De berichtgeving over gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Erik Ziengs (VVD), Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Dennis Wiersma (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten Nikabdiscussie: «Chauffeurs Arriva in gewetensnood, «Buschauffeur weigert verder te rijden met vrouw met nikab»» en «Nikabdraagster komt zelfde buschauffeur opnieuw tegen: Belde weer de politie»?1 2 3
Ja.
Steunt u de chauffeur in zijn stelling dat het volstrekt normaal is dat hij wil kunnen zien wie hij in zijn bus vervoert?
In het OV reizen we samen. Reizigers en medewerkers moeten zich veilig voelen in trein, metro, tram en bus. In deze voertuigen kunnen reizigers elkaar moeilijk ontlopen en dus moeten we elkaar kunnen herkennen en aankijken. Daarom maakt het OV onderdeel uit van de wet gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding.
Deelt u de mening dat de chauffeur in kwestie conform de wet heeft gehandeld en daarvoor ondersteuning verdient van zijn werkgever?
De wet gedeeltelijk verbod gezichtsbekkende kleding bepaalt dat de handhaving aan politie en het Openbaar Ministerie is. Deze wet bevat een nieuwe norm. Instellingen waarop het verbod van toepassing is worden geacht de wet na te leven, net als dit bij andere wetgeving het geval is. Op basis van de memorie van toelichting en de wetsbehandeling van deze wet is het uitgangspunt dat op de locatie en in het voertuig eerst op de norm wordt gewezen. In de wetsbehandeling is op basis van de aangedragen zorgen uiteen gezet dat naleving door de instellingen bestaat uit het aanspreken met het verzoek de gezichtsbedekking af te doen of de locatie of het voertuig te verlaten. Een bevoegdheid om te handhaven voor medewerkers van een locatie of in een voertuig is er niet. Bij de uitwerking voor de praktijk is aangesloten bij de wet en de wetsbehandeling in uw Kamer en de Eerste Kamer.
Het openbaar vervoer heeft vanwege haar specifieke kenmerken een bijzondere positie. Achtergrond hiervan is dat het in het openbaar vervoer gaat om duizenden «bewegende» locaties met veelal een «open-instap-regime». Het openbaar vervoer kent ook bij andere overtredingen een eigen werkwijze. Dit is reden geweest om specifiek contact te hebben met het openbaar vervoer over de werkwijze en de zorgen over escalaties, de veiligheid van personeel en reizigers. Op basis van de wet en de wetsbehandeling is het uitgangspunt dat medewerkers van het openbaar vervoer helpen bij de naleving van de wet door overtredingen bij te houden en afhankelijk van de situatie de reizigers met gezichtsbedekkende kleding aan te spreken. Dan wordt gevraagd om de gezichtsbedekking af te doen of het voertuig te verlaten. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan de politie worden ingeschakeld om de overtreding te beëindigen. Daarbij kan een proces-verbaal worden opgemaakt. De overtredingen die worden doorgegeven aan de verkeersleiding worden tussen het openbaar vervoersbedrijf en de lokale gezagsdriehoek besproken. Op basis van deze bijgehouden meldingen kan tussen de lokale gezagsdriehoek en het openbaar vervoer gekeken worden naar specifieke wijzen van handhaving bijvoorbeeld door gecombineerde (preventieve) handhavingsacties van OV-personeel en politie. Dit zoals nu ook gebeurt bij het aanpakken van (terugkerende) verstoring van de openbare orde op bepaalde lijnen. In geval van escalatie of verstoring van de orde in het voertuig wordt aangesloten bij de bestaande protocollen in het openbaar vervoer.
In het voorval waarover u vragen stelt heeft de betreffende chauffeur conform deze gedragslijn een mevrouw aangesproken en hierna is, eveneens conform de gedragslijn, de melding bij de verkeersleiding gedaan. Op basis van de personeelsinstructie is het de bedoeling dat de dienstregeling alleen in overleg tussen de chauffeur en de verkeersleiding wordt gestopt. Dit is noodzakelijk om hinder, overlast of escalatie in het voertuig voor reizigers en personeel en onveilige situaties voor andere verkeersdeelnemers te voorkomen. Het openbaar vervoer bedrijf dat is betrokken bij dit voorval heeft binnen het bedrijf contact opgenomen om bij alle medewerkers de gedragslijn onder de aandacht te brengen en er voor te zorgen dat escalaties en onveilige situaties door het stoppen van de dienstregeling wordt voorkomen en tegelijkertijd de wet wordt nageleefd.
Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met mensen die voor het toepassen van de wet staan. Bij het voorval in een bus in Stein hebben zowel de buschauffeur als de politiemedewerker conform de wet gehandeld.
Het kabinet ondersteunt de naleving van de wet door de instellingen, met aandacht voor de invulling van de werkwijze die rekening houdt met het zorgen voor een veilige publieke taak en de rol die de werkgever en werknemer bij deze wet met betrekking tot de naleving hebben.
Hoe beoordeelt u de stelling van de ov-bedrijven dat deze chauffeur in strijd handelt met de richtlijn van ov-bedrijven in relatie tot de nieuwe wettelijke norm die gezichtsbedekkende kleding in onder meer het OV verbiedt?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u nu de uitvoering van de wet in het OV, maar ook in een aantal ziekenhuizen dat heeft aangegeven de nieuwe norm niet te zullen hanteren?
De specifieke afspraken in het openbaar vervoer staan beschreven in antwoord op vraag 3 en 4.
Naar aanleiding van de contacten tussen het Ministerie van VWS en de betrokken koepels hebben zij de wet opnieuw onder de aandacht gebracht van hun leden. Zij adviseren hun leden om duidelijk te communiceren wat de uitgangspunten zijn bij de uitvoering van de wet en hoe de medewerkers kunnen handelen in voorkomende situaties.
Deelt u de mening dat juist op deze plekken elkaar met open vizier kunnen herkennen en aanspreken essentiële voorwaarden zijn voor onze vrije en veilige samenleving?
Ik deel het principe dat het op de in de wet genoemde plekken voor de dienstverlening, communicatie en sociale veiligheid nodig is dat mensen elkaar onderling kunnen aankijken en herkennen. De genoemde locaties waar mensen bij elkaar komen en waar mensen elkaar niet kunnen ontwijken staan daarbij voor mij voorop.
In een democratische, pluriforme en open samenleving is het ook van belang dat grondrechten en vrijheden van het individu worden beschermd.
Bent u het ermee eens dat er op geen enkele manier misverstand mag ontstaan over de nieuwe norm, namelijk: het dragen van gezichtsbedekkende kleding is verboden in overheidsgebouwen, de zorg, het onderwijs en het OV?
Ja, voor zover het gaat om overheidsinstellingen, zorginstellingen, onderwijsinstellingen en in de voertuigen van het openbaar vervoer. Dit zoals uiteengezet in mijn brief van 1 april 2019. Uit de contacten en de ervaringen van de afgelopen weken leidt ik af dat de wet in het algemeen bekend is en dat op basis van de wet werkwijzen zijn aangepast en dat daar naar gehandeld wordt.
Deelt u de mening dat bij overtreding van het verbod op gezichtsbedekkende kleding iemand verzocht dient te worden de gezichtsbedekking af te doen, anders te vertrekken, dan wel de politie in te schakelen?
In het antwoord op de vragen 3 en 4 staat het uitgangspunt over de naleving van de wet voor medewerkers op een locatie weergegeven. Zoals besproken in de wetsbehandeling is het aan de medewerker om de situatie ter plekke in te schatten en te beslissen de politie in te schakelen. Het OM heeft op basis van de wet en de wetsbehandeling het OM beleidskader4 vastgesteld. De politie heeft op basis hiervan een intern handelingskader opgesteld. Daarbij is het uitgangspunt dat de persoon die de overtreding begaat allereerst op de overtreding wordt gewezen en de mogelijkheid krijgt om de gezichtsbedekking te verwijderen of de locatie of het voertuig te verlaten.
In de antwoorden op de vragen 3 en 4 staan tevens de specifieke afspraken in het openbaar vervoer over naleving en handhaving beschreven.
Deelt u de mening dat wanneer een persoon de bus niet wenst te verlaten de wet duidelijk stelt dat er dan een boete moet staan op deze overtreding? Hoe kan het dan zijn dat bij een volgend incident, de volgende dag, met exact dezelfde persoon de politie niet heeft willen komen, laat staan een boete heeft uitgeschreven? Bent u het ermee eens dat dit niet acceptabel is?
Nee. De wet is gericht op communicatie en (sociale) veiligheid. Het elkaar kunnen aankijken en herkennen in overheids- onderwijs- en zorginstellingen en in het openbaar vervoer is daarbij de norm. Zoals aangeven in de antwoorden 3 en 4 is de in de wetsbehandeling met uw Kamer besproken handelwijze het uitgangspunt. Aanspreken en het opheffen van de overtreding door de overtreder zijn daarbij de eerste stappen. De norm en het aanpassen hieraan op de aangegeven locaties staat voorop. De wet heeft niet tot doel zoveel mogelijk boetes uit te schrijven.
Er vanuit gaande dat u doelt op het voorval in Stein: bij het door u genoemde «volgend incident» is de betrokkene door de chauffeur aangesproken, is er de keuze voorgelegd om de gezichtsbedekking te verwijderen of de bus te verlaten en is de verkeersleiding ingeschakeld. De verkeersleiding maakt op basis van wat de chauffeur vertelt de inschatting of de politie moet worden ingeschakeld. In dit geval heeft het openbaar vervoer bedrijf de politie niet ingeschakeld. Zoals uiteengezet in de antwoorden op vraag 3 en 4 is het aan het openbaar vervoer bedrijf om op basis van de specifieke situatie deze afweging te maken. Overigens is de politie is achteraf op de hoogte gesteld van dit voorval.
Graag merk ik op dat als de politie gevraagd wordt te komen dit ook gebeurt, zoals in de interne instructie van de politie is aangegeven en specifiek in de overleggen met het openbaar vervoer is afgesproken. De wijze en snelheid van de inzet wordt daarbij afgestemd met het openbaar vervoer bedrijf op basis van de situatie in de praktijk. Op basis van het interne handelingskader van de politie wordt bij een melding van gezichtsbedekkende kleding door een instelling of een vervoerder uitgegaan van een zogenaamde «nu» melding, hetgeen betekent dat de politie binnen maximaal 30 minuten ter plaatse is. Wanneer de melding een escalatie betreft wordt dit aangemerkt als een «spoed» melding, dit betekent dat de politie binnen maximaal 15 minuten ter plaatse is.
Welke acties heeft u de afgelopen maanden, in de tijd dat de invoering steeds werd uitgesteld, genomen om duidelijkheid en concrete afspraken te maken met de OV-bedrijven, maar ook met ziekenhuizen, het onderwijs en andere overheidsorganisaties? Hoe beoordeelt u de uitvoering van deze afspraken nu?
Op basis van de toezeggingen aan de Eerste Kamer en aan uw Kamer heeft u specifieke informatie gehad over het moment van inwerkingtreding. In de brief van 1 april 20195 heb ik u geïnformeerd over de inwerkingtreding per 1 augustus 2019. Zoals aangegeven bij de behandeling van de wet in de Eerste Kamer en in de brief van 1 april 2019 is er in de afgelopen maanden en nu nog steeds contact en overleg met ministeries, sectoren en koepels. Het gaat daarbij onder anderen om het Ministerie van IenW en de OV-bedrijven, het Ministerie van VWS en de koepelorganisaties in de zorg, het Ministerie van OCW en de koepelorganisaties in het onderwijs en met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, waterschappen en de rijksoverheid. Onderdeel van het contact met sectoren was het moment van inwerkingtreding, de behoefte in de verschillende sectoren aan uitwerking van de communicatie en vragen die er in het algemeen leefden over de reikwijdte van de wet. Daarbij is gezorgd voor het verstrekken van informatie en concrete antwoorden over de uitvoering van de wet.
Deze nieuwe wet heeft betrekking op veel instellingen, instanties en vervoerders en hun medewerkers. Ik blijf met de betrokken ministeries, koepels en sectoren contact houden over de uitvoering van deze wet en de daarbij behorende vragen over toepassing en reikwijdte, inclusief de handhaving. Uit de contacten en de ervaringen van de afgelopen weken leidt ik af dat de wet in het algemeen bekend is en dat op basis van de wet werkwijzen zijn aangepast en dat daar naar gehandeld wordt. Ik vind het nog te vroeg om een beoordeling over de uitvoering en maatschappelijke gevolgen van de wet te geven, maar ik hou de vinger aan de pols.
Deelt u de mening dat we er alles aan moeten doen om al die professionals in scholen, ziekenhuizen, het OV en overheidsgebouwen te ondersteunen en te helpen om stevig de nieuwe norm te kunnen en durven toepassen?
Ja, het kabinet deelt de mening dat de wet dient te worden nageleefd en dient te worden gehandhaafd. Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met mensen die voor het toepassen van de wet staan. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Welke stappen gaat u komende weken ondernemen om helderheid en duidelijk te scheppen en afspraken te maken met bijvoorbeeld de politie bij de ondersteuning van de uitvoering van de wet? Bent u in dat licht bereid het eerder verstuurde protocol te verduidelijken en zo samen met de verschillende uitvoerders zowel de handhaving te borgen als professionals optimaal daarin te ondersteunen?
In de afgelopen periode is over de uitvoering contact geweest. De politie heeft op basis van het OM beleidskader6 een intern handelingskader opgesteld. Het OM beleidskader en het interne handelingskader van de politie zijn in lijn met de wet en de wetsbehandeling.
Naar aanleiding van de berichtgeving in de media o.a. over het incident in Stein is er contact geweest met de OV-sector en zijn de eerder gemaakte afspraken door de sector herbevestigd. Ik blijf in contact met de ministeries, koepels en sectoren (zie ook mijn antwoord op vraag 10).
Het bericht dat Arriva haar personeel afvalt als zij het boerkaverbod in de bus handhaven |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Roy van Aalst (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de buschauffeur die het boerkaverbod in zijn bus handhaafde door Arriva publiekelijk is afgevallen?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze buschauffeur geen terechtwijzing verdient, maar juist een dik compliment?
Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met mensen die voor het toepassen van de wet staan. Bij het voorval in een bus in Stein hebben zowel de buschauffeur als de politiemedewerker conform de wet gehandeld.
Het kabinet ondersteunt de naleving van de wet door de instellingen, met aandacht voor de invulling van de werkwijze die rekening houdt met het zorgen voor een veilige publieke taak en de rol die de werkgever en werknemer bij deze wet met betrekking tot de naleving hebben. De specifieke afspraken in het openbaar vervoer staan beschreven in antwoord 3.
Deelt u de mening dat het boerkaverbod ook gewoon in het openbaar vervoer moet worden gehandhaafd?
