiënten zo min mogelijk hinder moeten ervaren bij het verkrijgen van preferente geneesmiddelen?
Ja. Apothekers en ziekenhuisapothekers verrichten grote inspanningen om hun patiënten toch van de juiste middelen te voorzien. Ik heb tot dusver geen signalen van patiënten of patiëntenverenigingen ontvangen over opgelopen schade bij patiënten. Het is echter ook niet zo dat ieder geneesmiddelentekort noodzakelijkerwijs een direct risico vormt voor de patiënt en gezondheidsschade tot gevolg heeft. Uit de gegevens van Farmanco blijkt dat er bij geneesmiddelen-tekorten in de meeste gevallen substitutie met een ander middel mogelijk is of dat er een therapeutisch alternatief beschikbaar is. Bij 1% van de geneesmiddelen-tekorten is een dergelijke oplossing niet voorhanden.
Kent u de reden waarom preferente geneesmiddelen soms minder goed verkrijgbaar zijn? Is dit met niet-preferente merkloze geneesmiddelen anders gesteld? Zo ja, waar ligt het verschil tussen preferente middelen en niet preferente middelen en bij wie ligt de oorzaak (groothandel, leverancier, apotheek)?
De oorzaken van het niet beschikbaar zijn van preferente middelen en niet-preferente merkloze geneesmiddelen zijn heel divers. Productieproblemen, de beschikbaarheid van grondstoffen, logistieke problemen maar ook economische motieven spelen hierin een belangrijke rol. Uit cijfers van Farmanco over de periode 2004–2011 blijkt dat slechts 1% van de tijdelijke tekorten direct te wijten is aan economische factoren.
Bij wie de verantwoordelijkheid ligt van het tekort hangt af van de reden van het niet beschikbaar zijn van het (preferente) geneesmiddel. Volgens de cijfers van Farmanco over de periode 2004–2011 liggen de oorzaken van tijdelijke tekorten grotendeels bij de fabrikanten vanwege productieproblemen.
Deelt u voorts de mening dat artikel 36, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet farmaceutische groothandels verplicht voldoende voorraad van geneesmiddelen aan te houden? Geldt deze plicht ook voor preferente geneesmiddelen?
Ja. Dat betekent echter niet dat elke farmaceutische groothandel volledig gesorteerd moet zijn en elk geneesmiddel op voorraad moet houden.
Deelt u bovendien de mening dat artikel 36, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet zou moeten voorkomen dat er geneesmiddelentekorten bestaan? Wie is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de verplichting in artikel 36, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet?
Ik deel deze mening voor zover in de Geneesmiddelenwet is opgenomen dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verantwoordelijk is voor het toezicht en handhaving. Het voorkomen van geneesmiddelentekorten door de farmaceutische groothandel is niet altijd mogelijk gezien de veelvoud aan oorzaken van tekorten. Deze oorzaken strekken vaak uit tot buiten de invloedsfeer van de farmaceutische groothandel. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) als verstrekker van vergunningen aan groothandels en als toezichthouder op de uitvoering van de Geneesmiddelenwet opdracht te geven groothandels te toetsen, en zo nodig handhavend op te treden, zodat er wel voldoende voorraad van verzekerde geneesmiddelen (preferente middelen) is? Zo nee, waarom niet?
Ter verduidelijking: de IGZ verstrekt geen farmaceutische vergunningen, dat doet het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). Ik zal de IGZ geen opdracht geven groothandels te toetsen op het punt van voldoende voorraad omdat de IGZ in haar toezicht op groothandels dit punt al sinds enige tijd standaard meeneemt en er geen verplichting voor groothandels is om volledig gesorteerd te zijn. Zie het antwoord op vraag 5.
Het bericht “EU berispt Nederland om belastingregels bedrijven” |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU berispt Nederland om belastingregels bedrijven»?1
Ja.
Gaat u uitvoering geven aan de oproep die Eurocommissaris Semeta deed tijdens de toelichting op de landenspecifieke aanbevelingen aan onder andere Nederland om meer te doen ter bestrijding van agressieve belastingplanning? Zo ja, hoe en binnen welke termijn?
Ik heb kennisgenomen van wat er tijdens de bedoelde persconferentie is gezegd.
In het Commission Staff working paper dat door de Commissie is gepubliceerd tegelijk met de aanbevelingen van de Raad aan Nederland, wordt melding gemaakt van het verschijnsel dat omvangrijke financiële stromen over Nederland lopen. Zoals ik in mijn brieven aan uw kamer van 17 januari en 30 augustus 2013 heb geschreven is dit voor het kabinet geen nieuw feit. In de genoemde brief van 30 augustus heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om onbedoeld gebruik van het Nederlandse verdragennetwerk tegen te gaan. In de aanbevelingen van de Raad wordt een deel van die maatregelen ook genoemd. In de aanbevelingen lees ik niet dat Nederland te weinig zou doen in de strijd tegen agressieve belastingplanning.
Bij verschillende gelegenheden heb ik laten weten dat Nederland actief meewerkt aan internationale initiatieven om internationale belastingontwijking te bestrijden.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van een woordvoerder van de Europese Commissie dat het een «kwestie van tijd» is voor de waarschuwingen over het belastingklimaat in de landenspecifieke aanbevelingen worden opgenomen?2 Ziet u hierin aanleiding om voorzorgsmaatregelen te treffen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe duidt u de gevolgen voor de internationale reputatie van Nederland dat ons land in de context van belastingontwijking door een Eurocommissaris in hetzelfde rijtje wordt genoemd als Malta, Cyprus en Ierland?
Het meest relevante gegeven voor de internationale reputatie van Nederland is de feitelijke regelgeving, de uitvoering daarvan en de mate waarin Nederland meewerkt bij internationale initiatieven om belastingontwijking te bestrijden. Zoals ik vaker heb gezegd past de Nederlandse regelgeving volledig binnen internationaal aanvaarde uitgangspunten, is de uitvoerig ervan gedegen en betrouwbaar en werkt Nederland actief mee in internationale initiatieven.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Eurocommissaris Semeta dat de afhankelijkheid van «kortzichtige» fiscale regelingen om multinationals aan te trekken, op den duur een bedreiging vormt voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën?3
Ik deel die mening. Het kan niet ontkend worden dat investeringen door internationale bedrijven in Nederland onmisbaar zijn en dat de fiscaliteit een van de factoren is die bepalen of Nederland aantrekkelijk is voor die investeringen. Het is kortzichtig om pogingen te doen om met de fiscaliteit uitsluitend zeer mobiele activiteiten of op een kunstmatige wijze belastinggrondslag aan te trekken. Daar is het Nederlandse fiscale beleid dan ook niet op gericht.
Kunt u uiteenzetten hoe de overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting zich de afgelopen twintig jaar ontwikkeld hebben? Hoe duidt u deze ontwikkeling in relatie tot houdbare overheidsfinanciën?
Zoals ik in mijn brief aan uw kamer van 25 april 20144 heb geschreven, heeft mijn ambtsvoorganger tijdens het VAO over het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen op 18 december 2013 toegezegd voor het meireces een brief aan uw Kamer te zullen sturen over de vraag wat de sterke daling van overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting heeft veroorzaakt.5De analyse van de terugloop van deze vpb-inkomsten is op dit moment nog niet gereed. Zo spoedig mogelijk na het zomerreces zal ik deze brief naar uw Kamer sturen.
Is er naar aanleiding van de vragen die de Europese Commissie aan Nederland heeft gesteld over belastingafspraken (tax rulings) die gemaakt worden met grote multinationals, inmiddels een formele onderzoeksprocedure gestart?4
De Europese Commissie heeft in haar persbericht van 11 juni 2014 bekend gemaakt dat er een formele onderzoeksprocedure wordt ingeleid naar mogelijke staatssteun in een APA (Advance Pricing Agreeement) met Starbucks Manufacturing EMEA BV. De Nederlandse regering is daarvan officieel in kennis gesteld bij de brief van de Europese Commissie van 12 juni 2014 C(2014)3626. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd7.
Het feit dat de Commissie bij de opening van de formele onderzoeksprocedure uitspreek dat zij, gelet op het vooronderzoek, niet verwacht dat er systematische onregelmatigheden zitten in de wijze waarop de Belastingdienst deze APA’s afgeeft, ondersteunt overigens mijn antwoord op vraag 4.
Heeft het kabinet zijn ambtenaren in Brussel al opdracht gegeven om in het Coreper het Nederlandse standpunt ten opzichte van een register van uiteindelijk belanghebbenden aan te passen, gezien de motie Klaver (Kamerstuk 21 501-20, nr. 847) op dit punt?
De afgelopen maanden is intensief onderhandeld in de Raad van Ministers over een gemeenschappelijk standpunt van de Raad met betrekking tot een vierde anti-witwasrichtlijn. De uiteindelijke tekst met betrekking tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-informatie) is een zorgvuldig afgewogen tekst waarin wordt voorgeschreven dat UBO-informatie gehouden moet worden op een specifieke locatie («specific location»). Als voorbeeld van een dergelijke specifieke locatie wordt genoemd een openbaar centraal bedrijvenregister («a public and central company registry») of data opvraagsystemen («data retrieval systems»). Nederland heeft deze tekst gesteund in de onderhandelingen.
Een door terrorisme-experts verwachte aanslag |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hoe gevaarlijk zijn naar Delft teruggekeerde Syriëgangers»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de uitlating van een terrorisme-expert die aangeeft dat het ondoenlijk is de hele groep uit Syrië teruggekeerde jihadisten in de gaten te houden? Kan een antwoord worden gegeven in relatie tot de bewering van het kabinet dat iedere teruggekeerde Syriëganger in beeld is en wordt gevolgd?
Het is onacceptabel dat Nederlandse ingezetenen deelnemen aan deze jihadistische beweging en de gewelddadige jihadistische strijd ongeacht waar ze plaatsvindt of gaat plaatsvinden. Zoals recentelijk verwoord in mijn brief Integrale aanpak jihadisme2, worden alle beschikbare middelen aangewend om uitreis met dit doel te verhinderen, risico’s van elke terugkeerder weg te nemen en het werven van nieuwe aanhang tegen te gaan.
