Het artikel 'US, UK Lead Pledge to Triple Nuclear Power by 2050 at COP28' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «US, UK Lead Pledge to Triple Nuclear Power by 2050 at COP28»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wat is uw reactie op het recent aangekondigde plan van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk om tijdens de COP28 te pleiten voor een verdrievoudiging van de nucleaire energievoorziening?
Ik beantwoord deze vraag in het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven in hoeverre deze ontwikkelingen het fiscaal aantrekkelijker maakt om te investeren in nucleaire energie in Nederland? Kunt u aangeven wat de impact is van het commitment van de Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk om te investeren in nucleaire energie? In hoeverre zal dit nucleaire kennis in Nederland bevorderen of beïnvloeden?
De «Triple Nuclear Power»-verklaring (hierna: verklaring) formuleert een mondiale ambitie en het verplicht individuele landen niet tot specifieke nationale doelstellingen. Ik verwacht op de korte termijn geen effect van deze verklaring op het investeringsklimaat in ons land, bijvoorbeeld als het gaat om fiscale overwegingen.
Het is desondanks wel mogelijk dat op langere termijn deze oproep tot het vrijmaken van additionele middelen voor kernenergie (en het verkennen van innovatieve financieringsmechanismen) leidt tot nieuwe mogelijkheden voor wat betreft investeringen in Nederland. Financiële instellingen zullen de ambities van o.a. de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Frankrijk naar verwachting als belangrijk signaal zien van toewijding aan kernenergie als essentiële vorm van elektriciteitsproductie. Dit heeft mogelijk een effect op hun investeringsbereidheid en financieringsvoorwaarden.
Kunt u aangeven of Nederland zich ook zal committeren aan het pleidooi voor een verdrievoudiging van nucleaire energie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het huidige Nederlandse beleid zet in op kernenergie als complementair aan hernieuwbaar, op weg naar een CO2-vrij energiesysteem in 2050. Met de verklaring wordt tijdens de COP28 op een actieve manier aandacht gevraagd voor kernenergie als belangrijk onderdeel voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen. De verklaring benadrukt het belang van kernenergie voor een betrouwbare energieopwekking en de rol van kernenergie bij zowel het verduurzamen van energie-intensieve industrieën als de productie van waterstof. Het gaat bij het pleidooi voor een «een verdrievoudiging van de nucleaire energievoorziening» om een mondiale ambitie. De verklaring verplicht individuele landen dus niet tot formuleren van specifieke nationale doelstellingen. De verklaring conflicteert daarmee niet met Europees en Nederlands beleid ten aanzien van de nationale invulling van de energiemix. Op basis van bovengenoemde redenen steun ik de verklaring, die op de COP28 wordt gepresenteerd door o.a. de Verenigde Staten.
Deelt u de mening dat tijdens de COP28 er techniekneutraal moet worden gekeken voor het behalen van de klimaatdoelstellingen?
In de Europese context ben ik terughoudend met het begrip techniekneutraliteit bij de klimaat- en energiedoelen, omdat ik het belangrijk vind dat er voldoende prikkels in het beleidskader zijn om nieuwe capaciteit voor elektriciteitsopwekking te bouwen, zoals nieuwe kernreactoren en nieuwe hernieuwbare elektriciteitsopwekking. Dit is van belang voor het Nederlandse concurrentievermogen – alle landen zullen immers bij moeten dragen aan het bouwen van nieuwe capaciteit om schaarste te voorkomen en leveringszekerheid te garanderen.
Tijdens de COP28 steun ik zowel het mondiale doel voor de verdrievoudiging van hernieuwbare capaciteit als de inzet verdrievoudiging van de capaciteit van kernenergie. Daarmee bied ik ruimte voor de opschaling van diverse bronnen van fossielvrije energiecapaciteit. Tegelijkertijd acht ik het van belang dat het mondiale doel voor de opschaling van hernieuwbare capaciteit overeind blijft om gerichte prikkels te geven voor de ontwikkeling van de hernieuwbare sector in gebieden waar dit nu achterwege blijft.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de COP28 plaatsvindt?
Ja.
Het tekort aan aandacht voor personeel in steenkolensector |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep vanuit de steenkolensector om meer aandacht te hebben voor de werknemers in de Rotterdamse haven, voornamelijk in de steenkolensector, die door de energietransitie straks ander werk moeten gaan doen?1
Ja, ik ben hier mee bekend.
Wanneer verwacht u de gesprekken over de besteding van het kolenfonds te starten over hoe de 22 miljoen euro besteed gaat worden? Wat gaat dit betekenen voor zij die tegen hun pensioen aan zitten?
In de brief van 13 juni 2019 (Kamerstuk 35 167, nr. 7) heeft het kabinet een voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie aangekondigd, waarmee 22 miljoen euro is gereserveerd gericht op van-werk-naar-werk begeleiding en om- en bijscholing van mensen die in de fossiele sectoren hun baan verliezen. De sluiting van deze bedrijven brengt onzekerheid met zich mee voor werknemers en zeker voor werknemers die dicht tegen de pensioenleeftijd aan zitten. Daarom werk ik aan een voorziening die ingezet kan worden als er nadelige gevolgen voor de werkgelegenheid aan de orde zijn, met name als gevolg van het uitfaseren van kolen, die werkgever en werknemer niet samen kunnen oplossen. Zo is bij de sluiting van de Hemwegcentrale per 1 januari 2020 een mobiliteitscentrum ingericht om werknemers te begeleiden naar een nieuwe baan.
Vooralsnog is vanaf 2030 een verbod op het gebruik van kolen voor de productie van elektriciteit voorzien. De verwachting is dat (in ieder geval) een aantal centrales en overslagbedrijven over zal stappen op andere brandstoffen en overslag van andere (bulk)goederen. Of en welke gevolgen dit voor de werkgelegenheid zal hebben, is op dit moment onzeker. Vooralsnog voorzie ik geen grote werkgelegenheidseffecten. Daar zijn vanzelfsprekend ook externe factoren op van toepassing, zoals de oorlog in Oekraïne en de (prijs-)ontwikkelingen op de internationale energiemarkt. Daarnaast worden werknemers wellicht meegenomen in de transitie van kolencentrale naar andere goederen. Dit neemt niet weg dat het verliezen van een baan of moeten omscholen onzekerheid voor de werknemers van de kolencentrales met zich meebrengt. Hier heb ik oog voor.
Hoe staat u tegenover de zorgen van medewerkers die zich afvragen hoe zij en hun collega’s, die al tientallen jaren werken in deze sector, überhaupt kunnen worden omgeschoold naar nieuwe banen?
Ik begrijp die zorgen. Het verliezen van een baan of moeten omscholen brengt onzekerheid voor de werknemers van de kolencentrales met zich mee. Dat dit de nodige stress met zich meebrengt, dat begrijp ik. In het gesprek met FNV hebben zij deze zorgen ook met mij gedeeld. Belangrijk is dat we lessen hebben geleerd uit de sluiting van de Hemwegcentrale. Deze laten zien dat er beslist mogelijkheden zijn voor omscholing en voor het vinden van een andere baan voor de medewerkers, ook voor de wat oudere medewerkers. Dit geldt te meer nu er een grotere krapte op de arbeidsmarkt is.
Waarom legt u de verantwoordelijkheid van het omscholen van het personeel bij de werkgevers, terwijl er nog steeds geen concrete afspraken zijn gemaakt hoe het kolenfonds wordt besteed?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever om met werknemers, doorgaans vertegenwoordigd door de vakbonden, afspraken te maken over de gevolgen van een sluiting, vermindering van werk of verlies van werkgelegenheid. De voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie kan additioneel daarop worden ingezet, indien zich omstandigheden voordoen waar werkgever en werknemers niet op hebben kunnen anticiperen. Dat speelde onder andere bij de Hemwegsluiting, omdat deze sluiting door de overheid werd opgelegd en reeds kort daarna werd geëffectueerd.
Bij de voorgenomen sluiting van de Onyx-centrale in Rotterdam is de exploitant een subsidie geboden om het bedrijf vrijwillig te sluiten. In die omstandigheden is het logisch dat de werkgever zelf de financiële gevolgen daarvan voor zijn werknemers draagt. Dat was daarom een expliciete voorwaarde om subsidie te kunnen krijgen.
Ander werk, omscholing en herplaatsing zijn onderwerpen die naar hun aard thuis horen in het gesprek tussen werkgever en werknemer. Dit zal een langere periode beslaan nu ook bijvoorbeeld het omscholen de nodige tijd kan vergen. Die tijd is er, nu het verbod op kolen bij de productie van elektriciteit zal ingaan per 2030.
Dit neemt niet weg dat er een onzekere periode aanbreekt voor werknemers. Mocht het tussen werkgever en werknemer niet lukken om tot een passende oplossing te komen dan is er een voorziening beschikbaar voor eventueel benodigde additionele maatregelen.
Wat gaat u doen om het personeel in de kolensector tijdig zekerheid te geven?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb aangegeven werk ik op dit moment in afstemming met FNV aan een voorziening die ingezet kan worden als er sprake is nadelige gevolgen voor de werkgelegenheid, die werkgever en werknemer niet samen kunnen oplossen. Buiten het klaarzetten van deze voorziening zie ik op dit moment geen directe rol voor de overheid. Vooralsnog is het aan werkgever en werknemers om tot generieke afspraken en een sociaal plan te komen. Ik heb er vertrouwen in dat zij dit op een weloverwogen manier doen zodat dit voor de individuele werknemer tot best passende ondersteuning leidt en er met een goed sociaal plan geen (zoals bij de voorgenomen sluiting van de Onyx-centrale) of nauwelijks (bij de sluiting van de Hemweg) additionele voorzieningen nodig zijn.
Het bericht ‘Verduurzaming van koopwoningen komt bij gedeeld huizenbezit slecht van de grond’ |
|
Jaco Geurts (CDA), Henri Bontenbal (CDA), Silvio Erkens (VVD), Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verduurzaming van koopwoningen komt bij gedeeld huizenbezit slecht van de grond»?1
Ja
Hoe vaak komen deze problemen voor? Kunt u bevestigen of de cijfers, genoemd in het artikel, kloppen?
Deze cijfers zijn afkomstig uit een onderzoek in opdracht van de Vereniging Eigen Huis (VEH) onder appartementseigenaren wonend in (zeer) kleine VvE's.2 Ruigrok NetPanels heeft het kwantitatieve onderzoek uitgevoerd via een online consumentenpanel van Panelclix en Dynata. In totaal hebben 1.073 appartementseigenaren een online vragenlijst ingevuld, waarvan 412 appartementseigenaren wonend in een zeer kleine VvE.
De genoemde conclusies in dit onderzoek zijn geformuleerd na aanvullend verkennend kwalitatief onderzoek middels 2 groepsgesprekken met in totaal 12 deelnemers. Ik vind het fijn dat VEH dit kwantitatieve onderzoek met aansluitend een verkennend kwalitatief onderzoek heeft uitgevoerd. Deze uitkomsten komen overeen met het verkennend kwalitatief gedragsonderzoek dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zelf heeft uitgevoerd onder kleine VvE’s.3
Het is ingewikkeld om onderzoek te doen naar (zeer) kleine VvE's, omdat kleine VvE’s moeilijker te bereiken zijn. Daarmee is er een minder compleet beeld van de totale doelgroep. De uitkomsten van het onderzoek in opdracht van VEH leveren wat meer inzichten op, maar het is ook voor VEH lastig gebleken om een kwantitatief onderzoek naar kleine VvE’s te laten doen onder een grotere representatieve groep. De resultaten uit het onderzoek voor (zeer) kleine VvE’s moeten met voorzichtigheid worden gebruikt, omdat het een vertekend beeld geeft door de beperkte resultaten vanuit inactieve kleine VvE’s.
Deelt u de mening dat het een onwenselijke ontwikkeling is als woningeigenaren, die hun woning willen verduurzamen, nu niet hun huis kunnen verduurzamen, omdat de instemming van de vereniging van eigenaren (VvE) uitblijft?
Ik deel de mening dat de verduurzaming van VvE-gebouwen specifieke aandacht verdient. Ongeveer 20% van het totale aantal woningen is onderdeel van een VvE. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 23 december 2022 heb toegelicht, ondervinden appartementseigenaren en VvE’s door het gezamenlijke eigendom verschillende uitdagingen bij de verduurzaming van het gebouw.4 Op 5 september jl. heb ik u daarom de uitgewerkte Versnellingsagenda verduurzaming gebouwen in beheer van Verenigingen van Eigenaars (VvE-versnellingsagenda verduurzaming) toegezonden. In de bijbehorende Kamerbrief is een samenvatting van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming opgenomen.5
De kern van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming betreft een combinatie van verschillende onderdelen, waaronder het aanpassen van de besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen en het informeren en ontzorgen van VvE’s en appartementseigenaren. Door de VvE-versnellingsagenda verduurzaming wordt het voor appartementseigenaren en VvE-bestuur makkelijker om het VvE-gebouw integraal te verduurzamen.
In het antwoord op vraag 5 geef ik nader aan wat de verschillende onderdelen van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming inhouden.
Heeft u enkele succesverhalen om inzichtelijk te maken hoe VvE's wel gezamenlijk met huiseigenaren optrekken in de verduurzaming? Zo ja, kunt u hier lessen uit trekken om toe te passen in situaties waar VvE's er niet uitkomen?
Een les die getrokken kan worden uit verschillende succesverhalen is dat verduurzaming van het VvE-gebouw het beste kan worden uitgevoerd door planmatig onderhoudsmaatregelen te combineren met verduurzamingsmaatregelen (integrale aanpak). Ook blijkt uit deze succesverhalen dat het loont om als VvE-bestuur tijd te investeren in het benaderen van appartementseigenaren afzonderlijk, bijvoorbeeld omdat niet alle eigenaars de Nederlandse taal beheersen. Door de individuele benadering worden appartementseigenaren zich ook bewust van hun eigen rol bij het duurzaam onderhoud van het gebouw en daardoor ontstaat het vertrouwen om gezamenlijk het gebouw te verduurzamen. Deze individuele aanpak komt gemakkelijker tot stand wanneer een procesbegeleider het VvE-bestuur bij het organiseren van draagvlak ondersteunt.
VvE’s die al hebben gekozen voor zo’n integrale aanpak, kunnen andere VvE’s inspireren. Enkele van deze koplopers worden al op de websites van RVO6, het Warmtefonds7 en de Duurzame Huizen Route8 als goede voorbeelden genoemd. Sinds september 2023 is het voor steeds meer VvE-bestuurders en appartementseigenaren mogelijk om via de Duurzame Huizen Route ervaringen te delen over het verduurzamen van het gebouw.
Hoe kunnen VvE's, gezien hun belangrijke taak ten aanzien van het gemeenschappelijk gebouwbeheer, zo worden ingericht of geholpen dat het geheel of gedeeltelijk verduurzamen van gedeeld bezit toch mogelijk wordt?
De VvE-versnellingsagenda verduurzaming omvat verschillende onderdelen.
De besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen worden aangepast door het quorum (aanwezigheidsvereiste) af te schaffen en een gewone meerderheid (50%+1) te hanteren voor verduurzamingsmaatregelen. Andere mogelijke oplossingen worden nader onderzocht, zoals het vereenvoudigen van de splitsingsakteregels en het invoeren van een integraal verduurzamingsplan voor alle VvE’s. Daarnaast is het onderzoek naar de verbreding van het wetsvoorstel notificatieregeling oplaadpunten VvE’s relevant. Dit wordt verder toegelicht in het antwoord op vraag 8.
Vanuit de VvE-versnellingsagenda verduurzaming ondersteunen de gemeenten via een VvE-verduurzamingsloket en/of procesbegeleiders de appartementseigenaren en VvE-bestuurders bij het verduurzamen van het VvE-gebouw. Bovendien zal vanaf eind 2023 de VvE-pagina op verbeterjehuis.nl stapsgewijs verbeterd worden. Hierdoor zullen appartementseigenaren zich meer bewust worden van hun eigen rol bij het duurzaam onderhouden van het gebouw. Ik zie hier ook een rol weggelegd voor de partijen in de koop- en leveringsketen. Ik onderzoek hiervoor op welke wijze aspirant-kopers van een appartement door bijvoorbeeld hun notaris, makelaar en hypotheekadviseur beter over de rechten en plichten van een appartementseigenaar kunnen worden geïnformeerd.