De wet gedeeltelijk verbod gezichtsbekkende kleding bepaalt dat de handhaving aan politie en het Openbaar Ministerie is. Deze wet bevat een nieuwe norm. Instellingen waarop het verbod van toepassing is worden geacht de wet na te leven, net als dit bij andere wetgeving het geval is. Op basis van de memorie van toelichting en de wetsbehandeling van deze wet is het uitgangspunt dat op de locatie en in het voertuig eerst op de norm wordt gewezen. In de wetsbehandeling is op basis van de aangedragen zorgen uiteen gezet dat naleving door de instellingen bestaat uit het aanspreken met het verzoek de gezichtsbedekking af te doen of de locatie of het voertuig te verlaten. Een bevoegdheid om te handhaven voor medewerkers van een locatie of in een voertuig is er niet. Bij de uitwerking voor de praktijk is aangesloten bij de wet en de wetsbehandeling in uw Kamer en de Eerste Kamer.
Het openbaar vervoer heeft vanwege haar specifieke kenmerken een bijzonder positie. Achtergrond hiervoor is dat het in het openbaar vervoer gaat om duizenden «bewegende» locaties met veelal een «open-instap-regime». Het openbaar vervoer kent ook bij andere overtredingen een eigen werkwijze. Dit is reden geweest om specifiek contact te hebben over de werkwijze en de zorgen over escalaties, de veiligheid van personeel en reizigers. Op basis van de wet en de wetsbehandeling is het uitgangspunt dat medewerkers van het openbaar vervoer helpen bij de naleving van de wet door overtredingen bij te houden en afhankelijk van de situatie de reizigers met gezichtsbedekkende kleding aan te spreken. Dan wordt gevraagd om de gezichtsbedekking af te doen of het voertuig te verlaten. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan de politie worden ingeschakeld om de overtreding te beëindigen. Daarbij kan een proces-verbaal worden opgemaakt. De overtredingen die worden doorgegeven aan de verkeersleiding worden tussen het openbaar vervoersbedrijf en de lokale gezagsdriehoek besproken. Op basis van deze bijgehouden meldingen kan tussen de lokale gezagsdriehoek en het openbaar vervoer gekeken worden naar specifieke wijzen van handhaving bijvoorbeeld door gecombineerde (preventieve) handhavingsacties van OV personeel en politie. Dit zoals nu ook gebeurt bij het aanpakken van (terugkerende) verstoring van de openbare orde op bepaalde lijnen. In geval van escalatie of verstoring van de orde in het voertuig wordt aangesloten bij de bestaande protocollen in het openbaar vervoer.
In het voorval waarover u vragen stelt heeft de betreffende chauffeur conform deze gedragslijn een mevrouw aangesproken en hierna is, eveneens conform de gedragslijn, de melding bij de verkeersleiding gedaan. Op basis van de personeelsinstructie is het de bedoeling dat de dienstregeling alleen in overleg tussen de chauffeur en de verkeersleiding wordt gestopt. Dit is noodzakelijk om hinder, overlast of escalatie in het voertuig voor reizigers en personeel en onveilige situaties voor andere verkeersdeelnemers te voorkomen. Het openbaar vervoer bedrijf betrokken bij dit voorval heeft binnen het bedrijf contact opgenomen om bij alle medewerkers de gedragslijn onder de aandacht te brengen en er voor te zorgen dat escalaties en onveilige situaties door het stoppen van de dienstregeling wordt voorkomen en tegelijkertijd de wet wordt nageleefd.
Ten aanzien van de politie merk ik op dat op de eerste dag de politiemedewerker overeenkomstig de interne politie instructie heeft gehandeld. Ten overvloede merk ik op dat de tweede dag de verkeersleiding zelf de beslissing heeft genomen om de politie niet in te schakelen.
Bent u bereid op te treden tegen vervoersbedrijven die weigeren het boerkaverbod te handhaven en desnoods hun concessies in te trekken?
Deze nieuwe wet heeft betrekking op veel instellingen, instanties en vervoerders en hun medewerkers. Ik blijf met de betrokken ministeries, koepels en sectoren contact houden over de uitvoering van deze wet en de daarbij behorende vragen over toepassing en reikwijdte, inclusief de handhaving. Uit de contacten met de openbaar vervoer bedrijven blijkt op dit moment niet dat zij de wet weigeren na te leven. Ook uit andere contacten en de ervaringen van instellingen en de politie van de afgelopen weken leidt ik af dat de wet in het algemeen bekend is en er op basis van de wet werkwijzen zijn aangepast en er gehandeld wordt. Ik vind het nog te vroeg om een beoordeling over de uitvoering en maatschappelijke gevolgen van de wet te geven, maar ik hou de vinger aan de pols.
De verwijdering van twee wietplanten uit de tuin van een ouder echtpaar door de politie |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tijdens aangifte horen Jan en Jannie dat politie hun wietplanten heeft weggehaald»?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze de klokkenluider overlast heeft ervaren van de twee cannabisplanten?
Wij kunnen niet ingaan op de inhoud van een individuele melding bij Meld Misdaad Anoniem.
Kunt u, met het oog op de Grondwet, internationale verdragen, maar ook op bijvoorbeeld het recht op gezond leven, reflecteren op het huidig beleid rondom medicinale cannabis?
Het huidige beleid heeft als doel om binnen de geldende internationale en nationale wettelijke kaders ervoor te zorgen dat medicinale cannabis van farmaceutische en constante kwaliteit via de apotheek op recept beschikbaar wordt gesteld aan patiënten die dit door hun arts voorgeschreven hebben gekregen.
Met het Bureau Medicinale Cannabis (BMC) houdt Nederland zich aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 19612. Dit verdrag stelt dat indien een land de teelt van cannabis voor medicinale doeleinden toelaat er een nationaal bureau moet zijn dat alle oogsten opkoopt en het alleenrecht heeft op verkoop. Dit regeringsbureau moet de oogst in bezit nemen. De op deze wijze gecontroleerde kwaliteit komt ten goede aan de gezondheid van de patiënt.
Hoe beoordeelt u het weghalen van twee cannabisplanten bij een ouder echtpaar, van wie de vrouw baat heeft bij het gebruik van cannabisolie voor haar psoriasis, als u kijkt naar proportionaliteit en barmhartigheid?
Het telen van cannabis is op grond van de Opiumwet verboden. Dit geldt ook voor het telen van vijf planten of minder. Alleen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kan hiervan ontheffing verlenen (artikel 8 Opiumwet).
Binnen het landelijk kader dat gesteld wordt door de Opiumwet en de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie (OM), worden vijf planten of minder gezien als een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik en wordt er in principe niet vervolgd. Als een klacht binnenkomt, zal de politie daar echter wel naar moeten kijken. Bij aantreffen van planten worden deze in beslag genomen. De uiteindelijke beslissing om in een zaak al dan niet te vervolgen is aan de officier van justitie.
Realiseert u zich dat de aangeboden medicinale olie en cannabis niet voor iedereen effectief en/of betaalbaar is, aangezien er vele verschillende kruisingen bestaan (waarin niet alleen de gehaltes Tetrahydrocannabinol (THC), Cannabidiol (CBD) en andere cannabinoïden variëren, maar ook het terpenenprofiel), dat medicinale – whole plant – cannabisolie nauwelijks legaal verkrijgbaar is én de zorgverzekeraars gestopt zijn met vergoeden?
Gelet op de ervaringen van het BMC, wordt met de vijf beschikbare medicinale cannabissoorten grotendeels voorzien in de bestaande behoefte. In het algemeen kan het zijn dat patiënten niet uitkomen met een beschikbaar geneesmiddel. Ook dan kan het niet zo zijn dat het (genees)middel thuis gemaakt wordt en toegestaan wordt omdat het volgens de patiënt beter werkt.
Daarnaast is het BMC bereid om het gesprek aan te gaan met patiënten en patiëntenverenigingen inzake het aanbod zoals nu beschikbaar is en de mogelijke hiaten hierin. Het BMC heeft mij bovendien laten weten bereid te zijn om informatie te verstrekken over het huidige aanbod aan medicinale cannabis. Verder ga ik met het BMC de mogelijkheid bespreken om, rekening houdend met de beschikbare capaciteit en de kosten, indien hiertoe een aanvraag wordt ingediend door het OM, de politie of de burgermeester in het kader van een rechtszaak, analyses van cannabis variëteiten te laten uitvoeren met samples van planten waarover de rechtszaak gaat. De samples worden op inhoudsstoffen geanalyseerd en voor zover mogelijk vergeleken met het huidige aanbod. Per aangeleverde sample heeft BMC informatie nodig over de indicaties waarvoor de variëteit wordt gebruikt.
Voor wat betreft medicinale olie, heeft BMC mij aangegeven dat iedere bereidingsapotheek in Nederland cannabisolie mag maken als magistrale bereiding. De apotheken die dit momenteel al doen, zijn in staat om alle soorten verhoudingen te bereiden waar de patiënt om verzoekt. Fysiek ophalen van de producten is niet vereist3.
Voor de effectiviteit van medicinale cannabis bestaat volgens het Zorginstituut onvoldoende wetenschappelijk bewijs. Daarom is medicinale cannabis niet opgenomen in het verzekerde basispakket waardoor zorgverzekeraars het gebruik van dit middel niet standaard vergoeden.
Wel heeft BMC de apotheekinkoopprijs de afgelopen jaren stapsgewijs verlaagd. Daardoor ligt de prijs op dit moment (significant) onder de prijs van door Coffeeshops aangeboden recreatieve cannabis.
Wat betekent de uitspraak van de rechtbank van Middelburg voor het huidige medicinaal cannabis beleid, waarin staat dat de burgemeester ten onrechte het huis van een medicinaal wietkweker voor drie maanden heeft gesloten?2
De uitspraak van de rechtbank betreft het inzetten van een bestuurlijke bevoegdheid door de burgemeester. Het beleid ten opzichte van medicinale cannabis staat hier los van.
Bent u bereid patiënten die baat hebben bij het gebruik van medicinale cannabis en een doktersvoorschrift hebben voor het gebruik ervan een individuele ontheffing te verlenen op basis van artikel 8 van de Opiumwet?
Op grond van artikel 8i van de Opiumwet verleen ik niet meer ontheffingen van het verbod op teelt van hennep dan voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 8h van dezelfde wet nodig is. Er wordt op dit moment in Nederland voldoende hennep geteeld om hierin te kunnen voorzien.
Via openbare aanbesteding sluit BMC contracten met telers van medicinale cannabis. Hierbij is van belang dat de teler cannabis kan telen en verder bewerken onder strikte condities zodat het eindproduct steeds de juiste sterkte van werkzame stoffen heeft, het product voldoet aan eisen met betrekking tot vervuiling en het daardoor ook geschikt is voor patiënten met een lage weerstand. Op die manier voorzie ik in de behoefte aan medicinale cannabis.
Gelet op hoge kwaliteitseisen kan er bij thuisteelt per definitie van «medicinale cannabis» geen sprake zijn. Het afleveren van medicinale cannabis moet via de apotheek. De apotheek ontvangt de goedgekeurde medicinale cannabis van BMC. Bij het voorschrijven dan wel afleveren van de medicinale cannabis in de apotheek vindt ook nog controle plaats of de medicinale cannabis gebruikt kan worden met andere geneesmiddelen die de patiënt mogelijk gebruikt.
De sterke groei aan dwangsommen voor de Nationale Politie |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Waarom gaat de politie zo slecht om met haar eigen medewerkers, dat ze vorig jaar ruim 500 agenten een dwangsom moest betalen?1
De politie vindt het van groot belang dat de collega’s de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Daarvoor is een deugdelijke en tijdige juridische afhandeling noodzakelijk. De politie doet er alles aan om het besluit tijdig in behandeling te nemen en te zorgen voor deugdelijke afhandeling. Het is voor de politieorganisatie niet altijd mogelijk geweest om binnen de gestelde termijn te reageren. De juridische afdeling heeft een beperkte opschaalbare capaciteit. Bij een piek in het werkaanbod is juridische expertise niet altijd- direct- in te huren. Desalniettemin wordt er door de politie met de beschikbare capaciteit hard gewerkt om binnen de gestelde termijnen te acteren.
Deelt u de mening dat het desastreus is voor het vertrouwen in de organisatie als politiemensen langer dan een jaar op betaling moeten wachten?
Zie antwoord vraag 1.
Is de ruim 770.000 euro aan dwangsommen die nu bekend is ook echt alles? Hoeveel heeft de politie in 2018 in totaal aan dwangsommen of andere vergoedingen aan medewerkers moeten betalen? Wat zijn de te betalen bedragen voor de eerste helft van 2019?
bedrag betreft eerste helft 2019.
Hoe verklaart u de snelle toename van het aantal dwangsommen in de afgelopen jaren? Kunt u uitsluiten dat dit te maken heeft met de groeiende tekorten aan mensen bij de politie? Welke andere oorzaken ziet u voor deze snel verslechterende omgang met de eigen mensen?
De jaren 2017 en 2018 laten een piek zien in aantallen procedures en daarmee ook het uitgekeerde bedrag aan dwangsommen. De implementatie van het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie, de fase na de vorming van de Nationale politie en de invoering van de Regeling aanvraag andere functie (RAAF) hebben geleid tot veel beroeps- en bezwaarprocedures, die de pieken in 2017 en 2018 grotendeels verklaart. Deze zaken zijn inmiddels afgerond.
Welke maatregelen gaat u nemen om de snelle groei aan dwangsommen te stoppen, de opgelegde dwangsommen alsnog direct aan medewerkers te betalen en zo snel mogelijk hervormingen door te voeren bij de politie zodat dwangsommen niet meer nodig zijn?
De politieorganisatie is er veel aan gelegen om als goed werkgever de bezwaren binnen de gestelde termijn te voldoen. Het proces van behandeling is de afgelopen periode sterk verbeterd en dat is vooralsnog terug te zien in de halfjaarscijfers van 2019: een aanzienlijk minder aantal dwangsommen dan voorgaande jaren. De komende jaren zal een verdere optimalisering van de processen plaatsvinden wat bijdraagt aan het beter op kunnen vangen van eventuele pieken van aanvragen in de toekomst.
Terrorismeverdachten die airsoft speelden als mogelijke voorbereiding op een aanslag |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Attje Kuiken (PvdA), Michiel van Nispen , Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van RTL Nieuws waaruit blijkt dat terrorismeverdachten in Nederland de schietsport airsoft speelden en dat de politie dit als een mogelijke training voor een aanslag beschouwt?1
Over individuele casuïstiek doe ik geen mededelingen. Uiteraard staat buiten kijf dat het kabinet het voorbereiden op aanslagen met een terroristisch oogmerk ongewenst acht, in welke vorm dan ook.
Deelt u de mening van terrorisme-onderzoeker Jelle van Buuren dat deelname van terrorismeverdachten aan airsoft ongewenst is omdat dit gezien kan worden als training voor het plegen van een aanslag, om de reden dat allerlei vaardigheden die horen bij het plegen van een aanslag (zoals de omgang met wapens en het oefenen en innemen van posities) geoefend kunnen worden?
Ja, dit is inderdaad zeer ongewenst. Iedere training ten behoeve van een voorbereiding op het plegen van een aanslag wijst het kabinet uiteraard af. In bovengenoemde casus wordt de schietsport airsoft op deze manier misbruikt. Zo zullen er ook andere manieren zijn om vaardigheden op te doen en middelen te vergaren. Dit onderstreept het belang om met de verschillende betrokken partijen continu alert te blijven op tekenen van radicalisering en waar nodig in te grijpen.
