Maastricht Aachen Airport. |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Hugo de Jonge (CDA), Carola Schouten (CU), Hans Vijlbrief (D66), Mona Keijzer (CDA), Alexandra van Huffelen (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Onderzoek: forse groei van MAA is mogelijk» en «Stiltegebieden in Limburg worden kleiner en het is er lang niet altijd stil»?12
Ja.
Erkent u het belang van stilte voor de natuur en de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat bijna alle stiltegebieden in Limburg last hebben van het vliegverkeer? Zo nee, waarom niet?
De provincie Limburg is verantwoordelijk voor het aanwijzen van stiltegebieden in Limburg en heeft regels gesteld voor activiteiten die in of om het stiltegebied zijn toegelaten. De provincie Limburg monitort periodiek de geluidbelasting in de Limburgse stiltegebieden en stelt mede op basis hiervan waar nodig haar beleid bij en neemt maatregelen. Uit de monitoringsrapportage van de provincie Limburg over het jaar 2019 volgt dat er in nagenoeg alle stiltegebieden tijdens de uitgevoerde metingen vliegverkeer is waargenomen. Het betreft hier grotendeels vliegverkeer boven de 2 km. In vooral een aantal Zuid-Limburgse gebieden lijkt vliegverkeer op een hoogte onder de 2 km geleid te hebben tot hogere geluidniveaus. Het waargenomen vliegverkeer is echter niet strijdig gebleken met de betrokken beleidsregels van de provincie.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat stiltegebieden steeds kleiner worden en het er lang niet altijd stil is? Zo nee, waarom niet?
Ik erken het belang van stilte voor gezondheid en natuur. De signalen over de werking van stiltegebieden zijn mij bekend. Het beleidsinstrument stiltegebieden is een verantwoordelijkheid van de provincies. Bij de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), in november 2020, heeft de Minister van LNV uw Kamer toegezegd om over het bevorderen van stilte ten behoeve van natuur in gesprek te gaan met in ieder geval de provincies, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Uw Kamer zal over de uitkomsten hiervan worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat 12 van de 31 stiltegebieden in Limburg niet voldoen aan de norm van maximaal 40 decibel? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vraag 3 en 4.
Kent u de berichten «Onderzoekers: «Groei MAA kost Zuid-Limburg toerisme»» en «Onderzoek: «Toerisme Zuid-Limburg toch geraakt door geluidsoverlast Maastricht Aachen Airport»»?3 4
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van de onderzoekers van Breda University dat bij een groei van Maastricht Aachen Airport o.a. de rustzoekende verblijfstoerist dreigt af te haken? Zo nee, waarom niet?
In de brief aan uw Kamer over diverse luchtvaartonderwerpen van 9 december 20205 heb ik u aangegeven dat de provincie Limburg als eigenaar van Maastricht Aachen Airport (MAA) de komende periode een ambitie en ontwikkelrichting voor MAA wil bepalen. In dat kader heeft de provincie begin 2020 de heer Van Geel als onafhankelijk verkenner aangesteld en hem de opdracht gegeven om in een regionale verkenning «op innovatieve wijze met de regio via participatie en overleg met de omgeving (omwonenden en maatschappelijke organisaties, experts, bedrijven en overheden) en na een passende weging van de verschillende belangen tot het best haalbare advies te komen over de ontwikkeling van MAA tot een toekomstbestendige en duurzame luchthaven». De aanpak van de heer Van Geel is vergelijkbaar met de aanpak voor de Proefcasus Eindhoven. Het advies van de heer Van Geel is inmiddels gereed en aangeboden aan provinciale staten van Limburg. Op basis van het advies van de heer Van Geel zal besluitvorming plaatsvinden in de provincie Limburg en zal vervolgens een aanvraag voor een Luchthavenbesluit worden voorbereid.
In het kader van het adviestraject van de heer Van Geel is een onderzoek uitgevoerd door Ecorys. Het betreft een onderzoek naar de economische betekenis van MAA. Het uitgevoerde onderzoek van Breda University betreft een verkennend onderzoek naar de impact van luchtvaartgeluid op toerisme en verblijfsrecreatie dat in opdracht van Koninklijke Horeca Nederland, Hiswa-Recron en Visit Zuid-Limburg is verricht. Dit rapport is recent aan de provincie Limburg en de heer Van Geel aangeboden met het verzoek deze uitkomsten mee te wegen in het advies over MAA en de besluitvorming door de provincie. Aangezien ik geen opdrachtgever ben van beide onderzoeken en er nog geen formele aanvraag voor een luchthavenbesluit ligt waarover ik mij moet buigen acht ik het niet opportuun om uitspraken te doen over beide onderzoeken.
Hoe verklaart u dat consultancybureau Ecorys met een volstrekt andere conclusie op de proppen komt, namelijk dat er geen aanwijzingen zouden zijn gevonden dat de toeristische sector te lijden heeft onder de toename van het vliegverkeer op Maastricht Aachen Airport (MAA), terwijl de onderzoekers van Breda University inschatten dat dit om een directe schadepost zal gaan van 23 tot 70 miljoen euro per jaar, oplopend tot 140 miljoen euro?
Zie het antwoord op vraag 7.
Erkent u dat de conclusie van Ecorys, die slechts gebaseerd is op de beschikbare kwantitatieve gegevens, een onvolledig beeld geeft? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u van mening dat het tekortschietende rapport van Ecorys hiermee ongeschikt is als bouwsteen voor het advies van de heer Van Geel over de toekomst van Maastricht Aachen Airport? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe weegt u beide onderzoeken, met tegenstrijdige conclusies, ten opzichte van elkaar?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u alsnog inhoudelijk reageren op het kritische artikel van Ties Joosten (Follow the Money) over het SEO-rapport «Effecten van een vliegbelasting voor de luchtvrachtsector», aangezien u tijdens het debat over de wijziging van de Wet Vliegbelasting (d.d. 2 december 2020) niet veel meer wilde zeggen dan «dit is wat ik heb»?5 6 7?
De auteur van het betreffende artikel doet een aantal uitspraken met betrekking tot de werkgelegenheid rondom MAA. De auteur stelt dat de Luchtvrachtmonitor 2018 van het Erasmus UPT te veel banen aan MAA toerekent. Aangezien dit onderzoek ook ten grondslag ligt aan het SEO-rapport, is volgens de auteur de inschatting van de effecten van de luchtvrachtbelasting op de luchtvrachtsector ook te hoog. Erasmus UTP heeft de werkgelegenheidscijfers in de Luchtvrachtmonitor in oktober 2020 herzien. Naar aanleiding van deze herziening is ook het SEO-rapport op dit punt aangepast. Een geactualiseerde versie van het SEO-onderzoek heb ik op 23 november 2020 aan uw Kamer gestuurd.9
Kunt u meer specifiek ingaan op de kritiek van Ties Joosten op de wijze waarop SEO de werkgelegenheidseffecten van de vliegbelasting groter zou hebben voorgesteld dan ze zijn en daarbij voornamelijk belanghebbenden uit de sector interviewde?
Volgens SEO bestaat een risico dat de gedragseffecten leiden tot het verdwijnen van een groot aantal werkplekken. Het is niet duidelijk hoe groot de kans is dat deze gedragseffecten daadwerkelijk optreden. Het klopt dat SEO zich voor deze gedragseffecten mede baseert op een reeks interviews. SEO heeft zowel experts uit de private sector als ook twee onafhankelijke wetenschappers geïnterviewd. Het feit dat sommige experts een bepaald belang dienen is in de conclusies van de onderzoekers meegenomen.
In hoeverre is de in de Luchtvaartnota opgenomen groeidoctrine van invloed geweest op de verschillende door de overheid aangevraagde en betaalde onderzoeken naar de toekomst van MAA?
Van een groeidoctrine is geen sprake. Zoals in de Luchtvaartnota 2020–2050 is aangegeven verwacht het Rijk van de luchthavens dat zij in voorbereiding op een nieuw luchthavenbesluit met belanghebbenden de gewenste ontwikkeling van de luchthaven in hun regio verkennen. Daarbij moeten ze rekening houden met de ambities van het Rijk op de verschillende publieke belangen en de bestaande ruimte binnen de geldende vergunning (voor MAA: de Omzettingsregeling Maastricht). Zoals in de brief over diverse luchtvaartonderwerpen van 9 december 202010 is aangegeven zijn hiervoor bij de verschillende luchthavens trajecten gestart onder regie van de luchthavens en/of provincies.
