De kleinste gasvoorraad in jaren |
|
André Flach (SGP) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat Nederland nu de kleinste gasvoorraad heeft in jaren, dat de Europese vuldoelstelling voor 1 november 2025 net niet is gehaald en dat ook de nationale vuldoelstelling van 80% nog niet is gehaald1?
Ja.
Hoe waardeert u deze vulgraad?
In de brief van 13 november jl. heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de actuele vulgraden en duiding daarvan.2 In deze brief is toegelicht dat de aanvoer van gas naar Europa en Nederland stabiel is en de prijzen op de groothandelsmarkt al langere tijd relatief laag en stabiel zijn. Op peildatum 1 november waren de gasopslagen voor een groot deel gevuld, maar lag de vulgraad net onder de EU-vulverplichting voor Nederland en het nationale vuldoel. Deze ontwikkeling was niet alleen zichtbaar in Nederland, maar ook in andere Europese lidstaten. Daarbij geldt dat het beeld ten aanzien van de gasopslagen in Nederland positiever is dan in sommige andere Europese landen, omdat in Nederland naar verhouding een groter deel van het jaarlijks verbruik is opgeslagen. Op basis van de huidige inzichten zijn er op dit moment geen zorgen ten aanzien van de leveringszekerheid. Uiteraard houdt het kabinet de situatie nauwlettend in de gaten.
Kunt u schetsen welke risico’s Nederland loopt bij een verstoring van de gaslevering of een koude winter?
In de brief van 13 november jl. is het kabinet nader ingegaan op de mogelijke gevolgen voor de leveringszekerheid. Het kabinet heeft toegelicht, op basis van analyse van Gasunie Transport Services (GTS), dat Nederland over voldoende capaciteit beschikt om op een koude dag te voldoen aan de piekvraag. Er is ook genoeg volume om de winter door te komen. Alleen in een extreem koude winter zou er een beperkt tekort kunnen ontstaan. Indien een dergelijke extreme situatie zich zou voordoen, ziet het kabinet voldoende manieren om dit in de praktijk op te vangen, waaronder inzet van gas uit de gascavernes en extra import van LNG naar Noord-West Europa. In de analyse van GTS is niet alleen rekening gehouden met temperatuur, maar ook met beperkte uitval van toevoer (ongeacht de oorzaak daarvan) en van de capaciteit van de grootste gasinfrastructuur.3
Wat is uw inzet om ongewenste prijspieken en verstoringen van de gasmarkt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken?
Het kabinet houdt de goede werking van de gasmarkt en prijzen op de groothandelsmarkt nauwlettend in de gaten. De afgelopen weken zijn de prijzen gedaald. Prijzen op de groothandelsmarkt liggen op dit moment (peildatum 5 december) tussen de 27 en 28 euro per MWh, het laagste niveau sinds ruim een jaar. In algemene zin zien we dat in de voorbije maanden de prijzen op de groothandelsmarkt en consumentenmarkt vrij stabiel zijn geweest.
Prijzen komen tot stand door vraag en aanbod. Fluctuerende prijzen zijn een teken van een goed functionerende markt en zorgen dat vraag en aanbod in balans blijven. Zo kan een prijsstijging op de Nederlandse gashandelsplaats TTF (in vergelijking met buurlanden) ervoor zorgen dat het minder aantrekkelijk wordt om gas uit Nederland te exporteren waardoor de export (en dus vraag) daalt, waardoor de situatie zich kan stabiliseren en prijzen weer kunnen dalen. Het kabinet kan prijspieken, hoewel ongewenst, niet voorkomen. Uiteraard blijft het kabinet wel de betaalbaarheid in de gaten houden.
Het structureel verminderen van de afhankelijkheid van gas door verduurzaming (elektrificatie en isolatie) vormt de beste waarborg tegen toekomstige prijsstijgingen op de gasmarkt. Daarnaast is er voor consumenten ruim keuze in vaste contracten. Op dit moment heeft de meerderheid van de Nederlandse huishoudens zich voor een langere periode verzekerd tegen prijsschommelingen door het afsluiten van een vast contract van 1 jaar of langer.
De veiligheidsrisico’s van windturbines op land |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Thierry Aartsen (VVD) |
|
|
|
|
Heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) ooit onderzoek gedaan naar brand- en veiligheidsrisico’s van windturbines op land?
Zo ja, kan dat onderzoek met de Kamer worden gedeeld? Zo nee, wilt u de OVV verzoeken dit alsnog te doen?
Hoe wordt geborgd dat windturbines van 130 meter en hoger voldoen aan eisen voor externe veiligheid, blusbaarheid en rampenbestrijding?
Is er voldoende bluscapaciteit beschikbaar om branden op grote hoogte te bestrijden?
Worden omwonenden voldoende geïnformeerd over risico’s en noodprocedures bij brand of technisch falen?
Hoe beoordeelt u het incident bij Nieuwleusen, waar brokstukken en gesmolten kunststof neerkwamen op landbouwgrond?
Hoe zijn de opruiming, schadevergoeding en milieuschade bij dergelijke incidenten geregeld?
Bent u bereid samen met provincies en gemeenten een landelijke risicoanalyse op te stellen voor windturbines van 130 meter en hoger, inclusief blusbaarheid en impact op de leefomgeving?
Nationale toepassing staatssteunregels bij scale-ups (OIM problematiek) |
|
Vincent Verouden (NSC) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Regeldrukreductie in perspectief: wat is nou echt belangrijk?»?1
Deelt u de mening dat de toekenning van subsidies aan jonge bedrijven (bv. innovatie- en projectsteun aan scale-ups) vaak aanloopt tegen een specifiek «Nederlands» probleem bij de toepassing van EU-staatssteunregels, in die zin dat de Nederlandse regelgeving en toepassingspraktijk er andere, meer stringente, maatstaven op na lijkt te houden bij de beoordeling of een bedrijf al dan niet in financiële moeilijkheden verkeert («OIM problematiek»), waardoor veel van deze bedrijven (naar schatting wel 25%) steun mislopen?
Acht u het gewenst dat Nederland er andere, meer stringente, maatstaven op na lijkt te houden bij de beoordeling of een bedrijf al dan niet in financiële moeilijkheden verkeert?
Bent u bereid om op korte termijn – en vooruitlopend op de huidige consultatieronde op Europees niveau – alvast de nationale obstakels uit de weg te ruimen die de toekenning van projectsubsidies aan jonge bedrijven (bv. innovatiesteun aan scale-ups) verhinderen?
Deelt u de mening dat een nieuwe beleidsinstructie (bv. in de vorm van een spoed-AMvB) over het kwalificeren van achtergestelde leningen als eigen vermogen hiertoe een nuttige of zelfs noodzakelijke stap zou zijn?
Deelt u de mening dat scale-ups wel vaker te maken hebben met een boekhoudkundig negatief vermogen (bijv. als gevolg van de gekozen ontwikkelingsstrategie met hoge initiële investeringskosten), maar dat zij bij opeenvolgende financieringsrondes toch nieuw kapitaal weten op te halen omwille van de al bij al gunstige groeivooruitzichten?
In welke mate zouden EU staatssteunregels meer rekening moeten houden met dit inzicht en bijvoorbeeld een scale-up als «niet in moeilijkheden» moeten beschouwen indien het bedrijf in kwestie er blijk van geeft dat het parallel aan het ontvangen van de subsidiemaatregel ook in significante mate nieuw privékapitaal weet op te halen?
Wilt u de Kamer per ommegaande informeren over wat de inbreng van uw ministerie zal zijn bij de huidige consultatieronde op het niveau van de EU-staatssteunregels?
Kunt u elk van deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam1, waarin advocaat de kinderrechter tijdens de zitting een geluidsfragment heeft voorgelegd waarop een pleegmoeder zich op schokkende en vernederende wijze uitlaat tegen een kind die aan haar zorg was toevertrouwd?
Wat doet het met u als stelselverantwoordelijke bewindspersoon dat een kinderrechter de kwalificatie gebruikt dat de uitlatingen van de pleegmoeder «alle grenzen van fatsoen overschreden» en dat «dit niet is hoe de opvang van een kwetsbaar kind mag gaan»? Welke gevolgen zou een dergelijke constatering volgens u moeten hebben binnen de pleegzorgketen en de positie van een pleegzorgouder die zich zo opstelt naar een kind?
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat kinderen of ouders zich genoodzaakt voelen opnames te maken om gehoord te worden door jeugdbeschermers, raadsonderzoekers of de rechter? En dat het in deze zaak een geluidsfragment van het kind zelf was dat leidde tot erkenning van de misstanden, terwijl eerdere signalen van het kind kennelijk niet serieus zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Bent u ermee bekend dat ook advocaten soms vastlopen als zij zorgen hebben over de situatie binnen een kinderbeschermingsmaatregel en dat ook zij niet gehoord of serieus genomen worden door de gecertificeerde instelling (GI) of de Raad voor de Kinderbescherming omdat zij gezien worden als een verlengstuk van ouders en/of kinderen? Deelt u de mening dat dit geen recht doet aan de neutrale positie die advocaten innemen en de gedragsregels waar advocaten zich aan dienen te houden? Waar kunnen advocaten zich volgens u melden als zich zo’n situatie zich voordoet?
Bent u ervan op de hoogte dat kinderen, ouders of pleegouders in sommige gevallen worden berispt of gesanctioneerd als zij dergelijke opnames maken en willen inbrengen in de procedure om zo gehoord te worden? Vindt u dit in lijn met artikel 12 van het VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK) dat bepaalt dat kinderen het recht hebben hun mening vrijelijk te uiten en dat daaraan passend belang moet worden gehecht?
Hoe beoordeelt u het verschil tussen rechtbanken waar kinderen wel of niet de mogelijkheid krijgen om via geluidsfragmenten hun stem te laten horen? Vindt u dat wenselijk? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Bent u ervan op de hoogte dat sommige rechtbanken, waaronder de Rechtbank Den Haag2, 3, dergelijke geluidsfragmenten niet accepteren als onderdeel van het dossier omdat zij als onrechtmatig worden beschouwd? En bent u ervan op de hoogte dat en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden4 het niet per definitie als onrechtmatig beschouwd maar dat er wel terughoudendheid betracht moet worden? Deelt u de mening dat dergelijke geluidsfragmenten niet als onrechtmatig beschouwd moeten worden en dat die terughoudendheid niet wenselijk is nu blijkt dat het vaak misgaat en dat juist de geluidsopnames kunnen bijdragen aan het gehoor geven aan de stem en de ervaringen van het kind, zoals vastgelegd in artikel 12 van het IVRK?
Deelt u de mening dat dit verschil in interpretaties in de rechtspraak als een vorm van rechtsongelijkheid kan worden ervaren? En bent u het eens met dit standpunt van de rechtbank Den Haag dat hiervan het gevolg is dat de stem van het kind niet of onvoldoende gehoord wordt of dat de ervaringen van kinderen buiten beeld blijven?
Bent u bereid met de Raad voor de Rechtspraak te verkennen of er een uniform toetsingskader kan komen voor de omgang met geluidsopnamen in civiele jeugdrechtzaken, zodat kinderen in gelijke omstandigheden ook gelijke rechtsbescherming genieten?
In hoeverre beschikken jeugdbeschermingsinstellingen en pleegzorgaanbieders over duidelijke protocollen over hoe om te gaan met geluids- of beeldmateriaal dat door kinderen wordt ingebracht als bewijsmiddel van onveiligheid of mishandeling? Wat bent u van plan te doen als hierin vermeld wordt dat dergelijke opnames niet als bewijs mogen dienen, ook wanneer zij aantoonbare misstanden laten zien?
Klopt het dat er geen landelijke richtlijn of toezichtkader bestaat dat regelt hoe dergelijke opnames moeten worden gewogen in (familie)rechtszaken of interne klachtenprocedures? Zo ja, bent u bereid zo’n richtlijn op te laten stellen?
Bent u ermee bekend dat veel kinderen en ouders geen klachten durven in te dienen tegen pleegouders of jeugdbeschermers als er sprake is van dergelijk grensoverschrijdend gedrag omdat zij zich door het gedrag zelf al niet veilig voelen en daarnaast bang zijn voor repercussies zoals het afzeggen van omgang of het verlengen van een maatregel? Welke mogelijkheden hebben kinderen of ouders momenteel om anders dan bij de eigen pleegzorgorganisatie veilig melding te doen van grensoverschrijdend gedrag binnen pleegzorg, buiten de instelling of GI om?
Bent u bereid om te (laten) onderzoeken hoeveel meldingen er de afgelopen vijf jaar zijn gedaan van onveiligheid of emotioneel geweld binnen pleegzorg en in hoeveel van die gevallen de stem van het kind doorslaggevend is geweest?
Herkent u het bredere signaal dat kinderen en ouders binnen de jeugdbescherming zich vaak niet gehoord of geloofd voelen, ook wanneer zij herhaaldelijk melding maken van misstanden? Wat zegt dit volgens u over de rechtspositie van gezinnen in het jeugdbeschermingsstelsel?
Acht u het wenselijk dat kinderen of jongeren procesrechtelijke bijstand krijgen bij het inbrengen van eigen bewijs of geluidsopnames, zodat zij dit op rechtmatige wijze kunnen doen zonder afhankelijk te zijn van toestemming van hun jeugdbeschermer of pleegzorgaanbieder?
Ziet u aanleiding om, samen met de Raad voor de Rechtspraak en de Inspecties, een landelijke evaluatie te laten uitvoeren naar de omgang met kind signalen en geluidsopnamen in jeugdbeschermingszaken, met bijzondere aandacht voor de uiteenlopende rechtspraak in Den Haag en Rotterdam?
Hoe waarborgt u dat in toekomstige jeugdbeschermingsprocedures de stem van het kind niet afhankelijk is van een opname, maar vanzelfsprekend wordt gehoord, serieus genomen en gewogen?
De moordpartijen op orthodoxe christenen in Ethiopië |
|
Isa Kahraman (NSC) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten over moordpartijen op orthodoxe Ethiopische christenen van begin november 2025, waaruit blijkt dat in het oostelijke deel van de Ethiopische regio Oromia tientallen christenen zijn vermoord in een reeks gewelddadige aanvallen?1, 2, 3
Ja.
Wat weet u, op basis van eigen diplomatieke informatie of internationale bronnen, over deze gebeurtenissen, de vermoedelijke daders en de reactie van de Ethiopische autoriteiten?
De informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft, bevestigt de vermoedelijk religieuze dimensie van deze aanvallen. Naast religie spelen echter mogelijk ook andere dimensies een rol, waaronder etniciteit, historische binnenlandse spanningen tussen bevolkingsgroepen en een actueel conflict tussen de federale overheid en lokale en regionale milities en rebellengroepen. De aanslagen zijn niet opgeëist en het is vooralsnog niet mogelijk gebleken te achterhalen wie de daders waren en wat hun motief was.
Vrij snel na de aanvallen van eind oktober en begin november werd door diverse nationale actoren in Ethiopië, inclusief door de Ethiopische mensenrechtencommissie en de Ethiopisch Orthodoxe kerk, opgeroepen tot een onafhankelijk en openbaar onderzoek. De Ethiopische regering heeft hierop gereageerd door de Interreligieuze Raad, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende religieuze denominaties, te verzoeken een onderzoek naar de aanvallen in te stellen.
Deelt u de analyse dat deze moorden passen in een structureel patroon van geweld tegen leden van de Ethiopisch-Orthodoxe Tewahedo Kerk in de regio Oromia, waar volgens kerkelijke bronnen de afgelopen jaren honderden gelovigen zijn omgebracht?
De informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft, bevestigt de vermoedelijk religieuze dimensie van deze aanvallen, waarbij leden van de Ethiopisch Orthodoxe kerk slachtoffer waren. Historisch gezien verschillen de slachtoffers van aanvallen per gebied binnen de Oromia regio en is het motief niet altijd duidelijk. Het kabinet is zich bewust van de kwetsbare positie van religieuze minderheden, zoals de Ethiopisch Orthodoxe kerk in sommige gebieden waar een meerderheid van de bevolking een andere geloofsovertuiging heeft. Het kabinet veroordeelt met klem doelbewuste aanvallen op minderheden, waaronder Ethiopisch orthodoxe christenen.
Verschillende bronnen wijzen de Oromo Liberation Army (OLA) aan als vermoedelijke dader van deze en eerdere aanvallen in de Arsi- en East Arsi-zone; beschikt u over informatie die deze betrokkenheid bevestigt of juist weerlegt?
De informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft over deze aanval is niet eenduidig. In de praktijk is de Oromo Liberation Army (OLA) geen homogene, centraal-gestuurde groepering. OLA opereert gefragmenteerd en vanuit uiteenlopende motieven. In de regio zijn ook andere gewapende groeperingen actief. Het is voor het kabinet niet mogelijk vast te stellen wie de daders waren.
Hoe beoordeelt u de aard van het geweld van de OLA, mede in het licht van het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië januari 2024, waarin wordt beschreven dat het conflict in Oromia vooral een etnisch en politiek karakter heeft, maar soms ook religieuze dimensies kent?4
Zie antwoord op vraag 4.
Welke informatie- en verificatiekanalen gebruikt u om de veiligheid van religieuze minderheden in Ethiopië, met name orthodoxe christenen in de zones Arsi en East Arsi, te monitoren?
Nederland heeft een brede relatie met Ethiopië. Nederland en Ethiopië zijn handelspartners, Nederland investeert in de stabiliteit en ontwikkeling van Ethiopië en er is samenwerking om irreguliere migratie tegen te gaan. Vanuit die brede relatie onderhoudt Nederland contact met diverse partijen, waaronder overheden, maatschappelijk middenveld organisaties, bedrijven, kennisinstellingen en multilaterale organisaties. Het kabinet gebruikt elk van deze kanalen om ontwikkelingen in Ethiopië nauwlettend te volgen.
Worden kerkelijke en diaspora-signalen daarbij betrokken, waaronder die van de Ethiopisch-Orthodoxe Tewahedo Kerk in Nederland?
Ja. Het kabinet weegt alle signalen die het ontvangt mee, waaronder die van kerkelijke organisaties en de Ethiopische diaspora. Begin december ontmoet de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging met vertegenwoordigers van de Ethiopisch Orthodoxe gemeenschap in Nederland om hun zorgen nader te bespreken.
Bent u bereid om bij de Ethiopische regering en de regionale autoriteiten aan te dringen op een onmiddellijk, onafhankelijk en openbaar onderzoek naar deze moorden, en erop te staan dat de verantwoordelijken worden opgespoord en vervolgd, dan wel – indien dat uitblijft – in EU-verband worden aangepakt via het EU Global Human Rights Sanctions Regime?
Zie antwoord op vraag 2.
Voor plaatsing op de EU Mensenrechtensanctielijst moet worden voldaan aan de uitgangspunten van juridische soliditeit, bewijsstandaarden en EU-eenheid. Sancties werken alleen als deze stevig zijn verankerd in de bredere beleidsdoelstellingen. Deze weging moet zorgvuldig en op individuele basis worden gemaakt.
Heeft u sinds deze incidenten diplomatieke stappen gezet, bilateraal, in EU-verband of via de Verenigde Naties, om de bescherming van orthodoxe christenen in Ethiopië op de internationale agenda te plaatsen?
Nederland blijft de mensenrechtensituatie in Ethiopië, inclusief de positie van orthodoxe christenen, nauwgezet volgen en brengt deze waar relevant onder de aandacht in EU- en VN-verband. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een vaste Nederlandse prioriteit binnen multilaterale fora, waaronder de VN-Mensenrechtenraad, waar Nederland actief pleit voor bescherming van kwetsbare religieuze groepen.
Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Waar nodig zal Nederland deze punten blijven adresseren. Vrijheid van religie en de bescherming van religieuze minderheden maken deel uit van de brede dialoog die Nederland met Ethiopië voert. De Mensenrechtenambassadeur is voornemens om in 2026 een bezoek te brengen aan Ethiopië. Tijdens dit bezoek zal vrijheid van religie nadrukkelijk op de agenda staan.
Ziet u aanleiding om binnen de EU te verkennen of personen of entiteiten die verantwoordelijkheid dragen voor deze aanvallen, waaronder de OLA, in aanmerking kunnen komen voor gerichte sancties onder het EU Global Human Rights Sanctions Regime?
Zie antwoord op vraag 8.
Hoe wordt in de ontwikkelingssamenwerking met Ethiopië en in het Nederlandse mensenrechtenbeleid rekening gehouden met de toenemende risico’s voor orthodoxe christenen, en bent u bereid de bescherming van deze groep als expliciete beleidsprioriteit op te nemen?
Nederland houdt bij de uitvoer het mensenrechten- en ontwikkelingsbeleid nadrukkelijk rekening met risico’s voor religieuze en etnische minderheden. Nederland doet dit door consequent conflict-sensitief te werk te gaan in beleidsvorming en -uitvoering en signalen van partners mee te wegen. In Ethiopië werkt Nederland onder meer samen met verschillende op geloof gebaseerde organisaties, waaronder de aan de orthodox christelijke kerk gelieerde organisatie Ethiopian Orthodox Church, Development and Inter Church Aid Commission (EOC-DICAC).
Daarnaast steunt Nederland via het JISRA-programma in Ethiopië lokale religieuze actoren, waaronder ook orthodox-christelijke organisaties. Dit programma richt zich op interreligieuze dialoog, de-escalatie van spanningen en het tegengaan van discriminatie, en draagt zo direct bij aan de bescherming van orthodoxe christenen en andere kwetsbare groepen. Nederland kiest daarbij voor een brede, inclusieve benadering om polarisatie en veiligheidsrisico’s te voorkomen.
Het artikel 'Nederlandse mijnbouwer verzweeg miljardenomzet voor Congolese Staat’ |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse mijnbouwer verzweeg miljardenomzet voor Congolese Staat»?1
Ja.
Is er een strafrechtelijk onderzoek gaande naar de Nederlandse vennootschappen van ERG wegens mogelijke omkoping of overtreding van sanctiewetgeving? Zo ja, door wie, wanneer en om welke redenen is een dergelijk onderzoek gestart? Wat is de status van dit onderzoek op dit moment? Zo nee, overweegt u dergelijk onderzoek na het lezen van de feiten die in het bovengenoemde artikel worden gepresenteerd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen of de inhoud van eventuele strafrechtelijke onderzoeken. Signalen van mogelijke overtreding van de (sanctie) wetgeving worden altijd serieus genomen. Het is aan het Openbaar Ministerie om een beslissing te nemen over het eventueel starten van een strafrechtelijk onderzoek en of op basis daarvan over wordt gegaan tot vervolging. Daar gaat het kabinet niet over.
Heeft er, gezien er mogelijk sprake is van omkoping door ERG via Nederland, terwijl de Kazachstaanse staat eigenaar is van het bedrijf, overleg plaatsgevonden tussen de Nederlandse overheid en die van Kazachstan over deze kwestie? Zo ja, door wie en wanneer? Wat is de uitkomst van dit gesprek geweest? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet spreekt regelmatig met het internationale bedrijfsleven, zowel in Nederland als middels het postennetwerk. Ook met de Kazachse autoriteiten en het bedrijfsleven wordt gesproken. Op de precieze inhoud van de gesprekken kan het kabinet niet ingaan.
Zijn Nederlandse toezichthouders betrokken bij het monitoren van internationale transacties via Nederlandse entiteiten met risico op corruptie of mensenrechtenschendingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke toezichthouders? En welke rol spelen die Nederlandse toezichthouders bij het monitoren van internationale transacties via Nederlandse entiteiten met risico op corruptie of sanctieschending?
Financiële instellingen en andere bij wet geïdentificeerde partijen dienen zich te houden aan regelgeving op het gebied van sancties en witwassen, zoals de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Dat betekent dat ze hun bedrijfsvoering zo in moeten richten dat ze in staat zijn om witwassen te voorkomen en sancties na te leven. De Wwft-toezichthouders, waaronder de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) houden hier toezicht op.
Financiële instellingen moeten ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL) melden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een bank vermoedt dat er bij een betaling sprake is van corruptie. De FIU-NL analyseert de transacties en verklaart deze zo nodig verdacht zodat deze beschikbaar worden voor de opsporing. Op basis van deze verdachte transacties kan er eventueel strafrechtelijk worden gehandhaafd.
De Wwft-toezichthouders monitoren geen individuele transacties. Ze houden alleen toezicht of de financiële instellingen in staan zijn om verplichtingen om te melden goed na te leven.
Bent u van mening dat FIOD en OM over voldoende capaciteit en expertise beschikken om grensoverschrijdende corruptie- en sanctiezaken effectief aan te pakken? Zo niet, wat ontbreekt er?
De effectieve aanpak van grensoverschrijdende corruptie- en sanctiezaken is breder dan strafrechtelijke handhaving achteraf. Het is altijd beter strafbare feiten te voorkomen. In dit kader werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld aan een update van de brochure «Eerlijk Zaken Doen zonder Corruptie» met aanvullende handreiking. Daarnaast draagt het steunpunt voor maatschappelijk verantwoord ondernemen middels voorlichting bij aan het vergroten van bewustwording rondom buitenlandse omkoping binnen de private sector en via diverse voorlichtingsactiviteiten, waaronder via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland(RvO), aan het voorkomen van overtreding van de sanctiewet.
Strafrechtelijke handhaving is het ultimum remedium. Het is zeker van belang dat die ook goed is toegerust. Zo is specifiek ten behoeve van de aanpak van corruptie in de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de periode 2025–2029 structureel vier miljoen euro per jaar gereserveerd om de opsporingsdiensten (FIOD en de Rijksrecherche), het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak te versterken. Deze gelden worden ingezet voor de verhoging van de capaciteit, vergroting van expertise en de aanschaf van onderzoeksmiddelen. Uw Kamer is hierover reeds geïnformeerd in het kader van de intensivering van de aanpak van corruptie.2
Aanvullend hierop heeft het kabinet in het kader van de Voorjaarsnota structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland.3 Zowel de FIOD als het OM ontvangen hieruit aanvullend budget om hun capaciteit voor de aanpak van sanctieovertreding uit te breiden. Beide organisaties besteden doorlopend aandacht aan het verwerven en op peil houden van de benodigde expertise.
Werkt Nederland op dit moment al samen met landen als Congo om meer transparantie in de mijnbouwsector te bereiken, bijvoorbeeld via openbaarmaking van contracten of audits? Zo ja, hoe ziet die samenwerking er dan uit? Zo nee, waarom niet?
Nederland en de Democratische Republiek Congo (DRC) zijn beiden lid van het multi-stakeholder Extractives Industries Transparency Initiative (EITI). Dit initiatief beoogt de transparantie over financiële stromen tussen overheden en de extractieve sector te vergroten via implementatie van de EITI-standaard. Een van de voorschriften van de standaard is dat landen contracten met bedrijven uit de extractieve sector openbaar maken. Als lid van EITI implementeert de DRC deze standaard via een nationale multi-stakeholdergroep. Nederland is naast implementerend lid ook donor van EITI.
Bent u van mening dat bestaande internationale of bilaterale regelgeving ruimte biedt om bedrijven te sanctioneren die betrokken zijn bij corruptie in derde landen? Zo ja, welke regelgeving doelt u dan op en hoe wordt die op dit moment door de Nederlandse overheid geïmplementeerd?
De Europese Unie beschikt niet over een horizontaal sanctiekader dat ziet op betrokkenheid bij corruptie in derde landen. Wel zijn er in enkele geografische landenregimes die specifiek zien op de situatie in een derde land bepalingen opgenomen die grond bieden voor sancties naar aanleiding van corruptie door individuen en entiteiten. Het sanctiekader voor de DRC voorziet hier enkel in wanneer dit ziet op het ondersteunen van ondermijning en destabilisatie door de illegale extractie of handel in natuurlijke hulpbronnen, goud en wilde dieren.
Daarnaast is omkoping door Nederlandse bedrijven strafbaar, ook als de omkoping in het buitenland plaatsvindt. Zie tevens het antwoord op vraag 8.
Bent u van mening dat de huidige nationale en EU-regels, zoals de EU Anti-Corruption Directive, toereikend zijn? Zo nee, welke hiaten bestaan er in de beschikbare regelgeving die misbruik mogelijk maken? Bent u van mening dat die hiaten aandacht behoeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven ontplooit Nederland daarin?
Op dit moment heb ik geen indicatie dat de regelgeving zoals die nu is en die nog wordt gemaakt, zoals de EU anti-corruptierichtlijn, niet afdoende zijn. Corruptie stopt inderdaad niet bij de landsgrenzen en heeft vaak een internationaal karakter. Het kabinet erkent dit en neemt dit expliciet mee bij de intensivering van de aanpak van corruptie.4 Hierbij staat voorop dat Nederlandse bedrijven die zich schuldig maken aan omkoping voor de Nederlandse wet strafbaar zijn, ook als de omkoping in het buitenland plaatsvindt.
Omdat bij buitenlandse omkoping altijd ook ten minste één ander land betrokken is, is internationale samenwerking bij de opsporing en vervolging van dit delict cruciaal. Ook is het van belang dat landen dezelfde anti-corruptiestandaarden hanteren, zodat corruptie niet verplaatst naar de plaats met de laagste standaarden. Via de Europese Anti-corruptierichtlijn, die nu in onderhandeling is, worden onder andere strafbaarstellingen en verjaringstermijnen onder de lidstaten van de EU geharmoniseerd en samenwerking gestimuleerd.
Ook buiten de EU werkt Nederland aan de versterking van de internationale aanpak van corruptie. Nederland speelt een actieve rol in de anti-omkopingswerkgroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Implementation Review Group van het VN Verdrag tegen Corruptie, de Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO) van de Raad van Europa, en de anti-corruptie werkgroep van de G20. Binnen deze gremia worden gemeenschappelijke standaarden in de vorm van anti-corruptieverdragen en best practices geformuleerd.
Deelt u de analyse dat Nederlandse bedrijven actief betrokken zijn bij de mijnbouw in risicogebieden, zoals DR Congo? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan u dan inzicht geven in het aantal Nederlandse bedrijven actief in de mijnbouw in risicogebieden, de omvang van hun investeringen en de bijbehorende risico’s?
De Rijksoverheid heeft geen overzicht van de gevraagde informatie. Sinds 2021 gelden verplichtingen voor bedrijven in Nederland die onder de Europese conflictmineralenverordening vallen. Deze voorziet in wettelijke gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor Europese importeurs die boven een bepaalde drempelwaarden tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG) importeren. Deze Verordening ziet toe op de controle op handel in 3TG met als doel om bij te dragen aan het tegengaan van de financiering van gewapende groepen en mensenrechtenschendingen. Hoewel de Verordening niet landen-specifiek is bestaat er onder de Verordening wel een lijst van conflict- en hoog risicogebieden, opgesteld door onafhankelijke externe experts (CAHRA-gebieden: Conflict Affected and High-Risk Areas). In de meest recent gepubliceerde rapportage van de inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) over het toezicht op de conflictmineralenverordening5 staat vermeld dat er in 2023 in Nederland geen enkele import direct afkomstig was uit een conflict- of hoog risicogebied.
Tweetalig bestuur in Fryslân |
|
Rosanne Hertzberger (VVD), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander van Waveren (NSC) |
|
Rijkaart , Moes |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport «Tweetalig bestuur in Fryslân» van het Wetenschappelijk Bureau Nieuw Sociaal Contract?1 Deelt u de analyse uit dit rapport dat het huidige wettelijke kader voor Friese taalrechten in de bestuurlijke praktijk van provincie en gemeenten onvoldoende wordt uitgevoerd?
In de aanbevelingen benadrukt het rapport dat er behoefte is aan structurele monitoring en rapportage van het gebruik van het Fries door provincie en gemeenten; kunt u uiteenzetten hoe u toezicht houdt op naleving van de Wet gebruik Friese taal door gemeenten en provincie? Overweegt u een structurele monitor of periodieke voortgangsrapportage?
Hoe beoordeelt u de constatering dat het Fries in overheidscommunicatie een recht van de burger is in plaats van een plicht van de overheid? Bent u bereid te onderzoeken hoe de Wet gebruik Friese taal kan worden versterkt zodat actieve toepassing door de overheid als uitgangspunt geldt, zodat de term «recht van de burger» kan worden vervangen door «verplichting van de overheidsorganisatie»?
