Kamerstuk 32127-138

Reactie op verzoek van het lid Ouwehand over de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet ’98

Dossier: Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)


32 127
Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

nr. 138
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2009

Middels deze brief beantwoord ik het verzoek van het lid Ouwehand (PvdD), gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 19, Regeling van werkzaamheden) op 3 november 2009.

Het eerste deel van het verzoek gaat in op de wijze van vergunningverlening voor 7 december 2004, de referentiedatum voor de voorgestelde stikstofvoorziening, opgenomen in het onderdeel van het voorstel voor een Crisis- en herstelwet dat betrekking heeft op de Natuurbeschermingswet 1998.

Het uitgangspunt is dat vooruitlopend op de totstandkoming van het beheerplan, bestaand gebruik – dus ook waar het gaat om bestaande veehouderijen – legaal is. Dit gebruik is vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van artikel 19d, derde lid, van de Natuurbeschermingswet. Wanneer dat nodig is, neemt het bevoegd gezag passende maatregelen (artikel 19c van de Nb-wet). Zodra er verandering plaatsvindt door nieuwe initiatieven, uitbreiding of wat dan ook, is er niet langer sprake van bestaand gebruik, en is er dus wel een vergunning nodig op grond van de Nb-wet.

Voor het tweede deel van het verzoek verwijs ik u naar mijn brief (Kamerstuk 31 700 XIV nr. 151) waarin ik ingegaan ben op vragen omtrent vergunningen.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg