Een bushalte die wordt betaald met WMO-geld |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Acht u het wenselijk dat er een bushalte in Krabbendijke wordt betaald met geld dat bedoeld is voor zorg?1
De verantwoordelijkheid die gemeenten hebben op basis van de Wmo kent negen resultaatgebieden en is daarmee breder dan alleen het verstrekken van voorzieningen, zoals huishoudelijke hulp en woningaanpassingen. Gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; opvoedondersteuning; het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; het bieden van maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van huiselijk geweld; het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg; en het bevorderen van verslavingsbeleid. Om de Wmo uit te voeren ontvangen gemeenten budget via het Gemeentefonds. Dit budget is – binnen de kaders van de wet – vrij besteedbaar. Het college legt verantwoording af over het gevoerde Wmo-beleid en de inzet van het budget in de Gemeenteraad. Het is primair aan de Gemeenteraad om te oordelen of de inzet van middelen wenselijk is.
Desalniettemin heb ik navraag gedaan bij de gemeente Reimerswaal. Uit de informatie die ik heb ontvangen is mij gebleken dat er nog geen besluitvorming in de Gemeenteraad heeft plaatsgevonden en dat het budget ook nog niet is besteed. Het college heeft € 15.000 gereserveerd voor de aanleg van een bushalte. Op dit moment is er geen bushalte waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan voor alle schoolkinderen in Krabbendijke die van de bus gebruik willen maken en waardoor de bus niet toegankelijk is voor kinderen met een beperking die het regulier onderwijs bezoeken. De Gemeenteraad zal moeten beoordelen of deze uitgave bijdraagt aan de doelstellingen van de Wmo, zoals prestatieveld 1 (het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten) of prestatieveld 5 (het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem).
De gemeente heeft de Wmo-raad geïnformeerd over het reserveren van het budget voor het aanleggen van een bushalte. In een eerste reactie heeft de Wmo-raad aangegeven dit project ook als Wmo taak te zien. De gemeente Reimerswaal heeft benadrukt dat de Wmo-raad ook bij het verdere proces wordt betrokken, voordat tot definitieve besluitvorming wordt overgegaan.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid zou ik het onwenselijk vinden, als blijkt dat budget dat bedoeld is voor de doelstellingen van de Wmo voor andere doeleinden wordt ingezet, terwijl mensen die aangewezen zijn op ondersteuning door de gemeente (kwalitatief) onvoldoende zijn ondersteund. Op basis van de voor mij beschikbare informatie heb ik echter geen aanwijzingen dat hiervan in Reimerswaal sprake is. De gemeente scoort een 7,7 op cliënttevredenheid en in 2013 zijn er naar aanleiding van besluiten door het college zeven bezwaarschriften ingediend bij 743 besluiten van het college. Er zijn geen beroepsprocedures gestart.
Welke mogelijkheden zijn er om gemeenten in Nederland tot de orde te roepen die geld, bestemd voor huishoudelijke verzorging, rolstoelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen, besteden aan andere doeleinden?
Ingrijpen gebeurt alleen als wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als besluiten in strijd zijn met het recht of algemeen belang. In die gevallen kan ik zo nodig en uiteindelijk gebruikmaken van de instrumenten indeplaatsstelling of schorsing en vernietiging. Bij indeplaatsstelling ingeval van taakverwaarlozing kan ik een taak overnemen als een gemeente een medebewindstaak verwaarloost. Bij schorsing en vernietiging kan de Kroon besluiten een besluit van een gemeente dat in strijd is met het recht of het algemeen belang te schorsen of te vernietigen. Dit gebeurt bij koninklijk besluit. Om te bepalen of tot toepassing van deze instrumenten wordt overgegaan, kan ik gebruik maken van de zogenoemde «interventieladder». Deze bestaat uit oplopende stappen: beginnend met signaleren, informatie opvragen via bestuurlijk overleg tot en met het definitief toepassen van het instrument indeplaatsstelling of schorsing en vernietiging. Zoals uit het antwoord op uw eerste vraagt blijkt is dit in het geheel niet aan de orde.
Welke maatregelen gaat u nemen om situaties zoals in Krabbendijke in de toekomst te voorkomen? Ziet u mogelijkheden om het wetsvoorstel over maatschappelijke ondersteuning aan te passen zodat dergelijk situaties in de toekomst onmogelijk worden?2
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is er in het geval van Krabbendijke geen sprake van «een situatie». Verder is het oordeel over het gevoerde Wmo-beleid en de inzet van het budget primair en ten principale een aangelegenheid van de Gemeenteraad van Reimerswaal. Dit heeft nog niet tot besluitvorming geleid.
Het kabinet werkt op dit moment aan de vormgeving van een tijdelijke wet deelfonds sociaal domein. De middelen die per 1 januari 2015 worden overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo 2015, worden geoormerkt en verstrekt via een nieuw en tijdelijk begrotingsartikel in het Gemeentefonds (deelfonds sociaal domein) en kunnen vrij worden besteed aan de taken in het sociaal domein zoals vastgelegd in de afzonderlijke wetten. Dit betekent dat het voor gemeenten ook in de toekomst mogelijk is om uitgaven te doen ten behoeve van de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Deze doelstelling heb ik expliciet in de definitie van maatschappelijke ondersteuning opgenomen, in lijn met de doelstellingen van het VN verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het inzetten van dit budget voor andere lokale bestedingsdoelen (zoals wegen en water of het verstrekken van bijstandsuitkeringen) is straks niet meer toegestaan. De vormgeving van het tijdelijk deelfonds sociaal domein sluit daarmee aan bij de motie Van ’t Wout en Bergkamp3.
Welke gemeenten besteden het WMO-budget niet aan de daarvoor bedoelde doeleinden? Kunt u een overzicht verstrekken van deze gemeenten met daarbij het budget dat aan andere doeleinden is uitgegeven?
Ik beschik niet over de door u gevraagde informatie.
De Gelderse voorkeur voor afschot boven hekken |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «GS: Zo min mogelijk wildrasters op de Veluwe»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de uitspraak van de gedeputeerde in strijd is met de Flora- en Faunawet, waarin is bepaald dat ontheffingen slechts kunnen worden verleend «wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat» (artikel 68, lid 1)? Zo nee, waarom niet?
De bedoelde uitspraken laat ik voor rekening van de gedeputeerde. De provincies zijn immers verantwoordelijk voor het beheer van de populaties van in het wild levende dieren. Zij maken hun afweging binnen de kaders die de Flora- en faunawet daarvoor stelt.
Deelt u de mening dat de uitspraken van de gedeputeerde in strijd zijn met de Flora- en faunawet, die uitgaat van het principe dat dieren in het wild zoveel mogelijk met rust moeten worden gelaten en waarin is bepaald dat schadelijke activiteiten voor flora en fauna in beginsel verboden zijn (zorgplicht artikel 2 en artikel 9 FFW)?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u het wettelijke uitgangspunt dat preventieve middelen ter voorkoming van schade en overlast door in het wild levende dieren per definitie voorrang zouden moeten krijgen boven afschot? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik onderschrijf dat het wettelijke uitgangspunt is dat een ieder verplicht is nadelige gevolgen voor planten of dieren zoveel mogelijk te beperken, voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd.
Bent u bereid de gedeputeerde aan te spreken op het feit dat de wet als uitgangspunt kent dat het verboden is een in het wild levend dier te doden of te verwonden en dat slechts afschot kan plaatsvinden waar andere middelen falen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zal de gedeputeerde hier niet op aanspreken. De gedeputeerde maakt zijn eigen afweging binnen de kaders van de Flora- en faunawet.
Deelt u de mening dat hekken een vorm van preventie kunnen vormen om schade en overlast te voorkomen en hoe beoordeelt u in dat kader de uitspraken van de gedeputeerde, die aangeeft altijd een voorkeur te hebben voor afschot boven preventie?
«Onthekken», waardoor ecologische verbindingen tussen leefgebieden van soorten kunnen ontstaan en leefgebieden juist vergroot kunnen worden, acht ik in het algemeen gunstig voor de ontwikkeling van soorten. Het is aan de provincie om de afweging te maken tussen enerzijds maatregelen als «onthekken» en anderzijds het zo goed mogelijk voorkomen van schade en overlast.
Hulp aan terugkerende jihadisten |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht ««Polderjihadisten op de vlucht voor geweld»?1
Ja.
Klopt het dat de gemeente Arnhem een teruggekeerde islamitische terrorist gaat helpen met werk of een studie?
Van elke (gesignaleerde) teruggekeerde jihadstrijder maakt de AIVD een dreigingsinschatting. Het Openbaar Ministerie (OM) bekijkt per geval of strafrechtelijk onderzoek mogelijk is. Parallel hieraan geeft de burgemeester in de lokale driehoek een specifieke aanpak vorm, met het doel de potentiële dreiging die van een teruggekeerde jihadist uit kan gaan te verminderen. In elk individueel geval geven de betrokken lokale professionals effectieve invulling aan deze aanpak, waarbij zij alle mogelijke bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen inzetten om de potentiele dreiging van terugkerende jihadstrijders in te dammen. In het belang van de aanpak kan ik geen mededelingen doen over concrete gevallen.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld 3, acht ik het creëren van aanvullende administratieve detentiemogelijkheden ten behoeve van terrorismebestrijding voorshands niet noodzakelijk. Het OM beschikt over voldoende wettelijke instrumenten om in de daarvoor in aanmerking komende gevallen strafrechtelijk op te treden. Zo is het mogelijk een persoon al bij verdenking van een terroristische misdrijf in bewaring te stellen, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Daarnaast zijn er diverse relevante bestuurlijke maatregelen voorhanden, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het kunnen bevriezen van financiële tegoeden. In het kader van de maatwerkaanpak kan het in een enkel geval wenselijk en verstandig zijn te helpen re-integreren om daarmee de dreiging die van radicalisering en geweld uitgaat te verminderen.
In hoeverre deelt u de visie dat jihadisten die terugkeren uit o.a. Syrië niet beloond dienen te worden met hulp maar keihard aangepakt moeten worden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u ervoor zorgen dat al het jihadistentuig wordt opgepakt, vastgezet en gestraft, liefst middels administratieve detentie? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat transportbedrijven zwarte lijsten hanteren voor parkeerplaatsen |
|
Eric Smaling , Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat transportbedrijven zwarte lijsten hanteren voor plaatsen waar chauffeurs niet mogen stoppen vanwege de grote kans om slachtoffer te worden van criminaliteit?1 Zo ja, kunt u aangeven om welke locaties het gaat? Zo nee, bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met de transportbranche?
Ja.
Op ambtelijk niveau zijn we reeds in gesprek met de transportbranche. Het analyseren van routes en parkeerplaatsen door transportondernemers vindt plaats op grond van eigen ervaringen van de transportondernemer en naar aanleiding van informatie die beschikbaar wordt gesteld door het Landelijk Team Transportcriminaliteit van de nationale politie en de brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland zoals een overzicht van de parkeerplaatsen langs een autosnelweg waar de meeste diefstallen hebben plaatsgevonden. Ik beschik echter niet over de genoemde zwarte lijsten.
Deelt u de mening dat een chauffeur bij elke parkeerplaats zou moeten kunnen parkeren zonder verhoogd risico te lopen op diefstal van zijn lading?
De parkeerplaatsen langs het hoofdwegennet bieden een basisniveau aan veiligheidsvoorzieningen. Daarnaast zijn er private initiatieven op het onderliggend wegennet, waar soms een hoger beveiligingsniveau wordt aangeboden. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Rijkswaterstaat, de Stichting Secure Lane en Centrum voor Veiligheid en Criminaliteitspreventie werken samen om gemeenten en marktpartijen te stimuleren deze parkeervoorzieningen in te richten en te exploiteren. Het doel is om binnen Nederland tot meer voldoende en veilige parkeerplaatsen te komen.
Welke actie gaat u ondernemen om de forse stijging van het aantal ladingdiefstallen het afgelopen jaar de kop in te drukken?
Sinds 2011 werken 13 publieke en private partijen met elkaar aan de bestrijding van transportcriminaliteit. Er zijn verschillende vormen van preventie geïntroduceerd, waaronder een waarschuwingsregister voor de sector, training van de chauffeurs en voorlichtingsactiviteiten voor transportondernemers.
Voor de aanpak van ladingdiefstallen wordt publiek privaat samengewerkt aan onder andere een barrièremodel dat in juni 2014 wordt afgerond. Van belang is dat betrokken partijen de komende periode verder werken aan de uitbouw en borging van de bestaande aanpak van deze criminaliteit. De basis hiervoor wordt momenteel gelegd in het kader van een breder publiek-privaat samenwerkingsprogramma dat gericht is op de aanpak van criminaliteit tegen bedrijven. De aanpak van deze vorm van criminaliteit heeft ook de volle aandacht van de politie en het OM.