VvE’s worden vanaf januari 2024 door de uitbreiding van de subsidieregeling voor VvE’s (SVVE) verder geholpen met de verduurzaming van het VvE-gebouw. Zo worden voor monumenten de minimale isolatiewaarden verlaagd, zodat deze beter aansluiten op de aard van het gebouw. En naast subsidie voor procesbegeleiding kan een VvE voortaan ook subsidie aanvragen voor verschillende onderzoeken die nodig zijn voor het besluit voor het verduurzamen van het gebouw. Er kan bijvoorbeeld subsidie worden aangevraagd voor een asbestonderzoek of flora- en faunaonderzoek. Een VvE kan naast de SVVE ook gemeentelijke subsidies aanvragen en deze subsidies «stapelen».
Naast de subsidies is ook de mogelijkheid voor het lenen van geld verbeterd. Vanaf 26 april jl. is de rente van de VvE-Energiebespaarlening van het Warmtefonds met 1,5% verlaagd. De huidige rente ligt op 2,6%.9 Het Warmtefonds werkt daarnaast aan een regeling voor appartementseigenaren zonder leenruimte. Hierdoor zullen appartementseigenaren vanuit financieel oogpunt minder snel tegen het VvE-besluit voor verduurzamingsmaatregelen en de VvE-Energiebespaarlening stemmen.
Welke stimuleringsmaatregelen heeft u om het toch voor VvE's aantrekkelijker te maken om (collectieve) verduurzamingsmaatregelen te nemen?
Appartementseigenaren worden meer bewust gemaakt van hun eigen rol bij het verduurzamen en onderhouden van het gebouw. Dit najaar zal de verbetering van de VvE-pagina op Verbeterjehuis.nl starten. In 2024 wordt een begin gemaakt met een landelijk VvE-verduurzamingsloket. Omdat het belangrijk is voor VvE’s om lokaal te worden ondersteund bij het verduurzamingsproces, zullen gemeenten die deze lokale ondersteuning aan VvE’s willen bieden hierbij worden geholpen door het landelijke VvE-verduurzamingsloket. Zo zullen er informatie, deskundig advies en cursussen beschikbaar worden gesteld. Wanneer dit niet lokaal wordt aangeboden kunnen appartementseigenaren en VvE-bestuurders via het landelijke VvE-verduurzamingsloket toegang krijgen tot informatie en deskundig advies.
In mijn antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven dat vanaf januari 2024 de subsidieregeling voor VvE’s (SVVE) wordt uitgebreid. Zo worden voor monumenten de minimale isolatiewaarden verlaagd, zodat deze beter aansluiten op de aard van het gebouw. En naast subsidie voor procesbegeleiding kan een VvE ook subsidie aanvragen voor verschillende onderzoeken die nodig zijn voor het besluit voor het verduurzamen van het gebouw. Bijvoorbeeld een asbestonderzoek of flora- en faunaonderzoek. Een VvE kan naast de SVVE ook gemeentelijke subsidies aanvragen en deze subsidies «stapelen». De SVVE biedt VvE’s subsidie voor het verduurzamen van het hele VvE-gebouw: subsidie voor energieadvies, een duurzaam meerjarenonderhoudsplan, procesbegeleiding, isolatiemaatregelen en warmtepompen, centrale aansluitingen op warmtenetten en zonneboilers. Voor één isolatiemaatregel kan voor ongeveer 15% subsidie worden aangevraagd. Voor twee of meer maatregelen blijft de subsidie ongeveer 30%.
Vanaf 13 november 2023 is er ook een nieuwe subsidieregeling: procesondersteuning voor opschaling renovatieprojecten (SPOR). Een VvE kan subsidie voor procesbegeleiding aanvragen via óf de SPOR, óf de SVVE.
Verschillende gebouweigenaren kunnen als samenwerkingsverband SPOR-subsidie voor procesbegeleiding aanvragen bij hun gebundelde renovatieproject. Dit kunnen bijvoorbeeld twee verschillende VvE’s zijn of één VvE en een aantal andere gebouweigenaren.
Minimaal even belangrijk als subsidie is goede financiering voor VvE’s, zodat zij verduurzamingsmaatregelen kunnen uitvoeren zonder er eerst jaren voor te sparen. Het Warmtefonds biedt steeds meer VvE’s financiering. Sinds 1 december 2022 ook voor kleine VvE’s met minder dan 8 appartementen, met een «vangnet» voor individuele appartementseigenaren in de VvE die de financiering later toch niet blijken te kunnen dragen. De VvE-Energiebespaarlening is ook aan te vragen door VvE’s met commerciële ruimten, waarbij minimaal de helft van de VvE als woonruimte in gebruik dient te zijn.
In mijn antwoord van vraag 5 heb ik aangegeven dat vanaf 26 april jl. de rente van de VvE-Energiebespaarlening van het Warmtefonds met 1,5% is verlaagd.
Het Warmtefonds werkt daarnaast aan een regeling voor appartementseigenaren zonder leenruimte. Ik verken momenteel samen met het Warmtefonds en de VvE-praktijk welke mogelijkheden er zijn om de VvE-financiering bij het Warmtefonds verder te verbeteren.
Hoe kunnen woningeigenaren worden geholpen bij situaties waarbij de VvE de verduurzamingsmaatregelen blokkeert?
Appartementseigenaren kunnen worden geholpen door het inschakelen van een procesbegeleider. Zoals reeds toegelicht in vraag 4 helpt het inzetten van een procesbegeleider bij het gehele verduurzamingsproces en het creëren van meer draagvlak. Voor procesbegeleiding kan een aanvraag worden gedaan via de SVVE-subsidie, en deze mogelijkheden worden per 1 januari 2024 uitgebreid.
Er kunnen verschillende persoonlijke redenen zijn voor een appartementseigenaar om niet met verduurzamingsmaatregelen te willen instemmen. Bij de vraag hoe een appartementseigenaar aankijkt tegen het treffen van verduurzamingsmaatregelen, kan bijvoorbeeld een rol spelen of de appartementseigenaar zelf in het VvE-gebouw woont of het appartement verhuurt, of in welke levensfase of financiële situatie de appartementseigenaar zich bevindt.
Ik wil appartementseigenaren helpen zich meer bewust te worden van hun verantwoordelijkheden in hun VvE en de rol die zij op zich kunnen nemen bij een verduurzamingstraject. Sinds september 2023 is het voor steeds meer VvE-bestuurders en appartementseigenaren mogelijk om via de Duurzame Huizen Route ervaringen te delen over het verduurzamen van het gebouw. Ook zal dit najaar de verbeteringsslag van de VvE-pagina op verbeterjehuis.nl starten. Daarnaast zal in 2024 een begin worden gemaakt met een landelijk VvE-verduurzamingsloket.
Gemeenten zullen worden ondersteund bij het opzetten van een lokale ondersteuning aan VvE’s. Hierbij worden gemeenten geholpen door het landelijke VvE-verduurzamingsloket. Aan gemeenten worden informatie, deskundig advies en cursussen beschikbaar gesteld. Wanneer ondersteuning aan VvE’s niet lokaal wordt aangeboden, kunnen appartementseigenaren en VvE-bestuurders toegang krijgen tot informatie, deskundig advies via het landelijk VvE-verduurzamingsloket.
Om het nemen van een gezamenlijk besluit te vergemakkelijken, is van belang dat iedere eigenaar het belang ziet van een te nemen besluit of tenminste erop kan vertrouwen dat het besluit zijn belangen niet onevenredig schaadt. Daarom onderzoek ik wat individuele appartementseigenaren motiveert en hen helpt om eerder in te stemmen met de verduurzamingsmaatregelen van het VvE-gebouw.
Is het wat u betreft wenselijk en mogelijk om niet-zichtbare verduurzamingsmaatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van dubbel glas) altijd toe te staan zonder toestemming van de VvE? Bent u bereid om een lijst met deze maatregelen op te stellen?
Op grond van het wetsvoorstel notificatieregeling oplaadpunten VvE’s kan een appartementseigenaar volstaan met een notificatie (kennisgeving) aan het VvE-bestuur bij het plaatsen van een oplaadpunt, wanneer wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Het wetsvoorstel is van 12 juli 2021 tot 6 september 2021 in internetconsultatie geweest10 en is tot nu toe niet verder gebracht naar aanleiding van de ontvangen internetconsultatiereacties en de te onderzoeken noodzaak tot verbreding van het wetsvoorstel vanwege de aangescherpte klimaatdoelen in het coalitieakkoord van december 2021. De notificatieregeling zal overigens worden meegenomen in een groter wetsvoorstel dat naar verwachting in werking treedt in 2026. Dit wetsvoorstel waarin ook de besluitvormingsregels en het afschaffen van het quorum worden genoemd, is gepresenteerd in de VvE-versnellingsagenda verduurzaming.
Ik vind het van belang dat individuele appartementseigenaren die graag willen verduurzamen hierin niet tegengehouden worden door een VvE die zelf niet de regie neemt in het duurzaam onderhouden van het gebouw. Daarom onderzoek ik of ik de appartementseigenaren die willen verduurzamen kan helpen door de notificatieregeling voor oplaadpunten te verbreden naar meerdere verduurzamingsmaatregelen. Welke verduurzamingsmaatregelen onder de notificatieregeling kunnen vallen, wordt nader onderzocht. Het gaat hierbij om verduurzamingsmaatregelen die nauw verbonden zijn aan het appartement zelf, zoals het vervangen van enkel glas door isolatieglas. In dit kader wil ik benadrukken dat het de voorkeur verdient dat het VvE-gebouw integraal verduurzaamd wordt, en niet per appartement.
Kunt u aangeven op welke wijze er wordt gewerkt aan een langetermijn oplossing voor de problemen met trage verduurzaming bij gedeeld huizenbezit?
Een lange termijn oplossing is vooral gericht op het ontzorgen van appartementseigenaren en VvE’s en middels een wetswijziging waarin de besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen worden vergemakkelijkt en waarin de notificatieregeling wordt meegenomen. In het kader van de VvE-versnellingsagenda verduurzaming onderzoek ik allereerst wat individuele appartementseigenaren motiveert en kan helpen om eerder in te stemmen met de verduurzamingsmaatregelen van het VvE-gebouw. Appartementseigenaren worden meer bewust gemaakt van hun eigen rol bij het verduurzamen en onderhouden van het gebouw.
In 2024 zal een start gemaakt worden met een landelijk VvE-verduurzamingsloket. Gemeenten zullen worden ondersteund bij het opzetten van een lokale ondersteuning aan VvE’s via dit loket. Aan gemeenten worden informatie, deskundig advies en cursussen beschikbaar gesteld. Wanneer ondersteuning aan VvE’s niet lokaal wordt aangeboden kunnen appartementseigenaren en VvE-bestuurders toegang krijgen tot informatie, deskundig advies bij het landelijk VvE-verduurzamingsloket.
Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel om de besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen aan te passen door het quorum (aanwezigheidsvereiste) af te schaffen en een gewone meerderheid (50%+1) te hanteren voor verduurzamingsmaatregelen. Andere mogelijke oplossingen worden momenteel onderzocht, zoals het invoeren van een integraal verduurzamingsplan voor alle VvE’s.
Ziet u bijvoorbeeld mogelijkheden om tot wetgeving te komen waarin wordt bepaald dat de VvE te allen tijde bevoegd is op het gebied van duurzaamheid, zoals door sommige experts wordt geopperd?2 Wat zouden de voor- en nadelen zijn van een dergelijke optie?
Ik ben niet voornemens wetgeving met die strekking te gaan voorbereiden. Wanneer verduurzamingsmaatregelen worden genomen, kan dit betekenen dat er wijzigingen worden aangebracht in de bestaande kostenverdeling tussen de appartementseigenaren en in de verdeling van de gemeenschappelijke- en privédelen van het gebouw. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de aanleg van nieuwe collectieve installaties en bijbehorende leidingen die zowel door gemeenschappelijke delen als privédelen gaan. Het te allen tijde bevoegd maken van de VvE bij verduurzamingsmaatregelen zou daarom kunnen betekenen dat ingegrepen wordt in het eigendomsrecht van individuele appartementseigenaren, zonder dat zij daar zelf invloed op hebben. Maar met de acties aangekondigd in de VvE-versnellingsagenda ga ik VvE’s helpen eenvoudiger te kunnen verduurzamen, waarbij ik alle belangen in het oog houd. Voor een weergave van de verschillende onderdelen van de agenda verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 5.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja, dat heb ik gedaan.
De knelpunten voor het koppelen van bovenleidingen aan laadpunten voor elektrisch vervoer |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de knelpunten voor het aanvragen van een ontheffing voor een «gesloten distributiesysteem» (GDS)1 door vervoerders?
Ja.
Deelt u de analyse dat de genoemde knelpunten wat betreft de voorwaarden voor eigenaarschap en de levering van elektriciteit en de goedkeuringsprocedure voor wijzigingen de genoemde ontheffingsaanvraag complex maken en de uitkomst ongewis?
Een aanvraag voor een gesloten distributiesysteem (GDS) voor het gehele metronet waar de RET gebruik van maakt kan zeker complex ervaren worden. Het feit dat het RET-net groot en vertakt is, maakt echter niet dat het niet aan de ontheffingsvoorwaarden van een geografische afgebakend geheel voor een GDS kan voldoen.
Aanvragers kunnen daarnaast op verschillende wijze aantonen dat ze eigenaar dan wel beheerder/exploitant van het netwerk zijn. Als er aan de voorwaarden voor een GDS wordt voldaan is de uitkomst echter niet ongewis. De ACM beoordeelt de aanvraag van RET op dit moment.
In de Elektriciteitswet 1998 is, om afnemers te beschermen, een aantal voorwaarden opgenomen voor een ontheffing, namelijk:
Wat zou het voorgenomen voorstel voor de nieuwe Energiewet betekenen voor onderhavige casus en de genoemde ontheffingsaanvraag?
Om gebruikers van een betrouwbaar elektriciteitsnet te verzekeren, waarbij het helder is wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van het net, wordt ook in de voorgestelde Energiewet gewerkt met een GDS, waarvoor een ontheffing moet worden aangevraagd. Hierbij wordt wel het aantal aan te sluiten partijen verruimd. RET kan ook onder de Energiewet een ontheffing aanvragen.
Bent u voornemens in overleg met betrokken partijen te zorgen voor meer ruimte voor het koppelen van bovenleidingen aan laadpunten voor elektrisch vervoer en vereenvoudigde procedures in het kader van de nieuwe Energiewet, bijvoorbeeld door het opnemen van een uitzonderingspositie voor energienetwerken van vervoerders?
Ik juich het gebruik van OV-netten waar technisch mogelijk van harte toe. Zeker waar dit verlichting kan brengen voor netbeheerders. Daarbij wil ik wel opmerken dat het OV-net zelf aangesloten is op het elektriciteitsnet van de netbeheerders en dat het daardoor niet altijd tot verlichting hoeft te leiden, of juist tot een verplaatsing van het probleem kan leiden. De kaders voor een GDS zijn Europeesrechtelijk vastgelegd en er is hierbij geen bijzondere ruimte voor OV-netten om hier van af te wijken.
Het bericht 'Zonnepanelen minder gewild bij huiseigenaren: flink minder aanvragen dan voor de zomer' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zonnepanelen minder gewild bij huiseigenaren: flink minder aanvragen dan voor de zomer»?1
Hoe kijkt u aan tegen de extreme daling van 90 procent in de vraag naar zonnepanelen in de regio Haaglanden, zoals gerapporteerd in het artikel?
Kunt u aangeven of er regionale verschillen zijn met betrekking tot de mate waarin de vraag naar zonnepanelen is afgenomen?
Hoe kunt u verklaren dat er een terugval is ontstaan voor aanvragen voor installatie van zonnepanelen? Kunt u een analyse maken van deze terugval en hierbij de rol van inflatie, kosten van zonnepanelen en netcongestie meenemen?
Kunt u aangeven welke economische impact deze terugval heeft op bedrijven in de zonnepanelenmarkt? Hoeveel bedrijven zijn geraakt door deze terugval?
Kunt u aangeven in hoeverre de terugval impact heeft op de klimaatdoelen voor realisering van duurzame energie, in het bijzonder op de doelen voor de realisatie van zonnestroom?
Kunt u aangeven welke maatregelen u treft om de installatie van zonnepanelen voor particulieren aantrekkelijk te maken? Hoe behoudt u draagvlak? Welke maatregelen treft u om de zonne-energiebranche te ondersteunen?
Kunt u aangeven wat de relatie is tussen de teruglopende aanvragen voor zonnepaneleninstallaties en terugleverkosten?2 In hoeverre hebben terugleverkosten impact op de terugval van aanvragen voor zonnepaneleninstallaties en in hoeverre zorgen deze kosten ervoor dat zonnepanelen minder aantrekkelijk worden en minder draagvlak hebben?
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat particulieren beboet worden met terugleverkosten voor zonnepanelen door energiebedrijven terwijl dit niet een taak is van deze bedrijven?