Het rapport geeft op pagina 10 aan: «Elke gemeente bepaalt zelf in hoeverre het Fries wordt ingezet in de dienstverlening, de communicatie en de digitale omgeving». Herkent u dat deze verschillen bestaan en tot onduidelijkheid kunnen leiden? Bent u bereid om met de Friese gemeenten en de provincie te onderzoeken hoe een gedeeld basisniveau bereikt kan worden voor de inzet van de Friese taal?
Welke maatregelen acht u passend om een uniforme uitvoering van de wet binnen Fryslân te garanderen? Is de regering bereid te verkennen of een wettelijke verplichting tot tweetalig aanbieden van kern-overheidsdiensten in Fryslân wenselijk en uitvoerbaar is? Zo ja, welke stappen ziet u? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat digitale overheidsdiensten het risico vergroten dat minderheden taaltechnologisch worden vergeten? Bent u bereid om in rijksbrede ICT-standaarden expliciet op te nemen dat systemen in Fryslân tweetalig moeten functioneren? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten hoe u waarborgt dat AI-systemen die binnen de overheid worden gebruikt ook low-resource talen zoals het Fries kunnen en moeten ondersteunen?
Is er een tijdpad om digitale formulieren, bestuurlijke publicaties, raadsinformatiesystemen en burgerportalen volledig tweetalig beschikbaar te maken? Zo nee, wanneer komt dat tijdpad?
Moorden op en ontvoeringen van leden van de Ethiopisch Orthodoxe Kerk in de Ethiopische regio Arsi |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van aanvallen gericht tegen leden van de Ethiopisch Orthodoxe Kerk, waar in de Addis Standard melding van wordt gemaakt?1
Ja.
Welke informatie heeft u over de moorden die in oktober in Arsi gepleegd zijn?
De informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft bevestigt de vermoedelijk religieuze dimensie van deze aanvallen. Naast religie spelen echter mogelijk ook andere dimensies een rol, waaronder etniciteit, historische binnenlandse spanningen tussen bevolkingsgroepen en een actueel conflict tussen de federale overheid en lokale en regionale milities en rebellengroepen. De aanslagen zijn niet opgeëist en het is vooralsnog niet mogelijk gebleken te achterhalen wie de daders waren en wat hun motief was.
Klopt het volgens uw informatie dat er sinds 2021 al 190 orthodoxe gelovigen in dit gebied zijn vermoord?
De informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft, bevestigt dat er in de afgelopen jaren vele orthodox gelovigen slachtoffer zijn geworden van geweld. Over het precieze aantal heeft het kabinet geen informatie.
Bent u bekend met de moordpartij uit augustus 2024, die ook in de Addis Standard wordt genoemd, waarbij onder de doden ook een priester was?
Ja.
Wat is volgens de informatie over de situatie in Ethiopië waarover u beschikt de reden dat specifiek leden van de Ethiopisch Orthodoxe kerk doelwit zijn geworden van geweld in deze regio?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het kabinet erkent daarnaast de religieuze dimensie in het geweld van de recente aanvallen, waarbij leden van de Ethiopisch Orthodoxe kerk slachtoffer waren. Historisch gezien verschillen de slachtoffers van aanvallen per gebied binnen de Oromia regio, en is het motief niet altijd duidelijk. Het kabinet veroordeelt met klem doelbewuste aanvallen op minderheden, waaronder Ethiopisch orthodoxe christenen.
Hoe duidt u de informatie die de aanval uit augustus 2024 aan het Oromo Liberation Army (OLA) toeschrijft?
De informatie die het kabinet tot zijn beschikking heeft over deze aanval is niet eenduidig. In de praktijk is de Oromo Liberation Army (OLA) geen homogene, centraal-gestuurde groepering. OLA opereert gefragmenteerd en vanuit uiteenlopende motieven. In de regio zijn ook andere gewapende groeperingen actief. Het is voor het kabinet niet mogelijk vast te stellen wie de daders waren.
Hoe duidt u de berichtgeving van de Addis Standard waarin het OLA juist de regering ervan beschuldigt verantwoordelijk te zijn voor de moorden die in oktober gepleegd zijn?2 Wie is er volgens de informatie waar u over beschikt verantwoordelijk voor de moorden op de orthodoxe gelovigen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Deelt u de analyse van Dr. Caleb Ta, gepubliceerd op de website Borkena, dat het gaat om doelgerichte, geplande aanvallen en dat lokale autoriteiten deze aanvallen stilzwijgend goedkeuren of zelfs coördineren? Zo nee, waarom niet?3
Het is voor het kabinet niet mogelijk vast te stellen wie de daders waren. Vrij snel na de aanvallen van eind oktober en begin november werd door diverse nationale actoren in Ethiopië, inclusief door de Ethiopische mensenrechtencommissie en de Ethiopisch Orthodoxe kerk, opgeroepen tot een onafhankelijk en openbaar onderzoek. De Ethiopische regering heeft hierop gereageerd door de Interreligieuze Raad, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende religieuze denominaties, te verzoeken een onderzoek naar de aanvallen in te stellen.
Bent u bereid de Ethiopische regering ertoe op te roepen orthodoxe gemeenschappen in deze regio te beschermen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Nederland volgt de situatie in Ethiopië nauwlettend. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een vaste prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid, en zorgen over de positie van kwetsbare groepen worden consequent geagendeerd waar dat relevant en nodig is. Zo roept het kabinet in gesprekken met vertegenwoordigers van de overheid de Ethiopische regering consequent op om de eigen burgers beter te beschermen tegen geweld. Ook in EU- en VN-verband roept Nederland op tot bescherming van eigen burgers en met name kwetsbare groepen.
Inflatie |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel op de website van de NOS van 31 oktober jl. «Ook in oktober zakt de inflatie maar niet verder terug»?1
Ja.
Wat is volgens u de oorzaak dat de inflatie relatief hoog blijft?
In november kwam de inflatie (cpi) uit op 2,9% bij de snelle raming van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Met name de prijzen van diensten (+4,3%) en voedingsmiddelen, dranken en tabak (+3,1%) droegen deze maand positief bij aan de prijsstijgingen.2
Voor 2025 raamt het Centraal Planbureau (CBP) de inflatie op 3,2%, en voor 2026 verwacht het Planbureau een verdere daling richting de 2,3%.3 Over het gehele jaar 2025 genomen hebben vooral de voedselinflatie, diensteninflatie en huren een opwaarts effect op de inflatie.
Hoe hebben de lonen en de inflatie zich de afgelopen 10 jaar elk jaar ontwikkeld? In de Miljoenennota 2024 schreef het kabinet dat mogelijk in 2025 de lonen de hoge inflatie van de afgelopen jaren zou inhalen; is dat ondertussen gebeurd? Zo ja, waar blijkt dat uit? Als dat inderdaad ondertussen is gebeurd, betekent dit dat sinds de coronatijd mensen minder te besteden hebben gehad vanwege de hoge inflatie?
Tussen 2015 en oktober 2025 is het prijsniveau met 36,4% gestegen.4 In dezelfde periode zijn de Cao-lonen met 40,3% gestegen. Vanaf 2019 tot oktober 2025 zijn de cao-lonen met 29,9% gestegen.5 In diezelfde periode is het prijsniveau met 28,5% gestegen. De lonen zijn de afgelopen periode dus sneller gestegen dan de inflatie.
Of mensen meer of minder te besteden hebben wordt gemeten door de koopkracht, die naast de loon- en prijsontwikkeling ook rekening houdt met inkomensbeleid vanuit het kabinet. De mediane koopkracht is sinds de corona-periode gestegen, met name door een forse stijging van 2,8% in 2024. Mensen in Nederland hebben dus meer te besteden sinds de coronatijd.
Kan het zijn dat in oktober 2025 de winsten vooral, weer, hebben gezorgd voor hogere prijzen; in 2024 in een ESB-artikel werd geconstateerd dat vooral de winsten en niet de lonen zorgden voor inflatie, en in de Miljoenennota van 2024 constateert het kabinet dat er inderdaad sprake van winstflatie kan zijn?2 Hoe staat het marco-economisch met de verdeling tussen geld voor lonen en mensen en geld voor lonen voor winsten en aandeelhouders? Wat is het verloop van deze verdeling (de arbeidsinkomensquote) over de afgelopen 10 jaar inclusief oktober 2025?
Een uitsplitsing van het CPB in het Centraal Economisch Plan eerder dit jaar laat zien dat vooral het bruto-exploitatiesaldo de inflatie tussen 2021 en 2023 verklaarde. Vanaf 2023 slaat dit beeld om en draagt de loonsom meer bij.7
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat in oktober 2025 de inflatie voornamelijk werd gedreven door hogere winsten. Wel is het duidelijk dat de diensteninflatie dit jaar fors bijdraagt aan de inflatie; deze was 4,5% in oktober. Gegeven het hoge loonaandeel in de dienstensector, lijkt dit het beeld vanuit het CPB te bevestigen dat het juist de lonen zijn, en niet de winsten, die de inflatie stuwen.
Het CBS heeft nog geen cijfers gepubliceerd over de arbeidsinkomensquote (AIQ) in 2025. Het meest recente cijfer gaat over 2024, toen lag de AIQ-marktsector op 69,9 procent.8 De figuur hieronder laat de ontwikkeling zien van de afgelopen tien jaar.
Hoeveel geld zou er beschikbaar komen voor geld voor lonen en mensen als de verdeling tussen geld voor lonen en mensen en geld voor winst en aandeelhouders weer zou zijn zoals voor de coronacrisis? Hoeveel miljarden zouden er in dat geval nog steeds naar winst gaan?
Deze berekening is niet goed te maken. Winsten worden deels opnieuw geïnvesteerd in de economie en dragen daarmee bij aan de economische groei en productiviteitsgroei. Dit wordt vaak gevolgd door meer werkgelegenheid en hogere lonen. Het ingrijpen op de winsten kan leiden tot lagere investeringen en daarmee ook op de lonen. Hierdoor is het niet mogelijk om een accuraat antwoord te geven op deze vraag.
Wat betekent het voor het inkomen van de overheid als er meer van het geld dat verdiend wordt naar lonen gaat en minder naar winsten? Hoeveel belasting ontvangt de overheid gemiddeld voor elke euro die naar lonen gaan? Hoeveel belasting ontvangt de overheid gemiddeld voor elke euro die naar winsten gaat?
Zoals beschreven in antwoord vijf is deze vergelijking niet zomaar te maken. Bij een verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op winst moet namelijk rekening worden gehouden met het feit dat dit kan leiden tot lagere investeringen en verplaatsing van bedrijvigheid naar het buitenland. Het effect op de werkgelegenheid, lonen en inkomen voor de overheid is daarmee vooraf niet in te schatten.
Looninkomsten worden progressief belast in box 1 van de inkomstenbelasting. Daarnaast dragen werkgevers premies af over (een deel van) de loonsom. Winsten van bedrijven worden belast in de vennootschapsbelasting. Afhankelijk van de mate waarin een bedrijf gemaakte winst uitkeert, vindt aanvullend belastingheffing plaats over dit inkomen via de dividendbelasting (of box 2 van de inkomensheffing in het geval van een aanmerkelijk belang). Voor zover een euro extra winst ten koste gaat van een extra euro loon, staan tegenover hogere vpb-inkomsten dus inderdaad lagere belastinginkomsten op arbeid. Het netto effect op de belastinginkomsten is afhankelijk van de marginale belastingdruk van zowel het bedrijf als de werknemer. Deze belastingdruk verschilt sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Een kwantitatieve inschatting op macroniveau van een dergelijke schuif is niet beschikbaar.
Bent u bekend met het interview in de Volkskrant van 4 november 20251 met dr. Rachel Imamkhan over het Nederlandse beleid inzake strafoverdracht?
Ja, het interview is mij bekend.
Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof Den Haag2 waarin werd geoordeeld dat de detentieomstandigheden van Jaitsen Singh in de Verenigde Staten leiden tot een «humanitair onwenselijke situatie» en de Nederlandse regering een verzoekt tot overplaatsing moet indienen?
Ja, de uitspraak is mij bekend. Het verzoek tot strafoverdracht is reeds ingediend bij de Amerikaanse autoriteiten.
Klopt het dat Nederland pas na maanden en pas op het laatste moment een overbrengingsverzoek heeft ingediend voor de heer Singh, en dat dit verzoek aanvankelijk summier was geformuleerd zodat het risico op afwijzing groot was?
De brief met het verzoek is op 19 september 2025 verstuurd naar de Amerikaanse autoriteiten. Dit was binnen de door het gerechtshof gestelde termijn van vier weken. Bij verzoeken tot strafoverdracht wordt gebruik gemaakt van een standaardbrief. Bij hoge uitzondering en op hun verzoek, is aan de raadslieden van de heer Singh de mogelijkheid geboden om hierop mee te lezen, wat tot wijzigingen in de brief heeft geleid. Dit heeft tot gevolg gehad dat het proces meer tijd in beslag heeft genomen dan wanneer een standaardbrief zou zijn gebruikt.
Kunt u toelichten waarom het ministerie in deze zaak niet proactief heeft gehandeld, ondanks de terminale gezondheidstoestand van betrokkene?
De zaak Singh voldoet niet aan de criteria van het WOTS-beleidskader.3 Daarom oordeelde de regering dat hij niet in aanmerking kwam voor strafoverdracht. Volgens het Hof is de Staat in redelijkheid tot het standpunt gekomen dat hij onvoldoende binding met Nederland heeft, maar zijn er bij de zaak van dhr. Singh uitzonderlijke omstandigheden die toch de inzet van strafoverdracht rechtvaardigen.
De regering wijkt in dit specifieke geval, conform het arrest van het Hof, af van het beleidskader. Ik verwijs u ook graag naar het antwoord op eerder gestelde Kamervragen, waaruit blijkt dat de Staat zich wel degelijk heeft ingespannen om de heer Singh te ondersteunen.4 Op dit moment zet ik ook alle diplomatieke middelen in die het proces van positieve besluitvorming aan de kant van de Verenigde Staten kunnen bespoedigen.
Hoe vaak heeft Nederland sinds 2010 een overbrengingsverzoek afgewezen op basis van het criterium «gebrek aan binding met Nederland»? Kunt u dit uitsplitsen naar jaar en motivering?
Onderstaande cijfers zijn van inkomende verzoeken op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS). Het gaat om afgesloten dossiers waarin in alle gevallen niet aan het bindingsvereiste werd voldaan. Andere criteria van het WOTS-beleidskader kunnen in deze dossiers ook een rol hebben gespeeld.
2016: 3
2017: 4
2018: 5
2019: 6
2020: 4
2021: 9
2022: 7
2023: 14
2024: 7
2025: 135
De cijfers met betrekking tot reden van afwijzing in de jaren 2010–2015 kunnen niet worden gegenereerd, omdat dit niet op deze wijze werd geregistreerd en vanwege een wisseling van het systeem.
Waarom hanteert Nederland eisen die niet voortvloeien uit internationale verdragen, zoals de eis dat een gedetineerde niet langer dan vijf jaar uit Nederland mag zijn vertrokken vóór arrestatie?
Op grond van artikel 2 WOTS dient een verdrag ten grondslag te liggen aan de overbrenging van een gevonniste naar Nederland.6 Uit artikel 10, «general considerations» van het Explanatory Report bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP) blijkt dat bij het verdrag aangesloten lidstaten zelf de kaders kunnen invullen met betrekking tot de weigeringsgronden voor een verzoek tot strafoverdracht. In het Nederlands rechtssysteem is dit ingekleurd door middel van het WOTS beleidskader en in jurisprudentie. In het beleidskader is opgenomen dat bij het bepalen of er sprake is van binding, onder meer gekeken wordt naar waar betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de BRP) en hoe lang, waar hij werkt, waar het gezin verblijft dan wel de familie en zo meer.7
Dat een gedetineerde niet langer dan vijf jaar uit Nederland mag zijn vertrokken vóór arrestatie is op zichzelf geen harde voorwaarde. Binding met Nederland is een harde voorwaarde voor overbrenging. Het doel van de overbrenging van gevonniste personen is om de kans op resocialisatie van de veroordeelde te vergroten en het risico van recidive te verkleinen doordat de tenuitvoerlegging van een straf in het land gebeurt waar de veroordeelde onderdaan is en/of woont en geworteld is. Re-integratie in de Nederlandse samenleving is zinloos als er geen wezenlijke relatie is met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is daarvoor niet voldoende. Bij het bepalen of er sprake is van binding, wordt onder meer gekeken naar waar en hoe lang betrokkene feitelijk woonachtig was. Wanneer betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken, bijvoorbeeld door zijn hoofdverblijf naar een ander land te verplaatsen en meer dan vijf jaar buiten Nederland te wonen, en onvoldoende is gebleken dat hij het doel had zijn hoofdverblijf in Nederland later weer op te pakken, komt hij niet in aanmerking voor overbrenging. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend.8
Hoe verhoudt deze bindingseis zich tot situaties waarin een veroordeelde na veroordeling wordt uitgezet uit het land van detentie? Is er dan nog sprake van een reële toets op binding?