De aandacht voor de uit Syrië teruggekeerde jihadgangers is bij de relevante diensten groot. De AIVD constateert al een aantal jaren dat er in Nederland radicale moslims zijn met jihadistische aspiraties, die uitreizen naar strijdgebieden en dat zij bij terugkeer een risico vormen. In 2013 is dit aantal sterk toegenomen. Het onderzoek naar deze jihadgangers heeft bij de AIVD dan ook de hoogste prioriteit. Zo maakt de AIVD een inschatting van de dreiging van elke onderkende jihadganger. Door verschuiving van capaciteit binnen de dienst, is voor dit onderzoek extra capaciteit vrijgemaakt. Aanvullend beziet het Openbaar Ministerie of strafrechtelijke vervolging van Nederlandse deelnemers aan de jihad mogelijk is. Parallel hieraan worden in de relevante gemeenten maatwerkinterventies afgesproken in multidisciplinaire casus-overleggen. In elk individueel geval wordt de beste aanpak gekozen met als doel de mogelijke dreiging die van deze personen uitgaat te verminderen. Daarbij staat voorop: alleen resultaat telt.
Wat is uw oordeel over de verwachting van terrorisme-experts dat het een kwestie van tijd is voordat er opnieuw, na de moordpartij in een Joods museum in Brussel, een aanslag wordt gepleegd?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt het, gezien de visie van terrorismedeskundigen, geen tijd in te zetten op het middel van administratieve detentie teneinde zeker te zijn dat iedereen werkelijk in beeld is? Zo nee, met welke maatregelen zullen de ernstige zorgen van de terrorisme-experts worden weggenomen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, acht ik het creëren van aanvullende administratieve detentiemogelijkheden ten behoeve van terrorismebestrijding op dit moment niet noodzakelijk. Het Openbaar Ministerie (OM) beschikt reeds over voldoende wettelijke instrumenten om, in samenwerking met de politie, strafrechtelijk op te treden. Zo is het is mogelijk een persoon bij verdenking van een terroristische misdrijf in bewaring te stellen, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Daarnaast kunnen diverse bestuurlijke instrumenten ingezet worden, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het bevriezen van financiële tegoeden.
Het bericht dat woningcorporatie WoningNet Holland Rijnland sinds 1 mei 2014 alle informatie uitsluitend per e-mail laat verlopen |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend, dat woningcorporatie WoningNet Holland Rijnland sinds 1 mei 2014 alle informatie uitsluitend per e-mail laat verlopen?1
Ja, dit is mij bekend
Is een woningcorporatie gerechtigd de inschrijving te laten vervallen van woningzoekenden die niet over een e-mailadres beschikken?
Corporaties zijn op grond van de regelgeving niet verplicht om op een bepaalde wijze met hun huurders en woningzoekenden te communiceren. Hieronder valt ook de wijze van inschrijven als woningzoekende. Het is in het belang van corporaties, dat zij hun communicatie op een zo’n transparant en toegankelijk mogelijke wijze inrichten.
De vereniging Holland Rijnland Wonen (bestaande uit 19 corporaties in 15 gemeenten) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regionale Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013, welke afspraken in een convenant zijn vastgelegd en waarbij gekozen is voor digitale uitvoering via WoningNet Holland Rijnland. Op grond van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland dient de woningzoekende zijn inschrijving jaarlijks te verlengen bij gebreke waarvan zijn inschrijving vervalt. De corporaties hebben alle woningzoekenden (dus ook degenen die al ingeschreven zijn) per brief verzocht zich bij WoningNet Holland Rijnland digitaal in te schrijven.
Woningzoekenden die niet beschikken over een computer kunnen op de kantoren van de corporaties worden ondersteund bij hun inschrijving. Op basis van de informatie van de woningcorporaties kunnen woningzoekenden zonder mailadres ook via familie of vrienden een inschrijving doen. Tenslotte is een vangnet gecreëerd voor woningzoekenden die bijvoorbeeld voor langere tijd elders verblijven en niet in de gelegenheid zijn om zich nu op de website WoningnetHollandRijnland.nl in te schrijven, zodat hun inschrijvingsduur behouden blijft. Hiermee wordt voorkomen dat woningzoekenden die niet over een mailadres beschikken zich niet meer zouden kunnen inschrijven.
Hoe verhoudt het beleid van woningcorporatie WoningNet Holland Rijnland zich tot het overheidsbeleid inzake digitale dienstverlening? Op welke wijze wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt «aandacht voor die mensen die (nog) minder digivaardig zijn»?
Digitalisering van dienstverlening strookt met het overheidsbeleid. Doelstelling van het regeerakkoord is dat mensen in 2017 digitaal zaken kunnen doen met de overheid. De wens in de maatschappij om digitale diensten af te kunnen nemen is groot.
Steeds minder mensen willen langs de klassieke communicatiekanalen diensten afnemen. Uit onderzoek van het TNS Nipo uit 2013 dat de Nationale ombudsman heeft laten uitvoeren, blijkt dat slechts 4% van de respondenten nog per brief wil communiceren met de overheid. Daarbij neemt de voorkeur voor baliecontacten af van 36% tot 31%.
Voor mensen die minder digivaardig zijn adviseert WoningNet Holland Rijnland via haar berichtgeving mensen zonder computer of e-mailadres om hulp te vragen van familie of vrienden. Is dat niet mogelijk, dan kunnen zij langs gaan bij een corporatie in hun woonplaats. Die helpt dan bij het inloggen en zoeken van woningen.
Dit advies en de wijze van ondersteuning kan adequaat zijn voor de mensen die niet digitaal vaardig zijn. De corporatie is zelf verantwoordelijk voor hun dienstverlening en de wijze waarop zij ondersteuning bieden aan mensen die moeite hebben met het digitale kanaal. Hebben mensen klachten over de woonruimteverdeling, dan kunnen zij terecht bij de regionale klachtcommissies voor woonruimteverdeling.
Deelt u de mening, dat er voor degene die verplicht wordt een computer aan te schaffen of ten minste een computercursus te volgen geen sprake is van «aanzienlijk minder administratieve lasten voor burgers», zoals een van de doelstellingen van het regeringsbeleid is?
Administratieve lasten zijn de kosten in tijd en geld voor het voldoen aan verplichtingen die een overheid oplegt. Dat is in dezen niet het geval.
Digitalisering kan een bijdrage leveren aan vermindering van administratieve lasten en doet dat ook in het grotere geheel van toegenomen email verkeer, minder postzegels, minder tijd met het lopen naar de brievenbus. Voor mensen die niet kunnen heeft de woningcorporatie een vangnet en niet de verplichting van cursus of aanschaf computer.
Digitaal zakendoen kan een aanzienlijke besparing opleveren aan zowel de kant van de burger als van het bedrijf.
Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen, dat digitale dienstverlening wordt verbeterd, terwijl de toegankelijkheid van dienstverlening gegarandeerd blijft voor mensen die (nog) minder digivaardig zijn?
Voor de antwoorden hierop verwijs ik graag naar de kabinetsreactie naar aanleiding van het rapport «De burger gaat digitaal» van de Nationale ombudsman die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 28 februari jongstleden aan de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken heb gestuurd (bijlage bij TK 26 643, nr. 306).
De demonstratie die op 1 juni plaatsvond op het Rembrandtveld in Almelo tegen de plaatsing van het herdenkingsmonument voor de Armeense genocide op het privé terrein van de Armeens Apostolische Kerk in Almelo |
|
Harry van Bommel (SP), Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de demonstratie die op 1 juni plaatsvond op het Rembrandtveld in Almelo tegen de plaatsing van het herdenkingsmonument voor de Armeense genocide op het privé terrein van de Armeens Apostolische Kerk in Almelo?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er gratis busvervoer geregeld was voor deelnemers via de aan Diyanet (Turkse ministerie van godsdienstzaken) verbonden moskeeën (deze moskeeën maken ook gebruik van in Turkije opgeleide en door Turkije betaalde imams)?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Turkse Consul-Generaal in Rotterdam mensen bij zich geroepen heeft en gelast heeft deel te nemen aan de demonstratie?)2
Deze berichtgeving is het kabinet bekend, maar deze was niet te verifiëren.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ter gelegenheid van de opening van het herdenkingsmonument een preek vanuit de Diyanet tegen het herdenkingsmonument onder (de aan Diyanet verbonden) moskeeën in Nederland is verspreid en dat deze in die moskeeën bij het «vrijdagmiddag gebed» diende te worden voorgelezen?3
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat bij de demonstratie de slogan «Karabag ermeniye mezar olacak» – vertaald: «Karabach zal het graf van de Armeniër worden» geschreeuwd werd door de organisatie en luidkeels meerdere keren herhaald werd door het aanwezige publiek?4
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat er bij deze demonstratie Ottomaanse legermuziek gespeeld werd, de zogenaamde Mehter Marsi door de groep Mehter ekibi met alle daarbij horende traditionele kleding, instrumenten en uitrusting, terwijl de Armeense genocide juist plaatsvond in het Ottomaanse rijk?5
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat meerdere demonstraties en een petitie tegen het monument ter herdenking van de Armeense genocide georganiseerd zijn door de UETD, een tak van de regerende AK-partij van premier Erdogan van Turkije?6
De UETD heeft wel steun uitgesproken voor deze activiteiten, maar het valt niet te bevestigen dat de UETD de demonstratie en petitie heeft georganiseerd.
Wat vindt u van het feit dat een organisatie als het «Turks Museum Nederland» politiek stelling neemt tegen het Armeense genocide monument en dit doet met onder andere de verhulde dreiging van handelssancties? Past dit bij de rol van dit museum?7
Het is aan het museum om te bepalen of het in deze stelling neemt.
Is er via de diplomatieke vertegenwoordiging van Turkije opheldering gevraagd bij Nederlandse autoriteiten over de vergunning die verleend is voor de bouw van het Armeense genocidemonument (indien en voor zover hier overigens vergunningen voor nodig zijn)? Zo ja, wat is er gevraagd en in welke context? Welk antwoord hebben de Nederlandse autoriteiten gegeven?
De Turkse autoriteiten hebben desgevraagd de verzekering gekregen dat de gebruikelijke procedures zijn gevolgd. Verder heeft de Turkse consul contact opgenomen met de burgemeester van Almelo om de Turkse zienswijze op het monument kenbaar te maken. De burgemeester heeft hier kennis van genomen en in reactie hierop haar zienswijze en wettelijke rol toegelicht.
Kunt u de vergunning die is afgegeven voor het protest in Almelo, publiceren?
Voor het houden van een demonstratie is in Nederland geen vergunning vereist, maar slechts een melding. De burgemeester van Almelo heeft laten weten dat deze melding heeft plaatsgevonden, inclusief het voornemen een podium te plaatsen. Het spelen van een Mehter Marsi was in de melding niet genoemd. De bevestiging van de melding is voor iedereen bij de gemeente Almelo in te zien. Het is niet aan mij om dit document te publiceren.