Erkent u dat een forse groei van MAA, zoals staat opgenomen in het rapport van consultancybureau Ecorys, op gespannen voet zou staan met diverse maatschappelijke belangen omtrent klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
De heer Van Geel heeft recent zijn advies over MAA uitgebracht. Ik wacht het standpunt hierover van de provincie Limburg af.
Erkent u dat een forse krimp van de luchtvaart positieve effecten kan hebben voor klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet staat de borging van vier publieke belangen voorop: veilige luchtvaart, Nederland goed verbonden met de wereld, aantrekkelijke en gezonde leefomgeving en duurzaam Nederland. Forse krimp van de luchtvaart kan positieve effecten hebben voor klimaat, leefomgeving en veiligheid, maar kan ook ten koste gaan van de internationale bereikbaarheid. Ons sterke netwerk van internationale verbindingen door de lucht moet behouden blijven vanwege het belang voor onze economie, en de negatieve effecten van de luchtvaart moeten beperkt worden. In de Luchtvaartnota kiest het kabinet voor kwaliteit in plaats van kwantiteit.
Het bericht ‘Rapport van Vrije Ondernemers Noordwijk (VON): GOM blijkt zelf de grootste onttrekker van 1e klas bollengrond' |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Kajsa Ollongren (D66) |
|
![]() |
Kent u het nieuwsbericht «Rapport van Vrije Ondernemers Noordwijk (VON): GOM blijkt zelf de grootste onttrekker van 1e klas bollengrond»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de Intergemeentelijke Structuur Visie (ISG)-afspraken tussen vijf Duin- en Bollenstreekgemeenten?
Ja.
Deelt u de mening dat we zuinig moeten omgaan met het open landschap in deze streek?
Op zichzelf deel ik uw mening dat we zuinig om moeten gaan met het open landschap. De Duin- en Bollenstreek is in 2005 door het Rijk aangewezen als één van de zes nationale Greenports van Nederland. Dit is ingegeven door het belang als economisch dynamisch tuinbouwgebied. In vervolg daarop hebben de gemeenten van de Duin- en Bollenstreek in een samenwerkingsovereenkomst afgesproken te komen tot een Intergemeentelijke Structuurvisie voor het buitengebied en over het oprichten van een gezamenlijk herstructureringsbedrijf: Greenport Ontwikkelingsmaatschappij B.V. In het gegeven dat het een economisch dynamisch tuinbouwgebied is, ligt een nationaal belang dat ook in de NOVI aangegeven wordt. In de NOVI is bepaald dat op goed geschikte gronden landbouw ruimte moet krijgen voor ontwikkeling. Dit om de omslag naar kringlooplandbouw te kunnen maken. Dit principe kan met zich brengen dat deze gebieden ruimtelijk worden beschermd. Behoud van open landschappen vind ik eveneens van belang. De NOVI zet in op het versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten, maar daarin is het nationaal belang van de Duin- en Bollenstreek niet gelegen. Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, Provincies en Gemeenten, past terughoudendheid om een oordeel te geven over het beleid dat de betrokken gemeenten voeren. Ik vind dat een zaak voor deze gemeenten.
Ik constateer overigens dat de betrokken gemeenten zich het belang van het zorgvuldig omgaan met het landschap aantrekken. Dit komt tot uitdrukking in de recente aanvraag van de officiële status van nationaal park voor de Hollandse Duinen die namens 53 partijen door de provincie Zuid-Holland is ingediend. De provincies zijn verantwoordelijk voor de afzonderlijke Nationale Parken. Het Rijk is verantwoordelijk voor het stelsel en wijst de parken aan op voordracht van de provincies. De individuele nationale parken moeten binnen de kaders van de zogenoemde standaard hun gebiedseigen identiteit ontwikkelen, passend bij het karakter en de waarden van het gebied, en tevens zorgdragen voor de vertaling ervan in de ruimtelijke kwaliteit. Noordwijk heeft besloten deel te nemen als strategisch Partner aan het Nationaal Park nieuwe stijl in oprichting en dient mede daarom bij alle ontwikkelingen rekening te houden met de landschappelijke waarde. Het blijft ook dan een zaak van de gemeenten op welke wijze zij het open landschap willen beschermen.
Nu schaarse grond in deze streek wordt ingezet voor greenpoortvilla’s, terwijl kijkend naar de huidige woningbehoefte er vooral behoefte is aan betaalbare woningen, vindt u het inzetten van deze grond voor villa’s een goede ruimtelijke ontwikkeling?
In lijn met mijn antwoord op vraag 3, vind ik het een zaak voor de betrokken gemeenten om hierin een afweging te maken.
Bent u het ermee eens dat het beter zou zijn om in plaats van losse bouwtitels een samenhangend ontwerp voor goede maatschappelijke inpassing om het landschap te beschermen en toekomstbestendig vorm te geven?
Er is in 2009 een intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld. Deze is in 2015 geëvalueerd en geactualiseerd in 2016. Aan het verstrekken van losse bouwtitels ligt een samenhangende visie ten grondslag. De vraag of de gemeenten voor een ander ruimtelijk ontwerp moeten kiezen, vind ik een zaak voor de betrokken gemeenten in de Duin -en Bollenstreek.
Bent u bekend met de signalen in dit bericht dat omdat de GOM, vanwege o.a. gemeentelijke bezwaren, minder locaties ter beschikking heeft voor greenpoortwoningen, de Duin- en Bollenstreekgemeenten recent een handhaafoffensief heeft gestart waarbij men dierenweides en (moes)tuinen ontmantelt zodat het gewenste areaal van bollengrond van 2.625 ha gehandhaafd kan blijven?
De signalen uit dit bericht zijn mij bekend, maar het is mij niet bekend dat gemeenten handhavend optreden met het motief om het bollenareaal op peil te houden. Het is aan gemeenten om te bepalen, met in achtneming van de in de rechtspraak ontwikkelde «beginselplicht tot handhaving», of en wanneer overgegaan wordt tot handhaving van het geldende bestemmingsplan en daarmee strijdig gebruik te beëindigen. De desbetreffende gebruikers kunnen zich hiertegen via de reguliere rechtsbeschermingsprocedures verweren.
Hoe verhoudt dit handhaafoffensief, leidend tot het verwijderen van deze «groene locaties», zich met de NOVI?
In de NOVI wordt, naast het belang als economisch dynamisch tuinbouwgebied Greenport, aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied de landschappelijke kwaliteit moeten versterken of nieuwe moeten toevoegen en dat goed geschikte landbouwgrond beschikbaar moet blijven.
Kunt u in gesprek gaan met de betreffende gemeenten en de VON over goede ruimtelijke ontwikkeling in lijn met de NOVI?
Het is niet aan mij om te treden in de toepassing van lokale bevoegdheden als daarmee geen nationaal belang gemoeid is. De afweging van alle betrokken belangen over de goede ruimtelijke ontwikkeling van de streek heeft geresulteerd in de vaststelling van twee intergemeentelijke structuurvisies.
De plaatsing van windmolens binnen gebied dat gereguleerd is door het Luchthavenindelingsbesluit. |
|
Carla Dik-Faber (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Haarlems mysterie: dit is waarom de windmolens bij de teletubbieberg nooit draaien»1, de informatienota «Stand van zaken windmolens Schoteroog» van de gemeente Haarlem2, de pretoets van Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van 20 maart 2020 over dit project en het «Actieplan Schone Energie» van de gemeente Haarlem?3
Ja.
Bent u ermee bekend dat de oostflank van de Haarlemse Waarderpolder als RES-zoekgebied is aangewezen voor de plaatsing van windmolens en dat voor een eerste project een pretoets is gedaan door ILT?
Ja.
Klopt het dat ILT in verband met de nabijheid van Schiphol voor de vervanging van de huidige vier defecte en niet meer te repareren windmolens met een tiphoogte van circa 53 meter slechts één nieuwe windmolen met een tiphoogte van 125 meter kansrijk acht?
Ja.
Bent u ermee bekend dat de initiatiefnemer één molen van 150 meter of twee molens van 125 meter had voorgesteld en de eigenaar van een aangrenzend perceel ook plannen heeft voor plaatsing van enkele windmolens?
Ja.
Bent u ermee bekend dat de provincie in de nieuwe omgevingsverordening Noord-Holland 2020 in artikel 6.22 lid 2a als eis stelt dat minimaal drie molens op een rij geplaatst dienen te worden?
