Een gat in de steun aan Oekraïne |
|
Eric van der Burg (VVD), Fatimazhra Belhirch (D66), Kati Piri (PvdA), Maes van Lanschot (CDA), Laurens Dassen (Volt), Don Ceder (CU), Hanneke van der Werf (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de aangenomen motie van het lid Boswijk c.s. waarin de regering verzocht werd zich ervoor in te blijven spannen dat er geen ongewenste gaten vallen in de militaire steun aan Oekraïne?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een deel van het budget voor militaire steun aan Oekraïne van 2026 naar het jaar 2025 vooruit is geschoven?
Ja, het kabinet heeft tijdens voorjaarsbesluitvorming van 2025 besloten om de militaire steun te continueren met € 3,1 miljard op de defensiebegroting voor 2026 (binnen het totaal van € 3,5 miljard steun voor Oekraïne). De militaire en geopolitieke ontwikkelingen rondom Oekraïne hebben er toe geleid dat het kabinet heeft besloten een deel hiervan versneld in 2025 te realiseren.
Klopt het dat daarmee vaststaat dat de militaire steun aan Oekraïne in 2026 flink lager zal zijn dan in dit jaar? Zo ja, wat is het verschil?
De totale militaire steun aan Oekraïne blijft hetzelfde als bij de voorjaarsbesluitvorming is besloten. Een deel van deze steun is versneld in 2025 tot kasuitgaven gekomen. Als direct gevolg van het besluit is een gedeelte van de middelen die oorspronkelijk voor 2026 bestemd waren, reeds dit kalenderjaar uitgegeven. Het totale begrote bedrag aan kasuitgaven zal daardoor ca. € 4,3 miljard voor 2025 bedragen op de defensiebegroting. De momenteel begrote militaire steun op de defensiebegroting aan kasuitgaven voor 2026 bedraagt vooralsnog € 2,1 miljard. Voor 2027 zijn reeds kasuitgaven voor een totaal van € 750 miljoen gereserveerd op de defensiebegroting, mede omdat dit Nederland in staat stelt meerjarige uitgavenverplichtingen aan te gaan (bijvoorbeeld mbt de productie van drones en F16-gerelateerde verplichtingen).
Daarnaast is er in 2025, 2026 en 2027 nog respectievelijk ca. € 0,7 miljard, ca. € 0,5 miljard en ca. € 0,4 miljard beschikbaar op het defensiematerieelfonds voor de eigen krijgsmacht ter vervanging van eerder geleverd materieel.
Voorziet u dat in 2026 de voortzetting van de Oekraïense defensie-industrie in het geding komt? Zo nee, waarom niet?
Dit kabinet onderstreept het belang van het investeren in de Oekraïense defensie-industrie en heeft daartoe reeds meer dan € 1 miljard direct bij bedrijven in Oekraïne verworven. Een deel van deze investeringen zal in 2026 tot daadwerkelijke leveringen aan Oekraïne leiden. Ook in 2026 zal Nederland blijven investeren in de Oekraïense defensie-industrie.
Nederland investeert relatief veel in de Oekraïense defensie-industrie, onder andere via het Drone Line Initiative. Om voortzetting van de productie van de Oekraïense defensie-industrie in 2026 te waarborgen roept dit kabinet ook andere landen op om meer te investeren in de Oekraïense defensie-industrie. Hierbij biedt Nederland ook aan om gebruik te maken van onze contracten, ervaringen en opgedane lessen.
Bent u het ermee eens dat de Oekraïense strijdkrachten onverminderde steun verdienen? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland blijft Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel onverminderd steunen in tijden van oorlog, herstel en wederopbouw, zo lang als nodig is. Daarom is de lijn van het kabinet dat de internationale steun opgevoerd moet worden om Oekraïne in de sterkst mogelijke positie te brengen, waardoor Oekraïne ruimte krijgt bij mogelijke onderhandelingen en Oekraïne zich ook tegen toekomstige Russische agressie kan blijven verdedigen. Het onverminderd ondersteunen van de Oekraïense strijdkrachten met militaire steun is daar uiteraard onderdeel van.
Hoe bent u van plan om te voorkomen dat er ongewenste gaten vallen in de militaire steun aan Oekraïne?
Defensie richt zich op het waarborgen van een doorlopende en betrouwbare militaire steun aan Oekraïne. Tegelijkertijd is ook enige ruimte voor flexibiliteit nodig om te kunnen reageren op veranderende omstandigheden, zowel in Oekraïne als in de internationale steunverlening. Nederland zorgt ervoor dat de samenstelling van de militaire steun nauw aansluit op de behoeften van het Oekraïense Ministerie van Defensie en dat toezeggingen aan Oekraïne ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Naast de eigen inspanningen spoort Nederland ook andere bondgenoten aan om meer steun aan Oekraïne te leveren. Daarmee zet het kabinet in op meerburden sharing. Daarbij wordt ook gekeken naar de inzet van Russische bevroren tegoeden.
De uitzending ‘Het therapietrauma’ van Zembla |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitzending «Het therapietrauma» van het televisieprogramma Zembla?1
Ja, ik ben bekend met de uitzending.
Herkent u het beeld dat een deel van de patiënten die snelle hoog-intensieve traumatherapie volgen om te genezen van posttraumatische stressstoornis (PTSS) hier schade aan ondervinden? Zo ja, heeft u hier al eerder signalen over ontvangen en wat is daarmee gebeurd?
De IGJ heeft in de afgelopen jaren enkele signalen ontvangen over Psytrec via het Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ) van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Deze signalen zijn beoordeeld en gaven destijds geen aanleiding om als vervolg daarop toezicht in te zetten. Na de uitzending van Zembla heeft de IGJ verschillende signalen ontvangen die de IGJ op dit moment onderzoekt. De Inspectie kan nu nog niet vooruitlopen op de uitkomsten en consequenties daarvan.
Bent u bekend met de zorgen2 van verschillende psychiaters en traumatherapeuten over deze manier van behandelen? Zo ja, heeft u hier al eerder signalen over ontvangen en wat is daarmee gebeurd?
Nee, ik ben hier niet mee bekend. In ons zorgsysteem houdt de IGJ toezicht op kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg in Nederland. Zorgprofessionals hebben de verantwoordelijkheid te bepalen wat onder kwalitatief goede zorg wordt verstaan en dit te beschrijven in onderdelen van professionele richtlijnen en/of zorgstandaarden.
Bent u ook bekend met de survey «Snelle interventies, langdurige impact»3, die is uitgevoerd door psychiater Jim van Os en lector GGZ aan de Hogeschool Leiden Simona Karbouniaris naar aanleiding van deze zorgen? Zo ja, wat is uw reactie op deze survey?
Ik heb kennis genomen van de uitkomsten van de survey. De onderzoekers geven aan dat de uitkomsten fundamentele vragen oproepen over de effectiviteit en geschiktheid van deze behandelvorm voor mensen met complexe problematiek. Het is aan de professionals en beroepsorganisaties (en zorgaanbieders) om te oordelen over de effectiviteit van behandelingen en op basis daarvan richtlijnen eventueel aan te passen.
Is bekend hoeveel mensen als gevolg van kortdurende hoogintensieve behandeltrajecten (op termijn) verergering van klachten ervaren en om die reden juist extra lang een beroep moeten doen op zorg binnen de specialistische (S)GGZ?
Nee, dit is niet bekend. Er zijn in Nederland verschillende ggz-aanbieders die hoogintensieve traumatherapie (HITT) aanbieden. Het is primair de verantwoordelijkheid van de individuele behandelaar en de zorginstellingen om de behandelresultaten te monitoren. Het is vervolgens aan het veld om te bepalen wat onder goede zorg wordt verstaan en op basis daarvan richtlijnen eventueel aan te passen. Desgevraagd heeft Psytrec aangegeven dat zij ziet dat bij circa 1,5–2 procent van mensen die intensieve traumabehandeling ondergaat verslechtering optreedt.
Op welke manier wordt de veiligheid, kwaliteit en menswaardigheid van hoogintensieve kortdurende traumabehandelingen (3–14 dagen) gemonitord? Wordt in de gaten gehouden of deze behandelvormen patiënten niet hertaumatiseert?
Zorgprofessionals hebben de primaire zorgplicht en zijn eerstverantwoordelijk voor kwaliteit in de behandelkamer. Goede zorg wordt omschreven in onderdelen van professionele richtlijnen en/of zorgstandaarden (zie ook vraag 7). In de zorgstandaard Psychotrauma Psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen is bijvoorbeeld aandacht voor het belang van regelmatige monitoring in de (individuele) behandeling, om zo inzicht te krijgen in de voortgang van de behandeling en om via de behandeluitkomsten vast te stellen of de behandeling effectief is.
De vraag over hertraumatisering heb ik geïnterpreteerd als «toename van symptomen/psychische ontregeling ten gevolge van intensieve traumatherapie». Zoals bij vraag 5 beschreven, geeft Psytrec aan dat bij circa 1,5–2 procent van mensen die intensieve traumabehandeling ondergaat verslechtering optreedt. Een landelijk beeld hierover ontbreekt, er zijn meer aanbieders die hoogintensieve traumatherapie aanbieden.
Iedereen met een klacht over een zorgaanbieder kan een melding doen bij het Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ). Het LMZ is onderdeel van de IGJ. Meldingen kunnen voor de IGJ aanleiding zijn om verder onderzoek te doen naar de kwaliteit en veiligheid van de zorgverlening.
Is deze manier van hoogintensieve kortdurende traumabehandeling wetenschappelijk bewezen? Klopt het dat Nederland met deze kortdurende hoogintensieve traumaconfrontatie internationaal gezien afwijkt van de maatstaf?
De Multidisciplinaire Richtlijn (MDR) PTSS van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) bevat de meest actuele en uitgebreide beoordeling van het wetenschappelijke bewijs voor traumabehandeling, inclusief intensieve behandelvormen. Deze richtlijn is onlangs herzien (zie: Startpagina - PTSS - Richtlijn - Richtlijnendatabase). De zorgstandaard Psychotrauma van Akwa GGZ wordt in 2026 herzien, onder andere om deze weer in lijn te brengen met de nieuwe MDR.
In de huidige zorgstandaard Psychotrauma en stressorgerelateerde stoornissen (uit 2020) staat dat een hoogintensieve traumagerichte behandeling (meerdere sessies per week, vaak in kortdurend traject) kan worden aanbevolen, vooral wanneer eerdere psychologische behandelingen onvoldoende resultaat hebben opgeleverd. Deze intensievere dosering blijkt vaak effectief en kan zowel ambulant als klinisch worden toegepast.4 In de huidige zorgstandaard wordt niet specifiek ingegaan op mogelijke verschillen tussen de Nederlandse aanpak van kortdurende, hoogintensieve traumabehandeling en internationale richtlijnen. Wel staat erin dat de Nederlandse aanbevelingen voor traumagerichte behandeling zijn gebaseerd op internationale richtlijnen en recente onderzoeken.
In landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië zijn eveneens intensieve PTSS-programma’s onderzocht, waarin intensieve traumatherapie niet onderdoet in vergelijking tot lagere frequentie traumatherapie (Foa et al. 2018).5
Is er voldoende specialisme en zijn er voldoende adequate behandelingen ten aanzien van vroegkinderlijk trauma, dissociatie en complex trauma? Zo nee, wat wordt er gedaan om te zorgen voor voldoende deskundigheid en het aanpakken van de wachttijden voor mensen met dit soort trauma? Hoe lang zijn die wachttijden momenteel?
Binnen het huidige zorgstelsel dragen zowel de zorgaanbieders als zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van het passend (specialistisch) zorgaanbod. Het is aan wetenschappelijke verenigingen en de beroepsorganisaties om te bepalen wat onder goede zorg wordt verstaan en dit vast te leggen in richtlijnen en kwaliteitsstandaarden, alsmede te zorgen voor deskundigheidsbevordering.
Zorgverzekeraars hebben de plicht om voldoende aanbod in te kopen voor hun verzekerden. Dat geldt ook ten aanzien van adequate behandelingen voor vroegkinderlijk-, dissociatie- en complextrauma.
Uit de meest recente wachttijdcijfers van de NZa (oktober 2024) blijkt dat de landelijk gemiddelde totale wachttijd voor de hoofddiagnosegroep «trauma» op dit moment 24 weken bedraagt.6
Specifiek voor de groep mensen met vroegkinderlijk, dissociatie en complex trauma wordt breed erkend dat de capaciteit beperkt is en dat wachttijden regelmatig oplopen. Dit wordt ook binnen het GGZ Netwerk Dissociatieve Stoornissen (zie: Dissociatieve stoornissen - GGZ Netwerken) onderkend. Dit netwerk, waarin gespecialiseerde aanbieders zijn vertegenwoordigd, verkent zelf welke stappen mogelijk zijn om wachttijden te verminderen, bijvoorbeeld door regionale samenwerking en netwerkvorming te versterken. Deze inspanningen zijn waardevol, maar zullen naar verwachting niet voldoende zijn om het totale capaciteitsprobleem op te lossen.
Daarnaast zijn in het kader van het AZWA afspraken gemaakt om verdere stijging van de wachtlijsten in de ggz te voorkomen en wachttijden binnen de daarvoor geldende normen te brengen. Insteek is dat er meer behandelcapaciteit komt voor mensen met een ggz-vraag, specifiek voor patiënten met een complexe zorgvraag. Het gaat daarbij ook om (een deel van) de mensen met vroegkinderlijk-, dissociatie- en complextrauma. Om dit te bereiken zijn afspraken vastgelegd ten aanzien van o.a. herijking van de behandelduur en -vorm, het afschaffen van exclusiecriteria en het verder versterken van samenwerking tussen zorg en sociaal domein.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft verschillende meldingen gehad na de uitzending van Zembla4, wat gaat de IGJ doen naar aanleiding van deze meldingen?
Het klopt dat de IGJ na de uitzending van Zembla verschillende meldingen heeft ontvangen. Als onafhankelijke toezichthouder handelt de IGJ op basis van eigen bevindingen en meldingen. De IGJ onderzoekt de ontvangen meldingen op dit moment en kan nog geen uitspraken doen over een eventueel vervolg.
Bent u bekend met het bericht «Eerste wijkkliniek die ouderen helpt revalideren is succesvol, maar moet toch stoppen, zorgverleners geschokt: «Complete verrassing»»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u uitleggen wat deze nieuwe visie inhoudt en waarom deze niet meer past? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft een herijkte visie op het algemene concept wijkkliniek opgesteld op basis van eigen evaluatie en lessen van het leernetwerk acute ouderenzorg. Actiz en Verenso hebben aangegeven niet vooraf betrokken te zijn geweest bij het opstellen van deze visie. Zij hebben ook laten weten het inhoudelijk niet eens te zijn met het voorstel van zorgverzekeraars.
Ik vind het belangrijk dat partijen gezamenlijk tot één gedragen visie komen, gebaseerd op onderzoek en passend bij de landelijke ambitie voor toekomstbestendige ouderenzorg. Actiz, Verenso en ZN hebben zich bereid geuit om zich hiervoor in te spannen. In aanloop naar en tijdens het bekostigingsexperiment revalidatie- en herstelzorg gaan onder andere deze partijen aan de slag met het opstellen van een gezamenlijke visie op de wijkkliniek.
Omdat de visie van ZN niet door alle veldpartijen wordt gedragen, vind ik het niet passend om op de specifieke inhoud vooruit te lopen.
Kunt u toelichten hoe de eerder geboekte resultaten van De Wijkkliniek zoals betere patiëntenzorg, minder spoedeisende hulpbezoek, minder ambulanceritten en minder opnames, ook binnen de nieuwe visie van Zorgverzekeraars Nederland worden gehaald? Zo nee, waarom niet?
ZN geeft aan dat op verschillende punten rekening wordt gehouden met het behalen van de eerder geboekte resultaten van de De WijkKliniek in Amsterdam Zuidoost in hun visie. Een locatie in directe nabijheid van een spoedeisende hulp voorkomt ambulanceritten naar de wijkkliniek. Nauwe samenwerking tussen het ziekenhuis en de zorgaanbieder van de wijkkliniek leidt tot meer kennisuitwisseling en laagdrempelige samenwerking, met het idee om ziekenhuisopnames te voorkomen. Verder is een vaste plek in de buurt van de patiënt bijdragend aan minder verplaatsingen en rust voor ouderen in een kwetsbare situatie.
In de verdere ontwikkeling van de visie van de zorgverzekeraars met onder andere Actiz en Verenso zullen inzichten uit bestaande wijkkliniekproeftuinen, waaronder de behaalde resultaten in Amsterdam Zuidoost, worden meegenomen.
Kunt u aangeven waar de «herstelbedden» vandaan komen en wie eindverantwoordelijk is voor deze «herstelbedden»? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft aangegeven dat er voor de hele regio voldoende capaciteit beschikbaar blijft voor de opvang en zorg van kwetsbare ouderen, ondanks de sluiting van deze wijkkliniek in Amsterdam. Zij hebben hierover contact gehad met betrokken zorgaanbieders, waaronder verpleeg- en verzorgingshuizen, ziekenhuizen, huisartsen en de ambulancedienst.
Zorgverzekeraars zijn, op grond van hun zorgplicht, verantwoordelijk voor tijdige, bereikbare en kwalitatief goede zorg voor hun verzekerden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet hierop toe. De eindverantwoordelijkheid voor de geleverde zorg ligt bij de zorgaanbieders.
Deelt u de mening dat de sluiting van de wijkkliniek (welke zelfs dient als voorbeeld voor een landelijke uitrol in 2026!) niet in het belang van de regio is? Indien nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het zorgconcept wijkkliniek een positieve stap is richting passende zorg. Zorgverzekeraars hebben nog steeds de intentie om het aantal wijkklinieken uit te breiden van vijf naar tien in 2026, ondanks het sluiten van de wijkkliniek in Amsterdam.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, blijft er voldoende capaciteit in de regio voor de opvang van kwetsbare ouderen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met Zorgverzekeraars Nederland om de sluiting van de Wijkkliniek in Amsterdam-Zuidoost tegen te gaan? Indien nee, waarom niet?
Het past niet bij mijn rol om zorgverzekeraars te verplichten om zorg te contracteren bij specifieke zorgaanbieders. De NZa en ZiNL pakken hier hun systeemverantwoordelijke rol door samen in gesprek te gaan met Cordaan en Zilveren Kruis als respectievelijk zorgaanbieder en zorgverzekeraar, en met het Amsterdam UMC als betrokken partner. Zij onderzoeken gezamenlijk wat er is gebeurd en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden.
Ik heb er vertrouwen in dat de informatie die in deze gesprekken wordt opgehaald, zorgverzekeraars en zorgaanbieders behulpzaam is bij de doorontwikkeling van deze zorgvorm. Ook draagt dit bij aan het ontstaan van een gemeenschappelijke visie op wijkkliniekzorg. Uiteraard laat ik mij goed informeren door NZa en ZiNL over de uitkomsten van de gesprekken.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de randvoorwaarden zet ik mij in om de noodzakelijke voorwaarden voor het bekostigingsexperiment revalidatie- en herstelzorg mogelijk te maken. Binnen dit experiment kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars deze zorgvorm verder ontwikkelen, waarbij wordt toegewerkt naar structurele bekostiging.
Het bericht ‘Nederland is een ontbossingsland’ |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland is een ontbossingsland»?1
Ja.
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat Nederland via de financiële sector, zeehavens en consumptiepatronen in aanzienlijke mate bijdraagt aan wereldwijde ontbossing?
Het artikel wijst op de rol die de financiële sector, zeehavens en consumptiepatronen kunnen hebben in activiteiten met een verhoogd risico op ontbossing. Daar waar het gaat om de financiële sector wordt er geen directe causale relatie gelegd tussen investeringen en ontbossing zelf, maar bevestigt het artikel dat er een mogelijkheid is dat financiële instellingen betrokken zijn bij projecten waarin ontbossingsrisico’s aanwezig zijn.
Kunt u aangeven in welke mate Nederlandse financiële instellingen, waaronder banken en pensioenfondsen, nog steeds investeren in bedrijven of projecten met een aantoonbaar ontbossingsrisico?
Ontbossing is een internationaal vraagstuk dat ook Nederland raakt via handel, financiële instellingen en onze havens. Het is van belang dat Nederlandse bedrijven voldoen aan Europese regelgeving en internationale afspraken.
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij handelen conform internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Deze standaarden schrijven voor dat risico’s voor mens en milieu in de waardeketen, zoals het risico op ontbossing, worden onderkend en aangepakt. Afhankelijk van de mate van betrokkenheid bij eventuele schade moet een financiële instelling bijdragen aan herstel of haar invloed aanwenden om nadelige gevolgen te beperken.
Hoe een financiële instelling invulling geeft aan de naleving van deze internationale richtlijnen, en welke keuzes zij maakt ten aanzien van investeringen of het aangaan van gesprekken met bedrijven, is de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Dit geldt ook voor een eventuele beslissing om bedrijven uit te sluiten.
Bent u bekend met het rapport Banking on Biodiversity Collapse 2025, waarin de Rabobank op de achtste plaats wereldwijd wordt genoemd onder financiële instellingen met de hoogste ontbossingsrisico’s? Kunt u toelichten wat uw oordeel is over de bevindingen van dit rapport?
Het rapport geeft een beeld van de internationale positie van financiële instellingen, waaronder de Rabobank, in relatie tot ontbossingsrisico’s en biodiversiteitsverlies. Ik heb kennis genomen van de bevindingen. Voor mij staat voorop dat financiële instellingen zich houden aan de geldende Europese en internationale kaders. Het is aan de instellingen zelf om hun beleid en risicobeheersing hierop in te richten.
Acht u de huidige beleidsinstrumenten en wettelijke verplichtingen voor Nederlandse financiële instellingen om investeringen met ontbossings- of biodiversiteitsrisico’s te vermijden toereikend?
Er is reeds een aanzienlijk aantal EU-vereisten voor financiële instellingen ten aanzien van het beheersen van ontbossings- of andere biodiversiteitsrisico’s.
Voorbeelden zijn de richtlijn met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (Corporate Sustainability Reporting Directive, afgekort CSRD) en bijbehorende European Sustainable Reporting Standards (ESRS). De onder deze regelgeving vallende ondernemingen, waaronder financiële instellingen, rapporteren over de impact (inclusief afhankelijkheden, risico’s en kansen) van hun bedrijfsstrategie en het gevoerde beleid op biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Ook vereist de ESRS transparantie over biodiversiteitsdoelen en inzicht in de eenheden die gebruikt worden om voortgang ten aanzien van de gestelde doelen te meten.
Daarnaast zijn er verschillende andere instrumenten, zoals de EU-taxonomie voor duurzame investeringen, waarmee financiële instellingen inzicht geven in wanneer een investering in een bepaalde economische activiteit als duurzaam kan worden aangemerkt, en die van financiële instellingen verlangen om te rapporteren in hoeverre hun financiële portefeuille daarmee in lijn is.
De CSDDD, CSRD en Taxonomie worden op dit moment vereenvoudigd. Het doel hiervan is om de administratieve lasten te verlagen en het ondernemingsklimaat te versterken, zonder de kern van transparantie en betrouwbaarheid te verliezen. Het kabinet steunt de inzet om de rapportagelasten te versimpelen en verminderen.
Tot slot houden de ECB en DNB vanuit prudentieel oogpunt toezicht op de beheersing van financiële duurzaamheidsrisico’s van financiële instellingen, zoals de financiële risico’s die kunnen voortvloeien uit biodiversiteitsverlies en ontbossing. Dit omvat ook reputatierisico’s die zouden kunnen ontstaan als een instelling eigen doelstellingen of beloftes ten aanzien van biodiversiteit niet na blijkt te komen. In 2020 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) toezichtverwachtingen geformuleerd ten aanzien van het beheersen van aan klimaat en biodiversiteit gerelateerde financiële risico’s, waar Europese banken aan moeten voldoen. Voor de toezichtprioriteiten 2025–2027 blijft het volledig naleven van de toezichtverwachtingen ten aanzien van de beheersing van duurzaamheidsrisico’s door financiële instellingen een prioriteit.2
Acht u het in het artikel vermelde bedrag van 5 miljoen euro dat Nederland zal bijdragen aan de Tropical Forest Forever Facility in verhouding tot de omvang van de Nederlandse betrokkenheid bij internationale handelsstromen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing, zoals palmolie, soja en cacao? Overweegt u deze financiële bijdrage te verhogen?
Het bedrag van 5 miljoen euro dat Nederland zal bijdragen aan de Tropical Forest Forever Facility dient te worden gezien als een bijdrage aan de opstartkosten van dit fonds, dat momenteel nog niet operationeel is. Een mogelijke investering in het fonds zelf is aan het volgende kabinet. Tegelijkertijd wordt samen met de private sector onderzocht hoe aanvullende middelen kunnen worden aangetrokken om doelstellingen van het fonds te versterken.
Hoe beoordeelt u de stand van zaken rondom de Europese Ontbossingsverordening en de rol die Nederland vervult bij de implementatie daarvan binnen de Europese Unie?
Het kabinet zal het aankomende jaar gebruiken om in nauwe samenwerking met de Europese Commissie en de lidstaten toe te werken naar een zorgvuldige implementatie en daadwerkelijke administratieve lastenverlichting, die non discriminatoir en WTO-conform zijn. Nederland kan deze rol goed vervullen omdat de bevoegde autoriteiten (NVWA en Douane) alsook voor de meeste bedrijven in Nederland klaar zijn om de EUDR toe te passen.
Op welke wijze zal toezicht worden gehouden op de naleving van de Ontbossingsverordening in Nederland, in het bijzonder bij importerende bedrijven die grondstoffen of producten verhandelen uit gebieden met een risico op ontbossing?
Hoewel de NVWA is voorbereid op handhaving van de EUDR per 30 december 2025, wordt op dit moment nog onderhandeld over aanpassingen aan de EUDR en daarmee hoe de werking van de EUDR in de nabije toekomst exact vorm krijgt. Dit wordt pas definitief als na de triloog de aangepaste EUDR wordt gepubliceerd in The Official Journal of the European Union. Hierdoor is er op het moment nog onduidelijkheid voor toezicht en over de verplichtingen voor ondernemingen. Deze onduidelijkheid zal door middel van voorlichting moeten worden weggenomen. Ook in de toelichting bij het inwerkingtredingsbesluit van de implementatieregelgeving zal hieraan aandacht moeten worden besteed.
Kunt u toelichten hoe de uitvoering van deze Europese verordening wordt ingebed in het nationale klimaat- en natuurbeleid?
De uitvoering van deze verordening vanuit de overheid bestaat hoofdzakelijk uit toezicht en handhaving door de NVWA en via de reguliere controle van de Douane. Dit wordt ingebed in het bredere werkpakket van de NVWA op het publiek belang van natuur en milieu.
Hoe ondersteunt Nederland via internationaal beleid en ontwikkelingssamenwerking de bescherming van landrechten van inheemse gemeenschappen in tropische bosgebieden?
Het versterken van de rechten en positie van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen (IPLCs) is een voorwaarde voor effectief en duurzaam beheer van tropische bosgebieden en behoud van biodiversiteit. Tijdens de recente VN-Klimaattop (COP30) heeft Nederland daarom de hernieuwde «Forest and Land Tenure Pledge» onderschreven, een internationale verklaring uit 2021 gericht op de ondersteuning van landrechten van IPLCs, evenals de aanverwante «Intergovernmental Land Tenure Commitment» waarmee verschillende tropische bossenlanden zelf hier hun steun aan hebben verbonden.
Via steun aan multilaterale fondsen, zoals de Climate Investment Funds, en programma’s op het gebied van voedselzekerheid, water en klimaat, draagt Nederland bij aan de versterking van de rechten en weerbaarheid van IPLCs voor het duurzaam beheer van hun leefgebieden en ecosystemen. Zoals hierboven reeds vermeld kondigde Nederland tijdens COP30 een bijdrage van 5 miljoen dollar aan de opstartkosten van de Tropical Forest Forever Facility, een nieuw investeringsfonds gericht op het behoud van bossen. 20% van de betalingen uit dit fonds dienen rechtstreeks ten goede te komen aan IPLCs.
Op welke wijze stimuleert u bewustwording bij Nederlandse consumenten over de relatie tussen hun koopgedrag en mondiale ontbossing, en welke instrumenten zet u in om duurzaam consumptiegedrag te bevorderen?
Consumenten die duurzame keuzes willen maken, moeten de gelegenheid hebben om dat te doen. Bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid kunnen burgers daarbij helpen, door duurzame keuzes haalbaar, aantrekkelijk en acceptabel te maken.
Bent u bekend met de aflevering van Bureau Utrecht van 4 november 2025, waarin te zien is dat agenten moeten vluchten geweld van buurtbewoners?1 Deelt u de mening dat dit soort beelden het gezag en aanzien van zowel de politie als de overheid ernstig schaden?
Deelt u de mening dat de politie moet beschikken over voldoende middelen en bevoegdheden om haar taken te kunnen uitvoeren en haar gezag te behouden? Zo ja, bent u bereid om nadere middelen en bevoegdheden toe te wijzen?
Bent u op de hoogte van de uitspraken van presentator Ewout Genemans en de burgemeester van Utrecht in de uitzending van Pauw en De Wit op 4 november 2025 waarin zij stellen dat het hier niet gaat om een uitzonderingssituatie maar dit vaker gebeurt? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de burgemeester dit laat gebeuren? Zijn er al stappen ondernomen om dergelijke situaties te voorkomen?
Bent u het er mee eens dat er nooit toegestaan mag worden dat tuig hele wijken overnemen en «No Go» zones ontstaan? Kunt u aangeven in welke gemeenten en met welke frequentie deze situaties zich nog meer voordoen? En zijn hier al maatregelen tegen getroffen?
Deelt u de mening dat de burgemeester in dit soort situaties moet optreden? Welke mogelijkheden heeft de burgemeester in deze situaties en ziet u mogelijkheden om deze verder uit te breiden?
Bent u bereid de korpschef ter verantwoording te roepen en concrete maatregelen af te spreken teneinde een einde te maken aan dergelijke absurde situaties?
Deelt u de opvatting dat spitsmijden een rookgordijn is voor het feit dat er al jarenlang niet of nauwelijks nieuwe weginfrastructuurprojecten worden afgerond, en daarmee dus niets meer dan pure armoede is? Zo nee, waarom niet?1
Nee, ik deel die opvatting niet. IenW werkt aan bereikbaarheid. Dat betekent dat we, naast investeringen in infrastructuur, ook inzetten op het bieden van inzicht aan reizigers om het mobiliteitssysteem zo goed mogelijk te benutten. Het inzetten van al deze mogelijkheden is om de bereikbaarheid van Nederland te verbeteren. Spitsspreiden en -mijden maakt daarmee onderdeel uit van een reguliere bredere set aan maatregelen en beleidsinstrumenten.
Hoeveel campagnes om spitsmijden te promoten zijn er in de afgelopen 20 jaar gestart en wat is het effect van ieder van deze campagnes precies geweest?
De campagne Spitsmijden die in 2025 is gestart, is welliswaar de eerste massamediale publiekscampagne over dit specifieke onderwerp. Maar er zijn eerder regionale campagnes uitgevoerd in het kader van Beter Benutten. Met vanAnaarBeter ontvangen reizigers ook informatie over reismogelijkheden, naar aanleiding van wegwerkzaamheden.
De campagne stimuleert forenzen om later naar kantoor te gaan of eerder te vertrekken. Het gaat hierbij om de mensen die de mogelijkheid hebben om de spits te mijden. De boodschap van deze campagne is dus alleen gericht op reizigers die anders kunnen én willen reizen. Dit sluit aan op de wens van de Kamer, uitgesproken met de motie Heutink eerder dit jaar.2
Het veranderen van reisgedrag vergt een consistente, meerjarige aanpak. De effecten van een campagne zijn nooit te isoleren van andere maatregelen en maatschappelijke ontwikkelingen. De evaluatie van de campagne is nog niet beschikbaar. We verwachten de rapportage rond februari 2026.
Denkt u werkelijk dat Nederlanders de auto zullen laten staan zolang NS de tarieven keer op keer blijft verhogen, maar tegelijkertijd niet verder komt dan een dienstregeling die ternauwernood voldoet aan de bodemwaarde? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De verwachting en het doel is niet dat met deze campagne alle reizigers de auto laten staan en de trein pakken. Dat is ook niet nodig voor het verlichten van congestie. Uit studies weten we dat als 8% van de reizigers een andere keuze maakt, de spitsproblematiek grotendeels is opgelost.3
We maken reizigers bewust van de mogelijkheden die er zijn. Welke dat uiteindelijk zijn hangt van verschillende zaken af, bijvoorbeeld de prijs, de reistijd, betrouwbaarheid en het comfort van de reis. Uiteindelijk is het aan de reiziger zelf om een keuze te maken.
Gaat u MIRT-projecten (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) die significant bijdragen aan het afnemen van de filedruk afronden? Zo ja, welke en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) bevat de langetermijninvesteringen in de bereikbaarheid. De Kamer wordt hier regelmatig over geïnformeerd via de MIRT brieven en het MIRT Overzicht. De afgelopen jaren zijn scherpe keuzes noodzakelijk gebleken in het investeringsprogramma van het Mobiliteitsfonds (MF), vanwege financiële tekorten bij lopende projecten en programma’s, onvoldoende stikstofruimte en krapte op de arbeidsmarkt. Door deze keuzes kan worden doorgewerkt aan de MIRT-projecten die wél maakbaar zijn. Zoals de nieuwe verbinding ViA15 en de verbreding van de A27 Houten Hooipolder.
Om Nederland bereikbaar te houden herstart IenW de gepauzeerde projecten gefaseerd, wanneer er voldoende ruimte is: financieel, stikstof en personeelscapaciteit. Als onderdeel hiervan wordt verkend waar ruimte kan worden gezocht rond stikstofopgaven en slimme oplossingen met capaciteit uit regio, de markt, of (inhuur door) RWS. De Kamer is geïnformeerd dat er komende jaren sprake blijft van een zeer forse financiële opgave.4 De bereikbaarheid en mobiliteit van Nederland staan hierdoor onder druk. Er zijn structureel meer financiële middelen nodig. Zowel voor instandhouding als nieuwe (structuurversterkende) infrastructuur voor ons hoofdwegennet en hoofdspoornet.
Wanneer gaat u stoppen met dit soort nietszeggende campagnes en gaat u over op het aanleggen en onderhouden van kwalitatieve infrastructuur? Waarom wel of waarom niet?
Het uitbreiden van infrastructuur vraagt een zorgvuldige voorbereiding en in veel gevallen aanzienlijke financiële investeringen, voldoende vergunningsruimte en personeel. Nederland heeft op dit moment te maken met tekorten op al deze onderdelen. Waar het regeerprogramma hier wel ruimte voor biedt, wordt gewerkt aan infrastructurele oplossingen. Zoals in het regeerprogramma is afgesproken, wordt deze ruimte vooral gebruik voor het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties.
Het beleid richt zich op een samenhangende aanpak. Het onderhouden van onze netwerken en het waar nodig uitbreiden van infrastructuur zijn nu en in de toekomst essentieel om onze bereikbaarheid op peil te houden. Tegelijkertijd zijn er meer instrumenten om de bereikbaarheid in Nederland op peil te houden. Bijvoorbeeld het slimmer benutten van de bestaande netwerken. De campagne spitsmijden levert hier een bijdrage aan.
Vindt u het nu écht een goed idee om de automobilist, die zich nu al blauw aan het betalen is aan de pomp en zijn eigen woonwijk tot een autoluwe omgeving ziet veranderen, ook nog eens lastig te vallen over tijden waarop hij rijdt? Zo ja, waarom?
De campagne richt zich op de mensen die anders kunnen en willen reizen. Hierdoor krijgen automobilisten die niet anders kunnen of willen juist meer ruimte op de weg. De spits wordt hierdoor voor iedereen aangenamer.
Het onderzoek door het OM naar sterfgevallen door illegale medicijnsites |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Foort van Oosten (VVD), Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «OM onderzoekt 49 sterfgevallen door illegale medicijnsite»?1
Deelt u de analyse dat het schrikbarende aantal sterfgevallen aantoont dat het voor (buitenlandse) webshops veel te eenvoudig is om de wet te omzeilen en zonder recept medicijnen te verkopen en dat funcaps.nl mogelijk slechts het topje van de ijsberg is?
Voldoet de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) wat u betreft nog om dergelijke praktijken te voorkomen, zeker als sites gehost worden in de Verenigde Staten of andere landen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan het dat webshops als funcaps.nl konden leveren aan minderjarigen?
Aan welke regels omtrent leeftijdscontrole dienen webshops die medicijnen verkopen zich te houden? Wordt hier wat u betreft voldoende op gehandhaafd?
Waar kunnen ouders terecht die zich zorgen maken om medicijnen of drugs die hun kinderen online bestellen, zeker als webshops niet adequaat reageren op noodkreten van ouders zoals bij funcaps.nl is gebeurd? Weten deze ouders de weg naar bijvoorbeeld de Inspectie Gezondsheidszporg en Jeugd (IGJ) te vinden en is hier direct en adequaat op gereageerd?
Had de IGJ funcaps.nl al in beeld ten tijde van de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen in maart 2025 over het omzeilen van de wet door webwinkels die medicijnen verkopen?2 Hoe snel is ingegrepen toen signalen binnenkwamen over de webshop?
Hoe kan het dat een webshop als funcaps.nl jarenlang zijn activiteiten heeft kunnen voortzetten en dat er zelfs al twee nieuwe sites in de lucht zijn sinds funcaps.nl offline is gehaald?
Deelt u de mening dat een aanscherping van de beroepsnormen voor apothekers, zoals u suggereerde als oplossing in uw beantwoording op de schriftelijke vragen, een druppel op de gloeiende plaat is en geen oplossing biedt voor malafide webshops die vooral bezig zijn met het omzeilen van de wet? Zo ja, welke strengere wet- en regelgeving is wat u betreft nodig om deze praktijken daadwerkelijk uit te bannen? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat mensen op de hoogte zijn van de gevaren van malafide webshops die medicijnen verkopen, zeker aangezien de sites vaak wel ogen als een echte online apotheek? Ziet u heil in een publiekscampagne om met name jongeren die op zoek zijn naar slaapmiddelen, angstmedicatie en (designer)drugs te wijzen op de mogelijke gevaren?
Het bericht ‘Marijns zoon nam middelen van funcaps en overleed: “Er is geen drempel om deze shit te gebruiken”’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Foort van Oosten (VVD), Bruijn |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht in de Volkskrant waarin wordt beschreven hoe Marijns zoon is overleden na het gebruik van middelen die via zogenaamde «funcaps»-websites konden worden besteld?1
Klopt het dat dergelijke websites op grond van de per 1 juli 2025 in werking getreden wetgeving geen synthetische drugs of nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) meer mogen aanbieden en leveren?
Op welke wijze wordt in de praktijk gehandhaafd op dit verbod? Kunt u toelichten hoeveel websites sinds de inwerkingtreding van de wet zijn gesloten, beboet of anderszins aangepakt wegens het aanbieden van middelen die onder de nieuwe Opiumwet vallen?
Kunt u bevestigen dat het nog steeds mogelijk is om via eenvoudige zoekopdrachten online toegang te krijgen tot websites die partydrugs of designerdrugs aanbieden? Acht u dit, gezien de nieuwe wetgeving, een wenselijke situatie?
Waarom zijn deze websites nog actief, ondanks het generieke verbod op NPS? Ligt dit aan te beperkte handhavingscapaciteit, aan lacunes in de wetgeving, of aan andere factoren?
Bestaat het risico dat buitenlandse webshops misbruik maken van mazen in de Nederlandse of internationale regelgeving om alsnog aan Nederlandse klanten te leveren? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit tegen te gaan?
Welke aanvullende stappen bent u bereid te ondernemen om ervoor te zorgen dat dergelijke websites sneller uit de lucht worden gehaald en dat toegang via reguliere zoekmachines onmogelijk wordt gemaakt?
Klopt het dat – zoals eerder door opsporingsdiensten aangegeven – niet alle instanties over de juiste technische middelen beschikken om te bepalen of een product onder de verboden stoffen valt? In hoeverre is deze situatie inmiddels verbeterd?
Is de huidige handhavingscapaciteit, zowel technisch als personeelsmatig, toereikend om de online handel in verboden NPS daadwerkelijk effectief terug te dringen? Zo nee, welke knelpunten spelen hierbij?
In hoeverre vormen buitenlandse websites een probleem bij de handhaving? Welke mogelijkheden heeft Nederland om aanbieders die vanuit het buitenland leveren te blokkeren of anderszins aan te pakken?
Hoe beoordeelt u de huidige samenwerking met andere EU-lidstaten en internationale opsporingsinstanties bij het aanpakken van grensoverschrijdende online verkoop van NPS? Zijn hier verbeteringen noodzakelijk?
Op welke manier wordt in uw beleid geborgd dat het publiek – en met name jongeren en jongvolwassenen – actief wordt geïnformeerd over de risico’s van NPS en zogenaamde «funcaps»? Kun u hierbij ingaan op de relatie tot festivals?
Bent u bereid de voorlichtingscampagne over drugsgebruik uit te breiden met een waarschuwing over NPS en «funcaps»?
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat jongeren, zoals in het beschreven geval, via laagdrempelige websites geconfronteerd worden met middelen die ernstige en soms fatale gezondheidsrisico’s met zich meebrengen?
De sluiting van het Joods Hospice Immanuel wegens veiligheidsrisico’s |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Foort van Oosten (VVD), Bruijn |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van 17 november 2025 dat het Joods Hospice Immanuel zijn werkzaamheden tijdelijk moet staken omdat er geen veilige tijdelijke locatie gevonden kan worden?1
Deelt u de zorg dat dit een buitengewoon zorgelijk signaal is over de positie van Joodse instellingen in Nederland en dat zelfs aan het einde van het leven is een Joodse plek niet meer vanzelfsprekend is?
Klopt het dat de politie, bij monde van de wijkagent aldaar, heeft geadviseerd dat de veiligheid van het hospice op de beoogde locatie in Amsterdam Nieuw-West niet kon worden gegarandeerd? Welke factoren lagen aan deze inschatting ten grondslag?
Hoe beoordeelt u het feit dat in een Nederlandse stad een zorginstelling met een Joodse signatuur wordt belemmerd in het uitvoeren van haar taak vanwege veiligheidsrisico’s? Acht u deze situatie passend bij de verantwoordelijkheid van de overheid om alle burgers en instellingen te beschermen?
Hoe luidt uw oordeel over de huidige beveiligingsaanpak voor Joodse instellingen? Is deze toereikend? Zo nee, welke verbeteringen zijn nodig om te voorkomen dat instellingen in de zorgsector hun werk niet kunnen voortzetten?
Bestaan er duidelijke landelijke richtlijnen voor politie en gemeenten voor het beoordelen van veiligheidsrisico’s bij religieuze of levensbeschouwelijke instellingen? Zo nee, bent u bereid dergelijke kaders te ontwikkelen om te zorgen voor een consistente en zorgvuldige aanpak?
Welke mogelijkheden ziet u om het hospice op korte termijn te ondersteunen bij het realiseren van een veilige tijdelijke locatie, het treffen van passende beveiligingsmaatregelen en/of het beperken van financiële schade?
Welke stappen bent u bereid te nemen om te waarborgen dat Joodse instellingen, waaronder die in de zorg, hun werkzaamheden in Nederland ongestoord en veilig kunnen blijven uitvoeren?
Het bericht dat het Openbaar Ministerie weer procesafspraken maakt met een grote crimineel (Faissal Taghi) |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Zoon Ridouan Taghi maakt procesafspraken met OM in strafzaak»?1
Wat vindt u ervan dat met de zoon van de beruchtste crimineel van Nederland procesafspraken worden gemaakt?
Hoe kan het dat procesafspraken worden gemaakt met iemand die zijn vader uit de Extra Beveiligde Inrichting wilde bevrijden en iemand die dus mede heeft veroorzaakt dat medewerkers van de Extra Beveiligde Inrichting moesten onderduiken?
Hoe kunt u volhouden dat «criminele kopstukken moeten worden aangepakt» (zie uw eerdere antwoorden van 6 februari 2025) indien het Openbaar Ministerie grote criminelen met procesafspraken laat wegkomen met een lichtere straf?
In hoeverre zijn dit soort vergaande afspraken zonder wettelijke grondslag en dus een uitdrukkelijke uitspraak van de wetgever, nog wenselijk?
Hoe beoordeelt u de transparantie en openbaarheid van rechtspraak nu juist bij grote criminelen in toenemende mate procesafspraken worden gemaakt?
Waarom heeft het (demissionaire) kabinet geen mening over de omvang en reikwijdte van procesafspraken met grote criminelen?
Waarom prevaleren doorlooptijdtijden, werklast en capaciteitsinzet boven het eisen van de maximale straf voor internationale drugscriminelen die met hun handel een spiraal van geweld in stand houden?
Waarom mogen procesafspraken worden gemaakt met criminelen waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen uit detentie onaanvaardbaar hoog is?
