De berichten met betrekking tot gebrek aan voortgang van de technologische en software ontwikkeling van de JSF (F-35) |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de berichten over de moeilijkheden met de (technische en software) ontwikkelingen rond de JSF?1
In een afzonderlijke brief reageer ik op het rapport van deDirector Operational Test and Evaluation (DOT&E). Het is in dit stadium van het ontwikkelen en testen van de F-35 juist de bedoeling dat technische onvolkomenheden tijdig worden onderkend, zodat het F-35 Joint Program Office (JPO) en de fabrikanten die kunnen corrigeren.
Wat is uw mening over de opmerking van de Amerikaanse directeur J. Michael Gilmore dat de officiële planning van technologische ontwikkelingen voor de Block 3F capaciteiten niet realistisch is?2 3
Het is bekend dat het ontwikkelen en testen van software een belangrijk aandachtpunt voor het programma is. Het F-35 JPO heeft al geruime tijd geleden bekendgemaakt dat de Block 3F software – waarmee veel nieuwe capaciteiten beschikbaar moeten komen – mogelijk later gereed is. Dit is al gemeld in de voortgangsrapportage van maart 2015. Het JPO gaat er vanuit dat de software eind 2017 gereed is. De DOT&E denkt nu dat de software niet eerder dan in januari 2018 gereed is. Mocht de levering van de uiteindelijke Block 3F software inderdaad verdere vertraging oplopen, dan zullen de operationele testen naar verwachting eveneens vertragen. Voor Nederland heeft enige vertraging overigens niet direct invloed op het behalen van de eerste operationele capaciteit (IOC) per eind 2021.
Klopt het dat de datum van juli 2017 voor het afronden van de ontwikkeling en het testen van de Block 3F capaciteiten enkel haalbaar is, indien een grote hoeveelheid meetpunten (test points) niet uitgevoerd wordt?
Het F-35 JPO gaat er inmiddels vanuit dat de software eind 2017 gereed is en heeft laten weten dat de benodigde testen inmiddels tot de helft zijn gevorderd. De noodzakelijke tests worden uitgevoerd, maar als testpunten al bij eerdere software updates zijn uitgevoerd hoeft dat niet altijd opnieuw. Overigens gaat de aandacht van het JPO thans vooral uit naar het testen van de Block 3i software. Dit is de softwareversie waarmee de Amerikaanse luchtmacht in 2016 een eerste operationele capaciteit (IOC) wil behalen.
Klopt het dat de datum van juli 2017 enkel wordt gehaald als een grote hoeveelheid software fouten en tekortkomingen doorgeschoven wordt naar een Block 4 update voor de JSF?
De Block 3F software zal bij aflevering moeten voldoen aan de gestelde eisen. Met die software moeten de verschillende missietypen kunnen worden gevlogen. Zoals gezegd gaat het JPO er vanuit dat die software eind 2017 beschikbaar is.
De F-35 wordt onafgebroken doorontwikkeld en krijgt van tijd tot tijd nieuwe hard- en software, aangeduid met opeenvolgende Block nummers. Bij de ontwikkeling van complexe software is het gebruikelijk dat niet alle functionaliteiten uit het ontwerp direct beschikbaar zijn. Vandaar dat steeds nieuwe functies en aanpassingen beschikbaar komen. De verschillende versies van hard- en software worden getest op tekortkomingen. Tekortkomingen die samenhangen met eisen voor de ontwikkelingsfase (SDD-fase) moeten worden opgelost. Als dat niet direct het geval is, kan voor een latere aanpassing worden gekozen. Overigens kunnen tekortkomingen zeer verschillend zijn. Tekortkomingen op het gebied van vliegveiligheid of relevant voor de uitvoering van de operationele missies worden niet doorgeschoven, maar opgelost. Tekortkomingen in de ergonomie en niet van groot belang bij de uitvoering van missies kunnen worden doorgeschoven. De aanpassing van bijvoorbeeld een symbool op een scherm waarmee de ergonomie verbetert, is niet direct noodzakelijk en kan dus wachten. Thans is van slechts één niet-operationele functionaliteit bekend dat deze wordt doorgeschoven van Block 3F naar Block 4. Een betrouwbare kostenindicatie is nog niet te geven.
Is de achterstand op het gebied van software technologie nu zo groot geworden dat de planning voor de Nederlandse krijgsmacht, die de toestellen (met Block 3F software) in 2019 in gebruik wil nemen, in gevaar komt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De DOT&E schat dat de Block 3F software niet voor januari 2018 beschikbaar is. De Nederlandse planning van de eerste operationele capaciteit laat enige vertraging toe. De eerstvolgende Nederlandse toestellen worden in 2019 geleverd en Nederlandse vliegers moeten eind 2020 beginnen met hun training om eind 2021 een initiële operationele capaciteit (IOC) te behalen. Daarom wordt het risico op dit moment klein geschat dat de Nederlandse IOC-status in 2021 niet wordt gehaald omdat de juiste software niet tijdig beschikbaar is. Nederland is overigens niet de enige partner dat de Block 3F software nodig heeft voor het bereiken van de IOC-status. De Amerikaanse marine wil al in 2019 de IOC-status behalen met de Block 3F configuratie.
Wordt inderdaad overwogen om het aantal daadwerkelijke wapen afwerptests van de JSF (met Block 3F software) met 66% terug te brengen?
Het programma heeft een volgorde van de afwerptesten aangebracht. Ongeveer een derde van de testen heeft een hoge prioriteit omdat de gegevens nodig zijn voor verdere analyse en certificering. Uiteindelijk zullen alle benodigde afwerptesten voor de voltooiing van de ontwikkelingsfase worden uitgevoerd.
Het Block 3F wapenpakket bevat nog steeds alle eerder geplande wapens.
Is het aantal beschikbare typen wapens voor de JSF (met Block 3F software) aanzienlijk gereduceerd (met meer dan 50%) ten opzichte van de oorspronkelijke specificaties?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe zijn deze problemen ontstaan? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Komen deze problemen door een te grote druk op de planning, budgettaire keuzes of omdat het hele technologische/software traject simpelweg een extreem hobbelige weg is, waarbij elke ontdekking nieuwe problemen veroorzaakt en dus voor vertraging zorgt?
De F-35 is een zeer geavanceerd en gecompliceerd wapensysteem. Bij het ontwikkelen en testen is niet op voorhand en in detail te voorspellen hoe alles zal gaan. Bij de planningen is met die complexiteit zoveel mogelijk rekening gehouden, maar zoals bekend is er in de loop van de tijd vertraging ontstaan.
De softwareontwikkeling voor de F-35 richt zich thans op de samenvoeging (fusion) van de gegevens van een groot aantal sensoren. Dat is een complex proces. De
F-35 ondergaat een uitvoerig testprogramma juist om tekortkomingen tijdig aan het licht te brengen.
Is het bijvoorbeeld waar dat het Joint Program Office (JPO) besloten heeft om de Block 2b software goed te keuren, terwijl een grote hoeveelheid testen niet gedaan waren, om maar op schema te blijven?
De Block 2B software beschikt niet over alle capaciteiten waarover de Block 3F software straks zal beschikken. Het Amerikaanse Korps Mariniers heeft besloten dat de Block 2B software goed genoeg is voor een eerste operationele capaciteit (IOC). Alle minimaal benodigde testpunten voor Block 2B zijn uitgevoerd, waarna de software is voltooid. Het JPO beziet uiteraard steeds de mogelijkheden om het testprogramma te verbeteren. Als testactiviteiten bij nader inzien niet nodig blijken, worden die geschrapt.
Welke problemen spelen er nog meer rondom het bekende Automatic Logistics Information System (ALIS), meer specifiek, doch niet uitsluitend, ten aanzien van de integratie, cq. koppelvlakken met het bij Defensie gebruikte SPEER systeem?
Het JPO ziet de tijdige ontwikkeling van ALIS als een van de grootste risico’s van het programma. ALIS wordt ontwikkeld met opeenvolgende versies van de software waarmee bestaande functies worden verbeterd en nieuwe toegevoegd. Alle F-35 partners zijn bij die ontwikkeling betrokken. Dat geldt ook voor de koppelvlakken tussen ALIS en nationale systemen. Op dit moment is de helft van de voorziene koppelvlakken met Nederlandse systemen geleverd en door Nederland getest. De andere helft is gespecificeerd maar nog niet beschikbaar. Dit betreft koppelingen met SAP M&F (voorheen SPEER genoemd) en met OMIS (operationeel managementsysteem).
De Nederlandse zorgen op het gebied van ALIS betreffen niet zo zeer de integratie, als wel de bruikbaarheid van het Training Management System (TMS). Bij een volgende versie van ALIS zal dit deel worden vervangen door een nieuw softwaresysteem. Defensie heeft bij het JPO ook zijn zorgen geuit over de kwaliteit van de invoergegevens van bepaalde vliegtuigonderdelen.
In het algemeen is de cybersecurity van ALIS een belangrijk aandachtspunt. Zoals ook de DOT&E schrijft, is er een strategie ontwikkeld om zowel de software van het vliegtuig als ALIS op cybersecurity te testen. Dergelijke tests van ALIS zijn eind 2015 begonnen.
Wat betekent het voor het gebruik van de reeds gekochte twee Nederlandse JSF-toestellen bij de door de Amerikanen nog te starten OT&E fase nu de Block 3F software nog steeds niet gereed is?
De twee Nederlandse F-35 toestellen beschikken nu over de Block 2B software en doen daarmee – evenals toestellen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk – operationele testen. Met het oog op de operationele testen van Block 3F zullen de deelnemende toestellen moeten worden voorzien van de juiste hard- en software. Daarna zullen – volgens de huidige planning – in de tweede helft van 2017 de voorbereidingen beginnen voor het gebruik van Block 3F software in de operationele testfase die in 2018 aanvangt. Mocht de levering van de uiteindelijke Block 3F software verdere vertraging oplopen, dan zullen deze operationele testen naar verwachting eveneens vertragen.
Wat is de aard van het testwerk waar de twee Nederlandse F-35-toestellen nu voor gebruikt worden?
De Nederlandse toestellen voeren operationele testen uit met de Block 2B software. In het laatste kwartaal van 2015 heeft het detachement gewerkt aan de voorbereidingen en uitvoering van een Weapon Demonstration Event. In december hebben Nederlandse vliegers en vliegtuigen deelgenomen aan voorbereidingen voor tests in 2016. Voor een volledig overzicht verwijs ik naar de voortgangsrapportage die u in maart a.s. ontvangt.
Betekent dit dat u pas in 2018/2019 weet wat er qua wapens, software en technologie op de Nederlandse JSF zit?
Het is bekend aan welke specificaties de F-35 moet voldoen met de Block 3F software. In 2019, als de eerste vliegtuigen in Nederland worden geleverd, heeft de F-35 de beschikking over het volledige wapenpakket zoals vastgesteld voor Block 3F.
Zijn de Amerikanen (DoD en Lockheed Martin) in staat om deze achterstanden weg te werken?
Uiteraard stelt het JPO alles in het werk de software zo spoedig mogelijk gereed te hebben. De kans is echter beperkt dat een eenmaal opgelopen achterstand in de levering van vliegtuigsoftware nog kan worden ingelopen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Is Nederland al op de hoogte gesteld via de officiële kanalen van het JPO van deze problemen binnen het project? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is de Kamer dan niet op de hoogte gesteld van deze problemen?
Het JPO houdt Nederland op de hoogte van de voortgang van het programma en van de risico’s. Defensie informeert de Kamer over de voortgang van het programma met de voortgangsrapportages in maart en september. Daarbij wordt ook het jaarlijkse rapport van de DOT&E betrokken. De Kamer is met de voortgangsrapportages over de mogelijke vertragingen en de risico’s bij de softwareontwikkeling geïnformeerd. Ook ontvangt de Kamer jaarlijks een reactie op het DOT&E rapport.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat William LaPlante, in zijn functie als US Air Force acquisition chief, heeft aangegeven te willen overstappen naar de moderne Open System Architecture in het Block 4 upgrade proces, omdat de huidige architectuur uit het begin van de jaren 2000 stamt, en niet geschikt is om decennia mee te gaan?4
In het kader van de doorontwikkeling van de F-35 overweegt het Pentagon inderdaad over te stappen naar een Open System Architecture. Hierover is echter nog geen besluit genomen.
Wat gaat het doorschuiven van deze technologie van Block 3 naar Block 4 betekenen voor de door u bestelde vliegtuigen? Kunt u een betrouwbare indicatie geven van de daarmee gepaard gaande kosten?
Zie antwoord vraag 4.
Voldoet een JSF met Block 3F technologie straks aan de door u gestelde eisen?
Tijdens de operationele testfase zullen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland vaststellen of het F-35 wapensysteem in operationele zin voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan het toestel en het ondersteunende materieel-logistieke systeem. De F-35 opereert in een zo representatief mogelijke dreigingsomgeving en de missies, het onderhoud en de logistieke ondersteuning worden uitgevoerd zoals deze in de toekomst zijn voorzien. Ook worden toekomstige tactieken, technieken en procedures ontwikkeld en beproefd. Op dit moment is er geen reden aan te nemen dat de Block 3F technologie niet aan de gestelde eisen zal voldoen.
Bent u op de hoogte van de kritiek op het JSF project, die het voormalig hoofd van de Australische Test and Evaluation Office, de heer (Group Captain, Ret’d) Keith Joiner heeft geuit in een brief aan de Australische Senaat?5
Ja, ik heb kennis genomen van de verklaring van de heer Joiner.
De opmerkingen van de heer Joiner over de datalink richten zich op de Australische situatie. Nederland heeft op dit moment geen reden te twijfelen aan de datalink, hoewel er wel nog wel tekortkomingen zijn. De datalink had bij een test in augustus 2015 met Nederlandse F-35, F-16 en KDC-10 vliegtuigen een gunstig effect op de uitkomst van de missie.
Wat is uw inhoudelijk oordeel over de in deze brief geuite kritiek, met name ten aanzien van het niet tijdig beschikbaar komen van Tactical Datalinks, essentieel voor het opereren in coalitieverband met andere toestellen, waaronder tankervliegtuigen en AEW(radar)vliegtuigen?
Zie antwoord vraag 20.
Wie draait er op voor de extra kosten die gemaakt worden voor de problemen met de brandstoftank en schietstoel, of zijn we contractueel gehouden aan de gevolgen van deze ontwerpfouten mee te betalen?6 7
De kosten van het oplossen van tekortkomingen die worden ontdekt in de ontwikkelingsfase (System Development and Demonstration) worden gefinancierd uit de bijdragen van de partners. De Verenigde Staten dragen het overgrote deel van de kosten. Zoals bekend neemt Nederland sinds 2002 deel aan het SDD MoU met een vaste bijdrage van $ 800 miljoen.
Kunnen de vertragingen, die opgelopen worden door de problemen met de brandstoftank en schietstoel, nog voor een andere afleverdatum zorgen dan 2019?
Deze vertragingen hebben geen invloed op het afleveringsschema van de Nederlandse toestellen. Eventuele aanpassingen aan de brandstoftank of schietstoel zullen direct in het productieproces worden verwerkt.
Kunt u nog altijd garanderen dat de JSF voor Nederland in 2019 operationeel is? Zo nee, waarom niet?
De volgende F-35 toestellen worden in 2019 aan Nederland geleverd. Vanaf eind 2021 verwacht Nederland de initiële operationele status (IOC) te behalen.
Kunt u uitsluiten dat de Amerikanen het verwervingsproces aanpassen, zoals dat eerder ook bij het project voor de F-22 gedaan is? Zo nee, waarom niet?
Het verwervingsproces van de F-22 is niet te vergelijken met dat van de F-35. Bij de ontwikkeling en verwerving van de F-22 zijn geen buitenlandse partners betrokken geweest. Als het verwervingsproces voor de F-35 zou moeten worden aangepast, vergt dat een gezamenlijk besluit van de partners. Daarvan is geen sprake.
Is het ook waar dat de Amerikanen vanwege deze problemen overwegen de A-10 langer in bedrijf houden?8
Als u deze problemen combineert met de hoge dollarkoers, is het hele JSF-project dan nog wel haalbaar binnen de gestelde criteria (technologische eisen, qua tijd, beoogd aantal en budget)?
Het kabinet heeft ten tijde van de nota In het belang van Nederland vastgesteld dat de beschikbare financiële ruimte toereikend was voor de aanschaf van 37 toestellen. Het parlement heeft daarmee ingestemd. Met de voortgangsrapportage van september bent u geïnformeerd over het feit dat op dit moment de kostenramingen hoger zijn dan de budgetten vanwege de ongunstige dollarkoers.
Zoals bekend acht het kabinet het onverstandig om op dit moment het budget aan de raming aan te passen. Dit zou abrupte, ingrijpende maatregelen vergen, terwijl het onzeker is of die uiteindelijk nodig zullen zijn, ook omdat de toestellen in verschillende tranches over een reeks van jaren worden aangeschaft.
Garandeert u nog altijd dat Nederland 37 JSF-toestellen voor 4,5 miljard euro aan kan schaffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 27.
Personeelstekorten bij de Koninklijke Marechaussee |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Welke maatregelen gaat u nemen om personeelstekorten zoals bij de paspoortcontrole op Schiphol in de toekomst te voorkomen?1
Er is inderdaad veel druk op de KMar-capaciteit ontstaan. Deze druk is enerzijds ontstaan door de toegenomen vraag naar KMar-capaciteit in het kader van beheersen en controleren van de migratiestromen en de bestrijding van terrorisme. Anderzijds is het aantal passagiers dat gebruik maakt van Schiphol in de afgelopen jaren fors gestegen. De KMar doet er alles aan om lange wachtrijen op Schiphol te voorkomen. De «passagiersdoorstroming» is dagelijks onderwerp van gesprek tussen de KMar en Schiphol. In deze gesprekken wordt ingegaan op de capaciteitsinzet, prioritering en stroomlijning van processen. Ook wordt gekeken naar innovatieve manieren om het grensproces te optimaliseren. Hierbij worden echter geen concessies gedaan aan de kwaliteit van de grensbewaking en aan de veiligheid van de luchthavens.
Klopt het dat vanwege personeelstekorten bij de Koninklijke Marechaussee veelvuldig met personeel moet worden geschoven? Welke prioritering wordt daarbij aangehouden?
Door de actuele ontwikkelingen rond terrorismebestrijding en de toegenomen migratiestromen, is de inzet van de KMar-capaciteit geïntensiveerd. In de brieven van 18 september en 9 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16 32 317, nr. 322 en 19 638, nr. 207), 8 februari 2016 (Kamerstuk 19 637, nr. 2122) en 23 februari (Kamerstuk 2016Z03866) bent u hierover geïnformeerd. Voor zowel de grensbewakingstaak als de bewaken- en beveiligingstaak is de inzet van KMar-capaciteit geherprioriteerd en hebben personele verschuivingen plaatsgevonden.
Kunt u aangeven hoe de omvang van het personeelsbestand bij de Koninklijke Marechaussee zich de komende jaren naar verwachting ontwikkelt?
Zoals gemeld in de Kamerbrief «versterking van de veiligheidsketen» van 27 februari 2015 (kenmerk 3807309) wordt de KMar-capaciteit uitgebreid met zes pelotons voor de bewaking en beveiliging van bepaalde objecten met een hoog risico profiel. Snelle opschaling in het geval van een hogere dreiging is daarmee ook mogelijk op langere termijn. Op dit moment wordt gefaseerd extra personeel geworven en opgeleid. Dit extra personeel is naar verwachting eind 2016 ingestroomd bij defensie. In afwachting hiervan is, zoals gesteld in het antwoord bij vraag 2, voor de bewakings- en beveiligingstaak KMar-capaciteit geherprioriteerd.
Kunt u procentueel en in aantallen VTE’s inzichtelijk maken voor welke taken de Koninklijke Marechaussee over 2016 wordt ingezet?
De toebedeling van de KMar-capaciteit aan de verschillende taken gebeurt op basis van jaarprognoses. De precieze invulling in de dagelijkse praktijk is afhankelijk van verschillende factoren en fluctueert. Voor 2016 kan indicatief worden gesteld dat de operationele KMar-capaciteit uit ongeveer 4.475 VTE bestaat. 55% wordt ingezet voor de grenspolitietaak, 32% voor Bewaken en Beveiligen en 13% voor (inter)nationale en militaire politietaken. Met het oog op de huidige ontwikkelingen wordt nauwgezet gekeken naar taakinvulling, inzet en verdringing. Hierover wordt frequent overleg gevoerd met Veiligheid en Justitie.
Kunt u per maand aangeven hoeveel VTE's van de Koninklijke Marechaussee in 2016 worden ingezet in het buitenland? Kunt u daarbij onderscheid maken per (militaire) missie/operatie/detachering? Bent u bereid om deze mensen terug te halen c.q. niet uit te zenden, omdat ze hier in Nederland hard nodig zijn?
KMar-personeel wordt ook ingezet bij internationale vredesoperaties en politiemissies. Hiervoor zijn zij opgeleid, getraind en bevoegd. Dit gebeurt onder het bevoegd gezag van Defensie. Gedurende 2015 waren gemiddeld 50 marechaussees op uitzending. Naast deze inzet wordt de KMar ook internationaal (onder gezag van V&J) ingezet voor Frontex, dit betrof in 2015 circa 18 VTE. Volledigheidshalve wordt ter aanvulling verwezen naar de Kamerbrief over de Nederlandse inzet in Frontex-operaties in 2016 en de ontplooiing van het Border Security Team in de Frontex-operatie Poseidon (Kamerstuk II 2015/16 32 317, nr. 379), en zo ook mijn brief over de uitvoering van de motie-Teeven/Knops van 23 februari (kamerstuknummer 2016 Z03866). Verder worden marechaussees ingezet voor bijzondere beveiligingsopdrachten op een aantal Nederlandse ambassades en bij buitenlandbezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. Hier worden, vanwege de operationele gevoeligheid, verder geen mededelingen over gedaan.
Is de Koninklijke Marechaussee nog wel voldoende in staat om de aanhoudende stroom migranten/asielzoekers en de voortdurende terreurdreiging het hoofd te bieden, zonder andere taken en geoefendheid te verwaarlozen?2
Op basis van de huidige situatie en de opdrachtstelling vanuit de gezagen, is de KMar in staat haar kerntaken uit te voeren en de daarvoor benodigde geoefendheid te handhaven. Wel is er sprake van krapte. Tussen de gezagen wordt regelmatig de prioritering van de inzet van KMar besproken. Als blijkt dat de uitvoering van de kerntaken van de KMar in het geding komt, worden de wenselijkheid en mogelijkheid van prioritering en of aanvullende maatregelen vanzelfsprekend beoordeeld.
Bent u bereid om geen enkele asielzoeker meer tot Nederland toe te laten en de Koninklijke Marechaussee in te zetten voor grensbewaking in plaats van voor het faciliteren van de asieltsunami?
Zoals eerder gemeld door mijn collega Dijkhoff, (Aanhangsel van de handelingen 2015/2016, nr.136) worden asielaanvragen op individuele basis beoordeeld. Als een asielzoeker geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar enkel vanwege economische motieven een asielaanvraag doet, wordt deze afgewezen en verkrijgt de asielzoeker geen verblijfsrecht in Nederland.
Kunt u deze vragen separaat en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het in vreemde krijgsdienst treden |
|
Alexander Pechtold (D66), Judith Swinkels (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat een Nederlandse man is opgepakt omdat hij zegt aan de zijde van de Koerdische militie Volksbeschermingseenheden (Yekîneyên Parastina Gel, YPG) te hebben deelgenomen aan de strijd tegen IS?
De politie heeft woensdag 13 januari 2016 in Arnhem een 47-jarige Nederlandse man aangehouden die wordt verdacht van betrokkenheid bij het doden van ISIS-strijders in Syrië. De man zou in Syrië hebben gestreden aan de zijde van de Koerdische volksmilitie YPG.
Is het waar dat het Nederlanders verboden is om in vreemde krijgsdienst te treden? Is het waar dat tevens Nederlanders verboden is zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie?
Ja. In artikel 101 van het Wetboek van Strafrecht is het Nederlanders verboden, in het vooruitzicht van een oorlog met een buitenlandse mogendheid, vrijwillig bij deze mogendheid in krijgsdienst te treden. Daarnaast is het op grond van artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht verboden deel te nemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Kunt u bevestigen dat de Koerden een bondgenoot zijn van Nederland in de strijd tegen ISIS, dat deze Koerden worden getraind door Nederland, en dat de Koerdische YPG niet wordt gezien als een terroristische organisatie?
De Koerden vormen geen homogene groep. Sommige Koerdische groeperingen zijn medestanders in de strijd tegen ISIS. Nederland verzorgt infanterietraining voor de Peshmerga, die onderdeel uitmaken van de Iraakse strijdkrachten. De Syrische Koerden vormen evenmin een homogene groep. Veruit de grootste groepering is de PYD. De gewapende tak van de PYD – de YPG – wordt door de VS in de strijd tegen ISIS in Syrië gezien als een effectieve militaire partner, althans in Koerdisch gebied. De YPG komt noch op de Nederlandse terrorismelijst, noch op de lijsten van terroristische organisaties van de Europese Unie en de Verenigde Naties voor.
Is het waar dat het Openbaar Ministerie (OM) eerder heeft verklaard: «Vroeger was het in dienst treden bij buitenlandse strijdkrachten strafbaar, nu is het niet langer verboden. Je mag alleen niet deelnemen aan een strijd tegen Nederland»?1
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de leden Bontes en Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1787).
Kunt u toelichten hoe het oppakken van de Nederlandse man die verklaart aan de zijde van de Koerdische YPG te hebben gestreden tegen ISIS zich verhoudt tot de eerdere uitlating van het OM zoals hierboven weergegeven?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de leden Bontes en Van Klaveren (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1787).
Het onderzoek door het Openbaar Ministerie naar Jitse A. loopt nog. Ik ga niet in op een individuele casus die nog onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u tevens toelichten op basis waarvan de Nederlandse man als verdachte is aangemerkt en waarop de verdenking berust?
Het onderzoek door het Openbaar Ministerie naar Jitse A. loopt nog. Ik ga niet in op een individuele casus die nog onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u exact toelichten wat u verstaat onder het begrip vreemde krijgsdienst, zoals dat wordt gebruikt in artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 15, eerste lid, van het Rijkswet op het Nederlanderschap?
In artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht is het, zonder toestemming van de Koning, werven voor vreemde krijgsdienst/gewapende strijd strafbaar gesteld. Onder krijgsdienst wordt verstaan alle dienst die gewapenderhand optreden in een oorlog meebrengt en daarnaast dienst bij elke organisatie die naar het recht van het betrokken land tot de krijgsmacht behoort. Onder vreemde krijgsdienst vallen ook strijdgroepen en milities (vgl. 28 463, nr. 8, blz. 4). De Wet terroristische misdrijven (Stb. 2004, 290) heeft in 2004 de strafbaarstelling van artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht uitgebreid. Sindsdien is rekrutering ook strafbaar indien het betrekking heeft op het werven van personen met het oog op hun rechtstreekse inzet ten behoeve van de islamitische of een anderszins gewapende en gewelddadige strijd zonder dat daarbij aantoonbaar sprake hoeft te zijn van krijgsdienst. Daarbij is overigens uitdrukkelijk en terecht overwogen dat bedoelde uitbreiding geen enkele wijziging zou aanbrengen in de toepasselijkheid van de strafbepaling met betrekking tot werving in verband met bestaande conflicten in de wereld, waarbij bijvoorbeeld krijgsdiensten van al dan niet bevriende naties betrokken zijn (Kamerstuk 28 463, nr. 10, blz. 9).
In artikel 15, eerste lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het vrijwillig in vreemde krijgsdienst treden van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is een grond voor verlies van het Nederlanderschap. Blijkens de parlementaire geschiedenis gaat het hier expliciet om deelname bij een statelijke actor. Deelname aan paramilitaire organisaties leidt dus niet tot verlies op deze grond. Op grond van artikel 14, tweede lid van de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap evenwel wel worden ingetrokken na onherroepelijke veroordeling op grond van (onder andere) artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht. Om intrekking van het Nederlanderschap ook mogelijk te maken in het belang van de nationale veiligheid bij deelname aan een terroristische organisatie heb ik op 9 december een wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 34 356 (R2064)).
Tegen de achtergrond van het voorgaande zie ik geen aanleiding voor een herziening van het begrip «vreemde krijgsdienst» in bovengenoemde wetsbepalingen.