Wat was het doel van de demonstratie? Heeft de organisatie van te voren een melding gedaan van alle relevante zaken, zoals het podium en het feit dat er een Mehter Marsi gespeeld zou worden?
Zie antwoord vraag 10.
Bestaat er voor het Openbaar Ministerie aanleiding om onderzoek te doen naar de gebruikte teksten zoals "Karabag ermeniye mezar olacak» en andere beledigende en opruiende teksten en ontkenning van de Armeense genocide?8
Het OM heeft een aangifte van discriminatie en belediging ontvangen en deze wordt op dit moment beoordeeld.
Wilt u deze episode meenemen in het onderzoek naar parallelle gemeenschappen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toegezegd?9
Het door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegde onderzoek naar parallelle gemeenschappen in Nederland zal in september worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan dat onderzoek kunnen geen nieuwe onderwerpen worden toegevoegd. Wel maakt Diyanet Nederland in algemene zin onderdeel uit van het onderzoek.
Wat vindt u van het feit dat
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de contacten tussen een vreemde mogendheid en haar (voormalige) onderdanen in Nederland louter op basis van vrijwilligheid mogen plaatsvinden. Het is aan Nederlanders van Turkse afkomst zelf om te bepalen in welke mate zij contacten met de Turkse overheid of hieraan verwante instellingen willen onderhouden.
De demonstranten hebben gebruik gemaakt van het recht op vrijheid van demonstratie.
Nederland heeft de Turkse autoriteiten erop gewezen dat de kwestie van de Armeense genocide gevoelig ligt en Turkije opgeroepen verantwoordelijk om te gaan met deze situatie.
Bent u voornemens hierover in gesprek te gaan met de Turkse autoriteiten en zo ja, welke boodschap zult u hen dan overbrengen? Zo nee, vindt u dan wenselijk dat dit zich herhaalt?
Zie antwoord vraag 14.
Wat is uw mening en stellingname over de inmenging van de Turkse overheid in de uitgevoerde demonstraties en de druk die de Turkse overheid heeft geleverd op de Nederlands-Turkse Diaspora gemeenschappen, inclusief moskeeën, stichtingen en verenigingen, om deze demonstratie te organiseren?
Het kabinet is van mening dat de gebruikte leuzen tijdens de demonstratie in Almelo niet bijdragen aan een oplossing van deze kwestie. Zie verder de antwoorden op vragen 14 en 15.
Bent u bereid deze bevindingen en bovengenoemde stellingname te bespreken met uw ambtsgenoot in Turkije en met de vertegenwoordiging van de Turkse regering in Nederland?
Zie antwoord vraag 16.
Is het kabinet, met name de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en Justitie, bereid afstand te nemen van de aard en de toon van de demonstratie en tevens de gebruikte leuzen publiekelijk te veroordelen?
Zie antwoord vraag 16.
Een dader van een gewelddadige overval die vrij komt door een blunder van de politie |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Kent u de berichten: «Dader gewelddadige overval juwelier vrij na blunder politie» en «Overval: geen 10 jaar cel maar vrijspraak»?1 2
Ja.
Klopt het dat de gewelddadige overvaller uit genoemde berichten in hoger beroep is vrijgesproken omdat er te weinig bewijs is dat hij bij de overval betrokken was en komt dit omdat cruciale camerabeelden van de getuigenverhoren zijn verdwenen? Zo ja, hoe is het mogelijk dat deze camerabeelden zijn zoekgeraakt en wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze camerabeelden weer worden gevonden zodat deze gewelddadige overvaller door middel van herziening ten nadele alsnog kan worden berecht?
Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat uit beveiligingscamera’s in de juwelierszaak blijkt dat de overval door drie mannen is gepleegd. Twee mannen hebben bekend dat zij dit hebben gedaan en zijn hiervoor in 2010 onherroepelijk veroordeeld. Zij hebben verklaard dat de derde verdachte niet bij de overval betrokken is geweest. Hij heeft dat zelf ook altijd ontkend. Op 10 juni 2014 heeft het Hof Den Haag deze derde verdachte vrijgesproken vanwege onvoldoende bewijs.3 Het feit dat het beeldmateriaal van het verhoor van een getuige niet geheel compleet is speelde daarbij blijkens het arrest geen enkele rol.
Het dossier bevat naast aanwijzingen dat de verdachte de derde overvaller was – aanwijzingen waarbij het Hof kanttekeningen plaatst – ook contra-indicaties. Alles afwegende concludeert het Hof daarom dat er onvoldoende bewijs is om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat de verdachte betrokken was bij de overval.
Worden bewijsstukken voorzien van een track-and-trace-systeem zodat deze niet meer kunnen verdwijnen? Zo nee, ziet u mogelijkheden hiertoe? Zo nee, waarom niet?
Sporen die door de forensische opsporing op de plaats delict worden verzameld, worden voorzien van een uniek nummer, een sporenidentificatienummer (SIN). Elk bewijsstuk houdt dit unieke nummer door de hele strafrechtsketen heen. Dit Track & Trace-systeem zorgt ervoor dat sporen binnen het NFI worden geregistreerd en geeft de mogelijkheid om sporen fysiek te volgen.
Overige bewijsstukken worden niet van een dergelijk nummer voorzien. Voor bewijsstukken die niet geregeld worden overgedragen, is een dergelijk systeem ook niet nodig.
Deelt u de mening dat het vreselijk is dat dit echtpaar de dader nu weer tegen het lijf kan lopen omdat hij aan zijn straf ontkomt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
In deze zaak is het Hof Den Haag tot een andere beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal gekomen dan het Openbaar Ministerie. Er is geen sprake van een blunder. Aangezien de verdachte is vrijgesproken kan deze niet als dader worden aangemerkt.
Deelt u de mening dat het echtpaar eigenlijk een schadevergoeding voor deze blunder verdient en niet de gewelddadige overvaller (wanneer hij schadevergoeding vraagt voor de tijd doorgebracht in detentie)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het faillissement van het bedrijf Thermphos en de rol van de Nederlandse en Europese overheid daarin |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe heeft Nederland gestemd tijdens de zitting waar het besluit van de Europese Commissie om geen antidumpingmaatregelen te nemen goedgekeurd moest worden? Heeft zij voor of tegen het sluiten van de antidumpingprocedure gestemd (over de import van witte fosfor)?1
Nederland heeft zich onthouden van stemming, evenals Spanje, Frankrijk en Hongarije. De overige lidstaten hebben ingestemd met het voorstel. Geen van de lidstaten heeft tegen gestemd.
Wat waren de Raadsinstructies van de Permanente Vertegenwoordiger nadat Thermphos de antidumpingklacht indiende bij de Europese Commissie?
De antidumpingzaak tegen witte fosfor uit Kazachstan is niet in de Raad besproken.
De Commissie concludeert dat het uitblijven van maatregelen als gevolg zal hebben dat Thermphos haar activiteiten zal moeten staken; op welk moment wist het kabinet dat Thermphos failliet zal gaan door het uitblijven van maatregelen?2
In de conclusie van de Commissie waarnaar wordt gerefereerd, staat:
«Worden geen maatregelen ingesteld, dan zal de productie van witte fosfor in de Unie en de productie van afgeleide producten door de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk niet worden hervat. Anderzijds biedt de instelling van maatregelen, zoals ook sommige belanghebbenden hebben gesteld, de bedrijfstak van de Unie mogelijk onvoldoende bescherming omdat de invoer uit Kazachstan, zelfs wanneer hiervoor rechten gelden, qua prijzen concurrerender blijft dan de verkopen door de bedrijfstak van de Unie, en waarborgt de instelling van maatregelen derhalve niet dat de bedrijfstak van de Unie de huidige kwetsbare situatie doorstaat.» (ref 2013/81/EC punt 190).
Op het moment dat de Commissie dit begin 2013 concludeerde, had Thermphos Internationaal BV haar activiteiten al gestaakt, en was failliet. De Commissie stelde dat het instellen van antidumpingmaatregelen geen waarborg was voor het voortbestaan van Thermphos. De reden was dat het onderzoek van de Commissie had uitgewezen dat:
Dit betekent dat witte fosfor uit Kazachstan met het instellen van een antidumpingrecht van 10,5% nog steeds goedkoper zou zijn voor de Europese gebruikende industrie dan fosfor van Thermphos. Er was dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat de Europese gebruikende industrie over zou stappen op de (duurdere) witte fosfor van Thermphos.
Had Nederland een vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping, dat het besluit van de Europese Commissie voorbereidde? Zo ja, wie?
Ja, Nederland had een vertegenwoordiger in het Antidumping Comité. De naam van de betreffende ambtenaar is verder niet relevant.
Hoe werd de Nederlandse vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping aangestuurd?
Het standpunt is conform de gebruikelijke procedures met de betrokken ministeries afgestemd.
Wat waren de instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping?
De instructies waren om zich te onthouden van stemming.
Is er bij de standpuntbepaling van Nederland in de zaak Thermphos een kosten-batenanalyse gemaakt?
Zoals gebruikelijk bij de standpuntbepaling over het al dan niet nemen van antidumpingmaatregelen is gekeken naar de prijsstelling van fosfor uit Kazachstan en de gevolgen voor de Europese producent en gebruikende industrie (zie ook vraag 3 en 17). Hierbij was sprake van een verschillend belang van de producent en de gebruikers.
Is er bij de standpuntbepaling van Nederland in de zaak Thermphos rekening gehouden met een saneringsopgave van tussen de 70 en 90 miljoen euro bij een eventueel faillissement van het bedrijf? Wist het kabinet dat de Nederlandse belastingbetaler deze rekening zal moeten betalen?
Op het moment van standpuntbepaling van Nederland in de antidumpingzaak was er nog niets bekend over de omvang van een mogelijke saneringsopgave en over wie dat zou moeten betalen.
Welk Nederlands belang is gediend bij het uitblijven van antidumpingmaatregelen en dus bij het faillissement van Thermphos?
Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 3 is er geen aantoonbare oorzaak-gevolg relatie tussen het uitblijven van maatregelen en het faillissement van Thermphos.