Kunt u een overzicht geven van het aantal ladingdiefstallen van de afgelopen vijf jaar, per jaar uitgesplitst?
Ja.
Hieronder een overzicht van registraties van de afgelopen 5 jaar waarbij alléén lading is weggenomen of een poging daartoe is gedaan. De cijfers zijn afkomstig uit het datasysteem dat in gebruik is bij het Landelijk Team Transportcriminaliteit van de nationale politie. In 2009 werd nog geen onderscheid gemaakt tussen het aantal pogingen en voltooide feiten. De Landelijke Eenheid van de nationale politie werkt blijvend aan het optimaliseren van gegevens. Vanaf 2010 wordt gebruik gemaakt van een nieuwe database waardoor verschillen ontstaan in vergelijking met eerdere rapportages. Naast aangiften wordt het landelijk beeld verrijkt met cijfers van meldingen die bij het Loket Transportcriminaliteit worden gedaan.
Het betreft hier (pogingen tot) ladingdiefstal uit voertuigen bestemd voor logistieke doeleinden met een maximale massa groter dan 3.500 kg (bestelwagens zijn uitgesloten) of uit een zeecontainer.
Poging tot ladingdiefstal
Onbekend
269
292
118
189
Ladingdiefstal voltooid
onbekend
523
476
169
243
Bent u bereid om in samenspraak met de transportsector een actieplan op te stellen om de kans op ladingdiefstal te beperken en de Kamer hierover voor de zomer te informeren?
In het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) is transportcriminaliteit benoemd als vast thema in de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven. Onder regie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt gezamenlijk gewerkt aan een concreet actieplan waarbij de aanpak van ladingdiefstallen centraal staat. Hiermee houden we de positieve ervaringen van de publiek private samenwerking in de aanpak van transportcriminaliteit uit het convenant Aanpak criminaliteit in de transportsector vast. Dit betekent dat we in de toekomst de samenwerking in de aanpak van transportcriminaliteit gaan voortzetten en verstevigen daar waar nodig. Ik verwacht Uw Kamer hierover deze zomer te kunnen informeren.
Het bericht dat de luistercijfers van het publieke radiostation FunX niet openbaar zijn |
|
Ton Elias (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Alleen maar goed nieuws»?1
Ja
Hoeveel edities van FunX zijn er en hoeveel frequenties zijn daarvoor in handen van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
Er bestaan vijf edities van FunX: één landelijke editie (onder verantwoordelijkheid van de NPO) en vier lokale edities (onder verantwoordelijkheid van de verschillende lokale omroepen in de vier grote steden). De landelijke editie is te ontvangen via analoge en digitale kabel, internet, DAB+ en satelliet. Voor de landelijke editie beschikt de NPO niet over FM-(ether)frequenties. De lokale edities zijn te ontvangen via FM-etherfrequenties en analoge kabel in de vier grote steden en via het internet.
De NPO is alleen verantwoordelijk voor de landelijke editie en de bijbehorende distributie via kabel, internet, DAB+ en satelliet. De lokale edities en de distributie hiervan vallen onder de verantwoordelijkheid van de lokale omroepen in de vier grote steden. Hiermee past de organisatie van de programmering binnen de bedoeling van artikel 2.147, tweede lid sub e van de Mediawet 2008. Dit artikel bepaalt dat de Meerjarenbegroting van de NPO ook een beschrijving bevat van de samenwerking tussen de landelijke en lokale publieke media-instellingen.
Kunt u bevestigen dat in de zomer van 2012 is toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het oordeel van het Commissariaat voor de Media inzake de constructie die de NPO hanteert? Wat is er sindsdien met deze informatie gebeurd?
Ja. In mijn brief over de Mediabegroting 2013 van 27 november 2012 heb ik uw Kamer bericht naar aanleiding van mijn toezegging.2 Aanleiding voor deze toezegging was de zorg dat met de nieuwe werkwijze van FunX met de NPO er mogelijk sprake zou zijn van oneigenlijke toevoeging van FM-frequenties aan het frequentiepakket van de landelijke publieke omroep. Het Commissariaat voor de Media heeft toen laten weten dat er sprake is van een mediawettelijke bepaling (art. 2.70 Mediawet 2008) die een dergelijk oneigenlijk gebruik verhindert. Daarnaast heeft het Commissariaat bevestigd ook in de toekomst de vinger aan de pols te zullen houden.
De nieuwe werkwijze is ingegaan per 1 januari 2013. Inmiddels is er ruim een kalenderjaar mee gewerkt. Het Commissariaat heeft geen aanleiding gezien om hierover opmerkingen te maken.
Is het waar dat de luistercijfers van FunX niet openbaar zijn gemaakt? Zo ja, waarom niet?
De beluistering van FunX wordt nu niet gemeten in het Nationaal Luisteronderzoek (NLO). Het klopt dat er geen cijfers openbaar zijn gemaakt, om de eenvoudige reden dat deze cijfers er niet zijn. Het NLO heeft hierover in juni 2013 informatie op zijn website gepubliceerd, te vinden op www.nationaalluisteronderzoek.nl/pers_en_publiciteit.html .
Eerdere inspanningen om de doelgroep van FunX voldoende vertegenwoordigd te krijgen in het luisteronderzoek hebben helaas onvoldoende resultaat opgeleverd. Er was weliswaar een toename gerealiseerd van jongeren met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond in het panel van het NLO, maar deze bleek niet voldoende voor een representatieve vertegenwoordiging van deze groepen. Daarom hebben de NPO en het NLO besloten FunX niet op te nemen in het NLO.
Overigens geldt dit niet alleen voor FunX, maar ook voor andere zenders met specifiekere doelgroepen of programmering: deze kunnen minder goed binnen het NLO gemeten worden. Het NLO heeft daarom in de tweede helft van 2013 bepaald dat dit soort zenders aanvullend onderzoek kunnen doen met goedkeuring van NLO, mits dit onderzoek aan specifieke voorwaarden voldoet.
De NPO heeft hierop meteen een onderzoeksopzet ontwikkeld voor onderzoek onder de FunX-doelgroep. Deze voldoet aan de voorwaarden van NLO. Het onderzoek zelf loopt inmiddels en wordt uitgevoerd door Motivaction. De NPO (voor de landelijke editie) en de vier lokale omroepen (voor de lokale edities) zullen extern communiceren over de resultaten van dit onderzoek. Er zullen dit jaar dus luistercijfers over FunX openbaar gemaakt worden. Deze zijn echter op een andere manier verkregen dan de reguliere NLO-cijfers, zoals hierboven omschreven, maar wél erkend door het NLO.
Overigens teken ik aan dat wanneer een zender niet adequaat valt te onderzoeken in het NLO, bijvoorbeeld vanwege de specifieke doelgroep waarop deze zich richt, dat daarmee dan niet is gezegd dat een dergelijke zender niet in een behoefte voorziet. Het een staat los van het ander.
Deelt u de mening dat bij een transparante overheid ook een transparante publieke omroep hoort, die aangeeft welke zender welke luistercijfers oplevert? Zo ja, wat bent u van plan te doen aan het niet openbaar maken van de luistercijfers van FunX?
Ja, deze mening deel ik. Zoals ik hierboven heb beschreven, komen de NPO en de lokale omroepen later dit jaar met luistercijfers over FunX. De NPO heeft mij bevestigd dat de landelijke editie van FunX integraal onderdeel uitmaakt van zijn audiostrategie. Daarom zal de NPO zich over FunX zoveel mogelijk op dezelfde wijze verantwoorden als over de andere radiozenders.
Het bericht dat gemeenten thuiszorg per veiling kopen |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Vindt u het ook zo schokkend dat zeker 35 gemeenten de zorg voor 1,5 miljoen mensen per veiling opkopen? Zo nee, waarom niet?1
Ik neem aan dat de vragenstelster doelt op het bericht over hoe sommige gemeenten huishoudelijke hulp willen organiseren. De vraag of het veilen van mensen verantwoord is wekt de suggestie dat dit het geval zou zijn. Die suggestie is op geen enkele grond gebaseerd en werp ik verre van mij. Vooropgesteld; veilingen of andere vormen van aanbesteding of gunning waarbij alleen de prijs leidend is, acht ik ongewenst en zijn niet in lijn met het kabinetsbeleid, met de huidige Wmo en de nieuwe Wmo. Welke inkoopmethode men ook hanteert, deze zal altijd moeten passen binnen de wettelijke kaders.
Ik heb mij naar aanleiding van het krantenartikel breed laten informeren door betrokken partijen, waaronder Stipter en enkele gemeenten die gebruik maken van de webapplicatie van Stipter. De in het artikel genoemde dienst biedt een digitaal platform waar aanbieders aan gemeenten offertes kunnen uitbrengen voor ondersteuning aan individuele burgers. Het veilingelement bestaat eruit dat iedere aanbieder zijn geoffreerde prijs binnen een vastgestelde tijdsperiode kan aanpassen in reactie op nieuwe (betere) offertes van andere aanbieders. Zodra een burger in aanmerking komt voor ondersteuning dan kan deze cliënt aangeven met welke gecontracteerde aanbieders hij/zij niet en wel te maken wil hebben. Deze voorkeur wordt vastgelegd, maar niet bekend gemaakt aan de aanbieders.
Deelt u de mening dat het veilen van mensen onmenselijk en onverantwoord is? Zo ja, bent u bereid per direct deze veiling te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitleggen waarom het in Nederland toegestaan is om mensen te veilen? Zou u het prettig vinden als uw familieleden, die zorg nodig hebben, geveild worden voor de laagste prijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom accepteert u klakkeloos dat gemeenten zo maar zorg kunnen inkopen op de laagste prijs, en niet meer kijken naar goede kwalitatieve zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
De huidige Wmo en het wetsvoorstel Wmo 2015 bevatten wettelijke waarborgen voor een goede kwaliteit. Zo is in het eerste lid artikel 9a van de huidige Wmo geregeld dat het college van burgemeester en wethouders voortdurend zorg draagt voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning. In het tweede lid van artikel 9a wordt voorts geregeld dat indien het verlenen van maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht dat het college van burgemeester en wethouders daarbij de kwaliteit en de continuïteit waarborgt van de maatschappelijke ondersteuning.
Daarnaast geldt dat waarborgen voor goede kwaliteit ook in het wetsvoorstel Wmo 2015 goed zijn verankerd. Zo wordt in artikel 2.1.1, tweede lid, voorop gesteld dat de gemeenten de eerstverantwoordelijk zijn waar het gaat om het stellen van regels over en het handhaven van de kwaliteit van de ondersteuning. In artikel 2.6.6. is geregeld dat bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Ook in artikel 3.1. van het wetsvoorstel is voorts geregeld dat de aanbieder van een voorziening er zorg voor draagt dat de voorziening van goede kwaliteit is.
Navraag bij enkele gemeenten die gebruik maken van deze applicatie leert dat bij de toewijzing naast prijs ook klantvoorkeur en kwaliteit een grote rol spelen bij de toewijzing. Het wettelijk kader op dit vlak en de doorvertaling daarvan naar de gemeentelijke verordening zijn bepalend voor de te maken keuze.
Is het veilen van mensen het doel dat u beoogd had met uw plannen om de zorg kapot te bezuinigen? Moeten in uw visie gemeenten en zorgorganisaties straks alle zorg maar per veiling gaan regelen? Wordt dit de toekomst van de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mensen kunnen, moeten en worden niet geveild. De huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 bieden de waarborgen die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen. Vanuit een oogpunt van houdbaarheid van voorzieningen is het daarbij begrijpelijk dat gemeenten een kwalitatief goede ondersteuning willen bieden voor een goede prijs. Zoals ik in de beantwoording heb aangegeven: welke inkoopmethode men ook hanteert, deze zal altijd moeten passen binnen de wettelijke kaders.
Hoe verhoudt deze veilingsite voor huishoudelijke zorg zich met het aangenomen initiatiefwetsvoorstel van het lid Leijten tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning ter bevordering van de kwaliteit van de huishoudelijke verzorging en ter invoering van basistarieven voor de huishoudelijke verzorging (Kamerstukken 31 347)?
De gemeenteraad heeft vooraf een reëel basistarief vastgesteld voor de huishoudelijke verzorging. Dit basistarief vormt daarmee ook het minimumtarief dat een aanbieder kan offreren. Daarmee is altijd sprake van een tarief waarmee het uitbetalen van cao-lonen mogelijk is.
