Absurde uitzendtarieven in het onderwijs |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Schoolleiders kritisch op grote rol uitzendbureaus»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Dit is een terugkerend onderwerp en zoals ik eerder heb aangegeven in antwoord op vragen van uw Kamer2 vind ik het onwenselijk wanneer de uitzendbureaus de schaarste op de arbeidsmarkt in het onderwijs aangrijpen om de tarieven te verhogen.
Hoeveel geld dat voor lerarensalarissen is bestemd gaat nu naar uitzendbureaus? Hoeveel extra leraren hadden met dit geld kunnen worden aangenomen? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk dat geld dat bedoeld is voor leraren naar op geldbeluste uitzendbureaus gaat? Wanneer komen de uitkomsten van de pilot van DUO waarin wordt gepoogd meer inzicht te krijgen in de verhouding leraren in loondienst en uitzendkracht?
De exacte uitgaven aan uitzendbureaus in het primair onderwijs ken ik niet. Op basis van informatie uit de jaarverslagen kennen we wel de totale lasten voor het personeel niet in loondienst (PNIL). In 2018 bedroegen die lasten in het po € 377 miljoen. Het gaat hierbij om zowel uitzendkrachten, ZZP-ers en ander personeel dat niet in loondienst is bij de school. Deze personeelslasten betreffen 4,2% van de totale personeelsuitgaven.
In 2018 bedroegen de uitgaven aan de PNIL in het vo € 266 miljoen, dat betreft 3,7% van de totale personeelsuitgaven. In het mbo bedroegen de uitgaven aan de PNIL € 300 miljoen, dat betreft 7,9% van de totale personeelsuitgaven.
Ik deel de mening dat het zeer onwenselijk is als onderwijsgeld naar uitzendbureaus gaat die de schaarste op de arbeidsmarkt in het onderwijs aangrijpen om de tarieven te verhogen. Zoals ik eerder heb aangegeven, is mijn beeld wel dat het om uitwassen gaat. Desalniettemin wil ik meer inzicht verkrijgen op het personeel dat niet in dienst is bij de werkgever, maar via een andere route werkzaamheden op de school verricht. Dit is ook in lijn met de destijds aangenomen motie van de leden Westerveld (GroenLinks) en Kwint (SP) om inzichtelijk te maken hoeveel geld schoolbesturen nu uitgeven aan personeel dat niet in loondienst is.3
Op dit moment vindt door DUO een pilot plaats over de wijze waarop deze informatie het beste kan worden verkregen. Het genereren van deze informatie is complex, daarom zijn er nog geen resultaten te melden.
Klopt het dat de tot nu toe gepleegde inzet met onder andere de PO-raad ten aanzien van bewustwording onder schoolbesturen omtrent de onwenselijkheid van het werken met uitzendbureaus niet heeft geleid tot minder uitzendwerk? Gaat u daarom met de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) en de PO-Raad opnieuw om tafel om afspraken, bijvoorbeeld door het opstellen van een zwarte lijst, te maken dat scholen geen gebruik meer maken van commerciële uitzendbureaus die absurde tarieven vragen?
Schoolbesturen hebben zich op verschillende plekken uitgesproken tegen de inzet van (te dure) uitzendbureaus. Op dit moment komen schoolbesturen daarom gezamenlijk tot afspraken over de inschakeling van uitzendbureaus. Ik vind dat een heel positieve ontwikkeling. In tijden van tekorten kan een beroep gedaan worden op uitzendbureaus. Het heeft mijn voortdurende aandacht en is onderwerp van gesprek op de Landelijke tafel lerarentekorten.
Gaat u bovendien scholen vragen om bij het jaarverslag te melden welk deel van de lumpsum wordt besteed aan externe inhuur?
Scholen leveren jaarlijks via de jaarverslagen gegevens over de uitgaven aan het personeel niet in loondienst als aandeel van de totale loonkosten.
Hoe beoordeelt u het gedrag van uitzendbureaus die misbruik maken van tekorten in een sector en daardoor extreem hoge tarieven te vragen? Bent u, voor de korte termijn, bereid de uitzendbranche (ABU & NBBU) aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en er bij hen op aan te dringen te stoppen met het vragen van absurde tarieven voor het inhuren van leraren? Zo nee waarom niet?
Zoals aangegeven in bovenstaande antwoorden, vind ik het gedrag van uitzendbureaus om de schaarste te benutten voor het extreem verhogen van de uitzendtarieven zeer onwenselijk. Het blijft echter aan de schoolbesturen zelf om te kiezen voor een uitzendbureau en afspraken te maken over het tarief. Op verschillende plekken worden ook door schoolbesturen gezamenlijk afspraken gemaakt. Ik vind het op dit moment niet nodig om met de uitzendbranche specifiek over de rol van uitzendbureaus in het onderwijs te spreken.
Bent u bereid te kijken om, zoals ook schoolbesturen aangeven, commerciële uitzendbureaus die absurde tarieven hanteren te verbieden in het onderwijs?
Ik heb begrip voor de zorgen die besturen over de hoogte van deze kosten hebben. Uitzendbureaus bepalen echter zelf hun tarieven en daarom kan ik (extreem) hoge tarieven helaas niet verbieden.
Ik vind het belangrijk om de ontwikkelingen te blijven volgen, maar schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor het werven en aanstellen van personeel. Dit geldt ook voor de inhuur van personeel. Het is aan de schoolbesturen om te bepalen van welke uitzendbureaus zij uitzendpersoneel willen afnemen en tegen welke tarieven zij dit doen.
Deelt u de mening dat maatschappelijke uitzendbureaus, zonder winstoogmerk, het inhuren bij piek en ziek onder fatsoenlijke voorwaarden zouden moeten aanbieden? Bent u bereid om dit mee te nemen in het onderzoek2 naar een vergunningstelsel in de uitzendbranche?
In het kader van de afwegingen met betrekking tot een vergunningstelsel is mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek met de betrokken partijen in de uitzendbranche. Hierbij wordt naar de uitzendsector in den brede gekeken.
Foto’s gemaakt kort na de moordaanslag op Kelvin Maynard op 18 september 2019 in Amsterdam |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de website-artikelen «Desaparicion di 400 kilo di cocaina a trece cu ne den menos di dos luna tres likidacion»1 en «Tiroteo-na-hulanda»2 beiden gepubliceerd op 19 september 2019?
Ja.
Deelt u de waarneming dat in deze publicaties foto’s zijn opgenomen van de op woensdag 18 september neergeschoten Kelvin Maynard? Deelt u voorts de waarneming dat deze foto’s – zeker de foto waarop betrokkene wordt gereanimeerd – gemaakt zijn door een hulpverlener, dan wel door een persoon die door hulpverleners ter plekke toegang is verschaft? Klopt het dat op dat moment de (foto)pers geen toegang had tot die plek?
Ja, mij is door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland bevestigd dat het foto´s betreft die genomen zijn van Kelvin Maynard. Deze foto’s zijn volgens melding van deze veiligheidsregio gemaakt door één of meerdere brandweerlieden van deze regio. Het klopt dat de pers op dat moment geen toegang tot die plek had.
Deelt u het ongenoegen over de daar gemaakte foto’s van een stervende, dan wel iemand die vocht voor zijn leven? Deelt u het ongenoegen dat kennelijk hulpverleners of personen die betrokken waren bij die hulpverleners, foto’s hebben gemaakt en zelfs ook nog deze foto’s verspreid hebben, zodanig dat deze in de media zijn gekomen en op internet vrijelijk beschikbaar zijn?
Ja, ik deel het ongenoegen dat daar door brandweerlieden foto’s zijn gemaakt van een stervende dan wel iemand die vocht voor zijn leven, en dat die foto’s zodanig zijn verspreid dat deze in de media zijn gekomen en op internet vrijelijk beschikbaar zijn.
Bent u bereid uit te zoeken wie verantwoordelijk is voor het maken van en/of verspreiden van deze foto’s? Bent u bereid ten aanzien van deze persoon of personen (tucht)maatregelen te treffen, hen aan te spreken op hun gedrag? Hoe kunt u voorkomen dat in het vervolg nogmaals op deze wijze en onder deze omstandigheden foto’s worden gemaakt en verspreid?
De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland neemt dit incident zeer serieus. In opdracht van de veiligheidsregio voert een extern bureau een onderzoek uit naar het maken en het verspreiden van de foto’s die op de plaats delict zijn genomen. De regio meldt mij na het onderzoek passende maatregelen te treffen. Op dit moment is (nog) niemand geschorst. De regio geeft aan dat de wijze waarop met beeldmateriaal moet worden omgegaan, behoort tot de standaardinstructies voor het personeel. Naar aanleiding van dit voorval is dit nogmaals besproken binnen de brandweer.
Waarom wordt de fotograferende pers in toenemende mate door de politie geweerd bij incidenten en misdrijven die zich in de publieke ruimte voordoen en die relevant zijn teneinde ook audio-visueel verslag van te doen? Hoe verhoudt zich dit tot politiemensen dan wel andere hulpverleners die vervolgens zélf foto’s gaan maken en verspreiden, uit persoonlijk initiatief dan wel als onderdeel van een communicatie-strategie? Deelt u de opvatting dat de politie afstand moet houden van het zelf verrichten van journalistieke werkzaamheden?
De politie ondersteunt de pers waar mogelijk bij vrije nieuwsvergaring. Zo is de politie recent overgestapt op het automatisch uitgeven van een persalarmering en krijgen journalisten in het bezit van een politieperskaart toegang tot een plaats delict, tenzij de politie beoordeelt dat er gevaar dreigt voor betrokkenen of derden (brand of instorting), er sprake is van belemmering van het (technisch) onderzoek of de hulpverlening, of er sprake is van een speciaal geval (bijvoorbeeld bij een noodverordening van de burgemeester).
Hulpverleners dienen voorzichtigheid te betrachten bij het maken van beeldmateriaal van heftige incidenten, zoals reanimaties. Het maken van dergelijke beelden kan een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene of diens nabestaanden. Meer in het algemeen geldt dat de politie beeldmateriaal mag maken en verspreiden, bijvoorbeeld om het publiek te vragen te helpen bij de opheldering van een strafbaar feit of het publiek te informeren. Dit past bij de verantwoordelijkheid die een publieke organisatie als de politie heeft.
Meer vaart maken met veiligheid Chemelot |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Onderzoeksraad: Meer vaart maken met veiligheid Chemelot»?1
Ja.
Deelt u de mening dat omwonenden van Chemelot zeker moeten kunnen zijn dat zij veilig kunnen wonen?
Ja. Ik zet mij in voor een gezonde en veilige leefomgeving, die ook als zodanig wordt ervaren. Hierbij geldt ook dat omwonenden van de zes chemieclusters in Nederland, waar Chemelot er een van is, veilig moeten kunnen wonen. Landelijk geldt het basisbeschermingsniveau voor iedere omwonende, dus ook voor omwonenden van Chemelot. Over de beleidsaanpak van milieurisico’s (voorkomen, beheersen en betrekken) heb ik uw Kamer geïnformeerd met mijn brief van 5 juni 2018.2
Hoe komt het dat de aanbeveling, uit 2018, van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de provincie nog niet zijn overgenomen? Neemt u deze aanbevelingen wel serieus?
De aanbevelingen van de Onderzoeksraad zijn voor mij zeer belangrijk en neem ik zeker serieus. Dit moge blijken uit mijn reactie aan de Onderzoeksraad van 19 december 2018, waarover ik de Kamer met mijn brief van 21 januari 20193 heb geïnformeerd. Mijn reactie aan de Onderzoeksraad heeft geleid tot gesprekken tussen het ministerie en de Onderzoeksraad over de acties die genomen worden en nog kunnen genomen worden om de veiligheid binnen en rond chemieclusters te versterken.
Deze acties heb ik samengevat in een tweede brief aan de Onderzoeksraad van 9 juli 2019 (zie bijlage). Daarbij gaat het onder meer om de inventarisatie van collectieve maatregelen die al door chemieclusters worden genomen om de veiligheid te versterken en het delen van de kennis daarover. Dit heeft plaatsgevonden binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030. Daarnaast verandert het instrumentarium voor het omgaan met de veiligheid rond bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken met de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt. Zo schrijft de Omgevingswet overheden voor om omgevingsvisies op te stellen. In omgevingsvisies wordt aangegeven hoe met de beperkte beschikbare ruimte wordt omgegaan en potentieel conflicterende activiteiten, zoals industriële activiteit en wonen, ruimte houden. Ook biedt het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) straks de bevoegdheid aan het bevoegd gezag om een chemiecluster als een risicogebied aan te wijzen in het omgevingsplan. Hierbinnen zijn kwetsbare en zeer kwetsbare objecten niet toegestaan maar kunnen risicovolle bedrijven zich wel ontplooien, zolang zij binnen de risicocontour van het gebied blijven. Daarmee kan voor de lange termijn enerzijds ruimte gereserveerd worden voor economisch belangrijke risicovolle activiteiten en anderzijds ruimte gereserveerd worden voor de veilige ontwikkeling van niet-risicovolle functies, in het bijzonder wonen.
Gaat u nu echt aan de slag om deze aanbevelingen over te nemen? Kunt u een termijn geven wanneer de aanbevelingen zijn overgenomen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik ook naar het antwoord op de vorige vraag en de brieven die ik naar de Onderzoeksraad heb gestuurd. In samenspraak met de Onderzoeksraad wil ik vaststellen wat concreet nodig is in de aanpassing van het wettelijk instrumentarium om de veiligheid in en rond chemieclusters te borgen.
De documentaire De schuldmachine |
|
Jasper van Dijk |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de documentaire De schuldmachine?1
De documentaire De Schuldenmachine laat zien dat de maatregelen die we als kabinet nemen met de Brede Schuldenaanpak hard nodig zijn.
Deelt u de mening dat veel mensen met schulden in een vicieuze cirkel belanden vanwege torenhoge schulden, boetes, rentes en rentes op boetes? Hoe gaat u deze cirkel doorbreken?
Ik deel uw mening dat mensen in een vicieuze cirkel terecht kunnen komen, wanneer sprake is van een problematische schuldensituatie. Voor het doorbreken van de vicieuze cirkel is een combinatie van acties nodig. De drie actielijnen uit de Brede Schuldenaanpak zijn daar op gericht. Op het moment dat schuldhulpverlening is ingezet om tot een oplossing van de schulden te komen moet ook worden voorkomen dat bestaande schulden verder oplopen. In Actielijn 3 van de Brede Schuldenaanpak is aandacht voor de «stapeling» waar mensen met problematische schulden mee te maken krijgen. In de voortgangsbrief Brede Schuldenaanpak ga ik in op de acties van het kabinet om de negatieve gevolgen van stapeling te voorkomen.2 De Minister voor Rechtsbescherming zet in op het tijdelijk stopzetten van de invordering van verkeersboetes bij mensen die deze door schulden niet kunnen betalen: de noodstopprocedure. Ook wordt de huidige cumulatieregeling, neergelegd in artikel 6:96, zevende lid, van het Burgerlijk Wetboek aangepast om de ongewenste cumulatie van incassokosten aan te pakken. Dit wetsvoorstel wordt nog dit najaar in consultatie gebracht.
Hoe oordeelt u over de situatie van Elyvonne, die een schuldvordering kreeg op haar achttiende, omdat haar schoolboeken niet betaald zijn toen ze twaalf was? Deelt u de mening dat dit absurd is? Is het überhaupt legaal wat de schuldeiser hier doet?
Ik kan geen uitspraken doen over specifieke gevallen. In algemene zin kan ik zeggen dat ouders verantwoordelijk zijn voor de kosten van opvoeding en verzorging van minderjarige kinderen (artikel 1:404 BW). Ook als een minderjarig kind zelf boeken bestelt, dan nog blijft de ouder (wettelijk vertegenwoordiger) daarvoor aansprakelijk.