Ja. Het betreft hier artikel 6.27, lid 2a van de nieuwe omgevingsverordening NH2020.
Bent u ermee bekend dat in hetzelfde gebied en dichter bij Schiphol een KPN-zendtoren staat van 150 meter hoog?
Ja. In het Aeronautical Information Publication (AIP)4 staat dat de zendtoren een hoogte heeft van 145 meter.
Deelt u de mening dat het niet aan burgers uit te leggen is dat een dergelijke zendtoren hier wel mag staan, maar windmolens die even hoog of lager zijn niet?
In internationale wet- en regelgeving (ICAO, Annex 14) staan criteria beschreven met als doel om het luchtruim rond luchthavens vrij te houden van obstakels en vliegoperaties van en naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren.
De windturbines zijn gelegen in het gebied waar, volgens het LIB Schiphol, een maximum hoogte geldt afhankelijk van de locatie, van 41m – 141meter boven NAP. Het hoogtebeperkingsvlak wat door de plannen wordt doorsneden betreft in dit geval de «conical surface». De ILT acht één nieuwe windmolen met een tiphoogte van 125 meter kansrijk.
De KPN-zendtoren is door de aanleg van de Polderbaan binnen de ICAO hoogtebeperkingsvlakken komen te liggen. Bij de ingebruikname van de Polderbaan met nieuwe vertrek- en naderingsprocedures, zijn bij de goedkeuring van deze vliegprocedures de relevante obstakels meegewogen. De vliegprocedure ontwerpcriteria schrijven voor dat een vliegtuig obstakels met een veilige marge moet kunnen overvliegen. Vastgesteld is dat de KPN-zendtoren geen gevolgen heeft voor de (nieuwe) vertrek- en naderingsprocedures van de Polderbaan.
Door in de directe omgeving van de luchthaven de hoogtebeperkingen restrictief toe te passen blijft er ruimte om bijvoorbeeld toekomstige aanpassingen aan de infrastructuur (banenstelsel) of van de vertrek- en naderingsprocedures mogelijk te maken. Daarnaast is het van belang voor de luchtvaartveiligheid om het aantal hoge obstakels in de directe omgeving van de luchthaven beperkt te houden. In het geval dat door onvoorziene omstandigheden, bijv. een motorstoring of calamiteiten, een vliegtuig moet afwijken van de standaard vastgelegde vertrek- en naderingsprocedures moet er voldoende manoeuvreerruimte overblijven om een vlucht veilig te kunnen continueren zonder geconfronteerd te worden met hoge obstakels.
Deelt u de mening dat het plaatsen van nieuwe windmolens op deze plek een goede stimulans kan zijn voor inwoners om het energie- en warmteverbruik te verduurzamen, terwijl het weghalen van de huidige windmolens waar veel draagvlak voor is juist averechts zal werken?
Ja, ik begrijp dat het plaatsen van nieuwe windmolens een goede stimulans kan zijn voor inwoners om het energie- en warmteverbruik te verduurzamen. Maar vanuit de luchtvaartveiligheid bekeken zijn de plannen niet inpasbaar.
Bent u gezien het draagvlak in de regio en de ambities van het Klimaatakkoord bereid op grond van artikel 2.2.2 lid 4 van het Luchthavenindelingsbesluit een verklaring van geen bezwaar af te geven voor de plaatsing van drie tot vier windmolens met een tiphoogte van 150 meter of vier tot zes windmolens met een tiphoogte van 125 meter in de oostflank van de Haarlemse Waarderpolder, zodat de energieopbrengst wordt gemaximaliseerd en een rendabele businesscase mogelijk wordt?
De gemeente heeft een verzoek ingediend tot het uitvoeren van een pretoets5 om vroegtijdig in een proces van planvorming al meer duidelijkheid te verkrijgen over ontwikkelingsmogelijkheden in relatie tot luchtvaartveiligheid. De ILT heeft in reactie op dit verzoek in maart 2020 een negatief advies afgegeven. Ik volg dit advies.
Bent u bereid een dergelijke verklaring binnen een jaar na het indienen van een aanvraag te verstrekken, zodat de plaatsing snel kan starten?
De ILT heeft een negatief advies afgegeven en is niet bereid om een verklaring van geen bezwaar te verlenen.
Bent u ermee bekend dat alle gemeenten in het werkingsgebied van het Luchthavenindelingsbesluit te maken hebben met beperkingen bij de plaatsing van windmolens?
Ja. In het LIB zijn ten behoeve van een veilig gebruik van de luchthaven en van het luchtruim in bepaalde zones toetshoogtes voor bouwwerken in de omgeving van de luchthaven ingesteld om het luchtruim te vrijwaren van obstakels voor het luchtverkeer en om de correcte werking van de luchtverkeersapparatuur niet te verstoren.
Bent u bereid om de normering van het Luchthavenindelingsbesluit op korte termijn aan te passen, zodat op meer kansrijke locaties in de regio windmolens kunnen worden geplaatst?
Nee, de huidige regels voor hoogtebeperkingen in het LIB Schiphol worden gehandhaafd. In het LIB zijn hoogtebeperkingen opgenomen om het veilig gebruik van de vliegroutes van en naar Schiphol te garanderen en de goede werking van de communicatie-, navigatie-, en radarapparatuur (CNS-apparatuur) van de luchtverkeersleiding te waarborgen. De gebieden waar deze hoogtebeperkingen gelden moeten op grond van bepalingen van ICAO vrijgehouden worden van hoge obstakels.
Het bericht ‘De renovatie van de Afsluitdijk loopt flinke vertraging op door problemen met spuisluizen’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De renovatie van de Afsluitdijk loopt flinke vertraging op door problemen met spuisluizen»?1
Ja.
Kunt u toelichten wanneer het gehele project nu afgerond kan worden, begin of eind 2025?
Het eerste beeld is dat het project in 2025 kan worden afgerond. Wat de exacte planning wordt, moet de komende tijd duidelijk worden.
Betekent de vertraging dat ook het fietspad gedurende die gehele periode afgesloten blijft?
Over de gehele Afsluitdijk fietsen en wandelen is helaas niet mogelijk tot het project gereed is. De fietsbruggen over de bestaande spuisluizen vormen hierbij de grootste belemmering. Deze zijn nu verwijderd en er kunnen pas nieuwe fietsbruggen worden geplaatst na de renovatie van de spuisluizen. En juist deze werkzaamheden lopen het langst door. Fietsers en wandelaars kunnen gebruik blijven maken van de fietsbus. Zodra er weer over delen van de Afsluitdijk kan worden gefietst zullen die delen van het fietspad worden opengesteld.
Bestaat de mogelijkheid de fietsbruggen in de nieuwe situatie breder te maken dan nu is voorzien, gelijk aan de wens van belangenorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Mede naar aanleiding van gesprekken met belangenorganisaties is verkend of er bredere fietsbruggen kunnen worden geplaatst. De conclusie is dat ze niet breder kunnen worden omdat dan onder extreme omstandigheden nog grotere krachten op de fietsbruggen ontstaan. Bredere fietsbruggen zouden ingrijpende wijzigingen aan o.a. de bestaande spuisluizen, het ontwerp van de nieuwe spuisluizen en de technische ruimtes tot gevolg hebben, wat resulteert in aanvullende vertraging en een aanzienlijke verhoging van de kosten. De fietsbruggen worden net zo breed als ze waren.
Kunt u verklaren waarom de randvoorwaarden niet eerder in het ontwerp zijn opgenomen?
In de reeksen van combinaties van waterstanden en golfhoogten die kunnen optreden waren bepaalde reeksen niet meegenomen. Bij de nadere uitwerking van de ontwerpen kwam dit aan het licht. Het ging om relatief lage waterstanden waarbij toch vrij hoge golven kunnen optreden vanuit de IJsselmeerzijde. Hoewel voor het opstellen van de hydraulische randvoorwaarden een zorgvuldig proces is gevolgd waarbij ook diverse externe deskundigen zijn betrokken, ontbrak deze combinatie die voor het ontwerp onmisbaar bleek te zijn.
Bent u het eens met de raming van 200 miljoen euro aan extra kosten? Kunt u een inschatting geven van de extra kosten en welk bedrag hiervoor uit het Deltafonds gebruikt gaat worden om het projectbudget aan te vullen?
Zoals ik u in mijn brief van 4 november jl. voor het Wetgevingsoverleg Water meldde, had ik gehoopt uw Kamer al meer te kunnen laten weten over de benodigde budgetaanvulling voor dit project. Helaas is dat op dit moment nog niet mogelijk, omdat we hier nog over in gesprek zijn met de aannemer. Naar verwachting kan ik u hierover komend voorjaar meer duidelijkheid geven.
Wat zijn de verwachte gevolgen voor het auto- en vrachtverkeer, nu de renovatie drie jaar langer gaat duren?
Het autoverkeer zal langer hinder ondervinden. Op de sluizen zal ook tussen 2023 en 2025 veelal één rijstrook per richting beschikbaar zijn. Dat leidt op drukke momenten tot extra reistijd. In een situatie waarbij er maar een brug beschikbaar is kan dit in geval van een storing tot extra hinder voor wegverkeer en/of scheepvaart leiden omdat er dan geen omleidingsmogelijkheden zijn.
De versterking van het dijklichaam zelf en de vernieuwing van de A7 worden naar verwachting uiterlijk 2023 afgerond. De lange wegversmallingen die op dit moment nodig zijn voor de vernieuwing van de A7 zullen daarna verleden tijd zijn. Voor vrachtverkeer blijft de breedte beperkt tot 3 m, waardoor exceptionele transporten over de Afsluitdijk voor langere tijd niet mogelijk zijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het nota-overleg MIRT van 7 december 2020?
Ja.
Kwetsbaarheden in de cybersecurity van scanners in de Rotterdamse haven |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Scanners in Rotterdamse haven broos voor Chinese spionage»?1
Bent u voorts bekend met het bericht «Veiligheidsdiensten slaan alarm wegens Chinese cyberdreiging»?2
Wat is uw appreciatie van de gezamenlijke waarschuwing van de AIVD, MIVD en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in het FD artikel dat digitale spionage uit China een onmiddellijke dreiging vormt voor de Nederlandse economie en dat de vitale infrastructuur regelmatig doelwit is van cyberaanvallen? Deelt u deze zorgen?
Klopt het dat de helft van de grote scanners in de Rotterdamse haven zijn geleverd door het Chinese bedrijf Nuctech? Zo ja, hoe verhoudt dit gegeven zich tot uw antwoord op vraag 3?
Vindt u het wenselijk om in de vitale infrastructuur gebruik te maken van Chinese leveranciers? Zo ja, welke veiligheidswaarborgen zijn er om Chinese leveranciers te screenen?
Wordt er, in navolging van het beleid rond het 5G-netwerk, ook in andere sectoren, zoals die van beveiligingsapparatuur, gewerkt met lijsten van onbetrouwbare leveranciers? Zo ja, op welke manier wordt dit vormgegeven? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de directeur van de Nederlandse tak van Nuctech dat de Chinese overheid zich niet met Nuctech bemoeit? Vindt u dit geloofwaardig, ook gezien het feit dat het staatsbedrijf China National Nuclear Corporation (CNNC) een van de aandeelhouders is?
Wat is uw reactie op klachten van concurrenten dat Nuctech onder de kostprijs levert dankzij Chinese staatssteun? Heeft u signalen die deze klachten ondersteunen? Hoe staat het in dit kader met het voorstel voor eenlevel playing field instrument dat het Nederlandse kabinet heeft ingebracht bij de Europese Commissie? Welke mogelijkheden zijn er momenteel voor aanbestedende diensten om mogelijk ongeoorloofde staatssteun mee te nemen in de aanbestedingsprocedure?
Deelt u de mening van de experts waar NRC mee sprak dat, ondanks de toezegging van de douane dat de scans in eigen beheer worden geëxploiteerd op een gesloten datanetwerk, de beveiliging van de Nuctech scanners toch kwetsbaar is? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat monteurs van defecte scanners in principe een mobiele dataverbinding met het hoofdkantoor kunnen opzetten om zo de problemen snel te verhelpen? Zo ja, bent u bereid om de deze mogelijkheden stop te zetten?
Deelt u de mening van de aangehaalde experts dat het feit dat de servers van verschillende scannerfabrikanten in één ruimte zijn gehuisvest een kwetsbaarheid met zich meebrengt? Zo ja, bent u bereid om de servers van elkaar te scheiden? Zo nee, waarom niet?
Hoe is het toegangsbeheer tot de scanners, zowel tot die van Nuctech als tot die van andere leveranciers, geregeld?
Klopt het dat een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) volstaat om toegang te krijgen tot de scanners in de haven, terwijl de toegang tot gevoelige apparatuur op Schiphol een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) vereist? Zo ja, wat is de reden voor dit verschil?
Klopt het ook dat de aanbestedingseisen op het gebied van cybersecurity voor ict-apparatuur op de luchthavens strenger zijn dan die voor ict-apparatuur in de havens? Zo ja, wat is de reden voor dit verschil? Bent u bereid om de aanbestedingseisen voor de havens aan te scherpen?
Klopt het dat beveiligingsprotocollen met betrekking tot het testen van apparatuur en het valideren van updates voor apparatuur op de luchthavens verregaander zijn dan die voor apparatuur in de havens? Zo ja, wat is de reden voor dit verschil? Bent u bereid om de beveiligingsprotocollen voor apparatuur in de havens aan te scherpen?
Het artikel 'Leiding Waternet probeert verantwoordelijkheid voor digitaal wanbeleid te lozen' |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Leiding Waternet probeert verantwoordelijkheid voor digitaal wanbeleid te lozen», gepubliceerd op de website van Follow the Money?1
Hoe oordeelt u over het bericht dat Accenture al jaren de vaste IT-consultant van Waternet was, en in die zin dus helemaal niet geschikt om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren?
Is de uiteindelijk ingeschakelde IT-architect, die in het artikel genoemd wordt, wel onafhankelijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe oordeelt u over de constatering dat bij beide rapporten de schijn van onafhankelijkheid ontbreekt?
Wat is de rol van de dijkgraaf en zoomt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) daar nog op in?
Hoe oordeelt u over de constatering van deze IT-architect dat het directie en personeel aan security awareness ontbreekt?
Waaraan is precies de 28 miljoen euro, die Waternet heeft gestoken in digitalisering, besteed?
Hoe oordeelt u over de constatering van Accenture dat de digitale bescherming en procesautomatisering rondom vitale taken van Waternet onder de maat is?
Hoe oordeelt u over de stelling dat er geen handelingsprocedures rondom informatiebeveiligingsincidenten en geen serieuze bedrijfscontinuïteitsplannen zijn aangetroffen?
Is naar uw oordeel de organisatiestructuur enerzijds of de organisatiecultuur anderzijds primair verantwoordelijk voor de problemen bij Waternet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe oordeelt u over de constatering dat de digitale veiligheid van Waternet nog niet veel verbeterd is de afgelopen maanden?
Hoe is de voortgang van het huidige ILT-onderzoek?
Bent u bereid de ILT te vragen deze kwestie mee te nemen in haar onderzoek?
Bent u bereid deze vragen voor de verkiezingen te beantwoorden?
De mogelijke aanleg van een containerhaven op Bonaire |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Raymond Knops (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat er plannen zijn voor de aanleg van een containerhaven nabij Hato op Bonaire?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Kunt u aangeven in welk stadium de plannen momenteel verkeren? In hoeverre zijn de te verwachten gevolgen voor natuur, mens en milieu in de planvorming meegenomen? Klopt het dat de bestaande haveninfrastructuur van de olieoverslagterminal BOPEC een goed alternatief is voor de aanleg van een nieuwe haven?
Hoe verhouden zich de voorgenomen plannen tot de ambities van het bestuurscollege van Bonaire om in te zetten op verduurzaming?
Deelt u de mening dat onder deze omstandigheden het belang van bescherming van de koraalriffen voorop moet staan en dat van de aanleg moet worden afgezien als dit onherstelbare schade berokkent aan het onvervangbare rifecosysteem op Bonaire? Zo nee, waarom niet?
Is er inmiddels opdracht gegeven voor een planstudie? Zo nee, bent u bereid om met het oog op de te verwachten natuur- en milieuschade hiervan af te zien?
Het bericht ‘Bij recycling van asfalt komt veel te veel kankerverwekkend benzeen vrij’ |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Bij recycling van asfalt komt veel te veel kankerverwekkend benzeen vrij»?1
Kunt u de bevindingen in het artikel bevestigen dat een aanzienlijk deel van de asfaltcentrales in Nederland al jaren meer dan de toegestane norm aan benzeen uitstoten? Zo ja, is u bekend bij welke asfaltcentrales dit het geval is?
Is bekend welke risico’s de gezondheid van mensen en het milieu in de omgeving loopt bij deze overschrijdingen?
In welke gevallen van normoverschrijdingen van de uitstoot van benzeen bij asfaltcentrales is ingegrepen door het bevoegd gezag?
Zijn er gevallen bekend waarbij asfaltcentrales de uitstoot van benzeen na ingrijpen door bevoegd gezag daadwerkelijk hebben verminderd? Zo ja, op welke manier is dit gebeurd?
Is bekend of wordt onderzocht hoe de uitstoot van benzeen bij het hergebruiken van asfalt verminderd kan worden? Als dit bekend is, worden deze technieken dan overal toegepast om de uitstoot van benzeen te verminderen, ook waar de norm niet overschreden wordt? Valt een dergelijke techniek onder de zogenaamde best beschikbare technieken waarvan toepassing kan worden afgedwongen?
Is er voldoende kennis en mankracht aanwezig bij de verschillende bevoegde gezagen om hier scherp en daadkrachtig op te kunnen treden en de uitstoot van benzeen te laten verminderen?
Kunt u reflecteren op de wens van de branche om de norm voor benzeen met 500 procent te verruimen en welke risico’s brengt dit met zich mee?
Hoe gaat u zich inzetten om dit landelijke probleem aan te pakken en de onwenselijke uitstoot van benzeen door asfaltcentrales terug te dringen?
Kunt u reflecteren op dit botsen van het belang van hergebruik in het kader van de circulaire economie en het belang van het milieu en de volksgezondheid?
Het artikel van mr. dr. F.H. Kistenkas 'Door het invoeren van één milieuwet zullen waarden als natuur en biodiversiteit als eerste sneuvelen' |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Kajsa Ollongren (D66) |
|
![]() |
Naar aanleiding van uw antwoord op de vraag over meer Rijksregie zoals die uit een wetsevaluatie van de Nieuw-Zeelandse omgevingswet naar voren kwam en nu ook de NOVI die thans voorstaat (vraag 6), waarin u «samenspel», omgevingsagenda’s, NOVI-gebieden en verstedelijking strategieën noemt, deelt u de mening dat dit allemaal beleidsinstrumenten en geen dwingende rechtsinstrumenten zijn? Kunt u uitleggen hoe door deze «goede» samenwerking belangenconflicten tussen overheden worden beslecht zonder dit van bovenaf op te (kunnen) leggen?1 2
Kunt u aangeven welke verhouding er bestaat tussen de regie van het Rijk op de inrichting van de leefomgeving enerzijds en de lokale keuzes anderzijds?
Kunt u aangeven hoe wordt voorkomen dat, door het toestaan van verschillen tussen gebieden en het lokaal maken van keuzen met betrekking tot de inrichting van de leefomgeving, lokale belangen de overhand krijgen ten opzichte van regionale en nationale belangen?
Kunt u aangeven op welke wijze in de Omgevingswet is geborgd dat, vanuit het regionale en/of nationale belang, ongewenste lokale ruimtelijke ontwikkelingen tijdig worden gesignaleerd en voorkomen?
Kunt u aangeven hoe via de Omgevingswet wordt omgegaan met lokale overheden die, vanuit het regionale en/of nationale belang gewenste ruimtelijke ontwikkelingen ongewenst vinden en blokkeren?
Hoe zou de rijksoverheid onder de huidige wetgeving de nationale belangen alsnog kunnen laten doorwerken in de casus van de uitspraak van de Raad van State van 23 december 2020, 201902290/1/R3 waarin de gemeente Fryske Marren een zandwinnings- en natuureiland op het IJsselmeer blokkeert dat al in wetgeving van het rijk, namelijk het Barro (art. 2.12.2 lid 2 sub e Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) was toegestaan en vooral ook een aantal nationale belangen uit de NOVI lijkt te betreffen zoals de woningbouwopgave (het wegwerken van het woningtekort), de bouwzand/delfstoffenwinning en ook de natuurontwikkeling (resp. de nationale belangen 13, 5 en 20) en waarbij ook de provincie eveneens geen bedenkingen had omdat er geen significant negatieve effecten waren op Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen?
Hoe zou de rijksoverheid in diezelfde casus als van vraag 6 onder de Omgevingswet deze nationale NOVI-belangen kunnen laten doorwerken?
Aangezien de Omgevingswet uitgaat van een zogenoemde beleidscyclus, die begint met beleidsontwikkeling in omgevingsvisies en daarna beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling, hoe is gewaarborgd dat de omgevingsvisie(s) vanuit hun beleidsspoor doorwerken in het juridische spoor en dus uiteindelijk ook in het gemeentelijke Omgevingsplan en de vergunningverlening?
Is de casus uit vraag 6 een voorbeeld van een haperende beleidscyclus?
Gelet op het feit dat u bij de eerdere vragen herinvoering van het instrument van de Planologische kernbeslissing (Pkb) nog niet nodig oordeelde, zou een Pkb in de casus van vraag 6 een oplossing hebben kunnen bieden en niet beter zijn voor de doorwerking in de beleidscyclus?
De berichten 'Polders tijdelijk onder water om Zeeland veilig te houden' en 'Ontpolderen is niet dé oplossing' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen uit de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) «Polders tijdelijk onder water om Zeeland veilig te houden»1 en «Ontpolderen is niet dé oplossing»?2
Wat vindt u van het plan dat genoemd wordt om polders tijdelijk onder water te zetten? Wie hebben allemaal meebetaald aan deze studie/dit plan van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in Yerseke?
Bent u zich bewust van het gebrek aan draagvlak voor ontpolderen van goede landbouwgrond in Zeeland?
Klopt het dat Rijkswaterstaat op social media heeft aangegeven ontpolderen een interessante optie te vinden?
Kunt u aangeven hoeveel jaar een polder niet gebruikt zou kunnen worden indien het als overloop wordt gebruikt voor klimaatadaptatie?
Deelt u de mening dat er geen noodzaak is om deze plannen uit te voeren, aangezien het waterschap monitort en aangeeft dat de dijken veilig zijn?
Kunt u aangeven hoe dit plan strookt met ruimtedruk waar Nederland nu al mee te maken heeft, met betrekking tot onder andere voedselproductie, woningbouw, industrie, infrastructuur, recreatie en energieproductie?
Kunt u reageren op de conclusie «Toch concluderen zij dat een dergelijk systeem uiteindelijk zelfs aanzienlijk goedkoper is dan het blijven verhogen en versterken van de huidige dijken.»? Is hierin ook de compensatie voor boeren en andere terreineigenaren in het gebied meegenomen?
Hoe staat dit idee ten opzichte van de motie Van den Berg c.s. over het in kaart brengen van essentiële landbouwgronden en essentiële infrastructurele kunstwerken en de uitwerking daarvan in de brief van 19 februari 2019 (Kamerstuk 29 826, nr. 73)?
Kunt u toelichten hoe wordt voorkomen dat de bodem volledig verzilt door het inlaten van zeewater?
Heeft u in beeld wat de precieze gevolgen zijn voor boeren en andere terreineigenaren die in de betreffende gebieden grond hebben? Op welke manier zouden zij ervan verzekerd worden dat het «tijdelijke natuurgebied» uiteindelijk teruggetransformeerd wordt naar landbouwgebied? Op welke manier zouden deze boeren tegemoet gekomen worden in de al dan niet tijdelijke transformatie die zij moeten doorvoeren in het bedrijf?
Kunt u aangeven waarom niet is onderzocht of het creëren van nieuwe polders, buitendijks, niet dezelfde doelen kan dienen en niet het nadeel van verlies van goede landbouwgronden heeft?
In hoeverre verwacht u dat de studie, zoals in het betreffende artikel wordt voorgesteld, haalbaar en effectief is?
In hoeverre bent u voornemens dit plan uit te voeren?
De uitrol van 5G |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Tamara van Ark (VVD), Mona Keijzer (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het essay van prof. John Wiliam Frank in de Journal of Epidemiology & Community Health waarin hij pleit voor betere toepassing van het voorzorgsprincipe bij de uitrol van 5G?1
Deelt u zijn constatering dat er steeds meer bewijs is dat blootstelling aan hoogfrequente elektromagnetische velden behorend bij de uitrol van 5G mogelijk negatieve biologische effecten heeft?
Hoe waardeert u de constatering dat de advisering door en de richtlijnen van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection/World Health Organization zich ten onrechte beperken tot de thermische effecten van elektromagnetische straling?