Deelt u de mening dat het begrip vreemde krijgsdienst nogal achterhaald is, aangezien er nauwelijks nog sprake is van strijd tussen en tegen statelijke actoren, maar in plaats daarvan de vijand steeds diffuser wordt en vooral wordt gevochten tegen non-statelijke actoren zoals terroristische organisaties, milities en wat dies meer zij? Deelt u tevens de mening dat het begrip «vreemde krijgsdienst» daarom aan herziening toe is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'Amper profijt Zeeuwse bedrijven bij bouw marinierskazerne' |
|
Albert de Vries (PvdA), Sultan Günal-Gezer (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Amper profijt Zeeuwse bedrijven bij bouw marinierskazerne» van 29 december 2015?1
Ja.
In het artikel wijst men erop dat de wijze waarop het rijk de kazerne aanbesteedt, het Zeeuwse bedrijfsleven bij voorbaat buitenspel plaatst; waarom is voor deze wijze van aanbesteden gekozen?
Bij huisvestings- en infrastructuurprojecten met een grote financiële omvang is het kabinetsbeleid dat voorafgaand aan de keuze van de aanbestedingsvorm een PPC (Publiek Private Comparator) wordt uitgevoerd. Op grond van de financiële resultaten en de niet-financiële overwegingen van de PPC voor de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne in Vlissingen is geconcludeerd dat een aanbesteding op basis van een geïntegreerd contract (Design, Build, Finance, Maintain, Operate (DBFMO)) de beste aanpak is voor de realisatie en exploitatie. Deze wijze van aanbesteden garandeert eerlijke en vrije concurrentie, waardoor het bevoordelen of benadelen van bedrijven in een bepaalde regio is uitgesloten.
Kunt u toelichten waarom er in het artikel wordt gesproken over het «complex maken van de aanbesteding», terwijl deze in wezen niet complex is?
Het artikel verwoordt een opvatting die ik niet deel. De vertraging van de aanbesteding is niet te wijten aan het complex maken van de aanbesteding. De vertraging heeft, anders dan in het artikel wordt gesuggereerd, te maken met de beoordeling en verwerking van aanvullende behoeften van Defensie en het uitvoeren van extra onderzoeken naar archeologie, bodemgesteldheid, geur en niet-gesprongen explosieven op de bouwlocatie. Projecten met een groot investeringsvolume, zoals de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne, vergen immers een zorgvuldige voorbereiding.
Is er over de wijze van aanbesteding overleg geweest met de regionaal betrokken partijen, zoals het bedrijfsleven en opleidingsinstituten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Er zijn de afgelopen jaren verschillende informatiebijeenkomsten gehouden voor geïnteresseerde partijen, waaronder ook het regionale bedrijfsleven. Tijdens deze bijeenkomsten is informatie gegeven over de voortgang van het project en de wijze van aanbesteding.
Is het mogelijk bij een all-in aanbesteding (Design, Build, Finance, Maintain & Operate (DBFMO)) in het aanbestedingsbestek voorwaarden op te nemen om tenminste een bepaald percentage van het aanbestedingsbedrag te besteden door inschakeling van regionale (in dit geval Zeeuwse) bedrijfsleven? Zo ja, kunt u dan aangeven hoe dat is geformuleerd? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de aanbestedingsregels en wettelijke kaders die onder andere in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsreglement Werken (ARW) zijn vastgelegd, is het niet mogelijk bepaalde partijen te bevoordelen.
De ervaring bij eerdere grote huisvestingsprojecten is dat in de exploitatiefase een deel van de (service- en onderhouds-) werkzaamheden veelal door regionale bedrijven wordt uitgevoerd (onder verantwoordelijkheid van het consortium).
Is het mogelijk om voor de exploitatiefase voorwaarden op te nemen om tenminste een bepaald percentage van het exploitatiebedrag te besteden door inschakeling van het regionale bedrijfsleven? Zo ja, kunt u aangeven hoe dat is geformuleerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u andere mogelijkheden om het regionale bedrijfsleven een rol te geven? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het regionale bedrijfsleven heeft de mogelijkheid een consortium te vormen dan wel zich aan te sluiten bij een reeds geformeerd consortium.
Deelt u de mening dat dit soort majeure ontwikkelingen, waarvoor ook regionaal middelen beschikbaar zijn gesteld, voor de regio ook zoveel mogelijk werkgelegenheid dienen op te leveren?
De keuze voor Vlissingen als vestigingsplaats voor de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne levert de provincie meer dan 1.700 directe arbeidsplaatsen op. De komst van zoveel militairen, velen samen met hun gezinnen, betekent een impuls voor zowel de directe werkgelegenheid voor toeleveranciers aan de kazerne als voor onder meer de woningbouw, het onderwijs en de lokale ondernemers.
Het onderzoek naar de export van omstreden goederen door RH Marine Group |
|
Fred Teeven (VVD), Ronald Vuijk (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onderzoek naar export omstreden goederen door RH Marine Group»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht van Nu.nl waarin wordt gerefereerd aan de gedeeltelijke beantwoording (d.d. 24 december 2015) van de vragen die leden Hachchi en Sjoerdsma stelden naar aanleiding van het bericht «Imtech zat fout in Iran2» (Telegraaf, d.d. 8 december 2015).
Kunt u bevestigen dat de douane onderzoek doet naar de mogelijk illegale levering van goederen door het Nederlandse bedrijf RH Marine Group, het voormalige Imtech Marine, via Nederland? Zo ja, hoe is deze zaak aan het licht gekomen, en wat is de huidige stand van zaken?
Naar aanleiding van berichtgeving in de Telegraaf (d.d. 8 december 2015) over vermeende overtreding door Imtech Marine van Amerikaanse sanctiewetgeving heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact gezocht met de RH Marine Group (voormalig Imtech Marine). Tijdens het overleg hebben medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken de interne rapportage, die Imtech heeft opgesteld ten behoeve van de Amerikaanse autoriteiten, ingezien. Na inzage is de Douane gevraagd een onderzoek in te stellen naar mogelijke overtreding van Nederlandse en Europese wet- en regelgeving.
De Douane heeft Imtech Marine inmiddels meermaals bezocht. De Douane bestudeert de interne rapportage en heeft de onderliggende documentatie opgevraagd. Uit het onderzoek zal moeten blijken of Imtech Marine Nederlandse en Europese wet- en regelgeving heeft overtreden.
Om welke mogelijk illegaal geleverde goederen die ook voor oorlogsvoering kunnen worden gebruikt gaat het in dit specifieke geval?
De vragen 3 tot en met 7 worden beantwoord na afronding van het onderzoek van de Douane. Naar verwachting zal het onderzoek nog circa twee maanden in beslag nemen.
Is het lijstje van landen bestaande uit Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan volledig, of is het mogelijk dat nog meer landen betrokken zijn? Zo ja, welke landen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de RH Marine Group geen vergunningen heeft aangevraagd in Nederland voor de uitvoer van dergelijke goederen naar de betreffende landen? Is hiervoor een reden gegeven door het bedrijf? Klopt het dat het om 51 gevallen gaat? Kan een toelichting worden gegeven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de mogelijke gevolgen van het niet aanvragen van een vergunning voor de uitvoer van deze goederen voor RH Marine Group?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de gevolgen van het starten van dit onderzoek voor defensieprojecten die RH Marine Group uitvoert, zoals het instandhouding-programma van de Walrusklasse en/of andere en toekomstige projecten? Kan een toelichting worden gegeven?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'We zijn een schietschijf voor terroristen', marechaussee bij Tweede Kamer klaagt over klein pistool’ |
|
Ockje Tellegen (VVD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht waarin de marechaussee aangeeft onvoldoende bewapend te zijn tegen een aanval van terroristen?1
Ja.
Hoe is de bewapening van de marechaussee op dit moment georganiseerd? Hoe oordeelt u over deze huidige bewapening van de marechaussee die onder andere belast is met de beveiliging van de Tweede Kamer, maar ook met het bewaken en beveiligen van andere kwetsbare plekken in Nederland?
Het beveiligingsconcept dat wordt uitgevoerd rondom de verschillende locaties wordt bepaald op grond van specifieke informatie over dreiging en risico. Deze informatie kan verschillen per situatie en locatie. De uitrusting, waaronder de bewapening, maakt onderdeel uit van het beveiligingsconcept. Het beveiligingsconcept wordt regelmatig geëvalueerd in relatie tot de dreiging en het risico en in relatie tot de veiligheid van mensen die ervoor zorgen dat bepaalde kwetsbare objecten worden bewaakt en beveiligd. Dit is ook gebeurd naar aanleiding van de recente aanslagen in Parijs. De uitrusting, waaronder de bewapening, wordt indien nodig aangescherpt in samenspraak tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de lokale gezagen en de Koninklijke Marechaussee zelf. Hiermee is gewaarborgd dat het beveiligingsconcept en de bewapening actueel zijn. Over de precieze uitrusting, inclusief de bewapening, kan ik geen mededelingen doen, omdat dit inzicht geeft in de werkwijze van de Koninklijke Marechaussee. De veiligheid van de objecten die de Koninklijke Marechaussee bewaakt en dat van het personeel is hiermee niet gediend.
Is deze bewapening naar uw oordeel voldoende om in het geval van een terroristische aanslag adequaat te kunnen handelen en weerstand te kunnen bieden om deze aanslag te stoppen? Is de bewapening naar uw oordeel evenredig aan het te verwachten niveau van geweld door terroristen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe schaalt de marechaussee op dit moment op als zich een noodsituatie voordoet en gebeurt dit op alle kwetsbare plekken in Nederland op dezelfde wijze?
Voor elk beveiligingsconcept geldt dat er onmiddellijk opgeschaald kan worden. De aard en omvang van de dreiging en het risico bepaalt hoe invulling wordt gegeven aan de opschaling. In het kader van bewaken en beveiligen kan de Koninklijke Marechaussee opschalen tot het hoge geweldsspectrum met daarbij passende uitrusting, waaronder zwaardere bewapening. Specialistische interventie eenheden zijn landelijk inzetbaar ten behoeve van interventie in het hoogste geweldsspectrum. Over de precieze wijze van opschaling kan ik geen mededelingen doen (zie antwoord hierboven).
Wat is er voor nodig om de bewapening van de marechaussee te laten voldoen aan de wensen van de marechaussee zelf en bent u hiertoe bereid en de Tweede Kamer daarover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Het optreden van Nederlandse special forces in Afrika |
|
Harry van Bommel (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederland actiever bij bestrijden terreur in Afrika», over Nederlandse mariniers en commando’s die jaarlijks Afrikaanse militairen opleiden in contra-terroristische tactieken?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat, gegeven de omgeving waarin de Nederlandse militairen hun werk in Afrika doen, het toepassen van wapengeweld en het risico van blootstelling daaraan reële risico’s zijn? Indien neen, waarom niet?
De trainingsactiviteiten en oefeningen worden uitgevoerd op militaire oefenterreinen, militaire kazernes en locaties die als zodanig herkenbaar en afgeschermd zijn. Het risico van het toepassen van wapengeweld en het risico van blootstelling daaraan is daardoor gering (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2711).
In de «evaluatie inzet Nederlandse militairen 2014» (Kamerstuk 29 521, nr. 291) is gemeld dat Nederlandse militaire eenheden tijdens oefeningen in Afrika samen met Afrikaanse eenheden trainen. Hierbij staan de geïntegreerde civiel-militaire benadering en capaciteitsopbouw centraal. Deze gezamenlijke oefeningen worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid.
Kunt u aangeven of er van de kant van Nederlandse militairen bij deze oefeningen sprake is geweest van het toepassen van wapengeweld of blootstelling daaraan?
Van de kant van Nederlandse militairen is bij deze oefeningen geen sprake geweest van het toepassen van wapengeweld of blootstelling daaraan.
Kunt u een overzicht geven van de deelname van Nederlandse militairen aan contraterreuroefeningen in Afrika de afgelopen vijftien jaar?
Nederlandse militairen nemen sinds 2007 deel aan de jaarlijkse contraterreur-gerelateerde oefening Flintlock (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2711). Nederland neemt geen deel aan andere contraterreur-gerelateerde oefeningen in Afrika.
De samenstelling en de locaties van Flintlock verschillen per jaar. De algemene doelstelling is het trainen van het tactische en operationele militaire niveau van Afrikaanse strijdkrachten, het vergroten van de samenwerking en de interoperabiliteit tussen de deelnemende landen en het uitbreiden van de capaciteiten van de Afrikaanse landen om zelf terrorisme in de regio beter te kunnen bestrijden. De trainingsactiviteiten richten zich op het aanleren en verbreden van algemene militaire vaardigheden op pelotonsniveau, zoals patrouilleren, navigeren, schieten en het inrichten van controleposten. Het betreft geen specifieke contraterreurvaardigheden.
Nederland neemt aan Flintlock deel omdat het programma een unieke mogelijkheid biedt om onder klimatologisch en geografisch uitdagende omstandigheden in Afrika te trainen en te oefenen. Ook biedt de oefening kansen om de samenwerking en informatie-uitwisseling met internationale partners te bevorderen. Ten slotte kunnen Nederlandse militairen zich dankzij de oefening bekwamen in het trainen van militaire eenheden, in dit geval van Afrikaanse landen. Dat de Nederlandse eenheden ook bijdragen hebben geleverd aan de regionale capaciteit voor terrorismebestrijding is een positief aspect van de oefening, maar niet het hoofddoel van de Nederlandse bijdragen.
Nederlandse militairen hebben vanaf 2007 in wisselende samenstellingen en op verschillende locaties deelgenomen aan de oefening Flintlock:
Deelt u de opvatting dat het opleiden in contra-terroristische tactieken van Afrikaanse militairen niet in een geïsoleerde, maar in een (potentieel) gevaarlijke omgeving plaatsvindt en daarom aan de Kamer gemeld dient te worden? Welk beleid hanteert u wat betreft het melden van deelname aan deze en vergelijkbare trainingen?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het bericht ««Mariniers zorgden voor kentering in piraterij»», over een taakgroep van het Korps Mariniers die betrokken was bij de bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië?2
Ja.
Kunt u aangeven wat de precieze activiteiten waren van deze taskforce?
