De onthulling over steun Turkije aan Al Qaeda |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de onthulling van de tot voor kort nog Amerikaanse ambassadeur in Turkije over de steun van de regering Erdogan aan Al Qaeda en andere radicaal-islamitische rebellenbewegingen in Syrië?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken van de voormalige Amerikaanse ambassadeur, zoals weergegeven in de pers.
Klopt het dat voormalig ambassadeur Ricciardone stelt dat Turkije openlijk samenwerkte met Al Nusra en andere radicaal-islamitische rebellenbewegingen, zoals Ahrar al-Sham en dat Turkije niet gebogen heeft voor de druk van de VS om deze steun te staken?
De uitspraken zijn op persoonlijke titel gedaan en voor rekening van de heer Ricciardone zelf.
Hoe beoordeelt u deze schokkende onthulling van de heer Ricciardone, die tot eind juni van dit jaar ambassadeur was in Turkije?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u naar aanleiding van deze onthulling bereid contact met de heer Ricciardone op te nemen, alsmede met de Amerikaanse regering?
Nee. Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3.
Klopt het bovendien dat Turkije zijn luchtruim en grondgebied gesloten houdt voor militaire operaties van de internationale coalitie tegen IS?2 Hoe beoordeelt u deze blokkade?
De Turkse president Erdogan heeft op 23 september jl. in New York kenbaar gemaakt dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen.
Klopt het dat Turkije aangegeven heeft in het kader van de bestrijding van IS ook niet bereid te zijn wapens te leveren aan gematigde rebellen, om IS te bestrijden? Hoe beoordeelt u deze houding in relatie tot de voortdurende berichtgeving over leveranties en het doorlaten van grote hoeveelheden wapens door Turkije richting niet-gematigde rebellen in Syrië en Irak?
Nee. Turkije steunt, huisvest en faciliteert delen van de politieke en militaire gematigde Syrische oppositie.
Wat vind u ervan dat Turkije de grenzen heeft opengezet voor stromen jihadisten en wapens richting Syrië en Irak, maar nu het luchtruim en zijn grondgebied sluit voor optreden van de coalitie tegen IS?
De suggestie dat Turkije de grenzen heeft opengezet voor jihadstrijders en wapens richting Syrië en Irak deelt het kabinet niet. Daarnaast heeft president Erdogan gezegd de operaties tegen ISIS te zullen ondersteunen.
In hoeverre werpt deze blokkade logistieke en militair-operationele belemmeringen op voor de strijd tegen IS, die naar verwachting jaren kan gaan duren?
Zie het antwoord op vraag 5.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving3 dat IS betrekkelijk ongehinderd rekruteert in Turkije, en dat IS-aanhangers openlijk hun zwarte vlaggen uit hun ramen en auto's hangen, zonder dat de Turkse politie er ook maar iets tegen doet?
Ja.
Hoe beoordeelt u de video die gepubliceerd is over een bijeenkomst van jihadisten in Istanbul die in de open lucht oproepen tot steun aan de terreurbeweging IS? Heeft u ook begrip voor de vragen die door de Turkse oppositie gesteld zijn over hoe dit zomaar kan gebeuren zonder dat de autoriteiten ingrijpen?
In algemene zin zij opgemerkt dat er helaas in veel landen, waaronder ook Nederland, bij bepaalde segmenten van de bevolking sympathie bestaat voor de abjecte ideeën van ISIS. Het kabinet verwerpt iedere steun of steunbetuiging aan de deplorabele ideologie en acties van ISIS.
Klopt het dat de Turkse regering alle negatieve berichtgeving over IS verboden heeft? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
Dat is het kabinet niet bekend.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving4 over Turkije als «zwarte economie» voor illegale olie-export door IS, met autoriteiten die de andere kant uitkijken omdat ze er zelf van profiteren?
Het kabinet zijn geen aanwijzingen bekend dat de Turkse staat oliesmokkel vanuit Syrië of Irak zou gedogen. Zoals bekend is de grens tussen Turkije enerzijds en Irak/Syrië anderzijds honderden kilometers lang, en loopt deze deels door onherbergzaam terrein. Illegale verkoop van olie vormt een van de bronnen van inkomsten voor ISIS. Schattingen over de waarde ervan lopen uiteen.
Deelt u de schattingen van experts dat IS met olie-export via Turkije tussen de 1 en 2 miljoen dollar per dag verdient, hetgeen een grote inkomstenbron vormt voor de terroristische organisatie?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat Turkije tot dusver ongevoelig is gebleken voor druk door de VS om op te treden tegen het smokkelnetwerk van de terreur-olie? Hoe beoordeelt u dit? Bent u bereid de Amerikanen bij te staan in het opvoeren van de druk?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat Westerse inlichtingendiensten de trucks met terreur-olie vanuit IS-gebied Turkije in kunnen zien rijden? Is het bombarderen van die trucks inderdaad «een optie»?
Het kabinet kan in het algemeen geen mededelingen doen over inlichtingeninformatie.
Klopt het dat Turkije zelfs de verklaring die op 11 september jl. opgesteld is in Saudi-Arabië om landen in de regio te committeren in de strijd tegen IS, niet ondertekend heeft noch de verklaring van de conferentie van de anti-IS coalitie in Parijs? Waarom niet? Hoe beoordeelt u dit?
Turkije was een van de eerste landen die zich uitsprak voor de internationale bestrijding van ISIS. Ook heeft Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties geplaatst. Het land ondervindt grote gevolgen van de opkomst van ISIS: alleen al medio september zijn vermoedelijk meer dan 130.000 Syrische Koerden de grens tussen Syrië en Turkije overgestoken, op de vlucht voor het geweld van ISIS in Noord-Syrië. Ook werden 49 medewerkers en familieleden van het Turkse consulaat-generaal in Mosul (Irak) ruim drie maanden gegijzeld door ISIS; deze gijzeling speelde nog ten tijde van de verklaring van Jeddah van 11 september. Kort na het begin van de internationale operaties tegen ISIS kondigde de Turkse president Erdogan aan dat Turkije bereid is de coalitie militair of logistiek te steunen. Evenwel ziet Turkije zich genoodzaakt een enigszins voorzichtige positie in te nemen gezien de humanitaire druk en mogelijke repercussies in eigen land.
Komt Turkije zijn verplichtingen op basis van VN-Veiligheidsraadresoluties om op te treden tegen de terroristische organisatie IS volgens u voldoende na?
Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat Turkije zijn verplichtingen op basis van VN-Veiligheidsraadresoluties om op te treden tegen ISIS onvoldoende nakomt. Ook uit het feit dat Turkije ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst, blijkt dat het de bestrijding van ISIS serieus neemt.
Kunt u een land, een bedrijf of een persoon noemen in de regio van het Midden-Oosten die zaken doet met IS en daarvoor gewaarschuwd of gestraft is?
Op iedere VN-lidstaat rust de plicht de financiering van ISIS tegen te gaan. De openbare VN Al-Qaeda sanctielijst bevat recente voorbeelden van personen tegen wie maatregelen zijn getroffen vanwege hun steun (financieel of anderszins) aan ISIS.
Deelt u de mening dat de onthulde steun aan Al Qaeda, alsmede het onvoldoende optreden tegen IS en de blokkades ten aanzien van de bestrijding van IS, een NAVO-bondgenoot onwaardig zijn?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Turkije steun verleent aan jihadistische groeperingen zoals ISIS. Het kabinet is evenmin van mening dat Turkije de strijd tegen ISIS belemmert. Turkije onderschrijft de noodzaak van de bestrijding van ISIS en heeft aangekondigd steun te zullen verlenen aan de strijd van de coalitie tegen ISIS.
Blijft u volhouden dat het kabinet «geen indicaties» heeft voor steun van Turkije aan jihadisten?
Zie antwoord vraag 19.
Deelt u de mening dat deze eerste publiekelijke onthulling van een hoge (voormalige) Amerikaanse diplomaat, een politieke «gamechanger» van jewelste is? Welke consequenties bent u bereid hieraan te verbinden?
Zie het antwoord op vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de opvatting dat er sprake is van een crisis binnen de NAVO met lidstaat Turkije? Zo nee, waarom niet?
Nee. De NAVO-bondgenoten zijn eensgezind in hun veroordeling van ISIS. De NAVO heeft in deze crisis overigens geen militair-operationele rol.
Bent u bereid alsnog te pleiten voor onafhankelijk internationaal onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak, alsmede bovengenoemde kwesties te agenderen in de NAVO en de EU?
Nee, daartoe ziet het kabinet geen noodzaak.
Een nauwelijks bezocht showtje van een gesubsidieerde Zwarte-Piethater |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Cultuur snuiven»?1
Ja.
Waren er inderdaad slechts 38 betalende bezoekers bij het showtje van cultuurbestrijder Gario?
De schrijver/kunstenaar Quincy Gario heeft op uitnodiging van het Stedelijk Museum in Amsterdam op 18 september 2014 een performance uitgevoerd ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling «How Far How Near: de Wereld in het Stedelijk». De performance was eerder te zien in Kunsthal Nicolaj, Kopenhagen en het MACBA, Barcelona.
Het Stedelijk Museum wordt door de gemeente Amsterdam gefinancierd. Het museum is per 1 januari 2006 verzelfstandigd en is zelf verantwoordelijk voor de programmering van tentoonstellingen en performances.
Wat is de schade, uitgedrukt in euro's, voor de Nederlandse belastingbetaler van de show van de heer Gario?
Zie antwoord vraag 2.
Kan de heer Gario zijn kunstdingetjes, zoals het vouwen van vliegtuigjes en touwtjespringen, niet gewoon zelf betalen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom luistert u als Minister meer naar deze gesubsidieerde touwtjespringer dan naar het Nederlandse volk dat massaal achter zijn traditionele Zwarte Piet staat?
In mijn beleidsbrief Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving heb ik de maatschappelijke waarde van kunst benadrukt. Het bestaansrecht van kunst en kunstenaars ligt in de verbinding met de samenleving. Het is een belangrijke functie van kunst om de samenleving een spiegel voor te houden en een belangrijke functie van musea om kunstenaars en bezoekers een platform te bieden voor reflectie en dialoog. Hoe een individuele kunstenaar dat doet, daar treed ik niet in. Zie verder mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Het wegsturen van een agent in de Schilderswijk |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Agent Hoefkade weggestuurd»?1
Ja.
Klopt het dat een agent is weggestuurd vanwege stevig optreden, iets dat de politie behoort te doen, zeker in probleemgebieden als de Schilderswijk?
Nee dat klopt niet. De politiemedewerker is niet weggestuurd. Zijn plaats van tewerkstelling wijzigde in het kader van zijn opleidingstraject. Deze wijziging was reeds voorzien voordat het incident plaatsvond en is voor wat betreft de timing in overeenstemming met de betreffende agent uitgevoerd. Het gaat hier niet om een disciplinaire maatregel. Nadat het bericht op de website van de Telegraaf verscheen heeft de politiechef van de eenheid Den Haag hierop dienovereenkomstig gereageerd.
Deelt u de mening dat agenten geen speciale spanningstraining moeten krijgen maar dat wetsovertreders te allen tijde hard aangepakt dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Politiepersoneel dient goed toegerust te zijn op de uitvoering van de politietaak en trainingen dragen hier aan bij. Een belangrijk onderdeel van de politietaak is het handhaven van de rechtsorde. Daartoe wordt voorzien in een passende opleiding en training.
Deelt u de visie dat de politieleiding achter haar personeel dient te staan in plaats van te buigen voor Marokkaanse druk van onder meer een ambassadeur?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zorgen dat de betreffende agent zo spoedig mogelijk weer terugkeert op zijn plek en er gestopt wordt met dit wanbeleid, waarbij de politie moet wijken voor tuig?
Gelet op de reden van de verandering van zijn werkplek bestaat daartoe geen aanleiding.
Muizenschade bij boeren |
|
Helma Lodders (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «LTO: muizenschade loopt in de miljoenen»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat er, nu de boeren geen compensatie voor de geleden schade uit het Faunafonds krijgen, andere mogelijkheden moeten zijn om de schade die ontstaan is te beperken of te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het scheurverbod is gericht op het voorkómen van uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater. Milieukundig gezien leidt het vernietigen van de graszode in het najaar tot extra stikstofverliezen in de bodem door de vertering van de vernietigde graszode en de uitspoeling van nutriënten die daar het gevolg van is. Landbouwkundig is de kans op mislukken van herinzaai in de herfst aanzienlijk.
Ik heb de provincie Friesland er van op de hoogte gebracht dat ik niet voornemens ben een ontheffing op het verbod op het scheuren van grasland te verlenen. Vanaf 1 februari 2015 is het scheuren van grasland, dat als gevolg van de schade door muizen onvoldoende producerend vermogen heeft, toegestaan.
Bent u voornemens gehoor te geven aan de oproep van LTO Nederland en de provincie Friesland om een ontheffing van het scheurverbod te verlenen? Zo ja, voor welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten in hoeverre de calamiteitenregeling in het Vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn uitkomst biedt voor boeren met muizenschade? Zo nee, waarom niet? Indien de calamiteitenregeling niet voorziet in de schade door plaagdieren, bent u dan bereid om de calamiteitenregeling hierop aan te passen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De calamiteitenregeling waar in het kader van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn toe is besloten biedt geen uitkomst voor boeren met muizenschade. De hiervoor benodigde wijziging van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) is beoogd in werking te treden op 1 januari 2015. Het gewijzigde Bgm zal voorzien in twee calamiteiten, namelijk schade die is veroorzaakt door droogte of door vraat van emelten en engerlingen. De met de Europese Commissie overeengekomen invulling van de calamiteiten is limiterend en daardoor niet toepasbaar voor schade door woelen en vraat van muizen.
Deelt u de opvatting dat ondernemers in staat gesteld moeten worden om schade die ontstaat en niet vergoed wordt door het Faunafonds op een andere manier te beperken of te voorkomen? Zo ja, wanneer en op welke wijze komt u met beleid? Zo nee, waarom niet?
