Het bericht 'Plasticgigant zweeg decennialang over PFAS-lozingen' |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Tieman , Thierry Aartsen (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Plasticgigant zweeg decennialang over PFAS-lozingen»?1
Klopt de stelling uit het bericht dat Sabic meer dan 25 jaar lang PFAS loosde in de Westerschelde zonder toezichthouders te informeren?
Als dit klopt, wat zijn dan de straffen die opgelegd kunnen worden aan Sabic?
Klopt het dat dit bedrijf eerder ook al waarschuwingen ontving voor drie overtredingen, waaronder het niet melden van een lekkage van PFBS?
Hoe groot acht u de kans dat Sabic daadwerkelijk een sanctie opgelegd krijgt voor de lozing van PFAS in de Westerschelde?
Welke sancties kunnen aan een bedrijf worden opgelegd als dat bedrijf langdurig de milieuregels niet heeft opgevolgd en het toezichthouders onmogelijk heeft gemaakt hun taak naar behoren uit te voeren?
Waar ligt de drempel om een dossier voor beoordeling door te sturen naar het Openbaar Ministerie?
Acht u het wenselijk dat er een evaluatie plaatsvindt van ernstige situaties als deze en, zo ja, wie zouden hierbij betrokken moeten zijn? Bestaan hier (ad hoc) voorschriften of structuren voor?
Gaat u het bevoegd gezag helpen bij het opleggen van straffen en eventuele rechtszaken die volgen? Waarom wel/niet?
Wat kunt u nog meer doen om ervoor te zorgen dat de veroorzakers van deze milieuovertredingen daadwerkelijk bestraft worden?
Wanneer worden de nieuwe Europese regels (sancties en straffen voor milieucriminaliteit) van kracht in Nederland?
Hoe beoordeelt u het feit dat provincie Brabant pas in 2022 ontdekte dat er PFAS geloosd werd?
Hoe kan het dat het bedrijf het lozen van PFBS niet gemeld heeft aan de bevoegde instanties en hoe beoordeelt u dat gegeven?
Hoe beoordeelt u het gegeven dat Sabic aangeeft de lozing van PFBS ontdekt te hebben in 2019, terwijl provincie Brabant pas in 2022 werd geïnformeerd?
Wat kunt u doen om decentrale overheden en omgevingsdiensten beter te equiperen om milieuovertredingen als deze te voorkomen?
Wat kunt u doen om decentrale overheden en omgevingsdiensten beter te equiperen om milieuovertredingen als deze te bestraffen?
Wat vindt u van het gegeven dat PFBS pas sinds 2020 op de lijst van zeer zorgwekkende stoffen staat en hoe gaat u voorkomen dat andere PFAS-soorten «over het hoofd gezien worden» door bedrijven?
Welke rol pakt u als stelselverantwoordelijke om situaties als deze te voorkomen én deze situatie op te lossen?
Vindt u ook dat verwijzen naar het bevoegde gezag niet een oplossing biedt voor de ontstane situatie? Waarom wel/niet?
Hoe kan de landelijke handhavingsstrategie aangescherpt worden, zodat in situaties als deze de vervuiler bestraft wordt en de vervuiling opgeruimd wordt door de vervuiler?
Zou u het ook onbevredigend vinden als het handhavingstraject hier niet leidt tot een straf?
Bestaat er een landelijke dataset waar waterschappen hun eigen PFAS-metingen kunnen laten registreren om zo op landelijk niveau een beter zicht te krijgen op mogelijke bronnen?
Wanneer kunt u meer uitsluitsel geven over concrete acties die u gaat uitvoeren naar aanleiding van de aangenomen motie om te komen tot een nationaal PFAS-lozingsverbod?2
Kunt u deze vragen één voor éen beantwoorden?
Het bericht ‘ SchoolTV onder vuur over Gaza: ’Hamas is een politieke partij, ze hebben ook mensen die vechten’ |
|
Chris Stoffer (SGP), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Moes |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «SchoolTV onder vuur over Gaza: «Hamas is een politieke partij, ze hebben ook mensen die vechten»» en met de kritiek dat SchoolTV in haar lesmateriaal een ongelijk of onvolledig beeld geeft van het Israël-Palestina-conflict, met name met betrekking tot Hamas?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Hoe apprecieert u de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van dit lesmateriaal?
Ik vind het in algemene zin belangrijk dat scholen gebruik maken van bewezen effectieve methoden. Gezien de grondwettelijke onderwijsvrijheid, die ook specifiek voor leermiddelen geldt, past het mij als Minister echter niet lesmateriaal inhoudelijk te beoordelen. De verantwoordelijkheid van het departement richt zich op de kerndoelen en examenprogramma’s. Anders gezegd: er gelden eisen en regels rondom wát kinderen moeten leren, niet rondom hóe zij dat moeten leren.
Het is aan scholen en leraren om een divers aanbod van lesmaterialen te gebruiken om hun leerlingen een compleet en genuanceerd beeld te geven.
De vrijheid van onderwijs gaat gepaard met verantwoordelijkheid. Zo hebben scholen een zorgplicht voor een veilige en inclusieve schoolomgeving. Daarnaast moeten zij zich houden aan de wettelijke burgerschapsopdracht. Deze vraagt onder meer van scholen om leerlingen voor te bereiden op de pluriformiteit aan opvattingen die mag bestaan in de democratische samenleving, en de competenties te ontwikkelen die leerlingen nodig hebben om in dit alles hun eigen mening te vormen.
Het lesmateriaal waarop de vragen betrekking hebben is afkomstig uit het aanbod van de landelijke publieke omroep. Daarom vind ik het belangrijk te benoemen dat persvrijheid en de onafhankelijke media – net als onderwijs – essentieel zijn voor het functioneren van een democratie. De publieke omroep voert haar werkzaamheden onafhankelijk uit. Het is daarom ook niet aan mij als Minister om mij uit te laten over de inhoud van het aanbod van onafhankelijke media.
In hoeverre acht u het wenselijk dat in lesmateriaal van de publieke omroep een terroristische organisatie als Hamas primair wordt omschreven als een politieke partij, zonder daarbij expliciet te wijzen op het feit dat deze organisatie internationaal wordt aangemerkt als terroristische beweging?
Het is niet aan mij als Minister om de inhoud van lesmateriaal of media-uitingen inhoudelijk te beoordelen of te corrigeren. Dat zou in strijd zijn met twee constitutionele principes: de onderwijsvrijheid (artikel 23 van de Grondwet) en de persvrijheid (artikel 7 van de Grondwet). Zie voor verdere beantwoording het antwoord op vraag 2.
Welke waarborgen bestaan er binnen de publieke omroep om te voorkomen dat educatieve programma’s eenzijdige of misleidende informatie aanbieden over complexe internationale conflicten?
In de Mediawet 2008 is vastgelegd dat de publieke omroep de publieke mediaopdracht moet uitvoeren. Hierin staat onder andere dat het aanbod kwalitatief hoogstaand moet zijn. Van journalistieke organisaties verwacht ik dan ook dat zij hun berichtgeving kritisch factchecken. Omroepen zijn daarnaast verplicht een redactiestatuut te hebben waarin normen over journalistieke ethiek en kwaliteit worden gewaarborgd. Het Commissariaat houdt hier toezicht op. Daarnaast staat het iedereen vrij zich met klachten over de werkzaamheden of berichtgeving van de publieke omroep te melden bij de desbetreffende omroep of redactie. Wanneer men niet tevreden is met de reactie van de omroep of redactie, is er de mogelijkheid om een melding te maken bij de Ombudsman voor de publieke omroepen. De Ombudsman kan naar aanleiding van klachten nader onderzoek doen naar het journalistiek handelen van de omroep of redactie. Dit stelsel van zelfregulering moet ervoor zorgen dat media zich verantwoorden over de journalistieke keuzes die zij maken.
Wordt lesmateriaal of ander educatief werk zoals dat van SchoolTV voorafgaand aan publicatie inhoudelijk getoetst op juistheid, volledigheid en neutraliteit? Zo ja, door wie en op basis van welke criteria? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke kwaliteit van lesmateriaal ligt bij de ontwikkelende partijen en de verantwoordelijkheid voor de toepassing daarvan bij scholen die het materiaal gebruiken. Ik heb op dit moment geen bevoegdheid om lesmateriaal te toetsen of bevoegdheid om in te grijpen wanneer lesmateriaal niet zou voldoen aan bepaalde criteria. Dit zou in strijd zijn met de grondwettelijke onderwijsvrijheid. Zie voor verdere toelichting op lesmateriaal de antwoorden op vragen 2, 3 en 4.
Hoe beoordeelt u de rol en verantwoordelijkheid van u als Minister van OCW bij de financiering en inhoudelijke kwaliteitsbewaking van door de publieke omroep ontwikkeld educatief materiaal?
Zie het antwoord op vraag 2, 3, 4 en 5.
Bestaat er een procedure voor klachten of correcties als schoolmateriaal dat door de publieke omroep is ontwikkeld als eenzijdig of misleidend wordt ervaren? Zo ja: hoe is die procedure ingericht? Zo nee: overweegt u zo’n procedure te implementeren?
Ja. Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om te onderzoeken of aanvullende richtlijnen of kwaliteitskaders nodig zijn voor dergelijk educatief materiaal over internationale conflicten, teneinde feitelijke juistheid, neutraliteit en pedagogische zorgvuldigheid te waarborgen?
Nee. Gelet op de grondwettelijk geborgde onderwijsvrijheid, ook specifiek ten aanzien van leermiddelen, past het mij niet activiteiten te ondernemen die de beoordeling van de inhoud van leermiddelen betreffen. Zie het antwoord op vraag 2, 3, en 5.
De publieke omroep is voorts onafhankelijk in haar taakuitvoering. De publieke omroep is op zijn werkwijze aanspreekbaar via onder meer de Ombudsman voor de publieke omroepen en, bij mogelijke overtredingen van de Mediawet 2008, het Commissariaat voor de Media. Het is niet aan mij om de werkwijze of media-uitingen van de publieke omroep nader te onderzoeken. Ook om deze reden zal ik niet ingaan op het verzoek tot onderzoek, aanvullende richtlijnen of kwaliteitskaders.
De berichtgeving over de onterechte aanhouding en de gevolgen voor een Marokkaans-Nederlands gezin in Urk |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over hoe op Urk een Marokkaans-Nederlands gezin werd opgeofferd om de rust in het dorp te bewaren, waarbij een veertienjarige jongen onterecht werd aangehouden en vervolgens een zogenoemd sepot 01 ontving?1
Klopt het dat de veiligheidsdriehoek in Urk op 11 oktober 2023 heeft besloten «voor het weekend een aanhouding te verrichten» om de rust in het dorp te bewaren? Hoe beoordeelt u deze handelwijze, mede gelet op het ontbreken van bewijs tegen de betrokken minderjarige?
Welke concrete juridische en operationele afwegingen zijn gemaakt bij het besluit tot aanhouding van deze minderjarige? Hoe is rekening gehouden met proportionaliteit, subsidiariteit, kinderrechten en de onschuldpresumptie?
Waarom is, ondanks het snelle besluit tot seponeren, niet onmiddellijk en publiekelijk gecommuniceerd dat de jongen onschuldig was? Bestaan er richtlijnen die het Openbaar Ministerie (OM) verplichten om in dit soort gevallen actief te rectificeren? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Wie nam het besluit tot het verspreiden van een politiebericht waarin werd gesteld dat «de verdachte op het spoor was gekomen», terwijl de jongen kort daarvoor was vrijgelaten en later volledig onschuldig bleek? Waarom is dit bericht niet onmiddellijk ingetrokken of gecorrigeerd?
Welke beschermingsmaatregelen zijn aan het gezin aangeboden toen bekend werd dat zij bedreigd werden door dorpsgenoten? Waarom is er niet gekozen voor directe bescherming of een veiligheidsplan ter plaatse, in plaats van hen feitelijk te dwingen tot vluchten?
Hoe beoordeelt u de keuze om de aanhouding zichtbaar uit te voeren met dienstauto’s bij de woning, in een kleine gemeenschap waar bekend was dat dit onmiddellijk tot stigmatisering zou leiden? Past dit binnen de richtlijnen voor het omgaan met minderjarigen?
Klopt het dat het gezin herhaaldelijk processtukken heeft opgevraagd, maar deze tot op heden niet heeft ontvangen? Op welke wettelijke grond is dit geweigerd? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op inzage en herstel?
Herkent u het patroon dat lokale overheden in situaties met sterke politieke of maatschappelijke emoties sneller geneigd zijn minderheden als «bliksemafleider» te gebruiken? Welke landelijke waarborgen bestaan er om dit te voorkomen?
Hoe verklaart u dat de gemeente, politie en het OM in hun interne communicatie vooral spraken over de «beeldvorming» en reputatie van de instituties, terwijl de veiligheid van het gezin nauwelijks aandacht kreeg? Hoe verhoudt dit zich tot de plicht van de overheid om burgers te beschermen?
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de handelwijze van politie, OM en gemeente Urk in deze zaak, zodat duidelijk wordt welke fouten zijn gemaakt en welke lessen daaruit moeten worden getrokken?
Welke routes van compensatie en herstel staan dit gezin nu daadwerkelijk open, zowel juridisch (schadevergoeding) als praktisch (psychosociale hulp, onderwijs voor de kinderen, bescherming)? Wordt dit gezin proactief hierin begeleid?
Bent u bereid te komen tot landelijke richtlijnen die borgen dat minderjarigen nooit louter om «signaalwerking» worden aangehouden, dat bij een onterechte verdenking binnen 48 uur publiekelijk wordt gerectificeerd en dat gezinnen in dergelijke situaties recht hebben op directe bescherming en nazorg?
De reactie van links-extremisten op de moord op Charlie Kirk |
|
Lidewij de Vos (FVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de moord op Charlie Kirk gepleegd lijkt te zijn door een links-extremist, blijkens de boodschappen op de gevonden kogelhulzen en de kritiek die hij thuis uitte op Kirk?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Denkt u dat de moord op Kirk reële impact heeft op de Nederlandse samenleving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wel?
Heeft u gezien dat Nederlandse ingezetenen de moord op Kirk vergoelijken, vieren of aanmoedigen? Zo ja, wat vindt u daarvan?2, 3
Bent u het met de indiener eens dat het vergoelijken van een politieke moord het vrije debat ondermijnt, omdat het geweld als politiek middel legitimeert? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u uitspraken als «Hij verdiende het» en «Ik ben blij dat hij niet meer onder ons is»?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u ervan dat dit sentiment ogenschijnlijk voorkomt onder Nederlandse leerkrachten, blijkens het artikel in het Algemeen Dagblad van 12 september jl. «Radboud docent vindt vieren van moord op Charlie Kirk volkomen normaal en komt weer in opspraak»?5
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse leerkrachten openlijk politiek geweld verheerlijken? Zo nee, wat is het beleid van de regering om het Nederlands onderwijs vrij te houden van dergelijke stemmen?
Bent u het met de indiener eens dat het risico bestaat dat dergelijke denkbeelden (zouden kunnen) doorwerken in het onderwijs dat aan leerlingen en studenten wordt geboden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet de regering om het onderwijs politiek neutraal te houden?
Bent u bekend met de beelden van internationale studenten, die in Nederland studeren, die de moord op Charlie Kirk goedpraten en toejuichen?6
Bent u het ermee eens dat vreemdelingen met deze denkbeelden ten minste bijdragen aan onverdraagzaamheid in de Nederlandse samenleving en in extreme gevallen een potentieel gevaar vormen voor de Nederlandse democratie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze mensen tot ongewenste vreemdelingen te verklaren, hun verblijfsvergunning in te trekken, hen uit te zetten en tegen hen een inreisverbod uit te vaardigen – in lijn met het voornemen van de Amerikaanse overheid?7
Is er vanuit de overheid specifiek beleid met betrekking tot vreemdelingen die politiek geweld verheerlijken?
Bent u het ermee eens dat de dreiging van politiek gemotiveerd geweld ondermijnend kan werken voor de democratie, omdat het ertoe kan leiden dat mensen zich niet meer uit durven te spreken?
Bent u op de hoogte van de uitspraken die Pascal Robinson-Foster, van het rappersduo Bob Vylan, heeft gedaan tijdens zijn optreden in Paradiso? Hoe beoordeelt u uitspraken als «If you talk shit, you get banged», «Soms moet je nazi’s in hun fucking gezicht schoppen» en «Fuck de fascisten, fuck de zionisten. Ga ze vinden op straat!»?8
Bent u het ermee eens dat deze uitspraken aanzetten tot haat en geweld? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat deze uitspraken een opruiend karakter hebben? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het feit dat de voltallige zaal lijkt te juichen tijdens de uitspraken zoals genoemd in vraag 11?9
Indien het antwoord op vraag 14 of 15 bevestigend luidt, bent u dan bereid de aangekondigde concerten van Bob Vylan te verbieden?
Indien het antwoord op vraag 14 of 15 bevestigend luidt, bent u dan bereid Pascal Robinson-Foster tot ongewenste vreemdeling te verklaren, uit te zetten en een inreisverbod tegen hem uit te vaardigen? Zo nee, waarom niet?
Hoe groot is de dreiging van extreemlinkse individuen en groepen momenteel in Nederland? Worden incidenten als deze meegenomen in de dreigingsanalyse van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV?)
Vindt u het toejuichen en aanmoedigen van een politieke moordaanslag een zorgwekkende stap in het radicaliseringsproces? Zo nee, waarom niet?
Is het bijwonen van bijeenkomsten zoals het concert van Bob Vylan, waar wordt aangespoord tot geweld tegen andersdenkenden, een reden om aanwezigen blijvend te monitoren?
Bent u bereid om het radicaliseringsproces van links-extremistische groeperingen, zoals AntiFa, beter in kaart te brengen?
Bestaat er momenteel een handreiking voor het herkennen van links-extremisme, zoals die ook bestaat voor radicalisering door complottheorieën?10 Zo nee, zal uw ministerie een dergelijke handreiking samenstellen?
Binnen de genoemde handreiking over complotdenken heeft de politie de drie categorieën «complotdenken», «radicalisering» en «extremisme» opgesteld; indien er over links-extremisme eenzelfde soort handreiking bestaat, binnen welke van deze drie categorieën zou het bijwonen van en meejuichen tijdens een concert als die van Bob Vylan vallen?11
Binnen welke categorie zou het openlijk toejuichen en vergoelijken van de moord op Charlie Kirk passen?
Bent u bereid beleid vorm te geven om links-extremisme beter te kunnen bestrijden?
Is het bestrijden van links-extremisme een prioriteit van deze regering? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De onderzoeksjournalistiek van Zembla naar de toename van illegale THC-vapes onder scholieren. |
|
Rosanne Hertzberger (VVD), Faith Bruyning (NSC) |
|
Foort van Oosten (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
![]() ![]() |
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling dat scholieren steeds vaker in aanraking komen met en verslaafd raken aan illegale THC-vapes en zogenoemde spice-vapes met synthetische cannabinoïden?1
Klopt het dat er op meerdere scholen in onder andere Amsterdam, Den Haag en Noord-Brabant leerlingen onwel zijn geworden, met ziekenhuisopnames tot gevolg, na het gebruik van deze illegale vapes? Kunt u toelichten in hoeverre u zicht heeft op de verspreiding van illegale THC- en spice-vapes onder jongeren en scholieren in Nederland?
In hoeverre bent u op de hoogte van de ernstige ontwenningsverschijnselen bij jongeren die verslaafd raken aan spice via vapes? Wordt er een toename gesignaleerd bij huisartsen, acute zorg, verslavingsklinieken, Trimbos, GGD en jeugdzorg? Kunt u per instantie de contacten hierover, de data en de signalen aangeven?
Kunt u ingaan op de gezondheidsrisico’s van «spice», in het bijzonder voor jongeren? Wat is bijvoorbeeld bekend over acute en chronische effecten, risico op psychose, mate van verslaving en onttrekkingsverschijnselen, lichamelijke schade? Zijn er momenteel voldoende gegevens beschikbaar om deze risico’s betrouwbaar in te schatten? Zo nee, welke aanvullende onderzoeken zijn nodig?
Hoe dienen zorgprofessionals te handelen bij verdenking van spice-gebruik door middel van vapes? Zijn de laboratoria in Nederland toegerust om vapes (of vapors) te analyseren op aanwezigheid van THC, synthetische cannabinoïden («spice») en andere schadelijke stoffen? Is het mogelijk dat het RIVM of andere nationale instituten vapes laten testen bij meldingen of verdenkingen van spice-gebruik? Zo ja, hoe verloopt dit proces? Zo nee, wat weerhoudt dit?
Wat is de strafmaat op verkoop van illegale vapes al dan niet met smaakjes, THC of spice voor winkels en voor dealers? Verschilt de strafmaat voor THC en spice (synthetische cannabinoiden)? Kunt u dit in een tabel per categorie, per type vape-vloeistof en per verkoper uitsplitsen?
Kunt u aangeven of er specifieke vormen van handhaving bestaan die zich richten op THC-vapes, en in het bijzonder op varianten die spice bevatten? Wordt er samengewerkt door de NVWA en politie om de opsporing en de handhaving te verbeteren? Zo niet, op welke wijze gaat u deze samenwerking intensiveren? Op welke manier heeft u contact en werkt u samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid over een verbeterde opsporing van dealers van deze middelen die onze scholen overspoelen en jongeren verslaafd maken?