Wat kunt u doen om de situatie van Ricky te verbeteren, een jongen die al zeven jaar probeert om zijn leven op de rit te krijgen, maar daarin niet slaagt omdat hij geen inkomen en woonadres heeft?
Helaas zien we nog te veel jongeren met dit soort problematiek kampen. Met het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren wil het kabinet samen met gemeenten hun situatie verbeteren.3 De gemeente zorgt immers voor een (post)adres, inkomen en andere hulpverlening. De pilotgemeenten van het actieprogramma passen de uitgangspunten van het programma direct in de praktijk toe. Het doel is dat voor het eind van 2021 alle (potentiële) dak- en thuisloze jongeren de hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.
Deelt u de mening dat het doorverkopen van schulden perverse effecten heeft, aangezien de opkoper (meestal een incassobureau) zich vervolgens ontpopt als meedogenloze schuldeiser? Wat onderneemt u tegen deze praktijken?
Het kabinet heeft conform toezegging in de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 8 februari 2019 nader onderzoek gedaan naar het fenomeen verkoop van vorderingen en in het bijzonder naar de problemen die worden ervaren bij inning van opgekochte vorderingen.4 Dit raakt direct aan de problemen zoals die in de documentaire worden geadresseerd. Aanleiding voor het onderzoek is de motie-De Lange c.s. In de motie wordt de regering gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijkheid voor een schuldenaar om opgekochte vorderingen door incassobureaus terug te kopen voor het bedrag waarvoor de vordering is overgenomen van de oorspronkelijke schuldeiser. Bij brief van 27 juni 2019, bent u over het onderzoek geïnformeerd.5 U ontvangt van het kabinet in oktober het rapport met een beleidsreactie.
Het kabinet wil de kwaliteit van incassodienstverlening – ook als het gaat om de inning van verkochte vorderingen – vergroten. Een kwalitatief betere dienstverlening komt schuldenaren en schuldeisers ten goede. De Minister voor Rechtsbescherming heeft een wetsvoorstel in voorbereiding om de kwaliteit van de incassodienstverlening te verhogen en excessen bij de incasso actief tegen te gaan. De maatregelen gaan ook gelden voor de opkopers die incassodiensten verlenen. De Minister voor Rechtsbescherming streeft ernaar het wetsvoorstel dit najaar in consultatie te doen.
Deelt u de mening dat «de liberalisering van deurwaarders niet goed heeft uitgepakt»? Wat onderneemt u tegen deurwaarders die regels overtreden, zoals het dreigen met beslaglegging?
Gerechtsdeurwaarders zijn gebonden aan strenge wet- en tuchtrechtgeving. Als er sprake is van misstanden of overtredingen kan worden opgetreden en dat gebeurt ook.
Bij brief van 15 juli 2019 heeft Uw Kamer van de Minister voor Rechtsbescherming het advies ontvangen van de Commissie herijking ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Commissie Oskam) over het stelsel voor herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Een inhoudelijke reactie op het rapport «Tussen Ambt en Markt» zal de Minister voor Rechtsbescherming u in de loop van dit najaar sturen.
Wat vindt u ervan dat mensen die zes maanden geen zorgpremie hebben betaald, 130 procent moeten gaan betalen? Denkt u dat deze verhoging het probleem gaat oplossen? Zo nee, wat onderneemt u hiertegen?
De wanbetalersregeling geldt voor alle mensen en de dreiging (met name de opslag van 20% op de gemiddelde nominale premie) die van de regeling uitgaat, voorkomt bij een deel van de verzekerden een betalingsachterstand of het zet hen aan om actie te ondernemen. Deze conclusie wordt ook genoemd in de laatste evaluatie van de wanbetalersregeling afkomstig uit 2011.6 Voor een deel van de verzekerden met een betalingsachterstand werkt deze prikkel niet. Vaak door bredere schuldenproblematiek.
De laatste jaren zijn maatregelen getroffen om de uitstroom te bevorderen, zoals het direct uitstromen uit de wanbetalersregeling na het aangaan van een betalingsregeling, een uitstroomregeling voor bijstandsgerechtigden en wanbetalers die onder bewind staan, een actievere rol en meer coulance vanuit zorgverzekeraars en het afschaffen van de eindafrekening bij het CAK met eventuele openstaande bestuursrechtelijke premie. Het aantal wanbetalers is gedaald van 325.000 eind 2014 naar 215.000 nu. Op dit moment wordt de wanbetalersregeling opnieuw geëvalueerd. Uw Kamer ontvangt het evaluatierapport aan het einde van dit jaar van de Minister voor Medische Zorg en Sport.
Hoe oordeelt u over de stichting ONSbank, die hulpverlening biedt aan jongeren met schulden?2
Ik wil graag zeggen dat ik de betrokkenheid en bevlogenheid van de mensen van ONSbank, die in de documentaire te zien waren, bewonderenswaardig vind. (Vrijwilligers)organisaties als ONSbank kunnen een mooie aanvulling zijn op de gemeentelijke hulpverlening. De gemeente gaat immers over de integrale schuldhulpverlening aan haar inwoners.
De documentaire laat verder zien dat er voldoende aandacht moet zijn voor dienst- en hulpverlening die rekening houdt met de omstandigheden van de jongere met schulden. Hulpverlening moet naast de problematische schuldsituatie ook gericht zijn op (duurzame) gedragsverandering. Wij dragen daar onder andere aan bij door de subsidies aan het programma Schouders Eronder en aan het SchuldenlabNL.
Is het juist dat «het merendeel van de mensen met schulden wel wil, maar niet kan betalen»? Indien dit juist is, deelt u de mening dat de werkwijze van schuldeisers (waaronder de overheid zelf) dan fundamenteel hervormd moet worden, aangezien teveel mensen nodeloos in problemen komen?
Ik zie dat er nog te veel mensen problematische schulden hebben, maar ook dat er grote stappen worden gezet met de Brede Schuldenaanpak over de hele breedte van de schuldenproblematiek.
Elke schuld kent ten minste twee perspectieven: dat van de schuldenaar en dat van de schuldeiser. Ik vind het belangrijk dat het uitgangspunt is dat mensen hun schuld terugbetalen. Op het moment dat iemand niet meer kan betalen, kan er met een schuldregeling of zo nodig met de wettelijke schuldsanering een oplossing worden gevonden.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft onderzoek laten doen naar het gebruik van betaalprofielen in zowel de publieke als private sector. Dit onderzoek is op 7 oktober aan uw Kamer aangeboden.8 De onderzoekers constateren dat het breder inzetten van betaalprofielen een belangrijke stap is in zowel resultaatgericht als maatschappelijk verantwoord innen van uitstaande vorderingen. Met behulp van een betaalprofiel kan beter geïdentificeerd worden op welke wijze een schuldenaar bejegend kan worden, bijvoorbeeld door financiële problemen te identificeren en daarmee te voorkomen dat zijn schulden door de inning onnodig oplopen.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg over armoede- en schuldenbeleid op 10 oktober aanstaande?
Ja.
De berichten ‘Trein stilgezet vanwege vrouw met nikab, politie geeft weer geen boete’ en ‘Conducteur aan schandpaal door nikabfans’ |
|
Erik Ziengs (VVD), Dennis Wiersma (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Trein stilgezet vanwege vrouw met nikab, politie geeft weer geen boete»1 en «Conducteur aan schandpaal door nikabfans»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het handelen van de NS en politie bij dit incident?
Het is goed dat er wordt gehandeld op basis van de inschatting van professionals ter plaatse. Afstemming tussen de NS en politie is belangrijk nu het om een bewegend voertuig met een dienstregeling gaat. Dagelijks vervoert NS meer dan één miljoen reizigers. Het handelen of gedrag van een individuele reiziger kan tot vertraging leiden. Dit varieert van verwarde personen, suïcides, onwel wordingen tot noodremtrekkingen, overlastplegers en aanhoudingen. Politie-ondersteuning bij de trein vindt dagelijks plaats. Hierover vindt regulier overleg plaats tussen NS en politie. Slechts van een enkel geval wordt in de media melding gemaakt. Bij alle gevallen van de inzet van politie wordt gehandeld op basis van de inschatting van de situatie door de professionals. Zie verder ook antwoord 3.
Deelt u de mening dat deze vrouw met nikab in overtreding was op grond van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding en dat op overtreding een boete staat? Hoe kan het dan dat de vrouw de trein niet wilde verlaten en alleen een mogelijke boete in het vooruitzicht gesteld zag voor het overtreden van de wet ID (identificatieplicht)?
Het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer is niet toegestaan. Het is aan de medewerkers ter plaatse om de situatie in te schatten en de betrokkene aan te spreken op de geconstateerde overtreding van het verbod. Het is aan politie en Openbaar Ministerie om te bepalen welk strafrechtelijk vervolg aan een overtreding wordt gegeven. Het kabinet staat pal voor de medewerkers, die in de praktijk een afweging moeten maken.
Bij dit voorval hebben de medewerkers van de NS op basis van de met uw kamer eerder besproken afspraken gehandeld en de politie ingeschakeld. De politie heeft in lijn met het beleid van het Openbaar Ministerie en het handelingskader van de politie de praktijksituatie mede vanuit het oogpunt van de-escalatie ingeschat en daar haar handelen op afgestemd. Op grond van dit handelingskader wordt bij de weigering om gezichtsbedekkende kleding af te doen of voertuig of instelling te verlaten, in principe een proces-verbaal gemaakt. Hier wordt ruimte gelaten voor de professional om een afweging te maken, handhaving is daarbij de norm. Op basis van de ervaringen tot dusverre betrof het een uitzonderlijke situatie. De afwegingen die zijn gemaakt moeten in die context worden gezien.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de conducteur? Hoe beoordeelt u verder de afhandeling van het incident, waarbij de vrouw werd aangeboden om mee te lopen naar een wachtruimte om te wachten op een vrouwelijke agent en vervolgens de afweging is gemaakt om geen boete uit te delen? Is deze handelwijze conform de richtlijnen?
Zie de beantwoording van vraag 3.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat nikabfans van de actiegroep «Tegen Boerkaverbod» middels videobeelden op sociale media een hetze zijn gestart tegen de conducteur?
Voorop staat dat iedereen elkaar met respect behandelt; dit geldt te meer bij het optreden door handhavers, of het nu om conducteurs, boa’s of politiemensen gaat. Juist zij dienen hun werk veilig te kunnen doen. Zoals tijdens het debat van 26 september jl. is aangegeven maakt het kabinet zich zorgen over dit soort acties. Een medewerker die zijn werk doet aanvallen op social media met (geknipte) videobeelden, gaat over de grens van wat behoorlijk is heen. De privacy en veiligheid van betrokkenen is hierbij in het geding. Het is onacceptabel dat de privacy en veiligheid van werknemers met een publieke taak worden geschonden. Net als de NS staat het kabinet achter de werknemers en staat veilige publieke dienstverlening voorop.
In het algemeen kan het doen van uitspraken die iemand zijn goede naam aantasten, worden gekwalificeerd als belediging. Indien iemand met opzet wordt beschuldigd van iets, dan kan dat als smaad of laster worden aangemerkt. Het is in dat geval aan het bedrijf of de betrokken medewerker om aangifte te doen bij de politie en vervolgens aan het Openbaar Ministerie om te besluiten of zij tot vervolging overgaan. Het is uiteindelijk aan de rechter te beslissen of er een, en zo ja welk, strafbaar feit er is gepleegd. Geweld en agressie tegen werknemers met een publieke taak is onacceptabel. Tussen de politie en het Openbaar Ministerie bestaan afspraken met betrekking tot de opsporing en de vervolging ten aanzien van verdachten die agressie en/of geweld tegen werknemers met een publieke taak hebben gepleegd (ELA-afspraken). Het met prioriteit afhandelen van dergelijke zaken, de verhoogde strafeis en het voeren van een lik-op-stuk beleid zijn voorbeelden van enkele afspraken die gemaakt zijn.
Deelt u de mening dat dit diep triest is en dat dit soort nikabfans, of wie dan ook, met hun poten moeten afblijven van een conducteur die gewoon zijn werk doet en de wet uitvoert? Welke acties zijn genomen om deze mensen tot de orde te roepen? Welke juridische consequenties kunnen verbonden worden aan de laffe daad van de nikabfan, waarbij een conducteur met naam en toenaam op het internet belachelijk wordt gemaakt? Welke rol kan de politie spelen tegen deze actiegroep?
Zie antwoord vraag 5.
Wat kunt u doen om deze conducteur een hart onder de riem te steken? Op welke wijze wordt de conducteur ondersteund en geholpen tijdens deze vreselijke toestand? Wat kunt u doen om al die conducteurs die op deze manier schrik wordt ingeboezemd, te helpen de wet uit de voeren? Bent u bereid met de NS in gesprek te gaan over het verbeteren van de (politie-)ondersteuning op het perron?
Zie ook het antwoord op vraag 5 en 6. Voorop staat dat werknemers met een publieke taak in de uitoefening van hun werkzaamheden gevrijwaard moeten blijven van geweld en agressie. Het is onacceptabel dat een conducteur, die zijn werk doet en de wet toepast, op zo een manier behandeld wordt. De politie heeft zoals in de afspraken tussen het OV en de politie is aangegeven gereageerd op het verzoek om assistentie.
De NS heeft direct na het incident laten weten dat de situatie onterecht persoonlijk is gemaakt. Verder heeft de NS de oproep geplaatst om haar personeel, ook op social media, met rust te laten. De NS betreurt het dat de identiteit van de conducteur in de openbaarheid is gekomen. De NS zorgt voor de ondersteuning van haar personeel en heeft aandacht voor deze situaties. Zij laat weten verder niet specifiek op de situatie van de conducteur in te willen gaan. Het kunnen uitvoeren van de personeelsinstructie in het openbaar vervoer staat ook voor de NS voorop.
Tussen het openbaar vervoer en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is contact over dit soort situaties.
Wanneer bij een voorval de politie gevraagd wordt te komen, gebeurt dit ook. Dit is besproken in overleggen met het openbaar vervoer. De wijze en snelheid van de inzet wordt daarbij afgestemd met het openbaar vervoersbedrijf op basis van de praktijkbehoefte. NS heeft laten weten dat de ondersteuning van en de samenwerking met de politie in overeenstemming is met de wensen van de NS als het gaat om ondersteuning bij incidenten.
Zijn er afgelopen tijd nog andere incidenten geweest, waarbij boerka-dragers in strijd met de wet met de trein hebben gereisd, dan wel zijn aangesproken, dan wel zijn gevraagd de trein te verlaten?
De NS heeft desgevraagd aangegeven dat er sinds de inwerkingtreding van 1 augustus 2019 geen andere voorvallen met mensen die gezichtsbedekkende kleding droegen, bekend zijn bij de NS.
Welke acties onderneemt u richting de politie en handhaving, om ervoor te zorgen dat er voldoende ondersteuning is voor professionals in het OV en een overtreding ook daadwerkelijk tot een boete leidt?
De gemaakte afspraken met het openbaar vervoer en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie en de politie voldoen volgens de betrokken partijen. Bij het optreden is dit ook gebleken: bij een vraag om ondersteuning komt de politie ter plaatse. Met de afspraken wordt op dit moment ervaring opgedaan. Over de ervaring met de afspraken is er dit najaar overleg geweest tussen OV-NL, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid – inclusief politie en het Openbaar Ministerie – en het ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Een spoortunnel naar Ameland |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Voor Rijkswaterstaat is een spoortunnel naar Ameland een serieuze optie»?1
Ja.
Wat zijn de redenen voor Rijkswaterstaat om een spoortunnel naar Ameland te overwegen? Hoe serieus is deze optie? In hoeverre krijgen bewoners van Ameland, Noardeast-Fryslân, de Waddenvereniging en andere natuurorganisaties zeggenschap over de bereikbaarheid van Ameland?
In de brieven van 19 december 20162en van 2 oktober 20173 heb ik, als aanvulling op de maatregelen die voor de korte termijn zijn en worden genomen, aangekondigd een lange termijn visie op te stellen voor de bereikbaarheid van Ameland na 2029. Dit in lijn met het advies uit het Open Plan Proces (OPP).
Het proces om tot een lange termijn visie te komen voor de periode na 2029 is gestart met een inventarisatie waarbij allerhande ideeën, ongeacht de haalbaarheid, op tafel konden worden gelegd. Bij dit proces zijn Rijkswaterstaat, provincie Fryslân, gemeente Ameland en gemeente Noardeast-Fryslân betrokken. Daarnaast worden experts, bewoners en vertegenwoordigers van onder andere Wagenborg Passagiersdiensten, de Coalitie Wadden Natuurlijk, consumentenplatform Waddenveren, ondernemersplatform Ameland en dorpsbelangen betrokken via deelname aan een adviesgroep of via bewonersavonden.
Door de betrokken partijen wordt momenteel gewerkt aan een eerste uitwerking van een drietal denkrichtingen waarvan de in het artikel genoemde tunnelverbinding de meest extreme is. Een andere denkrichting is het optimaliseren van de bestaande verbinding en het splitsen van vervoerstromen door op het tij te gaan varen met grote schepen voor auto’s en vrachtverkeer en daarnaast het frequenter inzetten van minder diepliggende schepen voor alleen personenvervoer. In de laatste denkrichting wordt de vertreklocatie van de veerboot verplaatst naar een locatie waar de vaargeul beter zou kunnen aansluiten op de natuurlijke geulen in het waddensysteem
Eind 2019 wordt mij de eerste uitwerking van de genoemde denkrichtingen aangeboden. Hierbij ontvang ik ook een standpunt van de betrokken regionale partijen. Pas dan neem ik samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een besluit over welke oplossingsrichtingen verder onderzocht worden op onder meer de haalbaarheid. Hierover zal ik u begin 2020 informeren. Op basis van het vervolgonderzoek kan naar verwachting in 2024 door het Rijk en de regio een besluit worden genomen over een voorkeursscenario.
Deelt u de mening dat een spoortunnel door een beschermd natuurgebied, dat bovendien op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat, zeer onwenselijk is? Deelt u de mening van de Waddenvereniging dat de plannen «vergezocht en niet reëel» zijn?
Zoals ik bij het antwoord op vraag 2 aangeef bevindt het proces zich pas in de pre-verkenningsfase. Eind 2019 zal ik mede op basis van het regionale standpunt samen met de Staatssecretaris beslissen over welke oplossingsrichtingen verder onderzocht gaan worden. Wanneer het proces in de fase komt dat concrete alternatieven getoetst gaan worden op o.a. haalbaarheid, dan zal hierbij zowel de status van werelderfgoed als die van Natura2000 gebied uiteraard een belangrijke rol spelen.
Bent u bekend met de wens vanuit de Wadden om het aantal auto’s en vrachtauto’s op de eilanden terug te dringen? Bent u daarom sowieso van plan om aan de slag te gaan met een extra aparte en snellere verbinding, naast de veerverbinding voor auto’s en vrachtauto’s, voor voetgangers en fietsers naar Ameland?
De mate waarin de eilanden auto’s en vrachtauto’s toestaan, is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De verbindingen naar de eilanden passen zich daarop aan. Ik zie op basis van de huidige vervoersstromen geen noodzaak om, naast de bestaande sneldienst, een extra aparte en snelle verbinding voor voetgangers en fietsers te realiseren.
Bent u bereid om, gezamenlijk met de Waddengemeenten, gemeenten op het vasteland en de provincie Friesland, een onderzoek te starten naar een andere manier van bagageafhandeling en openbaar vervoer naar de veerhavens? Zou het creëren van een transferium in Friesland, waar geparkeerd en bagage gelabeld kan worden, een optie hiervoor kunnen zijn?
Gezien de fase waarin het proces zich bevindt is een dergelijk onderzoek nu niet aan de orde. Wanneer t.z.t. voor een bepaalde oplossingsrichting voor de lange termijn wordt gekozen, dan kan dat effect hebben op de bagageafhandeling en het openbaar vervoer naar de veerhavens. In het vervolgonderzoek dient dan ook hiernaar verder onderzoek te worden gedaan.
Het verband tussen landbouwgif en de ziekte van Parkinson |
|
William Moorlag (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Risico op ziekte van Parkinson bij blootstelling aan landbouwgif»?1
Ja. Ik neem deze berichtgeving serieus en ik begrijp dat deze aanleiding kan geven tot zorgen.
Hoe komt het dat fabrikanten van pesticiden ondanks de wetenschappelijke conclusie dat er «een mogelijk oorzakelijk verband [kan zijn] met het ontstaan van de ziekte van Parkinson» geen testen doen om de risico’s op Parkinson in kaart te brengen en waarom bestaat er geen verplichting tot het doen van dergelijke testen?
De Europees geharmoniseerde toelatingsprocedure voorziet op dit moment in een getrapte benadering voor het aspect «toxiciteit voor mensen». Dit betekent dat er standaard proefdierstudies en openbare wetenschappelijke literatuur opgenomen dienen te worden in het aanvraagdossier. In deze proefdierstudies wordt ook naar mogelijke neurotoxische effecten gekeken. Als tijdens de beoordeling hiervan blijkt dat er aanwijzingen zijn voor mogelijke motorische en neurologische aandoeningen, dan dient de aanvrager aanvullende specifieke (proefdier)studies uit te voeren gericht op neurotoxische effecten. De ziekte van Parkinson is één van de mogelijke motorische en neurologische aandoeningen.
Deelt u de mening van de European Food Safety Authority (EFSA), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Nederlandse Vereniging voor Neurologie dat de risico’s op de ziekte van Parkinson, als gevolg van de blootstelling aan pesticiden, nog onvoldoende in kaart zijn gebracht? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat die risico’s wel in kaart worden gebracht en op welke termijn? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?2
Ctgb, EFSA en RIVM bevelen aan om de Europese goedkeuringsprocedure te verbeteren in relatie tot mogelijke motorische en neurologische aandoeningen, waarvan de ziekte van Parkinson er een is. Ik ondersteun deze aanbeveling en zal de Europese Commissie vragen dit voortvarend op te pakken.
Zijn er op dit moment bestrijdingsmiddelen op de Nederlandse markt waarvan bekend is dat er een verband is met de ziekte van Parkinson? Zo ja, gaat u ervoor zorgen dat deze middelen niet meer verkocht mogen worden en op welke termijn? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het over het in het bericht genoemde Mancozeb, dat wel in verband met deze ziekte wordt gebracht?3
Het is op dit moment niet duidelijk welke Europees goedgekeurde werkzame stoffen in verband kunnen worden gebracht met de ziekte van Parkinson. Voor de werkzame stof mancozeb zijn epidemiologische studies beschikbaar met verschillende uitkomsten, waarbij een verband als ook geen verband wordt gerapporteerd met de ziekte van Parkinson. Deze werkzame stof wordt in de uitzending van Zembla genoemd.
Ik heb uw Kamer recent geïnformeerd over de Nederlandse inbreng in het SCoPAFF van 21 en 22 oktober jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 485). Nederland heeft hierin met een stemverklaring aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met de tijdelijke verlenging van de werkzame stof mancozeb en de Europese Commissie opgeroepen de besluitvorming van de stof mancozeb af te ronden voor 31 januari 2020. Er is desondanks besloten de goedkeuring van mancozeb met een jaar te verlengen. De Europese Commissie heeft toegezegd de besluitvorming over de herbeoordeling van de werkzame stof mancozeb zo spoedig mogelijk af te ronden.
Deelt u de mening dat er op grond van het voorzorgsprincipe een moratorium moet komen op verkoop en gebruik van verdachte middelen totdat onderzoek uitwijst dat deze middelen niet schadelijk zijn? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet en welke gezondheidsrisico’s brengt dit met zich mee?
Werkzame stoffen of gewasbeschermingsmiddelen worden op grond van het voorzorgsprincipe alleen goedgekeurd of toegelaten als uit de Europees geharmoniseerde beoordelingsprocedure blijkt dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu. In dit licht is een moratorium overbodig. Wel vind ik het belangrijk dat de Europese goedkeuringsprocedure verbeterd wordt in relatie tot mogelijke motorische en neurologische aandoeningen, waarvan de ziekte van Parkinson er een is. Zie het antwoord op vraag 3.
Wat doet de Inspectie SZW op dit moment concreet om te controleren dat agrariërs en kwetsbare werknemers, bijvoorbeeld Oost-Europese medewerkers die vanwege onzekere contracten niet aan de bel trekken, geen vergrote kans op de ziekte van Parkinson lopen bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen?
Werkgevers zijn, overeenkomstig de Arbeidsomstandighedenwet, primair verantwoordelijk voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
De Inspectie SZW houdt risicogericht toezicht. Dit doet de Inspectie SZW in 17 programma’s, waaronder het programma Agrarische en Groene sector. Binnen dit programma doet de Inspectie SZW onderzoek naar gewasbescherming. Voorbeelden daarvan zijn enkele controles naar aanleiding van meldingen in 2018 en 2019. Daarnaast wordt bij (reguliere) inspecties in de agrarische sector door de inspecteurs gecontroleerd of chemicaliën, waaronder gewasbeschermingsmiddelen, veilig zijn opgeborgen en of de beschermingsmiddelen nog goed zijn.
De Inspectie SZW kan handhavend optreden als zij zelf constateert dat de wet- en regelgeving wordt overtreden. Zeker bij het gebruik van biociden en gewasbeschermingsmiddelen is de kans relatief klein om op het juiste moment te controleren. Daarom is het van groot belang dat misstanden bij de Inspectie SZW gemeld worden. Meldingen die bij de Inspectie SZW binnenkomen worden zeer serieus genomen en afhankelijk van de informatie kan besloten worden tot nader onderzoek.
Werknemers, ook arbeidsmigranten, kunnen misstanden telefonisch of online melden bij de Inspectie SZW. De meldingsformulieren zijn online beschikbaar in het Pools, Bulgaars, Spaans, Roemeens, Engels en Portugees.
Deelt u de mening dat een meldingsplicht moet gaan gelden voor het omgaan met bestrijdingsmiddelen die in verband kunnen worden gebracht met de ziekte van Parkinson? Zo ja, op welke termijn gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Werkzame stoffen of gewasbeschermingsmiddelen worden alleen goedgekeurd of toegelaten als uit de Europees geharmoniseerde beoordelingsprocedure blijkt dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu. In dit licht is een meldingsplicht overbodig. Wel vind ik het belangrijk dat de Europese goedkeuringsprocedure verbeterd wordt in relatie tot mogelijke motorische en neurologische aandoeningen, waarvan de ziekte van Parkinson er een is. Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u van mening dat de ziekte van Parkinson onder agrariërs net zoals Frankrijk ook in Nederland als beroepsziekte kan worden gezien? Zo nee, waarom niet?
Nederland kent geen systeem van erkenning van beroepsziekten waar, zoals in Frankrijk, ook een financiële vergoeding aan gekoppeld is: ongeacht de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid is er een financieel vangnet en dienen door de werkgever en de werknemer gezamenlijk de mogelijkheden tot re-integratie benut te worden.
Wel heeft het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) een overzicht van gemelde beroepsziekten. Het doel hiervan is het vergroten van inzicht in de oorzaken en risico’s in het werk en de relatie tussen werk en gezondheid. Deze informatie is bruikbaar voor branches en bedrijven voor het opzetten van preventiebeleid. Dit overzicht komt tot stand door meldingen van bedrijfsartsen en systematisch wetenschappelijk literatuuronderzoek dat kan leiden tot registratierichtlijnen. Voor veelvoorkomende aandoeningen is een dergelijke richtlijn aanwezig. Voor de ziekte van Parkinson is dat niet het geval. Wel is er op de website van het NCvB een factsheet over bestrijdingsmiddelen en de mogelijke gevolgen van blootstelling daaraan beschikbaar. Deze geeft een overzicht van recente, beschikbare informatie. Deze informatie dient als referentiekader voor bedrijfsartsen. Bedrijfsartsen kunnen aan de hand van dit referentiekader al een melding maken van de ziekte van Parkinson als beroepsziekte, maar hebben dit de afgelopen 20 jaar slechts één maal gemeld, in de bouwnijverheidssector. Parkinsonisme staat ook genoemd in een Europese informatiegids over beroepsziekten die in 2009 is opgesteld in opdracht van de Europese Commissie.
Het rapport van de Commissie-Oskam over tarieven en marktwerking voor deurwaarders |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Rapport Oskam: Met marktwerking voor deurwaarders is echt he-le-maal niets mis»?1
Bij brief van 15 juli 2019 heb ik Uw Kamer het advies van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Commissie Oskam) aangeboden.2 Bij die brief is tevens bijgevoegd het onderzoeksrapport van Pro-Facto waaraan in het artikel in Follow the Money van 18 september 2019 wordt gerefereerd. Ik wil niet vooruit lopen op de inhoudelijke reactie op het rapport. Deze bereid ik thans voor en verwacht ik dit jaar nog naar uw Kamer te sturen.
Wat is uw reactie op de observatie dat de uitkomsten van zowel het Cebeon onderzoek als het Pro Facto-onderzoek onvoldoende betrouwbaar zijn om er conclusies uit te kunnen trekken? Wat zijn volgens u de gevolgen daarvan op de betrouwbaarheid en validiteit van het rapport van de Commissie-Oskam?
Het is mij niet ontgaan dat er discussie bestaat over de betrouwbaarheid van de onderzoeken door Pro-Facto en Cebeon. Zoals in de beantwoording van de vorige vraag is aangegeven, wordt thans de beleidsreactie op het rapport van de commissie Oskam voorbereid. Ik wil daar met mijn oordeel niet op vooruitlopen. Dit geldt ook voor mijn oordeel over de betrouwbaarheid en validiteit van het rapport en/of van de uitkomsten van de daaraan mede ten grondslag liggende onderzoeken. Overigens blijkt uit het rapport van de commissie Oskam dat deze haar advies niet alleen heeft gebaseerd op de onderzoeken door Pro Facto en Cebeon.
Wat is uw reactie op het feit dat de enquête die gehouden is onder deurwaarders een onvoldoende betrouwbare respons had? Wat zijn volgens u de gevolgen daarvan op de betrouwbaarheid en validiteit van het rapport van de Commissie-Oskam?
Zoals ik in mijn vorige antwoord heb aangegeven, is een reactie op het rapport van de commissie Oskam en de wijze waarop de commissie tot haar advies is gekomen in voorbereiding.
Wat is uw reactie op de constatering uit het rapport van de Commissie-Oskam dat deurwaarders mét prestatiecontracten wel degelijk meer beslagen leggen dan deurwaarders zónder die contracten, maar vervolgens een van de conclusies van het onderzoek luidt dat er géén negatieve effecten zouden zijn van prestatiecontracten? Deelt u de mening dat die tegenstelling tot aanvullend onderzoek had moeten leiden?
Omdat ik alle aspecten uit het rapport van de commissie Oskam eerst zorgvuldig wil wegen kan ik ook nog niet aangeven of ik met uw Kamer de conclusie deel dat er sprake is van een tegenstelling, die tot aanvullend onderzoek had moeten leiden. De zogenoemde prestatiecontracten zal ik betrekken bij mijn beleidsreactie.
Deelt u de mening dat serieuze aanwijzingen voor het verrichten van onnodige ambtshandelingen zoals bevonden in het onderzoek hadden moeten leiden tot aanvullend onderzoek?
Thans bezie ik de vervolgstappen op basis van het rapport.
Ik deel met u dat serieuze aanwijzingen tot het verrichten van onnodige ambtshandelingen altijd goed moeten worden bezien. Of deze een aanleiding vormen om daadwerkelijk over te gaan tot vervolgststappen, zal ik bezien in het licht van mijn totale reactie op het voorstel van commissie Oskam.