Het is aan ondernemers om schade in de eerste plaats zoveel mogelijk te voorkomen. Als toch schade optreedt, en ondernemers toch oogstderving hebben, kan worden bezien of een schadevergoeding via het Faunafonds aan de orde is. Daarnaast kan vanaf 2015 gebruik worden gemaakt van een structurele voorziening in het Bgm in geval van schade door droogte of door vraat van emelten en engerlingen. Ik zie geen mogelijkheden voor aanvullend beleid.
Het bericht 'Meer studenten voor omstreden Islamitische Universiteit' |
|
Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Meer studenten voor omstreden Islamitische Universiteit»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel studenten in totaal zijn afgestudeerd sinds de oprichting van de Islamitische Universiteit Rotterdam?
Er zijn 27 bachelorstudenten en 11 masterstudenten afgestudeerd.
Ontvangen deze studenten een tegemoetkoming in de studiekosten, een studielening en/of een ov-jaarkaart? Zo nee, kunt u uitsluiten dat niet werkende studenten naast hun studie een uitkering ontvangen?
Ja, studenten die zich voor een geaccrediteerde bacheloropleiding inschrijven hebben aanspraak op studiefinanciering, inclusief de OV-studentenkaart.
Wanneer verwacht u een wetsvoorstel aan de Kamer te zenden waarin «maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef» ook van toepassing wordt op niet-bekostigde onderwijsinstellingen?
Dit wetsvoorstel heb ik toegezegd, de uitwerking is in gang gezet. Zowel de definitie van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef als de vertaling daarvan in wetgeving is echter complex en vraagt meer tijd dan voorzien. Het is belangrijk om de wijziging zo te formuleren dat het beoogde doel wordt bereikt maar tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van onderwijs en de academische vrijheid. Ik streef ernaar het wetsvoorstel medio 2015 bij de Raad van State aanhangig te maken.
Bent u bereid (buitenlandse) financiering van de Islamitische Universiteit Rotterdam via het netwerk van rector A. A. te onderzoeken, deze in kaart te brengen en te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt er onderzoek gedaan naar de financiële steunverlening naar de IUR. Dit gebeurt in het kader van een breder onderzoek naar financiële steunverlening aan Nederlandse moskeeverenigingen en andere organisaties in Nederland vanuit onvrije landen dat momenteel door het WODC uitgevoerd wordt in het kader van de motie Segers cs. Deze motie verzoekt de regering de omvang en de aard van deze financiële steun in kaart te brengen omdat het onwenselijk is als daarbij sprake is van een ideologische agenda die haaks staat op fundamentele vrijheden in Nederland. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2015 aan uw Kamer gestuurd. Belangrijker vind ik echter of er signalen zijn van buitenlandse inmenging in het onderwijs. Dit is een aandachtspunt voor de gesprekken tussen de IUR en de inspectie.
Zoals ik daarnaast in mijn brief van 7 maart jl. aangaf, zijn er strikte afspraken gemaakt tussen het College van Bestuur en de Raad van Toezicht van de IUR, inhoudende dat de IUR geen financiering van buitenlandse staten accepteert. De financiering is voor een groot deel afhankelijk van persoonlijke netwerken waaronder dat van de rector. Dit vind ik een punt van aandacht voor de Raad van Toezicht.
Bent u bekend met het feit dat rector A. A. wederom in opspraak is geraakt door enkele Turks-Nederlandse kandidaten voor het Europees parlement uit te maken voor «landverraders»?2
Ik ben bekend met het bericht dat de rector van de IUR op Facebook heeft geplaatst over de Europese parlementsverkiezingen. Mede naar aanleiding hiervan heeft de Inspectie van het Onderwijs gesproken met het voltallige College van Bestuur van de IUR en een lid van de Raad van Toezicht. Van de zijde van de Inspectie is met klem benadrukt dat de afspraak, die na het vorige incident is gemaakt, helder is: de rector zal geen uitspraken meer doen die maatschappelijke commotie veroorzaken. De rector dient zich te realiseren dat zijn uitlatingen gezien de maatschappelijke context grote impact kunnen hebben en zorgvuldigheid dus vereist is. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. Daarmee is de aangehaalde afspraak wat mij betreft geschonden.
Deelt u de mening dat de belofte van de Islamitische Universiteit Rotterdam dat de rector geen uitspraken meer zal doen die maatschappelijke commotie veroorzaken hiermee geschonden is? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u van plan op basis hiervan het vertrouwen in de rector alsmede het volledige bestuur van de Islamitische Universiteit Rotterdam op te zeggen, hen te verzoeken hun functies neer te leggen en de accreditatie van de instelling in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Mijn vertrouwen in het bestuur van de Islamitische Universiteit Rotterdam is beschaamd. Mijn juridische mogelijkheden om in te grijpen zijn beperkt daar het gaat om een niet-bekostigde instellingen. Op dit moment lopen er, mede op mijn verzoek, twee acties.
Mocht een van deze lopende onderzoeken mij de aanleiding geven om in te grijpen, zal ik niet aarzelen dat te doen. Zoals gemeld zal de visitatie van zowel de master als de bachelor in maart of april 2015 plaatsvinden.
De voorvallen bij IUR zijn voor mij aanleiding om met wetgeving te komen waarmee ook het niet-bekostigde hoger onderwijs de opdracht krijgt maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef aan studenten bij te brengen. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel medio 2015 bij de Raad van State aanhangig te maken.
Het bericht dat zeker 10% van de grotere zwangerschapscomplicaties kan worden voorkomen als zwangere vrouwen niet meer roken |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Marith Volp (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Babysterfte nog steeds veel te hoog»?1
Ja.
Deelt u de analyse van hoogleraar Erwich dat zeker 10% van de grotere zwangerschapscomplicaties kan worden voorkomen als zwangere vrouwen niet meer roken? Zo ja, deelt u de mening dat meer moet worden gedaan om het percentage rokende zwangere vrouwen omlaag te brengen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het met hoogleraar Erwich eens dat een gezonde levensstijl (zoals niet roken, niet drinken) een grotere kans geeft op een gezonde zwangerschap en een gezonde baby. Het percentage vrouwen dat gedurende de gehele zwangerschap rookte, is tussen 2001 en 2010 gehalveerd; in 2010 rookte 6,3% van de zwangere vrouwen (bron: RIVM Zorgbalans). Ondanks dit succes blijft stoppen met roken een belangrijk aandachtspunt, mede omdat er hierin tussen verschillende bevolkingsgroepen nog grote verschillen bestaan. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft onlangs alle verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV) aangesproken op het (gebrek aan een eenduidig) beleid inzake het stoppen met roken. Alle VSV’s dienen voor 1 januari 2015 een VSV breed beleid te hebben opgesteld voor de stoppen met roken begeleiding van zwangere vrouwen.
Welke kosten zijn naar verwachting in totaal jaarlijks gemoeid met vermijdbare zwangerschapscomplicaties? Hoe verhouden deze kosten zich tot de inzet gericht op een gezonde zwangerschap vanuit het Nationaal Programma Preventie?
Het begrip vermijdbare zwangerschapscomplicaties omvat een zeer divers aantal aandoeningen van moeder en/of kind als gevolg van een breed scala invloeden. Hierdoor kan niet ingeschat worden hoe hoog de kosten zijn die jaarlijks met deze zwangerschapscomplicaties gemoeid zijn.
Vanuit het Nationaal Programma Preventie investeer ik in een gezonde zwangerschap specifiek bij vrouwen met een kinderwens in moeilijk bereikbare groepen door financiële ondersteuning van het project Healthy Pregnancy 4 All-II. Het gaat om €/p>
Welke maatregelen worden momenteel genomen om roken onder zwangere vrouwen te verminderen? Beoordeelt u de inspanningen van het Trimbos-instituut op het vlak van onderzoek en voorlichting als voldoende?
Het Trimbos Instituut speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen, implementeren en verspreiden van kennis en expertise om roken en alcohol tijdens de zwangerschap tegen te gaan.
Via het programma Rookvrij Opgroeien verzorgt het Trimbos-instituut «V-MIS trainingen» voor verloskundigen en gynaecologen over het begeleiden van de zwangere vrouwen bij het stoppen met roken. Ook worden JGZ-professionals en kraamverzorgenden getraind om het gesprek met ouders aan te gaan over het voorkomen van meeroken door kinderen. Jaarlijks worden alle derdejaars studenten van de Academie Verloskunde Maastricht en Verloskunde Academie Rotterdam kosteloos getraind met de V-MIS. Sinds 1 januari 2013 zijn er ruim 40 trainingen verzorgd aan meer dan 500 professionals. Zwangere vrouwen worden direct voorgelicht via de website Rokeninfo.nl, via de Roken Infolijn en via twee specifieke brochures.
Op terrein van alcohol is voor verloskundigen een leiddraad ontwikkeld hoe de verloskundige het onderwerp alcohol kan bespreken tijdens de consulten. De beroepsgroepen hebben hun achterban opgeroepen aan dit onderwerp duidelijk aandacht te besteden bij de begeleiding van (aanstaande) zwangeren. In opdracht van het Partnership Vroegsignalering Alcohol is ook een e-learning module voor verloskundigen (in opleiding) ontwikkeld, gericht op het verbeteren van vroegsignalering en het bespreekbaar maken van alcoholgebruik bij zwangere vrouwen door verloskundigen. De e-learning module is geaccrediteerd door de KNOV.
Mede naar aanleiding van de oproep van de Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft het Trimbos Instituut in samenwerking met onder meer de Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen (KNOV), de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en het College Perinatale Zorg (CPZ) een handreiking opgesteld waarin handvatten voor het opzetten van beleid, praktische tools en best practices ten aanzien van roken en zwangerschap zijn beschreven. Deze handreiking wordt naar verwachting dit najaar in samenwerking met deze partijen verspreid onder alle verloskundige samenwerkingsverbanden.
Naast de activiteiten van het Trimbos is de toolkit «Zwanger worden» via het RIVM beschikbaar. Deze is bedoeld voor professionals en andere intermediairen die contact hebben met paren die nu of in de toekomst zwanger willen worden. De toolkit bevat onder meer voorlichtingsproducten. Vrouwen die zwanger willen worden kunnen ook informatie vinden op de site: www.strakszwangerworden.nl.
Gelet op het bovenstaande acht ik extra inzet vanuit Trimbos dan ook niet nodig.
Hoe groot is de invloed van welke andere ongezonde levensgewoonten op kleinere en grotere zwangerschapscomplicaties? Wat wordt concreet ondernomen om deze gewoonten onder zwangere vrouwen terug te dringen? Wat zijn bijvoorbeeld de vorderingen als het gaat om de implementatie van het zwangerschapslogo op alcoholische dranken? Vindt u de toenemende publiek-private samenwerking gericht op gezonde leefstijl van zwangere vrouwen afdoende?
Het Generation R onderzoek uit Rotterdam onderzoekt de invloed van allerlei factoren voor en tijdens de zwangerschap op de geboorte-uitkomst en op de groei en ontwikkeling van kinderen. Hierover komt steeds meer informatie beschikbaar. Omdat er sprake kan zijn van stapelingseffecten is het echter niet eenduidig vast te stellen hoe groot de invloed is van individuele aspecten van leefgewoonten. De resultaten van onderzoek naar medische en niet-medische oorzaken van zwangerschapscomplicaties leveren handvatten voor risicoselectie en hieruit volgende preventie op, bijvoorbeeld middels de Healthy Pregnancy 4 All aanpak.
Van alcohol is bekend dat het gedurende de gehele zwangerschap schade kan veroorzaken aan het ongeboren kind2. Zoals schade aan hersenen of andere organen van de baby, een te vroeg geboren baby, een te lichte baby (laag geboortegewicht) en de kans dat de baby het Foetal Alcohol Spectrum Disorder (FASD) krijgt. Deze risico’s hangen af van de hoeveelheid van alcoholconsumptie en wat er in het lichaam van het kind ontwikkeld wordt op het moment van deze consumptie. De overheid adviseert daarom om geen alcohol te drinken wanneer je zwanger wilt worden, zwanger bent of borstvoeding geeft.
Zie verder ook het antwoord op vraag 4.
Vrijwillige invoering van het logo op alcoholhoudende dranken door de alcoholsector is voorzien in 2016. De alcoholsector hanteert hiervoor deze nalevingspercentages: in sector bier 90%, sector wijn 70% en sector gedistilleerd 60%. De invoering geschiedt op basis van een pictogram naar Frans model. De alcoholsector heeft mij recent geïnformeerd dat zij goed op schema ligt om de in 2016 voorziene toepassingspercentages te realiseren.
Ten aanzien van uw vraag over publiek-private samenwerking gericht op een gezonde leefstijl van zwangere vrouwen verwijs ik u naar mijn eerdere antwoorden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1851) van 28 april dit jaar.
In hoeverre wordt risicogedrag van de zwangere vrouw (zoals roken, drinken of overgewicht) meegenomen in de risicoanalyse van verloskundigen in het besluit over een thuisbevalling dan wel een bevalling in het ziekenhuis?
De verloskundige en de zwangere maken gezamenlijk afspraken over de aanstaande geboorte. De zwangere brengt haar wensen en ideeën in en de verloskundige haar expertise. Alle factoren (en dus ook risicovol gedrag) worden meegenomen in de analyse en de keuze voor een thuisbevalling of een bevalling in het ziekenhuis.
In het kader van het project Healthy Pregnancy 4 All is een risico-selectie instrument ontwikkeld dat verloskundigen ondersteunt bij het in beeld brengen van medische en niet-medische zwangerschapsrisico’s. Mede op basis hiervan kunnen zij zwangeren adviseren over de plaats waar de bevalling plaats kan vinden. Het instrument houdt ook rekening met leefstijlaspecten.
Bent u bereid op korte termijn het gesprek aan te gaan met zorgprofessionals en consultatiebureaus om te zoeken naar nieuwe mogelijkheden onnodige babysterfte verder terug te dringen en de hoognodige samenwerking te bevorderen? Zo nee, waarom niet? Geven de aangehaalde uitspraken voldoende aanleiding met producenten te overleggen of leefstijlwaarschuwingen ook kunnen worden opgenomen op bijsluiters van bijvoorbeeld de anticonceptiepil en zwangerschapstest? Zo nee, waarom niet?