Waarom staat u toe dat gemeenten in strijd met de wet zorg inkopen op prijs en niet op basis van kwaliteit? Kunt u uitleggen waarom u eerder niet ingegrepen heeft bij gemeenten die te lage tarieven hanteren?
Dat sta ik niet toe. De huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 bieden de waarborgen die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen.
Hoeveel van deze 35 gemeenten hebben zorg via deze veilingsite met te lage tarieven ingekocht? Bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn er 19 gemeenten die gebruik maken van de applicatie die Stipter aanbiedt. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om een reëel basistarief vast te stellen dat voldoet aan de wettelijke eisen.
Vindt u het acceptabel dat gemeenten via deze veiling zorg inkopen, waardoor zorgorganisaties onmogelijk fatsoenlijke cao-lonen kunnen betalen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom grijpt u niet in?
Zoals gezegd is het kabinet tegen elke vorm van aanbesteden waarbij alleen de prijs leidend is. Daarom zijn kwaliteitswaarborgen in de huidige en nieuwe Wmo opgenomen.
Vindt u het wenselijk dat de veiling langer openblijft als een zorgorganisatie haar tarieven verlaagt, zodat andere zorgorganisaties de kans krijgen om een nog lager tarief aan te bieden? Hoe verhoudt dit zich tot een goede kwaliteit van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Stipter biedt een webapplicatie aan die de uitvoering van een door de gemeente gekozen inkoopstrategie faciliteert. De applicatie biedt een platform waar aanbieders aan gemeenten offertes kunnen uitbrengen voor ondersteuning aan individuele burgers. Het veilingelement bestaat eruit dat iedere aanbieder zijn geoffreerde prijs binnen een vastgestelde tijdsperiode kan aanpassen in reactie op nieuwe (betere) offertes van andere aanbieders. Daarbij geldt dat de gemeente vooraf toewijzingscriteria heeft vastgesteld. Navraag bij een aantal betrokken gemeenten leert dat dit zowel kwaliteits- als prijscriteria zijn.
Vindt u het wenselijk dat zorgorganisaties automatisch hun bod kunnen laten verlagen, zodra een concurrent een lagere prijs aanbiedt? Behoort dit volgens u tot een goede kwaliteit van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is mogelijk voor aanbieders om automatisch een (maximaal) bod in te stellen. De biedingen gaan uit van kortingen op het maximale door de gemeente vastgestelde tarief. De maximale en minimale tarieven worden vooraf door gemeenten vastgesteld. Er is dus geen sprake van een mogelijkheid om te blijven bieden totdat een onaanvaardbare bodemprijs bereikt is.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Z. Jongstra van zorgaanbieder TSN die aangeeft dat zorgorganisaties die zich netjes aan de cao willen houden op deze wijze uit de markt worden gedrukt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onder verwijzing naar mijn bovenstaande antwoorden, herhaal ik dat de huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 de waarborgen bieden die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen.
Wat vindt u van de kritiek van werkgevers en werknemers die aangeven dat een internetveiling ten koste gaat van de kwaliteit van zorg?
Alle aanbieders die meedoen met de toewijzingsprocedure hebben vooraf een raamovereenkomst met de gemeente afgesloten waarin een minimaal kwaliteitsniveau is afgesproken. Dit kwaliteitsniveau is vooraf vastgesteld door de gemeenteraad. De huidige Wmo en het wetsvoorstel Wmo 2015 bevatten wettelijke waarborgen voor een goede kwaliteit. Zo is in het eerste lid artikel 9a van de huidige Wmo geregeld dat het college van burgemeester en wethouders voortdurend zorg draagt voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning. In het tweede lid van artikel 9a wordt voorts geregeld dat indien het verlenen van maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht dat het college van burgemeester en wethouders daarbij de kwaliteit en de continuïteit waarborgt van de maatschappelijke ondersteuning.
Daarnaast geldt dat waarborgen voor goede kwaliteit ook in het wetsvoorstel Wmo 2015 goed zijn verankerd. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Gaat u maatregelen treffen om te zorgen dat deze veiling van mensen en zorg per direct gestopt wordt? Zo ja, per wanneer gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 18 maart 2014 (12.00 uur) beantwoorden?
Een website over duurzaam gedrag, die zij met belastinggeld heeft opgetuigd |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat heeft de ontwikkeling en uitrol van de website www.duurzaamdoen.nl gekost?
De kosten voor de ontwikkeling en de uitrol bedroegen 49.909,16 euro. Dit is inclusief het bouwen en testen van de site, het beheer tot en met juni, de hosting tot het eind van het jaar, de online actie met Google adwords en banners om mensen attent te maken op de site en de vraagbeantwoording c.q. de backoffice.
Welke bedrijven, Non-Gouvernementele Organisaties (NGO’s), belangenorganisaties en overige instellingen zijn er bij de ontwikkeling, uitrol en promotie van de website betrokken?
De ontwikkeling, uitrol en promotie van de site is gebeurd door, dan wel in opdracht van, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Enkele maatschappelijke organisaties hebben aangegeven zich te herkennen in de opzet en doelstelling van duurzaamdoen.nl. Ik ben dan ook blij dat deze organisaties actief bekendheid willen geven aan de site. Om dat op een herkenbare manier te doen ontvingen ze daartoe vanuit IenM een toolkit met banners en dergelijke. U kunt daarbij, naast Milieu Centraal, ook denken aan Voedingscentrum, Nibud, Instituut voor duurzame mobiliteit, Wecycle, Nedvang, Stibat en Stichting Natuur en Milieu.
Naast Milieu Centraal en de genoemde organisaties zijn er ook overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties die bij de ontwikkeling van de site een tool of tip hebben aangeleverd. Sinds de introductie van de site hebben zich meer organisaties gemeld. Zie ook (het antwoord op) vraag 3.
Welk van deze betrokkenen ontvangt direct of indirect subsidie van de overheid? Om hoeveel geld gaat het en over welke duur gaat het?
Bij de ontwikkeling en het beheer van de website werk ik op dit moment primair samen met Milieu Centraal. Deze voorlichtingsorganisatie heeft bovendien een ondersteunende rol bij de beantwoording van de reacties die via het contactformulier binnenkomen. De maatschappelijke vragen met een beleidsinhoudelijke component worden vanzelfsprekend door mijzelf of mijn ambtenaren beantwoord.
Milieu Centraal is een stichting die is opgericht door de overheid en wordt voor ongeveer tweederde door de overheid gefinancierd. De organisatie heeft een samenwerking met de Ministeries van Infrastructuur en Milieu, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken. Activiteiten zijn vastgelegd in jaarlijkse programma’s, die aansluiten op beleidsprioriteiten van de overheid. De ministeries betalen mee aan de kennisbasis, de website en projecten op specifieke beleidsterreinen, zoals energiebesparing, afval, mobiliteit en voeding. De rest van de financiering van Milieu Centraal komt van het bedrijfsleven.
Waarom schakelt u – terwijl u aangeeft te willen stoppen met betutteling op het gebied van milieu – een tandje bij middels indoctrinatie op het gebied van duurzaamheid, wat overigens een begrip is waarvoor u nog nooit een definitie heeft gegeven? Kunt u een heldere uitleg geven over de doelen die u met deze website nastreeft?
Het kabinet wil gebruik maken van de energie en ambities die veel partijen en bewoners in ons land hebben op het gebied van milieu en duurzaamheid. Resultaat bereiken we niet door alleen normen op te stellen vanuit Den Haag of Brussel. Met het programma «Duurzaam Doen» wil het kabinet alle mensen die duurzaamheid voorop stellen concrete handelingsperspectieven bieden en inspireren bij het duurzaam handelen. De informatie op de website (www.duurzaamdoen.nl ) is niet bedoeld als «opgeheven vingertje», maar biedt de helpende hand. Op deze wijze geeft het Ministerie van IenM inhoud aan de internationale verplichting om burgers en bedrijven actief te informeren over milieuaspecten, inclusief hun eigen handelingsperspectief (Conventie Arhus). Daarbij wordt gebruik gemaakt van inspiratie en informatie uit verschillende maatschappelijke en wetenschappelijke bronnen, zoals Milieu Centraal en RIVM.
Voor degenen die in alles duurzaam acteren is extra ondersteuning via een website overigens niet nodig. Zij vinden hun weg toch wel. Voor diegenen die gewoonweg tegen zijn en niet willen, geldt het tegenovergestelde. Juist de meerderheid van onze inwoners, wil echter wel, maar weet niet goed hoe. Daarop richt ik me. Door dat te doen en «duurzaam doen» met deze handreiking eenvoudiger te maken, worden waarschijnlijk ook mensen in beweging gezet die dat uit zichzelf niet zo makkelijk doen. Daarmee wordt een overgrote meerderheid van Nederland bereikt en ontstaat er – zonder dat vanuit Den Haag op te leggen – in een aantal opzichten mogelijk een nieuwe sociale norm, zoals eerder met roken is gebeurd. Daar geloof ik in.
Heeft u de vele bedrijven die nadeel kunnen ondervinden van deze actie reeds uw excuses aangeboden? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen weken heb ik vooral veel positieve reacties ontvangen. Er is geen enkel bedrijf geweest dat heeft aangegeven nadeel te kunnen ondervinden.
Bent u bereid de website per direct uit de lucht te halen, de subsidie aan het voedingscentrum te stoppen en de voorlichting over voeding over te laten aan (para-)medische professionals? Zo nee, waarom niet?
De website duurzaamdoen.nl geeft concrete, duurzame handelingsperspectieven. Duurzaamheid en »duurzaam doen» is het centrale thema dat bezoekers aantrekt. Dat ook consumeren daarin een rol van betekenis kan spelen, wordt duidelijk door het aanbod op de site. Ook op dat gebied kunnen burgers zelf in actie komen en de suggesties, tips en ideeën van de site omzetten in duurzame daden. Het voedingscentrum geeft de consument onafhankelijk advies over gezond, veilig en verantwoord voedsel.
Het toenemende antisemitisme |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Meer antisemitisme gemeld in 2013»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het gegeven dat het aantal antisemitische incidenten alleen maar toeneemt?
Het CIDI registreerde 147 antisemitische incidenten in 2013 tegen 114 in 2012. Ik vind deze cijfers zorgelijk.
Ziet u de relatie tussen het groeiende antisemitisme en de massa-immigratie en toenemende invloed van de islam?
Nee, die relatie zie ik niet.
De resultaten van onderzoek naar antisemitisme in het voortgezet onderwijs, dat Panteia in opdracht van de Anne Frank Stichting heeft uitgevoerd2, laten zien dat antisemitisme onder jongeren kan voortvloeien uit opvattingen over het Midden-Oostenconflict of zich manifesteert bij het supporten van clubs uit het betaald voetbal. Zoals toegezegd in de brief van 16 januari 20143 zal in vervolgonderzoek naar de trigger-factoren van antisemitisme daarom ook nader worden gekeken naar welke persoons- en omgevingsfactoren een rol spelen bij de mate van ontvankelijkheid voor antisemitische denkbeelden.
Hoe duidt u de mening van professor Van der Horst dat het islamitisch antisemitisme één van de meest huiveringwekkende ontwikkelingen is van de afgelopen decennia? Op welke wijze gaat u deze ontwikkeling aanpakken?
Ik ben bekend met de afscheidsrede van professor Van der Horst met de titel «De mythe van het joodse kannibalisme». Deze rede zou in mijn ogen vooral gezien moeten worden als een pleidooi om te blijven strijden tegen discriminatie en antisemitisme en de verschillende gedaanten waarin dit tot uiting komt. Zoals uiteengezet in eerder genoemde brief zet het kabinet in dit verband onder meer in op de bestrijding van antisemitisme onder jongeren.
Gefokte fazanten voor de jacht |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Coryza-besmet bedrijf is fazantenkwekerij»?1
Ja.
Is het waar dat het bedrijf fazanten fokt ten behoeve van de «jacht en de consumptie»?
Het bedrijf meldt op de website dat het wild en gevogelte kweekt voor consumptie.
Hoe beoordeelt u het feit dat een bedrijf fazanten fokt ten behoeve van de jacht, terwijl het uitzetten van dieren voor de jacht in Nederland verboden is?
Ik heb geen aanwijzingen dat dieren aan Nederlandse jagers worden verkocht om deze uit te zetten. Het uitzetten van dieren is in Nederland verboden op grond van artikel 14 van de Flora- en faunawet.
Hoe beoordeelt u het feit dat consumenten bij de poelier «wild» kopen waarvan niet duidelijk is of het om gefokte dieren gaat, of dieren die buiten zijn opgejaagd doodgeschoten, of allebei?