Kunt u aangeven of terugleverkosten als heffing juridisch mogelijk zijn?
Kunt u aangeven waarom terugleverkosten wel in rekening worden gebracht aan particuliere zonnepanelenbezitters en niet aan zonneparken? Deelt u de mening eens dat dit geen gelijk speelveld is wat betreft teruglevering?
Kunt u een reflectie geven op de onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid rondom de afbouw van de salderingsregeling voor bedrijven én particulieren? Kunt u aangeven in hoeverre een mogelijke vertraging van de invoering van de Energiewet ervoor zorgt dat onduidelijkheid aanhoudt?
Kunt u aangeven hoe de Autoriteit Consument & Markt (ACM) terugleverkosten monitort met de voorwaarden dat deze op werkelijke kosten zijn gebaseerd en er niet onredelijke hoge winsten worden gemaakt door een heffing?
Kunt u aangeven welke gesprekken u nu voert en heeft gevoerd met de ACM rondom het toezicht op terugleverkosten en over de invoering van deze terugleverkosten door energiebedrijven? Kunt u aangeven of er voldoende capaciteit is bij de ACM om ervoor te zorgen dat particulieren zonnepanelenbezitters een eerlijke prijs betalen?
Welke gesprekken zijn er gevoerd met energiebedrijven over de invoering van terugleverkosten? Hoe wijst u de energiebedrijven erop om consumenten juist te informeren voordat het wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling is behandeld? In hoeverre is er nu transparantie bij energiebedrijven over verwachte terugleverkosten.
Kunt u aangeven waarom u het veranderen van energieleverancier voorstelt als oplossing voor deze terugleverkosten? Hoe rijmt u dit met de voorgestelde plannen voor voorspelbaarheid en de wens naar meer langdurige contracten?
Welke maatregelen gaat u op korte termijn treffen om ervoor te zorgen dat de zonnepanelenmarkt stabieler wordt? Welke maatregelen gaat u op korte termijn treffen om ervoor te zorgen dat consumenten worden beschermd tegen hoge terugleverkosten?
Kunt u aangeven hoe de productie van zonnepanelen ervoor staat in Nederland ten opzichte van Europa? Hoe wordt de productie van zonnepanelen door de Europese Unie ondersteund met in achtneming van de Amerikaanse Inflation Reduction Act?
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
De innovaties van batterijtechnieken |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat batterijen kunnen bijdragen aan het oplossen van (regionale) netcongestie?
Hoe verwacht u dat er wordt geïnvesteerd wordt in batterijen nu de onrendabele top voor batterijen stijgt? Hoe kan het aantrekkelijker worden gemaakt om te investeren in batterijen in Nederland? Welk risico loopt Nederland bij een teruglopende productiecapaciteit voor batterijen?
Kunt u aangeven welk langetermijnperspectief wordt geboden aan de batterijensector in Nederland? In hoeverre is bekend hoe batterijen worden ingeregeld in nieuwe energie-infrastructuur?
Kunt u aangeven wat de groeiende mondiale vraag van lithium zal betekenen voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van lithium in Nederland? In hoeverre wordt Nederland afhankelijk van de grondstof voor lithium-ion batterijen buiten de Europese markt? Wat zijn de mogelijkheden voor Nederlandse winning van lithium?
Kunt u aangeven voor welke toepassingen lithium-ion batterijen wenselijk zijn?
Kunt u aangeven welke andere batterijentechnieken worden gestimuleerd in financiering en onderzoek, zoals bijvoorbeeld natrium-ion, magnesium-ion en fluoride-ion? Kunt u aangeven hoe er een gediversifieerde markt voor batterijen wordt gestimuleerd?
Welke mogelijkheden ziet u in het gebruik van sodium-ion batterijen? Wat is het aandeel hiervan in de Nederlandse en Europese markt?
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat sodium-ion batterijen nu met name van de Chinese markt afkomstig zijn? Gaat Nederland investeren in de productie van sodium-ion batterijen op eigen bodem?
Kunt u aangeven voor welke toepassingen sodium-ion batterijen wenselijk zijn?
Kunt u aangeven of in de beoogde waterstofinfrastructuur ook waterstofbromideflowbatterij worden ingepast? Welke mogelijkheden tot opschaling zijn er?
Het artikel ‘'Per direct' geen stroomaansluitingen mogelijk voor nieuwbouwwoningen Almere, gemeente is geschokt’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel ««Per direct» geen stroomaansluitingen mogelijk voor nieuwbouwwoningen Almere, gemeente is geschokt»?1
Wat is uw reactie op de mededeling van de gemeente Almere dat nieuwe of extra stroomaansluitingen «per direct niet meer mogelijk» zijn in bepaalde delen van Almere?
Wat is de exacte reden voor het plotselinge besluit van de netbeheerders om geen nieuwe stroomaansluitingen meer toe te staan in delen van Almere? Hoe evalueert u de impact van deze beperking op de ontwikkeling van Almere tot en met 2029, zoals aangegeven door de gemeente?
Welke maatregelen overweegt u om de huidige problemen met het elektriciteitsnet in Almere aan te pakken?
Op welke termijn verwacht u een oplossing te kunnen bieden?
Hoe is de communicatie verlopen tussen de gemeente Almere en de netbeheerders met betrekking tot dit vraagstuk?
Op welke manier worden de betrokken partijen betrokken bij het zoeken naar een oplossing voor dit urgente probleem?
Welke specifieke «onorthodoxe» maatregelen overweegt u om de periode tot en met 2029 te overbruggen, zoals genoemd door wethouder Alexander Sprong? Wat is uw rol in het ondersteunen van deze maatregelen?
Hoe zorgt u ervoor dat netbeheerders voldoen aan hun verantwoordelijkheden en dat zij op korte termijn de nodige aanpassingen aan het elektriciteitsnet maken?
Wat is uw standpunt over de uitspraak van Tennet dat er op dit moment nog gewoon huizen kunnen worden aangesloten?
Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat de woningbouw in Almere niet ernstig wordt belemmerd door het gebrek aan nieuwe stroomaansluitingen? Hoe wordt de verduurzaming van huizen in Almere gewaarborgd, gezien de genoemde moeilijkheden in het nieuwsbericht?
Hoe ziet u de samenwerking tussen regionale netbeheerders, zoals Tennet en Liander, en gemeenten in het waarborgen van de energie-infrastructuur voor steden in Nederland?
Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat regionale netbeheerders proactief communiceren met gemeenten over mogelijke beperkingen in de stroomvoorziening?
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de wachtlijst van 210 bedrijven in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland voor een nieuwe stroomaansluiting en welke maatregelen worden genomen om hen te ondersteunen?
De ‘Borselse voorwaarden voor een kerncentrale’ |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op de 39 voorwaarden die de Borselse Voorwaarden Groep heeft geformuleerd en op 3 november heeft gepresenteerd?1 Kunt u ook reageren op het gevolgde proces en hoe u de uitkomst van dit proces weegt?
Kunt u inhoudelijk ingaan op het geformuleerde voorwaardenpakket?
Kunt u uw uitspraak «Ik kan niet beloven dat we overal aan gaan voldoen» nader toelichten?2 Kunt u aangeven op welke gronden u beoordeelt of wel of niet aan de geformuleerde Borselse Voorwaarden wordt voldaan?
Erkent u dat de provincie Zeeland in het algemeen, en de gemeente Borsele in het bijzonder, een zeer grote en belangrijke rol gaan spelen in de toekomstige energievoorziening van Nederland, door de aanlanding van de elektriciteit van windmolenparken Borsele 1 tot en met 5, IJmuiden Ver Alpha en Nederwiek én de realisatie van nieuwe kerncentrales bij Borsele? Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat dit tot baten gaat leiden voor de Zeeuwse samenleving en economie, zodat het in Zeeland anders en beter gaat dan in Groningen?
Hoe gaat u zich in lijn met de motie Grinwis c.s. over een zorgvuldige landschappelijke en ruimtelijke inpassing van de kerncentrales en bijbehorende energie-infrastructuur bij Borsele (Kamerstuk 32 645, nr. 109) inspannen om aan alle door de Borselse Voorwaarden Groep geformuleerde voorwaarden te voldoen?
Bent u het met de vraagsteller eens dat het unieke open Zeeuwse landschap beschermenswaardig is, en bij nieuwe ontwikkelingen ernaar gestreefd moet worden dit open karakter te behouden?
Bent u het, in lijn met voorwaarde 4.3 «Geen impact op het huidige landschap: geen hoogspanningsmasten en koeltorens» met de vraagsteller eens dat alle bestaande en nieuwe 380Kv-kabels ondergronds moeten worden aangelegd?
Bent u het, in lijn met voorwaarde 4.3 «Geen impact op het huidige landschap: geen hoogspanningsmasten en koeltorens» met de vraagsteller eens dat een nieuwe kerncentrale zonder koeltorens moet worden gerealiseerd?
Kunt u gedetailleerd aangeven of en zo ja, op welke wijze het mogelijk is om kerncentrales slim en onzichtbaar te realiseren zonder koeltorens? Kunt u aangeven welke gevolgen dit heeft voor de realisatie, kosten en termijnen van opening van een kerncentrale?
Op welke wijze wordt in de op te stellen Nota Ruimte rekening gehouden met de ruimtelijke inpassing van kerncentrales? Houdt u hierbij rekening met een kerncentrale zonder koeltorens? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze wordt in de op te stellen Nota Ruimte rekening gehouden met de ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur naar kerncentrales? Houdt u hierbij rekening met een kerncentrale zonder hoogspanningsmasten? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in de vervolgonderzoeken naar het realiseren van een kerncentrale in Borsele uit te gaan van een kerncentrale zonder koeltorens en ondergrondse hoogspanningskabels?
Het artikel 'US, UK Lead Pledge to Triple Nuclear Power by 2050 at COP28' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «US, UK Lead Pledge to Triple Nuclear Power by 2050 at COP28»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wat is uw reactie op het recent aangekondigde plan van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk om tijdens de COP28 te pleiten voor een verdrievoudiging van de nucleaire energievoorziening?
Ik beantwoord deze vraag in het antwoord op vraag 4.
Kunt u aangeven in hoeverre deze ontwikkelingen het fiscaal aantrekkelijker maakt om te investeren in nucleaire energie in Nederland? Kunt u aangeven wat de impact is van het commitment van de Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk om te investeren in nucleaire energie? In hoeverre zal dit nucleaire kennis in Nederland bevorderen of beïnvloeden?
De «Triple Nuclear Power»-verklaring (hierna: verklaring) formuleert een mondiale ambitie en het verplicht individuele landen niet tot specifieke nationale doelstellingen. Ik verwacht op de korte termijn geen effect van deze verklaring op het investeringsklimaat in ons land, bijvoorbeeld als het gaat om fiscale overwegingen.
Het is desondanks wel mogelijk dat op langere termijn deze oproep tot het vrijmaken van additionele middelen voor kernenergie (en het verkennen van innovatieve financieringsmechanismen) leidt tot nieuwe mogelijkheden voor wat betreft investeringen in Nederland. Financiële instellingen zullen de ambities van o.a. de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Frankrijk naar verwachting als belangrijk signaal zien van toewijding aan kernenergie als essentiële vorm van elektriciteitsproductie. Dit heeft mogelijk een effect op hun investeringsbereidheid en financieringsvoorwaarden.
Kunt u aangeven of Nederland zich ook zal committeren aan het pleidooi voor een verdrievoudiging van nucleaire energie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het huidige Nederlandse beleid zet in op kernenergie als complementair aan hernieuwbaar, op weg naar een CO2-vrij energiesysteem in 2050. Met de verklaring wordt tijdens de COP28 op een actieve manier aandacht gevraagd voor kernenergie als belangrijk onderdeel voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen. De verklaring benadrukt het belang van kernenergie voor een betrouwbare energieopwekking en de rol van kernenergie bij zowel het verduurzamen van energie-intensieve industrieën als de productie van waterstof. Het gaat bij het pleidooi voor een «een verdrievoudiging van de nucleaire energievoorziening» om een mondiale ambitie. De verklaring verplicht individuele landen dus niet tot formuleren van specifieke nationale doelstellingen. De verklaring conflicteert daarmee niet met Europees en Nederlands beleid ten aanzien van de nationale invulling van de energiemix. Op basis van bovengenoemde redenen steun ik de verklaring, die op de COP28 wordt gepresenteerd door o.a. de Verenigde Staten.
Deelt u de mening dat tijdens de COP28 er techniekneutraal moet worden gekeken voor het behalen van de klimaatdoelstellingen?
In de Europese context ben ik terughoudend met het begrip techniekneutraliteit bij de klimaat- en energiedoelen, omdat ik het belangrijk vind dat er voldoende prikkels in het beleidskader zijn om nieuwe capaciteit voor elektriciteitsopwekking te bouwen, zoals nieuwe kernreactoren en nieuwe hernieuwbare elektriciteitsopwekking. Dit is van belang voor het Nederlandse concurrentievermogen – alle landen zullen immers bij moeten dragen aan het bouwen van nieuwe capaciteit om schaarste te voorkomen en leveringszekerheid te garanderen.
Tijdens de COP28 steun ik zowel het mondiale doel voor de verdrievoudiging van hernieuwbare capaciteit als de inzet verdrievoudiging van de capaciteit van kernenergie. Daarmee bied ik ruimte voor de opschaling van diverse bronnen van fossielvrije energiecapaciteit. Tegelijkertijd acht ik het van belang dat het mondiale doel voor de opschaling van hernieuwbare capaciteit overeind blijft om gerichte prikkels te geven voor de ontwikkeling van de hernieuwbare sector in gebieden waar dit nu achterwege blijft.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de COP28 plaatsvindt?
Ja.
De voortgang van de raffinageroute |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u een stand van zaken geven over de uitwerking van de beoogde raffinageroute? Deelt u de mening dat een tijdige openstelling noodzakelijk is om de productie van groene waterstof in Nederland van de grond te krijgen?
Kunt u aangeven in welk stadium de uitwerking hiervan zich bevindt en of de beoogde en al aangekondigde openstelling van 2025 wordt behaald? Zijn er mogelijkheden om dit proces te versnellen? Wat is uw voorgenomen tijdslijn?
Welke mitigerende maatregelen kunt u treffen voor eventuele negatieve markteffecten door onvoldoende volume indien de beoogde openstelling wordt vertraagd? Hoe garandeert u dat er voldoende aanbod is voor waterstof? Hoe garandeert u dat er voldoende waterstof is voor de afnameverplichting voor waterstof uit hernieuwbare bronnen in de industrie voor de ingangsdatum van 1 januari 2026?
Hoe bent u van plan langetermijnzekerheid te bieden aan de sector voor investeringen in groene waterstof en de dekking van operationele kosten voor productie van groene waterstof?
Welke lessen of processen neemt u mee uit de reeds ingevoerde raffinageroutes, zoals in Duitsland en België? Hoe bent u van plan om een gelijk speelveld te waarborgen?
Kunt u deze vragen apart beantwoorden en binnen drie weken?
De Kamerbrief 'Nieuwe maatregelen netcongestie' |
|
Suzanne Kröger (GL), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Netcongestie is al lange tijd een probleem en de genoemde netcongestie in de provincies toont dat verder aan. Waarom is niet eerder gekozen voor «onorthodoxe maatregelen»? Welke andere onorthodoxe maatregelen, naast die genoemd zijn in de Kamerbrief, zijn er nog meer mogelijk?
Kunt u aangeven hoe niet is voorzien dat de groei van elektriciteitsgebruik in de Rotterdamse haven hoger zou uitvallen dan verwacht? Kunt u aangeven hoe wordt voorkomen dat bedrijven in de Rotterdamse haven niet kunnen verduurzamen door netcongestie?
Wanneer kunnen we de resultaten verwachten van de verkenning door de Ministeries van EZK en IenW en ProRail om mogelijke oplossingen te vinden voor het gebruik van energieopslag en accu’s bij de voedingspunten langs het spoor? Kunt u aangeven hoe de Kamer hierover wordt geïnformeerd?
In de brief wordt aangegeven dat er gebruik gemaakt wordt van innovatie om slimmer te bouwen waar u het voorbeeld van het «right-to-challenge»-principe benoemd. Kunt u een laatste stand van zaken delen omtrent dit principe?
Waarom wordt er geen maximumtermijn gesteld aan het verlenen van een vergunning voor de aanleg van het net?
Klopt het dat het wettelijk aanwijzen van elektriciteitsprojecten als zwaarwegend maatschappelijk belang enkel zal gaan gelden voor projecten waar nog geen vergunning voor is afgegeven? Zo ja, waarom? Op welke manier kan vergunningverlening voor dit soort projecten op kortere termijn kunnen worden versneld?