Wat is de strafmaat voor sociale media zoals Snapchat voor het bieden van een platform aan dealers en het wegkijken van openlijk dealen van zeer verslavende middelen aan minderjarigen? Heeft u kennis genomen van het onderzoek van het platform «Vapen jouw keuze» over de rol van Snapchat?2 Op welke wijze gaat de ACM hier onderzoek naar doen en worden THC of spice bevattende vapes hierin meegenomen?
Welke ontwikkelingen ziet u in andere EU-landen en het Verenigd Koninkrijk en wat leert u daarvan?
Bent u bereid te onderzoeken of een algemeen verbod op alle vormen van vapes (of op brede categorieën) effectiever zou zijn bij het bestrijden van de problemen met steeds nieuwe opkomende schadelijke en verslavende varianten, vergeleken met de huidige aanpak waarbij telkens afzonderlijke stoffen (contacten onder Opiumwet, Tabaks- en rookwarenwet) moeten worden beoordeeld en gereguleerd?
Hoe staat het met de professionalisering van het meldpunt vape-gerelateerde klachten, zoals bedoeld in motie-Paulusma en Tielen?3 In hoeverre is dit meldpunt al ingericht, laagdrempelig, en functioneert het zo dat gegevens systematisch worden verzameld, geanalyseerd en gebruikt voor beleidsvorming?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden binnen de termijn?
De subsidieregeling voor geadopteerden |
|
Mikal Tseggai (PvdA) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geld voor zoektocht na adoptie komt maar bij handjevol geadopteerden terecht»?1
In hoeverre is de door u eerder genoemde morele verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid om geadopteerden te ondersteunen in de zoektocht naar hun afkomst in de praktijk waargemaakt?
Hoeveel geadopteerden hebben inmiddels gebruik gemaakt van de subsidieregeling om onderzoek te kunnen doen naar hun afkomst?
Hoeveel geadopteerden willen gebruik maken van die subsidieregeling maar komen daar nu nog niet voor in aanmerking?
Naar welke landen kunnen met behulp van de subsidie reizen worden georganiseerd? Hoeveel herkomstlanden komen niet in aanmerking voor gesubsidieerde reizen?
Welk deel van de geadopteerden is afkomstig uit herkomstlanden waarvoor wel dan wel niet gesubsidieerde reizen mogelijk zijn?
Hoeveel van het beschikbare subsidiegeld wordt nu niet besteed? Blijft dat deel beschikbaar voor het doel om geadopteerden te helpen bij hun zoektocht? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de zoektocht van geadopteerden niet afhankelijk mag zijn van de vraag of er een belangenorganisatie is die reizen organiseert? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om al op korte termijn en nog gedurende de looptijd van de bestaande subsidieregeling de werking daarvan te herzien met als doel dat alle geadopteerden die dat willen in staat worden gesteld om onderzoek te gaan doen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet en op welke wijze kunnen die geadopteerden dan wel financieel geholpen worden bij het doen zoektochten of rootsreizen?
Het artikel ‘Spanje wil 53.000 vakantiehuizen van onlineplatforms verwijderen’ |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit artikel?1
Ja.
Hoe kijkt u naar deze inzet van de Spaanse regering met als doel om de woningbouw weer haar oorspronkelijke functie te geven?
In beginsel zijn woningen bedoeld om in te wonen. De inzet van de Spaanse regering is bedoeld om oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad tegen te gaan.
Is bij u bekend hoeveel woningen in Nederland momenteel aangeboden worden op online platforms die niet voldoen aan de vereisten voor een vakantiehuis?
De Spaanse regering is recent begonnen met het reguleren van toeristische verhuur in woningen door de implementatie van een registratieverplichting voor verhuurders. Een dergelijke verplichting heeft mijn ambtsvoorganger al in 2021 geïntroduceerd met de Wet toeristische verhuur van woonruimte. Deze wet gaat verder dan wat recent in Spanje van kracht is geworden. Naast de genoemde registratieverplichting kunnen gemeenten op grond van de Nederlandse wet ook een maximaal aantal verhuurnachten voorschrijven met daarbij een meldplicht voor iedere verhuur aan toeristen. Tot slot kan een gemeente ook een vergunningsplicht invoeren en daarbij een quotum instellen. Gemeenten kunnen dus eisen stellen aan vakantieverhuur. Landelijke cijfers hoeveel woningen niet voldoen aan de eisen die gemeenten stellen zijn niet voorhanden. Indien wordt geconstateerd dat een woning bijvoorbeeld te vaak wordt verhuurd, aan te veel gasten wordt verhuurd of wordt aangeboden zonder registratienummer kan de gemeente het platform verzoeken om de advertentie op non actief te zetten. De gemeente Amsterdam maakt sinds 2021 met succes gebruik van de instrumenten uit de genoemde wet met als gevolg een halvering van het aantal overnachtingen van toeristen in woningen en het uitbannen van structurele illegale verhuur van woningen zodat deze voor reguliere verhuur dan wel bewoning kunnen worden gebruikt. Over 2024 schat de gemeente Amsterdam in dat het percentage overnachtingen in woningen circa 5.5% betreft ten opzichte van het totale aantal toeristische overnachtingen. Ook van andere gemeenten heb ik vernomen dat de Wet toeristische verhuur effect sorteert.
Is bij u bekend welk percentage dit is ten opzichte van het totaal aantal vakantiehuizen in Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Zou u de verhuur van woningen die niet voldoen aan de vereisten voor een vakantiewoning scharen onder verhuur met behulp van een short stay principe, en kunt u uw antwoord onderbouwen?
Indien er geen sprake is van vakantieverhuur geef ik de voorkeur aan reguliere verhuur of bewoning.
Hoe groot schat u de impact op de wooncrisis wanneer Nederland het voorbeeld van de Spaanse regering volgt en vakantiehuizen die niet voldoen aan de vereisten van onlineplatforms verwijdert zodat woningen vrij komen voor starters en gezinnen?
In het licht van voorgaande antwoorden is de impact op de wooncrisis zeer gering. Dit heeft met name te maken met het feit dat in Nederland gemeenten al enige jaren toeristische verhuur kunnen reguleren zodat er betere balans is ontstaan tussen wonen en toerisme en onttrekking aan de woningvoorraad kan worden tegengegaan.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken te beantwoorden?
De vragen zijn zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord.
Oproepen tot geweld tijdens het concert van Bob Vylan in Paradiso Amsterdam |
|
Eric van der Burg (VVD), Ingrid Michon (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Moes , Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met uitspraken van Bob Vylan tijdens zijn concert waarbij geweld tegen de vermoorde Charlie Kirk en zionisten werd toegejuicht en werd opgeroepen mensen op straat te gaan vinden?
Welke uitingen zijn gedaan door Bob Vylan zal uit het onderzoek van politie en het Openbaar Ministerie moeten blijken.
Deelt u de mening dat vrijheid van meningsuiting belangrijk is en kritiek op de Israëlische regering geuit moet kunnen worden, maar dat dit totaal iets anders is dan het verheerlijken van geweld en het tijdens een concert oproepen tot het «op straat gaan vinden van mensen?»
Voor haatzaaien en antisemitisme is in Nederland geen plaats. Dat mag niet vergoelijkt worden als vrijheid van meningsuiting, net zoals dat kritiek op de Israëlische regering niet automatisch mag worden weggezet als haatzaaien en antisemitisme. Of er sprake is van strafbare uitingen door Bob Vylan wordt door de politie en het Openbaar Ministerie onderzocht.
Hoe is de afweging tot stand gekomen om dit optreden toe te staan en is hierover contact geweest met de burgemeester van Amsterdam?
De afweging voor het laten plaatsvinden van een evenement ligt bij de organisatie van het evenement en de burgemeester. Het vooraf verbieden van een optreden is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur).
Hoe beoordeelt u de beslissing van de Britse regering om de leden van de band strafrechtelijk te vervolgen voor haatzaaien vanwege soortgelijke uitspraken en welke mogelijkheden daartoe hebben wij daartoe in Nederland?
Ik ga geen oordeel vellen over het lopende Britse strafrechtelijke onderzoek.
Hebben de bandleden voor het optreden visa gekregen en hoe vindt deze afweging plaats? Wat hebben de uitspraken voor gevolgen voor een eventuele volgende beslissing?
Ik verwijs u naar de antwoorden van 4 september jl. op vragen van het lid Vondeling (PVV) aan de Minister van Asiel en Migratie en de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid over het toen nog aanstaande optreden van het punkduo Bob Vylan in Amsterdam en Tilburg. Over individuele gevallen of besluiten kan de Minister van Asiel en Migratie geen uitspraken doen.
In algemene zin geldt dat onderdanen van het Verenigd Koninkrijk voor kort verblijf visumvrij naar Nederland kunnen reizen. Voor toelating en verblijf gelden de reguliere regels van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet.
Voor het weren van een vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid, bijvoorbeeld vanwege het uitdragen van extremisme, kan de vreemdeling op grond van de Schengengrenscode de toegang tot Nederland (en het Schengengebied) geweigerd worden door de Minister van Asiel en Migratie. Om over te kunnen gaan tot een dergelijke maatregel, dient de IND over informatie te beschikken die hier voldoende grondslag voor kan bieden. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van duidingen van de NCTV, ambtsberichten van de AIVD en/of informatie uit de lokale driehoek. Eventuele rechterlijke uitspraken worden vanzelfsprekend betrokken bij besluitvorming, binnen het geldende wettelijke kader. Op individuele casuïstiek kan de Minister van Asiel en Migratie niet ingaan.
Is er een mogelijkheid tot het opleggen van een inreisverbod en of ongewenstverklaring en wat is hiervoor nodig?
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor gevolgen hebben deze uitspraken, waarvoor in het Verenigd Koninkrijk dus inmiddels strafrechtelijke vervolging is gestart, voor de volgende optredens van de band in Nederland op 16 en 17 september? Welke mogelijkheden heeft de overheid om te voorkomen dat hier opnieuw wordt opgeroepen tot geweld?