Wat vindt u van de wijze waarop deelnemers aan airsoft gecontroleerd worden? Vindt u de eisen van het lidmaatschap van de sportbond, een minimumleeftijd van 18 en een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voldoende? Waaruit bestaat de VOG-screening voor het spelen van airsoft precies?
Vanwege de sprekende gelijkenis van airsoftapparaten met vuurwapens is ten tijde van de totstandkoming van de regelgeving (in 2013) overwogen dat de beoefening van de airsoftsport slechts onder stringente voorwaarden zou worden toegestaan. Gegeven is echter ook dat airsoft apparaten lucht-, gas- of veerdrukwapens met een beperkte schotkracht zijn die, bij normaal gebruik, geen ernstig letsel kunnen toebrengen. Dit is de reden waarom gekozen is voor een regeling waarbij het bezit van airsoftapparaten onder voorwaarden is vrijgesteld. Een van die voorwaarden is dat de bezitter lid is van een door mij erkende vereniging. Ik acht de wijze waarop toezicht wordt uitgeoefend op deelnemers aan een airsoft evenement, in het licht van de beperkte risico’s die aan het beoefenen van de airsoftsport verbonden zijn, derhalve op dit moment afdoende. Dit geldt eveneens voor de regels waaraan bezitters van airsoft apparaten moeten voldoen, willen zij onder de vrijstellingsregeling van de Regeling wapens en munitie vallen, zoals het lidmaatschap van een door mij erkende vereniging en een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Bij de beoordeling van een VOG-aanvraag wordt gekeken naar relevante justitiële documentatie. Bij de VOG-screening voor het spelen van airsoft kan een VOG worden geweigerd wanneer er bijvoorbeeld geweldsdelicten en terroristische misdrijven staan geregistreerd. Hoewel er beperkte risico’s verbonden zijn aan het beoefenen van de airsoftsport kijkt Justis, vanwege het karakter van de sector, bij de beoordeling acht jaar terug in het Justitieel Documentatie Systeem in plaats van de gebruikelijk vier jaar.
Wat vindt u van de regeling dat introducés geen VOG hoeven te overleggen en dat zij maar liefst zes keer mee kunnen doen aan airsoft zonder dat controle op achtergrond of delictgeschiedenis plaatsvindt? Deelt u de mening dat dit een gat in het controlesysteem is, waar iets aan gedaan moet worden?
Ik ben bekend met de regels voor introducés. Het toezichtsmechanisme acht ik op dit moment afdoende. Ik deel de in de reportage van RTL aangehaalde uitlating van een woordvoerder van het Landelijk Parket dat het spelen van airsoft «niet direct als een belangrijke aanwijzing [geldt] voor een training voor een jihadistische aanslag».
Bent u bereid in overleg met de airsoftbond aan te dringen op strengere regels, zodat ook introducés gescreend worden of zij geen (op dit gebied relevante) strafbare feiten hebben gepleegd in het verleden of verdachten zijn in ernstige strafzaken? Zo niet, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer op korte termijn te laten weten wat hierin gewijzigd gaat worden?
Op grond van dit voorval zie ik op dit moment geen aanleiding om de regelgeving voor airsoft aan te passen. Wel ben ik voornemens om met de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging te bespreken op welke wijze het misbruik van de airsoftsport, waardoor onwenselijke situaties zoals getoond in de reportage van RTL Nieuws hebben kunnen ontstaan, beter bestreden kan worden.
Het illegaal aanbieden van op Nederlanders gerichte online kansspelen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Unibet krijgt boete van 470.000 euro voor aanbieden van online gokken» en herinnert u zich de motie Bouwmeester c.s. waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning om kansspelen via internet aan te bieden?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat uit het oordeel van de Kansspelautoriteit (Ksa) blijkt dat er bedrijven zijn die illegaal gericht op de Nederlandse markt online kansspelen aanboden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Ksa heeft geoordeeld dat er in deze casus in ieder geval gedurende een periode in de tweede helft van 2018 online kansspelen zijn aangeboden aan Nederlandse consumenten. Dit bleek onder meer uit het gegeven dat het mogelijk was om met het Nederlandse betaalmiddel iDEAL te betalen en dat er een Nederlandstalige chatservice beschikbaar was.
Blijft u bij uw woorden uit uw brief aan de Eerste Kamer van 8 februari 2019: «illegale aanbieders die zich actief op de Nederlandse markt blijven richten en hier spelers werven, wil ik weren»? Zo ja, hoe kunt u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?3
Ik blijf inderdaad bij het standpunt dat ik illegale aanbieders die zich actief op de Nederlandse markt blijven richten wil weren. Ik heb daarbij in de betreffende brief ook aangegeven dat een aanvrager die in het verleden actief illegaal heeft aangeboden de twijfel over zijn betrouwbaarheid kan wegnemen door gedurende een aaneengesloten periode voorafgaand aan de vergunningaanvraag goed gedrag te laten zien. De motie van het lid Postema die in de Eerste Kamer is aangenomen noemt daarbij een termijn van minimaal twee jaar. Ik heb de Ksa gevraagd op basis van deze uitgangspunten een beleidsregel op te stellen. Op 12 juli jl. heeft de Ksa een concept-beleidsregel gepubliceerd waarmee een eerste indicatie aan mogelijke vergunningsaanvragers wordt gegeven over de invulling van de betrouwbaarheidstoets. Uit de concept-beleidsregel komt naar voren dat de Ksa geen vergunning zal verlenen wanneer in de twee jaar voorafgaand aan een vergunningaanvraag de aanvrager zonder de daarvoor vereiste vergunning online heeft aangeboden specifiek gericht op de Nederlandse markt. Daarbij past de Ksa verschillende criteria toe. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken of de aanbieder gebruik heeft gemaakt van een website met de extensie.nl, de Nederlandse taal heeft gebruikt, betaalmiddelen heeft gebruikt die uitsluitend of grotendeels door Nederlanders worden gebruikt, of reclame heeft gemaakt op tv, radio of in gedrukte media, gericht op de Nederlandse markt. Deze concept-beleidsregel zal deel uitmaken van een bredere beleidsregel waarin ook andere aspecten worden betrokken bij de beoordeling van de betrouwbaarheid. Daarnaast worden aanvragers onderworpen aan een Bibobtoets.
Deelt u de mening dat in het licht van het illegaal aanbieden van op de Nederlandse markt gerichte online kansspelen en uw in de vorige vraag genoemde Kamerbrief er reden is om twijfels te hebben bij de betrouwbaarheid van de in het bericht genoemde aanbieders van online kansspelen? Zo nee, waarom niet?
Het is (na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand) aan de Ksa om op het moment dat een vergunningaanvraag wordt ingediend door een online aanbieder te beoordelen of de aanbieder voldoende betrouwbaar is om voor een vergunning in aanmerking te komen. In mijn antwoord op de derde vraag heb ik aangegeven welke uitgangspunten daarvoor gelden, en hoe de Ksa voornemens is deze beoordeling in te vullen.
Vanaf wanneer begint de aaneengesloten periode voorafgaand aan de vergunningaanvraag te lopen waarin de aanvrager van een online vergunning goed gedrag moet laten zien (de afkoelingsperiode)?
De Ksa heeft laten weten een termijn te hanteren van twee jaar voorafgaand aan een ingediende vergunningaanvraag. Het hangt dus af van het moment waarop een vergunningaanvraag wordt ingediend wanneer deze termijn begint te lopen.
Hoe lang voor het aanvragen van een vergunning moet een aanvrager tenminste goed gedrag laten zien om in aanmerking voor een vergunning te kunnen komen?
Het gaat om een periode van twee jaar.
Is het aanvragen van een vergunning op een moment in de periode waarin de aanvrager goed gedrag moet laten zien, niet mogelijk dan wel tenminste veel minder kansrijk? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is dan het nut van die afkoelingsperiode?
Indien een vergunningaanvraag wordt ingediend, terwijl de aanbieder binnen een periode van twee jaar voorafgaand aan het moment van indiening nog zonder de daarvoor vereiste vergunning online heeft aangeboden specifiek gericht op de Nederlandse markt, dan wordt de aanvraag in beginsel door de Ksa afgewezen.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Medewerker PI Krimpen bewusteloos na aanval van gedetineerde' |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht ««Medewerker PI Krimpen bewusteloos na aanval van gedetineerde»?1 Klopt hetgeen hierin vermeld wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het klopt dat een geweldsincident heeft plaatsgevonden.
Deelt u de mening dat dit nooit had mogen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen personeel vind ik onacceptabel. De gedetineerde is bestraft met de wettelijke maximumstraf van veertien dagen verblijf in de strafcel. Daarnaast is de gedetineerde overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting waar hij in een regime met minder interne vrijheden is geplaatst. Er is aangifte gedaan van poging tot doodslag. Door deze maatregelen wordt onderstreept dat dit gedrag onacceptabel is.
Kunt u tot in detail weergeven hoe dit heeft kunnen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Een aantal gedetineerden was onder toezicht van een PIW’er de afdeling aan het reinigen. Tussen twee gedetineerden is onenigheid ontstaan. Toen de PIW’er deze twee gedetineerden daarop sommeerde naar hun cel te gaan, heeft een van hen de medewerker geslagen. De medewerker kwam hierdoor ten val en raakte bewusteloos. Andere gedetineerden ter plaatse hebben daarop ingegrepen en alarm geslagen. De gewonde medewerker is door het gealarmeerde personeel geholpen. De agressieve gedetineerde is in strafcel geplaatst. De medewerker is nazorg geboden.
Zit deze gedetineerde momenteel nog steeds in een isoleercel? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid ervoor te zorgen dat hij daar weer zo snel mogelijk terug geplaatst wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het personeel in gevangenissen weer de baas wordt in de gevangenissen en hun veiligheid gegarandeerd kan worden?
Het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen moet in een veilige omgeving hun werk kunnen doen. Medewerkers zijn de baas. Zij stellen de grenzen en grijpen in als die grenzen worden overschreden. Ze hebben de positie en de middelen om de orde en veiligheid in de inrichtingen te bewaken. Ik werk aan het versterken van die positie. Daarover heb ik uw Kamer recentelijk geïnformeerd.2 Ook de verscherpte aanpak van contrabande en het tegengaan van voortgezet crimineel handelen draagt bij aan de veiligheid in het gevangeniswezen.3
Onderhandelingen in het kader van de Group of Governmental Experts bij de Conventie voor Conventionele Wapens |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Koopmans c.s. waarin het kabinet wordt verzocht om aanjager te zijn van «een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuw potentiële massavernietigingswapens» zoals drones en killer robots?1
Ja.
Hoe geeft u in de Group of Governmental Experts (GGE) bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) opvolging aan de motie?
De motie-Koopmans c.s. constateert dat nieuwe technologische ontwikkelingen hebben geleid en zullen leiden tot het ontstaan en de verspreiding van nieuwe wapens die goedkoper en makkelijker te maken zijn, met de potentie om op ongekend grote schaal dood en verderf te zaaien, en derhalve als massavernietigingswapens kunnen worden beschouwd. Voorts roept de motie de regering op om aanjager te zijn van een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens.
Zoals aan uw kamer is medegedeeld (Kamerstuk 33 694, nr. 45) is het kabinet terughoudend om nieuwe technologieën als (onderdeel van) wapensystemen categorisch te bestempelen als massavernietigingswapens2. Deze terughoudendheid wordt internationaal breed gedeeld, zoals zichtbaar is op de agenda van de Group of Governmental Experts on Lethal Autonomous Weapons Systems (GGE LAWS),waar door verdragspartijen bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) gesproken wordt over autonome wapensystemen. Binnen de GGE LAWS wordt zeer zorgvuldig nagedacht en gesproken over de mogelijke toepassingen van nieuwe technologieën op het gebied van autonomie in wapensystemen. Dit internationaal forum indachtig herkent het kabinet (en de internationale gemeenschap) zich niet altijd in het beeld dat juist deze wapensystemen per definitie in staat zullen zijn om op «ongekend grote schaal dood en verderf» te zaaien. De toepassing van autonomie in wapensystemen heeft namelijk ook positieve toepassingen, bijvoorbeeld op het gebied van rekenkracht, inlichtingenvergaring, data-analyse, snelheid van opereren en precisie. Daarmee kan het gebruik van deze systemen leiden tot een vermindering van burgerslachtoffers en nevenschade. Bovendien kan de toepassing van nieuwe technologieën in wapensystemen bijdragen aan het veilig houden van Nederland.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet eraan te benadrukken dat technologische vooruitgang alleen kan en mag binnen de kaders van het bestaande internationaal recht. Nederland zet zich binnen de GGE daarom in voor de toepassing en naleving van het internationaal recht, dat voor Nederland onverminderd van toepassing is op autonome wapensystemen. Onderdeel van deze inzet is een nadere duiding van het concept «betekenisvolle menselijke controle» en het bereiken van internationale overeenstemming daarover. Het hoofddoel van het kabinet in dit forum is dat autonome wapensystemen te allen tijde onder betekenisvolle menselijke controle blijven staan en conform het internationaal recht worden ontwikkeld en ingezet. Ieder jaar biedt de GGE een eindrapport met conclusies en aanbevelingen aan de jaarlijkse vergadering van verdragspartijen bij de CCW aan, die besluiten (kunnen) nemen over de voortzetting van de werkzaamheden van de GGE. Nederland heeft zich tijdens de meest recente onderhandelingen van de GGE (augustus 2019) succesvol ingezet voor een stevig inhoudelijk rapport dat nadruk legt op de noodzaak tot verdere verduidelijking en ontwikkeling van het bestaande normatieve en operationele kader t.a.v. autonome wapensystemen.
Het kabinet wenst hierbij het onderscheid te benadrukken tussen autonome wapensystemen en volledig autonome wapensystemen. De Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken en de Adviesraad Internationale Vraagstukken definieerden in hun advies «Autonome wapensystemen: de
noodzaak van betekenisvolle menselijke controle»3, een autonoom wapen als een systeem dat zelfstandig doelen, offensief of defensief, die voldoen aan voorgeprogrammeerde kenmerken, selecteert en aanvalt, nadat mensen hebben besloten het wapen in te zetten en waarbij de mens niet meer kan ingrijpen om de aanval te stoppen. Volledig autonome wapensystemen daarentegen – door sommigen ook wel aangeduid als «moordrobots» – zijn zodanig geprogrammeerd dat zij het gehele targeting proces zelfstandig uitvoeren, vanaf het formuleren van het militaire doel tot en met het bepalen van de plaats en tijd van inzet. Betekenisvolle menselijke controle over zulke systemen is niet mogelijk en daarmee zijn deze wapens in strijd met het internationaal recht. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en het gebruik van volledigautonome wapensystemen.
Voor een uitgebreide toelichting van de Nederlandse inspanningen t.a.v. de opvolging van de motie-Koopmans c.s. – waaronder maar niet uitsluitend binnen de GGE LAWS – verwijst het kabinet naar de Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. over beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens die uw Kamer op 20 september 2019 is toegegaan. In die brief kondigt het kabinet aan dat Nederland het komend jaar een internationale conferentie zal organiseren, waarbij partnerlanden, bedrijfsleven, experts en NGO’s met elkaar zullen spreken over internationale standaarden voor de commerciële Unmanned Aerial Vehicle-industrie, ten behoeve van verantwoorde productie en gebruik.