Het is mij niet duidelijk waarop u dit feit baseert. Wat etikettering betreft verwijs ik u naar mijn eerdere antwoord, Aanhangsel van de Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; vergaderjaar 2012–2013, nr. 1112.
Bent u bereid te komen tot een etiketteringsplicht, zodat in alle gevallen voor de consument duidelijk is waar het wild precies vandaan komt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid een fokverbod in te stellen voor fazanten die worden ingezet als handtamme schietschijven voor jagers in binnen- of buitenland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het houden, fokken alsook vervoeren van in gevangenschap gefokte dieren is toegestaan aan een ieder (Besluit vrijstelling beschermde dieren en planten; Regeling vrijstelling beschermde dieren en planten). Het is mij niet bekend of door het bedrijf naar het buitenland verkochte dieren aldaar worden uitgezet om te worden bejaagd. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Kunt u zich uw kennisgeving herinneren waarin u aangeeft de Commissie voor de m.e.r. niet in te schakelen bij de opstelling van een milieueffectrapport voor de Blankenburgtunnel (14 februari 2014)?
Ja.
Deelt u de mening dat bij grote en complexe infrastructurele projecten een onafhankelijk onderzoek naar de milieueffecten gewenst is omdat dit de kwaliteit van de onderzoeken en daarmee de besluitvorming ten goede komt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de milieu-effecten van infrastructurele projecten zoals de Blankenburgverbinding zorgvuldig moeten worden onderzocht. Daar zal ik ook voor zorgen. De milieu-effecten zullen inzichtelijk worden gemaakt in de project-MER. Ik zal de omgeving en maatschappelijke organisaties daarbij betrekken.
Zie verder ook mijn antwoord op vraag 7.
Deelt u de visie dat de Blankenburgtunnel een groot en complex infrastructureel project is? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw visie dat de Blankenburgverbinding een groot en complex infrastructureel project is.
Vindt u ook dat een weloverwogen besluit inzake de Blankenburgtunnel gewenst is, aangezien deze het kwetsbare landschap van Midden-Delfland doorkruist en deze verzet oproept bij omwonenden vanwege de effecten op de leefomgeving, natuur en het landschap?
Het besluit om de Blankenburgverbinding, variant Krabbeplas-West als voorkeursalternatief te kiezen, is weloverwogen tot stand gekomen. Alle relevante belangen zijn bij de afweging betrokken. Er is in de verkenning een brede participatie geweest in een intensief traject met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, bewonersorganisaties en individuele bewoners. Via dit interactieve proces is bijgedragen aan de ontwikkeling van de alternatieven en het verkrijgen en verifiëren van de beslisinformatie. Ik heb er dan ook voor gezorgd dat in overleg met de regio de Blankenburgverbinding zo optimaal mogelijk wordt ingepast, waarbij rekening is gehouden met de gevoeligheden.
Ik heb de Tweede Kamer over de diverse mijlpalen geïnformeerd. De regionale overheden zijn gedurende de gehele verkenningsfase betrokken door middel van het regionaal bestuurlijk overleg. Ook zijn de betrokken gemeenteraden en Provinciale Staten van Zuid-Holland diverse malen door mij geïnformeerd. Tenslotte heb ik natuur- en milieuorganisaties betrokken, maar deze hebben gedurende het besluitvormingsproces helaas besloten om uit het overleg te stappen en alleen op formele inspraakmomenten te reageren.
Deelt u de opvatting dat de kosten van een adviesvraag nauwelijks meetellen voor het totale projectbudget van 1,2 miljard euro, maar wel kunnen bijdragen aan een betere besluitvorming over zo’n groot project? Zo nee, waarom niet?
In de overwegingen over een adviesvraag heb ik gekeken naar de wettelijke vereisten in het besluitvormingsproces. In de Crisis- en herstelwet (CHW) is concreet opgenomen dat voor de projecten uit Bijlage II geen verplichting bestaat om advies te vragen aan de Commissie voor de m.e.r. Omdat het project de procedure van de CHW volgt, zal voor dit project en de andere wegaanlegprojecten die in de bijlage zijn genoemd in principe geen advies van de Commissie voor de m.e.r. worden gevraagd. De kosten voor een adviesvraag heb ik daarbij niet betrokken, omdat deze inderdaad op het totaalbudget nauwelijks meetellen.
Zie ook antwoord op vraag 2.
Zijn de eerder geuite twijfels door de Commissie voor de m.e.r. over de kwaliteit van de onderzoeken die de keuze voor de Blankenburgtunnel onderbouwen voor u reden om de commissie niet te raadplegen? Zo ja, waarom?
Nee. De Commissie voor de m.e.r. geeft in haar eerdere toetsingsadvies over het plan-MER aan dat alle relevante milieuaspecten zijn beschreven. Volgens de Commissie sluit het detailniveau van de effectbepaling goed aan op het abstractieniveau van de betreffende besluiten. Het Plan-MER in combinatie met de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse voor de NWO laat zien dat de Blankenburgverbinding in vergelijking tot de Oranjeverbinding positiever scoort qua economisch rendement en doorstroming (met name op de Beneluxcorridor) en negatiever qua effecten op natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie, geluidhinder en recreatie.
De Commissie heeft daarbij een uitzondering gemaakt voor enkele onderdelen in het onderzoek waarover zij heeft geadviseerd om dit beter te beschrijven. In mijn brief aan de Commissie die als bijlage bij de Rijksstructuurvisie is gevoegd, staat beschreven hoe ik met dit advies van de Commissie ben omgegaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. voor wat betreft de Blankenburgtunnel van toegevoegde waarde is? Zo nee, waarom niet?
Het advies van de Commissie voor de m.e.r. over het plan-MER heeft toegevoegde waarde gehad, en is voldoende richtinggevend om ook te benutten voor de planuitwerkingsfase en daarmee voor het project-MER.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. juridisch niet verplicht is sinds de Crisis- en Herstelwet geen afdoende reden is om niet geïnteresseerd te zijn in haar oordeel? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u voornemens om de Commissie voor de m.e.r. alsnog in te schakelen bij de onderzoeken naar de milieueffecten van de Blankenburgtunnel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten tegemoet zien?
Ik zal de commissie voor de m.e.r. niet betrekken bij de onderzoeken naar milieueffecten van de Blankenburgverbinding. Ik volg de procedure uit de Crisis- en Herstelwet en zal de omgeving, maatschappelijke organisaties en wettelijke bestuursorganen betrekken bij de besluitvorming conform de wetgeving.
Ook zonder toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. zullen de milieueffecten zorgvuldig in beeld worden gebracht. Deze hebben immers een volwaardige plek in het besluitvormingsproces.
Het gebruik van baden met garra-rufavissen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het onderzoek over de gezondheidsrisico’s van baden met garra-rufavissen, ook wel knabbelvisjes of spavisjes genoemd, dat het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft uitgevoerd?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de reactie van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, die het gebruik van baden met garra-rufavissen afraadt, en de reactie van de Nederlandse Vereniging voor Huidtherapeuten, die dergelijke baden niet hygiënisch noemt en geen bewijs voor effect ziet?
Voor de duidelijkheid moet hier opgemerkt worden dat het RIVM deze instanties alleen heeft gevraagd naar hun reactie met betrekking tot mensen met psoriasis. De gegeven reacties hebben dus uitsluitend daar betrekking op en zijn niet generiek op de hele populatie van toepassing.
Het RIVM komt op basis van het uitgevoerde onderzoek tot de conclusie dat de gezondheidsrisico’s van het gebruik van fish spa’s acceptabel zijn, mits er eisen worden gesteld aan de gebruikers van de baden. De fish spa zou alleen moeten worden gebruikt door mensen met een intacte huid. Mensen met psoriasis,wondjes, recent gezette tatoeages of van wie huid pas gewaxt of geschoren is, zouden dus geen gebruik moeten maken van de fish spa. Ook immuungecompromitteerden of mensen met verzwakte weerstand (zoals diabetici) zouden geen gebruik moeten maken van fish spa’s.
Daarnaast adviseert het RIVM de algemene hygiëne-eisen in acht te nemen, wat betekent dat vooraf en na afloop de betreffende lichaamsdelen gereinigd moeten worden.
Ik kan mij vinden in dit advies en zal dit gebruiken bij het formuleren van voorschriften in het kader van de lopende wijziging van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz).
Wat vindt u ervan dat het RIVM mensen met onderliggende aandoeningen, zoals diabetes en psoriasis, afraadt om gebruik te maken van baden met garra-rufavissen en deelt u de mening dat garra-rufabaden niet als effectieve behandeling maar juist als risicovolle beleving gezien moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij vinden in het advies van het RIVM dat fish spa’s niet gebruikt zouden moeten worden door mensen met onderliggende aandoeningen (zoals diabetici) en mensen met een niet-intacte huid (zoals psoriasispatiënten en mensen met wondjes). Daarom ben ik voornemens om bij de wijziging van het Bhvbz te regelen dat de exploitant ervoor zorg moet dragen dat de fish spa niet door hen gebruikt wordt.
Kunt u bevestigen dat de vissen hongerig worden gehouden voor het doel om schilfertjes van mensenhuid te eten? Deelt u de mening dat (het risico op) aantasting van het welzijn van dieren niet te verantwoorden is voor dergelijke doelen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM geeft in het rapport aan dat voedselonthouding in de fish spa’s niet aan de orde lijkt te zijn. Er is geen aanwijzing te veronderstellen dat er sprake is van aantasting van het welzijn van de vissen omdat de temperatuur en een aantal chemische parameters in de baden worden gecontroleerd, de vissterfte gering lijkt te zijn, en de voederfrequentie van de dieren overeen lijkt te komen met de normale voederfrequentie voor aquariumvissen.
Bent u bekend met het rapport van de Hoge Gezondheidsraad van België2, dat concludeert dat het gebruik van vissen voor cosmetische doeleinden slechts een beperkt effect heeft en waarin de Hoge Gezondheidsraad een ongunstig advies uitvaardigt voor het oprichten of blijven bestaan van dergelijke centra en bent u bereid dit advies te volgen en het gebruik van baden met garra-rufavissen te verbieden? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het rapport van de Hoge Gezondheidsraad, maar acht het niet nodig om het gebruik van baden met garra- rufavissen te verbieden. Zoals ik in antwoord op vraag 2 en 3 heb aangegeven, ben ik met het RIVM van mening dat de gezondheidsrisico’s van fish spa’s voldoende beheerst kunnen worden door het stellen van algemene hygiëne-eisen (vooraf en na afloop de betreffende lichaamsdelen reinigen) en door eisen te stellen aan de personen die deze baden gebruiken. Die eisen zullen worden gesteld in de lopende wijziging van het Bhvbz, die volgens planning in 2015 in werking treedt.
Bent u van mening dat u het welzijn van garra-rufavissen op dit moment voldoende heeft geborgd? Zo ja, op basis van welke wetenschappelijke inzichten en welzijnsparameters komt u tot die conclusie? Zo nee, welke maatregelen kan de Kamer tegemoet zien om garra-rufavissen te beschermen?
Houders van dieren, in dit geval de exploitanten van de fish spa’s, zijn verantwoordelijk voor een goede gezondheid en welzijn van de door hen gehouden dieren. Daarbij moet men zich in ieder geval houden aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en met ingang van 1 juli 2014 aan de algemene verzorgings- en huisvestingseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van het Besluit houders van dieren. Daarmee is het welzijn van de vissen wettelijk geborgd. Daarnaast geeft de grootste leverancier van de garra-rufavissen aan dat informatie aan de kopers wordt meegegeven over de verzorging van de vissen.
Het bericht dat ‘s Gravendijkwal in Rotterdam de smerigste straat is van Nederland |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Erkent u de problemen met de luchtkwaliteit in Rotterdam rondom ’s Gravendijkwal?1
Ja, die zijn mij bekend. Ik heb ook kennis genomen van het artikel in Trouw.
Deelt u de mening dat de problemen met ’s Gravendijkwal te groot zijn voor de gemeente Rotterdam om deze zelfstandig op te lossen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Om de luchtkwaliteit te verbeteren zijn zowel rijksmaatregelen als gemeentelijke maatregelen nodig. Het NSL is niet voor niets een samenwerkingsprogramma.
Ook de maatregelen die op rijksniveau worden genomen dragen bij aan de afname van de concentraties. Een belangrijke oorzaak van de knelpunten in de steden ligt in tegenvallende effecten van Euronormen voor voertuigen. Daarvoor vraag ik aandacht bij de Europese Commissie.
Daarnaast is de gemeente bij uitstek in staat om maatwerk te leveren in het wegnemen van lokale knelpuntsituaties. Bij de start van het NSL zijn er ruime middelen beschikbaar gesteld voor lokale maatregelen, in totaal een budget van € 340 miljoen. In 2011/2012 is nog een 4e tranche uitgekeerd, specifiek voor hardnekkige knelpunten. Ook Rotterdam heeft daar een deel van gekregen voor de aanpak van haar knelpunten.
Op lokaal niveau wordt een afweging gemaakt tussen kosten en baten en vindt politieke besluitvorming plaats over te nemen maatregelen.
Bent u bereid om samen met de gemeente Rotterdam in gesprek te gaan om het plan om het verdiepte deel van ’s Gravendijkwal te overkappen, te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het kiezen van een aanpak voor de ’s Gravendijkwal. Daar heeft inmiddels ook besluitvorming over plaatsgevonden (zie de brief van het college van B&W van 26 november 2013). De gemeente heeft niet gekozen voor een overkapping, maar is wel voornemens deze weg af te sluiten voor vrachtverkeer. Dat leidt tot een aanzienlijke afname van de NO2-uitstoot. Daarnaast start de gemeente een apart traject waarin samen met alle betrokkenen wordt gezocht naar creatieve oplossingen om vervuilend verkeer terug te dringen.
Het bericht “Zorg verstandelijk gehandicapte ouderen onder de maat” |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Zorg verstandelijk gehandicapte ouderen onder de maat»1, de resultaten van de GOUD-studie2 en de uitzending Altijd Wat van 11 maart 2014?
Ja, ik heb de Altijd wat uitzending van 11 maart jl. gezien, het artikel gelezen en kennis genomen van de resultaten van de GOUD-studie 2008–2013.
Hoe beoordeelt u de conclusie van de GOUD-studie dat oudere verstandelijk gehandicapten gemiddeld erg ongezond oud worden?
De medische zorg in Nederland is goed. Hierdoor bereiken ook mensen met een verstandelijke beperking een hogere leeftijd, hetgeen een heuglijk feit is, maar ook gezondheidsproblemen met zich meebrengt.
Uit de GOUD-studie blijkt dat mensen met een verstandelijke beperking – vergeleken met de algemene Nederlandse populatie – op jongere leeftijd te maken krijgen met multimorbiditeit en vergeleken met de Nederlandse populatie ook vaker en vroeger. Vaak krijgen zij op jonge leeftijd al te maken met verschillende aandoeningen, waarvan de gevolgen in de loop der jaren zich opstapelen, en wat ten slotte leidt tot een ongezonde leefsituatie op oudere leeftijd. Dat is spijtig, omdat dit een negatieve uitwerking heeft op hun kwaliteit van leven. Dit plaatst ons voor nieuwe dilemma’s en vraagstukken.
Om hier oplossingen voor te kunnen vinden, is kennis op verschillende terreinen nodig. Het gaat om diverse vraagstukken waar vooral zorginstellingen, zorgprofessionals maar ook clië
Uit het onderzoek blijkt dat de verschillende aandoeningen, de daarop afgestemde behandelmethoden en het gebruik van medicatie een wisselwerking op elkaar (kunnen) hebben. De impact van gebeurtenissen in iemands leven (als ziekte van familie of ruzie met een medebewoner) kan er eveneens toe leiden dat aandoeningen als depressie vaker voorkomen. Gezondheidsproblemen of aandoeningen zijn niet altijd te voorkomen. Wel is het zaak dat – met de kennis van GOUD in de hand – adequaat wordt gehandeld, gericht op het voorkomen van vermijdbare gezondheidsproblemen en op inperking van nadelige effecten van gezondheidsproblemen. Daarnaast kan het ook gaan om gevolgen van een verkeerde leefstijl. Daarbij moeten we ons realiseren dat het niet altijd gemakkelijk is om gedrag of leefstijl te beïnvloeden, hetgeen overigens niet betekent dat we hier geen moeite voor moeten doen.
De afgelopen jaren zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd en zijn er handreikingen, methodieken en instrumenten ontwikkeld die in de gehandicaptenzorg kunnen worden toegepast. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van kennis die in andere sectoren (bijv. ouderenzorg en ggz) en in het preventie-dossier is opgedaan en die kan worden ingezet in de gehandicaptenzorg.
Voor wat betreft het antwoord op de vraag over medicatiebeoordeling, verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat oudere verstandelijk gehandicapten volgens genoemde studie vaak meerdere chronische aandoeningen hebben, in vaak specifieke combinaties, en dat deze groep dan gemiddeld veel medicatie nodig heeft? Bent u bereid een verplichte medicatiebeoordeling in te stellen voor deze risicogroep? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het onderzoeksresultaat dat verstandelijk gehandicapte ouderen vijf keer vaker een depressie hebben dan niet-verstandelijk beperkte ouderen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het onderzoeksresultaat dat oudere verstandelijk gehandicapten vaker een ongezonde leefstijl hebben, dat zich onder meer uit in ongezond eten, te weinig beweging, diabetes of obesitas?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, ook vanuit het oogpunt van preventie, in richtlijnen te laten opnemen dat verstandelijk gehandicapte ouderen regelmatig gescreend worden op bij deze groep vaak voorkomende (combinaties van) chronische ziekten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Screening van cliënten op het risico op aandoeningen, het volgen van de uitwerking van verschillende medicatie op elkaar en op de gezondheid, en het toepassen van preventieve handelingen zullen de komende tijd alle aandacht moeten krijgen. Daarnaast dient er jaarlijks voor elke cliënt een evaluatie van het medicijngebruik plaats te vinden. De VGN heeft in 2011 de handreiking medicatiebeleid gehandicaptenzorg aangepast en aan haar leden beschikbaar gesteld.
De verantwoordelijkheid voor het toepassen van deze zorg ligt bij de instellingen, individuele zorgprofessionals èn bij cliënten en hun verwanten zelf. De deelnemende GOUD-instellingen zijn in ieder geval al gestart met het uitvoeren van de aanbevelingen die in GOUD zijn gedaan. In dit onderzoek zijn niet alleen gegevens verzameld, maar is ook een begin gemaakt met interventieprogramma’s. Dit zal in de vervolgfase verder worden toegepast in deze drie instellingen. De aanpak en resultaten hiervan kunnen vervolgens worden verspreid naar en toegepast in de andere instellingen.
Vanuit GOUD wordt de aanbeveling gedaan om de desbetreffende richtlijnen van huisartsen en artsen VG aan te passen en daarin de screening op aandoeningen, multimorbiditeit en gezondheidstoestand op te nemen. Daar ligt een opdracht voor deze twee beroepsgroepen.
Hoe beoordeelt u het feit dat niet eerder duidelijk is geworden dat de zorg aan verstandelijk gehandicapte ouderen momenteel vaak tekortschiet?
Ik ben niet van mening dat de zorg voor ouderen met een verstandelijke beperking tekort schiet. Wel kunnen nieuwe inzichten er toe leiden dat de zorg anders moet. Samenwerking met verschillende experts (zowel personen als organisaties) maar ook het tijdig inwinnen van kennis, vaardigheden en expertise die elders beschikbaar is, en leren van elkaar zijn hierin cruciaal.
Bent u ervan op de hoogte dat In de ouderenzorg de opleiding Gespecialiseerd Verzorgende Psychogeriatrie bestaat, die is ingericht om de specifieke complexe zorgbehoefte van dementerende ouderen tegemoet te komen? Wat vindt u van de mogelijkheid om een dergelijke gespecialiseerde opleiding voor oudere verstandelijk gehandicapten in het leven te roepen, gezien de specifieke problematiek en zorgbehoefte die uit dit onderzoek is gebleken? Kunt u uw antwoord toelichten?
De sectie Zorgberoepen en Opleidingen van het Zorginstituut Nederland brengt momenteel de (toekomstige) Nederlandse zorgvraag in kaart en de daarbij passende beroepen- en opleidingenstructuur. Dit wordt verwoord in een advies om te komen tot een passende beroepenstructuur 2030 voor heel Nederland, incl. de daarbij behorende opleidingsstructuur. Dit advies zal in 2015 beschikbaar komen.
Het is evident dat zorgprofessionals moeten beschikken over de juiste kennis om adequaat op aan veroudering verbonden gezondheidsproblemen in te spelen. Dit vraagt dat in de verschillende opleidingen voldoende aandacht voor de gevolgen van veroudering moet zijn. Daarom wil ik bezien wat al plaatsvindt en welke mogelijkheden er zijn om de kennis naar de zorgopleidingen te brengen. Ik zie daarnaast voor de verspreiding en borging van de GOUD-kennis ook een rol weggelegd voor de brancheorganisatie VGN en voor de verschillende beroepsgroepen.
Bent u bereid een actieplan op te stellen samen met betrokken partijen als KansPlus, cliëntenraden en zorgverleners, en daarin alle aanbevelingen van de GOUD-studie te betrekken, om zo de zorg voor verstandelijk gehandicapten te verbeteren, en over een half jaar gereed te hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Momenteel verken ik in overleg met betrokken partijen de mogelijkheden van een nationaal programma voor de gehandicaptensector. Tijdens het GOUD-symposium van 13 maart 2014 zijn de aanwezige organisaties en personen opgeroepen en uitgedaagd om input te leveren voor dit programma. Ik zal u hier rond de zomer nader over informeren.
Het einde aan de betutteling milieubeleid |
|
Barbara Visser (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Remco Dijkstra (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Helma Lodders (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Bart de Liefde (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u bericht «Einde betutteling milieubeleid»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat er juist geen sprake is van een einde aan de betutteling van het milieubeleid aangezien u een website (www.duurzaamdoen.nl) in het leven hebt geroepen om mensen te motiveren duurzamer te leven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet wil gebruik maken van de energie en ambities die veel partijen en bewoners in ons land hebben op het gebied van milieu en duurzaamheid. Resultaat bereiken we niet door alleen normen op te stellen vanuit Den Haag of Brussel. Met het programma «Duurzaam Doen» wil het kabinet alle mensen die duurzaamheid voorop stellen concrete handelingsperspectieven bieden en inspireren bij het duurzaam handelen. Op deze wijze geeft het ministerie van IenM inhoud aan de internationale verplichting om burgers en bedrijven actief te informeren over milieuaspecten, inclusief hun eigen handelingsperspectief (Conventie Arhus) c.q. concrete acties die burgers zelf kunnen oppakken Daarbij wordt gebruik gemaakt van inspiratie en informatie uit verschillende maatschappelijke en wetenschappelijke bronnen, zoals Milieu Centraal en RIVM.
Voor degenen die in alles duurzaam acteren is extra ondersteuning via een website overigens niet nodig. Zij vinden hun weg toch wel. Voor diegenen die gewoonweg tegen zijn en niet willen, geldt het tegenovergestelde. Juist de meerderheid van onze inwoners, wil echter wel, maar weet niet goed hoe. Daarop richt ik me. Door dat te doen en «duurzaam doen» met deze handreiking eenvoudiger te maken, worden waarschijnlijk ook mensen in beweging gezet die dat uit zichzelf niet zo makkelijk doen. Daarmee wordt een overgrote meerderheid van Nederland bereikt en ontstaat er – zonder dat vanuit Den Haag op te leggen – in een aantal opzichten mogelijk een nieuwe sociale norm, zoals eerder met roken is gebeurd. Daar geloof ik in.
Kunt u aangeven hoeveel middelen vanuit zowel de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu als de begroting van het ministerie van Economische Zaken beschikbaar zijn gesteld voor de website www.duurzaamdoen.nl?
De kosten voor de ontwikkeling en de uitrol bedroegen 49.909,16 euro. Dit is inclusief het bouwen en testen van de site, het beheer tot en met juni, de hosting tot het eind van het jaar, de online actie met Google adwords en banners om mensen attent te maken op de site en de vraagbeantwoording c.q. de backoffice. Het ministerie van Economische Zaken heeft hier niet aan bijgedragen.
Kunt u aangeven of er meer van dit soort vergelijkbare initiatieven worden gefinancierd door de overheid en zo ja, met welke duur en van welke omvang?
Ja, er zijn meer van dit soort initiatieven. Deze zijn uiteenlopend van karakter en richten zich op andere doelgroepen dan duurzaamdoen.nl. In het algemeen is de Rijksoverheid betrokken in activiteiten vanuit samenwerkingsverbanden, waarvoor websites ontwikkeld zijn of worden, zoals Milieu Centraal of Wageningen Universiteit met KennisOnline.
Ook het Topsectorenbeleid voorziet in digitale informatie. Enkele voorbeelden zijn: topsectorenergie.nl en het Neutraal Logistiek Platform met www.nlip.org/nl . Daarnaast zijn er initiatieven die gekoppeld zijn aan projecten. Als voorbeeld noem ik het programma duurzaamdoor.nl – met uw Kamer besproken op 3 en 4 juli 2013 – dat zich richt op duurzaamheid en «leren», in het onderwijs en daarbuiten. Aan dit programma sluiten overheden (gemeenten, waterschappen, provincies en ministeries), partnerschappen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties om kennis en inzichten te delen en te verspreiden. Het programma loopt van 2013 tot en met 2016 en het Ministerie van Economische Zaken draagt er ca. 4 miljoen euro per jaar aan bij.
Deelt u de opvatting dat de website www.duurzaamdoen.nl overbodig is aangezien er al voldoende informatie beschikbaar is over duurzaamheid via de verschillende websites van de overheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom vindt u het noodzakelijk om dan toch iets nieuws op te bouwen wat weer ondersneeuwt en extra geld kost?
Duurzaamdoen.nl helpt en wijst burgers de weg naar concrete acties die ze zelf kunnen oppakken. De website duurzaamdoen.nl biedt daarmee iets anders dan de algemene site(s) van de Rijksoverheid. Op die site(s) is met name informatie te vinden over het beleid van het Rijk en de uitvoering daarvan. Burgers worden daarmee op de hoogte gehouden van datgene wat het Rijk doet. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is de site duurzaamdoen.nl nadrukkelijk anders van karakter. Deze site staat bovendien open voor samenwerking met partners die concrete en duurzame handelingsperspectieven aanbieden aan burgers. Ook daarmee is de site wezenlijk anders dan de centrale rijksoverheidssite. Door verbinding te leggen met de diverse thema’s binnen het duurzaamheidsbeleid geeft de overheid op transparante wijze aan hoe gezamenlijk inhoud wordt gegeven aan dit maatschappelijke thema.
Duurzaamdoen.nl etaleert en biedt een podium aan duurzame initiatieven. Voor meer informatie linkt de website door naar de websites van de getoonde initiatieven. Daarmee fungeert de website ook als wegwijzer en inspiratiebron voor mensen die duurzamer willen leven. Dat de site in een behoefte voorziet, blijkt overigens uit de vele bezoekers. De eerste drie weken dat de site online was, heeft bijna 23.000 unieke bezoekers opgeleverd en 46.580 paginaweergaven.
Bij de ontwikkeling en het beheer van de website werk ik samen met Milieu Centraal. Deze voorlichtingsorganisatie biedt zelf verdiepende informatie, praktische tips en adviezen aan op haar site. De sites van Duurzaam Doen en Milieu Centraal versterken elkaar. Via links op de site van duurzaamdoen.nl komt een bezoeker bij deze adviezen terecht.
Deelt u de opvatting dat er van een einde van de betutteling geen sprake is aangezien uit uw brief blijkt dat u voornemens bent op verschillende onderdelen van het milieubeleid verdergaande maatregelen te nemen op het gebied van lucht, geluid, water, externe veiligheid, gezondheid en milieu? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de gezondheid of veiligheid van burgers in het geding is, moet het Rijk heldere regels stellen en ook zelf actief optreden. Het kabinet neemt die verantwoordelijkheid zonder »koppen op EU-regelgeving» te zetten.
Met de modernisering van het milieubeleid geef ik daarnaast expliciet ruimte aan de vele initiatieven die in de samenleving bestaan. Met geactualiseerde en eenvoudiger regels ondersteunt het kabinet dat. Dat geldt ook voor de verschillende samenwerkingsafspraken en coalities die zijn en worden gesloten. Door daarbij – waar mogelijk – verbinding te leggen tussen milieuopgaven en opgaven op het gebied van onder meer bereikbaarheid, waterhuishouding en ruimtelijke inrichting, versterken we Nederland op een samenhangende, geïntegreerde manier. Dat biedt ook economische kansen.
Kunt u ten aanzien de genoemde onderwerpen toelichten waarom aanscherping van beleid noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
Bij het kabinetsbeleid ten aanzien van natuur, milieu en duurzaamheid is het – in lijn met het regeerakkoord – van belang dat er een mix is van diverse instrumenten, waar onder communicatieve, juridische, financiële en sociale. Die instrumenten worden getoetst, gemonitord en geëvalueerd, zodat de beleidscyclus daar waar nodig aangepast dan wel bijgestuurd kan worden op weg naar de gestelde doelen. In de brief «Modernisering Milieubeleid» heeft het kabinet aangegeven dat actualisering qua specifieke inhoudelijke focus en werkwijze nu nodig is om de milieudoelen te kunnen halen in deze eeuw. In het kort zijn het vooral de veranderde samenleving en de nieuwe inhoudelijke opgaven die dat noodzakelijk maken.
Kunt u voorts aangeven waarom niet wordt vastgehouden aan het kabinetsbeleid dat er geen nationale koppen op Europese regelgeving worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van een nationale kop. Het gaat er om doelen centraal te stellen, daarnaar te handelen en resultaat te bereiken. Met de aanpak die ik voorsta en die aansluit bij de samenleving van vandaag ben ik ervan overtuigd dat we resultaat gaan bereiken. Ook de inzet van sociale instrumenten (c.q. social media) is geen nationale kop op Europese regelgeving. In het duurzaamheidsbeleid van de EU is de inzet van dat instrumentarium ook opgenomen.
Kunt u toelichten waarom de overheid bepaalt dat het juist duurzaam is om flexitarier te worden door een aantal dagen geen vlees te eten terwijl onderzoeken van de Food and Agriculture Organization (FAO) juist aantonen dat ons landbouwsysteem inclusief de veehouderij het meest duurzame systeem in de wereld is?
De site geeft geen adviezen en de Rijksoverheid «bepaalt» hier niet wat de burger zou moeten doen, maar reikt handvatten aan voor mensen die tips zoeken om duurzamer te leven.
De Nederlandse land- en tuinbouw is wereldwijd leidend, ook op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het kabinetsbeleid is gericht op ondersteunen en faciliteren van innovaties. Tegelijkertijd blijft de voetafdruk voor vleesconsumptie wereldwijd bezien hoog. In het PBL-rapport «De macht van het menu» (2013), worden 4 oplossingsrichtingen aangegeven om tot een duurzamer voedselsysteem te komen, namelijk: anders consumeren, efficiënter produceren, zorgvuldiger produceren en anders delen en verbinden. Al deze oplossingsrichtingen dragen bij aan de vermindering van de problematiek. Het rapport van de Gezondheidsraad, «Richtlijnen goede voeding, ecologisch belicht» (2011), geeft aan dat het verminderen van het aandeel vlees in het gemiddelde consumptiepatroon in Nederland zowel winst betekent vanuit gezondheidsperspectief als vanuit duurzaamheidperspectief.
Tot slot verwijs ik u naar de brief die de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens mij, heeft gestuurd aan de Europese Commissie, naar aanleiding van de Europese Consultatie verduurzaming voedselsystemen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 31 532, nr. 123).
Het bericht dat torrentsites een omzet halen van 165 miljoen euro |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport van Digital Citizens Alliance over de omzet van torrentsites?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlandse torrentsites er actief zijn?
Het aantal torrentsites dat zonder toestemming van rechthebbenden auteursrechtelijke beschermd materiaal aanbiedt, hierna illegale torrentsites, fluctueert. Voor het antwoord op de vraag is ervan uitgegaan dat websites die gesteld zijn in de Nederlandse taal en die door een Nederlandse hosting providers worden gehost, een Nederlandse eigenaar/beheerder hebben en dus kunnen worden aangemerkt als Nederlandse torrentsite. Uit navraag bij Stichting Brein is gebleken dat er in 2013 118 illegale torrentsites hun activiteiten hebben gestaakt na interventie van Brein. Volgens Stichting Brein gaat het jaarlijks gemiddeld om 70 Nederlandse torrentsites.
Dragen deze Nederlandse torrentsites auteursrechtgelden af en betalen ze belasting?
Voor het openbaar maken van een auteursrechtelijk beschermd werk is toestemming van de rechthebbende vereist. Aan het verlenen van toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een financiële vergoeding. Op degene die openbaar maakt, rust de plicht om te bezien of het werk auteursrechtelijk beschermd is en zo ja, om toestemming te verkrijgen. Bij illegale torrentsites is geen toestemming verkregen voor de openbaarmaking en zal dus geen vergoeding zijn betaald. De Belastingdienst houdt toezicht op naleving van fiscale regelingen, ook wanneer partijen en personen op het internet activiteiten verrichten. Of belasting moet worden betaald, hangt af van verschillende factoren, onder andere vanuit welke plaats activiteiten worden verricht, of hiervoor een vergoeding wordt ontvangen en of er duurzaam wordt deelgenomen aan het maatschappelijk verkeer.
Kunt u inschatten wat de financiële schade is die de sector oploopt door het gratis aanbieden van content?
De schattingen van de schade die wordt veroorzaakt door het zonder toestemming aanbieden van auteursrechtelijke werken lopen sterk uiteen. De hoogte van de schade hangt af van de omstandigheden van het geval. Het is in eerste instantie aan de rechthebbende om de omvang van de schade vast te stellen. De vaststelling en de onderbouwing daarvan kan in laatste instantie door de rechter worden beoordeeld.
Bent u bereid om adverteerders op sites die illegaal aanbieden aan te spreken op het feit dat ze illegale verdienmodellen ondersteunen?
Stichting Brein benadert sinds enige tijd actief Nederlandse bedrijven en organisaties waarvan advertenties verschijnen op sites waarop illegaal aanbod is te vinden. Brein meldt dat de respons veelal positief is. Adverteerders kunnen van het illegale aanbod onbewust zijn omdat voor de verkoop van advertentieruimte gebruik wordt gemaakt van tussenpersonen. Bona fide adverteerders willen doorgaans niet geassocieerd worden met illegaal aanbod en worden door de aanpak van Brein gestimuleerd om maatregelen te treffen.
Het bericht dat Nederlandse data mogelijk zijn gebruikt bij drone aanvallen |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk , Ronald van Raak , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw oordeel over het artikel «Nederlandse data mogelijk gebruikt bij drone-aanvallen»?1
Zoals in het artikel is gesteld, heeft de MIVD inlichtingen verworven in het kader van de NAVO-operatie Ocean Shield. Tijdens militaire operaties kunnen inlichtingen worden gedeeld. Het is niet gebruikelijk dat diensten elkaar melden of (en zo ja welke) informatie ook voor andere doeleinden wordt gebruikt. Het is niet bekend op basis van welke (eigen en verkregen) informatie en inlichtingen andere landen operaties uitvoeren.
Nederland werkt niet mee aan illegale targeted killings. Zoals ook gemeld in reactie op de motie-van Bommel van 27 november 2013 is bij mij niet bekend op basis van welke informatie deze activiteiten worden uitgevoerd. Als zou blijken dat een buitenlandse partner aantoonbaar illegale targeted killings uitvoert, waarvoor ook Nederlandse informatie wordt gebruikt, zal dit leiden tot het opnieuw beoordelen van de vraag of dergelijke inlichtingen met die partner worden gedeeld.
Klopt het dat Nederlandse inlichtingen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst niet alleen zijn gebruikt voor antipiraterij-operaties, maar mogelijk ook voor liquidaties met drones? Zo nee, kunt u uitsluiten dat Nederlandse inlichtingen hiervoor zijn gebruikt?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er sinds 2011 tussen de vijf en acht aanvallen met drones in Somalië zijn uitgevoerd, waarbij tussen de tien en 24 slachtoffers zijn gevallen?
Ik kan dat niet bevestigen.
Klopt het dat Nederlandse inlichtingendiensten al sinds 2006 informatie uitwisselen met de Amerikaanse National Security Agency (NSA)? Vindt deze uitwisseling nog altijd plaats of is er door alle onthullingen aanleiding om deze te heroverwegen?
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) kent een gesloten verstrekkingenstelsel, dit betekent dat alleen de Wiv 2002 gronden biedt op basis waarvan gegevens aan buitenlandse diensten kunnen worden verstrekt. Dit geschiedt op grond van artikel 36 dan wel op grond van artikel 59 van de wet. Dit wettelijke kader bepaalt dus ook de verstrekking van gegevens aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Verenigde Staten. Over de samenwerking met partnerdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Zijn vanuit het Friese Burum «vele miljoenen telefoongesprekken van Somaliërs» onderschept en gedeeld met de NSA? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De Nationale Sigint Organisatie (NSO) is verantwoordelijk voor satellietinterceptie. De aansturing van de NSO geschiedt op basis van de taakstelling van de diensten. In het openbaar worden geen uitspraken gedaan over de aard van de samenwerking met partnerdiensten.