De taskforce heeft activiteiten uitgevoerd in het kader van de antipiraterij-operatie Ocean Shield. Antipiraterij-operaties zijn altijd gemeld via de artikel 100-procedure. De Kamer is uitgebreid geïnformeerd over de activiteiten van mariniers en andere eenheden in de antipiraterij-operaties. Zo sprak de toenmalige Minister van Defensie over deze activiteiten met de Tweede Kamer op 14 juni 2012. De naam van onderhavige taskforce is destijds niet genoemd.
Klopt het dat het bestaan van deze taskforce niet aan de Kamer is gemeld? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd? Welk beleid hanteert u wat betreft het melden van deze en vergelijkbare operaties?
Zie antwoord vraag 7.
De vergunning verleend aan Urenco voor de export van 1000 ton verarmd uranium naar Rusland |
|
Stientje van Veldhoven (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat u op 6 november jl. een vergunning heeft verleend aan het Duitse Daher Nuclear Technologies GmbH om maximaal 1.000 ton natuurlijk of verarmd uraniumhexafluoride te vervoeren naar een opslaglocatie in Rusland?1
Het klopt dat op 6 november een vervoersvergunning is afgegeven. Op dit vervoer zijn twee vergunningen van toepassing: een vervoersvergunning afgegeven door de directie Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) uit naam van de Minister van Infrastructuur en Milieu en een uitvoervergunning uit naam van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikelingssamenwerking. De beantwoording van deze vraag heeft betrekking op de afgegeven vervoersvergunning.
Op basis van de vervoersvergunning is geen sprake van vervoer van verarmd uraniumhexafluoride (UF6) naar Rusland. Door een tekstuele fout in zowel de aanvraag van de Duitse vervoerder als de vervoersvergunning, spreekt de vervoersvergunning ten onrechte over het vervoer van natuurlijk én verarmd UF6, dit moet zijn uitsluitend natuurlijk UF6.
Zowel de Duitse aanvrager van de vervoersvergunning als de directie Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu als uitvoerende instantie – zijn zich ervan bewust dat de vervoersvergunning zich ten onrechte ook uitstrekt tot transport van verarmd uranium naar Rusland. Urenco heeft bevestigd dat het geen verarmd UF6 naar Rusland laat vervoeren. De tekstuele fout zal zo snel mogelijk worden hersteld en de vervoersvergunning zal worden aangepast.
Overigens is het ook zonder de aanpassing van de vervoersvergunning niet mogelijk om onder de vervoersvergunning verarmd UF6 naar Rusland te vervoeren. In deze vergunning zijn namelijk een aantal beperkingen opgenomen waaronder deze wordt verleend. Daarin staat duidelijk omschreven dat het materiaal dat vervoerd mag worden beperkt is tot UF6 met een verrijkingspercentage van 0,72%. Dit laatste komt overeen met natuurlijk UF6.
De uitvoervergunning behoeft geen aanpassing. Voor wat betreft de overwegingen die aan deze uitvoervergunning ten grondslag liggen zie de beantwoording van vragen 5 en 6.
Kunt u bevestigen dat uit dit materiaal met behulp van speciale installaties plutonium gewonnen kan worden en Rusland in het bezit is van twee van zulke installaties?
Natuurlijk UF6 bevat geen plutonium en derhalve is het niet mogelijk om uit dit materiaal plutonium te winnen.
Kunt u bevestigen dat met dit materiaal zogenaamde «bunker busters» gemaakt kunnen worden, zijnde bommen die ontworpen zijn om verstevigde doelen of doelen diep onder de grond te raken, zoals militaire bunkers?
Het gaat hier uitsluitend om civiel gebruik. Nederland staat de uitvoer van dit materiaal alleen toe als zekerheid bestaat dat de goederen uitsluitend voor civiele doeleinden zullen worden aangewend, te allen tijde onder toezicht van het IAEA staan, voldoende beveiligd zijn en dat afgeleid materiaal niet zal worden uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van Nederland (zie voor dit laatste verder het antwoord op vraag 5).
Zo nee, kunt u aangeven of er sprake kan zijn van militaire toepassing(en) en zo ja, van welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of natuurlijk of verarmd uranium valt onder de sancties op Rusland die op dit moment van kracht zijn, waaronder een exportverbod voor verboden goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren naar een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, entiteit of lichaam in Rusland of voor gebruik in Rusland indien deze goederen geheel of gedeeltelijk bedoeld zijn of kunnen zijn voor militair gebruik of voor een militaire eindgebruiker? Zo nee, waarom is dit volgens u niet het geval? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het transport waar u toestemming voor heeft gegeven en de opslag van het materiaal?
De uitvoer van natuurlijk of verarmd uranium valt onder de EU dual-use verordening (428/2009), die verplichtingen oplegt met betrekking tot de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik.
Voorafgaand aan het verstrekken van deze uitvoervergunning heeft de Russische overheid formele garanties gegeven dat de goederen uitsluitend voor civiele doeleinden zullen worden aangewend, te allen tijde onder toezicht van het internationaal atoomenergie agentschap (IAEA) staan, voldoende beveiligd zijn en dat afgeleid materiaal niet zal worden uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van Nederland; dit zijn essentiële voorwaarde voor verstrekking van dergelijke uitvoervergunningen. De betreffende aanvraag voor een uitvoervergunning voor UF6 door Urenco is destijds, zoals iedere vergunningaanvraag voor goederen voor tweeërlei gebruik, getoetst op onder andere eventuele banden met programma's van zorg, het opgegeven eindgebruik en mogelijk risicovol eindgebruik van de goederen.
Er golden geen internationale sancties voor het vervoer van UF6 van en/of naar Rusland voor civiele toepassingen, en hierdoor was er destijds geen grond om uitvoervergunningen voor UF6 vanuit Nederland te weigeren. Deze situatie geldt nog steeds, aangezien ook de huidige sancties geen beperkingen opleggen voor uitvoer van dual-usegoederen naar Rusland voor civiel eindgebruik. Namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is een uitvoervergunning verstrekt door de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer.
Kunt u vervolgens uiteenzetten of u het verstandig acht dat dergelijk materiaal wordt geëxporteerd naar Rusland dat gebruikt kan worden om wapens en/of plutonium te maken in een tijd waarin het kabinet zich steeds kritischer uitlaat over Rusland en de dreiging die er van Rusland uitgaat gezien de huidige geopolitieke situatie?
De reden dat Urenco de vervoerder Daher Nuclear Technologies GmbH opdracht heeft gegeven om in Nederland, en de andere landen die betrokken zijn bij het vervoer, een vervoersvergunning aan te vragen voor het vervoer van natuurlijk UF6, is bedrijfsmatig ingegeven. Afhankelijk van de verrijkingsvraag van de klanten van Urenco en de op dat moment beschikbare capaciteit, kan Urenco op deze manier gebruik maken van de verrijkingscapaciteit in Rusland.
Er is geen sprake van de export van afval of van enig militaire toepassing van dit natuurlijk UF6 in Rusland, wanneer Urenco in het kader van de bedrijfsvoering besluit gebruik te maken van de vervoersvergunning.
Het vervoer is veilig en kan alleen plaatsvinden als aan alle van toepassing zijnde nationale en internationale voorschriften en eisen ten aanzien van de veiligheid en de beveiliging wordt voldaan. Hierop wordt toegezien door onder andere de directie ANVS van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Overigens vinden wereldwijd regulier transporten met UF6 plaats tussen landen die betrokken zijn bij de productie van brandstof voor kernreactoren, waaronder Duitsland, Frankrijk, het Verenigde Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada en Rusland.
Zie verder het antwoord op vraag 1 en 5.
Kunt u aangeven waarom Urenco tussen 2009 en 2015 juist geen materiaal naar Rusland heeft getransporteerd maar zelf heeft verwerkt? Kunt u daarbij aangeven of er destijds meerdere redenen waren dan slechts de afloop van een contracttermijn met een bedrijf in Siberië om te stoppen met de opslag in Rusland? Zo nee, waarom niet?
Urenco levert verrijkingsdiensten en is een van de grootste spelers in de markt. Urenco maakt meestal gebruik van de eigen verrijkingsfabrieken in Almelo, Gronau (DUI) en Capenhurst (VK), maar koopt soms ook capaciteit in bij de Russische concurrent Tenex.
Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 1, is er geen sprake van vervoer van verarmd UF6 naar Rusland, uitsluitend van natuurlijk UF6.Zie verder het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven waarom Urenco er nu wel weer voor kiest om natuurlijk of verarmd uraniumhexafluoride te vervoeren naar een opslaglocatie in Rusland?
Zie antwoord vraag 7.
Bevestigt en erkent u het gestelde in de richtlijn 2011/70/Euratom, namelijk dat een lidstaat verantwoordelijk blijft voor hun eigen beleid inzake het beheer van hun verbruikte splijtstof en laag-, middel- of hoogradioactief afval? Hoe verhoudt zich dit tot het transport waar u toestemming voor heeft gegeven, de opslag van het materiaal en de risico’s die daarmee gepaard gaan?
Deze richtlijn is van toepassing op het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, niet op het vervoer van natuurlijk UF6 naar Rusland met het doel te worden verrijkt.
Kunt u omschrijven welke risico’s gepaard gaan met het vervoer van dit materiaal richting Rusland, alsmede de route omschrijven en bevestigen dat deze door verschillende EU-lidstaten en vooral ook niet EU-lidstaten, zoals Oekraïne, loopt? Zo nee, waarom niet?
Net als Nederland zijn alle andere bij het vervoer betrokken landen verdragspartner bij het ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route) waarin internationale regels en voorschriften voor de verpakking en het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd. Vervoer van UF6 volgens deze regels is veilig, de risico’s zijn gering. Er zijn geen indicaties dat het vervoer van UF6niet adequaat plaatsvindt.
Overigens gaat in dit geval het vervoer niet via Oekraïne.
Door welke instanties en met behulp van welke middelen heeft u zich laten informeren over de mogelijke risico’s die met dit transport gepaard gaan? Kunt u inzage geven in deze informatie en zo nee, waarom niet?
De transporten vinden plaats door landen die Verdragspartner zijn bij het ADR. Door de transporten conform de voorschriften van het ADR uit te voeren, zijn de risico's van deze transporten zeer gering. Ieder ADR land is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de vervoersregelgeving op hun grondgebied. Er zijn geen indicaties dat het vervoer van UF6 niet adequaat plaatsvindt.
Deelt u de mening dat er tijdens het transport een kans bestaat op een ongeval waarbij zeer gevaarlijk gas kan vrijkomen? Zo nee, waarom niet?
Dit risico is gering, zie het antwoord op vraag 10.
Kunt u aangeven wat u ervan overtuigd heeft dat het transport inderdaad veilig kan plaatsvinden, wanneer het materiaal ook door landen als Oekraïne – waar de regering niet in alle gebieden de controle heeft – vervoerd moet worden? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 10.
Deelt u de zorg dat het niet goed gesteld is met de kwaliteit van de opslaglocatie(s) in Rusland en dat daarmee de veiligheid van mens en milieu in het geding is? Bent u bekend met verontrustende signalen uit 2007 en 2008 die grote misstanden aan het licht brachten op de betreffende locaties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarop uw reactie?
Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 1, is er geen sprake van vervoer van verarmd UF6 naar Rusland met het doel te worden opgeslagen, uitsluitend van vervoer van natuurlijk UF6met het doel te worden verrijkt. Mocht er in afwachting van verrijking sprake zijn van tijdelijk opslag dan wordt verwezen naar de formele garanties die door de Russische overheid in het kader van de uitvoervergunning zijn afgegeven. Voorts zijn er geen indicaties dat de opslag van UF6dat van Urenco afkomstig is op een niet adequate wijze plaatsvindt.
Kunt u aangeven hoe Nederland zich objectief en onafhankelijk – dus niet enkel door de Russische autoriteiten alleen – laat informeren over de conditie van de betreffende opslaglocatie(s) en wat er precies met het naar Rusland getransporteerde materiaal gebeurt na aankomst, in het licht van het gestelde in de richtlijn 2011/70/Euratom? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 1, is er geen sprake van vervoer van verarmd UF6 naar Rusland met het doel te worden opgeslagen, uitsluitend van vervoer van natuurlijk UF6 met het doel te worden verrijkt. Richtlijn 2011/70/Euratom is hierop niet van toepassing.
Zo ja, kunt u vervolgens aangeven welke afspraken hierover gemaakt zijn met2 Russische autoriteiten en3 met andere instanties die dergelijk informatie aan zouden kunnen leveren? Zo nee, betekent dit dat deze afspraken ontbreken en indien dat het geval is, is het dan wel verantwoord dat Nederlands nucleair afvalmateriaal op deze wijze wordt opgeslagen, tevens in het licht van het gestelde in de richtlijn 2011/70/Euratom?
Zie het antwoord op vraag 15.
Kunt u aangeven of dit transport in overeenstemming is met de Euratom-richtlijnen die bepalen dat de Europese Commissie toestemming moet geven voor dergelijke transporten en dit enkel kan doen wanneer duidelijk wordt gemaakt waar het materiaal voor zal worden gebruikt en dat het afval deugdelijk kan worden opgeslagen? Kunt u inzichtelijk maken waar het materiaal voor zal worden gebruikt en dat het afval deugdelijk kan worden opgeslagen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 1, is er geen sprake van vervoer van verarmd UF6 naar Rusland met het doel te worden opgeslagen, uitsluitend van vervoer van natuurlijk UF6 met het doel te worden verrijkt. Hierbij wordt voldaan aan alle Euratom-richtlijnen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg Circulaire economie voorzien op 17 december a.s., zodat de Kamer zich hierover nog kan uitspreken vóór aanvang van het Kerstreces en vóór de termijn verstrijkt waarbinnen de Minister van Infrastructuur en Milieu de genoemde vergunning nog in kan trekken (18 december)?
Schriftelijke beantwoording is niet gelukt voor 17 december. Op 17 december heb ik hier al wel met uw Kamer over gesproken tijdens het VAO Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.
Omstreden leveringen van ‘dual use’ goederen |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten «Imtech zat fout in Iran» en «Lijst met foute landen»?1
Klopt het dat Imtech en in het bijzonder het onderdeel Radio Holland communicatie- en navigatieapparatuur heeft geleverd aan landen als Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan? Klopt het dat daarbij gaat om zogeheten «dual use» goederen die ook voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt?