Hoe waardeert u zijn pleidooi om eerst meer onafhankelijk onderzoek te doen naar de gezondheidseffecten alvorens het 5G-netwerk met hoogfrequente elektromagnetische velden uit te rollen?
Gaat u zorgen voor meer onderzoek naar de gezondheidseffecten – thermische en niet-thermische – van hoogfrequente elektromagnetische straling bij de verwachte blootstelling in de toekomst? Zo ja, hoe?
Wat betekent het genoemde onderzoek voor de uitrol van het 5G-netwerk in Nederland?
Het bericht ‘Rapport van Vrije Ondernemers Noordwijk (VON): GOM blijkt zelf de grootste onttrekker van 1e klas bollengrond' |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Kajsa Ollongren (D66) |
|
![]() |
Kent u het nieuwsbericht «Rapport van Vrije Ondernemers Noordwijk (VON): GOM blijkt zelf de grootste onttrekker van 1e klas bollengrond»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de Intergemeentelijke Structuur Visie (ISG)-afspraken tussen vijf Duin- en Bollenstreekgemeenten?
Ja.
Deelt u de mening dat we zuinig moeten omgaan met het open landschap in deze streek?
Op zichzelf deel ik uw mening dat we zuinig om moeten gaan met het open landschap. De Duin- en Bollenstreek is in 2005 door het Rijk aangewezen als één van de zes nationale Greenports van Nederland. Dit is ingegeven door het belang als economisch dynamisch tuinbouwgebied. In vervolg daarop hebben de gemeenten van de Duin- en Bollenstreek in een samenwerkingsovereenkomst afgesproken te komen tot een Intergemeentelijke Structuurvisie voor het buitengebied en over het oprichten van een gezamenlijk herstructureringsbedrijf: Greenport Ontwikkelingsmaatschappij B.V. In het gegeven dat het een economisch dynamisch tuinbouwgebied is, ligt een nationaal belang dat ook in de NOVI aangegeven wordt. In de NOVI is bepaald dat op goed geschikte gronden landbouw ruimte moet krijgen voor ontwikkeling. Dit om de omslag naar kringlooplandbouw te kunnen maken. Dit principe kan met zich brengen dat deze gebieden ruimtelijk worden beschermd. Behoud van open landschappen vind ik eveneens van belang. De NOVI zet in op het versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten, maar daarin is het nationaal belang van de Duin- en Bollenstreek niet gelegen. Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, Provincies en Gemeenten, past terughoudendheid om een oordeel te geven over het beleid dat de betrokken gemeenten voeren. Ik vind dat een zaak voor deze gemeenten.
Ik constateer overigens dat de betrokken gemeenten zich het belang van het zorgvuldig omgaan met het landschap aantrekken. Dit komt tot uitdrukking in de recente aanvraag van de officiële status van nationaal park voor de Hollandse Duinen die namens 53 partijen door de provincie Zuid-Holland is ingediend. De provincies zijn verantwoordelijk voor de afzonderlijke Nationale Parken. Het Rijk is verantwoordelijk voor het stelsel en wijst de parken aan op voordracht van de provincies. De individuele nationale parken moeten binnen de kaders van de zogenoemde standaard hun gebiedseigen identiteit ontwikkelen, passend bij het karakter en de waarden van het gebied, en tevens zorgdragen voor de vertaling ervan in de ruimtelijke kwaliteit. Noordwijk heeft besloten deel te nemen als strategisch Partner aan het Nationaal Park nieuwe stijl in oprichting en dient mede daarom bij alle ontwikkelingen rekening te houden met de landschappelijke waarde. Het blijft ook dan een zaak van de gemeenten op welke wijze zij het open landschap willen beschermen.
Nu schaarse grond in deze streek wordt ingezet voor greenpoortvilla’s, terwijl kijkend naar de huidige woningbehoefte er vooral behoefte is aan betaalbare woningen, vindt u het inzetten van deze grond voor villa’s een goede ruimtelijke ontwikkeling?
In lijn met mijn antwoord op vraag 3, vind ik het een zaak voor de betrokken gemeenten om hierin een afweging te maken.
Bent u het ermee eens dat het beter zou zijn om in plaats van losse bouwtitels een samenhangend ontwerp voor goede maatschappelijke inpassing om het landschap te beschermen en toekomstbestendig vorm te geven?
Er is in 2009 een intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld. Deze is in 2015 geëvalueerd en geactualiseerd in 2016. Aan het verstrekken van losse bouwtitels ligt een samenhangende visie ten grondslag. De vraag of de gemeenten voor een ander ruimtelijk ontwerp moeten kiezen, vind ik een zaak voor de betrokken gemeenten in de Duin -en Bollenstreek.
Bent u bekend met de signalen in dit bericht dat omdat de GOM, vanwege o.a. gemeentelijke bezwaren, minder locaties ter beschikking heeft voor greenpoortwoningen, de Duin- en Bollenstreekgemeenten recent een handhaafoffensief heeft gestart waarbij men dierenweides en (moes)tuinen ontmantelt zodat het gewenste areaal van bollengrond van 2.625 ha gehandhaafd kan blijven?
De signalen uit dit bericht zijn mij bekend, maar het is mij niet bekend dat gemeenten handhavend optreden met het motief om het bollenareaal op peil te houden. Het is aan gemeenten om te bepalen, met in achtneming van de in de rechtspraak ontwikkelde «beginselplicht tot handhaving», of en wanneer overgegaan wordt tot handhaving van het geldende bestemmingsplan en daarmee strijdig gebruik te beëindigen. De desbetreffende gebruikers kunnen zich hiertegen via de reguliere rechtsbeschermingsprocedures verweren.
Hoe verhoudt dit handhaafoffensief, leidend tot het verwijderen van deze «groene locaties», zich met de NOVI?
In de NOVI wordt, naast het belang als economisch dynamisch tuinbouwgebied Greenport, aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied de landschappelijke kwaliteit moeten versterken of nieuwe moeten toevoegen en dat goed geschikte landbouwgrond beschikbaar moet blijven.
Kunt u in gesprek gaan met de betreffende gemeenten en de VON over goede ruimtelijke ontwikkeling in lijn met de NOVI?
Het is niet aan mij om te treden in de toepassing van lokale bevoegdheden als daarmee geen nationaal belang gemoeid is. De afweging van alle betrokken belangen over de goede ruimtelijke ontwikkeling van de streek heeft geresulteerd in de vaststelling van twee intergemeentelijke structuurvisies.
De plaatsing van windmolens binnen gebied dat gereguleerd is door het Luchthavenindelingsbesluit. |
|
Carla Dik-Faber (CU), Eppo Bruins (CU) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Haarlems mysterie: dit is waarom de windmolens bij de teletubbieberg nooit draaien»1, de informatienota «Stand van zaken windmolens Schoteroog» van de gemeente Haarlem2, de pretoets van Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van 20 maart 2020 over dit project en het «Actieplan Schone Energie» van de gemeente Haarlem?3
Ja.
Bent u ermee bekend dat de oostflank van de Haarlemse Waarderpolder als RES-zoekgebied is aangewezen voor de plaatsing van windmolens en dat voor een eerste project een pretoets is gedaan door ILT?
Ja.
Klopt het dat ILT in verband met de nabijheid van Schiphol voor de vervanging van de huidige vier defecte en niet meer te repareren windmolens met een tiphoogte van circa 53 meter slechts één nieuwe windmolen met een tiphoogte van 125 meter kansrijk acht?
Ja.
Bent u ermee bekend dat de initiatiefnemer één molen van 150 meter of twee molens van 125 meter had voorgesteld en de eigenaar van een aangrenzend perceel ook plannen heeft voor plaatsing van enkele windmolens?
Ja.
Bent u ermee bekend dat de provincie in de nieuwe omgevingsverordening Noord-Holland 2020 in artikel 6.22 lid 2a als eis stelt dat minimaal drie molens op een rij geplaatst dienen te worden?
Ja. Het betreft hier artikel 6.27, lid 2a van de nieuwe omgevingsverordening NH2020.
Bent u ermee bekend dat in hetzelfde gebied en dichter bij Schiphol een KPN-zendtoren staat van 150 meter hoog?
Ja. In het Aeronautical Information Publication (AIP)4 staat dat de zendtoren een hoogte heeft van 145 meter.