Hoe beoordeelt u het maken van procesafspraken met grote criminelen in het licht van de overweging van de Hoge Raad dat geen algemene regels gegeven kunnen worden over de toelaatbaarheid van procesafspraken en dat een algemene regeling door de wetgever gemaakt dient te worden?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Het bericht ‘'Nederland moet zich uitspreken' tegen grote militaire actie VS in Cariben’ |
|
Don Ceder (CU), Heera Dijk (D66) |
|
van Marum , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht ««Nederland moet zich uitspreken» tegen grote militaire actie VS in Cariben» en de aankondiging van operatie «Southern Spear» van Secretary of War Pete Hegseth?1 2
Heeft u al contact gehad met de Amerikaanse regering over de aanvallen in het Caribisch gebied en de operatie? Welke boodschap heeft u daarbij overgebracht?
Meent u dat de aanvallen een ondermijning zijn van het internationaal recht? Zo nee, waarom niet? Welk juridisch regime is volgens u dan van toepassing?
Wat is op dit moment de veiligheidsanalyse ten aanzien van de veiligheid van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Welke stappen moeten naar aanleiding van de meest recente nieuwsberichten verder ondernomen worden om de veiligheid van de inwoners op de eilanden te garanderen?
Hoe is de motie Ceder c.s. over het versterken van defensiecapaciteit van het Caribisch deel van het Koninkrijk uitgevoerd? Kunt u in detail ingaan op welke versterkingen er inmiddels zijn gedaan? Hoe luidden de reacties van de verantwoordelijke bestuurders op de eilanden omtrent deze stappen?3
Nu het Verenigd Koninkrijk is gestopt met het delen van inlichtingen over vermeende drugssmokkel in het Caribisch gebied met de VS, overweegt u dit ook te doen? Zo nee, waarom niet?4
Heeft de Amerikaanse aanwezigheid binnen het Koninkrijk (zoals op Curaçao en Aruba) een rol gespeeld bij de Amerikaanse aanvallen op boten, doordat er bijvoorbeeld Amerikaanse vliegtuigen zijn opgestegen vanaf Curaçao die betrokken waren bij de aanvallen? Zo ja, wat was die rol concreet en hoe beoordeelt u deze rol?
Bent u bereid om, zo nodig met gelijkgestemde landen of in EU-verband, aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar de aanvallen? Zo nee, waarom niet?
Bent u voornemens om zich uit te spreken tegen deze aanvallen? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre is er contact en overleg met de verantwoordelijke bestuurders binnen het Koninkrijk. Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de stand van zaken?
MKB-ondernemers die nog steeds vastlopen in de versterkingsoperatie in Groningen |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
van Marum |
|
|
|
|
Erkent u dat veel (MKB) ondernemers nog steeds vastlopen in de versterkingsoperatie?
Ja, ik zie dat het versterkingen van gebouwen van mkb-ondernemers complex is en meer aandacht vraagt dan reguliere versterking. In mijn Kamerbrief van 25 juni jl.1 geef ik dan ook aan dat ik zie dat er meer aandacht is voor deze doelgroep vanuit uitvoeringsorganisaties en partijen die ondersteuning bieden.
Erkent u dat er veel vertraging is en plannen steeds wijzigen, bijvoorbeeld rondom het Koopmansplein in Ten Boer, waardoor ondernemers in grote onzekerheid zitten?
Ja, ik zie dat mkb-ondernemers vaker vastlopen vanwege de complexiteit van de dossiers. Mkb-ondernemers hebben daarom mijn speciale aandacht.
Hoeveel MKB-ers wachten nog op versterking? Wat is hiervan de planning?
Op dit moment zijn er 113 mkb-adressen in het mkb-programma van NCG die nog nog niet in de planvormingsfase zitten, bijvoorbeeld omdat het versterkingsadvies nog niet is gedeeld. Voor 243 mkb-adressen geldt dat zij wel in de planvormingsfase zitten. Dit betreft enkel de adressen waarbij de onderneming afhankelijk is van het te versterken pand en om die reden in het mkb-programma zijn opgenomen.
Erkent u dat ook wanneer de versterkingsoperatie al wel zou beginnen en de zaak gesloten is, de werkzaamheden alsnog niet van start gaan? Kent u bijvoorbeeld het bericht «Boze teksten op eetcafé De Brug in Nieuwolda. Eigenaar Peter (55): «De overheid hoort je te helpen»» wat hier een voorbeeld van is?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als bij gedeeltelijke sloop van het gebouw toch duidelijk wordt dat er constructieve gebreken zichtbaar worden die nieuwe berekeningen vragen.
Bij hoeveel ondernemers is de versterking officieel gestart maar liggen de werkzaamheden stil?
NCG heeft persoonlijk contact met alle projecten die versterkt worden. Ik hecht eraan uw Kamer mee te geven dat NCG er alles aan doet om tijdig in kaart te brengen hoe de bedrijfssituatie er uit ziet. Het regelen van tijdelijke huisvesting, mogelijke tijdelijke bedrijfsruimte of tijdelijke sluiting en vergoedingen die daar verband mee houden, komt in samenspraak met de ondernemer tot stand. Uw Kamer kan erop vertrouwen dat ik aandacht voor de voortgang heb, zodat ondernemers altijd weten waar ze aan toe zijn.
Begrijpt u de woorden van ondernemer Peter Wedda die over de overheid zegt: «Zij krijgen keurig betaald van 9 tot 5, met hun Tesla’s en Van Bommel-schoenen. Petra en ik zitten hier zeven dagen per week middenin.»? Erkent u dat de versterkingsoperatie ondernemers veel energie en vaak ook geld kost, en ze vaak het gevoel hebben geen grip te hebben?
Ik begrijp goed dat ondernemers de situatie waarin ze terecht gekomen zijn, als zeer frustrerend ervaren. Deze mensen willen aan de slag met hun bedrijf en niet met de versterking.
Erkent u dat MKB-ers cruciaal zijn voor de leefbaarheid in het versterkingsgebied? Zo ja, kunt u daarom kiezen voor een aanpak waarbij MKB-ers beter worden ondersteund?
Ja, mkb’ers zijn cruciaal voor de leefbaarheid in het versterkingsgebied.
NCG is met betrokken partijen in gesprek over hoe zij zo vroeg en volledig mogelijk inzicht kunnen geven in de vergoedingen om schade als gevolg van versterken te vergoeden.
De resultaten van het onderzoek van Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen over het mkb van vorig jaar biedt NCG verdere waardevolle inzichten om de dienstverlening voor het mkb verder te verbeteren. Een aantal aanbevelingen heeft NCG al in gang gezet. Zo is het onderzoek voor NCG mede aanleiding geweest om vaker en eerder met ondernemers in gesprek te gaan.
Daarnaast is er sinds mei dit jaar een provinciale investeringsregeling voor mkb-ondernemers in het aardbevingsgebied. De regeling is bedoeld om de hardst getroffen groep, micro-ondernemers met schade of versterking, te helpen bij het werken aan de toekomst van hun bedrijf. Daarnaast is er ondersteuning vanuit het provinciale mkb-programma en ook kunnen ondernemers bij Stut en Steun terecht.
Steeds vaker worden er signalen ontvangen van zowel MKB-ers als bewoners dat er een schaarste ontstaat aan tijdelijke huisvesting, kunt u dit bevestigen of ontkrachten? Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) heeft eerder (Beoordeling Meerjaren Versterkingsplan) aangegeven dat het gebrek aan tijdelijke huisvesting één van de bottlenecks kan zijn waardoor de versterkingsoperatie kan vertragen, wat is hiermee gedaan?
Ik herken deze signalen niet. NCG past maatwerk toe bij het vinden van passende tijdelijke huisvesting. Daarbij wordt in overleg met de ondernemer vaak gezocht naar mogelijkheden op dezelfde locatie, zodat er niet uitgeweken hoeft te worden naar tijdelijke huisvesting elders. Ook voor bewoners is er afdoende tijdelijke huisvesting.
Bij hoeveel MKB-ers is er een conflict over de verduurzamingssubsidies? Zou u willen kiezen voor een voortvarende aanpak en het ruime bedrag willen toekennen, en gesteggel over voor welke ruimtes wel en niet in aanmerking komen voorkomen?
Het is mij niet bekend om hoeveel adressen dit in totaliteit gaat. Tegelijkertijd heeft het wel doorlopend mijn aandacht. Juist bij ondernemers die wonen- en werken in het zelfde gebouw is het belangrijk om precies te zijn bij het uitkeren van subsidies. Bij subsidies aan bedrijven zijn er duidelijke regels omtrent staatssteun, waarbij ik wil benadrukken dat een te ruimhartige opstelling kan leiden tot het moeten terugvorderen van de subsidie, waarmee de ondernemer niet geholpen is.
Veel MKB-ers zijn huurder en hebben daardoor minder rechten dan eigenaren, erkent u dat dit een probleem kan zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat wilt u hieraan doen? Bent u bereid de regeling voor technische, juridische en financiële steun ook beschikbaar te maken voor huurders waaronder MKB-ondernemers?
Het klopt dat de situatie van een hurende mkb’er anders is dan van een eigenaar. Ook een hurende mkb’er kan ondersteuning krijgen. Voor juridische, planologische, bedrijfskundige of psychologische ondersteuning kunnen gedupeerde ondernemers sinds 29 januari 2024 voor € 10.000 subsidie aanvragen via de deskundigenregeling bij de provincie. Daarnaast heeft de provincie mkb-consulenten in dienst om ondernemers – dus ook mkb-huurders – bij te staan.
In 2024 en 2025 werden drie zeer kritische rapporten gepubliceerd over de situatie van MKB-ers in het gaswinningsgebied, welke lessen heeft u hieruit getrokken?2 3 4
De rapportages vanuit Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen, Gronings Perspectief en Ipsos I&O hebben er mede toe geleid dat ik de toegankelijkheid van regelingen aanhoudend blijf verbeteren. Ik zorg er voor dat ondernemers niet van het kastje naar de muur gestuurd te worden. Een belangrijke maatregel hiervoor is het beter inzetten van Stut en Steun en mkb-consulenten, die ondernemers kunnen begeleiden. Daarnaast is om gedupeerde ondernemers weer op weg te helpen na afronding van de afhandeling van schade of uitvoering van de versterking de investeringsregeling mkb van de provincie gestart. Zie voor de beantwoording ook het antwoord op vraag 7.
Wat heeft u gedan met de conclusie van Ipsos I&O dat MKB-bedrijven in het aardbevingsgebied slechter presteren, hun omzet minder groeit en het gat met ondernemingen elders waarschijnlijk is toegenomen?5
Ik richt mij op het efficiënter inrichten van procedures en toegankelijker maken van regelingen samen met NCG, IMG en Provincie. Met name de investeringsregeling voor micro-MKB van de Provincie Groningen sluit goed aan bij de conclusies van het Ipsos I&O onderzoek. Daarom heeft het Rijk 30 miljoen voor deze regeling beschikbaar gesteld. Deze regeling zorgt ervoor dat micro-ondernemers die de laatste jaren minder of niet in hun bedrijf hebben kunnen investeren een steun in de rug krijgen.
Wat heeft u gedaan met de conclusie van het kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen dat het bestaande hulpsysteem te complex is?6
Het Kennisplatform benoemt dat mkb-ondernemers vaak last hebben van een stapeling van problemen. Ik heb een verkenning laten uitvoeren naar complexe casuïstiek, waar veel mkb-problematiek in voorkomt. Bij de oplossing voor deze complexe casuïstiek zijn vaak meerdere organisaties betrokken. Ik bekijk hoe alle partijen beter integraal kunnen samenwerken door ze zo vroeg mogelijk in de schadeafhandeling en versterkingsoperatie om tafel te zetten. Dat gezegd hebbende, het moet wel een verbetering zijn, dus dit kost tijd.