Op welke manier zal worden geprioriteerd binnen de al afgegeven contracten? Hoe kunnen projecten die van maatschappelijk belang zijn voorrang krijgen? Hoe wordt de keuze gemaakt over de verhouding bedrijven versus huishoudens, verduurzaming versus nieuwe economische activiteiten etc.? Hoe betrekt u de Kamer bij deze verdere uitwerking?
In de brief wordt aangegeven dat gemeenten het voorkeursrecht kunnen inzetten als extra onorthodoxe maatregel. Hoe gaat u gemeenten hierover informeren, en welke wenselijkheid is hierbij in relatie tot woningbouw?
Kunt u aangeven wat een mogelijk uitstel van de Omgevingswet betekent voor de opzet voor een experiment op basis van de experimenteerregeling om tijdelijk af te wijken van geldende bepalingen in wetgeving? Kunt u er daarom niet beter voor kiezen om mogelijkheden onder de Crisis- en herstelwet (Chw) al toe te passen in afwachting van de nieuwe Omgevingswet?
Klopt het dat netcongestie nog grotendeels berekend wordt via modellering en niet via real-time data uit bemetering? Moet er niet meer ingezet worden op bemetering? Kunt u een stand van zaken geven over bemetering door netbeheerders en de gestelde doelen voor 2023, 2024 en 2025?
Kunt u aangeven welke wijze van bemetering per netbeheerder wordt gebruikt om tot deze informatie te komen? Kunt u aangeven per wijze of dit voldoende informatie is voor juiste berekeningen en signalering van netcongestie?
In uw brief geeft u aan aanvullende drastische maatregelen te willen nemen waaronder financiële prikkels om het net flexibeler te gebruiken. Valt hier ook het inrichten van een subsidie om de onrendabele top voor flexcapaciteit te subsidiëren?
Hoe rijmt u de extra maatregel om een contract met een 24/7 gegarandeerde tansportcapaciteit een premium product te maken met een hogere prijs met verduurzaming van de industrie? Worden hiermee bedrijven benadeeld die verduurzamen?
Welke budgettaire gevolgen hebben de nieuwe maatregelen zoals genoemd in de Kamerbrief?
Wat hebben deze nieuwe maatregelen voor gevolgen voor het wetsvoorstel Energiewet? Wordt het wetsvoorstel aangepast op basis van de nieuw genomen maatregelen?
Bent u voornemens al onomkeerbare stappen te zetten op de niet eerder gemelde onorthodoxe maatregelen voorafgaand een Kamerdebat?
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Het bericht ‘Zonnepanelen zonder investering duurder dan gedacht’ |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zonnepanelen zonder investering duurder dan gedacht»1 uit de uitzending van Radar van maandag 23 oktober 2023?
Hoe kwalificeert u de uitspraken en beweringen van deze verkopers uit de uitzending over onder andere energieprijzen, de kwaliteit van bepaalde zonnepanelen en de levensduur van zonnepanelen? Zou u dit kwalificeren als bewuste misleiding? Kunt u hiertegen optreden?
Wat vindt u van de transparantie door de verkopers in de uitzending van Radar wat betreft de kosten voor het leasen, installeren en de daadwerkelijke kosten van de zonnepanelen? Zou u dit kwalificeren als bewuste misleiding? Kunt u hiertegen optreden?
In de uitzending worden de potentiële klanten bewust toegestuurd naar bedrijven die leningen aanbieden tegen zéér hoge rentepercentages, in plaats van bijvoorbeeld het Warmtefonds. Hoe kunt u ervoor zorgen dat huishoudens méér gebruik maken van initiatieven zoals het Warmtefonds zodat huishoudens geen torenhoge rentes hoeven te betalen voor zonnepanelen?
In de uitzending wordt ook gesproken over overheidssubsidies. Het kabinet is voornemens om de salderingsregeling zonnepanelen af te bouwen. Welke gevolgen heeft dit voor huishoudens met dit soort lease- of huurcontracten?
Welke regels gelden er voor het op deze manier aanbieden en verkopen van producten zoals zonnepanelen? Welke regels zijn er voor het overnemen van de gehuurde of geleasede zonnepanelen? Welke regels worden er volgens de Minister in de uitzending door de verkopers overtreden? Hoe gaat u hiertegen optreden?
Deelt u de mening dat dit soort negatieve verhalen over zonnepanelen onnodig zijn en dat door dit soort louche verkopers zonnepanelen onterecht een slechtere naam krijgen?
Wat doet de zonnepanelenbranche zelf om dit soort verkooppraktijken te voorkomen?
Wat gaat u doen om huishoudens te beschermen tegen oneerlijke ondernemers?
Het debat tijdens de begroting EZK |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Is de memorie van eis van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) van september 2022 ingediend bij de parlementaire enquête commissie? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat een medewerker het «niet melden van de memorie van eis van de NAM» in december 2022 heeft aangekaart bij Pels Rijcken en de directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ)? Wat is er met deze melding gebeurd?
Klopt het dat deze medewerker het «niet melden van de memorie van eis van de NAM» aan uzelf heeft medegedeeld op 21 februari 2023?
Klopt het dat er een financieel verschil zit tussen het bedrag dat de NAM zou moeten betalen op basis van de «Ollongrenovereenkomst» van 19 december 2019 en de «Wiebesovereenkomsten» doordat in de laatste overeenkomsten het wettelijk schadebegrip is beperkt?
Hoe groot is dat financiële verschil in het slechtste geval en wie draait op voor deze schade?
Bent u van mening dat fouten met grote financiële gevolgen moeten worden gemeld aan de Kamer, ongeacht of er een integriteitsonderzoek loopt bij directie WJZ?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Het artikel ‘Rekenfout in groengas-subsidie absurd: honderd Overijsselse boeren missen nu smak geld’ |
|
Thom van Campen (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht?1
Ja.
Hoe heeft deze fout kunnen ontstaan, waarbij de voorgespiegelde subsidiebedragen voor groengas-projecten in werkelijkheid 20% tot 25% lager uitvallen dan voorgesteld in het PBL-advies;
PBL heeft zijn advies aangepast. In het Erratum dat het daartoe heeft uitgebracht geeft PBL aan dat de elektriciteitskosten voor groengasopwaarderings-installaties verkeerd zijn verwerkt, waardoor er een significante afwijking zit in de basisbedragen bij 4 categorieën monomestvergisting. De basisbedragen zijn wel hoger dan voorgaande jaren, ook na de aanpassing.
Met hoeveel aanvragen hield u aanvankelijk rekening en hoeveel aanvragen en projecten gaan hierdoor mogelijk niet door?
De SDE++ is een generieke regeling voor de reductie van CO2 waar ook andere technieken onder vallen. Ik heb hierbij geen specifieke verwachting voor de jaarlijkse groen gas aanvragen. Het kabinet heeft uiteraard een groen gas ambitie in 2030, maar daar zit niet een verwachting aan SDE++-aanvragen per jaar aan gekoppeld.
Hoeveel kubieke meter groen gas beoogde u hiermee op te wekken en hoeveel kubieke meter groengas-opbrengst dreigt hierdoor verloren te gaan?
Zoals aangegeven bij vraag 3 heb ik geen specifieke verwachtingen ter zake van de jaarlijkse groen gas aanvragen en daarmee het aantal kuub groen gas per jaar dat met de SDE++ wordt gestimuleerd.
Hoeveel CO2-reductie beoogde u hiermee te behalen en hoeveel reductieresultaat valt hier nu mee weg?
Zoals aangegeven bij vraag 3 heb ik geen specifieke verwachtingen voor het jaarlijkse groen gas aanvragen en verwachte bijbehorende CO2-reductie per jaar.
Hoeveel kubieke meter mest beoogde u hiermee te verwerken en hoeveel kubieke meter dreigt hierdoor nu niet te kunnen worden omgezet in groen gas, waardoor boeren geconfronteerd worden met extra kosten voor mestafzet?
In het verlengde van de antwoorden op vraag 3 en 5 is er geen specifieke hoeveelheid mest die beoogd wordt om te verwerken met SDE++-projecten. Het vergisten van mest wijzigt niet de nutriëntengehaltes en leidt daarmee niet tot andere mestafzetkosten.
Deelt u de mening dat dit extra zuur is, aangezien boeren ook al worden geconfronteerd met extra kosten door de afbouw van de derogatie?
Over de (afbouw) van de derogatie en de gevolgen hiervan voor de landbouwsector bent u door de Minister van LNV geïnformeerd. Ik ben me er zeer van bewust dat de derogatiebeschikking grote impact heeft voor individuele bedrijven en de agrarische sector. De wijziging van de SDE++-basisbedragen op het laatste moment is vervelend voor de ondernemers die het betreft. Zij kunnen echter nog steeds intekenen met hun project, en ik hoop dat zij dat ook doen.
Hoeveel mol ammoniakvermindering beoogde u met deze groengas-projecten te behalen en hoeveel mol stikstofdaling dreigt hierdoor nu niet te worden gehaald?
Zoals aangegeven bij vraag 3 heb ik geen specifieke verwachtingen voor het aantal kuub groen gas aanvragen per jaar in de SDE++ en hiermee ook niet met betrekking tot de mogelijke bijbehorende ammoniakvermindering.
Wat betekent dit voor het halen van de wettelijke doelen voor bijmengverplichting groen gas die u recent naar de Kamer heeft gestuurd?
Het kabinet beziet doorlopend of er markt- en/of beleidsontwikkelingen zijn, die aanpassing van het wetsvoorstel jaarverplichting groen gas nodig maken. Het kabinet verwacht dat een deel van de groengas-projecten die mogelijk nu niet tot realisatie kunnen komen op basis van de aangepaste SDE++-bedragen, later alsnog tot ontwikkeling kunnen komen. Het kabinet zal PBL voor de SDE++ 2024 vragen te kijken naar kleinschalige monomestvergisting. Ook de bijmengverplichting groen gas biedt vanaf 2025 kansen voor ontwikkeling. De aangepaste bedragen geven daarom geen directe aanleiding tot het aanpassen van de hoogte van de bijmengverplichting.
Deelt u de mening dat dit onuitlegbare verschil tussen planvorming en realiteit onwenselijk is voor het halen van klimaatdoelen enerzijds én draagvlak bij ondernemers anderzijds om de doelen te halen?
Ik deel uw mening dat het draagvlak onder ondernemers belangrijk is en betreur daarom ook dat ik de basisbedragen voor monomestvergisting in zo’n laat stadium nog aan heb moeten passen.
Bent u bereid om de subsidiebedragen voor groengas-projecten weer in lijn te brengen met de bedragen waarmee ondernemers gerekend hebben, indien ja per wanneer?
Nee, dit kan ik niet doen, mede vanwege overstimulering en staatssteunafspraken in Europa. Het hanteren van te hoge basisbedragen kan leiden tot terugvordering. Bovendien staat de SDE++ 2023-ronde al open. De regeling nu nog aanpassen heeft grote consequenties voor alle partijen (in eerdere jaren enkele duizenden) die in deze ronde in aanmerking willen komen voor SDE++-subsidie. Ik heb wel PBL gevraagd om advies uit te brengen voor kleinschalige vergisters, zodat ze in de SDE++ 2024 passend gestimuleerd kunnen worden. Dit met de verwachting dat een positief advies van PBL en vervolgens een eventuele openstelling van deze categorie perspectief biedt voor de groengas-projecten.
Indien nee, bent u bereid om ondernemers te compenseren voor de reeds gemaakte projectkosten aangezien zij de hele aanvraag al voorbereid hebben en nu mogelijk helemaal opnieuw moeten doen?
Nee, ik vind het niet passend om voorbereidingskosten te vergoeden. Ook als projecten afgewezen worden (bijvoorbeeld door budgetoverschrijding) worden voorbereidingskosten niet vergoed. Daarnaast kunnen projecten ook in de komende jaren mogelijk nog gebruik maken van de SDE++ of de bijmengverplichting.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden, voor 27 september aanstaande – aangezien de brieven over de SDE++ geagendeerd zijn bij het commissiedebat klimaat en energie?
Dit is zoals toegelicht in het Commissiedebat helaas niet gelukt. Ik heb de vragen zo snel mogelijk beantwoord. Hierbij heb ik de uitspraak van het relevante kort geding afgewacht.
De brandbrief van de provincie Overijssel inzake de onverwachtse bijstelling van SDE++-basistarieven voor monomestvergisting |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brandbrief van de provincie Overijssel en betrokken gemeenten over de gevolgen van neerwaartse bijstelling van de SDE++-tarieven voor monomestvergistingsprojecten?1
Ja.
Klopt het dat door een rekenfout de basistarieven voor monomestvergisting in de SDE++-regeling onverwachts met 20 tot 25% naar beneden zijn bijgesteld? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
Ja, dit is gebeurd naar aanleiding van een Erratum dat PBL heeft uitgebracht over de basisbedragen in de SDE++ 2023 voor deze categorieën. In het Erratum geeft PBL aan dat de elektriciteitskosten voor groengasopwaarderings-installaties verkeerd zijn verwerkt, waardoor er een significante afwijking zit in de basisbedragen bij 4 categorieën monomestvergisting.
Hoe waardeert u deze bijstelling in het licht van het risico dat ondernemers afhaken, omdat hun businesscase niet meer klopt, terwijl monomestvergistingsprojecten juist nodig zijn met het oog op de beoogde verplichte bijmenging van groen gas en de bijdrage aan reductie van methaan- en ammoniakemissies?
Ik was genoodzaakt om in een laat stadium de basisbedragen in de SDE++-regeling aan te passen. Ik begrijp volledig de teleurstelling en zorgen die binnen de sector zijn ontstaan.
De aanpassing was onvermijdelijk, mede vanwege de staatssteunafspraken in Europa, die bedoeld zijn om overstimulering te voorkomen. Het hanteren van te hoge basisbedragen kan leiden tot terugvordering. Ik kan dan ook niet meegaan in het voorstel om de te hoge bedragen te hanteren. De basisbedragen zijn wel hoger dan voorgaande jaren, ook na de aanpassing.
Bovendien staat de SDE++ 2023-ronde al open. De regeling nu nog aanpassen of zelfs stilleggen heeft grote consequenties voor alle partijen (in eerdere jaren enkele duizenden) die in deze ronde in aanmerking willen komen voor SDE++-subsidie.
Ik heb het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) specifiek advies gevraagd met betrekking tot kleinschalige monomestvergisters voor de SDE++ van 2024. Hierdoor kan ik volgend jaar hopelijk een passende stimulering bieden aan dit type projecten. Ik zal begin 2024 een besluit nemen op basis van dit advies.
In mijn reactie richting de provincie Overijssel heb ik laten weten dat ik graag in nauw contact blijf met de sector om te bespreken hoe de overheid de juiste financiële prikkels voor groen gas kan blijven bieden. Daarbij heb ik de provincie uitgenodigd om met ons in gesprek te gaan.
Deelt u de mening dat deze onverwachtse bijstelling van basistarieven in de SDE++ ongewenst is?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u voornemens op kortst mogelijke termijn de door de provincie genoemde oplossingsrichtingen in overweging te nemen en de regeling hierop aan te passen?
Zie antwoord vraag 3.
De UNESCO brief over de voorgenomen gaswinning bij Ternaard |
|
Faissal Boulakjar (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de Waddenzee een uniek natuurgebied is, het enige natuurlijke Werelderfgoed in Nederland, dat we zo veel mogelijk moeten behouden en beschermen?1
Deelt u de mening dat er zwaarwegende natuurbelangen zijn binnen het Waddengebied?
Deelt u de mening van United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) en diverse wetenschappers dat er op zijn minst gerede twijfel bestaat over de schadelijkheid van de voorgenomen gaswinning bij Ternaard voor de natuurwaarde van de Waddenzee?
Klopt het dat dit juridisch gezien voldoende grond biedt om het afgeven van een natuurvergunning voor de voorgenomen gaswinning bij Ternaard te weigeren?
Kunt u aangeven wat valt onder het juridische begrip «mijnbouwwerk»?
Erkent u dat de verplichtingen van het UNESCO Werelderfgoed ook van toepassing zijn op besluitvorming rondom gaswinning bij Ternaard omdat de mijnbouwwerken grotendeels onder de Waddenzee zouden komen te liggen?
Deelt u de mening dat u, als beheerder van het Werelderfgoed Waddenzee, daarom ook de verplichtingen uit het UNESCO Werelderfgoedverdrag moet betrekken bij het besluit over een natuurvergunning voor Ternaard?
Kunt u reflecteren op de ontstane situatie, waarbij andere UNESCO-landen zich genoodzaakt hebben gevoeld om zich uit te spreken tegen de mijnbouwactiviteiten op de Waddenzee, omdat Nederland zelf onvoldoende oog lijkt te hebben voor de natuurwaarden daar?