Ziet u mogelijkheden om samen te werken met buitenlandse partners om in te zetten op een internationaal verdrag of andere bindende regelgeving, en welke initiatieven heeft u daartoe sinds het aannemen van de motie genomen?
Nederland acht het bestaande internationaal recht onverminderd van toepassing op autonome wapensystemen en pleit in het internationale debat voor strikte naleving hiervan t.a.v. de ontwikkeling en het gebruik van dergelijke systemen. Daarom heeft het kabinet initiatieven genomen om meer richting te geven aan de interpretatie en toepassing van het bestaande internationaal recht t.a.v. autonome wapensystemen, zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 2 en uitgebreider omschreven in de hierboven genoemde Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. Zo bevat het consensusrapport met conclusies en aanbevelingen van de GGE, dat in november aangeboden zal worden aan de verdragspartijen bij de CCW, elf overeengekomen Guiding Principles voor de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen. Het kabinet zal zich tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de verdragspartijen bij de CCW inspannen voor omarming van het rapport van de GGE en voor bekrachtiging door de verdragspartijen van de elf Guiding Principles.
Het internationale krachtenveld op dit terrein is complex en verdeeld. De standpunten t.a.v. autonome wapensystemen lopen zeer uiteen en het is een uitdaging om sommige vastgelopen discussies weer in beweging te brengen.
Tekort aan politieagenten in Brabant |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wijkagent uit de wijk door personeelstekort bij politie Brabant»?1
Ja.
Klopt het dat wijkagenten in de zomer maar ook daarbuiten ingezet worden «om de noodhulp draaiende te houden»? Zo nee, wat is niet waar aan het gestelde?
Het signaal dat wijkagenten ook voor andere werkzaamheden worden ingezet, is mij in algemene zin bekend. Vanwege het grote vervangings- en uitbreidingsvraagstuk is er sprake van tijdelijke en plaatselijk druk op de inzetbaarheid van de politie, waaronder ook de aanwezigheid van agenten in de wijk. Het is in die gevallen aan de lokale driehoek om keuzes te maken over de inzet van de beschikbare politiecapaciteit. Dit kan betekenen dat het nodig is dat wijkagenten tijdelijk worden ingezet voor bijvoorbeeld de noodhulp. Hoe lang een dergelijke situatie kan bestaan, is een lokale afweging.
Leidt het inzetten van wijkagenten voor andere taken dan die van wijkagent incidenteel dan wel structureel in de praktijk tot minder wijkagenten dan er volgens de wettelijke norm moeten zijn? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waarom niet?
Artikel 38a lid 1 Politiewet 2012 schrijft voor dat er ten minste één wijkagent per 5.000 inwoners is. Dit betreft een landelijke norm die per eenheid wordt toegepast.
Uitgangspunt is dat het op basis van deze norm vereiste aantal wijkagenten in de formatie van de eenheid moet zijn opgenomen. Door het tijdelijk anders inzetten van wijkagenten wordt de samenstelling van de formatie van een eenheid niet gewijzigd.
Deelt u de mening dat de functie van wijkagent essentieel is voor de veiligheid in wijken en niet als sluitstuk van de politieorganisatie gezien moet worden? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat de politie haar aanwezigheid in de wijken kan waarmaken. De wijkagent heeft daarbij een sleutelpositie in het basisteam en bij de oriëntatie op probleem- en wijkgericht werken. Op basis van de Ontwikkelagenda gebiedsgebonden politie wordt ingezet op het vergroten van de aanwezigheid van agenten in de wijk. Dit betreft niet alleen de fysieke aanwezigheid, maar ook de digitale aanwezigheid in de wijk.
Klopt het dat in Oost-Nederland vanwege een personeelstekort agenten gevraagd zijn terug te komen van vakantie? Zo ja, in welke mate is dit gebeurd en wat is uw mening hierover? Zo nee, wat klopt niet?
Nee, volgens de Eenheid Oost-Nederland zijn er geen politiemedewerkers gevraagd terug te komen van vakantie.
Klopt het dat in Brabant sommige teams er vanwege een personeelstekort voor hebben gekozen «om met minder auto’s in de noodhulp rijden om zo de bezetting rond te krijgen»? Zo ja, wat betekent dat voor het kunnen verlenen van noodhulp? Zo nee, wat klopt niet?
Het plannen van de noodhulp heeft absolute prioriteit binnen de Eenheden Oost-Brabant en Zeeland- West-Brabant. Het toenemende aantal prio 1 meldingen legt een steeds grotere druk op het noodhulpproces. Uitgangspunt is dat de noodhulpdienstverlening aan de burger te allen tijde geborgd moet zijn. Ook in tijden van krapte in de roosters. De personele bezetting op sommige basisteams in relatie tot het werkaanbod heeft ertoe geleid dat er de afgelopen tijd keuzes moesten worden gemaakt. Zo zijn er teams waar door de leiding gekozen is om 1) een noodhulpmotor in te zetten in plaats van een noodhulpauto waardoor één medewerker minder ingepland kon worden, 2) wijkagenten in te zetten voor noodhulpdiensten en 3) horecadiensten te beperken ten faveure van noodhulpdiensten.
De ervaring leert dat de eenheden die de noodhulpdiensten binnen de eenheid verzorgen met name binnen de meer landelijke gebieden niet de volledige dienst doende zijn met noodhulpdienstverlening. Dat betekent dat bijvoorbeeld wijkagenten of anderen met een taak op het vlak van gebiedsgebonden politiewerk ook tijdens de noodhulpdiensten gelegenheid hebben om zich op hun dagelijkse taken te richten. Dit worden dan zogenaamde afbreekbare werkzaamheden: de uitvoering van deze taken moet worden afgebroken op het moment dat er een noodhulpmelding is. Daar waar nodig gebeurt dat in overleg met het gezag.
Deelt u de mening van de vicevoorzitter van politievakbond ACP dat «het tekort aan personeel, vooral voor de basisteams (de politie op straat) zorgelijk» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Er is geen sprake van significante onderbezetting op korpsniveau. Op eenheidsniveau is het beeld diffuser. In sommige eenheden is er nog sprake van overbezetting, terwijl andere eenheden kampen met onderbezetting. Ook op district- en teamniveau kan het beeld wisselen. Waar nodig kunnen teams elkaar bijstaan.
Wel is er sprake van tijdelijke extra druk op de inzetbaarheid van de politie. De komende jaren stroomt er een groot aantal nieuwe medewerkers in om ervaren medewerkers die met pensioen gaan te vervangen en om de operationele sterkte uit te breiden. Vanwege de opleidingsduur wordt het effect van deze instroom pas na enkele jaren volledig merkbaar. Om de tijdelijke inzetbaarheidsproblematiek te overbruggen heeft het kabinet incidenteel € 91 miljoen beschikbaar gesteld voor de jaren 2019–2021.
Is de instroom van nieuwe politiefunctionarissen afdoende om het vertrek van 55-plussers en andere politiefunctionarissen op te vangen en de totale capaciteit van de politie te vergroten? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om te zorgen dat zowel tijdens de zomermaanden als ook structureel meer politiecapaciteit beschikbaar komt?
Naar verwachting worden de instroomdoelstellingen voor aspiranten en zijinstromers in 2019 volledig gehaald. Er stromen dus voldoende nieuwe medewerkers in om de medewerkers die met pensioen gaan te vervangen en de uitbreiding van de sterkte op termijn te realiseren. In 2019 zijn er meer operationele politiemedewerkers dan in 2018. Zoals toegelicht in mijn brief van 3 september jl.2 stijgt het aantal operationele medewerkers iets minder snel dan voorzien in de begroting van 2019–2023. De verwachting is evenwel dat de formatie en bezetting van operationele functies kort na 2022 in balans komen.
De vrijlating van een gevaarlijk persoon uit de Woenselse Poort |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat op 30 juli jl. uit de tbs-kliniek de Woenselde Poort een gestoorde man, door de rechter veroordeeld voor stalking en mishandeling, is vrijgelaten wegens het niet-meewerken aan zijn behandeling? Zo nee, waarom niet?
Het past mij niet om op deze individuele casus nader in te gaan. Overigens is bij navraag gebleken dat op 30 juli jl. uit de tbs-kliniek de Woenselse Poort niemand is vrijgelaten wegens het niet-meewerken aan zijn behandeling.
Klopt het dat de Reclassering recent bij een zitting heeft aangeven dat het recidiveniveau van deze persoon aanzienlijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze persoon op te sporen, op te pakken en alsnog vast te zetten zolang blijkt dat hij gevaarlijk is, desnoods op civielrechtelijke titel? Zo nee, waarom niet?
Ook hier past het mij niet om op deze individuele casus nader in te gaan.
Bent u bekend met de trieste afloop van Sarah Papenheim, Humeyra en Laura Korsman? Zo ja, deelt u de mening dat de maatschappij beschermd moet worden tegen gevaarlijke personen om meer onschuldige slachtoffers te voorkomen en dat u voor dit beleid verantwoordelijk bent? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid deel ik de mening dat de samenleving beschermd moet worden tegen personen die een gevaar vormen voor anderen. Veiligheid van de maatschappij staat voor mij voorop. Naast het reguliere optreden van de politie, het Openbaar Ministerie en alle andere betrokken die een bijdrage leveren aan de bescherming van onze samenleving heb ik nadere maatregelen getroffen ter bescherming van de maatschappij. Ik ga hieronder in op enkele (reeds genomen) maatregelen.
Door fysieke vrijheidsbeneming is de samenleving voor bepaalde tijd beschermd tegen de persoon die tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Daarnaast is het uitgangspunt dat bij de uitvoering van een gevangenisstraf meteen na binnenkomst in een gevangenis gewerkt wordt aan een veilige terugkeer in de samenleving. Mijn wetsvoorstel straffen en beschermen, dat op dit moment voorligt bij de Eerste Kamer, sluit hier goed bij aan. Hiermee wordt onder andere de termijn voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) teruggebracht tot maximaal twee jaar voor het einde van de straf en worden vrijheden op basis van een individuele toets op grond van het gedrag van de gedetineerde, risico’s op herhaling en de belangen van slachtoffers verleend.
Sinds begin 2018 kan bij zeden- en zware geweldsdelicten de zelfstandige toezichtmaatregel van de Wet Langdurig Toezicht worden opgelegd. Dit is een maatregel die de strafrechter tegelijkertijd met de gevangenisstraf kan opleggen als stok achter de deur.
Tot slot zet ik in op goede continuïteit van zorg. Indien iemand na afloop van een strafrechtelijke titel nog behandeling nodig heeft dan is dat mogelijk. Met de inwerkingtreding van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) krijgt de strafrechter per 1 januari 2020 er een belangrijk wettelijk instrument bij. De strafrechter krijgt dan de bevoegdheid om zelf verplichte zorg op grond van de Wvggz op te leggen.
die met het strafrecht in aanraking komen. Daarmee zijn belangrijke stappen gezet om de veiligheid van de samenleving te verbeteren.
Welke maatregelen gaat u nemen om de maatschappij in het algemeen en de familie in het bijzonder, die ernstig bedreigd wordt door deze gestoorde man, te beschermen (voor het te laat is)?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer gaat u minimumstraffen invoeren zodat dit soort gevaarlijke personen niet langer vrij rondlopen na een gevangenisstraf van slechts enkele maanden?
Het stelsel van minimumstraffen vereist dat alle mogelijke vormen waarin een strafbaar feit zich kan voordoen, wettelijk moeten worden omschreven. Voor al die vormen moet dan een minimum- en een maximumstraf worden bepaald, inclusief strafverzachtende omstandigheden. Ons Wetboek van Strafrecht kent algemene omschrijvingen van strafbaarstellingen, die voor zowel het lichtste als het zwaarste delictscenario kunnen worden benut. De rechter heeft een ruime straftoemetingsvrijheid en kan steeds per individueel geval maatwerk leveren en een passende straf opleggen. Dat doet de strafrechter naar mijn mening uiterst consciëntieus en professioneel. Ik zie dan ook geen aanleiding om dat stelsel compleet anders in te richten en de rechterlijke straftoemetingsvrijheid met behulp van minimumstraffen te beperken.
Het bericht ‘Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders Dorp»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving De Telegraaf van 2 augustus 2019? Klopt het dat Festim Lato een privéleger had op Nederlands grondgebied?
Ik ben ermee bekend dat er personen rondliepen in legerkledij, niet zijnde uitgerust als militairen. Van een leger in opbouw is mij geen informatie bekend geworden. De door de krant opgenomen kwalificatie «privéleger» onderschrijf ik niet.
Kunt u aangeven of het klopt dat meerdere overheidsinstanties op de hoogte waren van de activiteiten van Lato maar desalniettemin verzuimd hebben in te grijpen? Zo ja, hoe kan dat?
Op basis van signalen uit de buurt heeft de politie regelmatig de woning gecontroleerd. De wijkagent heeft vanaf het eerste signaal nauw contact onderhouden met omwonenden en tevens met de heer Lato zelf. Naar aanleiding van de geconstateerde activiteiten hield de politie het adres nauwlettend in de gaten. Bij een melding over vermeende aanwezigheid van wapens heeft de politie ingegrepen. Bij een doorzoeking in de woning door de politie zijn twee handvuurwapens en een nep vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Deze (nep-) wapens zijn vernietigd.
Hoe is het mogelijk dat Lato een privéleger had gestationeerd op Nederlands grondgebied terwijl in de Wet op de weerkorpsen een expliciet verbod op privélegers staat? Hoe kunt u dat verklaren? Is er door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar dit privéleger en het expliciete verbod daarop? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op het feit dat er geen verdenking van een privéleger was, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding geweest om een onderzoek op te starten.
Kunt u aangeven in hoeverre buurtbewoners of andere personen gevaar hebben gelopen door de aanwezigheid van dit privéleger? Wat heeft u gedaan om deze buurtbewoners of andere personen tegemoet te komen?
Terwijl als gezegd van een leger in opbouw mij geen informatie bekend is geworden, heeft de politie bij vermoeden van gevaar ingegrepen. Op basis van de regelmatige woningcontroles destijds is geen gevaarzetting voor de omgeving geconstateerd. Op meldingen van strafbare feiten is door de politie onderzoek gedaan en aangedragen bij het OM. Er zijn drie mensen aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit, maar het betrof niet de inmiddels overleden heer Lato. De zaak is uiteindelijk geëindigd met een sepot wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Bovendien waren er geen aanknopingspunten dat de aangetroffen wapens toebehoorden aan de aangehouden personen.
Klopt het dat meerdere buurtbewoners, na het doodschieten van Festim Lato, hun verhaal bij de politie hadden willen en kunnen doen, maar de politie daar geen behoefte aan had? Klopt het dat de politie daarmee -mogelijk essentiële- ooggetuigenverslagen links heeft laten liggen? Zo ja, waarom heeft de politie dat gedaan?
Nee. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, dit een totaal onacceptabele situatie was? Hoe gaat u waarborgen dat de overheid in de toekomst wel tijdig zal ingrijpen bij zulke situaties? Hoe schat u de kans in dat een dergelijke situatie zich nogmaals voordoet?
De berichtgeving klopte niet. Ik deel de mening dat het een onacceptabele situatie zou zijn indien iemand er een (bewapend) privéleger op zou nahouden. Door politie en het OM wordt prioriteit gegeven aan de opsporing en vervolging van wapenbezit. Op concrete signalen wordt op zo kort mogelijke termijn geacteerd.
Het diversiteitsbeleid bij de politie |
|
Thierry Baudet (FVD), Theo Hiddema (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het volgende statement op de website van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD): «De politie maakt werk van diversiteit. Een divers samengestelde politie is namelijk een voorwaarde om ons werk goed te kunnen doen»? Deelt u de mening dat alleen een divers samengestelde politie haar werk goed kan doen? Kunt u dit toelichten?1
Sinds de oprichting van de nationale politie op 1 januari 2013 bestaat er geen Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) meer. De opvolger van het KLPD is de Landelijke Eenheid. Het statement dat een divers samengestelde politie een voorwaarde is om politiewerk goed te kunnen doen, staat op de themapagina over diversiteit op politie.nl. Ik deel deze mening zeker. De verbinding van de politie met alle burgers in de samenleving is noodzakelijk voor de legitimiteit van de politie, de informatiepositie van de politie en het vertrouwen van burgers in de politie. De politie streeft daarom naar een korps dat bestaat uit medewerkers met verschillende culturele achtergronden waarin onderling vertrouwen is en ruimte voor verscheidenheid. Meer diversiteit zal leiden tot een betere dialoog binnen het korps en een goede aansluiting op de samenleving.
Hoe wordt diversiteit gedefinieerd? Welke persoonskenmerken worden betrokken bij het beoordelen of de politie voldoende divers is? Gaat het om etniciteit, religie, seksuele voorkeur, lichaamsbouw, politieke opvattingen, vrijetijdsbesteding, IQ, testosterongehalte, het hebben van gescheiden ouders? Kunt u specificeren welke eigenschappen wel en welke niet meetellen voor de diversiteit van een groep mensen? Door wie en op welke wijze worden die kenmerken bepaald? En waarom is gekozen voor specifiek deze kenmerken en niet voor andere?
De korpschef hanteert een streefcijfer van 25% van dubbele culturele achtergrond bij instroom van nieuwe medewerkers. Om het streefcijfer te kunnen halen, komt het voor dat de term diversiteit te veel in verband wordt gebracht met een migratieachtergrond. De korpschef wil steeds meer toe naar het werven op basis van diverse competenties. Het gaat dan niet primair om diversiteit die gebaseerd is op etnische afkomst, maar om diversiteit in kennis, ervaring en talent. Dit kan gepaard gaan met diversiteit in bijvoorbeeld afkomst, religie, seksuele voorkeur en politieke opvattingen. Tegelijkertijd worden door middel van werving op diverse competenties ook diverse doelgroepen aangesproken. De reden om diversiteit op deze manier te interpreteren is dat kennis, ervaring en talent een duidelijker verband hebben met het uitvoeren van werkzaamheden dan objectieve persoonskenmerken. Op deze manier laat diversiteit zich beter doorvertalen in betekenis voor het politiewerk. Bovendien is het eerlijker om te werven op basis van kennis, ervaring en talent dan op persoonskenmerken waar iemand minder tot geen invloed op heeft.
Hoe wordt gemeten en bijgehouden of mensen met bepaalde persoonskenmerken onder- of oververtegenwoordigd zijn binnen de politie? Wilt u in het bijzonder ingaan op de wijze waarop wordt gemeten en bijgehouden of politiefunctionarissen met een bepaalde godsdienst en/of etniciteit zijn onder- of oververtegenwoordigd?
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan culturele achtergrond. Om toch zicht te krijgen op de culturele diversiteit van het politiepersoneel, heeft het CBS in opdracht van de korpschef onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit van het korps op geanonimiseerd niveau. Uit de meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting (totale korps) zowel in 2017 als in 2018 13% was. De diversiteit in religieuze achtergrond wordt niet geregistreerd.
Kunt u de exacte huidige verdeling van alle in uw ogen relevante diversiteiten aan de Kamer doen toekomen? Kunt u daar ook de rang en het functioneren van de betreffende politiemedewerkers bij betrekken?
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan culturele achtergrond. De korpschef streeft een diversiteitsbeleid na waarin vacaturehouders zelf formuleren aan wat voor kennis, ervaring en talent zij behoefte hebben bij het werven van nieuw personeel. Dit betekent dat teamchefs binnen hun eigen context formuleren aan welke diversiteit zij met name behoefte hebben en dat er op teamniveau gestuurd wordt op de diverse samenstelling. Dit sluit ook aan bij de wens van het kabinet om meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk binnen het politiekorps.
Zijn er bepaalde diversiteiten die u bij de beoordeling van een sollicitant belangrijker vindt dan andere? Zo ja, welke persoonskenmerken zijn dat en waarom?
In de beoordeling van sollicitanten wordt rekening gehouden met een diverse samenstelling van een team in het algemeen. Specifiek wordt er ook gekeken naar wat de context van het team waarin gewerkt wordt vraagt.
Welke groepen mensen zijn momenteel wegens hun persoonskenmerken onder- of oververtegenwoordigd binnen de politie en in welke mate?
Voor de samenstelling van het korps in leeftijdsopbouw en verhouding man/vrouw verwijs ik u graag naar de Jaarverantwoording 2018 die dit voorjaar met uw Kamer besproken is.
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan religieuze of culturele achtergrond of geaardheid. Uit een geanonimiseerde meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting van het totale korps zowel in 2017 als in 2018 13% was.
Welke streefcijfers gelden op basis van het diversiteitsbeleid voor de verschillende persoonskenmerken die momenteel volgens u zijn onder- en oververtegenwoordigd binnen de politie?
De korpschef hanteert een streefcijfer van 25% voor instroom van nieuwe medewerkers met een dubbele culturele achtergrond.
Hoe wordt in het werving- en selectieproces vastgesteld of sollicitanten een of meerdere van de volgens u onder- of oververtegenwoordigde persoonskenmerken bezitten? Worden sollicitanten op enig moment ook expliciet gevraagd naar, of getest op, bijvoorbeeld godsdienst, etniciteit, politieke overtuiging, geaardheid, IQ of welke persoonlijkheidseigenschappen dan ook die volgens u positief of negatief meegewogen dienen te worden?
In het selectieproces wordt getest op diverse kennis en vaardigheden die van belang zijn voor het uitoefenen van de functie. Er wordt niet gevraagd naar godsdienst, etniciteit, politieke overtuiging of geaardheid. De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt het om hiernaar te vragen. IQ kan, afhankelijk van de functie, wel worden meegewogen in een selectieprocedure. Dit wordt bijvoorbeeld getest door middel van een capaciteitentest.
Kunt u uitsluiten dat op enig moment de toelatingseisen voor bepaalde functies bij de politie worden versoepeld, om meer mensen die volgens uw maatstaven zijn ondervertegenwoordigd te kunnen aannemen? Zo ja, deelt u de mening dat in dat geval louter kwaliteit moet tellen bij de beoordeling van sollicitanten? Als dit zo is, waarom doen diversiteiten er dan toch toe?
Bij de toelating tot de politieopleiding worden verschillende objectieve toetsen gehanteerd. Deze toetsen moeten gehaald worden. De vereisten gelden voor iedereen. Bij de werving en selectie wordt dus primair gekeken of een sollicitant aan de vereisten voldoet. Vervolgens wordt rekening gehouden met samenstelling van een team op basis van diversiteitsdoelstellingen.
Hoeveel vacatures zijn sinds de start van het diversiteitsbeleid van de politie vrijgekomen en hoeveel mensen solliciteerden voor deze functies? Wilt u uw antwoord splitsen per kalenderjaar?
Het streefcijfer van 25% dubbele culturele achtergrond bij nieuwe instroom wordt gehanteerd sinds 2017. In 2017 had 29% van de nieuwe instroom een dubbele culturele achtergrond. In 2018 had 22,4% van de nieuwe instroom een dubbele culturele achtergrond.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de korpschef van de politie, die zei dat het diversiteitsbeleid zorgt voor spanning binnen de politie en dat dit nu meer dan ooit zichtbaar is? Op wat voor spanning wordt in uw ogen gedoeld? Kunt u daarover uitweiden?2
Ja. Om een inclusieve en veilige werkomgeving te creëren, waarin eenieder zich vrij voelt om zich te uiten, wordt ook geïnvesteerd in het voeren van het goede gesprek, de zorg voor elkaar, naar elkaar luisteren en elkaar beschermen, open staan voor kritiek en daar samen van willen leren. Een dergelijke omgeving is nog niet overal vanzelfsprekend. Dit kan spanning opleveren.
Op welke wijze wordt deze spanning in uw ogen zichtbaar? Hoe denkt u ervoor te kunnen zorgen dat dit soort spanningen in de toekomst niet verder oplopen, nu het diversiteitsbeleid onverminderd wordt voortgezet?
De spanningen worden zichtbaar in kleine en grotere conflicten die leiden tot klachtprocedures, brieven van klokkenluiders of het zwartboek discriminatie waarin medewerkers hun ervaringen hebben opgetekend. Om deze spanningen zoveel mogelijk weg te nemen, wordt er bijvoorbeeld ingezet op het vormen van kleinere teams, of kleinere structuren binnen teams, zodat er meer tijd en aandacht is voor het individu en voor elkaar. Daarnaast bestaan diverse instrumenten en bewustwordingsprocessen om politiemedewerkers weerbaarder te maken en om het goede gesprek te stimuleren. Zo is er een toolbox ontwikkeld met middelen om het goede gesprek te voeren en bewustwording te creëren op goed omgaan met elkaar d.m.v. trajecten als «over de streep», het waarde(n)volle gesprek en geweldloze communicatie. Ook is de theatervoorstelling Rauw ontwikkeld, bedoeld om het onderlinge gesprek te bevorderen. Inmiddels hebben ruim 16.000 collega’s deze voorstelling gezien. De voorstelling loopt ook in 2019 nog door.
De rol van de leidinggevende bij het zorgen voor een veilige en inclusieve werkcultuur is niet te onderschatten. Om de leidinggevenden beter in positie te brengen, worden er tweedaagse cursussen gegeven waarin aandacht wordt besteed aan sociale veiligheid, omgangsvormen en het goede gesprek. In de ontwikkeltrajecten wordt ook aandacht besteed aan hoe om te gaan met culturele verschillen binnen het team. Vorig jaar zijn alle teamchefs naar de tweedaagse cursus geweest, dit jaar gaan alle operationeel experts.
Onderschrijft u het onderzoeksresultaat uit onderzoek dat het WODC heeft laten uitvoeren dat onder meer «43% van de functionarissen die in beeld komen bij de integriteitsschendingen waarin een relatie met georganiseerde criminaliteit is vastgesteld, een migratieachtergrond heeft»? Zo ja, wat zijn in uw ogen de oorzaken voor deze (extreme) oververtegenwoordiging van politiefunctioneren met een migratieachtergrond in corruptiezaken? Zo nee, waarom niet?3
Uit het WODC onderzoek blijkt dat functionarissen met een migratieachtergrond – afgemeten aan hun aandeel in het totale personeelsbestand – zijn oververtegenwoordigd. In een later onderzoek «Het lekken van vertrouwelijke politie informatie» door de Politieacademie, in opdracht de van korpsleiding, blijkt dat er een lichte oververtegenwoordiging (21%) is. Dit onderzoek wijst ook uit dat bij verdenking van een politiemedewerker met een niet Nederlandse achternaam de verdenking vaker wordt weerlegd. De oorzaken hiervan zijn niet specifiek onderzocht. Het beleid van de korpschef is dat corruptie in geen geval toelaatbaar is, ongeacht de achtergrond van de functionaris.
Komt het voor dat politiefunctionarissen die op straat werkzaam zijn, vanwege hun achtergrond in een bepaald gebied worden ingezet? Zo ja, met welke reden, op welke wijze, in welke gebieden en op welke schaal gebeurt dit? Spreken deze politiefunctionarissen de burgers in een andere taal aan? Zo ja, hoe beoordeelt u dit gegeven? Is dit een wenselijke situatie? Hoe zou u het vinden als het Nederlands geleidelijk zou verdwijnen als dominante openbaar gesproken taal?
In de werving en selectie wordt rekening gehouden met een diverse samenstelling van een team in het algemeen. Specifiek wordt er ook gekeken naar wat de context van het team waarin gewerkt wordt vraagt. Dit vind ik een wenselijke situatie. Dat het Nederlands geleidelijk zou verdwijnen als nationale taal, ligt niet op mijn beleidsterrein en lijkt me bovendien niet aan de orde.
Welke aanpassingen aan het aannamebeleid of het personeelsbeleid zijn ingevoerd of zullen nog worden ingevoerd bij de politie rondom de afdeling voor en het beleid tot het bewerkstelligen van diversiteit?
De politie blijft investeren in nieuwe manieren om de diversiteit in de personeelssamenstelling verder te vergroten. De komende periode wordt hier op verschillende manieren aan gewerkt:
Collega zoekt collega: Met een speciale referral-app kunnen wijkagenten en andere collega’s vanuit hun netwerk «meewerven» en direct een geïnteresseerde aanmelden.
Innovaties om de uitval tijdens de selectieprocedure te verminderen, zoals het borgen van het project Blauw Talent in het reguliere selectietraject tot het bieden van extra begeleidingsmogelijkheden voor schaarse en moeilijk te werven doelgroepen.
Het meer zicht krijgen op de diversiteit in migratieachtergrond door geanonimiseerde metingen van het personeelsbestand en de personele stromen met de Barometer diversiteit in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het CBS.
Lokale samenwerking met bijvoorbeeld (keten)partners op de regionale arbeidsmarkt versterken. Dit kan door bijvoorbeeld gezamenlijke open dagen te organiseren of door partners te vragen de vacatures van de politie te delen binnen hun netwerk.
Waaruit blijkt dat de inwoners van Nederland een «herkenbare» politie willen hebben, zoals in de volgende tekst op de website van de politie te lezen is: «Iedereen die in Nederland woont of verblijft wil een herkenbare, toegankelijke en betrouwbare politie»? Deelt u niet de mening dat elke inwoner gelijk is voor de wet en dat de politie seculier hoort te zijn?4
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld, zie artikel 1 van de Grondwet en de beginselen van onze rechtsstaat. Het helpt voor de toegankelijkheid dat de politie herkenbaar is voor alle groepen in de samenleving. Overigens is het politiemensen niet toegestaan zichtbare uitingen van godsdienst of geloofsovertuiging te dragen in combinatie met het politie-uniform. Dit is neergelegd in de code lifestyleneutraliteit vastgesteld door mijn ambtsvoorganger.
Kunt u de Kamer inlichten over de prestatiepercentages per «diversiteitscategorie» (welke dat ook zijn)? Kunt u tevens voor elke diversiteit de huidige korpssamenstelling aangeven? Als deze cijfers u niet bekend zijn, waarop baseert de politie dan haar uitlating dat het korps divers is en op basis waarvan concludeert de politie dat het korps nog diverser moet worden? Wanneer is het korps divers genoeg? Wat zijn de streefdiversiteiten?