Klopt het dat Belgisch Limburg en Wallonië extra structuurfondsen zullen ontvangen om faillissementen in de regio op te vangen?3
Tijdens de ER van 7 en 8 februari 2013 is afgesproken dat België financiële middelen zou krijgen om te voorzien in het aanpassingsproces van bepaalde regio’s, het ging om 133 miljoen (66,5 miljoen voor Limburg en 66,5 miljoen voor Wallonië). Deze structuurfondsen zijn echter niet direct inzetbaar voor faillissementen.
Klopt het dat Italië (€ 25 miljoen), Spanje (€ 17 miljoen) en Frankrijk (€ 84 miljoen) extra middelen via het Flexibiliteitsinstrument zullen ontvangen?4
In verband met de definitieve uitkomst van de MFK-onderhandelingen heeft de Europese Raad in juni 2013 besloten om genoemde landen extra structuurfondsen toe te kennen. Deze middelen zijn gedeeltelijk gefinancierd door de inzet van het flexibiliteitsinstrument.
Klopt het dat Cyprus om meer structuurfondsen heeft gevraagd en dat de Commissie besloten heeft Cyprus meer structuurfondsen te geven?
De ER van 27-28 juni 2013 heeft het EP en de Raad verzocht om binnen de flexibiliteit die het MFK biedt in het kader van de jaarbegroting de mogelijkheden te onderzoeken om de moeilijke situatie in Cyprus te adresseren. Dit vloeit voort uit de afspraken die de ER in februari 2013 reeds maakte over andere programmalanden, op het moment dat Cyprus nog geen programmaland was.
Heeft het kabinet ooit overwogen om schadevergoeding voor de saneringskosten een onderdeel te maken van bovenstaande of andere budgettaire onderhandelingen?
Nee.
Deelt u de mening van de minister van Economische Zaken dat Europa medeverantwoordelijk is voor het faillissement van Thermphos?5
De Minister van Economische Zaken heeft tijdens het dertig leden debat van 2 april 2013 inzake Thermphos aangegeven dat de Europese Commissie zich mogelijk medeverantwoordelijk voelt voor de ontstane situatie. De Minister van Economische Zaken is in gesprek gegaan met de Europese Commissie over een mogelijke financiële bijdrage van de Europese Commissie aan eventuele opruimkosten en (groene) doorstart van het bedrijf.
Deelt u de mening van Elsevier dat de pogingen van de minister om in overleg te treden met de Europese Commissie inzake een schadevergoeding wegens het uitblijven van antidumpingmaatregelen en het daaropvolgende faillissement van Thermphos halfslachtig waren?6
Nee. Zoals gemeld in een brief aan de Tweede Kamer van 24 april jl. (Kamerstuk 29 826, nr. 59) heeft de Minister van Economische Zaken zich actief ingezet om een financiële bijdrage te krijgen van de Europese Commissie voor opruimkosten en een mogelijke doorstart. De Europese Commissie heeft hierop aangegeven dat er geen mogelijkheden waren voor een financiële bijdrage voor de opruimingkosten. De Europese Commissie was wel bereid om te kijken naar de mogelijkheden om een duurzame doorstart op basis van productie van «groene fosfor» te steunen. Doordat uiteindelijk geen duurzame doorstart mogelijk bleek, zijn de mogelijkheden voor steun vanuit de Europese Commissie en Europese Investeringsbank niet meer aan de orde gekomen.
Deelt u de mening van Elsevier dat de onder andere passieve houding van het Rijk bijgedragen heeft aan het faillissement, het falen van de doorstart en de vervelende nasleep in de zaak-Thermphos?7
Nee. Het Rijk heeft zich juist actief ingezet voor deze casus. Het Rijk heeft onder meer na het faillissement van Thermphos zich ingespannen om een koper te vinden voor het bedrijf. Toen deze koper niet gevonden werd, hebben Zeeland Seaports, de Provincie Zeeland en het Ministerie van Economische Zaken gezocht naar kandidaat investeerders voor de mogelijke productie van groene fosfor op de Thermphos-site te Vlissingen. Uiteindelijk bleef 1 kandidaat investeerder over. Na toetsing van het businessplan en het technisch plan door onafhankelijke experts bleek een duurzame doorstart echter niet mogelijk.
Deelt u de mening van de voormalig minister van Industrie en Handel van de Republiek Tsjechië, de heer Martin Kuba, dat het uitblijven van maatregelen een gevolg is van een gecoördineerde pan-Europese lobby en niet van een afweging van argumenten en wettelijke voorwaarden?8
De Europese Commissie heeft het antidumpingonderzoek volgens de daarvoor wettelijke eisen en procedures, zoals verwoord in de Verordening 1225/2009 uitgevoerd. Het voorstel van de Commissie om geen maatregelen te nemen voldoet aan deze eisen, inclusief het in ogenschouw nemen van dumping, schade en belang van de Unie.
Is er tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken afstemming geweest nadat de Kamer het kabinet had gevraagd om in overleg te treden met de Commissie inzake schadevergoeding wegens het uitblijven van antidumpingmaatregelen en het daaropvolgende faillissement van Thermphos?
Ja, er is tussen de betreffende ministeries overleg geweest.
Bent u bekend met het gerucht dat een aantal EU-lidstaten bij de begrotingsherziening van 2016 om meer structuurfondsen zal vragen om te gevolgen van economische terugval in specifieke regio’s op te vangen?
Nee, dit gerucht is ons niet bekend. Als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 is opgenomen dat de Commissie in 2016 de totale toewijzingen die voor de doelstelling «investeren in groei en werkgelegenheid» in het kader van het cohesiebeleid 2017–2020 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw zal bezien en volgens gemaakte afspraken mag herberekenen. Het totale netto-effect van deze technische aanpassing mag niet meer bedragen dan 4 miljard EUR.
Het bericht dat de gasleiding van honderdduizenden Nederlanders lekt |
|
Jacques Monasch (PvdA), Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «gaslek in honderdduizenden woningen»?1
Ja.
Klopt de in het bericht geschetste omvang van het probleem? Klopt het dat netbeheerders dagelijks bij woningen de gaskraan dichtdraaien en daarmee de levering van gas stoppen omdat de situatie te gevaarlijk is?
Sinds 2012 worden door netbeheerders slimme meters aangeboden aan kleinverbruikers van gas en elektriciteit. Bij de installatie van slimme gasmeters moet de gastoevoer tijdelijk worden afgesloten. Uit veiligheidsoverwegingen wordt tijdens de installatie van de meter de gasdruk getest. Daarbij wordt in sommige gevallen vastgesteld dat er lekkages zitten in de gasleidingen in de woning. Volgens Netbeheer Nederland, de brancheorganisatie van netbeheerders, gaat het vaak om oudere woningen en betreft het landelijk gezien uitzonderingen.
Uit het artikel in het Algemeen Dagblad blijkt dat de aanname dat de gasleiding naar schatting in honderdduizenden woningen lekt, is gebaseerd op een schatting van een installateur uit Oud-Beijerland. Deze installateur taxeert in het artikel dat bij 5% van de huizen een lek zit. Netbeheer Nederland kan desgevraagd deze cijfers niet bevestigen.
Klopt het dat het in sommige gevallen gaat om relatief grote lekkages in de gasleidingen, waardoor explosiegevaar aanwezig is?
Hier is geen informatie over beschikbaar. Gebouweigenaren zijn zelf verantwoordelijk dat de gasleidingen in hun woning(en) voldoen aan het Bouwbesluit 2012. In het algemeen is er geen aanleiding om te twijfelen aan de gasdichtheid van de gasleidingen. Wanneer die twijfel er wel is (bijvoorbeeld bij oude woningen, oude afgekoppelde leidingen en oude toestelaansluitingen) ligt het in de rede dat de gebouweigenaar zelf actie neemt en de gasdichtheid laat onderzoeken, bijvoorbeeld in het kader van de periodieke keuring van de CV-installatie. Bovendien wordt gas geodoriseerd waardoor consumenten een lekkage zelf tijdig kunnen opmerken en gevaarlijke situaties kunnen worden voorkomen.
Is het mogelijk dat deze lekkages al vele jaren bestaan en er daarmee al lange tijd gevaarlijke situaties bestaan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er jaarlijks twee doden vallen door gasexplosies? Beschikt u over gegevens over het aantal ernstig gewonden als gevolg van gasexplosies?
Netbeheer Nederland laat jaarlijks onderzoek uitvoeren naar aardgasongevallen in woningen en gebouwen. Hieruit blijkt dat de afgelopen 5 jaren geen doden zijn gevallen door niet-opzettelijke gasexplosies. Er zijn jaarlijks gemiddeld 4 aardgasexplosies in woningen en gebouwen waarbij gemiddeld 2 ernstige gewonden vallen. Deels zijn de explosies het gevolg van defecten aan de inpandige gasleiding.
Naast aardgas wordt in Nederland door consumenten beperkt propaangas toegepast, vooral op plaatsen waar geen aardgasleiding ligt. Hierover zijn geen jaarlijkse ongevalgegevens bekend. Wel is een propaangasexplosie bekend in 2013 in een woonhuis in Didam waar 2 dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
Heeft u inzicht in de relatie tussen gasexplosies en de lekkages in gasleidingen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van mening dat het noodzakelijk is dat er actie wordt ondernomen om lekkende gasleidingen gericht op te sporen en te repareren? Zo ja, op welke wijze kan dit dan naar uw mening binnen redelijke termijn tot stand komen? Zo nee, waarom niet?
Het aantal gasexplosies in woningen en gebouwen is beperkt, zoals blijkt uit het antwoord op de vragen 5 en 6. Naar onze mening is er daarom geen reden om vanuit de rijksoverheid grootschalige acties in gang te zetten om lekke gasleidingen in woningen en gebouwen op te sporen. De vereisten uit het Bouwbesluit 2012 zijn duidelijk. Zoals hierboven is aangegeven zijn gebouweigenaren zelf verantwoordelijk dat de gasleidingen in hun woning(en) voldoen aan het Bouwbesluit 2012 en moeten gebouweigenaren bij twijfel zelf actie nemen om de gasdichtheid te onderzoeken. Zie verder ook het antwoord op vraag 11.
Welke acties denkt u op korte termijn te nemen om direct gevaar van gasexplosies door lekkages in gasleidingen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Is de veronderstelling juist dat er door (grote, maar ook kleine) lekkages in gasleidingen veel aardgas verloren gaat? Heeft u inzicht in hoeveel aardgas jaarlijks verloren gaat door lekkages in gasleidingen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Er is geen informatie waaruit blijkt dat er veel aardgas verloren gaat door lekkages aan de gasleidingen in woningen. Omdat er bij gaslekken vooral sprake is van kleine lekkages, is de algemene indruk dat de hoeveelheid gas die weglekt marginaal is ten opzichte van het aardgasverbruik in een woning voor verwarming en warm water. Het doen van onderzoek hiernaar door de rijksoverheid ligt niet in de rede.