Op welke manier worden de verplichtingen uit het Werelderfgoedverdrag en het recente besluit van de UNESCO, dat een besluit om gaswinning bij Ternaard toe te staan van invloed is op de werelderfgoedstatus, meegewogen bij het besluiten over een natuurvergunning? Hoe zal deze belangenafweging inzichtelijk worden gemaakt?
Bent u bereid een analyse te maken van de Outstanding Universal Value, waarom het Unesco-rapport duidelijk vraagt?
Deelt u de mening van de UNESCO dat een samenhangend beeld nodig is van de cumulatieve effecten voor de natuur van de verschillende mijnbouwactiviteiten die plaatsvinden op de Waddenzee? Zo ja, bent u bereid alle cumulatieve effecten in kaart te brengen alvorens een conclusie te trekken over de aangevraagde vergunning?
Hoe beoordeelt u het recente in gebreke stellen van de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) vanwege het uitblijven van een beslissing over het vergunnen van de mogelijke gaswinning bij Ternaard? Deelt u de mening dat deze stap van de NAM getuigt van weinig omgevingssensitiviteit en weinig hoop biedt voor de zorgvuldigheid waarmee de NAM zou moeten omgaan met de natuur en het lokale draagvlak?
Deelt u de mening dat boren in een UNESCO-werelderfgoedgebied op zijn minst vereist dat een bedrijf een grote mate van maatschappelijke verantwoordelijkheidszin toont?
Deelt u de mening dat de NAM in het Groningen-dossier niet haar maatschappelijke verantwoordelijkheidszin heeft genomen?
Deelt u de mening dat de NAM in reactie op de parlementaire enquête nog niets heeft gedaan en daarmee geen maatschappelijke verantwoordelijkheidszin toont?
Deelt u de mening dat, zoals in de Mijnbouwwet (Mbw) wordt genoemd, een gebrek aan verantwoordelijkheidszin (waaronder ook maatschappelijke verantwoordelijkheidszin), waarvan de aanvrager blijk heeft gegeven bij activiteiten onder een eerdere vergunning een grond is om een vergunning te weigeren?
Deelt u de mening dat, alle hiervoor genoemde bezwaren in overweging nemende, de vergunning voor Ternaard moet worden geweigerd? Zo niet, op basis waarvan bent u overtuigd van de maatschappelijke verantwoordelijkheidszin van de NAM?
Kunt u garanderen dat zowel de impact van de voorgenomen gaswinning bij Ternaard als de cumulatieve effecten van de winning op de Waddenzee geen negatieve effecten zullen hebben op de natuurwaarde van de Waddenzee
Kunt u volledig garanderen, zonder enige vorm van twijfel, dat er nooit of te nimmer een lekkage zal plaatsvinden van de buizen die worden geboord onder de Waddenzee?
Op welke manier neemt u de zwaarwegende natuurbelangen mee in het te nemen besluit? Bent u bereid om alle juridische mogelijkheden aan te grijpen om het afgeven van de natuurvergunning voor de voorgenomen gaswinning bij Ternaard te voorkomen?
Deelt u de mening dat, zelfs al zou het zo zijn dat natuurlijke kenmerken niet worden aangetast door eventueel gaswinning bij Ternaard, een natuurvergunning kan worden geweigerd vanwege zwaarwegende natuurbelangen?
Deelt u de mening van het juridische advies van de Waddenacademie dat wanneer door aanvullend onderzoek het wegnemen van de tekortkomingen van de hand-aan-de-kraan-aanpak en andere maatregelen het oordeel zou ontstaan dat redelijke wetenschappelijke twijfel over significante gevolgen kan worden uitgesloten, dan, gelet op de formulering van artikel 2.7, derde lid van de Wet natuurbescherming, moet worden aangenomen dat de Minister van LNV alsnog de mogelijkheid heeft om een vergunning te weigeren?
Deelt u de mening dat normaliter ontwerp-vergunningen ter inzage worden gelegd nadat de Commissie voor de milieu-effectrapportage de gelegenheid heeft gehad om over het Milieueffectrapportage (m.e.r.) advies uit te brengen?
Klopt het dat dit niet het geval is geweest bij de terinzagelegging voor de vergunning voor Ternaard? Zo ja, deelt u de mening dat hierdoor de ontwerpen opnieuw ter inzage moeten worden gelegd?
Op welke manier zullen omwonenden worden meegenomen in de recente ontwikkelingen en op welke manier zullen zij een stem krijgen in het vervolgproces?
Wanneer zal de nieuwe Mijnbouwwet aan de Kamer worden voorgelegd, waarin wordt vastgelegd dat er geen nieuwe vergunningen zullen worden afgegeven voor mijnbouw op/onder de Waddenzee, met uitzondering van vergunningen voor onderhoud en verwijdering)?
Kunt u, uitgaande van de uitgangspunten van de contourennota mijnbouw, aangeven wanneer er een einde komt aan de bestaande winning op de Waddenzee? Kunt u dit specificeren per winningslocatie?
Het bericht 'Experts: adviesbureaus nemen taak ambtenaren over bij energietransitie' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Experts: adviesbureaus nemen taak ambtenaren over bij energietransitie»?1
Ja.
Herkent u het probleem, dat gemeenten en provincies moeite hebben met de uitvoering van de energietransitie wegens kennis- en personeelstekort, en daarom commerciële adviesbureaus inschakelen?
Ja.
Welke maatregelen hebt u genomen om lokale overheden te ondersteunen bij het verkrijgen en behouden van de benodigde expertise en menskracht voor de energietransitie?
Lokale overheden hebben voldoende capaciteit nodig voor de uitvoering van hun taken op het gebied van klimaat en energie, en daarmee de middelen om deze capaciteit op te bouwen. Om duidelijkheid te krijgen over de hoeveelheid benodigde middelen heeft de Raad voor het Openbaar Bestuur in 2020 en 2021 onderzoek gedaan.2
Op basis van dit onderzoek is in het Coalitieakkoord afgesproken om voor de jaren 2023 t/m 2030 in totaal € 5,6 miljard beschikbaar te stellen zodat gemeenten en provincies hun taken op dit gebied goed uit kunnen voeren. Op deze basis heeft het kabinet met de Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE) tot en met 2025 € 1,04 miljard uitgetrokken om gemeenten en provincies hierbij te ondersteunen. Met dit geld kunnen zij extra personeel aantrekken, kennis vergroten en externe expertise in huis halen. De aanvraagperiode liep tot 28 april jl. Alle gemeenten en provincies hebben een aanvraag ingediend en op al die aanvragen is positief beschikt.
Rijk, provincies en gemeenten gaan met elkaar in overleg hoe de langjarige zekerheid voor na 2023 vorm te geven. In de bestuurlijke afspraken met provincies en gemeenten is vastgelegd dat in 2024 een herijking van het ROB-advies zal worden opgeleverd. Deze herijking is inmiddels in gang gezet en de ROB verwacht in het eerste kwartaal van 2024 zijn advies te publiceren. In deze herijking worden, mede naar aanleiding van de opgedane ervaring in de uitvoering, de activiteiten en het bijbehorend middelenbeslag voor de uitvoering van de taken geactualiseerd ten behoeve van de periode 2025–2030.
Daarnaast zal het op 1 januari 2023 opgestarte Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie inclusief regionale ondersteuningsstructuur gemeenten ondersteunen bij de energietransitie in de gebouwde omgeving. Dit maakt de afhankelijkheid van externe partijen ook kleiner.
Klopt het dat veel opdrachten aan adviesbureaus niet openbaar worden aanbesteed, maar onderhands worden gegund? Hoe beoordeelt u deze situatie?
We kunnen niet beoordelen hoe vaak dit voorkomt, maar dit zal geregeld voorkomen. Het klopt dat dit voor opdrachten onder de Europese aanbestedingsdrempels mogelijk is. Voor de levering van diensten aan de centrale overheid is het drempelbedrag 140.000 euro en aan de decentrale overheid 215.000 euro. Onder deze drempels geldt er geen verplichting om opdrachten vooraf bekend te maken. Wel dienen aanbestedende diensten op grond van de Gids Proportionaliteit te bezien welke aanbestedingsprocedure (enkelvoudig of meervoudig) het meest geschikt en proportioneel is. Daarbij geldt dat voor relatief kleine opdrachten (<50.000 euro) vanuit het oogpunt van administratieve lasten de één-op-één gunning (enkelvoudig) het meest geschikt is. Daarbij moeten aanbestedende diensten hun keuze voor de gekozen procedure goed motiveren. Ondernemers kunnen een klacht indienen als ze van mening zijn dat de keuze voor een aanbestedingsprocedure onvoldoende is onderbouwd.
Klopt het dat adviesbureau Klimaatroute een dochter is van energiebedrijf Essent? Hoe beoordeelt u de claim van dit adviesbureau dat het «onafhankelijk» en «zonder commercieel belang in de uitvoering van maatregelen» opereert?
Klimaatroute is een dochteronderneming van Essent.
Huishoudens moeten er op kunnen vertrouwen dat hen onafhankelijk en goed advies wordt gegeven – zeker indien dit onder de verantwoordelijkheid van een gemeente wordt uitgevoerd. Dit vertrouwen in de markt en de overheid is essentieel voor het slagen van de transitie. Het is in beginsel aan gemeente en leverancier om afspraken te maken over de wijze van uitvoering van werkzaamheden uit het contract, het toezicht erop en de tarieven zolang het binnen de voorwaarden van de RREW regeling past. Bij onrechtmatigheden door een leverancier kunnen gemeenten een procedure starten.
Deelt u de mening van de Autoriteit Consument & Markt, dat er sprake kan zijn van misleiding als de suggestie wordt gewekt dat er geen enkele (financiële) band bestaat tussen de adviseur en uitvoerende partijen?
De toezichthouder Autoriteit Consument & Markt geeft in het bericht aan dat het in veel sectoren gebruikelijk is dat er commissie wordt betaald voor het aandragen van opdrachten of overeenkomsten. Maar dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van misleiding als de suggestie wordt gewekt dat er geen enkele (financiële) band bestaat tussen de adviseur en uitvoerende partijen. Als eerder gezegd: huishoudens moeten er op kunnen vertrouwen dat hen onafhankelijk en goed advies wordt gegeven, zeker indien dit onder de verantwoordelijkheid van een gemeente wordt uitgevoerd.
Onderkent u het risico dat commerciële adviesbureaus de rol van lokale ambtenaren overnemen? Bent u het eens met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat het beter is als gemeenten zelf de expertise voor de uitvoering van de energietransitie in huis hebben? Zo ja, welke maatregelen neemt u om gemeenten hierin te ondersteunen?
De verhouding van eigen capaciteit en inhuur moet uiteraard in balans zijn. Zoals in antwoord 3 aangegeven, hebben we een aantal maatregelen genomen waarvan ik verwacht de komende jaren verbetering te zien. Neemt niet weg dat de arbeidsmarkt onder druk staat en gemeenten ondanks het beschikbaar komen van de middelen, nog steeds moeite kunnen hebben om geschikt personeel te vinden. Om gemeenten te ondersteunen in het vormgeven van de lokale warmtetransitie is het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) opgericht, waarbij ook is voorzien in een regionale ondersteuningsstructuur waarin gemeenten worden gestimuleerd regionaal samen te werken met o.a. andere gemeenten, netbeheerders, bouwers en corporaties.
De winning van gas in Norg door NAM |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NAM: stop gasopslag Norg»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) het zogenaamde kussengas in Norg wil winnen?
Ja, dat klopt. De NAM heeft een winningsplan ingediend omdat zij de opslag wil beëindigen en wil beginnen het kussengas uit de gasopslag te winnen.
Wat vindt u van de idee om de gasopslag Norg leeg te pompen?
Ik vind dit ingewikkeld en ik snap de zorgen die er in de omgeving zijn. De situatie is dat NAM een vergunning heeft om het kussengas van gasopslag Norg te produceren. Om daadwerkelijk te kunnen beginnen met het winnen van het kussengas heeft de NAM daarnaast echter een instemmingsbesluit van mij nodig op het ingediende winningsplan. In die rol als vergunningverlener zal ik het plan toetsen op grond van de vereisten uit de Mijnbouwwet, waaronder de veiligheid voor omwonenden. Daarbij win ik advies in van onder andere toezichthouder SodM, de Mijnraad en regionale overheden.
Daarnaast moet ACM in een afzonderlijke procedure beoordelen of de stopzetting van de gasopslaginstallatie de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert.2 Dit zijn voorwaarden die geborgd moeten zijn voor er op termijn kussengas gewonnen kan worden.
Naar verwachting zullen al deze elementen samen anderhalf tot twee jaar in beslag nemen.
Deelt u de zorg dat juist de opslag bedoeld is om een reserve te hebben als er weer gasnood uitbreekt? Bent u bereid dit belang zwaar te wegen en ervoor te zorgen dat NAM niet gaat winnen?
Naast het veiligheidsbelang van de omwonenden weegt het leveringszekerheidsbelang mee. EU-regelgeving schrijft voor dat eigenaren van ondergrondse gasopslaginstallaties hun activiteiten alleen mogen stopzetten indien de certificeringsinstantie (in Nederland is dat ACM) tot de conclusie komt dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. De ACM dient hiertoe een beoordeling uit te voeren en daarbij rekening te houden met een advies van het ENTSB (het Europees netwerk voor transmissiesysteembeheerders) voor gas.3
Snapt u de zorgen van de inwoners van Norg en Langelo en gemeente Noordenveld? Kunt u hen geruststellen en zeggen dat dit plan van tafel gaat?
Ik begrijp de zorgen van de bewoners in de buurt van de gasopslag. Belangrijk voor deze bewoners is te weten dat ik alleen toestemming zal geven om het kussengas te winnen als dit veilig kan voor de inwoners. Tevens moet de leveringszekerheid geborgd blijven. Naast veiligheid spelen mogelijk ook andere zorgen. Juist hierom is de NAM samen met de gemeenten Westerkwartier en Noordenveld en EZK een omgevingstraject gestart, waar er ruimte is voor bewoners om deze zorgen op tafel te leggen en gekeken kan worden hoe deze geadresseerd kunnen worden.
Begrijpt u ook niet dat NAM hier weer kiest voor het platte financiële voordeel in plaats van rust en zekerheid voor inwoners in het Noorden en leveringszekerheid voor heel Nederland?
Ik had het van meer maatschappelijke verantwoordelijkheid vinden getuigen als NAM even had gewacht met deze vraag. Dat neemt niet weg dat de NAM als private onderneming een winningsplan kan indienen. Dat beoordeel ik vervolgens op de in antwoord 3 en 4 toegelichte wijze.
Het verpatsen van NAM |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Shell in overleg over verkoop NAM» en «Gesprekken met kandidaat voor NAM»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de aandeelhouders Shell en Exxon af willen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)?
De NAM heeft aangegeven dat alle kleine gas- en olievelden op land en zee waar de NAM een belang in heeft worden ondergebracht in vier nieuwe bv’s. De aandelen in deze bv’s zullen vervolgens worden verkocht. Het Groningenveld en de ondergrondse gasopslagen Norg en Grijpskerk vormen geen onderdeel van de herstructurering en blijven integraal onderdeel van NAM BV. Dit is duidelijk gemaakt in het persbericht van de NAM van 26 oktober 20212 waarin NAM aankondigt dat haar operationele structuur wijzigt en nader toegelicht in de Kamerbrief over de consequenties van de gedeeltelijke verkoop van de olie- en gasproductie door de NAM (Kamerstuk 33 529, nr. 909).
De structuur van de NAM is een interne bedrijfsaangelegenheid van de NAM. Ik heb in beginsel geen invloed op dit besluit van de NAM, aangezien de NAM een private onderneming is. Zie hiervoor ook de beantwoording op eerdere vragen over de voorgenomen structuurwijziging/gedeeltelijke verkoop van de NAM van het lid Nijboer (PvdA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 874), het lid Bromet (GroenLinks) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 875), het lid Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 78) en het lid Boulakjar (D66) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 79).
In de bovengenoemde antwoorden is onder andere aangegeven dat het Groningenveld en de ondergrondse gasopslagen in Norg en Grijpskerk niet worden verkocht. Ook is aangegeven dat bewoners in Groningen niks zullen merken van de herstructurering van NAM, omdat NAM geen rol speelt bij de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. De mogelijke verkoop van de kleine velden heeft dan ook geen gevolgen voor de verplichtingen van de NAM ten aanzien van de betalingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Tijdens de hoorzitting met NAM, Shell en ExxonMobil die op 28 oktober 2021 in uw Kamer plaatsvond, heeft de (toenmalige) president-directeur van Shell Nederland aangegeven dat de opbrengsten van de eventuele verkoop van kleine velden ten goede komen aan NAM, en dus niet aan de aandeelhouders (zie ook Kamerstuk 33 529, nr. 909). Dit moet er onder meer aan bijdragen dat er voldoende geld bij NAM beschikbaar is om de rekeningen voor het schadeherstel en de versterkingsoperatie te betalen.