Politie registreert geen prestatiepercentages per diversiteitscategorie. Voor de samenstelling van het korps in leeftijdsopbouw en verhouding man/vrouw verwijs ik u graag naar de Jaarverantwoording 2018 die dit voorjaar met uw Kamer besproken is.
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan religieuze of culturele achtergrond of geaardheid. Uit de meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting (totale korps) zowel in 2017 als in 2018 13% was. Wetenschappelijk sociologisch onderzoek wijst uit dat een politiekorps beter presteert als er een zekere binding, kennis en ervaring is met en over diverse groepen uit de samenleving. Ook stappen de mensen uit verschillende groepen uit de samenleving sneller op de politie af om aangifte te doen of om hulp te vragen als zij zich in de politie herkennen. Daarom streeft de korpschef een korps na dat qua diversiteit een afspiegeling van de samenleving is. Deze overtuiging is sinds de jaren 2000 terug te vinden in de wetenschappelijke literatuur.5
Is het in het kader van de diversiteit dat de politie tegenwoordig deelneemt aan de iftar? Zo ja, welke andere religieuze samenkomsten worden ook door de politie bezocht? Zo nee, wat is dan de reden dat dit gebeurt?
De politie is van en voor iedereen en moet, ook als zij ontmoetingen met bevolkingsgroepen organiseert, haar neutraliteit bewaren. Zoals eerder aangegeven laat ik aan de politie-eenheden zelf om de wijze te bepalen waarop het beleid lokaal het beste vorm gegeven kan worden en met welke activiteiten dat gepaard gaat. De politie-eenheden kennen dan ook een verscheidenheid aan activiteiten waar zij aan deelnemen, dan wel die zij zelf organiseren. Zo heeft de eenheid Oost-Brabant vorig jaar een zogenaamd Feest der Verbinding georganiseerd om op een informele wijze in gesprek te komen over veiligheid met de diverse bewoners uit de regio.
Naast de genoemde iftar-maaltijden sluit de politie aan bij evenementen van allerlei aard, zoals herdenkingen, Pride Amsterdam, kerstvieringen en Keti Koti. Ook worden activiteiten met buurtbewoners georganiseerd met als doel te investeren in een betere verbinding. Daarnaast was ik bijvoorbeeld afgelopen december samen met de politie aanwezig bij de viering van het Joods Chanoeka in Amsterdam. Ik ben van mening dat de deelname van de politie aan dergelijke activiteiten ervoor zorgt dat de politie in verbinding is met de samenleving, en daarmee haar gezag vergroot.
Wanneer is een vergunning aangevraagd, door wie, en onder welke voorwaarden is deze vergunning verleend voor het verkopen van kadavers uit een vrachtwagen op 11 augustus jl. in het kader van een islamitische feestdag, waarbij de politie op Twitter heeft aangegeven dat dit legaal is? Op welke plaatsen heeft dit fenomeen van straatverkoop zich voorgedaan? Is aan de regels van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldaan? Kunt u de Kamer het verslag dan wel de verslagen van de NVWA toesturen?5
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid komt hier in de beantwoording van Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD) bij uw Kamer op terug.
Is voor de verkoper(s) van deze kadavers een registratie bekend bij de Kamer van Koophandel? Zo nee, gaat de fiscus hier dan werk van maken? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, kunt u deze vraag dan voorleggen aan de Staatssecretaris van Financiën?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld op de uitgifte van karkassen die in een erkend slachthuis zijn geslacht t.b.v. het Offerfeest en waarvan het vlees is goedgekeurd voor menselijke consumptie. Erkende slachthuizen zijn in het bezit van een registratie van de Kamer van Koophandel.
Wordt volgens u de huidige maatschappelijke trend van het verkopen van kadavers straks min of meer normaal in het Nederlandse straatbeeld? Hoe zal de samenleving zich in uw ogen de komende jaren ontwikkelen? Getuigt het op straat kopen dan wel verkopen van kadavers in uw ogen van een goede integratie in de Nederlandse samenleving? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat zegt dit u over de staat van de multiculturele samenleving?
Het verkopen van kadavers op straat is niet aan de orde van de dag en ik zou het dan ook niet duiden als maatschappelijke trend. Wel zou u het kunnen zien als een uiting van de multiculturele samenleving waarin verschillende uitingen van culturele stromingen zichtbaar zijn. Hoe de samenleving zich de komende jaren zal ontwikkelen is moeilijk te voorspellen. Wel ben ik ervan overtuigd dat de samenleving eerder diverser zal worden dan minder divers. De politie zal hoe dan ook mee veranderen met de samenleving. Enerzijds door zich te blijven spiegelen aan verschillende groepen in de samenleving. Anderzijds door nieuwe technieken en werkwijzen te ontwikkelen.
Deelt u de mening dat het verkopen van kadavers vanuit een vrachtwagen de vrije markt verstoort? Zo nee, zou er in uw ogen dan ook met kerst bijvoorbeeld wild zwijn of kalkoen vanuit een vrachtwagen op straat verkocht mogen worden?
Nee, ik deel deze mening niet. Over de voorwaarden voor deze uitgifte informeert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid uw Kamer in de antwoorden op Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD). Het is niet toegestaan om dit vlees naar een ander erkend bedrijf ten behoeve van de handel te vervoeren. Dit is een andere situatie dan de reguliere distributie en handel in vlees, zoals dit met kerst aan de orde is.
Op welke wijze wordt rekening gehouden met de nadelen van het diversiteitsbeleid bij de politie?
Op de eventuele kwetsbaarheden die horen bij een divers korps en die uit eerdere studies naar voren zijn gekomen heeft de politie maatregelen genomen. Zo worden bij de werving en selectie verschillende instrumenten gebruikt om de geschiktheid van de kandidaat te beoordelen. Daarnaast wordt gedurende de politieopleiding en trainingen een dubbele loyaliteit en het dilemma van een hoge druk van de omgeving in combinatie met sterke cultuuraspecten meegenomen.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De uitgifte van dode dieren vanuit vrachtwagens tijdens het Offerfeest |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht van de politie-eenheid Den Haag, waarin wordt gemeld dat het «verkopen van kadavers» uit vrachtwagens tijdens het Offerfeest legaal is?1
Ja.
Is voor deze praktijk een ontheffing op wet- en regelgeving gegeven?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. Zoals de Europese regelgeving voorschrijft houdt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) intensief toezicht op het slachtproces, inclusief het keuren van karkassen.
Voor de slacht en het vervoer vanaf het slachthuis geldt de Europese Verordening (EG) 853/2004 op het gebied van slachthygiëne. Deze verordening maakt het ook mogelijk dat de bevoegde autoriteit, in dit geval de NVWA, toestemming verleent voor het vervoer van vlees en aflevering aan burgers via (mini)vrachtwagens. Op grond van die bevoegdheid heeft de NVWA een permanente generieke toestemming verleend voor vervoer van nog niet afgekoelde karkassen tijdens het offerfeest. Dit maakt dat, binnen wat praktisch mogelijk is, kan worden geslacht en gehandeld in lijn met de Europese regels over voedselveiligheid. Het feit dat de karkassen niet zijn gekoeld overeenkomstig de hoofdregel van de verordening, brengt hier geen noemenswaardig risico voor de voedselveiligheid met zich mee omdat het vlees van de karkassen vrij snel wordt bereid en genuttigd en de overige Europese voorschriften inzake de vleeskeuring wel worden toegepast, waaronder de antemortem- en de postmortemkeuring.
Zo ja, wie komt in aanmerking voor een dergelijke ontheffing?
De toestemming was alleen van toepassing op slachthuizen die slachtten ten behoeve van het Offerfeest op de dagen die waren aangewezen voor het Offerfeest.
Geldt een dergelijke ontheffing voor bepaalde of onbepaalde tijd?
De toestemming gold voor bepaalde tijd.
Is per uitgiftepunt een aparte ontheffing nodig of wordt de gehele sector (tijdelijk) ontheven?
Er was geen aparte toestemming per uitgiftepunt nodig, omdat het een generieke toestemming betrof voor een specifieke aangelegenheid. Er was dus geen sprake van een tijdelijke ontheffing voor de gehele sector.
Aan welke (eventueel aanvullende) eisen moeten de aanbieders van het vlees voldoen om op deze manier een uitgiftepunt te vormen?
De toestemming was alleen van toepassing op de afgifte van vlees dat geproduceerd werd in slachthuizen die slachten ten behoeve van het Offerfeest. Dit vlees werd uitgegeven vanuit een distributiepunt. De voor het vervoer van het vlees verantwoordelijke exploitant diende aan alle geldende wettelijke regels voor het hygiënisch vervoer van vlees te voldoen.
Op welke manier wordt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gecontroleerd of de dieren in de vrachtwagens conform wettelijke eisen verkocht, vervoerd en geslacht worden?
De dieren zijn geslacht in erkende slachthuizen. De toezichthouders van de NVWA waren hier aanwezig om keuring en toezicht op de wettelijke eisen uit te voeren.
Hoe vaak en wanneer worden deze controles uitgevoerd?
Er zijn in 2018 in totaal 222 steekproefsgewijze inspecties uitgevoerd op vervoersmiddelen die een vlees-of visproduct vervoerden. Er is niet specifiek gecontroleerd op vervoer van vlees ten behoeve van het Offerfeest.
Kunt u uitsluiten dat deze dieren illegaal geslacht werden? Zo nee, waarom niet?2
Ook tijdens de slacht voor het Offerfeest zijn de reguliere wettelijke voorschriften van kracht en de NVWA ziet hierop toe. Er is tijdens het Offerfeest echter vaak sprake van grotere slachtaantallen op een slachterij dan tijdens een reguliere slachtdag. Daarom kiest de NVWA voor een uitgebreider toezichtsregime op de slachthuizen dan tijdens reguliere slacht en zijn de toezichthouders langer en/of vaker op het slachthuis aanwezig. De karkassen vertrekken vanuit een erkend slachthuis dat deelneemt aan het Offerfeest. Een voor menselijke consumptie geschikt karkas wordt voorzien van gezondheidsmerken die het erkenningsnummer van het slachthuis bevat. Op deze wijze is goed te traceren waar het vlees vandaan komt. Tijdens een eventuele vervoerscontrole door de NVWA wordt hier op toegezien.
Op welke manier wordt door de NVWA op de wettelijke eisen rond de uitgifte toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 2 en 9
Op welke manier wordt op de voedselveiligheidseisen toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 2 en 9.
Op welke manier is de herkomst van het vlees in de vrachtwagens te herleiden en hoe, waar, wanneer en hoe vaak wordt hierop toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u toelichten waarom de politie een tweet plaatst waarin wordt gemeld dat het «verkopen van kadavers» vanuit vrachtwagens tijdens het Offerfeest legaal is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini)vrachtwagens in de regio heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Uit navraag bij de gemeente en de NVWA bleek dat de benodigde toestemming afgegeven was. Het betrof hier afvoer en distributie van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren ten behoeve van het Offerfeest, waarbij het vlees meteen tijdens het Offerfeest aan de eindconsument wordt verstrekt. De toestemming om nog niet volledig teruggekoeld vlees te vervoeren en af te leveren aan burgers via (mini)vrachtwagens, werd door de NVWA afgegeven op basis van de Europese Verordening (Vo (EG) nr. 853/2004) op het gebied van slachthygiëne.
Vindt u het de taak van de politie mensen te waarschuwen «niet te schrikken» van het lichaam van een dood dier? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Om meer duidelijkheid te verschaffen aan de burger over de uitgifte van het vlees en om drukte op het telefoonnetwerk te beperken heeft de meldkamer besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting. Het is aan de politie-eenheid om te bepalen in welke situaties dergelijke communicatie wenselijk en gepast is.
Waarom is ervoor gekozen mensen ervoor te waarschuwen «niet te schrikken» en te danken voor hun «begrip»?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 14.
Hoe is het besluit tot dergelijke communicatie tot stand gekomen?
Het is aan de politie zorg te dragen voor het gebruik van sociale media binnen de wettelijke kaders en afspraken. De politie-eenheid weegt af in welke lokale situaties inzet van sociale media gewenst en gepast is.
Bent u of is de NVWA bij dit besluit betrokken geweest? Kunt u dat toelichten?
Ikzelf of de NVWA zijn niet betrokken bij dit besluit. Voor de totstandkoming van dit besluit verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 16.
Vindt u dat dit in het vervolg op dezelfde manier kan gebeuren? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de politie zorg te dragen voor het gebruik van sociale media binnen de wettelijke kaders en afspraken. De politie-eenheid weegt af in welke lokale situaties inzet van sociale media gewenst en gepast is.
Klopt het dat de politie haar uitspraak dat het om de verkoop van kadavers zou gaan, in plaats van om uitgifte van karkassen, inmiddels heeft gerectificeerd? Zo nee, waarom niet?
In de tweet wordt gerefereerd aan «de legale verkoop van kadavers», bedoeld werd de legale uitgifte van karkassen. De tweet is voor zover ik op dit moment kan nagaan niet gerectificeerd. Wel heeft de politie laten weten dat de woordkeuze ongelukkig was.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Zoals uw Kamer kunt zien in de beantwoording, heb ik ervoor gekozen sommige vragen samen te beantwoorden.
Een bericht van het Operationeel Centrum van de politie-eenheid Den Haag |
|
Helma Lodders (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de politie-eenheid Den Haag (@POL_OCDH)?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom de politie-eenheid Den Haag via Twitter communiceert dat het verkopen van kadavers uit vrachtwagens een legale actie is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini-)vrachtwagens in de regio heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Uit navraag bij de gemeente bleek dat naar aanleiding van het verzoek tot een incidentele standplaats ten behoeve van de verkoop, in dit geval uitgifte van vlees, toestemming was gegeven door de NVWA. Om meer duidelijkheid te verschaffen aan de burger over de uitgifte van het vlees en drukte op het telefoonnetwerk te beperken, heeft de meldkamer besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting.
Deelt u de mening dat dergelijke berichten van de politie het gelijkwaardig- en rechtvaardigheidsgevoel van de lezers aantasten aangezien gelijke gevallen niet gelijk worden behandeld? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Of dergelijke berichten van de politie het gelijkwaardigheids- en rechtvaardigheidsgevoel van lezers aantasten kan ik niet beoordelen, maar normaal gesproken is het goed om gelijke gevallen gelijk te behandelen. Er kunnen echter specifieke uitzonderingssituaties voorkomen waar het wenselijk is om andere regels te stellen, waarbij beheersing van mogelijke risico’s leidend is.
Kunt u verklaren waarom verkoop van kadavers normaliter aan meerdere eisen en regels moet voldoen, onder toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) moet staan en waarom dat in dit geval niet wordt nageleefd?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld wordt op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. Zoals de Europese regelgeving voorschrijft houdt de NVWA intensief toezicht op het slachtproces, inclusief het keuren van karkassen. Voor de slacht en het vervoer vanaf het slachthuis geldt de Europese Verordening (EG) 853/2004 op het gebied van slachthygiëne. Deze verordening maakt het ook mogelijk dat de bevoegde autoriteit, in dit geval de NVWA, toestemming verleent voor het vervoer van vlees en aflevering aan burgers via (mini)vrachtwagens. Op grond van die bevoegdheid heeft de NVWA een permanente generieke toestemming verleend voor vervoer van nog niet afgekoelde karkassen tijdens het offerfeest. Dit maakt dat, binnen wat praktisch mogelijk is, kan worden geslacht en gehandeld in lijn met de Europese regels over voedselveiligheid. Het feit dat de karkassen niet zijn gekoeld overeenkomstig de hoofdregel van de verordening, brengt hier geen noemenswaardig risico voor de voedselveiligheid met zich mee omdat het vlees van de karkassen vrij snel wordt bereid en genuttigd en de overige Europese voorschriften inzake de vleeskeuring wel worden toegepast, waaronder de antemortem- en de postmortemkeuring.