Ik verwijs u naar de antwoorden van september jl. op vragen van het lid Vondeling (PVV) aan de Minister van Asiel en Migratie en de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid over het toen nog aanstaande optreden van het punkduo Bob Vylan in Amsterdam en Tilburg. Het lokaal bestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en maakt daarin een eigen afweging. Het vooraf verbieden van een optreden is alleen mogelijk als er aantoonbare sprake is van ernstige wanordelijkheden of een concrete en ernstige vrees voor het ontstaan daarvan en, gelet op de ernst van de (te vrezen) wanordelijkheden, in redelijkheid gemeend kan worden dat de situatie met feitelijke (bijvoorbeeld de inzet van politie) of juridische minder verstrekkende middelen niet meer beheerst kan worden. De Gemeentewet biedt geen grondslag om preventief de vrijheid van meningsuiting te beperken (vanwege het verbod op censuur). Wel kan de inhoud van uitingen het startpunt zijn van een keten van aanleidingen die leidt tot ingrijpen zoals het verbieden van een optreden. Daarbij heeft de burgemeester dan niet de uitlatingen zelf in gedachten, maar de objectiveerbare vrees voor wanordelijkheden waar die toe kunnen leiden.
Bent u bereid contact te hebben met het gemeentebestuur van de andere gemeenten over de reeks volgende concerten waarbij het zeer waarschijnlijk is dat opnieuw zal worden opgeroepen tot geweld?
Zie antwoord vraag 7.
De Kamerbrief 'Evaluatie CO-stelsel - nadere informatie opvolging aanbevelingen'. |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van VNO-NCW, MKB-Nederland en Techniek Nederland om het CO-stelsel werkbaarder te maken voor zzp’ers en kleine bedrijven, bijvoorbeeld via modulaire certificering, eenvoudiger verlengen van Vakmanschap-CO en het bundelen van audits?1
Welke stappen heeft u reeds gezet om deze oplossingsrichtingen te onderzoeken of te implementeren? Kunt u per maatregel aangeven of, en zo ja wanneer, hier actie op volgt?
Bent u bereid in overleg met Techniek Nederland te verkennen hoe digitale oplossingen (bijvoorbeeld apps voor meldingen en audits) versneld kunnen worden ingezet om de administratieve lasten te verlagen?
Bent u bereid het gesprek tussen installatiebedrijven, schemabeheerders en certificerende instellingen actief te faciliteren, met een concrete opdracht om te komen tot vereenvoudiging van de bedrijfscertificering en vermindering van de administratieve lasten (waarbij kleinere bedrijven onevenredig hard worden geraakt door een gemiddelde kostenstijging van circa 25%)? Zo nee, waarom niet?»
Waarom ziet u af van het instellen van een onderhoudsplicht («APK») voor gasverbrandingsinstallaties, terwijl dit volgens de sector en de TLoKB een effectief middel zou zijn om de veiligheid van tienduizenden CV-ketels die nu buiten beeld blijven (40–45%) te verbeteren en gemeenten bovendien beter in staat stelt hun handhavende taak uit te voeren?
Ziet u mogelijkheden om met de sector pilots te starten voor ketencertificering of collectieve certificering om zzp’ers te ontlasten zonder de veiligheidsdoelstellingen aan te tasten?
Bent u bereid om samen met VvE-Belang een praktisch handelingskader te ontwikkelen voor VvE’s, zodat zij hun verantwoordelijkheid voor collectieve rookgasafvoeren makkelijker kunnen organiseren, inclusief ondersteuning bij het benutten van SVn en Warmtefonds?
Kunt u aangeven op welke termijn het publieke register van gecertificeerde bedrijven en installateurs wordt gerealiseerd, zodat VvE’s en bewoners eenvoudig kunnen controleren of een partij gecertificeerd is?
Deelt u de analyse van VNG en Techniek Nederland dat het gebrek aan handhaving op het CO-stelsel leidt tot oneerlijke concurrentie voor bonafide bedrijven en een veiligheidsrisico voor bewoners?
Kunt u concreet aangeven of en wanneer structurele middelen voor gemeenten beschikbaar worden gesteld om handhaving op het CO-stelsel op te schalen, en hoe u risicogestuurd toezicht wil organiseren?
Hoe verhoudt de inzet op handhaving zich tot de plannen om via het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving meldingen te vereenvoudigen? Wordt hiermee een deel van de administratieve last bij gemeenten weggenomen?
Kunt u toezeggen dat in de monitoring structureel aandacht wordt besteed aan de regeldruk voor zzp/mkb, de kostenontwikkeling voor bewoners, de kwaliteit van handhaving en de bekendheid van bewoners en aannemers met het stelsel?
Bent u bereid de publieksvoorlichting over het CO-stelsel (zoals Verbeterjehuis en Stop CO-vergiftiging) te combineren met concrete uitleg over het recht op gecertificeerde installateurs, om bewoners in staat te stellen actief te kiezen voor veiligheid?
Kunt u per genoemde oplossingsrichting aangeven of u bereid bent deze op te pakken, en zo ja binnen welk tijdspad? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen binnen de gestelde termijn één voor één beantwoorden?
Het bericht 'Geen mobiel bereik in grensstreek: 77-jarige man ligt na val machteloos half uur op de grond' |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geen mobiel bereik in grensstreek: 77-jarige man ligt na val machteloos half uur op de grond»?1
Bent u van mening dat slecht mobiel bereik een acuut veiligheidsrisico vormt, zeker voor ouderen en kwetsbare groepen die afhankelijk zijn van alarmhorloges en noodoproepen?
Bent u van mening dat anno 2025 iedereen in Nederland over snel internet en mobiele netwerkdekking moet kunnen beschikken, ongeacht waar men woont, omdat dit van belang is voor een ieders veiligheid?
Kunt u aangeven in welke mate dit probleem speelt in andere grensregio’s in Nederland, hoeveel meldingen daarover zijn ontvangen bij het Centraal Informatiepunt Mobiele Bereikbaarheid 112 en hoe opvolging is gegeven aan deze meldingen?
Bent u bereid met providers in gesprek te gaan om te waarborgen dat 112-oproepen in grensgebieden altijd doorkomen?
Welke mogelijkheden ziet u om versneld maatregelen te nemen om de veiligheid van inwoners in grensregio’s te garanderen?
Welke rol ziet u voor het Rijk om, samen met provincies, gemeenten én veiligheidsregio’s, structurele oplossingen te realiseren voor grensbewoners die nu vaak in onzekerheid leven of zij in geval van nood hulp kunnen inroepen?
Bent u bereid te onderzoeken of, aanvullend op verbetering van mobiel bereik, het plaatsen van alarmpalen of andere vaste noodvoorzieningen kan bijdragen aan de veiligheid en bereikbaarheid van hulpdiensten in de meest kwetsbare gebieden?
Het artikel ‘De schade van Schoof, Nederlands geld voor bijna 3200 ontwikkelingsprojecten stopt dit jaar’ |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Sarah Dobbe (SP) |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «De schade van Schoof, Nederlands geld voor bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten stopt dit jaar»?1
Onderschrijft u de analyse van Investico dat bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten moeten worden stopgezet, omdat na december 2025 het huidige beleidskader afloopt en organisaties nog steeds geen toegang hebben tot het nieuwe beleidskader met vervolgfinanciering voor 2026 en verder?
Klopt het dat, door het aangenomen amendement Hirsch/De Korte2, er vanuit de Kamer voor de zomer 600 miljoen euro aan financiering beschikbaar is gesteld voor maatschappelijke organisaties voor de periode 2026–2030? Kunt u verklaren wat het oponthoud is waardoor organisaties nog geen toegang hebben tot deze financiering?
Herinnert u zich dat er door uw voorganger(s) is toegezegd om einde zomer met nadere informatie te komen over het 50%-criterium, en nadere invulling van de subsidie-instrumenten? Deelt u de mening dat de zomer inmiddels bijna voorbij is?
Klopt het dat, doordat u de derde bewindspersoon bent dit jaar die belast is met ontwikkelingssamenwerking (door uw regering ontwikkelingshulp genoemd), er vertraging ontstaat bij de financiering van projecten? Indien ja, welke maatregelen bent u van plan te gaan nemen om deze vertraging tot een minimum te beperken?
Herkent u de signalen van ontwikkelingsorganisaties dat zij mensen moeten ontslaan, terwijl die misschien over enkele maanden weer nodig zijn (maar dan wellicht niet meer beschikbaar zijn) om waardevolle projecten door te zetten?
Op welke manieren probeert u de schade voor ontvangende organisaties te beperken? Is het mogelijk om lopende projecten te verlengen? Kunnen organisaties waarvan niet al het projectgeld in 2025 besteed is, dit ook in 2026 doen?
Op welke manier onderzoekt uw departement de schade die door het stopzetten en tijdelijk wegvallen van alle financiering wordt aangericht?
Op welke manier en wanneer informeert u de Kamer over welke onderwerpen helemaal van de agenda verdwijnen en waarvoor geen budget meer beschikbaar is?
Klopt het bijvoorbeeld dat, hoewel Nederland gidsland is in relatie tot het terugdringen van kinderarbeid, alle projecten tegen kinderarbeid (van de ILO, ngo’s en werkgevers) dit jaar moeten stoppen en er geen vervolgfinanciering is voorzien? Voor welke andere thema’s waar Nederland tot voor kort geld beschikbaar stelde geldt eveneens dat Nederland er vanaf 2026 helemaal mee gaat stoppen?
Klopt het dat door het stopzetten van deze financiering in combinatie met het stopzetten van financiering in de Verenigde Staten3, alle expertise die nu nog aanwezig is bij ngo’s in Nederland dreigt te verdwijnen, wat bijvoorbeeld bedrijven die kinderarbeid op een goede manier willen terugdringen ernstig zal belemmeren in dat voornemen?
Op welke manier is besloten deze financiering stop te zetten en niet te verlengen? Waarom is dit besluit niet aan de Tweede Kamer voorgelegd, terwijl de Kamer in het verleden bij herhaling moties en amendementen heeft aangenomen om de (seksuele) uitbuiting van kinderen op de agenda te zetten en te houden?
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de start van het verkiezingsreces?
De rolverdeling tussen de ministeries betreffende het onderwijs aan kinderen in de asielopvang |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Moes |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving van de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Gezondheid en Jeugd dat er nog onvoldoende verbetering is in de situatie voor kinderen in de asielopvang?1
Ja.
Klopt het volgens u dat het faciliteren van onderwijs aan asielzoekerskinderen primair een taak van de Minister van OCW is?
De Minister van OCW draagt de zorg voor het scheppen van een wettelijk kader voor het onderwijs, de uitvoering van onderwijswetgeving en het verstrekken van financiële middelen daarvoor. De toegang tot het funderend onderwijs is voor alle kinderen gelijk, ongeacht de verblijfsstatus of herkomst van kinderen. Gemeenten (voor het primair onderwijs) en gedeputeerde staten (voor het voortgezet onderwijs) hebben de garantiefunctie om te zorgen dat er voldoende (openbare) onderwijsplekken beschikbaar zijn.