Ook als NAM niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen, geldt dat de Staat hierover met Shell en ExxonMobil afspraken heeft gemaakt waardoor
Shell en ExxonMobil garant staan. Shell en ExxonMobil zijn op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen verplicht om – voorafgaand aan het vervallen van de bestaande garanties – (vervangende) passende zekerheden te stellen voor eventuele kosten met betrekking tot de schadeafhandeling en versterkingsoperatie voor de periode na de beëindiging van de gaswinning (zie ook de beantwoording op vragen van het lid Bromet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 875).
Bent u het eens dat Shell en Exxon decennia miljarden verdienden aan Groningen en nu de bodem in zicht is ze de hielen dreigen te lichten?
Nee. De NAM heeft aangegeven dat het Groningenveld en de ondergrondse opslagen in Norg en Grijpskerk geen onderdeel vormen van de herstructurering en integraal onderdeel blijven van NAM BV. De gedeeltelijke verkoop van NAM door Shell en ExxonMobil heeft daardoor geen consequenties voor de wijze waarop de kosten van het IMG voor schadeherstel en de NCG voor de uitvoering van de versterkingsoperatie bij de NAM in rekening worden gebracht. Zie in dat kader ook de Kamerbrief over de juridische consequenties van de voorgenomen gedeeltelijke verkoop (Kamerstuk 33 529, nr. 1066) en de beantwoording op Kamervragen van het lid Boulakjar (D66) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 79).
Hoe zorgt u ervoor dat niet alleen NAM maar ook aandeelhouders Shell een Exxon tot in lengte van jaren aansprakelijk blijven voor de schade en versterking in Groningen?
NAM is als exploitant van het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk, conform artikel 6:177 Burgerlijk Wetboek, aansprakelijk voor schade die ontstaat door bodembeweging. Die situatie blijft ongewijzigd, omdat het Groningenveld en de ondergrondse gasopslagen Norg en Grijpskerk integraal onderdeel blijven van NAM BV.
Op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen (2018) hebben Shell en ExxonMobil garanties verstrekt voor het aandeel van de NAM in de verplichtingen ten aanzien van betalingen voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Deze garanties gelden in het geval dat NAM niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Shell en ExxonMobil geven deze garanties tot de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld. Shell en ExxonMobil zijn op grond van het Akkoord op Hoofdlijnen verplicht om voorafgaand aan het vervallen van de garanties (vervangende) passende zekerheden te stellen voor kosten met betrekking tot de schadeafhandeling en versterkingsoperatie voor de periode na de beëindiging van de gaswinning (zie ook de beantwoording op vragen van het lid Bromet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 875). Begin oktober ontvangt uw Kamer een wetsvoorstel waarmee de definitieve en onomkeerbare sluiting van het Groningenveld per 1 oktober 2024 wordt vastgelegd, zoals ik heb aangekondigd in de Kamerbrief over de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld van 22 september jl. (kenmerk 2023Z15770). Ik zal uw Kamer voor de definitieve beëindiging van de gaswinning informeren over de (vervangende) passende zekerheden. De herstructurering van NAM BV heeft geen gevolgen voor de bovengenoemde contractuele afspraken (zie ook Kamerstuk 33 529, nr. 909).
Hoe voorkomt u het risico dat NAM wordt opgeknipt in stukken en daarmee de toekomstige verantwoordelijkheid voor Groningen ook?
NAM heeft aangegeven dat het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk integraal onderdeel blijven van de NAM. Het verkopen van de kleine velden heeft geen gevolgen voor het nakomen van NAM’s verplichtingen voor de kosten van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen. Bovendien is NAM als exploitant van het Groningenveld en de gasopslagen Norg en Grijpskerk aansprakelijk voor schade die ontstaat door bodembeweging. Die situatie blijft ongewijzigd. Zie ook het antwoord op vraag 2 en de beantwoording op Kamervragen van het lid Mulder (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 78). Daarnaast staan Shell en ExxonMobil voor NAM in, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Het lijkt erop dat Shell en Exxon NAM laten afzinken en zo proberen onder hun verantwoordelijkheid uit te komen; wat kunt u doen om verkoop en opsplitsing te verhinderen?
Voor het antwoord hierop verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 2 en vraag 4.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om niet alleen NAM maar ook haar aandeelhouders aansprakelijk te houden?
Ik ben bereid alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat NAM alle kosten die ik bij NAM in rekening breng volledig betaalt en de aandeelhouders daar zo nodig op aan te spreken.
Bent u bereid om eventueel een zaak te starten bij de Ondernemingskamer wegens wanbestuur van de bestuurders van NAM, Shell en Exxon als blijkt dat zij Groningen en het Rijk met de financiele ellende laten zitten?
De berichtgeving over een mogelijke gedeeltelijke verkoop van NAM vormt geen aanleiding om te veronderstellen dat NAM, Shell en ExxonMobil zich aan hun verplichtingen onttrekken. De verkoop van NAM’s kleine velden heeft geen gevolgen voor het nakomen van NAM’s verplichtingen voor de kosten van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen.
Bent u bereid Shell en Exxon op het matje te roepen en juridisch aard- en nagelvast te leggen dat zij hun financiële verantwoordelijkheid niet kunnen ontlopen, nu niet en over tientallen jaren nog niet? Zo nee, waarom niet?
In het Akkoord op Hoofdlijnen (2018) zijn reeds afspraken gemaakt waardoor Shell en ExxonMobil hun financiële verantwoordelijkheid niet kunnen ontlopen ten aanzien van de kosten voor het schadeherstel en de versterkingsoperatie. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u ook naar de beantwoording van vraag 4.
Het bericht ‘Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat het bedrijf Pure Energie verkennende gesprekken voert over de bouw van (hoge) windmolens in de driehoek Ten Boer, Ten Post, Woltersum? Zijn er contacten geweest van het kabinet met Pure Energie?
Ik heb via de media vernomen dat Pure Energie verkennende gesprekken voert. Ik heb hierover geen contact gehad met Pure Energie.
Vindt u het, met ons, onwenselijk dat bedrijven zoals Pure Energie zelf grondbezitters benaderen over de bouw van (hoge) windmolens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bedrijven als Pure Energie kunnen zelf grondbezitters benaderen voor de potentiële plaatsing van windmolens. Het is aan de RES-regio's om zoekgebieden aan te wijzen voor nieuwe wind- en zonneparken en om deze te verankeren in hun omgevingsbeleid. Ik heb vernomen van de provincie Groningen dat het desbetreffende gebied niet is aangewezen als concentratiegebied voor grootschalige windenergie, en dus de ontwikkeling van windenergie in dit gebied niet past binnen het huidige ruimtelijke provinciale beleid. Vergunningsaanvragen zullen worden getoetst aan dit omgevingsbeleid en het is dus nog niet duidelijk of de decentrale overheid meewerkt aan dit initiatief. Daarnaast is het streven naar 50% lokaal eigendom van belang zoals opgenomen in het Klimaatakkoord. Lokale participatie kan op diverse manieren worden vormgegeven, bijvoorbeeld door een lokale energiecoöperatie of door een samenwerking van een lokale energiecoöperatie en een ontwikkelaar. Ik zie in het beschreven proces tot nu toe geen aanleiding te denken dat – met de werkwijze van Pure Energie – de omgeving niet mee kan delen in de baten van de energietransitie.
Deelt u de mening dat de mogelijke komst van hoge, commerciële, windmolens in het bevingsgebied een slechte zaak is?
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat we tot 2030 ten minste 35 TWh aan grootschalige hernieuwbare energie op land willen opwekken in onze leefomgeving. Windenergie op land is noodzakelijk voor het halen van onze klimaatdoelen voor 2030 en daarna.
De betrokken partijen hebben met elkaar een verantwoordelijkheid om windturbines op basis van een locatie-specifieke afweging zorgvuldig in te passen. Dit dient uiteraard te gebeuren met oog voor verschillende belangen en oog voor adequate milieubescherming. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 3 is het desbetreffende gebied niet aangewezen als concentratiegebied voor grootschalige windenergie, de ontwikkeling van windenergie in dit gebied niet past binnen het huidige ruimtelijke provinciale beleid.
Deelt u onze analyse dat het voor het herstel van vertrouwen cruciaal is dat bewoners zeggenschap krijgen over hun leefomgeving?
Het is van groot belang om de bewoners actief te betrekken bij beslissingen over hun leefomgeving. Binnen de Regionale Energiestrategieën zijn zoekgebieden voor windmolens en zonnepanelen door een zorgvuldig democratisch proces tot stand gekomen. Het Klimaatakkoord bevat ook afspraken die betrekking hebben op zowel procesparticipatie als financiële participatie bij hernieuwbare energie op land. Er wordt gestreefd naar 50% eigendom van de lokale omgeving van de productie van wind- en zonne-energie op land in 2030. Dit is bedoeld om de lokale zeggenschap te vergroten.
Beleidsparticipatie, procesparticipatie en financiële participatie staan binnen het participatieproces centraal en dragen bij aan het herstel van vertrouwen. Omwonenden worden betrokken bij het ontwikkelen van energiebeleid, het ruimtelijk inpassen van energieprojecten en het maken van afspraken over financiële deelname. Dat is overal in Nederland van belang en vanwege de gaswinningsgeschiedenis met nadruk ook in Groningen. Gemeenten hebben een stimulerende en regisserende rol bij het zorgen voor draagvlak voor duurzame energie-initiatieven. Daarnaast wordt met de regio verkend hoe de opbrengsten van projecten om de Groningse en Noord-Drentse economie te versterken, ook bewoners mee kunnen profiteren, conform motie Klaver/Nijboer (Kamerstuk, 35 561 nr. 21).
Bent u op de hoogte van het feit dat bewoners in de omgeving in verschillende coöperaties al bezig zijn met een lokale aanpak?
Ik ben ervan op de hoogte dat er enkele coöperaties actief zijn in de omgeving.
Welke lessen heeft het kabinet geleerd van de bouw van eerdere grote windparken zoals die bij Meeden en in de Veenkoloniën?
De windparken Drentse Monden en Oostermoer en N33 zijn tot stand gekomen met behulp van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Bij brief van 23 januari 2017 (Kamerstuk 31 239, nr. 254) is uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Rijkscoördinatieregeling. Deze evaluatie heeft geleid tot een herijking van de wijze van toepassing van de Rijkscoördinatieregeling. Naar aanleiding van de evaluatie, wordt nu in een vroeg stadium met betrokken overheden en de initiatiefnemer besproken welke overheid het meest geschikt is om een project van overheidszijde te trekken. Daarom treed ik bij projecten van nationaal belang voor de formele start van de procedure in overleg met de initiatiefnemer en medeoverheden over het meest geschikte bestuursniveau en de vormgeving van het proces voor de ruimtelijke inpassing. Wanneer de RCR-procedure niet versnellend is, omdat de betreffende decentrale overheid de besluitvorming voortvarend zou kunnen uitoefenen, heeft ruimtelijke besluitvorming over een project van nationaal belang op decentraal niveau mijn voorkeur.
Daarnaast is het van belang om alle belanghebbenden vroegtijdig in het proces te betrekken. Het gaat hier om betrokkenheid van burgers zowel bij het ontwikkelen van beleid als bij het realiseren van energieprojecten. Ik heb uw Kamer op 17 mei 2023 geïnformeerd over de kabinetsvisie burgerbetrokkenheid bij de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 1231).
De Regionale Energiestrategieën sluiten hierbij aan. Het is hierbij aan de RES-regio's om zoekgebieden aan te wijzen voor nieuwe wind- en zonneparken. Conform de afspraak in het Klimaatakkoord wordt de inrichting van participatie mede bepaald in gesprek met de omgeving.
Herkent u dat door het niet serieus nemen van omwonenden daar het vertrouwen in de overheid is geschaad? Zo ja, wat betekent dat voor nieuwe plannen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u, met ons, van mening dat een verdere daling van het vertrouwen moet worden voorkomen en de overheid dus ook wanneer commerciële partijen plannen maken, het verstandig is direct te laten weten dat de rijksoverheid niet voornemens is extra lasten af te wentelen op het aardbevingsgebied?
Ik ben het ermee eens dat afname van vertrouwen moet worden voorkomen, en daarom is actieve betrokkenheid van bewoners bij de energietransitie essentieel. In het bijzonder voor Groningen geldt dat de inzet van het kabinet is om er voor te zorgen dat het vertrouwen in de overheid herstelt.
Mensen in het gaswinningsgebied hebben onevenredig de lasten moeten dragen van 60 jaar gaswinning in Groningen. De overheid heeft te laat gehandeld naar de signalen van bewoners waardoor mensen onnodig hebben geleden onder aardbevingen.
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat de medeoverheden het voortouw nemen in het inpassen van de opwek van ten minste 35 TWh aan grootschalig hernieuwbaar op land. De afspraken over de uitrol van hernieuwbare energie zijn, in samenspraak met verschillende stakeholders (in het bijzonder bewoners), een afweging tussen draagvlak, impact op het elektriciteitsnet, en ruimtelijke inpassing en zijn vastgelegd in de RES 1.0. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor het verlenen van de benodigde vergunningen. Het is aan de decentrale overheden om de plannen van (commerciële) partijen – ook die niet binnen de RES-zoekgebieden vallen – te beoordelen.
In hoeverre kan bij de door u voorgestelde participatie bij zonne- en windenergie op land ook nee gezegd worden tegen de plaatsing van hoge windmolens?
Participatie is bij uitstek geschikt om – binnen de zoekgebieden en de gemaakte afspraken over op te wekken duurzame energie – met bewoners te bespreken wat voor de omgeving belangrijke waarden zijn die meewegen bij de inpassing van de energie opwek. Hoge windmolens wekken meer elektriciteit op dan kleine windmolens. Een 'nee' tegen een hoge windmolen kan ertoe leiden dat er meerdere kleine windmolens geplaatst dienen te worden om de zelfde energie productie te halen – dit wordt dan besproken in het participatieproces.
Ik ben mij ervan bewust dat een participatieproces, hoe zorgvuldig ook, nog steeds kan leiden tot keuzes waar niet iedere deelnemer achter staat. Op dat moment kan een burger gebruik maken van rechtsbescherming.
Welke stappen heeft u gezet nadat de Raad van State voor een windpark bij Delfzijl heeft uitgesproken dat het kabinet ten onrechte geen rekening houdt met milieueffecten? Klopt het dat er vertraging is ontstaan bij het komen tot nieuwe normen? Zo ja, moet er in de tussentijd een pas op de plaats worden gemaakt met het maken van nieuwe plannen?
Bij brief van 6 juli 2021 (Kamerstuk 33 612, nr. 76) is uw Kamer geïnformeerd over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 (ECLI;NL:RVS:2021:1395) over de milieubeoordeling voor windturbinenormen. In de uitspraak oordeelt de Raad van State dat de algemene regels voor windturbines in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en de bijbehorende Activiteitenregeling milieubeheer (Arm) voor windturbineparken (windturbinebepalingen) buiten toepassing moeten worden gelaten. Voor deze algemene regels had op grond van EU-recht een planmilieueffectrapport (planmer) moeten worden gemaakt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat stelt momenteel algemene regels op basis van een plan-MER op.
In afwachting van de nieuwe milieubepalingen blijft het mogelijk om nieuwe windparken te realiseren. Voor nieuwe windturbineparken kan het bevoegd gezag op basis van een lokale milieubeoordeling milieuvoorschriften opnemen in de omgevingsvergunning milieu en het bestemmings- of omgevingsplan om milieubescherming te bieden voor omwonenden. De normen moeten een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering hebben. Bij Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding en Windpark Karolinapolder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit getoetst en geoordeeld dat dit inderdaad het geval is. Hierover is uw Kamer geïnformeerd op 8 september 2023. Zoals aangegeven is het niet nodig om pas op de plaats te maken bij het realiseren van nieuwe windparken.