Wat heeft u gedaan met hun advies voor maatwerk, betere samenwerking, vaste contactpersonen en lagere drempels voor ondersteuning? Hoe zet u behoeften van ondernemers centraal in plaats van de systeemwerkelijkheid?
Zie hiervoor de antwoorden op vraag 7 en 11.
Erkent u, gezien MKB-ers aangeven nog steeds tegen dezelfde problemen aan te lopen, dat er meer maatregelen nodig zijn? Kunt u uw antwoord toelichten? Wat heeft u gedaan met de conclusie van Gronings Perspectief dat ondernemers kampen met omzetverlies door de hersteloperatie, extra personeelskosten en fiscale problemen door waardedaling van bedrijfspanden?7
Nee, er zijn op dit moment al veel mogelijkheden. Ik wil inzetten op optimaliseren van de regelingen en het intensiveren van een persoonlijke begeleiding. De schade die ondernemers hebben, wordt reeds vergoed met verschillende regelingen vanuit IMG en NCG.
Deelt u onze mening dat de conclusie van Gronings Perspectief nog steeds geldt dat de financiële kwetsbaarheid door de versterkingsoperatie zorgt voor stress en frustratie, en daarmee druk op het mentale welzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen wilt u zetten?
Ja. In zijn algemeenheid ervaren sommige inwoners van Groningen stress en frustratie. Voor ondernemers is dit niet anders. Daar komt bij dat de tijd die ondernemers in de aardbevingsproblematiek steken, deze niet in hun onderneming kunnen steken. Dit heeft invloed op hun mentale welzijn. Er zijn veel welzijnsorganisaties actief in het gebied, waarvan er één specifiek gericht op aardbevingsleed: Geestelijke Verzorging Aardbevingsgebied Groningen.
Daarnaast staan naast de begeleiders vanuit NCG en IMG, Stut en Steun en ook de consulenten van het MKB programma klaar om hen te ondersteunen bij hun schade of versterkingstraject.
In mijn antwoord op vraag 7, 10, 11, 13 en 15 ziet u welke (verdere) concrete stappen ik neem.
Kunt u zorgen voor één plek waar alle regelingen voor MKB-ers overzichtelijk gepresenteerd worden?
Hiervoor kunnen mkb-ondernemers terecht bij de mkb-consulenten van de provincie.
Kunt u zorgen dat ondernemers die nu geen gebruik kunnen maken van specifieke regelingen omdat ze nog wachten op de versterking, later alsnog gebruik kunnen maken van die regelingen?
De regelingen van het NCG en IMG zijn beschikbaar zo lang als nodig is voor ondernemers die te maken hebben met schade en/of versterken.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden voor het eerstvolgende commissiedebat Herstel Groningen?
Ja.
Het bericht dat het Gelderse revalidatiecentrum Klimmendaal dreigt te verdwijnen |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Bruijn |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ondergang dreigt voor bekend revalidatiecentrum: dit speelt achter de schermen»?1
Deelt u de analyse dat het gebrek aan zeggenschap van werknemers hierbij problemen oplevert voor het revalidatiecentrum? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om de zeggenschap van zorgverleners te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zijn er nog meer revalidatiecentra waarbij vergelijkbare problemen spelen, gezien het feit dat het algemene inkoopbeleid van zorgverzekeraars hierbij een rol speelt? Zo ja, welke zijn dit?
Erkent u dat te lage tarieven of omzetplafonds door zorgverzekeraars in de weg staan van goede zorg? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het extra onwenselijk is om omzetplafonds te gebruiken bij de revalidatiezorg, gezien het feit dat deze vaak lastig te voorspellen zijn? Zo ja, bent u bereid om stappen te zetten om het gebruik van omzetplafonds tegen te gaan? Zo nee, waaorm niet?
Wat zouden de gevolgen zijn voor patiënten en zorgverleners als Klimmendaal om zou vallen?
Bent u bereid om samen met Klimmendaal, zorgverleners, patiënten, ziekenhuizen en zorgverzekeraars op zoek te gaan naar een oplossing voor de problemen?
Het Joods Hospice Immanuel dat tijdelijk moet sluiten omdat geen veilige locatie gevonden kan worden |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Hospice moet minstens zes maanden dicht»?1
Wat is de onderbouwing van een negatief veiligheidsadvies voor een beoogde tijdelijke locatie in Amsterdam-Nieuw-West van het Joodse Hospice Immanuel?
Wat vindt u ervan dat het Joods Hospice Immanuel om veiligheidsredenen geen tijdelijk onderdak kan vinden?
Welke maatregelen uit de nationale strategie antisemitismebestrijding gaan ervoor zorgen dat een hospice zoals Immanuel wel een veilige plek kan vinden?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de Joodse gemeenschap ongeacht de locatie veilig kan leven?
Bent u bereid om met de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg in overleg te treden over de gevolgen van de tijdelijke sluiting voor het Joods Hospicle Immanuel? Zo ja, wilt u daarbij de financiële consequenties zoals gevolgen voor de subsidie betrekken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om te kijken of het «Veiligheidsfonds voor bescherming Joods leven» een soelaas kan bieden voor het Joods Hospice Immanuel?
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
De doorstroomtoets op de BES-eilanden |
|
Heera Dijk (D66), Ilana Rooderkerk (D66) |
|
Becking , van Marum |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de gezamenlijke brief van de schoolbesturen op Bonaire van 6 november 2025 over de afname van de Doorstroomtoets BES en het verzoek om in 2025–2026 ook de IEP-toets te kunnen blijven afnemen?
Ja.
Klopt het dat de Doorstroomtoets BES in 2025–2026 voor het eerst wettelijk verplicht wordt afgenomen op Bonaire, na jaren van gebruik van de IEP-toets?
Ja dit klopt. De wettelijke verplichting om vanaf het schooljaar 2025–2026 voor het eerst de Doorstroomtoets Bonaire1 (of zoals de schoolbesturen het noemen: de Doorstroomtoets BES) af te nemen volgt uit de in 2022 aangenomen wet doorstroomtoetsen po. In deze wet wordt de wet- en regelgeving voor toetsen in het primair onderwijs (hierna: po) voor Europees Nederland ook van toepassing op het po in Caribisch Nederland. Hiermee krijgen ook de basisscholen daar meer inzicht in de vorderingen die hun leerlingen maken op de basisvaardigheden, ook over tijd. Op die manier kunnen zij net als scholen in Europees Nederland opbrengstgericht werken. Specifiek voor het onderwijs op Bonaire wordt ook de wet- en regelgeving rondom de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs gelijk getrokken. Doordat het nu ook op Bonaire voor alle bekostigde basisscholen verplicht is om een schooladvies te geven, bij alle leerlingen een passende doorstroomtoets af te nemen, en de uitslag van de doorstroomtoets als objectief, tweede gegeven bij het schooladvies te gebruiken krijgen ook Bonairiaanse leerlingen een eerlijke kans op een passend advies welk schooltype in het voortgezet onderwijs het beste bij hen past.
Het grootste probleem dat in voorbereiding op deze wet geconstateerd werd was dat het huidige aanbod doorstroomtoetsen uit Europees Nederland – en dus ook de IEP-doorstroomtoets – op drie belangrijke punten niet goed aansluit bij het onderwijs op Bonaire. De opgaven en teksten zijn gemaakt voor leerlingen in Europees Nederland, en sluiten daardoor onvoldoende aan bij de leefwereld van Bonairiaanse leerlingen. Dit vergroot het risico dat de taal- en rekenvaardigheden van deze leerlingen niet goed vastgesteld worden omdat ze de vragen niet goed begrijpen of voorbeelden niet herkennen. Daarnaast meten de toetsen voor Nederlands het niveau van leerlingen aan de hand van een referentiekader dat opgesteld is voor leerlingen die in hun directe omgeving constant met de Nederlandse taal in aanraking komen. We weten dat voor het merendeel van de leerlingen op Bonaire dit niet het geval is. Tot slot wordt in deze toets de kennis en vaardigheden in het Papiaments niet gemeten ondanks dat dit één van de belangrijkste talen op het eiland is.
Om die redenen heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) de Doorstroomtoets Bonaire laten ontwikkelen. Deze meet de kennis en vaardigheden van de leerlingen op het gebied van Nederlands, Papiaments én rekenen-wiskunde, en kan zo als tweede objectief gegeven gebruikt worden bij het voorlopig schooladvies van de school. Zo krijgen ook de leerlingen op Bonaire gelijke kansen bij de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs.
Hoe beoordeelt u het signaal van de schoolbesturen dat zij in deze overgangsfase beide toetsen willen afnemen, zodat leerlingen niet afhankelijk zijn van één toetsmoment met een nieuwe, nog ongeteste methodiek?
Net als de schoolbesturen hebben wij het belang van de leerlingen altijd op één staan. Zij hebben recht op een toets die aansluit bij hun leefwereld, die rekening houdt met de talen die voor hen belangrijk zijn, en die hen een passend schooladvies biedt om op het schooltype in het voortgezet onderwijs terecht te komen waar zij zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Daarom is er al sinds de voorbereidingen op de wet doorstroomtoetsen po veel voorwerk gedaan tijdens de ontwikkeling van de Doorstroomtoets Bonaire.
Er is vanuit zowel OCW als de toetsaanbieder, Bureau ICE, veelvuldig contact geweest met de schoolbesturen op Bonaire om hen voor te bereiden op de overgang van de IEP-doorstroomtoets naar de Doorstroomtoets Bonaire. Ook zijn er veel gesprekken gevoerd en metingen gedaan om ervoor te zorgen dat de toets zo goed mogelijk aansluit bij de Bonairiaanse leerlingen. Zowel in 2024 als in 2025 zijn er op vrijwillige basis grootschalige pretesten gedaan – enerzijds om data te verzamelen en de methodiek te testen, anderzijds om leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid te geven ervaring op te doen met de wijze van afnemen. Tot slot heeft het College voor Toetsen en Examens de toets beoordeeld en erkend dat die aan alle kwaliteitseisen voldoet. Daarom sta ik er ook achter om deze toets dit schooljaar af te nemen. Deze toets is dan ook zeer zeker niet ongetest.
Natuurlijk neem ik de zorgen van de besturen serieus. Naar aanleiding van deze brief ga ik opnieuw met de schoolbesturen in gesprek over de mogelijkheden die er zijn voor een overgangsfase tijdens de eerste afnames van de Doorstroomtoets Bonaire waarin alle talenten van elke leerling zo goed mogelijk in kaart worden gebracht. Twee doorstroomtoetsen afnemen zie ik echter niet als een reële optie. Allereerst vanwege de zeer intensieve belasting voor de Bonairiaanse leerlingen in groep 8. Maar ook vanwege de logistieke, organisatorische en financiële aanpassingen die dit van zowel schoolbesturen als de toetsaanbieder vraagt. In het gesprek kijk ik graag met hen naar mogelijke doelmatige alternatieven om aan hun wensen tegemoet te komen. Met de kanttekening dat deze noodzakelijk, uitvoerbaar en doelmatig zijn.
Overwegende dat de scholen aangeven dat een later afnamemoment op Bonaire wenselijk is (omdat de laatste maanden in groep 8 cruciaal zijn voor de ontwikkeling van leerlingen), erkent u dat de reden voor vroege afname in Europees Nederland (inschrijving bij verschillende vo-scholen) op Bonaire niet van toepassing is? Waarom is desondanks voor een vroeg afnamemoment gekozen?