Heeft u (destijds) contact gehad met Imtech over de leveringen waarnaar het bedrijf zelf onderzoek heeft laten doen, waaruit blijkt dat tenminste 51 leveringen aan «denied entities or persons» hebben plaatsgevonden en het partijen betreft die (in ieder geval) op de zwarte lijst staan van het Amerikaanse Ministerie van Financiën?
De RH Marine Group (RH Marine (voorheen Imtech Marine) en Radio Holland) heeft in Nederland geen vergunningen aangevraagd voor de uitvoer van dual-use goederen naar Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan, zoals genoemd in berichtgeving in De Telegraaf d.d. 8 december jl.
Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken wel contact gezocht met de RH Marine Group. Onderwerp van gesprek was het onderzoek dat Imtech destijds heeft verricht ten behoeve van de Amerikaanse autoriteiten. Tijdens het overleg is dat onderzoek ingezien door medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Na inzage is de douane gevraagd een onderzoek in te stellen.
Tot die tijd zullen vergunningaanvragen van de RH Marine Group worden aangehouden. Na afronding van dat onderzoek zullen ook de vragen 1, 2, 4, 5 en 6 worden beantwoord.
Kunt u toelichten in hoeverre de gedane leveringen van deze «dual use» goederen aan bedrijven in landen als Myanmar, Cuba, Iran, Syrië en Zuid-Soedan in strijd zijn met internationaal geldende sancties en zwarte lijsten die Nederland dan wel Europa hanteren ten aanzien van leveringen naar deze landen? Kunt u tevens aangeven in hoeverre de leveringen door Imtech strafbaar zijn?
Waren de door Radio Holland geleverde goederen op enigerlei wijze vergunningsplichtig in Nederland? Zo ja, zijn hiervoor vergunningen afgegeven voor zover de goederen vanuit Nederland werden geleverd? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze gaat u er voor zorgen dat zulke leveringen in de toekomst worden voorkomen?
Het schrappen van banen bij Thales Nederland |
|
Ronald Vuijk (VVD), Fred Teeven (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Thales Nederland schrapt 200 banen»?1
Ja.
Klopt het dat deze banen worden geschrapt in verband met de uitstel van investeringen in de markt voor marineschepen? Graag een toelichting.
De maatregel die Thales Nederland heeft bekendgemaakt is van bedrijfseconomische aard en betreft een interne reorganisatie. Thales Nederland is onderdeel van een wereldwijd opererend concern met een omzet van € 13 miljard. Investeringen in nieuw materieel zijn dikwijls langdurige trajecten. Defensie maakt per investeringsproject de afweging of dit past binnen de financiële kaders van de begroting. In de huidige begroting zijn investeringen opgenomen met kansen voor de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie, zoals Thales Nederland. De komende tijd zijn onder meer besluiten aan de orde over de behoeftestelling voor de vervanging van de M-fregatten, voor de vervanging van de Walrusklasse onderzeeboten en voor het instandhoudingsprogramma LC-fregatten. Of de maatregel van Thales Nederland op termijn gevolgen heeft voor Defensie, en zo ja welke, is momenteel nog niet duidelijk.
Is het waar dat deze maatregel een direct gevolg is van het op de lange baan schuiven of verdringen van strategische investeringen door uitgaven van meer urgente aard? Zo ja, om welke investeringen gaat het? Zijn dit verschuivingen van tijdelijke aard? Welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse defensie-industrie en voor de Nederlandse krijgsmacht?
Zie antwoord vraag 2.
Recent is een succesvolle test uitgevoerd met het uitschakelen een ballistische dreiging, waarbij de SMART-L radar van Thales is gebruikt; in hoeverre raakt deze maatregel van Thales de toegang van de Nederlandse Koninklijke Marine tot deze technologie?
Kennis op het gebied van radartechnologie is van groot belang voor de Koninklijke Marine en het kosteneffectief verwerven en instandhouden van sensorsystemen. Recente testen, waarbij de software van de SMART-L van een LC-fregat was aangepast om ballistische raketten te kunnen detecteren, zijn een belangrijke stap in de ontwikkeling en productie van de Ballistic Missile Defence (BMD) voor de SMART-L systemen van Thales. Hiervoor zijn inmiddels de contracten getekend en is de productie begonnen. De toegang tot deze technologie is daarmee zekergesteld.
Is het bij u bekend of het schrappen van banen ook bij andere bedrijven binnen de Nederlandse defensie-industrie op stapel staat? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor de positie van de Nederlandse defensie-industrie? Graag een toelichting.
Ook Fokker heeft ontslagen aangekondigd. Zie de antwoorden op de vragen inzake Fokker van de leden Vuijk en Teeven van 15 december 2015 met kenmerk 2015Z24530. De gevolgen hiervan voor de Nederlandse defensie industrie worden in die antwoorden beschreven. Bedrijven nemen maatregelen in reactie op marktontwikkelingen. Niettemin opereert de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie nog steeds op een kwalitatief hoog niveau dat mede in stand wordt gehouden door de intensieve samenwerking tussen bedrijven, kennisinstituten en overheidsinstantieslou.
Deelt u de mening dat de defensie-industrie een belangrijk element vormt van de Nederlandse economie en een strategische partner voor zowel het Ministerie van Defensie als het Ministerie van Economische Zaken? Deelt u de mening dat de defensie-industrie een onmisbare schakel is bij het instandhouden van onze krijgsmacht en (daarmee) een cruciale rol vervult in de internationale veiligheidsketen? Bent u eveneens van mening dat de defensie-industrie een belangrijke aanjager is van innovatie en daarmee van Nederlandse welvaart? Graag een toelichting op al deze punten.
Het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Economische Zaken hebben de wijze van samenwerking met de defensie- en veiligheidsindustrie en de kennisinstellingen in de Defensie Industrie Strategie (DIS) van 10 december 2013 vastgelegd. Samen vormen zij de gouden driehoek, een dynamisch platform voor initiatieven en interactie. Door deze nauwe samenwerking versterken zij het innovatieve vermogen van de hele defensie- en veiligheidssector. Een goed functionerende gouden driehoek is van wezenlijk belang voor de nationale veiligheid en versterkt de Nederlandse positie in internationaal verband.
De krijgsmacht moet haar kennisniveau op peil houden om haar rol als smart buyer te kunnen spelen. Binnen de gouden driehoek is er informatie-uitwisseling waarbij toekomstige behoeftes worden verkend. Hierbij wordt gebruikgemaakt van elkaars kennis. Defensie moet het evenwicht bewaren tussen veiligheidsrisico’s, het behoud van autonomie en een goede marktpositie als klant aan de ene kant, en de benodigde openheid om het innovatieve vermogen van de Nederlandse defensie- en veiligheidsgerelateerde industrie te mobiliseren aan de andere kant.
Deelt u de mening dat de krijgsmacht naast goede medewerkers afhankelijk is van hoogtechnologisch materieel en dat kennis daarover in ons land beschikbaar moet zijn om als «smart buyer» te kunnen verwerven? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 6.
Op welke wijze wordt bij het plannen of verschuiven van investeringen rekening gehouden met de gevolgen daarvan voor de defensie-industrie en voor de strategische relatie daarmee? In hoeverre houdt u in het plannen van investerings- en instandhoudingsprojecten rekening met het structureel instandhouden van de daarvoor benodigde kennisbasis in de defensie industrie?
Als onderdeel van het begrotingsproces wordt jaarlijks het investeringsplan in balans gebracht met het financiële kader. Factoren die daarbij een rol spelen zijn onder meer het operationele belang, de effecten op de exploitatiekosten, de belangen op het gebied van internationale samenwerking, kansen die zich voordoen met internationale partners of met de industrie, (financiële) nadelen van uitstel of voordelen van vervroeging. De relatie met de defensie-industrie is dus een factor van invloed.
Op welke wijze waarborgt u behoud en toegang tot technologische kennis over de huidige als ook de toekomstige operationele wapen- en sensorsystemen?
Het waarborgen van de toegang tot technologische kennis is een belangrijk uitgangspunt van de Strategische Kennis- en Innovatieagenda. Defensie investeert structureel in haar eigen kennisbasis en onderzoekscapaciteit. Zo werkt Defensie samen met TNO. Door samenwerking in de gouden driehoek met defensiegerelateerde bedrijven en kennisinstituten en via het Platform Nederland Radarland wordt gezamenlijk gewerkt aan de kosteneffectieve ontwikkeling van innovatieve radarsystemen. In dit kader worden regelmatig onderzoeks- en ontwikkelingsopdrachten op het gebied van sensortechnologie verstrekt, waar ook Defensie de vruchten van plukt.
Doordat bij Defensie vooral de Directie Materiële Instandhouding van het Commando Zeestrijdkrachten veel onderhoud uitvoert aan radarsystemen, is het behoud van kennis over de in gebruik zijnde radarsystemen gewaarborgd. Voor de BMD-capaciteit van de SMART-L systemen en de grondgebonden SMART-L EWC systemen zijn instandhoudingscontracten gesloten. Hierdoor is Thales Nederland gebonden om gedurende de contractperiode de kennis over deze systemen in stand te houden en te delen.
Het gebruik van Nederlandse inlichtingen bij een drone-aanval met onschuldige burgerslachtoffers |
|
Harry van Bommel (SP), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Droneslachtoffers naar de rechter»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Kunt u bevestigen dat er bij deze drone-aanval sprake was van illegal targeted killing, uitgevoerd door de Verenigde Staten (VS)? Kunt u tevens bevestigen dat er onschuldige burgerslachtoffers zijn gemaakt bij deze targeted killing?
Ik kan dat niet bevestigen.
Kunt u bevestigen dat deze illegale targeted killing is uitgevoerd op basis van inlichtingen die door Nederland zijn ingewonnen en vervolgens aan de VS zijn verstrekt? Zo ja, hoe beoordeelt u het dat Nederlandse inlichtingen worden gebruikt voor illegale targeted killings? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het artikel is gesteld, heeft de MIVD inlichtingen verworven in het kader van de NAVO-operatie Ocean Shield. Tijdens militaire operaties kunnen inlichtingen met partners worden gedeeld. Het is niet gebruikelijk dat diensten elkaar melden of (en zo ja welke) informatie ook voor andere doeleinden wordt gebruikt. Het is niet bekend op basis van welke (eigen en verkregen) informatie en inlichtingen andere landen operaties uitvoeren.
Bent u naar aanleiding van deze drone-aanval in Somalië en de beschuldigingen vorig jaar van de Amerikaanse drone-piloot bereid uw eerdere ferme uitspraak dat «het kabinet niet over aanwijzingen beschikt dat Nederlandse inlichtingen zijn gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met het internationale recht» te herzien?2 Zo nee, waarom niet? Kunt u bij uw antwoord tevens toelichten wat u verstaat onder een «aanwijzing»?
Nederland werkt niet mee aan illegale targeted killings. Zoals ook gemeld in mijn reactie op de vragen van leden Van Bommel, Van Dijk, Van Raak en Sjoerdsma van 10 april 2014 is niet bekend op basis van welke informatie dergelijke activiteiten worden uitgevoerd. Het kabinet is terughoudend in het beoordelen van de rechtmatigheid van aanvallen met bewapende drones door andere landen in specifieke gevallen, omdat de feiten en omstandigheden van dergelijke aanvallen niet worden gedeeld. Indien zou blijken dat een buitenlandse partner aantoonbaar illegale targeted killings uitvoert, waarvoor ook Nederlandse informatie wordt gebruikt, zal de vraag of dergelijke inlichtingen met die partner worden gedeeld opnieuw moeten worden beantwoord.
Kunt u in alle gevallen uitsluiten dat Nederlandse inlichtingen, die gedeeld worden met partnerlanden, worden gebruikt voor buitenrechtelijke executies en aanvallen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u gezien de drone-aanval in Somalië en de onschuldige burgerslachtoffers bereid om het delen van inlichtingen met de Verenigde Staten nader te bezien? Zo ja, kunt u de Kamer informeren welke consequenties u hieruit trekt? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot uw uitspraak in juli 2014 dat «als zou blijken dat een buitenlandse partner aantoonbare illegale targeted killings uitvoert waarvoor Nederlandse informatie wordt gebruikt, dit zal leiden tot het opnieuw beoordelen van de vraag of dergelijke inlichtingen met die partner worden gedeeld»?3
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het van het grootste belang is om te voorkómen dat Nederlandse inlichtingen worden gebruikt voor het maken van onnodige burgerslachoffers? Zo ja, welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat deze inlichtingen niet voor zulke verkeerde doeleinden wordt gebruikt?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of, en zo ja welke, garanties u stelt bij het delen van inlichtingen met partnerlanden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u de garantie geven dat u voorkomt dat er sprake kan zijn van het schenden van mensenrechten bij het delen van Nederlandse inlichtingen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het nog steeds staand beleid dat «het niet gebruikelijk is dat inlichtingendiensten elkaar melden voor welke doeleinden informatie dient»?4 Deelt u de mening dat, gezien de beschuldigingen nu en vorig jaar dat Nederlands inlichtingen worden gebruikt voor illegale targeted killings waarbij ook onschuldige burgerslachtoffers vallen, dit beleid aan herziening toe is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat u een actieve zorgplicht hebt om te voorkómen dat Nederlandse informatie wordt gebruikt voor schendingen van het internationaal en humanitair recht? Indien nee, waarom niet?
De regering heeft op grond van artikel 90 van de Grondwet de plicht om de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen. Op grond van het humanitair oorlogsrecht heeft de regering de plicht om het humanitair oorlogsrecht na te leven en te doen naleven. Dat betekent dat als de regering weet dat een partner door Nederland verstrekte inlichtingen gebruikt of zal gebruiken om schendingen van het internationaal recht en/of het humanitair oorlogsrecht te plegen, de vraag of dergelijke inlichtingen met die partner worden gedeeld opnieuw zal moeten worden beantwoord.
Hoe bepaalt u of u Nederlandse inlichtingen deelt met partners wanneer onduidelijk is of deze informatie voor illegale of legale handelingen wordt ingezet? Welke criteria hanteert u bij het delen van zulke inlichtingen?