Recent heeft de IGZ onderzoek gedaan naar de geboortezorg in Nederland. Hierbij is aandacht besteed aan de samenwerking tussen zorgprofessionals en consultatiebureaus. Op 17 juni jl. heb ik u het desbetreffende rapport en mijn standpunt hierop toegezonden (Kamerstuk 32 279, nr. 63). Het rapport bevat maatregelen voor alle betrokkenen in de geboortezorg. De inspectie houdt opvolging van deze maatregelen in de gaten. Ik zie momenteel dan ook geen aanleiding voor een gesprek met zorgprofessionals en consultatiebureaus.
Ten aanzien van de waarschuwingen op bijsluiters en op de verpakking van anticonceptiemiddelen en zwangerschapstesten heb ik in antwoord op eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1851) reeds aangegeven dat ik hier vooralsnog weinig mogelijkheden toe zie. De Apothekersorganisatie KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie) en Nefarma (de brancheorganisatie van farmaceutische bedrijven) die ik destijds heb gevraagd om vrijwillige opname, hebben aangegeven dat zij het belang van aandacht voor de risico’s van alcohol en tabak onderschrijven, maar dat zij geen meerwaarde zien in het opnemen van waarschuwingen hiervoor in de bijsluiter en/of verpakking van het middel. Niet alleen biedt de strikte Europese regelgeving hieromtrent geen ruimte, deze schrijft immers zeer limitatief voor wat er wel en niet in de bijsluiter en/of op de verpakking mag worden vermeld. Ook zien de organisaties geen speciale rol voor zichzelf in het waarschuwen via geneesmiddelen-(verpakking) voor de gevaren van de consumptie van alcohol en tabak.
De spoorlijn Maastricht-Lanaken |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bereid kennis te nemen van het artikel «Eerste trein rijdt over spoor Maastricht–Lanaken» in de Limburger van 10 juni 2011?1
Ik heb kennis genomen van het artikel.
Is het waar dat deze spoorlijn, die voor miljoenen euro's is opgeknapt, in onbruik is geraakt? Kunt u toelichten waarom dat het geval is?
De spoorweg heeft sinds 1989 ongebruikt gelegen en is begin deze eeuw opgeknapt. Doel was te voorzien in een spoorgoederenvervoerbehoefte van een ondernemer in Maastricht. Daarnaast was het doel van de Vlaamse overheid om een goederenoverslagterminal vlak over de grens in het Belgische Lanaken aan te sluiten op het Nederlandse, en daarmee het Europese, spoorwegnet. Deze terminal in Lanaken is niet aangesloten op het Belgische spoorwegnet.
De spoorweg is niet in onbruik geraakt en is nog steeds beschikbaar voor spoorverkeer. Wel klopt het dat er na de renovatie nauwelijks goederentreinen hebben gereden.
Ziet u mogelijkheden om deze spoorlijn opnieuw leven in te blazen, om recht te doen aan de investeringen die er in zijn gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u en welke partijen gaat u hierbij betrekken?
Tot mijn spijt heb ik moeten constateren dat zowel aan Nederlandse als aan Belgische zijde de voorspelde goederenvervoerbehoefte niet is ingelost. Omdat het spoorgoederenvervoer geliberaliseerd is staat het spoorwegondernemers vrij om van de spoorweg gebruik te maken of niet. Als de verladers geen lading aanbieden zullen er geen goederenvervoerders zijn die het traject berijden.
De provincie Limburg heeft mij benaderd met het plan de spoorweg te gebruiken voor een lightrail verbinding van Maastricht naar het Belgische Lanaken. De Vlaamse overheid zal daartoe, aansluitend op de spoorweg, een lightrailverbinding Hasselt – Lanaken – Nederlandse grens aanleggen. Ik sta positief tegenover dit voorstel. ProRail, Provincie Limburg en ik zijn daarover in gesprek.
De intensieve kindzorg vanaf 2015 |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe wordt er, gezien het feit dat zorgverzekeraars op dit moment niet op reguliere basis begeleiding inkopen, voor gezorgd dat zorgverzekeraars voldoende en goede begeleiding inkopen ten behoeve van Intensieve Kindzorg, die zorggerelateerd is en daarom vanaf 2015 valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw)?
Het gaat bij de intensieve kindzorg om kinderen met een somatische ziekte die intensieve verpleging en verzorging nodig hebben. De begeleiding die zij ontvangen is inderdaad direct gerelateerd aan de ziekte van het kind of aan het omgaan met de ziekte. Daarnaast kan het gaan om het bieden van toezicht. De begeleiding kan ook pedagogische ondersteuning in kinderhospices en verpleegkundig kinderdagverblijven omvatten.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zijn verantwoordelijk voor de inkoop van de intensieve kindzorg, inclusief de begeleiding zoals hierboven benoemd. Zorgverzekeraars zijn zich bewust van deze verantwoordelijkheid. In de inkoopgids van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) staat dat het borgen van de continuïteit van zorg voor intensieve kindzorg van groot belang is. Tevens is in die gids opgenomen dat het uitgangspunt is om de zorg die in 2014 is ingezet, zoveel als mogelijk te continueren in 2015.
Ik heb er vertrouwen in dat zorgverzekeraars voldoende en goede begeleiding inkopen ten behoeve van intensieve kindzorg.
Wat wordt het pgb-tarief voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding? Hoe komt dit tarief tot stand? Zijn zorgverzekeraars vrij in het bepalen van het tarief of zijn er nog landelijke regels?
De zorgverzekeraars stellen het pgb-tarief voor persoonlijke verzorging en verpleging vast. De hoogte van het tarief wordt voor professionele zorgverleners begrensd door de maximumtarieven in het kader van de Wet marktordening gezondheidszorg. Voor niet-professionele zorgaanbieders zal een maximumtarief bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden vastgesteld. Dit zal hetzelfde tarief zijn als nu ook voor de AWBZ en straks voor de Wlz geldt, namelijk € 20 per uur. Het voorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (Kamerstukken 33 362), bevat een bevoegdheid om die amvb vast te stellen. Zodra het voorstel tot wet verheven is, zal van die bevoegdheid gebruik gemaakt worden.
Op welke wijze gaan zorgverzekeraars informatie geven over het pgb, zodat cliënten een bewuste keuze kunnen maken voor het pgb?
De rechten en plichten van de verzekerde staan in de modelovereenkomst van de zorgverzekering die de verzekerde met de zorgverzekeraar heeft afgesloten. Op basis van de modelovereenkomst werkt de zorgverzekeraar de voorwaarden voor het Zvw-pgb verder uit. Voor het aanvragen van een Zvw-pgb stelt de zorgverzekeraar een aanvraagformulier op. Onderdeel daarvan is een formulier voor het in te vullen budgetplan. Al deze informatie vindt de verzekerde op de website van de zorgverzekeraar.
Kunt u een duidelijke en zo uitgebreid mogelijke afbakening en onderbouwing geven welke kinderen onder de Wet langdurige zorg (Wlz)en welke onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen, en waarom? Hoe, wanneer en door wie worden ouders geïnformeerd onder welk «loket» de zorg voor hun kind valt?
Bij intensieve kindzorg, dat onder de Zvw is gepositioneerd, gaat het om kinderen met complexe somatische problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij:
Specifiek gaat het om de volgende twee situaties:
Kinderen met intensieve kindzorg die onder de Zvw is gepositioneerd, worden automatisch door hun zorgverzekeraar benaderd en geïnformeerd.
Kinderen waarbij zich op zeer jonge leeftijd naast de complexe somatische problematiek of lichamelijk handicap ook een verstandelijke handicap manifesteert, kunnen tot hun vijfde levensjaar behoren tot de doelgroep voor de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening. Tot hun vijfde levensjaar ligt het accent veelal op de medische zorg en valt deze zorg daarom onder de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening. Gaandeweg verschuift het aangrijpingspunt van de medische zorg naar de gehandicaptenzorg en kan duidelijk worden dat deze kinderen vanwege hun ernstige verstandelijke handicap levenslang en levensbreed zorg nodig hebben. Als deze kinderen voldoen aan de toelatingscriteria van de Wlz, ongeacht hun leeftijd, dan vallen zij onder de Wlz en krijgen zij de zorg op grond van de Wlz.
Meervoudig complex gehandicapte kinderen met een extramurale AWBZ-indicatie met intensieve kindzorg in de leeftijdscategorie 5 tot en met 19 jaar, vallen onder het overgangsrecht «cliënten met een extramurale AWBZ-indicatie en een Wlz-profiel». De ouders van deze kinderen krijgen persoonlijk een brief waarmee zij op eenvoudige wijze toegang kunnen krijgen tot het overgangsrecht Wlz.
Valt zowel de persoonlijke verzorging als verpleging onder de Zvw bij Intensieve Kindzorg?
Ja, deze kinderen krijgen naast de verpleging, ook de voor hen benodigde persoonlijke verzorging vanuit de Zvw.
Valt er ook nog een deel onder de Jeugdwet? Zo ja, welk deel? Waaronder valt de dagbesteding?
De verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding die nodig is in het kader van intensieve kindzorg valt onder de Zvw. Het kan echter zijn dat het kind ook een andere zorgvraag heeft. Als er bijvoorbeeld begeleiding nodig is in het kader van opvoed- en opgroeiproblematiek valt dit onder de Jeugdwet. Dit zal weinig voorkomen. Waar bij IKZ vanwege de integrale aanpak is gekozen om de zorg onder de Zvw onder te brengen, is dit voor de overige vormen van hulp aan jeugdige de afweging geweest om één Jeugdwet te maken.
Hoe vindt de indicatiestelling plaats? Kunt u een uitgebreide beschrijving geven hoe dit in de praktijk in zijn werk zal gaan? Wie bepaalt uiteindelijk welke zorg daadwerkelijk nodig is?
De indicatiestelling vindt primair plaats onder verwijzing van de kinderarts in het ziekenhuis. Vervolgens stelt de kinderverpleegkundige in samenspraak met de ouders en de kinderarts een zorgplan op. Dit zorgplan is de uiteindelijke Zvw-indicatie.
Hoe ziet de bezwaarprocedure eruit?
Bij een negatieve beslissing is de op de polis van toepassing zijn de reguliere klachten- en geschillenregeling van toepassing. Dit betekent dat de verzekerde eerst een klacht indient bij zijn zorgverzekeraar, die vervolgens zijn besluit moet heroverwegen. Kan de verzekerde zich niet vinden in de beslissing van de zorgverzekeraar, dan kan de verzekerde zich wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering (SKGZ).
In hoeverre kan worden overgestapt naar een andere zorgverzekeraar indien de ouders niet tevreden zijn met de geleverde zorg en ondersteuning? Geldt in dit geval in de praktijk niet een belemmering, omdat ouders vaak ook afhankelijk zijn van hulpmiddelen en de aanvullende verzekering bij hun huidige zorgverzekeraar?
De verzekerde kan ieder jaar overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Als hij een aanvullende verzekering heeft bij zijn oude zorgverzekeraar, mag deze oude zorgverzekeraar die aanvullende verzekering op grond van artikel 120 van de Zvw niet beëindigen. Er is dus wat dat betreft geen belemmering.
Blijft de mogelijkheid van een restitutiepolis bestaan? Is een restitutiepolis straks de enige mogelijkheid met betrekking tot het pgb, in verband met niet-gecontracteerde zorgverleners vanuit zorg in natura?
Zoals in de toelichting op de tweede nota van wijziging op het voorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (Kamerstukken 2013/14, 33 362, nr. 12) is aangegeven, krijgen zorgverzekeraars de opdracht om een al bestaande mogelijkheid van restitutie in iedere polis aan te bieden. De mogelijkheid om te kiezen voor een Zvw-pgb voor verpleging en verzorging wordt daarmee zowel voor verzekerden met een naturapolis als voor verzekerden met een restitutiepolis wettelijk vastgelegd. Dit is ook gemeld in de brief van 24 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 25 657, nr. 104), het schriftelijk overleg over die brief (Kamerstukken II 2013/14, 25 657, nr. 107) en de nota naar aanleiding van het tweede verslag op voornoemd wetsvoorstel (Kamerstukken II 2013/14, 33 362, nr. 23).
Dit betekent dus dat niet alleen de restitutiepolis de mogelijkheid biedt om met het Zvw-pgb niet-gecontracteerde verpleging en verzorging in te kopen, maar dat dit ook voor de naturapolis geldt.
Onder welke wet valt straks de woningaanpassing voor een kind tot 18 jaar, en onder welke wet in geval van 18 jaar of ouder?
Kunnen ouders die voor zorg aan hun kind een pgb ontvangen ook als zorgverlener worden aangemerkt als ze zorgtaken uitvoeren voor hun kind? Zo ja, wanneer? Hoe gaat dat in zijn werk? Kunnen ouders die zorgtaken uitvoeren ten behoeve van hun kind gecertificeerd worden?
Ja, ouders kunnen ook zorgverlener zijn. Dat geldt ook voor voorbehouden handelingen als bedoeld in de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Uiteraard is het hierbij wel van belang goede afspraken te maken met de professionele zorgverlening om de kwaliteit van de zorg te borgen. In veel gevallen zal het gaan om kinderen die onder behandeling staan van een specialist en zal de specialist er in de praktijk voor kunnen zorg dragen dat de ouders voldoende geïnstrueerd zijn. Ouders zullen dus worden geïnstrueerd. Het gaat niet om certificatie. Voor de hoogte van de vergoeding van de mantelzorger, in deze casus de ouders, zal, zoals hiervoor is aangegeven een maximumtarief bij amvb worden vastgesteld dat net als bij de AWBZ en straks bij Wlz € 20 per uur zal bedragen.
Hoe wordt de vergoeding aan ouders die als zorgverlener een pgb krijgen voor de zorg voor hun kind bepaald?
Zie antwoord vraag 12.
Hoe wordt ten aanzien van het pgb omgegaan met de budgetplanning als zorg niet makkelijk te plannen is? Als er sprake is van 24/7-zorg, is er dan één budget of toch weer sprake van functies en klasse?
Hoe zal in het pgb worden omgegaan met het vrij besteedbaar bedrag en de feestdagenuitkering?
Anders dan in de AWBZ kent de Zvw geen vrij besteedbaar bedrag. De verzekerde kan de zorg waarop hij aanspraak heeft bij zijn zorgverzekeraar declareren. Dat doet hij op basis van het door de zorgverzekeraar toegekende Zvw-pgb.