Deelt u de mening dat niet de instellingstermijn van de onderzoekscommissie leidend zou moeten zijn voor de inhoud van het onderzoek, maar juist de validiteit en betrouwbaarheid van de bronnen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb geen aanleiding er aan te twijfelen dat de commissie Oskam daaromtrent de juiste afwegingen heeft gemaakt, te meer omdat de instellingstermijn van de commissie tweemaal verlengd is en de commissie daarnaast eigenstandig onderzoek heeft gedaan om de validiteit en betrouwbaarheid van bronnen te borgen.
Deelt u de mening dat de tarieven van schuldeisers aan deurwaarders hoog genoeg moeten zijn om deurwaarders op een verantwoorde wijze schulden te kunnen laten innen? Welke gevolgen verbindt u hier aan? Kunt u dat toelichten?
De overheid staat als stelselverantwoordelijke voor een goede balans in de behartiging door de deurwaarder van de belangen van zowel schuldeisers als van schuldenaren. Om de deurwaarder deze behartiging van belangen op een onafhankelijke en onpartijdige wijze te kunnen laten vervullen is een afweging nodig tussen een goede, verantwoorde en efficiënte bedrijfsvoering van de deurwaarder (inclusief een redelijke vergoeding), de bescherming van de schuldenaar tegen hoog oplopende kosten en de belangen van de schuldeiser die zijn rekening betaald wil zien tegen zo laag mogelijke kosten. Deze afweging moet plaatsvinden binnen de rechtsstatelijke uitgangspunten.
In dat licht bezie ik ook de tariefstelling tussen schuldeisers en deurwaarders. Hierover heeft de commissie Oskam mij geadviseerd. Ik ben thans bezig mijn reactie daarop te formuleren. Zoals hiervoor aangegeven, wil ik daarop niet vooruitlopen.
Vindt u schaalvergroting onder deurwaarderskantoren een wenselijke ontwikkeling?
Ja. In de afgelopen jaren is wat de vraag naar deurwaardersdiensten betreft, sprake van een dalende trend. Dat geldt zowel voor de ambtelijke als niet ambtelijke taken van een deurwaarder. De werkgelegenheid voor de deurwaarderij daalt. Kantoren zoeken op landelijk niveau de samenwerking op, bundelen de krachten en pakken hiertoe de ruimte die met het loslaten van de regionale gebiedsindeling in 2001 is ontstaan. Daar is niets op tegen zolang deurwaarders hun dienstverlening binnen die robuustere deurwaarderskantoren kunnen bieden op onafhankelijke, maatschappelijk verantwoorde en toekomstbestendige wijze.
Vindt u dat de marktwerking voor deurwaarders is doorgeslagen en beteugeld dient te worden?
De constatering dat de markwerking is doorgeslagen, vind ik niet juist. Dat is in lijn met mijn beantwoording op 14 juni 2019 van eerdere vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk (beiden SP).3 Het maken van prijsafspraken tussen de gerechtsdeurwaarder en opdrachtgever is inherent aan de in 2001 geïntroduceerde marktwerking.
De commissie Oskam concludeert in haar rapport dat het onderzoeksrapport van Pro Facto noch het eigen onderzoek aanknopingspunten biedt om de huidige marktwerking af te schaffen en daarmee acht ik de kwalificatie «doorgeslagen» niet passend. Wel acht de commissie een zekere correctie van de marktwerking op zijn plaats. Ik zal daarop nader ingaan in de beleidsreactie die thans wordt voorbereid.
Bent u van mening dat het rapport onvoldoende redenen geeft om te concluderen dat prestatiecontracten niet nadelig zijn voor deurwaarderskantoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
In lijn met de beantwoording van de hiervoor gestelde vragen, wil ik niet vooruitlopen op mijn beleidsreactie op het rapport. In zijn algemeenheid kan ik nu al wel stellen dat ik prestatiecontracten onwenselijk vind wanneer deze er louter op zijn gericht dat een opdrachtgever kan verdienen aan ambtshandelingen.
Kunt u aangeven hoe u de aantallen en de noodzakelijkheid van ambtshandelingen in de gaten blijft houden om te kunnen voorkomen dat perverse prikkels de belangen van schuldenaars schaden?
Ik vind dat primair een taak voor de publieke beroepsorganisatie, de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) in samenspel met de toezichthouder, het Bureau financieel toezicht (Bft). Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid volg ik in samenspraak met betrokken organisaties de ontwikkelingen om daar waar nodig vervolgstappen te nemen. Zoals ik in antwoord op vraag vijf al heb aangegeven, zal ik dit ook bezien in het licht van mijn totale reactie op het voorstel van commissie Oskam.
Deelt u de mening dat enkel nieuw onderzoek voldoende licht kan laten schijnen op de fundamentele vraag of marktwerking voor deurwaarders wel of niet verder ingeperkt of zelfs afgeschaft zou moeten worden?
Nee, die mening vind ik te voorbarig. In mijn beleidsreactie waarmee ik nog dit jaar verwacht te komen, ga ik nader in op wat de commissie Oskam over marktwerking heeft geadviseerd.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Volgens minister helpt privacy bedrijven om klanten binnen te houden’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Volgens Minister helpt privacy bedrijven om klanten binnen te houden»?1
Ja.
Wat gaat u doen om het de facto verbod op cookiemuren onder de aandacht te brengen bij bedrijven?
De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) heeft als nationale privacytoezichthouder de taak helderheid te verschaffen aan organisaties over de uitleg van wettelijke privacynormen. Zo heeft de AP in een eerder stadium de juridische normen rond cookiewalls uitgelegd en onder meer uitgelegd dat websites die bezoekers alleen toegang geven tot hun site als deze akkoord gaan met het plaatsen van zogeheten «tracking cookies» of andere vergelijkbare manieren van volgen en vastleggen van gedrag door middel van software of andere digitale methodes, niet voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).2
De AP gaf hierbij ook aan dat met de bekendmaking van deze uitleg van de norm er voor betrokken organisaties de opdracht ligt hun praktijk waar nodig hierop aan te passen. De AP heeft mij voorts laten weten de organisaties waar zij de meeste klachten over heeft ontvangen een brief te hebben gestuurd met de normuitleg. Daarin kondigde de AP ook aan dat zij de controle de komende tijd intensiveert om te bezien of de norm, in het belang van de bescherming van de privacy, op de juiste wijze wordt toegepast. De AP heeft de normuitleg ook met enkele brancheorganisaties gedeeld.
Deelt u de mening dat conform artikel 25 (Privacy by Design) van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) de standaardinstelling van websites, browsers, apps, etc. met betrekking tot tracking cookies, of «volgsoftware», zo ingericht moet zijn dat mensen niet gevolgd worden?2
De AP heeft al eerder aangegeven dat een toestemming voor het plaatsen van «tracking cookies» alleen rechtsgeldig is wanneer deze is verkregen door een opt-in maatregel. Een dergelijke maatregel houdt in dat de bezoeker of gebruiker de mogelijkheid moet worden gegeven om een keuze te maken tussen «ja» en «nee», alvorens de «tracking cookies» kunnen worden ingezet en behoort tot de standaardinstellingen van websites, browsers of apps. Daarnaast heeft het Hof van Justitie in een recente uitspraak uitgelegd dat voor het uitlezen van cookies een expliciete handeling van de betrokkenen wordt vereist en dat het verboden is om toestemming te vragen voor «tracking cookies» door middel van een standaard aangevinkt selectievakje.4
Hieruit volgt dat websites, apps of andere diensten die persoonsgegevens verwerken door middel van «tracking cookies» of «volgsoftware» dusdanig ingericht moeten zijn dat mensen niet zonder expliciete toestemming c.q. handeling gevolgd worden.
Voor nadere uitleg over het toestemmingsvereiste verwijs ik naar vraag 2 van mijn antwoorden op Kamervragen over het bericht «Websites overtreden massaal cookiewallverbod».5
De beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om een reactie op de twee rondetafelgesprekken over woonfraude |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen over de beantwoording van het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om een reactie op de twee gehouden rondetafelgesprekken over woonfraude?1
Ja, ik ben bekend met de beantwoording die de Minister van BZK heeft gegeven.
Kunt u concreter aangeven wanneer de pilot met de digitale inkomenstoets zal starten? Zo nee, waarom niet?
De pilot is dit najaar gestart. Dit najaar worden door Logius de benodigde aanpassingen aan MijnOverheid voorbereid. Parallel aan deze werkzaamheden zullen de deelnemende woningcorporaties starten met het aanpassen van hun computersystemen. De verwachting is dat begin volgend jaar in de pilotomgeving de digitale inkomenstoetsingen kunnen worden gedaan.
Bent u bekend met het feit dat er bij Logius, de partij die de pilot moet uitvoeren, een stemmingsmechanisme wordt gehanteerd waarmee verschillende overheids-/uitvoeringsorganisaties hun voorkeuren, met een stemgewicht daaraan, mogen uitspreken voor de verschillende overheidsprojecten die op stapel liggen, waarmee prioriteiten worden bepaald?
Ja.
Bent u bereid om namens het kabinet vanwege de urgentie van de (pilot voor de) digitale inkomenstoets de «stemgerechtigde overheidsorganisaties» nog eens op te roepen in de komende stemronde bij Logius in elk geval voldoende capaciteit vrij te maken zodat de pilot voor de digitale inkomenstoets mee kan worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Onlangs is er een nieuwe stemronde geweest. In de voorbereiding hierop is er vanuit het Ministerie van BZK contact geweest met de andere organisaties om het belang van de pilot toe te lichten. Dit heeft geresulteerd in genoeg stemmen om de ontwikkeling van de pilot digitaliseren inkomenstoets woningcorporaties te starten.
Welke mogelijkheden ziet u om te garanderen dat de pilot nu zo spoedig mogelijk van start gaat, ook bij uitblijven van steun van andere stemgerechtigde overheidsorganisaties?
Zie antwoord 2 en 4.
Wanneer verwacht u dat de digitale inkomenstoets landelijk uitgerold kan worden?
In antwoord 2 heb ik geschetst hoe het proces de komende maanden loopt. De pilot zal met een beperkt aantal corporaties worden uitgevoerd. Dit heeft te maken met de beheersbaarheid. Er worden evaluatiecriteria opgesteld waarop de pilot na afloopt beoordeeld kan worden. Daarnaast zal de komende maanden met alle betrokken partijen gesproken worden over de voorwaarden voor landelijke opschaling. De ervaringen die worden opgedaan met de pilot zullen worden meegenomen in de bestuurlijke besluitvorming over het uitrollen van de digitale inkomenstoets.
De berichtgeving dat de werkdruk zo hoog is in de zorg dat zorgpersoneel steeds vaker psychische hulp nodig heeft |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat het aandeel zorgmedewerkers dat psychische zorg ontvangt, in de afgelopen vier jaar met 40 procent is gestegen?1 2
Blijkens de zorggebruik cijfers van Stichting IZZ lag het gebruik van psychische zorg door zorgmedewerkers in 2018 op 6,7% waarbij dat in 2014 op 4,7% lag, een stijging met ruim 40%. De stijging ten opzichte van het voorgaande jaar 2017 bedroeg 8%.
Een stijgende trend in het aandeel zorgmedewerkers dat psychische zorg ontvangt vind ik zorgelijk en eens te meer reden om extra in te zetten op het verbeteren van het werkklimaat van zorgmedewerkers.
Wilt u reageren op de stelling van A. ten Arve (programmadirecteur voor gezond werken in de zorg bij Stichting IZZ, belangenbehartiger van mensen in de zorg) dat bij een kwart van de zorgmedewerkers met psychische klachten, dit zeker voortkomt uit het werk?3
Dat een kwart van de psychische klachten voor ten minste een deel voortkomt uit werk sluit aan bij de resultaten uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO. Hierin geeft bijna 27% van de zorgmedewerkers (tegen ruim 24% van alle medewerkers) aan de indruk te hebben dat de klachten waarmee de laatste keer verzuimd is voor een deel dan wel hoofdzakelijk het gevolg waren van werk.
Wilt u reageren op de stelling van E. Merlijn (bestuurder vakbond FNV) dat wanneer jongere zorgmedewerkers psychische problemen ontwikkelen als ze gaan werken, ze eerder geneigd zijn om de zorg te verlaten?
Het is cruciaal dat jonge zorgmedewerkers bij de start van hun werkzame leven goed worden opgevangen en begeleid. In tijden van krapte op de arbeidsmarkt verdient dit nog extra aandacht. Enerzijds omdat voor opvang en begeleiding een beroep gedaan moet worden op toch al krappe capaciteit en anderzijds omdat juist in tijden van krapte voorkomen moet worden dat mensen (snel) uitvallen.
Kunt u uw reflectie geven over deze alarmerende berichten?
Cijfers uit de Arbobalans 2018 en de Nationale Enquête 2018 (NEA 2018)4 laten zien dat een groot en stijgend aantal mensen burn-outklachten ervaart als gevolg van met name hoge taakeisen, een gebrek aan autonomie, ongewenst gedrag op de werkvloer of een combinatie van deze factoren.
Zoals ook verwoord in de recent verschenen SER-verkenning naar ontplooiingskansen van jongeren ervaren jongeren meer prestatiedruk, psychische klachten en ook vaker burn-out achtige verschijnselen als gevolg van diverse ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, het onderwijs, de woningmarkt en het starten van een gezin. Jonge werkenden ervaren meer prestatiedruk, psychische klachten en ervaren ook vaker burn-out-achtige verschijnselen dan oudere werknemers.
Om meer inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van burn-outklachten in relatie tot werk-privé omstandigheden laat het Ministerie van SZW het TNO hiernaar een onderzoek doen5.
Hoewel psychische klachten als gevolg van werk of werkdruk veel voor komen vind ik niet dat deze erbij horen. Daarin sta ik gelukkig niet alleen.
In veel cao’s zie ik dat sociale partners afspraken maken over het verminderen van werkdruk en andere aspecten van duurzame inzetbaarheid. Zo staat in het onderhandelaarsakkoord voor de cao gehandicaptenzorg dat een handleiding wordt ontwikkeld voor werknemers en werkgevers om werkdruk bespreekbaar en beheersbaar te maken met aandacht voor de betreffende cao-bepalingen. Ook is afgesproken dat werknemers het recht hebben om op een vrije dag onbereikbaar voor werk te zijn.
Om maatregelen gericht op het voorkomen van uitval of uitstroom te stimuleren leggen de Minister voor Medische Zorg en Sport, de Staatssecretaris van VWS en ik de komende periode binnen het Actieprogramma «Werken in de zorg» extra nadruk op het behoud van medewerkers. Binnen het vierde tijdvak van SectorplanPlus worden daartoe ook activiteiten gericht op het verbeteren van het organisatieklimaat en daarmee op voorkomen van uitval en uitstroom subsidiabel gesteld.
We zien dat werkgevers nog veel meer van elkaar kunnen leren. Binnen het, onder het Actieprogramma opererende, Actie Leer Netwerk werken ambassadeurs op de thema’s beperken uitstroom, gezond werken en leven lang ontwikkelen.
Daarbij gaat het niet alleen om het voorzien van kennis en inspiratie, maar ook om het stimuleren van (regionaal) lerende netwerken. We vragen het Regioteam, dat tot doel heeft kwantitatieve en kwalitatieve versnelling in het land te bevorderen, in elke regio expliciet aandacht te hebben voor het voorkomen van uitstroom.
We steunen een programma van VenVN en CNV gericht op het beter betrekken van medewerkers binnen organisaties en in de regio, met een focus op behoud. Zij gaan het land in, naar organisaties toe en delen ervaring en lessen. Ook laten ze zien welke goede manieren er zijn om medewerkers te betrekken.
Ook blijven we stevig inzetten op de aanpak van regeldruk via schrapsessies. Doel hiervan is het verminderen van de ervaren regeldruk met als gevolg meer werkplezier voor de zorgprofessional.