Welke controles hebben de NVWA en/of politie uitgevoerd tijdens de verkoop van kadavers? Hoe is de voedselveiligheid gewaarborgd? Kunt u daarvan een uitgebreide analyse doen toekomen?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld wordt op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. De politie heeft navraag gedaan bij de gemeente en de NVWA. Hieruit bleek dat de benodigde toestemming verleend was. De dieren waarvan de karkassen op deze wijze zijn gedistribueerd, zijn geslacht in erkende slachthuizen. Ter borging van voedselveiligheid en dierenwelzijn houden toezichthouders van de NVWA toezicht op het naleven van de hiervoor geldende wettelijke eisen. Op het vervolgproces van uitsnijden en verdere verwerking van vlees wordt, in lijn met de regelgeving, minder intensief toezicht gehouden. Op de verkoop van karkassen en/of vlees aan consumenten wordt steekproefsgewijs toezicht gehouden.
Waarom wordt dit vlees in vrachtwagens aangeboden en niet via de reguliere verkooppunten? Waar komen deze kadavers vandaan? Met andere woorden waar zijn deze kadavers geslacht en welke controle heeft hierop plaatsgevonden?
De afnemers van dit vlees willen dit in het kader van het Offerfeest zo spoedig mogelijk na de slacht afnemen. Verder verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vragen 4 en 5.
Deelt u de mening dat verkoop van kadavers in alle gevallen aan de gelijke eisen en regels moeten voldoen? Kan een slagerij ook toestemming krijgen voor de verkoop van vlees uit een vrachtwagen? Zo ja, hoe verloopt die procedure? Zo nee, waarom wordt dit onderscheid gemaakt?
Bij de regels voor de productie, het vervoer en de verkoop van vlees voor menselijke consumptie staat de beheersing van de mogelijke volksgezondheidsrisico’s voorop. Er kunnen situaties zijn waarbij regels worden gesteld, specifiek voor deze situatie, om de mogelijke risico’s te beheersen. Uitgifte van vlees direct aan de eindgebruiker via een distributiepunt wordt tot op heden door de NVWA alleen toegestaan voor een aan het Offerfeest deelnemend slachthuis. Ik verwijs uw Kamer verder naar mijn antwoord op vraag 4.
Het bericht dat de overheid wist van financiële misstanden bij Privazorg, maar niets deed |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Overheid wist van financiële misstanden bij thuiszorgorganisatie Privazorg – maar deed niets»?1
Ja.
Klopt het dat de Belastingdienst al in 2007 op de hoogte was dat de bestuurders van thuiszorgorganisatie Privazorg zorggeld gebruikten om zichzelf extra te belonen?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht ingevolge artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan niet worden ingegaan op individuele gevallen.
In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst is belast met de uitvoering van fiscale wet- en regelgeving. Vanuit deze taak wordt toezicht gehouden op de naleving van fiscale regels. Voor de Belastingdienst is van belang dat deze gelden op een juiste wijze in de fiscale heffing worden betrokken en dat verschuldigde belasting wordt betaald.
In 2007 was het enkel mogelijk om een fiscaal delict met inachtneming van de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (hierna: ATV-richtlijnen2) aan te melden voor het zogenoemde tripartiete overleg3. Hiertoe is in de regel geen aanleiding bij betalingen die als salarissen en beloningen zijn aangegeven, aangezien het niet aan de Belastingdienst is om te oordelen over de hoogte van de beloningen aan bestuurders van zorgorganisaties.
Als partner binnen het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) wisselt de Belastingdienst bij de uitvoering van zijn fiscale taken en binnen de kaders van wet- en regelgeving signalen uit die het toezicht op het zorgdomein raken en waarbij tevens een vermoeden van onrechtmatigheid bestaat. De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) maakt ook onderdeel uit van dit samenwerkingsverband. Het IKZ bestaat sinds 1 november 2016.
Klopt het dat deze informatie niet gedeeld is met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo ja, waarom is dit niet gedeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Belastingdienst na 2007 geconstateerd dat er nog andere bestuurders van zorgorganisaties zijn, die zorggeld gebruiken om zichzelf extra te belonen? Zo ja, om welke bestuurders en zorgorganisaties gaat dat dan en zijn deze bevindingen gedeeld met de IGZ en haar opvolger de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de Belastingdienst vanaf 2007 op de hoogte is dat, behalve bij Privazorg, ook bestuurders bij andere zorgorganisaties zorggeld gebruiken om zichzelf extra te belonen en dat niet hebben gedeeld met IGZ en IGJ, wat is daarvan dan de reden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de betreffende oprichters en bestuurders van Privazorg nog actief in de zorg als bestuurder of toezichthouder? Zo ja, wat vindt u daarvan?
De voormalig voorzitter van de Raad van Commissarissen is nog actief in de zorg als bestuurder van een zorgorganisatie. De inspectie zal deze organisatie bezoeken en het gesprek aangaan met de bestuurder.
Wat is uw oordeel over de rol van Grant Thornton die als accountant en adviseur van Privazorg constructies verzint, waardoor een bedrag van zes miljoen zorggeld tegen de geest van de wet wordt weggesluisd door aandeelhouders uit te kopen?2
Accountants en accountantsorganisaties hebben een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid wordt weerspiegeld in strenge eisen die voortvloeien uit de wet en uit regels van de beroepsgroep. Het oordeel of in dit geval daadwerkelijk in strijd is gehandeld met de wet of met regels van de beroepsgroep, is niet aan ondergetekende. De directeur van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft in een openbare reactie aangegeven dat accountants het publiek belang dienen en de samenleving mag verwachten dat ze wegblijven van hetgeen daarmee in strijd is. Het is dus ongewenst als accountants – ook in hun adviesrol – medewerking verlenen aan dubieuze constructies. Daarnaast behoort het tot de taak van een controlerend accountant om zich te vergewissen van de integriteit van hun cliënt en gesignaleerde misstanden aan de orde te stellen, aldus de NBA. De NBA wil dat er nader onderzoek wordt gedaan naar de rol van Grant Thornton bij de financiële misstanden rondom zorgorganisatie Privazorg.
Is het wettelijk mogelijk dat een accountant eerst een zorgorganisatie adviseert en daarna als bestuurder binnen diezelfde zorgorganisatie actief wordt? Past het binnen de code van de beroepsgroep accountancy? Zo ja, is dit naar uw mening wenselijk?
De regels van de beroepsgroep sluiten voor zorginstellingen niet uit dat een accountant die adviezen heeft uitgebracht daarna in dienst treedt bij de betreffende cliënt. De beginselen van professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid zijn echter verankerd in de
regels van de beroepsgroep. Van iedere accountant mag verwacht worden dat hij niet handelt in strijd met deze beginselen, aangezien zij het publieke belang dienen.
Heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Belastingdienst, de IGJ of Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) accountantskantoor Grant Thornton aangesproken op haar rol bij Privazorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarvan het resultaat geweest?
De Belastingdienst kan vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht niet ingaan op individuele gevallen. De IGJ en de NZa hebben geen officiële bevoegdheden om Grant Thornton direct aan te spreken op haar rol. Desondanks hebben beide partijen inmiddels met Grant Thornton gesproken en hun zorgen over deze casus medegedeeld. De IGJ en de NZa hebben ook contact gezocht met de AFM en de NBA. De AFM houdt toezicht op Grant Thornton op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). De vraag of de AFM de accountantsorganisatie in kwestie heeft aangesproken op haar rol bij Privazorg is toezichtvertrouwelijke informatie. Vanwege de wettelijke verankerde geheimhoudingsplicht kan de AFM hierover geen informatie verschaffen. In algemene zin betrekt de AFM klachten, tips en signalen in haar toezicht.
Heeft de Belastingdienst, de IGJ of de NZa kennis of Grant Thornton als accountant en adviseur ook bij andere zorgorganisaties constructies heeft opgetuigd die het mogelijk maken om zorggeld weg te sluizen?
Hier hebben de IGJ en NZa geen onderzoek naar gedaan. De Belastingdienst kan vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht niet ingaan op individuele gevallen.
In het artikel van 10 augustus 2019 in Trouw staat: «Schuiven met geld over vennootschappen kan een doel dienen: spreiden van de risico’s»; welke risico’s kent een zorgorganisatie dat er besloten vennootschap (bv)-constructies moeten worden opgericht?
Het is in de zorg niet ongebruikelijk dat specifieke zorgactiviteiten, diensten, ICT of het beheer van vastgoed worden ondergebracht in aparte rechtspersonen, zoals BV’s of stichtingen. Daarmee worden de financiële risico’s die samenhangen met deze activiteiten van elkaar gescheiden en wordt voorkomen dat negatieve resultaten van één activiteiten risico vormen voor de continuïteit van de gehele organisatie.
Is er ook een relatie met het spreiden van risico’s en het oprichten van stichtingen bij een zorgorganisatie? Welke risico’s zijn dat?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn er ook zorgorganisaties die geen vennootschappen en stichtingen kennen? Zo ja, is dan ook het omgekeerde waar dat deze zorgorganisaties risicovol bezig zijn omdat ze de risico’s onvoldoende kunnen spreiden?
Zorgorganisaties zijn vrij in het kiezen van een rechtsvorm. Naast vennootschappen en stichtingen zijn er in de zorg bijvoorbeeld maatschappen, coöperaties en vennootschappen onder firma actief. De keuze voor een bepaalde rechtsvorm is onder meer afhankelijk van de omvang van de organisatie en de aard van de werkzaamheden. Het is aan een zorgaanbieder zelf om te bepalen of een bepaalde rechtsvorm past bij diens specifieke situatie. Een zorgaanbieder die niet werkt met aparte dochterondernemingen, maar alle activiteiten onderbrengt binnen één rechtspersoon, is niet per definitie risicovol bezig. Er zijn meer vormen van risicobeheersing binnen een zorgaanbieder mogelijk. Het is aan het bestuur om te bepalen welke bedrijfsstructuur het beste aansluit op de maatschappelijke doelstelling van haar organisatie. Ongeacht de rechtsvorm of bedrijfsstructuur blijft een zorgaanbieder gehouden aan geldende wet- en regelgeving.
Blijkt uit het voorbeeld Privazorg juist niet dat het hebben van talloze vennootschappen en stichtingen eerder een risico is voor de continuïteit van de zorgorganisatie dan een wijze waarop risico’s kunnen worden gespreid?
Zoals in voorgaande antwoorden is beschreven, kunnen organisatiestructuren met meerdere vennootschappen of stichtingen het maatschappelijke doel van continuïteit van goede zorgverlening dienen. Hiervoor is echter wel vereist dat er adequaat intern toezicht is en een zorgorganisatie zich op transparante wijze verantwoordt over haar bedrijfsvoering, waaronder ook de organisatiestructuur, de verbonden entiteiten en financiële geldstromen. Ik werk dan ook aan wetgeving met maatregelen om juist deze zaken te bevorderen; het tegengaan van belangenverstrengeling, een betere positionering van het intern toezicht en het vergroten van transparantie. Met deze maatregelen wil ik zowel het interne toezicht, als het externe toezicht door de IGJ en NZa op deze punten versterken. Eind dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de verdere invulling van deze maatregelen.
Het opschorten van de hulp aan UNRWA |
|
Wybren van Haga (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Vindt u, net als de opstellers van de rapportage van de ethische commissie van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA), dat de top van de UNRWA vervangen moet worden indien de beschuldigen blijken te kloppen?1
Eind juli heb ik besloten de algemene vrijwillige bijdrage van Nederland voor 2019 voor UNRWA (13 miljoen euro) voorlopig aan te houden, na een interne rapportage waarin ontoelaatbaar gedrag van meerdere topfunctionarissen van de organisatie werd geconstateerd.
Nederland heeft direct bij UNRWA en de Verenigde Naties benadrukt dat alle klachten over het management van UNRWA zorgvuldig en onafhankelijk moeten worden onderzocht. De bevindingen worden momenteel door een onafhankelijke inspectie van de VN gevalideerd. Het is aan de VN om opheldering te geven en toereikend op te treden.
Bent u ook van mening dat de beweringen van het rapport, namelijk dat leden van de inner circle «have engaged in misconduct, nepotism, retaliation ... and other abuses of authority, and that the management is highly dysfunctional, with a significant breakdown of the regular accountability structure» niet zonder gevolgen kunnen blijven voor de gehele UNRWA-top?2
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dit niet een voorwaarde voor de herstart van de financiering van UNRWA?
Zorgvuldig management en een veilige werkomgeving zijn altijd randvoorwaarden voor Nederlandse financiering. De VN moet deze randvoorwaarden borgen voor UNRWA. De hulpverlening die UNRWA biedt is voor het kabinet van essentieel belang voor de Palestijnse vluchtelingen en de stabiliteit in de regio. Niettemin kan pas worden overgegaan tot betaling als aan de reguliere randvoorwaarden wordt voldaan.
Zou het niet beter zijn de conclusies van het onderzoek af te wachten vóórdat verdere betalingen van Nederlands belastinggeld aan UNRWA kunnen plaatsvinden? Is het in het licht van deze nieuwe situatie niet beter om de conclusies van het onderzoek eerst met de Kamer te bespreken alvorens de betalingen te hervatten?
Ik wacht nu het oordeel van de onafhankelijke inspectie van de VN af. Nederland gaat niet over tot betaling van financiële bijdragen (van zowel de algemene vrijwillige bijdrage als de reguliere eindejaar bijdrage) totdat de VN toereikend heeft opgetreden. Ik kan niet op de bevindingen van de inspectie vooruitlopen. Zoals gebruikelijk neemt het kabinet een eigenstandige beslissing over betalingen als die aan UNRWA.
Waarom beweert u dat de betalingen zeker weer hervat gaan worden terwijl het vervolgonderzoek nog loopt?3
Ik heb niet gemeld dat de betalingen zeker weer hervat gaan worden. Gezien het humanitaire belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet echter voornemens de jaarlijkse bijdrage ook de komende jaren voort te zetten. Daarbij moet uiteraard sprake zijn van de randvoorwaarden die in alle gevallen gelden voor Nederlandse financiering van organisaties.
Waarom schrijft u in de beantwoording van de Kamervragen dat er geen sprake is van financiële malversaties, terwijl het rapport juist stelt dat er in de UNRWA-top sprake is van «bypassing established procurement and financial processes and decision making», en dat de commissaris-generaal «structurally away from his duty station of Jerusalem on duty travel ... claiming DSA (Daily Subsistence Allowance) for 28–29 days per month»? Duidt dit niet juist op malversaties welke effect kunnen hebben op het uitvoeren van de kerntaken van UNRWA?4
Bij de technische briefing die de onafhankelijke inspectie van de VN begin augustus in New York heeft gegeven werd te kennen gegeven dat er geen malversaties of onregelmatigheden bij de uitvoering van de kerntaken van UNRWA bekend zijn. De rapportage van de ethische commissie betreft misstanden bij de leiding.