Voor personen die ongewenst zijn verklaard en na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland geldt het bindingsvereiste ook. Er bestaat in het kader van de WOTS geen internationale verplichting om veroordeelden waarbij dit aan de orde is, over te nemen.
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid zich tot artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt, en tot de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm?
Uit het beleidskader blijkt dat de WOTS een penitentiair instrument is. Het is dus niet humanitair van aard. Het doel is resocialisatie van de gedetineerde. In de WOTS is vastgelegd dat de overbrenging van een strafvonnis naar Nederland uitsluitend kan plaatsvinden op basis van een verdrag. Dit heeft twee redenen. Ten eerste is Nederland niet bereid strafvonnissen ten uitvoer te leggen die in strijd met fundamentele beginselen van een behoorlijke strafprocedure tot stand zijn gekomen. Een tweede reden voor het eisen van een verdragsbasis is dat een verdrag het juridisch kader biedt voor de staat van veroordeling en de staat van tenuitvoerlegging voor elke overbrenging.9 Op deze wijze wordt gewaarborgd dat zorgvuldig en rechtvaardig wordt omgegaan met de overdracht van een persoon naar een ander land, waarbij de rechten van de betrokkene, zoals recht op een eerlijk proces en bescherming tegen onmenselijke of vernederende behandeling, worden gewaarborgd.
Een gestelde schending van het verbod op folteringen of onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen zoals neergelegd in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zal primair in het land van veroordeling aan de orde moeten worden gesteld voor zover het ziet op detentie.
Bent u bereid om het beleid inzake strafoverdracht te herzien, zodat humanitaire omstandigheden zoals leeftijd, ziekte, familiebanden en detentieomstandigheden kunnen worden meegewogen en het beleid daarmee in overeenstemming wordt gebracht met internationale verdragen? Zo nee, waarom niet?
De WOTS en de WOTS-verdragen zijn penitentiaire instrumenten. Om die reden ben ik niet bereid om het beleid inzake strafoverdracht te herzien, zodat humanitaire omstandigheden kunnen worden meegewogen.
Ik heb op 25 november 2025 cassatieberoep aangetekend tegen het arrest van het hof Den Haag in de zaak Singh. Ik acht het van zaaksoverstijgend belang om enkele cassatiegronden voor te leggen aan de Hoge Raad. Ik zal mij, hangende deze cassatieprocedure, onverminderd blijven inzetten voor de naleving van het door het hof uitgesproken gebod.
Ik wil niet vooruitlopen op het arrest van de Hoge Raad. Zodra duidelijk is wat de Hoge Raad heeft geoordeeld, zal ik uw Kamer hierover informeren en de afweging maken of dit aanleiding geeft tot een eventuele aanpassing van het WOTS-beleidskader.
Hoe waarborgt u dat beslissingen over strafoverdracht transparant en toetsbaar zijn, en dat gedetineerden rechtsbescherming genieten bij afwijzing van hun verzoek?
Bij een verzoek tot strafoverdracht vanuit het buitenland, wordt de gedetineerde, dan wel door Nederland, dan wel door het land van veroordeling, op de hoogte gesteld van een eventuele afwijzing. Het verstrekken van inlichtingen is een gedeelde verantwoordelijkheid, zoals opgenomen in artikel 4 VOGP. De autoriteiten in het land van veroordeling ontvangen vanuit Nederland een brief met daarin de redenen voor afwijzing. Het staat de gedetineerde vrij om aanvullende stukken aan te dragen op grond waarvan het standpunt kan worden heroverwogen. De betrokkene kan zich tot de civiele rechter wenden indien hij/zij het niet eens is met de beslissing tot afwijzing.
Gedetineerden met de Nederlandse nationaliteit die in het buitenland vastzitten, krijgen daarnaast consulaire bijstand van Buitenlandse Zaken.
Bent u bereid te bezien of de beoordeling van overbrengingsverzoeken ondergebracht kunnen worden bij een onafhankelijke rechter in plaats van bij de Minister, om politieke beïnvloeding te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bereid te bezien of beoordeling van overbrengingsverzoeken ondergebracht kunnen worden bij een onafhankelijke rechter. Ik zie geen reden om het huidige proces omtrent de beoordeling van overbrengingsverzoeken aan te passen. De rechten van de betrokkenen worden op een deugdelijke wijze gewaarborgd. Ik verwijs u verder naar het antwoord bij vragen 12 en 13 hieronder.
Erkent u dat er momenteel geen effectieve rechtsbescherming bestaat voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland bij de beoordeling van strafoverdrachtsverzoeken?
Dit erken en deel ik niet. Vooropgesteld wordt dat aan de WOTS geen recht op overbrenging kan worden ontleend. De WOTS voorziet niet in een rechtsmiddel voor een gedetineerde tegen een besluit van de Minister om de tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis niet over te nemen.
Een dergelijke rechtsgang past niet in het systeem van de wet omdat dat zou veronderstellen dat de gedetineerde een afdwingbaar recht heeft te opteren waar hij een aan hem opgelegde sanctie ten uitvoer gelegd wenst te zien.11 Nederlandse gedetineerden in het buitenland genieten desalniettemin effectieve rechtsbescherming bij de beoordeling van strafoverdrachtsverzoeken. Ten eerste wordt de beoordeling van dergelijke verzoeken geregeld door de WOTS, die waarborgen biedt voor een zorgvuldige procedure. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 10, ontvangen de autoriteiten in het land van veroordeling in voorkomende gevallen een brief met daarin de reden voor afwijzing van het verzoek tot strafoverdracht. Ten tweede heeft Nederland mechanismen om ervoor te zorgen dat de rechten van gedetineerden ook buiten de landsgrenzen gewaarborgd blijven, bijvoorbeeld door de mogelijkheid tot het starten van een kort geding bij de nationale rechter, al dan niet gevolgd door een bodemprocedure, hoger beroep en cassatieberoep.
Ook kan de gedetineerde zich wenden tot het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in geval van het vermoeden van schending van fundamentele rechten.
Deelt u de bevinding uit het proefschrift van dr. Imamkhan3 dat veroordeelden geen toegang hebben tot een transparante, toetsbare procedure en dat besluiten tot afwijzing niet gemotiveerd hoeven te worden?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid om de voorwaarde uit artikel 2 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) – waarin wordt geëist dat Nederland alleen verdragen sluit met landen waarin voldoende vertrouwen bestaat in het rechtsstelsel – te heroverwegen en op korte termijn een wijziging voor te stellen?
Deze eis volgt niet uit artikel 2 van de WOTS. Dit artikel bepaalt alleen dat tenuitvoerlegging in Nederland van buitenlandse rechterlijke beslissingen niet geschiedt anders dan krachtens een verdrag.12
Gelet op het voornoemde houd ik vast aan de voorwaarde uit artikelrtikel2 WOTS en zie ik geen reden om deze te heroverwegen of een wijziging voor te stellen.
Deelt u de opvatting dat deze verdragsvoorwaarde Nederland belemmert in het bieden van humanitaire bescherming aan gedetineerden?
Ik deel deze opvatting niet. Zoals gezegd is de WOTS een penitentiair instrument. Het bieden van humanitaire bescherming is geen doel van de WOTS. Dit laat onverlet dat gedetineerden met de Nederlandse nationaliteit die in het buitenland zitten, altijd bijstand vanuit Buitenlandse Zaken (consulaire bijstand) kunnen krijgen.
De pilot ‘gratis advocaat’ bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Proef met betere rechtsbijstand in jeugdzorg werkt averechts: vertrouwde advocaat uit beeld» van 9 juni 2023 in het Algemeen Dagblad? Zo nee, kunt u dit lezen?1
Kunt u de Kamer nogmaals kort uitleggen wat het beoogde doel is van de pilot kosteloze rechtsbijstand voor ouders bij (spoed)uithuisplaatsingen en gezagsbeëindigingen en hoe de «verbeterde rechtsbescherming» daarin concreet wordt gemeten?
Kunt u leggen hoe de pilot moet worden uitgevoerd/toegepast?
Klopt het dat rechtbanken in het kader van de pilot zelf een advocaat aanwijzen voor ouders «die zo snel mogelijk contact opneemt»? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het recht op vrije advocaatkeuze?
Hoe is geborgd dat de pilot niet leidt tot verdringing van reeds betrokken of door ouders gekozen advocaten? Welke instructies zijn hierover aan de rechtbanken verstrekt? Kunt u deze instructies delen met de Kamer?
Herkent u de signalen dat ouders zich overvallen voelen door een aangewezen advocaat en ervaren dat hun voorkeursadvocaat buitenspel komt te staan? Wat is daarop uw reactie?
Welke waarborgen bestaan er dat – zodra een ouder een voorkeursadvocaat meldt – de rechtbank die keuze honoreert, ook binnen de pilot?
Kan het zijn dat de uitvoering van de pilot, zoals wordt gemeld, in de verschillende arrondissementen anders of verschillend geïnterpreteerd of uitgevoerd worden? Zo ja, kunt u per arrondissement de werkwijze schetsen en verschillen duiden? Kunt u de Kamer hier een overzichtstabel van toesturen?
Deelt u de mening dat als de arrondissementen de pilot inderdaad verschillend toepassen dat dit impact op heeft op rechtsgelijkheid?
Deelt u de mening dat ouders zelf capabel genoeg zijn om een keuze te maken voor een advocaat? En deelt u de mening dat ouders eerst zelf akkoord moeten geven voordat de advocaat definitief gekoppeld wordt?
Hoe wordt in alle communicatie aan ouders zichtbaar en begrijpelijk gemaakt dat zij zelf een advocaat mogen kiezen en hoe zij dat praktisch regelen binnen de pilot? Kunt u de Kamer inzicht geven in hoe dit nu gecommuniceerd aan ouders?
Hoe waarborgt u dat bij spoed (art. 800 Rv) de aanwijzing/toegang tot eigen advocaat niet illusoir wordt? Welke termijnvereisten en praktische voorzieningen (bijvoorbeeld de piketregeling jeugdrecht) gelden hiervoor?
Deelt u de mening dat het een goed voorstel is om ouders eerst zelf de tijd te geven een voorkeursadvocaat te kiezen en als dat als er bijvoorbeeld 10 dagen voor de zitting nog geen advocaat is, de rechtbank alsnog een advocaat aanwijst?
Bent u bekend met het feit dat als de rechtbanken een advocaat aanwijzen en ouders hebben al een advocaat of willen een eigen voorkeursadvocaat kiezen, de aangewezen advocaat vaak al in bezit is van het dossier en vervolgens overnamepunten vraagt voor overname van het dossier? Wat is uw mening hierover en vindt u dit wenselijk? Deelt u de mening dat hierdoor de kosten onnodig verhoogd worden?
Bent u bekend met het feit dat de rechtbanken de dossiers al versturen aan de toegewezen advocaten nog voordat ouders akkoord gaan met de gekoppelde advocaat? Wat is hiervoor de juridische grondslag volgens u? En hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Vindt u het überhaupt wenselijk dat rechtbanken dossiers vol vertrouwelijk informatie delen met een advocaat zonder dat ouders daar toestemming voor hebben verleend? En deelt u de mening dat als een dossier verzonden wordt aan een advocaat zonder toestemming van de ouders er sprake is van een datalek en dat hiervan melding gemaakt moet worden bij de AVG?
Acht u het proportioneel en noodzakelijk om zonder uitdrukkelijke toestemming dossiers aan een niet-gekozen advocaat te verstrekken, gelet op het minimale-gegevens-principe en het vertrouwensbeginsel? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Herkent u de signalen dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) voor zitting met betrekking tot een verzoek voor een kinderbeschermingsmaatregel de dossiers of (delen van) informatie deelt met een gecertificeerde instelling (GI)? Past dit binnen de AVG/het wettelijk kader? Kunt u dit duiden met een verwijzing naar de juridische grondslagen?
Hoe borgen u en de RvdK dat in verzoeken die met de GI gedeeld worden geen gevoelige persoonsgegevens bevatten (art. 9 AVG) en dat betreft niet alleen over NAW-gegevens en BSN-nummers, maar ook persoonskenmerken die toezien op gedragingen of informatie uit het verleden waarvan niet vaststaat of die relevant is om te delen? Hoe borgt u dat kwaliteitskaders en werkprocessen van RvdK conform de AVG zijn en niet feitelijk (prejudiciële) dossierdeling normaliseren? Wat vindt u van het feit dat de kwaliteitskaders van de RvdK al voorzien in het feit dat zij op voorhand al informatie naar de GI sturen, terwijl de GI nog geen belanghebbende is en dus geen recht heeft op de gegevens maar wel al die kennis heeft? En is het geen risico dat als er geen ondertoezichtstelling wordt uitgesproken er toch persoonlijke en vertrouwelijke informatie die onder de AVG valt al gedeeld is met andere procespartijen? Bent u van mening dat hier dan sprake is van een datalek? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om – indien nodig – het kwaliteitskader van de RvdK te (laten) herzien wanneer bepalingen/werkpraktijken de AVG of het procesrecht doorkruisen? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te gaan doen?
Kunt u een landelijke uitvoeringsinstructie publiceren met heldere normen over vrije advocaatkeuze, toestemming voor dossierdeling en communicatie aan ouders – en toezien op naleving door rechtbanken en ketenpartners? Tegen welke datum?
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met o.a. jeugdrechtadvocaten Mieke Krol en Richard Korver, die herhaaldelijk publiekelijk op knelpunten hebben gewezen (vrije keuze, dossierdeling, procedurele waarborgen)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Tweede Kamer informeren over de uitkomst van dat gesprek en welke procesaanpassingen u daaruit laat volgen?
Indien blijkt dat dossiers onrechtmatig zijn gedeeld, bent u dan bereid ouders te informeren, incidenten te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens en – waar passend – herstelmaatregelen (inclusief vernietiging/herstel van procespositie) te treffen?
Bent u bekend met het feit dat ook minderjarige kinderen vaak volledige procesdossiers ontvangen vanuit de rechtbank? Vindt u het wenselijk dat het kind het gehele procesdossier krijgt en zo bijvoorbeeld de gehele strijd tussen ouders kan lezen? En indien u van mening dat kinderen het volledige dossier moeten ontvangen, zou het dan niet wenselijker zijn dit in een meer kindvriendelijke vorm te doen?
De Veiligheid van procespartijen en rechtsgelijkheid bij jeugdbeschermingsprocedures |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Judith Tielen (VVD), Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 15 juli 2025 (ECLI:NL:RBROT:2025:10004)1, waarin de meervoudige kamer expliciet stelt dat de rechtbank geen taak of wettelijke bevoegdheid heeft om tijdens of na een zitting de veiligheid van procespartijen te waarborgen?
Komt het standpunt van de meervoudige kamer overeen met formeel beleid van de gerechten of de raad voor de rechtspraak?
Deelt u de mening dat deze uitspraak feitelijk betekent dat procespartijen – waaronder ouders, kinderen, advocaten, medewerkers van de gecertificeerde instelling (GI), de Raad voor de Kinderbescherming en zelfs rechters – tijdens de zitting en na afloop van de zitting zonder enige bescherming het gerechtsgebouw verlaten, ook als er sprake is van expliciete bedreigingen?
Acht u het wenselijk dat een rechterlijke instantie die op de hoogte is van een concrete bedreiging, zeker als die in de zitting wordt uitgesproken, zich beperkt tot de constatering dat er «geen wettelijke bevoegdheid» bestaat om maatregelen te treffen?
Worden deze bedreigingen ook geregistreerd waardoor het zichtbaar is hoe vaak dit voor komt? Is er bijvoorbeeld bekend hoe vaak rechters of griffiers bedreigt worden? Of andere procesdeelnemers? Zo ja, kunt u deze cijfers met de Kamer delen? Zo nee, overweegt u om dit vast te laten leggen waardoor er niet alleen een preventieve werking van uit gaat, maar ook dat er onderzoek kan worden gedaan naar de herkomst en omstandigheden waar dit vandaan komt?
Wordt er ook geregistreerd wat de bedreigingen zijn, waar ze vandaan komen zodat niet alleen inzichtelijk is hoe vaak het voorkomt maar ook wat de achtergronden en of er mogelijk een patroon of recidive is van bepaalde ouders?
Hoe wordt in de praktijk bepaald of een dergelijke dreiging wordt beschouwd als een strafrechtelijke of veiligheidskwestie en wie neemt daartoe het initiatief – de rechtbank, de griffier, de Raad, de GI of de politie?
Bestaat er een protocol voor de veiligheid van procespartijen bij familierechtelijke of jeugdbeschermingszittingen waarbij sprake is van (potentieel) gevaar of agressie? Zo ja, kunt u de kamer dit protocol toezenden?
Indien het antwoord op vraag 8 nee is, kunt u aangeven welk protocol er wél geldt, wie dit handhaaft en hoe vaak dit wordt toegepast?
Hoe wordt de veiligheid van de betrokken rechters, advocaten en hulpverleners gewaarborgd bij vertrek uit de zittingszaal of het gerechtsgebouw, zeker wanneer er sprake is van een emotioneel beladen jeugdzorgzaak waar dergelijk bedreigingen zijn geuit?
Hoe vaak komt het voor dat rechters bedreigd worden in zittingen of daarbuiten via bijvoorbeeld mail of sociale media? Hoe gaat de rechtspraak ermee om als rechters bedreigd worden? Hoe wordt dan de veiligheid van de rechters gewaarborgd? Welke maatregelen neemt de rechtbank dan in het belang van de veiligheid van de rechters? Waar kunnen rechters terecht als zij bedreigd worden en hoe verhoudt zich dat weer ten aanzien van de geheimhoudingsplicht die rechters hebben in het kader van de beslotenheid van jeugd- en familierechtszaken?
Wordt er in dergelijke situaties overleg gevoerd tussen rechtbanken en lokale politie of het Openbaar Ministerie om acute dreiging te beoordelen en maatregelen te treffen? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en hoe is die samenwerking geborgd?
Acht u het wenselijk dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van procespartijen in dit soort zaken niet bij één instantie is belegd, waardoor iedereen op elkaar wacht en feitelijk niemand handelt?
Bent u bereid te onderzoeken of de huidige taakafbakening tussen rechtbank, GI, Raad en politie leidt tot rechtsongelijkheid en veiligheidsrisico’s voor partijen die deelnemen aan jeugdbeschermingsprocedures?
Hoe beoordeelt u het risico dat slachtoffers van bedreiging (zoals de moeder in deze zaak, maar ook de advocaat van moeder en de bijzonder curator) zich niet vrij voelen om hun standpunt te uiten en dat dit de kern van een eerlijk proces ondermijnt (artikel 6 EVRM)? Deelt u de mening dat hiermee ook de belangen van de minderjarige in het geding komen? En daarmee het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind niet kan worden nageleefd?
Kunt u toelichten hoe dit zich verhoudt tot de zorgplicht van de overheid om veiligheid te waarborgen binnen door de overheid georganiseerde procedures, waaronder kinderbeschermingszaken?
Bent u bereid in overleg met de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse orde van advocaten, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en alle andere belanghebbenden om te komen tot een goede borgingsafspraken en indien nodig landelijk veiligheidsprotocol voor jeugdbeschermingszittingen en regiezittingen?
Kunt u garanderen dat los van het eventuele beleid concrete stappen worden gezet om de veiligheid van rechters en andere professionals binnen de rechtsgebouwen, wanneer er concrete aanwijzingen zijn voor hun onveiligheid, worden beschermd?
Zo ja, op welke termijn verwacht u dit te kunnen realiseren en bent u bereid de Kamer hierover voor het einde van het eerste kwartaal van 2026 te informeren?
De nasleep van de moord op een Nederlandse vrouw in India |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «José werd vermoord in India, verdachte loopt nog altijd vrij rond»?1
Ja.
Deelt u de mening dat, ook al mag u niet interveniëren in een in India lopende rechtszaak, u via diplomatieke kanalen wel bij de desbetreffende Indiase autoriteiten kunt informeren over de stand van zaken betreffende de genoemde rechtszaak en het verdere verloop daarvan? Zo ja, kunt u dan de nabestaanden en de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomst? Zo nee, waarom niet en welke mogelijkheden heeft u wel om slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland te informeren over de voortgang van opsporing, vervolging en berechting?
Over individuele consulaire zaken doet het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen mededelingen omwille van de privacy van betrokkenen. In algemene zin kan worden gesteld dat het ministerie nabestaanden en slachtoffers van misdrijven in het buitenland desgevraagd consulair ondersteunt. Hier is maatwerk op zijn plaats. Het ministerie kan betrokkenen steunen bij het vinden van een lokale advocaat die hen de benodigde juridische bijstand kan verlenen. Zowel de advocaat als de lokale autoriteiten, zoals de politie en het Openbaar Ministerie, beschikken over informatie om nabestaanden op de hoogte te houden van het verloop van een eventueel opsporingsonderzoek of een strafzaak. In voorkomende gevallen kan een Nederlandse post in contact treden met de advocaat van betrokkenen indien de advocaat hierom verzoekt.
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Nispen (SP) over de nasleep van de moord op een Nederlandse vrouw in India. Deze vragen werden ingezonden op 27 mei 2025 met kenmerk 2025Z08898 en zijn beantwoord op 2 juni 2025.
Kunt u zich voorstellen dat de nabestaanden van de in India vermoorde vrouw op een gerechtelijke uitspraak wachten en het niet acceptabel vinden dat die uitspraak er steeds maar niet komt? Zo ja, waarom en kunt u dan de nabestaanden uitnodigen voor een gesprek om hen rechtstreeks inzicht te geven in wat Nederland wel en niet kan doen om deze zaak te laten bespoedigen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat de langdurige onzekerheid voor nabestaanden erg belastend is. Nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland kunnen zich wenden tot het ministerie voor consulaire bijstand. Zij krijgen dan een casemanager toegewezen die met hen contact onderhoudt. In sommige gevallen, bijvoorbeeld op verzoek van de familie, worden de nabestaanden uitgenodigd voor een gesprek op het ministerie.
Acht u het mogelijk dat als er gedurende lange tijd geen zicht is op een einde van een rechtszaak tegen een Nederlandse verdachte van een in het buitenland gepleegd ernstig strafbaar feit tegen een Nederlands slachtoffer, dat aanleiding kan zijn om een verzoek tot uitlevering te doen? Zo ja, waarom en op welk moment en op grond van welke criteria kunt u een verzoek tot uitlevering doen? Zo nee, waarom niet en betekent dat dan dat zolang die rechtszaak in het buitenland ook loopt, u ongeacht de duur daarvan geen uitleveringsverzoek zult doen?
Over individuele strafzaken en het contact daarover met buitenlandse autoriteiten, kan ik geen mededelingen doen. In algemene zin kan ik opmerken dat het land waar een feit gepleegd is primair rechtsmacht heeft. Om tot een uitleveringsverzoek te kunnen overgaan, dient Nederland (ook) rechtsmacht te hebben over de feiten. Nederland kan rechtsmacht hebben indien een verdachte of slachtoffer de Nederlandse nationaliteit bezit en er nog geen vervolging voor het feit heeft plaatsgevonden. Of uitlevering vervolgens daadwerkelijk mogelijk is, hangt altijd af van de exacte feiten, omstandigheden, de juridische basis en nationale regelgeving, procedures en de inzet van een verzoekend land en een aangezocht land. Ook kan meespelen dat een land reeds zelf vervolging heeft ingesteld voor de feiten die onderwerp zijn van het uitleveringsverzoek.
Kan op grond van de Paspoortwet het paspoort van een Nederlander die in het buitenland verdacht wordt van een ernstig strafbaar feit, ingehouden worden of vervallen worden verklaard? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en op grond van welke criteria? Zo nee, waarom niet?
De Paspoortwet en de bijbehorende uitvoeringsregels kennen mogelijkheden om een reisdocument in te houden of vervallen te verklaren. Op grond van artikel 23a van de Paspoortwet kan een paspoort worden geweigerd of ingetrokken indien een bevriende mogendheid het Koninkrijk hierover in kennis stelt dat er het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich in dat land zal onttrekken aan een tegen hem ingestelde strafvervolging of tenuitvoerlegging van een hem opgelegde straf of maatregel in verband met gedragingen die naar het recht van een van de landen binnen het Koninkrijk een misdrijf opleveren waarvoor een vrijheidsstraf van een jaar of van langere duur kan worden opgelegd. De exacte toepassing van die maatregel is casus gebonden en cijfers hierover worden niet publiek gemaakt.
Kan het Openbaar Ministerie op die grond bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een verzoek doen om een dergelijke verdachte persoon op te nemen in het Register Paspoortsignaleringen? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie kan bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken een verzoek doen om een persoon op te nemen in het Register Paspoortsignaleringen als er juridische en feitelijke gronden zijn die dat dragen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties neemt een besluit op dat verzoek binnen de wettelijke kaders. Indien uit het besluit volgt dat een persoon wordt opgenomen in het Register Paspoortsignaleringen, worden aanvragen voor paspoorten geweigerd en kan een bestaand document ongeldig worden verklaard.
De berichten ‘Omstreden gasproject in Mozambique herstart met Nederlandse rol’ en ‘VVD-minister verhulde steun voor graven in beschermd koraalgebied’ |
|
Tom van der Lee (GL), Christine Teunissen (PvdD), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Omstreden gasproject in Mozambique herstart met Nederlandse rol»1 en het artikel «VVD-minister verhulde steun voor graven in beschermd koraalgebied»?2
Ja.
Wat is uw reactie op de belangrijkste conclusies uit deze artikelen?
De artikelen maken melding van een hervatting van werkzaamheden door Van Oord. Zoals eerder uiteengezet in de beantwoording van Kamervragen op 1 en 29 september 2025 en in mijn brief van 11 november 2025 klopt het dat Van Oord in opdracht van Total, anticiperend op een herstart van het project, voorbereidende baggerwerkzaamheden heeft uitgevoerd.3 Dit is een besluit dat Total eigenstandig heeft genomen, Nederland was hierin geen partij. Zolang Van Oord zich houdt aan de polisvoorwaarden kan zij rechten ontlenen aan de exporteurspolis. Sinds 28 mei 2021 is op verschillende momenten met uw Kamer gedeeld dat de Staat gebonden is aan de in maart 2021 verstrekte polissen – een financieringspolis aan Standard Chartered Bank en een exporteurspolis aan Van Oord – en dat het handelingsperspectief wordt bepaald door geldend Nederlands verzekeringsrecht.4
Voor de financieringspolis gold dat door de ontstane force majeure situatie sprake is van een nieuw wegingsmoment. Inmiddels is er van herbeoordeling geen sprake meer, omdat Total heeft besloten af te zien van het door Nederland verzekerde deel van de financiering. Voor de exporteurspolis is er geen sprake van een nieuw wegingsmoment.
De artikelen stellen verder dat er sprake is van natuurschade door de baggerwerkzaamheden door Van Oord. De negatieve milieueffecten van het project zijn voor afgifte van de polissen nauwkeurig in kaart gebracht. Van Oord en de projecteigenaar zijn er voor verantwoordelijk om schade aan natuurwaarden zoveel mogelijk te beperken en – waar dit niet mogelijk is – te compenseren. De werkzaamheden zijn hiermee in lijn met internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). Onafhankelijke experts zien toe op de uitvoering. De resultaten uit de monitoring van de natuurcompensatie zijn positief.
Bent u op de hoogte van de recente toename van geweld in Cabo Delgado, inclusief rond Palma, en van het feit dat het projectgebied («Fort Afungi») door TotalEnergies hermetisch is afgesloten en enkel via lucht en water toegankelijk is?3, 4 Is dit in lijn met gemaakte afspraken met Atradius DSB?
Ik ben op de hoogte van het huidige veiligheidsprotocol rond het projectgebied en van diverse recente veiligheidsincidenten in de regio Cabo Delgado, inclusief de incidenten die in de aangehaalde bronnen worden gemeld. De veiligheidsconsultant ADIT die namens de betrokken exportkredietverzekeraars optreedt, monitort de veiligheidssituatie en -incidenten continu en rapporteert daarover periodiek. Total is zelf verantwoordelijk voor de wijze van de beveiliging van het project(gebied). Hierover worden geen afspraken gemaakt tussen het project en de exportkredietverzekeraars. ADSB monitort of de situatie in lijn is met internationale standaarden.
Hoe beoordeelt u de kwetsbaarheid van burgers in de omliggende gebieden wanneer de militaire inzet primair gericht lijkt op de bescherming van het project zelf?
De veiligheid van burgers in de provincie Cabo Delgado blijft een punt van zorg en is de verantwoordelijkheid van de Mozambikaanse autoriteiten. De Mozambikaanse president Chapo heeft afspraken gemaakt met Rwanda over de inzet van Rwandese veiligheidstroepen in Cabo Delgado. Het is niet bekend wat de afspraken zijn tussen Rwanda en Mozambique, waardoor de bestendigheid van de afspraken niet goed kan worden beoordeeld. De militaire inzet heeft in het verleden laten zien dat de Rwandese troepen effectief zijn geweest in het tegengaan van terrorisme en beschermen van burgers in omliggende gebieden van de projectlocatie. De Mozambikaanse troepen worden tijdelijk ondersteund door een Europese trainingsmissie EUMAM (EU Military Assistance Mission). EUMAM Mozambique helpt de Quick Reaction Forces (QRF) van het Mozambikaanse leger om uiterlijk in juni 2026 een duurzame operationele inzet te bereiken met respect voor het internationaal humanitair recht. De impact van EUMAM op de lange termijn zal afhangen van de vraag of het Mozambikaanse leger deze hervormingen kan internaliseren en zelfstandig effectieve operaties kan uitvoeren. Hoewel training en begeleiding de operationele paraatheid van het Mozambikaanse leger hebben verbeterd, is Mozambique nog steeds sterk afhankelijk van internationale partners, waaronder de troepen van Rwanda, om de veiligheid te handhaven.
Zijn er (onafhankelijke) onderzoeken ingesteld naar meldingen van aanvallen op burgers of vissers door marineschepen in de nabijheid van het projectgebied, en wat is de status van het onafhankelijk onderzoek naar het geweld dat volgde op de aanvallen in Palma in 2021?
Het onafhankelijke onderzoek door het Mozambikaanse OM in samenwerking met de Nationale Mensenrechtencommissie naar de gebeurtenissen in de nasleep van de Palma aanval in 2021 is nog gaande en hiervan zijn nog geen uitkomsten bekend. Ik ben niet op de hoogte van andere (onafhankelijke) onderzoeken naar recente meldingen. Wel is er door het project een klachtenmechanisme opgezet waar misstanden door het leger gemeld kunnen worden. Alle meldingen worden doorgegeven aan de relevante Mozambikaanse autoriteiten.
Over welke mechanismen beschikt Atradius DSB om de gevolgen van het project voor conflict-dynamieken en veiligheid van burgers te monitoren (driver-analyse)? En hoe analyseert Van Oord haar eigen rol in dit verband?
De onafhankelijke veiligheidsconsultant ADIT monitort doorlopend de veiligheidssituatie in de regio. Zij rapporteren meerdere malen per jaar aan de betrokken financiers en exportkredietverzekeraars. Daarnaast heeft ADSB regulier overleg met de Nederlandse ambassade in Maputo over het project en de veiligheidssituatie. Het is niet aan mij om uitspraken te doen over hoe Van Oord haar eigen rol ziet.
Acht u het verantwoord dat Nederlandse bedrijven, deels met publieke dekking, doorgaan met werkzaamheden als baggeren terwijl er sprake is van ernstige veiligheidsrisico’s, lopende onderzoeken naar mensenrechtenschendingen en een nog maar zeer recent opgeheven force majeure? Welke normen en waarborgen hanteert u voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in dergelijke contexten?
In het kader van de ekv eist Nederland dat negatieve gevolgen voor mens, dier en milieu conform internationale standaarden worden gemitigeerd of, wanneer dit niet mogelijk is, worden gecompenseerd. Voor de afgifte van onderhavige ekv-polissen heeft er een uitgebreide risicobeoordeling plaatsgevonden. Sinds afgifte van de polis monitort ADSB het project intensief op naleving van internationale standaarden. Uit de monitoring blijkt dat Van Oord zich aan de internationale mvo-standaarden houdt.
Wanneer en op welke wijze bent u geïnformeerd over de activiteiten van Van Oord in Mozambique onder dekking van Atradius DSB?
ADSB en Van Oord onderhouden contact over de status van het project en de uitvoering van werkzaamheden. ADSB is in mei 2024 geïnformeerd over de plannen van Total om, anticiperend op een herstart, voorbereidende werkzaamheden uit te laten voeren. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd in de tweede helft van 2024. Zoals aangegeven in mijn brief van 11 november 2025 is Van Oord betaald voor alle werkzaamheden en is er geen sprake geweest van een financieel risico voor de Nederlandse staat.7
Waarom is in de voorafgaande jaren geen toelichting gegeven op de verschillende polissen die Atradius DSB heeft uitgegeven, waaronder de doorlopende polis aan Van Oord?
Net als voor alle andere verstrekte ekv-polissen is informatie over onderhavige polissen binnen een maand na afgifte gepubliceerd op de website van ADSB.8
Het kabinet heeft ook de Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de twee polissen voor onderhavig project. Op 12 februari 2021 is de Kamer op de hoogte gebracht van het bestaan van twee dekkingstoezeggingen (voorlopers van de twee polissen).9 Zoals toegelicht in mijn brief van 11 november 2025 heeft het kabinet vervolgens de Kamer onder meer op 28 mei 2021, 21 februari 2023 en 15 december 2023 geïnformeerd over de impact van de ontstane situatie op de twee verschillende ekv-polissen.10
Bent u op de hoogte van het feit dat TotalEnergies recent de Force Majeure heeft opgeheven?5 Welke omstandigheden waren doorslaggevend voor dit besluit? Wat betekent dit voor de status van de polis van Atradius DSB aan Standard Chartered?
Ja, ADSB is hier op 12 november 2025 van op de hoogte gebracht. Dit is een besluit dat door Total en diens consortiumpartners is genomen. Uit de brief van het consortium aan de regering van Mozambique over het voornemen om de force majeureop te heffen blijkt dat een belangrijke voorwaarde om tot dit besluit te komen de garantie van aanwezigheid van Rwandese troepen gedurende de opstartfase van het project is. President Chapo maakte hierover recent nieuwe afspraken met de president van Rwanda, waarvan de inhoud niet bekend is. Total heeft besloten het project voort te zetten zonder de Nederlandse financiering. Het opheffen van de force majeureis daarmee niet meer relevant voor de financieringspolis aan Standard Chartered Bank.
Kunt u toelichten wat de juridische betekenis van Force Majeure is binnen dit project (zoals gedefinieerd in de contracten met Anadarko en ENH)? Kan de projecteigenaar onder force majeurezelfstandig activiteiten voortzetten? Wordt daarmee de verplichting tot naleving van internationale milieu- en mensenrechtenstandaarden opgeheven?
De relaties tussen de bij het LNG-project betrokken partijen zijn vastgelegd in een groot aantal overeenkomsten, zoals onder meer de concessieovereenkomst, de bouwcontracten, de LNG-afname contracten en de financieringsovereenkomst. In al die overeenkomsten zijn force majeure bepalingen opgenomen. Het doel van deze bepalingen is om contractpartijen te beschermen tegen de gevolgen van een overmachtssituatie die het (een van de) contractspartijen onmogelijk maakt om contractuele verplichtingen na te komen. De force majeure bepalingen regelen hoe de contractspartijen met elkaar verkeren in een dergelijke situatie. Deze bepalingen laten toe dat in onderling overleg besloten kan worden om bepaalde activiteiten gedeeltelijk, in aangepaste vorm of op een alternatieve locatie uit te voeren. Alle verplichtingen op het gebied van internationale milieu- en mensenrechtenstandaarden zijn altijd onverminderd van kracht gebleven.
Kunt u, gelet op uw stelling in de beantwoording van eerdere Kamervragen dat een lopende polis alleen ontbonden kan worden bij fraude of nalatigheid, aangeven hoe «fraude» en «nalatigheid» in de contracten van Atradius DSB zijn gedefinieerd?6
De polisvoorwaarden bieden de mogelijkheid om de verzekeringsovereenkomst op te zeggen indien blijkt dat de verzekerde partij, in de context van de verzekerde transactie, betrokken is bij omkoping. Voorts is in de polisvoorwaarden opgenomen dat de rechten op schadevergoeding kunnen komen te vervallen indien een verzekerde zich niet houdt aan diens verplichtingen onder de polis of indien er sprake is van onjuiste of onvolledige opgave van informatie door verzekerde (vooraf) die van belang is voor het beoordelen van het betalingsrisico, het milieu- en sociale risico of het risico op omkoping.
Valt het niet-naleven van milieu- of mensenrechtenstandaarden onder fraude of nalatigheid? Wanneer geldt een polis als «lopende polis» en waarom wordt de polis aan Standard Chartered niet als zodanig beschouwd?
Zie het antwoord op vraag 12 voor een beschrijving van fraude en nalatigheid met betrekking tot (opgave van) milieu- en sociale risico’s. Voor grote of risicovolle projecten wordt naleving van milieu- en mensenrechtenstandaarden vastgelegd in een Environmental and Social Action Plan (ESAP). Dit is een contractdocument waarvan de uitvoering wordt opgenomen als voorwaarde in de verzekerde leningsovereenkomst. Er is sprake van een «lopende polis» wanneer verzekerde daar rechten aan kan ontlenen. Zoals uiteengezet in mijn brief van 11 november 2025 geldt voor de financieringspolis voor Standard Chartered Bank dat er door de uitzonderlijke omstandigheden sprake was van een nieuw wegingsmoment voor de Nederlandse staat.13 Projectleider Total heeft ekv-uitvoerder ADSB heeft laten weten af te zien van het door Nederland verzekerde aandeel in de financiering van het LNG-project in Mozambique, waardoor de polis voor Standard Chartered Bank komt te vervallen.
Vindt u de eis van TotalEnergies dat de Mozambikaanse overheid de kosten van vertraging en veiligheidsmaatregelen moet dragen proportioneel, gezien de mogelijke rol van het bedrijf in het aanwakkeren van conflictdynamieken en de kwetsbare financiële positie van Mozambique?7 Hoe verhoudt deze eis zich tot de belofte dat het project zou bijdragen aan de ontwikkeling van Mozambique?
Het is aan de Mozambikaanse overheid om te oordelen over de voorwaarden in het voorstel dat Total aan Mozambique heeft gedaan. De president van Mozambique heeft aangegeven het voorstel van Total momenteel te bestuderen en mogelijk met een tegenvoorstel te komen. De uitkomst van die onderhandelingen en de herstart van het project zijn van groot belang voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Mozambique op de korte en de middellange termijn. Zowel het in het leven geroepen – en in de wet vastgelegde – Sovereign Wealth Fund als investeringen door Total in de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio zullen hier aan bijdragen.
Kunt u er voor instaan dat ook de huidige geweldsspiraal, de hermetische afsluiting van het project gebied en de druk die TotalEnergies uitoefent op de Mozambikaanse overheid om TotalEnergies te compenseren voor kosten gemaakt door het conflict, zorgvuldig worden meegenomen in de herbeoordeling van Atradius DSB? Hoe weegt u, en hoe weegt Atradius DSB bij haar herbeoordeling, de conclusies uit het Proximities-, Uprights- en Rufin-rapport en de waarschuwingen van experts dat herstart van het Mozambique LNG-project het geweld kan verergeren?8
Projectleider Total heeft ekv-uitvoerder ADSB heeft laten weten af te zien van het door Nederland verzekerde aandeel in de financiering van het LNG-project in Mozambique. Hiermee is er geen sprake meer van een herbeoordeling over de Nederlandse betrokkenheid in de financiering.
Heeft u onderzoek gedaan naar de extra-territoriale verplichtingen die Atradius DSB heeft ten opzichte van het bijdragen aan projecten die schulden van landen verhogen? Kunt u verantwoorden dat dit project voldoet aan deze verplichtingen?
ADSB heeft onderzocht of, en zo ja op welke wijze, de overheid van Mozambique financiële verplichtingen is aangegaan ten behoeve van het Mozambique LNG project. Voorts heeft ADSB gecontroleerd of die verplichtingen in overeenstemming zijn met de afspraken die het land heeft gemaakt in het kader van de beginselen van het duurzaam leenbeleid. Dat laatste is het geval; de Wereldbank heeft eenwaiver verstrekt aan Mozambique voor het aangaan van bepaalde financiële verplichtingen voor het project omdat het project financieel-economisch gezien van groot belang is voor het land. Ook het IMF onderschrijft het belang van de winning van gasreserves voor de schuldhoudbaarheid op middellange en lange termijn.16
Bent u op de hoogte van het contract van TotalEnergies en de Mozambikaanse staat? Wordt daarin gebruik gemaakt van clausules die TotalEnergies in kan zetten om gebruik te maken van ISDS?
ADSB is bekend met de concessieovereenkomst tussen Mozambique en het project. Het is mij noch ADSB bekend welke bepalingen in de overeenkomsten tussen het project en de Mozambikaanse staat zijn opgenomen op het gebied van geschillenbeslechting.
TotalEnergies stelt bepaalde voorbereidende werkzaamheden uit eigen vermogen te financieren. Waarom is in dat geval publieke exportkredietverzekering of projectfinanciering noodzakelijk? Hoe verhoudt de polis voor Standard Chartered zich tot de polis voor Van Oord?
De projectfinanciering is nodig om het project tot stand te brengen. Zoals gebruikelijk bij dit soort projecten worden de betrokken aannemers (waaronder Van Oord) deels betaald uit de eigen middelen van de projecteigenaren en deels uit een commerciële lening. Voor zowel Van Oord als de aan de projecteigenaren lenende banken gold dat zij de betalingsrisico’s die zijn verbonden aan het project wensten te verzekeren. Dit heeft geresulteerd in twee verzekeringspolissen die contractueel en juridisch volledig los staan van elkaar.
Bent u op de hoogte van het onderzoek van DataDesk naar de schade aan koraalriffen en biodiversiteit door de baggerwerkzaamheden van Van Oord?9
Ja
Zijn deze werkzaamheden uitgevoerd in overeenstemming met internationale richtlijnen en eerdere afspraken, en over welke analyses beschikt u die de gevolgen voor biodiversiteit in kaart brengen?
Ja, de uitvoering van deze werkzaameden is in overeenstemming met internationale richtlijnen en eerdere afspraken.18 De gevolgen voor biodiversiteit worden door de onafhankelijke milieu- en sociale consultant RINA in kaart gebracht en gemonitord. Hieruit zijn geen onregelmatigheden gebleken.
Hoe beoordeelt u de uitspraak dat «het baggeren niet om het project zelf gaat» in het licht van de evidente ecologische impact van deze activiteiten?
Het baggerwerk dat wordt uitgevoerd is onderdeel van de projectscope. Van het hele project zijn de ecologische gevolgen in kaart gebracht en zijn mitigerende en compenserende maatregelen afgesproken met een onafhankelijke commissie met experts. Op de uitvoering van deze maatregelen wordt toegezien middels intensieve monitoring.
Hoe legt u aan de Nederlandse burger uit dat publieke middelen worden ingezet voor bedrijfsactiviteiten die mogelijk bijdragen aan geweld, milieuschade en schuldenlast in een van de armste landen ter wereld?
Nederland wil geen transacties verzekeren met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier of milieu. Daarom hanteert Nederland een streng milieu- en sociaal beleid voor de ekv dat in lijn is met internationale standaarden.19 Daarnaast volgt Nederland de OESO-aanbeveling voor Sustainable Lending om te voorkomen dat door ekv-gedekte transacties bijdragen aan een onhoudbare overheidsschuld.20
Met de ekv worden betalingsrisico’s verzekerd die zijn verbonden aan Nederlandse export en investeringen in het buitenland. Door het verzekeren van deze risico’s worden deze transacties mogelijk gemaakt. Dit is goed voor de internationale concurrentiepositie van Nederlandse ondernemers en het behoud van kennis en banen voor de Nederlandse economie. Bovendien kunnen Nederlandse bedrijven zo een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkelingsdoelstellingen van andere landen. Bedrijven die gebruik maken van de ekv betalen hier een marktconforme premie voor.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voordat de herbeoordeling wordt afgerond?
Zoals uiteengezet in deze brief is er door het besluit van Total om af te zien van het door Nederland verzekerde deel van de lening niet langer sprake van een herbeoordeling.
De toegankelijkheid van stembureaus |
|
Glimina Chakor (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Geen toegang voor gehandicapten? Een stembureau onwaardig»?1
Ja.
Klopt het dat een ouder of begeleider niet mee het stemhokje in mag om ondersteuning te leveren bij mensen met een (verstandelijke) beperking of mensen die niet (voldoende) kunnen lezen of schrijven?
De Kieswet bepaalt dat alleen mensen met een fysieke beperking hulp in het stemhokje mogen ontvangen. Dit betekent dus dat mensen met een andere beperking en mensen die niet (voldoende) kunnen lezen of schrijven geen recht hebben op assistentie bij het stemmen. Op 21 november 2025 is een wetsvoorstel aan uw Kamer gestuurd dat hulp in het stemhokje mogelijk moet maken voor iedereen die aangeeft deze hulp nodig te hebben.2
Herkent u dit spanningsveld tussen het kiesrecht van mensen met een beperking of mensen die laaggeletterd zijn en het stemgeheim en het tegengaan van stembeïnvloeding? Welke mogelijkheden ziet u voor ondersteuning bij het stemmen van mensen met een (verstandelijke) beperking of laaggeletterdheid?
Alle kiesgerechtigden moeten hun stem kunnen uitbrengen. Sommige mensen hebben hier hulp bij nodig. Bijvoorbeeld omdat zij een verstandelijke beperking hebben, niet goed kunnen lezen of schrijven of omdat zij dementie hebben. Op dit moment kunnen mensen zonder een fysieke beperking hulp buiten het stemhokje krijgen. Het stemmen zelf moeten zij vervolgens zelfstandig doen. Het wetsvoorstel Bijstand in het stemhokje regelt dat iedereen die dat wenst hulp bij het stemmen kan krijgen door een daartoe getraind stembureaulid. Aangezien stembureauleden neutraal zijn en geen persoonlijke relatie met de kiezer hebben, zal er weinig risico op beïnvloeding van de kiezer zijn. Ik zie dit als een mogelijkheid die recht doet aan de wens voor ondersteuning in het stemhokje, maar ook de inbreuk op het stemgeheim en de stemvrijheid zo beperkt mogelijk houdt.
Hoe rijmt u het huidige gebrek aan ondersteuning voor mensen met een beperking, in het bijzonder mensen met een verstandelijke beperking, met het VN-verdrag inzake gelijke rechten van mensen met een handicap? Bent u het ermee eens dat het voor de uitvoering van dit verdrag essentieel is dat mensen met een beperking hun kiesrecht, zowel actief als passief, kunnen uitoefenen?
In het VN-verdrag handicap is het recht op actief en passief kiesrecht voor mensen met een beperking neergelegd. Op grond van artikel 29 van het VN-Verdrag handicap hebben personen met een handicap het recht om op hun verzoek ondersteuning te ontvangen door een persoon naar keuze bij het uitbrengen van hun stem. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd en neemt maatregelen om het verdrag te implementeren.
Bij artikel 29 van het verdrag heeft Nederland een interpretatieve verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt in dat Nederland het woord «ondersteuning» zo interpreteert dat mensen met een fysieke beperking in het stemhokje én buiten het stemhokje ondersteuning mogen krijgen door een persoon naar keuze bij het uitbrengen van hun stem en dat alle andere mensen met een beperking alleen buiten het stemhokje ondersteuning bij het stemmen mogen ontvangen. Het wetsvoorstel bijstand in het stemhokje zorgt ervoor dat straks alle kiezers hulp in het stemhokje kunnen ontvangen en draagt eraan bij dat mensen met een beperking beter in staat zijn om hun actief kiesrecht te kunnen uitoefenen.
Hoeveel stembureaus waren er bij de afgelopen verkiezingen volledig toegankelijk voor mensen met een beperking?
Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal stemlokalen dat bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezing in 2025 volledig toegankelijk was voor mensen met een fysieke beperking. De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met steekproeven de toegankelijkheid van stemlokalen laten onderzoeken. Bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024 voldeed 32% van de stemlokalen aan alle toegankelijkheidscriteria. De rest van de stemlokalen voldeden toen niet aan alle toegankelijkheidscriteria.3
Als onderdeel van de uitbreiding van zijn taken, wordt het onderzoek naar de toegankelijkheid van stemlokalen voortaan in opdracht van de Kiesraad uitgevoerd. Dit zal hij voor het eerst doen bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2026.
Hoeveel stembureaus beschikken over hulpmiddelen zoals een stemmal?
Uit data van Open State Foundation (OSF) blijkt dat bij de vervroegde Tweede Kamer verkiezing op 29 oktober 2025 de volgende hulpmiddelen beschikbaar waren. In 307 stembureaus (in 86 gemeenten) was er een kandidatenlijst in braille. In 2550 stembureaus (in 126 gemeenten) was er een kandidatenlijst met grote letters. In 61 stembureaus (in 21 gemeenten) waren er geleidelijnen binnen of buiten het stembureau. In 3686 stembureaus (in 110 gemeenten) kon men met behulp van een tolk Nederlandse Gebarentaal (op afstand) stemmen. In 10 stembureaus (in 9 gemeenten) was er een stembureau met een gebarentalig stembureaulid. In 146 stembureaus (in 131 gemeenten) kon met een stemmal gestemd worden.4 Overigens zijn de werkelijke aantallen waarschijnlijk hoger, omdat niet alle gemeenten informatie over de toegankelijkheid van hun stemlokalen hebben aangeleverd.
Op welke wijze wordt gecommuniceerd naar mensen welke stembureaus toegankelijk zijn?
Kiesgerechtigden kunnen op de website waarismijnstemlokaal.nl zien welke toegankelijkheidsvoorzieningen er in stemlokalen beschikbaar zijn. Verder informeren gemeenten kiesgerechtigden via hun websites over de toegankelijkheid van stemlocaties. Ook verspreiden zij vóór de verkiezingen hier informatie over. Bijvoorbeeld door informatie over de toegankelijkheid van stemlokalen mee te sturen als zij de stempas opsturen of door hier in verkiezingskranten die huis aan huis worden verspreid aandacht aan te besteden. Verder verstrekken sommige belangenorganisaties informatie over waar men terecht kan voor bepaalde voorzieningen en hulpmiddelen. De Oogvereniging vermeldt op haar website bijvoorbeeld in welke gemeenten met een stemmal gestemd kan worden.
Welke ondersteuningsmogelijkheden zijn er voor mensen die niet zelfstandig een potlood kunnen vasthouden? Zijn deze mogelijkheden beschikbaar bij elk stembureau? Zo nee, waarom niet?
Mensen die vanwege een fysieke beperking niet zelfstandig een potlood kunnen vasthouden hebben recht op hulp in het stemhokje. Degene die hen helpt, dit kan een stembureaulid zijn maar bijvoorbeeld ook een familielid, kan dan namens de kiezer op de gewenste kandidaat stemmen. Hulp in het stemhokje voor mensen met een fysieke beperking is in elk stembureau mogelijk. Er zijn ook mensen die wel een potlood kunnen vasthouden, maar desondanks niet in staat zijn om bij de gewenste kandidaat een rondje rood in te kleuren. Bijvoorbeeld omdat zij Parkinson hebben of spastisch zijn. De stemmal kan voor hen een uitkomst bieden.
Klopt het dat hulphonden mee mogen in het stembureau? Op welke wijze worden alle voorzitters van stembureaus hiervan op de hoogte gebracht?
Het klopt dat hulphonden mee mogen in het stembureau.
De Kiesraad is voornemens om in de e-learning voor stembureauleden en in de stembureauinstructie voor de dag van de stemming aandacht te besteden aan de regels voor hulphonden in stemlokalen. Op deze wijze worden alle voorzitters van stembureaus geïnformeerd dat het is toegestaan om hulphonden in stembureaus mee te nemen.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 stembureaus in Nederland volledig toegankelijk zijn voor mensen met een beperking en er voldoende ondersteuning mogelijk is voor mensen met een (verstandelijke) beperking of laaggeletterdheid? Zo ja, welke concrete stappen gaat u ondernemen om erop toe te zien dat dit ook zo zal zijn?
Een toegankelijk verkiezingsproces betekent dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn om zelfstandig een stem te kunnen uitbrengen. Het toegankelijk maken van stemlokalen is één van de onderdelen om eraan bij te dragen dat mensen zo zelfstandig mogelijk hun stem kunnen uitbrengen.
De Kieswet bepaalt dat burgemeester en wethouders ervoor zorgdragen dat alle in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht en uitgerust dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen (artikel J 4, tweede lid). Als stemlokalen niet toegankelijk zijn (te maken), moet het College van B&W dit aan de gemeenteraad melden.
Het volledig toegankelijk maken van alle stemlokalen blijkt in de praktijk moeilijk. Landelijk kan er gestemd worden bij ongeveer 9000 stemlocaties. Als uitsluitend locaties als stemlokaal zouden mogen worden gebruikt die volledig toegankelijk zijn, betekent dat dat er minder stemlokalen zouden zijn en de gemiddelde reisafstand naar de stemlokalen groter wordt. Gemeenten moeten daarom vaak een afweging maken tussen de toegankelijkheid van een gebouw en de bereikbaarheid van stemlokalen voor de kiezers.
Openbare gebouwen die als stemlokaal worden gebruikt zijn niet altijd toegankelijk (te maken). Bijvoorbeeld als de deuren te smal zijn voor iemand in een rolstoel. Of als er geen ruimte is om een (tijdelijke) helling aan te leggen bij een steile trap. Het komt ook voor dat het stemlokaal zelf wel toegankelijk is, maar de omgeving niet. Bijvoorbeeld doordat het stemlokaal op een heuvel ligt waardoor er sprake is van een te steile helling bij de ingang. Of doordat de route naar de entree van het stemlokaal te smal is. Dergelijke stemlokalen worden als niet toegankelijk aangemerkt. Om te zorgen voor voldoende stemlokalen worden vaak gebouwen als stemlokaal gebruikt die geen eigendom zijn van de gemeente. Ook deze gebouwen zijn niet altijd toegankelijk (te maken).
In het Actieplan toegankelijk stemmen zijn acties opgenomen die ertoe moeten leiden dat meer stemlokalen toegankelijk worden voor mensen met een fysieke beperking. Richting de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 worden de volgende acties opgepakt:
Daarnaast wordt voorzien in een aantal onderzoeken om de bestaande toegankelijkheidscriteria en ondersteuning aan gemeenten te verbeteren. Dit moet eraan bijgedragen dat gemeenten en stembureauleden nog beter in staat worden gesteld om stemlokalen toegankelijk te maken voor mensen met een fysieke beperking. Acties voor de langere termijn zijn:
Kunt u aangeven wat er de afgelopen jaren concreet gebeurd is met eerdere adviezen en aanbevelingen ten aanzien van het verbeteren van de toegankelijkheid van het verkiezingsproces voor mensen met een beperking?
Op 6 mei 2025 hebben het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Kiesraad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken het Actieplan toegankelijk stemmen gepresenteerd.5 Het plan loopt van 2025 tot en met 2029 en is in nauwe samenspraak met belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen opgesteld. In het plan zijn acties opgenomen om voor mensen met een beperking en mensen met lage basisvaardigheden de toegankelijkheid van verkiezingen te vergroten. Deze acties richten zich op toegankelijke informatie over verkiezingen, toegankelijke stemlokalen, toegankelijk stemmen en toegankelijke informatie en bijeenkomsten van politieke partijen. Belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen worden betrokken bij het uitvoeren van deze acties. Eerdere adviezen en aanbevelingen over het verbeteren van de toegankelijkheid van het verkiezingsproces voor mensen met een beperking zijn in het Actieplan verwerkt.
De herziening van het beleid voor het klachtenmechanisme van FMO |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de herziening van het beleid voor het klachtenmechanisme van FMO?1
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Het onafhankelijk klachtenmechanisme (hierna: ICM2) dat FMO samen met de Duitse en de Franse ontwikkelingsbanken (DEG3 en Proparco) heeft, is essentieel voor de effectiviteit en werking van FMO als ontwikkelingsbank. Dit mechanisme zorgt ervoor dat derden, waaronder lokale gemeenschappen, klachten kunnen indienen over projecten die door FMO gefinancierd worden, waarna het onafhankelijke expertpanel tot oplossingen probeert te komen. Ik hecht veel waarde aan een goed functionerend en onafhankelijk klachtenmechanisme om onbedoelde negatieve effecten van activiteiten gefinancierd door FMO te adresseren.
FMO staat op afstand van de Staat en is, samen met DEG en Proparco, zelf verantwoordelijk voor het onafhankelijke klachtenmechanisme en de herziening hiervan. Desalniettemin word ik door FMO goed betrokken bij de herziening.
Wat is de aanleiding van deze herziening? Wat is het doel van deze herziening? Deelt u de mening dat het doel van deze herziening moet zijn om een klachtenmechanisme te hebben dat voldoet aan internationale best practices? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke basiscriteria hanteert u hier dan voor?
Ik heb van FMO vernomen dat ze een evaluatie van het huidige ICM-beleid heeft afgerond in 2023 en dat uit deze evaluatie werd geconcludeerd dat het beleid verbeterd kon worden. Daarom werd een vernieuwing van het beleid gestart. Tevens heb ik van FMO vernomen dat het doel van de herziening van het beleid is om het ICM verder te versterken, het beleid verder te verduidelijken en in lijn te brengen met best practices. Hiermee wordt het ICM dienstbaarder aan individuen en gemeenschappen die mogelijk negatieve effecten ondervinden van activiteiten gefinancierd door FMO.
In de Overeenkomst tussen FMO en de Staat is vastgelegd dat FMO handelt naar internationaal geaccepteerde conventies, principes en standaarden voor impact en risicomanagement ten aanzien van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO), zoals de IFC Performance Standards, OECD Guidelines for Multinational Enterprises en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights4. Ik verwacht dan ook van FMO dat het ICM-beleid hieraan voldoet. Daarnaast verwacht ik dat het nieuwe ICM-beleid de onafhankelijkheid van het klachtenmechanisme ten goede zal komen.
Welke rol spelen de leden van het Panel behorend bij het mechanisme, voor en na de herziening? Deelt u ook de mening dat de expertise van de leden van dit Panel onontbeerlijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke criteria hanteert u hier dan voor? Bent u van mening dat de aanbevelingen voor verbetering die de leden van het Panel doen, leidend moeten zijn voor de door te voeren herzieningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zet u zich hiervoor in?
FMO heeft mij geïnformeerd dat de leden van het Panel het ICM-beleid toepassen, de klachten behandelen en zorgen dat de principes van het beleid worden nageleefd. Dit was het geval voor de herziening en dit verandert niet. Wel biedt het nieuwe beleid ruimte voor een adviserende rol van het Panel richting de ontwikkelingsbanken en kan het ICM contact leggen met belanghebbenden om de bekendheid en begrip van het ICM te vergroten. Bovendien is het een doelstelling van het nieuwe beleid om de operationele onafhankelijkheid van het Panel te versterken. De beleidsherziening is echter nog niet voltooid. De consultatieronde voor de herziening is in oktober afgerond en de input van de stakeholders wordt nu verwerkt in een finale versie van het ICM-beleid.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het ministerie in dialoog met FMO over de herziening van het ICM-beleid en heeft in dat kader ook gesproken met de leden van het Panel. De visie van de Panelleden heeft het ministerie meegenomen in haar inbreng. Daarnaast heb ik van FMO vernomen dat het proces om tot een nieuw ICM-beleid te komen in nauwe samenwerking is gedaan met het Panel en dat het Panel een integrale rol heeft gespeeld in de totstandkoming van het beleid. FMO heeft mij laten weten dat de inhoud van het beleid, op een paar punten na, in consensus werd overeengekomen.
De situatie van orthodoxe christenen in Ethiopië |
|
Isa Kahraman (NSC) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de aanval op 25 juni waarbij extremisten in het dorp Woldiya in de Oost-Arsi Zone op brute wijze 26 orthodoxe christenen om het leven hebben gebracht?
Het kabinet kan deze informatie niet verifiëren. Er is geen aanval bekend op deze specifieke datum, en het kabinet is alleen bekend met een dorp Woldiya in de Amhara regio. Het kabinet heeft wel kennisgenomen van de berichten over aanvallen eind oktober en begin november op orthodoxe christenen in de Arsi zone in de Oromia regio. Het kabinet veroordeelt met klem doelbewuste aanvallen op minderheden, waaronder Ethiopisch orthodoxe christenen.
Bent u bereid om bij de Ethiopische autoriteiten op een onmiddellijk en onafhankelijk onderzoek en vervolging van de daders aan te dringen?
Vrij snel na de aanvallen van eind oktober en begin november werd door diverse nationale actoren in Ethiopië, inclusief door de Ethiopische mensenrechtencommissie en de Ethiopisch Orthodoxe kerk, opgeroepen tot een onafhankelijk en openbaar onderzoek. De Ethiopische regering heeft hierop gereageerd door de Interreligieuze Raad, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende religieuze denominaties, te verzoeken een onderzoek naar de aanvallen in te stellen.
Bent u bereid om de bescherming van religieuze minderheden in Ethiopië bij bilaterale en internationale contacten op de agenda te zetten?
Nederland volgt de situatie in Ethiopië nauwlettend. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een vaste prioriteit binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid, en zorgen over de positie van kwetsbare groepen worden consequent geagendeerd waar dat relevant en nodig is. Zo roept het kabinet in gesprekken met vertegenwoordigers van de overheid de Ethiopische regering consequent op om de eigen burgers beter te beschermen tegen geweld. Ook in EU- en VN-verband roept Nederland op tot bescherming van eigen burgers en met name kwetsbare groepen.
De resultaten van PostNL |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de resultaten van PostNL over het derde kwartaal van 2025, die op 3 november jl. zijn gepubliceerd?
Ja.
PostNL gebruikt zijn infrastructuur en werknemers om zowel post als pakketten rond te brengen en van het onderdeel post zowel universele postdienst (UPD)-post als niet-UPD post; kunt u aangeven welk deel van de infrastructuur hiervoor wordt gebruikt en welk deel van de arbeidskosten gemaakt wordt voor het bezorgen van pakketten, voor UPD post en voor niet-UPD post? Kunt u dit onderbouwen? Als u dit niet kunt aangeven, waarom niet?
Voor de kostentoerekening hanteert PostNL een kostentoerekeningssysteem (KTS) die in 2015 is goedgekeurd door de ACM. Binnen deze kaders houdt ACM toezicht en kan PostNL bepalen welke kosten aan de UPD worden toegerekend. De Postregeling 2009 stelt nadere voorwaarden voor het KTS en daarmee de voorwaarden voor het toerekenen van kosten aan de UPD. Onder de door het ACM goedgekeurde KTS vallen in beginsel alle kosten die uitsluitend worden gemaakt voor het uitvoeren van diensten die onder de UPD vallen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kosten die PostNL maakt voor het legen van de brievenbussen. Andere kosten die zowel worden gemaakt voor de uitvoering van UPD-diensten als voor andere activiteiten, mag PostNL uitsluitend toerekenen voor zover de Postregeling 2009 dit toestaat. PostNL legt hier jaarlijks achteraf een door een accountant gecontroleerde financiële verantwoording over af.
Het verdergaand uitsplitsen van infrastructuur- en arbeidskosten naar afzonderlijke activiteiten zoals UPD-post, niet-UPD-post en pakketten is geen onderdeel van het KTS en raakt direct aan concurrentiegevoelige informatie over de interne procesinrichting, capaciteitsbenutting en kostprijsopbouw van het hele bedrijf van PostNL. Naast het feit dat ACM en ik geen toegang hebben tot deze verdergaande uitsplitsing, zal openbaarmaking van dergelijke gedetailleerde gegevens de marktpositie van PostNL in de concurrerende pakkettenmarkt aantasten. Dit is ook strijdig met het uitgangspunt dat bedrijfsgevoelige informatie alleen wordt gedeeld wanneer hiervoor een expliciete wettelijke grondslag bestaat.
In het externe jaarverslag van PostNL over 2024, op pagina 189, is aanvullende informatie te vinden over de financiële resultaten per segment. PostNL maakt hierin een indeling naar «Parcels» (Pakketten), «Mail in NL» (Post in Nederland) en «PostNL Other» (PostNL Overig), waarbij zowel opbrengsten als kosten per segment zijn uitgesplitst. Een verdere onderverdeling binnen het segment «Mail in NL» tussen UPD-post en niet-UPD-post wordt in dit verslag echter niet gemaakt.
Bij de jaarrekening wordt aangeven dat er binnen het bedrijf kosten voor verschillende divisies in rekening worden gebracht; welke kosten zijn dit? Wat is de onderbouwing voor deze kosten en vooral van de verdeling van deze kosten over de verschillende post- en pakketstromen? Hoe zijn deze kosten verdeeld in het derde kwartaal?
PostNL brengt binnen het bedrijf kosten in rekening tussen de verschillende divisies, zoals «Pakketten» en «Post in Nederland». Dit gebeurt omdat beide divisies gebruikmaken van hetzelfde netwerk en centrale diensten, zoals IT, HR en Financiën.
Zoals beschreven in de financiële stukken van PostNL gaat de kostenverdeling op basis van het daadwerkelijke gebruik van faciliteiten en diensten. Bijvoorbeeld logistieke kosten worden verdeeld naar volume of gewicht van post en pakketten, en centrale overhead wordt toegerekend op basis van omzet of aantal medewerkers. Hierdoor wordt een zo eerlijk mogelijk beeld van de kosten en winstgevendheid van iedere divisie verkregen.
In het derde kwartaal van 2025 was volgens PostNL het totaal van deze interne verrekeningen € 171 miljoen. Het segment «PostNL Overig», waar de centrale kosten worden verzameld, liet in deze periode een kleine negatieve EBIT zien van € 2 miljoen. Dit laat zien dat de meeste centrale kosten zijn verdeeld over de operationele divisies.
Uit de analistenpresentatie van het derde kwartaal is niet af te leiden hoe PostNL deze interne kosten exact heeft verdeeld over de verschillende post- en pakketstromen.
Zou het kunnen zijn dat het verlies bij de UPD-post groter wordt voorgesteld dan deze in werkelijkheid is?
Er zijn geen aanwijzingen dat het verlies op de UPD-post door PostNL groter wordt voorgesteld dan het daadwerkelijk is. De jaarlijkse financiële verantwoording van PostNL over de UPD wordt door een onafhankelijke accountant gecontroleerd, en de ACM ziet toe op de toepassing van de wettelijke kaders. Dit zijn belangrijke waarborgen voor de kostentoerekening.
Het KTS is in 2015 goedgekeurd en wordt sindsdien alleen opnieuw beoordeeld wanneer PostNL deze systematiek wijzigt of wanneer er signalen zijn dat deze niet meer in lijn zou zijn met de wettelijke eisen. Sinds 2015 is volgens PostNL de systematiek niet meer gewijzigd en is er dus ook geen aanleiding geweest voor PostNL om een verzoek in te dienen bij de ACM voor een nieuwe beoordeling van het KTS.
Herkent u het belangrijke signaal dat ik ook tijdens mijn werkbezoek bij postbezorger Ahmed weer hoorde, dat de arbeidsvoorwaarden (loon, mogelijkheid tot toiletbezoek, koffie, catering, vaste contracten, etc.) bij PostNL de afgelopen jaren dramatisch slechter zijn geworden en dat er volgens Ahmed sprake is van een «race to the bottom»? Wat vindt u hiervan? Kunt u toezeggen om nog dit jaar het gesprek aan te gaan met Ahmed en/of zijn collega’s en met de onafhankelijke vakbonden over de vraag hoe in de veranderende postmarkt goede banen gecreëerd kunnen worden?
Ik neem kennis van dit signaal over de arbeidsomstandigheden bij PostNL die tijdens uw werkbezoek aan de door u genoemde postbezorger naar voren zijn gebracht. Ik ga ervan uit dat dit signaal ook aan de vakbonden zal worden afgegeven. De ontwikkelingen in de postmarkt zetten de bedrijfsvoering van zowel PostNL als regionale postbedrijven onder druk, wat gevolgen kan hebben voor de arbeidsvoorwaarden.
Het blijft van belang onderscheid te maken tussen signalen over arbeidsomstandigheden en de inspanningen van werkgevers binnen de realiteit waarin zij opereren. PostNL geeft aan dat het bedrijf zich binnen de financiële kaders van een krimpende postmarkt en in overleg met de vakbonden inspanningen levert om goede en duurzame arbeidsvoorwaarden te bieden. Over loon, arbeidsvoorwaarden en werkdruk worden afspraken gemaakt tussen werkgevers- en werknemersorganisaties in cao-verband. Daarnaast houdt de Inspectie SZW toezicht op de naleving van wet- en regelgeving, waaronder met betrekking tot arbeidsomstandigheden.
Ik hecht waarde aan een zorgvuldige dialoog met werknemers en hun vertegenwoordigers. Mijn ministerie voert daarom gesprekken met werknemersvertegenwoordigers, waaronder de vakbonden, die hierbij ook de door Ahmed en zijn collega’s geschetste zorgen kunnen betrekken.
Nexperia |
|
Joris Thijssen (PvdA) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u een recente stand van zaken over de ontwikkelingen en de gevolgen van uw ingrijpen bij Nexperia naar de Kamer sturen? Verwacht u nog meer maatregelen vanuit China tegen Nederland, de Europese Unie of andere lidstaten?
Voor de meest recente ontwikkelingen verwijs ik u graag naar de Kamerbrief die op 19 november jl.1 met uw Kamer is gedeeld. Nadere info is ook met uw Kamer gedeeld tijdens de vertrouwelijke technische briefing op 27 november jl.
Met de Chinese autoriteiten worden gesprekken gevoerd op verschillende niveaus om te komen tot een duurzame oplossing. Het is in het belang van zowel China als Nederland, Europa, VS en economieën wereldwijd om hier gezamenlijk uit te komen.
Had u verschillende mogelijkheden om in te grijpen bij Nexperia? Zo ja, welke mogelijkheden lagen voor? Welke analyses van de voor- en nadelen van deze mogelijkheden zijn er? Kunt u die met de Kamer delen?
Vanzelfsprekend zijn er verschillende maatregelen onderzocht en tegen elkaar afwogen op geschiktheid, inzetbaarheid en effectiviteit. Doel was een geschikte maatregel te kunnen nemen die de risico's verbonden aan het optreden van de CEO voor de beschikbaarheid in Nederland en Europa van de productie- en R&D faciliteiten, de know how en de intellectuele eigendomsrechten van de onderneming (de productiemiddelen) konden verhinderen of corrigeren. Van de onderzochte maatregelen is de inzet van de Wet beschikbaarheid goederen de enige geschikte en proportionele maatregel.
Terecht waakt u over productiecapaciteiten, kennisposities of continuïteit van bedrijven en voor het behoud van cruciale spelers in de waardeketen voor Europa; heeft u een overzicht van productiecapaciteiten, kennisposities en bedrijven waarvan de continuïteit belangrijk is in Nederland en Europa? Zo ja, bent u bereid dit overzicht te delen met de Kamer? Zo nee, bent u ook van mening dat het noodzakelijk is om snel een dergelijk overzicht te maken? Zo ja, wanneer gaat u een dergelijk overzicht delen met de Kamer?
De wereld is de afgelopen jaren flink veranderd, en het geopolitieke klimaat is verhard. Economie en (geo)politiek worden steeds meer met elkaar verweven, en geo-economie als concept is in opkomst. Het huidige kabinet en uw Kamer, evenals vele voorgangers, zijn al enkele jaren bezig met het vraagstuk rondom «open strategische autonomie», ook wel een weerbare economie genoemd. Enkele voorbeelden van brieven waarin de kabinetsinzet op dit punt genoemd staat zijn de Kamerbrief Visie op de toekomst van de Nederlandse industrie2, Kamerbrief Open Strategische Autonomie3 en Voortgang kabinetsaanpak risicovolle strategische afhankelijkheden.4 In deze brieven wordt ook regelmatig verwezen naar welke capaciteiten er belangrijk zijn voor Nederland en Europa, waarbij om bijvoorbeeld bedrijfsvertrouwelijke redenen niet altijd alles openbaar wordt gemaakt. Centraal uitgangspunt van al deze brieven en de daarin genoemde voorstellen, zijn gericht op het beschermen van productiecapaciteiten, kennisposities of continuïteit van bedrijven. U kunt hierbij denken aan de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo). Aan de hand van de Kamerbrieven en ontwikkelde strategieën is er ook nauwer contact met bedrijven en kennisinstellingen die in de voor Nederland belangrijk geachte industrieën opereren.
In de Kamerbrief Industriebeleid met focus5 van 17 oktober jongstleden zet ik, via het nieuwe industriebeleid, in dat licht dan ook in op verdere versterking van de Nederlandse positie in zes sectoren waarin Nederland zich internationaal kan onderscheiden in de wereldeconomie, om daarin een strategische positie te verwerven ten behoeve van het creëren van (wederzijdse) afhankelijkheden, te weten: halfgeleiders, aan de DSII6 gerelateerde groeimarkten (in het bijzonder 6G, radar, lasersattelietcommunicatie, quantum), biotechnologie, digitale diensten (met name AI), machinebouw en innovatieve chemie. Met uw Kamer is hiermee dus al gedeeld op welke markten en technologieën het kabinet in het bijzonder inzet.
Naar aanleiding van dit overzicht, wat is de trend hoe het gaat met het behoud van deze cruciale spelers voor Nederland en Europa? Hoe beoordeelt u deze trend? Wat is het doel met betrekking tot deze cruciale spelers? Moeten zij allemaal behouden worden voor Nederland en Europa? Waarom wel of niet? Als er geen doel geformuleerd is, bent u bereid dit te doen zodat de Kamer inzicht kan krijgen in het behoud van productiecapaciteiten, kennisposities of continuïteit van bedrijven en voor behoud van cruciale spelers in Nederland en in Europa? Als u niet bereid bent een doel te formuleren, hoe kan de Kamer dan toezicht houden op de voortgang, of achteruitgang, over onze economische veiligheid en strategische autonomie? Belangrijker, hoe kan de regering dan weten hoe het gesteld staat met de Nederlandse economische veiligheid en strategische autonomie?
Het beleid t.a.v. Open Strategische Autonomie en het creëren van een weerbare economie, inclusief strategisch relevante bedrijven, is een speerpunt van het kabinet. De inzet hierop is in meerdere Kamerbrieven vermeld, zoals ook in het antwoord op vraag 3 is aangegeven. Belangrijke onderdelen van dit beleid zijn, naast het protect beleid en het creëren van de juiste randvoorwaarden, het in specifieke gevallen treffen van actieve en gerichte stimulerende maatregelen om (technologische) leiderschapsposities en essentiële capaciteiten in strategische waardeketens te verkrijgen en te behouden. De wijze waarop dit vorm kan krijgen staat uitgewerkt in onder meer de Kamerbrief Industriebeleid met focus van 17 oktober jongstleden7. Het in het industriebeleid geformuleerde doel is tweeledig;
Dit houdt onder andere in dat we risicovolle strategische afhankelijkheden van andere landen verminderen. Het voorkomen of verminderen van álle risicovolle strategische afhankelijkheden is echter zowel onmogelijk als onwenselijk. Het is daarom van belang dat we in de wereldmarkt economisch gewicht in de schaal leggen. Dat betekent dat we essentiële capaciteiten in markten en technologieën moeten behouden en opbouwen waardoor wederzijdse afhankelijkheden ontstaan. Het kabinet heeft hiermee gekozen voor het selecteren van markten en technologieën. Zoals toegezegd in mijn Kamerbrief van 1 juli 2025 over economische veiligheid4, zal het kabinet uw Kamer jaarlijks informeren over de voortgang op het gebied van economische veiligheid. Ook het rapport van Draghi biedt handvatten voor inzet van Nederland.
Het besluit de inhoudingsregeling voor huisvesting op het minimumloon van arbeidsmigranten in stand te houden. |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA), Ilse Saris (CDA) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u uitleggen wat de aanleiding was om binnen twee weken na uw benoeming als Minister van SZW, de inhoudingsmogelijkheid van huur op het wettelijk minimumloon in stand te willen houden, zoals blijkt uit de ambtelijke nota d.d. 18 september 2025?
Als gevolg van het besluit van mijn voorganger heeft het Ministerie van SZW regelgeving (in een algemene maatregel van bestuur – AmvB) voorbereid om de inhoudingsmogelijkheid trapsgewijs af te bouwen. Aan mij is deze AMvB voorgelegd ter agendering voor een onderraad om te versturen voor advies aan de Raad van State. Op dat moment heb ik het besluit gewogen en daarin een andere keuze gemaakt.
Welke formele en informele gespreken heeft u, met wie en wanneer gevoerd over dit onderwerp in de periode tot 18 september 2025. En welke argumenten heeft u gehoord in die gesprekken die maken dat u de maatregel wilde terugdraaien?
Zoals ook aangegeven tijdens de behandeling van de Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten in de Eerste Kamer heb ik eigenstandig op basis van de informatie die er lag een besluit genomen. De basis voor deze afweging is de uitgevoerde ambtelijke verkenning naar de inhoudingsmogelijkheid. Mijn voorganger heeft die verkenning op 6 februari 2025 met uw Kamer gedeeld.1 In deze verkenning zijn de voor- en nadelen van de inhoudingsmogelijkheid op een rij gezet. Er is destijds gesproken met de Arbeidsinspectie, vakbonden FNV, CNV en VCP, werkgeversorganisaties VNO-NCW/MKB-NL, AWVN, LTO, ABU en NBBU, werkgevers in de uitzend-, land- en tuinbouwsector.
Op 28 augustus heeft mijn ministerie een kopie ontvangen van een brief die door VNO-NCW/MKB-Nederland is verzonden aan leden van de Tweede Kamer (ten behoeve van het Commissiedebat arbeidsmigratie). Daarin wordt door partijen gepleit voor het in stand houden van deze regeling. Dat standpunt was eerder door VNO-NCW/MKB-Nederland bekend gemaakt ten tijde van de verkenning. De brief gaf daarmee een bekend standpunt weer. Op 1 oktober is door mijn ambtenaren het besluit medegedeeld aan de sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Ik heb daarnaast met geen organisatie of individu gesproken over het genomen besluit.
Wat is de reden dat u bij de kennismakingsgesprekken met de verschillende partners in het maatschappelijk middenveld niet heeft besproken dat u voornemens was de inhoudingsmogelijkheid in stand te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Welke formele en informele gespreken heeft u, met wie en wanneer gevoerd over dit onderwerp in de periode na 18 september 2025 tot het versturen van de brief aan de kamer op 30 oktober 2025?
De insteek van deze gesprekken was kennismaken. Hierbij is een breed pakket aan onderwerpen van SZW op hoofdlijnen de revue gepasseerd. Wel is door mijn ambtenaren, onder embargo, het besluit gedeeld met sociale partners in de Stichting van de Arbeid.
Welke organisaties of individuen hebben er bij u formeel of informeel op aangedrongen om deze maatregel terug te draaien?
Zie antwoord vraag 2.