Betekent het gegeven dat verpleging tijdens onderwijs vanaf 2015 onder de Zvw valt, gemeenten verantwoordelijk zijn voor begeleiding en persoonlijke verzorging op grond van de Jeugdwet? Betekent dit dat ouders te maken krijgen met een knip tussen verpleging, verzorging en begeleiding? Wie bepaalt het budget als er sprake is van een pgb? Hoe worden afspraken gemaakt?
Zorgintensieve kinderen krijgen in het kader van intensieve kindzorg (IKZ) hun verpleging en de daarbij behorende persoonlijke verzorging en begeleiding tijdens de schooluren vanuit de Zvw. Indien de ouders een Zvw-pgb wensen, moeten zij dat namens hun kind bij de zorgverzekeraar van hun kind aanvragen. De zorgverzekeraar beoordeelt de aanvraag op basis van de vastgestelde zorgbehoefte door de wijkverpleegkundige, het budgetplan en eventueel een bewust keuzegesprek.
Kunt u bovenstaande vragen ruim voor de voortzetting van de tweede termijn van het debat over de Wlz, voorzien op dinsdag 23 september a.s., beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
De relatie tussen ammoniakuitstoot en emissiearme bemesting |
|
Remco Dijkstra (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Ammoniakbeleid loopt uit de pas met metingen in het veld?»1
Ja.
Deelt u de conclusies van het Lichenologisch Onderzoeksbureau Nederland en de redactie van V-Focus, op basis van bestaande gegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en de Chemische Samenstelling Regenwater, dat er niet of nauwelijks een verband te leggen is tussen emissiearme bemesting en de stikstofuitstoot? Zo ja, hoe gaat u deze conclusies verwerken in uw beleid? Zo nee, waarom niet?
Ik deel met u het belang van een deugdelijke onderbouwing van beleid. In het voorjaar van 2013 heb ik een internationale review uit laten voeren naar de wetenschappelijke onderbouwing van het ammoniakbeleid. Hieruit bleek dat er geen twijfels zijn over de kwaliteit van de wetenschappelijke onderbouwing van het ammoniakbeleid. Daarover heb ik uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 65).
Voor de zomer kwam het signaal van het RIVM dat het verschil in trends tussen de gemeten en berekende waarde van ammoniakconcentratie in de lucht dit jaar voor het eerst significant is. Daarop heb ik de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd een quick scan op te stellen om het verschil tussen de trends te duiden. Op 21 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van deze quick scan (Kamerstuk 33 037, nr. 134).
Kunt u aangeven of de emissies die de landbouw zou uitstoten meerdere keren zijn opgehoogd? Op basis van welke informatie hebben deze keuzes plaatsgevonden? Is het gehanteerde rekenmodel door het Planbureau van de Leefomgeving sinds 1990 geactualiseerd met de wetenschap van vandaag de dag? Zo ja, wie zijn betrokken bij deze actualisatie en wat waren de conclusies? Zo nee, waarom niet?
De ammoniakemissies in Nederland worden sinds 2009 in kaart gebracht met behulp van het nationaal emissiemodel voor ammoniak (NEMA) en gerapporteerd door Emissieregistratie. Het NEMA model berekent de Nederlandse ammoniak emissies vanaf de jaren »90. (Zie ook: http://edepot.wur.nl/5140) Het verschil tussen het NEMA-model en de emissies volgens het model van het PBL dat daarvoor werd gebruikt is toe te schrijven aan verschillende aannames over de emissies door bovengronds aanwenden van mest. (Zie ook: http://edepot.wur.nl/181197).
Het NEMA-model wordt sinds 2009 voortdurend verbeterd. Dit model wordt dan ook aangepast aan de beste kennis over de werkelijkheid. Dit kan inderdaad verhogingen, maar ook verlagingen van de ammoniakemissie van bepaalde bronnen in het model als gevolg hebben. Deze actualisatie wordt gedaan door de werkgroep NEMA, die onder de CDM valt. In de CDM hebben voor dit onderwerp experts zitting van verschillende organisaties en instituten, namelijk Wageningen Universiteit, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), PBL, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Emissieregistratie.
Bent u voornemens het gesprek aan te gaan met de verschillende onderzoekers en het Planbureau voor de Leefomgeving om te bezien of er consensus gevonden kan worden over het al dan niet bestaan van een sterke relatie tussen emissiearme bemesting en ammoniakuitstoot? Zo ja, op welke termijn zal dit gesprek plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe het voornemen van de beoogde voorzitter van de Europese Commissie om de regels voor luchtkwaliteit eenvoudiger te maken zich verhoudt tot het ammoniakbeleid?2 Voelt u zich gesterkt met zijn woorden om binnen Europa te pleiten voor het loslaten van het verband tussen emissiearme mest en de ammoniakuitstoot zolang dit nog niet bewezen is en wanneer dit verband op wetenschappelijke basis wordt ontkend?
De ammoniakmaatregelen in Nederland hebben oorspronkelijk als doel de Europees afgesproken Nationale Emissie Plafonds (NEC) niet te overschrijden. Ammoniakmaatregelen zijn ook belangrijk om natuurdoelen te kunnen halen. Het is bovendien van belang dat ook onze buurlanden effectief ammoniakbeleid voeren, zodat ook de bijdrage vanuit andere landen aan de stikstofdepositie wordt teruggebracht.
Er zijn geen Europese regels die verplichten mest emissiearm aan te wenden. Nederland is vrij in de keuze van maatregelen die nodig zijn om de ammoniakuitstoot in Nederland onder het NEC-plafond te laten blijven en natuurdoelen te kunnen halen. Hoe het maatregelenpakket er precies uitziet is dus nationaal beleid.
Deelt u de opvatting dat de meetmethodes waarop de overheid en de politiek haar opinie en besluiten baseert van onberispelijke aard moeten zijn of op zijn minst niet ter discussie moeten worden gesteld? Zo ja, hoe gaat u zich inzetten om duidelijkheid te scheppen ten aanzien van de relatie tussen emissiearme bemesting en stikstofuitstoot? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De voorgenomen fusie van ANP en Novum |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Persbureau ANP neemt concurrent over»?1
Ja.
Bent u van mening dat deze overname het gevaar van een marktverstorende werking in zich heeft, in de vorm van monopoliewerking als gevolg van de geringe hoeveelheid onafhankelijke persbureau’s?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven in individuele zaken. In het algemeen is het mogelijk dat een fusie of overname op een bepaalde markt een marktverstorende werking heeft. Of dat daadwerkelijk het geval zal zijn, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. De fusie tussen het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) en Novum Nieuws is volgens de directeur van het ANP, de heer Van Nispen, noodzakelijk om het voortbestaan van Novum Nieuws te garanderen. Volgens hem zal Novum Nieuws vanaf 1 januari 2015 als «onafhankelijke entiteit» verder gaan, in nauwe samenwerking met het ANP. Die samenwerking moet de komende maanden verder worden uitgewerkt. Het is de bedoeling van de fuserende partijen dat het twee losse bedrijven blijven met een eigen redactie, directie en verkoopapparaat.
Herinnert u zich de uitspraak van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in 2011 inzake het voornemen van uitgever Wegener om BN/De Stem en PZC samen te voegen?2 Hoe beziet u in het licht van die uitspraak de overname van Novum door het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP)?
Die uitspraak is mij bekend. Het betrof een uitspraak in het kader van het concentratietoezicht van de voorganger van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Op grond van de Mededingingswet dienen de betrokken ondernemingen een voorgenomen fusie of overname te melden bij de ACM als hun omzet in het voorgaande kalenderjaar bepaalde drempels overschreed: hun gezamenlijke omzet dient meer dan € 150 miljoen te hebben bedragen en ten minste twee van de betrokken ondernemingen dienen een omzet van meer dan € 30 miljoen te hebben behaald. Deze wettelijke omzetdrempels zorgen ervoor dat het concentratietoezicht van de ACM zich alleen uitstrekt tot fusies en overnames van substantiële omvang.
De voorgenomen overname van Novum Nieuws door het ANP is volgens de ACM niet gemeld. Deze behoeft naar alle waarschijnlijkheid ook niet te worden gemeld, aangezien de betrokken omzet de meldingsdrempels niet overschrijdt. Van een onderzoek door de ACM in het kader van het concentratietoezicht kan in dat geval geen sprake zijn. Dat betekent echter niet dat een eventuele marktverstorende werking die door de overname zou ontstaan, niet aangepakt zou kunnen worden door de ACM. De ACM kan op grond van de Mededingingswet optreden tegen kartelvorming of misbruik van een economische machtspositie. Als de ACM een overtreding vaststelt, kan zij bijvoorbeeld een boete opleggen, een toezeggingsbesluit nemen of een bindende aanwijzing geven.
Gaat u de ACM verzoeken onderzoek te laten doen naar de voorgenomen overname van Novum door het ANP? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het opvolgen van een rechterlijke uitspraak inzake een klokkenluider |
|
Henk van Gerven |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Wilt u zich een mening vormen over bijgevoegde zaak?1
Deze kwestie gaat terug op een per 1 augustus 1996 geëindigd ambtelijk dienstverband. Betrokkene heeft destijds, nadat met hem een regeling was getroffen, zelf ontslag genomen. Betrokkene verwijt de Staat onrechtmatig handelen en heeft ter zake geprocedeerd bij de burgerlijke rechter. Deze oordeelde in 2005 dat sprake is geweest van aantasting van betrokkene in eer en goede naam. De Staat heeft hoger beroep tegen die uitspraak aangetekend. Betrokkene heeft echter in dit hoger beroep bij de burgerlijke rechter niet verder geprocedeerd zodat de zaak bij het gerechtshof van de rol is afgevoerd. Hij heeft vervolgens in 2011 de Staat aansprakelijk gesteld op een andere grond dan die waarover de rechtbank al had geoordeeld en in 2013 de Staat aangeschreven om tot overleg te komen. Hij claimt opnieuw schadevergoeding. Het gevraagde overleg is gestart doch heeft nog niet tot een oplossing geleid. Inmiddels verzocht betrokkene een voorschot en toen dat niet werd verleend is hij een bestuursrechtelijke procedure getart. Er loopt thans een bezwaarprocedure tegen de weigering een voorschot te verlenen. Voorts heeft betrokkene te kennen gegeven een kort geding bij de burgerlijke rechter te overwegen, eveneens om een voorschot te verkrijgen. Hangende de bezwaarprocedure is het lopende overleg even opgeschort.
Met het traject van overleg is een poging gedaan tot een (snellere) oplossing te komen. Indien betrokkene na de bezwaarfase in beroep zal gaan zullen de daarvoor geldende termijnen beslissend zijn voor de voortgang. Indien betrokkene verder overleg wil, kan dat snel worden hervat.
Bent u bereid er zorg voor te dragen dat de afhandeling van de rechterlijke uitspraak van 2005 wordt versneld en deze zaak spoedig wordt opgelost?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zorgdragen voor het overhandigen van de stukken conform de WOB-uitspraak van de rechtbank van Breda d.d. 2 mei 2007?
Met een beslissing op bezwaarschrift van 13 oktober 2008 is reeds gevolg gegeven aan de genoemde uitspraak van de Rechtbank Breda van 2 mei 2007. Daarbij zijn – in lijn met de uitspraak – ook de stukken verstrekt. Eind juni 2013 heeft betrokkene richting mijn ministerie aangegeven dat de stukken hem nooit hebben bereikt. Begin augustus 2013 zijn de nog binnen het ministerie aanwezige stukken – om betrokkene ter wille te zijn – nogmaals toegezonden.
In september 2014 is betrokkene op de hoogte gesteld van het feit dat mijn ministerie bereid is om hem volledige inzage te geven in het originele dossier, hetgeen verder gaat dan waartoe de uitspraak van de Rechtbank Breda strekt.
De radicale prediker ‘Tarik ibn Ali’ uit België die naar Gouda komt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Gert-Jan Segers (CU), Peter Oskam (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u er kennis van genomen dat de imam Tarik Chadlioui, beter bekend als Tarik ibn Ali, binnenkort naar Gouda komt om daar te prediken?1
Ja.
Op wiens uitnodiging komt deze imam naar Gouda?
Op uitnodiging van het Gezamenlijke Moskee Bestuur in Gouda
Bent u bekend met de radicale boodschappen die deze imam verkondigt?2
Ik heb kennis genomen van de boodschappen van deze imam.
Deelt u de opvatting dat voorkomen moet worden dat deze extremistische en verwerpelijke teksten van deze imam verspreid worden in Nederland?
Op dit moment hebben wij geen aanwijzingen dat deze persoon naar Nederland komt om een haatzaaiende of opruiende boodschap te verkondigen. Hij is eerder in Nederland geweest en er zijn toen geen toespraken met haatzaaiende of opruiende boodschap verkondigd. Er zijn afspraken gemaakt tussen het moskeebestuur en de lokale overheid dat er geen haatzaaiende of opruiende uitingen zullen plaatsvinden.
Het is vanuit integratief oogpunt niet wenselijk dat er boodschappen worden verkondigd die in strijd zijn met onze waarden en normen. In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme van augustus 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 253) wordt o.a. aandacht besteed aan het wegnemen van (de voedingsbodem voor) radicalisering. Tevens kunnen lokale overheden en politie, waar nodig, aanvullende maatregelen nemen om de rust en orde te handhaven. Daarbij kunnen diverse mogelijkheden worden gebruikt om dergelijke predikers te weren, bijvoorbeeld door het stellen van eisen aan de locatie of zichtbare aanwezigheid bij bijeenkomsten al dan niet van politiemensen.
In het geval dat deze persoon zich toch schuldig maakt aan haatzaaien of oproepen tot geweld met in extremistisch kader, zal er strafrechtelijk worden opgetreden.
Gaat u, zoals ook aangekondigd in uw eigen landelijke actieprogramma, deze haatzaaiende imam weren uit Gouda en zo ja, met welke middelen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of er een strafrechtelijk onderzoek naar de uitlatingen van deze imam loopt in België en hierover eventueel contact opnemen met uw Belgische ambtsgenoot?