Welke maatregelen gaat u aanvullend treffen om deze problematiek aan te pakken?
Zie antwoord vraag 4.
Het SCP-rapport ‘Armoede in kaart 2019’ |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) «Armoede in kaart 2019»?1
Ja.
Wat zijn volgens u de oorzaken van het door het SCP vastgestelde feit dat er in de groep 60 tot 64-jarigen een lichte piek in het aandeel armen is?
Een belangrijke oorzaak van armoede is werkloosheid en deze groep is kwetsbaarder voor langdurige werkloosheid dan andere groepen.
Het onderzoek bevat de cijfers over 2017. Inmiddels is de economie aangetrokken en ligt het werkloosheidpercentage van 45-plussers zelfs iets lager dan dat van 45-minners.2 Dat neemt niet weg dat de groep oudere langdurig werklozen, in vergelijking met andere groepen, nog te groot is. Het kabinet zet daarom stevig in op het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers. Het kabinet heeft met het Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers diverse maatregelen getroffen om de ouderenwerkloosheid aan te pakken. Zo heeft UWV meer middelen gekregen om de persoonlijke dienstverlening aan ouderen en de matching op werk te verbeteren, is de leeftijd voor de no-risk polis verlaagd en zijn er verschillende tijdelijke subsidieregelingen ingevoerd, zoals «experimenten meer werk» en de regeling «Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers».
Met de subsidieregeling «Ontwikkeladvies vijfenveertigplussers» kunnen ongeveer 25.000 werkende 45-plussers een gratis loopbaanadvies krijgen. Doelstelling is om bij deze oudere werkenden voortijdige uitval te voorkomen en ze in staat te stellen aan het werk te blijven.
Helaas ziet het kabinet dat er ook een groep 60-plussers is die meer steun nodig heeft. Daarom heeft het Kabinet de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) verlengd. Met deze wet ondersteunt het kabinet oudere werknemers, die ondanks inspanningen van overheid, werkgevers en werknemers toch werkloos of arbeidsongeschikt worden door middel van een uitkering tot hun AOW-leeftijd.
Welke maatregelen neemt u en wilt u nemen om de armoede binnen deze groep terug te dringen? Bent u bereid om gelden vrij te maken voor de bestrijding van armoede onder 60 tot 64-jarigen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het feit dat ruim één op de tien 90-plussers in Nederland arm is, en dat het percentage armen in deze groep toeneemt? Wat gaat u doen om de nood voor deze groep te lenigen?
Het SCP geeft inderdaad aan dat de 90-plussers vaker onder de armoedegrens zitten doordat de zorgkosten, in de berekening van de armoedecijfers, van het inkomen worden afgetrokken. Het gaat hierbij dan om de niet-vergoede ziektekosten die als aftrekpost in de aangifte aangemerkt kunnen worden. Omdat zich bij deze groep een stapeling van zorgkosten kan voordoen heeft het kabinet maatregelen genomen om de stapeling van zorgkosten tegen te gaan. Zoals:
Naast dat het kabinet de armoede voor deze groep bij de uitgavenkant wil verzachten, neemt het kabinet ook maatregelen aan de inkomenskant. Zo verhoogt dit kabinet de algemene heffingskorting en de ouderenkorting en gaat het twee-schijvensysteem al in 2020 in (een jaar eerder dan gepland). Daardoor betalen gepensioneerden minder belasting over het aanvullende pensioen en ontvangen zij een hogere netto AOW-uitkering.
Aangezien de studie van het SCP is gebaseerd op gegevens uit 2017, zijn de bovengenoemde maatregelen van het kabinet daar helaas niet in meegenomen. In het SCP-onderzoek is bovendien niet gekeken naar gemeentelijke voorzieningen, zoals gemeentelijke zorgpolissen en bijzondere bijstand, die een positief effect kunnen hebben op de inkomenspositie van 90-plussers. Dat is jammer, omdat gemeenten juist over de instrumenten en het geld beschikken voor financieel maatwerk aan sociale minima.
Hoe ziet u deze cijfers in relatie tot de jarenlange uitblijvende indexatie bij pensioenfondsen en de dreigende kortingen in 2020 en 2021?
Als gekeken wordt naar de ontwikkeling van het aandeel gepensioneerden dat onder de niet-veel-maar-toereikendgrens van het SCP (figuur3 valt, is te zien dat dit percentage zeer stabiel en laag is sinds 2013. Dit komt omdat een volledige AOW-uitkering zonder aanvullend pensioen voor de meeste huishoudens al voldoende is om boven de inkomensgrens van het SCP uit te komen of er dicht tegenaan te zitten. De AOW-uitkering is de afgelopen jaren wel meegestegen met de lonen en bovendien hebben gepensioneerden met een laag inkomen ook geprofiteerd van verschillende maatregelen om hun koopkracht te ondersteunen. Denk hierbij aan de verhoging van de algemene heffingskorting en ouderenkorting, alsook de verhoging van de zorgtoeslag en huurtoeslag.
Figuur 1: Aandeel huishoudens met een inkomen onder de niet-veel-maar-toereikendgrens naar inkomensbron.
Hoe ziet u deze cijfers in het licht van de resultaten van een onderzoek van Regioplan in opdracht van senioren- en gepensioneerdenorganisaties naar de huur-en zorgtoeslag, waaruit onder meer bleek dat één op de tien 65-plussers zorgtoeslag misloopt?2
Ik vind het erg belangrijk dat mensen weten waar ze recht op hebben. Zowel de rijksoverheid als gemeenten bieden ondersteuning aan huishoudens die het niet breed hebben, ook voor werkenden en gepensioneerden met een laag inkomen. Zowel uit de cijfers van het rapport van Regioplan als uit andere cijfers blijkt dat niet iedereen gebruik maakt van die ondersteuning. Soms gebeurt dit uit schaamte of trots.
Ik roep mensen dan ook op om uit te zoeken of je mogelijk recht hebt op toeslagen en andere vormen van ondersteuning. De rijksoverheid probeert dit te ondersteunen met de website Wijzer in Geldzaken waar je kan berekenen op welke toeslagen je recht hebt.
Tevens loopt op dit moment het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) toeslagen. In dit onderzoek wordt het gehele toeslagsysteem tegen het licht gehouden. Hierin zal ook gekeken worden naar het niet-gebruik van toeslagen.
Welke stappen neemt u en wilt u nemen om ervoor te zorgen dat de groep alleroudsten niet langer gebukt gaat onder deze hoge zorgkosten en de uitgaven hieraan meer in balans komen met hun inkomsten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is te verklaren dat het aantal huishoudens in armoede onder het steeds stijgende aantal bijstandsontvangers sinds 2013 gestaag is gedaald tot en met 2017, en dat het aantal huishoudens in armoede onder gepensioneerden na een piek in 2013 gedaald is in het jaar 2014, maar daarna weer stijgt tot en met 2017?3
Voor de beantwoording van deze vraag moeten de beide ontwikkelingen in perspectief worden geplaatst. Grafiek 1 laat zien dat er onder bijstandsgerechtigden een duidelijke daling te zien is van het percentage huishoudens met een inkomen onder de niet-veel-maar-toereikend grens van 66% in 2013 naar 43% in 2017.
Om de oorzaak van deze daling te duiden is contact gezocht met het SCP. Het SCP geeft aan dat in 2015 er meerdere wijzigingen hebben plaatsgevonden die er tezamen waarschijnlijk voor hebben gezorgd dat een aantal bijstandsgerechtigden net boven de armoedegrens uit kwam. Deze zijn de verhoging van de uitkering, de huurtoeslag en de algemene heffingskorting. Het SCP geeft aan dat deze wijzigingen vooral gunstig hebben uitgepakt voor alleenstaanden. Voor alleenstaande ouders zal ook de hervorming van de kindregelingen een rol hebben gespeeld; het CBS heeft aangetoond dat zij er hierdoor in inkomen op vooruit zijn gegaan.6
Wat betreft de daling en stijging van het aantal gepensioneerden met een inkomen onder de niet-veel-meer-toereikend grens valt op dat deze veel beperkter is dan de daling onder bijstandsgerechtigden. Zo is het percentage gepensioneerden van 3,9% in 2013 gedaald naar 3,3% in 2014 om vervolgens te stijgen naar 3,6% in 2017. Het gaat hierbij om huishoudens waarvan het inkomen voor het grootste deel uit pensioenuitkering bestaat. Daarmee kan het ook betrekking hebben op vroeg-gepensioneerden.
De oorzaak hiervan is veel moeilijker te verklaren omdat de ontwikkeling veel minder groot is. Waar het precies aan ligt en wat de omvang van het effect is kan het SCP dit moment niet zeggen. Het SCP geeft wel aan dat armoede onder gepensioneerden in zijn algemeenheid verschillende oorzaken kan hebben. Denk hierbij aan:
Diverse berichten over de berichten ‘Duizenden ouderen wachten op verpleeghuisplek of thuiszorg’, ‘Route naar verpleeghuis zit verstopt’ en ‘36 huizen afbellen voor één patiënt’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten: «Duizenden ouderen wachten op verpleeghuisplek of thuiszorg», «Route naar verpleeghuis zit verstopt» en «36 huizen afbellen voor één patiënt»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat daarin naar voren komt, namelijk dat «een dramatische situatie aan het ontstaan is», dat sprake is van «een waanzinnig probleem» en dat «het piept en het kraakt»? Hoe lang mag en kan dit volgens u nog duren?
Ik ben hier ook op ingegaan in mijn brief van 23 september2 over de capaciteitsontwikkeling. Ik ben ervan doordrongen dat we voor een forse opgave staan om het zorgaanbod in de pas te laten lopen met de zorgvraag.
Hoe verhouden bovenstaande door professionals uit het veld gedane uitspraken zich tot de door u zelf in de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2020 verwoorde missie van een: «toegankelijke en betaalbare zorg die merkbaar beter wordt voor mensen, nu en in de toekomst»? Is daar volgens u nu sprake van?2
Hoeveel mensen (met indicatie) wachten nu op een plek in een verpleeghuis in de buurt? Hoeveel mensen (met indicatie) wachten op thuiszorg?
Mensen vinden het belangrijk dat zij een plek kunnen krijgen in een verpleeghuis dat op korte (reis)afstand ligt ten opzichte van het thuisadres. Het zorgkantoor houdt zo veel als mogelijk rekening met voorkeur van de cliënt bij de zorgbemiddeling. Op de site van het zorginstituut https://www.istandaarden.nl/wachtlijsten staan overzichten van de wachtenden per instelling/locatie. Deze overzichten zijn gebaseerd op de voorkeur die de cliënt kenbaar heeft gemaakt. Het aantal mensen (met indicatie) dat wacht op thuiszorg kan ik niet expliciteren, omdat de Wlz-indicatie is gesteld in zorgprofielen en geen onderscheid meer maakt tussen intramuraal en extramuraal.
Wat zegt u tegen mensen en hun naasten, die in een rijk land als het onze niet in een verpleeghuis (in de buurt) terecht kunnen en voor wie thuiszorg ook niet (tijdig) beschikbaar is terwijl dat wel zou moeten?
Het is van het allergrootste belang dat er voldoende geschikte plekken beschikbaar zijn. Gelukkig lukt het in een groot deel van de gevallen ook om iemand snel op een geschikte plek te krijgen. Helaas lukt dit niet altijd en dat is heel vervelend voor de betrokkenen. Soms is er sprake van spoed waardoor er niet meteen een plek in de instelling van voorkeur beschikbaar is. Of mensen willen per se op een (kleinschalige) locatie terechtkomen waarvoor een lange wachtlijst is. Ik zie ook dat in sommige gevallen mensen niet goed op de hoogte zijn van wat het zorgkantoor voor hen kan betekenen. Namelijk actieve zorgbemiddeling. Ik wil dat de zorgkantoren nog zichtbaarder worden voor cliënten en zorgverleners zodat zij snel de weg naar het zorgkantoor kunnen vinden.
Voelt u zich ervoor verantwoordelijk dat mensen die zorg nodig hebben die ook krijgen? Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat mensen die hun hele leven premie hebben betaald de zorg krijgen die ze nu nodig hebben?
Denkt u dat alle (actie-)plannen, waarbij vooral andere spelers in het zorgveld worden aangesproken, in dezen (en al helemaal op de korte termijn terwijl nu al van grote problemen sprake is) voldoende soelaas (gaan) bieden? Bent u bereid meer de regie te nemen in het vinden van een oplossing?
Bent u bereid tot het treffen van extra, concrete, maatregelen c.q. het uittrekken van extra geld zodat tijdig en voldoende «zorg thuis» kan worden geboden?
Waarom gebruikt u de onderbenutting op de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (waarvan inmiddels deze hele kabinetsperiode al sprake is) daar niet voor?
Het bericht ‘Driekwart ziekenhuispersoneel overweegt vertrek’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Driekwart ziekenhuispersoneel overweegt vertrek»?1
Ja.
Herkent u de in bedoeld artikel genoemde belangrijkste redenen voor medewerkers in ziekenhuizen om de sector voortijdig te verlaten: werkdruk, loon en de balans werk/privé?
Het artikel op Skipr is naar aanleiding van een peiling van de FNV onder haar leden. Drie kwart van de mensen die de enquête hebben ingevuld, geeft aan weleens te overwegen de sector te verlaten. De belangrijkste genoemde redenen hiervoor zijn werkdruk, loon en de balans tussen werk en privé. Dat dit problemen zijn, sluit aan op de voortgangsrapportage van het Actieprogramma Werken in de zorg2. Om mensen voor de zorg te behouden is meer inzet nodig op goed werkgeverschap en minder werkdruk. We zien dat veel werkgevers hier al actief aan werken. RegioPlus voert een kwalitatief exit onderzoek uit in een groot deel van de regio’s. Met dit onderzoek krijgen individuele organisaties veel beter zicht op de reden waarom mensen vertrekken bij hun organisatie. Dat inzicht helpt hen bij het formuleren van concrete verbetermaatregelen om mensen te blijven boeien en binden. De goede voorbeelden en inzichten die dit oplevert gaan RegioPlus en het Actie Leer Netwerk verspreiden. De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen in de tweede voortgangsrapportage van 2019 aan uw Kamer.
Ziet ook u een verband tussen de hoogte van het salaris in de zorg en het personeelstekort respectievelijk daaruit voortvloeiende zaken zoals een onaanvaardbare vormen aannemende werkdruk?
Met de huidige krappe arbeidsmarkt, geldt voor de hele sector zorg en welzijn dat het moeilijk is om voldoende personeel te vinden. Specifiek voor ziekenhuizen gaat het vooral om gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel. Ziekenhuizen zijn verantwoordelijk voor de vervolgopleiding van deze professionals. Ondanks ramingen per ziekenhuis voor het benodigde aantal opleidingsplekken en kostendekkende financiering van VWS, lukt het ziekenhuizen al langere tijd niet om voldoende op te leiden. Onder andere gecombineerd met stijgende vraag naar zorg, draagt dit bij aan toenemende druk op de huidige professionals. Reden temeer om goed te zorgen voor de mensen die zich dag en (vaak) nacht inzetten voor goede zorg. Dit betekent onder andere goede arbeidsvoorwaarden, contracten die zekerheid bieden, roosters die te combineren zijn met het privéleven, waardering voor het werk en minder administratieve lasten. De werkgevers en vakbonden onderhandelen nu over een nieuwe cao. Ik hoop dat ze net als in andere sectoren in de zorg, zoals de UMC’s, GGZ, Jeugdzorg en VVT, lukt om tot goede afspraken te komen, die hieraan bijdragen.
Wat zegt u tegen ziekenhuismedewerkers en andere professionals in de zorg die ten onder gaan aan de werkdruk, die zien dat hun salaris lager is dan wat mensen met een vergelijkbare opleiding elders kunnen verdienen en bij wie (door bijvoorbeeld een toenemend beroep dat op hen wordt gedaan in de avond, nacht en in het weekend – vaak ook nog eens extra – te werken) geen sprake meer is van een gezonde balans tussen werk en privé?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verklaart u het gegeven dat sinds u en uw collega-bewindspersonen het Actieprogramma Werken in de Zorg hebben gepresenteerd het aantal werknemers dat vertrekt eerder groter is geworden dan kleiner?
