Beelden van inbrekers gemaakt door RTV Oost |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat RTV Oost beelden heeft uitgezonden van drie inbrekers die hebben ingebroken in het pand van RTV Oost?1
Ja.
Deelt u de mening dat beveiligingscamera’s kunnen dienen ter voorkoming en opsporing van inbraak?
Ja.
Bent u van mening dat inbrekers zelf risico nemen gefilmd te worden bij het plegen van een strafbaar feit en zeker in het geval van inbraak bij een beveiligd bedrijfspand (waar in dit geval ook nog eens een tv-zender huist) waar beveiligingscamera’s aanwezig zijn?
Ja.
Deelt u de mening dat het belang van privacy van personen, die weten dat ze gefilmd kunnen worden bij het plegen van een strafbaar feit en zelf iemands privacy schenden, minder zwaar weegt dan het oplossen van dit feit?
Bepaalde inbreuken op de privacy van personen die verdacht worden van een strafbaar feit zijn in het belang van de opsporing geoorloofd. Het is echter niet zo dat inbrekers door hun daad ieder recht op privacy verspelen. Het naleven van de rechten op het gebied van privacy en bescherming van persoonsgegevens staat overigens niet in de weg aan een effectieve opsporing en vervolging.
Bent u van mening dat RTV Oost de beelden had mogen uitzenden? Zo nee, onder welke voorwaarden had het wel gemogen?
Het oordeel over de vraag of RTV Oost de beelden had mogen uitzenden, is primair aan de rechter of de Raad voor de Journalistiek. In het algemeen geldt hierover het volgende. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is slechts gedeeltelijk van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke doeleinden (de zogenaamde journalistieke exceptie). Het verwerken van strafrechtelijke gegevens voor journalistieke doeleinden, waaronder het tonen van beelden die min of meer gegronde verdenkingen onderbouwen, is in beginsel geoorloofd.
Klopt het dat de beelden mogen worden uitgezonden indien zij via de politie waren aangeleverd bij de zender? Zo ja, was de privacyschending van de inbrekers dan geen probleem geweest, terwijl wel dezelfde beelden zouden zijn uitgezonden?
Beelden van bijvoorbeeld een inbraak mogen worden uitgezonden indien ze door de politie worden aangeleverd bij een zender. De politie maakt daarbij een belangenafweging op basis van de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving. Net als bij de inzet van andere opsporingsmiddelen gelden de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het gebruik door politie en justitie van beelden gemaakt door particulieren of bedrijven wordt primair beheerst door het Wetboek van Strafvordering, de Wet politiegegevens en/of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dat is een ander wettelijk kader dan het kader van de Wbp.
Is het burgers toegestaan om beelden, waar mensen in een publieke ruimte herkenbaar in beeld zijn, openbaar te maken, bijvoorbeeld via Youtube zoals vaak gebeurt?
Dit is afhankelijk van de concrete situatie. In zijn algemeenheid geldt dat men er op de openbare weg niet vanuit mag gaan dat men geheel onbespied zijn gang kan gaan. In besloten ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, geldt dat camerabewaking duidelijk kenbaar moet worden gemaakt. Die beelden worden in de regel slechts voor korte termijn bewaard en niet gepubliceerd. Het bewust publiceren van beelden van herkenbare personen op internet is een verdergaande inbreuk op de privacy van betrokkenen, en zal minder snel aanvaardbaar zijn. In beginsel is de toestemming nodig van betrokkenen. Het publiceren van beelden op internet kan overigens ook uit anderen hoofde dan privacybescherming onrechtmatig zijn, bijvoorbeeld omdat het in strijd is met de Auteurswet.
Is het burgers toegestaan om beelden waar mensen in een publieke ruimte herkenbaar in beeld zijn en een strafbaar feit plegen openbaar te maken, bijvoorbeeld via Youtube? Zo nee, wat doen de burgers die geen strafbaar feit plegen verkeerd, waardoor hun privacy minder gerespecteerd wordt dan de burgers die wel een strafbaar feit plegen?
Ik sta in beginsel positief tegenover initiatieven van slachtoffers van criminaliteit om politie en justitie te ondersteunen in hun werk om daders op te sporen. Dergelijke initiatieven dienen uiteraard in overeenstemming met het toepasselijk wettelijk kader uitgevoerd te worden. Burgers en bedrijven die beelden van herkenbare natuurlijke personen die een strafbaar feit plegen willen publiceren doen er verstandig aan om dergelijke beelden altijd eerst aan politie en Openbaar Ministerie ter beschikking te stellen. Politie en Openbaar Ministerie kunnen de juiste afweging maken of het publiceren van beelden in een concreet geval nuttig is, of juist moet worden afgeraden, bijvoorbeeld om het onderzoek te beschermen of omdat de identiteit van de inbreker(s) ook op andere wijze vast te stellen is. Uiteindelijk hangt de rechtmatigheid af van de omstandigheden van het individuele geval. Het CBP is verantwoordelijk voor het toezicht op de Wbp.
Bent u bereid te kijken naar het huidig wettelijk kader omtrent de bescherming van persoonsgegevens, aangezien er nu onduidelijk heerst over wat er wel en niet is toegestaan?
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft in december 2011 een wetsvoorstel ter wijziging van de Wbp ter consultatie gepubliceerd. Dit wetsvoorstel bevat onder andere een nadere regeling voor het gebruik van beelden van bewakingscamera's die door particulieren zijn vervaardigd. In het wetsvoorstel wordt de grondslag gelegd voor enkele nadere regelingen waarin de voorwaarden worden vastgesteld waaronder dergelijke beelden door burgers en bedrijven zelf op internet kunnen worden geplaatst om zodoende de opsporing en vervolging te ondersteunen.
Het grootste lek in een olieveld van Shell in Nigeria sinds tien jaar |
|
Pauline Smeets (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Olielek Shell is grootste lek in Nigeria in decennium»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de schade is aan het milieu en aan de leefbaarheid van het gebied? Zo nee, waarom niet?
Volgens informatie van Shell-dochter SNEPCO (Shell Nigeria Exploration and Production Company) is het olielek het gevolg van een lekkage aan een pijpleiding die olie overpompte van het Bonga-platform naar een olietanker. Zo’n 120 kilometer uit de kust van Nigeria is ongeveer 6,4 miljoen liter olie gelekt in zee, het grootste olielek in Nigeria sinds 13 jaar.
SNEPCO en de lokale autoriteiten, waaronder de nationale dienst voor het opsporen en bestrijden van olielekken en het ministerie van Petroleum hebben snel materieel en personeel gemobiliseerd om de olievlek op te ruimen en aanspoelen aan de kust te voorkomen. Hierbij is volgens SNEPCO gebruik gemaakt van materieel en chemicaliën om de olie te verspreiden, biologisch af te breken en verdamping te bespoedigen. SNEPCO geeft aan dat voor zover haar bekend geen olie vanuit het Bonga-veld op de kust is aangespoeld.
Het is aan de Nigeriaanse autoriteiten om de exacte schade aan het milieu vast te stellen.
Kunt u aangeven wat de economische gevolgen zijn voor de boeren en vissers in het gebieden of, en op welke wijze, ze door wie worden gecompenseerd? Zo nee, waarom niet?
Hierover is nog geen informatie beschikbaar.
Deelt u de mening dat Shell aansprakelijk is voor het opruimen van de olie en vergoeden van de schade die aan mens en milieu wordt toegebracht door deze recente lekkage? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Nigeriaanse autoriteiten om op grond van het Nigeriaanse recht vast te stellen wie aansprakelijk is voor de olielekkage, het opruimen daarvan en te beslissen over eventuele schadevergoeding.
Deelt u de mening dat de vervuiling grondig moet worden opgeruimd en dat dit gecontroleerd dient te worden door een externe en onafhankelijke partij? Zo nee, waarom niet?
De regering verwelkomt de inzet van de Nigeriaanse overheid en SNEPCO om de vervuiling grondig op te ruimen.
Bent u bereid de CEO van Shell aan te spreken op deze lekkage en er op aan te dringen dat dit niet meer mag voorkomen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
SNEPCO heeft de Nederlandse ambassade in Abuja en betrokken Nederlandse ministeries geïnformeerd over de olielekkage. In de berichtgeving heeft SNEPCO aangegeven grondig onderzoek te doen naar de oorzaak van de olielekkage om maatregelen te kunnen nemen om een dergelijke lekkage in de toekomst te voorkomen.
Bent u bereid de CEO van Shell er op aan te spreken dat het bedrijf de herziene OESO-richtlijn en Ruggie Principes strikt naleeft, inclusief de artikelen omtrent due diligence en het schadeloosstellen van slachtoffers?
Shell en de Nederlandse overheid spreken met regelmaat over de OESO Richtlijnen en de daarin vervatte Ruggie Principes. Het bedrijf heeft ervaring met «due diligence», «impact assessment» en risico-analyse en is één van de eerste bedrijven ter wereld dat deze ervaring evalueert in het licht van de genoemde nieuwe kaders voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Op deze manier worden risico’s verkleind en negatieve effecten zoveel mogelijk voorkomen.
Bedrijven worden opgeroepen mee te werken en bij te dragen aan herstelprocedures wanneer sprake is van ongunstige effecten op de mensenrechten als gevolg van hun bedrijfsactiviteiten of die van hun ketenpartners. Ook wordt van bedrijven verwacht dat zij negatieve effecten zoveel mogelijk vermijden en dat zij die aanpakken als deze zich toch voordoen.
Bij signalen die duiden op schending van de OESO Richtlijnen door een Nederlands bedrijf kan daarvan melding worden gedaan bij het Nationaal Contactpunt (NCP).
Het NCP treedt in dat geval op als onafhankelijke bemiddelaar bij het oplossen van het probleem.
In welke mate tast deze nieuwe lekkage het imago van het Nederlandse bedrijfsleven aan?
Het Nederlandse bedrijfsleven heeft een goede reputatie in het buitenland. Het is betreurenswaardig dat een dochtermaatschappij van een Nederlands bedrijf betrokken is bij deze olielekkage. Belangrijk is dat alles op alles wordt gezet om mogelijke herhaling van dit soort lekken in de olie-industrie en schade aan mens en milieu te voorkomen. Het is onduidelijk welk effect dit per saldo zal hebben op het imago van het Nederlandse bedrijfsleven als geheel.
Welke concrete maatregelen neemt u om er voor te zorgen dat Shell de herziene OESO-richtlijn en Ruggie Principes strikt naleeft?
De OESO Richtlijnen en de daarin vervatte Ruggie Principes dienen als referentie voor de verantwoording van het internationaal opereren van bedrijven. Shell onderschrijft de OESO Richtlijnen en streeft ernaar die na te leven. De regering voert over de uitvoering daarvan overleg met zowel Shell alsook via haar ambassade in Abuja met de bedrijven in Nigeria, waar Shell aandeel in heeft. Bij signalen van schending kan een beroep worden gedaan op het NCP.
Het bericht dat De Jutters logeerhuizen moet sluiten |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat De Jutters, centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in de regio Haaglanden, gedwongen is om zijn logeerhuizen te sluiten?1
Ik ben op de hoogte van het sluiten van de logeerhuizen van De Jutters in Waddinxveen en in Den Haag. Het zorgkantoor heeft bij haar zorginkoop de ruimte om afwegingen te maken op basis van aantal indicaties, aanbod, kwaliteit en door aanbieders gehanteerde prijzen. Dit heeft tot een dialoog tussen zorgkantoor en De Jutters geleid over de hoogte van de in 2012 te hanteren prijzen. In onderhavige zaak speelt in het bijzonder dat het aantal indicaties voor kortdurend verblijf afneemt. De Jutters heeft vervolgens op basis van een uitgebreide financiële analyse zelf geconcludeerd dat het niet meer haalbaar is om de logeerhuizen te laten voortbestaan.
Bent u ervan op de hoogte dat De Jutters al eerder de logeerhuizen in Waddinxveen heeft moeten sluiten omdat de AWBZ-financiering onder druk staat? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 1.
Waar kunnen de kinderen terecht voor opvang, zodat het gezin even rust heeft, nu er in de regio geen reguliere logeerhuizen voor deze kwetsbare groep meer zijn? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen gaten vallen in de zorgketen en deze vorm van respijtzorg gecontinueerd wordt?
Ik ben het met u eens dat logeren in een logeerhuis een vorm van respijtzorg is. Er zijn ook andere vormen van respijtzorg waardoor gezinnen even rust hebben zoals vrijwillige thuiszorg, buitenschoolse opvang, (weekend)dagopvang, thuisondersteuning, buddyzorg, kortdurende opnames en vakantiekampen. Bovendien zijn er alternatieven voor het bieden van een weekend logeren in eigen instelling van een zorgaanbieder. Er wordt bijvoorbeeld ook logeerzorg aangeboden door zorgaanbieders in huisjes in bungalowparken of op zorgboerderijen.
Ik vind het van belang dat het zorgkantoor er voor zorgt dat er een passend ondersteuningaanbod is voor families met kinderen met een AWBZ-indicatie, waaronder begeleiding en kortdurend verblijf.
Het betrokken zorgkantoor (CZ) heeft aangegeven dat er andere aanbieders van logeerzorg zijn en dat zij kijken naar andere vormen van respijtzorg, zoals dagopvang of ondersteuning in de thuissituatie.
Vindt u het wenselijk dat gezinnen met kinderen die ernstige problemen hebben op deze manier gedwongen worden om gebruik te maken van een particulier aanbod waar geen toezicht op is door de Inspectie, die eerder al waarschuwde voor onveilige situaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen sprake van gedwongen gebruik van particulier aanbod. De afgelopen jaren is meer transparantie in logeerzorg en de kosten daarvan ontstaan. Ik vind het van belang dat het zorgkantoor er voor zorgt dat er een passend ondersteuningsaanbod is voor families met kinderen met een AWBZ-indicatie.
Hoe kan het zijn dat u enerzijds stelt dat er meer geld gaat naar de AWBZ, maar dat er anderzijds gekort wordt op een kwetsbare groep minderjarigen? Hoe gaat u voorkomen dat deze groep kinderen en hun ouders de dupe worden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat u voorkomen dat De Jutters de helft van zijn budget verliest voor de logeerhuizen omdat de zorgkantoren hebben besloten om de tarieven te verlagen?
Het zorgkantoor heeft bij de zorginkoop afwegingen gemaakt op basis van aantal indicaties, aanbod, kwaliteit en door aanbieders gehanteerde prijzen. Hetzelfde geldt voor de zorgaanbieder De Jutters. De zorgaanbieder heeft op basis van een financiële analyse zelf geconcludeerd dat het niet meer haalbaar is om de logeerhuizen in Waddinxveen en Den Haag te laten voortbestaan. Ik heb geen rol bij de onderhandelingen tussen het zorgkantoor en individuele instellingen.
Een mogelijk onafwendbaar vuurwerkverbod |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de uitspraak van de coördinator van de Taskforce Opsporing Vuurwerk Bommenmaker dat een vuurwerkverbod onafwendbaar is?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er steeds meer professioneel vuurwerk van het zwaarste soort, als lawinepijlen, nitraatklappers, vlinderbommen en cobra’s, illegaal vanuit Oost-Europa Nederland binnen worden gesmokkeld?
Natuurlijk ben ik van mening dat het onjuist en zorgelijk is dat illegaal zwaar knalvuurwerk, dat niet voor de consument bestemd is, op de illegale Nederlandse markt wordt gebracht. Dat vuurwerk hoort absoluut niet in handen van een consument te komen. Het feit dat veel van dit vuurwerk massa explosief reageert, maakt dit nog ernstiger. Daarom zijn door het Kabinet ook al diverse maatregelen genomen:
Wat vindt u ervan dat klasse 1.1 vuurwerk met 48,5 gram aan explosieve lading – meer dan in een kleine handgranaat – gewoon via Nederlandse sites online worden aangeboden, onder vermelding dat het verboden is en dat de waarschuwingen van de politie voor het gevaar van dit soort vuurwerk niet serieus moet worden genomen?2
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening van de oogartsen dat vuurwerk vergelijkbaar is met munitie en niet in de handen van burgers thuishoort, omdat de oogschade als gevolg van vuurwerk gelijk is aan die van munitie?3
Vuurwerk is in staat om letsel te veroorzaken, zeker bij verkeerd gebruik. De aard van het letsel is afhankelijk van het type vuurwerk, de hoeveelheid kruit in het vuurwerk en de plaats waar de effecten het lichaam raakt. Vergelijken met andere letselveroorzakende artikelen is niet zinvol. Indien vuurwerk wordt gebruikt volgens de gebruiksaanwijzing door mensen die zich bewust zijn van de mogelijke gevaren en daarnaar handelen, is de kans op letsel gering.
Kunt u uiteenzetten wat jaarlijks wordt uitgegeven aan de (spoed)behandeling van de honderden gewonden door vuurwerk?4 Heeft u zicht op het aantal mensen dat (tijdelijk) arbeidsongeschikt is geraakt door vuurwerk, al dan niet gedeeltelijk?
De Stichting Consument en Veiligheid heeft, in samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, een rekenmodel (Letsellastmodel) ontwikkeld dat bestaat uit een zorgmodel en een verzuimmodel. Met behulp van dit model en de specifieke gegevens van de letselgevallen over de jaarwisselingen 2006 t/m 2010, zijn de gemiddelde zorgkosten en de gemiddelde verzuimkosten als gevolg van een jaarwisseling berekend.
De totale medische kosten voor de behandeling van slachtoffers bedragen gemiddeld 1,1 miljoen euro per jaarwisseling. Ongeveer een kwart van deze slachtoffers heeft een betaalde baan. De kosten voor hun arbeidsverzuim door de vuurwerkongevallen belopen jaarlijks eveneens 1,1 miljoen. Letsels door vuurwerkongevallen kosten de maatschappij dus gemiddeld 2,2 miljoen euro per jaarwisseling.
Deelt u de mening dat een verbod op consumentenvuurwerk ook in het licht van de (zorg)kosten een welkome bezuiniging zou zijn op de overheidsuitgaven? Zo neen, waarom niet?
Laat ik voorop stellen dat letsel zo veel mogelijk voorkomen moet worden en dat uitgaven daaraan, hoewel op dat moment wel besteed, dus eigenlijk altijd te hoog zijn. Ik zie dit los van eventuele bezuinigingen. Van belang blijft mijns inziens om ongeregeldheden rond de jaarwisseling en onjuist omgaan met (illegaal) vuurwerk zo veel mogelijk te voorkomen. Zeker illegaal vuurwerk hoort niet in handen van de consument. Daar blijf ik dan ook vol op inzetten.
Aan een verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk zijn natuurlijk ook extra kosten verbonden in de sfeer van bijvoorbeeld de handhaving, het organiseren van professionele vuurwerkshows en omzetderving van de vuurwerkbranche (indien het verbod onmiddellijk in moet gaan). Wanneer elk van de 400 gemeenten ten minste 1 vuurwerkshow organiseert, bij een kostprijs van 1 show van 10 000 Euro, zijn de investeringen hierin al meer dan de bezuinigingen op de letselkosten.
Deelt u de mening dat, gezien de toenemende ellende en zeer ernstige ongevallen met het afsteken van vuurwerk, waaronder zeer veel (oog)schade voor mens, dier en milieu, een verbod op het consumentenvuurwerk onafwendbaar is? Zo ja, welke stappen gaat u daarvoor nemen? Zo neen, waarom niet?
Het Kabinet is van mening dat de jaarwisseling een feest moet zijn waar mensen ook door het afsteken van vuurwerk (mits dit legaal gebeurt) veel plezier aan beleven. Op dit moment overweeg ik daarom niet een totaal verbod op consumentenvuurwerk in te stellen.
Daar is mijns inziens nu ook geen draagvlak voor. Ik baseer me daarbij op een gedetailleerd onderzoek naar de beleving van vuurwerk uit 2008. Gelet op de oplaaiende discussie ben ik voornemens om dit onderzoek te actualiseren.
Overigens blijft een belangrijk aandachtspunt bij een eventueel verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk de verwachting dat een deel van de consumenten naar buitenlands vuurwerk zullen uitwijken, waarop, gezien het illegale karakter ervan, nog minder controle kan worden uitgeoefend.
Verzachting van de sancties tegen Birma |
|
Harry van Bommel |
|
Is het u bekend dat de Verenigde Staten overwegen de sancties tegen Birma te verzachten?1
Ja. De Verenigde Staten zijn positief gestemd over de ingezette hervormingen in Birma en willen dit proces zoveel mogelijk ondersteunen. In dat licht moet het recente bezoek van Minister Clinton aan Birma worden gezien. Nadat de Birmese overheid en de Karen National Union na 60 jaar een staakt-het-vuren overeen zijn gekomen op 12 januari jl. en een groot aantal prominente politieke gevangenen op 13 januari jl. heeft vrijgelaten, heeft Minister Clinton aangekondigd dat de VS bereid is «to meet action with action». Minister Clinton heeft in dat kader op 13 januari jl. besloten tot herstel van de in 1990 verbroken diplomatieke betrekkingen en de benoeming van een VS ambassadeur voor Birma op korte termijn. De VS blijft tegelijkertijd aandringen op verdere hervormingen, vrijlating van alle politieke gevangenen en beëindiging van het gebruik van geweld en de mensenrechtenschendingen in de gebieden waar minderheden wonen. Daarnaast zijn de VS bezorgd over de militaire samenwerking tussen Noord Korea en Birma. Verdere versoepeling van de Amerikaanse sancties is afhankelijk van voortgang op deze punten.
Deelt u onze opvatting dat de veranderingen in Birma moeten worden opgevat als een stap in de goede richting en dat onderzocht moet worden of de sancties van de EU, met uitzondering van het wapenembargo en de reisbeperking van Juntaleden, kunnen worden verzacht?
Ja. Ik ben van mening dat het ingezette hervormingsproces in Birma een positieve stap is en ondersteund dient te worden.
Indien ja, bent u bereid dit in EU-verband te bepleiten? Indien neen, waarom niet?
In EU-verband is november jl. afgesproken het hervormingsproces zoveel mogelijk te ondersteunen zonder onmiddellijk de sancties aan te passen. Daarin passen bijvoorbeeld de recente aankondiging van de EU om een vertegenwoordiging in Birma te openen en diverse ministeriële bezoeken vanuit de EU-lidstaten aan dat land. Op 23 januari hebben de ministers van Buitenlandse Zaken in Brussel steun uitgesproken voor het hervormingsproces en de visabeperkingen tegen de president, de vicepresidenten, leden van het kabinet en de voorzitters van de twee kamers van het parlement opgeschort. Dit als eerste stap in het herzieningsproces van de EU-sancties. Nederland blijft in EU verband alert op de voorwaarden voor het volledig normaliseren van de relaties met Birma. Deze vereisten zijn de onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen, eerlijke en vrije verkiezingen en vooruitgang op gebied van verzoening met de etnische minderheden. In april 2012 zullen de Europese ministers van Buitenlandse Zaken beoordelen of dan voldoende voortgang is gemaakt om een verdere verzachting van de sancties te rechtvaardigen.
Bent u tevens bereid te bepleiten dat Birma weer toe mag treden tot het Generalised System of Preference, zodat de leefomstandigheden van gewone burgers van Birma kunnen verbeteren? Indien neen, waarom niet?
In 1997 werden de handelspreferenties onder het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) voor Birma opgeschort omdat Birma zich schuldig maakte aan het op systematische wijze toepassen van dwangarbeid zoals omschreven in de ILO conventies 29 en 105 inzake dwangarbeid (forced labour). Birma zal substantiële verbeteringen op het gebied van dwangarbeid moeten kunnen aantonen om weer in aanmerking te komen voor het APS. Het is aan de Europese Commissie om – als de situatie daartoe aanleiding geeft – een voorstel te doen aan de Raad om de preferenties van het APS weer op Birma toe te passen. Nederland is bereid met een positieve grondhouding naar een eventueel voorstel te kijken. De algemene politieke situatie zal hierbij meegewogen worden.
Selectieve zorginkoop door verzekeraars |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de tussenuitspraak van de College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB)-rechter in de zaak van de Stichting Afweerstoornissen en de Schildklierstichting Nederland tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)?1
Ik neem aan dat u doelt op de uitspraak die u aanhaalt in voetnoot 2. Daarvan ben ik op de hoogte.
Wat is uw mening over deze uitspraak in relatie tot de uitspraak van College voor Zorgverzekeringen (CVZ)?1 Bent u van mening dat de aanspraak van een specialistisch geneesmiddel beperkt dient te kunnen worden tot een bepaalde zorgverlener als er sprake is van een dubbele aanspraak? Wat is de mening van het CVZ in deze?
In beginsel ben ik van oordeel dat de handelswijze van Menzis om de aanspraak te beperken tot een bepaalde zorgverlener in lijn is met het beleid ten aanzien van selectieve inkoop. De definitieve uitspraak van het CBB is echter bindend. Ik ga er vanuit dat de definitieve uitspraak in overeenstemming zal zijn met de tussenuitspraak van 8 december 2011. Daarom onderzoek ik op dit moment of een andere manier van toepassing dan wel wijziging van de regelgeving tegemoet kan komen aan dit vraagstuk. Ik ben voornemens uw Kamer in maart nader te informeren over deze kwestie.
In hoeverre heeft de NZa de polisvoorwaarden van 2010, 2011 en 2012 goedgekeurd van verzekeraars die de aanspraak van bijvoorbeeld immunoglobulines beperken tot de aanspraak geneeskundige zorg? Wat is uw mening over deze uitspraak in relatie tot de beantwoording van schriftelijke vragen ?2 3
De NZa is bij het toetsen van polissen uitgegaan van de duidingen van het CVZ. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 2 en 10 heb geschreven ga ik er vanuit dat de definitieve uitspraak in overeenstemming zal zijn met de tussenuitspraak van 8 december 2011. Verzekeraars zullen alsdan extramurale aanspraken op de betreffende middelen moeten honoreren. Daarnaast zullen zij hun polissen zo nodig in overeenstemming moeten brengen met de definitieve uitspraak van het CBB. Menzis heeft de polissen inmiddels al aangepast.
Bent u van mening dat verzekeraars selectieve zorginkoop moeten toepassen? Bent u van mening dat selectieve zorginkoop noodzakelijk is voor doelmatigheid in de zorg? Hoe is dit te rijmen met deze uitspraak?
Ik ben van oordeel dat het wenselijk is dat zorgverzekeraars selectieve zorginkoop toepassen. Ook ben ik van oordeel dat dit noodzakelijk is om de doelmatigheid van de zorgverlening te vergroten en verwacht ik dat dit leidt tot een geleidelijke verhoging van de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg.
Deze uitspraak van het CBB beperkt de vrijheidsgraden van de verzekeraar tot selectieve zorginkoop. Zoals reeds in het antwoord op de vragen 2 en 10 is aangegeven beraad ik mij op de ontstane situatie en ben ik voornemens uw Kamer in maart nader te informeren over deze kwestie.
Wat is het verschil in gedeclareerde kosten van bijvoorbeeld immunoglobuline IV tussen de extramurale aanspraak (Z-index prijs) en de gemiddelde prijs in de nacalculatie van ziekenhuizen (enquete NZa GNIP)?
De prijzen die ziekenhuizen momenteel bedingen zijn mij niet bekend. Uit 2008 zijn mij wel cijfers bekend. Uit onderzoek van de NZa (Advies bekostiging dure – en weesgeneesmiddelen – onderzoeksresultaten X-factor, NZa oktober 2008) volgde dat er bij immunoglobulinen kortingen van 43% werden bedongen door ziekenhuizen.
Kunt u aangeven hoe groot de kostenstijging zal zijn als de immunoglobuline IV niet meer via de aanspraak geneeskundige zorg wordt gefinancierd, maar extramuraal tegen de taxe-prijs?
Dit is lastig in te schatten. Ik heb geen zicht op de actuele inkoopprijzen voor immunoglobulinen door ziekenhuizen. De huidige gedeclareerde totale uitgaven door ziekenhuizen aan immunoglobulinen bedroegen in 2010 ongeveer 20 miljoen euro. Zoals volgt uit het antwoord op vraag 5 heeft de NZa in 2008 bekend gemaakt dat er bij immunoglobulinen kortingen van 43% werden bedongen door ziekenhuizen.
In hoeverre acht u het mogelijk en realistisch dat een verzekeraar afspraken met ziekenhuizen kan maken over de financiering van specialistische geneesmiddelen (zoals voorgesteld in de CBB-uitspraak) terwijl het ziekenhuis financieel voordeliger uit is wanneer van de dubbele aanspraak gebruik wordt gemaakt?
De zorgverzekeraar kan de aanspraak op specialistische geneesmiddelen die zowel onder farmaceutische zorg als onder geneeskundige zorg vallen, niet meer via de polis beperken tot geneeskundige zorg. In het kader van de zorginkoop is het echter in beginsel nog steeds mogelijk om hierover afspraken te maken met ziekenhuizen. Op voorhand is niet in te schatten in hoeverre zorgverzekeraars alsnog afspraken gaan maken met ziekenhuizen.
Zijn de kosten van bestaande behandelingen met specialistische geneesmiddelen meegenomen in de tariefberekening van de Diagnose Behandelingscombinaties (DBC)-zorgproducten? Wat betekent het voor deze tariefberekening dat door de CBB-uitspraak een zorgverzekeraar geen doelmatigheidskeuze meer mag maken en (dure) specialistische geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld reserve antibiotica zowel onder de aanspraak geneeskundige zorg zijn opgenomen, als een Geneesmiddelen Vergoedingssysteem (GVS)-vergoeding kennen?
De kosten van bestaande behandelingen met specialistische geneesmiddelen zijn alleen in de tariefberekening van een DBC meegenomen indien deze middelen niet zijn opgenomen op de lijst dure geneesmiddelen. Voor middelen op de lijst van dure geneesmiddelen is de beleidsregel dure geneesmiddelen van toepassing, die de vergoeding in het budget voor de instelling bepaalt. Uitgangspunt voor de overige middelen is dat deze in de tariefberekening van de DBC worden meegenomen.
De CBB uitspraak heeft geen invloed op de huidige tariefberekening van DBC’s. Voor zover behandelingen samenhangen met geneeskundige zorg zal het middel bekostigd worden via de beleidsregel dure geneesmiddelen of via de DBC indien het middel niet op de lijst van dure geneesmiddelen staat.
Is het waar dat de uitspraak van de CBB rechter de tariefberekening voor de DBC-zorgproducten voor ziekenhuisverplaatste zorg met specialistische geneesmiddelen die niet als aanvullende zorgprestaties (add)-on kunnen worden gefinancierd, ontkracht? Zo nee, waarom niet?
Nee. In de zorgproducten zijn alle met de behandeling samenhangende kosten meegenomen. Dit betekent dat de zorgverzekeraar en het ziekenhuis een integrale prijsafspraak maken, dus inclusief de kosten voor geneesmiddelen. Alleen bij dure geneesmiddelen (die op de beleidsregel dure geneesmiddelen staan) ontvangen ziekenhuizen afzonderlijke financiering via de zogenoemde add-ons.
Bent u van plan het Besluit zorgverzekering aan te passen, zoals de CBB-rechter in zijn uitspraak, aanbeveelt zodat doelmatige zorginkoop kan plaatsvinden en geen dubbele aanspraken mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het door Turkije opschorten van de militaire samenwerking met Frankrijk |
|
Marcial Hernandez (PVV), Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het opnieuw vanwege een «erekwestie» unilateraal opschorten van de militaire banden met een bondgenoot (Turkije deed dat eerder dit jaar al met Israel) andermaal aantoont dat het Turkse regime fundamenteel onbetrouwbaar is en dat het Turkse NAVO-lidmaatschap en de plaatsing van onderdelen van het NAVO-raketschild in Turkije derhalve voor onze eigen veiligheid heroverwogen zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Turkije is en blijft een belangrijke NAVO-bondgenoot, onder andere bij de gemeenschappelijke verdediging van het NAVO-grondgebied via het raketverdedigingssysteem.
Is Turkije naar uw mening met deze houding nog geloofwaardig en houdbaar als lid van de NAVO?
Nederland betreurt dat de relatie tussen twee belangrijke bondgenoten Frankrijk en Turkije zijn verstoord. Nederland hoopt dat de relatie spoedig wordt hersteld.
Deelt u de mening dat het onbetrouwbare islamitische Turkije nooit en te nimmer lid mag worden van de EU en bent u bereid die boodschap eindelijk eens aan de Turkse radicaal Erdogan over te brengen?
Nee. Nederland heeft ingestemd met het lidmaatschapsperspectief voor Turkije, mits aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. De beleidslijn van de regering blijft onveranderd: doel van de toetredingsonderhandelingen blijft Turkse toetreding – conform het gestelde in het onderhandelingsraamwerk van oktober 2005.
De regering neemt afstand van de kwalificaties over Turkije en minister-president Erdogan, respectievelijk «onbetrouwbaar» en «radicaal».
Het verzoeken van Europese steun om ontslagen medewerkers van Zalco weer aan het werk te helpen |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid per omgaande een aanvraag in te dienen bij de Europese Commissie voor steun uit het Europese Globaliseringsfonds waardoor de ontslagen medewerkers van Zalco inclusief de toeleveringsbedrijven en de provincie Zeeland geholpen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bereid een aanvraag in te dienen bij de Europese Commissie voor steun uit het Europese Globaliseringsfonds. Voorwaarde is uiteraard dat een aanvraag aan de voorwaarden voldoet. Momenteel wordt door de provincie Zeeland en het bedrijf Zalco hard gewerkt aan het opstellen van de concept-aanvraag plus de vereiste onderbouwing, die de basis vormt voor de formele aanvraag door Nederland. Dit gebeurt in nauwe en constructieve samenwerking met medewerkers van mijn ministerie, waarbij alles erop is gericht de aanvraag tijdig ingediend te krijgen.
Kunt u deze vragen per omgaande beantwoorden, aangezien de aanvraag door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uiterlijk 30 december 2011 door de Europese Commissie ontvangen moet zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat in Nederland geboren kinderen worden meegeteld in de immigratiecijfers |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat kinderen van migranten die in Nederland worden geboren mee worden geteld in de immigratiecijfers?1
Ja. Voor de goede orde meld ik u overigens dat, anders dan het bericht suggereert, kinderen van migranten niet worden meegeteld in de immigratiecijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Wat vindt u ervan dat het aantal gezinsmigranten in de registratie van het Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor ongeveer 20 procent bestaat uit kinderen die in Nederland zijn geboren maar die nog geen verblijfsvergunning hebben?
Kinderen die in Nederland worden geboren uit ouders met een verblijfsvergunning, verkrijgen niet automatisch zelf ook een verblijfsvergunning. De ouders moeten voor deze kinderen een eigen aanvraag indienen. Dit betreft een zogenaamde aanvraag voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging. Deze aanvragen van in Nederland geboren kinderen zonder verblijfsvergunning worden in de productiecijfers van de IND gezamenlijk opgenomen met de andere aanvragen voor een verblijfsvergunning voor gezinshereniging.
Deelt u de mening dat kinderen die in Nederland worden geboren geen immigranten zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Kinderen die in Nederland worden geboren zijn geen reguliere immigranten. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven komen kinderen, die in Nederland worden geboren uit ouders met een verblijfsvergunning, in de gegevens van de IND voor omdat voor hen een eigen verblijfsvergunning moet worden aangevraagd.
Het CBS daarentegen verzamelt data op basis van inschrijvingen in de Gemeenschappelijke Basisadministratie (GBA) ten behoeve van demografische analyse. Daarmee rapporteert het CBS over vestigingen in Nederland vanuit het buitenland (immigratie), over vertrek naar het buitenland van personen die in Nederland waren gevestigd (emigratie) en over geboorten in Nederland. Deze cijfers staan los van het aantal verblijfsvergunningen voor gezinshereniging dat wordt verstrekt aan kinderen die in Nederland worden geboren uit ouders met een verblijfsvergunning.
Bent u van plan om de registratiemethode voor het aantal immigranten dusdanig aan te passen dat in Nederland geboren kinderen niet worden meegeteld bij de immigratiecijfers? Zo ja, vanaf wanneer gaat de nieuwe methode van kracht? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen reden om de registratiemethode van de IND aan te passen. Immers, de kerntaak van de IND is het verwerken en beoordelen van aanvragen voor een verblijfsvergunning. De registratie van de IND is voor dat doel ingericht en derhalve is het noodzakelijk het totale aantal van verblijfsaanvragen te registreren.
De komst van wederom een pedofilie promotende imam |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Arabische conferentie met omstreden imam in Al Fourkaan-moskee Eindhoven»?1
Ja.
Deelt u de visie dat, als gevolg van de ingezette lijn van de minister, alle pedofilie promotende imams, dus ook Al Arifi, uit ons land geweerd zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Iedereen die zich in Nederland bevindt, inclusief derdelanders, dient zich te houden aan de wetten en regels van Nederland. Ieder besluit tot weigering van toegang tot Nederland zal aan de hand van de bekende feiten en omstandigheden worden beoordeeld. Dat was zo en dat blijft zo.
Klopt het dat pedo-imam Al Arifi, die tevens oproept tot geweld tegen vrouwen, ook zal spreken in de omstreden Haagse As Soennah moskee?
Volgens de mij beschikbare informatie is de heer Al Arifi waarschijnlijk in de As Soennah moskee in Den Haag geweest.
Bent u bereid alle moskeeën die oproepen tot geweld en pedofilie te sluiten? Zo neen, waarom niet?
Het recht op godsdienstvrijheid is een grondrecht dat is vastgelegd in de Nederlandse Grondwet. Dat biedt voorgangers en gelovigen veel ruimte. Daarbij is een ieder gehouden aan de wet. Een imam of andere geestelijke die oproept tot geweld is als persoon strafbaar volgens het wetboek van Strafrecht. Het is aan het OM om strafbare uitingen te vervolgen en aan de rechter om daarover een oordeel te vellen.
Een moskee sluiten kan slechts in uitzonderlijke gevallen. Het oprichten en in stand houden van een moskee valt onder de godsdienstvrijheid. Moskeeën worden veelal in stand gehouden door stichtingen of verenigingen. Hun inrichtingsvrijheid is daarmee beperkt door het recht dat van toepassing is op stichtingen en verenigingen. Volgens artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek kunnen rechtspersonen waarvan de werkzaamheden in strijd zijn met de openbare orde door de rechtbank worden ontbonden. Sluiting van moskeeën wegens strijd met de openbare orde is – gelet op de godsdienstvrijheid – slechts in uiterste gevallen aan de orde. De beslissing over het al dan niet verbieden van een rechtspersoon op grond van artikel 2:20 BW is aan de rechter.
Voorschriften die de veiligheid en gezondheid raken, of betrekking hebben op geluidsoverlast, zoals bouwvoorschriften en brandveiligheidseisen, gelden ook voor gebouwen met religieuze doeleinden en godsdienstige activiteiten. Eventuele beperkingen mogen echter niet zover gaan dat zij die activiteiten feitelijk onmogelijk maken. Voor ingrijpen van de overheid is in alle gevallen een nauwkeurig door de wet begrensde bevoegdheid vereist.
De aanscherping van de gedoogcriteria |
|
Tofik Dibi (GL), Boris van der Ham (D66) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden tijdens het mondelinge vragenuurt van 8 november 2011?
Ja.
Hoeveel gemeenteraden hebben zich inmiddels uitgesproken tegen de invoering van de wietpas? Deelt u de mening dat eerst alle vragen en onduidelijkheden bij gemeentebesturen over de wenselijkheid en de uitvoerbaarheid van de wietpas moeten zijn weggenomen voordat van invoering van de wietpas sprake kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat enkele gemeenteraden bedenkingen hebben bij de invoering van de clubpas. In de afgelopen periode is constructief overlegd en samengewerkt met gemeenten in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland over de invoering van het aangescherpte coffeeshopbeleid. De handhaving van het aangescherpte beleid zal gefaseerd van kracht worden, juist om gemeenten en coffeeshopexploitanten in staat te stellen zich voor te bereiden. In mijn brief aan uw Kamer van 15 december 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 24 077, nr. 267) ben ik hierop ingegaan. Ook alle andere gemeenten in Nederland worden per brief adequaat geïnformeerd over het aangescherpte coffeeshopbeleid.
Ligt het niet eerder voor de hand om eerst het fundamentele plenaire drugsdebat in de Kamer, bijvoorbeeld over de verenigbaarheid van de controleerbare ledenlijst met de erkende belangen van privacybescherming, af te wachten alvorens tot de voorgenomen aanscherping van de gedoogcriteria over te gaan?
De voorgenomen aanscherpingen in het drugsbeleid zijn reeds sinds het aantreden van dit kabinet bekend. Het kabinetsbeleid is duidelijk en het beleid gaat door. Ik zou liever eerder het debat met uw Kamer hebben gevoerd. Het is echter niet aan mij om uw vergaderagenda te bepalen.
Zoals gemeld in mijn eerdergenoemde brief van 15 december 2011 wordt de beleidswijzigingen vormgegeven door een aanpassingen van de Aanwijzing Opiumwet per 1 januari 2012. Er is geen sprake van onomkeerbaarheid.
Welke mogelijkheden staan coffeeshopondernemers open om zich in rechte te verweren tegen de voorgestelde aanscherpingen? Welke gevolgen zal het niet naleven van de aangescherpte gedoogcriteria hebben in de periode van 1 januari tot 1 mei 2012 als formeel de aanscherping van kracht is, maar nog niet tot handhaving wordt overgegaan? Acht u de kans niet heel erg waarschijnlijk dat de bestuursrechter in dergelijke gevallen coffeeshopondernemers uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaart omdat de ondernemer niet in zijn belang geschaad wordt door de aanscherping, omdat handhaving vooralsnog uitblijft?
Bent u, al met al, alsnog bereid om af te zien van onomkeerbare maatregelen totdat het geplande debat over het Nederlandse drugsbeleid heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
De burgemeester en het Openbaar Ministerie handhaven het coffeeshopbeleid beide vanuit hun eigen, bestaande verantwoordelijkheid met de bijbehorende bestuursrechtelijke respectievelijk strafrechtelijke rechtsbescherming voor coffeeshopexploitanten. Zoals beschreven in mijn eerdergenoemde brief van 15 december 2011 zal de handhaving van het aangescherpte beleid gefaseerd van kracht worden. Per 1 mei 2012 zullen in de gemeenten van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland het Besloten-club- en het Ingezetenencriterium worden ingevoerd, met uitzondering van het vereiste van het maximum aantal leden van 2000. Tot die datum zullen op basis van deze criteria de burgemeesters in deze drie provincies niet tot bestuursrechtelijke handhaving overgaan en het OM niet tot strafrechtelijke handhaving, en zal er geen aanleiding zijn voor coffeeshopexploitanten om zich in rechte te verweren.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 1 januari 2012?
Zie antwoord vraag 3.
De fiscale behandeling van transformatie van kantoorpanden |
|
Wouter Koolmees (D66), Ed Groot (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het onderzoek «Transformatie kantoren gaat niet vanzelf» in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en acht Nederlandse gemeenten en de in dat rapport gesignaleerde fiscale knelpunten bij de transformatie van kantoren naar (huur)woningen?
Ja.
Bent u het eens met de stelling in het onderzoek dat bij transformatie van kantoren in huurwoningen in feite twee keer btw wordt betaald, hetgeen de kosten voor de te realiseren huurwoningen kan doen oplopen met 100 euro per vierkante meter? Is het, gegeven dat afschaffing van de zogenoemde btw-integratieheffing geen begaanbare weg is, dan in ieder geval mogelijk om een getransformeerd kantoorpand fiscaal niet te bejegenen als een «nieuw vervaardigd» onroerend goed maar als een getransformeerd bestaand vastgoed, zodat dubbele btw-heffing zoveel mogelijk kan worden voorkomen? Ziet u mogelijkheden langs deze weg de vastgoed- en bouwsector tegemoet te komen en tevens een bijdrage te leveren aan vermindering van het overaanbod van kantoren enerzijds en de schaarste aan woningen in stedelijke gebieden anderzijds?
Nee, met deze stelling ben ik het in algemene zin niet eens. In het geval een kantoorpand eerder voor belaste prestaties is gebruikt drukt er geen btw meer op het pand. Er heeft dan immers aftrek van btw plaatsgevonden. In het geval een pand voor vrijgestelde prestaties is gebruikt, drukt er nog wel btw op het pand. Vaak wordt hiermee dan in de verhuurprijs echter al rekening gehouden en is de verhuurder aldus gecompenseerd voor de btw die hij niet kon aftrekken.
Bovendien wordt eventuele niet afgetrokken btw alsnog – tijdsevenredig- teruggegeven als zich binnen 10 jaar na eerdere aanschaf een integratieheffing voordoet.
Die integratieheffing doet zich voor als delen van een bestaand pand worden gebruikt voor de vervaardiging van een nieuw pand. De integratieheffing zorgt voor een vergelijkbare btw-druk, ongeacht of het om een getransformeerd pand gaat dan wel om een pand dat geheel nieuw voor de koop- of huurmarkt is gebouwd. Dit vanuit het oogpunt van btw-neutraliteit.
Overigens ben ik wat betreft de toepassing van de integratieheffing op dit moment nog in afwachting van het oordeel van het Europese Hof van Justitie of alle ter beschikking gestelde stoffen, zoals grond, wel in de maatstaf van heffing voor de integratieheffing dienen te worden opgenomen. Een negatieve beslissing zou de markt in die zin tegemoet komen.
Met betrekking tot de vraag of het mogelijk is om een bijdrage te leveren aan de onderhavige problematiek door een getransformeerd kantoorpand fiscaal niet te bejegenen als een «nieuw vervaardigd» onroerend goed maar als een getransformeerd bestaand vastgoed, zodat dubbele btw-heffing zoveel mogelijk kan worden voorkomen, merk ik het volgende op.
De vaststelling of door transformatie een nieuw goed ontstaat hangt af van de feiten van het specifieke geval. Deze feiten zijn wat ze zijn, bij transformatie van kantoorpanden net zo goed als bij andere transformaties, en kunnen niet anders worden geduid. Het kan overigens goed zijn dat een transformatie – zelfs een zeer begrotelijke – toch geen nieuw vervaardigd goed oplevert. Louter de functiewijziging zal doorgaans – gelet op de huidige stand van de jurisprudentie – onvoldoende zijn om van een nieuw vervaardigd goed te kunnen spreken. Er zal dan ook niet in alle gevallen sprake zijn van een nieuw vervaardigd goed en de integratieheffing zal veelal achterwege blijven. Of er sprake is van een vervaardigd goed is in laatste instantie ter beoordeling van de rechter en kan niet in een algemene regel worden vastgelegd, juist omdat het om de waardering van de feiten gaat.
Bent u bereid om de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij doorverkoop van commercieel vastgoed te verlengen van zes maanden naar twaalf maanden, zoals nu ook al geldt bij de doorverkoop van woningen, zodat projectplannen voor transformatie van vastgoed meer kans krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Binnen de overdrachtsbelasting geldt een regel dat bij een verkrijging binnen zes maanden na de vorige verkrijging alleen overdrachtsbelasting is verschuldigd over de meerwaarde. Dit is de waarde minus het bedrag waarover bij de eerdere verkrijging overdrachtsbelasting verschuldigd was, (of btw die niet in aftrek kon worden gebracht). De tijdelijke verlenging van de termijn van zes maanden naar twaalf maanden geldt alleen voor woningen waarbij de eerste verkrijging heeft plaatsgevonden in 2011. De suggestie ziet op verlenging van de termijn van zes maanden ook voor niet-woningen vanuit de gedachte dat projectontwikkelaars dan eerder zullen overgaan tot aankoop van leegstaande kantoren omdat een kleiner risico bestaat twee keer overdrachtsbelasting te moeten betalen.
Allereerst merk ik op dat als bij de transformatie van een kantoorpand sprake is van een vervaardigd nieuw goed in de zin van de omzetbelasting, er geen overdrachtsbelasting verschuldigd is maar omzetbelasting. Voor die gevallen heeft een verlenging van de termijn van zes maanden dus geen effect. Er zijn ook andere redenen waarom het effect van een dergelijke maatregel als twijfelachtig moet worden beoordeeld. Bij beslissingen over herontwikkeling van kantoorpanden spelen tal van factoren een rol die veel belangrijker zijn dan fiscale overwegingen. Denk hierbij aan de rol van de gemeente (op welke wijze gaat de gemeente om met het verkopen van grond om nieuwbouw mogelijk te maken), de interesse van projectontwikkelaar (is er een markt voor) of de vraag (vaak liggen de panden op incourante locaties). Daarnaast merk ik op dat de zesmaanden regeling een generieke regeling is waarbij niet van belang is wie de verkrijger is en in welk kader de verkrijging plaatsvindt. Een specifieke regeling, waarin een langere termijn geldt voor verkrijging van onroerende zaken die bestemd zijn om herontwikkeld te worden, leidt tot verschillende problemen waardoor zo’n specifieke regeling af te raden is. Vanwege het selectieve element binnen een generieke regeling bestaat het risico van ongeoorloofde staatssteun. Een afwijkende termijn voor een specifieke groep leidt bovendien tot afbakeningsproblemen en een verhoging van de uitvoeringskosten voor de belastingdienst (extra afstemming met notarissen, extra toezicht en aanpassing van systemen). Deze problemen kunnen voor een deel vermeden worden door de termijn van zes maanden te verlengen voor alle niet-woningen. Dit heeft echter grotere budgettaire consequenties. Gezien het twijfelachtige effect van de maatregel op het tegengaan van kantoorleegstand zal het voordeel van een dergelijke maatregel voor een groot deel dan niet toekomen aan de groep en het doel waarvoor de maatregel bedoeld is.
Volgens het kabinet1 vormt de WOZ-waarde geen belemmering om commercieel vastgoed onroerende zaken af te waarderen tot een lagere marktwaarde, omdat dan het afwaarderingsverlies fiscaal aftrekbaar blijft; hoe kunt u dan verklaren waarom in bovengenoemd rapport de veelal hogere WOZ-waarde wel degelijk als een knelpunt wordt ervaren in de markt?
In het rapport «Transformatie kantoren gaat niet vanzelf» gaat het over het jaarlijks afschrijven op vastgoed. In de door u aangehaalde brief van de minister van Financiën van 4 oktober 2011 gaat het over het afwaarderen op lagere marktwaarde. Het rapport zegt dat beleggers beperkt worden in de mate waarin ze afschrijvingen fiscaal ten laste van de winst kunnen brengen. Het klopt dat vastgoedbeleggers verhuurde onroerende zaken voor de belastingheffing kunnen afschrijven tot de WOZ-waarde. Daarnaast kan een incidentele afwaardering naar lagere marktwaarde aan de orde zijn als de marktwaarde lager is dan de WOZ-waarde, bijvoorbeeld in geval van (langdurige) leegstand. Dit afwaarderingsverlies, dat dus niet wordt beperkt door de WOZ-waarde, is fiscaal aftrekbaar. Als de leegstaande kantoorruimte vervolgens weer wordt verhuurd, moet het eerder in aanmerking genomen afwaarderingsverlies worden teruggenomen.
Ziet u nog andere mogelijkheden om de transformatie van commercieel vastgoed naar huur- of koopwoningen langs fiscale weg te stimuleren?
In een brief die de minister van Infrastructuur en Milieu mede namens mij op 28 april 2011 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd2, is uitvoerig ingegaan op tal van suggesties die zijn gedaan om met fiscale maatregelen kantorenleegstand aan te pakken. In deze brief is onder meer verwezen naar de uitgangspunten in de fiscale agenda die ik namens het kabinet in het voorjaar van 2011 naar de Tweede Kamer heb gestuurd. Op grond van die uitgangspunten, eenvoud, soliditeit en fraudebestendigheid, is aangegeven dat het kabinet terughoudend is waar het gaat om het introduceren van nieuwe fiscale instrumenten. Daarnaast is ook gewezen op beperkingen uit hoofde van Europese regelgeving en niet te vergeten budgettaire overwegingen, want – dat lijkt soms wel eens te worden vergeten – ook belastinguitgaven belasten het overheidstekort.
Daarnaast is in de brief van 28 april ook gewezen op wat fiscaal wel mogelijk is. Zo kan op verhuurde kantoorpanden zonder meer worden afgeschreven tot de WOZ-waarde, kunnen kosten (zoals hypotheekrente) gewoon in aftrek worden gebracht ongeacht of het pand leeg staat en, zoals ook in antwoord op vraag 4 is verwoord, kan in geval van langdurige leegstand afwaardering plaatsvinden tot onder de WOZ-waarde. Dit nog afgezien van mogelijkheden die gemeenten hebben, bijvoorbeeld in de sfeer van de OZB.
Op grond van de hiervoor kort geschetste overwegingen acht ik het niet mogelijk en ook niet wenselijk om langs fiscale weg de transformatie van commercieel vastgoed naar huur- of koopwoningen (extra) fiscaal te stimuleren.
De inbraak bij zeven konijnenhouders |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de inbraak bij zeven konijnenhouders door de actiegroep Ongehoord, waarbij actievoerders zonder toestemming de bedrijven zijn binnengedrongen en konijnenhokken hebben gefilmd?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat deze actiegroep zich al langer bezigt met dit soort criminele activiteiten, zoals het publiekelijk vertonen van dode biggen op openbare plaatsen als De Dam in Amsterdam? Is dat toegestaan?
Het College van procureurs-generaal heeft mij desgevraagd het volgende meegedeeld. Het OM heeft tot op heden twee aangiften ontvangen met betrekking tot konijnenhouderijen. Deze aangiften betreffen huisvredebreuk en smaad en zijn nog in behandeling.
Het gebruik maken van kadavers (al dan niet tijdens een demonstratie) kan overeenkomstig de Wet Economische Delicten een strafbaar feit opleveren als sprake is van overtreding van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren en de Regeling dierlijke bijproducten 2011. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) kan in een dergelijk geval de kadavers in beslag nemen en strafrechtelijk of door middel van bestuursdwang optreden. Naar aanleiding van de recente demonstratie in Amsterdam, op 21 december 2011, heeft de NVWA, in samenwerking met de politie Amsterdam-Amstelland, proces-verbaal opgemaakt op grond van de hiervoor genoemde Regeling.
Klopt het dat in het geval van het vertonen van dode biggen op De Dam de politie hier van te voren reeds weet van had? Zo ja, waarom werden er dan geen maatregelen genomen?
De korpsbeheerder van Amsterdam-Amstelland heeft mij met betrekking tot de demonstratie van 10 december 2011 meegedeeld dat deze op reguliere wijze is gemeld bij de gemeente Amsterdam. Bij de melding is geen mededeling gedaan over het meevoeren van dode dieren. Om die reden is tijdens de voorbereiding van de maatregelen verbonden aan de demonstratie het inroepen van de expertise van de NVWA niet aan de orde geweest, en was de NVWA niet aanwezig tijdens de demonstratie.
Op 21 december 2011 is er wederom een demonstratie georganiseerd door genoemde actiegroep. Gelet op de ervaringen van 10 december 2011 is er overleg geweest tussen de gemeente Amsterdam en de NVWA. De NVWA heeft onder begeleiding van de politie haar taak kunnen uitvoeren. De in die demonstratie getoonde kadavers zijn door de NVWA in beslag genomen en afgevoerd.
Deelt u de opvatting dat dergelijke acties ongehoord en bovenal buitenwettelijk zijn en hun doel, het welzijn van dieren vergroten, volledig voorbij schieten?
Vanzelfsprekend is het berokkenen van schade aan mens of dier tijdens acties niet acceptabel. Voor de vraag of de onderhavige acties buitenwettelijk zijn en hoe hiermee om te gaan verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 en naar de brief over de aanpak van dierenrechtenextremisten van de toenmalige Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie, mede namens de toenmalige Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Economische Zaken, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 2 maart 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 29 754, nr 143).
Deelt u de opvatting dat dierenrechtenextremisten onder geen beding acties mogen uitvoeren waarbij grote schade voor zowel dieren als mensen wordt berokkend?
Zie antwoord vraag 4.
Welke acties heeft u ingezet, zoals aangekondigd in de brief van 20 juli 2011,1 gestuurd aan de Kamer naar aanleiding van de eerdere acties van vergelijkbare organisaties? Welke vervolgacties zal u inzetten ter voorkoming van soortgelijke buitenwettelijke praktijken in de toekomst?
De ingezette lijn zoals uiteengezet in de hiervoor genoemde brief van 2 maart 2009 wordt gehandhaafd. Er is goede samenwerking tussen AIVD, politie, OM en andere betrokkenen. Aangiften worden serieus behandeld en er wordt regelmatig voorlichting gegeven.
Het ontbreken van een warme overdracht door het stoppen van de subsidie voor Het Scharlaken Koord in Deventer per 1 januari 2012 |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de gemeenteraad van Deventer op 21 december 2011 het besluit heeft genomen om Het Scharlaken Koord met ingang van 1 januari 2012 geen subsidie te geven om het uitstapprogramma voor prostituees voort te zetten?1
Ja.
Hebt u tevens kennisgenomen van de positieve effecten van het uitstapprogramma, zoals die uit onafhankelijk onderzoek zijn gebleken?2
Ja.
Heeft de gemeente Deventer naar uw mening voldaan aan het beroep dat u hebt gedaan om het uitstapprogramma voor prostituees in het gemeentelijke reguliere beleid te borgen?
De gemeente Deventer heeft aangegeven te zullen doorgaan met het uitstapprogramma en is momenteel op zoek naar mogelijkheden om dat te borgen. Het feit dat ook de gemeente Deventer nu definitief heeft besloten om door te gaan is voor mij een extra aanwijzing dat de warme overdracht is geslaagd.
Zijn er in Deventer op dit moment alternatieve uitstapprogramma’s beschikbaar?
Het Scharlaken Koord krijgt de mogelijkheid om de reeds lopende trajecten af te maken. De gemeente Deventer heeft aangegeven in de tussentijd alternatieve mogelijkheden voor de borging van het uitstapprogramma te inventariseren.
Op welke wijze wordt als gevolg van dit raadsbesluit de continuïteit van het uitstapprogramma in Deventer in het belang van de prostituees in 2012 gewaarborgd?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de gemeente Deventer om alsnog te komen tot een warme overdracht van het uitstapprogramma aan de gemeente Deventer, zodat de behaalde positieve resultaten en laagdrempelige toegang tot een uitstapprogramma in 2012 kunnen worden gecontinueerd?
Ik ben goed op de hoogte van de situatie in Deventer en zie geen aanleiding voor nader overleg. Zie verder mijn antwoord op de voorgaande vragen.
Julius Malema |
|
Johan Driessen (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geschorste Malema krijgt provinciale ANC-functie»?1
Ja.
Wat is de exacte status van de schorsing van Julius Malema? Waarom kan Malema, ondanks zijn schorsing, onder nota bene luid gejuich van zijn ANC-partijgenotenlid worden van het provinciaal uitvoerend comité in de provincie Limpopo?
Malema is voor een periode van vijf jaar geschorst als lid van het ANC en de onder het ANC vallende organisaties zoals de Youth League. Malema moet zijn voorzitterschap van de Youth League neerleggen. Malema heeft echter beroep aangetekend tegen de schorsing. Hangende het beroep is Malema gekozen tot lid van het provinciale bestuur van de provincie Limpopo.
Erkent u dat uw uitspraak:»er zijn stemmen binnen het ANC die pleiten voor een gedwongen herverdeling, maar dat is een minderheid. Een belangrijke voorstander van de gedwongen herverdeling, Malema, is vrij recent nog geschorst», van 21 december jl. in de plenaire zaal van de Tweede Kamer der Staten-Generaal2 sterk aan kracht heeft ingeboet nu Malema toch een vooraanstaande positie heeft verworven binnen het ANC? Zo nee, waarom niet?
De uitlatingen van Malema en de populariteit die hij geniet geven reden tot zorg. De leiding van het ANC heeft met het besluit tot schorsing van Malema duidelijk gemaakt zijn standpunt niet te delen. De behandeling van het beroep tegen de schorsing van Malema zal door de Nederlandse ambassade nauwlettend worden gevolgd.
Deelt u de mening, dat, nu wederom blijkt dat Malema, die oproept tot gedwongen nationalisaties, kind aan huis is bij het echtpaar Mugabe en «kill the boer» zingt, een belangrijke rol binnen de socialistische ANC blijkt te hebben, alle Nederlandse ontwikkelingshulp aan Zuid-Afrika per direct moet worden beëindigd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland werkt samen met de Zuid-Afrikaanse regering en niet met individuele politici. De Zuid-Afrikaanse regering zet zich in voor nationale eenheid en verzoening en neemt afstand van krachten die verdeeldheid bepleiten. Overigens zal conform gesteld in de «Focusbrief ontwikkelingssamenwerking» van maart 2011 de ontwikkelingsrelatie met Zuid-Afrika in de komende periode worden afgebouwd.
Het voorkomen van het opzuigen van bommen bij zandwinning |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Diederik Samsom (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tweede bom gevonden in schip Amerongen»?1
Ja
Deelt u de mening dat het zeer verontrustend is dat er bij baggerwerkzaamheden zware explosieven opgebaggerd kunnen worden, die vervolgens dwars door Nederland vervoerd worden om in een voormalige grindput gestort te worden? Kunt u een inschatting maken van de potentiële risico’s die deze gang van zaken veroorzaakt heeft?
Handelingen met en transport van ongesprongen explosieven dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden. Het Nederlandse beleid is daarom gebaseerd op opsporing en het onschadelijk maken van gevonden bommen op of nabij de vindplaats. Helaas kan daarbij niet voor 100 % uitgesloten worden dat er bommen ongemerkt opgebaggerd worden.
Het is niet exact kwantitatief in te schatten hoe groot de risico’s waren, ook niet door deskundige instanties zoals de Explosieven Opruimingsdienst van het ministerie van Defensie (EODD).
De kans dat een bom tijdens transport in baggerschepen spontaan explodeert wordt als klein ingeschat. Wat de gevolgen betreft brengt zou een explosie grote schade toebrengen aan het schip en mogelijk zeer ernstig letsel bij de bemanning veroorzaken. De uitwerking naar de omgeving zou waarschijnlijk beperkt blijven door de afdekking met baggerslib, de drukontlasting in verticale richting en de afstand tot de bebouwing. Schade aan infrastructuur door drukeffecten en bomfragmenten kan echter niet uitgesloten worden en ruitbreuk in de omgeving zal waarschijnlijk plaatsvinden.
Indien er een explosie plaatsvindt tijdens het baggeren zijn de gevolgen, afhankelijk van de plaats van explosie (op de bodem of op maaiveldhoogte) ernstiger – dodelijk tot enkele tientallen meters, (ernstige) schade aan gebouwen en infrastructuur tot circa honderd meter en ruitbreuk tot op honderden meters.
Wat voor maatregelen dienen in de regel genomen te worden om het risico uit te sluiten dat door zandwinning bommen opgebaggerd en verplaatst worden?
Zodra er met betrekking tot een voorgenomen project een vermoeden is van het aantreffen van munitierestanten uit de Tweede Wereldoorlog dient een, op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.1 lid 2, gecertificeerd bedrijf een vooronderzoek uit te voeren. Hierbij worden historische bronnen en informanten geraadpleegd. Indien uit dit onderzoek gebieden naar voren komen die verdacht zijn op het aantreffen van vliegtuigbommen, wordt in deze gebieden opsporingsonderzoek gedaan met detectoren en gecertificeerde duikers. Indien de duikers een bom vinden wordt deze veilig gesteld en onschadelijk gemaakt door de EODD.
Buiten de verdachte gebieden kan zonder extra veiligheidsmaatregelen gebaggerd worden. Indien uit het eerder genoemde vooronderzoek blijkt dat een gebied alleen verdacht is op het aantreffen van kleinere munitie, dan blijft opsporingsonderzoek achterwege, maar wordt er beveiligd gebaggerd (met gepantserde cabine, afscherming van de omgeving door met zand gevulde containers e.d.).
Bij zandwinning worden bommenroosters toegepast. Een dergelijke maatregel is bij baggerwerkzaamheden met graafmachines niet mogelijk. Het toepassen van een rooster op de baggerschepen is wel overwogen. De consistentie van het baggerslib uit de Vecht was echter zodanig dat het niet door de roosters zou vallen.
Hoe heeft de provincie in dit geval de risico-inventarisatie gemaakt op basis waarvan de ontgrondingsvergunning is afgegeven? Hoe luidde de risico-inschatting voor het gebied waar de bommen gevonden zijn?
Omdat de Vecht door zowel Noord-Holland als Utrecht stroomt is door beide provincies een beschikking in het kader van de Wet bodembescherming afgegeven. Onder deze beschikking worden de werkzaamheden uitgevoerd.
Een van de uitvloeisels is dat, voor het gehele gebied waar gebaggerd wordt door een gecertificeerd bedrijf, een vooronderzoek is uitgevoerd, conform de Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat «Opsporen Conventionele Explosieven» van 8 februari 2007. Zowel historische bronnen als gesprekken met ooggetuigen maken deel uit van dat onderzoek. Het gebied waar de bommen gevonden zijn kwam in het vooronderzoek niet naar voren als gebied verdacht op het aantreffen van vliegtuigbommen.
Was de baggeraar verplicht om op de plek waar de bommen waarschijnlijk gevonden zijn extra veiligheidsmaatregelen te nemen? Zo ja, zijn die maatregelen genomen? Hoe wordt dit door de provincie gehandhaafd?
De baggeraar was niet verplicht om op de plek waar de bommen waarschijnlijk gevonden zijn extra veiligheidsmaatregelen te nemen. Er is alleen gebaggerd op plaatsen die in het voorafgaande onderzoek2 niet naar voren komen als verdacht op het kunnen aantreffen van vliegtuigbommen.
Handhaving van de arbeidsveiligheid vindt plaats door de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (voorheen Arbeidsinspectie) en handhaving van de openbare veiligheid door de gemeente.
Zullen bij de verdere baggerwerkzaamheden in Weesp extra maatregelen worden genomen om het risico op meer explosieven uit te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanvullende maatregelen worden genomen?
Ja, er zijn extra maatregelen genomen. Het verdacht gebied is uitgebreid van 150 m naar 300 m van de spoorbrug. Binnen dit uitgebreider verdacht gebied zal pas na opsporingsonderzoek en op beveiligde wijze verder gebaggerd worden.
Wie is verantwoordelijk voor de kosten, die veroorzaakt zijn door de beide bommen? Deelt u de mening van de gemeente Buren dat het onredelijk zou zijn als zij schade lijdt door het transport van slib met bommen naar haar gemeente?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kosten die zijn gemoeid met de ruiming van ongesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Hiertoe krijgen een aantal gemeenten een vaste of een op het aantal nieuwbouwwoningen gebaseerde jaarlijkse bijdrage uit het gemeentefonds en kunnen andere gemeenten verzoeken om een incidentele bijdrage. De colleges van Burgemeester en Wethouders zijn hierover door de minister van BZK geïnformeerd bij de intrekking van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 (brief 2009–0000171884 d.d. 6 juli 2009). De gemeente Buren kan een beroep doen op een incidentele bijdrage uit het gemeentefonds.
Bent u bereid om de Onderzoeksraad voor Veiligheid opdracht te geven om de gevolgde procedure bij de baggerwerkzaamheden kritisch te beoordelen en aanbevelingen te doen om dergelijke risico’s in de toekomst te vermijden? Zo nee, waarom niet?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid is onafhankelijk bij het bepalen van de door haar, binnen de kaders van de Wet Onderzoeksraad voor Veiligheid, te onderzoeken ongevallen. Om die reden kan ik de raad geen opdracht geven.
Het bericht dat 30.000 Franse vrouwen van siliconen in borsten afmoeten |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat 30 000 Franse vrouwen van siliconen in borsten afmoeten?1
Ja.
Is het waar dat voor de implantaten van het Franse merk Poly Implant Prothese (PIP) andere siliconengel is gebruikt dan de siliconengel waarvoor toelating is verleend voor gebruik op de Nederlandse markt waardoor deze PIP-implantaten vaak scheuren?
Ja.
Hoeveel vrouwen in Nederland hebben PIP-implantaten? Bent u bekend met gevallen van vrouwen met de betreffende implantaten die kanker hebben gekregen, en als gevolg daarvan zijn overleden?
Het exacte aantal PIP implantaten dat bij Nederlandse vrouwen is geïmplanteerd is onbekend. De informatie die de Franse toezichthouder Afssaps bij fabrikant PIP heeft gevonden, is daarvoor ontoereikend. Bovendien heeft een onbekend aantal Nederlandse vrouwen de implantatie in het buitenland laten uitvoeren.
PIP is ook door het Nederlandse bedrijven Rofil Medical International N.V. (RMI-NV) en Rofil Medical Nederland B.V. (RMN) onder de merknaam M-Implant in Nederland in de handel gebracht.
Op basis van de bekende gegevens zouden tussen de 1000 en 1400 vrouwen deze implantaten in de loop der jaren hebben ontvangen. In dezelfde periode hebben echter ook explantaties plaatsgevonden, waardoor er een schatting kan worden gemaakt dat er eind 2010 nog ongeveer 1000 vrouwen waren met genoemde implantaten.
Bij de IGZ zijn geen gevallen van kanker of overlijden als gevolg van problemen met deze implantaten gemeld. Er is tot op heden ook geen verhoogd risico aangetoond op kanker bij vrouwen met borstimplantaten van het merk PIP (of M-implants). Er zijn echter wel andere risico's verbonden aan deze implantaten, met name het scheuren hiervan. Door het lekken van siliconengel uit gescheurde implantaten kan irritatie ontstaan, die kan leiden tot overgevoeligheidsreacties. Ook is bij het scheuren van de implantaten het verwijderen van de gel moeilijker.
Hoeveel vragen zijn binnengekomen bij het gratis telefoonnummer van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Wordt er nog steeds gebeld met vragen over de PIP-implantaten?
Vanaf de opening van het speciale telefoonnummer vanaf eind september 2010 zijn bij de inspectie 40 vragen geregistreerd.
Sinds 21 december 2011 zijn nog eens 40 telefoongesprekken geregistreerd die via het Meldpunt IGZ zijn binnengekomen bij de IGZ.
Hoeveel vrouwen zijn opgeroepen sinds de waarschuwing van de IGZ in april 2010, en opnieuw in september 2010? Hebben alle ziekenhuizen en klinieken alle door hen behandelde vrouwen opgeroepen? Hoeveel vrouwen hebben aan de oproep gehoor gegeven? Welke gevolgen zijn bij deze vrouwen gezien?
Er is geen centrale registratie waarin de instellingen dit bijhouden. Instellingen zijn hiertoe ook niet verplicht.
Bent u er zeker van dat alle vrouwen die PIP-implantaten hebben zijn bereikt met de waarschuwing van de IGZ?
Nee, een aantal klinieken is failliet gegaan, waarbij gegevens verloren zijn geraakt. Daarnaast kunnen ziekenhuizen en klinieken niet alle vrouwen bereiken vanwege o.a. verhuizingen zonder adreswijziging. De IGZ heeft de waarschuwingen op haar website gepubliceerd en via persberichten openbaar gemaakt. Veel media en internet-fora hebben aandacht besteed aan deze zaak, waardoor vrouwen ook via deze route hierop geattendeerd zijn.
Wordt op dit moment geregistreerd hoeveel vrouwen klachten hebben ontwikkeld ten gevolge van PIP-implantaten? Zo nee waarom niet?
IGZ registreert die klachten die bij haar binnenkomen als melding of signaal. Zie ook mijn antwoord op vraag 4. De IGZ staat in voortdurend contact met de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) inzake PIP-implantaten. De fabrikant en de twee betrokken Nederlandse bedrijven die wettelijk verplicht zijn vigilantie-gegevens te verzamelen en bij de IGZ te melden, zijn failliet en niet meer op deze verplichting aan te spreken.
Bent u er zeker van dat vanaf april 2010 geen borstimplantaten van het Franse merk PIP meer zijn toegepast in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe weet u dat zeker?
In februari 2009 is het bedrijf Rofil failliet geraakt. De kans wordt klein geacht dat op 31 maart 2010 nog voorraden van deze middelen in Nederland in klinieken aanwezig waren. Het valt niet uit te sluiten dat er op dat moment nog PIP implantaten op voorraad waren. Op 15 april 2010 heeft de IGZ een verbod uit laten gaan op de handel en toepassing van deze implantaten.
Denkt u dat het noodzakelijk is opnieuw een oproepactie te starten, zodat alle vrouwen met deze implantaten gecontroleerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
In 2010 zijn al twee waarschuwingen uitgegaan. In de periode 21 t/m 23 december 2011 heeft de IGZ drie berichten over de problematiek op haar website geplaatst waaronder een advies. Op 11 januari jl. is een nieuwsbericht uitgegaan met het gezamenlijk advies van IGZ en NVPC.
Wordt het verwijderen van de implantaten en het terugplaatsen van nieuwe protheses vergoed door de Nederlandse zorgverzekeraars? Zo nee, op welke wijze kunnen gedupeerden schadeloosgesteld worden voor de ingebrachte PIP-implantaten?
In het kader van de Zorgverzekeringswet wordt uit de basisverzekering vergoed:
Ad. 1
Dit betekent dat bij vrouwen bij wie na een gehele of gedeeltelijke borstamputatie een PIP-borstimplantaat is geplaatst, de verwijdering van het PIP-implantaat en vervanging door een ander borstimplantaat door de zorgverzekeraar wordt vergoed.
Ad. 2
Vrouwen bij wie een PIP-implantaat is geplaatst zonder dat er sprake is geweest van een gehele of gedeeltelijke borstamputatie, krijgen alleen de operatieve verwijdering van het PIP-implantaat vergoed uit de basisverzekering. Het advies van IGZ en NVPC om PIP-implantaten te laten verwijderen, vormt voor zorgverzekeraars naar verwachting voldoende grond om een medische noodzaak voor verwijdering van de PIP-implantaten aanwezig te achten en daarmee voor vergoeding uit de zorgverzekering. Een nieuw, vervangend borstimplantaat wordt in deze situatie niet vergoed.
Aan te raden is om over specifieke situaties contact op te nemen met de zorgverzekeraar.
Wat is de rol geweest van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen dan wel het European Medicines Agency bij de toelating van de PIP-implantaten op de markt in Nederland of de Europese Unie? Is er een (handels)vergunning afgegeven aan het bedrijf Poly Implant Prothese of de firma Rofil voor de handel in deze implantaten? Zo ja, welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de aansprakelijkheid van de Nederlandse autoriteiten?
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen heeft geen rol bij de beoordeling en toelating van medische hulpmiddelen. Borstimplantaten worden gerekend tot de medische hulpmiddelen en vallen daarmee onder het Besluit medische hulpmiddelen en niet onder de Geneesmiddelenwet. De medische hulpmiddelenregelgeving kent ook geen systeem van (handels)vergunningen.
Borstimplantaten vallen in de hoogste risicoklasse en doorlopen daarom het strengste toelatingsregime dat het Besluit medische hulpmiddelen kent. Voor de producten die onder de hogere risicoklassen vallen, bestaat een systeem van toezicht op toezicht. Een zogenaamde aangemelde instantie (notified body) voert de conformiteitsbeoordelingsprocedure uit.
Indien het resultaat hiervan voldoende is, geeft de aangemelde instantie een verklaring van overeenstemming af, waarna de fabrikant de CE-markering op het product mag aanbrengen en het hulpmiddel in de handel gebracht mag worden. In het geval van PIP en M-Implants was de betrokken aangemelde instantie het Duitse TÜV Rheinland. Deze aangemelde instantie valt onder toezicht van de Duitse overheid.
Het conflict tussen het energiedistributiebedrijf WEB en stroomleverancier Ecopower op Bonaire |
|
André Bosman (VVD), René Leegte (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat op dit moment de status is van het conflict tussen het energiedistributiebedrijf WEB en stroomleverancier Ecopower op Bonaire?
WEB en het moederbedrijf Bonaire Holding Maatschappij (BHM) zijn in gesprek met Ecopower en de Rabobank (financier van Ecopower) om tot een structurele, duurzame oplossing te komen van het conflict, waarbij een overname van Ecopower door WEB tot de mogelijkheden behoort.
Klopt het dat de partijen nog steeds met elkaar in conflict zijn over de betaling van de geleverde stroom door Ecopower? Kunt u aangeven of er inmiddels uitzicht is op een oplossing?
Ja, partijen zijn nog steeds met elkaar in conflict over de betaling van de geleverde stroom door Ecopower en in bredere zin over de interpretatie van de Power Purchasing Agreement (PPA).Indien de partijen in onderling overleg niet tot een oplossing komen zal een bindende arbitrageprocedure worden opgestart, zo hebben beide partijen samen afgesproken.
Klopt het dat er nog steeds geen bindende arbitrage is afgerond? Kunt u verklaren waarom dat niet het geval is, zeker in het licht van uw antwoorden op eerdere vragen1 waarin u aangeeft dat, wanneer de twee partijen er gezamenlijk niet uit zouden komen, er een bindende arbitrageprocedure zou worden opgestart die uiterlijk 7 november 2011 had moeten zijn afgerond?
Ja, het klopt dat er nog geen bindende arbitrage is afgerond. De partijen zijn overeengekomen dat indien geen akkoord zou kunnen worden bereikt, een bindende arbitrageprocedure zou worden opgestart die uiterlijk 7 november 2011 zou moeten zijn afgerond. Partijen zijn echter ook onderling overeengekomen dat met beider instemming van het voorgenomen tijdsschema zou kunnen worden afgeweken indien onderhandelingen om te komen tot een oplossing dat zou noodzaken. Dat laatste is het geval, omdat partijen nog met elkaar in gesprek zijn.
Kunt u aangeven of een van de partijen een oplossing of arbitrage systematisch tegenwerkt?
Nee, bij mijn weten werkt geen van de partijen een oplossing van het conflict of de arbitrage tegen.
De disproportionele kosten die non-profit organisaties moeten betalen aan de Buma en SENA |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere Kamervragen waarin u geeft u aan dat gebleken is dat er in het genoemde geval sprake is van een administratieve fout?1 Waaruit is dit gebleken? Bent u in overleg getreden met zowel de Carnavals Vereniging Deurdouwers als de Buma en SENA? Bent u slechts afgegaan op de uitspraken van Buma en SENA of heeft u bewijsstukken ingezien?
Naar aanleiding van de brief van de carnavalsvereniging die bij de Kamervragen waren gevoegd, heb ik de betrokken collectieve beheersorganisaties, Buma en Sena alsmede Voice, de brancheorganisatie van collectieve beheersorganisaties in haar hoedanigheid als bemiddelaar bij klachten over collectieve beheersorganisaties, verzocht om een reactie. Uit deze reacties bleek dat voor het muziekgebruik een te hoog bedrag was gefactureerd. Dit bedrag is later naar beneden bijgesteld. Deze informatie heb ik in de eerdere beantwoording gemeld.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft geen rol bij de afhandeling van individuele klachten over collectieve beheersorganisaties. Indien een individuele klacht binnenkomt bij het ministerie, wordt de klager gewezen op bestaande klachtenregelingen. Zowel Buma als Sena hanteren in het kader van het CBO-keurmerk sinds 2011 een klachtenregeling die jaarlijks wordt gecontroleerd door een onafhankelijke auditor van het Keurmerkinstituut. Klachten kunnen ook worden ingediend via het klachtenloket van Voice. Wanneer van de klachtenregeling gebruik gemaakt wordt, volgt binnen twee maanden een uitspraak op de klacht. Mocht de klacht niet naar tevredenheid zijn opgelost dan kan de klager de klacht inzake de toepassing van het tarief voorleggen aan een onafhankelijke geschillencommissie. Het College van Toezicht Auteursrechten heeft inzage in het klachtenregister. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel toezicht2 kan een gebruiker ook de hoogte van het tarief op redelijkheid laten toetsen door een geschillencommissie. In casu dateert de klacht uit september 2011 en is de kwestie via Kamervragen aan mij voorgelegd voordat de reguliere klachtafhandeling was afgerond.
Weet u dat er driejaar lang (2008–2011) communicatie heeft plaatsgevonden over de kosten die de genoemde carnavalsvereniging zou moeten betalen? Deelt u de mening dat wanneer dit een administratieve fout betrof, zoals u suggereert in uw antwoord, er tijd en aanleiding genoeg is geweest om deze fout binnen drie jaar op te helderen? Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de fout eerst na politieke en publicitaire aandacht erkend en rechtgezet werd?2
Ik heb van Voice, mede namens Buma en Sena, het volgende vernomen. In casu gaat het om twee soorten muziekgebruik: muziekgebruik in het verenigingsgebouw (waarbij een vergoeding verschuldigd is aan Buma en Sena) en het live ten gehore brengen van muziek tijdens de carnavalsoptocht (waarbij alleen een vergoeding verschuldigd is aan Buma). De betrokken carnavalsvereniging heeft voor het muziekgebruik in het verenigingsgebouw voorafgaand aan 2011 geen toestemming gevraagd aan en geen factuur ontvangen van Buma. De carnavalsvereniging heeft voor dit gebruik wel Sena-facturen ontvangen en voldaan.
In 2008 en 2009 is er naar aanleiding van een factuur contact geweest tussen Sena en de carnavalsvereniging. De carnavalsvereniging had in 2006 opgegeven te beschikken over een horecaruimte van 60 m2. In 2008 is door de carnavalsvereniging aangegeven dat dit niet correct is: de ruimte waarin muziek ten gehore werd gebracht is geen horeca-instelling maar een clubhuis. In juli 2009 is hierop door Sena de vergoedingscategorie met terugwerkende kracht gewijzigd tot de datum van het doorgeven van de correctie door de carnavalsvereniging. De communicatie hierover is in 2009 afgerond.
In het kader van de één-loket-benadering zijn in 2011 gecombineerde Buma/Sena-facturen verzonden. Hiervoor maken zij gebruik van het Service Centrum Auteurs- en Naburige rechten (SCAN). De afspraak is dat SCAN alleen een gecombineerde factuur verzendt indien de gebruiker vóór 2011 van zowel van Buma als Sena voor het desbetreffende muziekgebruik een factuur ontving. Indien de gebruiker niet bekend is bij beide cbo’s wordt eerst nader onderzoek ingesteld alvorens een factuur wordt verzonden. In casu had dus geen gecombineerde factuur mogen worden verzonden omdat de carnavalsvereniging voor het muziekgebruik in het verenigingsgebouw alleen bij Sena bekend was. Nadat de carnavalsvereniging in september 2011 over de gecombineerde factuur bij SCAN heeft geklaagd, is de factuur gecrediteerd en heeft er een bezoek van de Buma/Sena buitendienst plaatsgevonden. Daarbij is gebleken dat – anders dan door de carnavalsvereniging schriftelijk aan Sena was opgegeven – er niet gedurende twaalf maanden maar slechts gedurende vier maanden muziek openbaar wordt gemaakt in het verenigingsgebouw. Aan de hand van deze informatie is voor het muziekgebruik in het verenigingsgebouw een nieuwe factuur opgesteld. Buma heeft aangegeven uit coulance geen betaling te zullen vorderen voor het muziekgebruik in de jaren voorafgaand aan 2012. Sena heeft aangegeven uit coulance het – vanwege het beperkte aantal maanden muziekgebruik per jaar – gereduceerde tarief met terugwerkende kracht tot en met 2008 te zullen toepassen. Buma en Sena merken voorts op dat de hoogte van de tarieven tot stand zijn gekomen in onderhandelingen met voor de sector representatieve brancheorganisaties, in dit geval de Federatie van Dorpshuizen en organisaties in het welzijnswerk, en door de collectieve beheersorganisaties op de respectievelijke websites worden gepubliceerd. Daarnaast kunnen gebruikers via de website www.mijnlicentie.nl hun gegevens inzien en zonodig wijzigen.
Ik begrijp uit het voorgaande dat in twee instanties een niet correct tarief is gehanteerd op basis van informatie die door de vereniging in kwestie is verstrekt. Ik heb Voice erop gewezen dat het voor gebruikers bij de aanvraag van de licentie voldoende duidelijk moet zijn onder welke omstandigheden zij in aanmerking kunnen komen voor een gereduceerd tarief. Op de papieren aanvraag is gevraagd naar de openingsperiode van het gebouw. Bij de in 2011 in gebruik genomen digitale licentieaanvraag via de website www.mijnlicentie.nl ontbreekt nog de mogelijkheid om aan te geven dat slechts gedurende een deel van het jaar muziek wordt gebruikt. Dit punt is door de Buma en Sena onderkend: zij geven aan dat bij een digitale licentie-aanvraag altijd telefonisch contact wordt opgenomen om op dit punt nadere informatie op te vragen. Bij de nieuwe versie van de website die in maart 2012 in gebruik wordt genomen, zal het mogelijk zijn om beperkt seizoensgebruik digitaal door te geven. Ik zie in het voorgaande onvoldoende aanleiding voor een nader onderzoek naar onjuiste facturering van not-for-profit organisaties en/of andere maatregelen
Weet u dat de betrokken carnavalsvereniging de afgelopen jaren wel geld heeft moeten betalen aan Buma en Sena voor een bedrag dat hoger lag dan de nu genoemde 48 euro? Deelt u de mening dat hierdoor sprake lijkt van willekeur in de hoogte van het jaarlijks te betalen bedrag? Adviseert u deze vereniging het kennelijk teveel betaalde geld terug te vragen? Bent u bereid dit mee te nemen in het door u aan de Kamer tijdens het plenaire debat naar aanleiding van het algemeen overleg over auteursrechten toegezegde overleg met de Buma en SENA?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid Buma en SENA aan te spreken op de onnavolgbaarheid van de vaststelling van aan not-for-profit gefactureerde bedragen? Bent u bereid te onderzoeken of er meerdere non-profit-organisaties zijn die onjuiste facturen ontvangen van de Buma en/of SENA?
Zie antwoord vraag 2.
Het schrappen van het gratis parkeren voor gehandicapten |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gehandicapte betaalt voor fraudeur»1, «Den Haag schrapt gratis parkeren gehandicapten op gewone parkeerplaatsen»2, en herinnert u zich de initiatiefwet van het voormalig lid Van Dijken (PvdA) met betrekking tot het gehandicaptenparkeerbeleid?
Van beide artikelen heb ik kennis genomen. De strekking van de initiatiefwet is mij bekend.
Deelt u de mening dat gratis parkeren voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart, ook op reguliere parkeerplaatsen, bijdraagt aan de mobiliteit van de houders van deze kaarten? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het feit dat niet alle gemeenten een dergelijk parkeerbeleid voeren of op dat beleid terugkomen? Zo nee, waarom niet?
Een ruimhartig gratis gebruik van parkeerplaatsen voor mensen met een beperking draagt bij aan hun mobiliteit. In Nederlandse gemeenten geldt een eigen gemeentelijk parkeerbeleid. Gemeenten kunnen in dat beleid overwegingen met betrekking tot mobiliteit afwegen ten opzichte van andere doeleinden van hun parkeerbeleid. In een brief die ik op 8 december 2011 aan alle gemeenten heb gezonden, benadruk ik dat het voor gehandicaptenparkeerkaarthouders duidelijk moet zijn wat voor hen de regels zijn betreffende het parkeren in die gemeente.
Deelt u de mening dat het terugdraaien van het gratis parkeren voor gehandicapten vanwege fraude met deze parkeerkaarten een middel is dat de grote meerderheid van niet-frauderende parkeerkaarthouders onevenredig zwaar treft? Zo ja, deelt u dan de mening dat de oplossing van fraude niet gevonden dient te worden in het invoeren van betaald parkeren voor gehandicapten? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten die ervoor kiezen het fraudeprobleem op deze manier op te lossen, handelen binnen de gemeentelijke beslissingsbevoegdheid met betrekking tot het parkeerbeleid. Het is te betreuren dat daarbij ook de andere parkeerkaarthouders worden getroffen. Sinds 2011 is er een landelijke database waarin gemeenten het kaartnummer en de vervaldatum van gehandicaptenparkeerkaarten kunnen registreren. Deze database is in opdracht van mijn ministerie ontwikkeld door het Servicehuis parkeer- en verblijfsrechten en de Rijksdienst voor het Wegverkeer en wordt beheerd door het Servicehuis parkeer- en verblijfsrechten. Gemeenten kunnen hun uitgegeven kaarten registreren en de handhavers kunnen de gegevens uit deze database raadplegen. Fraude kan zo worden beperkt. Momenteel maken ongeveer twintig gemeenten gebruik van deze database. Mijn ministerie werkt aan meer bekendheid voor de database die bijdraagt aan het beperken van de fraudegevoeligheid van de gehandicaptenparkeerkaart.
Deelt u de mening dat gratis parkeren voor houders van gehandicaptenparkeerkaarten niet een doel op zich is, maar een noodzakelijk middel om er voor te zorgen dat degenen die niet van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, in staat zijn zich te verplaatsen? Zo ja, hoe gaat u gratis parkeren voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart mogelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Indien iemand met een beperking geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, dan is een auto een middel om je te kunnen verplaatsen. De gehandicaptenparkeerkaart is slechts een middel om gebruik te kunnen maken van de daartoe aangewezen parkeerplaatsen in iedere gemeente. Het bieden van parkeergelegenheid voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart dicht bij de deur is het uitgangspunt. De houders worden zodoende ondersteund om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Veel gemeenten voeren daarnaast nog een begunstigend beleid voor houders van de kaart. Zoals ik onder antwoord 2 heb aangegeven moet het beleid van de gemeente voor de overige parkeerplaatsen helder worden gecommuniceerd aan de parkeerder ter plaatse. Dit kan bijvoorbeeld door middel van bebording bij betaalde parkeerplaatsen waarop tevens de uitzonderingen zijn opgenomen. Het parkeerbeleid maakt, zoals al eerder gezegd, deel uit van de autonome beslissingsruimte van gemeenten.
Deelt u de mening dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart vanwege te ver uiteenlopend parkeerbeleid tussen gemeenten, niet weten waar zij aan toe zijn? Zo ja, gaat u dan zorgen voor een uniform parkeerbeleid ten aanzien van alle gehandicapten met een gehandicaptenparkeerkaart in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de onduidelijkheid die bestaat voor houders van de gehandicaptenparkeerkaart heb ik de uitdrukkelijke oproep gedaan aan gemeenten met mijn onder antwoord 2 aangehaalde brief, om helderheid te verschaffen aan de houder van de gehandicaptenparkeerkaart over het ter plaatse geldende parkeerbeleid. Daarnaast wordt in de onder antwoord 3 aangehaalde landelijke database voor de registratie van de gehandicaptenparkeerkaarten ook het parkeerbeleid van de deelnemende gemeenten opgenomen voor de overige parkeerplaatsen. De website van het Servicehuis parkeer- en verblijfsrechten is ook door de houder van de gehandicaptenparkeerkaart te raadplegen. Als alle gemeenten in Nederland de uitgegeven gehandicaptenparkeerkaarten en hun gemeentelijk parkeerbeleid in de landelijke database registreren, dan is niet alleen diefstal zinloos geworden, maar dan is ook een blik op de website voldoende om kennis te nemen van het in de te bezoeken gemeente geldende parkeerbeleid voor gehandicapten. Aan deze voorziening wordt al gewerkt.
Weet u in hoeveel gemeenten in Nederland houders van een gehandicaptenparkeerkaart gratis mogen parkeren op reguliere betaalde parkeerplaatsen? Zo ja, hoeveel zijn er dit? Neemt dit aantal de afgelopen twee jaar af, neemt het aantal toe of is het stabiel? Zo nee, waarom weet u dit niet, en hoe kunnen houders van een gehandicaptenparkeerkaart het dan wel weten?
Het aantal gemeenten waar gratis kan worden geparkeerd op de overige parkeerplaatsen, buiten de reguliere gehandicaptenparkeerplaatsen, is mij niet bekend. Hiervan bestaat geen centrale registratie. In hoeverre dit aantal toe- of afneemt is evenmin bekend. Houders van een gehandicaptenparkeerkaart kunnen dan wel via het eerdergenoemde registratiesysteem, dan wel via bebording en berichtgeving van individuele gemeenten, zich op de hoogte stellen van de parkeermogelijkheden in een bepaalde gemeente.