Klopt het dat sinds de privatisering van de gemeentelijke gasbedrijven in de jaren '90 de kwaliteit van gasleidingen niet meer periodiek wordt gecontroleerd?
Medio jaren negentig zijn gasbedrijven gestopt met het periodiek keuren van gasleidingen in woningen. Een belangrijke overweging was dat de periodieke controles stamden uit de tijd dat er koolmonoxide in het gedistribueerde gas zat. In het midden van de jaren negentig was dit al jaren niet meer het geval. Sinds die tijd zijn gebouweigenaren, zoals gemeld in het antwoord op de vragen 7 en 8 zelf verantwoordelijk dat de gasleidingen voldoen aan het Bouwbesluit 2012. De gemeente heeft hierbij een toezicht- en handhavingstaak op grond van de Woningwet. Iedere gemeente kan de mate en wijze waarop zij toezicht houdt zelf bepalen. Uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vloeit voort dat iedere gemeente een handhavingsbeleid moet vaststellen en dat beleid ook moet uitwerken in een uitvoeringsprogramma. Hierover wordt verantwoording aan de gemeenteraad afgelegd. Het interbestuurlijk toezicht op gemeenten is sinds 2012 belegd bij de provincies.
Voor zover bekend wordt het toezicht op de gasleidingen in bestaande woningen, door alle gemeenten beperkt uitgevoerd en worden door geen enkele gemeente periodieke controles uitgevoerd zoals vroeger door de gasbedrijven. Gemeenten beperken zich veelal tot de afhandeling van externe klachten/signalen over gasinstallaties. In de grote steden wordt de kwaliteit van de gasleidingen wel vaak mee genomen in het bredere toezicht op specifieke aandachtswoningen en -gebieden.
Wat vindt u van het voorstel om een periodieke APK-keuring voor gasleidingen in te voeren?
Een algemene APK-keuring voor woninginstallaties leidt tot een ongewenste lastenverzwaring voor gebouweigenaren. We willen u hiervoor verwijzen naar de brief Wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium (Kamerstukken II 2013/2014, 33 798 nr.6) van 27 januari 2014 waarin antwoord wordt gegeven op vragen over een APK voor woninginstallaties in relatie tot de wijziging van artikel 1a (zorgplichtartikel) van de Woningwet.
Het nieuwe derde lid van artikel 1a maakt het mogelijk dat per ministeriële regeling bepaalde categorieën bouwwerken worden aangewezen waarvan voldoende vaststaat dat deze een gevaar voor de gezondheid of veiligheid kunnen opleveren en waarbij de eigenaar onderzoek moet laten uitvoeren. Het is denkbaar bepaalde categorieën woningen, waarvan voldoende vaststaat dat hierin installaties aanwezig zijn die een gevaar opleveren, op te nemen in de bedoelde ministeriële regeling. Zoals in de brief is aangegeven, zal in overleg met gemeenten, woningeigenaren en deskundigen worden verkend of deze categorieën woningen duidelijk zijn te onderscheiden en of het opnemen hiervan in de ministeriële regeling zal leiden tot een vermindering van de incidenten. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zal het initiatief nemen voor deze verkenning en zal in 2015 de Tweede Kamer nader informeren over de resultaten hiervan.
Wat is het draagvlak bij partijen als Netbeheer Nederland en Uneto-VNI (de brancheorganisatie van installateurs) voor een verplichte keuring?
Uneto-VNI is een pleitbezorger van een verplichte APK-keuring van woninginstallaties. Netbeheer Nederland wijst er op dat netbeheerders niet verantwoordelijk zijn voor de binnenhuisinstallatie en heeft daarom geen uitgesproken opvatting over de wenselijkheid van een verplichte keuring.
Problemen met hulpmiddelen van Welzorg |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Acht u het wenselijk dat ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking forse problemen ervaren met de dienstverlening van Welzorg, en hierdoor in de problemen komen met hun hulpmiddelen?1
Ik vind de verstrekking van hulpmiddelen aan mensen die daar voor hun zelfredzaamheid en participatie op zijn aangewezen (en de daarbij behorende kwaliteit van dienstverlening) van groot belang.
Is het waar dat u in gesprek bent met Welzorg over de aanbestedingsproblematiek van hulpmiddelen bij gemeenten? Zo ja, welke maatregelen heeft u tot op heden getroffen om de problemen met de dienstverlening bij Welzorg op te lossen?
Neen, ik ben niet in gesprek met Welzorg over aanbestedingen door gemeenten.
Acht u het wenselijk dat organisaties die hulpmiddelen verstrekken met het instrument «telefonische schouw» werken? Zo nee, op welke wijze gaat u de «telefonische schouw» van hulpmiddelen verbieden?
Een schouw van het uitstaande hulpmiddelenbestand van gemeenten vindt in de meeste gevallen plaats bij een wisseling van de leverancier. Dit is belangrijk voor de nieuwe leverancier, zodat hij over een up-to-date inzicht van het hulpmiddelenbestand beschikt. Daar waar er onduidelijkheden zijn, zal een schouw (inspectie) plaatsvinden. Wanneer het een eenvoudige vraag betreft, is het gebruikelijk dat de gebruiker telefonisch wordt benaderd. In andere gevallen kan een fysieke check van de hulpmiddelen noodzakelijk zijn. Het is aan gemeenten om, indien zij dit wenselijk achten, eisen te stellen aan de manier waarop de schouw wordt uitgevoerd. Steeds vaker wordt een schouw in het Programma van Eisen opgenomen door gemeenten. Daarnaast worden ook de kwaliteits- en veiligheidseisen van hulpmiddelen via overeenkomsten met de leveranciers in het Programma van Eisen opgenomen. Aan deze eisen liggen de bepalingen van de Wet Medische Hulpmiddelen en de Wegenverkeerswet ten grondslag.
Kunt u de omvang van de lange wachttijden en de gebrekkige service van Welzorg toelichten? Bent u bereid Welzorg tot de orde te roepen met betrekking tot de gebrekkige dienstverlening en het ondeskundige personeel? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om deze chaotische situatie met spoed op te lossen?
Het betreft hier overeenkomsten tussen individuele gemeenten en een leverancier. Welzorg heeft in een verklaring aangegeven, zo begrijp ik, dat de klachten met betrekking tot de dienstverlening te wijten zijn aan de fundamentele veranderingen binnen de organisatie als gevolg van een veranderende markt.
De betreffende hulpmiddelenleverancier heeft aangegeven de gang van zaken te betreuren, verantwoordelijkheid te zullen nemen en zich de komende tijd te richten op de verbetering van de serviceverlening aan haar klanten. Dit uit zich in concrete maatregelen, namelijk extra personeel, extra steunpunten en ruimere openingstijden.
Hoeveel en welke gemeenten maken gebruik van de diensten van Welzorg met betrekking tot de hulpmiddelen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning? Bent u bereid de Kamer hiervan een overzicht te doen toekomen?
Ik beschik niet over een overzicht van aanbieders van hulpmiddelen per gemeente. Deze informatie wordt niet centraal geregistreerd. Ik zie daartoe ook geen aanleiding.
Wat is uw oordeel over de berichtgeving dat de dienstverlening van Welzorg verslechterd is als gevolg van bezuinigingen en fusies in de zorg? Deelt u deze analyse? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om deze bezuinigingen en fusies terug te draaien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gemeenten zijn voor de inkoop van hulpmiddelen gehouden aan de Europese aanbestedingsregels en de Aanbestedingswet. Deze regels waarborgen dat inschrijvers bij aanbestedingen gelijke kansen hebben en dat het speelveld daarmee voor alle aanbieders zonder uitzondering gelijk is.
Ik constateer dat de afgelopen jaren de prijzen van een aantal hulpmiddelen die in het kader van de uitvoering door de Wmo door gemeenten worden ingekocht, zijn gedaald. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om kwaliteitseisen in het bestek van de aanbesteding op te nemen en deze vervolgens ook gedurende de contractperiode te bewaken. Er loopt reeds een aantal initiatieven die de kwaliteit van de hulpmiddelen ten goede zullen komen. Zo ontwikkelt de VNG in samenwerking met Firevaned (de branchevereniging voor hulpmiddelen-leveranciers) een model-aanbestedingsdocument voor hulpmiddelen met oog voor zowel de economische belangen als de kwaliteit van de dienstverlening.
Ook heeft de branchevereniging Firevaned het initiatief genomen om een Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen te introduceren. Dit is een ISO gecertificeerd keurmerk dat alle elementen van de verstrekking en dienstverlening met betrekking tot de kwaliteit van hulpmiddelen borgt. Op dit moment zijn leveranciers zich hierop aan het voorbereiden.
Vindt u het acceptabel dat zorgaanbieders door gemeenten gecontracteerd worden op basis van de laagste prijs, omdat gemeenten dankzij uw bezuinigingen het mes op de keel wordt gezet? Wat blijft er precies over van uw mooie woorden bij de behandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning dat «de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) een verzameling is van nadere criteria, anders dan alleen de laagste prijs»?2
Zie antwoord vraag 6.
Acht u het wenselijk dat zorgaanbieders in de wurggreep van gemeenten zitten, en hierdoor te lage prijzen moeten accepteren, omdat zij anders gedwongen worden personeel te ontslaan of moeten stoppen met dienstverlening? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om deze aanbestedingsgekte te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Wat was het salaris van de directeur/bestuurder van Welzorg in 2013 (uitgesplitst in de diverse onderdelen)? Wat is uw oordeel daarover?
In dit geval gaat het om een privaatrechtelijke rechtspersoon die hulpmiddelen levert op basis van gewonnen aanbestedingen die in het kader van de Wmo door gemeenten zijn uitgeschreven. Deze rechtspersonen vallen niet onder de werking van de Wet normering topinkomens. De gegevens waar u naar vraagt, zijn om die reden niet beschikbaar. Het zijn overigens de colleges van B&W die over hun contracten verantwoording moeten afleggen aan de gemeenteraden.
Is bekend wat de kosten zijn van aanbestedingen voor hulpmiddelen voor gemeenten en voor aanbieders? Zo ja, kunt u de Kamer die informatie sturen? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik beschik niet over deze informatie en zie ook geen aanleiding dit te onderzoeken. De aanbestedingsrichtlijnen zijn door de EU opgesteld om ten behoeve van het tot stand komen van een interne markt, eerlijke en vrije concurrentie te stimuleren.