Ik heb hierover contact gehad met de Belgische autoriteiten. Ik heb op dit moment geen informatie over een strafrechtelijk onderzoek naar deze persoon wegens zijn uitlatingen.
Zijn u meer gevallen van haatzaaiende imams uit het buitenland bekend die op korte termijn naar Nederland dreigen te komen? Zo ja, om welke imams en steden gaat het?
Op dit moment zijn bij mij geen verdere gevallen bekend.
Welke mogelijkheden bestaan er om haatzaaiende imams die beschikken over een paspoort uit een lidstaat van de Europese Unie te weren uit Nederland?
Voor personen met een paspoort uit de Europese Unie geldt binnen het Schengen-gebied vrij verkeer. Voor personen van buiten het Schengen-gebied zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten geldt dat het bestaand beleid is om personen die een bedreiging voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid vormen geen visum te verlenen. Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen, dat toegangsweigering op deze gronden alleen kan plaatsvinden indien er concrete aanwijzingen zijn dat er ernstige strafbare feiten ophanden zijn.
Afspraken tussen supermarkten over het weren van effectieve controlesystemen handhaving alcoholleeftijd |
|
Kees van der Staaij (SGP), Hanke Bruins Slot (CDA), Joël Voordewind (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kent u de uitzending van Argos over afspraken tussen supermarkten over het weren van effectieve controlesystemen voor de handhaving van de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het rapport HBSC 2013, Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland, waarin onder andere onderzoek is gedaan naar alcoholgebruik onder jongeren?2
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat supermarkten afspreken controlesystemen te weren, die mogelijk zouden kunnen bijdragen aan een effectieve handhaving van de op supermarkten rustende wettelijke plicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben, zoals eerder aangegeven, een voorstander van methoden en systemen die bijdragen aan hogere naleving door verstrekkers. Het is echter uiteindelijk aan de supermarkten zelf om te bepalen welke aanpak ze willen hanteren en hierbij spelen naast effectiviteit ook andere factoren een rol.
Klopt het dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de voorlopige conclusie heeft getrokken dat supermarkten als Albert Heijn en Jumbo onderling hebben afgesproken een systeem dat bewezen effectief op leeftijd controleert buiten de deur te houden? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, wat was dan wel de voorlopige conclusie van de ACM?
De ACM heeft mij geïnformeerd dat de signalen over mogelijk verboden afspraken voor hen aanleiding zijn geweest om in gesprek te gaan met het CBL. Op 6 oktober jl. heeft het CBL haar standpunt over leeftijdscontrolesystemen via een persbericht nader toegelicht. De ACM heeft het dossier echter nog niet gesloten. Over een eventuele afrondingsdatum is mij niets bekend.
Klopt het dat supermarkten vasthouden aan hun eigen leeftijdscontroles bij de verkoop van alcohol en tabak, terwijl daarvan gebleken is dat die onvoldoende effectief zijn? Zo ja, wat vindt u daarvan?
De norm is geen alcohol onder de 18 en het bestendigen van deze norm is in eerste instantie uiteraard van belang voor ouders en jongeren. Verstrekkers hebben hierbij echter ook een belangrijke rol, namelijk de wettelijke plicht geen alcohol te verstrekken aan minderjarigen. Ik ben daarbij terughoudend in het afdwingen van systemen en methodes die hiertoe moeten leiden. Het is aan de branche en de markt om ondernemend te zijn en te zorgen voor hogere nalevingcijfers. Ik heb om de markt hierin van dienst te zijn, verkennend onderzoek laten doen naar leeftijdsverfificatiehulpmiddelen en -systemen. Daartoe heb ik vlak voor de zomer enkele rapporten aan uw Kamer gestuurd. Bovendien blijf ik de naleving door verstrekkers monitoren. Indien supermarkten zich niet aan de wet houden en toch alcohol verstrekken aan minderjarigen is het aan de gemeenten om hierop te handhaven.
Wanneer verwacht u dat het onderzoek van de ACM naar mogelijke strijdigheid met de Mededingingswet van afspraken tussen supermarkten over het weren van bepaalde controlesystemen volledig is afgerond?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat u c.q. uw ministerie op de hoogte was van afspraken tussen supermarkten over het in de uitzending genoemde controlesysteem? Zo ja, sinds wanneer was u daarvan op de hoogte? Wat heeft u sindsdien ondernomen om een einde te maken aan deze situatie?
In de afgelopen twee jaar heeft de directeur van Ageviewer via e-mail en gesprekken aangegeven «hindermacht» en «weerstand» vanuit de supermarktbranche te ervaren ten aanzien van de implementatie van zijn systeem. Sinds het begin van dit jaar wordt van zijn kant en van de kant van een andere bij dit systeem betrokkene, aangegeven dat er sprake zou zijn van verboden afspraken. Vanuit het ministerie is naar aanleiding hiervan contact gezocht met de ACM, waarbij door de ACM destijds is aangegeven dat zij de ontwikkelingen met interesse volgden. Het ministerie is niet bekend met ongeoorloofde afspraken tussen supermarkten.
Welke afspraken zijn sinds 2000 met de branche gemaakt over verbetering van de naleving van de alcoholleeftijd, en hoe zijn die nagekomen?
Er heeft sinds 2000 geregeld contact plaatsgevonden met de branche en hierbij is gesproken over de naleving van de alcoholleeftijd, bijvoorbeeld in het Directeuren Overleg Alcohol (DOA). Hier is met supermarkten afgesproken dat ze zich inzetten voor de naleving van de leeftijdsgrenzen. Hieruit volgde o.a. dat de branche zelf drie keer per jaar, ten behoeve van hun eigen benchmark, nalevingsonderzoeken uitvoert. Tot 2014 hebben zowel producenten als de verstrekkers gebruik gemaakt van het logo geen 16 geen druppel. Bij de start van de NIX18 campagne is de uiting geüniformeerd. Het NIX logo is bij de supermarktschappen en de kassa’s zichtbaar. Good practices die leiden tot hogere naleving worden door de branche actief uitgewisseld.
De nalevingcijfers vertonen de laatste jaren vooruitgang maar u weet dat ik over de laatste gemiddelde nalevingcijfers nog niet tevreden ben.
Hoe is de recente pilot van het Directeuren Overleg Alcohol «verbetering naleving leeftijdsgrenzen Drank- en Horecawet» verlopen? Heeft deze pilot een betere naleving opgeleverd? Bent u bereid gegevens over deze pilot met de Kamer te delen?
De pilot heeft niet geleid tot betere naleving en de resultaten waren teleurstellend. Ik zal uw verzoek tot toezending van de definitieve rapportage neerleggen bij de partijen in het DOA en kom hier op terug.
Op welke wijze wilt u supermarkten bewegen om gebruik te maken van bestaande of nieuwe sluitende systemen om de alcoholleeftijd te handhaven?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u ervan dat de handhaving van de alcoholleeftijd blijft steken rond de 50%?
Een gemiddelde naleving van 50% door verstrekkers is mijn inziens onvoldoende, dit moet omhoog.
Wat vindt u van de conclusies over alcoholgebruik onder jongeren uit het rapport HBSC 2013? Welke conclusies trekt u daaruit over de noodzaak van handhaving van de alcoholleeftijd?
De meeste recente uitkomsten van de HBSC studie (HBSC: Health Behavior of School Children) laten goede resultaten zien onder middelbare scholieren in het voortgezet onderwijs en hun ouders. De onderzoekers spreken van een ware cultuuromslag. Met name onder de jongste leeftijdsgroepen (12, 13, 14 jaar) is de daling van alcoholgebruik de afgelopen twee jaar groot. En juist in die jongste groepen is de kwetsbaarheid voor middelengebruik het grootst.
Dit onderzoek werd uitgevoerd in een periode dat de leeftijdsgrens nog 16 was.
Onder de groep 16-jarigen neemt het percentage drinkers volgens de onderzoekers ook af. Maar áls ze drinken, drinken ze nog steeds gemiddeld veel.
Met de verhoging van de leeftijdsgrens en mijn inspanningen op het gebied van preventie heb ik goede hoop dat we in volgende onderzoeken zien dat ook de 16- en 17 jarigen minder gaan drinken.
Mooie onderzoeksresultaten betreffen ook de rol van de ouders. Zij steunen in overgrote meerderheid de verhoging van de leeftijdsgrenzen alcohol en tabak van 16 naar 18 jaar. Zij zijn ook strenger geworden en stellen duidelijker grenzen aan hun kinderen als het om roken en drinken gaat. Dat doen ze ook met meer zelfvertrouwen en met meer effect.
Naleving en handhaving zijn en blijven net als preventie en voorlichting onverminderd belangrijk om de nieuwe norm van niet drinken onder de 18 te versterken.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg Alcoholbeleid op 9 oktober a.s.?
Ja.
De afspraken tussen het voorgezet onderwijs en het basisonderwijs over verkapte toelatingstoetsen |
|
Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het protocol «Waterlandse overstap», waarbij het voorgezet onderwijs de intelligentietoets bekostigt van regionale basisscholen die deze toets gebruiken voor het bepalen van het schooladvies?1
Ja.
Wat is uw mening over de bekostiging van een intelligentietoets door het voorgezet onderwijs waarbij deze wordt afgenomen in het basisonderwijs om te gebruiken bij het schooladvies?
Er bestaat geen blauwdruk voor de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. Ook binnen de per 1 augustus jl. gewijzigde wet- en regelgeving2 is er de nodige ruimte voor scholen om op lokaal en regionaal niveau hierover (maatwerk)afspraken te maken. Dit helpt basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs om deze, soms ingewikkelde, overgang in goede banen te leiden. Het staat basisscholen vrij om bijvoorbeeld in de vorm van een protocol met het voortgezet onderwijs afspraken te maken over de manier waarop zij tot een weloverwogen schooladvies komen. Dit geldt ook voor de eventuele toetsgegevens die daarbij worden gebruikt. Dergelijke afspraken dragen bij aan een inhoudsrijke en «warme overdracht» van de leerlingen. Het mag echter niet zo zijn dat het voortgezet onderwijs hierover eenzijdig verplichtingen oplegt of eisen stelt aan het primair onderwijs. Het is de verantwoordelijkheid van de basisschool zelf om tot een kwalitatief goed schooladvies te komen en te besluiten welke gegevens hierbij worden gebruikt. De gegevens verkregen uit een intelligentietoets kunnen daarvan onderdeel uitmaken. Overigens baseert een basisschool het advies doorgaans op veel meer gegevens zoals het oordeel van de leerkracht over de houding, motivatie en zelfstandigheid van de leerling en de meerjarige resultaten op leerlingvolgtoetsen. Verder heb ik begrepen dat bij de «Waterlandse overstap» de intelligentietoets niet alleen door het voortgezet onderwijs wordt bekostigd, maar door het primair en voortgezet onderwijs samen.
Deelt u de mening dat dit een verkapte manier is om basisschoolkinderen eerder in het schooljaar, in weerwil van de wet over de centrale eindtoets, te toetsen door middel van een intelligentietoets gericht op het schooladvies? Zo neen, waarom zou dit wel in lijn zijn met de wet? Zo ja, wat gaat u eraan doen om het te voorkomen?
Zoals in het vorige antwoord is aangegeven, is het protocol de «Waterlandse overstap» niet in strijd met de onlangs gewijzigde wet- en regelgeving. Wat niet is toegestaan is dat de toetsgegevens die worden gebruikt om te komen tot een weloverwogen schooladvies, door het voortgezet onderwijs worden aangegrepen als grond voor de toelatingsbeslissing. Dit is immers in strijd met de wettelijke regeling waarbij het schooladvies, en niet één of meer daaraan ten grondslag liggende gegevens, leidend is voor de plaatsing in het voortgezet onderwijs.
Deelt u de mening dat het schooladvies gebaseerd moet worden op het oordeel van de leraar en dat de centrale eindtoets een objectieve second opinion vormt? Hoe kan in het vervolg worden voorkomen dat het voorgezet onderwijs het basisonderwijs misbruikt om op de beschreven wijze een verkapte toelatingstoets af te nemen?
Ja, ik deel die mening. De basisschool en de leraar gaan over hun eigen schooladvies. Daarbij kunnen op vrijwillige basis met het voortgezet onderwijs afspraken worden gemaakt over de inzichten en gegevens die hierbij worden gebruikt. De afspraken in het protocol «Waterlandse overstap» komen niet neer op een verkapte toelatingstoets. Het schooladvies is en blijft leidend voor de toelating tot het voortgezet onderwijs. Wel kan het leidende karakter van het schooladvies explicieter in dit protocol tot uiting komen.
Zijn er bij u meer schoolverbanden in het land bekend die afspraken aan het maken zijn over verkapte toelatingstoetsen?
Zoals gezegd gaat het bij «Waterlandse overstap» niet om een verkapte toelatingstoets. Ik ben momenteel niet bekend met lokale of regionale afspraken die daar wel op neerkomen.
Wat gaat u in het geval van het protocol «Waterlandse overstap» doen? Hoe bent u van plan om in te grijpen bij scholen waarbij een verkapte toelatingstoets wordt gebruikt om te selecteren voor het voorgezet onderwijs?
Ik heb contact gehad met het samenwerkingsverband VO/SVO Waterland over de «Waterlandse overstap». Men is er goed op de hoogte van de veranderde wet- en regelgeving en zal dit gebruiken in de verdere ontwikkeling van het protocol. Het schooladvies was in dit protocol al leidend en zal dat blijven. Daarnaast zal er worden gemonitord of het schooladvies van leerlingen overeenkomt met het niveau waarop leerlingen worden toegelaten tot het voorgezet onderwijs. Op deze manier krijgen alle partijen inzicht in de mate waarin de wet- en regelgeving wordt opgevolgd en kunnen scholen voor voortgezet onderwijs hier waar nodig op worden aangesproken. Ik heb wel geconstateerd dat het protocol op 2 punten aanvulling behoeft. Het leidende karakter van het schooladvies kan duidelijker worden benadrukt evenals de rol van de eindtoets als second opinion door middel van het heroverwegen van het schooladvies. Mij is toegezegd dat het protocol op deze punten wordt aangepast.
Als mij signalen bereiken over situaties waarbij er daadwerkelijk sprake is van verkapte toelatingstoetsen, dan zal ik daar actie op ondernemen, aangezien dit in strijd is met de wet- en regelgeving.
