Het gebruik van Colombiaanse kolen |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat tijdens de hoorzitting van de vaste commissie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de herkomst van kolen d.d. 18 november 2010 is gewisseld dat RWE/Essent nog steeds kolen inkoopt bij het Amerikaanse bedrijf Drummond?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Drummond voortdurend conflicten heeft met de Colombiaanse vakbonden2 en dat het Colombiaanse Openbaar Ministerie in juli van dit jaar een onderzoek is gestart naar het handelen van Drummond, vanwege de beschuldiging dat het land waarop de mijn van Drummond is gevestigd, wederrrechtelijk is verkregen door paramilitairen met behulp van moord op boeren en bedreiging?3
Ik heb kennisgenomen van het artikel van «Justice for Colombia»,waarin melding wordt gemaakt van conflicten tussen Drummond en Colombiaanse vakbonden.
De Nederlandse ambassade in Bogotá heeft, op basis van informatie verkregen van de NGO «Colectivo Colombiano de Abogados (CCA)», een mensenrechtenorganisatie die de families van twee door paramilitairen vermoorde vakbondsleden vertegenwoordigt, aangegeven dat het Colombiaanse Attorney's General Office een onderzoek is gestart naar onder meer de rol van paramilitairen bij de moord op een aantal vakbondsleiders. In dit onderzoek zijn enkele medewerkers van Drummond betrokken, maar het Attorney's General Office heeft geen formele zaak aangespannen of beschuldigingen geuit tegen het bedrijf. De ambassade heeft aangegeven niet over informatie te beschikken dat er een onderzoek is gestart naar de manier waarop de landrechten zijn verkregen.
Bent u ervan op de hoogte dat het bedrijf voor het gerecht is gedaagd in de VS, omdat het bedrijf verdacht wordt van medeplichtigheid aan de moord op vakbondsleiders?4
Uit de informatie van de Nederlandse ambassade in Colombia, eveneens afkomstig van de NGO CCA, blijkt dat er door nabestaanden van vermoorde vakbondsleiders diverse procedures zijn gestart tegen Drummond. Eerdere en vergelijkbare aanklachten tegen Drummond zijn vanwege gebrek aan bewijs niet ontvankelijk verklaard door Amerikaanse rechtbanken.
Weet u of er naast RWE/Essent nog andere bedrijven op de Nederlandse markt actief zijn, die kolen kopen van Drummond?
Naar aanleiding van de berichtgeving vorig jaar juni over Nederlandse energiebedrijven die kolen inkopen bij bedrijven in Colombia heeft E.On aangegeven met Drummond samen te werken. Het bedrijf Tata Steel in IJmuiden heeft aangegeven geen steenkolen van Drummond uit de onderhavige mijn te kopen.
Voor zover bekend wensen de overige mogelijk relevante bedrijven, uit oogpunt van commerciële gevoeligheid, informatie over de herkomst van ingekochte steenkolen in beginsel als vertrouwelijk te beschouwen. De branchevereniging van energieproducenten, -handelaren en -retailbedrijven in Nederland, Energie-Nederland, geeft desgevraagd aan dat haar leden terughoudend zijn met het openbaar maken van (mogelijke) leveranciers, omdat dit concurrenten inzicht verschaft in de handelspositie van zowel afnemer als leverancier.
De energieproducenten, de staalindustrie, maatschappelijke organisaties en mijnbouwbedrijven zijn vorig jaar september een dialoog gestart over verantwoorde winning van en handel in steenkool. De eerste fase van deze dialoog wordt naar verwachting deze maand afgerond. Gezien de zorg die leeft bij verschillende belanghebbenden ten aanzien van het beleid van energiebedrijven om betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te voorkomen, lijkt het mij een goede zaak dat de betrokken partijen het onderwerp «transparantie» op de agenda hebben gezet van de «steenkooldialoog». Uitdaging is een juiste balans te vinden tussen transparantie over de herkomst van steenkolen en vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie.
Deelt u de mening dat bedrijven die op de Nederlandse energiemarkt actief zijn, geen kolen zouden moeten willen kopen bij Drummond zolang er een strafrechtelijk onderzoek loopt naar het handelen van dit bedrijf?
De Nederlandse overheid verwacht van ieder bedrijf dat het maatschappelijk verantwoord onderneemt, zowel in binnen- als buitenland, en dat het zijn invloed in de keten ruimhartig aanwendt voor de bevordering van mensenrechten en arbeidsomstandigheden en aandacht voor het milieu. Bedrijven dienen zich in ieder geval te houden aan de wetgeving van het land waar zij hun activiteiten uitoefenen. Voor MVO is de daar bestaande wet- en regelgeving het startpunt.
De Nederlandse overheid verwacht dat het Nederlandse bedrijfsleven zich houdt aan het normatieve kader van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Een onderneming heeft tot taak zich te vergewissen van de ethische, sociale en milieuaspecten van haar activiteiten, inclusief die van haar buitenlandse partners, en op basis daarvan verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van haar doen en laten.
De keus om al dan niet de handelsrelatie te verbreken bij beschuldigingen of aanklachten over het handelen van hun buitenlandse partners, is aan bedrijven zelf. Essentieel is wel dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid dragen voor het verkrijgen van maatschappelijke acceptatie voor hun beleid, ook voor wat betreft hun activiteiten in het buitenland. Dit houdt in dat bedrijven bij gerechtvaardigde vragen over hun handelen de maatschappelijke dialoog moeten aangaan, waar mogelijk open moeten zijn over het bedrijfsbeleid en uitleggen welke keuzes zijn gemaakt.
Deelt u de mening dat de handelsrelatie tussen RWE/Essent en Drummond aantoont dat zelfregulering omtrent maatschappelijk verantwoord ondernemen gefaald heeft?
Ik deel deze mening niet. Er mag niet uit het oog verloren worden dat een groot deel van de berichtgeving over Drummond gaat over zaken die zich rond 2001 en 2004 hebben afgespeeld en waar Drummond op dit moment niet voor is veroordeeld. Uit gesprekken met RWE/Essent is gebleken dat RWE/Essent actief beleid voert om risico’s in zijn keten te identificeren. Het heeft aangegeven dat bij vermeende misstanden de eerste stap is om het gesprek aan te gaan met het desbetreffende bedrijf en de vermeende misstanden aan te kaarten, om zo te bekijken of vanuit de relatie invloed kan worden uitgeoefend om te komen tot verbeteringen. RWE/Essent is van mening dat het voeren van een dialoog en het starten van een eventueel noodzakelijk verbetertraject voor wat betreft sociale en milieuomstandigheden de meest effectieve aanpak is, en verkiest deze aanpak boven het automatisch verbreken van de relatie. Zo is RWE/Essent ook in dialoog met Drummond, en is het bereid hierover in contact te treden met NGOs.
In dit licht geeft RWE/Essent aan groot belang te hechten aan de dialoog over verantwoorde winning van en handel in steenkool die de elektriciteitsbedrijven en de betrokken maatschappelijke organisaties september vorig jaar zijn gestart. RWE/Essent is van mening dat een dergelijke dialoog het meest geschikte middel is om tot afspraken te komen over verantwoorde winning en gebruik van kolen.
Ten slotte, de weg van de dialoog heeft zich eerder succesvol getoond bij het Colombiaanse mijnbedrijf Cerrejón. Naar aanleiding van berichtgeving dat Cerrejón betrokken zou zijn geweest bij geweld tegen lokale gemeenschappen, is RWE/Essent in dialoog getreden met het bedrijf om dit aan de orde te stellen. Hoewel Cerrejón de beschuldigingen met klem verwerpt, heeft het bedrijf zich ontvankelijk getoond voor de belangen van (lokale) gemeenschappen en zich bereid getoond samen te werken met belanghebbenden, hetgeen ook tijdens de hoorzitting naar voren kwam.
Bent u bereid in Europees verband voorstellen te doen om, net als voor biobrandstoffen, eisen te stellen aan de herkomst van fossiele energiebronnen en daarbij een belangrijke nadruk te leggen op het naleven van internationaal overeengekomen arbeidsrechten?
De wens tot Europese of zelfs unilaterale maatregelen met het oog op zekerheid over de condities waaronder fossiele energiebronnen zijn gewonnen, hangt naar mijn mening samen met het ontbreken van de mogelijkheid om rechtstreeks toe te zien op de naleving van Nederlandse of Europese normen in een ander land (global governance gap). Bij steenkolen en andere fossiele brandstoffen ligt het zwaartepunt sterker op mensenrechten dan bij biobrandstoffen.
Nederland en Europa wijzen de desbetreffende landen op hun primaire taak om invulling te geven aan wat prof. Ruggie hun «state duty to protect» noemt. Zo zijn er bijvoorbeeld hoopgevende signalen ten aanzien van het mensenrechtenbeleid van de Colombiaanse regering5, hoewel concrete resultaten nog moeten worden afgewacht en Nederland een intensieve, kritische dialoog met de Colombiaanse regering voert ten aanzien van haar mensenrechtenbeleid.
Hiernaast zet Nederland zich in multilateraal verband in, zoals via verdragen, de ILO en de VN Mensenrechtenraad.
Het stellen van unilaterale importbeperkingen voor bedrijven in Nederland draagt niet bij aan een effectieve oplossing voor de problematiek. Immers, de markt voor kolen is internationaal en telt vele grote spelers uit alle delen van de wereld. Via de update van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zullen mensenrechten nadrukkelijker in het normatieve kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden betrokken. De Nederlandse overheid verwacht dat alle Nederlandse bedrijven deze richtlijnen als referentie gebruiken bij hun internationale activiteiten. In het licht van het antwoord op vraag 6 spoor ik het in Nederland opererende bedrijfsleven aan om invulling te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het initiatief van de betrokken bedrijven en maatschappelijke organisaties om een dialoog te starten om te komen tot afspraken ter verduurzaming van de steenkoolketen is een voorbeeld van de manier waarop bedrijven zelf invulling kunnen geven aan hun ketenverantwoordelijkheid.
Naar aanleiding van de motie van de leden Haverkamp en Jansen (TK 32 500 XII, nr. 25) over de verduurzaming van de olie-, gas- en steenkoolsector, heeft de regering aangegeven om in overleg met de sector de verduurzaming van fossiele brandstoffen te onderzoeken.
Bent u bereid vooruitlopend daarop alle steunmaatregelen aan bedrijven die kolen inkopen bij Drummond, te beëindigen, inclusief subsidies voor CO2-opslag en alle belastingkortingen?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Zowel subsidies als belastingkortingen hebben generieke werking. Daarnaast voorziet de belastingwetgeving niet in een dergelijke selectieve behandeling. Overigens wil ik benadrukken dat de vigerende inputvrijstelling voor kolen die worden gebruikt in kolencentrales door mij niet wordt gezien als steunmaatregel. Omdat de output van centrales – de elektriciteit – onderhevig is aan heffing van energiebelasting wordt de inputvrijstelling toegepast: deze dient dus om dubbele heffing van belasting te vermijden.
Bent u tevens bereid, vooruitlopend op eventuele Europese maatregelen, met wettelijke voorstellen voor de Nederlandse markt te komen en die bedrijven ertoe dwingen om voortaan alleen nog maar kolen te importeren, die onder fatsoenlijke omstandigheden gewonnen zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Publicaties van Wikileaks |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD), Atzo Nicolaï (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat veel van de informatie die door Wikileaks is gepubliceerd afkomstig is van SIPRNET?1
Navraag bij het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse zaken leert dat het ministerie informatie uitwisselt via een geclassificeerd systeem. Over de vragen hoe het systeem wordt beheerd en wie daartoe toegang heeft worden gezien de classificatie van het systeem geen mededelingen gedaan.
Is het waar dat SIPRNET een netwerk is dat wordt beheerd door zowel de NSA, DIA als de Joint Staff J-6?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat bijna 3 miljoen mensen toegang hebben tot dit systeem, terwijl alle informatie geheim of hoger geclassificeerd zou zijn (of moeten zijn)?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze inventariseert de Nederlandse regering hoe bondgenoten van Nederland gevoelige informatie opslaan?
Binnen het NAVO-bondgenootschap geldt een systeem van informatie-uitwisseling dat strikte procedures en protocollen kent ter beveiliging. Er zijn strenge voorschriften voor zowel de fysieke beveiliging als de toegang tot de informatiesystemen. Toegang tot de informatie is afhankelijk van de rubricering van de betreffende informatie. Deze regels zijn voor alle bondgenoten gelijk, en worden op dezelfde wijze geïmplementeerd. Elke twee jaar worden NAVO-inspecties uitgevoerd ter controle van de systemen en ter controle van de mate van naleving van de toegangsregelingen. Indien er tijdens deze controles onvolkomenheden worden waargenomen, kan het ertoe leiden dat het betreffende land – tijdelijk – wordt afgesloten van het systeem. Voor EU-gerubriceerde informatie gelden soortgelijke regelingen.
De Nederlandse regering heeft geen inzage hoe bondgenoten en andere landen verder (afgezien van wat betreft NAVO/EU-data) hun systemen t.b.v. veiligstellen gevoelige informatie hebben ingericht. Wel vindt er in algemene zin informatie-uitwisseling plaats over de technische mogelijkheden van beveiliging van informatie, maar uiteindelijk blijft de beveiliging en de vaststelling van de voorwaarden voor uitwisseling van informatie de verantwoordelijkheid van het betreffende land zelf.
Op welke wijze inventariseert de Nederlandse regering wie daar vervolgens allemaal toegang toe heeft?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of de toegang tot (andere) gegevens die uitgewisseld worden (bijvoorbeeld passagiersgegevens) duidelijk begrensd is? Kunt u dat ook concreet uiteenzetten?
Passagiersgegevens worden niet door de Nederlandse overheid aan de Amerikaanse overheid verstrekt. Luchtvaartmaatschappijen zijn krachtens Amerikaans recht verplicht om deze gegevens te verstrekken aan het Bureau of Customs and Border Protection. De beveiliging van de aldus verstrekte gegevens is primair een zaak van Amerikaans recht. In de PNR-Overeenkomst 2007 – die nog niet door het Europees Parlement is goedgekeurd, maar wel voorlopig wordt toegepast – wordt in het kader van regeling van de toegang en verdere verwerking van die gegevens verwezen naar een aantal van die voorschriften van Amerikaans recht (punt V van de bijlage bij de PNR-Overeenkomst 2007, Trb. 2008, nr. 75).
In punt VII van de bijlage bij de PNR-Overeenkomst 2007 is geregeld onder welke voorwaarden de gegevens bij het Bureau of Customs en Border Protection blijven bewaard en hoe de toegang daartoe is geregeld. Verder is in punt II van de bijlage bij de PNR-Overeenkomst 2007 geregeld onder welke voorwaarden deze gegevens door het Bureau of Customs and Border Protection mogen worden verstrekt aan andere instanties binnen en buiten de Verenigde Staten. In zijn brief van 20 juli 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 31 735, nr. 7) heeft de toenmalige Minister van Justitie verslag gedaan van de evaluatie van de PNR-Overeenkomst 2007. Daarin zijn geen specifieke tekortkomingen op het gebied van de beveiligingsmaatregelen geconstateerd.
Gaat de Nederlandse regering om opheldering vragen inzake de publicaties van Wikileaks?
Nederland is vooraf door de Amerikaanse ambassade in Den Haag geïnformeerd dat Nederland in de aankomende publicaties genoemd zou kunnen worden. Met de ambassade is afgesproken dat deze ons op de hoogte stelt zodra men aanwijzingen heeft dat er publicaties die Nederland betreffen naar buiten zouden komen. De Nederlandse regering gaat er van uit dat de Verenigde Staten maatregelen neemt om dergelijke lekken in de toekomst te voorkomen.
Bent u voornemens om in overleg te treden met bondgenoten als het gaat om hoe gegevens worden opgeslagen en wie daar toegang tot heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zal dit in de Nederlandse wet geborgd worden?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat (naar aanleiding van dit soort publicaties) goed gekeken moet worden met wie bepaalde gegevens worden gedeeld, wat voor garanties er zijn qua informatiebeveiliging en in hoeverre dit soort zaken voorkomen hadn kunnen worden? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Zo nee, waarom niet?
De affaire Wikileaks toont hoe belangrijk het inderdaad is met wie en welke landen bepaalde informatie wordt gedeeld. Daarnaast is het van belang dat er in het internationale verkeer ruimte blijft voor landen om onderling op vertrouwelijke basis te communiceren, ook al bestaat er nooit een volledige garantie op absolute vertrouwelijkheid.
In hoeverre er extra maatregelen moeten worden genomen wordt thans bezien, zoals ook door mij is toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken in reactie op een motie terzake van het lid Nicolai (VVD). De noodzaak en mogelijkheid van extra maatregelen zijn thans in onderzoek.
Het feit dat agenten geen thermische (onder)kleding kunnen bestellen |
|
Ronald van Raak |
|
Is het waar dat politieagenten in verband met een bezuiniging in de meeste korpsen geen bontmutsen en themo(onder)kleding meer kunnen bestellen?1
Agenten kunnen nog steeds bontmutsen en thermo (onder)kleding bestellen. Ik verwijs hierbij naar het antwoord dat mijn voorganger heeft gegeven op (grotendeels) identieke vragen van uw Kamer d.d. 18 januari 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1514). Er is niet op het kledingbudget voor agenten bezuinigd. Mijn voorganger heeft u toen gemeld dat de Raad van Korpschefs in 2009 besloten heeft dat dan wèl voorafgaande toestemming nodig is van het bevoegd gezag. Uit signalen uit het veld is vervolgens gebleken dat toepassing van deze procedure ten aanzien van thermo (onder)kleding in de praktijk niet altijd vlekkeloos verliep. Naar aanleiding daarvan heeft de portefeuillehouder Facilitair Management van de Raad van Korpschefs de VtS-PN recent verzocht maatregelen te nemen om een versnelde verstrekking van thermo (onder)kleding voor politiepersoneel mogelijk te maken. De VtS-PN heeft hierop de webwinkel inmiddels aangepast zodat de politieambtenaar (wederom) rechtstreeks thermo (onder)kleding kan bestellen. Voor de bontmuts blijft de «oude» procedure gehandhaafd. Men kan deze nog steeds bestellen, zij het niet rechtstreeks, doch via centrale inkoop door het eigen korps, na voorafgaande toestemming door de korpsleiding.
Wat is uw opvatting over het feit dat wijkagenten, fietsteams en hulpverleners worden zonder warm ondergoed de vrieskou in worden gestuurd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het vorige kabinet dat de huidige regelingen op dit gebied voldoen?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze bezuiniging op het kledingbudget ongedaan te maken en te verzekeren dat alle agenten die dat nodig hebben themo(onder)kleding krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid contact op te nemen met de korpschefs en samen met hen afspraken te maken voor een snelle verstrekking van themo(onder)kleding?
Zie antwoord vraag 1.
Twee recente gerechtelijke uitspraken over de thuiskopieheffing en downloaden |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op twee recente gerechterlijke uitspraken, namelijk over de thuiskopieheffing1 en over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden2?
De gerechtelijke uitspraken waar naar in de vraag wordt verwezen zijn de zaken FTD B.V. – Eyeworks Film en TV Drama B.V., Gerechtshof ’s-Gravenhage, 15 november 2011, LJN: BO3980 (verder «FTD-Eyeworks») en ACI ADAM B.V. e.a. – Stichting de Thuiskopie en Stichting Onderhandelingen Thuiskopie, Gerechtshof ’s-Gravenhage 15 november 2011, LJN: BO3982 (verder «ACI-Thuiskopie»).
In FTD-Eyeworks (hoger beroep in kort geding) is een bodemprocedure ingesteld bij de Rechtbank ‘s-Gravenhage. In ACI-Thuiskopie wordt naar ik heb vernomen cassatie ingesteld. Aangezien de rechter zich in beide zaken nog dient uit te spreken, kan ik op dit moment niet inhoudelijk op deze zaken ingaan.
Met betrekking tot de verhouding van de zaak FTD-Eyeworks tot de zaak Mininova – Stichting Brein (Rechtbank Utrecht, 26 augustus 2009, Mininova, LJN BJ6008) merk ik op dat anders dan in de vraag wordt gesteld, er geen sprake is van een strafbaarstelling. Zowel in de zaak FTD-Eyeworks als in Mininova – Stichting Brein heeft de rechter geoordeeld dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht of een strafbaar feit maar FTD respectievelijk Mininova wel onrechtmatig hebben gehandeld. FTD handelde volgens het Hof onrechtmatig door het uploaden uit illegale bron te faciliteren en Mininova handelde onrechtmatig door (structureel) de gelegenheid te geven tot, aan te zetten tot en te profiteren van de door haar gebruikers gepleegde inbreuken op de auteursrechten en naburige rechten van de bij stichting Brein aangesloten rechthebbenden.
Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over de thuiskopieheffing? Bent u het eens met de uitspraak dat de thuiskopieheffing bedoeld is als vergoeding voor het downloaden van materiaal? Zo ja, hoe groot acht u de kans dat de kopieerheffing wordt uitgebreid door deze uitspraak?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden? Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter het verwijzen naar downloadbare bestanden strafbaar heeft gesteld? Is hier naar uw mening een mogelijke tegenstelling met een eerdere gerechtelijke uitspraak in de zaak Minninova, zoals in het artikel gesuggereerd wordt? Wat is uw oordeel over deze tegenstelling?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen kunt u nemen om de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige en klantvriendelijke legale downloadmogelijkheden te stimuleren?
Begin 2011 zal ik een brief naar uw Kamer sturen waarin ik een aantal speerpunten in het auteursrecht vaststel en een aantal maatregelen aankondig.
Megafraude met subsidie kinderoppas |
|
Helma Neppérus (VVD), Karin Straus (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel betreffende megafraude met subsidie kinderoppas?1
Ja.
Kunt u aangeven wat vermoedelijk de totale omvang van de fraude is?
Met de fraude zijn vermoedelijk miljoenen euro’s gemoeid.
Waar bestaan de dubbele controles uit die u volgens het krantenartikel gaat invoeren om de fraude in te dammen?
De dubbele controle bestaat eruit, dat bij aanvragen voor een kinderopvangtoeslag na afloop van het toeslagjaar, extra bewijsstukken (bijvoorbeeld contracten, facturen en jaaroverzichten) worden opgevraagd en navraag wordt gedaan bij de kinderopvanginstelling of daadwerkelijk opvang heeft plaatsgevonden, voordat tot betaling van de kinderopvangtoeslag wordt overgegaan.
Is de controle geïntensiveerd naar aanleiding van het feit dat ook in de zomer van 2010 reeds een veroordeling met celstraf heeft plaatsgevonden naar aanleiding van fraude met kinderopvangtoeslag?
De veroordeling met celstraf in de zomer van 2010 betrof een geval van fraude door een gastouderbureau. De fraude waar het krantenartikel van vraag 1 op doelt, betreft fraude door vijf verdachten die ten onrecht kinderopvangtoeslag voor zichzelf en voor een omvangrijke groep vraagouders hebben aangevraagd. Het toezicht van de Belastingdienst is risicogericht. Dat betekent dat het toezicht wordt geïntensiveerd als het risico op niet naleving van wet- en regelgeving daartoe aanleiding geeft.
Overweegt u, eventueel in overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, structurele maatregelen om fraude in de toekomst te voorkomen anders dan de bovengenoemde controles? Waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?
De ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan op korte termijn de uitvoering en de regelgeving van de kinderopvangtoeslag doorlichten op frauderisico’s. Afhankelijk van de uitkomst van deze doorlichting, zal bezien worden of en welke maatregelen verder moeten worden genomen.
Deelt u de mening dat in deze tijd waarin bezuinigingen op de kinderopvang plaatsvinden het zeker niet zo kan zijn dat vervolgens miljoenen aan toeslagbedragen via frauduleuze praktijken wegvloeien? Deelt u de mening dat er dus stevig moet worden opgetreden om de dader te pakken en testraffen?
Jazeker, kinderopvangtoeslag stelt hardwerkende ouders in staat om verantwoorde opvang voor hun kinderen te regelen. Dit doel mag niet door fraude in gevaar worden gebracht en fraude moet dan ook stevig worden aangepakt. Naast de hierboven genoemde controlemaatregelen en doorlichting van de uitvoering en regelgeving op frauderisico’s, heeft de Belastingdienst een apart team opgericht dat de aanpak van de fraude coördineert en een meldpunt ingesteld, waar het publiek terecht kan met tips over misbruik of oneigenlijk gebruik.
Deelt u de mening dat we alles op alles moeten zetten om deze bedragen tot op de laatste cent terug te halen bij de daders?
Ja, de Belastingdienst zal alle mogelijke middelen gebruiken om de ten onrechte verkregen toeslagen terug te vorderen, inclusief dwanginvordering. Het Openbaar Ministerie heeft het voornemen de verdachten te vervolgen. Als het Openbaar Ministerie besluit niet tot vervolging over te gaan, heeft de Belastingdienst nog de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen.
De financiering van de haat-club ‘Electronic Intifada’ |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geen Postcodeloterij geld naar Electronic Intifada!»?1
Ja.
Deelt u de mening dat hulpclub ICCO geen belastinggeld moet geven aan de haat-club «Electronic Intifada»? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat financiële ondersteuning uit overheidsmiddelen, rechtstreeks of indirect, aan de website Electronic Intifada in strijd is met de uitgangspunten van het Nederlands buitenlands beleid. Dit heb ik in een overleg op 13 januari 2011 aan ICCO kenbaar gemaakt. In de subsidiebeschikkingen van het ministerie is een bepaling opgenomen die betrekking heeft op de verenigbaarheid met het buitenlands beleid. Indien blijkt dat een subsidieontvanger direct of indirect activiteiten in strijd met het Nederlands buitenlands beleid ontplooit, zal daarmee in overleg worden getreden. Werpt dat overleg geen vruchten af, dan kunnen aan de subsidieontvanger aanwijzingen worden gegeven die ertoe strekken om deze strijdigheid op te heffen. Als de subsidieontvanger geen gehoor geeft aan dergelijke aanwijzingen bestaat de mogelijkheid dat de subsidie wordt verlaagd. In dat geval kan overigens de subsidieontvanger daartegen bezwaar maken en beroep instellen.
Bent u ermee bekend dat ICCO afgelopen jaar 0,9 miljoen euro ontving van de Postcodeloterij?2
Ja.
Deelt u de mening dat de Postcodeloterij er goed aan zou doen geen gelden af te dragen aan ICCO, nu ICCO «Electronic Intifada» sponsort? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Nationale Postcode Loterij (NPL) om te beslissen aan welke organisaties het fondsen wil verstrekken, binnen de grenzen van de haar verleende vergunning en de daaraan verbonden reglementen.
Bent u bekend met de onder meer door de fracties van VVD, CDA en PVV gesteunde motie Aptroot c.s.3 waarin wordt opgeroepen organisaties die de regels van de rechtsstaat aan hun laars lappen in de toekomst uit te sluiten van overheidssubsidies en van bijdragen van loterijen, middels bijvoorbeeld vergunningvoorwaarden? Deelt u de mening dat alsnog uitvoering zou moeten worden gegeven aan genoemde motie als ware deze aangenomen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer door de overheid gesubsidieerde organisaties willens en wetens de wet overtreden en daarvoor door de rechter zijn veroordeeld, dan wel handelen in strijd met de subsidievoorwaarden, dan dient naar het oordeel van de regering te worden bezien welke consequenties dit heeft voor de subsidieverstrekking. Wanneer kansspelorganisaties fondsen verstrekken in strijd met de reglementen kan dit gevolgen hebben voor de vergunning.
Zzp’ers in de zorg die niet aan de slag komen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de vijf- tot tienduizend zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de gezondheidszorg die als gevolg van financiële en juridische barrières aan de zijlijn staan?1
Ja. Er wordt echter geen objectieve bron voor de onderbouwing van de stelling genoemd.
Kunt u aangeven hoeveel zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de zorg werkzaam zijn, in welke sectoren binnen zorg de zij werken en uit welke financieringsstromen zij bekostigd worden?
Een bron voor globale informatie is het onderzoek van het EIM samen met Bureau Bartels van 10 oktober 2008 dat in een Algemeen Overleg op 12 februari 2009 met uw Kamer is besproken. Meer gedetailleerde informatie is niet beschikbaar.
Onderzoekstechnisch is die ook moeilijk te verkrijgen omdat de aantallen in de zorg werkzame zzp-ers relatief gering zijn vergeleken bij de aantallen werknemers in loondienst.
Wat is uw mening over de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden en de waarde van deze zzp’ers voor de zorg in Nederland?2
Ik zie niet graag verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten, of ze nu werknemer zijn of zelfstandige. De zelfstandig verpleegkundigen en verzorgenden zijn vaak actief op het terrein van intensieve, al dan niet palliatieve, zorg. Zij leveren daarin een belangrijk aandeel, dat daar moeilijk gemist kan worden. In een brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer (TK 2008–2009, 26 631, nr. 302) heeft zij de randvoorwaarden opgesomd voor de inzet van zzp-ers in het VWS-veld. Kort: de kwaliteit van de zorg blijft minstens gelijk, de kosten van de zorg stijgen niet en de transparantie van de geleverde zorgprestaties blijft gelijk. Daarnaast moeten zowel de zorgvrager als de zorgverlener zich bewust zijn van de consequenties van hun keuze voor een zzp-er. Ik ben het daar mee eens. Verder ik ben van mening dat indien iemand in de zorg wil werken, dit hem/haar mogelijk gemaakt moet worden.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten? Welke problemen voorziet u wanneer inderdaad vijf- tot tienduizend zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de constatering dat door de PGB-stop veel zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de problemen zijn gekomen?3
De PGB-stop, die ik gelukkig inmiddels heb kunnen opheffen, betrof alleen nieuwe aanvragen. De bestaande PGB’s bleven intact zodat de zelfstandigen voor deze PGB-houders konden blijven werken. Zoals hiervoor aangegeven, werken veel zelfstandigen in de palliatieve zorg. Deze categorie was uitgesloten van de PGB-stop.
Op welke wijze besteedt u aandacht aan de positie van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden bij wijzigingen van beleid, zoals bijvoorbeeld de in de zomer van 2010 doorgevoerde PGB-stop?
Bij een beslissing tot wijziging van beleid neem ik uiteraard alle relevante aspecten in ogenschouw. Zeker de arbeidsmarkt voor verpleegkundigen en verzorgenden, waar we 12 000 mensen meer willen hebben. In het geval van de PGB-stop moesten echter financiële aspecten prevaleren boven het arbeidsmarkt-aspect.
Op welke manier komen de investeringen die ertoe moeten leiden dat er meer mensen in de zorg aan de slag kunnen ten goede aan zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden?
In de ouderenzorg worden investeringen gedaan ten behoeve van het personeel, vooral bekostigd uit de tarieven. De vormgeving van de arbeidsrelatie, werken in dienstverband of als zelfstandige, al dan niet in opdracht van een zorgaanbieder, is echter de keus van de professional zelf. Bij een werknemer is het tarief van de werkgever waar die investeringen uit moeten worden gedekt. Bij een zzp-er is het de zzp-er zelf die beslissingsbevoegd is hoe hij zijn inkomsten uit de tarieven besteedt.
Welke maatregelen kunt u verder nemen en bent u bereid te nemen om de positie van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden te verbeteren?
Een maatregel die al was aangekondigd en die nu nader wordt uitgewerkt, is het mogelijk maken van contractering door zelfstandigen in AWBZ. De huidige problemen waarmee zelfstandigen worden geconfronteerd, met name in hun relatie met hun opdrachtgever (de zorgaanbieder/contractant met het zorgkantoor) zijn vooral fiscaal van aard.
In hoeverre geven de financieringsstromen van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ ruimte voor de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden? Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden ook uit deze financieringsstromen ruimte gegeven kan worden?
De Zorgverzekeringswet kent geen juridische belemmeringen voor de inzet van zelfstandigen. In de wijze van financiering, bijvoorbeeld door middel van dbc’s, ligt wel een drempel voor de inzet van zelfstandigen. De medisch specialistische zorg is omschreven in dbc’s en deze zorg wordt door verzekeraars bij diverse zorgaanbieders zoals ziekenhuizen of zelfstandige behandelcentra ingekocht. De zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld in het kader van medisch specialistische zorg in de thuissituatie gebruik maken van zelfstandige verpleegkundigen. Het is aan de zorgaanbieder hoe zij deze zorg vormgeven en of zij hierbij gebruik willen maken van hun eigen personeel of zelfstandige verpleegkundigen inzetten.
In de AWBZ is het thans mogelijk om als zelfstandige te werken voor PGB-houders en als opdrachtnemer van een zorgaanbieder die een contract met het zorgkantoor heeft voor levering van zorg in natura. De huidige vormgeving van het werken als opdrachtnemer is echter vaak dusdanig dat Belastingdienst en UWV constateren dat feitelijk sprake is van een dienstverband. Dit laatste is aanleiding tot het wijzigen van het Besluit zorgaanspraken AWBZ zodat zelfstandig zorgverleners direct kunnen contracteren met het zorgkantoor/concessiehouder uitvoering AWBZ.
Welke stappen zijn reeds genomen na de toezegging van minister Klink in het algemeen overleg van 15 april 2010 om het Besluit zorgaanspraken AWBZ zo te wijzigen dat zorgkantoren ook rechtstreeks zelfstandig verpleegkundigen en verzorgenden kunnen contracteren?
In zijn brief van 16 augustus 2010 aan uw Kamer (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155) heeft de minister van VWS uiteengezet wat naast de wijziging van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ nodig is voor de implementatie van deze wijziging. Daaraan wordt op dit moment gewerkt met als insteek dat de wijziging per 1 januari 2012 geëffectueerd wordt. Ter aanvulling op deze activiteiten onderzoek ik op dit moment met de betrokkenen of het mogelijk is om, vooruitlopend op de wijziging van de regelgeving, een experiment met contractering van zelfstandigen uit te voeren.
Het bericht dat rekeningen steeds vaker niet betaald worden |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat rekeningen steeds vaker niet betaald worden?1
Uit het bericht blijkt dat het aantal wanbetalers en het bedrag aan openstaande facturen hoog is. Deze situatie is niet wenselijk. Het uitgangspunt is dat mensen op tijd betalen en daarop moeten ze ook worden aangesproken. De mensen in kwestie, maar ook de schuldeisers hebben hierin een duidelijke eigen verantwoordelijkheid. Het kabinet zet in op zelfstandigheid. Er moet eerst worden gekeken naar wat mensen zelf kunnen doen om hun eigen situatie te verbeteren. Mochten betalingsachterstanden oplopen, dan is het van belang zo snel mogelijk in te grijpen om te voorkomen dat er zich problematische schulden voor kunnen doen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij gemeenten. Zij kunnen op lokaal niveau het beste maatwerk bieden.
Wat is volgens u de oorzaak dat steeds meer mensen niet in staat zijn om hun rekeningen te betalen en hierdoor in grote financiële problemen komen omdat zij schulden maken? Kunt u dit toelichten?
Om inzicht te krijgen in de oorzaken van (een risico op) problematische schulden heeft het kabinet het onderzoek «Huishoudens in de rode cijfers» (kamerstukken II, 2009/10, 24 515 nr. 161) laten uitvoeren. Dit onderzoek is in oktober 2009 aan uw Kamer aangeboden. De belangrijkste oorzaken van (een risico op) problematische schulden die uit dit onderzoek naar voren komen, zijn: gebrekkig financieel beheer, terugval in inkomen en het hebben van een (te) hoge levensstandaard.
Deelt u de analyse dat dit vooral middelgrote en kleine bedrijven in moeilijkheden brengt? Wat zijn volgens u de gevolgen als deze «motor van onze economie» wordt afgeremd?
Betalingen van klanten spelen een belangrijke rol in de kasgeldpositie van ondernemingen. De ondernemer rekent op betaling binnen de daarvoor overeengekomen termijn. Als die betaling te laat komt of helemaal uitblijft, is dat niet gunstig voor de liquiditeit van de onderneming. Over het algemeen zijn ondernemingen gevoeliger naarmate ze kleiner zijn, maar dat wil niet zeggen dat grotere ondernemingen geen hinder kunnen ondervinden van wanbetaling. Gevolgen voor de economie als geheel zijn niet eenduidig te geven dan wel te kwantificeren.
Deelt u de analyse dat het oplopen van consumptieve schulden van huishoudens een potentiële bron kan zijn van instabiliteit van het financiële stelsel, omdat het risico bestaat dat huishoudens de eerder en recent aangegane (hypotheek)leningen niet meer kunnen aflossen, danwel hun rekeningen niet meer kunnen betalen? Zo nee, waarom niet?
Wij delen niet de analyse dat het oplopen van consumptieve schulden een mogelijke bron kan zijn van instabiliteit van het financiële stelsel. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat problematische schulden met name voorkomen in huishoudens met een huurwoning. Ook blijken in de praktijk Nederlandse huiseigenaren zeer goed te voldoen aan hun hypotheekverplichtingen. Het aantal gedwongen huisverkopen in Nederland is in vergelijking met andere landen zeer laag. Wel is het van belang overkreditering van consumenten op het terrein van consumptief en hypothecair krediet tegen te gaan. Daarom zijn op het terrein van consumptief krediet onlangs de regels verscherpt en worden ook voor hypothecaire kredietverlening de regels op korte termijn aangescherpt. Een algemene maatregel van bestuur waarin die aanscherping wordt geregeld, ligt momenteel bij de Raad van State voor advies.
Deelt u de analyse dat, als huishoudens inmiddels al meer dan 30 jaar geconfronteerd worden met een trendmatige stagnatie van het looninkomen (de trendmatige afname van de arbeidsinkomensquote), ze alleen hun bestedingen als percentage van het Bruto Nationaal Product op peil kunnen houden als hun consumptieve schulden toenemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om de stagnatie van het looninkomen te keren?
Nee, wij delen uw analyse niet. Ten eerste is er geen sprake van een trendmatige afname van de arbeidsinkomensquote. Het niveau van de arbeidsinkomensquote in 1970 was nagenoeg gelijk aan dat in 2009. De oliecrises van de jaren zeventig en begin jaren tachtig leidden tijdelijk tot een hoge arbeidsinkomensquote. Daarna keerde de arbeidsinkomensquote terug naar het voormalige niveau.
Ten tweede duidt een lage arbeidsinkomensquote vooral op een hoge winstquote voor bedrijven. Zelfs wanneer de arbeidsinkomensquote zou dalen, hoeven het besteedbaar inkomen en dus de bestedingen van huishoudens niet af te nemen. Het kan immers bijvoorbeeld betekenen dat het besteedbare inkomen van zelfstandigen is toegenomen. Ook vermogenswinsten, bijvoorbeeld dankzij stijgende huizen- of aandelenprijzen, kunnen het besteedbare inkomen en daarmee de bestedingen opstuwen. Uit cijfers van het Centraal Planbureau blijkt dan ook dat het reëel besteedbare inkomen in 1969–2009 meer dan verdubbeld is. Wij zien daarom geen reden waarom het gemiddelde huishouden zijn (consumptieve) schulden zou moeten laten oplopen om zijn bestedingen op peil te houden.
Wat is uw doelstelling ten aanzien van het verminderen van het aantal huishoudens met problematische schulden? Welke maatregelen gaat u nemen om de schuldenproblematiek bij particulieren te verminderen? Kunt u dit toelichten?
Schuldhulpverlening is een taak van de gemeenten. Het kabinet heeft voor de periode 2009–2011 130 miljoen euro beschikbaar gesteld voor schuldhulpverlening in verband met de gevolgen van de economische crisis. Verder ligt het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening in de Tweede Kamer. Vooruitlopend op de implementatie van deze wet is er een ondersteuningsprogramma voor gemeenten gestart gericht op de verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Steun van hulporganisatie ICCO aan anti-Israël-activisten |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de door de overheid gesubsidieerde hulporganisatie ICCO geld zou geven aan anti-Israël-activisten?1
Ik heb kennis genomen van het artikel «Dutch will look into NGO funding of anti-Semitic website».
Hoe beoordeelt u dit bericht?
Het bericht van de NGO monitor, waaraan in het artikel in de Jerusalem Post wordt gerefereerd, was voor mij reden om na te gaan of door Nederland gesubsidieerde NGO’s direct of indirect een dergelijke ondersteuning verlenen. Dat verdraagt zich namelijk niet met het huidige Nederlandse buitenlandse beleid.
Heeft ICCO ook subsidiegeld gebruikt voor Electronic Initifada, een organisatie die bekend staat vanwege haar fanatieke campagnes tegen Israël en zich kenmerkt door apartheidsretoriek?
Gebleken is dat ICCO van 2006–2009 Electronic Intifada heeft ondersteund voor Euro 150 000, afkomstig uit Medefinancieringsstelsel (MFS)-middelen. In 2010 heeft ICCO Euro 50 000 aan eigen fondsen ingezet. Het huidige regeringsbeleid verzet zich ook tegen indirecte financiering met Nederlands subsidiegeld.
Gaat u tevens onderzoeken in hoeverre Electronic Intifada zich daadwerkelijk schuldig maakt aan antisemitische en demoniserende uitingen? Wat zouden de consequenties voor ICCO zijn indien hiervan inderdaad sprake is?
Ik heb geconstateerd dat door BZ gesubsidieerde organisaties tot nu toe zelf geen activiteiten zijn verricht, dan wel handelingen zijn gepleegd in strijd met het Nederlandse buitenlandse beleid. Mijn beleid is dat dit voor de toekomst ook niet langs indirecte weg gebeurt. In de subsidiebeschikkingen van het ministerie is een bepaling opgenomen die betrekking heeft op de verenigbaarheid met het buitenlands beleid. Indien in de toekomst zou blijken dat een subsidieontvanger direct of indirect activiteiten in strijd met het Nederlands buitenlands beleid ontplooit of steunt, zal daarmee in overleg worden getreden. Werpt dat overleg geen vruchten af, dan kunnen aan de subsidieontvanger aanwijzingen worden gegeven die ertoe strekken om deze strijdigheid op te heffen. Als de subsidieontvanger geen gehoor geeft aan dergelijke aanwijzingen bestaat de mogelijkheid dat de subsidie wordt verlaagd.
Op de website van Electronic Intifada wordt opgeroepen tot boycotactiviteiten tegen Israel. Dit is in strijd met het Nederlandse buitenlands beleid. Hierover heb ik op 13 januari 2011 gesproken met ICCO. Ik heb er bij ICCO op aangedrongen in de toekomst een dergelijke activiteit zelfs niet indirect te ondersteunen.
Tot goed begrip bij een eventueel ingrijpen mijnerzijds in lopende subsidies, bestaat daartegen de mogelijkheid van bezwaar en beroep bij de rechter.
Bent u bereid te waarborgen dat er geen cent overheidssubsidie gaat naar organisaties die zich schuldig maken aan een hetze tegen Israël en van wie de doelstellingen haaks staan op die van de regering?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer?
Ik heb het gesprek met ICCO afgewacht om een zo volledig mogelijk antwoord op uw vragen te kunnen geven.
De regeling verbetering binnenklimaat primair onderwijs |
|
|
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u er mee bekend dat ondanks het verstrijken van de inschrijfdatum (31 december 2009) voor deelname aan de regeling verbetering binnenklimaat primair onderwijs 2009 er nog gemeenten in Nederland zijn die gebruik willen maken van de regeling verbetering binnenklimaat primair onderwijs?1
Het totaal beschikbare budget is op voorhand verdeeld over de gemeenten. Op basis van het inwoneraantal ontstond voor elke gemeenten een trekkingsrecht. Als er werd voldaan aan de criteria in de regeling (waaronder een geëiste cofinanciering) had de gemeente recht op de subsidie. Gemeenten mochten een aanvraag indienen tot 125% van het trekkingsrecht.
Op voorhand wisten de gemeenten waar ze aan toe waren. Van de 431 gemeenten hebben er 394 een aanvraag ingediend. Een aantal gemeenten heeft afgezien van aanvragen van het subsidiebedrag. De daardoor vrijvallende middelen zijn verdeeld onder de gemeenten die wel een aanvraag hebben gedaan. Alle aanvragen van gemeenten tot en met 125% zijn gehonoreerd.
Is het voor de regeling verbetering binnenklimaat 2009 beschikbaar gestelde bedrag volledig besteed aan projecten ter verbetering van het binnenklimaat van scholen? Zo ja, kunt u de Kamer een overzicht verschaffen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten konden, in nauw overleg met de schoolbesturen, alleen aanvragen indienen voor een aantal vooraf vastgestelde voorzieningen. Al de voorzieningen staan in het kader staan van verbetering van het binnenklimaat en/of het treffen van energiebeperkende maatregelen.
Voorzieningen kunnen tot 4 september 2011 worden uitgevoerd. Daarna is duidelijk of alle geplande werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en kan de regeling worden geëvalueerd. Dan wordt een gekwantificeerd overzicht opgesteld, en is duidelijk hoeveel m2 dubbel glas bijvoorbeeld is geplaatst, of in hoeveel gebouwen een klimaatsysteem is aangebracht.
Bent u van mening dat het beschikbaar gestelde bedrag optimaal besteed is? Zo nee, bent u bereid de inschrijving voor de regeling opnieuw open te stellen voor initiatieven die uitgevoerd kunnen worden voor de gestelde uitvoeringsdatum (4 september 2011) zonder dat hier extra kosten mee gemoeid gaan?
Ja, mede gelet op het feit dat door de gestelde voorwaarde dat er een verplichte cofinanciering werd gevraagd, het totaal beschikbare bedrag voor de verbetering van de schoolgebouwen in het primair onderwijs is opgehoogd van € 100 mln naar ruim ca € 150 mln.
De problemen met de OV-chipkaart bij Connexxion |
|
Ineke van Gent (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
|
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de problemen met de OV-studentenkaart bij Connexxion?
Deelt u de analyse dat de oorzaak van het onterecht afschrijven van reissaldo gezocht moet worden bij Connexxion? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn contact op te nemen met Connexxion en hen te vragen studenten bij bussen en bushaltes te waarschuwen en op te roepen vooral niet in te checken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen voor de hervatting van de begrotingsbehandeling op woensdag 1 december te beantwoorden?
Maatregelen met betrekking tot tophypotheken |
|
Bruno Braakhuis (GL), Jolande Sap (GL) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «AFM boos over aanpak hypotheek»?1
Ja.
Is het waar dat u tot uw afweging bent gekomen om de banken tot 1 februari 2011 te geven om te komen met zelfregulering mede op aandrang van het (voormalige) Ministerie van Economische Zaken?
Ik heb de aanscherping voor het toetskader rondom hypothecaire kredietverlening inmiddels uitgewerkt in een concept Algemene Maatregel van Bestuur. Ik heb dit besluit, met memorie van toelichting, na akkoord daarop van de ministerraad voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het staat de NVB desalniettemin vrij om aan te geven op welke wijze de NVB invulling aan een nieuwe gedragscode zou geven, rekening houdend met een aantal door mij gegeven randvoorwaarden.
Ik heb de NVB gevraagd mij uiterlijk op 1 februari een aangepaste en met achterban afgestemde gedragscode te overhandigen. Ik kan vervolgens afwegen of het voorstel van de NVB hetzelfde niveau van consumentenbescherming garandeert als de voorgestelde regelgeving. Aan de hand daarvan kan ik overwegen om alsnog ruimte te laten voor zelfregulering van de sector, met daarop toezicht van de Autoriteit Financiële Markten. Ik zal de Tweede Kamer betrekken in deze overweging.
Zo ja, is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ook betrokken bij dit besluit?
De Autoriteit Financiële Markten is op de hoogte van de stand van zaken op dit terrein.
Vanwaar verwacht u dat de banken nu wel met zelfregulering komen terwijl de AFM in april 2010 deze nieuwe normen al bekend maakte?2 Is dit uitstel inderdaad verleend na overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken? Hebben zij concrete toezeggingen gedaan over wijzigingen in de gedragscode?
De Nederlandse Vereniging van banken heeft een position paper gepubliceerd waarin ze aangeven bereid te zijn hun gedragscode aan te passen. Mocht blijken dat er op 1 februari 2011 een gedragscode is opgesteld die voldoet aan de randvoorwaarden zoals door mij geschetst, dan zal ik op dat moment afwegen of voorkoming van overkreditering goed geborgd kan worden met zelfregulering
Verwacht u dat de gedragscode deze keer wel voldoende zou worden nageleefd? Ook daar deze voorheen vaak is overtreden en de AFM recent nog enkele boetes heeft opgelegd?
De algmene maatregel van bestuur die nu bij de Raad van State ligt beperkt de mogelijkheid om meer te lenen dan de «loan-to-income» norm (leencapaciteit van een consument voor een hypothecair krediet bepaald in relatie tot zijn inkomen), door vastomschreven, limitatieve uitzonderingsmogelijkheden (de zogenaamde explains) te hanteren. Ik heb dat ook expliciet aan de NVB gemeld als één van de randvoorwaarden waaraan de GHF zal moeten voldoen wil invulling van de zelfregulering via de GHF een kans van slagen hebben.
Kunt u aangeven wat uw brief van 29 november 2010 betekent voor het oorspronkelijke voornemen van de AFM om de hypotheek per begin 2011 te maximeren op 112% van de aankoopwaarde van het huis?
Als het voorstel van de NVB voldoet aan de randvoorwaarden zoals in de brief aan de NVB geschetst, zal worden afgewogen of het tegengaan van overkreditering goed geborgd kan worden met zelfregulering. Zoals aangegeven, zal ik de Tweede Kamer hierbij betrekken. Gelijktijdig zet ik het AmvB traject onverminderd door. Nog steeds is het de bedoeling om de nieuwe regelgeving in het eerste halfjaar van 2011 in werking te laten treden.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de voorzitter van de AFM, de heer Hoogervorst «nu gaat het weer maanden duren voordat er een regeling komt» en «het is nu al twee jaar mopperen over een eenvoudige zaak»?
In april 2009 heeft de AFM (Hoogervorst) aangegeven dat er aanscherping moest komen van regels rondom hypothecaire kredietverstrekking, In april 2010 publiceerde de AFM een feedbackstatement over een toetskader rondom hypothecaire kredietverlening na een consultatieronde. Vervolgens heeft Financiën een Algemene maatregel van bestuur voorbereid, waarbij het feedbackstatement als uitgangspunt heeft gediend. De Amvb is naar de Raad van State gestuurd voor advies met als doel om het proces niet verder te vertragen.
Begrijpt u de uitspraak van de heer Hoogervorst dat Nederlandse politici zich nog steeds gevoelig tonen voor de bankenlobby?
Het is van belang dat er een goede inhoudelijke aanscherping van de normen komt, dat is in het belang van de consument. Het middel staat daarbij niet voorop, maar wel het doel namelijk bescherming tegen overkreditering van de consument en het tegengaan van de uit overkreditering voorvloeiende macro prudentiële risico’s.
Het bericht "Concerns ontwijken Afrikaanse fiscus' |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Concerns ontwijken Afrikaanse fiscus»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat landen die ontwikkelingshulp krijgen van Nederland ter stimulering van de economie, tegelijkertijd belastingopbrengsten over winsten gerealiseerd in deze landen zien wegvloeien naar Nederland?
Nederland heeft een aantrekkelijk (fiscaal) vestigingsklimaat voor internationaal opererende bedrijven met reële aanwezigheid in Nederland («rokende schoorstenen»). Heel belangrijk voor internationaal zakendoen is dat dubbele belastingheffing wordt voorkomen en bronheffingen worden gereduceerd. Belangrijke pijlers zijn: deelnemingsvrijstelling, het uitgebreide verdragennetwerk, de afwezigheid van bronheffing op uitgaande rente- en royaltystromen.5 Verder biedt de Nederlandse belastingdienst een grote mate van zekerheid over de toepassing van fiscale regels. Deze regels kunnen ertoe leiden dat ook bedrijven met een relatief beperkte aanwezigheid in Nederland van het aantrekkelijke vestigingsklimaat gebruik maken.
De belastingheffing van multinationals kan door de internationale vervlechting niet slechts nationaal worden beoordeeld. Voor multinationals bestaat het Nederlandse fiscale stelsel niet als een geïsoleerd fenomeen, maar is het een onderdeel van een internationaal netwerk van landen, jurisdicties en verdragen. Het heeft daarom niet zoveel zin om de problematiek waar ontwikkelingslanden zich voor gesteld zien alleen vanuit Nederland te bezien. Belastingplanning is mogelijk doordat verschillende fiscale systemen niet op elkaar aansluiten. Voor ontwikkelingslanden geldt in het bijzonder nog dat deze vaak speciale faciliteiten (belastingvrijstellingen) aanbieden waardoor de belastinggrondslag wordt uitgehold. Eenzijdig door Nederland te nemen maatregelen om belastingvlucht uit ontwikkelingslanden te beperken, zullen dus geen of slechts een beperkt effect hebben en zijn bovendien schadelijk voor onze reële economie. Het bijvoorbeeld introduceren van een Nederlandse bronheffing op royalty’s is daarom ongewenst en onevenwichtig. In het in de Volkskrant beschreven geval heeft Ghana ervoor gekozen om in het verdrag met Nederland te opteren voor een bronheffing van 8% op uitgaande royaltybetalingen aan Nederland.
Dat belastingplichtigen profiteren van verschillen tussen belastingstelsels is van alle tijden en daar hebben alle landen mee te maken. Het is van belang dat landen zich daar zelf tegen kunnen wapenen. Dat geldt voor een ontwikkeld land zoals Nederland, maar ook voor ontwikkelingslanden.
Het kabinet neemt de problematiek van belastingontduiking en -ontwijking zeer serieus. Dit geldt op nationaal niveau, zie bijvoorbeeld de door dit kabinet ondernomen activiteiten tegen zwartspaarders, maar ook op internationaal niveau. Nederland heeft in het kader van de in april 2009 gehouden G20 top in Londen ondernomen initiatieven voor internationale afspraken tegen belastingontduiking en -ontwijking van harte ondersteund en bilateraal meerdere belastingverdragen met diverse landen over onder meer informatie-uitwisseling afgesloten. Bij de laatste top in Korea hebben de G20-landen een oproep gedaan om ontwikkelingslanden bij het voeren van belastingpolitiek en het opbouwen van capaciteit te steunen. Het is voor het kabinet vanzelfsprekend dat ontwikkelingslanden bij deze ontwikkelingen worden betrokken en daarbij worden ondersteund. Hernieuwde aandacht voor verbeterde belastingheffing vormt een van de kernonderdelen van de modernisering van het ontwikkelingsbeleid. Om aan deze agenda inhoud te geven hebben de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de toenmalige staatssecretaris van Financiën in 2009 een intentieverklaring ondertekend waarin is vastgelegd dat gezamenlijk wordt gewerkt aan een actieve Nederlandse aanpak van deze problematiek.
Het gaat om maatwerk gericht op de behoeften van elk afzonderlijk land. Een dergelijke aanpak vereist maatregelen op verschillende terreinen.
Allereerst zal de capaciteit van overheden in ontwikkelingslanden op het gebied van belastingheffing en belastingbeleid moeten worden versterkt. Dit wordt in internationaal verband georganiseerd (OESO, IMF, Wereldbank en VN). Nederland speelt daarbij een vooraanstaande rol. De internationale en Nederlandse inzet richt zich op het versterken van de positie van ontwikkelingslanden zodat zij zelf een evenwichtige afweging kunnen maken hoe zij hun fiscale stelsel willen inrichten en dat ze goed geëquipeerde mensen hebben om de wetgeving te kunnen uitvoeren.
Er lopen meerdere initiatieven binnen de OESO die zich richten op verbetering van transparantie in financiële stromen en uitwisseling van informatie tussen landen, ter voorkoming van onder andere belastingontduiking en -ontwijking, die specifiek gericht zijn op ontwikkelingslanden. Zo is onlangs deelname aan het Global Forum on Tax Transparancy and Exchange of Information opengesteld voor ontwikkelingslanden en wordt gewerkt aan multilaterale mechanismen voor alle landen, inclusief ontwikkelingslanden, op het gebied van uitwisseling van informatie. Door middel van het Global Relations programma van de OESO worden trainingen gegeven aan ontwikkelingslanden, o.a. op het gebied van uitwisseling van informatie en verrekenprijzenmethodieken. Mede op Nederlands initiatief is in de OESO besloten tot een gezamenlijke aanpak door het Ontwikkelingscomité, het Comité voor Fiscale Zaken en het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Een daarvoor in mei 2010 in het leven geroepen OECD Informal Taskforce on Tax and Development, met daarin overheden uit OESO- en ontwikkelingslanden, non-gouvernementele organisaties, internationale instellingen en internationaal bedrijfsleven zal begin 2011 met een breed programma van start gaan. De Taskforce, onder co-voorzitterschap van Nederland en het African Tax Administration Forum,zal werken aan concrete en voor ontwikkelingslanden bruikbare voorstellen op het gebied van uitwisseling van informatie, transfer pricing, country by country reportingen capaciteitsversterking. De G20 heeft recent aan de Taskforce verzocht om samen met de VN, het IMF en de Wereldbank daarover in 2011 te rapporteren.
Ten slotte zullen multinationale ondernemingen zelf moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
In de motie Vendrik6 is gevraagd om het Nederlandse fiscale stelsel voor multinationale bedrijven door te lichten op het punt van belastingontduiking en -ontwijking ten koste van ontwikkelingslanden.
Uit het voorgaande volgt dat het doorlichten van het Nederlandse fiscale stelsel alleen weinig oplevert. Belastingontwijking of -ontduiking is bij uitstek een internationaal fenomeen en staat daarom hoog op de agenda van de OESO. Uiteindelijk kunnen belastingontduiking en -ontwijking in ontwikkelingslanden alleen effectief worden tegengegaan door versterking van belastingstelsels in de betrokken landen zelf, aangevuld met sluitende internationale afspraken over informatie-uitwisseling, fraudebestrijding en het tegengaan van belastingparadijzen.
Deelt u de mening dat ontwikkelingslanden de dupe zijn van het Nederlandse belastingstelsel? Bent u het eens met de in dit artikel aangehaalde stelling «Veruit de grootste bijdrage die ondernemingen kunnen leveren aan ontwikkeling van landen is door doodgewoon hun werk te doen: leveranciers betalen, lonen betalen, belastingen betalen»?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven zoveel mogelijk de winstbelasting zouden moeten betalen in het land waar de winst eigenlijk gemaakt wordt?
Bedrijven dienen zich aan de wetten te houden. In de wetgeving komt tot uiting hoe landen de winsten willen belasten. De nationale parlementen kunnen de wetgeving tot op grote hoogte zelf inrichten (zij zullen daarbij rekening houden met de behoeften van het land), zolang zij zich houden aan de internationale spelregels. In de Europese context valt te denken aan het EU verdrag, de regels inzake verboden staatsteun en de gedragscode tegen schadelijke belastingconcurrentie. Ook de OESO heeft richtlijnen op het gebied van schadelijke belastingconcurrentie7.
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om de belastingmogelijkheden ten aanzien van royalty’s te veranderen zodat (ontwikkelings-)landen niet meer de dupe zijn van dit Nederlandse systeem?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u dit verband aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie Vendrik2 van ruim een jaar geleden die ook verzoekt om een doorlichting van het Nederlands fiscaal stelsel met het oog op dit soort ontwijking?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de bevindingen van professor Geert Michielse die stelt dat het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting van multinationals rond de 5% is?1 Zo nee, bent u dan bereid om te onderzoeken wat de effectieve belastingdruk van multinationals in Nederland is?
Nee. Voor wat betreft de belastingdruk van multinationals in Nederland geldt dat de Nederlandse belastingregels geen onderscheid maken tussen grote en kleine bedrijven. Over de verdeling van de vennootschapsbelasting is mijn ambtsvoorganger in een brief aan de Tweede Kamer d.d. 26 oktober 2009 (DB/2009/624M) uitvoerig ingegaan.
Kunt u aangeven hoeveel belasting er in Nederland in totaal wordt betaald over winsten uit aan Nederlandse vennootschappen betaalde royalty’s? Kunt u daarbij aangeven hoe zich dat verhoudt tot de totale omzet van statutair in Nederland gevestigde vennootschappen?
Nee, dat is niet mogelijk. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft innovatie al jaren hoog in het vaandel staan. Enkele concrete voorbeelden zijn onderzoek op het gebied van voeding, medicijnen, biotechnologie, technische toepassingen en het ontwikkelen van een merk(naam). Naast het zelf ontwikkelen van intellectueel eigendom door in Nederland gevestigde bedrijven, wordt door in Nederland gevestigde ondernemingen ook intellectueel eigendom gekocht. De kosten welke verband houden met het zelf ontwikkelen van intellectueel eigendom en de aankoop van intellectueel eigendom verminderen over het algemeen het fiscale resultaat. Een complicerende factor hierbij is dat de huidige kosten voor een aanzienlijk deel zien op huidige ontwikkelingen van toekomstig te exploiteren intellectueel eigendom. Waarbij ook niet vooraf bekend is of en in hoeverre de ontwikkeling succesvol zal zijn. De opbrengst van het intellectuele eigendom bestaat niet alleen uit ontvangen royalty’s van zowel derde partijen als groepsvennootschappen, maar ook uit eigen opbrengsten door middel van verkoop van producten en/of diensten door de Nederlandse eigenaar van het intellectueel eigendom (bespaarde royalty).
Kunt u ingaan op de stelling in het artikel dat er jaarlijks 8000 miljard euro door Nederland spoelt via brievenbusmaatschappijen die hier vooral om fiscale redenen zitten? Klopt deze schatting volgens u? Kunt u ook in gaan op de schatting dat dit de Belastingdienst jaarlijks zo’n 2 miljard euro oplevert? Zou dit eventueel ook verder onderzocht kunnen worden?
Uit gegevens van DNB over 2008 kan worden vastgesteld dat de bruto gesommeerde geldstroom via zogenaamde bijzondere financiële instellingen 12 300 miljard euro bedroeg. Bijzondere financiële instellingen zijn entiteiten die in Nederland zijn opgericht door buitenlandse multinationale concerns als doorvoerkanaal van financiële stromen tussen buitenlandse concernmaatschappijen.
Voor wat betreft de rol van Nederland als financieel knooppunt verwijs ik naar de beantwoording op de vragen 2, 3, 5 en 6. Deze rol levert Nederland werkgelegenheid op en levert de schatkist geld op. De toegevoegde economische waarde is naar schatting € 1,5 miljard per jaar. Ongeveer € 1 miljard in de vorm van belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van vergoedingen voor financiële professionals. 8
Vindt u het wenselijk dat het Nederlandse belastingstelsel door buitenlandse multinationals wordt gebruikt om via brievenbusfirma’s winsten door te sluizen?
Zie antwoord op vragen 2 en 3.
Dreigende doodstraf voor Afghaanse christen zonder advocaat |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een Afghaanse christen mogelijk vanwege zijn bekering tot het christendom ter dood veroordeeld zal worden en dat hem geen advocaat ter beschikking staat in zijn proces?1
Ja.
Bent u bereid op zeer korte termijn contact op te nemen met de Afghaanse regering om de regering te bewegen dat er in ieder geval geen berechting plaats zal vinden zonder inschakeling van een advocaat?
Mede op verzoek van Nederland is in EU-verband over deze zaak contact gelegd met de Afghaanse autoriteiten, waarbij de ernstige zorg van de EU in dezen kenbaar is gemaakt. Daarbij is naast het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging ook het belang van een eerlijke rechtsgang ter sprake gekomen. De gesprekken met de Afghaanse autoriteiten verlopen tot op heden constructief, maar ik zou in dit stadium terughoudend willen zijn met verdere informatie hierover, in het belang van betrokkenen.
Bent u bereid om alle denkbare druk, waar mogelijk ook via internationale gremia, uit te oefenen op de Afghaanse regering om te verhinderen dat deze persoon wordt veroordeeld wegens zijn overgang tot het christelijk geloof?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid om, waar mogelijk in internationaal verband, druk uit te oefenen op deze regering om een einde te maken aan de strafbaarstelling van bekering tot het christelijk geloof en tevens te voorkomen dat in dergelijke situaties de doodstraf wordt uitgesproken?
Nederland en zijn internationale partners vragen regelmatig en op verschillende niveaus bij de Afghaanse autoriteiten aandacht voor het belang van mensenrechten. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, waaronder de vrijheid om van geloof te veranderen of geen geloof (meer) aan te hangen, maakt daar onderdeel van uit. Daarbij benadrukken Nederland en andere Europese partners consequent de EU-positie ten aanzien van de doodstraf en worden de autoriteiten opgeroepen om als eerste stap naar afschaffing van de doodstraf in ieder geval een moratorium op uitvoering in te stellen. Daarnaast wijst de internationale gemeenschap de Afghaanse overheid op de noodzaak om kwetsbare groepen als religieuze minderheden de maximaal mogelijke bescherming te bieden.
Russische betrokkenheid bij de moord op Rode Kruismedewerkers in Tsetsjenië |
|
|
|
Wat is uw reactie op de uitlatingen van de Russische geheim agent Potjomkin over de moord op Rode Kruismedewerkers in Tsjetsjenië in 1996?1,2
Ik heb kennisgenomen van de uitlatingen van de heer Potjomkin. Ik onthou me van commentaar over de vraag of deze uitspraken op waarheid berusten.
Kunt u aangeven wat de Nederlandse regering tot nu toe heeft ondernomen na de moord op 5 Rode Kruismedewerkers, onder wie de Nederlander Elkerbout?
Nederland heeft meerdere malen bij de Russische autoriteiten zijn zorgen geuit over het uitblijven van voortgang bij het justitieel onderzoek naar de moord op de Rode Kruis-medewerkers. Tevens onderhoudt het ministerie van Buitenlandse Zaken contact met het Rode Kruis over de kwestie en zijn herdenkingsdiensten voor de slachtoffers bijgewoond.
Zowel in 1996 als bij deze verklaring neemt het Rode Kruis, als werkgever van betrokkenen, het voortouw in de contacten met de Russische autoriteiten. Het Rode Kruis heeft onlangs aangegeven in contact te staan met de Russische autoriteiten over het onderzoek.
Mede gelet op de reactie van het Rode Kruis en het feit dat het vooralsnog om speculaties lijkt te gaan, is vooralsnog afgezien van een demarche richting de Russische autoriteiten, zoals die in het verleden is uitgevoerd. Uiteraard zal ik hierover contact blijven houden met het Rode Kruis.
Zijn de uitlatingen van de voormalige Russische geheim agent Potjomkin voor u aanleiding om bij de Russische regering om opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Trekt u hierbij gezamenlijk op met Spanje, Noorwegen, Canada en Nieuw Zeeland, omdat burgers van deze landen ook tot de slachtoffers van deze laffe moordaanslag behoorden? Zo nee, bent u bereid contact op te nemen met de regeringen van deze landen en het Internationale Rode Kruis om gezamenlijk van de Russische autoriteiten te verlangen dat de moordenaars alsnog gestraft zullen worden?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat werkgevers gerichte investeringen in innovatie belangrijker vinden dan belastingverlaging voor het bedrijfsleven |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Innovatie belangrijker dan verlaging belasting»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Maakt u zich zorgen over het feit dat werkgevers de bezuinigingen op innovatie betitelen al «hakken om het hakken»? Zo nee, waarom niet?
Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Wientjes zeer. Ik ben dan ook blij dat VNO-NCW bij het verschijnen van het regeerakkoord een positieve reactie heeft afgegeven over het innovatiebeleid. Natuurlijk is het een grote uitdaging om in de huidige budgettaire situatie de juiste keuzes te maken om de concurrentiekracht van het bedrijfsleven maximaal te versterken. Dat het bedrijfsleven hecht aan het innovatiebeleid van EL&I beschouw ik als een blijk van waardering. Bij de vormgeving van het nieuwe beleid maak ik graag gebruik van de meningen en ervaringen van VNO-NCW en andere stakeholders. Op voorhand zie ik echter geen aanleiding om de keuzes ten aanzien de combinatie van een versterkt innovatiebeleid en een lagere vennootschapsbelasting te wijzigen.
Het regeerakkoord bevat een weloverwogen mix van maatregelen om de slagkracht van het innovatiebeleid te vergroten. De beschikbare middelen worden zo effectief mogelijk ingezet om groene groei en concurrentiekracht te versterken. Hierbij zijn generieke én gerichte maatregelen van belang.
Een excellent ondernemers- en innovatieklimaat staat voorop. Hierbij past een aantrekkelijk fiscaal klimaat, minder regels en een transparant instrumentarium dat bedrijven faciliteert. Daarnaast kiest het kabinet voor een integrale aanpak om economische topgebieden te stimuleren. De grootste winst is dat via langjarige agenda’s van bedrijven, kennisinstellingen en overheden het onderzoek van publieke kennisinstellingen beter wordt gericht binnen de topgebieden. Andere maatregelen zijn o.a. de inrichting van een revolverend fonds en de IPCs.
Tegenover de stroomlijning van het subsidieinstrumentarium staat een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Deze compensatie zal worden ingevuld via de vennootschapsbelasting en Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk. De vormgeving van de compensatie is onderdeel van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, waarvan ik de contouren begin 2011 zal presenteren. Bij de compensatie zal bijzondere aandacht worden gegeven aan de betekenis voor het ondernemings-, R&D- en innovatieklimaat.
Wat is uw reactie op het feit dat de heer Wientjes bereid is te praten over het niet verlagen van de vennootschapsbelasting zodat niet hoeft te worden gesneden in gericht innovatiebeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de heer Wientjes dat gericht innovatiebeleid voor bijvoorbeeld top- en sleutelgebieden beter is voor de kracht van de Nederlandse economie dan een generieke maatregel als het verlagen van de vennootschapsbelasting?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid met de heer Wientjes in gesprek te gaan over de bereidheid van werkgevers een beperkte verlaging van de vennootschapsbelasting te accepteren in ruil voor lagere bezuinigingen op het innovatiebeleid en de Kamer vóór de stemmingen over de Economische Zaken, Landbouw en Innovatie begroting te informeren over de uitkomst van dit gesprek?
De uitwerking van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, waaronder het innovatiebeleid, doe ik in nauwe samenwerking met VNO-NCW, kennisinstellingen en andere stakeholders. Begin 2011 stuur ik een brief op hoofdlijnen naar uw Kamer en voor de zomer van 2011 ontvangt u een uitgewerkte brief met de agenda’s en actiepunten van de topgebieden.
Massale boskap |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de omvangrijke protesten van omwonenden in Schipborg en omstreken, Baarn en omstreken en Nijmegen en omstreken, met betrekking tot de kap van prachtige bosgebieden? Klopt het dat Staatsbosbeheer hier tientallen hectaren bos aan het kappen is?1,2,3
Ja.
Deelt u de mening dat Staatsbosbeheer geen rekening houdt met de wensen van omwonenden en dat dit ontoelaatbaar is? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Naar mijn mening pleegt Staatsbosbeheer veel inspanningen om omwonenden en belanghebbenden actief te betrekken bij de planvorming. Bovendien is het gemeengoed dat Staatsbosbeheer tal van informatiebijeenkomsten en excursies organiseert gedurende planvormingsprocessen. Vanzelfsprekend kan bij de planvorming niet iedere wens worden meegenomen en kan het niet ieder naar de zin worden gemaakt. Er zullen bij dergelijke plannen altijd voor- en tegenstanders blijven.
Kunt u verklaren waarom prachtige eeuwenoude bossen gekapt moeten worden om vreemde natuur in de vorm van heidegebieden te creëren?
In het project Heiderijk werken Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de gemeente Nijmegen en Prorail samen om kwetsbare soorten in het gebied Nijmegen/Mook te ondersteunen door het ontwikkelen en herstellen van leefgebieden, open heideterreinen en overgangen naar opgaand bos.
Dit past binnen de benadering van de rijksoverheid om het leefgebied van bijzondere en bedreigde dier- en plantensoorten van de heide te herstellen (leefgebiedenbenadering). Hiervoor is in totaal op een plangebied van 3000 hectare in totaal 16,8 ha gekapt, 38 ha spontane opslag van bomen en struiken verwijderd en 29 ha gedund. Hiervan is uiteindelijk 13,5 ha geplagd om de bestaande heideterreinen uit te breiden. Er zijn vooral exoten weggehaald, boomsoorten die niet van nature in Nederland thuishoren, zoals de douglasspar, de Amerikaanse eik en de Amerikaanse Vogelkers. Inheemse soorten, zoals zomer- en wintereiken, berken, beuken en beeldbepalende grove dennen zijn gespaard en vrijgesteld. Wel is een aantal zieke beuken weggehaald, maar dat vond niet plaats in het kader van het project Heiderijk, maar is het gevolg van regulier bosbeheer.
Bij Schipborg is na een uitgebreid traject met de omwonenden en gebruikers besloten om de cultuurhistorische aspecten van het gebied een accent te geven. Hiervoor wordt open heide weer in ere hersteld.
In het Baarnsche bos is alleen sprake van reguliere beheersmaatregelen om het bos gezond en gevarieerd te houden. Hier vindt geen omvorming naar heide plaats.
Kunt u garanderen dat de kap in Heiderijk, Schipborg en het Baarnsche Bos per direct stop worden gezet? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer geeft mij de mogelijkheid om in te grijpen als Staatsbosbeheer naar mijn mening haar wettelijke taken niet naar behoren uitvoert. Daar is hier geen sprake van. Ik ben van mening dat in deze drie gevallen het planvormingtraject goed is verlopen en dat de bestuurders in de omgeving van de natuurgebieden en de omwonenden en/of de gebruikers hier goed bij zijn betrokken geweest. Het feit dat niet iedereen zich kan vinden in de uiteindelijke plannen is spijtig, maar voor mij geen reden om in te grijpen.
Kunt u uiteenzetten waarom Staatsbosbeheer geen waarde hecht aan het gebrek aan draagvlak voor de wilde boskap in deze gebieden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe verhoudt de massale boskap zich met de EU-groenboek bosbescherming?
Het groenboek van de Europese Commissie is een discussiestuk over het toekomstige beleidsinstrumentarium voor de bescherming van bossen in de EU. Op 30 juni 2010 heb ik u de kabinetsreactie op dit groenboek toegestuurd (Tweede Kamer, 32 442, nr. 1). In deze kabinetsreactie wordt het belang van duurzaam bosbeheer benadrukt. Duurzaam bosbeheer vraagt om zorgvuldige afwegingen in het beheer en gebruik van bossen.
Omvorming van bos naar andere vormen van natuur kan plaatsvinden, wanneer deze zorgvuldigheid in acht wordt genomen en de belangen van het om te vormen bos goed worden afgewogen tegen de belangen van de te realiseren nieuwe natuur.
De blokkade van Gaza |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Dashed Hopes: Continuation of the Gaza Blockade»1, opgesteld door een internationale coalitie van 23 ontwikkelings-, mensenrechten- en vredesorganisaties?
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Israël de versoepelingsafspraken voor de blokkade van Gaza niet is nagekomen en daardoor: Kunt u uw antwoord toelichten?
De verbetering van goederen- en personenverkeer van en naar Gaza is essentieel voor de wederopbouw. Dit wordt zowel door de EU als bilateraal door de Nederlandse regering uitgedragen. Sinds juni 2010 heeft Israel hiermee een begin gemaakt. Israël heeft hiertoe besloten ondanks het feit dat er nog steeds raket- en mortierbeschietingen vanuit Gaza op burgerdoelen in Israël plaatsvinden.
Zowel de Nederlandse regering als de EU-lidstaten zijn van mening dat de huidige situatie niet bijdraagt aan een duurzame oplossing. De Nederlandse regering en de EU moedigen de Israëlische autoriteiten aan om de beweging van goederen en personen verder te versoepelen, rekening houdend met de hierover gemaakte afspraken inzake en verkeer en toegang (Agreement on Movement and Access 2005 en resolutie 1860 van de VN-Veiligheidsraad). Op aandringen van de internationale gemeenschap heeft de Israëlische regering op 8 december besloten om de exportmogelijkheden vanuit Gaza verder te verruimen. Nederland verwelkomt de Israëlische besluiten.
Deelt u de conclusie van het rapport, dat een half jaar na de beloofde versoepeling van de Israëlische blokkade van de Gazastrook de toestand in het gebied nog maar weinig is verbeterd en dat er te weinig gedaan wordt om de beperkingen die Israël als gevolg van de blokkade heeft opgelegd aan de inwoners van Gaza, op te heffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zult u bilateraal en in EU-verband ondernemen zodat Israël zich aan de gemaakte afspraken gaat houden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) voor Buitenlandse Zaken, Catherine Ashton: «We denken dat wat er in de Gazastrook gebeurde niet toereikend is, dat Israël zijn belofte om de blokkade van de Gazastrook te verlichten, niet naleefde.»?2 Zo nee, waarom niet?
De situatie in Gaza blijft zorgelijk, zowel voor de Gazanen als voor Israël. De huidige toegang tot Gaza is inderdaad niet toereikend voor wederopbouw en economisch herstel. De wederopbouw – met name op het gebied van toevoer van goederen ten behoeve van internationale organisaties en VN projecten (zoals bouwmaterialen voor scholen) – maar ook het economische herstel is een prioriteit van de EU-lidstaten, zonder hierbij de veiligheid van Israël uit het oog te verliezen.
Nederland heeft bilateraal altijd aangedrongen op onvoorwaardelijke humanitaire toegang en optimale bewegingsvrijheid van personen en goederen van en naar Gaza met in achtneming van de veiligheid van Israël. Dit zal de Nederlandse regering blijven doen, zowel bilateraal als in EU- en ander multilateraal kader.
Bent u bereid in navolging van Hoge Vertegenwoordiger Ashton Israël op te roepen tot beëindiging van de blokkade van Gaza?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zult u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken (in de week van 13 december)?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Uitspraken van de Keniaanse premier Raila Odinga |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Keniase premier: alle homo’s arresteren»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel in de Telegraaf en van soortgelijke artikelen in andere media. Echter, volgens premier Odinga is hij verkeerd uitgelegd. Op 29 november 2010 heeft hij tijdens een redevoering, waarbij vrijwel het voltallige kabinet en vertegenwoordigers van de Keniaanse en internationale pers aanwezig waren, het geschetste beeld recht gezet. Odinga legde uit dat hij niet tot arrestatie heeft opgeroepen en dat homo’s in Kenia rechten hebben. De redevoering is live op de Keniaanse televisie uitgezonden.
Deelt u de mening dat deze uitspraken zorgwekkend zijn, en zo ja, bent u bereid uw zorgen over deze uitspraken bij de regering van Kenia kenbaar te maken?
Ik ben van mening dat de Keniaanse regering het in de media geschetste beeld al overtuigend heeft rechtgezet en zie geen reden voor bilaterale stappen of een veroordeling van de uitspraken van premier Odinga in EU-verband.
Welke concrete stappen gaat u ondernemen om er bij de Keniaanse regering op aan te dringen deze uitspraken terug te nemen en de veiligheid van homoseksuele Kenianen te waarborgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich binnen de EU sterk te maken voor een gezamenlijke veroordeling van deze uitspraken van de premier van Kenia?
Zie antwoord vraag 2.
De gang van zaken bij bezwaar tegen indicatie door het Centrum Indicatiezorgstelling Zorg (CIZ) |
|
Linda Voortman (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de column «Een aanbod dat ik niet kan weigeren»?1
Ja, ik heb de column gelezen.
Wat is uw reactie op de casus die in deze column naar voren komt?
Uit informatie van het CIZ is mij gebleken dat het CIZ in deze casus bij de heroverweging in bezwaar tot de conclusie is gekomen dat cliënt voor een lagere indicatie in aanmerking komt dan de indicatie waartegen het bezwaar is gericht. Een bezwaarde mag echter nooit in een nadeliger positie terecht komen door het indienen van bezwaar. Dat is in deze casus ook erkend en gezegd tegen de cliënt. Vervolgens is niet conform de werkinstructies van het CIZ gehandeld. Tegelijkertijd werd immers door de medewerker van het CIZ aangegeven dat de cliënt het bezwaar kan intrekken. Cliënt heeft dat als sturend en bedreigend ervaren en dat vinden ik en het CIZ ongewenst. Cliënt heeft over deze gang van zaken terecht bij het CIZ geklaagd. In reactie daarop is de afhandeling van het bezwaar overgenomen door een andere medewerker van het CIZ en heeft het CIZ excuses aangeboden voor deze gang van zaken. Het CIZ zal deze ervaring ook betrekken bij de (intercollegiale) toetsing van medewerkers met het oog op het trekken van lering daaruit.
Hoe vaak is een dergelijke casus reeds aan het College voor zorgverzekeringen voorgelegd? Wat heeft het College voor zorgverzekeringen in deze casussen besloten?
Op grond van artikel 58 van de AWBZ dienen alle bezwaarzaken waarvan het CIZ het voornemen heeft die ongegrond te verklaren, ter advisering te worden voorgelegd aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Dat geldt ook voor deze casus, waarover het CVZ overigens nog geen advies heeft uitgebracht. Omdat de in deze casus gevolgde werkwijze niet volgens de standaardwerkwijze van het CIZ is, liggen er geen vergelijkbare cases voor advies voor bij het CVZ.
Is het gebruikelijk dat over de herindicatie naar aanleiding van een bezwaar contact wordt opgenomen met de aanvrager?
Cliënten die in bezwaar zijn gegaan tegen een indicatiebesluit worden in het kader van de afhandeling van het bezwaar in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Dat schrijft de Algemene wet bestuursrecht voor. Het komt daarnaast vaker voor dat er contact wordt opgenomen met de cliënt, bijvoorbeeld omtrent onduidelijkheden in het bezwaar of ontbrekende gegevens, met het oog op een zorgvuldige beslissing op bezwaar.
Deelt u de mening dat deze situatie de schijn wekt dat gedreigd wordt met een lagere indicatie om te voorkomen dat het bezwaar wordt doorgezet? Zo nee, vindt u dit een normale gang van zaken? Zo ja, welke stappen bent u bereid te ondernemen om te voorkomen dat deze schijn alsnog ontstaat?
Voor een reactie op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een bezwaar tegen een indicatie, gesteld door het CIZ, nooit mag leiden tot een lagere indicatie dan waartegen bezwaar is gemaakt?
Ja, zie tevens ook mijn antwoord op vraag 2.