In eerdere gesprekken over de overgang naar de Doorstroomtoets Bonaire hebben de schoolbesturen al aangegeven met hun afnamemoment graag te willen afwijken van de situatie in Europees Nederland. Op dit moment kan dat niet vanwege geldende wet- en regelgeving. Daarom zijn gesprekken gestart om te verkennen wat er in wet- en regelgeving aangepast moet worden aangepast, op welke termijn dit mogelijk is en welke consequenties dit heeft.
Welke risico’s ziet u voor de onderwijskansen van leerlingen op Bonaire wanneer zij worden beoordeeld op basis van een toets die vroeg in het schooljaar wordt afgenomen én waarvan de voorspellende waarde nog niet is vastgesteld?
De doorstroomtoets Bonaire is specifiek ontwikkeld om beter bij de lokale context aan te sluiten en de kansengelijkheid van de leerlingen op het eiland te vergroten. Daarom sta ik voor de kwaliteit van de Doorstroomtoets Bonaire en zie ik geen reden deze te verplaatsen. De afgelopen twee jaar hebben de basisscholen op Bonaire de IEP-doorstroomtoets in januari/februari afgenomen – net als in Europees Nederland. De overstap naar de Doorstroomtoets Bonaire brengt op dit punt geen aanvullende risico’s met zich mee.
Immers, de IEP-doorstroomtoets acht ik veel minder geschikt voor de leerlingen op Bonaire. Doordat de opgaven geen rekening houden met de meertalige context is er een vergrote kans dat leerlingen een opgave verkeerd beantwoorden omdat zij een vraag niet goed lezen of begrijpen – terwijl zij wel over de benodigde kennis en vaardigheden beschikken. Tijdens de ontwikkeling van de Doorstroomtoets Bonaire is daarom zorgvuldig bekeken welke opgaven het beste aansluiten bij de meertalige context waarin de leerlingen op Bonaire opgroeien. Onder andere door het uitvoeren van twee grote pretests met voorbeeldopgaven. Of de Doorstroomtoets Bonaire een goed voorspellende waarde heeft kan pas bepaald worden als deze door alle leerlingen op Bonaire afgenomen wordt, en een aantal jaar later bekeken kan worden op welk type onderwijs in het vo zij terechtgekomen zijn.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de scholen over de overgangsperiode tussen de oude doorstroomtoets en de nieuwe, wettelijk verplichte, doorstroomtoets?
Ja dat ben ik. We hebben ons te houden aan de wet, maar denken maximaal mee om eventuele zorgen bij schoolbesturen weg te nemen. Met als gezamenlijk doel de kansengelijkheid voor alle leerlingen op Bonaire zo groot mogelijk te maken. Zoals benoemd in antwoord 3 zal hiervoor contact opgenomen worden met de schoolbesturen.
Gaat u de eerste afname van de Doorstroomtoets BES en de overgangsperiode evalueren in samenwerking met de scholen op Bonaire, en de Kamer hierover informeren?
Ja. Tijdens de afname zorgen wij er samen met de toetsaanbieder voor dat er medewerkers op de eilanden aanwezig zijn om scholen te ondersteunen en vragen te beantwoorden. En na de eerste afname van de Doorstroomtoets Bonaire wordt er samen met de scholen gekeken hoe de prestaties op de toetsen het beste geïnterpreteerd kunnen worden, en wat dit betekent voor de overgang naar het voortgezet onderwijs. Indien nodig zal ik de Kamer hier opnieuw over informeren.
Palestina |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Voorziet u meer medische evacuaties van kinderen uit Gaza na de vijf kinderen die reeds medisch zijn geëvacueerd naar Nederlandse ziekenhuizen (Kamerstuk 23 432, nr. 616)? Zo niet, is dit omdat de medische capaciteit in Nederland niet beschikbaar is, of zijn er andere redenen? Zo wel, op welke manier is het kabinet daarmee bezig? Kunt u een zo concreet mogelijke uitleg geven?
Deelt u de mening dat er nog steeds een tekort is aan beschikbare hoogspecialistische zorg in de regio en dat de behoefte aan medische evacuaties voor kinderen uit Gaza hoog blijft?
U heeft aangekondigd dat Nederland medeorganisator is van een conferentie over de wederopbouw van Gaza: wat zijn de doelen van deze conferentie, wat zal daar worden besproken en met wie?1
Wordt het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht als uitgangspunt genomen bij deze conferentie en op welke manier? Kunt u hier een toelichting op geven? Zo niet, hoe waardeert u het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse volk?
Hoe verhoudt wat op deze conferentie zal worden besproken zich tot het Trump Investment Plan zoals onderdeel is van het staakt-het-vuren akkoord, en in hoeverre liggen bepaalde onderdelen of kaders van een wederopbouwplan al vast? Welke onderdelen en kaders zijn dit?
Wat is uw reactie op het nieuws dat een gebrek aan financiering de hulpverlening en dienstverlening van UNRWA in de Palestijnse gebieden in gevaar brengt?2
Deelt u de mening dat UNRWA nog steeds een cruciale rol speelt in hulpverlening en dienstverlening aan Palestijnen, en hun werk op dit moment niet door andere organisaties op de schaal die nodig is kan worden overgenomen? Kunt u hierop een toelichting geven?
Herkent en erkent u de desinformatie campagne over UNRWA die Philippe Lazzarini beschrijft? Wat heeft u gedaan en gaat u doen om schadelijke desinformatie tegen te gaan?
Gezien de enorme behoefte aan humanitaire hulp en basisvoorzieningen, zoals onderwijs en mentale zorg voor kinderen, bent u bereid om in 2025 extra middelen beschikbaar te stellen voor UNRWA en steun voor UNRWA voor 2026 onverminderd door te zetten? Zo niet, hoe verwacht u dan dat voldoende capaciteit, op hetzelfde niveau als UNRWA dat kan, voor humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals onderwijs en mentale zorg voor kinderen gerealiseerd kan worden?
Wat is uw reactie op het bericht dat het Israëlische leger het staakt-het-vuren al zeker 282 keer heeft geschonden in de afgelopen 30 dagen?3
Klopt het dat verschillende grensovergangen, waaronder die tussen Rafah en Egypte, nog steeds gesloten zijn voor humanitaire hulp of dat humanitaire hulp nog steeds maar beperkt wordt toegelaten?
Wat is uw reactie op het bericht dat cruciale noodhulp Gaza niet bereikt omdat Israël specifieke hulporganisaties weert vanwege hun vermeend anti-Israëlische standpunten en daardoor organisaties als Oxfam, Save the Children en de Norwegian Refugee Council al maanden geen toestemming krijgen van Israël om noodhulp aan Palestijnen te verstrekken?4
Bent u bereid maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat humanitaire organisaties wel noodhulp aan Palestijnen kunnen geven? Kunt u hierop een toelichting geven?
Wat heeft de Nederlandse regering sinds het staakt-het-vuren gedaan om de Israëlische regering ertoe te bewegen humanitaire hulp onbelemmerd toe te laten tot Gaza? Indien niets, waarom niet? Indien wel, welke sancties of maatregelen heeft u genomen en welke sancties of maatregelen overweegt u te nemen?
Betekent het besluit van het kabinet met betrekking to de uit- en doorvoer van F-35-onderdelen, zoals geschreven in de Kamerbrief van 14 november (Documentnummer 2025D46598), dat Nederland de komende 6 maanden geen F-35-onderdelen richting Israël zal exporteren of doorvoeren? Kunt u hierop een toelichting geven?
Hoe wordt getoetst of F-35-onderdelen via derde landen, zoals de VS, alsnog in Israël terechtkomen na door Nederland te zijn uit- of doorgevoerd? Kan gegarandeerd worden dat dit niet gebeurt? Kunt u hierop een toelichting geven?
Wat is het huidige beleid met betrekking tot de export en doorvoer van wapens, onderdelen van wapens of dual-use goederen met eindbestemming Israël?
Heeft Nederland sinds januari 2025 wapens of onderdelen van wapens uit- of doorgevoerd met eindbestemming Israël? Kunt u zo specifiek mogelijk toelichten wat het huidige Nederlandse beleid hier op is, met daarin in ieder geval uitgesplitst om welke voorwaarden, welke aantallen, welke onderdelen of systemen het gaat? Graag antwoord op deze vraag die gezien de actualiteit niet kan wachten tot de jaarlijkse rapportage inzake wapenexport.
Wat is de voortgang van het verbieden van de import uit illegale nederzettingen in bezet Palestina?
Wat is de stand van zaken van de sancties die door de VS zijn opgelegd aan het Internationaal Strafhof?
Wat is de impact van de sancties die zijn opgelegd aan het Internationaal Strafhof en op welke manier wordt het werk van het Strafhof belemmerd?
Op welke manier steunt de Nederlandse regering momenteel het Internationaal Strafhof om haar werk onbelemmerd te kunnen doen?
Zijn er additionele verzoeken gedaan voor steun door het Strafhof waar de Nederlandse regering (nog) niet aan heeft voldaan en zo ja, welke?
Bent u bereid deze vragen een voor een en gezien de urgentie binnen uiterlijk twee weken te beantwoorden?
Het slopen van de privacybescherming in de nieuwe Europese Omnibus-wetgeving |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Arno Rutte (VVD), Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «EU Commission internal draft would wreck core principles of the GDPR» en de brandbrief van 127 organisaties over de Digitale Omnibus?1
Wat is uw reactie op het bovenstaande bericht en de brandbrief? Kunt u ingaan op de inhoudelijke bezwaren en zorgen die hierin worden geuit?
Wat is uw zienswijze op de Digitale Omnibus, die ook aanpassingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de voorgestelde e-Privacyverordening bevat?
Zal de Digitale Omnibus de privacybescherming van burgers verzwakken? Kunt u antwoorden met een heldere ja of nee, en dit vervolgens onderbouwen?
Deel u de mening dat «simplificatie» van wetgeving nooit mag leiden tot deregulering en een feitelijke verzwakking van de privacybescherming?
Deelt u de opvatting dat het beschermen van privacy een kernwaarde is van de Europese Unie, een uitvloeisel is van een gezamenlijk wereldbeeld én de lessen getrokken uit de Tweede Wereldoorlog, en dat dit onder geen enkele voorwaarde geweld mag worden aangedaan?
Op welke manieren en op welke momenten heeft Nederland haar zienswijze over de Digitale Omnibus gedeeld met de Europese Commissie? Kunt u deze contactmomenten uiteenzetten?
Kunt u alle relevante documenten, die betrokken zijn bij het bepalen van de Nederlandse inzet delen met de Kamer? Heeft u ook adviezen van burgerrechtenorganisaties hierbij betrokken?
Acht u het verantwoord en acceptabel dat AI-bedrijven, waaronder Amerikaanse techgiganten als Google en Meta, meer mogelijkheden krijgen om gegevens van Europese burgers te gebruiken om AI-modellen te trainen?
Deelt u de mening dat bescherming van gevoelige gegevens, zoals politieke voorkeur, seksuele oriëntatie, en gezondheidsdata, geen geweld mag worden aangedaan?
Welk signaal geeft het verzwakken van de AVG en de e-Privacyverordening af aan het Nederlandse en Europese midden- en kleinbedrijf dat volop inzet op het ontwikkelen van verantwoorde en privacyvriendelijke AI conform deze regelgeving?
Deelt u de mening dat het verduidelijken van wet- en regelgeving voor het midden- en kleinbedrijf niet ten koste hoeft te gaan van privacybescherming? Is dit ook uw uitgangspunt?
Bent u bereid om in gesprek te treden met onafhankelijke experts, waaronder de Autoriteit Persoonsgegevens en burgerrechtenorganisaties op het gebied van privacy, om de Digitale Omnibus te beoordelen en in kaart te brengen of deze in de praktijk zal leiden tot een verzwakking van de privacybescherming?