Bij elke (voorgenomen) samenwerking zal een toets plaats dienen te vinden aan de wettelijk vast te leggen criteria voor samenwerking met buitenlandse diensten. Deze criteria zijn de democratische inbedding van de dienst, het mensenrechtenbeleid in het desbetreffende land en de professionaliteit en betrouwbaarheid van de dienst. De uitkomst van dit proces bepaalt mede of en, zo ja, welke vorm van samenwerking, zoals de uitwisseling van gegevens, toelaatbaar wordt geacht. Voor het aangaan van een samenwerkingsrelatie met een buitenlandse dienst waarbij de toets aan deze criteria leidt tot de conclusie dat deze risico’s opleveren, geldt dat de Minister daarvoor toestemming dient te geven.
Wat is de kritische grens op basis waarvan u bepaalt dat het niet langer juist is om inlichtingen te delen met partners, omdat deze inlichtingen worden gebruikt voor schendingen van het internationaal en/of humanitair recht?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven wanneer het onderzoek van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) naar de bijdrage van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan targeting is afgerond?5 Gaat u de uitkomsten van het onderzoek met de Kamer delen?
Het is aan de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten om over de voortgang van haar onderzoeken te communiceren. Op de uitkomsten van dit rapport kan dan ook niet worden vooruitgelopen. Vanzelfsprekend worden de uitkomsten van het onderzoek gedeeld met de Kamer.
Op welke wijze gaat u zich binnen de VN en in bilateraal verbanden inzetten om meer duidelijkheid te verschaffen over de gelegitimeerde inzet van bewapende drones, de gegevens die daartoe worden gebruikt, en versterking van de naleving van de bestaande regels daarover?
Het kabinet pleit actief voor een open internationaal debat over het toepassen van de geldende regels en het bevorderen van transparantie. In de Eerste Commissie van de AVVN heeft Nederland opgeroepen tot een open dialoog over de toepassing van de huidige regelgeving en transparantie bij de inzet van drones. Nederland zet zich samen met gelijkgestemde landen in voor verduidelijking van de uitleg van, en versterking van de naleving van de bestaande regels, ook waar het bewapende drones betreft.
Het personeelstekort bij Defensie |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Defensie zit met personeelstekort»?1
Ja.
Klopt het dat dit jaar slechts 86% van de openstaande vacatures bij Defensie is gevuld? Klopt het dat alle krijgsmachtonderdelen, behalve de Koninklijke Marechaussee, problemen ondervinden bij het vullen van vacatures?
De militaire organisatie is voor 94 procent gevuld (peildatum 1 juli). Deze vulling is vertaald in een externe wervingsopdracht, die dit jaar voor 86 procent wordt gerealiseerd. Dit is inclusief de Koninklijke Marechaussee. Hiermee wordt niet de volledige instroombehoefte gedekt. De onderrealisatie wordt opgevangen met meer doorstroom en een beperking van de uitstroom van militairen. Voorts maakt Defensie gebruik van alternatieve mogelijkheden om de organisatie te vullen, zoals de inzet van reservisten, externe inhuur en het beperkt toestaan van nadienen (zie vraag 6).
Kunt u per krijgsmachtonderdeel een gedetailleerd overzicht geven van de vacatures die moeilijk vulbaar zijn, voor zowel technisch als niet-technisch personeel?
De personeelsrapportage (Kamerstuk 34 300-X, nr. 17 d.d. 27 oktober 2015) bevat in deel 3 paragraaf 3.4 een overzicht van de schaarstecategorieën per defensieonderdeel.
Kunt u toelichten of evenementen als Techbase een positief effect hebben op de instroom van moeilijk te verkrijgen technisch personeel? Op welke wijze toetst Defensie dit? Hoe worden bezoekers van dergelijke evenementen verder betrokken gehouden bij carrièrekansen bij Defensie? Kunt u inzicht geven in hoeveel van de bezoekers uiteindelijk kiest voor een baan bij de krijgsmacht?
Techbase 2015 had als doelstellingen het bevorderen van het vullen van vacatures voor technisch personeel en het profileren van Defensie als werkgever met hoogwaardige technische capaciteiten. Tot nu toe hebben 254 deelnemers aan Techbase 2015 gesolliciteerd bij Defensie. Bij grote evenementen, zoals Techbase, is er een periode voor, tijdens en na het evenement, waarin geïnteresseerde jongeren solliciteren. Veel belangstellenden solliciteren bijvoorbeeld pas als ze bijna klaar zijn met hun opleiding. Om die reden wordt 1 mei 2016 gezien als een belangrijk ijkpunt voor het totale aantal sollicitanten dat Techbase 2015 heeft opgeleverd. Dan is ook vast te stellen of de eerste doelstelling is behaald. Een grootscheeps evenement zoals Techbase 2015 werkt bovendien nog jaren door, bijvoorbeeld omdat deelnemers pas later bij Defensie solliciteren na afloop van hun (voor)opleiding.
Klopt het dat Defensie oudere werknemers langer inzet («nadienen») om voor ongevulde vacatures te compenseren? Zo ja, om hoeveel personen gaat het? Welke gevolgen heeft dit voor deze werknemers? Worden zij op specifieke wijze gecompenseerd?
Vanwege de grootscheepse reorganisaties is vanaf 2011 het recht op nadienen, in overleg met de centrales van overheidspersoneel, bevroren om onnodige overtolligheid te helpen voorkomen. In incidentele gevallen kan van dit beleid worden afgeweken wanneer het leeftijdsontslag van een militair de continuïteit van de bedrijfsvoering op onaanvaardbare wijze beïnvloedt. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als het om unieke specialistische kennis gaat. Het besluit tot nadienen kan alleen door de Hoofddirecteur Personeel worden genomen. Voor de betrokken militair betekent het dat hij maximaal twee jaar later met leeftijdsontslag gaat. Er is geen additionele voorziening getroffen voor nadienende militairen.
In het kader van de uitwerking van het eerste deelresultaat arbeidsvoorwaarden zal in de loop van 2016 nader met de centrales van overheidspersoneel worden gesproken over het nadienen in relatie tot de nieuwe diensteinderegeling.
Klopt het dat bij sommige functies de werkdruk significant toeneemt, doordat personeel extra taken moet uitvoeren in verband met onopgevulde vacatures? Is dit momenteel de enige manier om de operationele gereedheid op peil te houden? Klopt het ook dat personeel om die reden besluit de krijgsmacht te verlaten? Zo ja, wat doet Defensie om dit te voorkomen?
Bij de defensieonderdelen ervaart een deel van het personeel meer werkdruk. De IGK stelt dit ook vast in zijn jaarverslag. De werkdruk wordt veroorzaakt door verminderde vulling maar ook doordat het aantal functies sinds 2011 is afgenomen. Daarnaast is een deel van het personeel niet altijd beschikbaar voor de reguliere functie in verband met opleidingen, uitzendingen en (langdurige) ziekte. De organisatie blijft echter streven naar een hogere vullingsgraad door onder andere het stimuleren van een verlengde functieduur en het terugdringen van het ziekteverzuim. Ook het onlangs toegevoegde budget voor de versterking van de basisgereedheid zal de afname van de werkdruk bevorderen.
Defensiemedewerkers die in 2014 de organisatie hebben verlaten, zijn drie maanden na hun formele ontslag gevraagd naar de redenen van vertrek. In de personeelsrapportage over 2014 is een overzicht opgenomen van de tien voornaamste redenen van ontslag op eigen verzoek. Als voornaamste redenen worden genoemd de interessantere mogelijkheden buiten Defensie, de beperkte loopbaan- en ontwikkelingsmogelijkheden bij Defensie en de reorganisatie. Werkdruk komt in deze top tien niet voor.
Op welke wijze denkt u volgend jaar meer van de openstaande vacatures te kunnen vervullen? Wordt binnen Defensie nagedacht over alternatieve, innovatieve manieren om personeel te werven? Zo ja, kunt u daarvan voorbeelden noemen?
Defensie investeert door middel van multimediale wervingscampagnes en evenementen in de permanente zichtbaarheid als werkgever met een grote verscheidenheid aan technische functies. Bovendien is er in wervingscampagnes voor hoger opgeleiden speciale aandacht voor de technische officiersfuncties. Er wordt voortdurend nagedacht over alternatieve en innovatieve manieren om personeel te werven en te benaderen. Voorbeelden hiervan zijn:
Het bericht dat Camp Liberty opnieuw is bestookt met raketten |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Raketten op kamp Iraanse ballingen in Irak»?1
Ja.
Is de aanval op het kamp reeds opgeëist? Zo ja, door wie?
De aanslag is opgeëist door de pro-Iraanse militie Jaysh Al-Mukhtar.
Heeft Hoge Vertegenwoordiger Mogherini de aanval reeds veroordeeld? Zo neen, bent u bereid haar hiertoe aan te sporen?
In EU-verband (Bagdad) is de Iraakse overheid opgeroepen om een onderzoek uit te voeren naar de aanslag en de bewoners van het kamp te beschermen conform de overeenkomst met de VN van december 2011.
Worden de Iraanse ballingen in het desbetreffende kamp inmiddels erkend als vluchtelingen, en dus bijgestaan door VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR? Heeft het kabinet de wenselijkheid hier reeds van onderzocht, zoals uw ambtsvoorganger in februari 2013 aankondigde?2 Zo ja, acht u het toekennen van de vluchtelingenstatus aan (een deel van) de ballingen wenselijk?
UNHCR beschouwt alle bewoners van Kamp Hurriya die zich bij UNHCR hebben geregistreerd als persons of concern. Volgens het Memorandum of Understanding dat UNHCR sloot met de Iraakse overheid in 2011 hebben deze personen recht op bescherming tegen uitzetting of gedwongen verplaatsing naar een locatie waar hun leven in gevaar is.
Zoals toegezegd door mijn voorganger heeft Secretaris-Generaal Jones-Bos in februari 2013 een bezoek gebracht aan Bagdad. Op 16 april 2013 is de Kamer per brief geïnformeerd over de leefomstandigheden in Kamp Hurriya (kenmerk 2013.26780). UNHCR geeft uitgebreide steun aan de kampbewoners, en rapporteert regelmatig over de leefomstandigheden in het kamp. Een vluchtelingenstatus zal geen verschil maken voor de mate waarin UNHCR hulp verleent aan deze mensen.
Kunt u een beeld schetsen van de omgang van de Irakese autoriteiten met het kamp? Hoe beoordeelt UNAMI, de VN-missie in Irak, de huidige situatie? Is er nog steeds sprake van een blokkade van humanitaire goederen? Is de situatie verbeterd sinds het aftreden van de Irakese Minister-President Maliki, die in 2014 – onder druk van de Iraanse regering – de voorziening van voedsel, water en brandstof blokkeerde? Zo neen, welke invloed kan de internationale coalitie tegen ISIS aanwenden om de overwegend sji’itische regering in Bagdad ertoe te bewegen de noodzakelijke bescherming aan de inwoners van Camp Liberty te verschaffen?
De leefomstandigheden in Kamp Hurriya/Camp Liberty op het gebied van water, voedsel en elektriciteit voldoen aan de voorwaarden van de Verenigde Naties (VN). Geïnteresseerde partijen, waaronder de Nederlandse ambassade in Bagdad, worden door de VN voorzien van de rapportages, met fotomateriaal, van de inspecties die dagelijks worden uitgevoerd door de VN en de bewoners van het kamp. De Iraakse veiligheidsdiensten, het Ministerie van gezondheid en waarnemers van de VN waren direct na de aanslag ter plekke. Op 30 oktober zijn tevens genietroepen van het Iraakse leger toegelaten om te zoeken naar UXO. Er zijn meerdere niet geëxplodeerde raketten op het terrein aangetroffen en opgeruimd.
Welke rol speelt de Iraanse regering bij de behandeling van deze ballingen? Bent u bekend met de berichten die wijzen op inspanningen van de Iraanse Quds-brigade die, onder leiding van Qassem Soleimani, zou aansturen op geweld tegen de Iraanse ballingen in en rondom het kamp?3 Zo ja, kunt u deze berichten bevestigen?
Er zijn geen aanwijzingen die duiden op Iraanse betrokkenheid bij de aanslag, of geweld tegen de inwoners van Kamp Hurriya/Camp Liberty.
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat de blokkade tegen Jemen acute tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof en andere noodzakelijkheden heeft veroorzaakt?2 Zo nee, waarom niet?
De blokkade heeft de bestaande tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof vergroot. Naast de blokkade zijn vooral de aanhoudende gevechten op de grond en de bombardementen vanuit de lucht alsmede de beschadigingen aan de infrastructuur er de oorzaak van dat (hulp)goederen niet hun eindbestemming bereiken.
Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen bijdragen aan de blokkade van Jemen? Zo ja, waarop baseert u dat?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Dijk over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine, is bekend dat de Egyptische marine sinds maart 2015 betrokken is bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Op welke wijze heeft u opheldering gevraagd of Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en of waarschuwingsschoten zijn afgevuurd richting Iraanse marineschepen? Wat werd geantwoord op uw navragen? Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd?
Nederland heeft zowel open als vertrouwelijke bronnen geconsulteerd, onder meer via de ambassade in Caïro, naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. De mediaberichten konden niet bevestigd worden.
Deelt u de opvatting dat het handhaven van een wapenembargo er niet toe mag leiden en dat het ook niet nodig is dat essentiële humanitaire hulp Jemen niet bereikt?
Het kabinet blijft bezorgd over de (humanitaire) gevolgen van de blokkade in Jemen en hecht er groot belang aan dat essentiële humanitaire hulp de burgers in Jemen bereikt. Tegelijkertijd is het handhaven van het wapenembargo van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen, wat een verdere verslechtering van de humanitaire situatie tot gevolg zou kunnen hebben.
Wat is uw reactie op de berichten dat de humanitaire situatie in Jemen blijft verslechteren, dat hulp voor Jemen wordt vertraagd door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en dat Jemen slechts 1 procent van de commerciële brandstofbehoeften heeft kunnen importeren in de maand september?3 Deelt u deze analyse van de situatie? Zo nee, waarom niet?
De humanitaire situatie in Jemen is uitermate zorgwekkend. Er zijn inmiddels meer dan 5.000 doden en meer dan 26.000 gewonden (WHO) te betreuren en het einde van de gevechten is nog altijd niet in zicht. De humanitaire situatie in Jemen is de afgelopen maanden snel verslechterd. Sinds de intensivering van de gevechten in maart is het aantal hulpbehoevenden met 33 procent gestegen van 15.9 miljoen naar 21.1 miljoen mensen (80 procent van de bevolking). Vooral in de kuststroken met hoge bevolkingsconcentraties is sprake van een noodsituatie. Humanitaire hulporganisaties breiden hun hulpoperaties uit, maar moeten opereren in extreem uitdagende omstandigheden.