Deelt u de mening dat het door deze onthullingen aannemelijk is dat inlichtingen over Somalisch telefoonverkeer niet alleen zijn gebruikt voor de bestrijding van piraten, maar ook voor Amerikaanse terreurbestrijdingsoperaties, waaronder een programma voor targeted killing met drones? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Amerikaanse strijdkrachten geen onderscheid maken tussen de bestrijding van piraterij en terrorisme? Worden data tussen Nederland en de Verenigde Staten ook uitgewisseld via andere fora, zoals de Shared Awareness and Deconfictation (SHADE) vergaderingen in Bahrein?2 Zo ja, kunnen de door Nederland geleverde inlichtingen ook gebruikt worden voor Amerikaanse anti-terreur operaties?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn met behulp van Nederlandse inlichtingen leden van Al-Shabaab omgebracht?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het aanvaardbaar dat Nederlandse inlichtingen gebruikt worden voor Amerikaanse drone-aanvallen, waaronder in landen waar geen sprake is van een gewapend conflict? Zo nee, wat onderneemt u om dit gebruik tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de rechtsbasis op grond waarvan de Verenigde Staten in het kader van de terrorismebestrijding targeted killings uitvoeren in Somalië? Hoe beoordeelt u de juridische validiteit van deze basis voor het gebruik van geweld?
De Amerikaanse regering heeft in 2012 en op verschillende momenten daarna een toelichting gegeven op de inzet van drones in Pakistan en andere operatiegebieden. Daarbij hebben de Verenigde Staten gewezen op het recht op zelfverdediging vanwege het gewapende conflict met Al Qai’da en daarmee geassocieerde groepen. In het algemeen erkent Nederland, net als de Verenigde Staten, dat het recht op zelfverdediging ook geldt ten opzichte van georganiseerde gewapende groeperingen. Of in een specifiek geval is voldaan aan de eisen die aan de uitoefening van dat recht verbonden zijn, kan het kabinet niet beoordelen. Een dergelijke beoordeling vereist specifieke, feitelijke informatie over de desbetreffende aanval.
Kunt u aangeven of met betrekking tot het delen van inlichtingen met de Amerikanen over Somalië expliciet als voorwaarde is gesteld dat deze niet gebruikt mogen worden voor illegale targeted killings? Indien neen, waarom niet?3
De uitwisseling van inlichtingen over Somalië geschiedt in het kader van de reguliere samenwerking. Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat dergelijke inlichtingen zijn gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met het internationale recht.
De brandbrief van Drentse scholen over CITO-scores als afrekenlijstje |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Brandbrief Drentse scholen over CITO als afrekenlijstje»?1
Ja
Herkent u de signalen van schoolbesturen dat de uitslag van de CITO-toets verworden is tot een afrekeninstrument voor de Onderwijsinspectie?
Die signalen zijn mij bekend. Dat wil echter niet zeggen dat ik het beeld deel dat de uitslag op de Cito-toets wordt gebruikt als afrekeninstrument. De inspectie kijkt behalve naar de eindtoetsresultaten ook naar andere aspecten van de onderwijskwaliteit. Bovendien worden scholen niet afgerekend op hun leerresultaten. Scholen krijgen niet minder bekostiging als zij onvoldoende leerresultaten tonen. Tegenvallende resultaten zijn een signaal voor de inspectie om verder te kijken naar de onderwijskwaliteit waarbij met name wordt gekeken naar aspecten van het onderwijsleerproces. Wanneer deze aspecten onvoldoende zijn, dan kan een school als zeer zwak of zwak worden aangemerkt. Dan maakt de inspectie gerichte verbeterafspraken met het schoolbestuur. Dit wordt begeleid met een ondersteuningsaanbod vanuit de PO-Raad om de school te helpen verbeteren. In dat opzicht wordt de uitslag op de eindtoets eerder gebruikt voor verbetering dan voor afrekening.
Deelt u de mening dat CITO-scores sterk afhankelijk zijn van de leerlingpopulatie en leerlingkenmerken op een school en daarom weinig informatie geven over de onderwijskwaliteit? Deelt u de mening dat het hanteren van CITO-scores als maatstaf voor onderwijskwaliteit geen recht doet aan scholen die relatief veel zorgleerlingen toelaten?
Voor de beantwoording verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Deelt u de bredere zorg van schoolbesturen dat het hanteren van CITO-scores als belangrijke maatstaf voor de kwaliteit van scholen ook invloed heeft op passend onderwijs? Zo ja, deelt u de zorg dat de gemiddelde CITO-uitslag per school zo belangrijk is, dat er een negatieve prikkel is voor het bieden van goed onderwijs aan iedere leerling?
Voor de beantwoording verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat scholen die relatief veel zorgleerlingen opnemen niet afgerekend mogen worden op basis van CITO-scores? Zo ja, waarom zijn CITO-scores in de praktijk een belangrijke wegingsfactor voor de Inspectie?
De hoogte van de standaardscores op de eindtoets heeft inderdaad een samenhang met de leerlingpopulatie van een school. De inspectie houdt dan ook rekening met de gewichtenleerlingen van de school. Daarbij wordt dus rekening gehouden met het opleidingsniveau van de ouders. Omdat niet alles in de opleiding van de ouders valt te vatten, wordt daarenboven bij de scholen waar hiertoe aanleiding is, preciezer gekeken of het nodig is om achteraf extra correcties toe te passen vanwege specifieke leerlingkenmerken. Zo worden de resultaten van leerlingen die maximaal de leerdoelen van groep 7 kunnen behalen, niet betrokken bij de beoordeling van de eindresultaten. Deze correcties doen recht aan de leerlingpopulatie van de school. Daarom zeggen de gecorrigeerde leerresultaten wel degelijk iets, maar ook niet alles over de onderwijskwaliteit. Omdat er door de inspectie nu al rekening wordt gehouden met de leerlingpopulatie, deel ik niet de zorg dat er in de huidige beoordelingssystematiek negatieve prikkels bestaan voor het bieden van goed onderwijs.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, vormen de leerresultaten niet het enige onderdeel van het oordeel van de inspectie en worden scholen niet afgerekend op hun opbrengsten. Ik ben voor een breed begrip van onderwijskwaliteit waar er niet alleen wordt gekeken naar leeropbrengsten, maar ook naar andere aspecten van het onderwijs. De leeropbrengsten van scholen zullen er altijd toe doen, maar ik zoek ook naar betere manieren om recht te doen aan het feit dat leerresultaten onderdeel zijn van het bredere kwaliteitsprofiel van een school inclusief de zorg voor leerlingen, aandacht voor toptalenten en het kwaliteit van het leerproces in het algemeen.
In de brief Toezicht in transitie die 28 maart jl. aan uw Kamer is gestuurd, wordt aangegeven hoe met behulp van de komend schooljaar te starten pilots, vorm en inhoud wordt gegeven aan gedifferentieerd toezicht. De verdere uitvoering van de motie Smaling/Ypma2 maakt daar nadrukkelijk onderdeel van uit. Het spreekt voor zich dat er voor scholen die adequaat inhoud geven aan passend onderwijs, geen sprake mag zijn van negatieve gevolgen in de weging van de leerresultaten. Als een school een bovengemiddeld aantal zorgleerlingen opneemt en kwalitatief goed onderwijs aanbiedt kan de effectiviteit van het geboden onderwijs worden aangetoond door de verschillen ten aanzien van de leerlingpopulatie te duiden. Omgekeerd kan de vraag gesteld worden hoe goed een school is, als zij niet in staat is of wil zijn om in een regio een evenredig deel van de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben onderwijs te bieden. In de genoemde pilots wordt hier ook expliciet naar gekeken. Ook het onderzoek naar de mogelijkheden voor het gebruik van leergroei krijgt hier een plek. In het nieuwe toezichtkader wil ik dan ook nog explicieter dan nu het geval is duidelijk maken op welke wijze bij de beoordeling van resultaten rekening wordt gehouden met de samenstelling van de leerlingpopulatie.
Bent u bereid CITO-scores op korte termijn minder zwaar mee te laten wegen in het Inspectieoordeel? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om op korte termijn de beoordeling van de eindopbrengsten door de inspectie aan te passen, omdat deze naar mijn inzicht al voldoende rekening houdt met de leerlingpopulatie. De inspectie heeft bovendien altijd ruimte om in gesprek met de school over de specifieke situatie bepaalde scores minder zwaar te laten meewegen. Dit laat onverlet dat er altijd verbeteringen mogelijk zijn. In de hiervoor genoemde transitie naar een meer gedifferentieerd toezicht zal daarom worden gekeken of en hoe aanpassingen nodig en mogelijk zijn.
Bent u bereid in gesprek te gaan met Prisma Drenthe en met andere schoolbesturen die bovenstaande zorgen hebben?
Ik zal een schriftelijke reactie sturen naar Prisma Drenthe. Ik ben daarnaast voortdurend in gesprek met schoolbesturen voor primair onderwijs en met de PO-Raad over de kwaliteit van het onderwijs. Deze contacten zullen in het kader van de invoering van het gedifferentieerd toezicht volop worden benut. De in de brandbrief geuite zorg zal hierbij ook aan de orde zijn.
Oost-Europese parkeertoestanden in Spijkenisse |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Angst voor aso's»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de omschreven Oost-Europese vrachtwagenterreur niet in Nederland thuis hoort? Zo neen, waarom niet?
Mocht het zo zijn dat het gedrag van bepaalde vrachtwagenchauffeurs structureel hinder oplevert voor andere chauffeurs, dan is dit ongewenst.
Bent u bereid de noodkreten van de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs serieus te nemen en de wantoestanden in samenwerking met de Inspectie Leefomgeving en Transport en eventueel de inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid hard aan te pakken? Zo neen, waarom niet?
Alle klachten van Nederlandse vrachtwagenchauffeurs neem ik serieus. Ik verwijs hiervoor onder andere naar mijn brief van 27 januari jl., waarin ik een reactie geef op het rapport «De vrachtwagenchauffeur aan het woord» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 462). In deze brief verwijs ik ook naar het Actieplan schijnconstructies, dat medio 2013 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer is aangeboden en naar de in dit kader opgerichte werkgroep Transport. Ik ben bij dit traject nauw betrokken.
Voorts heb ik u onlangs bij brief van 5 maart jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 468) de resultaten van het inventariserend onderzoek van de ILT naar overtreding van de cabotageregels aangeboden. Ik heb in deze brief aangegeven extra capaciteit beschikbaar te stellen om de inzet van de ILT op de handhaving van de cabotageregels in het komend jaar te continueren.
In dit specifieke geval is de politie bevoegd om handhavend tegen overtredingen op te treden.
Bent u bereid de gemeente op de vingers te tikken voor het slappe optreden in deze, zodat dit probleem snel kan worden opgelost? Zo neen, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Spijkenisse om samen met de politie naar een oplossing te zoeken.
De informatie voor grensarbeiders over het doolhof aan regelgeving |
|
Steven van Weyenberg (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Erkent u dat de regelgeving voor grensarbeiders soms uitermate complex is? Vindt u ook dat het doolhof aan regelgeving geen belemmering mag zijn om over de grens te werken?
Nederland houdt voor een aantal beleidsterreinen als uitgangspunt vast aan het primaat om nationaal regelgeving te voeren zoals op het terrein van sociale zekerheid, pensioenen en fiscaliteit1. Voor de sociale zekerheid is op Europees niveau sprake van coördinatie van regelgeving. Dit brengt met zich mee dat grensarbeiders te maken krijgen met verschillen in wettelijke systemen en verschillen in de uitvoering van regelgeving in lidstaten. Met de Europese Verordening 883/2004 voor de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels, zijn op Europees niveau echter duidelijke afspraken gemaakt wanneer welke regelgeving op een burger van toepassing is: die van het woonland of die van het werkland. Grensarbeiders kunnen met behulp van beschikbare digitale informatie (onder andere het Nederlandse www.grensinfo.nl en de Benelux website www.startpuntgrensarbeid.benelux.int voor grensarbeiders in Noordrijn-Westfalen, België en Nederland) tegenwoordig eenvoudiger nagaan welke regelgeving in welke situatie op hen van toepassing is.
Regelgeving hoeft overigens niet als een belemmering ervaren te worden bij grensoverschrijdend werken. Het kan ook kansen bieden, bijvoorbeeld als regelingen aan de andere zijde van de grens (financieel) voordeliger uitvallen.
Welke effecten heeft de overstap van de Bureaus Belgisch/Duitse Zaken van persoonlijke naar elektronische dienstverlening op de kwaliteit van de service? Wordt dit – bijvoorbeeld via enquêtes – in de gaten gehouden?