Sinds 2017 is de instroom in de zorg hoger dan de uitstroom. In 2018 groeide het aantal mensen dat in de zorg werkte met 31.000 mensen. Dat neemt niet weg dat de uitstroom uit de sector te hoog is.
Op welke wijze voorziet het hiervoor bedoelde actieprogramma concreet in het afnemen van werkdruk, het extra verhogen van het salaris «om de markt te verslaan» en het verbeteren van de werk/privébalans voor mensen in de zorg? Hebben die maatregelen het gewenste effect?
Jaarlijks zijn extra middelen beschikbaar voor stijgende loonkosten en prijzen. Dit jaar gaat dit om 1,7 miljard euro voor de hele zorg. Hoe zich dit vertaalt in concrete loonstijging, wordt door sociale partners afgesproken in cao’s. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven, hebben sociale partners in verschillende zorgbranches al afspraken kunnen maken. In de cao’s worden niet alleen afspraken gemaakt over loon. In het recente onderhandelingsakkoord over de VVT hebben de sociale partners bijvoorbeeld ook afgesproken om ervoor te zorgen dat 90% van de medewerkers een vast contract krijgt. Ik hoop dat het sociale partners lukt voor de ziekenhuiszorg om tot een nieuwe cao te komen.
Met het actieprogramma Werken in de Zorg zetten we stevig in om voldoende medewerkers aan te trekken voor de zorg, en belangrijker nog, om ze te behouden. Dit doen we met een regionale aanpak, gesteund met 420 miljoen euro voor scholing van nieuwe medewerkers. Ik heb u uitgebreid geïnformeerd over de maatregelen uit het actieprogramma en de voortgang3. In de door u gevraagde reactie op de Barometer Nederlandse gezondheidszorg heb ik u tevens geïnformeerd over de mogelijkheid om een deel van de middelen voor het SectorplanPlus in te zetten voor het behoud van medewerkers. Voor het einde van dit jaar informeren we u opnieuw over de voortgang van het actieprogramma.
Wat vindt u ervan dat (zoals overigens ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) al heeft geconstateerd) door het personeelstekort in de zorg de zekerheid van goede zorg dichtbij wanneer je die nodig hebt steeds meer onder druk komt te staan en de kwaliteit van de zorg wordt aangetast? Wilt u dat, als eindverantwoordelijk bewindspersoon, voor uw rekening nemen?
Ik hecht grote waarde aan de kwaliteit van zorg. De IGJ ziet dat er in verschillende sectoren zorgaanbieders zijn die moeite hebben om voldoende, gekwalificeerde, medewerkers te vinden. Personeelstekort kan een risico zijn voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De IGJ ziet dan ook dat de krapte op de arbeidsmarkt zorgaanbieders soms voor uitdagingen stelt. Zo kiezen sommige zorginstellingen voor het (tijdelijk) sluiten van afdelingen.
Voor de IGJ staat de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten voorop. De IGJ vindt het daarom belangrijk dat dergelijke maatregelen tijdig, maar niet overhaast worden getroffen. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg. Indien de IGJ signalen krijgt dat het niet goed gaat dan toetst zij of er risico's zijn voor de kwaliteit en veiligheid. Als een van deze zaken in gevaar is, spreekt de IGJ de bestuurder en zo nodig de interne toezichthouder hierop aan.
Bent u bereid op korte termijn concrete maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van extra geld om de hardwerkende mensen in de zorg beter te belonen voor al het belangrijke werk dat ze doen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Herinnert u zich dat u afgelopen vrijdag 13 september 2019 op ongeveer het tijdstip dat de Kamer onder embargo de Prinsjesdagstukken kreeg, een brief over de Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) 11-affaire aan de Kamer stuurde waarin u schreef: «Ik wil u erop wijzen dat in de Wob-documenten staat dat in oktober 2018 de autorisaties bij Toeslagen in de eerste verkennende gesprekken door de EDP-auditors ter sprake zijn gebracht. In overleg met de EDP-auditors is prioriteit gegeven aan de specifieke zoekopdracht naar zo veel mogelijk documenten binnen het CAF 11-project. Het onderzoek naar de autorisaties had in dat kader geen toegevoegde waarde en is daarom na afstemming met de EDP-auditors buiten beschouwing gelaten.»?
Ja
Heeft u ook kennisgenomen van de documenten zelf en met name document 9, een mail van 28 september waarin een medewerker van Directie Vaktechniek Belastingen schrijft: Hoi [WITTE BALK] Dank jullie wel voor dit stuk, ziet er goed uit. Ik heb in rood wat aanpassingen gedaan, om e.e.a. hopelijk verder aan te scherpen maar ook met het oog op het eventueel moeten verstrekken van dit stuk. Wat ik heb weggehaald, is het onderzoek naar de authorisaties. [WITTE BALK: art. 11.1]. Mocht jullie daarin iets opvallen, dan hoor ik het natuurlijk graag. Groeten[WITTE BALK]?1
Ja
Klopt het dat de EDP-auditors opdracht kregen om de bestanden bij de Belastingdienst te doorzoeken op documenten die relevant zijn voor de CAF 11/Kinderopvangtoeslag-affaire, omdat de dossiers die bij de rechter aangeleverd werden niet volledig waren en omdat er onvolledig zicht was op de hele zaak? Klopt het verder dat bijvoorbeeld de Q-schijven niet beheerd werden, zodat elke gebruiker met schrijfrechten bestanden kon wijzigen of verwijderen en dat het dus heel relevant was wie geautoriseerd was om op bepaalde schrijven data te veranderen en te verwijderen?
Het klopt dat de EDP-auditors van de directie Grote Ondernemingen van de Belastingdienst zijn ingeschakeld om onderzoek te doen naar eventueel aanvullende stukken die op de lopende CAF 11-beroepszaken betrekking hadden of die uw Kamer een breder inzicht zouden verschaffen in het CAF-11 project. Over de opdracht is uw Kamer meermaals geïnformeerd.
Overigens had een onderzoek naar de autorisaties door de EDP-auditors niet meer opgeleverd dan wie (in 2018) toegang hadden tot de mappen waarin CAF-11 documenten opgeslagen waren en wie dus mogelijk – als dat al het geval zou zijn geweest – documenten verwijderd zou kunnen hebben.
Is de beschrijving in de Wob-procedure, een medewerker die schrijft dat zij/hij het onderzoek naar autorisaties heeft weggehaald uit het concept hetzelfde als de passage in de Kamerbrief «Het onderzoek naar de autorisaties had in dat kader geen toegevoegde waarde en is daarom na afstemming met de EDP-auditors buiten beschouwing gelaten»?2
De EDP-auditors zijn ingeschakeld om onderzoek te doen naar eventueel aanvullende stukken die op de lopende CAF 11-beroepszaken betrekking hadden of die uw Kamer een breder inzicht zouden verschaffen in het CAF-11 project. Een onderzoek naar autorisaties zou een uitbreiding van de opdracht aan de EDP-auditors hebben meegebracht, die buiten het beoogde doel lag en had in dat kader geen toegevoegde waarde.
Kunt u de definitie geven van afstemming, die bij de Belastingdienst in gebruik is?
In mijn brief van vrijdag 13 september jl. geef ik aan dat onderzoek naar de autorisaties geen toegevoegde had en daarom na afstemming met de EDP-auditors buiten beschouwing is gelaten. Hiermee bedoel ik dat dit is gebeurd in overleg met de EDP-auditors.
Klopt het dus dat de directie vaktechniek een onderdeel van het onderzoek van de EDP-auditors – een onderzoek naar autorisatie – heeft weggehaald uit het concept-onderzoek, met het oog op het eventueel verstrekken van het document aan bijvoorbeeld de Kamer of journalisten?
Het klopt dat een medewerker van de corporate dienst Vaktechniek (namelijk de interim- landelijk vaktechnisch coördinator (lavaco) Toeslagen) heeft aangegeven dat het onderzoek naar autorisaties geen onderdeel van de opdracht aan de EDP-ers uitmaakte en dat deze medewerker deze passage daarom in de conceptopdracht heeft geschrapt. Op dat moment hadden de EDP-auditors nog geen onderzoek verricht. Er is dus niets weggehaald uit het concept-onderzoek. De aanscherping in de opdracht is gedaan om geen misverstand over de reikwijdte van de onderzoeksopdracht te laten bestaan indien deze openbaar zou worden.
Herinnert u zich dat wij in de Kamer om alle emails en concept-rapporten vroegen en dat u in het algemeen overleg van 19 juni 2019 over de Belastingdienst beloofde de informatie te verschaffen en dat op 21 juni 2019 deed en schreef: «Het lid Omtzigt heeft daarbij specifiek gevraagd naar de onderliggende mailwisseling bij de totstandkoming van de vervolgopdracht op 2 oktober 2018. Ik heb aangegeven dat ik de gebruikelijke spelregels hanteer. Dat wil zeggen dat ik met uw Kamer de informatie uit deze mails deel maar niet de specifieke mails tussen mijn medewerkers onderling.»?3
Ja
Herinnert u zich dat u de «vaktechnische inbedding» – die door de afdeling vaktechniek geschiedt – een van de vier verbeterpunten noemde in de CAF-kinderopvangtoeslag-affaire?4
Ja
Is het u opgevallen dat u nergens, maar dan ook helemaal nergens vermeldt dat de medewerkers van de Belastingdienst en dan nota bene van de afdeling vaktechniek, «aanpassingen» mochten doen in het onderzoek en een deel van het onderzoek mochten weghalen uit het concept-onderzoek?
Er is geen deel van het conceptonderzoek verwijderd, maar er is een onderdeel van de conceptonderzoeksopdracht verwijderd.
Binnen de «blauwe» Belastingdienst bestaat per middel en proces een vaktechnische lijn, die loopt van de vaktechnisch aanspreekpunten en de vaktechnisch coördinatoren op de kantoren naar de landelijk vaktechnisch coördinator (lavaco). De landelijk vaktechnisch coördinatoren vormen samen het onderdeel Landelijke Coördinatie van de Corporate dienst Vaktechniek. De Corporate dienst Vaktechniek is voor mijn ministerie het eerste aanspreekpunt als het gaat om vaktechnische issues. Bij Toeslagen bestond geen vergelijkbare structuur. Vandaar dat ik als verbeterpunt de inbedding van de vaktechniek bij Toeslagen benoemd heb. Het eerste dat gebeurd is, is de aanstelling van een (interim-) lavaco Toeslagen. Deze (interim-) lavaco Toeslagen behoort bij het genoemde onderdeel Landelijke Coördinatie van de Corporate dienst Vaktechniek en heeft als zodanig een schakelfunctie tussen mijn ministerie en de Belastingdienst. De aangestelde interim- lavaco Toeslagen heeft uit dien hoofde onder meer als vertegenwoordiger van de opdrachtgever richting de EDP-auditors gefungeerd. In dat kader heeft de interim- lavaco Toeslagen ook (samen met de EDP-auditors) de opdracht geformuleerd. Daarbij heeft de interim- lavaco Toeslagen een wijziging aangebracht in de voorgestelde formulering van het onderdeel van de opdracht dat zag op de advisering over opvallende zaken rondom het informatiebeheer. De interim- lavaco Toeslagen heeft zich niet bemoeid met het onderzoek, de resultaten en bevindingen en de verslaglegging daarvan.
Begrijpt u dat wij zeer geïnteresseerd zijn in de autorisatie, aangezien bijvoorbeeld bleek dat bepaalde documenten verwijderd waren en dat bepaalde schrijven slechts beperkt doorzoekbaar waren?
Een onderzoek naar de autorisaties had deze informatie niet opgeleverd. Dit onderzoek had hoogstens kunnen opleveren wie toegang hadden tot de mappen waarin CAF-11 documenten opgeslagen waren en wie dus mogelijk – als dat al het geval zou zijn geweest – documenten verwijderd zou kunnen hebben.
Vindt u dat er sprake is van een onafhankelijk onderzoek naar de Belastingdienst, wanneer medewerkers van de Belastingdienst een deel van het onderzoek uit het concept mogen verwijderen en aanpassingen mogen maken in het onderzoek?
Door medewerkers van de Belastingdienst of mijn ministerie zijn geen aanpassingen gedaan of wijzigingen aangebracht in het onderzoek van de EDP-auditors.
De wijziging van de interim- lavaco Toeslagen zag slechts op de formulering van de opdracht en had als doel om geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan over de reikwijdte van de opdracht, zoals die was afgestemd met de EDP-auditors. De focus (binnen het beschikbare tijdsbeslag) lag immers op de volledigheid van de documenten in de lopende beroepszaken en op de volledigheid van de documenten die reeds aan uw Kamer verstrekt waren.
Vindt u dat u de Kamer juist en volledig geinformeerd is over deze mogelijkheid en het verwijderen? Zo ja, waar en wanneer heeft u dat dan gedaan?
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 11.
Wilt u per ommegaande – binnen 72 uur – alle in de Wob-procedure gevraagde documenten openbaar maken, omdat artikel 11, lid 2 van de Wet openbaarheid van bestuur, zijnde: « Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.» hierop apert van toepassing is zoals uit het bovenstaande wel duidelijk is geworden? (Voetnoot: de regering beschouwt alle concepten van rapporten als persoonlijke beleidsopvattingen)?
Alle documenten die vielen onder het Wob-verzoek over het onderzoek van de EDP-auditors zijn openbaar gemaakt, voor zover de weigeringsgronden van de Wob zich daar niet tegen verzetten.
Wilt u dus ook alle versies van het concept-rapport aan de Kamer doen toekomen?
Eerder heb ik u, bij mijn brief van 13 juni over CAF 11, de opdracht en bevindingenverslagen van de EDP-auditors toegestuurd. Het is rijksbreed beleid dat interne concepten niet openbaar worden gemaakt als er een definitieve versie is.
Wilt u de openstaande vragen over CAF 11-zaken (zoals Kamervragen 2019Z15262, 2019Z15340 en 2019Z15127) die meer dan zes weken oud zijn, allemaal binnen een week zorgvuldig beantwoorden en aan de Kamer doen toekomen? En wilt u daarbij alle gevraagde stukken in originele vorm aan de Kamer doen toekomen, aangezien die in deze affaire toch echt iedere keer meer informatie blijken te bevatten dan de beschrijving ervan?
De antwoorden op de genoemde Kamervragen zijn tegelijk met deze antwoorden verzonden.
Kunt u aangeven welke nieuwe documenten de EDP-auditors vonden ten opzichte van de scan die in de zomer van 2018 gedaan was, die terloops gemeld werd?
De scan die in de zomer van 2018 door de centrale netwerkbeheerder gemaakt is, staat geheel los van het latere onderzoek door de EDP-auditors. Deze scan is bovendien niet uitgevoerd op documentniveau, maar op map-niveau. De EDP-auditors hebben de scan uitsluitend gebruikt om te controleren of zij alle mogelijk relevante mappen in beeld hadden. Dit was het geval. Vervolgens hebben de EDP-auditors de mogelijk relevante mappen aan de hand van trefwoorden doorzocht, en de gevonden documenten ter beoordeling voorgelegd aan medewerkers van mijn ministerie.
Kunt u aangeven hoeveel en welke bestanden wel in de scan van 2018 stonden maar niet gevonden werden door de EDP-auditors?
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 16.
Hoeveel en welke stukken zijn naar aanleiding van de EDP-zoekactie aan de landsadvocaat overlegd?