Hoe geeft u uitvoering aan de motie-Leijten/Erkens over het maken van afspraken over de plaatsing van nieuwe windmolens, waaronder afspraken over strenge minimumafstands-normen (Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Bij brief van 6 juli 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1085) en bij brief van 8 september 2023 (kenmerk 2023Z13559) is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie Leijten/Erkens. In de motie is verzocht te onderzoeken of een afstandsnorm van 4x tiphoogte (Deense norm) tijdelijk toegepast kan worden. Het is vanwege strijdigheid met de Europese richtlijn voor strategische milieubeoordeling (smb-richtlijn) echter niet toegestaan om – vooruitlopend op de plan-m.e.r. en AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven voor nieuw te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-m.e.r. Ook voor afspraken met decentrale overheden die voorzien in een afstandsnorm kan geoordeeld worden dat deze in strijd zijn met de smb-richtlijn als er geen plan-m.e.r. voor is uitgevoerd. Naar aanleiding van de motie Leijten/Erkens is de afstandsnorm van 4x tiphoogte meegenomen in de plan-m.e.r.-procedure. Totdat nieuwe landelijke milieunormen zijn vastgesteld kunnen decentrale overheden per windpark milieuvoorschriften in de omgevingsvergunning opnemen. De voorbereiding daarvan gebeurt in een zorgvuldig proces op basis van een lokale milieubeoordeling. Daarbij helpt het onderling delen van kennis en werkwijzen om elkaar te ondersteunen, te leren van elkaar en uniformiteit te bevorderen. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie.
De gevolgen van dure benzine voor de grensregio |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de waarschuwing van Ewout Klok, de voorzitter van de Belangenvereniging Energie- en Tankstations, die stelt dat dure benzine maar rampzalig is voor pomphouders en winkeliers in de grensstreek?1
Ja
Waarom laat u tientallen miljoenen euro’s wegvloeien naar Duitsland en België? Is het immers niet zo: hoe groter het prijsverschil, hoe meer mensen de grens overgaan om te tanken en als ze dan toch in het buitenland zijn, doen ze daar dan niet meteen hun andere boodschappen?
Op Europees niveau gelden er minimumtarieven voor de brandstofaccijns. Lidstaten zijn vrij om hogere accijnstarieven vast te stellen. De hoogte van accijnstarieven op brandstof zijn primair budgettair ingegeven. Daarnaast is de brandstofaccijns een belangrijk instrument om de externe kosten van het gebruik van brandstof te beprijzen. In het buitenland kan men bij het wegen van deze belangen een andere keuze maken dan Nederland waardoor de accijnstarieven op brandstof per land kunnen verschillen. De brandstofaccijns in omringende landen zijn niet bepalend voor onze accijnstarieven, maar wegen we wel mee bij het vormen van beleid.
In het algemeen geldt dat een groter prijsverschil leidt tot meer consumptie over de grens. Daarbij is het kopen over de grens normaal in een open economie. Voor de effecten van brandstofaccijns verwijs ik u naar het onderzoek grenseffecten brandstofaccijns.2 De vervolgresultaten van dit onderzoek zijn op Prinsjesdag met uw Kamer gedeeld.
Ten aanzien van de grenseffecten van boodschappen verwijs ik u naar de eerdere verkenning die ik met uw Kamer heb gedeeld.3 Daaruit volgt kort gezegd dat meer Duitsers en Belgen in Nederland boodschappen doen dan andersom en dat voor Nederlandse consumenten de nabijheid van de winkelvoorziening doorslaggevend is voor het doen van dagelijkse boodschappen.
Wilt u afzien van uw voornemen om per 1 januari de eerdere accijnsverlaging terug te draaien, daar dure benzine voor oneerlijke concurrentie zorgt en alles weer duurder wordt, aangezien de extra accijns niet alleen wordt doorberekend aan de automobilist?
Uw Kamer is op Prinsjesdag geïnformeerd over de maatregelen in het Belastingplan 2024 waarbij het verlengen van de lagere brandstofaccijns niet is opgenomen. Deze maatregel was bedoeld als een tijdelijke aanpassing in het kader van de hoge energieprijzen. Het kabinet is demissionair en een aanvullende verlaging van de brandstofaccijns zou gepaard gaan met een forse budgettaire derving die volgens de begrotingsregels gedekt moet worden.
Waar blijft de grenseffectentoets, waarbij de gevolgen van kabinetsbeleid voor de grensregio eerst in kaart gebracht worden, alvorens het beleid wordt?2
Het meenemen van grenseffecten is opgenomen in het integraal afwegingskader (IAK) en wordt ondersteund door de Leidraad Grenseffecten. Grenseffecten worden daarom altijd bij het maken van beleid meegenomen. Ten aanzien van de brandstofaccijns worden de grenseffecten op doorlopende basis gemonitord.5 Uit het eerste onderzoek blijkt dat het gedragseffect van 20% waarmee rekening is gehouden bij de ramingen voor de brandstofaccijns een accuraat beeld weergeeft. De vervolgresultaten van dit onderzoek zijn op Prinsjesdag met uw Kamer gedeeld. Hieruit volgen hogere grenseffecten dan uit het eerste onderzoek. Wel blijven de effecten binnen het gedragseffect van 20%.
Het feit dat verschillende energieleveranciers mensen met zonnepanelen nu extra laten betalen via allerlei omwegen |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat verschillende energieleveranciers mensen met zonnepanelen nu extra laten betalen via allerlei omwegen?1
Ja.
Bent u van mening dat dit soort praktijken acceptabel zijn? Zo nee, wat gaat u eraan doen? Gaat u in gesprek met de Autoriteit Consument & Markt (ACM) hierover?
Het is voor consumenten belangrijk dat de regels duidelijk, eerlijk en transparant zijn. Daarom wil ik de aanpassing van de regels met betrekking tot de teruglevering van zelf opgewekte zonne-energie in één keer goed regelen door een redelijke, minimale terugleververgoeding in te stellen. Hiertoe ligt er een wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling in de Eerste Kamer, dat de Tweede Kamer dit voorjaar heeft aangenomen. Ik vind het jammer dat energieleveranciers vooruitlopen op de uitkomst van dit wetgevingsproces door eigenstandig een aparte kostenpost in te voeren voor mensen met zonnepanelen.
Ik heb reeds over de introductie van deze nieuwe kostenpost door energieleveranciers contact gehad met de ACM. De ACM heeft aangegeven dat het in rekening brengen van extra kosten voor mensen met zonnepanelen op basis van de huidige wetgeving niet verboden is. Deze kosten dienen echter wel op werkelijke kosten te zijn gebaseerd en leveranciers mogen geen onredelijk hoge winsten maken door de invoering van zulk soort kostenposten. De ACM kan toezien op de redelijkheid hiervan en is daarbij onafhankelijk in haar uitoefening van dit toezicht. Het staat leveranciers verder vrij om bepaalde contracten niet aan te bieden aan mensen met zonnepanelen. Leveranciers zijn wel verplicht om aan iedereen levering volgens een modelcontract met variabele tarieven aan te bieden.
Tot slot merk ik op dat het toevoegen van een kostenpost voor zonnepanelen verder gaat dan een «gewone» wijziging van het tarief, omdat er een nieuwe prijscomponent aan de contracten wordt toegevoegd. Een dergelijke wijziging kan niet worden doorgevoerd zonder dat de voorwaarden zijn aangepast, en de consument daarmee vooraf instemt na goed geïnformeerd te zijn. De consument krijgt bij een dergelijke wijziging de mogelijkheid om over te stappen naar een andere leverancier.
Wat denkt u dat dit soort praktijken doen met het draagvlak onder Nederlandse huishoudens voor de aanschaf van zonnepanelen?
Ik vind het belangrijk dat zonnepanelen aantrekkelijk blijven. Mensen met zonnepanelen wekken zelf duurzame energie op en dragen hierdoor bij aan de energietransitie. Ik hecht er dus aan dat zonnepanelen een goede investering blijven waarbij voor zowel de mensen die deze stap al hebben gemaakt als voor de mensen die overwegen om deze stap te maken een redelijke terugverdientijd geldt. Daartoe dient de consument voor de zelf opgewekte elektriciteit een eerlijk bedrag te krijgen van de leverancier. Hierom ligt er een wetsvoorstel in de Eerste Kamer die een redelijke minimale terugleververgoeding garandeert, conform het aangenomen amendement Erkens2.
Zoals eerder aangegeven is het in rekening brengen van kosten voor klanten met zonnepanelen niet verboden op basis van de huidige wetgeving, mits dit de werkelijke kosten weerspiegelt. Het staat de consument met zonnepanelen overigens vrij om bij een dergelijke contract wijziging over te stappen naar een andere leverancier die gunstigere voorwaarden biedt.
Wat doet het invoeren van een boete of het hanteren van kortere contracten met de terugverdientijd van zonnepanelen? Hoe worden consument nu volledig geïnformeerd over hun keuze?
Als zonnepaneelbezitters te maken krijgen met extra kosten die gerelateerd zijn aan het terugleveren, dan zal dit een negatief effect hebben op de terugverdientijd. Met hoeveel de terugverdientijd zal stijgen is afhankelijk van de specifieke situatie van de zonnepaneelbezitter. MilieuCentraal heeft berekend wat de gevolgen zijn van de terugleverkosten van de leverancier Vandebron voor de terugverdientijd3. Bij een gemiddelde situatie (jaarverbruik: 3.255 kWh, opwek: 3.500 kWh) zorgen de terugleverkosten voor een stijging van de terugverdientijd van 7 naar 10 jaar. Dit gaat er vanuit dat deze consument bij Vandebron blijft. Hoewel deze berekening is gebaseerd op allerlei onzekere aannames, geven ze een beeld van de impact van dergelijke terugleverkosten.
Het is van belang dat de consument voldoende informatie heeft over wat hem wordt aangeboden, zodat dit aanbod vergeleken kan worden met het aanbod van de andere aanbieders. Energieleveranciers moeten bij het doen van een aanbod dus transparant zijn over de kosten en een aanbod op maat geven die de verwachte jaarlijkse kosten weerspiegelt.
Ik vind het belangrijk dat de regels duidelijk, eerlijk en transparant zijn voor iedereen met zonnepanelen. Hierom hecht ik eraan dat het wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling snel wordt behandeld. In dat geval weten de consumenten waar ze aan toe zijn en kunnen ze een goede afweging maken over het al dan niet investeren in zonnepanelen en over bij welke leverancier een contract af te sluiten.
Hoe kan het zo zijn dat de regering stevig inzet op het laten terugkeren van meerjaarscontracten door het verhogen van de overstapboete terwijl bepaalde energieleveranciers zonnepaneeleigenaren in meer onzekere contracten duwen? Vindt u dit gewenst? Zo nee, bent u bereid het aanbod van meerjarencontracten aan alle consumenten te verplichten bij energieleveranciers?
Sinds 1 juni zijn de regels ten aanzien van de hoogte van de opzegvergoeding bij voortijdig opzeggen door klanten met een energiecontract met een vast tarief gewijzigd door de ACM. De wijzigingen zorgen ervoor dat de opzegvergoeding beter aansluit bij het verlies van de energieleverancier bij voortijdig opzeggen. Hierdoor lopen energieleveranciers minder risico bij het aanbieden van energiecontracten met vaste tarieven en kunnen zij dit type contract ook scherper prijzen. De nieuwe regels ten aanzien van de hoogte van de opzegvergoeding verplichten energieleveranciers er niet toe om energiecontracten met vaste tarieven aan te bieden. Het staat de leverancier dus vrij om bepaalde contracten, zoals energiecontracten met vaste tarieven, niet aan te bieden aan huishoudens met zonnepanelen.
Leveranciers zijn verplicht om aan consumenten, naast eventuele andere vrije contractvormen, levering volgens een modelcontract met variabele tarieven aan te bieden. Een extra kostenpost voor klanten met zonnepanelen is niet toegestaan in het modelcontract. Leveranciers zullen dus altijd een contract aan moeten bieden zonder deze extra kosten. Als klanten het niet eens zijn met het betalen van extra kosten voor terugleveren, dan kunnen ze het modelcontract afsluiten of overstappen naar een andere leverancier. Bij een dergelijke wijziging van een lopend contract kan de consument altijd zonder opzegvergoeding overstappen. Ik ben voornemens om in de Energiewet te regelen dat energieleveranciers, naast het bestaande modelcontract met variabele tarieven, ook een modelcontract met vaste tarieven moeten aanbieden, ongeacht of de consument zonnepanelen heeft of niet.
Hoe kan het dat er voor commerciële zonnestroomproducenten gewerkt wordt met meerjarige zekerheid, onder andere via de SDE-regelingen, terwijl huishoudens met zonnepanelen in meer onzekerheid gestort worden via dit soort praktijken? Vindt u dit consistent?
Ik vind het belangrijk dat er ook voor de consumenten heldere en eenduidige spelregels zijn met betrekking tot het terugleveren van zelf opgewekte energie middels zonnepanelen. Het wetsvoorstel voor de afbouw van de salderingsregeling regelt voor alle consumenten en leveranciers dat er een redelijke minimale terugleververgoeding geldt voor de zelf opgewekte zonne-energie die aan het net teruggeleverd wordt. Ik hecht eraan dat het wetsvoorstel daarom snel wordt behandeld, om te zorgen voor consistente regels voor alle leveranciers en afnemers.
Deelt u de mening dat dit wederom een signaal is dat de consumentenbescherming en het toezicht daarop op de energiemarkt versterkt moet worden?
Ja. De Energiewet die inmiddels bij uw Kamer in behandeling is, biedt daarvoor ook verschillende aanknopingspunten. Ik vind daarnaast dat de ACM in korte tijd binnen de bestaande regels reeds een belangrijke intensivering van het toezicht op de markt gerealiseerd heeft. Ik hecht er belang aan dat de ACM als onafhankelijke toezichthouder ook de komende jaren stevig en proactief moet kunnen ingrijpen om consumenten te beschermen, waar zij dat nodig acht. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik graag naar mijn recente Kamerbrief4 waarin uitgebreid wordt ingegaan op de motie van de leden Erkens en Bontenbal5 die verzoekt om onderzoek te doen naar het inrichten van toezicht op de energiemarkt.
Het artikel ‘Vrees voor stijging gasprijs: ’Nederland onderschat risico’s’’ |
|
Joris Thijssen (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Vrees voor stijging gasprijs: «Nederland onderschat risico’s»»?1
Ja.
Wat vindt u van de zrogen die worden geuit in het artikel? Onderschat u inderdaad de risico’s van mogelijke prijsstijgingen? Waarom wel of niet?
De energiemarkt heeft zich lange tijd in een onzekere periode bevonden door de oorlog in Oekraïne. Inmiddels zien we dat markt ten op zichtte van een jaar geleden een stuk rustiger is geworden. Het grootste gedeelte van de huishoudens heeft een tarief onder het prijsplafond en er is een ruim aanbod van vaste contracten door de komst van de nieuwe opzegregels, waar consumenten voor kunnen kiezen als ze prijszekerheid zoeken voor de komende periode. Daarnaast hebben de gasopslagen begin september een vulgraad van 95,3%, wat de risico’s beperkt voor wat betreft de leveringszekerheid voor de komende winter. Tegelijkertijd blijft het moeilijk om de risico’s van prijsstijgingen ver vooruit te kunnen inschatten. Het kabinet blijft daarom uiteraard de ontwikkelingen in de gaten houden.
Gezien het feit dat u eerder heeft aangegeven dat bij bepaalde, hoge prijzen de markt blijkbaar niet meer in staat is om vraag en aanbod bij elkaar te brengen op een redelijke manier en dat u heeft toegezegd om preciezer uit te werken en de Kamer te informeren wanneer u wil ingrijpen in de markt middels de Crisis- en herstelwet: kunt u aangeven bij welke prijs u wilt ingrijpen? Hoeveel meer huishoudens dreigen dan in energiearmoede te komen?
Op dit moment zijn de prijzen significant lager dan vorig jaar. Bovendien is er in tegenstelling tot vorig jaar sprake van een ruim aanbod aan vaste contracten op de markt, waar consumenten voor kunnen kiezen als ze prijszekerheid zoeken voor de komende periode. Ik zie daarom op dit moment geen reden om in te grijpen in de markt, maar ik houd uiteraard de situatie in de gaten. Hier worden onder andere de cijfers van het CBS en de energiearmoede monitor van TNO voor gebruikt. De eerstvolgende monitor van TNO zal in het eerste kwartaal van 2024 uitkomen. Uw Kamer zal vanzelfsprekend hierover geïnformeerd worden.
Is er inmiddels een alternatief voor het prijsplafond, waarvan u eerder aankondigde deze in mei te kunnen presenteren, voor het geval er weer een flinke stijging komt van de energieprijzen, en kan deze met de Kamer worden gedeeld?