Als het rapport stelt, zoals Al Jazeera beweert, dat er sprake was van machtsmisbruik van de positie van de heer Krahenbuhl, omdat hij eind 2014 «expressed a particular interest» in de medewerker Mohammedi en dat «their relationship went «beyond the professional»»; deelt u dan de mening dat dit tot gevolg moet hebben dat de heer Krahenbuhl niet meer in functie kan blijven, ook gezien uw eerdere uitspraken dat u zero tolerance-beleid zou toepassen op hen die (seksueel) misbruik maken van hun positie?
Zoals bij u bekend heeft Nederland onder dit kabinet een voortrekkersrol ingenomen bij de bestrijding van seksuele intimidatie en machtsmisbruik bij multilaterale instellingen en NGO’s. Nederland hanteert daarbij een zero tolerance for inactionbeleid in geval van verdenking van niet-integer gedrag. Het kabinet kan echter in het specifieke geval van UNRWA op dit moment niet vooruit lopen op de bevindingen van het VN rapport en de daarin gestelde conclusies en te nemen maatregelen.
Het bericht ‘Deze nieuwe en gevaarlijke cyberaanval wordt gewoon met de post bezorgd’ |
|
Martin Wörsdörfer (VVD), Arne Weverling (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Deze nieuwe en gevaarlijke cyberaanval wordt gewoon met de post bezorgd»?1
Ja, ik ken het bericht.
Bent u bekend met de term «warshipping», waarbij met een apparaat wordt ingebroken op plaatselijke wifi-netwerken?
Ja, ik ben bekend met de term «warshipping».
Bent u bekend met het feit dat pakketjes worden gebruikt om «warshipping» toe te passen?
Hoewel ik bekend ben met de technische mogelijkheden, zijn mij geen gevallen bekend waarin «warshipping» daadwerkelijk in de praktijk plaatsvindt.
Kunt u aangeven hoe vaak «warshipping» de afgelopen tijd is geconstateerd in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mij geen gevallen bekend waarin «warshipping» is geconstateerd in Nederland.
Is het mogelijk om pakketjes met desbetreffende apparatuur op te sporen en onschadelijk te maken tijdens het sorteerproces? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Er bestaan mogelijkheden voor organisaties (zoals pakketbezorgers en ontvangende bedrijven) om dergelijke pakketjes op te sporen tijdens het sorteerproces en vervolgens onschadelijk te maken. Het zal per organisatie verschillen of er sprake is van een postkamer met een scanstraat, hoe snel pakketjes worden uitgepakt en hoe grondig zij worden gecontroleerd.
Kunt u aangeven hoe personen of bedrijven behoren te handelen indien zij een pakketje met genoemde apparatuur ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Indien personen of bedrijven dergelijke pakketjes daadwerkelijk ontvangen worden zij geadviseerd aangifte te doen bij de politie.
Heeft u contact met postbedrijven over pakketjes met desbetreffende apparatuur? Zo ja, welke afspraken zijn er tussen de overheid en de postbedrijven gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Aangezien «warshipping» in de praktijk voor zover mij bekend niet plaatsvindt zijn daarover geen afspraken met postbedrijven gemaakt.
Zijn instanties (zoals de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) op de hoogte van de schadelijke gevolgen van «warshipping»? Zo ja, hebben zij deze techniek aangemerkt als risico voor digitale veiligheid? Zo nee, waarom niet?
Hoewel dergelijke methodiek voor zover mij bekend niet is ingezet in de praktijk, is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) op de hoogte van de mogelijke schadelijke gevolgen van warshipping. De NCTV richt zich op het beschermen van de nationale veiligheid en houdt rekening met verschillende risico’s op basis van dreigingsinformatie. Als daar aanleiding toe is adviseert het Nationaal Cyber Security Centrum – dat als het centrale informatieknooppunt op het gebied van cybersecurity voor de rijksoverheid en organisaties binnen de vitale infrastructuur fungeert – haar doelgroeporganisaties over nieuwe dreigingsontwikkelingen.
Is bekend op welke manier andere landen omgaan met «warshipping» en het tegengaan hiervan? Zo ja, bent u bereid met deze landen samen te werken om «warshipping» tegen te gaan?
Er wordt op veel terreinen intensief met partnerlanden samengewerkt om dreigingen voor de digitale veiligheid te verkennen en af te wenden. Er zijn mij geen signalen bekend dat «warshipping» in het buitenland wel plaatsvindt.
Is bekend of deze techniek, naast cybercriminelen, ook gebruikt wordt door statelijke actoren? Zo ja, kunt u aangeven (zover dit kan met het oog op de nationale veiligheid) of de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) bekend is met deze techniek en of de AIVD weet hoe hij moet handelen in het geval «warshipping» door een statelijke actor wordt ingezet?
Er zijn mij geen gevallen bekend dat deze techniek in de praktijk is ingezet. Zoals aangegeven bij vraag 8, adviseert het Nationaal Cyber Security Centrum als daar aanleiding toe is haar doelgroeporganisaties over nieuwe dreigingsontwikkelingen.
Een bericht op Twitter van het Operationeel Centrum van de politie Den Haag (@POL_OCDH) |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht op Twitter van het Operationeel Centrum van de politie Den Haag (@POL_OCDH) met deze inhoud: «In verband met het offerfeest, bestaat de kans dat er vanuit vrachtwagens veel #kadavers worden verkocht. Dit is een legale actie. Schrik er niet van en er hoeft geen contact met de politie gemaakt te worden erover. Bedankt voor uw begrip! ^DV»1
Ja.
Waar baseert deze eenheid van de politie haar standpunt op dat het verkopen van kadavers uit vrachtwagens legaal is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini)vrachtwagens heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Na navraag bij de gemeente bleek dat naar aanleiding van het verzoek tot een incidentele standplaats ten behoeve van de verkoop, in dit geval uitgifte, van vlees, een vergunning was afgegeven. Over de voorwaarden voor dergelijke vergunningen informeert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid uw Kamer in de antwoorden op Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD).
Deelt u de mening dat, zelfs als het legaal zou zijn, het enorm aanstootgevend is en voor kinderen zelfs beangstigend, dat dode dieren op dergelijke wijze worden uitgestald en verkocht? Zo nee, waarom niet?
Bij de meldkamer (Operationeel Centrum) en het Regionaal Service Centrum van de Eenheid Den Haag kwamen meldingen en vragen binnen over de uitgifte van vlees. Om meer duidelijkheid te verschaffen aan burgers en om drukte op het telefoonnetwerk te beperken heeft de meldkamer daarop besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting. Het is aan de politie om zorg te dragen voor social media-gebruik binnen de wettelijke kaders en afspraken.
Bent u bereid om hier meteen een einde aan te (laten) maken en deze eenheid van de politie op het matje te roepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht '‘Russen’ intimideren vrouwen Nederlandse F16- vliegers' |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: ««Russen» intimideren vrouwen Nederlandse F-16-vliegers»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de strekking van de berichtgeving klopt?
Het risico van ongewenste benadering van militairen en hun naasten wordt onderkend. Uiteraard is het intimideren van familie/naasten van onze militairen onacceptabel.
Het is bekend dat de krijgsmacht in toenemende mate te maken heeft met hybride dreigingen. De MIVD schrijft hier ook over in zijn jaarverslag (Kamerstuk 29 924, nr. 184). In dit jaarverslag beschrijft de MIVD de hybride dreiging die uitgaat van Rusland, waarbij Rusland vooral politieke en economische middelen, militaire intimidatie en beïnvloedingsinstrumenten inzet om de NAVO-solidariteit en de trans-Atlantische band te ondergraven en nationale en Europese besluitvormingsprocessen te beïnvloeden.
Hoewel hybride dreiging moeilijk te attribueren is, is deze vorm van dreiging extra aanwezig/merkbaar voor militairen die zijn gestationeerd in de nabijheid van Rusland. De voortdurende hybride dreiging die militairen ervaren, is dan ook een van de redenen geweest om de Herinneringsmedaille Internationale Missies toe te kennen aan militairen die minimaal dertig dagen aaneengesloten deelgenomen hebben aan de enhanced Forward Presence in Litouwen (Kamerstuk 35 000 X, nr. 143).
Zo ja, klopt het dat deze intimidatie werd en/of nog steeds wordt uitgevoerd door Rusland?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, deelt u dan de mening dat het onacceptabel is dat de familie/naasten van onze militairen geïntimideerd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Is er iets te zeggen, desnoods vertrouwelijk, over hoe vaak dit de afgelopen jaren is gebeurd en in welke mate sprake is van een toename van deze intimidatiepraktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het actieve beleid dat Defensie voert om militairen en hun familie/naasten te beschermen?
Het defensiepersoneel wordt door middel van veiligheidsbriefings geïnformeerd over hybride dreigingen, en de maatregelen die genomen kunnen worden om deze te mitigeren. Voor militairen maakt deze briefing onderdeel uit van de jaarlijkse toetsen militaire basisvaardigheden. Defensie adviseert haar personeel om bij onregelmatigheden of incidenten, een zogeheten «Melding Van Voorval» (MVV) op te maken.
Ook in de voorbereiding op uitzendingen worden militairen geïnformeerd over hybride dreigingen en de risico’s verbonden aan het gebruik van mobiele telefoons en sociale media. Defensie biedt tijdens uitzending een netwerk inclusief VPN aan, zodat uitgezonden militairen geen gebruik hoeven te maken van lokale netwerken of openbare WiFi-verbindingen. Familieleden worden tijdens de Thuisfront informatiedagen bij iedere missie geïnformeerd over dit onderwerp. Mochten zich incidenten voordoen dan dienen zij dit te melden aan het verantwoordelijke situatiecentrum dat 24 uur per dag bereikbaar is. Aansluitend wordt er onderzoek gedaan.
Heeft u actief contact gezocht over deze intimidatie met Rusland of diegene(n) die verantwoordelijk zijn om aan te geven dat deze intimidatiepraktijken moeten stoppen?
Het is in bredere zin niet altijd mogelijk om de herkomst van incidenten onomstotelijk vast te stellen. Waar het kan, zal Nederland attribueren, zoals dat bijvoorbeeld is gebeurd na de verstoorde spionageoperatie van de Russische militaire inlichtingendienst GRU gericht tegen de OPCW in Den Haag (Kamerstuk 33 694, nr. 22). Publieke attributie is een van de manieren om staten af te schrikken van het gebruik van hybride middelen.
Het bericht dat Novartis gemanipuleerde data gebruikte |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Novartis gebruikte gemanipuleerde data»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Als een leverancier tijdens een centrale beoordelingsprocedure niet transparant handelt en bewust informatie manipuleert of achterhoudt, dan vind ik dat een zeer kwalijke zaak. Het is de verantwoordelijkheid van de leverancier om bij de instanties een volledig dossier aan te leveren op basis waarvan de werkzaamheid en veiligheid van een geneesmiddel kan worden beoordeeld.
Wat zegt dit volgens u over de integriteit van Novartis, niet in de laatste plaats aangezien het hier over het duurste medicijn ooit gaat?
De FDA verklaart dat AveXis (onderdeel van Novartis) op de hoogte was van de gemanipuleerde gegevens voordat Zolgensma werd goedgekeurd. De leverancier informeerde de FDA hier echter pas over nadat het product was goedgekeurd. Naar mijn mening dient transparantie in de goedkeuringsprocedure bij ieder farmaceutisch bedrijf voorop te staan. Het is een slechte zaak dat dit bij AveXis niet het geval lijkt te zijn geweest.
Om welke data gaat het precies? Vormt deze onthulling aanleiding om uit werkbaarheids- of veiligheidsoverwegingen deze therapie niet toe te laten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De FDA heeft 6 augustus jl. naar buiten gebracht dat gemanipuleerde gegevens zijn ingediend in het kader van de goedkeuringsprocedure voor Zolgensma bij de FDA in de Verenigde Staten. Volgens de verklaring2 van de FDA gaat het om gegevens die AveXis indiende ter ondersteuning van de ontwikkeling van het productieproces van Zolgensma. De FDA geeft verder aan dat de geconstateerde manipulatie van deze gegevens niets veranderen aan de positieve beoordeling van de informatie uit de klinische studies. Volgens de FDA ondersteunt de totale bewijslast voor de werkzaamheid en veiligheid van Zolgensma nog steeds een gunstige verhouding tussen de risico’s en de baten van het geneesmiddel. Wel geeft de FDA aan de data over het productieproces van de leverancier te evalueren.
In Europa gelden voor Zolgensma dezelfde regels als voor andere nieuwe geneesmiddelen waarvoor toelating wordt gevraagd op de Europese markt. De werkzaamheid en veiligheid van Zolgensma worden op dit moment centraal beoordeeld door de European Medicines Agency (EMA).
Op dit moment beoordelen de specialisten bij de EMA -waaronder vertegenwoordigers van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen- de ingediende gegevens voor Zolgensma. Daarbij moet ook worden bepaald of signalen uit de Verenigde Staten van invloed zijn op de lopende beoordelingsprocedure in Europa.
Zal er een extra nauwkeurig proces te pas komen aan de goedkeuring van Zolgensma en andere van Novartis afkomstige middelen door het European Medicines Agency (EMA)? Kunt u de specifieke consequenties voor het goedkeuringsproces toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat Europa hier punitieve consequenties aan zou moeten verbinden voor Novartis, net zoals de Food and Drug Administration (FDA) overweegt strafrechtelijke maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet vooruitlopen op eventuele gevolgen en/of maatregelen vanuit de Europese Unie richting AveXis. Ik merk wel op dat de situatie in Europa anders is dan in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten stelde AveXis de FDA van de manipulatie van data op de hoogte nadat Zolgensma was goedgekeurd, ondanks dat men al kennis van de manipulatie had voordat de goedkeuring was verleend.
De goedkeuring van de vergunningsaanvraag voor Zolgensma bij de EMA is echter nog niet afgerond. Dat biedt de aanvrager de gelegenheid om het dossier waar nodig aan te vullen met nieuwe gegevens die nodig zijn om te komen tot een juiste afweging door de EMA.
Ik kan me goed voorstellen dat de EMA de signalen uit de Verenigde Staten meeneemt in de lopende beoordelingsprocedure van Zolgensma
Welke gevolgen zal dit voorval hebben voor de extreem hoge prijs van Zolgensma?
De leverancier heeft vooralsnog niet openbaar gemaakt wat de prijs in Nederland gaat worden. Wanneer Zolgensma – naar verwachting – tegen een zodanig hoge prijs wordt aangeboden dat het valt onder de wettelijke criteria voor de pakketsluis, wordt het eerst in de sluis geplaatst en volgt een beoordeling door Zorginstituut Nederland. Als het Zorginstituut mij daarop adviseert om te onderhandelen over de prijs van Zolgensma, zal ik kritisch kijken naar de gevraagde prijs. Dit alles staat echter los van de huidige signalen uit de Verenigde Staten.