Zoals ik in mijn beantwoording over uw feitelijke vragen op de brief van 11 juni jl. heb toegelicht, is aan de Landsadvocaat een aantal door de EDP-auditors gevonden stukken verstrekt die mogelijk relevant zouden kunnen zijn voor een lopende beroepsprocedure. Het gaat daarbij om stukken die steeds betrekking hebben op een specifieke procedure. Aan de Landsadvocaat is gevraagd om ook deze stukken tegen de achtergrond van de betreffende lopende procedure te beoordelen. Dit betrof veertien documenten.
Is de scan uit 2018, die aan de EDP-auditors is overlegd, door de EPD-auditors in hun rapport benoemd en later op instructies van iemand anders uit de eindrapport verwijderd?
Nee.
Wilt u namens het kabinet in overleg treden met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en binnen zes weken met een voorstel komen aan welke voorwaarden onafhankelijk onderzoek naar overheidshandelen moet voldoen in termen van vrijheid van de onderzoekers, vermelding van wijzigingen verzocht door ambtenaren en andere zaken, aangezien de regering regelmatig een rommeltje maakt van zogenaamd externe en onafhankelijke onderzoeken naar extern handelen?
Naar aanleiding van deze casus zie ik daar geen aanleiding toe.
Wilt u deze vragen een voor een en heel precies beantwoorden voor 23 september, zodat zij beschikbaar zijn voor het algemeen overleg over de Belastingdienst van 25 september?
Ja
Huurders met financiële problemen |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «800.000 huurders in financiële problemen»1 en «Nibud luidt noodklok: kwart van de huurders zit financieel klem»?2
Ja.
Wat is uw eerste reactie op het Nibud-onderzoek, waaruit blijkt dat maar liefst 800.000 huurders in financiële problemen verkeren? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat één op de vier huurders dermate hoge woonlasten heeft dat er te weinig geld overblijft voor overige kosten van levensonderhoud? Wat gaat u hieraan doen?
Het kabinet heeft aandacht voor huishoudens met een lager inkomen en voor de betaalbaarheid van wonen voor deze huishoudens. Uit WoON2018 blijkt dat de netto huurquote sinds 2015 is gedaald. Hoge woonlasten betekenen niet dat een huishouden daadwerkelijk in financiële problemen is. Huishoudens kunnen ook andere keuzen maken dan een gemiddeld huishouden om de relatief hoge woonlasten te kunnen dragen. Zo kan een huishouden er tijdelijk voor kiezen meer aan woonlasten uit te geven en minder aan bijvoorbeeld recreatie. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk vind om de betaalbaarheid van hurende huishoudens met een laag inkomen of een middeninkomen te borgen. 1,4 miljoen huishoudens met een lager inkomen worden ondersteund in hun woonlasten met huurtoeslag. Ik heb daarnaast al diverse huurmaatregelen aangekondigd dan wel uitgewerkt. Vanaf 2020 vervallen de harde inkomensgrenzen waardoor de huurtoeslag over een langer inkomenstraject wordt afgebouwd. De huurmaatregelen die ik heb aangekondigd in mijn brief Maatregelen huurmarkt en evaluatie herziene Woningwet3 en in mijn brief Maatregelen Woningmarkt4 worden momenteel uitgewerkt.
Op 11 juli 2019 heeft de regering bij uw Kamer het wetsvoorstel Wijziging huursomstijging (35 254) ingediend. Hiermee wordt de gemiddelde huurverhoging van huurders bij woningcorporaties verlaagd tot inflatievolgend. Hiernaast ben ik voornemens om de DAEB-inkomensgrenzen te differentiëren zodat gezinnen met een laag middeninkomen gemakkelijker toegang krijgen tot het gereguleerde segment van woningcorporaties. Dat bevordert de beschikbaarheid en betaalbaarheid voor deze doelgroep. Er zijn huishoudens met specifieke situaties, bijvoorbeeld grote gezinnen, starters of bepaalde beroepsgroepen, waarbij het wenselijk kan zijn om maatwerk te leveren op betaalbaarheid. Voor dergelijk maatwerk richt ik de vrije toewijzingsruimte anders in, waarmee ik lokale partijen stimuleer om hier gezamenlijk beleid op te maken. Ook wil ik het mogelijk maken dat verhuurders een tijdelijke huurkorting aan huurders kunnen geven. Ik verwacht dat het wetsvoorstel waarvan deze maatregelen onderdeel zijn aan het einde van het jaar bij uw Kamer ingediend wordt.
Het kabinet zet daarnaast ook in op het vergroten van het betaalbare woningaanbod door middel een woningbouwimpuls van 1 miljard euro en het aanjagen van de bouw door woningcorporaties met een heffingsvermindering van 1 miljard euro in de verhuurderheffing5. Ik zet ook in op het beschikbaar houden van sociale huurwoningen door het aandeel van de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel op 33 procent te beperken.
Erkent u dat steeds meer sociale huurders financieel klem zijn komen te zitten door een opeenstapeling van overheidsmaatregelen, zoals huurverhoging boven de inflatie en bezuiniging op de huurtoeslag?
De maximale gemiddelde huurverhoging (de maximale huursomstijging) over woningen mag bij woningcorporaties momenteel inflatie + 1 procentpunt bedragen. Uit de Staat van de Woningmarkt (2018)6 blijkt dat voor zittende huurders van corporatiewoningen de gemiddelde huurstijging in 2018 gelijk was aan het inflatieniveau van 2017. Uit cijfers van CBS blijkt dat ook dit jaar (per 1 juli 2019) de gemiddelde huurverhoging voor zittende huurders beperkt geweest is namelijk bij woningcorporaties gemiddeld 1,7% (gelijk aan inflatie 2018). Zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 2 heeft de regering daarnaast het wetsvoorstel Wijziging huursomstijging (35 254) bij uw Kamer ingediend waarmee de maximale huursomstijging wordt beperkt op inflatievolgend. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld dat de gemiddelde huurverhoging voor zittende huurders bij woningcorporaties ook de komende periode wordt beperkt tot inflatieniveau.
Vanaf 2017 zijn de uitgaven voor de huurtoeslag structureel met € 150 miljoen verhoogd. Er is in de afgelopen jaren niet bezuinigd op de huurtoeslag. Hoewel ik aandacht en zorg heb voor het borgen van de betaalbare huren voor huishoudens met een laag inkomen of een middeninkomen, herken ik het beeld dat u schetst daarom niet.
Deelt u de conclusie van het Nibud dat minima geen huur van € 607 inclusief huurtoeslag kunnen betalen, dat een goedkopere woning er simpelweg niet is en dat zij feitelijk geen kant op kunnen? Wat gaat u doen voor deze sociale huurders – met te hoge woonlasten voor hun inkomen – die zelfs moeten besparen op essentiële zaken zoals voedsel?
Woningcorporaties en andere verhuurders hebben woningen beschikbaar met een huurprijs onder € 607. De laatste jaren hebben woningcorporaties meer goedkope woningen gebouwd. Overigens geeft het Nibud ook aan dat de hoogte van de woonlasten niet altijd het probleem is, maar dat ook de hoogte van het inkomen een rol speelt. Bij huishoudens met een laag inkomen is er vaker sprake van hoge woonlasten in relatie tot het inkomen dan bij huishoudens met een hoger inkomen. Het kabinet heeft aandacht voor deze huishoudens met een laag inkomen. Daarom is in het regeerakkoord afgesproken dat de algemene heffingskorting jaarlijks wordt verhoogd. Voor komend jaar verhoogt het kabinet de algemene heffingskorting nog eens extra, waardoor deze in de kabinetsperiode beleidsmatig in totaal 438 euro stijgt. Voor 2020 wordt daarnaast ook de zorgtoeslag met circa 40 euro extra verhoogd, bovenop de reguliere verhoging ter compensatie van de stijging van de zorgpremie.
Deelt u de mening dat de huren omlaag moeten? Zo ja, gaat u dat regelen? Zo nee, waarom wilt u de huurders – waarvan volgens het Nibud 50% moeite heeft met rondkomen en 30% betalingsachterstanden heeft – nóg verder in de financiële ellende storten?
Het Nibud heeft gesignaleerd dat huurders met een laag inkomen relatief hoge woonlasten hebben. Integrale huurverlaging is daarvoor geen oplossing en is dan ook niet opportuun. Woningcorporaties en andere verhuurders kunnen de huur permanent (integraal of in individuele gevallen) verlagen. Woningcorporaties kunnen – met huurders en gemeenten – de afweging maken of dit maatwerk gewenst is en welke invloed dit heeft op hun huurinkomsten. Zoals aangekondigd in de brief Maatregelen woningmarkt7 maak ik het daarnaast mogelijk voor verhuurders om een tijdelijke huurkorting te geven om de betaalbaarheid van huurders te verbeteren.
Gastlessen van (voormalig) Shell-personeel |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kent u de oproep van Shell aan gepensioneerde medewerkers om zich op te geven voor een gastles met een door Shell ontwikkeld lesprogramma rond greenwashfestival Generation Discover?1
De term greenwashfestival is voor uw rekening, ik ben bekend met het Generation Discover festival.
Erkent u dat de plek waar normaal de leerkracht staat, voor de klas, een plek is die autoriteit uitstraalt en dat kinderen in de doelgroep van Generation Discover meer geneigd zijn om een boodschap vanaf die plek voor waar aan te nemen dan van een andere plek? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat erken ik. Tegelijkertijd leiden wij onze leerlingen en studenten op om kritisch te zijn op informatie die met hen wordt gedeeld, bijvoorbeeld door het aanleren van burgerschapsvaardigheden gedurende hun opleiding. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat leerlingen en studenten niet automatisch alles aannemen wat iemand die voor de klas staat hun vertelt, ongeacht of dat nu hun eigen leraar of een gastleraar is.
Daarnaast heb ik er vertrouwen in dat onze schoolleiders, leraren en docenten kritisch zijn op wie zij in hun klaslokaal laten, en dat zij doordacht omgaan met een aanbod, van welke organisatie of persoon dan ook, om een gastles te verzorgen.
Erkent u dat kinderen en jongeren een kwetsbare groep zijn voor marketing door bedrijven, omdat kinderen niet altijd in staat zijn om reclame – buiten de televisie – te herkennen en niet altijd herkennen dat ze beïnvloed worden?2 3 4 5 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Onderschrijft u de tekst op de website van het Voedingscentrum waarin staat: «... Om restricties wat betreft marketing richting kinderen te vermijden, gebruiken adverteerders soms technieken waarvan zij weten dat het invloed heeft op de consumptie van kinderen, maar niet direct op hen gericht is»?6 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Onderschrijft u de tekst op de website van het Voedingscentrum waarin staat: «... wanneer een jonger kind een ouder kind of jonge volwassene van een product ziet genieten in een reclame, kan dit de perceptie en attitude van een jonger kind ten aanzien van het product positief beïnvloeden»?7
Ja.
Onderschrijft u de tekst op de website van het Voedingscentrum waarin staat: «... De marketing van producten gericht op ouders of hele families kan ook kinderen beïnvloeden»?8 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Erkent u dat de door het Voedingscentrum beschreven techniek van kindermarketing niet alleen geldig is voor (educatieve) marketing van voeding, maar ook voor kindermarketing door de fossiele industrie? Zo nee, waarom niet?
Samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs vind ik in beginsel positief. Het doel van de activiteit, zoals in dit geval inzicht in bepaalde thema’s en arbeidsmarktperspectieven moet daarbij voorop staan. Ik acht scholen en leraren prima in staat om de gastlessen gezamenlijk met Shell goed vorm te geven.
Vindt u het wenselijk dat (voormalig) Shellpersoneel de fossiele boodschap van Shell komt verkondigen in het klaslokaal? Zo ja, waarom?
Het bedrijfsleven levert een onmisbare en waardevolle bijdrage aan het onderwijs door het van relevante praktische context te voorzien. Ik acht het bijzonder zinvol dat bedrijven schetsen welke arbeidsmarktperspectieven er zijn voor onze leerlingen en studenten. Zo worden kinderen geënthousiasmeerd om hun talent op school te ontwikkelen voor bepaalde vaardigheden, studierichtingen en beroepen. In alle gevallen geldt echter dat onderwijsinstellingen zelf de verantwoordelijkheid dragen om te bepalen welke personen en organisaties een bijdrage leveren aan het onderwijs.
Hoe kunnen kinderen het verschil herkennen tussen feiten en marketing in de gastlessen van Shell?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, leiden wij onze leerlingen en studenten op om ook kritische burgers te zijn. Via bijvoorbeeld burgerschap geven wij hen kritische denkvaardigheden mee die hen helpen bij het objectief kunnen beoordelen van informatie die hen wordt aangereikt.
Hoe voorkomt u dat kinderen worden ingezet voor kindermarketing9 en greenwashing via door Shell ontworpen en onderwezen lespakketten?
Zie het antwoord op vraag 7 en 9.
Kunt u uitsluiten dat het (voormalige) Shell-personeel tijdens gastlessen, direct of indirect, de marketingbelangen van Shell boven de belangen van kinderen op een leefbare aarde plaatst? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Nee. Zie verder het antwoord op vraag 7 en 9.
Wat is naar uw verwachting het businessmodel van Shell anno 2020, 2030 en 2050: grotendeels fossiel, grotendeels duurzaam of deels fossiel en deels duurzaam? Kunt u dit toelichten?
Dit is de verantwoordelijkheid van Shell. Hierover doe ik dan ook geen uitspraken.
Bent u bekend met het bericht dat Shell de komende jaren alleen maar meer investeert in olie en gas en «uiterst gedisciplineerd» investeert in schone energie?10
Ja.
Bent u bekend met het klimaatontkennende gedachtegoed van voormalig Shelldirecteur Rein Willems?11 12
Ja.
Bent u bekend met de activiteiten van voormalig Shelldirecteur Rein Willems in (de vormgeving van) het onderwijs?
Nee.
Kunt u uitsluiten dat het klimaatontkennende gedachtegoed van voormalig Shelldirecteur Rein Willems doorsijpelt in het onderwijs, bijvoorbeeld via lespakketten, gastlessen en techniekfestivals van Shell? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Nee, maar gezien het feit dat Shell als een van de grote industrieën in Nederland het Nederlandse Klimaatkoord heeft ondertekend lijkt me dit onwaarschijnlijk.
Bent u bekend met de reeks incidenten van misleidend lesmateriaal tijdens eerdere edities van Generation Discover?13 14 15 16
Ja.
Bent u, vanwege de speciale rol die Shell speelt in de energietransitie, bereid om het Shelllespakket plus de bijbehorende training van Shell op te vragen en met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals ikzelf en ook mijn voorgangers aan uw Kamer hierover eerder hebben aangegeven, is het aan de scholen om te bepalen welke leermiddelen worden ingezet. We hebben, via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen van hun keuze mogen gebruiken. Het past bij de autonomie van scholen en de professionele ruimte van leraren om daarin eigen afwegingen te maken. Ik zie het dan ook niet als mijn rol om dit betreffende leerpakket op te vragen en met u te delen.
Het bericht dat gemeenten massaal korten op het sociaal domein |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Gemeenten korten massaal op sociaal domein»?1
Ja.
Welke gevolgen voorziet u van het feit dat driekwart van de gemeenten nog grotere tekorten verwacht?
In opdracht van Binnenlands Bestuur heeft Frontin PAUW 86 gemeenten bereid gevonden om deel te nemen aan een uitvraag over mogelijke tekorten. Van deze 86 gemeenten heeft driekwart, ofwel 65 gemeenten, aangegeven komend jaar een tekort op de begroting voor 2020 te hebben. Over de oorzaak – zo stelt het artikel in Binnenlands Bestuur – zijn de gemeenten het in grote lijnen eens: een combinatie van een teruglopende uitkering in het gemeentefonds en oplopende uitgaven in het sociaal domein, met name in de jeugdzorg.