Het kabinet heeft de Kamer op 28 april jl. met een brief (Kamerstuk 36 200, nr. 182) geïnformeerd over de maatregelen die worden overwogen ter ondersteuning van huishoudens die kwetsbaar zijn voor hoge energieprijzen na 2023. Naast het bredere vraagstuk rond bestaanszekerheid is in deze brief uitgebreid stilgestaan bij hoge energieprijzen en hoe kwetsbare gezinnen hierin tegemoetgekomen kunnen worden. De afgelopen maanden heeft een integrale weging plaatsgevonden van deze maatregelen en andere koopkracht maatregelen als onderdeel van de augustusbesluitvorming. De begroting voor 2024 zal uw Kamer op Prinsjesdag ontvangen.
Als het alternatief de nieuwe energiebelasting is met de extra eerste schrijf, kunt u dan voorrekenen wat dit voorstel betekent voor een huishouden in een slecht geïsoleerd huis, ofwel met een hoger dan gemiddeld gasgebruik?
Op Prinsjesdag maakt het kabinet bekend welke koopkrachtmaatregelen het neemt in 2024. Hier kan ik niet op vooruitlopen.
Welke mogelijkheden ziet u om minder afhankelijk te worden van de dag- en spotmarkt, en welke voor- en nadelen kleven aan elk van deze mogelijkheden?
Consumenten ondervinden minder gevolgen van eventuele schommelingen op de korte termijn markt indien zij een vast contract (met vaste prijs) kunnen afsluiten waarbij de leveranciers dan op hun beurt de inkoop voor deze (langere) contractperiode ook adequaat afdekken via langere termijn inkoopcontracten op de groothandelsmarkt. Randvoorwaarde is uiteraard dat er voldoende aanbod van gas beschikbaar is. Er zijn diverse maatregelen de voorbije periode getroffen om de fysieke levering van voldoende aardgas aan de Europese markt te borgen en de gasopslagen zijn voor de komende winter opnieuw tijdig gevuld. Het ministerie laat onderzoeken in hoeverre de Nederlandse markt bediend wordt met langetermijncontracten, of het wenselijk is dat dit aandeel wordt vergroot en wat de mogelijkheden zijn om dit te bewerkstelligen. Zo kan een zorgvuldige weging worden gemaakt of ingrijpen gewenst en effectief is.
Er zijn daarnaast diverse maatregelen getroffen om een breder aanbod aan contracten voor consumenten mogelijk te maken. In juni van dit jaar zijn de nieuwe regels ingegaan omtrent de opzegvergoedingen voor vaste contracten. Met deze nieuwe regels zullen de opzegvergoedingen beter aansluiten bij het reële verlies van de energieleveranciers in geval van een vroegtijdige overstap van de consument. Energieleveranciers lopen hierdoor niet het risico met duur ingekochte energie te blijven zitten. Dit helpt energieleveranciers om de benodigde energie voor een langere termijn in te kopen op de lange termijnmarkt.
Op dit moment is er ruim aanbod van vaste contracten. Ik ben blij dat het voor consumenten weer mogelijk is om een vast contract te kunnen afsluiten. Ik vind het belangrijk dat iedere consument een afweging kan maken over het soort contract dat bij zijn situatie past. Consumenten kunnen kiezen voor prijszekerheid door het afsluiten van een vast contract of juist kiezen voor een variabel contract en daarmee de keuze maken om mee te gaan met de prijzen van de markt die hoger of lager kunnen worden.
Er zijn overigens ook afnemers die in positieve zin gebruik maken van de korte termijn markt. Er is een groeiende groep consumenten die een dynamisch energiecontract afsluit. De energieprijzen zijn dan direct gekoppeld aan de prijzen op de spotmarkt. De prijzen voor elektriciteit veranderen dan per uur, voor gas per dag. In zogenaamde goedkope uren kan het dan voordeling zijn om meer stroom te gebruiken, in de duurdere uren is het dan juist voordelig om minder stroom te gebruiken.
Het stroomnet |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van het Financieel Dagblad «Nederweert wil vol stroomnet omzeilen maar loopt vast in bureaucratie» en het bericht van de NOS «Ook Zeeuwse stroomnetwerk zit vol, grootverbruikers komen op wachtlijst»?1 2
Ja, dat ben ik.
Bent u van mening dat groepscapaciteitsbeperkingscontracten standaard aangeboden moeten worden in regio’s met netcongestie? Hoe gaat u dit afdwingen?
Gezien de sterk toegenomen vraag naar transportcapaciteit is het van belang dat het net wordt uitgebreid. Dit is echter niet van vandaag op morgen gerealiseerd en dat vraagt om een meer flexibel gebruik van het net met bijbehorende flexibele contractvormen.
Vanuit het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) worden vier flexibele contractvormen uitgewerkt of al toegepast in de praktijk. Voor alle vormen geldt dat het gaat om een contract tussen de gebruikers van het net (formeel: aangeslotenen) en de netbeheerder, waarbij de gebruikers minder transportcapaciteit gebruiken. Het kan dan gaan om minder elektriciteit afnemen (bijvoorbeeld een fabriek), minder elektriciteit toeleveren (bijvoorbeeld een zonnepark) of allebei (bijvoorbeeld een batterij).
Deze contractvorm is naar verwachting juridisch gereed begin 2024, waarna deze kan worden geïmplementeerd door de netbeheerder en vervolgens in de praktijk kan worden gesloten.
De verschillende vormen hebben elk voordelen en nadelen voor zowel netgebruikers als netbeheerders. Het is van belang dat zo snel mogelijk geschikte contractvormen worden ontwikkeld en geïmplementeerd die bijdragen aan verlichting van netcongestie. Welk contracttype het meest effectief is, is afhankelijk van het probleem op het net. Is het probleem bijvoorbeeld sterke pieken op bepaalde momenten, dan biedt een (Groeps-)CBC een oplossing. Is het probleem bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit voor een «volledige» transportaanvraag van een nog niet aangesloten netgebruiker, dan biedt de NFA uitkomst. Ik zie daarom geen reden om het aanbieden van één specifieke contractvorm te verplichten. Overigens is het zo dat de ACM (en dus nadrukkelijk niet EZK) op grond van de Europese taakverdeling, bevoegd is om verplichtingen op te leggen.
Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang van deze ontwikkelingen.
Wanneer gaat u een «right to challenge» mogelijk maken aangezien de netbeheerders steeds meer moeite hebben het tempo bij te benen?
De regionale netbeheerders werken er aan dat de klant zelf een (door de netbeheerder) erkende installateur of aannemer kiest om de aansluiting in één arbeidsgang (zonder tussenkomst van de netbeheerder) te realiseren en/of te verzwaren volgens het principe «Klant sluit zichzelf aan». Het is noodzakelijk dat veiligheidseisen en nettechnische vereisten hetzelfde zijn als de eisen voor het huidige elektriciteitsnet, omdat anders de leveringszekerheid in het gedrang komt met hogere kans op storingen en uitval van het net.
Op dit moment wordt gewerkt aan een uitwerking van o.a. juridische reguleringsaspecten, het stroomlijnen van (administratieve) werkprocessen, de uitwisseling van digitale informatie en data, het opleiden en certificeren van de installateurs en aannemers, communicatie met de klant en de aanbestedingsstrategie ten aan zien van de installateurs en aannemers. Deze uitwerking gebeurt in nauwe samenwerking met klanten en marktpartijen. Begin volgend jaar zullen de eerste middelgrote klanten op het middenspanningsnet in staat zijn zelf hun aansluiting op het net te realiseren. Voor de andere aansluittypes en verdere opschaling is nadere uitwerking nodig.
Kortom, dit is begin volgend jaar mogelijk voor de eerste klanten en wordt daarna uitgebreid naar andere klanten. Dit principe geldt overigens ook voor flexibele contracten, omdat ook voor een flexibel contract een aansluiting op het elektriciteitsnet nodig is. Gezien de grote problematiek van netcongestie zijn alle oplossingen nodig, waaronder het versneld versterken van het net, het gebruik van flexibele contracten en het toepassen van «right to challenge».
Ik zal de Kamer eind dit jaar informeren over de voortgang, conform de motie van het lid Erkens, ingediend op 20 juni jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1254).
Hoe staat het met de uitvoering van motie Erkens c.s. over bedrijven zo snel mogelijk in staat stellen het «right to challenge»-principe te hanteren wanneer flexibele contracten geen uitweg bieden?3 Kunt u de uitvoering hiervan versnellen gezien de grote problematiek op het stroomnet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is het stroomnet in Zeeland plots volgelopen en ook voor zo’n lange tijdsperiode? Bent u zich bewust van de schade hiervan voor de Zeeuwse economie en verduurzaming?
TenneT doet grote investeringen om te anticiperen op de voorziene groeiende vraag naar transportcapaciteit als gevolg van o.a. verduurzaming door bedrijven. De afgelopen twaalf maanden was het aantal aanvragen in Zeeland echter gelijk aan achtmaal het huidige vermogen in de hele provincie. Dit is een plotselinge en zeer sterke stijging; een ontwikkeling die sneller gaat dan het tempo waarop de uitbreiding en verzwaring van het net kan worden uitgevoerd. Hierdoor is congestie ontstaan. Gezien de omvang van deze groei zijn grote investeringen noodzakelijk die niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Een extra complicatie in het geval van Zeeland is dat het huidige hoogspanningsinfrastructuur slechts een gedeelte van Zeeland beslaat.
De structurele oplossing voor netcongestie op afname in deze provincie zijn;
Deze projecten worden vanuit het Meerjarenprogramma Infrastructuur & Klimaat (MIEK) en via de Rijkscoördinatieregeling (RCR) gecoördineerd. De voorbereiding en eerste werkzaamheden zijn reeds gestart. Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 22 juni jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 443) zal ik de Kamer eind dit jaar najaar informeren over de voortgang.
Graag merk ik daarnaast ook op dat ik afgelopen zomer, nadat de situatie op het Zeeuwse stroomnet bekend werd gemaakt, direct in gesprek ben gegaan met de regio. Samen met de netbeheerder, overheden en lokale ondernemers zijn we op zoek naar creatieve oplossingen om de druk op de wachtrij te verminderen.
Ik realiseer mij dat de ontstane netcongestie gevolgen heeft voor groei van bedrijven en voor verduurzaming van bedrijven, wanneer zij hiertoe een zwaardere aansluiting nodig hebben. Dit onderstreept het belang van de aanpak van netcongestie in het LAN en de inzet op het beschikbaar stellen van voldoende flexibiliteit om de ruimte op het elektriciteitsnet zo goed mogelijk te handhaven, verdelen en waar mogelijk uit te breiden.
Wat betekent dit voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales? Hoe zorgt u ervoor dat daar voldoende ruimte op het net voor beschikbaar is?
Netcongestie kan gevolg zijn van zowel te veel invoeden (productie) van stroom, als van te veel afname (gebruik) van stroom en het feit dat het «teveel» afname of invoeden vanuit of naar een andere regio getransporteerd moet worden. Wanneer lokale productie en afname van elektriciteit meer op elkaar wordt afgestemd, dan kan congestie worden voorkomen en kan het hoogspanningsnet worden ontlast.
De huidige netcongestie in Zeeland wordt veroorzaakt door een sterke groei in de afname van elektriciteit vanwege de verduurzaming van de industrie; er is te veel vraag gegeven de hoeveelheid elektriciteit die op dit deel van het net wordt ingevoed. Een oplossing is door middel van flexibele vraag van netgebruikers de afname te verlagen. Een oplossing kan echter ook zijn om meer lokale productie in het net in te voeden, zodat deze toegenomen vraag lokaal opgevangen kan worden en niet vanuit andere regio’s hoeft te worden getransporteerd. Nieuwe kerncentrales kunnen in de toekomst een bijdrage leveren aan het invoeden van elektriciteit op het stroomnet en kunnen daarmee voorkomen dat deze problemen zich opnieuw voordoen.
In het Nationaal Plan Energiesysteem wordt de voorgenomen rol van kernenergie in het toekomstige energiesysteem beschreven. Dit plan biedt een kader voor alle uitvoeringsplannen, waaronder de bouw van twee nieuwe centrales. De visie van het huidige kabinet daarbij is dat we in moeten zetten op alle mogelijke CO2 neutrale bronnen. De huidige congestie zal vóór die tijd met andere middelen moeten worden verholpen. Daarvoor verwijs ik graag naar de acties in het LAN.
In hoeverre loopt het stroomnet vol door de enorme uitrol van zonne- en windenergie zonder coördinatie op plek of benutting van al die stroom?
Congestie ontstaat wanneer meer transportcapaciteit wordt gevraagd dan beschikbaar is. Dit kan zowel op afname betrekking hebben (waarbij meer stroom wordt gevraagd door netgebruikers, dan dat in het desbetreffende gebied wordt opgewekt) als op invoeden (waarbij juist de opwek van stroom groter is dan de vraag).
De enorme toename van vraag naar transportcapaciteit voor invoeden komt door de groei van duurzame opwek, welke door weersinvloeden gekenmerkt wordt door flinke pieken. De enorme toename van vraag naar transportcapaciteit voor afname komt door verduurzaming door middel van elektrificatie. Deze succesvolle verduurzaming heeft zich sneller voltrokken dan de snelheid waarmee op land extra transportcapaciteit kan worden aangelegd. Dit is een van de redenen waarom er ook naar zogenoemde «slimme» oplossingen wordt gekeken, zoals grootschalige batterijopslag bij zonneparken. Het kabinet zet in op elektriciteitsopslag door het investeren in batterij-innovaties en het verplichten van batterijen bij grootschalige zonneparken. Hiertoe is een reservering van 416,6 miljoen euro opgenomen, opgenomen in de Voorjaarsbesluitvorming Klimaat.
De Regionale Energiestrategie (RES) is verantwoordelijk voor het plannen van de implementatie van zon- en windparken op land. Daarbij wordt gewerkt aan een toekomstbestendig energiesysteem. Zo wordt in de plannen rekening gehouden met regionale/ lokale vraag naar en opwek van elektriciteit, als ook naar locaties waar de productiebronnen worden gebouwd. Daarmee worden bewuste keuzes gemaakt voor locaties en kan verdere belasting van het net worden voorkomen, door juiste locatiebepaling.
Hoe ziet het verdienmodel van zonne- en windenergie eruit in regio’s met netcongestie? Ontvangen zij SDE-subsidie wanneer zij gedwongen afgeschakeld worden door de netbeheerder als het net volloopt? Wat is de vergoeding die zij dan krijgen van de netbeheerder? Houdt dat de businesscase rendabel?
Zon- en windparken verdienen geld voor geproduceerde elektriciteit en ontvangen aanvullend SDE++ subsidie over hun daadwerkelijk gerealiseerde productie.
Wanneer zon- en windparken worden afgeschakeld als gevolg van netcongestie ontvangen zij dus geen SDE++ subsidie omdat er geen productie van hernieuwbare elektriciteit is. Wel ontvangen zon- en windparken, die afgeschakeld worden, een vergoeding van de netbeheerders.
Gedwongen afschakelen gebeurt in situaties wanneer de netbeheerder kort van te voren voorziet dat het elektriciteitsnet overbelast dreigt te raken, bijvoorbeeld omdat het weer in de praktijk anders is dan de weersvoorspelling en er meer wind of zon is dan voorspeld. Dit gebeurt niet frequent en is van korte duur.
Wanneer producenten verplicht worden afgeschakeld dan gebeurt dit tegen een vergoeding, waarbij de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van o.a. de duur van de afschakeling en het soort asset (bv. windpark of gascentrale) dat afgeschakeld wordt. Bij deze vergoeding wordt geen rekening gehouden met de businesscase van de producent in kwestie, ook vanwege de snelheid waarmee afgeschakeld moet worden. De businesscase is projectafhankelijk en hangt van vele factoren af, zoals (het formaat van) de opstelling, de aansluiting, etc. Op de vraag of de business case bij gedwongen afschakeling rendabel is, is dus geen eenduidig antwoord te geven.
Producenten kunnen ook vrijwillig flexibel vermogen aanbieden, waarbij zij zelf de hoogte van hun vergoeding bepalen. Dit gebeurt onder andere via een open biedingssysteem, waarbij partijen een vergoeding ontvangen wanneer zij capaciteit beschikbaar stellen. Via het biedingssysteem kan ieder project vrijwillig volume aanbieden om af te schakelen tegen een zelf bepaalde prijs. Het zon- of windpark in kwestie bepaalt dan dus zelf de hoogte van de vergoeding van het aanbod aan de netbeheerder om af te schakelen. De netbeheerder kiest wie gecontracteerd wordt. Het zon- of windpark in kwestie neemt de gemiste SDE++ subsidie mee in de bepaling van de gevraagde vergoeding. Wanneer de netbeheerder niet op het aanbod ingaat, bijvoorbeeld omdat er een goedkoper aanbod ligt, wordt het zon- of windpark ook niet afgeschakeld. Bij deze vrijwillige afschakeling is de business case dus altijd rendabel.