Extra maatregelen tegen autodiefstal |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Fouten in wetgeving maakt het makkelijk voor autodieven»?1
Ja.
Klopt het dat er een enorme toename is in het aantal autodiefstallen? Zo ja, kunt u die toename toelichten, aangeven hoe groot de schadepost is en aangeven hoe prominent de rol van Nederland is in de handel in gestolen auto’s?
Nee, dat klopt niet. Het aantal autodiefstallen is het afgelopen halfjaar lager dan in het eerste halfjaar van 2013. Ondanks dat er sprake is van een afname van het aantal autodiefstallen neemt het financiële verlies door deze diefstallen niet af. Dit komt omdat criminelen vooral meer jongere auto’s meenamen.
Kunt u aangeven welke prioriteit de aanpak van autodiefstal heeft ten opzichte van andere vormen van criminaliteit?
Voertuigcriminaliteit is niet een zogenoemde landelijke prioriteit, maar heeft vanzelfsprekend de aandacht van de politie, net als andere veelvoorkomende criminaliteit. Het beleid binnen de politie is er op gericht om de deskundigheid voor zowel de tactische recherche als de forensische opsporing te borgen.
Kunt u aangeven in welke mate de (online) verkoop van diefstalapparatuur zoals sleuteldupliceerders en specialistische inbraakelektronica wordt tegengegaan?
Dergelijke apparatuur wordt niet speciaal ontworpen voor criminele doeleinden maar wordt in sommige gevallen wel als zodanig gebruikt. Deze apparatuur is vrij verkrijgbaar. Het onderscheid tussen geoorloofd en ongeoorloofd gebruik en tussen wel of niet «vakmens uit de autobranche» is op voorhand niet goed te maken. Een verkoopverbod is erg lastig als niet kan worden aangetoond dat er geen enkel ander nut is voor dit soort systemen dan het uitoefenen van criminele activiteiten. Een dergelijke maatregel moet gerechtvaardigd zijn uit een bepaald dwingend belang, maar ook geschikt zijn voor het beoogde doel en proportioneel zijn. Dat voorzie ik ten aanzien van sleuteldupliceerders thans niet.
Hoe staat u tegenover het expliciet strafbaar stellen van verkoop en/of bezit van elektronische inbraakapparatuur en sleuteldupliceerders, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor vakmensen uit de autobranche en handhaving? Deelt u de mening dat zo’n maatregel kan bijdragen aan het verminderen van het aantal autodiefstallen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe staat u tegenover het opheffen van de privacybescherming van de autogegevens vanaf het moment dat een auto is gestolen?
Het signaleren van gestolen auto’s met ANPR-camera’s van de politie is op dit moment al toegestaan, en dat gebeurt ook. Kentekens van gestolen auto’s worden op een referentielijst gezet, en de ANPR-camera’s scannen automatisch of een kenteken wordt gesignaleerd dat op een dergelijke lijst staat. Dat is een zogenoemde «hit» en de betreffende gegevens komen direct beschikbaar voor de opsporing. Hits mogen, indien verzameld in het kader van een lopend onderzoek, gedurende de looptijd van dat onderzoek worden bewaard. Het beeld dat wordt geschetst in het artikel is op dit punt dus onjuist.
Voor deze vorm van signalering is vereist dat het voertuig als gestolen op de lijst staat op het moment van passeren van de camera. Kentekens die langs een ANPR-camera gaan en die niet voorkomen op een referentielijst, worden gezien als een «no-hit». Gegevens over no-hits mogen op dit moment niet worden bewaard voor de opsporing. Er ligt nu (Kamerstukken 33 542) een wetsvoorstel in de Tweede Kamer, dat ertoe strekt dat alle gesignaleerde passagegegevens, dus hits en no-hits, 28 dagen bewaard mogen worden. Dit wetsvoorstel beoogt het mogelijk te maken om bijvoorbeeld bij autodiefstal gedurende maximaal 28 dagen terug te kijken in de passagegegevens. Daarmee kun je, anders dan nu mogelijk is, zien of de gestolen auto tussen het moment van de diefstal en het plaatsen op de referentielijst, ergens gesignaleerd is.
Overigens zijn de bezwaren die zijn geuit tegen het gebruik van ANPR, waar in het artikel naar wordt verwezen, overwegend gericht tegen het bewaren van de no-hits, en niet van de hits.
Ziet u naast de in het artikel genoemde maatregelen nog andere mogelijkheden om autodiefstal en -handel tegen te gaan? Zo ja, welke?
In de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (AVc), geven partijen (Verbond van Verzekeraars, RAI, BOVAG, TLN en ARN) en publieke partijen (politie, OM, Dienst Wegverkeer) aansturing aan een constructief meerjarenprogramma voor de aanpak van voertuigcriminaliteit. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt het AVc financieel en de politie detacheert medewerkers.
Deelt u de zienswijze dat hier een overeenkomst bestaat met de al eerder aangekaarte (online) verkoop van opvoermateriaal voor brommers en scooters, waarvan u heeft aangegeven het te willen bestrijden? Kunt u aangeven hoe het daarmee staat?
Ik heb laten onderzoeken of een (nationaal) verkoopverbod voor opvoersets mogelijk is. Aangezien opvoersets ook kunnen worden gebruikt voor voertuigen waarmee niet op de openbare weg wordt gereden is het moeilijk, zo niet ondoenlijk, om een verbod zodanig vorm te geven dat dit niet in strijd is met het Europees recht. Het Hof van Justitie van de EU heeft bij arrest van 18 november 2010 (zaak C-142/09) bepaald dat het algemene verbod in België «op de verkoop of het gebruik van uitrustingen waarmee het vermogen en/of de snelheid van bromfietsen [...] kan worden verhoogd» te ver ging. Het lijkt dus onmogelijk om sleuteldupliceerders of opvoersetjes echt te verbieden, aangezien die instrumenten niet alleen voor illegale, maar ook voor legale doeleinden te gebruiken zijn.
Dat neemt niet weg dat ik graag met de branche en samenwerkingspartners in gesprek ga om te verkennen welke andere mogelijkheden er zijn om dit probleem aan te pakken.
Een oplossing voor de massale toestroom van asielzoekers |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Teeven zoekt dringend en overal opvangplekken»?1
Ja.
In hoeverre erkent u inmiddels dat het Nederlandse asielsysteem niet toereikend is voor de aanhoudende massale instroom van asielzoekers en drastisch moet worden herzien?
Hoewel duidelijk is dat de huidige hoge asielinstroom de betrokken organisaties en partijen in en bij de vreemdelingenketen voor belangrijke uitdagingen stelt, deel ik niet het oordeel dat het Nederlandse asielsysteem niet toereikend is.
Dat neemt niet weg dat, zeker in Europees verband, verbeteringen mogelijk en nodig zijn.
Er wordt in Europees verband samengewerkt om te zorgen dat asielzoekers in alle landen dezelfde kansen en voorzieningen hebben, zodat sommige landen, zoals Nederland, niet disproportioneel belast worden. Ook is er nadrukkelijk aandacht voor de versterking van bescherming en opvang in de regio.
Het kabinet is alert op tekenen van fraude, misbruik en mensensmokkel. De maatregelen die zijn ingezet toen de Eritrese instroom piekte, worden, waar toepasbaar op andere nationaliteiten, opnieuw toegepast. Het Kabinet staat er evenwel voor dat personen die bescherming nodig hebben, deze bescherming ook daadwerkelijk krijgen.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet teneinde asielzoekers die in Nederland aan de deur kloppen, op te vangen in andere landen, zoals andere landen ook bijvoorbeeld hun gevangenen in Nederland onderbrengen?
Asielzoekers, waarvoor Nederland verantwoordelijkheid draagt, opvangen in andere landen is in acute noodsituaties voorstelbaar. Dat zou aan de orde kunnen zijn wanneer het voor een korte periode niet mogelijk is om voldoende verantwoorde opvangplekken binnen Nederland te vinden. Als algemeen uitgangspunt acht ik het opvangen in andere landen echter niet opportuun of wenselijk. Het feitelijk vormgeven van de asielprocedure terwijl de asielzoeker zich buiten Nederland bevindt, zal logistiek lastiger zijn. Ook het garanderen van de benodigde basisvoorzieningen, waaronder medische zorg, inclusief de bijbehorende informatie-uitwisseling, zou in die situatie een grote inspanning vergen, waarbij ook heldere afspraken nodig zijn over ieders verantwoordelijkheid.
Wat is de reden dat u weigert in EU-verband met de vuist op tafel te slaan teneinde een Nederlandse opt-out af te dwingen op het gebied van immigratie en asiel?
Deze vraag is recent al door dezelfde vraagstellers gesteld. Het antwoord op die vraag is ongewijzigd2. Nog los van de feitelijke mogelijkheden daartoe en de overige consequenties daarvan, zie ik daartoe op grond van de inhoud van het migratiedossier geen aanleiding. Het migratiedossier, en ook het terugkeerdossier daarbinnen, is bij uitstek een dossier dat niet goed binnen de eigen landsgrenzen kan worden opgelost of vormgegeven. Juist een gezamenlijke Europese inzet is essentieel om tot (deel) oplossingen te komen.
Beschermingsbewind en het toezicht daarop door de kantonrechter |
|
Michiel van Nispen |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat er sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal malen dat beschermingsbewind wordt uitgesproken? Kunt u hierover cijfers verstrekken? Wat zijn hier volgens u de oorzaken van?
Voor de beantwoording van de gestelde vragen heb ik navraag gedaan bij de Raad voor de rechtspraak (hierna te noemen: de Raad). Er is sprake van een gestage toename van beschermingsbewindzaken. Te zien is dat het aantal verzoekschriften tot bewind of over bewind in de periode 2009 t/m 2013 met circa 7.000 per jaar toenam. Overigens namen curatele en mentorschap ook toe.
In lijn daarmee is de toename van het aantal handelingen en beslissingen over het beheer in geval van bewindvoering.
Een groot deel van de toename is het gevolg van de toename van schuldenbewinden, dat wil zeggen beschermingsbewinden die worden uitgesproken wegens problematische schulden. In de situatie dat beide gronden voor onderbewindstelling zich voordoen (geestelijke of lichamelijke toestand én problematische schulden), kiezen kantonrechters in de praktijk vaak voor de grond geestelijke of lichamelijke toestand, indien zij voorzien dat beschermingsbewind ook na het verdwijnen van de problematische schulden noodzakelijk zal blijven.
Uit de Monitor WSNP 2013 blijkt dat een deel van de burgers dat voorheen aanspraak kon maken op (wettelijke) schuldhulpverlening in plaats daarvan of gelijktijdig schuldenbewind aanvraagt.
Factoren die bijdragen aan de toename van het aantal schuldenbewinden zijn de huidige economische situatie, de vergrijzing, de aanscherping van de regels bij bijvoorbeeld banken en zorginstellingen en de versobering van andere regelingen waarmee hulp werd geboden aan mensen die zelf niet meer uit hun financiële problemen komen.
Wat zijn in de praktijk de gevolgen voor de kantonrechters bij de rechtbanken van deze toename, in samenhang met de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap (Stb. 2013, nr. 414), waarin kwaliteitseisen zijn opgesteld voor professionele bewindvoerders en het toezicht daarop door kantonrechters is aangescherpt?
Met de invoering van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap1 zijn er o.a. de volgende werkzaamheden voor de kantonrechters en ondersteuning bijgekomen:
Deze wet is nog niet volledig in werking getreden. Het grootste deel is per 1 januari 2014 en het deel aangaande de kwaliteitseisen is per 1 april 2014 in werking getreden. Een deel over de beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren moet nog in werking treden. Het is naar mijn idee nog te vroeg om een oordeel over de gevolgen van deze wet in de praktijk voor kantonrechters te vellen.
Het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI) richt zich onder meer op toezicht op bewindvoerders, curatoren en mentoren. Binnen dit programma wordt onderzocht hoe werkprocessen uniformer en efficiënter gemaakt kunnen worden, onder meer om de werklast van de toezichthoudende rechters en andere bij het toezicht betrokken medewerkers van de Rechtspraak te kunnen verminderen.
Hoeveel kantonrechters houden zich per gerecht bezig met het toezicht op professionele bewindvoerders? Hoeveel (al dan niet administratieve) ondersteuning hebben zij? Hoeveel lopende «bewinddossiers» dienen zij te controleren?
De Raad beschikt niet over een registratie van het aantal medewerkers dat zich hiermee bezighoudt en voor welk deel van de tijd. Een globale inventarisatie leidt tot de volgende schattingen.
Het aantal lopende bewinddossiers bedraagt momenteel circa 230.000, waarvan ongeveer 70.000 bewinddossiers van 1.600 professionele bewindvoerders en ongeveer 160.000 bewinddossiers van niet-professionele burgerbewindvoerders.
Circa 25 (FTE) kantonrechters houden daarop toezicht. De kantonrechters worden daarbij ondersteund door ruim 220 FTE aan juridische en administratieve medewerkers.
Bent u bekend met het feit dat het aantal dossiers dat gecontroleerd dient te worden zo hoog is geworden dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de kwaliteit daarvan? Is het verantwoord dat er uitzendkrachten ingezet worden voor het controlerende werk?
De toename van het aantal dossiers is groot. Het vergt van de rechtbanken een behoorlijke inspanning om deze dossiers te controleren. Werkzaamheden als eenvoudige controles kunnen door de kantonrechter worden gedelegeerd aan administratieve of juridisch medewerkers. In verband met het wegwerken van achterstanden bij de beoordeling van rekeningen en verantwoordingen wordt in de praktijk regelmatig gekozen voor inschakeling van extra tijdelijke arbeidskrachten, zoals uitzendkrachten en stagiaires. Dat hierbij naar geschiktheid voor het opgedragen werk wordt gekeken spreekt voor zich. De eindverantwoordelijkheid blijft bij de kantonrechter.
Bent u bereid over de werkdruk en de kwaliteit van het toezicht in gesprek te treden met de kantonrechters (via de Expertgroep Curatele, Bewind en Mentorschap en het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) en de Raad voor de Rechtspraak en te beoordelen of aanvullende maatregelen en/of middelen noodzakelijk zijn om de kwaliteit van het toezicht te garanderen?
Ik overleg periodiek met de Raad en word regelmatig op de hoogte gebracht van de bevindingen van de expertgroep curatele, bewind en mentorschap. De werkdruk en de kwaliteit van het toezicht vormen daarbij een punt van aandacht.
Wordt er bij alle rechtbanken bij de jaarlijkse controle van de rekening en verantwoording per (professionele) bewindvoerder in kaart gebracht wat de tekortkomingen zijn en of deze structureel zijn, zodat de bewindvoerder hierop kan worden aangesproken? Zo nee, waarom niet?
De bewindvoerder legt jaarlijks rekening en verantwoording af aan de rechthebbende ten overstaan van de kantonrechter. Volgens de Raad zal doorgaans worden gesignaleerd of professionele bewindvoerders structureel fouten maken in de rekening en verantwoording. Dit wordt meegenomen in de accountgesprekken die met bewindvoerderskantoren worden gehouden. Indien bewindvoerderskantoren structureel «onder de maat» blijven presteren, leidt dat uiteindelijk tot ontslag in alle zaken.
Bent u bekend met het feit dat het bezoek door een kantonrechter aan een bewindvoerderskantoor als onderdeel van een onderzoek naar deze bewindvoerder, waarvan de verdenking is gerezen dat er veel tekortkomingen zijn zoals uiterst gebrekkige verantwoording of er zelfs sprake kan zijn van frauduleuze praktijken, niet wordt gefinancierd? Waarom niet? Deelt u de mening dat bij een dergelijk bezoek juist veel aan het licht kan worden gebracht en dit derhalve juist gestimuleerd zou moeten worden?
De bekostiging van de gerechten en gerechtshoven verlopen via de Raad en vindt grotendeels plaats door middel van outputfinanciering, dat wil zeggen het aantal behandelde zaken vermenigvuldigd met een gemiddelde prijs per zaak.
Bij deze outputfinanciering van mijn ministerie naar de Raad gaat het om tien verschillende productgroepen, grofweg te onderscheiden naar sector (civiel, straf, bestuur) en institutie (rechtbank, gerechtshof).
Een bezoek van een kantonrechter aan een bewindvoerderskantoor maakt deel uit van de toezichtprijs per zaak en wordt niet apart gefinancierd.
Zijn de maatregelen om te voorkomen dat bewindvoerders die ontslagen zijn door een kantonrechter in een ander arrondissement aan de slag gaan waterdicht?1 Is er niet toch reden het instellen van een zwarte lijst te overwegen, dan wel het instellen van een witte lijst zoals bij de bewindvoerders uit de Wet schuldsanering natuurlijke personen, waar men van geschrapt zou kunnen worden bij ontslag door een kantonrechter?
Een zwarte lijst dient te voldoen aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)3. Het werken met een dergelijke lijst levert extra werklast op voor de Rechtspraak in verband met de mogelijkheid om bezwaar te maken, de mogelijkheid om te verzoeken om van de lijst te worden verwijderd, etc.
De Raad schetste mij de navolgende werkwijze. Onder de nieuwe wet zal een professionele bewindvoerder jaarlijks een door de kantonrechter van de vestigingsplaats van het bewindvoerderskantoor goedgekeurde accountantsverslag moeten kunnen overleggen. Als deze bewindvoerder bij de eigen rechtbank is ontslagen in al zijn zaken, zal hij een dergelijke goedkeuring niet kunnen overleggen. Verder vindt er tussen kantonrechters informele informatie-uitwisseling plaats. Denkbaar is ook dat bij een massaontslag – dat wil zeggen als de bewindvoerder als onvoldoende wordt beoordeeld – hiervan mededeling wordt gedaan aan alle arrondissementen, dat de bevoegdheid om bewindvoerder te zijn/te blijven is ontnomen. Datzelfde geldt bij het niet (langer) voldoen aan de kwaliteitseisen uit de algemene maatregel van bestuur4. Ik zie geen aanleiding om een zwarte of witte lijst te overwegen. De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap is nog geen jaar in werking. Ik wil eerst bezien hoe de wetswijzigingen in de praktijk hun beslag krijgen.
Is het inmiddels staande praktijk dat de hoogte van de beloning voor professionele bewindvoerders slechts afhankelijk is van het al dan niet voldoen aan de kwaliteitseisen en dat het lidmaatschap van een brancheorganisatie hierbij geen rol meer speelt? Zo ja, op welke wijze is dit georganiseerd?
Voor inwerkingtreding van het Besluit Kwaliteitseisen golden er op basis van de Landelijke aanbevelingen meerderjarigenbewind van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) twee beloningstarieven voor professionele bewindvoerders, het gewone tarief en het hogere tarief voor de professionele bewindvoerders die lid waren van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) of konden aantonen dat zij aan dezelfde kwaliteitseisen voldeden als de leden van BPBI. Het hogere tarief werd gerechtvaardigd doordat een kantoor extra investeringen moest doen om aan de Kwaliteitsverordening van de BPBI te voldoen en er een waarborg was voor de kwaliteit. Sinds 1 april 2014 is het Besluit Kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren van kracht5. Een Ministeriële regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is in voorbereiding. Tot de inwerkingtreding van deze regeling hanteren kantonrechters als uitgangspunt dat de professionele bewindvoerder het hogere tarief in rekening mag brengen als hij zijn eigen verklaring en het verslag van de accountant (zoals bedoeld in het Besluit Kwaliteitseisen) heeft ingeleverd bij de rechtbank in wiens rechtsgebied hij zijn hoofdvestiging heeft, en daaruit blijkt dat hij aan de kwaliteitseisen voldoet.
Bent u bekend met het feit dat het voor professionele bewindvoerders vaak niet eenvoudig is aan het voorschrift te voldoen dat de bewindvoerder voor iedere rechthebbende een rekening bij de bank opent en aanhoudt, omdat banken hier vaak niet aan meewerken of slechts bij aanvullende voorwaarden zoals het lidmaatschap van een brancheorganisatie? Wat vindt u hiervan? Mag een bank deze lidmaatschapseis wel stellen? Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de banken en hen hier zo nodig op aan te spreken?
De Minister van Financiën is in gesprek met de brancheverenigingen van bewindvoerders en banken over waar de knelpunten zitten bij het openen van een bankrekening door een bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende. Het overleg verloopt constructief. Knelpunten zitten niet in de toepasselijke regelgeving. Deze regelgeving schrijft ook geen lidmaatschapseis voor. Sinds 1 april 2014 is het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren van kracht. Op grond hiervan moeten beschermingsbewindvoerders die drie of meer personen onder hun hoede hebben, aan eisen inzake integriteit, opleiding en bedrijfsvoering voldoen. Een accountant brengt jaarlijks verslag uit over het voldoen aan de eisen. Ik zie geen reden voor banken om aan een beschermingsbewindvoerder die aantoonbaar aan genoemde eisen voldoet, al bij voorbaat medewerking te weigeren omdat hij geen lid is van een branchevereniging. Ik heb echter wel begrip voor het feit dat banken in het kader van hun cliëntenonderzoek om identificerende documentatie vragen over de bewindvoerder en dat in dat kader, in voorkomend geval, gevraagd kan worden naar bijvoorbeeld het lidmaatschap van een branchevereniging.
Welke plannen zijn er in het kader van het programma Kwaliteit En Innovatie (KEI) ten aanzien van het toezicht op de bewindvoerders? Maakt van deze plannen ook onderdeel uit dat bewindvoerders op termijn gegevens met betrekking de door hen af te leggen rekening en verantwoording digitaal aan zullen leveren? Kunt u uw voornemens op dit gebied toelichten?
De plannen in het kader van KEI-toezicht zien zowel op de (landelijke) organisatie van de Rechtspraak als toezichthouder als op de digitalisering van de toezichtsdossiers. Deze plannen betreffen het toezicht bij zowel faillissementen, schuldsaneringen als bewinden mentoraat en curatele. Onderdeel van de plannen van KEI-Toezicht is o.a. het door middel van het vaker inzetten van digitale controles verbeteren van de kwaliteit van bijvoorbeeld de boedelbeschrijvingen en de jaarlijks aan te leggen rekening en verantwoording bij bewind en curatele. Dit draagt ook bij aan uniformiteit in de afwikkeling.
Euthanasie bij Belgische tbs'ers |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Belgische tbs'er mag euthanasie plegen omdat hij niet de juiste zorg krijgt»1 en «Inwilliging euthanasievraag tbs’er leidt tot meer verzoeken»?2
Ja.
Op welke wijze wijkt de manier waarop personen die in Nederland tbs in een longstay afdeling ondergaan af van de Belgische manier van omgang met dergelijke personen?
In Nederland behouden tbs-gestelden die op een longstay-afdeling verblijven perspectief op resocialisatie, ook als dat op korte termijn niet aan de orde is. Hiertoe wordt ieder drie jaar een herbeoordeling van de plaatsing uitgevoerd. Deze onafhankelijke toets vormt samen met de zorg in de longstay-tbs en de blijvende aandacht voor een mogelijke terugkeer naar de samenleving een belangrijke garantie om te voorkomen dat de longstay een per definitie onomkeerbaar en daarmee perspectiefloos traject wordt. Deze toets staat naast de tweejaarlijkse verlengingszitting, waarbij de rechter zich uitspreekt over de voortzetting van de tbs-maatregel. Daarnaast komen longstay-gestelden in aanmerking voor begeleid verlof, mits is vastgesteld dat zij een lage beveiligingsbehoefte hebben. Dit verlof heeft als doel de kwaliteit van leven te verhogen.
Weet u of er vanwege een daadwerkelijk gebrek aan een goede behandeling in een op tbs gelijkende setting er in België gedetineerden zijn die euthanasie boven detentie verkiezen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat dat? Zo nee, wilt u via uw Belgische collega deze informatie verkrijgen en met de Kamer delen?
Naast de betreffende persoon ben ik niet bekend met andere Belgische gedetineerden die euthanasie boven detentie verkiezen. Ik zie geen aanleiding dergelijke gegevens op te vragen.
Deelt u de mening dat het binnen het Nederlands tbs-regime onwenselijk is dat tbs'ers door een daadwerkelijk gebrek aan adequate behandeling voor euthanasie zouden moeten kiezen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening. Humane tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel is een fundament van het Nederlandse tbs-stelsel, naast kernbegrippen als maatschappelijke veiligheid en resocialisatie.
Zijn u in Nederland gevallen bekend van gedetineerden of tbs'ers die vanwege een ondraaglijk lijden dat voortkomt uit de wijze waarop zij gedetineerd zijn of behandeld worden, euthanasie wensen? Zo ja, is er op dergelijke gronden al euthanasie verleend en in hoeveel gevallen?
Nee, er zijn mij geen personen bekend die op dergelijke gronden een euthanasieprocedure zijn gestart.
Zijn er vanuit Nederland juridische barrières om Belgische tbs'ers in Nederland in een tbs-kliniek op te nemen? Zo ja, waaruit bestaan die barrières? Waarin verschilt het opnemen van Belgische gevangenen in Nederlandse gevangenissen in juridische zin van het opnemen van Belgische tbs'ers in Nederlandse instellingen?
Een behandeling in Nederland van Belgische geïnterneerden kan alleen met een daaraan ten grondslag liggend verdrag. Het verdrag dat het mogelijk maakt om Belgische veroordeelden in Nederland te detineren, voorziet hier niet in. Dit verdrag sluit zedendelinquenten, geweldplegers en geïnterneerden juist uit van overplaatsing naar Nederland. Andere juridische knelpunten doen zich voor rondom de resocialisatie en de mogelijkheid van het praktiseren van verlof in Nederland. Het Nederlandse verlofstelsel, zoals vastgelegd in beleid, wet- en regelgeving met betrekking tot de tbs-maatregel, voorziet in een uitgebalanceerd stelsel van checks and balances om de veiligheid tijdens het verlof en de resocialisatie te garanderen.
Is er vanuit de Belgische autoriteiten ooit een verzoek tot overname van een Belgische tbs'er gedaan of is daar op een andere wijze contact over geweest? Zo ja, wat was de aard van dat verzoek of contact en wat de Nederlandse reactie daarop?
Door de Belgische autoriteiten is geen verzoek gedaan tot overplaatsing van de betreffende gedetineerde naar Nederland. Wel heb ik met mijn ambtgenoot hierover kort overleg gevoerd.
Acht u het vanuit humanitair oogpunt gepast om daar zelf, desnoods informeel, contact met uw Belgische collega over op te nemen? Zo ja, gaat u dat dan ook doen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In samenwerking met Nederlandse deskundigen werkt België momenteel aan een uitbreiding van hun forensisch psychiatrische capaciteit. Mijn Belgische collega is dus bekend met het Nederlandse tbs-systeem en de beschikbare expertise hier te lande. Vanuit de Belgische autoriteiten is geen verzoek gedaan tot uitbreiding van de samenwerking, bijvoorbeeld in de casus van de betreffende geïnterneerde.
Acht u het wenselijk om in Europees verband, bijvoorbeeld in het kader van een JBZ-raad, te peilen in hoeverre er problemen bestaan met het behandelen van tbs'ers in de lidstaten en in hoeverre daar in het kader van Europese justitiële samenwerking verbetering kan worden aangebracht? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie geen reden om in EU-verband de behandeling van tbs-gestelden aan de orde te stellen. De lidstaten kiezen zelf de wijze waarop zij hun strafrecht en sanctiestelsel vormgeven, inclusief de behandeling van forensisch psychiatrische patiënten. De stelselverantwoordelijkheid ligt in handen van België en haar Ministerie van Justitie. Nederland kan geen verantwoordelijkheid nemen voor uitvoeringsproblemen van in dit geval de Belgische interneringsmaatregel. De lidstaten worden periodiek en eventueel ook ad hoc bezocht door het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (CPT) dat de voorzieningen voor o.a. forensische patiënten beoordeelt en daarover aanbevelingen doet als er tekortkomingen zijn geconstateerd. Bij het doorvoeren van verbeteringen kunnen de lidstaten uiteraard de expertise van andere lidstaten of organisaties inroepen.