Allereerst dient te worden benadrukt dat hetgeen gemeenten voor het sociaal domein begroten niet noodzakelijkerwijs overeen komt met hetgeen gemeenten vanuit het gemeentefonds ontvangen. De gemeenten bepalen zelf hoeveel zij voor de verschillende onderwerpen in hun begroting opnemen. Het is op basis van deze uitvraag dan ook niet te zeggen dat sprake is van tekorten. Dit neemt niet weg dat de gemeenten en het Rijk in gesprek met elkaar zijn en blijven over de vraag of de gemeenten invulling kunnen geven aan de wettelijke verantwoordelijkheden in combinatie met het daarvoor beschikbaar gestelde budget. Zoals bekend, is om die reden – op basis van een verdiepend onderzoek naar de jeugdhulp – afgelopen voorjaar besloten om voor de jeugdhulp in 2019 € 420 miljoen extra beschikbaar te stellen en in 2020 en 2021 jaarlijks € 300 miljoen. Voorts is afgesproken om aanvullend onderzoek naar de jeugdhulp te doen om beter zicht te krijgen op de achtergronden van de volumeontwikkeling en de tekorten, en of de volume- en uitgavengroei structureel is. Het is overigens onbekend of deze extra bedragen voor jeugdhulp in de begrotingen van deze uitvraag zijn meegenomen. De meeste gemeenten hadden op het moment dat de budgetten aan het gemeentefonds werden toegevoegd hun conceptbegrotingen voor 2020 al gereed. De begroting kan daarna nog worden aangepast en wordt in het najaar definitief vastgesteld.
Gemeenten noemen de teruglopende uitkering in het gemeentefonds als één van de oorzaken van de tekorten op de begroting. Onderuitputting bij het Rijk heeft de afgelopen jaren gezorgd voor lagere accressen in het lopende jaar en een schuif van accres in een jaar naar het volgende jaar. Gemeenten worden pas na het opstellen van hun begroting geconfronteerd met bijstellingen en geven aan dat dit op de korte termijn leidt tot moeilijke keuzes in hun begroting. Het is voor gemeenten vervelend als lopende het begrotingsjaar sprake is van onzekerheid door accresbijstellingen.
In de op dinsdag 17 september gepubliceerde septembercirculaire van het gemeentefonds zijn de actuele berekeningen van het accres van de algemene uitkering van het gemeentefonds gepresenteerd voor de komende jaren. Dit jaar zal het gemeentefonds met € 1,1 miljard groeien, tot € 31,2 miljard. De groei is € 218 miljoen lager dan eerder werd verwacht. Volgend jaar zal het gemeentefonds met € 1,2 miljard groeien, de groei is dan € 409 miljoen hoger dan verwacht. Ook voor 2021 en 2022 laten de accresramingen een positief effect zien.
Het kabinet is bereid om samen met de medeoverheden voor 2020 en 2021 te verkennen of maatregelen kunnen worden getroffen die de schommelingen in het accres kunnen voorkomen of dempen. Hierover heeft uw Kamer bij de Algemene Politieke Beschouwingen een motie2 aangenomen. Daarnaast heeft het kabinet samen met de medeoverheden ten behoeve van de volgende kabinetsperiode een evaluatie van de hele normeringsystematiek opgestart. Hierbij wordt eveneens gekeken naar meer stabiliteit. Op basis van de evaluatie worden varianten uitgewerkt voor de normering van de fondsen vanaf 2022.
Vindt u het ook schrijnend dat (zeker ook in tijden van economische voorspoed en forse overschotten op de rijksbegroting) die tekorten met name leiden tot bezuinigingen op het sociaal domein, waarvan nou net de meest kwetsbare inwoners van de gemeenten in kwestie de dupe worden?
Zoals ik hiervoor in het antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, zijn en blijven de gemeenten en het Rijk met elkaar in gesprek over de vraag of de gemeenten invulling kunnen geven aan de wettelijke verantwoordelijkheden in combinatie met het daarvoor beschikbaar gestelde budget. Om die reden is ook dit voorjaar extra budget voor de jeugdhulp aan het gemeentefonds toegevoegd. Gemeenten dienen aan hun wettelijke verantwoordelijkheden te voldoen en elke inwoner dient door zijn/haar gemeente geholpen te worden indien dit onder de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente valt.
Wat zegt u tegen (vaak kwetsbare) inwoners die zien dat op deze wijze de juist ook voor hen bedoelde voorzieningen moeten worden afgebroken?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is naar uw mening de grens bereikt waarbij ook u zegt dat gemeenten niet meer op verantwoorde wijze uitvoering kunnen geven aan de diverse decentralisaties in het sociaal domein?
Zoals in voorgaande antwoorden gemeld, blijven de gemeenten en het Rijk met elkaar in gesprek. Er kan geen sprake zijn van een onverantwoorde uitvoering door gemeenten.
Bent u bereid c.q. uw verantwoordelijkheid in dezen te nemen en te zorgen dat deze neerwaartse spiraal wordt gestopt? Als dat nu niet is, wanneer dan wel?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Oud-studenten op Curaçao in financiële problemen door DUO’ |
|
Harry van der Molen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Oud-studenten op Curaçao in financiële problemen door DUO»?1
Ja.
Klopt het dat tenminste honderd oud-studenten op Curaçao door jarenlange moeizame communicatie met Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in de financiële problemen zijn gekomen?
DUO heeft het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS) gevraagd naar concrete zaken waarin iets zou zijn misgegaan, maar deze nog niet ontvangen. DUO herkent dit beeld niet, maar zal de concrete casussen nauwkeurig bestuderen om te bezien of hier verbetermogelijkheden zijn.
Hoe beoordeelt u de stelling van de Curaçaose Minister van Onderwijs, dat er sprake is van een «niet integere lijn» tussen DUO en de lokale deurwaarder?
Ik heb voor die stelling geen onderbouwing gezien en vind die kwalificatie dan ook niet terecht. De inschakeling van de deurwaarder is het sluitstuk van de inning van studieschulden. In het betalingsverkeer is dat gebruikelijk en van de overheid mag verwacht worden dat zij zich inspant om de schulden die oud-studenten aan de maatschappij hebben te innen conform de wettelijke voorschriften. DUO zet pas een deurwaarder in, als alle herinneringen en aanmaningen niet tot betaling of tot contact over een mogelijke betalingsregeling hebben geleid.
DUO heeft afspraken gemaakt met deurwaarders over de manier waarop schulden en achterstallige betalingen worden geïnd. Als blijkt dat de deurwaarder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, zal zeker worden opgetreden. DUO is in afwachting van concrete zaken om de signalen over de incassopraktijken te onderzoeken.
Bent u bereid een diepgaand onderzoek in te stellen, zoals de Curaçaose Minister van Onderwijs vraagt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
DUO is momenteel in afwachting van concrete zaken om de signalen over de incassopraktijken te onderzoeken. Op basis hiervan zal ik bepalen of een nader onderzoek noodzakelijk is.
Op welke wijze houdt DUO in de berekening van de maandlasten rekening met de lokale omstandigheden op Curaçao, zoals de hoogte van het minimumloon en het belastingsysteem?
De voorwaarden waaronder oud-studenten hun studieschuld moeten terugbetalen zijn opgenomen in de Wet studiefinanciering 2000 en zijn voor alle oud-studenten hetzelfde. Pas als een oud-student over voldoende inkomen beschikt, hoeft de studieschuld te worden terugbetaald. Dat gebeurt bij oud-studenten die in Europees Nederland wonen automatisch, omdat DUO door automatische koppeling met de gegevens van de Nederlandse Belastingdienst kan beschikken over de inkomensgegevens van deze oud-studenten. De oud-studenten op Curaçao kunnen – net als alle andere oud-studenten die buiten Europees Nederland wonen – een draagkrachtmeting aanvragen. Bij het bepalen van de draagkracht van een oud-student is het inkomen van de oud-student zelf van belang en dat van een eventuele partner. DUO vraagt de inkomens van Curaçaose oud-studenten die eerder draagkracht hebben aangevraagd periodiek op bij de Belastingdienst van Curaçao om proactief de draagkracht te continueren. Indien de Belastingdienst van Curaçao deze informatie (nog) niet kan verstrekken, wordt de debiteur gevraagd zelf inkomensgegevens te verstrekken, om op die manier de draagkracht vast te stellen.
Bij een inkomen onder het Nederlandse minimumloon, hoeft een oud-student niets terug te betalen. Het Nederlandse minimumloon ligt hoger dan het minimumloon op Curaçao, dus als oud-studenten inkomsten hebben onder het op Curaçao gehanteerde minimumloon hoeven zij niets terug te betalen. Uitgaan van het (hogere) Nederlandse minimumloon is dit dus in het voordeel van oud-studenten op Curaçao.
DUO roept oud-studenten op om de aanvraag te doen om naar draagkracht terug te mogen betalen. Alleen dan kan rekening gehouden worden met het daadwerkelijke inkomen van de oud-student. Ook bij oud-studenten met betalingsachterstanden die DUO verzoeken om een betalingsregeling, wordt rekening gehouden met de omstandigheden van de oud-student. In individuele gevallen kan rekening worden gehouden met bijzondere omstandigheden.
Doet de gesignaleerde problematiek zich ook voor op Aruba en Sint Maarten en in Caribisch Nederland?
DUO is nog in afwachting van de concrete zaken waaruit de gesignaleerde problematiek blijkt. Als op basis van die informatie vervolgens onregelmatigheden worden geconstateerd, dan zal dit uiteraard worden meegenomen bij de aanpak van de inning van studieschulden op de andere eilanden.
Bent u bereid in overleg te treden met DUO en met de Curaçaose Minister van Onderwijs, Marilyn Alcalá-Wallé, om een oplossing te vinden voor de studieschuldenproblematiek van oud-studenten op Curaçao?
Ja, op 11 en 12 november spreek ik tijdens het vierlandenoverleg onder andere met de Curaçaose Minister over deze problematiek. Ook zullen medewerkers van DUO dit najaar en in het voor- en najaar van 2020 voor een aaneengesloten periode aanwezig zijn op Curaçao om samen met debiteuren met betalingsproblemen naar een oplossing voor hun probleem te zoeken.
Het plenaire debat inzake het bericht dat het UWV ten onrechte uitkeringen verstrekt aan gevangenen (d.d. 4 september 2019). |
|
Corrie van Brenk (PvdA), Henk Krol (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat een terbeschikkinggestelde (tbs’er) die (volledig) ontoerekeningsvatbaar is verklaard en geen straf opgelegd krijgt maar wel op justitiële titel wordt opgenomen in een forensische zorginstelling, het recht op een eventuele uitkering behoudt?
De Wet sociale zekerheidsrechten gedetineerden (Wsg) uit 1999 bepaalt dat een uitkering bij detentie wordt stopgezet. De wetgever heeft daarmee beoogd een einde te maken aan de maatschappelijk ongewenste situatie dat tijdens wettelijke vrijheidsontneming verstrekking van een uit publieke middelen gefinancierde sociale verzekeringsuitkering plaats vindt, terwijl de Staat tegelijkertijd in de kosten van het levensonderhoud voorziet.
Een uitzondering op de hoofdregel dat een uitkering wordt stopgezet bij detentie is opgenomen in de regelingen ZW, WIA, WAJONG, ANW en AOW. Deze houdt in dat er behoud van uitkering is in geval van bijzondere detentievormen, zoals dwangopname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) en artikel 37, eerste lid, Strafvordering. De reden hiervoor is dat de vrijheidsbeneming in deze gevallen primair gericht is op resocialisatie en behandeling die tot spoedige vrijheidsverlening leidt. Ook is van belang dat het hierbij gaat om personen die hun vrijheidsontneming niet kan worden aangerekend. Daarnaast lag hieraan ten grondslag dat deze personen op grond van de AWBZ na één jaar verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis een eigen bijdrage moeten betalen.
Aanvullend op deze uitzonderingen heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in uitspraken in 2004 en 2013 bepaald dat het recht op een uitkering evenmin mag worden uitgesloten als het gaat om personen die volledig ontoerekeningsvatbaar zijn en door de strafrechter van alle rechtsvervolging zijn ontslagen (OVAR)1 als ook personen die sterk verminderd toerekeningsvatbaar zijn en geen gevangenisstraf krijgen opgelegd (dus alleen tbs met dwangverpleging).2 Dit omdat in deze gevallen sprake is van een gelijksoortige situatie. Bij de combinatie van een gevangenisstraf en tbs wordt de uitkering overigens wel stopgezet.
Kunt u aangeven hoeveel (volledig) ontoerekeningsvatbaar verklaarde tbs'ers die in een forensische zorginstelling verblijven een uitkering ontvangen? Kunt u een overzicht geven van de aantallen personen, de hoogte van de uitkering en het totale bedrag per maand dat hiermee gemoeid is?
Dit is niet inzichtelijk. Het UWV beoordeelt naar aanleiding van een melding van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of een uitkering moet worden beëindigd. Bij de WIA-, Wajong-, of ZW-uitkering van een (volledig) ontoerekeningsvatbaar verklaarde tbs'er heeft de opname in een forensische zorginstelling geen gevolgen voor de uitkering. Er wordt niet geregistreerd dat deze beoordeling heeft plaatsgevonden. Een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW-uitkering) van een (volledig) ontoerekeningsvatbaar verklaarde tbs'er die is opgenomen in een forensische zorginstelling wordt wel beëindigd. De reden is dat betrokkene niet langer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, hetgeen een voorwaarde is voor het recht op een WW-uitkering. Er wordt niet geregistreerd wat de reden is dat betrokkene niet langer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.
Deelt u de mening dat de belastingbetaler dubbel betaalt voor deze tbs'ers, namelijk zowel voor de uitkering als voor kost en inwoning in de forensische zorginstelling, en dat ons belastinggeld op deze manier niet goed wordt besteed?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, is de huidige sociale zekerheidswetgeving en de bijbehorende jurisprudentie van de CRvB leidend bij het al dan niet stopzetten van een uitkering. Als gevolg daarvan kan een ZW-, WIA-, Wajong- ANW of AOW-uitkering niet worden stopgezet als geen gevangenisstraf is opgelegd, maar uitsluitend tbs met dwangverpleging vanwege volledige of verminderde ontoerekeningsvatbaarheid. De mogelijkheid bestaat dat deze uitkering wordt opgespaard.
Met het interim-besluit forensische zorg was het mogelijk een eigen bijdrage te innen voor het verblijf in een forensische zorginstelling. Ook in het regeringsvoorstel van de Wet forensische zorg (Wfz) was een eigen bijdrage opgenomen. Met het door uw Kamer aangenomen amendement van het lid Bouwmeester is de eigen bijdrage echter uit het wetsvoorstel geschrapt. Uw Kamer achtte het onwenselijk dat een tbs’er of gedetineerde met noodzakelijke forensische zorg deze zorg zelf zou moeten bekostigen.3
Ik kan mij goed voorstellen dat er inmiddels anders wordt geoordeeld over de wenselijkheid hiervan, gezien de uitwerking in de praktijk. Ik vind het daarom belangrijk dat het niet hoeven betalen van een eigen bijdrage – en de mogelijke ongewenste neveneffecten daarvan – als expliciete vraag bij de evaluatie van de Wfz wordt betrokken.
Als blijkt dat hier onbedoeld onrechtvaardige situaties zijn ontstaan, zal de Minister voor Rechtsbescherming samen met mij, DJI, UWV en eventueel de Minister van VWS naar een oplossing kijken.
Klopt het dat de genoemde tbs’ers, omdat met de inwerkingtreding van de Wet forensische zorg per 1 januari 2019 de eigen bijdrage voor het verblijf in een forensische zorginstelling is geschrapt, het volledige uitkeringsbedrag kunnen opsparen tot het moment dat zij de kliniek weer verlaten? Deelt u de mening dat reparatiewetgeving nodig is en dat voor patiënten in een forensische zorginstelling die een uitkering ontvangen wel een eigen bijdrage in rekening moet worden gebracht?
Zie antwoord vraag 3.
Welke andere oplossingen ziet u?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u actie ondernemen?
Zie antwoord vraag 3.