De gezamenlijke verklaring inzake de humanitaire situatie in Gaza |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen waarom het kabinet tegen deze nieuwe registratieplicht is, zeker gezien het feit dat NGO’s soms banden hebben met terreurorganisaties?1
Kunt u uitleggen waarom het controleren van terreurbanden van individuele medewerkers van dit soort NGO’s onlogisch is, gezien het feit dat er in het verleden onder hen wel degelijk medewerkers waren met dit soort banden?2
Kunt u uitleggen waarom Nederland zich bemoeit met de interne aangelegenheden van Israël, met name als het gaat om haar eigen veiligheidsbeleid?
Kunt u aangeven waarom Nederland er niet voor heeft gekozen om namens de EU een verklaring af te geven, omdat er nu een rommelig beeld is ontstaan van landen die deze registratieplicht al dan niet volgen?
Kunt u aangeven waarom Nederland er niet voor gekozen heeft om met de hele EU gezamenlijk op te trekken, aangezien er dan een meer coherent, evenwichtig en sterk beleid ten aanzien van dit veiligheidsthema kan worden opgesteld?
Kunt u aangeven hoeveel en welke Nederlandse NGO’s hiermee te maken zullen krijgen en in welk opzicht dit hún werkzaamheden daadwerkelijk schaadt en beperkt ten opzichte van de huidige situatie?
Welke eisen stelt Nederland op het gebied van veiligheidsgaranties en controle op banden met terroristische organisaties bij het verlenen van subsidies of andere samenwerking aan/met NGO’s en haar individuele medewerkers?
In uw brief1 schrijft u over economische en geopolitieke omstandigheden (p. 2): op welke omstandigheden doelt u daarmee? Hoe staat de concurrentiepositie van de maatwerkbedrijven in Nederland onder druk? Bedoelt u hiermee het verschil in energieprijzen tussen Nederland en landen in het Midden-Oosten, de Verenigde Staten en China? Zo ja, wat is het verschil in energieprijzen? Zo nee, wat bedoelt u dan? Bedoelt u hiermee ook het verschil in energieprijzen tussen Nederland en de omringende landen? Zo ja, wat is het verschil in energieprijzen? Zo nee, wat bedoelt u dan?
Bedrijven in de industrie, waaronder de maatwerkbedrijven, hebben te maken met economische en geopolitieke factoren die de afgelopen jaren sterk zijn gewijzigd waardoor de noodzakelijke verduurzaming van hun productieprocessen is bemoeilijkt. Sinds de start van de maatwerkaanpak hebben onder meer de Oekraïne-oorlog, de Inflation Reduction Act, de overcapaciteit op de mondiale chemiemarkt en het handelsbeleid van de Verenigde Staten gezorgd voor veel onzekerheid over de kosten en opbrengsten van toekomstige investeringen in de industrie. De energie- en grondstofkosten zijn daarbij een belangrijke factor.
Voor bedrijven in de energie-intensieve industrie zijn de energiekosten in Europa ongeveer drie keer hoger, dan in de Verenigde Staten en het Midden-Oosten. In Nederland zijn de energiekosten ook relatief hoger dan in omliggende landen, zoals in Duitsland, Frankrijk of België. Onderzoek van E-Bridge liet eerder al zien dat industriële bedrijven in Nederland tussen de 14–63 euro per MWh meer betaalden dan in deze omliggende landen.2 De (maatwerk)bedrijven in de industrie opereren op een internationale markt, waarbij gestegen kosten voor productie in Nederland, niet doorberekend kunnen worden als concurrenten niet met deze kosten worden geconfronteerd. Dit beeld wordt bevestigd in gesprekken die het kabinet voert met bedrijven in de industrie en in de Speelveldtoets 2025, die in het voorjaar aan de Kamer is toegezonden.3 Het kabinet deelt deze zorgen over de hoge energiekosten in Nederland en onderzoekt mogelijkheden om hier de industrie in te ondersteunen.
Het kabinet vindt het van belang dat bedrijven in Nederland in een gelijk speelveld kunnen opereren ten aanzien van omliggende landen. De verschillen komen door kortingen of belastingvoordelen die andere overheden geven, zoals via een subsidieregeling indirecte kosten-compensatie (IKC-ETS) en een volume-correctieregeling (VCR). In Nederland is de volumecorrectieregeling (VCR), die de energiekosten voor grootverbruikers verlaagt, sinds 2024 afgeschaft. In het Pakket voor Groene Groei heeft het kabinet aangekondigd de IKC-ETS met drie jaar te verlengen.4
Hoe kan het zijn dat bedrijven geen of weinig ruimte zien om te investeren in grootschalige verduurzamingsprojecten terwijl zij vallen onder het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS), waarvan de uitgegeven emissies tussen nu en 2040 afbouwen naar nul? Betekent dit immers niet dat de huidige bedrijfsvoering richting 2040 veel te duur zal worden om de kosten van CO2-emissies te hoog worden? Hoe kan het volgens u dat dit een onvoldoende prikkel geeft tot verduurzaming?
Met een investering in grootschalige verduurzamingsprojecten, committeren bedrijven zich voor een langere periode aan verankering in Nederland. Daarbij wegen zij economische, financiële en strategische belangen, waarbij ook de (vermeden) kosten onder het Europese CO2-emmissie-handelssysteem worden meegewogen in het opstellen van een business-case. Op termijn kunnen bedrijven hun productie in Nederland alleen voortzetten als zij hun uitstoot terug kunnen brengen naar netto nul. Veel bedrijven willen op dit moment stappen zetten om te verduurzamen, maar lopen daarbij nog tegen een aantal bekende knelpunten aan. Daarbij wegen bedrijven mee waar (groene) investeringen op termijn het meeste zullen opleveren en of de mondiale marktontwikkelingen het noodzakelijk maken om alle reeds bestaande productielocaties te behouden. De termijn waarbinnen bedrijven deze stap zullen zetten, en of ze dit ook in Nederland zullen doen, hangt af van het tijdig op orde zijn van randvoorwaarden, internationale marktontwikkeling voor duurzame producten en de noodzakelijke vergunningen. Het kabinet blijft zich inzetten voor het verbeteren van het vestigingsklimaat, opdat bedrijven ook in de toekomst in Nederland blijven investeren.
De maatwerkaanpak is op dit moment gericht op het faciliteren en realiseren van CO2-reductie en waar relevant vermindering van de impact op de leefomgeving. Zoals het kabinet haar recente brief heeft aangegeven, voelen veel bedrijven de urgentie om te verduurzamen, maar lukt het niet met alle bedrijven om een maatwerkafspraak voor vergaande reductie van hun CO2-uitstoot in 2030 te realiseren. Het Europese CO2-emissiehandelssysteem (ETS) is een systeem dat zich richt op een geleidelijke pad van afbouw richting 2040. De maatwerkaanpak beoogde juist een zeer forse versnelling te realiseren voor 2030. Voor een aantal bedrijven waarmee wel doelstellingen voor reductie waren opgesteld is dit, zoals in de kamerbrief wordt aangegeven, op dit moment een te grote stap.
U schijft in beantwoording op Kamervragen (Kamerstuk 2025Z13346) dat de industrie te kampen heeft met ongunstige marktcondities vanwege gesubsidieerde overproductie, bijvoorbeeld uit China; hoe groot is het effect van deze ongunstige marktcondities, bijvoorbeeld in vergelijking met hogere energiekosten of de, nu op nul gezette, CO2-heffing? Op welke termijn kunt u hiertegen actie ondernemen en Nederlandse bedrijven beschermen tegen deze oneerlijke concurrentie?
De mate waarin bedrijven in de Nederlandse (basis)industrie geraakt worden door overproductie uit China, hogere energiekosten dan in (omliggende) landen, of het aanpassen van de nationale CO2-heffing, is bedrijfstak specifiek en verschilt sterk tussen individuele bedrijven. Dit maakt het vergelijken van de exacte impact op bedrijven en sectoren van deze factoren lastig. Zoals het kabinet in eerdere beantwoording op Kamervragen heeft aangegeven is een daling van prijzen voor basischemicaliën en producten uit de industrie al een tijdje zichtbaar.5 Dit zorgt er ook voor dat bestaande productielocaties in Nederland (en Europa) op dit moment minder concurrerend zijn.
Verstoringen in het internationale speelveld, zoals de dumping van (industriële) producten, vormen een risico voor de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet vindt het belangrijk om zich in Europees verband in te zetten voor het tegengaan van marktverstorende praktijken. Momenteel kent de Europese Unie al verschillende wettelijke mogelijkheden om dumpingpraktijken tegen te gaan. Bedrijven kunnen melding maken van dumping praktijken door non-EU-entiteiten en, na onderzoek, concluderen dat tegenmaatregelen, zoals een antidumpingheffing noodzakelijk zijn. Recent heeft de Commissie bijvoorbeeld hogere importheffingen op elektrische auto’s aangekondigd die vanuit China naar Europa worden geëxporteerd.
Welke zorgen bedoelt u als u schrijft over het tijdig op orde zijn van de noodzakelijke randvoorwaarden voor verduurzaming (p. 5)? Als dit gaat over het volle elektriciteitsnet, is het dan niet zo dat voor bedrijven in clusters aan de kust deze problematiek beperkt kan worden als tegelijkertijd windparken op zee worden aangelegd? Gaat dit ook over de stikstofproblematiek? Zo ja, betekent dit dat investeringen van de industrie niet door kunnen gaan vanwege het stikstofslot waar Nederland op zit?
Voor de realisatie van grootschalige verduurzamingsprojecten is het tijdig op orde zijn van de randvoorwaarden essentieel. Het zo snel mogelijk verzwaren van het elektriciteitsnet, om de toekomstige vraag naar duurzame stroom voor elektrificatie of elektrolyse voor waterstofproductie mogelijk te maken, is daarbij één van de factoren. Voor de meeste industrie is op dit moment het realiseren van transportcapaciteit van belang, en in mindere mate de beschikbaarheid van duurzame elektriciteit. Ook de kosten van elektriciteit zijn uitdagend. Elektrificatie is ook niet de enige stap, waarmee grote industriële bedrijven hun processen verduurzamen. Voor de andere verduurzamingsroutes moet de noodzakelijke infrastructuur ook op tijd worden gerealiseerd. Het kabinet heeft daarom met het Pakket voor Groene Groei fors geïnvesteerd in het CCS-project Aramis, met als doel om in 2026 een FID mogelijk te maken voor Aramis. Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) en het Nationaal Programma Energie werkt het kabinet ook hard aan de realisatie van ons toekomstige energiesysteem.
De huidige stikstofproblematiek, en de onzekerheid over het (tijdig) kunnen afgeven van vergunningen voor verduurzamingsprojecten zorgt op dit moment ook voor uitstel of het uitblijven van investeringen in de industrie. Binnen de Ministeriële Commissie Economie en Natuur (MCEN) werkt het kabinet aan het uitwerken van een nieuwe aanpak, richtinggevende keuzes en oplossingen waardoor Nederland weer in beweging komt. Op 25 april jl. heeft de Kamer een brief ontvangen, waarin het kabinet de eerste stappen heeft gepresenteerd om vergunningverlening weer mogelijk te maken en perspectief te bieden.6
U schrijft, onder verwijzing naar het rapport van Draghi, dat verduurzaming de enige route is voor bedrijven om ook op lange termijn in Europa te kunnen blijven produceren; waarom bent u deze mening toegedaan? Is het dan niet raar dat u maar niet tot maatwerkafspraken komt met die industrie?
Het kabinet ziet dat de industrie niet alleen in Nederland onder druk staat, maar dat dit ook breder in Europa het geval is. De Europese Commissie heeft dit onderwerp hoog op de agenda staan en zet met de Clean Industrial Deal (CID) in om de concurrentiepositie van de (energie-intensieve) industrie in Europa te verbeteren.7 Het behoud van een concurrerende, duurzame industrie is essentieel voor het borgen van leveringszekerheid van industriële producten zoals staal, kunstmest (voor voedsel) en brand- en grondstoffen. Dit is cruciaal voor ons verdienvermogen, onze strategische autonomie en onze veiligheid.
Het verduurzamen van industriële processen in Europa, zoals het Draghi-rapport ook onderschrijft, is de beste manier om de concurrentiekracht van onze industrie te verstevigen. Daarbij zet het kabinet in Europa onder andere in op het verbeteren van de randvoorwaarden, en het creëren van een gelijk speelveld voor energieprijzen, groene marktcreatie en de opschaling van de Europese waterstofmarkt.8
Het kabinet heeft inmiddels een bindende maatwerkafspraak gesloten met Nobian, een maatwerksubsidie verstrekt aan Yara en met de bedrijven Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore een Joint Letter of Intent (JLoI) getekend. Het niet komen tot maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters betekent niet dat bedrijven niet de noodzaak zien om te verduurzamen In de bijlage bij de kamerbrief valt te zien dat veel bedrijven in de maatwerkaanpak de afgelopen tijd ook al concrete stappen hebben gezet richting een duurzame toekomst. Zo heeft Air Liquide bijvoorbeeld recent een investeringsbeslissing (FID) genomen voor het elektrolyseproject op de Maasvlakte (200 MW).
Zou het kunnen zijn dat sommige maatwerkbedrijven nog een aantal jaren met hun fabrieken in Nederland willen produceren en winst willen maken, maar op termijn hun productie naar buiten Nederland verhuizen? Zo ja, wat betekent dit voor de mensen die bij deze fabrieken werken? Vindt u dat u een verantwoordelijkheid heeft in deze?
In gesprekken met de maatwerkbedrijven komt duidelijk naar voren dat zij de noodzaak voor verduurzaming erkennen. Op dit moment staat de winstgevendheid van fabrieken in Nederland echter zwaar onder druk. Voordat bedrijven overgaan tot het nemen van een investeringsbeslissing, moeten zij een bepaalde zekerheid hebben over de randvoorwaarden, waarbinnen deze verduurzamingsprojecten worden genomen. Dit betreft factoren zoals (inter)nationale regelgeving, verwacht rendement, beschikbare infrastructuur en de verwachte markt voor duurzame producten. Bedrijven maken hierin zelf een afweging voor de noodzakelijkheid om (op korte) termijn een investering te doen in bestaande productielocaties.
Het kabinet voelt een grote urgentie en verantwoordelijkheid om te zorgen dat de industrie in Nederland blijft investeren, door de randvoorwaarden voor investeringen in verduurzaming te verbeteren. Deze investeringen dragen bij aan het toekomstig verdienvermogen van de economie en het behouden van werkgelegenheid in onze regionale industriële clusters. Met de maatwerkaanpak blijft het kabinet inzetten op het ondersteunen en realiseren van concrete en ambitieuze investeringen door bedrijven in Nederland. Bij een gelijker speelveld voor bedrijven met omliggende landen, en met tijdige realisatie van de infrastructuur voor verduurzaming, blijft Nederland in de toekomst vanwege haar gunstige ligging en bestaande, innovatieve clusters een aantrekkelijke vestigingslocatie.
Hoe weet u dat met het gelijk maken van het speelveld en het verder op orde brengen van de randvoorwaarden er wel geïnvesteerd zal worden in verduurzaming?
Zie antwoord op vraag 6.
Kan het zijn dat deze stevige investeringen van het kabinet (door onder andere de Subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie (IKC-ETS) met drie jaar te verlengen en het voornemen om de randvoorwaarden voor het opzetten van een amortisatieoptie uit te werken richting Prinsjesdag 2025, de CO2-heffing op korte termijn te verlichten en mogelijk zelfs af te schaffen) de bedrijven de vrijgekomen financiële middelen niet zullen uitkeren aan de buitenlandse moederbedrijven en niet investeren in verduurzamingprojecten in Nederland? Bent u bereid maatwerk per bedrijf te leveren, zoals verzocht in een aangenomen motie (Kamerstuk 29 826, nr. 236) en de investeringen afhankelijk te maken van de verduurzamingsplannen van het bedrijf?
De Nederlandse industrie is belangrijk voor onze toekomstige welvaart, weerbaarheid en autonomie. Het kabinet investeert met de maatregelen in het Pakket voor Groene Groei in een snelle manier om de energiekosten voor bedrijven in de industrie te drukken. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet om het speelveld voor deze bedrijven gelijker te maken.9 Het is uiteindelijk aan de (moeder)bedrijven om een afweging te maken over het doen van nieuwe investeringen of het uitkeren van rendement. Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat bestaande industriële sites op dit moment vaak al verlieslatend zijn. Het kabinet realiseert zich dat de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd in het Pakket voor Groene Groei de situatie in de industrie niet in één keer kunnen oplossen, maar dat dit ook afhankelijk is van internationale (markt)ontwikkelingen.
Bij de maatwerkafspraken zijn de verduurzamingsplannen van het betreffende bedrijf en de financiële en niet-financiële randvoorwaarden om de benodigde investeringen te realiseren leidend. Met de maatwerkaanpak faciliteert en ondersteunt de overheid met (generieke) subsidie bedrijven met ambitieuze plannen om versneld hun productieprocessen te verduurzamen. Het kabinet weegt, naast het realiseren van additionele CO2-reductie in 2030, mee in welke mate de projectvoorstellen van de bedrijven de impact op de leefomgeving verminderen. Recent heeft het kabinet, conform de motie Thijssen, Joint Letters of Intent (JLoIs) getekend met Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore, een belangrijke stap richting een bindende maatwerkafspraak.10
U schrijft dat bij investeringsbeslissingen in Nederland ook wordt gekeken naar de mondiale investeringsstrategie en rendementseisen van de vaak buitenlandse moederbedrijven; wat zijn de rendementseisen van de buitenlandse moederbedrijven? Zijn de rendementen waar deze bedrijven mee rekenen voor hun fossiele fabrieken en voor hun (in de toekomst) verduurzaamde fabrieken vergelijkbaar? Zo nee, hoe groot is het verschil in deze rendementen? Zijn deze rendementen waarmee gerekend mag worden bij het verlenen van staatssteun vergelijkbaar? Gebeuren de verduurzamingsinvesteringen niet omdat de bedrijven met hun fossiele fabrieken simpelweg hogere rendementen maken?
Bedrijven kunnen zelfstandig rendementseisen bepalen bij voorgenomen investeringen in (verduurzamings)projecten. In de maatwerkgesprekken wordt bij bepaling van de mogelijkheid voor financiële ondersteuning gekeken naar redelijk rendement wat een bedrijf kan realiseren. Dit redelijk rendement wordt bepaald op basis van de weighted average cost of capital van een bedrijf, conform de Europese- en Nederlandse regels voor staatssteun, inclusief het voorkomen van oversubsidiëring. In algemene zin is het wel of niet met staatsteun kunnen voldoen aan rendementseisen van (moeder)bedrijven een van de factoren in het al dan niet door kunnen gaan van maatwerktrajecten. Factoren rondom (tijdige realisatie van) infrastructuur, relatief hoge energieprijzen en de concurrentie-positie van bestaande fabrieken spelen ook een belangrijke rol.
U schrijft dat de energieprijzen en de CO2-beprijzing belangrijk zijn voor het investeren in een nieuwe, verduurzaamde fabriek; hoe kan nu waar zijn aangezien die nieuwe fabriek niet draait op huidige (dure) fossiele brandstoffen en geen of in elk geval veel minder last zal hebben van CO2-beprijzing? Kijken bedrijven niet vooral naar de rendementen die de nieuwe fabriek in de toekomst zal maken? Zo ja, wat zijn de belangrijkste determinanten voor dat rendement? Waarom lukt het via de maatwerkafspraken niet om die rendementen op voldoende niveau te krijgen?
Zie antwoord bij vragen 8 en 9.
U schrijft dat u zich blijft inzetten op het sluiten van maatwerkafspraken, maar wat is er dan nu anders dan de afgelopen jaren waardoor het sluiten van de maatwerkafspraken wel zou lukken? Wat is uw plan B als de maatwerkafspraken niet tot resultaten leiden? En waarom zet u dat plan B niet nu al in?
Het kabinet blijft zich inzetten om de randvoorwaarden voor verduurzaming op orde te krijgen en investeert in stappen richting een gelijk speelveld voor onze industrie, waarvoor met het Pakket voor Groene Groei een belangrijke eerste stap is gezet. Zoals het kabinet in de kamerbrief heeft aangegeven, is er voor een aantal maatwerktrajecten op dit moment zicht om te komen tot een JLoI en daarna tot een bindende maatwerkafspraak. Op 23 juni jl. en op 9 juli jl. heeft het kabinet met respectievelijk Coöperatie Koninklijke Cosun UA en AnQore een JLoI getekend, waarmee een grote stap is gezet om te komen tot twee bindende maatwerkafspraken. Met de bedrijven Zeeland Refinery, Tata Steel Nederland, Alco Energy Rotterdam en mogelijk OCI is er op dit moment nog perspectief om de komende periode tot een JLoI en bindende maatwerkafspraak te komen. Met Smurfit Westrock en een aantal afvalbedrijven worden nog gesprekken gevoerd. Het kabinet wil met deze bedrijven komen tot maatwerkafspraken, waarmee investeringen in verduurzaming in Nederland, additionele CO2-reductie in 2030 en vermindering van de impact op de leefomgeving kunnen worden gerealiseerd.
Voor een aantal maatwerktrajecten is vastgesteld dat er geen perspectief is om in te komen tot een JLoI, waarmee de doelstelling uit eerdere getekende Expressions of Principle (EoPs) kunnen worden gerealiseerd in 2030. Gelet op het belang van verduurzaming voor de Nederlandse industrie en het realiseren van de reductiedoelstelling, zal het kabinet ook in de toekomst bij concrete, complexe projecten, waar een duidelijk perspectief is voor net-zero doelen in 2040, bedrijven faciliteren met de lessen uit de maatwerkaanpak en financieel ondersteunen vanuit het generiek instrumentarium. De overheid houdt dus de deur open voor een helpende hand; het is echter aan de bedrijven zelf of ze hiervan gebruik willen maken.
Bent u bekend met het artikel van Follow The Money van 29 juli jl. over het afschaffen van de CO2-heffing?2 Bent u het eens met de stelling in het artikel dat, met het afschaffen van de CO2-heffing, de stok achter de deur om de industrie te bewegen om te verduurzamen is weggevallen? Klopt het dat het verduurzamen van de industrie middels de maatwerkafspraken duurder is geworden omdat een deel van de CO2-reductie nu niet meer door de CO2-heffing wordt geregeld? Bent u het eens met de expert in het artikel die stelt dat er geen sprake van een concurrentienadeel voor de hele Nederlandse industrie maar dat het nadeel alleen bestaat voor de meest vervuilende bedrijven, ofwel degene die geen zin hebben om te vergroenen?
Ja, het artikel van Follow The Money van 29 juli jl. is bekend.
Nee, de stok achter de deur om de industrie te verduurzamen bestaat uit meer dan alleen de CO2-heffing. Het EU-ETS borgt de benodigde CO2-reductie, de industrie gaat in 2040 naar netto nul uitstoot, waarbij een gelijk speelveld wordt verzekerd binnen de Europese Unie. Veel bedrijven willen op dit moment wel verduurzamen, maar kunnen dat vaak niet, vanwege knelpunten in infrastructuur (zoals netcongestie), financiering of vergunningverlening. Hierdoor zijn er zorgen over de concurrentiepositie ten opzichte van landen om ons heen, waar de randvoorwaarden soms gunstiger zijn. Het kabinet constateert dat de randvoorwaarden op dit moment niet (volledig) op orde zijn. Daardoor kunnen bedrijven niet tijdig verduurzamen. Zij ontlopen de CO2-heffing niet langer en de heffing, die bedoeld was als verduurzamingsprikkel, verandert daardoor in een boeteheffing die de internationale concurrentiepositie van veel bedrijven schaadt, juist ook van bedrijven die wél willen verduurzamen.
Op dit moment is het kabinet nader onderzoek aan het uitvoeren naar de financiële consequenties van het afschaffen en/of opschorten van de CO2-heffing, de impact op de maatwerkbedrijven en andere koplopers en de omgang met andere emissie-installaties. Derhalve kan momenteel niet vooruitgelopen worden op de impact van een mogelijke afschaffing of andere invulling van de heffing op de kosten van de maatwerkaanpak. De ambitie is om met Prinsjesdag duidelijkheid te verschaffen omtrent de uitzoekpunten en de opvolging van de motie Van Dijk.
Kunt u deze vragen ruim voorafgaand aan het commissiedebat Verduurzaming Industrie op 10 september beantwoorden?
Ja.
De aankondiging van Netanyahu dat migratiestromen uit Gaza zullen ontstaan |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Eric van der Burg (VVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Mona Keijzer (minister ) (BBB), Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Netanyahu: we zullen Palestijnen toestaan om Gaza te verlaten»?1
Deelt u de mening dat onze samenleving op geen enkele manier een nieuwe migratiestroom aankan, zoals de eerdere stromen uit Syrië, Afghanistan en Oekraïne, waar Netanyahu op hint en dat het noodgedwongen verlaten van Gaza geen oplossing is voor dit conflict en ook zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat als er migratiestromen ontstaan vanuit Gaza, het risico levensgroot is dat Hamas strijders zich daar tussen zullen mengen en ook zij zullen proberen asiel aan te vragen in landen als Nederland en we dat koste wat kost moeten voorkomen?
Hoe kunt u ervoor zorgen dat al aan de buitengrens van de Europese Unie (EU) wordt vastgesteld dat deze terroristen geen recht hebben op asiel in de EU en zij dus per ommegaande worden teruggestuurd?
Deelt u de opvatting dat het Nederlandse kabinet naast het aandringen op humanitaire hulp via Arabische landen, ook actief en publiekelijk druk moet uitoefenen op de regering-Netanyahu om onmiddellijk een staakt-het-vuren in te stellen en onbeperkte toegang voor humanitaire hulp te verlenen, en daarbij in de gaten te houden welk effect beslissingen van de regering Netanyahu kunnen hebben op migratie richting de EU? Zo nee, waarom niet?
Is er zicht op een doorbraak in de situatie door de zeer benodigde vrijlating van alle gijzelaars door Hamas en zo ja op welke wijze? Zo nee waarom niet?
Hoe werkt het kabinet, in het licht van het recht van Palestijnen om op hun eigen grondgebied te blijven wonen, concreet aan het beëindigen van het conflict en het realiseren van een tweestatenoplossing, en bent u bereid om daarbij de regering-Netanyahu expliciet te houden aan het beëindigen van disproportioneel geweld en het opheffen van blokkades als essentiële stap, naast het erkennen van Israël door omliggende landen en het ontmantelen van Hamas?
Op welke manier zet Nederland zich in om een grotere hongersnood of grootschalige migratie te voorkomen?
Op welke manier zetten Nederland en de EU zich in wat betreft noodhulp en opvang in de regio in de regio rond Gaza? Kan de inzet in EU-verband op beide punten vergroot worden?
Hoe onderneemt u momenteel actie vanuit Nederland en in de EU om te waarborgen dat eventuele vluchtelingen uit Gaza in de regio worden opgevangen en niet massaal naar de EU komen om asiel aan te vragen?
Bent u bereid de Arabische landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om opvang in de regio te bieden alsmede te voorkomen dat door hun landen illegale migratieroutes ontstaan richting Europa?
Bent u bereid dit onderwerp in relatie tot mogelijke migratiestromen op de agenda te zetten van de volgende Europese Raad en uw bilaterale gesprekken met de regering-Netanyahu, alsmede de regeringen van de Arabische landen?
Bent u bereid om met Europese collega’s te kijken welke onderdelen van het EU Migratiepact versneld in uitvoering kunnen worden gebracht om zo snel als mogelijk meer grip te krijgen op de buitengrenzen van Europa? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen een voor een en binnen twee weken te beantwoorden?
Vervolgopleidingen voor jongeren met een beperking of specifieke ondersteuningsbehoefte |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de knelpunten voor leerlingen en hun ouders bij het zoeken naar een geschikte vervolgopleiding voor leerlingen met een beperking of specifieke ondersteuningsbehoefte en voert u hier gesprekken over met vertegenwoordigers van belangenorganisaties voor leerlingen en ouders?
Bent u ervan op de hoogte dat het VN-comité in haar rapport over de implementatie van het VN-verdrag Handicap in Nederland ook forse kritiek had over het gebrek aan geschikte opleidingsmogelijkheden voor leerlingen met een beperking en wat is er het afgelopen jaar gedaan om de aanbevelingen van het VN-comité uit te voeren?1
Is het dit jaar gelukt om alle leerlingen die willen doorstromen naar het hbo en wo in de gelegenheid te stellen hun herkansingen af te leggen vóór 1 september 2025 zoals u heeft toegezegd in de antwoorden op Kamervragen van augustus 2024?2
Herkent u de signalen dat het voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte en een lichamelijke beperking heel moeilijk is om vervolgonderwijs te vinden omdat veel onderwijsinstellingen geen passende begeleiding kunnen regelen of de benodigde kennis niet in huis hebben?
Bent u het eens met de constatering dat er talent wordt verspild als leerlingen die wel de cognitieve vermogens en interesse hebben om door te leren dit niet kunnen vanwege praktische belemmeringen of belemmeringen in wet- en regelgeving? Zo ja, bent u bereid om met vervolgopleidingen specifieke afspraken te maken zodat het voor deze groep leerlingen ook mogelijk wordt om deelcertificaten te behalen en een alternatief te vinden voor stages?
Passen dergelijke afspraken ook binnen de plannen van de Werkagenda 2025–2030 die recent door de Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg naar de Kamer is gestuurd?
Is er een overzicht te vinden van de mogelijkheden voor opleidingen en de vereisten voor ouders en leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften zodat het voor hen iets makkelijker wordt om te zien welke mogelijkheden er zijn? Zo nee, bent u bereid om hiervoor te zorgen of dit mee te laten nemen in de uitvoering van de Werkagenda 2025–2030?
De rechtspositie van pensioendeelnemers bij informatieverstrekking en invaren |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 mei 2025 waarin is geoordeeld dat geen rechten aan het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) kunnen worden ontleend1?
Ja, met dien verstande dat de uitspraak is van 28 mei 2025.
Betekent deze uitspraak dat noch de Staat, noch pensioenfondsen aansprakelijk zijn voor het jarenlang verstrekken van onjuiste pensioeninformatie? Acht u dit maatschappelijk aanvaardbaar?
In het aangehaalde geval oordeelt de rechtbank dat het eigendomsrecht van de eiser niet is geschonden, geen sprake is van Staatsaansprakelijkheid en wordt andermaal bevestigd dat het UPO niet juridisch bindend is. In de uitspraak staat met zoveel woorden dat de Staat niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het feit dat aan de UPO’s geen rechten kunnen worden ontleend en de Staat kan evenmin worden verweten dat zij onrechtmatig heeft gehandeld in verband met de naleving van artikel 48 van de Pensioenwet.
Kunt u bevestigen dat het voor deelnemers nagenoeg onmogelijk is om hun pensioenopbouw zelfstandig te berekenen, in lijn met antwoord 9 op eerdere kamervragen2? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Het is in beginsel een taak is van de pensioenuitvoerder om het verwachte pensioen van deelnemers te berekenen. Dit is ook in antwoord op eerdere vragen over dit onderwerp toegelicht.3 Gegevens die onderdeel zijn van een berekening zoals fondsspecifieke sterftetafels, toedelingsparameters, projectierendementen en herverdelingsmechanismen zijn enerzijds vaak actuarieel complex en in onderling samenhang toegepast. Dit maakt het complex om de berekening zelfstandig te reconstrueren. Deelnemers hebben daarom de mogelijkheid om het fonds te vragen de voor hen geldende bedragen na te rekenen en uit te leggen.
In hoeverre kunt u dit gebrek aan kenbaarheid en afdwingbaarheid van de pensioenopbouw rijmen met het recht op een eerlijk proces en effectieve rechtsbescherming?
Ik hecht er groot belang aan dat deelnemers goed begrijpen wat hun pensioenaanspraken zijn.4 Er zijn een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd om deelnemers beter te betrekken en te informeren, waaronder een aanscherping van de regelgeving die ervoor zorgt dat de pensioenuitvoerder zich inspant om ervoor te zorgen dat de getoonde transitie-informatie leidt tot realistische verwachtingen bij de deelnemer.5 Daarnaast vind ik het van groot belang dat er aandacht is voor het voorkomen van en herstellen van fouten, zodat een gang naar de rechter niet nodig is.
Deelnemers kunnen bij hun pensioenuitvoerder terecht (interne klachtenprocedure), en als dat niet tot duidelijkheid leidt kan de deelnemer gebruik maken van de externe geschilbeslechting (Kifid of GIP).
Kunt u bevestigen dat een deelnemer altijd mag vragen om extra informatie, bijvoorbeeld een berekening of uitleg, bij pensioenfondsen, in lijn met de antwoorden op eerdere kamervragen 2 en 3? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Een deelnemer mag altijd vragen om extra informatie, bijvoorbeeld berekeningen, en om uitleg daarvan. Dat recht kent de Pensioenwet deelnemers toe.6
Kunt u bevestigen dat een deelnemer bij het vragen om extra informatie, ter versterking van zijn rechtspositie, altijd kan vragen om een bevestiging van de juistheid van de ontvangen informatie, in lijn met antwoord 15 op eerdere kamervragen3? En zo niet, kunt u dit toelichten?
Het staat deelnemers vrij pensioenuitvoerders te vragen om een bevestiging van de juistheid van de ontvangen informatie. Tegelijk is er één principe leidend op grond van bestaande jurisprudentie, namelijk dat het pensioenreglement bepalend is voor het antwoord op de vraag welke rechten de deelnemer op grond van een pensioenregeling heeft.8 Een deelnemer ontleent zijn aanspraak op pensioen of recht op een pensioenuitkering niet aan (bepaalde) verstrekte informatie, maar uitsluitend aan het pensioenreglement. Uit dat leidende principe volgt dat de pensioenuitvoerder wettelijk gehouden is het pensioenreglement uit te voeren, en niet meer of minder aanspraken op pensioen kan toekennen dan bepaald in dat reglement.9
Bent u bekend met signalen, onder meer afkomstig van de actie «Cultuur onder Vuur»4, dat verschillende pensioenfondsen verzoeken tot extra informatie waaronder onderliggende berekeningen en uitleg en de bevestiging van de juistheid van de informatie weigeren te verstrekken?
Pensioenuitvoerders zijn verplicht informatie te verschaffen en mijn beeld is dat uitvoerders deze wettelijke verplichting nakomen. Zoals aangegeven is het uitgangspunt dat rechten voortvloeien uit het pensioenreglement en niet uit het pensioenoverzicht. Het verstrekken van een pensioenoverzicht is geen rechtshandeling van de pensioenuitvoerder waarmee de pensioenuitvoerder een betalingsverplichting in het leven roept. Een pensioenoverzicht is te kenmerken als een informatief bericht.
Hoe beoordeelt u deze handelwijze in het licht van de rechten van een deelnemer die de Pensioenwet hem of haar toekent?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat het recht op extra informatie ter versterking van de rechtspositie in de praktijk onvoldoende afdwingbaar is, waardoor deelnemers geen effectieve bescherming genieten? Zo niet, kunt u dit toelichten?
Die mening deel ik niet. Er zijn diverse informatieverplichtingen die pensioenuitvoerders moeten naleven en waarop toezicht gehouden wordt. Daarnaast is de rechtsbescherming van deelnemers zowel intern als extern met de Wet toekomst pensioenen verder versterkt. Tot slot is de rechtspraak en daarmee de heersende leer op het gebied van rechten die ontleend kunnen worden aan het UPO, voldoende duidelijk.
Bent u bereid wettelijk te verankeren dat deelnemers op verzoek een rechtsgeldig, begrijpelijk en controleerbaar document (niet zijnde het UPO) kunnen ontvangen waarin hun aanspraak bindend wordt vastgesteld?
Ik zie geen aanleiding noch mogelijkheden om rechten toe te kennen aan het UPO. Dit is in lijn met eerdere aandachtspunten uit uw Kamer.11, 12 Hoofdregel is en blijft dat het pensioenreglement leidend is. Aan de hand daarvan worden pensioenaanspraken bepaald. Deze aanspraken zijn echter niet statisch, wat ook in de jurisprudentie meerdere keren is bevestigd. Wijzigingen in de persoonlijke situatie van mensen, die soms ook door de werkgever niet of niet op tijd worden doorgegeven, kunnen leiden tot wijzigingen in de op te bouwen dan wel opgebouwde pensioenaanspraken. Daarom is het jaarlijks te verstrekken UPO een cijfermatige persoonlijke uitwerking, die niet onveranderbaar vaststaat.
Hoe verhoudt de termijn van één maand vóór de transitie voor het verstrekken van de Transitie-UPO zich tot het recht op tijdige, correcte en controleerbare informatie, gezien de complexiteit en mogelijke foutmarges?
De termijn van uiterlijk één maand is verankerd in artikel 46a, zesde lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, conform de beleidsregels die AFM hanteert over informatieverstrekking. Bij het eerder verstrekken van de informatie, neemt de accuraatheid af en daarmee het inzicht voor de deelnemer. De informatie vlak voor transitie verstrekken is voor de deelnemer niet wenselijk in het kader van handelingsperspectief en voor de uitvoering praktisch niet mogelijk. De uiterste termijn van één maand blijft daarmee staan. In de brief van 13 mei 2025 zijn maatregelen aangekondigd, waaronder de wettelijke aanscherping dat pensioenuitvoerders verschillen in de transitie-informatie nog beter moeten uitleggen.
Bent u bereid deze termijn te verlengen en wettelijk te verankeren?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bekend met het feit dat het twee van de drie fondsen die zijn ingevaren per 1 januari 2025 niet lukte om een definitief transitieoverzicht te verstrekken per de door de Autoreit Financiële Markten (AFM) vereiste datum 1 juli 2025? In hoeverre vindt u dit acceptabel, tijdig en verantwoord5?
Ik heb hiervan kennisgenomen. Het is belangrijk dat deelnemers de transitie-informatie, zowel voor als na transitie, tijdig ontvangen en dat deze informatie correct is. Ik vind het dan ook terecht dat de AFM pensioenuitvoerders oproept om ernaar te streven deze informatie zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen een half jaar na invaren te verstrekken. Tegelijkertijd betreft het hier de eerste pensioenfondsen in deze transitie, en wordt deze informatie voor het eerst verstrekt. Ook zorgvuldigheid en correctheid van de informatie zijn van belang.
Bent u bereid te waarborgen dat de definitieve transitieoverzichten bindend zijn en dat deelnemers hier rechten aan kunnen ontlenen?
In lijn met het antwoord op vraag 10 geldt ook hier dat ik geen mogelijkheid en geen aanleiding zie om documenten bindend te verklaren.
Bent u bereid bovengenoemde punten wettelijk te regelen, zodat deelnemers hun pensioenrechten kunnen kennen, controleren en afdwingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat wat in de Pensioenwet in Artikel 48 lid 1 staat, namelijk dat «De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidelijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.», ook daadwerkelijk in de praktijk op een dusdanige wijze wordt uitgevoerd dat deelnemers aan deze informatie rechten kunnen ontlenen?
Pensioenuitvoerders dienen zich te houden aan de wettelijke voorschriften, waaronder die in artikel 48 Pensioenwet. Mijn beeld is niet dat pensioenuitvoerders dit niet kunnen of willen nakomen. AFM houdt hier toezicht op en kan bij overredingen ook handhaven. Indien een deelnemer met een vraag of kwestie zit, kan hij bij zijn uitvoerder terecht met vragen, verzoeken of klachten. Als dat niet leidt tot een gewenst resultaat bestaat de mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan een externe geschilleninstantie of naar de rechter te gaan.
Het bericht dat Israël de humanitaire hulp in Gaza verder gaat beperken met een nieuw registratiesysteem |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brandbrief van 55 organisaties over het nieuwe Israëlische registratiesysteem voor hulporganisaties in de Palestijnse gebieden?1
Bent u bekend met het nieuwe Israëlische registratiebeleid voor hulporganisaties in de Palestijnse gebieden? Zo ja, wat is uw eerste oordeel?
Deelt u de mening dat noodhulp en/of ontwikkelingshulp niet gepolitiseerd dient te worden, zeker niet door een illegale bezettingsmacht als Israël? Zo ja, deelt u de mening dat dit nieuwe registratiesysteem in strijd is met dat principe? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat er in het nieuwe Israëlische registratiebeleid weigeringsgronden zijn opgenomen als «het delegitimeren van de staat Israël» en het «steun uitspreken voor verantwoording door Israël voor begane schendingen van internationaal recht»?
Deelt u de mening dat deze weigeringsgronden vaag en politiek zijn en daarmee onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorg dat hulporganisaties die hun zorgen uiten over de omstandigheden in de Palestijnse gebieden nu door Israël kunnen worden geweigerd op politieke en andere arbitraire gronden voor het geven van humanitaire hulp?
Klopt het dat Israël persoonsgegevens van hulpverleners gaat opvragen binnen het nieuwe registratiesysteem?
Deelt u de mening dat dit onwenselijk is, gezien de aanvallen die hulpverleners nu al te verduren hebben vanuit Israël? Zo nee, waarom niet?
Humanitaire organisaties geven aan dat zij tot nu toe in geen enkele context persoonlijke informatie van medewerkers hebben moeten delen om hun registratie in een land te voltooien.Bent u bereid om de Israëlische autoriteiten te vragen om af te zien van het opvragen of verzamelen van gevoelige persoonlijke informatie van humanitaire medewerkers, in overeenstemming met de internationale standaarden voor de bescherming van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de Israëlische regering op deze politisering van humanitaire hulp aan te spreken en te pleiten voor een registratiesysteem zonder politieke en arbitraire gronden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om met de Israëlische autoriteiten over het nieuwe INGO-registratieproces in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat «administratieve processen» het werk van onpartijdige humanitaire actoren niet belemmeren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid aan de oproep van de 55 organisaties te voldoen om middels politieke en diplomatieke maatregelen humanitaire toegang te garanderen en internationale hulporganisaties van juridische en diplomatieke steun te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het statement van het landsteam voor de Palestijnse gebieden van OCHA waarin staat dat «het merendeel van internationale NGO’s toegang dreigen te verliezen op 9 september of eerder», waardoor levensreddende hulp in gevaar komt?2 Wat is uw reactie op dit statement?
Onderschrijft u de uitspraak in dit statement dat Israël hiermee humanitair recht schendt? Zo nee, waarom niet?
In uw tweet van 12 augustus geeft u aan dat deze maatregelen «reden tot zorg» zijn.3 Wat bedoelt u hiermee? Doet u ook iets met die zorgen, of blijft het bij tweetjes?
Bent u, nu humanitaire hulp naar de Palestijnse gebieden nog verder onder druk komt te staan, met onvermijdelijk dodelijke slachtoffers als gevolg, wel eindelijk bereid tot het nemen van sanctiemaatregelen richting Israël? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om alle wapenhandel met Israël te stoppen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om alle militaire samenwerkingsverbanden met Israël op te zeggen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om de financiële investeringen vanuit of via Nederland in Israël te verbieden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk het belastingverdrag tussen Nederland en Israël op te zeggen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om een verantwoordingsplicht in te stellen voor Nederlandse bedrijven die actief zijn in Israël of de bezette gebeiden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om de consulaire bijstand aan Nederlandse bedrijven voor investeringen in Israël te stoppen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om een handelsverbod in te stellen met illegale nederzettingen in bezet gebied? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Is het technisch mogelijk om medische evacuaties te organiseren voor Gazanen die dreigen te sterven door de door Israël veroorzaakte hongersnood? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u alle vragen afzonderlijk en voor het einde van de maand augustus beantwoorden, gezien de urgentie van het onderwerp?
De voorgestelde wijzigingen in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000 |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het opinieartikel van VNO-NCW en MBK-Nederland1 en het artikel in PensioenPro2, waaruit blijkt dat er sprake is van brede kritiek op de voorgestelde wijzigingen in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 20003?
Verschillende consultatiereacties en werkgevers wijzen op het risico dat de voorgestelde wijzigingen de vrijstellingsmogelijkheid voor werkgevers mogelijk beperken of zelfs onmogelijk maken, onder meer door de hoge uitvoeringscomplexiteit en kosten, bent u het ermee eens dat dit niet wenselijk is?
De rode draad in de reacties op de internetconsulatie is dat het in een stelsel met uitsluitend premieregelingen volstaat om te toetsen op financiële gelijkwaardigheid en dat een toets op actuariële gelijkwaardigheid overbodig is, deelt u dit standpunt?
Bent u het ermee eens dat de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling in beginsel gelijkwaardige regelingen zijn, die bewust anders zijn vormgegeven qua solidariteit en keuzevrijheid?
Bent u het ermee eens dat bij een premieregeling het uiteindelijke pensioenresultaat op moment van pensionering niet voorspelbaar is, maar met name afhankelijk is van het rendement dat wordt gemaakt op de premie-inleg, en de rekenrente en levensverwachting op pensioendatum?
In welke situatie kan een actuariële toets, waarbij het uiteindelijke pensioenresultaat wordt doorgerekend, naar uw mening van toegevoegde waarde zijn in een vergelijking tussen twee premieregelingen?
Bent u het eens met verschillende consultatiereacties, die stellen dat als er al redenen aanwezig zijn om de actuariële gelijkwaardigheid te berekenen, het effect van verschil in beleggingsbeleid daarin geëlimineerd zou moeten worden, omdat de in de basis voorgestelde actuariële toets het voeren van een meer offensief beleggingsbeleid beloont zonder dat de keerzijde, namelijk het risico op tegenvallende beleggingsresultaten, tot uiting komt? Zo niet, waarom niet?
Bent u het eens met de verschillende consultatiereacties, dat de voorgestelde actuariële toets ook voorbij gaat aan het feit dat een meer defensief beleggingsbeleid en keuzevrijheid meer passend kan zijn voor deelnemers? Zo niet, waarom niet?
Kunt u uitleggen waarom u van mening bent dat de voorgestelde vormgeving van de actuariële gelijkwaardigheidstoets past bij het uitgangspunt van de Wet toekomst pensioenen dat het risicoprofiel van de regeling zodanig wordt vastgesteld dat het aansluit bij de preferenties van de deelnemers?
Bent u bereid gehoor te geven aan de brede oproep om het effect van het verschil in beleggingsbeleid te elimineren uit een actuariële gelijkwaardigheidstoets?
De voorgestelde wijzigingen zijn impactvol voor de systematiek van vrijstellingen, waarom is er gekozen voor een ministeriële regeling? Bent u bereid dat anders te doen zodat er ruimte is voor advies?
Als u toch voornemens bent de actuariële gelijkwaardigheidstoets te handhaven, deelt u dan de mening dat het gezien de potentiële impact en het controversiële karakter hiervan, passend zou zijn hierover met de Kamer te overleggen?
Bent u, gezien de breed geuite zorgen, bereid om advies te vragen aan het Actuarieel Genootschap, toezichthouders en de Raad van State, alvorens de Regeling te publiceren?
Kunt u deze vragen 1 voor 1 en binnen 2 weken beantwoorden, in ieder geval voordat u de gewijzigde Regeling publiceert?
Bent u op de hoogte van het bericht «UEFA gaf clubs in Rusland 10,8 miljoen euro, maar weigerde steun aan Oekraïense clubs»?1
Hoe ziet u de afweging tussen het behouden van een internationaal gelijk speelveld in de sport en het uitsluiten van landen die internationaal als agressor acteren?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een Europese organisatie als de UEFA, waar Nederland deel van uit maakt, nog steeds geld overmaakt naar Rusland ondanks de agressie oorlog die het voert in Oekraïne? Zo niet, waarom niet?
Bent u van mening dat Rusland als lid van de UEFA voor onbepaalde tijd geschorst zou moeten worden als gevolg van de aanhoudende agressie oorlog tegen Oekraïne? Zo niet, waarom niet?
Bent u bereid om zich in samenspraak met de KNVB ervoor in te zetten dat de UEFA niet langer geld overmaakt naar Rusland? Zo niet, waarom niet?
Deelt u de mening dat het verwerpelijk is dat Oekraïense clubs niet de steun ontvangen van de UEFA, die alle andere Europese competities wel ontvangen, omdat deze in een «zone van militaire operaties liggen» terwijl de agressor in het conflict wel steun ontvangt, ondanks de uitsluiting van Europese competities? Zo niet, waarom niet?
Bent u bereid om zich in samenspraak met de KNVB ervoor in te zetten om de behandeling van Oekraïense betaald voetbalorganisaties gelijk te trekken met die van alle andere Europese landen? Zo niet, waarom niet?
Hoe bestaat het dat het anno 2025, in tijden dat we maximaal weerbaar moeten zijn, mogelijk is om bij een zorgpartij van een half miljoen Nederlanders uiterst gevoelige medische gegevens en persoonsgegevens te stelen?
Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) heeft een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de exacte omvang en de oorzaak van deze hack. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn een onderzoek gestart. Los daarvan markeer ik hierbij het grote belang van adequate technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van persoonsgegevens, in het bijzonder als het gaat om gezondheidsgegevens. Zorgaanbieders zijn daartoe wettelijk verplicht, onder andere op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ik betreur het dan ook ten zeerste dat gezondheidsgegevens zijn bemachtigd bij een hack bij Clinical Diagnostics.
Wanneer werd het datalek bekend bij de Stichting Bevolkingsonderzoek Nederland en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u een tijdlijn maken met de belangrijkste gebeurtenissen en wanneer zij ontdekt zijn? Kunt u daarop zeggen wanneer de diefstal plaatsvond, wanneer mensen en de Autoriteit Persoonsgegevens geïnformeerd zijn, wanneer het ministerie/de bewindspersonen geïnformeerd zijn en alle andere relevante gebeurtenissen?
BVO NL is op woensdag 6 augustus door het laboratorium Clinical Diagnostics geïnformeerd over de hack, nadat het laboratorium de hack op 6 juli heeft ontdekt. BVO NL heeft op 6 augustus een melding gemaakt bij de AP en heeft op dezelfde dag het RIVM, de opdrachtgever van BVO NL, geïnformeerd. Het Ministerie van VWS is op donderdag 7 augustus geïnformeerd door het RIVM. BVO NL heeft op zaterdag 9 augustus een melding gedaan bij de IGJ.
Op maandag 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht uitgebracht over de hack en is uw Kamer geïnformeerd. Op maandag 11 augustus heeft ook Z-Cert, het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg, bij het Ministerie van VWS melding gemaakt over de hack.
In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
Nadien heeft het laboratorium desgevraagd aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Zoals ik vrijdag 29 augustus en vandaag in aparte brieven aan uw Kamer heb laten weten, blijkt uit dit onderzoek dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack. BVO NL heeft hier op 29 augustus ook een nieuwsbericht over gepubliceerd. Deze deelnemers ontvangen van BVO NL een brief.
Waarom wordt het lekken van persoonlijke en medische gegevens van een half miljoen Nederlanders pas meer dan vier weken later openbaar gemaakt? Klopt het dat er al eerder een lek bij dit laboratorium was gesignaleerd maar daar niet naar werd gehandeld, er geen consequenties waren?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de AP en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Bent u het ermee eens dat dit het vertrouwen van Nederlanders in het bevolkingsonderzoek, waar al steeds minder in wordt deelgenomen, ernstig ondermijnt?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over de hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ikwil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Hoe kan het dat er met één hack zoveel gegevens van zoveel mensen in één keer buit kunnen worden gemaakt? Waarom worden medische uitslagen in combinatie met burgerservicenummers en adresgegevens opgeslagen? Wordt er in deze laboratoria gewerkt met het gespreid en versleuteld opslaan van een minimaal benodigde hoeveelheid gegevens? Welke concrete inspanningen worden er geleverd om te voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie conform artikel 5 AVG?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
In algemene zin markeer ik het grote belang dat bij de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals medische persoonsgegevens aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, waaronder in ieder geval de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens die zijn neergelegd in artikel 5 AVG (o.a. rechtmatigheid, transparantie, doelbinding en het principe van dataminimalisatie). Aanvullende (informatiebeveiligings)normen gelden ingeval van verwerking van persoonsgegevens met een hoog risico voor rechten en vrijheden van burgers. Het is aan de organisatie die verantwoordelijk is voor verwerking van persoonsgegevens (de verwerkingsverantwoordelijke) om aan te tonen dat zij voldoet aan de toepasselijke normen en uiteindelijk aan de AP om te beoordelen of dat het geval is (geweest).
Valt dit lab, één van de grootste van Nederland, onder toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, wanneer heeft de Inspectie voor het laatst dit laboratorium bezocht en wat waren toen de bevindingen?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving.
De IGJ heeft mij laten weten dat dit laboratorium nog niet eerder bezocht is in het kader van informatieveiligheid. De IGJ is inmiddels een onderzoek gestart bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria.
Wat zijn de minimumvereisten voor dataveiligheid van Stichting bevolkingsonderzoek? Aan welke standaarden moeten laboratoria voldoen om grootschalig labonderzoek te mogen verrichten?
Wat betreft de eerste vraag geldt dat voor zover BVO NL persoonsgegevens verwerkt ten aanzien waarvan BVO NL geldt als verwerkingsverantwoordelijke, BVO NL zich in ieder geval moet houden aan de AVG. Op grond van de AVG dient BVO NL in dat geval organisatorische en technische maatregelen te treffen ter beveiliging van persoonsgegevens. De AP houdt hierop toezicht. Daarbij betrekt het informatiebeveiligingsnormen als de NEN7510. Die normen gelden als gezaghebbende uitwerking van de algemene beveiligingsnorm uit de AVG. Die sectorspecifieke informatiebeveiligingsnormen zijn voor zorgaanbieders overigens verplicht gesteld in het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders.
Wat betreft de tweede vraag geldt dat voor laboratoria wet- en regelgeving op het gebied van kwaliteit van de zorg en dataveiligheid kan gelden. Welke wet- en regelgeving dat precies betreft, hangt af van de concrete omstandigheden (zoals de aard van de werkzaamheden). De schaalgrootte van de labonderzoeken speelt hierbij in principe geen rol.
Hoe was het gesteld met de datahuishouding en -veiligheid bij dit lab? Beschikte het laboratorium over de NEN 7510 certificering voor databeveiliging? Klopt het dat alle zorgpartijen die met bijzondere persoonsgegevens werken verplicht zijn om aan de NEN7510 richtlijn te voldoen? Voldeed dit lab hieraan? Gaan medische laboratoria onder de NIS-2 wetgeving vallen?
Het antwoord op deze vragen zal voortvloeien uit de verschillenden lopende onderzoeken naar de hack en het datalek. Algemeen geldt, in het kader van goede en veilige zorg, dat zorgaanbieders die persoonsgegevens verwerken in een zorginformatiesysteem, moeten kunnen laten zien dat ze werken volgens de daarvoor geldende informatiebeveiligingsnormen, waaronder de NEN 7510. De IGJ houdt hier toezicht op en de AP, voor zover het gaat om de bescherming van persoonsgegevens.
Er bestaat binnen de NIS2-richtlijn of het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw), dat de Minister van Justitie en Veiligheid op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer, geen categorie die zich specifiek richt op medische laboratoria. Een medisch laboratorium zou onder de NIS2-richtlijn kunnen vallen indien het bijvoorbeeld handelingen uitvoert die vallen onder de Wkkgz of wanneer het (deels) onderzoek doet naar geneesmiddelen en voor zover zij voldoen aan de eisen in de NIS-2-wetgeving op het gebied van omvang personeelsbestand en omzet. Het hangt dus af van de dienstverlening of een medisch laboratorium onder een van de categorieën van de NIS2-richtlijn of Cbw valt.
Worden er vandaag nog steeds samples gestuurd vanuit het bevolkingsonderzoek of andere medische diagnostiek naar laboratoria waar deze data niet veilig zijn en worden verwerkt door systemen die niet aan de richtlijnen voldoen?
BVO NL heeft de samenwerking met het laboratorium tot nader order opgeschort. Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Bij hoeveel Eurofins laboratoria speelt dit? Bij hoeveel andere medische laboratoria?
Er zijn bij mij geen signalen bekend dat de informatiebeveiliging bij andere laboratoria niet op orde zou zijn.
Welke andere zorgpartijen beschikken over de medische en persoonsgegevens van honderdduizenden Nederlanders zonder dat de dataveiligheid op orde is?
Ik heb geen inzicht in de hoeveelheid gezondheidsdata waar de verschillende zorgpartijen over beschikken. De zorg digitaliseert in toenemende mate en dit brengt grote voordelen met zich mee, maar ook risico’s. Zorgpartijen zijn verantwoordelijk voor informatieveiligheid. Zij zijn verplicht te voldoen aan de wettelijke normen voor informatiebeveiliging in de zorg.
Zorginstellingen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de risico’s te beperken en de impact van incidenten zo klein mogelijk te maken wanneer deze toch plaatsvinden. Dit neemt echter niet weg dat ik me ook inzet op het verkleinen van de risico's en de impact hiervan. Dit doe ik door te zorgen voor meer bewustwording met het programma informatieveilig gedrag in de zorg, door duidelijke normen en kaders te stellen en door hulpmiddelen aan te bieden om deze te implementeren. Daarnaast biedt Z-Cert gespecialiseerde ondersteuning aan zorgaanbieders.
Op welke termijn kunt u dit in kaart brengen?
Zie antwoord vraag 11.
Wat bent u van plan om te doen als blijkt dat deze onveilige situatie bij andere zorgpartijen speelt?
Zie antwoord vraag 11.
Wat verwacht u van de effecten van dit massale datalek voor de veiligheid van Nederlanders en hoe beoordeelt u de risico’s op onder andere identiteitsfraude, chantage of zorgmijden als gevolg hiervan? Hoe worden mensen met gevoelige adresgegevens, zoals penitentiaire inrichtingen, blijf-van-mijn-lijf-huizen en psychiatrische klinieken geholpen?
Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd vergroten het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
BVO NL informeert de getroffen deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. In de brief van BVO NL wordt ook gewezen op het risico op fraude. De betrokken (ex-)gedetineerden worden via een informatiebrief van Clinical Diagnostics over de hack geïnformeerd, met daarbij een begeleidende brief van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In deze brieven is onder meer opgenomen wat betrokkenen kunnen doen.
Kunt u deze vragen los van elkaar, zo snel mogelijk en zeker binnen drie weken beantwoorden?
Daar zet ik mij voor in.
Bent u bekend met de recente explosie bij U.S. Steel in Pennsylvania, Verenigde Staten, waarbij doden zijn gevallen en meerdere mensen gewond zijn geraakt?1
We weten de oorzaak van de explosie nog niet, maar we weten dat oude installaties en slecht onderhoud de kans op ernstige ongelukken verhogen: hoe beoordeelt u dit ernstige industriële ongeval?
Bent u bereid om uit voorzorg het veiligheidsbeleid rondom vergelijkbare installaties in Nederland te herzien en op korte termijn extra controles te laten uitvoeren?
Hoe beoordeelt u de risico’s van de ernstig verouderde fabrieksinstallaties bij Tata Steel IJmuiden in het licht van het Amerikaanse incident? Kunt u de informatie van onafhankelijke experts waarop u zich baseert bij de antwoorden voegen?
Zijn alle verouderde onderdelen en installaties bij Tata Steel IJmuiden, zoals de kooksgasfabrieken, recentelijk onafhankelijk gecontroleerd op explosie- en brandveiligheid, en beschikt u over actuele inspectieresultaten? Zo ja, kunt u deze resultaten delen?
Bent u ermee bekend dat de Omgevingsdienst eerder heeft geoordeeld dat het onderhoud aan de kooksgasfabrieken van Tata Steel ernstig tekortschiet?
Erkent u dat het feit dat het bij Tata om zeer verouderde installaties en slecht onderhoud gaat, de kans op ernstige incidenten verhoogt? Zo nee, waar baseert u zich dan op?
Waarom komt Tata Steel er al jaren mee weg dat ze met ernstig vervuilde, lekkende en slecht onderhouden installaties werken, ten koste van gezondheid van omwonenden?
Erkent u de mening van experts dat de kooksgasfabrieken van Tata zwaar over hun houdbaarheidsdatum zijn en allang afgeschreven hadden moeten worden? Zo nee, op welke onafhankelijke experts baseert u zich dan?
Bent u ermee bekend dat omwonenden in Wijk aan Zee, net zoals de omwonenden van U.S. Steel, al jaren gezondheidsschade ondervinden door de kooksgasfabrieken, er sinds een paar jaar dwangsommen worden opgelegd, maar dat desondanks de situatie niet of nauwelijks verbetert en mensen worden blootgesteld aan ziekmakende stoffen?
Begrijpt u de reactie van de Dorpsraad Wijk aan Zee, waarin de omwonenden zich ernstige zorgen maken en parallellen zien tussen wat er bij U.S. Steel in Pennsylvania gebeurt, en wat er zich rondom Tata Steel al jaren afspeelt?
Wat zegt u tegen de omwonenden van Tata Steel die zich zorgen maken over hun gezondheid? Kunt u ze beloven dat wat in Pennsylvania is gebeurd, hier in Nederland niet gaat gebeuren en hoe lang moeten zij nog wachten totdat ze niet meer geconfronteerd worden met de gevaarlijke stoffen die lekken uit de kooksgasfabrieken van Tata?
Welke concrete stappen worden genomen om de veiligheid van medewerkers en omwonenden bij Tata Steel te waarborgen?
Bent u bereid Tata Steel te verplichten tot versnelde sluiting van de zeer verouderde kooksgasfabrieken, die allang afgeschreven hadden moeten worden, gelet op de dichtbevolkte omgeving en de schade aan de gezondheid die wordt aangericht? Zo nee, waarom laat u bewust nog jaren toe dat mensen extra risico lopen op kanker en andere gezondheidsschade?
Kunt u de vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Kunt u aangeven welke vergunningen precies zijn ingetrokken? Kunt u daarbij per vergunning aangeven welk nummer de vergunningen hadden, om welke specifieke goederen het ging, wat het eindgebruik was, wat de goederen waard waren, en wat het land van herkomst en eindbestemming van de goederen was?
De ingetrokken vergunningen NL0074CDIU0182267 met een transactiewaarde van € 11.405,–, NL0074CDIU0184525 met een transactiewaarde van € 1.157,– en, NL0074CDIU0185272 met een transactiewaarde van € 7.361,– hebben betrekking op uitvoer van uit Nederland afkomstige reserveonderdelen voor (hangar)deuren/luiken van Israëlische marineschepen.
Op welke exacte datum is het besluit genomen om de vergunningen in te trekken?
Op respectievelijk 23 juni (NL0074CDIU0182267) en 14 juli (NL0074CDIU0184525 en NL0074CDIU0185272) jl. heeft de Staatssecretaris Buitenlandse Handel op buitenlandpolitiek advies van de Minister van Buitenlandse Zaken de intrekkingsbesluiten genomen. Op respectievelijk 27 juni en 1 augustus jl. zijn de beschikkingsbevoegden geïnformeerd dat de eerder afgegeven vergunning per onmiddellijke ingang werd ingetrokken.
Wat is de exacte ingangsdatum van de intrekking van de vergunningen?
Zie antwoord vraag 3.
Indien het besluit reeds voor uw brief van 28 juli jongstleden is genomen, waarom heeft u de intrekking van de vergunningen niet reeds in de desbetreffende brief aan de Kamer gecommuniceerd?
Het kabinet heeft in de brief van 28 juli jl. het actuele aantal afwijzers gecommuniceerd. Daar had bij nader inzien ook de op 27 juni ingetrokken vergunning (NL0074CDIU0182267) bij moeten worden vermeld. Voor de overige twee ingetrokken vergunningen geldt dat bij verzending van de brief van 28 juli de beschikkingsbevoegde nog niet van het besluit op de hoogte was gesteld.
Heeft u zicht op of de militaire goederen die onder de ingetrokken vergunning vallen, reeds (deels) geleverd zijn?
De intrekking van vergunning NL0074CDIU0182267, waaronder nog geen feitelijke uitvoer had plaatsgevonden, heeft tot gevolg dat de geldigheid van de lopende vergunning vanaf het moment van bekendmaking aan de beschikkingsbevoegden per direct (voor de toekomst) stopt en dat deze niet langer op grond van de eerder verleende vergunning goederen mag uitvoeren.
Van de vergunningen NL0074CDIU0184525 en NL0074CDIU0185272 is vóór de intrekking gebruik gemaakt. De goederen in kwestie hebben Nederland verlaten waardoor Nederland feitelijk geen controle meer heeft over deze goederen. Niettemin heeft het kabinet met de intrekking het signaal willen afgeven dat dit type aanvragen momenteel, gelet op de context in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole niet doorstaat.
Kunt u toelichten wat de intrekking praktisch inhoudt? Betekent de intrekking bijvoorbeeld dat er per direct geen onderdelen meer onder de vergunningen kunnen worden verstrekt aan Israel? En dat Israël de ontvangen militaire goederen aan Nederland heeft teruggegeven/moet teruggeven? Of kan Israël de verkregen onderdelen blijven gebruiken?
Zie antwoord vraag 6.
Indien Israël de reeds verkregen onderdelen onder de ingetrokken vergunningen kan blijven gebruiken, bestaat er dan een risico dat ze zijn/worden ingezet voor (of ter ondersteuning van) aanvallen tegen Palestijnen? Zo ja, hoe reëel is dat risico? Zo nee, waarom bestaat dat risico volgens u niet en waarom heeft u de vergunningen dan alsnog ingetrokken?
Wat is de exacte reden dat de vergunningen juist nu zijn ingetrokken, en waarom werd in een eerder stadium besloten om de vergunningen wél te verstrekken? Welke nieuwe informatie is hierin doorslaggevend geweest?
Kunt u uitleggen of en waarom de gebruiksdoeleinden van de vaartuigen – zoals benoemd in het NRC op 9 augustus jongstleden2 – onderdeel waren van de beslissing om de vergunningen in te trekken? Heeft u hier nieuwe informatie over ontvangen?
Heeft u nieuwe aanwijzingen dat de «delen voor oorlogsschepen» en «delen voor korvetten» gebruikt zijn of gebruikt zouden worden voor of ter ondersteuning van Israëls aanvallen op Palestijnen? Zo ja, wat zijn die aanwijzingen? Zo nee, waarom bent u dan op moment van intrekking tot de conclusie gekomen dat de onderdelen nu wel tot een «risico op ongewenst eindgebruik» leiden?
Als het gebruiksdoel van deze vergunningen geen onderdeel was van de beslissing, kunt u dan uitleggen of en waarom de «verslechterde situatie in Gaza» nu een reden tot intrekking was? Wat is er veranderd in de situatie waardoor er nu tot intrekking is besloten?
Bent u ervan op de hoogte dat op de huidige maandrapportage uitvoer militaire goederen van de rijksoverheid nog altijd lopende exportvergunningen zijn opgenomen die zien op de uitvoer van delen voor oorlogsschepen en korvetten naar Israël? Zo ja, betreft dit de vergunningen die zijn ingetrokken en indien dat het geval is: waarom staan die vergunningen nog op de lijst?
Het kabinet publiceert, via de genoemde historische overzichten, regelmatig kerngegevens over alle afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen. Dit geldt ook voor deze drie vergunningen die eerder afgegeven en daarna ingetrokken zijn. Deze vergunningen staan nog op de lijst om in het kader van transparantie inzichtelijk te maken dat er eerder wel vergunning is afgegeven voor de betreffende transacties. Het kabinet zal de betreffende vergunningen voorzien van een korte toelichting op de intrekking.
Door zware belasting bij exportcontrole bij Douane en het Ministerie van Buitenlandse Zaken als gevolg van de Ruslandsancties en de oorlog in de Gazastrook wordt de verwerking en publicatie van deze kerngegevens soms vertraagd. Het kabinet doet zijn uiterste best om deze gegevens tijdig te actualiseren. Gelet op de tijd die nodig is voor verwerking van de data zal er echter altijd een vertraging zitten in de rapportage over afgegeven vergunningen.
Kunt u garanderen dat de informatie in de maandelijkse rapportages die de rijksoverheid op de website publiceert daadwerkelijk maandelijks wordt gecontroleerd (en indien nodig onmiddellijk bijgewerkt)? Met andere woorden: geven de rapportages altijd een waarheidsgetrouwe weergave van de verstrekte vergunningen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u precies aangeven welke vergunningen voor de export van militaire goederen naar Israël momenteel nog geldig zijn? Kunt u daarbij per vergunning aangeven welk nummer de vergunningen hebben, om welke goederen het gaat, wat het eindgebruik is, wat de goederen waard zijn, en wat het land van herkomst en eindbestemming van de goederen is?
Op dit moment is er slechts één vergunning (NL0074CDIU0185558) met de Israëlische krijgsmacht als eindgebruiker geldig. Deze betreft de uitvoer via Duitsland van uit Canada afkomstige onderdelen ten behoeve van het Iron Dome-luchtafweersysteem in Israël die het kabinet conform motie Kahraman3 blijft toestaan mits deze de toets aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole doorstaan. De transactie heeft een transactiewaarde van € 266.750,-.
Daarnaast zijn er andere vergunningen geldig voor uitvoer naar Israël waarbij eindgebruik niet in Israël plaatsvindt. Het betreft hier (tijdelijke) uitvoer ten behoeve van verdere productontwikkeling of reparatie- en/of onderhoudsdoeleinden in Israël. Voor een deel van deze vergunningen geldt dat de looptijd nog niet is verstreken, maar wel al voor de maximale waarde van de vergunningen is geëxporteerd. Deze vergunningen zijn weliswaar nog wel geldig, maar niet meer bruikbaar. Voor het overzicht en informatie over alle vergunningen zie onderstaande tabel:
NL0074CDIU0185558
Delen voor radarsystemen
Duitsland
Israël
€ 266.750,–
Betreft onderdelen voor het Iron Domesysteem
NL0074CDIU0181334
Delen voor robots
Israël
VS
€ 49.292,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
NL0074CDIU0181899
Delen, gereedschappen en technologie voor F-16 gevechtsvliegtuigen.
Het gaat hier om bewerking van F-16-onderdelen ten behoeve van productiedoeleinden. Het betreft hier door een Nederlandse partij in Israël uitbesteed werk waarbij er geen sprake is van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht. Na de werkzaamheden in Israël zijn/worden de betreffende onderdelen geretourneerd naar Nederland.
Israël
Israël
€ 1.000.000,–
Betreft geen eindgebruik door Israëlische krijgsmacht en ook geen eindgebruik in Israël.
NL0074CDIU0183046
Delen voor simulatiesystemen
Israël
Nederland
€ 5.000.000,–
NL0074CDIU0184006
Elektronica voor vliegerhelmen
Israël
VS
€ 5.750,–
NL0074CDIU0184345
Elektronica voor vliegerhelmen
Israël
India
€ 115.575,–
NL0074CDIU0183705
Warmtebeeldcamera's.
Deze goederen worden geïntegreerd in systemen die vervolgens worden uitgevoerd naar Europese landen.
Israël
Israël
€ 43.128,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
Betreft geen eindgebruik door Israëlische krijgsmacht en ook geen eindgebruik in Israël.
NL0074CDIU0186462
Programmatuur voor beveiligde communicatie.
Uitvoer van demonstratiematerieel dat na beursdeelname in Nederland weer is geretourneerd naar Israël waarvan het eindgebruik niet bij de Israëlische krijgsmacht ligt.
Israël
Israël
€ 359,58,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
Betreft geen eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
NL0074CDIU0185706
Communicatiesystemen.
De uit te voeren goederen worden voor verdere productontwikkeling naar Israël verzonden en zullen enkel gebruikt worden voor test- en evaluatiedoeleinden. Er is geen sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
Israël
Israël (niet de Israëlische krijgsmacht)
€ 5.730,–
Betreft geen eindgebruik door Israëlische krijgsmacht en ook geen eindgebruik in Israël.
NL0074CDIU0187232
Technologie voor radarsystemen.
Dit betreft de uitvoer van minimaal noodzakelijke technologie ter ondersteuning van uit te brengen offertes.
Divers, waaronder Israël
€ 500,–
Betreft geen eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
NL0074CDIU0187795
Delen voor onbemande voertuigen
Israël
VS
€ 18.502,–
NL0074CDIU0188390
Elektronica voor vliegerhelmen
Israël
VS
€ 12.949,–
NL0074CDIU0187537
Programmatuur voor observatiesystemen.
Ingezet bij integratie van systemen die Europese landen als eindgebruiker hebben.
Israël
Israël
€ 1.000,–
Betreft geen eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
NL0074CDIU0187335
Delen voor geleide projectielen
Israël
Spanje, Hongarije en Portugal
€ 2.412.128,78,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
Betreft geen eindgebruik in Israël, maar bewerking van materieel ten behoeve van enkele Europese krijgsmachten.
Kunt u aangeven welke Israëlische vergunningsaanvragen Nederland sinds 7 oktober 2023 heeft afgewezen? Kunt u daarbij per vergunningsaanvraag aangeven om welke goederen het ging, wat het eindgebruik was, wat de goederen waard waren, en wat het land van herkomst en eindbestemming van de goederen was?
Sinds 7 oktober 2023 zijn er elf aanvragen voor uitvoer militaire goederen met eindgebruik in Israël afgewezen. Het kabinet rapporteert publiekelijk over de afgewezen aanvragen via de jaarrapportages en het «Historisch overzicht afgewezen aanvragen voor militaire goederen».4 Onderstaande tabel bevat de informatie uit dit overzicht die betrekking heeft op Israël sinds 7 oktober 2023.
178774
Munitie, kal. 9x19mm
Israël
Particuliere handelaar
7
175816
Beeldversterkers
Israël
IDF
2,4,6,7
175829
Thermische kijkers
Israël
IDF
2,4,6,7
175868
Helmen
Israël
IDF
2,4,6,7
175869
Kogelwerende platen, NIJ level IV
Israël
IDF
2,4,6,7
180863
Beeldversterkers
Israël
Israel Prison Service
2,4,6,7
179643
Technologie voor helikopters
Israël
Israel Ministry of Defence
2,4,6
187112
Technologie voor helikopters
Israël
Israel Ministry of Defence
2,4,6
181008
Onderdelen voor marineschepen
Israël
IDF
2,4,6
181010
Onderdelen voor marineschepen
Israël
IDF
2,4,6
186509
Technologie voor patrouillevaartuigen
Israël
IDF
2,4,6
Kunt u bovenstaande vragen binnen twee weken en los van elkaar beantwoorden?
Er is naar gestreefd de antwoorden binnen de verzochte termijn te beantwoorden. Dit bleek uiteindelijk niet haalbaar. Vervolgens zijn de vragen binnen enkele dagen na de deadline beantwoord.
Medische evacuaties uit Gaza |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Tijdens het commissiedebat van 7 augustus 2025 verwees u naar een onderzoek door twee oud-ambassadeurs over medische evacuaties vanuit Gaza; kunt u dit onderzoek, inclusief eventuele bijlagen en onderliggende correspondentie, onverwijld aan de Kamer doen toekomen? Wanneer is dit onderzoek uitgevoerd, wat was de precieze opdracht en aan wie is het gerapporteerd? Welke concrete aanbevelingen bevatte het onderzoek en op welke punten heeft het kabinet deze wel/niet overgenomen?
Tijdens het commissiedebat van 7 augustus 2025 sprak voormalig Minister Veldkamp over het door voormalig Minister Bruins Slot aangekondigde verkenning. Die werd besproken in de Raad Defensie, Internationale, nationale en Economische Veiligheid (RDINEV) van 22 oktober 2024, waarna het kabinet besloot dat ondersteuning in de regio op dat moment de voorkeur had boven opvang in Nederland. De verkenning die tijdens de RDINEV werd besproken is vertrouwelijk, en wordt niet met uw Kamer gedeeld ter bescherming van de eenheid van Kabinetsbeleid.
Is het genoemde onderzoek gedeeld met Europese partners, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) of uitvoerende hulporganisaties? Zo ja, welke reactie(s) kwamen hierop terug?
Nee.
Hoe verhoudt de conclusie uit het onderzoek – dat medische evacuaties het meest effectief zouden zijn wanneer patiënten in de regio blijven – zich tot het feit dat tal van Europese landen (waaronder België, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Roemenië, Slowakije, Albanië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk) wel degelijk patiënten uit Gaza naar hun eigen ziekenhuizen overbrengen?
Over de manier waarop landen bijdragen aan medische evacuaties maakt iedere regering een eigen afweging. Het kabinet focust op het verhogen van de hulp aan patiënten en zorginstellingen in de landen in de regio om zo ernstig zieke patiënten te helpen.
Beschikt het kabinet over medische, logistieke of juridische informatie die deze landen kennelijk niet hebben? Zo ja, welke specifieke feiten of risicoanalyses leiden ertoe dat Nederland afwijkt van het beleid van genoemde landen?
Het is het kabinet niet bekend over welke specifieke informatie genoemde landen beschikken. Het kabinet richt zich op de ondersteuning van medische evacuaties in de regio, waar het kabinet mogelijkheden ziet om snel en direct een concrete bijdrage te leveren. Ook deze hulp is hard nodig in de regio.
Acht u het aannemelijk dat de situatie voor Nederland wezenlijk anders is dan voor deze landen, bijvoorbeeld qua reistijd, medische stabiliteit van patiënten of opnamecapaciteit, en kunt u dit onderbouwen met cijfers en documenten?
Zie beantwoording van vraag 4.
Hoeveel verzoeken van de WHO of via het EU Civil Protection Mechanism zijn sinds 1 januari 2024 aan Nederland gedaan om patiënten uit Gaza op te nemen, en wat was telkens de reden om deze verzoeken niet te honoreren?
In april 2024 deed de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een verzoek aan de Europese lidstaten via het EU Civil Protection Mechanism (UCPM) om patiënten uit de Gazastrook naar Europa te evacueren. Nederland krijgt deze verzoeken als EU lidstaat en heeft geen bilaterale verzoeken van de WHO ontvangen.
Erkent u dat de door u genoemde praktische bezwaren, zoals reisafstand of medische stabiliteit, ook spelen voor landen als Noorwegen, Ierland of Malta, die desondanks wél patiënten opnamen? Waarom kiest Nederland niet voor eenzelfde aanpak, desnoods voor een kleiner aantal patiënten?
Het kabinet heeft ervoor gekozen zich te richten op het bieden van diplomatieke en financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandeling in ziekenhuizen in de regio. Het staat buiten kijf dat de behoefte aan ondersteuning in de regio groot en acuut is, en dat Nederland daar snel een concrete en zinvolle bijdrage kan leveren.
Geldt het argument dat zorg beter in de regio verleend kan worden ook voor gevallen waarbij sprake is van ernstige complicaties en een zeer gespecialiseerde zorgvraag, zoals bij het merendeel van de medische evacuaties van kinderen naar onder andere het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk?
Ook voor deze gevallen geldt dat het wenselijker is als zij deze zorg in de regio kunnen ontvangen. Dat de capaciteit voor dergelijke zorg onder druk staat in de regio is bekend. Waar een aantal andere landen zich tevens richt op evacuatie naar hun land voor het bieden van hulp aan mensen met deze specifieke zorgvraag, zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Ook daarvoor zijn de noden hoog.
Bent u bereid, mede gezien de aanhoudende oproepen van de WHO en het precedent van andere Europese landen, alsnog een contingent patiënten en hun begeleiders uit Gaza op te nemen, en hierover op korte termijn afspraken te maken met ziekenhuizen en het EU-mechanisme?
Het leed van mensen die medisch geëvacueerd moeten worden is schrijnend, in het bijzonder waar het kinderen betreft. Het kabinet is vastberaden om verlichting en hulp te bieden. Zoals bekend zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Hiervoor zijn de noden hoog en op dit gebied kan Nederland snel een concrete en zinvolle bijdrage leveren. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor concrete steun. De verschillende steunmogelijkheden in de regio worden interdepartementaal in kaart gebracht, in samenwerking met Defensie en VWS.
Het kabinet spant zich in om de knelpunten die in de regio worden ervaren te verlichten. Recent heeft Nederland een aanvullende bijdrage van 3 miljoen euro aangekondigd voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarmee de medische ondersteuning en evacuatie van patiënten uit de Gazastrook naar landen in de regio kan worden bekostigd. Ook in 2024 stelde Nederland een bijdrage van 3 miljoen euro beschikbaar voor de WHO ter ondersteuning van medische capaciteit in de Gazastrook en de regio. Destijds heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eveneens medische hulpmiddelen ter waarde van 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan Egypte met oog op medische evacuaties uit de Gazastrook.
Het kabinet maakt in 2025 25 miljoen euro vrij voor hulp aan mensen uit Gaza. Dit gaat om humanitaire hulp en ondersteuning voor de langere termijn, zowel in de Gazastrook als landen in de regio. Het kabinet biedt daarmee een substantiële bijdrage aan de humanitaire medische noden in Gaza. Op dit moment wordt hierin prioriteit gegeven aan medische evacuaties in de regio en ondersteuning van medische capaciteit daarbij. Uit deze reservering wordt voorts 800.000 euro vrijgemaakt ter ondersteuning van het werk van Save the Children voor patiënten die zijn geëvacueerd naar Egypte. Met deze bijdrage kan Save the Children circa 600 patiënten helpen voor een periode van één jaar.
Het kabinet identificeert verdere mogelijkheden in de regio, zoals het beschikbaar stellen van Nederlandse medische expertise voor gecompliceerde zorgvragen waar beperkte behandelcapaciteit voor aanwezig is in de regio. Daarbij wordt ook de medische capaciteit in de Westelijke Jordaanoever en landen in de regio, zoals Egypte en Jordanië in ogenschouw genomen. De nadere invulling van dit pakket voor hulp in de Gazastrook of de regio wordt te zijner tijd aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Bovendien heropen ik het contactpunt waar partijen en medisch gekwalificeerde personen zich kunnen melden. Daar worden zij in contact gebracht met de hulpverlening in de regio die daar wordt georganiseerd door verschillende NGO’s en de WHO. Hiermee faciliteer ik de behoefte onder Nederlandse zorgprofessionals om ter plaatse in de regio een bijdrage te leveren aan de zorg voor Gazaanse patiënten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport helpt mee door het contactpunt actief onder de aandacht te brengen van de partijen in de Nederlandse zorg.
Naast financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandelcapaciteit in de regio zet Nederland zich diplomatiek in richting Israël en landen in de regio voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties uit de Gazastrook. Over deze thematiek spreek ik met Ministers van Buitenlandse Zaken van landen uit de regio.
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid om geen patiënten uit Gaza naar Nederland te halen zich tot de recente analyse van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV), waarin wordt gesteld dat derde staten een verplichting hebben om alle redelijke maatregelen te nemen om genocide te voorkomen? Acht u medische evacuatie van (kind)slachtoffers uit een door hongersnood en oorlogsgeweld getroffen gebied een dergelijke redelijke maatregel, en zo niet, waarom niet?
Deze verplichting brengt met zich mee dat derde staten, waaronder Nederland, alle redelijkerwijs beschikbare maatregelen moeten nemen om genocide in de Gazastrook zo veel mogelijk te voorkomen. Dit omvat maatregelen die een afschrikwekkend effect kunnen hebben op degenen die genocide voorbereiden dan wel begaan. Ook het nemen van maatregelen gericht op het bijdragen aan het voortbestaan van de beschermde groep kan onder omstandigheden een invulling vormen van de verplichting tot voorkomen.
Zoals ook de CAVV beaamt, kent het internationaal recht echter geen duidelijke of vaste regels die de keuze van maatregelen ter voorkoming van genocide voorschrijven. Nederland neemt al geruime tijd maatregelen om de situatie in de Gazastrook te verbeteren en spant zich naar vermogen in om genocide te voorkomen. Er wordt telkens naar gelang de situatie ter plekke geëvalueerd welke effectieve maatregelen redelijkerwijs een invulling vormen van deze verplichting.
Hoewel medische evacuaties niet rechtstreeks zijn gericht op het «afschrikken» van de mogelijke plegers van genocide, in dit geval Israël, kunnen deze evacuaties bijdragen aan het voortbestaan van de beschermde groep. Dit betekent echter niet dat de inzet van het kabinet gericht moet zijn op het overbrengen van deze personen naar Nederland. Ook het bijdragen aan medische zorg ter plekke of in de regio kan hieronder vallen.
Daarom spant het kabinet zich, middels diplomatieke en financiële inzet, in algemene zin in voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties uit de Gazastrook naar de regio.
Kunt u, gezien de extreme noodsituatie in Gaza, deze vragen elk afzonderlijk binnen één week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het onderzoek van BOOS en Follow the Money naar Stichting Durf te Dromen en mogelijke misleiding van scholen |
|
Ilana Rooderkerk (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van BOOS en de artikelen van Follow the Money over de constructie rond Stichting Durf te Dromen en de gelijknamige commerciële bv?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u het beeld dat scholen in de veronderstelling waren dat zij zaken deden met een goed doel terwijl zij in werkelijkheid betaalden aan een commerciële onderneming?
Het is natuurlijk zeer onwenselijk als scholen op het verkeerde been worden gezet. Organisaties dienen altijd transparant te zijn over het doel van waaruit zij handelen, en of dat bijvoorbeeld met of zonder winstoogmerk is.
Heeft u inzicht in hoeveel scholen landelijk diensten hebben afgenomen van de commerciële bv Durf te Dromen en welke bedragen hiermee gemoeid waren?
Nee, het Ministerie van OCW houdt geen overzicht bij van de diensten die door scholen worden afgenomen. Scholen bepalen zelf bij wie zij inkopen.
Zijn er signalen dat ook scholen buiten Utrecht, mogelijk in meerdere gemeenten, op vergelijkbare wijze zijn gefactureerd door deze bv?
Nee, hier zijn op dit moment geen signalen van bekend.
Hoe beoordeelt u de risico’s voor gelijke onderwijskansen wanneer commerciële partijen via maatschappelijke branding toegang krijgen tot scholen en publiek gefinancierde activiteiten?
Externe inhuur is bedoeld in aanvulling op en ter ondersteuning van de aanpak van scholen, en moet beperkt, tijdelijk en doelgericht zijn. Scholen kunnen, waar nodig, commerciële partijen inschakelen. De handreiking inhuur van externe partijen3 biedt een vragenlijst die scholen kan helpen bij het selecteren van de juiste partij, waarbij geadviseerd wordt goed te kijken naar de kwaliteit, redelijkheid van de tarieven en non-profit alternatieven.
In hoeverre zijn scholen verplicht om bij de inkoop van educatieve diensten na te gaan of zij met een stichting dan wel een commerciële onderneming zakendoen en hoe wordt dit momenteel gecontroleerd?
Dat zijn zij niet verplicht.
Deelt u de mening dat bij maatschappelijke initiatieven die werken met kinderen en (indirect) publieke middelen een volledige scheiding tussen non-profit en commerciële activiteiten geborgd moet zijn?
Nee, er bestaan commerciële organisaties die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de onderwijskwaliteit en -kansen of goede educatieve diensten leveren. Zoals gezegd dienen organisaties wel altijd transparant te zijn over vanuit welk doel zij handelen. Het moet voor degene die de dienst inkoopt altijd helder zijn met wie het contract gesloten wordt.
Kunt u uiteenzetten welke bestaande wettelijke en beleidsmatige instrumenten er zijn om vermenging van publieke en private geldstromen bij onderwijsinitiatieven te voorkomen?
Zoals gezegd, het moet voor degene die de dienst inkoopt altijd helder zijn met wie het contract gesloten wordt. Het is aan scholen om goed te kijken bij wie zij een dienst inkopen. De handreiking inhuur van externe partijen geeft scholen
handvatten om interne oplossingen en non-profit partijen mee te wegen bij de selectie van een partij.
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaar voorgekomen dat publieke subsidies aan stichtingen in het onderwijs indirect ten goede kwamen aan commerciële bv’s met dezelfde oprichter of naam?
Zoals toegelicht bij vraag 3 houdt het Ministerie van OCW houdt geen overzicht bij van de diensten die door scholen worden afgenomen.
Bent u bereid te onderzoeken of de constructie bij Durf te Dromen, Leren voor de Toekomst en de Weekend Academie op meer plekken in het land voorkomt en de Kamer hierover te informeren?3 4
Scholen kopen zelf deze diensten in. Ik roep hen op om met deze kennis bij vervolginkopen goed te kijken met wie ze in zee gaan. In algemene zin kan bij een vermoeden van fraude met subsidies melding gemaakt worden bij DUS-I, waarop vervolgens een zorgvuldig onderzoek wordt opgestart dat uiteindelijk tot een aangifte kan leiden. We moedigen scholen aan om bij vermoedens van misbruik of oneigenlijk gebruik een melding te doen.
Hoe beoordeelt u de verantwoordelijkheid van schoolbesturen en de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij het signaleren van onduidelijke of misleidende constructies rond de inkoop van diensten?
Zoals gezegd hebben schoolbesturen de verantwoordelijkheid om zorgvuldig hun middelen te besteden. Scholen zijn daarbij gehouden aan Europese wet- en regelgeving omtrent inkoop.
Wanneer de Inspectie van het Onderwijs risico’s constateert op het vlak van onrechtmatige verkrijging of besteding van middelen, voert zij doorgaans onderzoek uit bij het betreffende bestuur. Als uit dat onderzoek onrechtmatige verkrijging of besteding blijkt, dan kan de inspectie handhavend optreden.
Zoals gezegd, in algemene zin kan bij een vermoeden van fraude met subsidies melding gemaakt worden bij DUS-I, waarop vervolgens een zorgvuldig onderzoek wordt opgestart dat uiteindelijk tot een aangifte kan leiden.
Acht u aanvullende wettelijke transparantie-eisen wenselijk voor maatschappelijke organisaties die in of rond scholen opereren, zoals openbaarmaking van verbonden commerciële entiteiten, inzicht in eigendomsstructuren en inzicht in financiële stromen?
Maatschappelijke organisaties die in of rond scholen opereren dienen transparant te zijn over hun beweegredenen en het is aan scholen om goed te kijken bij wie zij een dienst inkopen. We moeten terughoudendheid betrachten om bij incidenten te reageren met wet- en regelgeving.
Bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de PO- en VO-Raad richtlijnen op te stellen om dit soort constructies te voorkomen?
Ja, ik zal samen met de raden kijken hoe we bewustwording van risico’s bij inkoopprocessen kunnen verhogen.
Bent u bereid deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met bovenstaande artikelen?1 2 3
In welke fase bevindt zich het lopende politieonderzoek naar de bekladding van het CIDI-gebouw tijdens het Gaza-debat in Den Haag op 7 augustus 2025?
Zijn de personen waarvan duidelijke beelden van bestaan van dat zij het CIDI-gebouw bekladden, waarvan hun namen circuleren op internet en waarvan hun namen bekend zouden zijn bij de politie reeds aangehouden, of tenminste verhoord? Zo ja, worden zij vervolgd en waarvoor precies? Zo nee, waarom niet?
Wordt ook expliciet gekeken naar degenen die de privéwoning van een CIDI-bestuurslid in Amsterdam hebben beklad met pro-Palestijnse stickers? Zo ja, welke prioriteit krijgt dit aspect van intimidatie?
Welke concrete maatregelen worden genomen om medewerkers van maatschappelijke organisaties te beschermen en specifiek wanneer hun privéwoningen doelwit worden?
Is er afstemming met lokale autoriteiten (gemeente, politie) om de veiligheid van deze medewerkers te waarborgen?
Hoe positioneert u de beide vormen van bekladding met ogenschijnlijk antisemitisch dan wel anti-Israëlisch motief?
Overweegt u wet- of beleidsaanpassingen om escalatie naar de privésfeer te voorkomen en worden er maatregelen genomen zoals cameratoezicht, specifieke meldpunten en bescherming voor bedreigde medewerkers?
In hoeverre is de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 en het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), die maatregelen omvatten zoals bescherming, preventie en monitoring, direct ingezet na de bekladdingen van het CIDI-gebouw en de woning van een medewerker?
Kan concreet worden aangegeven of en hoe het veiligheidsfonds van € 1,3 miljoen wordt ingezet voor beveiligingsmaatregelen rond maatschappelijke organisaties zoals CIDI, of specifiek voor medewerkers die persoonlijk zijn bedreigd?
In hoeverre kan de dit jaar ingerichte taskforce hierin een rol spelen?
Worden instrumenten met betrekking tot verhoging van de pakkans, repressieve instrumenten zoals snelrecht en intrekken van Nederlanderschap bij ernstig antisemitisch geweld ook geactiveerd in gevallen zoals bekladdingen als voorbeeld van strafbare antisemitische intimidatie?
Zijn er concrete beleidsplannen voor prioriteit in strafrechtelijke vervolging bij antisemitische intimidatie die zich richt op individuele medewerkers of hun privéomgeving?
Worden maatschappelijke organisaties zoals CIDI actief betrokken bij preventiecampagnes of veiligheidstrainingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het onderwijs?
Bestaat er voor dergelijke organisaties onder de post «onderwijs en preventie» een gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld voor medewerkers die onderwerp zijn van intimidatie?
Welke stappen zijn de afgelopen maanden genomen om te komen tot verduidelijking of aanscherping van wetten rondom haatzaaien en discriminatie, zodat criteria transparanter en consistenter worden toegepast?
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het artikel ‘Datahack bij laboratorium veel groter, deel gegevens op dark web’ |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Judith Tielen (VVD), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat het datalek bij laboratorium Clinical Diagnostics veel groter blijkt dan eerder gemeld, en dat naast gegevens van 485 duizend vrouwen ook data van onderzoeken naar huid, urine, penis, anus en wondvocht zijn buitgemaakt?1
Het laboratorium Clinical Diagnostics heeft in zijn eerste berichtgeving over de hack aan Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) gemeld dat daarbij de gegevens van ruim 485.000 deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd. Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert (het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg) is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek, naast de deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, inderdaad groter blijkt te zijn. Zo heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd dat ook gegevens van 266 (ex-)gedetineerden betrokken zijn bij de hack.2 Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat gegevens, inclusief burgerservicenummer, medische uitslagen en adviezen, deels op het dark web zijn verschenen en dat criminelen claimen 300 gigabyte aan data te hebben gestolen?
Ik betreur het ten zeerste dat persoonsgegevens van deelnemers aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd als gevolg van een hack bij het laboratorium Clinical Diagnostics. Bovenal voor de deelnemers die direct geraakt zijn door de hack, aangezien het grote impact kan hebben als je gegevens in verkeerde handen komen. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens zijn bemachtigd bij een hack en mogelijk op het dark web zijn verschenen, is dat een ontzettende schok. Ook voor alle andere (potentiële) deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken vind ik de situatie betreurenswaardig. Deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Ik begrijp heel goed dat zij zich zorgen kunnen maken en vragen hebben.
Ik vind het belangrijk dat deelnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de hack. Betrokken zijn of worden door BVO per brief geïnformeerd. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum3 van BVO NL.
Wat vindt u van het feit dat het datalek al op 6 juli 2025 bekend was bij het laboratorium, maar pas op 6 augustus 2025 is gemeld aan Bevolkingsonderzoek Nederland?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Kunt u bevestigen dat ook gegevens van patiënten van huisartsen en ziekenhuizen zoals het Leids Universitair Medisch Centrum, Amphia ziekenhuis en Alrijne ziekenhuis zijn gelekt? Wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van deze instellingen?
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek inderdaad groter blijkt te zijn dan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Zoals ik afgelopen vrijdag en vandaag in aparte brieven uw Kamer heb laten weten, blijkt dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack, ook deze deelnemers worden hierover door BVO NL geïnformeerd.
Desgevraagd Iheeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels genomen om de schade voor betrokken burgers te beperken en herhaling te voorkomen?
Om meer inzicht te krijgen in de omvang van het probleem en om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken, zijn de volgende maatregelen genomen:
De komende periode beziet BVO NL op welke wijze de consequenties van de hack zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Ik sta hierover in nauw contact met het RIVM en BVO NL.
Van het laboratorium heb ik vernomen dat de betrokken zorgverleners en patiënten worden geïnformeerd en gewezen op de mogelijke risico’s. Om herhaling te voorkomen heeft het laboratorium aanvullende maatregelen getroffen, waaronder het verder beperken van de toegang tot de getroffen IT-omgeving en verscherpte monitoring door het Security Operations Center (SOC)-team op de IT-omgeving.
Hoe kan het dat Bevolkingsonderzoek Nederland en andere zorginstellingen geen gebruik maken van bijvoorbeeld Privacy by Design technieken, waardoor herleidbare persoonsgegevens niet uitgewisseld hoeven te worden tussen een extern laboratorium en de zorginstelling?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
Welke verbeteringen gaat u doorvoeren in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria en andere zorginstellingen? Welke verbeteringen ziet u voor de lange termijn?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt voor de gehele maatschappij. Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er al sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-Cert, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Deze meldplicht aan de IGJ bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Hoe beoordeelt u de keuze om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria? Kunt u toezeggen om te onderzoeken of centrale overheidsregie op digitale gezondheidsdata uitvoerbaar en wenselijk is?
Privacyregelgeving geldt voor iedereen, dus zowel voor publieke als private partijen. Vanuit dat oogpunt is er geen bezwaar om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, het regievoeren op het organiseren van het gezondheidsinformatiestelsel, waar de organisatie van digitale gezondheidsdata een belangrijk onderdeel van is, gebeurt door het uitvoeren van de in april door de Tweede Kamer goedgekeurde Nationale Visie en Strategie (NVS) op het Gezondheidsinformatiestelsel4. In deze visie staat hoe de opslag en het beheer van digitale gezondheidsdata worden vormgegeven. Privacy en informatiebeveiligingseisen zijn een integraal onderdeel van de NVS, voor primaire zorginformatie en voor informatie zoals die gebruikt wordt voor het bevolkingsonderzoek.
Bent u bekend met systemen waarbij data bij de bron wordt onthouden en pas bij verwijzing kunnen worden ingezien, met volledige logging van inzage? Hoe beoordeelt u de veiligheid van dit decentrale model ten opzichte van een centraal systeem zoals in Estland?
Ik ben bekend met de systemen waar u op doelt, het zogenoemde communicatiepatroon «gericht beschikbaar stellen», waarbij volledige logging van inzage plaats moet vinden. Ook in de situatie van laboratoriumonderzoek zou gebruik gemaakt kunnen worden van dit communicatiepatroon. Dit communicatiepatroon kan echter niet het hacken van data uit het laboratorium zelf voorkomen.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, de inrichting van zorgstelsels in verschillende landen is niet altijd goed met elkaar te vergelijken. Veiligheidsvraagstukken en de afweging tussen centraal en decentraal worden meegenomen bij de inrichting van het gezondheidsinformatiestelsel op basis van de NVS.
Is er inmiddels aangifte gedaan van deze hack? Zo ja, door wie en op welk moment? Is dit voor of na de melding op 6 augustus jl. aan Bevolkingsonderzoek Nederland? En mocht dit voor de melding op 6 augustus zijn geweest, hoe beoordeelt u de communicatie van organisaties bij datalekken, welke verbeteringen ziet u?
Over de vraag of er door direct betrokkenen aangifte is gedaan, kan ik mij niet uitlaten.
Welke rol speelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria? Wordt deze rol versterkt?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wabvpz en Wkkgz). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Wat kan de overheid nog doen als gegevens eenmaal op het dark web zijn verschenen, en hoe wordt de schade voor de betrokken burgers beperkt?
Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn.
Hoewel de mogelijkheden om schade volledig te voorkomen beperkt zijn, kunnen er door zorginstellingen wel maatregelen worden genomen om de (toekomstige) impact voor betrokkenen zoveel mogelijk te beperken. Een belangrijke stap is het tijdig informeren van betrokkenen zodra wordt vastgesteld dat hun gegevens op het dark web zijn aangetroffen. Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd, vergroten namelijk het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
Door snel te informeren, kunnen betrokkenen proactief maatregelen nemen, zoals het wijzigen van wachtwoorden of het melden van mogelijke identiteitsfraude bij de daarvoor bestemde instanties (bijvoorbeeld bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens5).
Kunt u uitsluiten dat andere laboratoria of zorginstellingen eveneens slachtoffer zijn van deze of vergelijkbare hacks?
Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Z-Cert monitort continu de informatiebeveiliging van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze aanbieders over mogelijke risico’s in hun informatiebeveiliging.
Bent u bereid om een landelijke audit op databeveiliging bij zorginstellingen te laten uitvoeren, en daarbij ook de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het Nationaal Cyber Security Centrum te betrekken?
Nee, het is niet aan mij om landelijke audits uit te voeren. Zorginstellingen in Nederland zijn zelf verantwoordelijk en wettelijk verplicht voor het nemen van technische en organisatorische maatregelen ter bescherming van persoonsgegevens en medische informatie binnen hun organisatie. Zij dienen die maatregelen periodiek te evalueren en zo nodig aan te passen. De AP en de IGJ houden toezicht op de naleving van de betreffende regelgeving.
Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken ernstig wordt geschaad door dit datalek?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over deze hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ik wil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Welke maatregelen neemt u om het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken te herstellen en deelname te stimuleren?
BVO NL onderneemt verschillende acties om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken:
Ik verwacht dat deze acties bijdragen aan het behouden van vertrouwen in de bevolkingsonderzoeken.
Daarnaast lopen er momenteel verschillende pilots van het RIVM samen met BVO NL om de deelname aan de bevolkingsonderzoeken te stimuleren, waaronder een wijkgerichte aanpak, waarbij door een gezondheidsvoorlichter van het RIVM voorlichting wordt gegeven in wijkcentra in wijken waar de opkomst bij de bevolkingsonderzoeken laag is. Daarnaast wordt voorlichting gegeven op lokale evenementen en festivals en bij voedselbanken. Hierin wordt onder meer samengewerkt met gemeenten en GGD’en. Eventuele signalen die bij deze voorlichting naar voren komen wat betreft de informatievoorziening rond de hack, worden in overleg met BVO NL benut om de informatievoorziening vanuit BVO NL toegankelijker en begrijpelijker te maken.
Hoe wordt de communicatie richting burgers afgestemd op de ernst van het datalek, en hoe worden deelnemers aan het bevolkingsonderzoek proactief geïnformeerd?
Op 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht naar buiten gebracht over de hack bij het laboratorium, om mensen te informeren en te waarschuwen. In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
In deze brief worden deelnemers onder andere geïnformeerd over het belang van alert zijn op fraude. Nu duidelijk is geworden dat meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen, zullen ook deze deelnemers hierover door BVO NL worden geïnformeerd. Hierover heeft BVO NL op 29 augustus een nieuwsbericht gepubliceerd.
Op de website van BVO NL wordt de informatie voortdurend geüpdatet en worden veelgestelde vragen en antwoorden aangevuld. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland. 6
Bent u bereid om met Gemeentelijke Gezondheidsdiensten, huisartsen en Bevolkingsonderzoek Nederland een herstelplan op te stellen voor het vertrouwen in preventieve zorg na dit incident?
Ik wacht op de uitkomsten van de lopende onderzoeken. Hieruit zullen lessen worden getrokken voor verbeteringen in de toekomst. Hierbij kijk ik ook zeker naar het vertrouwen in de preventieve zorg.
Kunt u als Minister en Staatssecretaris, gezien de ernst van de situatie, toezeggen om voor 1 september 2025 uitgebreid antwoord te geven op bovenstaande vragen, inclusief een visie op de toekomst van digitale gezondheidsdata en cyberveiligheid in de preventieve zorg?
Met de Nationale Visie en Strategie voor het gezondheidsinformatiestelsel, zoals 14 april 2025 door Tweede Kamer akkoord bevonden, is een totaalvisie op het gezondheidsinformatiestelsel voor zorg, preventie en gezondheid gegeven. Mijn ministerie is nu druk bezig om deze visie te realiseren. Om die met vertrouwen van burger en zorgverlener te kunnen realiseren, zijn cyberveiligheid, privacy en informatiebeveiliging van wezenlijk belang en dus ook een integraal onderdeel van de strategie. Dit geldt voor zowel de primaire zorg en preventiezorg als voor gezondheidsdoeleinden.
De vragen zijn per 1 september beantwoord. Ik blijf uw Kamer op de hoogte stellen.
Het gebrek aan tolken voor mensen die slechthorend of doof zijn en spraakherkenningshulpmiddelen. |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat Nederland volgens het VN-Verdrag Handicap verplicht is om mensen in staat te stellen mee te kunnen doen met de samenleving en zoveel mogelijk zelfstandig te zijn?
Kent u de reportage van EenVandaag van oktober 2024 over het tekort aan tolken, wat vaak leidt tot zeer pijnlijke situaties?1 Deelt u de mening dat dit onacceptabel is? Zo ja, heeft u recent nog concrete maatregelen genomen die leiden tot oplossingen? Wordt er bijvoorbeeld meer actie ondernomen om nieuwe studenten te trekken naar opleidingen voor de tolk Nederlandse Gebarentaal en schrijftolken?
Deelt u de mening dat de vergoeding van spraakherkenningshulpmiddelen een belangrijke bijdrage levert aan zelfstandigheid en toegankelijkheid gezien het tekort aan tolken Nederlandse Gebarentaal en schrijftolken?
Bent u ermee bekend dat spraakherkenningshulpmiddelen van enorme meerwaarde zijn, en er letterlijk een wereld opengaat voor mensen die doof of slechthorend zijn en soms zelfs sociaal isolement wordt verminderd omdat zij met deze spraakherkenningshulpmiddelen zelf in staat zijn om groepsgesprekken, maar ook gesproken audio zoals radio, lezingen, historische films en podcasts te ondertitelen? Zo ja, deelt u de mening dat spraakherkenningshulpmiddelen zoals Speaksee, die gesproken taal omzetten in tekst, en mensen in staat stellen om mee te doen met groepsgesprekken en vergaderingen, een belangrijke bijdrage leveren aan het nakomen van het VN-Verdrag?
Deelt u de mening dat mensen die doof of slechthorend zijn, spraakherkenningshulpmiddelen zoals de microfoonset van Speaksee standaard vergoed zouden moeten krijgen? Uit het antwoord op Kamervragen van De Kort en Bevers2 blijkt dat de zorgverzekeraar standaard verantwoordelijk is voor vergoeding in het leefdomein, houden alle zorgverzekeraars zich hier ook aan? Hanteren ze hierbij dezelfde criteria en waarborgen deze criteria dat doven en slechthorenden die op een doelmatige manier baat hebben bij het hulpmiddel, dit in de praktijk ook toegekend krijgen?
Bent u ermee bekend dat het onderwijs, waar het tekort aan gebaren- en schrijftolken het meest schrijnend is, spraakherkenningshulpmiddelen niet worden vergoed door het UWV of de zorgverzekeraar? Klopt het dat het UWV de noodzaak ziet en wil vergoeden, maar wacht op toestemming van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)? Zo ja, waarom is deze toestemming niet gegeven?
Klopt het dat er verschillende procedures zijn voor de beoordeling van de vergoeding voor Speaksee en dat mensen die werken geen herkeuring nodig hebben, maar dat de zorgverzekeraar eist dat niet-werkenden zoals gepensioneerden wél herkeurd dienen te worden? Hoe verhoudt zich dit tot de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)? Deelt u de mening dat dit haaks staat op de wens van de Kamer die wil dat onnodige procedures zoals de herkeuring van mensen die doof zijn worden afgeschaft? Deelt u ook de mening dat dit een verspilling is van zorggeld? Zo ja, bent u bereid om dit te gaan regelen?
Is er een onafhankelijke plek waar mensen terecht kunnen met vragen over spraakherkenningshulpmiddelen en eventuele problemen met herkeuringen of vergoedingen en waar ze op een voor hen toegankelijke manier hulp kunnen krijgen? Vanuit de «één loket gedachte» is de tolkvoorziening in 2019 gecentraliseerd en bij het UWV belegd voor het leef-, onderwijs- én werkdomein, waarom is dit in het geval van een digitale tolkvoorziening zoals Speaksee niet op dezelfde wijze centraal georganiseerd bij het UWV?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over het VN-Verdrag?
De dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza, zoals gemeld door onder andere The Guardian, en met de reactie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)? Kunt u bevestigen dat hij, samen met vier collega’s, omkwam bij een gerichte aanval op een pers tent bij een ziekenhuis in Gaza-Stad, en dat zijn dood plaatsvindt in de context van het ombrengen van meer dan 200 journalisten sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza?
Ja, ik ben bekend met dit bericht en de reactie van de NVJ. De Israëlische strijdkrachten hebben bevestigd dat vijf journalisten, waaronder dhr. Al-Sharif, zijn gedood bij de aanval op hun tent in de Gazastrook. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) zijn inmiddels 192 journalisten om het leven gekomen tijdens het huidige conflict in de Gazastrook.1 Reporters without Borders (RSF) spreekt van meer dan 200 gedode journalisten.2 Ook op 25 augustus jl. is er een luchtaanval geweest op het Nasser-ziekenhuis met 20 doden, waaronder naar verluidt vier journalisten en mediawerkers. Dit zijn alarmerende cijfers.
Klopt het dat het Israëlische leger stelt dat de heer al-Sharif lid was van Hamas?
Ja, dat stelt het Israëlische leger, onder andere in een bericht op X.3 Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover en heeft schriftelijk opheldering gevraagd aan de Israëlische autoriteiten.
Onderschrijft u de analyse van de Verenigde Naties (VN) Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting, Irene Khan, die aangeeft dat al-Sharif doelwit is geweest van een systematische belasterings- en intimidatiecampagne van Israël?
Israël heeft serieuze beschuldigingen geuit aan het adres van de heer al-Sharif. Nederland onderstreept consequent de noodzaak om dergelijke beschuldigingen te onderbouwen en die onderbouwing te delen met de internationale gemeenschap. Het kabinet constateert dat dit vooralsnog te weinig gebeurt.
Het feit is dat momenteel teveel burgers, onder wie journalisten, omkomen in de Gazastrook. Dit moet stoppen. Ook moeten lokale en internationale journalisten hun essentiële werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Juist in een oorlogssituatie is persvrijheid en de veiligheid van journalisten van groot belang. Zowel bilateraal als multilateraal roept het kabinet alle partijen bij het conflict met klem op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht. Journalisten zijn, in hun hoedanigheid als burgers, beschermd onder internationaal recht. Het aanvallen van burgers door partijen is een ernstige inbreuk op het humanitair oorlogsrecht. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Onderschrijft u de verklaring van de NVJ dat de dood van al-Sharif onderdeel is van «een hele lange rij van aanslagen en moorden op journalisten» in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van artikel 79 van het Aanvullend Protocol I bij de Geneefse Conventies, de bescherming van journalisten in gewapende conflicten, in het bijzonder in de huidige situatie in Gaza?
Artikel 79 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève ziet op maatregelen ter bescherming van journalisten. Opgemerkt dient te worden dat Israël geen partij is bij dit Protocol en zodoende niet gebonden is aan de bepaling in artikel 79. Daarentegen bepaalt het internationaal gewoonterecht dat burgerjournalisten die beroepshalve missies uitvoeren in gebieden waar zich gewapende conflicten voordoen, moeten worden gerespecteerd en beschermd, zolang zij niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Ook journalisten in de Gazastrook genieten deze bescherming.
Onderschrijft u de cijfers van onder meer het Committee to Protect Journalists (CPJ), Reporters Without Borders (RSF) en het Palestinian Journalists Syndicate dat sinds oktober 2023 meer dan 200 journalisten in Gaza zijn gedood? Zo nee, welke cijfers hanteert u dan?
Het kabinet kan deze cijfers niet eigenstandig verifiëren, maar het is duidelijk dat de meeste bronnen spreken van circa 200 journalisten die zijn omgekomen of gedood in de Gazastrook sinds oktober 2023. Dit zijn alarmerende cijfers. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Welke inspanningen heeft Nederland tot nu toe geleverd om meer toegang voor (buitenlandse) journalisten tot Gaza te bewerkstelligen?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de persvrijheid in de Gazastrook. Door het gebrek aan vrije toegang voor internationale journalisten – een situatie die eveneens zou moeten veranderen – is de rol van lokale journalisten van groot belang voor informatie en beelden uit Gaza. De toenemende internationale berichtgeving over bewuste en gerichte aanvallen op journalisten baart het kabinet ernstige zorgen. Nederland wil daarom dat Israël bewijs deelt met de internationale gemeenschap in het geval dat aanvallen op journalisten worden onderbouwd met claims van lidmaatschap van een terroristische organisatie. Nederland blijft de Israëlische autoriteiten daarnaast met klem oproepen om toegang te verlenen aan journalisten tot Gaza en de veiligheid van alle journalisten in Gaza te waarborgen.
Hoe beoordeelt u de huidige persvrijheid in de Gazastrook, mede gelet op het feit dat buitenlandse journalisten geen toegang krijgen tot het gebied tenzij zij met het Israëlische leger meereizen?
Mede in navolging van de motie Ceder (CU) van 21 augustus jl. over de toegang voor internationale journalisten en waarnemers tot Gaza (23432–594) onderstreept Nederland regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Daarnaast is er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring vanuit de Media Freedom Coalition (MFC) gekomen over mediatoegang, -vrijheid en veiligheid in Gaza. Nederland speelde een initiërende en aanjagende rol bij de tot stand koming van dit statement. De verklaring is door 26 landen ondertekend, waaronder Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Het kabinet zet zich ook op andere manieren in om de situatie in Gaza, waaronder die van journalisten, te verbeteren, door een combinatie van druk en dialoog. Het initiatief in mei jl. voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, maar de inspanningen om de druk richting Hamas op te voeren (o.a. sancties), en de maatregelen aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. zijn daar voorbeelden van. Daarnaast roept Nederland de partijen bij het conflict op om snel onafhankelijke en onpartijdig onderzoek naar elke omgekomen journalist te bewerkstelligen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Bent u bereid om, bilateraal of in EU-verband, bij de Israëlische regering aan te dringen op vrije en onafhankelijke toegang voor journalisten tot Gaza? Zo ja, op welke wijze en binnen welk tijdpad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de analyse dat effectieve maatregelen nodig zijn om druk uit te oefenen op de Israëlische regering om vrije toegang voor journalisten te realiseren? Zo ja, welke concrete maatregelen overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe ziet u de rol van Nederland, in EU- en VN-verband, bij de bescherming van journalisten in conflictgebieden, en welke lessen trekt u uit de situatie in Gaza voor toekomstig beleid?
De situatie in de Gazastrook is schrijnend en zorgwekkend. Het werk voor journalisten is daar levensgevaarlijk. Toegang tot informatie is een mensenrecht en juist ook in oorlogssituaties moeten journalisten vrij en zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland heeft daarom het afgelopen jaar onder andere extra geld (EUR 0,5 miljoen) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever voor de bescherming van persvrijheid en extra steun gegeven voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (EUR 2 miljoen). Ook organiseerde Nederland tijdens de Mensenrechtenraad in maart een high level side event over mediavrijheid in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (EUR 10 miljoen voor 2023–2027) in 2024 meer dan 2000 journalisten in nood geholpen. Nederland pleit voor meer internationale aandacht voor de toenemende straffeloosheid voor geweld tegen journalisten wereldwijd en onderzoekt ook al geruime tijd mogelijkheden om binnen de Media Freedom Coalition een internationale onderzoekstaskforce op te richten die ingezet kan worden om onderzoek te doen naar moorden op journalisten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Waar toepasselijk zijn antwoorden op vragen samengevoegd.
De opslag van miljoenen door Israël afgeluisterde Palestijnse belgesprekken in Nederland |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Karremans |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in «A million calls an hour», waaruit blijkt dat de Israëlische militaire inlichtingendienst Unit 8200 duizenden terabytes aan afgeluisterd telefoonverkeer van Palestijnen opslaat in het Microsoft atacenter in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon?1
Kunt u bevestigen of het Microsoft datacenter in Nederland daadwerkelijk wordt gebruikt voor het opslaan van deze gegevens, waaronder miljoenen opgenomen telefoongesprekken van Palestijnen in Gaza en de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Heeft Microsoft Nederland of Microsoft internationaal melding gedaan bij de Nederlandse autoriteiten over het type data dat in Nederlandse datacenters wordt opgeslagen in het kader van deze samenwerking met Unit 8200?
Indien u dit niet kunt bevestigen, bent u bereid hier direct onderzoek naar te laten doen, inclusief overleg met Microsoft Nederland?
Hoe beoordeelt u de mogelijke betrokkenheid van in Nederland gevestigde datacenters bij massale, willekeurige en onrechtmatige surveillance die gebruikt wordt bij het plegen van genocide?
Bent u bereid om, indien bevestigd wordt dat dit datacenter in Nederland en eventueel ook andere datacenters worden gebruikt voor het opslaan of verwerken van op deze wijze verkregen data, op te treden door deze activiteiten te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Wat kan Nederland doen om in de toekomst dit soort situaties te voorkomen? Zijn er volgens u voldoende wetgeving en beschikbare middelen om hierop toe te zien?
Bent u bereid de Kamer te informeren over eventuele contracten, beveiligingsafspraken en toezichtmechanismen die gelden voor de opslag van buitenlandse militaire en inlichtingengegevens in Nederlandse datacenters?
Erkent u dat, indien Nederlandse infrastructuur wordt gebruikt voor militaire doeleinden die kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, Nederland risico loopt op medeplichtigheid aan die schendingen? Zo nee, waarom niet?
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de NOS over de gerichte moord op Anas al-Sharif en vier andere journalisten door het Israëlische leger, van de verklaring van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) waarin zij hun afschuw uitspreken en oproepen tot meer maatregelen, en tevens van de verklaring van de internationale journalistenvereniging Reporters Without Borders met eenzelfde boodschap?1 2 3
Ja.
Erkent u dat de structurele moorden door Israël op journalisten in Gaza en ander illegaal bezet gebied een ernstige schending vormen van het oorlogsrecht, de persvrijheid en het recht op informatie in Palestina en Israël? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de oorlog in de Gazastrook en het hoge aantal burgerslachtoffers dat hierbij valt, onder wie journalisten.
Journalisten moeten hun belangrijke werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Het kabinet roept op alle mogelijke manieren zowel Hamas als de regering-Netanyahu op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht, waarbinnen aanvallen op burgers een ernstige schending zijn. De toenemende internationale berichtgeving over gerichte aanvallen op journalisten, hetgeen zou neerkomen op schendingen van het humanitair oorlogsrecht, baart het kabinet dan ook ernstige zorgen.
Erkent u dat de structurele moorden door Israël op journalisten passen in een breder patroon van schendingen van het oorlogsrecht en humanitair recht door Israël? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat Nederland zo veel mogelijk maatregelen moet instellen richting Israël om genocide te voorkomen en alleen dan haar eigen verplichting onder het genocideverdrag volbrengt? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de plicht zich in te spannen om genocide te voorkomen op basis van het Genocideverdrag. De manier waarop invulling dient te worden gegeven aan deze inspanningsverplichting is niet eenduidig en hangt van verschillende factoren af. Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus.
Nederland heeft al langere tijd stappen ondernomen om de situatie op de grond naar vermogen te verbeteren. Zoals ook in de Kamerbrieven van 21 januari jl., 18 juni jl., en 28 juli 2025 is omschreven, en in meerdere debatten met uw Kamer uiteengezet, zet het kabinet daarbij in op een combinatie van druk en dialoog.
Bent u bereid om uw verantwoordelijke collega-ministers in Israël die moeten toezien op de persvrijheid openlijk aan te spreken op de aantasting van persvrijheid door Israël en het geweld richting journalisten?
In rechtstreekse contacten met de Israëlische autoriteiten benadrukt het kabinet, in lijn met motie Ceder4, het belang van persvrijheid en de veilige toegang voor (internationale) journalisten tot de Gazastrook. Nederland onderstreept bovendien dat journalisten nooit tot doelwit mogen worden gemaakt. Het kabinet blijft dit doen.
Op welke manier spant u zich ervoor in om de veiligheid en persvrijheid te waarborgen van Nederlandse journalisten die verslag doen van de genocide op de Palestijnen en de illegale bezetting van Palestijns grondgebied?
Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de belangrijkste prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland blijft zich hiervoor hard maken.
Naast dat Nederland dit bilateraal en multilateraal aan de orde stelt, heeft het kabinet het afgelopen jaar onder andere extra middelen (0,5 miljoen euro) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever en extra steun voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (2 miljoen euro). Nederland heeft er mede voor gezorgd dat er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring5 van de Media Freedom Coalition is uitgegaan over het belang mediavrijheid en veiligheid van journalisten in Gaza.
Ten aanzien van de wereldwijd inzet op persvrijheid organiseerde Nederland samen met Free Press Unlimitedtijdens de Mensenrechtenraad in maart jl. een high level evenement over het belang van mediavrijheid en veiligheid van journalisten in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (10 miljoen euro voor 2023–2027) in 2024 meer dan tweeduizend journalisten in nood geholpen.
Bent u bereid om de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël op te schorten om zo druk uit te oefenen op Israël en er alles aan te doen om een genocide op de Palestijnen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt dat de oorlog moet stoppen en dat de regering-Netanyahu van koers moet veranderen. Zoals ook in de Kamerbrieven van 21 januari jl., 18 juni jl., en 28 juli 2025 is omschreven, en in meerdere debatten met uw Kamer gewisseld, zet het kabinet zich daarvoor in door middel van een combinatie van druk en dialoog. Het doorsnijden van culturele banden maakt daarvan geen deel uit.
Bent u bereid om een ministeriële richtlijn op te stellen voor Nederlandse universiteiten, hogescholen en culturele organisaties om samenwerkingen met Israëlische entiteiten niet voort te zetten zolang Israël zich niet terugtrekt uit illegaal bezet gebied en niet uitgesloten kan worden dat Israël bezig is met een genocide op de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
De keuze van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en culturele organisaties om samenwerkingsverbanden aan te gaan en/of op te schorten met buitenlandse instellingen vormt onderdeel van hun institutionele autonomie. Het kabinet laat besluitvorming over samenwerkingen met Israëlische instellingen en organisaties dan ook aan hen.
Binnen de academische gemeenschap en culturele instellingen vindt een open en stevige discussie plaats over op welke terreinen, met welke instellingen en op welke manier internationaal wordt samengewerkt. Daarbij kan een instelling onder meer ethische vraagstukken, kennisveiligheidsoverwegingen en kansen op nieuwe wetenschappelijke inzichten of culturele verrijking meenemen in de besluitvorming. Voor Nederlandse hoger onderwijsinstellingen geldt dat de toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in mei 2024 een aantal uitgangspunten heeft meegegeven om mee te nemen in de besluitvorming bij het aangaan van internationale samenwerkingen. Ondertussen hebben veel Nederlandse universiteiten en een aantal hogescholen ethische commissies ingesteld of kaders ontwikkeld die adviseren of een leidraad vormen bij het aangaan, opschorten en/of opzeggen van gevoelige (internationale) samenwerkingen. Besluiten over internationale samenwerkingen en continuering daarvan worden dus zorgvuldig afgewogen.
Bent u bereid deze moord en de bredere trend van aanvallen op media door Israël te agenderen in de eerstvolgende Europese OJCS-raad en te pleiten voor concrete maatregelen die de Europese Unie kan treffen richting Israël, en bent u tevens bereid om in deze raad te pleiten voor het opschorten van het EU-Israël Associatieverdrag? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt de zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden nauwgezet en beziet steeds welke stappen het kan zetten om de situatie ten goede te keren. Het kabinet is hierover ook actief in gesprek in EU-verband. Zoals de Kamer reeds is geïnformeerd in de brief van 28 juli jl.,6 zet Nederland zich in de EU in voor een opschorting van het handelsdeel van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël; steunt Nederland het voorstel dat de Europese Commissie heeft gedaan tot opschorting van de samenwerking tussen Israël en de European Innovation Council (EIC), een onderdeel van Horizon Europe; en blijft Nederland in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de Israëlische illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.7 Om de Nederlandse inzet op EU niveau nogmaals duidelijk te maken, is voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 29 en 30 augustus 2025 een gezamenlijke brief met Zweden hierover aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Kaja Kallas, gestuurd.
Wat is uw reactie op het onderzoek uit de berichtgeving dat ongedocumenteerde mensen in Nederland zo zwaar worden uitgebuit?1 2
Ik vind het schrijnend en onacceptabel hoe er met deze werknemers is omgegaan. Wanneer signalen van (arbeids)uitbuiting kenbaar worden is het belangrijk dat de Nederlandse Arbeidsinspectie onderzoek kan doen. De Arbeidsinspectie krijgt steeds meer mogelijkheden om dergelijke misstanden aan te pakken. Zo zijn (en worden) de boetes verhoogd, zijn de mogelijkheden tot stillegging verruimd en ligt de wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel bij de Eerste Kamer waardoor arbeidsuitbuiting en ernstige arbeidsmisstanden beter kunnen worden aangepakt. Daarnaast wordt ingezet op versterkt toezicht en handhaving om de misstanden adequaat aan te pakken.
Hoeveel meldingen ontvangt de Arbeidsinspectie jaarlijks over arbeidsuitbuiting van en/of over ongedocumenteerde werknemers? Hoeveel van deze meldingen leiden tot een boete voor de werkgever?
De Opsporingsdienst van de Arbeidsinspectie heeft in 2024 285 signalen ontvangen van mogelijke arbeidsuitbuiting, die hebben geresulteerd in 102 meldingen die zijn opgevolgd met (strafrechtelijk) onderzoek. Vervolgens zijn 96 intakes gevoerd met potentiële slachtoffers, wat heeft geleid tot 62 aangiften.3
Bij de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wordt gecontroleerd of derdelanders over een werkvergunning beschikken. Als dat niet het geval is, kan dat resulteren in een boete voor de werkgever op grond van de Wav. De Arbeidsinspectie houdt niet structureel bij of de aangetroffen derdelanders over een geldige verblijfsstatus beschikken. Illegale tewerkstelling betekent immers niet per definitie dat ook sprake is van illegaal verblijf.
Wat is uw reactie op het feit dat slechts zeven van de geschatte 2000 casussen van arbeidsuitbuiting voor de rechter komen?3
Slachtoffers verkeren over het algemeen niet in de positie om zich te melden bij de autoriteiten. Gelet hierop moeten uitbuitingssituaties worden ontdekt en de slachtoffers daarvan moeten worden herkend. Dit vormt een grote uitdaging binnen de aanpak van mensenhandel. In het Versterkte Actieplan Samen tegen mensenhandel wordt met het brede werkveld gewerkt aan verschillende actielijnen om dit te verbeteren.5 Wanneer een slachtoffer als zodanig is geïdentificeerd kan een melding of aangifte volgen. Niet alle slachtoffers kiezen hiervoor. In de gevallen waarin een strafrechtelijk onderzoek kan volgen, heeft de Opsporingsdienst van de Arbeidsinspectie te maken met een hoge bewijslat. Een groot deel van de strafrechtelijke onderzoeken haalt deze bewijslat niet. Momenteel ligt er een wetsvoorstel in de Eerste Kamer dat de strafbaarstelling introduceert van ernstige benadeling en het voordeeltrekken daaruit.6 De Arbeidsinspectie verwacht met deze verruiming van de strafrechtelijke aansprakelijkheid dat meer zaken voor de strafrechter kunnen worden gebracht.
Hoe reageert u op de conclusie van Conny Rijken, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, dat de Arbeidsinspectie te passief omgaat met arbeidsuitbuiting? Gaat u aan de slag met de Arbeidsinspectie om het zoeken en opvolgen van signalen van arbeidsuitbuiting te verbeteren, zodat illegale werkgeverspraktijken vaker worden aangepakt?
Recent heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel een rapport over de signalering van arbeidsuitbuiting uitgebracht en ik heb uw Kamer, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, geïnformeerd over de opvolging van dat rapport7. De aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel worden meegenomen in verdere verbeteringen in de aanpak van arbeidsuitbuiting8. Met de verwachte inwerkingtreding van het wetsvoorstel Modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel, waar ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid aan werk, is de verwachting dat meer ernstige misstanden in de arbeidssfeer kunnen worden aangepakt. Dit wetsvoorstel ligt bij de Eerste Kamer voor behandeling. Daarnaast heeft de Opsporingsdienst van de Nederlandse Arbeidsinspectie in 2023 een gespecialiseerde Afdeling Arbeidsuitbuiting opgericht waar het proces van meldingen, intake en onderzoek op dezelfde afdeling plaatsvindt. Deze inzet op verdere professionalisering viel buiten de onderzoeksperiode van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en is nog niet zichtbaar is in het rapport.
Zijn de boetenormbedragen voor werkgevers die arbeidswetten overtreden al met 18 procent verhoogd, zoals aangegeven in uw brief van 9 juli jongstleden?4 Wat is de terugverdientijd voor werkgevers met de huidige boetebedragen? Bent u bereid de boetenormbedragen voor werkgevers verder te verhogen als de terugverdientijd te laag is?
De Arbeidsinspectie heeft berekend wat de gemiddelde «terugverdientijd» is voor overtredingen van de Wet Arbeid Vreemdelingen, een wat cynische term in dit verband, omdat de «verdiensten» door wetsovertreding zijn ontstaan. Dus hoe lang de werkgever het voordeel moet genieten dat met de overtreding wordt behaald om het bedrag van de boete «goed te maken». In bijna 90 procent van de gevallen is dat minder dan 1 jaar. Bij 7 van de 24 onderzochte situaties is de «terugverdientijd» zelfs 3 maanden of minder.
Uit onderzoek van SEO blijkt dat, door het achterwege laten van indexering, de reële waarde van boetes door inflatie is gedaald. Dit ondermijnt zowel de preventieve werking (het ontmoedigen van overtredingen) als de reactieve werking (het voorkomen van herhaling) van de boetes. Zoals aangegeven in de brief van 9 juli 202510 is het daarom mijn voornemen om de boetes van Eerlijk Werk arbeidswetten te verhogen door bij het nieuwe normbedrag rekening te houden met fictieve indexatie van de afgelopen jaren. Vanwege het grote belang om misstanden op de arbeidsmarkt daadwerkelijk en effectief te bestrijden, is het mijn ambitie om deze wijziging zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Ik streef uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2026 te informeren. Daarnaast zal indexatie over de arbeidswetten Eerlijk Werk jaarlijks plaats gaan vinden om te zorgen dat in de toekomst de reële waarde van boetes gelijk blijft.
Bent u bereid de opbrengsten van boetes aan werkgevers die schuldig zijn aan arbeidsuitbuiting in te zetten voor ondersteuning van ongedocumenteerde mensen?
Het doel van het geven van een bestuurlijke boete is om de overtreding zo snel mogelijk te stoppen. En daarnaast kennen bestuurlijke boetes een preventieve werking, die ervoor zorgt dat werkgevers zich aan wet- en regelgeving blijven houden. Bij het opleggen van boetes staat een zorgvuldige procedure voorop. Door de opbrengsten van boetes aan werkgevers in te zetten voor ondersteuning van ongedocumenteerde mensen zou er een perverse prikkel kunnen ontstaan om te gaan sturen op het aantal boetes en de hoogte van de boetes. Dit staat een zorgvuldige procedure in de weg. Daarnaast zijn boeteontvangsten geen stabiele financieringsbron en is daarmee niet geschikt als ondersteuning aan ongedocumenteerden. Onder vraag 7 zal ik nader ingaan op de ondersteuning aan ongedocumenteerde slachtoffers van arbeidsmisdrijven en de wegen die openstaan om het loon terug te vorderen.
Op welke manier worden ongedocumenteerde werknemers nu in bescherming genomen als zij melding doen van illegale werkomstandigheden? Bent u bereid deze bescherming tegen werkgevers die hen uitbuiten te verbeteren? Zo ja, op welke manier? Zo niet, waarom niet?
Ongedocumenteerde werknemers hebben dezelfde arbeidsrechten als andere werknemers. Zij hebben recht op minimumloon, vakantiegeld en de arbeidstijden- en omstandighedenwet is ook op hen van toepassing. Daarnaast kunnen ongedocumenteerden op grond van artikel 23 Wet arbeid vreemdelingen (Wav) hun loon terugvorderen. Ook kunnen zij melding doen bij de Arbeidsinspectie van eventuele misstanden.
Verder hebben slachtoffers van mensenhandel recht op tijdelijk verblijf indien zij meewerken aan het strafproces. Gelet op de onzekere verblijfstatus werken we daarnaast met verschillende instanties samen die ongedocumenteerde werknemers ondersteunen. Zoals met vakbonden, maatschappelijke organisaties en bijvoorbeeld het Juridisch Loket.
Deelt u de mening dat de afhankelijkheid van ongedocumenteerde mensen in sectoren zoals de horeca en schoonmaak ook de werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van gedocumenteerde werknemers onder druk zet? Bent u bereid het minimumloon verder te verhogen, het liefst naar 18 euro per uur, zodat de arbeidsvoorwaarden in deze sectoren verbeteren en meer mensen bereid zijn het werk te doen, waardoor bedrijven minder afhankelijk zijn van zwart-betaalde werknemers?
Het wettelijk minimumloon stelt de ondergrens van het loon. Dat beschermt alle werknemers werkzaam in Nederland. Het voorkomt oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Onderbetaling is bij de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag verboden. Het gaat in dit soort gevallen veelal om werkgevers die bewust het wettelijk minimumloon overtreden. Verhoging van het wettelijk minimumloon zal die misstanden niet meteen verhelpen. Daarom zet ik mij doorlopend in om door middel van handhaving deze misstanden aan te pakken.
In het illustratieve pakket in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Arbeidsmigratie is verhoging van het wettelijk minimumloon opgenomen als één van de mogelijke maatregelen om de vraag naar laagbetaalde arbeid te verminderen en de kwaliteit van werk te verhogen. Dit is een generieke maatregel die alle werknemers en werkgevers treft. Het kan daarmee ook bijdragen aan bestaanszekerheid. Maar zoals het IBO opmerkt, kunnen ook negatieve arbeidsmarkteffecten optreden waardoor sommige werknemers hun baan kunnen verliezen omdat de loonkosten stijgen. Daarbij is het minimumloon de afgelopen jaren al verhoogd. Onder andere door de generieke verhoging van 10,15% in 2023 en de invoering van het minimumuurloon in 2024. Verhogen van het minimumloon kent een groot budgettair beslag, indien dit wordt doorgevoerd met de koppeling aan de uitkeringen.
Deelt u de mening dat er betere regels moeten komen voor goed werkgeverschap in de schoonmaaksector, zodat schoonmaakwerk meer als werk wordt gezien in plaats van een klusje en de arbeidsvoorwaarden beter geregeld kunnen worden? Zo ja, op welke manier en waarom is dit nog niet het geval? Zo niet, waarom niet?
Meer regels zijn niet altijd het antwoord op het soort misstanden met arbeidsmigranten dat nu naar buiten komt, want daarbij worden de regels juist niet nageleefd door werkgevers. De verantwoordelijkheid voor goed werkgeverschap ligt bij werkgevers én opdrachtgevers. Er zijn ook goede private initiatieven zoals de Code Verantwoordelijk Marktgedrag, oftewel de Schoonmaakcode. Die een appèl doet op opdrachtgevers om bij aanbestedingen niet alleen de prijs te laten meewegen maar ook de kwaliteit en de arbeidsomstandigheden van medewerkers.