De kwaliteit van de elektronische dienstverlening wordt afgeleid uit het percentage vragen dat langs digitale wijze wordt afgedaan. Hierbij is sprake van een stabiele stijging ten opzichte van 2012. Sinds de introductie van de verbeterde website in mei 2013 vindt ruim 92 procent van de informatieverzoeken digitaal plaats. De verbetering van de elektronische dienstverlening is overigens een doorlopend proces.
Er is niet voorzien in specifieke enquêtes over de kwaliteit van de elektronische dienstverlening. Indien deze tekort zou schieten, staan aan klanten andere communicatiekanalen ter beschikking (telefoon, email) om dit aan te geven.
Deelt u de inschatting dat elektronische dienstverlening niet altijd afdoende is, omdat sommige vragen over grensarbeid uitermate complex zijn? Vindt u ook dat er in dat soort gevallen toegang moet zijn tot persoonlijke dienstverlening?
Op 2 april jongstleden hebben de Minister en ik de Tweede Kamer geïnformeerd over ons standpunt ten aanzien van de informatievoorziening aan grensarbeiders en de rol van de Bureaus Belgische en Duitse zaken hierin (zie bijlage). De door u gestelde vragen zijn daarmee beantwoord.
Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor persoonlijke dienstverlening op regionaal niveau goed wordt opgepakt, bijvoorbeeld als het gaat om de grensinformatiepunten?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat de complexe regelgeving voor grensarbeiders het gevolg is van afspraken tussen nationale overheden? Deelt u de mening dat goede informatievoorziening over die regels dus niet alleen een regionale, maar ook een nationale verantwoordelijkheid is?
Overheden bepalen zelfstandig welke regelgeving zij nationaal toepassen. Elk land maakt hierbij zijn eigen afwegingen uit een veelheid van belangen. In Europees verband maken nationale overheden afspraken om regelgeving te coördineren of te harmoniseren. Hiermee wordt meer duidelijkheid aan burgers gegeven over de regelgeving die op hun situatie van toepassing is.
Informatievoorziening over nationale regelgeving valt onder verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Hiervoor zijn diverse informatiekanalen ingericht waar burgers zich kunnen laten informeren (www.overheid.nl, www.rijksoverheid.nl, www.grensinfo.nl). Informatievoorziening over de regelgeving van andere lidstaten is een verantwoordelijkheid van die lidstaten zelf.
Voor de informatievoorziening aan grensarbeiders zet Nederland zich in Benelux-verband ook in voor bovennationale digitale informatievoorziening (www.startpuntgrensarbeid.benelux.int). Dit is in 2013 gerealiseerd voor de informatievoorziening Nederland – Noordrijn-Westfalen en Nederland – België. Via deze website worden burgers doorgeleid naar de informatie van nationale instanties in de drie landen. De komende jaren werkt het Secretariaat-Generaal van de Benelux aan optimalisering van de vindbaarheid op internet en uitbreiding naar andere grensgebieden binnen de Benelux.
Hoe beoordeelt u het verzoek van de provincie Limburg om op nationaal niveau een centrale back-office te creëren om de persoonlijke dienstverlening in stand te houden? Deelt u de mening dat het tevens efficiënter is om de benodigde kennis voor de meest complexe vraagstukken op nationaal niveau te behouden?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er in dit kader al voor € 400.000 is voorzien door bijdragen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College voor zorgverzekeringen (CVZ)? Klopt het ook dat er nog niet is voorzien in € 350.000 van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de gevraagde € 350.000 ter beschikking te stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u in het licht van deze vragen ook ingaan op de informatievoorziening aan bedrijven die over de grenzen heen actief zijn?
De bij de antwoorden op uw vragen 1 en 5 beschreven informatievoorziening staat ook aan bedrijven ter beschikking. Daarnaast bieden de diverse Euregio’s ook uitgebreid informatie voor werken over de grens, zowel voor burgers als bedrijven. Desgewenst kunnen de Bureaus Belgische en Duitse zaken aanvullende werkzaamheden uitvoeren voor stakeholders, zoals regionale spreekuren. Hieronder kunnen ook bedrijven vallen. Voorwaarde is wel dat deze werkzaamheden voor rekening van de betrokken partijen komen.
Het bericht “ING geeft adverteerder inzicht in klantgedrag” |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «ING geeft adverteerder inzicht in klantgedrag» in het Financieele Dagblad van 10 maart 2014?1
Ja.
Eerder heeft de minister van Financiën negatief gereageerd op de plannen van betalingsverwerker Equens om de transactiegegevens van winkeliers te verkopen; wat vindt u van het voorstel van ING om derden inzicht te verschaffen in het betalingsgedrag van hun klanten? In hoeverre is dit acceptabel gegeven de huidige privacyregelgeving? Wat is de mening van de privacywaakhond College Bescherming Persoonsgegevens over deze casus?
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche bank zijn kritisch over de plannen van ING. Consumenten zijn sterk afhankelijk van banken. Ik sta voor een bancaire sector die dienstbaar is aan de Nederlandse economie en waar de klant centraal staat. Het is echter zeer de vraag in hoeverre de plannen van ING in het belang van de klant is en in hoeverre de bank de rechtmatige verwerking (waaronder de veiligheid) van de klantgegevens kan waarborgen. Of dit het geval is, zullen de banken die volledig op de hoogte zijn van de omvang en aard van de activiteiten zelf moeten aantonen. Een onzorgvuldige aanpak en slechte communicatie kan het vertrouwen van de consument in de bancaire sector ernstig schaden.
Zoals ook is aangegeven in het antwoord op de Kamervragen die zijn gesteld door de leden Schouw en Verhoeven (beiden D66) geldt voor het verwerken van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan de uitvoering van de overeenkomst als sectorale uitwerking van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) de Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen. Deze Gedragscode is opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars. Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) heeft voor deze Gedragscode in april 2010 een goedkeurende verklaring afgegeven. Deze verklaring heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.
De Gedragscode bevat geen bepalingen over het gebruik van de persoonsgegevens voor andere doeleinden in de vorm van verstrekkingen aan derde partijen. Dit betekent niet dat het gebruik van de persoonsgegevens voor andere doeleinden daarmee categorisch is uitgesloten. De Wbp opent in elk geval de mogelijkheid om een rechtvaardiging daarvoor te zoeken in toestemming van de klant (artikel 8a). Die toestemming zal wel aan specifieke eisen moeten voldoen. In artikel 1 aanhef en onder i Wbp is namelijk bepaald dat onder toestemming van een betrokkene wordt verstaan: «elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt». Hierbij is onder andere van belang dat niet van een rechtsgeldige toestemming kan worden gesproken als de betrokkene onder druk van omstandigheden waarin hij verkeert of de relatie waarin hij staat tot de verantwoordelijke tot toestemming is overgegaan. Als tweede voorwaarde geldt dat de wilsuiting van de betrokkene betrekking moet hebben op een bepaalde gegevensverwerking of een beperkte categorie van gegevensverwerkingen. Duidelijk moet zijn welke verwerking, van welke gegevens, voor welk doel zal plaatsvinden, en als het daarbij gaat om een verstrekking aan derden, ook aan welke derden. Dit betekent dat een zeer brede en onbepaalde machtiging niet als toestemming kan worden aangemerkt. Als derde voorwaarde geldt «informed consent»: de betrokkene kan slechts verantwoord toestemming geven wanneer hij zo goed mogelijk is ingelicht.2
In artikel 9 lid 1 van de Wbp is bepaald dat persoonsgegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Volgens het tweede lid van genoemd artikel wordt bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen onder andere rekening gehouden met de verwantschap tussen oorspronkelijk en beoogd doel, aard van de gegevens, consequenties voor de betrokkene en de wijze waarop de gegevens zijn verkregen.
In de onderhavige context moet bij die beoordeling verder worden betrokken het vertrouwen van de cliënt in de bank dat wordt geboden door de financiële regelgeving, de overeenkomst, de algemene bankvoorwaarden, de Wbp en de Gedragscode.
Het is niet aan mij noch aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om een uitspraak te doen over de verenigbaarheid met de Gedragscode of de Wbp. Het College bescherming persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wbp. Het Cbp kan, als het daartoe aanleiding ziet, een onderzoek instellen. Het Cbp doet in beginsel geen uitspraken over lopende en mogelijke onderzoeken.
Wat zijn de regels en/of afspraken als het gaat om het gaan van «opt in» naar «opt out», onder meer ook bij wijzigingen van de onderliggende afspraken? Wat zijn de afspraken over informatievoorziening richting de consument in dit kader?
Alle marktpartijen zijn gehouden aan de regels zoals deze zijn vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet op het Financieel Toezicht. Een belangrijk uitgangspunt van deze wetgeving is dat transparant wordt gehandeld. De klant moet te allen tijde worden geïnformeerd over hetgeen waarvoor hij tekent, ook wanneer er zich wijzigingen in de onderliggende dienstverlening voordoen. Daarnaast moet de klant te allen tijde zijn toestemming kunnen intrekken (artikelen 8a en 23a Wbp).
Voldoen de plannen van ING aan de «Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen», die ook is onderschreven door ING, waarin staat dat persoonsgegevens verder niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De exacte omvang en uitvoering van de plannen van ING zijn niet bekend. ING heeft aangegeven nog geen uitvoering te gaan geven aan de proef en eerst met stakeholders zoals klanten, toezichthouders, privacy-organisaties en consumentenorganisaties in gesprek te gaan. ING stelt uitsluitend gebruik te maken van persoonlijke klantgegevens binnen de grenzen van wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet bescherming persoonsgegevens, en de daarop gebaseerde Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen en de ING business principles. Zie voorts het antwoord op vraag 2.
Hoe past de actie van ING in het beleid van het kabinet, zoals uiteengezet in de notitie «Vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving. Een agenda voor de toekomst» van de Minister van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013 (Kamerstuk 26 643 nr. 298) en in de kabinetsvisie op e-privacy «Op weg naar gerechtvaardigd vertrouwen» van 24 mei 2013 (Kamerstuk 32 761, nr. 49)?
Het plan van ING staat los van het beleid van het kabinet. In de kabinetsnota van 24 mei 2013 is vermeld dat bedrijven volop bezig zijn met Big Data. Nieuwe technieken creëren immers commerciële en maatschappelijke kansen. Tegelijkertijd is vermeld dat de gevolgen voor de privacy van gebruikers van aangeboden diensten en producten niet altijd op voorhand duidelijk zijn, terwijl deze wel ingrijpend kunnen zijn. Kernboodschap van de brief is dan ook dat het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens essentieel is om het maatschappelijke vertrouwen in digitale dienstverlening te behouden. De kabinetsnota van 13 december 2013 richt zich specifiek op de overheid en daarbinnen de overheidsdiensten op het terrein van de veiligheid. Een van de aandachtspunten daarin is hoe er bij big data toepassingen voor kan worden gezorgd dat het proces van profilering ten behoeve van de veiligheid voldoende transparant is.
Bent u bereid om alsnog met de Nederlandse Vereniging van Banken, de banken, het College Bescherming Persoonsgegevens, en eventueel andere betrokken partijen nadere afspraken te maken over het waarborgen van de privacy van de klanten van de banken (in brede zin), aangezien het belangrijk is dat met dit soort gegevens uitermate voorzichtig wordt omgegaan? Zo nee, waarom niet?
De AFM houdt naast het College bescherming persoonsgegevens goed de vinger aan de pols. De AFM heeft alle banken opgeroepen om met de maatschappij in gesprek te gaan over het gebruik van gegevens van klanten.3 ING heeft in ieder geval aangegeven in gesprek te gaan met klanten, toezichthouders, privacyorganisaties en consumentenorganisaties. Ook de Nederlandse Vereniging van Banken vindt een maatschappelijke discussie over de inzet van Big Data zinvol en gaat hierover graag het gesprek aan met alle betrokkenen, waarbij de privacy van de klant voorop staat. Uit deze gesprekken, die binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer kunnen worden gevoerd, zal moeten blijken of nadere afspraken nodig zijn om de privacy van de klanten van banken te beschermen.
Wat is de stand van zaken van de eerdere plannen van Equens om pingegevens van winkels te verkopen, nu destijds Equens heeft gezegd voorlopig af te zien van de verkoop van pingegevens, maar dus nog niet definitief?
De plannen van Equens namen indertijd ook veel maatschappelijke onrust met zich mee. Equens heeft om deze reden aangegeven alleen verdere stappen te nemen in het geval dat alsnog een breed maatschappelijk draagvlak tot stand komt. Equens heeft aangegeven een dergelijk breed maatschappelijk draagvlak vooralsnog niet te constateren en daarom momenteel ook geen enkel plan of voornemen te hebben om verdere stappen te zetten op dit terrein.