Op welke wijze wordt omgegaan met aanwezige hulpmiddelen bij ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking thuis, als er een andere aanbieder van hulpmiddelen wordt gecontracteerd? Klopt het dat alle hulpmiddelen dan moeten worden omgewisseld? Wat vindt u hiervan?
Er zijn twee typen aanbestedingen voor gemeenten op basis van de Wmo verstrekte hulpmiddelen. Gemeenten kiezen of voor de aankoop van de hulpmiddelen of voor huur van deze hulpmiddelen.
Bij aankoop worden de hulpmiddelen eigendom van de gemeente en is er bij een leverancierswissel geen sprake van een fysieke vervanging, alleen neemt de nieuwe leverancier de hulpmiddelen administratief van de vorige leverancier over, hier ziet de opdrachtgevende gemeente op toe.
Bij het huren door de gemeente van de hulpmiddelen van de leverancier blijft deze leverancier eigenaar van deze hulpmiddelen. Als deze aanbieder na een nieuwe aanbesteding geen contract gegund wordt, zal de oude leverancier haar hulpmiddelen terughalen en de nieuwe leverancier haar hulmiddelen dan inzetten. De gemeente zal toezien op een goed verloop van deze wisseling, maar dit heeft gevolgen voor de gebruikers. Door in het programma van eisen een zogenoemde «afbouwconstructie» op te nemen kunnen gemeenten hier echter iets tegen doen. Dit houdt in dat de gebruikers van hulpmiddelen van een vorige leverancier de hulpmiddelen van die oude leverancier kunnen blijven gebruiken zolang zij deze nodig hebben. De gemeente blijft deze huren van de oude leverancier. Pas als de gebruiker een ander hulpmiddel nodig heeft dan zal de nieuwe aanbieder hier voor zorgen. Met deze methode is er dus ook geen vervanging voor de cliënt. De nieuwe leverancier zal in deze gevallen alleen maar de nieuwe aanvragen verstrekken. Doordat er in de grote meerderheid van de aanbestedingen of sprake is van de aankoop van hulpmiddelen door gemeenten of van huur met de beschreven afbouwconstructie vindt er in steeds beperktere mate omwisseling van de hulpmiddelen in verband met een leverancierswisseling plaats. Ik vind dat een goede ontwikkeling.
Het bericht ‘Venlo eist salarisverlaging top Zorggroep’ |
|
John Kerstens (PvdA), Manon Fokke (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Venlo eist salarisverlaging top Zorggroep»?1, «Meer loon schandalig»2 en «Discussie over je loon ondermijnt je gezag»?3
Ja.
Is het waar dat het salaris van de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Zorggroep per 1 december 2013 is verhoogd op basis van een afspraak uit december 2011?4 en 5 Zo ja, met welk bedrag is het salaris verhoogd? Hoe verhoudt deze salarisverhoging zich tot de letter en de geest van (het overgangsregime uit) de Wet normering topinkomens (WNT)?
Het salaris van de bestuursvoorzitter is inderdaad per 1 december 2013 verhoogd en wel met 5%. Volgens de accountant die de jaarrekening 2013 van de Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg heeft gecontroleerd, en waarin de verhoogde bezoldiging is gepubliceerd, voldoet deze aan de WNT-eisen van financiële rechtmatigheid, zoals opgenomen in het Controleprotocol WNT in de Beleidsregels toepassing WNT (2013).
In dat geval is de verhogingsafspraak kennelijk gemaakt vóór 6 december 2011 en is in die afspraak bovendien op een eenduidige wijze de verhoging bepaald (artikel7.3, eerste en elfde lid, WNT). Desalniettemin zou het passend zijn geweest als op de WNT was geanticipeerd.
Is het waar dat bij deze instelling in de voorbije weken voor 476 medewerkers ontslag is aangevraagd?6 Hoe beoordeelt u in dat kader deze salarisverhoging?
Dat getal stond inderdaad in het krantenartikel. Ik kan het salaris alleen beoordelen in het kader van de WNT. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Zijn bij u meer voorbeelden bekend – behalve de topman van Meandergroep – van bestuurders die vrijwillig salaris inleverden?7 Deelt u de mening van de topman van de Meandergroep dat discussies over het loon van de topman het gezag van het bestuur (kunnen) ondermijnen, zeker in tijden van bezuinigingen en (gedwongen) ontslagen?
Ik heb dat niet geïnventariseerd, dus andere voorbeelden heb ik niet.
Discussies over het loon van een topfunctionaris kunnen inderdaad allerlei gevolgen hebben, die ook direct de beeldvorming beïnvloeden, zowel positief als negatief. In dit concrete geval was de discussie volgens krantenberichten aanleiding voor de betrokken bestuursvoorzitter om zijn salaris terug te brengen (met € 27.000), waardoor dat nu € 195.000 bedraagt.
Kunt u publiekelijk uw steun uitspreken voor deze topman, aangezien deze zelf aangeeft dat hij het gevoel heeft dat zijn collega-bestuurders (van andere instellingen) hem een spelbreker vinden? Zo nee, waarom niet?
Het overgangsrecht van de WNT is het resultaat van een op internationaal-rechterlijke juridische kaders gebaseerde wettelijke regeling die bij de WNT en vervolgens de Aanpassingswet WNT is vastgesteld. Daarom kan het overgangsrecht benut worden. Maar anderzijds vind ik het beslist lovenswaardig wanneer er bestuurders zijn die die stap vrijwillig wél nemen.
Om te benadrukken dat het kabinet het waardeert wanneer topfunctionarissen afzien van een beroep op het overgangsrecht heeft het kabinet in de Beleidsregels toepassing WNT 2014, vastgesteld bij besluit van 20 juni jl., benadrukt dat vrijwillige verlagingen van (onderdelen van) de bezoldiging of de ontslaguitkering, juist worden aangemoedigd. Dit geldt ook voor het vrijwillig niet of niet volledig toepassen van een door het overgangsrecht (artikel 7.1, eerste lid) gerespecteerde verhoging.
Steunt u het beleid van de gemeente Venlo die salarisverlaging van het bestuur koppelt aan de inkoop van zorg?8 Kunt u deze casus betrekken bij uw gesprekken met VNG en IPO, die u voert naar aanleiding van de motie Segers-Fokke?9
Het is goed dat ook op lokaal niveau het streven naar verantwoorde beloningsverhoudingen wordt ondersteund. In dit geval kan bovendien meespelen dat, volgens de lokale media, de zorginstelling eerder aan de wethouder had beloofd om de topinkomens te matigen en die belofte niet blijkt te zijn nagekomen. Ik zal de casus betrekken bij het overleg met VNG en IPO.
Hoe verlopen uw gesprekken met VNG en IPO die ertoe moeten leiden dat decentrale overheden de mogelijkheid krijgen eigen normen te stellen met betrekking tot het bezoldigingsmaximum, waar het gaat om door deze overheden (mede-)gefinancierde instellingen?10
Het overleg met VNG en IPO is nog gaande. Over de stand van zaken informeer ik de Kamer via een aparte, overkoepelende, voortgangsbrief over de uitvoering van het kabinetsbeleid inzake de normering van topinkomens in de publieke en semipublieke sector.
De Egyptische strafeis tegen een Nederlandse journaliste |
|
Joël Voordewind (CU), Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Han ten Broeke (VVD), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Maximumstraffen geëist tegen journalisten Egypte, onder wie Rena Netjes», waaruit blijkt dat tegen 20 journalisten celstraffen zijn geëist variërend van 15 tot 25 jaar?1
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist, zonder deze nader te preciseren. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u van mening dat hier sprake is van een «fair, free, and transparant» proces, zoals aangekondigd door de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Fahmy op 6 februari 2014 in een persconferentie van u en Minister Fahmy?2
Nee.
Kunt u aangeven in hoeverre u vindt dat Egypte zich houdt aan de belofte van duidelijkheid waar u naar verwees op 6 februari 2014 toen u zei: «Ik hoop dat de zaak snel van tafel gaat en dat Netjes terug kan naar Egypte, zoals zij zelf wil. Die boodschap heb ik meegegeven aan mijn Egyptische collega. Die heeft beloofd om duidelijkheid te geven.»?3
Nederland heeft de Egyptische autoriteiten geïnformeerd dat het zeer betreurt dat mw. Netjes door de gang van zaken in Egypte de mogelijkheid wordt ontzegd om veilig te kunnen terugkeren en ter plaatse haar werk te kunnen doen. Deze uitkomst staat haaks op de verwachtingen die bilateraal zijn uitgesproken op 6 februari 2014.
Wat heeft u sinds uw gesprek met Minister Fahmy gedaan om deze casus tot een goed einde te brengen?
Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Bent u van plan om tussentijdse maatregelen te overwegen en aan te kondigen zolang de strafeis staat, of bent u van plan af te wachten hoe de Egyptische rechtsgang in deze casus verder verloopt? Kunt u in het eerste geval aangeven welke maatregelen u overweegt of zal nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in Europees verband nogmaals aan te dringen op een eerlijk proces en respect voor de vrijheid van meningsuiting door de Egyptische autoriteiten?
Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 23 juni jl. in Luxemburg de dringende aandacht van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Ministers van Buitenlandse Zaken gevraagd voor deze zaak. De EU heeft mede daarop haar buitengewone zorgen over deze zaak uitgesproken. De EU zal blijven aandringen op een eerlijke rechtstoepassing en respect voor de vrijheid van meningsuiting in Egypte.
Seksueel geweld tegen (Dalit) vrouwen in India |
|
Harry van Bommel (SP), Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de grote media-aandacht over de groepsverkrachting en dood van twee Dalit meisjes in de Indiase deelstaat Uttar Pradesh1 en de recente brochure «Dalit-vrouwen Rechteloos – Slachtoffers van seksueel geweld eisen hun rechten op» van FNV Mondiaal en de Landelijke India Werkgroep, die de aard, ernst, omvang en oorzaken van dit grote maatschappelijke probleem, maar ook het verzet daartegen, beschrijft?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de rapporten over India en Bangladesh van de Speciaal Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, waarin onder meer geconstateerd wordt dat kastendiscriminatie een belangrijke oorzaak is van geweld die van generatie op generatie doorgaat en Dalit vrouwen «veroordeelt tot een leven van uitsluiting, marginalisering en achterstelling op elk gebied»» en hen veelvuldig het slachtoffer maakt van gedwongen arbeid en vormen van moderne slavernij?3
Ja.