Deelt u de mening dat het niet aan burgers uit te leggen is dat een dergelijke zendtoren hier wel mag staan, maar windmolens die even hoog of lager zijn niet?
In internationale wet- en regelgeving (ICAO, Annex 14) staan criteria beschreven met als doel om het luchtruim rond luchthavens vrij te houden van obstakels en vliegoperaties van en naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren.
De windturbines zijn gelegen in het gebied waar, volgens het LIB Schiphol, een maximum hoogte geldt afhankelijk van de locatie, van 41m – 141meter boven NAP. Het hoogtebeperkingsvlak wat door de plannen wordt doorsneden betreft in dit geval de «conical surface». De ILT acht één nieuwe windmolen met een tiphoogte van 125 meter kansrijk.
De KPN-zendtoren is door de aanleg van de Polderbaan binnen de ICAO hoogtebeperkingsvlakken komen te liggen. Bij de ingebruikname van de Polderbaan met nieuwe vertrek- en naderingsprocedures, zijn bij de goedkeuring van deze vliegprocedures de relevante obstakels meegewogen. De vliegprocedure ontwerpcriteria schrijven voor dat een vliegtuig obstakels met een veilige marge moet kunnen overvliegen. Vastgesteld is dat de KPN-zendtoren geen gevolgen heeft voor de (nieuwe) vertrek- en naderingsprocedures van de Polderbaan.
Door in de directe omgeving van de luchthaven de hoogtebeperkingen restrictief toe te passen blijft er ruimte om bijvoorbeeld toekomstige aanpassingen aan de infrastructuur (banenstelsel) of van de vertrek- en naderingsprocedures mogelijk te maken. Daarnaast is het van belang voor de luchtvaartveiligheid om het aantal hoge obstakels in de directe omgeving van de luchthaven beperkt te houden. In het geval dat door onvoorziene omstandigheden, bijv. een motorstoring of calamiteiten, een vliegtuig moet afwijken van de standaard vastgelegde vertrek- en naderingsprocedures moet er voldoende manoeuvreerruimte overblijven om een vlucht veilig te kunnen continueren zonder geconfronteerd te worden met hoge obstakels.
Deelt u de mening dat het plaatsen van nieuwe windmolens op deze plek een goede stimulans kan zijn voor inwoners om het energie- en warmteverbruik te verduurzamen, terwijl het weghalen van de huidige windmolens waar veel draagvlak voor is juist averechts zal werken?
Ja, ik begrijp dat het plaatsen van nieuwe windmolens een goede stimulans kan zijn voor inwoners om het energie- en warmteverbruik te verduurzamen. Maar vanuit de luchtvaartveiligheid bekeken zijn de plannen niet inpasbaar.
Bent u gezien het draagvlak in de regio en de ambities van het Klimaatakkoord bereid op grond van artikel 2.2.2 lid 4 van het Luchthavenindelingsbesluit een verklaring van geen bezwaar af te geven voor de plaatsing van drie tot vier windmolens met een tiphoogte van 150 meter of vier tot zes windmolens met een tiphoogte van 125 meter in de oostflank van de Haarlemse Waarderpolder, zodat de energieopbrengst wordt gemaximaliseerd en een rendabele businesscase mogelijk wordt?
De gemeente heeft een verzoek ingediend tot het uitvoeren van een pretoets5 om vroegtijdig in een proces van planvorming al meer duidelijkheid te verkrijgen over ontwikkelingsmogelijkheden in relatie tot luchtvaartveiligheid. De ILT heeft in reactie op dit verzoek in maart 2020 een negatief advies afgegeven. Ik volg dit advies.
Bent u bereid een dergelijke verklaring binnen een jaar na het indienen van een aanvraag te verstrekken, zodat de plaatsing snel kan starten?
De ILT heeft een negatief advies afgegeven en is niet bereid om een verklaring van geen bezwaar te verlenen.
Bent u ermee bekend dat alle gemeenten in het werkingsgebied van het Luchthavenindelingsbesluit te maken hebben met beperkingen bij de plaatsing van windmolens?
Ja. In het LIB zijn ten behoeve van een veilig gebruik van de luchthaven en van het luchtruim in bepaalde zones toetshoogtes voor bouwwerken in de omgeving van de luchthaven ingesteld om het luchtruim te vrijwaren van obstakels voor het luchtverkeer en om de correcte werking van de luchtverkeersapparatuur niet te verstoren.
Bent u bereid om de normering van het Luchthavenindelingsbesluit op korte termijn aan te passen, zodat op meer kansrijke locaties in de regio windmolens kunnen worden geplaatst?
Nee, de huidige regels voor hoogtebeperkingen in het LIB Schiphol worden gehandhaafd. In het LIB zijn hoogtebeperkingen opgenomen om het veilig gebruik van de vliegroutes van en naar Schiphol te garanderen en de goede werking van de communicatie-, navigatie-, en radarapparatuur (CNS-apparatuur) van de luchtverkeersleiding te waarborgen. De gebieden waar deze hoogtebeperkingen gelden moeten op grond van bepalingen van ICAO vrijgehouden worden van hoge obstakels.
Maastricht Aachen Airport. |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Hugo de Jonge (CDA), Carola Schouten (CU), Hans Vijlbrief (D66), Mona Keijzer (CDA), Alexandra van Huffelen (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Onderzoek: forse groei van MAA is mogelijk» en «Stiltegebieden in Limburg worden kleiner en het is er lang niet altijd stil»?12
Ja.
Erkent u het belang van stilte voor de natuur en de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat bijna alle stiltegebieden in Limburg last hebben van het vliegverkeer? Zo nee, waarom niet?
De provincie Limburg is verantwoordelijk voor het aanwijzen van stiltegebieden in Limburg en heeft regels gesteld voor activiteiten die in of om het stiltegebied zijn toegelaten. De provincie Limburg monitort periodiek de geluidbelasting in de Limburgse stiltegebieden en stelt mede op basis hiervan waar nodig haar beleid bij en neemt maatregelen. Uit de monitoringsrapportage van de provincie Limburg over het jaar 2019 volgt dat er in nagenoeg alle stiltegebieden tijdens de uitgevoerde metingen vliegverkeer is waargenomen. Het betreft hier grotendeels vliegverkeer boven de 2 km. In vooral een aantal Zuid-Limburgse gebieden lijkt vliegverkeer op een hoogte onder de 2 km geleid te hebben tot hogere geluidniveaus. Het waargenomen vliegverkeer is echter niet strijdig gebleken met de betrokken beleidsregels van de provincie.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat stiltegebieden steeds kleiner worden en het er lang niet altijd stil is? Zo nee, waarom niet?
Ik erken het belang van stilte voor gezondheid en natuur. De signalen over de werking van stiltegebieden zijn mij bekend. Het beleidsinstrument stiltegebieden is een verantwoordelijkheid van de provincies. Bij de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), in november 2020, heeft de Minister van LNV uw Kamer toegezegd om over het bevorderen van stilte ten behoeve van natuur in gesprek te gaan met in ieder geval de provincies, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Uw Kamer zal over de uitkomsten hiervan worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het problematisch is dat 12 van de 31 stiltegebieden in Limburg niet voldoen aan de norm van maximaal 40 decibel? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op vraag 3 en 4.
Kent u de berichten «Onderzoekers: «Groei MAA kost Zuid-Limburg toerisme»» en «Onderzoek: «Toerisme Zuid-Limburg toch geraakt door geluidsoverlast Maastricht Aachen Airport»»?3 4
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van de onderzoekers van Breda University dat bij een groei van Maastricht Aachen Airport o.a. de rustzoekende verblijfstoerist dreigt af te haken? Zo nee, waarom niet?
In de brief aan uw Kamer over diverse luchtvaartonderwerpen van 9 december 20205 heb ik u aangegeven dat de provincie Limburg als eigenaar van Maastricht Aachen Airport (MAA) de komende periode een ambitie en ontwikkelrichting voor MAA wil bepalen. In dat kader heeft de provincie begin 2020 de heer Van Geel als onafhankelijk verkenner aangesteld en hem de opdracht gegeven om in een regionale verkenning «op innovatieve wijze met de regio via participatie en overleg met de omgeving (omwonenden en maatschappelijke organisaties, experts, bedrijven en overheden) en na een passende weging van de verschillende belangen tot het best haalbare advies te komen over de ontwikkeling van MAA tot een toekomstbestendige en duurzame luchthaven». De aanpak van de heer Van Geel is vergelijkbaar met de aanpak voor de Proefcasus Eindhoven. Het advies van de heer Van Geel is inmiddels gereed en aangeboden aan provinciale staten van Limburg. Op basis van het advies van de heer Van Geel zal besluitvorming plaatsvinden in de provincie Limburg en zal vervolgens een aanvraag voor een Luchthavenbesluit worden voorbereid.