De gevolgen van de stroomlijning van de toelatingsprocedures |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat sinds 1 april 2014 bij een aanvraag voor asiel of voor een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ongevraagd en op eigen initiatief alle mogelijke humanitaire gronden meetoetst, ook al waren die (nog) niet aan de orde en zijn die niet door de aanvrager genoemd?
Klopt het dat als de vreemdeling later alsnog een verblijfsvergunning vraagt met een verblijfsdoel dat eerder ongevraagd is getoetst, de latere aanvraag altijd wordt aangemerkt als een opvolgende aanvraag?
Klopt het dat dit ook het geval is als ten tijde van de eerste aanvraag de reden voor het latere verblijf nog niet bestond, zoals in geval van een ziekte die is ontstaan of ontdekt na de eerste procedure, waarvoor medische behandeling noodzakelijk was, of een situatie van uitbuiting of mensenhandel die pas heeft plaatsgevonden na de eerste procedure?
Klopt het dat volgens de nieuwe normen van gefinancierde rechtsbijstand, de opvolgende aanvraag in een geval als genoemd in vraag 3, de vergoeding van rechtsbijstand bij een afwijzing is beperkt tot 2 punten (circa 210 euro)? Zo ja, erkent u dat dit een grote drempel kan opwerpen voor de vreemdeling om een advocaat te vinden?
Bij afwijzing van een vervolgaanvraag asiel is de vergoeding inderdaad beperkt tot 2 punten. De bedoeling van deze maatregel is om het stapelen van nodeloze procedures tegen te gaan. Indien de aanvraag zinloos is, zal de advocaat de cliënt adviseren geen aanvraag in te dienen. Bij de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ontvangt de advocaat de volledige vergoeding als de vreemdeling in het gelijk wordt gesteld. In geval van een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier ontvangt de rechtsbijstandverlener al geruime tijd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria geen toevoeging.
Aangezien in asielzaken de coördinatie door de raad voor rechtsbijstand wordt gedaan, komt het in de praktijk niet voor dat een asielzoeker geen advocaat zal kunnen vinden.
Op welke wijze heeft u onderzocht of er voldoende gekwalificeerde advocaten zullen zijn die in deze procedures rechtsbijstand zullen kunnen verlenen? Heeft u daarbij onderzocht hoeveel uren advocaten gemiddeld besteden aan de bezwaar- en beroepsprocedure?
De maatregel is voordat hij in werking trad getoetst in een zogenaamde «ex ante uitvoeringstoets». Noch uit deze ex ante uitvoeringstoets, noch uit contacten met de raad voor rechtsbijstand is gebleken dat er onvoldoende gekwalificeerde advocaten zijn om rechtsbijstand te verlenen aan vreemdelingen, ook als zij een tweede of volgende aanvraagprocedure starten. Meer in het algemeen is het aantal rechtsbijstandverleners dat op toevoegbasis werkt wederom gestegen in 2013.1 Ook in 2014 is door de raad voor rechtsbijstand geen daling waargenomen van het aantal advocaten dat deelneemt aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.
De gemiddelde uurbesteding van de advocaat is in het kader van dit programma niet nader onderzocht, maar is gebaseerd op het huidige puntensysteem in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Doel van het programma was immers het stapelen van procedures tegen te gaan, hetgeen een lagere vergoeding rechtvaardigt. Aan de rechtsbijstandverlener wordt in beginsel voor de behandeling van een tweede of volgende asielaanvraag een vergoeding toegekend gebaseerd op 7 punten. Voor de behandeling in beroep ontvangt de advocaat 8 punten en in hoger beroep 5 punten.
Artikel 13 van het Europeees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden vereist toegang tot een effectief rechtsmiddel; bent u van mening dat in dit soort zaken bijstand door een advocaat in de bezwaar- en beroepsfase noodzakelijk is om van een effectief rechtsmiddel te kunnen spreken?
De toegang tot een effectief rechtsmiddel dient onder het EVRM gewaarborgd te zijn. Het EHRM overweegt in zijn jurisprudentie dat het recht op een effectief rechtsmiddel niet inhoudt dat artikel 13 van het EVRM een recht op gratis rechtsbijstand garandeert. De ingevoerde gedifferentieerde vergoedingensystematiek voor de rechtsbijstandverlener biedt nog steeds gratis rechtsbijstand aan vreemdelingen die opvolgende (asiel)procedures starten.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat niet meer ambtshalve allerlei reguliere verblijfsgronden worden meegetoetst als daarop geen beroep is gedaan of als de situatie van de vreemdeling daartoe geen aanleiding geeft? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Het ambtshalve meetoetsen van humanitair- reguliere aanvragen vormt de kern van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (PST) waar uw Kamer in meerdere brieven en debatten over is geïnformeerd2 en waarmee uw Kamer heeft ingestemd. PST is gefaseerd ingevoerd, waarbij de laatste maatregelen op 1 april 2014 in werking zijn getreden. De centrale doelstelling van PST was om vreemdelingen snel duidelijkheid te geven en het stapelen van procedures tegen te gaan. Dit wordt bewerkstelligd door snelle en volledige dossieropbouw in de eerste procedure, waardoor bij eventuele tweede en volgende procedures zeer snel beslist kan worden. Het ambtshalve meetoetsen van humanitair-reguliere gronden vormt hier een essentieel onderdeel van.
Het interview met Martin Christie (Bettercoal) waarin hij pleit voor een behoedzame kolendialoog met Colombia |
|
Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Martin Christie (Bettercoal) pleit voor behoedzame kolendialoog met Colombia. «Niet met opgeheven vinger zwaaien»?1
Ja.
Kunt u de Kamer informeren over de eerste assessments van kolenmijnen in Colombia, die op dit moment plaatsvinden bij onder meer één van de mijnen van Drummond? Wie voert de audits uit? Zijn deze audits volgens u voldoende onafhankelijk en diepgravend opgezet?
Voor invulling en versterking van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in de steenkoolketen hebben internationaal opererende energieproducenten begin 2012 het initiatief Bettercoal opgericht. Eind augustus heeft Bettercoal zijn eerste site-assessment afgerond. Deze vond plaats bij Drummond, in de mijnen Pribbenow en El Descanso in het gebied Cesar. De audit werd uitgevoerd door het bedrijf ERM Certification and Verification Services. Volgens Bettercoal besteedden vier onderzoekers van dit bureau vijf dagen in het veld met het spreken van managementleden, uitvoerders, contractanten en verschillende stakeholders als: lokale bevolkingsgroepen, burgemeesters, NGO’s, lokale autoriteiten en lokale priesters.
Bettercoal audits kunnen door verschillende organisaties worden uitgevoerd. Op dit moment heeft Bettercoal negen organisaties geselecteerd: Achilles Ltd, Ernst & Young, ECSI, LLC, ERM Certification and Verification Services Limited, Golder Associates, Green Horizons Environmental Consultants Limited, Resource Consulting Services Limited, Synergy Global Consulting Ltd en Wardell Armstrong International. De evaluatoren werken voor onafhankelijke en professionele organisaties die bekend zijn met zowel mijnbouw als de relevante standaarden, zoals de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights.
Bij de assessments worden mijnen getoetst op de tien richtlijnen van de Bettercoal Code. Daarnaast werkt Bettercoal met een standaard assessment procedure, waarin voor zowel de mijn als de evaluator het proces van begin tot eind wordt beschreven. Tenslotte heeft Bettercoal ook nog Assessment Guidelines opgesteld. Deze richtlijnen bieden de auditors sturing bij het uitvoeren van het assessment. Zo geven ze aan welke bewijsstukken, processen en systemen voldoen aan de Bettercoal Code en wat voor interviews en observaties een goede indicatie geven van feitelijk gedrag.
Op welke wijze kunnen de resultaten van de audits die worden opgezet en uitgevoerd in het kader van de kolendialoog met Bettercoal meegenomen worden bij de opstelling van het Energieconvenant met de Nederlandse energiebedrijven, welke op 1 oktober afgerond moet zijn?
De energiebedrijven voeren via Bettercoal onafhankelijke audits uit bij steenkoolmijnen waar de leden van Bettercoal hun steenkool betrekken. De resultaten van de audits worden gedeeld met de leden van Bettercoal, waaronder de energiebedrijven die werken aan het convenant. De uitkomsten van deze audits worden gebruikt om verbeterprogramma’s op te stellen voor de steenkoolmijnen. De energiebedrijven geven aan dat zij op basis van deze informatie keuzes in hun bedrijfsvoering maken.
Het convenant beoogt om de milieu en arbeidsomstandigheden in de steenkoolketen voor de toekomst structureel te verbeteren. Dit betekent dat het convenant meer is dan uitsluitend een opsomming van voorgenomen activiteiten naar aanleiding van (de eerste) audits van Bettercoal.
Kunt u aangeven aan welke voorwaarden een inclusieve stakeholderdialoog volgens u moeten voldoen? Bent u van mening dat het steenkoolconvenant op een inclusieve wijze tot stand komt? Zo nee, waarom niet en welke stappen kunnen worden gezet om te zorgen voor een inclusief proces? Zo ja, waaruit blijkt dit volgens u?
In zijn advies IMVO-convenanten van 25 april jl. stelde de SER dat er bij het opstellen van IMVO-convenanten ruimte nodig is voor maatwerk ten aanzien van de inhoud en de vorm van de afspraken, de betrokken partijen en de geschillenbeslechting. Dit vanwege de specifieke context van verschillende sectoren. Ook adviseerde de SER stakeholders te betrekken bij het opstellen van IMVO-convenanten.
De maatschappelijke organisaties zien voor zichzelf verschillende rollen weggelegd. Sommige organisaties willen langdurig meedenken en meewerken, zij kunnen partij worden bij een convenant. Andere organisaties willen wel in gesprek, maar zien een expliciete samenwerking niet zitten. Zij kiezen liever voor een adviesfunctie. Daarnaast zijn er organisaties die het proces van buitenaf kritisch volgen en aandacht genereren voor bepaalde aspecten. Al deze rollen zijn waardevol en hebben een andere plek in het proces van het opstellen van IMVO-convenanten.
De ontwikkeling van het convenant over de steenkoolketen kent een lange voorgeschiedenis. In dit proces zijn veel partijen het vertrouwen in elkaar kwijtgeraakt. Dat betreur ik. Ik geloof dat convenanten het best tot stand kunnen komen vanuit een directe dialoog. Mijn uitgangspunt is dat bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere relevante stakeholders hun krachten bundelen. De Nederlandse overheid biedt daarvoor een platform en waar nodig ondersteuning. In de opstelling van het onderhavige convenant hebben mijn ambtenaren en ik de afgelopen maanden meerdere malen met zowel energiebedrijven, mijnbouwbedrijven als maatschappelijke organisaties overlegd. Dit gebeurde zowel in groepsverband als individueel. Ook de energiebedrijven hebben op individuele basis contact gehad met maatschappelijke organisaties. Daarnaast hebben de partijen elkaar in mei ontmoet bij een bijeenkomst over het MVO-beleid van het mijnbouwbedrijf Drummond. De energiebedrijven waren tevens aanwezig bij de lancering van het rapport «The dark side of coal» en bij de bijeenkomst «Kleeft er bloed aan mijn energierekening?». Bij het opstellen van het convenant wordt ook de schriftelijke input van de maatschappelijke organisaties met de energiebedrijven gedeeld. Ook hebben vijf NGO’s input geleverd in een onderzoek naar mogelijkheden voor een klachtenmechanisme in de steenkoolketen dat is uitgevoerd door het onderzoeksbureau BSR.
Kortom, bij de opstelling van dit convenant is gebleken dat maatwerk inderdaad nodig is en dat er geen standaarddefinitie van «inclusieve stakeholderdialoog» is. Ik hoop dat de verschillende stakeholders betrokken zullen worden bij de implementatie van het convenant. Ik verwacht dat mijn reis naar Colombia van 24 tot en met 26 november, waarbij zowel CEO’s van de energiebedrijven als maatschappelijke organisaties en een delegatie uit uw Kamer mij vergezellen, bijdraagt aan de verbetering van het onderlinge vertrouwen tussen de betrokken partijen.
Bent u bereid de Kamer per brief te informeren over de uitkomsten van uw vervolgoverleg met de CEO's van energiebedrijven over de voortgang van het energieconvenant, dat plaatsvindt op 29 september aanstaande?
Het vervolgoverleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Graag informeer ik u daarom hierbij over de uitkomsten van het gesprek.
De energiebedrijven hebben de afgelopen tijd flinke stappen gezet. Inmiddels ligt er een door de sector opgesteld conceptconvenant. Hierin worden onder andere afspraken vastgelegd over herkomsttransparantie, een klachtenmechanisme en groepsaanspreekbaarheid van de bedrijven. Het vergroten van de transparantie is steeds het meest delicate onderdeel geweest bij de besprekingen over het convenant. Op dit moment bekijkt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de eventuele effecten van de voorgestelde vorm van transparantie. Met de energiebedrijven heb ik afgesproken dat, wanneer de ACM geen problemen ziet, we het convenant zo snel mogelijk afronden.
Met de energiebedrijven heb ik tevens gesproken over de aankomende economische missie naar Colombia. De interesse van de bedrijven om deel te nemen aan deze reis is groot. De CEO’s hebben in het gesprek aangegeven graag zo veel mogelijk stakeholders te spreken om een compleet beeld te krijgen van de situatie ter plaatse.
Staat afsluiting van het energieconvenant nog altijd gepland op 1 oktober aanstaande? Deelt u de mening dat het efficiënter is het energieconvenant af te sluiten nádat u en de CEO's van de energiebedrijven de geplande reis naar Colombia hebben gemaakt, zodat de bevindingen van de CEO's in het convenant kunnen worden verwerkt?
Ondanks de voortgang van de gesprekken zal het convenant niet op 1 oktober kunnen worden afgerond. Reden daarvoor is dat het gevraagde ACM-onderzoek nog niet beschikbaar is. Ik streef wel naar afronding van het convenant vóór de reis naar Colombia. Het convenant betreft de algemene ketenverantwoordelijkheid voor de inkoop van kolen door de Nederlandse energiebedrijven, niet alleen in Colombia. Tijdens de reis kan dan duidelijk worden waar partijen kunnen bijdragen aan verbetering van de situatie en hoe zij invulling kunnen geven aan het convenant.