Bent u bereid om een voorbehoud te maken op het steunen van de Digitale Omnibus, zolang niet is uitgesloten dat deze de privacybescherming verzwakt?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo snel mogelijk beantwoorden, en toezeggen om geen definitief standpunt in te nemen over de Digitale Omnibus zolang de Kamer zich hierover niet heeft uitgesproken?
De situatie in Soedan |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Erkent u de rol van goud in het conflict dat via handel de internationale markt op komt? Welke inzet pleegt u om via Dubai eerlijke handel te bevorderen als onderdeel van bredere inspanningen voor vrede en stabiliteit in Soedan en is het kabinet bereid het wapenexportbeleid richting de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) aan te scherpen en diplomatieke druk uit te oefenen gezien hun betrokkenheid bij handel in goud en wapens?
Zoals in veel conflictsituaties speelt de export van waardevolle grondstoffen zoals goud, maar bijvoorbeeld ook Arabische gom, in Soedan een rol bij het in stand houden van het conflict.
Sinds 2021 gelden er verplichtingen voor bedrijven in Nederland die onder de Europese conflictmineralenverordening vallen. Deze voorziet in wettelijke gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor Europese importeurs die boven een bepaalde drempelwaarden tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG) importeren. Deze Verordening ziet toe op de controle op handel in 3TG met als doel om bij te dragen aan het tegengaan van de financiering van gewapende groepen en van mensenrechtenschendingen. Hoewel de Verordening niet landenspecifiek is bestaat er onder de Verordening wel een lijst van conflict- en hoog risicogebieden, opgesteld door onafhankelijke externe experts. Er zijn 18 Soedanese regio’s opgenomen in de lijst.1 Lidstaten en de Europese Commissie hebben geen directe invloed op de lijst. Desalniettemin heeft het kabinet zorgen over doorvoerlanden besproken met de Commissie. De Commissie gaf aan de intentie te hebben om het element van doorvoerlanden onderdeel te maken van de aanbestedingsprocedure voor actualisatie van de lijst.
In algemene zin verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Daarbij wordt het bedrijfsleven ondersteund middels een mix van maatregelen.
Wat betreft wapenexport toetst het kabinet alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding van de goederen naar ongewenste eindgebruikers. Daarbij wordt ook zorgvuldig gekeken naar het eventuele risico op omleiding naar Soedan.
Conform de aangenomen motie van Piri c.s.2 heeft het kabinet tijdens de Raad Buitenlandse Zaken gepleit voor aanvullende EU-sancties tegen actoren die het conflict in stand houden, binnen en buiten Soedan. Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het internationaal humanitair recht en ongehinderde humanitaire toegang.
Wat is uw inzet met betrekking tot Soedan in de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (RBZ)? In hoeverre vormt de betrokkenheid van de VAE bij het conflict een obstakel in de voortgang van onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 november jl. heeft Nederland opnieuw opgeroepen tot een onmiddellijke wapenstilstand, naleving van het humanitair oorlogsrecht, bescherming van burgers en onbelemmerde humanitaire toegang voor hulporganisaties. Ook heeft Nederland conform de moties van Baarle3 en Piri4 gepleit voor het verder verhogen van de humanitaire hulp vanuit de EU voor Soedan en voor aanvullende sancties, inclusief op het hoogste niveau. Daarnaast pleitte Nederland ook voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties, conform de motie Ceder c.s.5 De Minister van Buitenlandse Zaken heeft sinds de val van El Fasher met alle relevante regionale actoren op ministerieel niveau contact gehad en het belang van een staakt het vuren benadrukt. De EU en lidstaten blijven eensgezind over de ernst van de situatie in Soedan en blijven samenwerken met het samenwerkingsverband van de VS, Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en Egypte (de Quad), de Afrikaanse Unie, en andere internationale partners om het conflict en het humanitaire leed in het land te beëindigen.
Op 28 mei 2025 zijn de onderhandelingen over een mogelijk handelsverdrag (FTA) tussen de EU en de VAE gestart. De onderhandelingen richten zich op het opheffen van beperkingen op de handel in goederen, diensten en investeringen, evenals samenwerking in strategische sectoren zoals hernieuwbare energie, groene waterstof en kritieke grondstoffen. Conform het betreffende BNC-fiche6 heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van EU-handelsakkoorden, waarbij het uitgangspunt blijft dat ieder akkoord op de eigen merites wordt beoordeeld. Juist nu het wereldwijde handelssysteem onder druk staat, is het belangrijk dat we, conform de motie Hirsch-Ceder7, afspraken blijven maken met internationale partners over moderne en duurzame handelsbetrekkingen, en ons inzetten voor een open en op regels gebaseerd handelssysteem.
In het mandaat voor de onderhandelingen met de VAE wordt verwezen naar de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de EU, waaronder de naleving van het internationaal recht door derde landen. De Raad heeft met dit onderhandelingsmandaat ingestemd. Het is nu aan de Commissie om op basis hiervan tot een onderhandelingsresultaat te komen met de VAE. Het kabinet zal daarover een positie innemen op het moment dat een eventueel onderhandelingsresultaat ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de Raad.
Bent u bereid om extra financiering voor voedselzekerheid te overwegen, bijvoorbeeld via de Dutch Relief Alliance, die met hun lokaal personeel nog toegang heeft tot de meest afgesloten regio's in Soedan?
Het kabinet heeft besloten een extra humanitaire bijdrage van EUR 10 miljoen te doen aan het Sudan Humanitarian Fund van de Verenigde Naties. (SHF). Deze bijdrage is reeds aangekondigd in de Tweede suppletoire begroting BHO 2025 (Kamerstuk 36 850 XVII) en verder toegelicht in de Kamerbrief over de extra bijdrage aan Soedan (Kamerstuk 29 237, nr. 237). Het SHF zet in op de hoogste noden, waaronder voedselzekerheid, in de meest getroffen gebieden.
Met flexibele financiering kan vanuit het SHF voortdurend worden ingespeeld op de veranderende noden. Daarbij wordt gekeken naar complementariteit en naar welke organisaties het best in staat zijn om hulp te verlenen. Dit zijn vaak lokale organisaties. Via het SHF worden dan ook de Emergency Response Rooms gefinancierd. Dit zijn kleine vrijwilligersinitiatieven die een cruciale rol spelen in het verlenen van levensreddende hulp, waaronder voedselvoorziening via gaarkeukens, ook op moeilijk bereikbare plaatsen.
Bent u bereid de oproep om toegang tot humanitaire hulp toe te laten, kracht bij te zetten door de Sudan Armed Forces (SAF) en Rapid Support Forces (RSF) aan te sporen tot toelating van humanitaire hulp in alle delen van Soedan en door organisaties te steunen in onderhandelingen over toegang, bijvoorbeeld via alternatieve routes, andere transportmiddelen en veiligheidsmaatregelen?
Via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale kanalen blijft Nederland zich inzetten voor een staakt-het-vuren en het verbeteren van humanitaire toegang. In diverse statements heeft Nederland samen met de Europese Unie en andere landen de strijdende partijen opgeroepen om de strijd te staken, het humanitair oorlogsrecht te respecteren, burgers te beschermen en hulp ongehinderd toe te laten.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, het humanitair oorlogsrecht na te leven en ongehinderde humanitaire toegang te verlenen. In de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 20 november jl. onderstreepte Nederland het belang van ongehinderde humanitaire hulp en pleitte voor het verder verhogen van de humanitaire hulp vanuit de EU voor Soedan.
Verder is Nederland voortdurend in contact met humanitaire actoren, waaronder de Verenigde Naties, over hoe de coördinatie verloopt en hoe deze verder verbeterd kan worden, bijvoorbeeld op locaties waar de hulp snel opgeschaald moet worden door grote toestroom van vluchtelingen, zoals in Tawila in Darfoer.
Het bericht ‘Verbijstering om plan voor ’melk en dadels’ op Amsterdamse stembureaus tijdens ramadan: ’Waanzin’’ |
|
Annelotte Lammers (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het in de Telegraaf beschreven voorstel van de DENK-fractie in Amsterdam bij de gemeenteraadsverkiezingen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit plan en het feit dat burgemeester Halsema hierin meegaat en open zegt te staan voor «creatieve oplossingen»?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Een Amsterdams raadslid heeft gesuggereerd om dadels en melk beschikbaar te stellen op stembureaus in Amsterdam bij de gemeenteraadsverkiezingen op 18 maart 2026, vanwege de ramadan.
Gemeenten organiseren de verkiezingen en zorgen onder andere voor voldoende stembureauleden. Gemeenten zijn gewezen op het tijdstip van de verkiezingen en de ramadan, en dat dit gevolgen kan hebben voor de werving en de inzetbaarheid van vrijwilligers. Het staat gemeenten vrij om creatieve oplossingen te verzinnen voor mogelijke bezettingsproblemen, binnen de kaders van de Kieswet.
Kiezers hebben van 7.30 uur tot 21.00 uur om hun stem uit te brengen en dit kan in ieder stemlokaal binnen de eigen gemeente. Er zijn gedurende de dag voldoende mogelijkheden om de stem uit te brengen. Gemeenten hoeven hierin geen aanvullende voorzieningen te treffen.
Bent u het ermee eens dat dit absurde voorstel niet strookt met de neutraliteit die in acht moet worden genomen rond de verkiezingen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het aan gemeenten om, binnen de kaders van de Kieswet, invulling te geven aan de organisatie van de verkiezingen.
Bent u het ermee eens dat stembureaus niet bedoeld zijn voor het faciliteren van islamitische feestjes?
Stembureaus zorgen er voor dat kiezers op een goede wijze hun stem kunnen uitbrengen bij verkiezingen. Het is aan kiezers zelf om te bepalen wanneer ze hun stem uitbrengen in relatie tot hun andere mogelijke activiteiten die dag. Gemeenten hoeven hierin geen aanvullende voorzieningen te treffen.
Bent u bereid om een einde te maken aan deze plannen of soortgelijke «creatieve oplossingen»? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 organiseren gemeenten de verkiezingen en zorgen onder andere voor voldoende stembureauleden. Het staat gemeenten vrij om creatieve oplossingen te verzinnen voor mogelijke bezettingsproblemen, binnen de kaders van de Kieswet.
Het aanpakplan ‘kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers’ |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Arno Rutte (VVD), Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het aanpakplan: «kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers»?
Deelt u de mening dat het van belang is om zo snel mogelijk een coördinator aan te stellen die aan de slag gaat met de problemen omtrent harmonisatie en regie binnen de jeugdbeschermingsketen zoals in het aanpakplan wordt omschreven?
Bent u bereid te onderzoeken of de behandeling van zaken over geweld in huiselijke kring in combizittingen breder uitgerold kan worden?
Bent u bereid spoed te zetten achter het wetsvoorstel om het erfrecht aan te passen zodat nabestaanden niet langer op basis van artikel 6:2 lid 2 BW een juridische procedure moeten starten om de dader uit te sluiten van de erfenis aangezien de motie Becker c.s.1 door de Kamer unaniem is aangenomen en uit het aanpakplan kinderen van femicide slachtoffers en femicide overlevers dit een dringende wens van nabestaanden blijkt?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de ketenpartners in de jeugdbeschermingsketen, nabestaanden en slachtoffers over de aanbevelingen uit het aanpakplan?
Kunt u voor het kerstreces een kabinetsreactie op het aanpakplan naar de Kamer sturen waarin u één voor één ingaat op alle aanbevelingen?