De Minister voor A&M is er voor verantwoordelijk dat minderjarige asielzoekers zoveel mogelijk in passende opvang worden geplaatst. De uitvoering van deze verantwoordelijkheid ligt bij het COA. Het is standaardbeleid dat bij het openen van een locatie gekeken wordt naar de aanwezigheid van voorzieningen, onder andere onderwijs, in de omgeving waar de opvanglocatie gevestigd is. Door het aanhoudende tekort aan opvangplekken lukt het niet altijd om kinderen te plaatsen in locaties waar onderwijsvoorzieningen beschikbaar zijn. Wanneer er onderwijs beschikbaar is op grotere afstand, beschikt COA voor die situaties over een regeling voor leerlingvervoer voor de doelgroep, dat overigens altijd in samenspraak met de gemeente wordt georganiseerd.
Voor minderjarige asielzoekers hebben het COA, en voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv) NIDOS, ook op andere manieren een rol. Het COA wijst gemeenten op de komst van kinderen in asielopvang en het belang van onderwijs: in de bestuursovereenkomst tussen COA en gemeenten spreken zij ook af dat de gemeente zorgt dat kinderen naar school kunnen gaan. COA ondersteunt ouders bij het aanmeldproces bij de school van hun voorkeur. NIDOS, in de rol van voogd, meldt zelf jongeren aan op een of meerdere scholen. Gemeenten kunnen voor de onderwijshuisvestingskosten van het basisonderwijs en eerste inrichting van het basisonderwijs voor asielzoekerskinderen een beroep doen op de OHBA-regeling, uitgevoerd door het COA.
Op welke manier is deze verdeling tussen de ministeries momenteel geregeld, zowel op financieel gebied als op beleidsmatig gebied?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling dat op basis van het Kinderrechtenverdrag en het Verdrag nopens de bestrijding van discriminatie in het onderwijs u verplicht bent om ervoor te zorgen dat asielzoekerskinderen gelijke toegang tot onderwijs hebben als andere kinderen op Nederlands grondgebied?
Ja.
Wordt de huidige Europese opvangrichtlijn momenteel gehaald die stelt dat asielzoekerskinderen uiterlijk binnen drie maanden na het indienen van de asielaanvraag toegang moeten krijgen tot het onderwijsstelsel? Zo nee, voor hoeveel kinderen en welk percentage is dit nu niet het geval?
Scholen, gemeenten en provincies slagen er vaak in om minderjarigen op korte termijn toegang tot onderwijs te geven. Maar door de soms snelle opschaling van opvangvoorzieningen en de plotselinge komst van leer- en kwalificatieplichtige kinderen kunnen scholen niet altijd meteen in een (volledig) aanbod voorzien. In de Kamerbrief «kinderen in de asielopvang» van 19 september jl. van de Minister voor Asiel en Migratie wordt de Kamer geïnformeerd over de werkwijze, de beschikbaarheid van data en de uitkomsten van een inventarisatie van het COA naar voorzieningen, waaronder ook onderwijs, voor kinderen in de asielopvang.
Klopt het dat u als Minister van OCW wettelijke bevoegdheden heeft om in te grijpen als het onderwijs voor asielzoekerskinderen onvoldoende wordt gefaciliteerd?
Specifiek voor asielzoekerskinderen heb ik geen bijzondere bevoegdheden. Wel heb ik de mogelijkheid om, als een gemeente er niet in slaagt om met de schoolbesturen in de gemeente afspraken te maken over de toelating van (alle) nieuwkomers en er aantoonbaar nieuwkomers geen toegang tot onderwijs hebben, een gemeente op te leggen om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening (hierna: tnv) te starten. Een tnv is een onderwijsvoorziening waarin een schoolbestuur tijdelijk kan afwijken van de eisen aan onderwijsinhoud, onderwijspersoneel en onderwijstijd. Een tnv is daarmee altijd een tijdelijke noodmaatregel, waarin een schoolbestuur mag afwijken van de reguliere eisen aan onderwijstijd, onderwijspersoneel en onderwijsinhoud. Tot op heden is er geen noodzaak geweest om een gemeente op te leggen een tnv te starten.
Het opleggen van een tnv is een absolute noodmaatregel. Tnv’s worden in de regel gestart op initiatief van gemeenten. In totaal hebben sinds de inwerkingtreding van de wet 16 gemeenten toestemming gekregen om een tnv te starten.
Klopt het dat u, na overleg met een gemeente, ook op eigen initiatief kunt besluiten tijdelijke voorzieningen te treffen wanneer vaststaat dat een gemeente niet voor iedere nieuwkomer in onderwijs kan voorzien? Zo ja, heeft u hiertoe weleens besloten?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe staat het met de verkenning met als doel hoe het onderwijs aan nieuwkomers toekomstbestendig kan worden gemaakt waarmee de druk op scholen en gemeenten wordt verlaagd en de onderwijskwaliteit verbeterd?
Op 24 juni 2025 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die we gaan nemen om het funderend onderwijs voor nieuwkomers te verbeteren in de brief over een betere start voor kinderen met Nederlands als tweede taal2.
Op welke manier vindt er overleg tussen de ministeries van OCW en A&M plaats over de verbetering van de onderwijskwaliteit voor asielkinderen?
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs ligt bij schoolbesturen en bij OCW. De Ministeries van OCW en A&M overleggen vrijwel dagelijks over het verbeteren van de randvoorwaarden om het onderwijs goed te kunnen organiseren, de toeleiding naar het onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen en onderbrekingen in de schoolloopbaan als gevolg van verhuisbewegingen zo mogelijk te voorkomen. Dit overleg vindt plaats in zowel de uitvoering en met ketenpartners, door medewerkers van beide ministeries, als op bestuurlijk niveau.
Klopt het dat in de de Uitvoerings- en implementatiewet ervan wordt uitgegaan dat de aanmelding van minderjarige kinderen van verzoekers in ieder geval binnen twee weken plaatsvindt na het indienen van een verzoek tot internationale bescherming en in de wet wordt vastgelegd dat de school vervolgens binnen zes weken besluit over de toelating, zonder mogelijkheid tot verlenging? Zo ja, wat wordt eraan gedaan om deze termijnen daadwerkelijk te halen?
Dat is juist. Een periode van zes weken om een aanmelding te beoordelen is vaak voldoende. Mocht dit voor scholen niet haalbaar zijn, dan moeten zij in het belang van de leerling, een kind tijdelijk plaatsen totdat een definitief besluit over toelating of afwijzing is genomen. Over de aanscherping van de termijnen en de gevolgen voor de praktijk, voert het ministerie al overleg met de landelijke vertegenwoordigende partijen van het onderwijs en zal het ministerie ook zorgen voor tijdige informatie aan scholen en andere betrokken organisaties. Voor de langere termijn is het streven dat ook de komende wetgeving gericht op het onderwijs aan nieuwkomers bij kan dragen aan snellere toegang van het onderwijs.
Kun u deze vragen zo spoedig mogelijk en nog voor het debat over kinderen in de asielopvang op 23 september beantwoorden?
Ja.
De programmamanager bij de politie en de betrokkenheid bij NTA-onderzoeken |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ontslag voor programmamanager politie»?1
Bent u bekend met het feit dat de huidige programmamanager van de landelijke aanpak tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie tevens directeur is van NTA, het bureau dat volgens meerdere rechtbanken en de Ombudsman Metropool Amsterdam moslims onrechtmatig heeft bespioneerd in moskeeën?
Hoe beoordeelt u de verenigbaarheid van het uitoefenen van twee ambten van de huidige programmanager racisme, discrimanatie en uitsluiting en tevens directeur van NTA met de geloofwaardigheid en integriteit van het huidige programma van de politie tegen racisme, discriminatie en uitsluiting binnen de politie?
Bent u bereid om zich in te spannen om de aanstelling van de huidige programmamanager te beëindigen door dit te agenderen in het gesprek met de Korpsleiding? Zo nee, waarom niet?
Bent u, gelet op de urgentie van deze zaak, de drukte van de Kameragenda en het aanstaande reces, bereid om deze vragen voor dinsdag 16 september 2025 te beantwoorden?
De verklaring van het KNAW-bestuur over de situatie in Gaza. |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Moes |
|
|
Bent u bekend met de verklaring van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) over de situatie in Gaza?1
Ja.
Bent u bezorgd over de wijze waarop het KNAW-bestuur oproept tot boycot van Israëlische wetenschappers uit Europese onderzoeksprogramma’s?
Het staat de KNAW vrij om uit eigen beweging een oproep te doen aan de Minister van OCW in het kader van haar rol om te adviseren over aangelegenheden op het gebied van de wetenschapsbeoefening, zoals dit ook staat vastgelegd in artikel 1.5, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW). In hoeverre er gehoor wordt gegeven aan deze oproep is aan het kabinet.
Deelt u de mening dat wetenschap, sport en cultuur juist dé sectoren zijn waar ondanks politieke verschillen en omstandigheden het mogelijk moet blijven om onderling samen te werken?
Ja.
Hoe beoordeelt u de selectieve manier waarmee het KNAW-bestuur zijn referenties heeft gekozen om hun politieke oproep te onderbouwen, waarbij onderzoek met andere conclusies, zoals bijvoorbeeld het onderzoek van de Begin-Sadat Center for Strategic Studies, wordt genegeerd en hoe verhoudt zich dat tot de positie van KNAW als hoeder van de wetenschappelijke integriteit en «het wetenschappelijk geweten van Nederland»?2
Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de wijze waarop het KNAW-bestuur zijn referenties heeft gekozen of de wijze waarop zij tot een oproep komt.
Bent u bereid om na te vragen bij het KNAW-bestuur of de leden zijn geconsulteerd over deze stellingname en de Tweede Kamer hierover op korte termijn te informeren, zodat bekend is of en in welke mate het KNAW-bestuur spreekt namens de leden van de academie?
De KNAW heeft aangegeven dat er geen brede consultatie heeft plaatsgevonden bij de leden. Het KNAW-bestuur heeft op basis van de artikelen 1.5 en 13.1 van de WHW de bevoegdheid om namens de KNAW te adviseren en werkzaamheden te verrichten in het kader van de wetenschapsbeoefening. Voor het publiceren van verklaringen en adviezen hoeft het KNAW-bestuur niet eerst de leden te consulteren.
Kunt u garanderen dat andersdenkende leden van de KNAW zich nog durven uitspreken binnen de academie?
Ik vind het belangrijk dat er ruimte is voor verschillende wetenschappelijke inzichten en dat wetenschappers de ruimte en veiligheid ervaren om zich uit te spreken. Het is de verantwoordelijkheid van de KNAW om ervoor te zorgen dat leden zich kritisch durven uit te spreken.
Hoe garandeert u als stelselverantwoordelijke een open discussie binnen het stelsel als geheel en hoe bewaakt u de academische vrijheid wanneer de hoeder ervan zich zo eenzijdig politiek profileert?
In artikel 1.6 van de WHW staat dat instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen de academische vrijheid in acht moeten nemen. Academische vrijheid draagt bij aan een open discussie binnen het stelsel. Dat geldt ook voor de onafhankelijkheid van wetenschappers en hun instellingen; dit is een van de kernwaarden van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (hierna: NGWI). Alle wetenschappers en kennisinstellingen zijn vrij om vanuit hun wetenschappelijke rol maatschappelijke dialogen aan te gaan. Vanuit mijn rol als Minister vind ik het belangrijk om de staat van academische vrijheid te blijven monitoren. Zo heeft mijn ambtsvoorganger in 2023 onderzoek gedaan naar academische zelfcensuur in Nederland en zal mijn ministerie in 2028 nogmaals onderzoek doen naar de wijze waarop onderzoekers, docenten en onderwijzers hun academische vrijheid ervaren. Academische vrijheid vereist dat zij zich veilig voelen. Instellingen zijn verantwoordelijk voor het borgen van een veilige leer- en werkomgeving. Het hierbij behorende (wettelijk) handelingsperspectief voor instellingen, toezicht en mij als Minister is toegelicht in de escalatieladder die uw Kamer voor de zomer heeft ontvangen.3
Correspondentie Catshuissessie moslimdiscriminatie |
|
Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel |
|
![]() |
Kunt u aan de Kamer doen toekomen de volledige correspondentie, inclusief de reacties en berichten die u naar eigen zeggen na de Catshuissessie over moslimdiscriminatie in uw inbox heeft ontvangen, en deze openbaar maken zodat de Kamer inzicht krijgt in de zorgen, pijnlijke ervaringen en kritische signalen die daaruit naar voren zijn gekomen, mede in het licht van de uitlatingen van deelnemers die aangeven met «buikpijn» uit het gesprek te zijn gekomen en die politici die bij dit gesprek aanwezig waren ervoeren als faciliterend aan moslimhaat?1 Zo nee, waarom niet?
De oproep van de vakbonden om de nullijn voor rijksambtenaren te schrappen. |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Rijkaart |
|
![]() |
Heeft u de brief van de vakbonden gelezen, getiteld «Vakbonden voor rijksambtenaren roepen Minister BZK op tot overleg» van 11 september 2025?1
Ja, aan de oproep van vakbonden om op korte termijn een afspraak te maken is gehoor gegeven.
Deelt u de opvatting dat het opleggen van een nullijn voor ambtenaren de onderhandelingen over een nieuwe cao bij voorbaat ingewikkeld maken? Zo ja, is het dan niet beter om de nullijn te schrappen, zodat de onderhandelingen op een open en reële manier kunnen plaatsvinden?
De huidige CAO Rijk loopt af op 31 december 2025. De onderhandelingen vinden plaats onder een complex gesternte. In het hoofdlijnenakkoord is een nullijn opgenomen. Ik heb er daarnaast kennis van genomen dat zonder de mogelijkheid tot open en reëel overleg, een onderhandeling met de bonden niet mogelijk lijkt.
De werkgever Rijk heeft met de vakbonden afgesproken in november de formele onderhandelingen over een nieuw cao-akkoord te starten. Over de komende onderhandelingen en de inzet van de werkgever Rijk kunnen op dit moment nog geen mededelingen worden gedaan.
Klopt het dat de eerder gemaakte afspraak om de uitvoering beter te belonen via functiewaardering, nog niet is nagekomen? Gaat u daar nog budget voor vrijmaken zoals is afgesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat zowel het bij voorbaat opleggen van een nullijn als het niet nakomen van gemaakte afspraken de cao-onderhandelingen ondermijnen en de relatie met de vakbonden schaden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de vakbonden om de juiste randvoorwaarden te scheppen voor volwaardige cao-onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen uiterlijk 22 september 2025 beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Vignetplicht en inning parkeerboetes buitenlanders |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Tieman , Foort van Oosten (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek dat vorig jaar bijna 7.700 van de 24.500 naheffingsaanslagen (circa één op de drie) in Den Haag onbetaald bleven, doordat de gemeente geen kentekengegevens van buitenlandse bestuurders had?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze ontwikkeling?
Wat is uw inschatting van de invloed van deze situatie en van de extra parkeerdruk van buitenlandse kentekens op de leefbaarheid in Den Haag?
Aangezien de gemeente Den Haag alleen naheffingen automatisch kan verzenden aan Duitsland en België – voor andere landen ontbreken dergelijke afspraken – waardoor inning vrijwel onmogelijk is; bent u bereid te onderzoeken hoe Nederland deze bilaterale constructies kan uitbreiden naar meer landen?
Ziet u mogelijkheden om de oplossing van de lokale partij Hart voor Den Haag, de grootste partij van de stad, die pleit voor invoering van een vignetplicht voor buitenlandse kentekens in gebieden met structurele parkeerdruk, via een wijziging van de Parkeerverordening of Gemeentewet te faciliteren? En zou u dit ook mogelijk kunnen/willen maken voor andere gemeenten?
Is het volgens u juridisch mogelijk om een gemeentelijke vignetregeling voor buitenlandse voertuigen in te voeren, gezien de Europese regels over vrij verkeer en gelijke behandeling?
Zijn er vanuit gemeenten verzoeken binnengekomen om een vignetregeling in te voeren voor buitenlandse voertuigen als toegangsregeling tot parkeren? Zo ja, welke gemeenten hebben dat verzocht, wat is de juridische status hiervan en welke stappen zijn gezet?
Welke aanvullende maatregelen kunnen lokaal worden ingezet ter vermindering van onbetaalde parkeerboetes, zoals preventieve kentekenregistratie, scanauto’s, of intensievere samenwerking met buitenlandse autoriteiten?
Ziet u mogelijkheden om gemeenten zoals Den Haag, maar ook andere gemeenten, financieel of juridisch te ondersteunen bij de aanpak van de parkeerdruk door buitenlandse voertuigen die hun boetes niet betalen?
Bent u ermee bekend dat voertuigen met buitenlandse, vaak witte kentekens niet of nauwelijks worden geregistreerd in de zero-emissiezones, waardoor zij boetes ontlopen?
Deelt u de mening dat dit leidt tot rechtsongelijkheid, aangezien Nederlandse ondernemers en inwoners wél stevig worden aangepakt?
Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat ook voertuigen met buitenlandse kentekens op gelijke wijze gecontroleerd en beboet worden?
Governance bij pensioenfondsen |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Statuten geven fondsbesturen te veel invloed op intern toezicht» van A. Laning in Pensioen Pro van 9 september 2025?1
Ja.
Herkent u het geschetste beeld dat pensioenfondsbesturen formeel in de praktijk veel invloed hebben op de samenstelling en werkwijze van het verantwoordingsorgaan (VO) en de raad van toezicht (rvt)? Zo niet, waarom niet?
De Raad van Toezicht (RvT) en het verantwoordingsorgaan (VO) hebben allebei belangrijke taken ter controle van het pensioenfondsbestuur. Het bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en de wijze waarop dat beleid is uitgevoerd. Het VO heeft bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur. Daarnaast wordt het VO in gelegenheid gebracht om advies uit te brengen over onder andere de profielschets voor leden van de RvT, de vorm en inrichting van het intern toezicht, en ook over een melding van disfunctioneren van het bestuur, zoals gemeld door de RvT (art. 104 lid 5 Pw). Bovendien staat in de wet (artikel 115d Pw) dat het een pensioenfonds vrij staat om in de statuten van het pensioenfonds verdere bevoegdheden aan het VO toe te kennen.
In artikel 104 Pw staat dat de leden van de Raad van Toezicht (RvT) onafhankelijk zijn en dit tot uiting laten komen in het toezicht. De RvT heeft tot taak toezicht te houden op (het beleid van) het bestuur en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De RvT heeft daarnaast een aantal onderwerpen waarover zij goedkeuring moeten geven aan het bestuur: het bestuursverslag en de jaarrekening, de profielschets voor bestuurders, en kan het disfunctioneren van het bestuur melden aan het VO.
Ten tijde van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen2 is er bewust voor gekozen dat de fondsorganen invloed op elkaar hebben. Bij de totstandkoming van deze wet is overwogen om aan de RvT de bevoegdheid tot benoeming en ontslag van bestuurders toe te kennen. Destijds is hiervan afgezien omdat pensioen een arbeidsvoorwaarde is. Derhalve hebben sociale partners een rol. Bovendien staat een ontslag of benoemingsrecht voor de RvT op gespannen voet met een bestuursmodel gebaseerd op de gedachte van representativiteit. Door niet nader wettelijk vast te leggen aan welk orgaan deze bevoegdheid toekomt, is er ruimte geboden aan de sector om dit zelfstandig in te vullen via de Code Pensioenfondsen.
Hoe beoordeelt u de constatering dat het bestuur daarmee feitelijk invloed heeft op organen die hiërarchisch boven het bestuur staan?
In lijn met de beantwoording op de vorige vraag hebben alle organen in de governance van pensioenfondsen invloed op elkaar. Er is in die zin geen expliciete hiërarchie aangebracht, maar sprake van «checks and balances» van de organen onderling. Zonder de goedkeuring van de RvT kan een bestuur geen profielschets vaststellen voor nieuwe bestuurders, zonder bindend advies van het VO kunnen geen nieuwe leden bij de RvT worden benoemd. De organen staan met elkaar in verbinding.
Acht u het wenselijk dat besturen bepalend zijn bij zaken als profielschetsen, verkiezingsreglementen en benoemingen van leden van VO en rvt?
Zoals al eerder in de beantwoording genoemd beïnvloeden de fondsorganen elkaar. Zie ook de antwoorden op vragen 2 en 3. Met het governance-onderzoek dat in 2026 zal starten, wordt conform de motie van het lid Palland (CDA) c.s. in ieder geval bezien of de huidige vertegenwoordiging door de belanghebbenden in het pensioenfonds nog steeds afdoende is voor evenwichtige besluitvorming binnen het nieuwe pensioenstelsel.3 Hier wordt in de beantwoording van vraag 11 verder op ingegaan.
Welke waarborgen bestaan er op dit moment om het onafhankelijk functioneren van het VO en de rvt te garanderen?
In artikel 104 Pw staat dat de leden van de RvT onafhankelijk zijn en dit tot uiting laten komen in het toezicht. Zoals ook al eerder genoemd helpt de rolvastheid van het bestuur ook om taken en bevoegdheden van andere organen duidelijk te maken. Het staat pensioenfondsbesturen vrij om meer bevoegdheden toe te kennen aan VO’s dan de in de wet benoemde bevoegdheden conform artikel 115a (Pw).
Ziet u aanleiding om extra waarborgen te treffen, zodat de onafhankelijkheid van intern toezicht beter wordt gewaarborgd?
Nee, er zijn mij op dit moment geen signalen bekend dat de in antwoord 5 genoemde wettelijke waarborgen verder verzwaard moeten worden.
Hoe verhoudt de huidige praktijk zich tot governance-modellen in andere sectoren, waar raden van toezicht doorgaans zelf hun leden benoemen en de werkgeversrol richting het bestuur vervullen? Kunt u daarbij in ieder geval meenemen de sectoren woningcorporaties, onderwijs en zorg?
Voor iedere sector wordt het governancemodel zo vormgegeven dat het best passend is, zo ook voor de pensioensector. Bij de behandeling van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen4 is er destijds bewust voor gekozen dat sociale partners een rol hebben en houden in de governance. Bovendien staat een ontslag of benoemingsrecht voor de RvT in de pensioensector op gespannen voet met een bestuursmodel gebaseerd op de gedachte van representativiteit. Voor het behoud van vertrouwen in het stelsel van arbeidsvoorwaardelijke pensioenen, is het van groot belang dat (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden er zeker van kunnen zijn dat het bestuur van hun fonds deskundig is, «in control» is, en hun belangen op evenwichtige wijze afweegt.
Bent u van mening dat verdere democratisering van pensioenfondsgovernance, bijvoorbeeld via verplichte rechtstreekse verkiezingen voor het VO, kan bijdragen aan meer draagvlak onder deelnemers en gepensioneerden?
Het staat pensioenfondsen vrij om verkiezingen te houden voor de leden van het VO. (Gewezen) Deelnemers, en pensioengerechtigden kunnen als kandidaten voor de verkiezing worden voordragen door verenigingen of door individuele (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. In het onderzoek naar de governance zal ook op de rol van deelnemers en gepensioneerden in de pensioenfondsorganen worden ingegaan.
Hoe kijkt u daarbij naar de vertegenwoordiging van slapers in de governance van pensioenfondsen?
De belangen van alle deelnemers, waaronder de gewezen deelnemers, zijn in de governance van pensioenfondsen geborgd. Er zijn in de bestaande governance «checks and balances» die een evenwichtige belangenafweging borgen. Deze zijn ook ingebouwd in de wet. Zo is het wettelijk vastgelegd dat bij het vragen van advies aan het VO, het bestuur een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal hebben. Daarnaast houdt de RvT zicht op de evenwichtige belangenafweging waar ook aandacht uitgaat naar de positie van gewezen deelnemers. Op al deze wijzen wordt geborgd dat de belangen van alle betrokkenen worden meegewogen in de advisering en besluitvorming.
Bent u bereid om met de sector en sociale partners in gesprek te gaan over een mogelijke herziening van de bevoegdheden van het bestuur, VO en rvt op het gebied van de governance van pensioenfondsen?
In 2026 wordt gestart met het governance-onderzoek waar ook in de volgende vraag naar wordt verwezen. In het kader van dat onderzoek wordt uiteraard het gesprek aangegaan met de relevante stakeholders. Dit onderzoek wordt te zijner tijd naar de Kamer gezonden.
Is de aangenomen motie Palland cs. (Kamerstuk 36 067, nr. 149), die vraagt om «te onderzoeken of na de invoering van de Wet toekomst pensioenen de vertegenwoordiging door de belanghebbenden in het pensioenfonds afdoende is voor de evenwichtige besluitvorming binnen het stelsel van de Wet toekomst pensioenen» inmiddels uitgevoerd? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, wanneer wordt dit onderzoek uitgevoerd?
Dit onderzoek is nog in voorbereiding. Met dit onderzoek, dat specifiek ziet op de governance in het pensioenstelsel nadat de transitie is doorlopen, zal in de loop van 2026 worden aangevangen. Op dat moment zijn de eerste grote groepen fondsen ingevaren en kunnen hun eerste ervaringen met de governance in het nieuwe stelsel worden meegenomen in het onderzoek. Bovendien is het niet wenselijk om de sector tijdens de transitie te belasten met een aanvullende herziening van de governance. Zoals ook in de beantwoording op vraag 10 is aangegeven, zal met relevante stakeholders het gesprek worden aangegaan. Dit onderzoek wordt te zijner tijd naar de Kamer gezonden.
Welke stappen overweegt u op korte en middellange termijn om te waarborgen dat intern toezicht bij pensioenfondsen daadwerkelijk onafhankelijk en effectief kan functioneren?
De RvT van een pensioenfonds functioneert reeds onafhankelijk, zie artikel 104 lid 1 Pw. Leden van de RvT worden door DNB getoetst op geschiktheid en betrouwbaarheid.5 Er is dan ook geen reden om hierop in te grijpen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Top Mondzorg Project Floss over wil nemen |
|
Ria de Korte (CDA) |
|
Bruijn |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) «Top Mondzorg wil Project Floss overnemen (concentratiemelding)»?1
Ja.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat goede, betaalbare en toegankelijke tandartszorg geen luxe wordt als Project Floss Topco B.V., bekend onder de naam «Fresh»1 overgenomen wordt door de buitenlandse investeerder Nordic Capital?
Voorop staat dat alle zorgaanbieders, ongeacht de vorm van financiering of inrichting van de bedrijfsvoering, moeten voldoen aan geldende wet- en regelgeving ten aanzien van bijvoorbeeld de kwaliteit en toegankelijkheid. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit van zorg in Nederland, inclusief alle tandartspraktijken. Dit toezicht richt zich op het waarborgen van goede en veilige zorg voor patiënten, ongeacht de eigendomsstructuur van de praktijk. Zowel ketens als individuele praktijken dienen zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving, waaronder de standaarden voor kwalitatief hoogwaardige tandartszorg. De maximumtarieven van de tandartszorg worden vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Ook hiervoor geldt dat zowel ketens als individuele praktijken zich daaraan hebben te houden. Het is vervolgens aan zorgkantoren en zorgverzekeraars om via hun inkoop te sturen op doelmatige zorg.
Om te voorkomen dat fusies en overnames ten koste gaan van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg worden fusies en overnames in de zorg door de NZa en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) getoetst, wanneer zij boven de respectievelijke drempelwaarden vallen. In dit geval heeft de NZa toets reeds plaatsgevonden. Bij de beoordeling door de ACM wordt onder andere gekeken of er voldoende keuzemogelijkheden overblijven voor de patiënt en zorginkopers en er niet te veel macht bij de aanbieder ontstaat. Een gezond zorglandschap is een divers landschap met ruimte voor de kleine, en grote(re), praktijk.
Dat neemt niet weg dat ik ook zie dat risico’s kunnen ontstaan wanneer de nadruk te sterk op rendement komt te liggen, in plaats van op de continuïteit en kwaliteit van zorg. Daarom werk ik, samen met de NZa, aan het aanscherpen van haar fusietoezicht in de zorg en aan meer transparantie in de bedrijfsvoering van o.a. mondzorgketens via het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). In dit wetsvoorstel worden ook voorwaarden gesteld aan winstuitkering. Op die manier kan worden geborgd dat investeringen bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit van de mondzorg.
Welke mogelijkheden heeft u om te voorkomen dat winsten van onze zorg (en het publieke geld daarin) in het buitenland belanden doordat private equity bedrijven mondzorginstellingen opkopen?
Allereerst wil ik helder maken dat private equity investeerders niet per definitie buitenlandse investeerders zijn en buitenlandse investeerders ook niet per se private equity is.
Waar het mij om gaat is dat aanbieders van mondzorg bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van die zorg. Onder de juiste omstandigheden kan winstuitkering daaraan bijdragen. Zorgaanbieders zijn in Nederland immers van oudsher private organisaties en dat betekent dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor investeringen en de daarvoor benodigde financiering. Om ook in toekomst zorg te kunnen blijven bieden aan patiënten is het nodig dat er ook middelen beschikbaar zijn om te investeren in innovaties. Daarvoor kan het nodig zijn eigen of vreemd vermogen aan te trekken. En het is niet gek dat aanbieders van dat vermogen een beloning ontvangen voor het risico dat zij lopen op hun geïnvesteerd vermogen. Dat geldt voor banken die een lening verstrekken en ook voor investeerders in de zorg. Zonder deze beloning zullen investeerders zich terugtrekken uit de zorg, wat grote negatieve gevolgen kan hebben voor de continuïteit van de zorg.
Dat neemt niet weg dat ik ook de risico’s zie wanneer bijvoorbeeld als gevolg van een te risicovolle (private equity) investering, financiële belangen de overhand krijgen boven het verlenen van goede zorg. Ik wil deze risico’s zo veel mogelijk inperken. Dat doe ik bijvoorbeeld via de Wibz, waarbij er onder andere voorwaarden gesteld worden aan winstuitkering. En met het wetsvoorstel aanscherping zorg specifieke fusietoets, waarbij fusies en overnames door de NZa op meer inhoudelijke gronden getoetst kunnen worden. Vanwege de benodigde tijd om de internetconsultaties en uitvoeringstoetsen te verwerken en de nog te doorlopen toetsen, verwacht ik het wetsvoorstel in het tweede kwartaal 2026 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat specifiek de zorg die Fresh biedt aan kwetsbare groepen zoals ouderen, gehandicapten, psychiatrische en justitiële patiënten, gecontinueerd blijft in het geval dat het overgenomen wordt door een buitenlandse private equity partij? En dat daarbij de kwaliteit van de zorg niet verminderd, noch de prijs oneigenlijk stijgt?2
Overnames en fusies in de zorg mogen er niet toe leiden dat de continuïteit, kwaliteit of betaalbaarheid van de zorg verslechtert. De kwaliteit van zorg moet daarom zowel voor als na de overname voldoen aan geldende wet- en regelgeving. De IGJ houdt hier toezicht op. Daarnaast hebben zorgverzekeraars en zorgkantoren vanuit hun rol de taak om de zorg zo in te kopen dat deze goed, toegankelijk en betaalbaar is. Daarbij worden de tarieven gereguleerd door de NZa. Tot slot worden fusies en overnames door de NZa en ACM getoetst op onder andere de gevolgen voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.
Zoals eerder aangegeven, werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om de NZa fusies en overnames op meer inhoudelijke gronden, zoals kwaliteit en continuïteit van zorg, te toetsen.
Zowel Fresh, als Top Mondzorg leveren mondzorg aan kwetsbare patiënten. Ik zie daarom geen reden om aan te nemen dat deze zorg niet gecontinueerd wordt na de voorgenomen concentratie.
Bent u bereid om zowel tijdens als na overnames van mondzorginstellingen door private equity ondernemingen eventuele kostenstijgingen voor patiënten te monitoren?
De NZa bepaalt jaarlijks de prestatiecodes en maximumtarieven in de mondzorg, en ziet toe op de naleving hiervan.
Op dit moment heb ik geen signalen dat er structurele verschillen zijn in de betaalbaarheid van zorg geleverd door aanbieders met en zonder private equity betrokkenheid. De ACM toetst concentraties op basis van de Mededingingswet. Er wordt daarbij o.a. gekeken of er voldoende concurrentie in de markt overblijft na de desbetreffende overname om te voorkomen dat er een machtspositie kan ontstaan. Misbruik van een dergelijke machtspositie zou kunnen leiden tot een exponentiele prijsstijging voor de patiënt. Ook hier ziet de ACM op toe.
Ik hou de signalen in de gaten, maar zie op dit moment geen aanleiding om aan de toezichthouders te vragen dit te monitoren.
Hoe kunt u voorkomen dat private equity bedrijven mondzorginstellingen opkopen met als doel deze spoedig weer met winst door te verkopen, en soms ook nog kaalvreten door bedrijfsvoering te optimaliseren waardoor rentabiliteit onder druk komt te staan en praktijken onder druk te zetten bepaalde targets te halen onafhankelijk van daadwerkelijke zorgvraag?
Financieel gewin mag nooit de boventoon voeren in de zorg. Alle aanbieders moeten bijdragen aan de opgave om goede, betaalbare en toegankelijke mondzorg te bieden. Als tandartspraktijken worden gekocht door ketens om daar, op korte termijn, zoveel mogelijk geld aan te verdienen, zonder dat daarbij oog is voor het belang van de cliënt of patiënt, de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg, dan is dat verwerpelijk. Tegelijkertijd vind ik het van belang dat er in de zorg onder de juiste voorwaarden ruimte blijft voor de noodzakelijke investeringen. Ik wil daarom de risico’s zo veel mogelijk inperken, zonder dat dit onevenredig ten koste gaat van het aanbod van zorg. Zoals benoemd in de beantwoording van vraag 3, doe ik dat onder andere door het wetsvoorstel voor de Wibz en het wetsvoorstel aanpassingen zorg specifieke fusietoets.
Bent u bereid om te monitoren dat er na overname van mondzorginstellingen geen aanvullende contra-indicaties worden gesteld teneinde complexe patiënten te weren?
Ik vind het belangrijk dat patiënten, ook patiënten met een complexe zorgvraag, toegang houden tot mondzorg. Het stellen van aanvullende contra-indicaties enkel met als doel om patiënten met een complexe zorgvraag te weren, is onwenselijk. Het is in de eerste plaats aan de betrokken instellingen en de zorgkantoren en zorgverzekeraars om te zorgen dat de continuïteit van zorg voor mensen met een complexe zorgvraag geborgd is. Het is aan zorgkantoren en zorgverzekeraars om te voldoen aan de zorgplicht. De NZa houdt hier toezicht op. Wel is het hiervoor van belang dat fusies en overnames in de zorg het aanbod niet te veel beperken. Daartoe worden fusies en overnames getoetst door de NZa en ACM. Zoals eerder aangegeven, werk ik op dit moment aan een wetsvoorstel om de risico’s van onwenselijke fusies en overnames op de kwaliteit en continuïteit van zorg beter te ondervangen.
Zijn er oplossingsscenario’s voor ketenvorming in de mondzorg, dat ontstaat door het opkopen van tandartspraktijken door private equity bedrijven? Zo ja, hoe zien deze eruit? Hoe wordt de zorg aan patiënten gecontinueerd in het geval dat een keten omvalt?
Financieel gewin mag nooit de boventoon voeren in de zorg. Als tandartspraktijken worden gekocht door ketens om daar, op korte termijn, zoveel mogelijk geld aan te verdienen, zonder dat daarbij oog is voor het belang van de cliënt of patiënt, de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg, dan is dat verwerpelijk. Maar wanneer een tandartspraktijk wordt overgenomen door een keten en dit de kwaliteit, continuïteit en betaalbaarheid van zorg ten goede komt, is het een positieve ontwikkeling voor de patiënt en het zorglandschap. Dan kan winstgevendheid deel uitmaken van een gezonde bedrijfsvoering en leiden tot investeringen in kwaliteit. Om dit in goede banen te leiden is het dan ook noodzakelijk dat alle partijen hun rol pakken om deze goede, toegankelijke tandartsenzorg te bieden. Alle organisaties die tandartsenzorg leveren, bedrijfsketen of individuele praktijken, moeten zich daarbij aan Nederlandse wet- en regelgeving houden, waaronder de standaarden voor kwalitatief goede tandartsenzorg.
Tot nu heb ik geen signalen ontvangen van de KNMT dat ketenvorming in de mondzorg de relatie tussen zorg aan patiënten structureel ondermijnt. Een wijziging van eigenaar betekent bijvoorbeeld niet automatisch dat ook de behandelaar verandert. Daarnaast is het bij fusies of overnames gebruikelijk dat de verkopende tandarts (tijdelijk) doorwerkt om de continuïteit van zorg te waarborgen. In sommige gevallen is dit zelfs een voorwaarde voor de overname/fusie. Tegelijkertijd neem ik de zorgen van de Kamer hierover serieus. Ik blijf deze ontwikkeling volgen via signalen van beroepsorganisaties, patiëntenorganisaties en het toezicht van de IGJ.
Welke oplossingen ziet u om tandartsen met een eigen praktijk te ondersteunen om zo te voorkomen dat zij hun praktijk verkopen aan private equity investeerders?
Het is aan tandartsen die hun praktijk willen verkopen zelf om te bepalen aan wie zij hun praktijk verkopen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat tandartsen op een gezonde manier hun praktijk kunnen voeren. En dat er ruimte blijft voor voldoende diversiteit aan praktijken. Voor kleine en grote(re) praktijken. Belemmeringen die eraan bijdragen dat tandartsen hun praktijk willen verkopen, neem ik graag zoveel mogelijk weg. Zo zijn we continu in gesprek met de beroepsgroep en brancheorganisatie om te kijken op welke manier we tandartsen kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld door administratieve lastenverlichting.
De aanwezigheid van de staatssecretaris bij het Rivierkreeftendiner en het aangekondigde verbod op het levend koken van kreeften en krabben |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat u afgelopen dinsdag aanwezig was bij het zogenoemde Rivierkreeftendiner?1 Heeft u daar zelf kreeft gegeten?
Ik kan bevestigen dat ik aanwezig was bij dit diner. De focus van het diner zag op het bestrijden van invasieve uitheemse rivierkreeften. Op dit diner werd ook rivierkreeft geserveerd, en die heb ik gegeten.
Kunt u bevestigen dat u momenteel werkt aan de uitvoering van een door de Kamer aangenomen motie van de leden Kostic en Graus (Kamerstuk 28 286, nr. 1362) waarin de regering wordt opgedragen een verbod in te voeren op het levend koken van kreeften en krabben? Kunt u tevens bevestigen dat het de planning is om dit verbod binnen één jaar in werking te laten treden (Kamerstuk 28 286, nr. 1377)?
Ja, ik werk momenteel aan de uitvoering van deze motie en verwijs naar de brief van 15 januari jl. waarin ik uw Kamer over de uitvoering van deze motie heb geïnformeerd (Kamerstuk 28 286, nr. 1377). Zoals ik in deze brief heb aangegeven ben ik dit jaar -2025- bezig met een verkenning hoe dit verbod zo goed mogelijk vorm te geven. Dit jaar gebruik ik met name om, in afstemming met de horecasector, tot afspraken te komen over alternatieve methoden die praktisch toepasbaar zijn in horecakeukens. 2026 zal in het teken staan van het wijzigen van de regelgeving.
Eind dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken en over de verdere planning van dit verbod, ook wat betreft de inwerkingtreding van dit verbod. Conform de motie zal dit in ieder geval eerder zijn dan binnen 4 jaar, waarbij mijn inzet erop gericht is de regelgeving al volgend jaar te wijzigen zodat het verbod in 2026 in kan gaan.
Herinnert u zich dat u eerder aan de Kamer heeft geschreven dat kreeften pijn voelen wanneer zij levend worden gekookt (Kamerstuk 28 286, nr. 1377) en dat u in een debat heeft geïmpliceerd dat levend koken geen «humane dodingsmethode» is?2
Ja, dat herinner ik mij en dat onderschrijf ik ook nu.
Kunt u aangeven op welke wijze de kreeften bij het Rivierkreeftendiner zijn gedood?
Het is mij niet bekend op welke wijze de rivierkreeften zijn gedood, die tijdens dit diner zijn geserveerd.
Acht u het gepast dat u als verantwoordelijk Staatssecretaris deelneemt aan een diner waar dieren op een manier worden gedood die u zelf eerder als pijnlijk hebt omschreven en waarvoor u, op verzoek van de Kamer, een verbod uitwerkt, indien de kreeften bij het diner levend zijn gekookt?
Als Staatssecretaris ben ik ook verantwoordelijk voor de regelgeving rondom invasieve exoten. Zoals in antwoord 1 beschreven lag de focus van dat diner op het bestrijden van invasieve uitheemse rivierkreeften, daarom was ik aanwezig.
Wat denkt u dat het doet met het draagvlak voor het aangekondigde verbod als de verantwoordelijk bewindspersoon die het moet invoeren, kort voor de ingangsdatum publiekelijk bijdraagt aan een diner waar kreeften levend zijn gekookt?
Zoals benoemd in vraag 4 ben ik niet op de hoogte van de toegepaste dodingsmethode. En zoals hierboven benoemd lag de focus van dit diner op de bestrijding van uitheemse rivierkreeften.
Momenteel ben ik in gesprek met de horecasector om tot afspraken te komen die ook werkbaar zijn in de praktijk van de horecakeuken. Ik wil dit proces zorgvuldig doorlopen. Daarnaast dient ook regelgeving te worden aangepast. Dit traject zal dan ook enige tijd vergen. Ik wil wel benadrukken dat ik mij ervoor inzet dat het verbod in 2026 van kracht wordt.
Heeft u er tijdens het diner bij stilgestaan dat de kreeften ernstig hebben geleden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de beantwoording op eerdere vragen heb aangegeven ben ik niet bekend met de bereidingswijze én lag de focus van het diner op de bestrijding van de uitheemse rivierkreeften. Het lijden van kreeften is een probleem dat breder speelt in de horeca. Om die reden hecht ik aan een zo spoedig mogelijke afhandeling van de motie van de leden Kostic en Graus
Kunt u toezeggen dat u, in ieder geval zolang u nog Staatssecretaris bent, geen kreeften en krabben meer zult eten die levend zijn gekookt? Zo nee, waarom niet?
Ik sta achter dit verbod en zal daarom zo spoedig mogelijk de motie van de leden Kostic en Graus uitvoeren.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.