Kunt u toelichten wat in de praktijk het effect is van de overeenkomst over een verificatiemechanisme voor commerciële import?
Het VN verificatie- en inspectiemechanisme houdt in dat de controle van binnenkomende schepen op wapens niet langer wordt uitgevoerd door de coalitie, maar door de VN. De verwachting is dat door invoering van het mechanisme schepen sneller kunnen worden gelost in de Jemenitische havens. Dat geldt zeker voor schepen met hulpgoederen, aangezien deze onder het mechanisme van inspectie zijn uitgezonderd. Het mechanisme is echter nog niet volledig operationeel. Bovendien is door de oorlogshandelingen een van de grootste havens van Jemen, de haven van Hudeidah, ernstig beschadigd geraakt. Aan het herstel van de infrastructuur en de capaciteit van de haven wordt hard gewerkt. De haven van Hudeidah gaat nu geleidelijk weer open.
Staat u nog altijd achter uw besluit om de vergunningen voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eqypte heeft een legitieme veiligheidsbehoefte voor wat betreft het bewaken van de zeegrenzen. Tevens draagt de Egyptische marine bij aan de maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van deze vaarroutes is ook voor Nederland en de EU van belang. Een Nederlands radarsysteem kan bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage leveren aan het voorzien in deze veiligheidsbehoeften. Het kabinet ziet geen aanleiding om het beleid ten aanzien van Egypte op dit punt te wijzigen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg over Jemen dat gepland staat voor 4 november?
Ja.
Het zweren op Allah bij de militaire beëdiging |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Openbare militaire beëdiging voor het gemeentehuis Soest»?1
Ja
Deelt u de mening dat het zweren op Allah door militairen een verkeerde ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
In hoeverre deelt u de visie dat militairen, evenals politiemedewerkers en Rijksambtenaren, niet de mogelijkheid zouden moeten hebben om een islamitische eed af te leggen?
Er is geen sprake van een ontwikkeling. Bij koninklijk besluit van 20 oktober 1916 is reeds de wijze bepaald waarop islamitische militairen bij de Nederlandse krijgsmacht de eed afleggen. Dit heeft te maken met het feit dat militairen uit (het toenmalige) Nederlands Indië veelal moslim waren. Militairen zweren of beloven trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Die eed/belofte is dan ook anders dan de ambtseed van politie en ambtenaren. Militairen roepen het Opperwezen (eed) of hun eigen geweten (belofte) in als getuige. Dat maakt dat de eed ook kan worden afgelegd door militairen die een ander geloof belijden dan het Christendom, zoals het Jodendom, de Islam en het Hindoeïsme op een wijze die voor hen bindend is.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de militaire eedaflegging gelijk te trekken aan die van politie en Rijksambtenaren?
Zie antwoord op vraag 3.
Een tekort aan bommen boven Irak voor Nederlandse F16’s |
|
Fred Teeven (VVD), Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse F-16’s boven Irak kampen met bommentekort»?1
Ja.
In hoeverre is er daadwerkelijk sprake van een tekort aan bommen die de Nederlandse luchtmacht gebruikt bij bombardementen op ISIS boven Irak? Indien er sprake is van een tekort, wat is de omvang daarvan en hoe lang is dit tekort al in zicht bij Defensie?
Er is op dit moment geen tekort aan bommen voor de Nederlandse F-16’s die worden ingezet in de strijd tegen ISIS. Wel kunnen bepaalde bommen, afhankelijk van het type wapeninzet, op termijn opraken. Het wapenarsenaal voor deze missie bestaat uit een aantal typen precisie geleide wapens, waarvan de inzet fluctueert. Vanaf het tweede kwartaal 2015 is er coalitiebreed een stijging van het verbruik van een bepaald type waar te nemen. Dit wordt mede veroorzaakt door de toegenomen inzet in stedelijke gebieden. Dit grotere verbruik betekende dat de Nederlandse voorraad van deze bommen sneller daalde dan verwacht. In reactie hierop wordt het gebruik van wapens bijgestuurd en wordt, waar mogelijk, meer gevarieerd. Terugvallen op coalitiepartners is vanwege de gebruikte configuratie en beschikbare voorraden, beperkt mogelijk.
Welke consequenties heeft een tekort aan bommen mogelijk voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS? Kunnen Nederlandse F-16’s nog aanvalstaken uitvoeren wanneer sprake is van een tekort aan bommen? Hoe zit dat als de voorraad bommen helemaal op zou raken? Graag een toelichting.
Nederlandse F-16’s voeren vrijwel dagelijks missies uit in de strijd tegen ISIS met verschillende precisiewapens. Door te variëren met wapens die in verschillende mate voorradig zijn, kunnen de Nederlandse F-16’s aanvalstaken uitvoeren tot het einde van het Nederlandse mandaat. In het uiterste geval, dus indien een bepaald type bommen niet meer voorradig zou zijn, kan worden teruggevallen op andere typen bommen. De consequentie van het niet beschikbaar hebben van een bepaald type bom kan zijn dat in een specifieke situatie een bepaald doel niet door Nederlandse F-16’s kan worden aangevallen (bijvoorbeeld wanneer de kans op nevenschade te groot wordt geacht) of dat additionele wapeninzet benodigd is om hetzelfde gewenste effect te bereiken.
Indien er sprake is van een tekort, waaraan is het ontstaan daarvan te wijten? Wijkt het voorziene gebruik van bommen in de strijd tegen ISIS af van het daadwerkelijke gebruik in de praktijk? Zo ja, op welke wijze en wat is daarvan de oorzaak? Wordt hiermee rekening gehouden bij het plaatsen van nieuwe bestellingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Zijn er al in een eerder stadium (her)bestellingen gedaan voor de typen bommen die het betreft? Zo ja, wanneer is de levering van deze bestelling voorzien? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn in een eerder stadium bestellingen gedaan. Een deel van deze bestellingen is inmiddels ontvangen. Let wel, omdat het verbruik van precisiewapens coalitiebreed is toegenomen, en deze wapens door een beperkt aantal bedrijven worden gemaakt, heeft dit geleid tot lange levertijden. Met het oog op deze lange levertijden alsmede het hoge verbruik van de bommen zouden bepaalde leveringsdata zonder aanvullende maatregelen kritisch kunnen worden. Om die reden wordt via militaire en diplomatieke kanalen getracht de (deel-)leveringen zeker te stellen dan wel te bespoedigen.
Is het mogelijk extra maatregelen te nemen in de bestelketen van dit type munitie, waardoor vraag en aanbod en voorraad en verbruik in de toekomst beter op elkaar worden afgestemd? Graag een toelichting.
Dit type munitie is over het algemeen niet snel te verkrijgen. Er is sprake van een beperkt aantal fabrikanten waarvan de productiecapaciteit beperkt is. Fabrikanten hebben geen voorraden liggen en zijn afhankelijk van veel toeleveranciers van componenten. Anderzijds, te hoge aantallen munitie aanschaffen en langdurig op voorraad leggen kan leiden tot veroudering en dus afkeuring. De vraag wordt bepaald door het type conflict, het doelaanbod en de modus operandi die mede wordt bepaald door de partners die samen met Nederland deelnemen aan de missie. Iedere deelname aan een missie geeft nieuwe inzichten in de benodigde munitie. Op grond van deze inzichten wordt bezien of de voorraden in de toekomst dienen te worden aangepast.
Bij welke bondgenoten zijn inmiddels verzoeken ingediend om de voorraad bommen aan te vullen? Kunt u een overzicht geven van de reacties van deze bondgenoten op dit verzoek en de motivatie die daarbij werd gegeven? Bestaan er mogelijkheden om via bondgenoten op korte termijn bommen geleverd te krijgen?
Met een aantal coalitiepartners wordt al geruime tijd overlegd over de mogelijkheid tot snellere aanvulling van de voorraden door het lenen van munitie. Het aantal partners waarvan kan worden geleend, is echter beperkt. Dit heeft te maken met de verschillende versies die in gebruik zijn. Het gevoerde overleg heeft geleid tot het aanvullen van de voorraad. Ook op dit moment vindt hierover overleg plaats. Uiteraard moet de geleende munitie in een later stadium weer aan het donerende land worden teruggegeven. Tevens wordt met de Verenigde Staten en de producenten overlegd over prioritering van bestelorders en mogelijke versnelde deelleveringen. Hierbij geldt dat Nederland niet het enige land is met deze behoefte. NB: En marge van de bijeenkomst van Navo-ministers van Defensie is deze week door een aantal landen, waaronder Nederland, een letter of intent getekend inzake de gezamenlijke aanschaf van precision guided munitions (PGM). Doel hiervan is om de gezamenlijk verwerving en onderlinge uitwisseling van precisiemunitie te vergemakkelijken.
Hoe rijmt u de berichten over tekorten en lange levertijden met informatie, die Kamerleden kregen tijdens een werkbezoek aan de missie, die wees op een voorraad bommen die groot genoeg zou zijn?
In het tweede kwartaal van 2015 is de opslagcapaciteit van de munitieopslag in het missiegebied verdubbeld. De aanwezige voorraad is gekoppeld aan logistieke normen voor tijdige aanvoer. Hiermee wordt de munitie voor de in te zetten F-16’s zeker gesteld. In het inzetgebied is echter geen inzicht in de totale munitieketen. Daarnaast heeft de eerder vermelde verplaatsing van de gevraagde inzet naar stedelijke gebieden een groter verbruik van specifieke typen precisiebommen veroorzaakt (zie antwoord op vraag 2). Dit grotere verbruik betekende voor Nederland dat de voorraad van dit type bommen sneller daalde dan verwacht. De operationele inzet is niet in het geding.
Kindermisbruik in Afghanistan |
|
Wassila Hachchi (D66), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Amerikaanse soldaten moesten kindermisbruik Afghanistan negeren»?1
Zoals de artikelen van Schut en Van Baarle laten zien, is dit een complex onderwerp.
Deelt u de mening dat de Amerikaanse soldaten niet hadden moeten wegkijken toen een Afghaans jongetje misbruikt werd? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt Defensie aan informatie om de Amerikaanse casuïstiek volledig te kunnen beoordelen.
Deelt u de mening dat het gebruik «bacha bazi» haaks staat op het bevorderen van de mensenrechten, wat een van de doelen was en is van de Nederlandse inzet in Afghanistan?
Ja. Het gebruik van «bacha bazi» staat haaks op het bevorderen van de mensenrechten.
Was er voorafgaand aan deelname aan de missie in Afghanistan het gebruik «bacha bazi» bij u bekend? Zo nee, op welk moment was het u wel bekend dat er sprake was van dit soort praktijken?
Bij aanvang van de Nederlandse deelneming in Coalitie-geleide operaties in Afghanistan in 2002 was Defensie niet bekend met het fenomeen «bacha bazi». De bekendheid hiermee ontstond naarmate Defensie meer ervaring opdeed in Afghanistan; meer in het bijzonder als gevolg van de eerste ontmoetingen, of gezamenlijke operaties, met lokale machthebbers en Afghaanse veiligheidsdiensten.
Klopt het dat er geen richtlijnen zijn voor Nederlandse militairen hoe zij moeten handelen ten aanzien van het gebruik «bacha bazi» en het misbruik van jongetjes?2 Zo ja, kunt u toelichten wat de reden daarvan is? Zo nee, kunt u toelichten welke richtlijnen er zijn?
Ja. Hier zijn geen specifieke richtlijnen voor. Defensie herkent de confrontatie met «bacha bazi» als een moreel dilemma. Gedurende de loopbaan van een militair worden op diverse momenten trainingen verzorgd over het omgaan met morele dilemma’s. Hierbij wordt een denkmodel gehanteerd, het zogenoemde Ethisch Bewustwordingsmodel, voor het nemen van weloverwogen beslissingen in ethische probleemsituaties. De militair leert door dit model toe te passen, bewuster om te gaan met ethische dilemma's en bovendien kan hij/zij achteraf zijn/haar beslissing verantwoorden. Daarnaast worden militairen tijdens de Missie Gerichte Instructie, in voorbereiding op hun missie, geïnformeerd over «bacha bazi» (zie ook het antwoord op vraag 6).
Klopt het dat Nederlandse militairen niet voorbereid waren op het gebruik van «bacha bazi», omdat dit niet was opgenomen in het opwerktraject en de pre-deployment training voor uitzending?3 Zo ja, wat is de reden dat Nederlandse militairen hier niet op werden en/of worden voorbereid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Bij aanvang van de Nederlandse deelneming in Coalitie-geleide operaties in Afghanistan in 2002 was Defensie niet bekend met het fenomeen «bacha bazi». Er werd derhalve tijdens het opwerktraject geen aandacht geschonken aan het gebruik ervan. Naarmate de bekendheid van Defensie met het fenomeen «bacha bazi» toenam, is het onderwerp genoemd als een binnen de Afghaanse samenleving zeer omstreden «culturele eigenheid» tijdens de lessen Cultural Awareness binnen de Missie Gerichte Instructie.
Begrijpt u dat bij gebrek aan voorbereiding en richtlijnen Nederlandse militairen voor een moreel dilemma kunnen komen te staan wanneer zij met dit gebruik worden geconfronteerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Een militair wordt echter gedurende zijn of haar gehele loopbaan op diverse momenten getraind om morele dilemma’s te herkennen en hiermee om te gaan.
Is er op enig moment sprake van geweest dat het gebruik «bacha bazi» werd gepraktiseerd op Nederlandse bases, dan wel bases waar Nederlandse militairen actief waren of zijn?
Het gebruik van «bacha bazi» op Nederlandse- of Coalitiebases zou een overtreding zijn geweest van de geldende voorschriften. Het is niet bekend of er zich in het tijdvak van de Nederlandse deelneming aan Coalitie-operaties in Afghanistan een dergelijke overtreding heeft voorgedaan op bases waar Nederlandse militairen actief waren.
Op welke wijze is er omgegaan met meldingen van Nederlandse militairen in Afghanistan die misbruik van Afghaanse jongetjes hebben opgemerkt of waargenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In erkenning van de Afghaanse jurisdictie, en bij afwezigheid van een specifieke juridische kaderstelling voor het omgaan met «bacha bazi», hebben Nederlandse commandanten pragmatische oplossingen gekozen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van minderjarigen op Nederlandse bases, alsook op bases van Afghaanse veiligheidsdiensten die onder Nederlandse toezicht stonden, te verbieden. Daarnaast doorlopen Nederlandse militairen na uitzending een missie-specifiek zorgtraject, waarbij deelnemers doelbewust op indringende ervaringen, bijvoorbeeld als gevolg van moreel kritische situaties, zoals de confrontatie met «bacha bazi», worden bevraagd.
Is er specifieke nazorg ontwikkeld voor militairen die geconfronteerd zijn met de praktijk van «bacha bazi»? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Na elke missie wordt een missie-specifiek nazorgtraject uitgevoerd. In dit traject is op meerdere momenten aandacht voor indringende ervaringen van militairen die ze hebben opgedaan tijdens hun missie. Naast dit traject kunnen militairen en veteranen aankloppen bij de hulpverleningsinstanties van Defensie als zij problemen ervaren na terugkeer van een missie.
Kunt u toelichten op welke manier er nu aandacht wordt besteed aan mensenrechten en kinderrechten in voorbereiding van en tijdens missies? Worden er specifieke richtlijnen ontworpen voor individuele militairen? Zijn er instructies voor Nederlandse militairen om op te treden bij (ernstige) schendingen van kinder- en mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Missie Gerichte Instructie worden lessen gegeven waarin basiskennis over Humanitair Recht en mensenrechten wordt aangereikt. Deze lessen gaan echter alleen in op naleving van deze rechten door Nederlandse militairen zelf. Daarnaast wordt tijdens de les Macht en Ethiek aandacht besteed aan morele dillema’s. Tijdens missies, zoals in Afghanistan, zijn er wel richtlijnen voor de naleving van mensenrechten.
Kunt u zo vriendelijk zijn deze vragen te beantwoorden ruim voor het wetgevingsoverleg Personeel voorzien op 2 november aanstaande?
Ja.
Kunt u zo vriendelijk zijn om bovenstaande vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
De uitspraken dat een Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS beter ‘daar kan sneuvelen’ |
|
Alexander Pechtold (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u toelichten wat u verstaat onder een «feitelijke constatering» in uw opmerking over de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen?1
Het betreft de feitelijke constatering dat de beantwoording van de stelling die destijds aan de Minister-President is voorgelegd, een keuze betrof uit twee expliciete antwoorden: sneuvelen of terugkeren.
Hoe moeten we uw opvatting dat de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen interpreteren, als dit niet uw «wens» is en ook geen kabinetsbeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat een uitspraak van een Minister of Minister-President in functie altijd kabinetsbeleid is, en dat er geen mogelijkheid is tot een persoonlijke mening, aangezien dit afwijkt van de eenheid van kabinetsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tegenover de opmerking dat de uitspraak over de Nederlandse sergeant van de luchtmacht «geen kabinetsbeleid» is?
In de Nederlandse verhoudingen geldt, zoals recent ook is uitgelegd in de bijlage bij de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 III, nr. 1, blz. 22–23) dat individuele bewindspersonen in beginsel geen uitlatingen doen die niet passen bij de grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad, zijn reglement van orde en de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de raad. In de gevallen waarin geen sprake is van een op basis van het reglement van orde voor de ministerraad genomen besluit over een bepaald onderwerp van algemeen regeringsbeleid, kunnen uitlatingen van individuele bewindspersonen over een dergelijk onderwerp plaatsvinden, indien vaststaat dat deze in overeenstemming zijn met de individuele en collectieve ministeriële verantwoordelijkheid voor een goede taakuitoefening van de ministerraad en zijn onderraden en commissies. Dit kan het geval zijn indien uit de aard van de situatie waarin dergelijke uitlatingen zijn gedaan onmiskenbaar volgt dat de eenheid van beleid in de zin van art. 45 Grondwet en het Reglement van Orde voor de ministerraad niet aan de orde kan zijn, zoals bij een verkiezingscampagne, partijbijeenkomst, beschouwingen over de langere termijn of het optreden als lid van de Staten-Generaal (art. 57, derde lid, Grondwet).
De uitspraak die de Minister-President heeft gedaan over de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS, moet geplaatst worden in laatstgenoemde categorie. Het is een reactie op een feitelijke meerkeuzevraag die werd gesteld naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Minister-President gedaan tijdens een verkiezingsdebat. De Minister van Defensie heeft tijdens het algemeen overleg over het jaarverslag van de MIVD op 9 september jl. gezegd dat als haar «op dat moment eenzelfde meerkeuzevraag was voorgelegd», zij hetzelfde antwoord zou hebben gegeven. De eenheid van het kabinetsbeleid is daardoor niet in het geding.
Bent u er zich van bewust dat in de Grondwet staat dat de Ministers de ministerraad vormen, de Minister-President deze ministerraad voorzit, en dat deze ministerraad besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid van dat beleid?2 Zo ja, kunt u toelichten waarom u stelt dat uw uitspraken tijdens een persconferentie over de ministerraad géén kabinetsbeleid zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat uitspraken gedaan door een Minister in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dus ook tijdens een Algemeen overleg, kabinetsbeleid is? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich er van bewust dat in Nederland de doodstraf niet kan worden opgelegd? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw uitspraak dat de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS beter kan sneuvelen?
Ja. Er is geen relatie tussen de in de vraagstelling genoemde onderwerpen.
Betekent de uitspraak dat de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS beter daar kan sneuvelen, dat deze actief dienende militair nu persona non grata is? Zo nee, waarom niet?
De betrokken persoon zal, zoals alle jihadgangers, bij terugkeer naar Nederland worden aangehouden en verhoord. Uiteraard wordt hierbij per geval bekeken wat de meest doeltreffende en toepasbare maatregelen zijn. Alle mogelijke instrumenten worden ingezet om de nationale veiligheid te beschermen.
Het Openbaar Ministerie (OM) is een onderzoek gestart naar strafbare feiten. Nu er op dit moment een strafrechtelijk onderzoek loopt, kunnen er geen verdere mededelingen over deze zaak worden gedaan. Het OM beslist op grond van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of deze militair vervolgd dient te worden en zo ja, welk strafrechtelijk regime van toepassing is.
Klopt het dat een Nederlander die in vreemde krijgsdienst treedt volgens de Wet op het Nederlanderschap zijn Nederlanderschap verliest?3
Op grond artikel 15, eerste lid, sub e van de Rijkswet op het Nederlanderschap verliest een Nederlander van rechtswege de Nederlandse nationaliteit indien hij zich vrijwillig in vreemde krijgsdienst begeeft van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is. Aansluiting bij een terroristische organisatie valt hier echter niet onder, omdat hierbij geen sprake is van een staat.
Om de nationale veiligheid te kunnen beschermen tegen terugkerende jihadgangers waarvan een dreiging voor de nationale veiligheid uitgaat, heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in voorbereiding. Zodra het voorstel tot wet wordt verheven en in werking is getreden wordt het mogelijk om in verband met de nationale veiligheid het Nederlanderschap in te trekken van een persoon die zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie en waarvan een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid, tenzij dit leidt tot staatloosheid. Na het verlies van het Nederlanderschap wordt betrokkene tot ongewenst vreemdeling verklaard. Dit wetsvoorstel ligt voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Het in de Eerste Kamer aanhangige voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven zal het mogelijk maken het Nederlanderschap in te trekken indien de persoon is veroordeeld voor bijvoorbeeld het meewerken of deelnemen aan training voor terroristische activiteiten (artikel 134a Wetboek van Strafrecht), mits dit niet leidt tot staatloosheid.
Over individuele gevallen en eventuele maatregelen die aan deze persoon worden opgelegd, kunnen geen uitspraken worden gedaan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, zal de persoon, zoals alle jihadgangers, bij terugkeer worden aangehouden en verhoord. Alle mogelijke instrumenten worden ingezet om de nationale veiligheid te beschermen.
Bent u van plan de Nederlandse sergeant van de luchtmacht die overgelopen is naar ISIS zijn Nederlanderschap te ontnemen?
Zie antwoord vraag 8.
Is de regering actief op zoek naar de Nederlandse militair die is overgelopen naar ISIS? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het lopende onderzoek en met het oog op de operationele veiligheid evenals de veiligheid van onze militairen kan ik geen verdere mededelingen doen. Evenmin treed ik naar buiten over de middelen die worden ingezet om verdachten op te sporen.
Is er een officieel uitleveringsverzoek van Nederland voor de Nederlandse actief dienende militair die is overgelopen naar ISIS? Zo ja, aan wie is dit uitleveringsverzoek gericht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Op basis van welke informatie en feiten bent u er zo zeker van dat deze actief dienende militair daadwerkelijk vrijwillig is overgelopen? Houdt u rekening met de mogelijkheid dat deze militair krijgsgevangene is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Indien de Nederlandse militair die overgelopen is naar ISIS wordt gevonden, wordt hij dan bestraft op basis van de wet Militaire strafrechtspraak en/of de wet Militair tuchtrecht? Zo nee, waarom niet, en wat gebeurt er dan wel?
Militair tuchtrecht is slechts aan de orde in geval van normovertredingen die de dagelijkse discipline betreffen. Gezien de strafrechtelijke aard van de zaak is tuchtrecht daarom niet primair aan de orde.
Nu er op dit moment een strafrechtelijk onderzoek loopt kunnen er geen verdere mededelingen over deze zaak worden gedaan. Het OM beslist op grond van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek of deze militair vervolgd dient te worden en zo ja, welk strafrechtelijk regime van toepassing is.
Wat is de maximale straf die deze militair kan krijgen voor het feit dat hij is overgelopen naar ISIS op basis van het wetboek Militair strafrecht?4
Het is aan het OM om op grond van de bevindingen van het strafrechtelijke onderzoek te beslissen of de betrokken militair dient te worden vervolgd en zo ja, voor welke strafbare feiten. Omdat het strafrechtelijk onderzoek nog gaande is, kunnen daar op dit moment geen inhoudelijke mededelingen over worden gedaan.
Bent u er zich van bewust dat indien de deserteur wordt opgepakt en in Nederland berecht, hij een lagere straf kan krijgen als gevolg van publieke veroordeling naar aanleiding van uw uitspraken en de ophef die zij veroorzaken? Heeft dit niet tot gevolg dat u juist het tegenovergestelde bereikt van wat u oorspronkelijk heeft beoogd? Graag een toelichting.
Deze hypothetische vraag laat zich per definitie niet vooraf beantwoorden.
Betekent uw uitspraak dat de militair die is overgelopen «beter daar kan sneuvelen» dat u van mening bent dat de doodstraf meer gepast vindt voor deserteurs dan een gevangenisstraf, zoals deze nu geldt op basis van het wetboek Militair strafrecht?
Nee. Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u zo vriendelijk zijn om bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich de brief over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van ruim 34 miljoen euro voor de uitvoer via Frankrijk van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Kunt u aangeven welke rol de Egyptische marine specifiek speelt met betrekking tot het conflict in Jemen en daarbij aangeven of het waar is dat de Egyptische marine betrokken is bij de maritieme blokkade van Jemen? Klopt het dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en dat waarschuwingsschoten zijn gevuurd richting Iraanse marineschepen?2
Sinds maart 2015 is de Egyptische marine betrokken bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Nederland heeft via verschillende kanalen navraag gedaan naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. Op basis van de hieruit opgedane informatie kan het kabinet niet opmaken dat vanaf Egyptische schepen doelen in of voor de kust van Jemen zijn beschoten.
Deelt u de grote zorgen van onder meer hulporganisaties betreffende de ernstige gevolgen van de blokkade van Jemen door de coalitielanden onder leiding van Saudi-Arabië? Zo nee, waarom niet?3
Het kabinet deelt de zorgen over de gevolgen van de blokkade voor de humanitaire situatie in Jemen. Los van de blokkade is de humanitaire situatie in Jemen zeer ernstig. Tegelijkertijd speelt deze blokkade een belangrijke rol om het wapenembargo tegen de Houthi-rebellen te handhaven (VNVR resolutie 2216 van 14 april 2015). Het handhaven van dit wapenembargo is belangrijk om te voorkomen dat nog meer wapens het land in komen. Dit moet wel op proportionele wijze gebeuren.
Het kabinet verwelkomt daarom de overeenkomst die de VN en de Jemenitische regering hebben bereikt over een verificatiemechanisme voor commerciële import. Dit mechanisme vergemakkelijkt de controle op schepen, zodat humanitaire hulpgoederen sneller het land in kunnen komen. Als het mechanisme eind september geïmplementeerd is, worden alleen nog verdachte schepen gecontroleerd.
Ziet u naar aanleiding van het hierboven gevraagde reden de afgegeven vergunning voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het kabinet blijft bezorgd over de gevolgen van de blokkade in Jemen, waaraan de Egyptische marine deelneemt, maar het handhaven van het wapenembargo is van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen. Daarnaast voorziet de Egyptische marine in een legitieme veiligheidsbehoefte: zij bewaakt de grenzen en draagt bij aan maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van de vaarroutes is ook voor de EU en Nederland van belang. Een Nederlands radarsysteem kan daarbij bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen.
De Egyptische veiligheidsbehoefte bleek opnieuw toen op 16 juli jl. een Egyptisch marinefregat aangevallen werd door een militante organisatie gelieerd aan ISIS. Verschillende mariniers raakten gewond toen het schip in brand vloog. Dit soort aanvallen van terroristen op Egyptische marineschepen zijn zorgwekkend en tonen de noodzaak aan van een goed beveiligde Middellandse Zee en terreurbestrijding in de Sinaï.
Een Nederlandse militair die overgelopen is naar IS |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse militair naar IS»?1
In hoeverre zal de wijze van screenen worden verzwaard nu bekend is dat een militair zijn kennis kan gaan misbruiken voor terreurdoeleinden?
Wordt het onderzoek, behalve bij de luchtmacht, ook bij de andere onderdelen van de krijgsmacht uitgevoerd?
Kunt u aangeven welke nationaliteit(en) de betreffende militair heeft?
In hoeverre is de betreffende militair (nog) in beeld bij de inlichtingendiensten?
Hoeveel andere gevallen, naast O. Y., zijn er bekend van ex-militairen die zich hebben aangesloten bij islamitische terreurorganisaties?