Welke stappen heeft u inmiddels ondernomen om aandacht te vragen voor de zorgelijke positie van Dalit vrouwen en meisjes die gediscrimineerd worden op basis van hun kaste en die lijden aan verschillende vormen van (seksueel) geweld? Welke inspanningen bent u verder van plan op dit gebied te ondernemen?
Tijdens het gesprek met mijn Indiase collega en marge van de Foreign Ministers Meeting in New Delhi op 11 november 2013 spraken wij uitgebreid over de positie van Dalits. Tijdens recente consultaties werd door de Secretaris Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het gruwelijke incident in Uttar Pradesh opgebracht.
Bent u in dit verband bereid om tijdens de 26ste sessie van de VN Mensenrechtenraad kastendiscriminatie en het straffeloze seksueel geweld tegen Dalit vrouwen aan de orde te stellen tijdens de Interactieve Dialoog met de Speciale Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, de interactieve dialoog met de Werkgroep Discriminatie van Vrouwen en de jaarlijkse eendaagse discussie over vrouwenrechten?
Nederland heeft tijdens de interactieve dialoog met de Speciale Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen aandacht gevraagd voor de positie van gemarginaliseerde groepen en meervoudige discriminatie.
Bent u bereid om tijdens deze dialogen om extra maatregelen te vragen tegen de meervoudige discriminatie van en het geweld tegen Dalit vrouwen, zowel in India als in Bangladesh, waaronder een versterking van het rechtssysteem in beide landen om de grootschalige schending van deze mensenrechten effectiever te bestrijden?
De Indiase president, President Pranab Mukherjee, heeft op 9 juni jl. een beleid van zero tolerance aangekondigd voor wat betreft geweld tegen vrouwen, inclusief een hervorming van het wettelijk kader en toezicht op de implementatie daarvan. De recent aangetreden premier Modi heeft op 11 juni jl. in zijn eerste speech voor het parlement deze lijn onderstreept. Zowel multilateraal, via de EU als in bilaterale dialogen blijft Nederland aandacht vragen voor de aanpak van geweld tegen vrouwen. Tijdens de komende zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zal Nederland samen met Frankrijk, wederom een resolutie tegen geweld tegen vrouwen indienen.
Bent u bereid om het Side Event over «geweld tegen vrouwen en meisjes van door kastediscriminatie getroffen gemeenschappen» georganiseerd door o.m. Human Rights Watch en het International Dalit Solidarity Network – met Hoge Commissaris voor Mensenrechten Navi Pillay als key-note speaker – te «co-sponsoren» en u tijdens dit Side Event over het onderwerp uit te spreken?
Tot nog toe hebben twee Europese landen toegezegd het evenement te zullen co-sponsoren. Om de effectiviteit van dit evenement te vergroten is het van belang dat niet alleen Europese landen dit evenement co-sponsoren», maar juist ook landen uit andere delen van de wereld. Co-sponsoring van Nederland heeft op dit moment dus geen toegevoegde waarde.
Bent u bereid het onderwerp (seksueel) geweld tegen (Dalit) vrouwen in uw bilaterale contacten met de Indiase regering aan de orde te stellen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor 17 juni 2014, wanneer de VN Rapporteur Rashida Manjoo haar rapporten presenteert?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
Mogelijke bedreiging en poging tot omkoping van een eilandsraadslid op Bonaire |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wanneer start een onderzoek naar aanleiding van de aangifte van het eilandsraadslid Santana van Bonaire over bedreiging met een revolver en poging tot omkoping met 120.000 dollar door een «zakenman» uit Curacao?1
De politie heeft in opdracht van het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar aanleiding van de aangifte van het eilandsraadslid Santana van Bonaire over bedreiging met een revolver. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt onvoldoende steun voor deze aangifte.
Het Openbaar Ministerie heeft mij daarnaast gemeld dat het vooralsnog geen aanwijzing heeft dat het vermeende bedrag, genoemd in de aangifte, de heer Santana had moeten aanzetten tot het ten val brengen van het bestuurscollege. Nader onderzoek naar deze aangifte van poging tot omkoping is daarom niet verricht.
Klopt het dat deze Curaçaose zakenman «Yoyo Willems» op deze manier het bestuur van Bonaire wilde laten vallen, omdat dit bestuur hem weigerde overheidsopdrachten te verlenen en papieren te geven die nodig zijn om subsidie aan te vragen in Nederland?
Aangezien het onderzoek tot dusver geen aanleiding heeft gegeven verder te onderzoeken of sprake is geweest van strafbare feiten, kan ik deze vraag niet beantwoorden.
Bent u bereid te onderzoeken welke politici op Bonaire geld of andere diensten hebben ontvangen van deze «zakenman»?
Het Openbaar Ministerie heeft geen andere signalen van mogelijk strafbare financiële transacties of dienstverlening door de genoemde persoon in relatie tot politici of politieke partijen. Daarom is het niet voornemens een strafrechtelijk onderzoek naar dergelijke financiering of dienstverlening in te stellen.
In de Wet financiering politieke partijen worden geen regels gesteld voor de politieke partijen in Caribisch Nederland. Deze wet biedt dan ook geen aanknopingspunt voor een onderzoek naar de financiering van politieke partijen op Bonaire.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de financiering van politici en politieke partijen op Bonaire?
Zie antwoord vraag 3.
Welke middelen zet u in om, lopende het onderzoek, de veiligheid van de heer Santana te garanderen?
De verantwoordelijkheid voor beveiligingsmaatregelen van lokale politieke ambtsdragers is een lokale verantwoordelijkheid. Om het lokale bevoegde gezag te ondersteunen bij de uitvoering van deze verantwoordelijkheid is een handreiking opgesteld door de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en kan desgewenst nader worden geadviseerd.
In verband met de veiligheid van betrokkene doe ik geen uitspraken over eventuele veiligheidsmaatregelen die in deze zaak zijn genomen.
Het bericht dat Slowakije het homohuwelijk uitsluit |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slowakije sluit homohuwelijk uit»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat deze stap van het Slowaakse parlement een stap terug in de tijd betekent en deelt u de teleurstelling over deze grondwetswijziging die het huwelijk voorbehoudt tussen man en vrouw?
Dat Slowakije het huwelijk definieert als exclusief tussen man en vrouw is niet nieuw; dat was reeds een bepaling in het Slowaaks burgerlijk wetboek. Dat de bepaling uit het burgerlijk wetboek nu ook is opgenomen in de grondwet, is zondermeer een teleurstelling. Hoewel er materieel niets wijzigt voelt het als een stap terug voor de gelijke rechten voor LHBT in Slowakije; zeker na een paar goede ontwikkelingen in de afgelopen jaren (zoals de organisatie van «Pride Marches»).
Deelt u de opvatting dat het uitsluiten van een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht in strijd is met de Europese waarden, normen, en mensenrechten en dus zeer onwenselijk is?
Zoals in het «Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie» is vastgelegd, wordt het recht te huwen gewaarborgd via nationale wetten (artikel2. Niettemin betreurt Nederland de gang van zaken in Slowakije. Nederland wijst discriminatie op elke grond af en blijft actief opkomen voor de gelijke rechten van LHBT-personen. Nederland beroept zich daarbij op artikel 21 van het EU Handvest, waarin staat dat «elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, verboden is».
Bent u bereid de Slowaakse regering aan te spreken op de grondwetswijziging en uw afkeuring hierover bij de Slowaakse regering kenbaar te maken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken zal in een aankomende ontmoeting met de Slowaakse Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen uitspreken over de stigmatiserende werking van dit soort maatregelen en blijven aandringen op de bevordering van gelijke rechten voor LHBT.
Bent u bereid te onderzoeken wat de toenemende homofobie in Europese lidstaten betekent voor de erkenning van in Nederland gesloten homohuwelijken in andere lidstaten en de Tweede Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren? Zo nee, waarom niet?
Als gezegd valt de huwelijkswetgeving in Europa onder de bevoegdheid van de lidstaten.
Bent u bereid de Tweede Kamer een overzicht te sturen waarin per Europese lidstaat kort wordt beschreven welke ontwikkelingen er plaatsvinden betreffende LHBT-rechten en het oordeel van de regering daaromtrent?2
Wat is uw reactie op de brief over windenergie van de provincie Gelderland die onder andere aan de gemeente Ermelo is gestuurd?1
De passage waarin de provincie Gelderland aangeeft dat jaarlijks 5,8 miljard euro subsidie wordt verstrekt aan fossiele energie is niet correct. Ik verwijs naar de kabinetsreactie van 18 november 2011 op een rapport van CE Delft en Ecofys waarin deze 5,8 miljard euro eerder werd genoemd (Kamerstukken 2011–2012, 33 043, nr. 9).
De vermeende subsidies voor fossiele brandstoffen behelzen onder andere de accijnsvrijstellingen voor motorbrandstoffen ten behoeve van de commerciële luchtvaart en scheepvaart die voortvloeien uit internationale verdragen (Verdrag van Chicago ten aanzien van de luchtvaart en de Akte van Mannheim ten aanzien van de scheepvaart).
Ook de degressieve tariefstructuur in de energiebelasting wordt ten onrechte beschouwd als een subsidie voor fossiele energie. Indien in Nederland een volledig hernieuwbare energiehuishouding zou bestaan, dan nog zou vanwege de concurrentiepositie van het op de export gerichte bedrijfsleven een degressieve tariefstructuur in de rede liggen.
Verder worden onder andere de verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw en de accijnzen voor het gebruik van diesel genoemd als voorbeelden van fossiele subsidiëring. Voor een beschrijving van deze regelingen verwijs ik kortheidshalve naar de kabinetsreactie.
Bent u bekend met de subsidieregeling(en) voor fossiele energie waaraan in de brief van de provincie Gelderland wordt gerefereerd? Zo ja, welke regeling(en) betreft het?
Zie antwoord vraag 1.
Door wie worden deze subsidies verstrekt, welke bedrijven of instanties zijn de begunstigden en uit welke middelen wordt de genoemde jaarlijkse subsidie van 5,8 miljard euro gefinancierd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat gunstigere dan wel ongunstigere belastingtarieven niet onder de definitie van subsidies vallen? Zo nee, kunt u dan aangeven welke gunstigere dan wel ongunstigere belastingtarieven van toepassing zijn op duurzame energie zodat er sprake is van een gelijkwaardige vergelijking?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een overheidsorgaan in officiële uitingen correcte informatie dient te verschaffen? Bent u van mening dat de informatie over de verstrekte subsidies voor fossiele brandstoffen correct is?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de provincie Gelderland verzoeken om de door hen verstrekte foutieve informatie te rectificeren en wilt u een afschrift hiervan aan de Kamer doen toekomen?
Mijn antwoorden op de door uw Kamer gestelde vragen strekken als correctie op de informatie zoals deze door de provincie Gelderland is verstrekt.
Het bericht dat ontbreken GSM dekking levens kan kosten |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA), Agnes Mulder (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Ben u bekend met het bericht «Man overleden na mislukte reanimatie Lattrop, AED-meldingen komen niet aan»?1
Ja.
Heeft u een overzicht van hoeveel SMS-berichten met betrekking tot AED-meldingen niet aankomen?
Deze informatie is per incident beschikbaar. Wat betreft het genoemde voorval zijn 21 sms-berichten uitgestuurd. In één van die 21 gevallen heeft de vrijwilliger in kwestie geen sms-bericht ontvangen omdat zijn telefoon uit stond.
De Nederlandse en Duitse ambulances waren zeer snel ter plaatse. De netwerken en protocollen hebben goed gefunctioneerd. Van falende dekking was geen sprake. Ook de burgeralarmering is normaal verlopen.
De reanimatie-vrijwilligers betreuren dat in de media feiten en
omstandigheden over de ware toedracht ontbreken.
Welke inzet pleegt u om situaties als niet aankomende AED-meldingen te voorkomen?
Na een 112-melding van een slachtoffer met een hartstilstand zorgt de regionale meldkamer Ambulancezorg er voor dat burgerhulpverleners die aangesloten zijn bij het AED-netwerk gealarmeerd worden via een sms-alert. De burgerhulpverleners kunnen snel ter plaatse zijn en direct beginnen met de reanimatie.
De verantwoordelijkheid voor aanschaf en onderhoud van het AED-netwerk is belegd op lokaal niveau bij gemeenten, bedrijven, organisaties etc.
Het niet aankomen van een sms-alert kan niet te allen tijde worden voorkomen. Echter, gezien de hoge dekking van het mobiele netwerk in Nederland en de hoeveelheid vrijwilligers die gealarmeerd worden bij één incident loopt het in de praktijk goed.
Heeft u inzicht in het aantal afgebroken mobiele gesprekken in Nederland door slechte verbindingen?
Dergelijke informatie heb ik niet beschikbaar.
Kunt u aangeven welk percentage berichten van NL Alert (test van maandag 2 juni 2014) niet zijn aangekomen?
Nee. Sms-diensten werken met bestanden van deelnemers die zich zelf hebben aangemeld. De providers kunnen terugkoppelen bij hoeveel deelnemers de sms daadwerkelijk is afgeleverd. NL-Alert werkt op basis van een andere techniek, namelijk «cell broadcasting». Namen en telefoonnummers zijn niet nodig voor de ontvangst van een NL-Alert bericht en blijven zowel voor de overheid als voor de telecomproviders onbekend. Hiermee is de privacy van burgers gewaarborgd. Voor de ontvangst van een NL-Alert bericht is het noodzakelijk dat het toestel verbonden is met het eigen netwerk en dat het toestel juist staat ingesteld voor de ontvangst van cell broadcastberichten.
Zoals ik reeds heb geantwoord op de vragen van de leden Geurts en Van Toorenburg (beiden CDA) van 18 februari 2014 over de GSM-ontvangst-enquête van het CDA Zaltbommel (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, aanhangselnummer 1582), vind ik het van belang dat burgers in Nederland bij een noodsituatie directe informatie kunnen ontvangen. Dat kan langs meerdere wegen: NL-Alert, het waarschuwings- en alarmeringssysteem (de sirene), calamiteitenzenders, www.crisis.nl en sociale media.
Kunt u aangeven wat het alternatieve handelingsperspectief is voor iemand die zonder mobiel bereik in een noodsituatie verkeert? Op welke manier zult u dit onder de aandacht brengen van betrokkenen?
Er zijn afspraken gemaakt over het onderling overnemen van 112-noodoproepen door de providers. Wanneer een mobiele telefoon zich buiten bereik van het eigen netwerk bevindt, zal bij een 112-oproep daarom automatisch één van de andere beschikbare netwerken gebruikt worden. Als geen van de providers mobiele dekking biedt in een bepaald gebied is het advies om daar waar mogelijk 112 met een vaste lijn te bellen.
In het najaar van 2013 is het handelingsperspectief voor burgers wanneer zij 112 niet kunnen bereiken via een landelijke campagne onder de aandacht gebracht. Het handelingsperspectief wordt structureel gecommuniceerd op de websites van de verschillende hulpdiensten en op de website van de Rijksoverheid (subpagina 112). Op dit moment wordt bekeken op welke manier het handelingsperspectief daarnaast op structurele wijze actief bij burgers onder de aandacht kan worden gebracht.
Kunt u het alternatieve handelingsperspectief schetsen van een echtpaar dat bijvoorbeeld op de Veluwe loopt, waarbij de man een acute hartstilstand krijgt en de vrouw nergens een persoon/huis in de omgeving ziet? Wat raadt u haar aan te doen als er geen mobiele bereikbaarheid is?
Bewoners van gebieden waar sprake is van verminderde dekking in en om de woning wordt geadviseerd om met een vaste lijn 112 te bellen. In dit geschetste voorbeeld is het echter aan te bevelen om het slachtoffer niet alleen te laten, indien mogelijk eerste hulp (reanimatie) te verlenen en hulp in de omgeving proberen te krijgen. Het handelingsperspectief is afhankelijk van de situatie en niet overal toepasbaar.
Kunt u het alternatieve handelingsperspectief schetsen als een voorbijganger een afgelegen huis/boerderij in de grensstreek in brand ziet staan en vermoedt dat er nog mensen aanwezig zijn? Wat dient hij/zij te doen als er geen mobiele bereikbaarheid is?
Wanneer een voorbijganger een noodsituatie constateert is het zaak om zo snel mogelijk het alarmnummer 112 te bellen. Wanneer het niet mogelijk is om met een mobiele telefoon contact te krijgen met 112, is het aan te raden in de buurt op zoek te gaan naar een vast toestel om de hulpverleningsdiensten te bellen en/of anderen te alarmeren en indien mogelijk vast met hulpverlening te starten.
Wat zijn de kosten om tot een landelijke dekking van 99% of 100% te komen van het mobiele netwerk en wat zijn de meeropbrengsten van de extra telefoongesprekken?
Ook het kabinet hecht belang aan een goede dekking in Nederland. Zoals ik reeds heb geantwoord op de vragen van de leden Wolbert en Oosenbrug (PvdA) van 7 april 2014 over de mobiele bereikbaarheid van 112 in het grensgebied (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, aanhangselnummer 2025) heeft Nederland in relatie tot andere landen een uitzonderlijk hoge dekking. Operators werken continu om hun netwerken te verbeteren. Welke keuzes zij daarin maken is een aangelegenheid van marktpartijen. Dit is ook conform de wens van uw Kamer.
Realisatie van een 100% dekkend netwerk is niet mogelijk. Er zullen altijd plaatsen zijn waar geen sprake is van mobiele dekking zoals in parkeerkelders, goed geïsoleerde huizen en bosrijke gebieden. Elke lokale situatie kent eigen uitdagingen en mogelijkheden en onmogelijkheden. De ervaren dekking kan ook veranderen onder invloed van weersomstandigheden en seizoensomstandigheden, zoals begroeiing in lente en zomer. Ook het merk en type mobiel toestel maakt dat de ervaren bereikbaarheid varieert.
Wat de werkelijke kosten of investeringen zijn voor het verzorgen van volledige mobiele dekking in een bepaald gebied is zeer afhankelijk van lokale omstandigheden zoals de afstand tot elektriciteitsnet, hoge gebouwen in de buurt etc. Maar ook de beschikbaarheid van betaalbare grond, het kunnen verkrijgen van bouwvergunningen en instemming van bijvoorbeeld een Welstandscommissie spelen een rol. Een uitspraak over de kosten van het verzorgen van meer of volledige mobiele dekking in bepaalde gebieden kan dan ook niet worden gedaan.
Naar aanleiding van de eerder gestelde Kamervragen over mobiele dekking in relatie tot 112, is reeds toegezegd dat het ministerie van Economische Zaken een onderzoek zal laten doen naar de mobiele dekking in relatie tot de mobiele bereikbaarheid van 112. Ik wacht graag de uitkomsten van dit onderzoek af alvorens uitspraken te doen over een eventueel vervolg.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de dekking een heel stuk dichter bij 100% komt te liggen dan dat nu het geval is?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u een kaart toesturen met de dekking van de mobiele netwerken?
Kaarten die een beeld geven van de dekking van mobiele netwerken in Nederland zijn algemeen beschikbaar, onder andere op websites van de verschillende operators. Zie: http://www.coveragechecker.nl/ en
De getoonde dekkingskaarten zijn slechts indicatief. Zoals ik hierboven al aangaf kan de ervaren dekking variëren.
Voldoen alle mobiele providers aan de in de licentie genoemde dekkingen? Kunt u aangeven welke dekking ze moeten hebben onder welke licentie en welke dekking ze nu hebben?
In de huidige frequentievergunningen die gelden tot 2030 zijn géén dekkingseisen opgenomen. Dekkingseisen passen niet in een beleid dat toetreding van nieuwkomers stimuleert. Conform de wens van uw Kamer is het beleid er op gericht om toetreders toegang te geven tot de telecommunicatiemarkt. Dit staat eveneens in de Nota Frequentiebeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 24 095, nr. 188), de strategische nota mobiele communicatie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 24 095, nr. 264) en past binnen het Europese regelgevende beleidskader.
De frequentievergunningen kennen wel ingebruiknameverplichtingen, de verplichting om de vergunning daadwerkelijk in gebruik te nemen. De verplichtingen treden in fases in werking, dat wil zeggen dat de eerste verplichtingen twee jaar na verlening van de vergunning ingaan en dat de volgende verplichtingen vijf jaar na verlening van de vergunning ingaan. De (oude) UMTS-vergunningen (3G) in de 2100 MHz band zijn niet geveild in de multibandveiling van 2012 en vallen onder het regime van de thans in gebruik zijnde oude vergunningsvoorwaarden.
Vergunningen zijn in te zien via: