De signalen van misstanden in justitiële jeugdinrichtingen |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de recente berichten over misstanden in justitiële jeugdinrichtingen?1 2
Vanzelfsprekend neem ik deze berichten, zoals ieder bericht over de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s), zeer serieus. Ik heb grondig uitgezocht wat er feitelijk in beide inrichtingen aan de hand is en heb, waar nodig, passende maatregelen getroffen.
Wat is er precies aan de hand in de justitiële jeugdinrichting die in de uitzending van PowNews aan de orde komt?3 Over welke inrichting gaat dit?
Het beeld zoals wordt geschetst in de uitzending van Pownews op 16 januari 2013 over de inrichting, te weten JJI Amsterbaken, herken ik grotendeels niet. Een aantal uitspraken van de jeugdige in kwestie is aantoonbaar onjuist, zoals de opmerking over het ontbreken van behandeling in JJI’s en dat een aantal jeugdigen niet is teruggekeerd van hun verlof. Alle gedetineerde jeugdigen volgen een behandelprogramma, onafhankelijk van de duur van hun verblijf in een JJI, en de jeugdigen uit de betreffende inrichting die zich hebben onttrokken aan hun begeleiding tijdens verlof, zijn teruggekeerd. Wel blijkt uit navraag bij Amsterbaken dat er softdrugs en mobiele telefoons zijn aangetroffen bij kamercontroles. De inrichting heeft passende ordemaatregelen toegepast jegens de jeugdigen in kwestie en de contrabande in beslag genomen. Tevens heeft de inrichting de controles aangescherpt om de ongewenste invoer van verboden middelen en goederen beter tegen te gaan. Er zijn geen aanwijzingen dat het personeel van de betreffende JJI betrokken is geweest bij de invoer van contrabande.
Wat is uw reactie op de kritiek dat er bij de uitvoering van de PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor eugdigen, ook wel «jeugd-tbs») nauwelijks sprake is van concrete behandeling van de (gedrags)problemen van de jeugdige?
Van een gebrek aan concrete behandeling is geen sprake. Sinds 2010 werken alle JJI’s met de basismethodiek YOUTURN, waarmee gedurende de eerste drie maanden van het verblijf in een JJI voor alle gedetineerde jeugdigen is voorzien in een basisaanbod aan behandeling, gericht op het aanleren van een aantal basisvaardigheden. Voor jeugdigen die langer dan drie maanden in een JJI verblijven, dus ook de jeugdigen die zijn veroordeeld tot een PIJ-maatregel, wordt een individueel behandeltraject samengesteld. Afhankelijk van de persoonlijke problematiek (risicofactoren) worden – aanvullend op de basismethodiek YOUTURN – één of meerdere gedragsinterventies ingezet.
Jeugdigen die veroordeeld zijn tot een PIJ-maatregel, behoren tot de zwaarste categorie probleemjongeren uit ons land. Een aantal van deze jeugdigen is nauwelijks (intern) te motiveren tot positieve gedragsverandering. Hoewel ook deze jeugdigen worden verplicht tot deelname aan het behandelprogramma, ligt de succesfactor van de gedragsverandering vooral bij de jeugdige zelf.
Wat is er precies aan de hand in justitiële jeugdinrichting Teylingereind?4 Zijn er medewerkers van deze jeugdinrichting mishandeld? Zo ja, hoe vaak heeft zich dit de afgelopen maanden voorgedaan? Welke sancties zijn opgelegd aan de daders?
Teylingereind kampte in het najaar van 2012 met flinke leegstand, waardoor met name de kortverblijfgroepen tijdelijk schaars bezet waren met jeugdigen. Begin december 2012 nam de bezetting van één groep in korte tijd explosief toe: een toename van twee naar tien jeugdigen binnen één week. Een dergelijke snelle instroom heeft invloed op het leefklimaat en de dynamiek op de groep, hetgeen gepaard is gegaan met (tijdelijke) onrust. In deze periode heeft zich een tweetal incidenten voorgedaan. Nadien is de rust weergekeerd in Teylingereind.
Op 3 januari 2013 is er sprake geweest van een ordeverstoring in Teylingereind. Vier jongens weigerden zich te laten insluiten en hebben vernielingen aangericht. De jongens hebben een ordemaatregel opgelegd gekregen en zijn tijdelijk overgeplaatst naar een andere JJI. Nadien zijn de vier jongens teruggekeerd naar Teylingereind.
Op 26 december 2012 heeft een jongen een personeelslid een gebroken neus geslagen, nadat de jeugdige werd aangesproken op zijn negatieve gedrag. Hij is ter correctie overgeplaatst naar JJI Den Hey-Acker, alwaar hij momenteel een individueel programma volgt. Tegen de jeugdige is tevens aangifte gedaan. Een dergelijk incident heeft zich in 2012 niet vaker voorgedaan.
Is er in deze inrichtingen op dit moment nog steeds sprake van binnengesmokkelde drugs en mobieltjes? Is er, zodra signalen hiervan bekend werden (vanwege op youtube gezette filmpjes of anderszins) direct adequaat tegen opgetreden? Zijn de controles in beide inrichtingen geïntensiveerd? Zijn hier recent jongeren op betrapt? Welke sancties zijn hen opgelegd?
In de JJI’s geldt een totaalverbod op het bezit en gebruik van drugs en mobiele telefoons. Naar aanleiding van de berichten in de media zijn de reguliere controles op het bezit van contrabande direct aangescherpt. Tevens maken Amsterbaken en Teylingereind nu standaard gebruik van een zogenaamde Mobifinder, een hulpmiddel voor het vinden van mobiele telefoons. De intensivering van de controles heeft geleid tot een aantal vondsten. Bij bezit van contrabande worden direct passende maatregelen toegepast, zoals het uitstellen van verlofactiviteiten. Tevens worden de verboden middelen onmiddellijk in beslag genomen en worden de ouders van de jeugdige in kwestie op de hoogte gesteld.
Zijn er aanwijzingen dat er personeelsleden betrokken zijn geweest bij het doorlaten van verboden goederen in deze inrichting? Zo ja, op welke wijze wordt dit onderzocht?
Nee, hier zijn geen aanwijzingen voor. Personeel wordt structureel gecontroleerd op de invoer van verboden goederen. Alle personeelsleden dienen zich bij binnenkomst in de JJI «piepvrij» door de detectiepoort te bewegen, hun tassen worden gecontroleerd op verboden goederen, en er geldt een verbod in alle JJI’s op de invoer van privételefoons. Indien in strijd wordt gehandeld met de gedragscodes die gelden voor het personeel, treft de directie van de inrichting maatregelen. Dit kan variëren van een disciplinaire aanwijzing tot ontslag op staande voet. Er wordt een actief aangiftebeleid gehanteerd, waarover afspraken zijn gemaakt met de lokale politie.
Hoe ernstig is naar uw oordeel de situatie in beide jeugdinrichtingen? Welke maatregelen worden er genomen om de situatie te verbeteren?
Zoals reeds gezegd, neem ik de berichten zeer serieus. Na onderzoek blijken er echter geen aanwijzingen dat de incidenten, genoemd in de media, het gevolg zijn van structurele tekortkomingen in beide JJI’s. Ook qua cijfers inzake onttrekkingen en het aantreffen van contrabande laten beide inrichtingen geen opvallendheden zien. Ik zie dan ook geen noodzaak tot het treffen van structurele maatregelen jegens deze JJI’s. Wel verwacht ik van hen extra alertheid in het naleven van het totaalverbod op de invoer, het bezit en het gebruik van verboden middelen en mobiele telefoons evenals het verlofbeleid. Ik heb de sector JJI gevraagd hierop scherp toe te zien.
Het bericht dat monumentenorganisaties de Kamer oproepen niet mee te gaan in de afstoot van monumenten door het Rijk |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Monumentenorganisaties roepen Kamer op niet mee te gaan in afstoot monumenten door Rijk»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van erfgoedvereniging Heemschut en 11 andere organisaties over de mogelijke vervreemding van Rijksmonumenten?
Nee. De overdracht vindt pas plaats na een zorgvuldige procedure en afweging van risico’s. Hierbij wordt rekening gehouden met exploitatie-mogelijkheden en onderhoudskosten van de betreffende monumenten.
Wat is uw visie op de vervreemding van Rijksmonumenten in relatie tot ons cultureel erfgoed?
Ons gebouwd cultureel erfgoed is voor 97% eigendom van particulieren of commerciële en niet-commerciële organisaties. De rijksmonumenten staan er op dit moment beter voor dan de afgelopen decennia. Private partijen hebben aangetoond dat ze net zo goed als een overheid monumenten kunnen beheren, behouden en gebruiken.
Bent u van mening dat er een nieuwe visie nodig is op de Rijksmonumentenzorg?
Nee, in de periode 2009–2012 is de monumentenzorg in nauw overleg met het veld en met instemming van uw beide Kamers gemoderniseerd. Wet- en regelgeving en de financiële regelingen zijn per 1-1-2012 aangepast aan de nieuwe opgaven in de monumentenzorg.
Bent u van mening dat de waarde van Rijksmonumenten voor ons cultureel erfgoed voldoende gewaarborgd blijft, nadat deze vervreemd zijn?
Ja, incidenten zijn echter nooit uit te sluiten.
Klopt het dat partijen die een Rijksmonument kopen dat van belang is voor ons cultureel erfgoed, zich moeten houden aan nadere voorwaarden omtrent behoud en beheer? Kunt u een toelichting geven op deze voorwaarden?
Alle rijksmonumenten zijn van belang voor ons cultureel erfgoed, en ten aanzien van behoud en beheer geldt hetzelfde regime voor alle rijksmonumenten al dan niet in rijkseigendom. De bescherming van ieder rijksmonument is geborgd in de Monumentenwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Bij vervreemding kunnen aan een potentiële verwerver / koper van het monument algemene voorwaarden (kennis, financiële gegoedheid etc.) worden gesteld. Specifieke voorwaarden – die niet al in de Monumentenwet zijn opgenomen – aan beheer en onderhoud worden niet gesteld. Zou het Rijk dat wel doen dan wordt een overheidsopdracht tot een werk aanbesteed en is er geen sprake van een vervreemding.
Een aantal rijksmonumenten met erfgoedfunctie is aan de Staat geschonken of gelegateerd. Voorwaarden die aan de schenking of het legaat verbonden zijn, zien vaak toe op het behoud en beheer. Deze voorwaarden gaan bij een vervreemding over op de nieuwe eigenaar.
Is er reeds een overzicht beschikbaar van Rijksmonumenten die op korte termijn vervreemd zullen worden of aan de markt worden aangeboden?
Dat de Staat rijksmonumenten in rijkseigendom vervreemdt of verkoopt is geen nieuwe ontwikkeling; een voorbeeld is de Vrouwengevangenis in Zwolle. Er is geen apart overzicht van vervreemde monumenten beschikbaar.
De monumenten met erfgoedfunctie zijn wel specifiek in beeld gebracht met het gewijzigde monumentenbeleid van de minister van BZK. Bij brief van 11 november 2011 heeft voormalig minister Donner de Tweede Kamer hiervan in kennis gesteld. Op dit moment zijn er uit dat totale bestand van het rijk 34 monumenten(complexen) met erfgoedfunctie geselecteerd die voor vervreemding in aanmerking komen. Een door de minister voor Wonen en Rijksdienst opgesteld overzicht is als bijlage bijgevoegd.2
Het onderzoek naar de wijze van vervreemding van de monumenten met erfgoedfunctie is nog niet volledig afgerond. Om de zorgvuldigheid en transparantie van het proces te waarborgen zal het overzicht publiekelijk bekend worden gemaakt als de openbare vervreemding van start kan gaan.
Hoe ziet het proces en de planning eruit bij een eventuele vervreemding van een Rijksmonument?
Procedureel wordt een verkoop altijd gestart met de reallocatie-procedure. Hier wordt aan andere departementen, provincies, gemeenten en door het rijk gesubsidieerde instellingen gevraagd of zij interesse hebben in aankoop. Zij hebben dan een voorkeurspositie om onderhands aan te kopen. Aan huidige gebruikers en/of aangrenzende eigenaren kaneen voorkeurspositie worden toegekend.
Indien bovengenoemde partijen geen interesse hebben in verwerving van het object wordt overgegaan tot een openbare verkoop.
Ten aanzien van monumenten met erfgoedfunctie die door middel van een legaat of schenking in eigendom van de Staat zijn gekomen kan een verplichte teruglevering zijn overeengekomen. In dat geval zal de Staat vanzelfsprekend het monument eerst aan de rechtsopvolger(s) van de schenker of erflater aanbieden. Willen zij het monument niet terug krijgen dan gaat ook ten aanzien van deze monumenten de reallocatieprocedure van start.
Het kan interessant zijn om de kennis en expertise bij bestaande professionele organisaties voor monumentenbehoud te benutten. Zij hebben geen voorkeursrecht binnen de bestaande procedure.
De moeilijkheden voor een in Nederland geboren kind dat afkomstig is uit Kosovo om een verblijfsvergunning te krijgen wegens het ontbreken van een paspoort |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat een enkele maanden geleden in Nederland geboren bij zijn ouders woonachtige vreemdeling slechts een verblijfsvergunning kan krijgen als er een geldig document voor grensoverschrijding wordt overgelegd, tenzij is aangetoond dat het land waarvan het kind onderdaan is, de vreemdeling daarvan niet in het bezit kan stellen?1
Ja. Het paspoortvereiste, zoals dat geldt voor reguliere verblijfsaanvragen, is hier onverkort van toepassing.
Als hoofdregel geldt dat iedere vreemdeling in het bezit moet zijn van een geldig document voor grensoverschrijding waarmee de identiteit en de nationaliteit worden vastgesteld. Daarnaast is een geldig document voor grensoverschrijding vereist om vast te kunnen stellen dat betrokken vreemdeling kan reizen en welke autoriteiten verantwoordelijk zijn in het geval van terugkeer van de vreemdeling. Deze voorwaarde geldt ook voor hier te lande geboren kinderen die verblijf wensen bij hun ouders in Nederland.
Welke ruimte heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om de vreemdeling van dit paspoortvereiste vrij te stellen?
Alleen als wordt aangetoond dat de vreemdeling door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort en dus in redelijkheid niet gevergd kan worden van betrokkene dat een paspoort wordt aangevraagd, wordt vrijstelling van het paspoortvereiste verleend.
Wanneer een ambassade of consulaat van een bepaald land in Nederland niet bevoegd is om nationale paspoorten af te geven aan onderdanen, betekent dit niet dat de vreemdeling niet in het bezit kan komen van een door de eigen autoriteiten verstrekt paspoort, noch dat niet in redelijkheid van de vreemdeling verwacht kan worden (elders) een nationaal paspoort aan te vragen.
Deelt u de mening dat het in voorkomende gevallen onredelijk en formalistisch is om aan dit vereiste vast te houden als de (in Nederland rechtmatig verblijvende) ouders uit een voormalig oorlogsland (Kosovo) komen, een in 2010 in Nederland in hetzelfde gezin geboren kind op eenvoudige aanvraag een verblijfsvergunning verstrekt werd en er grote praktische problemen ontstaan om met het kind naar het land waarvan de vreemdeling formeel onderdaan is heen en weer te reizen?
Het is niet mogelijk om voor een in Nederland geboren kind een paspoort aan te vragen bij de ambassade van Kosovo in Den Haag. Deze ambassade heeft geen volledige consulaire afdeling en is niet toegerust om paspoorten af te geven.
Het is wel mogelijk een paspoort aan te vragen bij de Kosovaarse ambassade in Brussel. Bij het (Nederlandse) ministerie van Buitenlandse Zaken kan voor het kind een tijdelijk reisdocument voor België worden aangevraagd. Om een Kosovaars paspoort te kunnen aanvragen moet het kind eerst geregistreerd worden in Kosovo. Deze geboorteregistratie kan wel plaatsvinden bij de Kosovaarse ambassade in Den Haag. Via de ambassade wordt het kind dan geregistreerd in een gemeente in Kosovo. Welke gemeente dit is, is afhankelijk van de geboorteplaats van de ouders.
De registratie van de geboorteakte van het kind is geen alternatief voor het paspoortvereiste. Immers, met deze registratie is nog niet voldaan aan het vereiste om een geldig document voor grensoverschrijding te overleggen.
Omdat de geboorteregistratie en paspoortaanvraag in Nederland respectievelijk België kan plaatsvinden, is er geen noodzaak voor de ouders om voor de verkrijging van een paspoort terug te reizen naar Kosovo.
Acht u de mededeling van de diplomatieke vertegenwoordiging van Kosovo in Nederland, gestaafd door verwijzing naar haar website waar zulks expliciet vermeld is, dat deze vertegenwoordiging niet in staat of bevoegd is een paspoort af te geven, een voldoende onderbouwing van de in het slot van de eerste vraag bedoelde uitzonderingstoestand?2
Zie antwoord vraag 3.
Kan de registratie van de geboorteakte van het kind bij de Kosovaarse ambassade niet als bewijs dienen van de Kosovaarse nationaliteit? Wat is het nut om een in Nederland pasgeboren kind naar het land van herkomst terug te sturen om een paspoort te verkrijgen en te kunnen overleggen, terwijl de ouders en de rest van het gezin in Nederland al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning?
Zie antwoord vraag 3.
Welke garanties zijn er dat een pasgeboren kind dat met een ouder naar Kosovo reist om daar een paspoort te verkrijgen, niet onderweg, met name bij de terugreis naar Nederland, tegen grote belemmeringen oploopt wegens het ontbreken van een visum en verblijfsvergunning? Acht u dat verantwoord?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom worden in Nederland geboren kinderen van de houders van een asielvergunning van een buiten schuldvergunning of een amv (alleenstaande minderjarige vreemdeling)-vergunning wel vrijgesteld van het paspoortvereiste, terwijl in Nederland geboren kinderen van de houders van een vergunning op grond van het generaal pardon in 2007 daarvan níet vrijgesteld worden? Bent u bereid deze kinderen daarvan alsnog vrij te stellen?
Wanneer in redelijkheid niet gevergd kan worden van beide ouders dat zij zich in verbinding stellen met de eigen autoriteiten, bijvoorbeeld omdat zij op basis van een asielvergunning bescherming genieten tegen deze autoriteiten, wordt aan hun hier te lande geboren kinderen vrijstelling van het paspoortvereiste verleend. Een kind van wie beide ouders een verblijfsvergunning hebben verkregen op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet, wordt eveneens vrijgesteld van het paspoortvereiste.
Wanneer ten minste een van de ouders van het kind zelf wel een paspoort heeft dan wel kan verkrijgen, is er geen reden het kind van het paspoortvereiste vrij te stellen, mits het kind de nationaliteit van die ouder bezit.
Het bericht dat medicijnen bij de Benu Apotheek in Borger contant moeten worden afgerekend |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat patiënten die verzekerd zijn bij zorgverzekeraar DSW bij Benu Apotheek Borger nota’s contant moeten afrekenen?1
Benu-Apotheken en zorgverzekeraar DSW hebben overeenstemming bereikt waardoor het contant betalen door verzekerden van DSW in alle Benu- Apotheken per 11 januari 2013 is beëindigd. Volledigheidshalve merk ik op dat zorgverzekeraar DSW slechts restitutiepolissen aanbiedt. Voor restitutiepolissen is een overeenkomst tussen apotheekhoudende en zorgaanbieder niet vereist. Een verzekerde kiest voor een restitutiepolis als hij maximale vrijheid wil bij de keuze van (ook niet gecontracteerde) zorgaanbieders. Verzekerden hebben recht op een vergoeding van 100% van de gemaakte kosten, met dien verstande dat niet meer wordt betaald dan de kosten die in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend zijn te achten (en onder aftrek van eigen bijdragen en eigen risico). Hier vestigt DSW ook expliciet de aandacht op haar website: http://www.dsw.nl/Zorgverleners/Public/default.aspx?page=farmacie. Keerzijde daarvan is wel dat de verzekerde soms contant moet afrekenen en de rekening bij zijn zorgverzekeraar moet indienen tenzij de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar een aparte betalingsovereenkomst sluiten. DSW geeft op haar website aan dat zij slechts een restitutiepolis aanbieden die «u de volledige vrije keuze van zorgverlener biedt» en verder: «U hoeft een nota niet voor te schieten want DSW Zorgverzekeraar heeft contracten met bijna alle zorgverleners in Nederland». In het geval van Benu-Apotheken is de overeenkomst pas in januari 2013 tot stand gekomen.
Bij welke van de 230 Benu Apotheken in Nederland moeten patiënten nog meer contant afrekenen?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben Benu Apotheken en DSW inmiddels een contract afgesloten? Zo ja, sinds wanneer? Hoelang zijn patiënten de dupe geweest van het ontbreken van een contract? Zo nee, wanneer is een overeenkomst tussen DSW en Benu te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Benu Apotheken met meer zorgverzekeraars een conflict heeft over af te sluiten contracten? Zo ja, welke? Waarom heeft het conflict met DSW er toe geleid dat patiënten niet meer rechtstreeks konden declareren, of moeten klanten van andere zorgverzekeraars ook contant betalen bij Benu Apotheken? Om welke zorgverzekeraars gaat het? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgverzekeraars en apotheekhoudenden dienen te onderhandelen over de tarieven van de farmaceutische zorg die apotheekhoudenden leveren. Voor zover die onderhandelingen nog niet afgerond zijn, hoeft er nog niet sprake te zijn van een conflict. Zo is in afwachting van het afronden van de onderhandelingen tussen Benu-Apotheken en zorgverzekeraar VGZ overeengekomen om de VGZ-verzekerden niet zelf te laten afrekenen.
Is het waar dat Benu Apotheken ook een conflict heeft met zorgverzekeraar VGZ maar daar wel een contract mee heeft, omdat anders te veel patiënten gedupeerd zouden zijn? Wat vindt u ervan dat Benu Apotheken ervoor kiest de groep patiënten die bij DSW verzekerd is in te zetten om dit conflict uit te vechten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een conflict tussen Benu Apotheken en zorgverzekeraar DSW over de ruggen van patiënten wordt uitgevochten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel die mening niet omdat het zorgstelsel verzekerden juist de keuze laat tussen een naturapolis en een restitutiepolis waar bij de restitutiepolis de nota (soms) zelf moet worden voorgeschoten. Inmiddels kunnen de patiënten weer rechtstreeks declareren. Zie ook de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Waar kunnen patiënten uit Borger terecht wanneer zij verzekerd zijn bij DSW? Hebben zij de mogelijkheid medicijnen te halen bij een andere apotheek in Borger? Zo nee, hoever moeten zij reizen om medicijnen te halen die zij rechtstreeks kunnen declareren bij hun zorgverzekeraar? Vindt u die afstand acceptabel? Welke afstand vindt u wel acceptabel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het acceptabel dat er in de nabije omgeving van patiënten geen apotheek te vinden is waar zij rechtstreeks zonder betaling hun medicijnen kunnen krijgen? Kunt u een inschatting maken om hoeveel mensen dit gaat? Vindt u dit aantal acceptabel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat ‘Eindhoven een miljoen verspilt bij verplaatsing woonwagenkamp’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Eindhoven verspilt een miljoen bij verplaatsing woonwagenkamp»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat het lokaal bestuur 2,2 miljoen euro aan vergoedingen niet kan verantwoorden?
Uit de raadsinformatiebrief van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari jl. blijkt dat als gevolg van vermoedelijke valsheid in geschrifte door de toenmalige medewerker € 2.235.000 is betaald als vergoeding voor transport, verhuiskosten en schade, maar dat niet is te achterhalen wat de werkelijke vergoeding had moeten zijn. Dat valt uiteraard te betreuren. De gemeente heeft inmiddels aangifte gedaan tegen de voormalige medewerker wegens valsheid in geschrifte en/of oplichting.
In hoeverre klopt het dat de verantwoordelijke PvdA-bestuurders mogelijk miljoenen euro’s meer betaald hebben dan strikt noodzakelijk was?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen om de financiële schade in deze kwestie te beperken en hoe wilt u in de toekomst deze excessen voorkomen?
De afhandeling van deze kwestie is de verantwoordelijkheid van de gemeente Eindhoven. Het college heeft aanleiding gezien onderzoek te laten verrichten naar de administratieve processen en organisatorische zaken, en zal naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen verdere maatregelen ter verbetering van de professionaliteit van die van de medewerkers en de organisatie treffen. De verantwoording over deze kwestie dient op lokaal niveau plaats te vinden, en ik zie dan ook geen aanleiding voor generieke maatregelen van mijn kant.
De rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kunt u de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012, die volgens de DCMR Milieudienst Rijnmond binnen anderhalve maand openbaar zouden zijn, aan de Kamer doen toekomen?1 2
Het inspectierapport van inspectiedagen 1, 9, 10, 11, 16 en 17 oktober 2012 is op 8 februari 2013 vrijgegeven. Het rapport geeft aan dat er overtredingen zijn geconstateerd waartegen handhavend opgetreden is. De tijdens deze BRZO-inspectie geconstateerde overtredingen zijn niet van dien aard dat activiteiten niet meer veilig zouden kunnen worden uitgevoerd. De rapportage zend ik hierbij toe.3
Kunt een overzicht geven van elke aan een BRZO-bedrijf opgelegde dwangsom (inclusief fatale datum) en een met redenen omkleed overzicht van inning of niet inning van de dwangsommen?
De Inspectie SZW heeft een overzicht beschikbaar van dwangsommen die zij de laatste jaren bij BRZO-bedrijven heeft opgelegd. Van het Wabo bevoegd gezag (inclusief de Veiligheidsregio’s) is dat overzicht er nog niet. Conform mijn eerdere toezegging zal medio 2013 de Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT rb) een monitoringrapport opleveren met een compleet overzicht over 2012 van de drie toezichthouders.
Kunt u een overzicht geven van alle meldingen aan het Centraal Incidentennummer (CIN), die Odfjell gedaan heeft na het geheel stilleggen van de terminal en alle overtredingen en bevindingen die sindsdien geconstateerd zijn?
Datum ontvangst
Voorval / stand van zaken
26-Okt-12 14:52:00
Omschrijving CIN: oude tankleidingen in tankput 9a hebben vlamgevat tijdens het doorslijpen van deze leidingen. 1 poederblusser is leeggespoten. Er zijn verder geen gevolgen geweest.
23-Nov-12 01:04:00
Omschrijving CIN: seal bij pomp onder tank 740 heeft vlamgevat, brand is vanzelf uitgegaan, pomp buitengebruik gesteld. In de tank zat Aardgascondensaat opgeslagen. Er zijn geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen.
16-Dec-12 10:29:00
Omschrijving CIN: Tijdens hijswerkzaamheden is hydrauliekslang van kraan aan boord van de Cansay geklapt. De giek is hierdoor naar beneden gevallen.
10-Jan-13 08:47:00
Omschrijving CIN: Een stroomstoring in het ketelpark en delen van de controlekamer waardoor activiteiten zijn stilgelegd.
11-Jan-13 13:20:00
Omschrijving CIN: Door vakbonden uitgeroepen staking. Alle activiteiten stilgelegd behalve de paklijn 14 en de PID-installatie. Ook de BHV organisatie blijft intact.
Bovenstaande incidenten zijn onderzocht door de DCMR. De omvang en ernst van de incidenten leiden op grond van de handhavings- en sanctiestrategie niet tot handhavend optreden.
Jaar
Soort zaak
Overtreding
Actie
2012
25-10-2012
Toezicht/ handhaving
Ontbreken gecertificeerd systeem (verplichting opgenomen in de vergunning)
Voornemen tot het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen
08-01-2013
(vervolg op 25-10-2012)
Toezicht/ handhaving
Zie hierboven. Vanwege overlap gecertificeerd systeem met VBS (veiligheidsbeheersysteem), handhaving op BRZO
Afzien bestuursrechtelijke maatregelen
18-12-2012
Toezicht/ handhaving
Ontbreken dampverwerking op de laad- en losplaatsen
Last onder dwangsom opgelegd
1/9/10/11/16/ 17-10-2012
BRZO inspectie
In BRZO rapportage opgenomen
Bestuursrechtelijke handhaving loopt en/of zal gestart worden
Is er enige instantie die beoordeelt of de voorgenomen reorganisatie bij Odfjell leidt tot een achteruitgang van de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu? Zo nee, loopt de regio Rijnmond dan niet een ongelooflijk groot risico?
De overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het BRZO zien toe op de naleving ervan. Het verscherpte toezicht op Odfjell gaat onverkort door. Een reorganisatie is geen overtreding van het BRZO. Wel is er een verplichting opgenomen in het BRZO dat er een Management of Change (MOC) wordt opgesteld bij een reorganisatie. Hierin wordt o.a. de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu opgenomen. Deze MOC zal door het bevoegd gezag worden beoordeeld.
Wanneer zijn de diktes van de leidingen bij Odfjell voor het laatst fysiek gecontroleerd en is de situatie met betrekking tot de leidingen, die in gebruik zijn, nu veilig?
Bij een bedrijf als Odfjell zijn veel verschillende typen leidingen in gebruik met verschillende inspectieregimes. In oktober is steekproefsgewijs het inspectie beheersysteem van de leidingen geïnspecteerd door het Wabo bevoegd gezag. De dikte van de leiding is hier een onderdeel van geweest. De inspectie bestond uit het inspecteren van installaties, documentenreviews en interviews. Op grond van de BRZO-rapportage wordt bepaald of en welke handhaving wordt ingezet.
Indien klokkenluiders bij Odfjell zich willen inzetten voor een veilige leefomgeving, bij wie kunnen zij zich dan melden en op welke wijze wordt er vertrouwelijk omgegaan met meldingen?
Het staat klokkenluiders vrij om waar dan ook meldingen in te dienen. De verschillende bevoegde gezagen beschikken over regelingen voor klokkenluiders, waar gegarandeerd vertrouwelijk wordt omgegaan met meldingen. Ook zijn meldingen via Meld Misdaad anoniem mogelijk.
Een ieder kan melden bij het Meld- en Informatie Centrum (MIC) van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Indien uit de melding blijkt dat het een klokkenluider betreft, en er mogelijk sprake is van een overtreding, kan het MIC de melding doorzetten naar de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de ILT. De CIE kan onder afscherming van identiteitsgegevens van de melder nader onderzoek doen naar het signaal.
Klokkenluiders bij Odjell kunnen zich melden bij DCMR. DCMR heeft inmiddels een speciale «klokkenluidersregeling» vastgesteld die waarborgt dat informatie van klokkenluiders op een zorgvuldige manier wordt ontvangen en behandeld. Er zijn protocollen voor medewerkers opgesteld en vertrouwenspersonen aangewezen die zorgen voor een goede behandeling van informatie van klokkenluiders.
Het bericht dat rechtszaken te duur worden voor lage inkomens door bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand |
|
Jan de Wit (SP), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het voor duizenden burgers met een laag inkomen bijna onmogelijk wordt gemaakt om hun recht te halen door bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand?1
In het ontwerpbesluit dat aan uw Kamer is voorgelegd bij brief van 22 november 20122 is een deel van de maatregelen die voortvloeien uit de taakstelling van het kabinet Rutte I op de gesubsidieerde rechtsbijstand nader uitgewerkt. Daaruit blijkt dat de toegang tot het recht voor hen die over een laag inkomen beschikken gewaarborgd blijft.
Om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand in de toekomst betaalbaar te houden en rechtsbijstand te kunnen blijven financieren voor wie daarop is aangewezen, is het onvermijdelijk dat het huidige stelsel wordt herzien. Ik heb uw Kamer laatstelijk bij brief van 10 juli 20123 over mijn plannen hieromtrent ingelicht. Ik streef ernaar in het voorjaar van 2013 uw Kamer te informeren over de wijze waarop de stelselvernieuwing verder wordt uitgewerkt.
Van welke organisaties heeft u sinds het publiceren van het Ontwerpbesluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners een reactie ontvangen? Welke voor- en nadelen aan deze voorgestelde maatregelen zijn in deze reacties aangekaart?
Van de volgende organisaties zijn reacties ontvangen: de raad voor rechtsbijstand, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor de rechtspraak, de Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsmediators, de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland en de Vereniging Sociale Advocatuur Amsterdam. Enkele van de voornoemde organisaties hebben hun aan mij gezonden reactie tevens op hun website geplaatst. Puntsgewijs weergegeven komen in de reacties de volgende aandachtspunten naar voren: de kosten voor met name de minst draagkrachtigen, het aanbod en/of de kwaliteit van de rechtsbijstandverleners, de uitvoeringslasten van het stelsel, het incassorisico van advocaten, het recht op vrije advocaatkeuze, vraaguitval doordat rechtzoekenden zelf meer voorwerk doen en meer gebruik maken van zelfhulpmiddelen. In de toelichting bij het ontwerpbesluit zal op de ontvangen reacties worden ingegaan.
Bent u bereid om, na noodkreten van onder andere de Raad voor de Rechtspraak, de quickscan uit te breiden naar een volwaardig onderzoek naar de effecten op de toegang tot de rechter door voorgaande bezuinigingen in samenhang met de thans in het ontwerpbesluit voorliggende bezuinigingsmaatregelen? Bent u bovendien bereid om onderzoek te doen naar de oorzaken van het toegenomen beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand? Zo nee, waarom niet?
De quick scan naar de gevolgen van de bezuinigingen op de rechtsbijstand die ik op verzoek van de leden De Wit en Schouw heb uitgevoerde is inmiddels gereed, en stuur uw Kamer gelijktijdig met deze antwoorden toe. Voor deze quick scan is gebruik gemaakt van reeds beschikbare (ervarings)cijfers en eerder onderzoek. Voor een studie naar de gecumuleerde gevolgen van eerdere bezuinigingen met de maatregelen die thans voorliggen, vormt een quick scan geen geschikt instrument. Hiertoe is onderzoek vereist dat veel dieper graaft dan het materiaal waarover ik thans kan beschikken of op korte termijn de beschikking kan krijgen. Een dergelijk diepgravend onderzoek zou de reikwijdte van een quick scan ver te buiten gaan en aanzienlijk meer tijd vergen.
De meest recente informatie waarover ik beschik met betrekking tot de oorzaken van het toegenomen beroep op de rechtsbijstand, betreft het rapport «De toekomst van de nationale rechtsstaat» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.4 Het rapport noemt met name de toenemende individualisering en juridisering (meer regelgeving) als factoren die leiden tot een toenemend beroep op de rechtspraak en daardoor een groeiende behoefte aan rechtsbijstand.
Deelt u de mening dat het belang van toegankelijke rechtspraak prevaleert boven het financiële belang en dat inwerkingtreding van het ontwerpbesluit niet wenselijk is als de maatregelen tot gevolg hebben dat lage inkomens geen rechtsbijstand meer kunnen betalen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1.
Mensen met een complexe meervoudige zorgvraag |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is het tijdpad voor uitvoering van het rapport van de Denktank Complexe zorg van juni 2012, en hoe ver bent u met de uitvoering daarvan?1
Hoewel de aanbevelingen van de Denktank Complexe zorg voor het merendeel direct aan de sector zijn gericht, heeft mijn ambtsvoorganger besloten de uitvoering van de aanbevelingen te stimuleren. Met het »Actieplan Onvrijwillige Zorg», dat binnenkort naar uw Kamer wordt gezonden, wordt daaraan concreet invulling gegeven. Daarnaast wordt via het wetsvoorstel Zorg en dwang een wettelijke borging gegeven aan de door de Denktank geadviseerde werkwijze. Dit wetsvoorstel ligt in uw Kamer voor ter (verdere) behandeling.
Bent u van mening dat er nu voldoende plaatsen in instellingen beschikbaar zijn voor kinderen en volwassenen met een complexe meervoudige zorgvraag?
Op korte termijn kan niet iedere instelling gegarandeerd adequate leefomstandigheden creëren voor kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking en extreem complexe gedragsproblematiek. In mijn brief van 24 januari 2013 over dit onderwerp heb ik uiteengezet dat hier vaak sprake is van een zeer kwetsbaar evenwicht. Het CCE krijgt jaarlijks circa 20–30 zaken over deze kinderen/jongeren ter adviseren voorgelegd, waarvoor uiteindelijk in de meeste gevallen een plek wordt gevonden. De wachttijd kan echter wel te lang zijn. Ik weet niet hoeveel situaties er zijn van thuiswonende kinderen/jongeren die niet in een instelling zouden kunnen of willen worden opgenomen.
Hoeveel verzoeken krijgt het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) jaarlijks om hulp/ondersteuning/ advies te bieden ten behoeve van mensen met complexe meervoudige zorgvragen? Hoeveel verzoeken vanuit instellingen en hoeveel vanuit ouders? Hoeveel van deze kinderen wonen er reeds in een instelling en hoeveel wonen er nog/weer thuis?
Jaarlijks krijgt het CCE tussen de 1100–1200 aanvragen voor een consultatie, waarvan 70% afkomstig is van zorgaanbieders en 30% van ouders of cliëntvertegenwoordigers. In 2011 waren er 165 aanvragen voor thuiswonenden, grotendeels kinderen en jongeren. Hierbij zij aangetekend dat er bij het merendeel van deze 165 aanvragen geen sprake was van een plaatsingsprobleem. (zie ook antwoord vraag 2).
Stijgt het aantal verzoeken aan het CCE de afgelopen jaren (2011, 2012, 2013)?
In de periode 2010 tot en met 2012 was er sprake van een lichte stijging:
2010: 1112;
2011: 1150;
2012: 1170.
Hoeveel budget is er jaarlijks voor extreme zorgzwaarte (meerzorg), en is dat budget voldoende? Waar kan het budget wel voor worden ingezet en waarvoor niet?
In 2013 bedraagt het budget voor extreme zorgzwaarte (zzp-meerzorg) landelijk € 171 miljoen euro. Deze middelen zijn bestemd om te worden ingezet voor extra uren personele inzet die nodig is voor de begeleiding en behandeling van deze cliënten. De gemiddelde toeslag per cliënt is circa € 60.000 per jaar, met een grote variatie naar onder en naar boven. Deze toeslag komt bovenop het toegekende zorgzwaartetarief.
Heeft het CCE toegang tot alle instellingen om gevraagd en ongevraagd (bijv. op verzoek van ouders) advies te kunnen geven?
Het CCE komt op verzoek van zorgaanbieders of van ouders/cliëntvertegen-woordigers (zie ook vraag antwoord op 3). Volgens opgave van het CCE zijn er geen gevallen bekend waar het CCE de toegang is geweigerd.
Hoeveel meldingen zijn er over complex meervoudig gehandicapten binnengekomen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, en hoeveel meldingen zijn onderzocht?
Bij de Inspectie zijn zowel in 2011 als in 2012 zes meldingen binnengekomen over complex meervoudig gehandicapten met probleemgedrag. In 2013 betreft het vooralsnog één melding. Van deze meldingen zijn er tien in behandeling genomen. Er zijn géén meldingen binnengekomen van cliënten met complexe probleemgedrag in de thuissituatie, waarbij sprake is van plaatsingsproblematiek. Voorts komen bij de Inspectie sporadisch meldingen binnen over (over)plaatsings-problematiek van cliënten met complex probleemgedrag. In 2012 zijn twee signalen binnen gekomen waarbij een instelling zich genoodzaakt zag de zorgverleningsovereenkomst te beëindigen. In voorkomende gevallen adviseert de inspectie de desbetreffende instelling tezamen met collega-instellingen, het CCE en het betrokken zorgkantoor een passende woonplek en eventueel overbruggingszorg te zoeken.
Het bericht dat rijexamens door de sneeuw zijn uitgesteld |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat 1766 rijexamens niet door konden gaan vanwege de sneeuw?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel examens voor het motorrijbewijs er in januari 2013 door de sneeuwoverlast zijn uitgesteld?
Er zijn in totaal 1288 rijexamens voor het motorrijbewijs uitgesteld.
Deelt u de mening dat examens voor het motorrijbewijs die vóór 19 januari 2013 gepland stonden maar uitgesteld zijn door de sneeuwoverlast, toch onder de oude regeling moeten vallen (vanaf 19 januari 2013 treden de nieuwe regels voor het motorrijbewijs in werking, als gevolg van de derde Europese rijbewijsrichtlijn), ondanks het feit dat de examens pas na 19 januari 2013 kunnen worden ingehaald? Zo nee, waarom niet?
Het is juridisch niet mogelijk om na 19 januari 2013 door te gaan met het afnemen van examens en het afgeven van rijbewijzen onder de oude regeling. Dit heeft te maken met de systematiek van het Europese recht. De oude regels zijn vanaf die datum overruled door de regels van de richtlijn en daarmee onverbindend geworden.
Maar ook als een overgangsregeling juridisch wel mogelijk zou zijn geweest, dan zou de uitvoering daarvan zeer complex zijn geworden omdat het rijbewijs uitgiftesysteem volledig geautomatiseerd is. De software zou aangepast moeten worden om een nieuwe doelgroep in het systeem toe te voegen. Dat is een tour de force omdat voorkomen moet worden dat deze systeemaanpassing het reguliere uitgifteproces verstoort. Aan de betrouwbaarheid daarvan worden hoge eisen gesteld, ook omdat het rijbewijs een identificatiebewijs is. Aanpassing van de sofware betekent dan ook het maken van een functioneel ontwerp, bouwen van de aanpassing, testen en een integrale ketentest. Dit kan maanden duren en komt daarmee te laat voor de huidige groep examenkandidaten.
Om de examenkandidaten zoveel mogelijk te accommoderen vóór 19 januari heeft het CBR al in een vroeg stadium maximaal ingezet op goede voorlichting. Zo heeft het CBR sinds begin vorig jaar uitgebreid gecommuniceerd over de nieuwe wetgeving, via de website en rechtstreeks met potentiële examenkandidaten en rijscholen. Daarbij is steeds gewaarschuwd niet te lang te wachten met het reserveren van de praktijkexamens vanwege de grote drukte in de aanloop van de inwerkingtreding van de richtlijn en het risico van slecht weer in januari. Ook heeft het CBR speciale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd met rijschoolhouders, politie en brancheorganisaties. In 2012 hebben zich 72% meer kandidaten voor een examen aangemeld dan in 2011. Het CBR heeft in het laatste half jaar 8000 uur overwerk ingezet om de verwachte piek voor 19 januari op te vangen.
Desondanks ben ik bereid te laten onderzoeken of het mogelijk is de gedupeerde motorrijders financieel tegemoet te komen in de kosten die zij hebben doordat zij onder de nieuwe regeling komende jaren extra examens moeten afleggen ten opzichte van de oude regeling. Ik denk daarbij aan gratis examens. Ik heb het CBR verzocht deze optie op zeer korte termijn verder uit te werken.
Bent u bereid hierover snel duidelijkheid te verschaffen door deze vragen het liefst binnen een paar dagen te beantwoorden?
Ja.
De achterstand van Nederland in de strijd tegen "matchfixing" |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «We liggen ver achter op de criminele netwerken»1 en het bericht «Matchfixing in 50 voetbalcompetities»?2
Ja.
Wat is uw opvatting en oordeel over georganiseerde criminele bendes die hun aandacht verleggen van de drugshandel naar «matchfixing»?
Deze stelling is ons bekend. Het aangekondigde onderzoek van onze ministeries, dat in de zomer van 2013 wordt opgeleverd, zal naar verwachting een beter beeld geven over hoe dit beoordeeld moet worden. In de tussentijd zal vanzelfsprekend alert worden gereageerd op signalen die een strafrechtelijk onderzoek zouden rechtvaardigen. Ik verwijs naar mijn brief (Kamerstuk II 33 296, nr. 5) die ik 8 februari j.l. aan uw Kamer heb verzonden.
Deelt u mening van de voorzitter van de internationale spelersvakbond FIFPro dat voetbalbonden zelf niet in staat zijn om te controleren op «matchfixing»? Zo ja, waarom? Hoe helpt u de bonden hierin concreet? Zo nee, waarom niet?
Matchfixing is een complex fenomeen dat een multidisciplinaire ketenaanpak vraagt. Er is contact tussen de KNVB en de opsporingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat signalen effectief kunnen worden opgevolgd en er gezamenlijk wordt opgetrokken in het geval zich een casus in het Nederlandse voetbal zou voordoen. De modaliteiten en intensiteit van deze samenwerking en die met andere sportbonden zullen echter pas goed kunnen worden vastgesteld wanneer een scherper beeld ontstaat over de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Ik benadruk echter dat er naar aanleiding van de door Europol gepresenteerde zaak geen informatie beschikbaar is gesteld die aanleiding vormt voor een strafrechtelijk onderzoek door het Nederlandse Openbaar Ministerie, afgezien van de hechtenis van een Nederlander waarover ik uw Kamer al eerder had geinformeerd.
Acht u het mogelijk of zelfs aannemelijk dat personen die melding willen maken van signalen van «matchfixing» in de Nederlandse voetbalcompetitie dat niet durven te doen vanwege mogelijk nadelige gevolgen voor hen? Zo ja, hoe kunt u er zorg voor dragen dat potentiële melders van «matchfixing» beschermd worden? Zo nee, waarom niet?
Dit acht ik mogelijk. Om die reden wordt melders in het kader van het onderzoek van onze ministeries via een webenquête en een telefonische meldingsmogelijkheid de mogelijkheid gegeven om anoniem hun verhaal te doen. Of melders daarnaast nog beschermingsmaatregelen nodig hebben en welke dit kunnen zijn zal ik naar aanleiding van de onderzoeksresultaten bezien.
Wanneer wordt duidelijk wanneer het Nederlandse onderzoek naar «matchfixing» precies start?
Het onderzoek is gegund aan een combinatie van de Universiteit Tilburg, de Vrije Universiteit en adviesbureau Ernst & Young en is op 23 januari 2013 gestart.
Welke relevante instellingen, organisaties, instanties en personen worden hierbij betrokken?
Het onderzoek wordt begeleid door een stakeholdersgroep van de ministeries van VWS, VenJ, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, NOC*NSF, de KNVB, FifPro, de Kansspelautoriteit en Europol.
De uitzending betreffende de situatie in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI) Teylingereind en het bericht “Lak aan regels in Teylingereind.“ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending en is het waar wat er in de uitzending wordt gemeld?1
Ja, ik ken de uitzending. Na verificatie bij de betreffende justitiële jeugdinrichting (JJI) blijkt hetgeen wordt gemeld in de uitzending van Pownews op 16 januari 2013 grotendeels niet op feiten te zijn gebaseerd.
Sinds 2010 werken alle JJI’s met de basismethodiek YOUTURN, waarmee gedurende de eerste drie maanden van het verblijf in een JJI voor alle gedetineerde jeugdigen is voorzien in een basisaanbod aan behandeling, gericht op het aanleren van een aantal basisvaardigheden. Voor jeugdigen die langer dan drie maanden in een JJI verblijven, wordt een individueel behandeltraject samengesteld. Afhankelijk van de persoonlijke problematiek (risicofactoren) worden – aanvullend op het basisaanbod – één of meerdere gedragsinterventies ingezet. Van een gebrek aan behandeling is dus geen sprake. De jongen in kwestie, herkend door de inrichting, neemt deel aan vier specifieke gedragsinterventies.
In de periode tussen september 2012 en de uitzending in Pownews op 16 januari 2013 hebben zich drie jeugdigen uit de betreffende JJI, waaronder de jongen uit de uitzending, onttrokken aan hun begeleiding tijdens verlof. Alle drie de jongens zitten reeds geruime tijd weer binnen. Uiteraard is iedere onttrekking er één teveel. Ik ben derhalve met de sector JJI in overleg om het beleid met betrekking tot verlof aan te scherpen.
De invoer, het bezit en gebruik van drank, drugs en wapens en mobiele telefoons in JJI’s is absoluut verboden. Uit navraag bij de betreffende inrichting blijkt dat er softdrugs en mobiele telefoons zijn aangetroffen bij kamercontroles. Dit is uiteraard zeer ongewenst. Er zijn geen aanwijzingen dat het personeel van de betreffende JJI betrokken is geweest bij de invoer van verboden middelen. Reeds vóór de uitzending van Pownews heeft de inrichting de controles aangescherpt om de ongewenste invoer van verboden middelen en goederen beter tegen te gaan.
Kent u het bericht in de Telegraaf van vandaag «Lak aan regels in Teylingereind?2
Ja.
Deelt u de mening dat de controle op het totaalverbod van drug, wapens en telefoons in een JJI in de praktijk kennelijk niet werkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om eindelijk eens jonge criminelen in de hand te houden?
In de JJI’s geldt een totaalverbod op het bezit en gebruik van drugs, wapens en mobiele telefoons. Mijns inziens zijn er voldoende stevige maatregelen om de aanwezigheid van verboden middelen en goederen in JJI’s tegen te gaan. Invoer is echter nooit volledig uit te sluiten. De JJI’s huisvesten de zwaarste categorie probleemjongeren die geneigd zijn de regelgeving in JJI’s te overtreden. Er zullen altijd jeugdigen zijn die er in slagen om de controle en het toezicht op het gebruik en bezit van contrabande te omzeilen. De JJI’s hebben de opdracht om hierop blijvend alert te zijn en extra maatregelen te nemen, indien dit in hun inrichting nodig blijkt.
Deelt u de mening dat er sinds de vorige escalatie in Teylingereind begin 2011 tot op heden niets is veranderd? Zo nee, waarom niet?
Eind 2011 hebben de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) en de Inspectie Jeugdzorg Teylingereind doorgelicht. De aanbevelingen, die in het inspectierapport3 worden benoemd, zijn direct door Teylingereind opgepakt. Dit blijkt te meer uit de bevindingen van de IVenJ tijdens het tussentijds toezicht op 29 november 2012: de IVenJ concludeert dat Teylingereind de verbeterpunten uit het inspectierapport merendeels voortvarend heeft opgepakt.
Op mijn verzoek heeft de IVenJ naar aanleiding van de media-aandacht in 2011 over Teylingereind het aspect drugsontmoediging tijdens het doorlichtingsonderzoek grondig getoetst. De IVenJ concludeert dat er in Teylingereind sprake is van actieve drugsbestrijding die plaatsvindt op basis van het vastgestelde beleid. Naast intensieve controlemaatregelen kunnen jongeren, indien geïndiceerd, deelnemen aan de gedragsinterventie Brains4Use en wordt er aandacht besteed aan de deskundigheidsbevordering op het gebied van middelengebruik van het personeel. Op basis van het bovenstaande zijn er zijn mijns inziens geen gronden om te twijfelen aan de inzet van de inrichting om het alcohol- en druggebruik tegen te gaan.
Heeft u exacte cijfers over het percentage jongeren dat zich weet te onttrekken tijdens verlof en ook welk percentage niet terugkeert? Zo nee, waarom niet?
Het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) en de afdeling Individuele Jeugdzaken van de dienst justitiële inrichtingen (DJI) verstrekken mij de exacte cijfers, zowel van het aantal onttrekkingen alsmede van het aantal jeugdigen dat nadien niet terugkeert. In 2012 was er bij 0,32% van alle verlofbewegingen (zowel begeleid als onbegeleid) sprake van een onttrekking. Twee jeugdigen die zich tijdens verlof hebben onttrokken, zijn nog voortvluchtig. Er bestaan grote vermoedens dat deze twee jeugdigen in het buitenland verblijven.
Deelt u de mening dat elke onttrekking er één teveel is? Zo nee, waarom niet?
Uiteraard is iedere onttrekking er één teveel.
Deelt u de mening dat begeleiders van verlof altijd en beter beveiligd moeten worden, aangezien het jongeren steeds weer lukt tijdens hun verlof te ontsnappen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertoe nemen? Wat vindt u van een broekstok?
Na een analyse van de meest recente onttrekkingen, zoals aangekondigd in mijn antwoorden van 30 oktober 2012 op de Kamervragen van de leden Van der Steur en Van der Burg (beiden VVD)4, ben ik van mening dat aanscherping van het verlofbeleid wenselijk is. Ik heb de sector JJI verzocht de mogelijkheden hiertoe nader uit te werken en hierop actie te ondernemen. Over de maatregelen en de effecten daarvan zal ik de Kamer vóór het zomerreces van 2013 informeren.
De bevoegdheid van het inzetten van een broekstok is toegekend aan de directeuren van de JJI’s en de selectiefunctionarissen van de afdeling Individuele Jeugdzaken van DJI. Beide functiegroepen zijn nadrukkelijk gewezen op het toepassen van dit veiligheidsmiddel bij het verlaten van de inrichting. Een structurele inzet van de broekstok acht ik niet wenselijk. Verlof maakt deel uit van de behandeling en vormt het «oefenterrein» voor de jeugdige ter voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij. Zodoende draagt het verplichten van een broekstok niet bij aan de doelstelling van (planmatig) verlof. Zoals nu reeds het geval is, worden de risico’s tijdens verlof ingeperkt door het treffen van noodzakelijk beveiligingsmaatregelen. Of de inzet van een broekstok hiervan deel uitmaakt, hangt af van de individuele casus.
Bent u bereid nu voor echte maatregelen te zorgen, zodat er voor eens en altijd een einde komt aan het bezit van drugs, wapens en telefoons in JJI’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer en welke concrete maatregelen gaat u nemen?
Mijns inziens zijn er voldoende stevige maatregelen om de aanwezigheid van verboden middelen en goederen in JJI’s tegen te gaan. Met het beschikbare pakket aan maatregelen heb ik het vertrouwen dat de aanwezigheid van contrabande in de inrichtingen geminimaliseerd is en acht ik verdere aanscherping van het beleid niet nodig. Wel heb ik de sector JJI verzocht nog scherper toe te zien om de naleving van het beleid.
Het bericht ‘Megasalaris van 180.000 euro voor adviseur thuiszorgorganisatie ZuidZorg’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Megasalaris van 180.000 euro voor adviseur thuiszorgorganisatie ZuidZorg»?1
Ja.
Waarom werd deze oud-bestuurder aangesteld als adviseur? Was de volledige Raad van Bestuur niet in staat om zijn werk goed te doen?
Zoals in het bericht is vermeld, is de uitleg van Zuidzorg: «Met V zaten we vast aan bestaande afspraken, ook al werd hij adviseur. Als we daar niet mee ingestemd zouden hebben, moesten we waarschijnlijk een dure exitpremie betalen.»
Desgevraagd bevestigt Zuidzorg dat en vult aan dat de continuïteit van diverse vastgoeddossiers en het beheersen van financiële risico’s ermee was gebaat dat nog iemand met de specifiek daarvoor benodigde kennis zich er nagenoeg voltijds mee bezig hield. Ik kan uiteraard niet beoordelen of hetgeen Zuidzorg aangeeft juist is.
Verder wijst Zuidzorg er op dat de topinkomens inmiddels binnen de geldende normen zijn gebracht. Daar ben ik het uiteraard hardgrondig mee eens.
Is het waar dat hier sprake is van «bewust beleid», zoals in het artikel te lezen is? Wat vindt u ervan dat deze thuiszorgorganisatie bewust 180.000 euro over de balk smijt?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het van de zotte is dat deze graaier zoveel geld opgestreken heeft voor een parttime functie?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoeveel adviezen heeft deze adviseur gegeven? Hoeveel euro is dat dus gemiddeld per advies? Wat vindt u van deze prijzen?
Desgevraagd laat Zuidzorg weten dat de specifieke expertise van betrokkene goed van pas is gekomen om enkele lopende dossiers te kunnen afsluiten. Daarvoor was een nagenoeg voltijdse beschikbaarheid en inzet nodig. Volgens Zuidzorg liep de organisatie aanzienlijke ook financiële risico’s, die tot extra kosten voor Zuidzorg hadden kunnen leiden wanneer de aanvullende inzet van betrokkene met zijn expliciete dossierkennis niet op deze manier was geregeld. Uiteraard kan ik niet beoordelen of hetgeen Zuidzorg aangeeft juist is.
Hoeveel procent van het totale budget van deze thuiszorgorganisatie is opgegaan aan overheadkosten? Hoe verhoudt dit zich tot het landelijk gemiddelde?
Zuidzorg geeft zelf aan dat het ten opzichte van de Actiz Benchmarkrapportage 2010 geen afwijkend beeld laat zien, dat wil zeggen een overhead van circa 15%.
De aankoop door de Rijksgebouwendienst (RGD) van een kantoorpand in Den Haag |
|
Paulus Jansen (SP), Ronald van Raak (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Rijk koopt pand van klager Eurojust»1 en «Haags vastgoedbedrijf buigt voor Eurojust»?2 Kloppen de beschreven feiten?
Wat is het bedrag dat het Rijk heeft betaald voor het pand? Hoeveel vierkante meter bruto vloeroppervlakte (m2 BVO) beslaat het pand?
Hoeveel m2 BVO aan kantooroppervlakte staat er binnen de gemeente Den Haag momenteel leeg en is in bezit van het Rijk?
Hoe verhoudt de in bovengenoemde berichten vermelde aankoop zich met de afspraken in het kader van het convenant «aanpak leegstand kantoren»? Hoe verhoudt de aankoop zich met de volgende uitspraak van de minister van Infrastructuur en Milieu: «Het is noodzakelijk dat we de leegstand van kantoren aanpakken. Dat kan alleen als overheid en bedrijfsleven de handen ineen slaan en over individuele belangen heen stappen. Ik heb er het volste vertrouwen in dat provincies, gemeenten en regionale marktpartijen hun verantwoordelijkheid zullen nemen om dit ambitieuze convenant – met maatwerk op regionaal niveau – te laten slagen»?3
Welke visie en/of doelstellingen zijn er door de convenantpartijen geformuleerd voor de regio Den Haag met betrekking tot de bestaande voorraad leegstaande kantoren, nieuwe ontwikkeling en regionale programmering? Als deze nog niet geformuleerd zijn; op welke termijn wordt deze afspraak uit het convenant gerealiseerd?
Wat zijn de concrete plannen van de RGD met het pand aan de Johan Frisolaan? Kan onderbouwd worden dat deze plannen niet realiseerbaar waren binnen de bestaand voorraad aan beschikbaar (leegstaand) vastgoed dat in het bezit is van het Rijk?
Kan de Kamer een overzicht ontvangen van alle kantoren in Den Haag die eigendom zijn van het Rijk en de plannen om – conform de afspraken in het kader van het convenant aanpak leegstand kantoren – deze kantoren zo snel mogelijk weer een nuttige bestemming te geven?
Het bericht dat dhr van der V. op interim-basis toetreedt tot de raad van bestuur van het Kennemergasthuis |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u van het bericht dat dhr. van der V. op interim-basis toetreedt tot de raad van bestuur van het Kennemergasthuis?1
De Raden van Toezicht zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van bestuurders, ook in het geval van het Kennemergasthuis. Ik heb daar geen mening over.
Is de inschatting correct dat dhr van der V. voor zijn werk bij het Kennemergasthuis, net als bij zijn eerdere aanstelling als interim-bestuurder bij Orbis, 600.000 euro per jaar ontvangt?2
Daar hebben we nog geen kennis van. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Krijgt dhr van der V. bovenop zijn jaarinkomen extra vergoedingen? Zo ja, welke, en hoe hoog zijn deze vergoedingen?
De transparantie van de inkomens van de leden van de Raden van Bestuur van zorginstellingen is zodanig geregeld dat die in het jaarverslag moeten worden verantwoord. Het jaarverslag-2013 verschijnt in de eerste helft van 2014. Wanneer blijkt dat er in het Gasthuis sprake is van een overtreding van de WNT dan zal de accountant daar, uiterlijk bij zijn beoordeling van dat jaarverslag, melding van maken. Ik heb nu geen reden om te veronderstellen dat het Kennemergasthuis zich niet aan de WNT gaat houden.
Is de inschatting juist dat dhr van der V. met name aangetrokken is om het Kennemergasthuis financieel gezond te maken? Gaat u er vanuit dat dhr van der V. daarom genoegen neemt met een beperkte beloning? Bent u van mening dat de beloning van dhr van der V. beperkt is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ken noch de overwegingen van de heer Van der V. om er te solliciteren, noch de overwegingen van de Raad van Toezicht om juist hem uit te kiezen.
Bent u van mening dat de bezoldiging van dhr van der V. bijdraagt aan het financieel gezond maken van het Kennemergasthuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben onvoldoende thuis in de bedrijfsvoering van het Kennemergasthuis om daar een antwoord op te kunnen geven. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Hoeveel geld uit de zorgruif heeft dhr van der V. in deze en eerdere functies op zijn bankrekening kunnen bijschrijven?
U zult er ongetwijfeld begrip voor hebben dat ik deze vraag niet kan beantwoorden.
Bent u van mening dat dhr van der V. met dit bedrag een prototype graaier is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de invoering van de WNT heeft de wetgever een heldere norm vastgesteld wat het maximuminkomen is dat maatschappelijk verantwoord wordt geacht voor topfunctionarissen in de publiek en de semipubliek sectoren. In het Regeerakkoord zijn afspraken neergelegd over een nieuwe, lagere norm.
Blijft u bij de stelling dat de bezoldiging van een interim-bestuurder een afweging betreft van de instelling zelf, waarvoor u niet verantwoordelijk bent? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De honorering van de leden van de Raden van Bestuur is een verantwoordelijkheid van de Raden van Toezicht binnen de grenzen van zowel de WNT als de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg).
Valt dhr van der V., net als alle zorgbestuurders, onder de Wet normering topinkomens? Zo nee, waarom niet?
Ja, kort gezegd: zodra hij langer dan 6 maanden interim-bestuurder is. Is deze periode korter en is de aanstelling anders dan op een arbeidsovereenkomst, dan is dat niet het geval. De exacte formulering staat in artikel 2.1, lid 4 van de WNT.
Bent u van mening dat ook een interim-bestuurder als dhr van der V. onder deze wet zou moeten vallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u de garantie geven dat er bij de reorganisatie van het Kennemergasthuis geen gedwongen ontslagen vallen? Is er al een sociaal plan? Zo nee, wanneer is dat te verwachten? Vallen daarbij gedwongen ontslagen? Zo ja, hoeveel?4
Het bestuur van het Kennemergasthuis is verantwoordelijk voor de organisatie en dus ook voor de reorganisatie van het ziekenhuis. Ik heb daar geen rol in.
Heeft de voorgenomen fusie tussen het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis gevolgen voor het aantal ziekenhuislocaties? Is er sprake van mogelijke sluiting van locaties? Zo ja, welke?5
De NMa heeft de fusie op 16 november 2012 goedgekeurd. Het is mij niet bekend of er sprake is van sluiting van locaties. De Raad van Bestuur van het gefuseerde ziekenhuis is verantwoordelijk voor de organisatie van het ziekenhuis en haar verschillende locaties.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat er draagvlak is onder de bevolking en personeel voor de fusie tussen het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het belangrijk dat cliënten en personeel zorgvuldig worden betrokken bij een fusieproces. Met het wetsvoorstel waarmee ik de regels voor zorgspecifieke fusietoetsing aanscherp met de betrokkenheid van cliënten en personeel, faciliteer en stimuleer ik de verplichte fusie-effectrapportage.
Is er al een behoefteonderzoek gedaan naar het aanbod van ziekenhuislocaties onder de bevolking? Zo ja, wat bleek uit dat onderzoek? Zo nee, waarom laat u een dergelijk onderzoek achterwege?
Het is mij niet bekend of er een behoefteonderzoek onder de bevolking is uitgevoerd. Het is aan de zorginstelling om te bepalen of een dergelijk onderzoek wenselijk is.
Welke rol heeft zorgverzekeraar Achmea bij deze fusie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit het Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, nr. 7332/384 over de zaak Spaarne Ziekenhuis – Kennemer Gasthuis, kon Achmea onder voorwaarden instemmen met de fusie.
Van Achmea heb ik vernomen dat zij zich in het begin van het fusietraject terughoudend heeft opgesteld over de fusie, omdat onduidelijk was op welke termijn de inhoudelijke verbetering en doelmatigheidswinst die uit fusie voortvloeit, gerealiseerd zou worden. Nadat Achmea afspraken met beide ziekenhuizen had gemaakt over onder andere kwaliteit en doelmatigheid, kon Achmea de fusie ondersteunen.
Achmea beoordeelt de fusie positief vanuit het perspectief van haar verzekerde en de voordelen die de fusie de verzekerde oplevert. Volgens Achmea zal de gefuseerde entiteit makkelijker aan toekomstige minimum volumenormen kunnen voldoen en daardoor deze zorg kunnen blijven aanbieden in de regio. Achmea meent daarnaast dat de fusie schaalvoordelen biedt, waardoor de zorg doelmatiger geleverd kan worden.
Achmea heeft een convenant met de ziekenhuizen gesloten waarin de te behalen doelmatigheidswinst en de termijn waarop dat moet leiden tot lagere prijzen, is vastgelegd. Achmea ziet de fusie daardoor ook als een positieve prikkel voor de ziekenhuizen in de regio in het kader van de mededinging
Hoe staat het met de contractering van het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis door zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Kennemergasthuis en het Spaarneziekenhuis voeren aparte contractonderhandelingen met de zorgverzekeraars. Twee grote zorgverzekeraars hebben inmiddels met het Spaarneziekenhuis overeenstemming bereikt over een contract voor 2013. Tenminste één grote verzekeraar heeft inmiddels met het Kennemergasthuis overeenstemming bereikt over een contract voor 2013.
Het bericht dat België Europese bijstandsfraudeurs uitzet |
|
Roland van Vliet (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «België zet bijstandsfraudeurs uit»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Kunt u naar aanleiding van dit bericht aangeven hoeveel EU-onderdanen gedurende de afgelopen vijf jaar uit Nederland zijn verwijderd wegens geconstateerde bijstandsfraude en/of het niet voldoen aan het inkomensvereiste? Zo nee, waarom niet?
In 2012 is gestart met een aangescherpt beleid ten aanzien van EU-burgers die niet voldoende middelen hebben om te voorkomen dat zij een beroep doen op het sociale bijstandsstelsel. Het gaat hierbij zowel om overlastgevende EU-burgers als om EU-burgers die een onredelijk beroep op de bijstand doen. De IND heeft in 2012 tot en met oktober in totaal 70 keer het verblijfsrecht van EU burgers op deze gronden beëindigd. Indien het verblijf wordt beëindigd, dient de EU-burger Nederland te verlaten. Ten aanzien van EU-burgers die niet vrijwillig terugkeren en de vertrektermijn is verlopen en geen rechtelijke procedures (meer) lopen, is gedwongen terugkeer aan de orde. In 2012 is dit tot en met oktober in 10 gevallen gebeurd.2
Kunt u tevens aangeven welke nationaliteiten de betreffende uitgezette EU-onderdanen hebben? Zo nee, waarom niet?
Het betrof EU-burgers met de Griekse, Italiaanse, Poolse, Roemeense en Tsjechische nationaliteit.
Hoeveel EU- onderdanen ontvangen momenteel in Nederland een bijstandsuitkering? Hoe is dit te rijmen met het inkomensvereiste en daardoor geen beroep mogen doen op de openbare kas?
Volgens informatie van het CBS ontvingen ultimo 31 december 2011 in totaal 4260 personen jonger dan 65 jaar, die een andere EU-nationaliteit hebben dan de Nederlandse, een bijstandsuitkering.
Bij personen ouder dan 65 jaar met een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) betreft het een aantal van 1150.3
Ten aanzien van de vraag hoe dit te rijmen is met het inkomensvereiste en het daardoor geen beroep mogen doen op de openbare kas geldt het volgende. EU-burgers die rechtmatig in Nederland wonen behoren tot de kring van rechthebbenden van de Wet werk en bijstand (WWB). Het enkel beschikken over een rechtmatig verblijfsrecht alhier is niet voldoende, men moet ook ingezetene van Nederland zijn. Tevens geldt dat gedurende de eerste drie maanden van verblijf (de zogenaamde vrije termijn) een EU-burger géén recht op bijstand heeft. EU-burgers die als werkzoekenden naar Nederland zijn gekomen, hebben geen recht op bijstand zolang zij niet in Nederland hebben gewerkt. Ook niet wanneer zij langer dan drie maanden in Nederland verblijven.
Indien EU-burgers langer dan drie maanden rechtmatig in Nederland willen verblijven, dienen zij te voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 van de richtlijn 2004/38. Hierbij geldt onder meer dat zij moeten voldoen aan het middelenvereiste. Dit betekent dat zij dienen te beschikken over voldoende middelen van bestaan om te voorkomen dat zij een beroep doen op het sociale bijstandsstelsel. Op grond van artikel 14, derde lid, van deze richtlijn leidt een beroep op de bijstand, indien de EU-burger hier langer verblijft dan drie maanden, echter niet automatisch tot verblijfsbeëindiging.
Of na een beroep op bijstand door een EU-burger tot verblijfsbeëindiging kan worden overgegaan, hangt af van een individuele belangenafweging. Indien de gemeente twijfelt of het ontvangen van de bijstand gevolgen heeft voor het verblijfsrecht en dit voorlegt aan de IND, dan toetst de IND het verblijfsrecht. De IND hanteert hierbij een glijdende schaal, waarbij geldt dat hoe korter de EU-burger hier rechtmatig verblijf heeft gehad en naarmate het beroep op de bijstand voortduurt, hoe groter de kans dat het verblijfsrecht kan worden beëindigd.
Indien het beroep op de bijstand leidt tot verblijfsbeëindiging, dient de EU-burger Nederland te verlaten. Bij voorkeur zelfstandig, desnoods gedwongen.
Wat doet u om er zorg voor te dragen dat EU-onderdanen en andere vreemdelingen die aan een inkomensvereiste moeten voldoen nimmer een bijstandsuitkering kunnen ontvangen?
Zoals in antwoord op vraag vier is aangegeven, is het beëindigen van het verblijfrecht als gevolg van een beroep op bijstand geen automatisme, maar vergt het een individuele belangenafweging, waarbij aan de bepalingen van de richtlijn zoals verwerkt in het Vreemdelingenbesluit wordt getoetst. Indien daartoe aanleiding bestaat wordt aan artikel 8 EVRM getoetst. Het is belangrijk dat zo snel en effectief mogelijk de eventuele gevolgen van het beroep op bijstand voor het verblijfsrecht door de IND kunnen worden vastgesteld. De IND heeft vorig jaar bij wijze van experiment samen met de gemeente Vaals afspraken gemaakt met betrekking tot versnellen van informatie-uitwisseling. Inmiddels is de IND ook met de gemeente Rotterdam in contact om het proces van bijstandsverlening en de gevolgen daarvan voor het verblijfsrecht verder te stroomlijnen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in het Algemeen Overleg Arbeidsmigratie van 17 januari 2013 toegezegd om de Kamer voor de zomer te informeren over de resultaten van de experimenten. Deze aanpak past binnen het kabinetsbeleid om een aanzuigende werking van ons sociale zekerheidsstelsel te voorkomen.
De verdeling van topsportgelden door NOC*NSF |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Toptienambitie maakt meer stuk dan de sport lief is»? Kloppen de feiten, zoals beschreven in deze reconstructie over de herverdeling van topsportgelden door NOC*NSF?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
De feiten als het gaat over welke takken van sport wel of geen geld krijgen kloppen.
Wat vindt u er van dat diverse takken van sport de klos zijn, met als gevolg dat in deze «minder kansrijke» sporten minder mogelijkheden zijn voor talenten zich te ontwikkelen en dat topsportprogramma’s worden beëindigd? Is het eigenlijk wel realistisch om nu al voor 2016 en 2020 in te schatten of in een bepaalde sport wel of geen Olympische medailles behaald zouden kunnen worden? Zijn deze sporten eigenlijk wel «minder kansrijk»?
De sportbonden hebben op de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF van januari 2012 met grote meerderheid ingestemd met de Sportagenda 2013–2016, waarin deze keuze voor de top-10 ambitie en focusgedachte is vastgelegd. Ik beschouw dit als een verantwoordelijkheid van de sport, die door mij wordt ondersteund.
Met de focus top 10 wordt geïnvesteerd in kansrijke sporten voor nu en in de toekomst. Vanwege de toenemende internationale concurrentie is het maken van keuzes de enige kans om de top 10 ambitie te realiseren.
Van NOC*NSF begrijp ik dat het realistisch is om de kansrijkheid voor 2016 en 2020 nu al in te schatten. De weg naar het podium duurt voor sporters gemiddeld acht jaar en er bestaat in de sportwereld nu al een beeld in welke sporten mogelijk succes behaald kan worden en welke sporters daarin kunnen gaan presteren in 2016 en 2020.
Welke gevolgen heeft deze herverdeling voor de in het artikel genoemde sporten, zoals badminton, waterpolo, ijshockey, wielrennen, atletiek, volleybal, cricket, synchroonzwemmen en schoonspringen?
Een aantal van de genoemde sporten zal na een afbouwregeling geen middelen meer ontvangen voor de financiering van hun topsportprogramma’s. Dit geldt voor badminton, waterpolo heren, ijshockey, atletiek (deels), cricket, synchroonzwemmen en schoonspringen. Waterpolo dames, atletiek (sprint en meerkamp) en 5 wielrendisciplines behoren wel tot de focussporten.
De sporten die buiten de focus vallen, ontvangen van NOC*NSF zijde een afbouwregeling gebaseerd op de LOTTO-basisfinanciering. Verder komt een aantal topsportonderdelen in aanmerking voor een afbouwsubsidie van VWS. Vanaf 2015 ontvangen de programma’s buiten de focus geen topsportmiddelen meer.
Wat vindt u er van dat bij veel sportbonden het beeld bestaat dat het medailleklassement heilig is verklaard, en dat scoren in 2016 en 2020 belangrijker is dan het in stand houden van programma’s waarin jarenlang is geïnvesteerd met het oog op de toekomst? Wat is uw visie hierop?
Zoals gezegd hebben de sportbonden zelf met grote meerderheid ingestemd met de top-10 ambitie en de focusgedachte.
Naar ik begrijp van NOC*NSF is het proces van herverdeling van de topsportmiddelen op basis van de uitgangspunten in de sportagenda op een transparante en objectieve manier verlopen.
Wat is uw mening over dit specifieke besluitvormingsproces, waarop ook vanuit diverse sportbonden stevige kritiek klinkt?
De kritiek van individuele sportbonden is met name het gevolg van teleurstelling over de consequenties van de focus voor hun eigen programma’s. En dat is ook logisch, aangezien het besluit voor de topsportprogramma’s van de betreffende bond ingrijpend kan zijn.
In het verlengde van de nieuwe Sportagenda 2013–2016 hebben de sportbonden tijdens de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF ingestemd met de optimalisatie van de governance rondom de verdeling van de collectieve middelen. Het beoordelings- en besluitvormingsproces over de verdeling van de Top 10-middelen is door NOC*NSF vooraf naar alle bonden gecommuniceerd. Alle door de sportbonden ingediende plannen zijn besproken en beoordeeld. Daarnaast is er een inhoudelijke toets uitgevoerd door een onafhankelijk Expertpanel. Verder is dit procesmatig getoetst door een Auditcommissie. Op een transparante manier is op deze wijze inzicht gegeven in de beheersstructuur en checks and balances.
Wat vindt u van de steeds breder klinkende kritiek dat NOC*NSF te ver is doorgeschoten in het streven om olympische medailles te halen? Wat is uw standpunt over de gekozen verdeling, waarbij het gevolg van investeringen in een select aantal sporten er toe leidt dat een aantal andere sporten (nagenoeg) niets meer krijgt?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 4.
Erkent u dat er ook talentvolle (toekomstige) topsporters kunnen opbloeien in een bond die niet (altijd) de medaillekandidaten levert? Zo ja, wat vindt u ervan dat die (toekomstige) topsporters niet kunnen rekenen op onze nationale sportkoepel? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik heb aangeven bij mijn antwoord op vraag 2, is er binnen de top 10 ambitie nadrukkelijk aandacht voor talentontwikkeling. Binnen de focus is er aandacht voor talentprogramma’s. Toekomstige topsporters die deze programma’s volgen presteren nu nog niet op voldoende niveau, maar de verwachting bestaat dat deze talenten van nu in de toekomst (2020 en verder) medailles kunnen halen.
Er is bovendien ruimte voor maatwerk: talenten die zelf goed presteren, maar waarvan de topsportprogramma’s van de bonden niet meer worden gefinancierd, kunnen nog steeds ondersteund worden. Daarnaast blijven in een aantal programma’s, die buiten de focus vallen, wel de talent statussen van toepassing en blijft een talent in aanmerking komen voor sommige faciliteiten en voorzieningen. Ook zullen de investeringen in de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) op niveau blijven.
Hoe verhoudt de politieke wens tot het komen tot een Olympisch niveau en klimaat zich tot de keuze van NOC*NSF om juist minder bonden aan te merken als potentieel Olympisch?
Bij de top-10 ambitie wordt geïnvesteerd in kansrijke sporten, zowel Olympisch, niet Olympisch (zoals korfbal, baseball, bridge en dammen) en Paralympisch.
De focus binnen de topsport past mijns inziens goed binnen de ambitie van het Kabinet om de Nederlandse Sport op Olympisch niveau te brengen. Hierbij zijn onze topsporters belangrijke rolmodellen voor de maatschappij en kunnen ze jong en oud inspireren en stimuleren om te gaan sporten en bewegen. Zoals Epke Zonderland die veel kinderen inspireert om aan de rekstok te hangen en Marlou van Rhijn die kinderen met en zonder handicap aanzet om lid te worden van de atletiekvereniging.
Het is toch waar dat het realiseren van het stipendium juist tot doel had om jonge talenten in staat te stellen om – niet financieel belemmerd – tot de top te klimmen? Wat vindt u ervan dat het ene talent anders wordt behandeld dan het andere talent, enkel en alleen vanwege de sportkeuze?
Doel van de stipendiumregeling is het creëren van een inkomensvoorziening voor fulltime topsporters met een minimaal internationaal prestatieniveau in een door NOC*NSF erkende topsportdiscipline.
Het stipendium wordt vanaf 2013 gekoppeld aan de focusgedachte. Dit betekent inderdaad dat er topsportdisciplines zijn, die niet binnen deze nieuwe focus vallen. Dat kan voor sommige stipendium sporters betekenen, dat zij (na een afbouwperiode van een half jaar) geen stipendium meer krijgen, indien ook de prestaties achterwege blijven. Voor die sporters en talenten die wel goed presteren in de betreffende disciplines is er ruimte voor individueel maatwerk zodat ook zij in aanmerking kunnen komen voor een stipendium.
Welke rol ziet u voor zichzelf, als minister die verantwoordelijk is voor Sport, in de discussie over het verdelen van geld bestemd voor topsport, mede in het licht van de mogelijkheden voor talentontwikkeling en stimulering van de breedtesport?
De herverdeling van de topsportmiddelen staat los van de middelen die geïnvesteerd worden in de breedtesport onder meer via het programma Sport en Bewegen in de Buurt en via de middelen die de bonden voor sportparticipatie ontvangen vanuit LOTTO-middelen.
Vanaf 2013 ondersteun ik de top-10 ambitie in financiële zin door een belangrijk deel van de topsportmiddelen van VWS (met uitzondering van de middelen voor doping, evenementen en stipendium) in één subsidie aan NOC*NSF beschikbaar te stellen. Hierdoor leg ik de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het topsportbeleid bij de sport, de partij die hier primair over gaat. Ik stuur op hoofdlijnen en door de gebundelde aanpak worden de administratieve lasten voor zowel VWS als de bonden flink verminderd.
Bij het verlenen van de subsidie maak ik wel een aantal afspraken met NOC*NSF, over o.a. monitoring en evaluatie en het ontsluiten van kennis richting breedtesport.
Bent u bereid in gesprek te gaan met NOC*NSF en de mogelijkheden te bespreken of een andere herverdeling, waardoor weer meer sporten aanspraak zouden maken op toekenning van topsportgeld, mogelijk en wenselijk is? Zo niet, waarom niet?
Nee. Zie mijn antwoorden bij de voorgaande vragen.
De verplaatsing van de inwoners van Kamp New Iraq (voormalig Kamp Ashraf) naar Kamp Hurriya |
|
Harry van Bommel (SP), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u de berichtgeving in The Sunday Telegraph over de verplaatsing van de inwoners van Kamp New Iraq (voormalig Kamp Ashraf) naar Kamp Hurriya?1
Ja.
Klopt de bewering uit het artikel dat de leefomstandigheden in het kamp zeer slecht zijn? Zo ja, hoe verhoudt deze constatering zich tot eerder verstrekte informatie dat de voorzieningen voldoen aan de voorwaarden van de VN?
De leefomstandigheden in Kamp Hurriya op het gebied van water, voedsel en elektriciteit voldoen aan de voorwaarden van de Verenigde Naties (VN). Geïnteresseerde partijen, waaronder de Nederlandse ambassade in Bagdad, worden door de VN voorzien van de rapportages, met fotomateriaal, van de inspecties die dagelijks worden uitgevoerd door de VN en de bewoners van het kamp.
Klopt de bewering uit het artikel dat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR) in een intern rapport aangaf niet te kunnen waarborgen dat Kamp Hurriya zou voldoen aan de door de VN gestelde standaarden?
Nee. De vertegenwoordiger van UNHCR heeft op 30 januari 2012 in een intern document (zgn. Technical Assessment) verklaard dat het kamp voldeed aan de internationale en VN-standaarden die voor dit soort kampen gelden.
Hoe beoordeelt u de rol van Martin Kobler, Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris Generaal van de VN voor Irak, in dit proces?
Sinds zijn aantreden als Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN (SRSG) in oktober 2011 heeft de heer Kobler veel tijd en energie besteed aan de situatie rondom de kampen Ashraf en Hurriya. SRSG Kobler rapporteert uitgebreid en frequent aan de internationale gemeenschap en werkt hard aan het vinden van een oplossing voor de bewoners.
Kunt u aangeven in hoeverre de verplaatsing van Kamp New Iraq naar Kamp Hurriya is afgerond? Kunt daarbij aangeven hoeveel mensen op dit moment nog verblijven in Kamp New Iraq en wat er met hen zal gebeuren?
In voormalig Kamp Ashraf ronden nog circa 100 personen de verkoop van de eigendommen van de Mujahedin e Khalq Organisation (MKO) af. Van de 3066 huidige bewoners van Kamp Hurriya zijn er 1839 door UNHCR geïnterviewd. Tot nu toe hebben 1390 van hen volgens UNHCR behoefte aan internationale bescherming. Over 449 personen is nog geen besluit genomen. De resterende 1293 personen moeten nog geïnterviewd worden.
UNHCR hoopt op drie manieren mensen uit het kamp onderdak te kunnen bieden in derde landen. Ten eerste streeft UNHCR naar terugname door derde landen van personen die (verlopen) documenten van deze landen hebben. De tweede mogelijkheid is hervestiging en de derde optie is (tijdelijke) toelating in derde landen voor die personen die niet in aanmerking komen voor terugname of hervestiging.
Welke vorderingen zijn er inmiddels gemaakt met het vaststellen van de vluchtelingenstatus van de inwoners van de kampen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de zorgen omtrent de behandeling van de bewoners van de kampen? Zo ja, op welke manier zet u zich internationaal en in uw contacten met Irak in om de positie van de inwoners te verbeteren?
De woonomstandigheden van de inwoners van Kamp Hurriya voldoen aan de voorwaarden van de VN. In contacten met de Iraakse overheid benadrukt Nederland het belang om dit zo te houden.
De sterke stijging van het aantal failliete kinderdagverblijven in 2012 |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat in 2012 zes maal zoveel kinderdagverblijven failliet zijn gegaan?1
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling dat de bezuinigingen in de kinderopvang de belangrijkste reden is voor de sluitingen?
Ik zie drie verschillende ontwikkelingen die bijdragen aan de stijging van het aantal sluitingen in de kinderopvangsector. De bezuinigingen zijn er daar één van, maar het aantal faillissementen is door meerdere oorzaken gestegen. Daarbij is de oorzaak van een faillissement in de regel een combinatie van factoren.
De stijging van het aantal faillissementen is ten eerste onderdeel van een algemene stijging van het aantal faillissementen. De crisis zorgt voor moeilijke tijden in de hele economie, ook in de kinderopvang. Daarnaast zijn ouders de afgelopen jaren meer gaan betalen voor de kinderopvang. Een gevolg daarvan is dat ouders opnieuw nadenken over het gebruik van opvang. Tot slot is in 2012 het aantal vestigingen in de dagopvang en buitenschoolse opvang gestegen. Dit leidt tot meer concurrentie tussen kinderopvanginstellingen in de sector.
Bent u voornemens te onderzoeken wat de redenen zijn voor de sterke stijging van het aantal faillissementen?
Hierboven heb ik drie ontwikkelingen geschetst die een belangrijke rol spelen in de stijging van het aantal faillissementen in de kinderopvang. Een verder onderzoek acht ik niet noodzakelijk.
Deelt u de zorgen over de werkgelegenheid in de kinderopvangsector? Zo ja, welke maatregelen kunt en wilt u nemen om de werkgelegenheid in de kinderopvangsector te stimuleren?
Ja. Een daling van het aantal kinderen dat naar de opvang gaat, heeft onvermijdelijk ook gevolgen voor de werkgelegenheid. Tegelijkertijd zie ik dat er nog steeds nieuwe instellingen bijkomen in de dagopvang en buitenschoolse opvang. Hiermee wordt nieuwe werkgelegenheid gecreëerd in de kinderopvangsector. De werkgelegenheid in de kinderopvangsector hangt uiteindelijk af van het aantal kinderen dat gebruik maakt van opvang. Door te zorgen dat kinderopvang een toegankelijke voorziening blijft voor ouders, wordt ook de werkgelegenheid in de kinderopvangsector geborgd.
Wat is uw reactie op de stelling dat veel ouders hun kinderen van de kinderopvang halen, omdat de economische situatie hen daartoe dwingt?
Ouders met jonge kinderen hebben, zoals iedereen, te maken met de gevolgen van de economische situatie. Ouders zullen door de economische situatie opnieuw naar de kosten van kinderopvang kijken en mogelijk de combinatie arbeid en zorg anders invullen. Ook bij deze groep zullen sommigen hun baan kwijt zijn geraakt de afgelopen tijd. De economische situatie zal hierdoor zeker effect hebben op het gebruik van kinderopvang. In het tweede kwartaal van 2013 zal ik een analyse aan de Kamer sturen over het structurele dan wel incidentele karakter van de daling in het gebruik van kinderopvang. Hier zal ik ook aandacht besteden aan het effect van de economische situatie op het gebruik van opvang.
Deelt u de zorg over de mogelijkheden van ouders om met inzet van kinderopvang te kunnen blijven of gaan werken? Bent u het er mee eens dat de arbeidsparticipatie in Nederland niet mag lijden onder de bezuinigingen op de kinderopvang?
Ik vind het belangrijk dat ouders in staat zijn te blijven werken. Hiervoor is kwalitatief goede en financieel toegankelijke kinderopvang essentieel. Ouders zijn door de bezuinigingen de afgelopen jaren meer gaan betalen voor het gebruik van kinderopvang. De meest recente cijfers over de arbeidsparticipatie van vaders en moeders met jonge kinderen laten echter een stabiel beeld zien. Ik heb daarom op dit moment geen reden om aan te nemen dat ouders niet meer kunnen blijven of gaan werken.
Bij het doorvoeren van zulke grote bezuinigingen op de kinderopvang is het niet te voorkomen dat het effect zal hebben op de arbeidsparticipatie. De maatregelen van de afgelopen jaren zijn dusdanig vormgegeven dat het effect op de arbeidsparticipatie beperkt is. Eerder is berekend dat de totale bezuiniging in 2012 en 2013 gepaard gaat met een daling van de arbeidsparticipatie van 0,1%.
Bent u bereid de problematiek in de kinderopvangsector en de problemen voor ouders die wegens de economische situatie geen gebruik kunnen maken van kinderopvang, in te brengen in het overleg met de sociale partners over de sociale agenda?
Ik ben bereid kinderopvang in het reguliere overleg met de Stichting van de Arbeid te bespreken, indien daar van de kant van sociale partners behoefte aan bestaat.
het bericht dat premier David Cameron van het Verenigd Koninkrijk op vrijdag 18 januari 2013 een speech zal geven in Nederland met als onderwerp Europa |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat premier David Cameron van het Verenigd Koninkrijk vrijdag een speech zal geven in Nederland met als onderwerp Europa?1
Ja.
Heeft u of uw departement overleg gevoerd over een mogelijke aanwezigheid van u bij de speech van de heer Cameron in Amsterdam?
Op 17 januari heeft premier Cameron besloten de toespraak over Europa die op 18 januari in Nederland gehouden zou worden, uit te stellen vanwege de gijzeling in Algerije.
Aanwezigheid van een lid van de regering bij de toespraak was niet voorzien.
Het bilaterale werkoverleg dat voorafgaand aan diens toespraak zou plaatsvinden, is hiermee ook komen te vervallen. Op de agenda stonden de Europese onderwerpen zoals de meerjarenbegroting en een aantal buitenlandpolitieke en bilaterale onderwerpen.
Zal er een lid van de Nederlandse regering aanwezig zijn bij zijn speech in Amsterdam?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de laatste keer geweest dat een belangrijk Europees leider een belangrijke speech hield over de toekomst van Europa in Nederland en er geen lid van de regering aanwezig was?
Het is geen kabinetsbeleid dat er bij een toespraak van Europese leiders te allen tijde een lid van de regering aanwezig is. Het komt vaker voor dat een buitenlandse regeringsleider of vertegenwoordiger van een internationale organisatie in Nederland een toespraak houdt waarbij geen lid van de regering aanwezig is.
Is de constatering dat u niet aanwezig zult zijn bij deze speech waar? Kunt u deze keuze toelichten, mede in het licht van de vriendschap tussen u en de heer Cameron, die u in een video voor de verkiezingen betitelde als vriend? Bent u nog steeds zijn politieke vriend?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u een ontmoeting en gesprek met de heer Cameron tijdens zijn bezoek aan Nederland? Zo ja, waar vindt de ontmoeting plaats en over welke onderwerpen gaat uw gesprek?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de berichten juist dat u de boodschap van Cameron ten aanzien van Europa deelt? Zo nee, waar zitten volgens u de belangrijkste verschillen?
Zoals hierboven vermeld heeft de heer Cameron de toespraak uitgesteld, zodat de regering geen reactie kan geven op de inhoud ervan. In zijn algemeenheid geldt dat het Verenigd Koninkrijk een belangrijke partner voor Nederland is en dat beide landen op veel terreinen van Europese samenwerking nauw samenwerken.
Kunt u aangeven wat u van de inhoud van de speech van de heer Cameron vindt? Op welke punten zult u gezamenlijk met hem optrekken en op welke punten niet?
Zie antwoord vraag 7.
Mag uit uw afwezigheid bij deze belangrijke speech de conclusie worden getrokken dat u meer afstand neemt van het Britse standpunt ten aanzien van de Europese Unie, waar u eerder «perfect samen optrok»?
Nee. Zoals gezegd, is de inhoud van de toespraak mij niet bekend.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval voor 22 januari 2013 om 12.00 uur?
Ja.
Bloedkolen uit Colombia |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Bloedkolen uit Colombia»1 en het artikel «Die Türen stehen weit offen»2 in Der Freitag3?
Ja.
Is het waar dat kolencentrales op Nederlandse bodem samen 8,5 miljoen ton per jaar verbruiken en dat daarvan 2,3 miljoen ton uit Colombia komt? Klopt het dat Colombia meer dan 90% van haar steenkolenproductie exporteert en dat de Europese Unie de belangrijkste afnemer van Colombiaanse kolen is?
Nederland importeerde in 2011 7,4 miljoen ton steenkool, waarvan ongeveer 50% uit Colombia komt. Volgens de officiële cijfers van het Sistema de Información Minero Colombiano (SIMCO) produceerde Colombia in 2011 85,8 miljoen ton steenkool, waarvan het 81,2 miljoen ton exporteerde (94,7% van de totale productie). Colombia exporteerde 40,9 miljoen ton steenkool naar de Europese Unie, ofwel 50,3% van zijn totale export.
Is het waar dat bijna 100% van alle kolen in Colombia wordt gewonnen door vijf buitenlandse bedrijven (BHP Billiton, Anglo American, Xstrata, Glencore en Drummond)? Klopt het dat circa tweederde van alle steenkool gewonnen wordt door Europese multinationals? Klopt het dat deze bedrijven relatief weinig belasting (hoeven te) betalen aan Colombia?
De genoemde bedrijven wonnen in de belangrijkste Colombiaanse productiegebieden 86% van de totale steenkoolproductie (SIMCO). Aangezien de bedrijven in wisselende consortia werken die bovendien bestaan uit bedrijven uit verschillende landen, kan niet met nauwkeurigheid worden aangegeven welk deel van de Colombiaanse steenkool door Europese multinationals wordt gewonnen.
Buitenlandse investeerders in de Colombiaanse mijnbouwsector profiteren van een gunstig belastingregime: op de sector zijn enkele specifieke fiscale en douanevoordelen van toepassing.
Wat is uw reactie op de volgende beschreven misstanden bij de kolenwinning in Colombia:
Ik heb kennis genomen van bovenstaande misstanden die in de artikelen worden geschetst. Ik ben me ervan bewust dat zich rond de winning van Colombiaanse steenkool problemen hebben voorgedaan op het gebied van veiligheid, mensenrechten en arbeids- en vakbondsrechten. Ook nu staat de sector nog altijd voor grote uitdagingen op deze terreinen.
Primair ligt er op dit vlak een verantwoordelijkheid bij de Colombiaanse overheid om er voor te zorgen dat internationale verdragen, internationaal erkende normen en nationale wetgeving op de genoemde vlakken worden verankerd en gehandhaafd. Vermeende misstanden die niet in lijn zijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen kunnen gemeld worden bij het Colombiaanse Nationaal Contact Punt. Dit neemt niet weg dat bedrijven eveneens een verantwoordelijkheid dragen op basis van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Om die verantwoordelijkheid invulling te geven laten Nederlandse bedrijven die steenkool importeren uit Colombia periodieke audits uitvoeren, waarin ook sociale en milieuaspecten worden beoordeeld. In het kader van de steenkooldialoog worden tussen de deelnemende mijnbouwbedrijven, energiebedrijven, vakbonden en NGO’s verdere afspraken gemaakt om deze audits uit te voeren.
In het initiatief Better Coal werken de energiebedrijven aan Europese afspraken over een gezamenlijk audit-protocol. Indien de steenkooldialoog en Better Coal op afzienbare tijd werkbare afspraken gaan vastleggen en uitvoeren, zal dit de beste basis leggen voor toekomstige verbeteringen.
Deelt u de mening dat duurzame winning van steenkolen een prioritair thema zou moeten zijn in de relatie tussen Nederland en Colombia? Zo ja, hoe komt dit tot uiting in de activiteiten die de Nederlandse ambassade in Colombia ontplooit? Welke gevolgen zullen de bezuinigingen op de posten hebben voor inzet op deze thema’s als duurzaamheid?
De bevordering van duurzame handel tussen Colombia en Nederland is één van de Nederlandse prioriteiten m.b.t. Colombia. In het kader van de Nederlandse steenkooldialoog werken energiebedrijven, mijnbouwbedrijven en maatschappelijk middenveld aan het versterken van de ketenverantwoordelijkheid van de steenkool verwerkende bedrijven in Nederland. De ambassade ondersteunt de steenkooldialoog bij zijn activiteiten in Colombia en zet zich met middelen uit de Transitiefaciliteit in voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nederland is momenteel voorzitter van de Voluntary Principles on Security and Human Rights, een dialoog over veiligheid en mensenrechten tussen overheden, bedrijven in de extractieve en energiesector en NGO’s. Nederland is voornemens ook het Colombiaanse Comité Minero-Energético (CME) te ondersteunen bij de implementatie van de Voluntary Principles bij bedrijven in de extractieve sector in Colombia.
Hoe beoordeelt u het voorstel van energiebedrijven om op geaggregeerde wijze bekend te maken uit welke mijnen zij steenkool betrekken, zonder dat zij informatie over de specifieke leveranciers van steenkolen vrijgeven? Moet, bij dergelijke misstanden, ethische overwegingen niet prevaleren boven bedrijfseconomische overwegingen?
Ik zie het begrip «due diligence» als belangrijkste uitgangspunt voor de invulling van ketenverantwoordelijkheid door bedrijven. Dat wil zeggen dat bedrijven mogelijke risico’s op schendingen van milieu of mensenrechten in de keten in kaart brengen en beleid voeren om deze risico’s te voorkomen of te verminderen. De energiebedrijven hebben hier invulling aan gegeven door samen te werken in de steenkooldialoog en Better Coal. Binnen deze initiatieven wordt gewerkt aan gezamenlijke afspraken om genoemde risico’s te voorkomen of te verminderen. Hierdoor vergroten zij hun invloed in de keten om veranderingen te bewerkstelligen.
De energiebedrijven hebben op geaggregeerd niveau bekend gemaakt uit welke mijnen zij inkopen. Zij sluiten daarbij individueel niet uit dat zij bij mijnen inkopen die ter discussie staan en accepteren daarmee de daaruit voortvloeiende individuele ketenverantwoordelijkheid. Deze transparantie volstaat in dit stadium als basis voor verdere stappen. Wanneer de eerdergenoemde afspraken die de energiebedrijven onderling hebben gemaakt om risico’s van schendingen van milieu en mensenrechten te voorkomen dan wel te verminderen niet worden ingevuld zoals redelijkerwijs van verantwoorde bedrijven mag worden verwacht, zouden de energiebedrijven individueel bekend moeten maken bij welke mijnen zij inkopen. Zij moeten dan individueel kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid.
Nuon heeft een lijst gepubliceerd van de belangrijkste landen die steenkool leveren aan de Nederlandse markt, inclusief een lijst van de mijnen die het meest exporteren naar de Nederlandse markt. Deze stappen laten zien dat de energiebedrijven zich bewust zijn van hun ketenverantwoordelijkheid.
Ik wil graag van de energiebedrijven horen hoe zij de voortgang van de steenkooldialoog en hun deelname aan het Better Coal initiatief zien. Om die reden nodig ik hun CEO’s uit voor een gesprek. Tijdens dit gesprek zal de verdere ambitie op het vlak van transparantie ook aan bod komen.
Wat is de stand van zaken van de kolendialoog? Wat is uw reactie op de constatering in het eerstgenoemde artikel dat «tweeënhalf jaar later er nog niets concreets uit deze gesprekken is voortgekomen en de import van de bloedkolen gewoon verder gaat»?
De dialoog loopt nog. Op dit moment heeft de steenkooldialoog de volgende resultaten geboekt:
Hoe beoordeelt u de initiatieven op het gebied van transparantie die binnen de steenkolendialoog zijn genomen en waarover de Kamer eerder werd geïnformeerd? Deelt u de mening dat op het gebied van transparantie de afgelopen jaren onvoldoende vooruitgang is geboekt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Zo ja, bent u bereid zich in te zetten voor volledige transparantie van Europese en Nederlandse energiebedrijven? Hoe zult u dit bevorderen? Welke afspraken zijn hierover gemaakt in het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Colombia?
Zelfregulering op basis van dialoog zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 6,8 en 7 heeft mijn voorkeur. In het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Colombia en Peru zijn afspraken gemaakt over handel en duurzaamheid. Als zodanig bevat het vrijhandelsakkoord geen afspraken over transparantie van energiebedrijven over hun productieketen.