In het kader van het adviestraject van de heer Van Geel is een onderzoek uitgevoerd door Ecorys. Het betreft een onderzoek naar de economische betekenis van MAA. Het uitgevoerde onderzoek van Breda University betreft een verkennend onderzoek naar de impact van luchtvaartgeluid op toerisme en verblijfsrecreatie dat in opdracht van Koninklijke Horeca Nederland, Hiswa-Recron en Visit Zuid-Limburg is verricht. Dit rapport is recent aan de provincie Limburg en de heer Van Geel aangeboden met het verzoek deze uitkomsten mee te wegen in het advies over MAA en de besluitvorming door de provincie. Aangezien ik geen opdrachtgever ben van beide onderzoeken en er nog geen formele aanvraag voor een luchthavenbesluit ligt waarover ik mij moet buigen acht ik het niet opportuun om uitspraken te doen over beide onderzoeken.
Hoe verklaart u dat consultancybureau Ecorys met een volstrekt andere conclusie op de proppen komt, namelijk dat er geen aanwijzingen zouden zijn gevonden dat de toeristische sector te lijden heeft onder de toename van het vliegverkeer op Maastricht Aachen Airport (MAA), terwijl de onderzoekers van Breda University inschatten dat dit om een directe schadepost zal gaan van 23 tot 70 miljoen euro per jaar, oplopend tot 140 miljoen euro?
Zie het antwoord op vraag 7.
Erkent u dat de conclusie van Ecorys, die slechts gebaseerd is op de beschikbare kwantitatieve gegevens, een onvolledig beeld geeft? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u van mening dat het tekortschietende rapport van Ecorys hiermee ongeschikt is als bouwsteen voor het advies van de heer Van Geel over de toekomst van Maastricht Aachen Airport? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Hoe weegt u beide onderzoeken, met tegenstrijdige conclusies, ten opzichte van elkaar?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u alsnog inhoudelijk reageren op het kritische artikel van Ties Joosten (Follow the Money) over het SEO-rapport «Effecten van een vliegbelasting voor de luchtvrachtsector», aangezien u tijdens het debat over de wijziging van de Wet Vliegbelasting (d.d. 2 december 2020) niet veel meer wilde zeggen dan «dit is wat ik heb»?5 6 7?
De auteur van het betreffende artikel doet een aantal uitspraken met betrekking tot de werkgelegenheid rondom MAA. De auteur stelt dat de Luchtvrachtmonitor 2018 van het Erasmus UPT te veel banen aan MAA toerekent. Aangezien dit onderzoek ook ten grondslag ligt aan het SEO-rapport, is volgens de auteur de inschatting van de effecten van de luchtvrachtbelasting op de luchtvrachtsector ook te hoog. Erasmus UTP heeft de werkgelegenheidscijfers in de Luchtvrachtmonitor in oktober 2020 herzien. Naar aanleiding van deze herziening is ook het SEO-rapport op dit punt aangepast. Een geactualiseerde versie van het SEO-onderzoek heb ik op 23 november 2020 aan uw Kamer gestuurd.9
Kunt u meer specifiek ingaan op de kritiek van Ties Joosten op de wijze waarop SEO de werkgelegenheidseffecten van de vliegbelasting groter zou hebben voorgesteld dan ze zijn en daarbij voornamelijk belanghebbenden uit de sector interviewde?
Volgens SEO bestaat een risico dat de gedragseffecten leiden tot het verdwijnen van een groot aantal werkplekken. Het is niet duidelijk hoe groot de kans is dat deze gedragseffecten daadwerkelijk optreden. Het klopt dat SEO zich voor deze gedragseffecten mede baseert op een reeks interviews. SEO heeft zowel experts uit de private sector als ook twee onafhankelijke wetenschappers geïnterviewd. Het feit dat sommige experts een bepaald belang dienen is in de conclusies van de onderzoekers meegenomen.
In hoeverre is de in de Luchtvaartnota opgenomen groeidoctrine van invloed geweest op de verschillende door de overheid aangevraagde en betaalde onderzoeken naar de toekomst van MAA?
Van een groeidoctrine is geen sprake. Zoals in de Luchtvaartnota 2020–2050 is aangegeven verwacht het Rijk van de luchthavens dat zij in voorbereiding op een nieuw luchthavenbesluit met belanghebbenden de gewenste ontwikkeling van de luchthaven in hun regio verkennen. Daarbij moeten ze rekening houden met de ambities van het Rijk op de verschillende publieke belangen en de bestaande ruimte binnen de geldende vergunning (voor MAA: de Omzettingsregeling Maastricht). Zoals in de brief over diverse luchtvaartonderwerpen van 9 december 202010 is aangegeven zijn hiervoor bij de verschillende luchthavens trajecten gestart onder regie van de luchthavens en/of provincies.
Erkent u dat een forse groei van MAA, zoals staat opgenomen in het rapport van consultancybureau Ecorys, op gespannen voet zou staan met diverse maatschappelijke belangen omtrent klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
De heer Van Geel heeft recent zijn advies over MAA uitgebracht. Ik wacht het standpunt hierover van de provincie Limburg af.
Erkent u dat een forse krimp van de luchtvaart positieve effecten kan hebben voor klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet staat de borging van vier publieke belangen voorop: veilige luchtvaart, Nederland goed verbonden met de wereld, aantrekkelijke en gezonde leefomgeving en duurzaam Nederland. Forse krimp van de luchtvaart kan positieve effecten hebben voor klimaat, leefomgeving en veiligheid, maar kan ook ten koste gaan van de internationale bereikbaarheid. Ons sterke netwerk van internationale verbindingen door de lucht moet behouden blijven vanwege het belang voor onze economie, en de negatieve effecten van de luchtvaart moeten beperkt worden. In de Luchtvaartnota kiest het kabinet voor kwaliteit in plaats van kwantiteit.
Het bericht ‘De renovatie van de Afsluitdijk loopt flinke vertraging op door problemen met spuisluizen’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De renovatie van de Afsluitdijk loopt flinke vertraging op door problemen met spuisluizen»?1
Ja.
Kunt u toelichten wanneer het gehele project nu afgerond kan worden, begin of eind 2025?
Het eerste beeld is dat het project in 2025 kan worden afgerond. Wat de exacte planning wordt, moet de komende tijd duidelijk worden.
Betekent de vertraging dat ook het fietspad gedurende die gehele periode afgesloten blijft?
Over de gehele Afsluitdijk fietsen en wandelen is helaas niet mogelijk tot het project gereed is. De fietsbruggen over de bestaande spuisluizen vormen hierbij de grootste belemmering. Deze zijn nu verwijderd en er kunnen pas nieuwe fietsbruggen worden geplaatst na de renovatie van de spuisluizen. En juist deze werkzaamheden lopen het langst door. Fietsers en wandelaars kunnen gebruik blijven maken van de fietsbus. Zodra er weer over delen van de Afsluitdijk kan worden gefietst zullen die delen van het fietspad worden opengesteld.
Bestaat de mogelijkheid de fietsbruggen in de nieuwe situatie breder te maken dan nu is voorzien, gelijk aan de wens van belangenorganisaties? Zo nee, waarom niet?
Mede naar aanleiding van gesprekken met belangenorganisaties is verkend of er bredere fietsbruggen kunnen worden geplaatst. De conclusie is dat ze niet breder kunnen worden omdat dan onder extreme omstandigheden nog grotere krachten op de fietsbruggen ontstaan. Bredere fietsbruggen zouden ingrijpende wijzigingen aan o.a. de bestaande spuisluizen, het ontwerp van de nieuwe spuisluizen en de technische ruimtes tot gevolg hebben, wat resulteert in aanvullende vertraging en een aanzienlijke verhoging van de kosten. De fietsbruggen worden net zo breed als ze waren.
Kunt u verklaren waarom de randvoorwaarden niet eerder in het ontwerp zijn opgenomen?
In de reeksen van combinaties van waterstanden en golfhoogten die kunnen optreden waren bepaalde reeksen niet meegenomen. Bij de nadere uitwerking van de ontwerpen kwam dit aan het licht. Het ging om relatief lage waterstanden waarbij toch vrij hoge golven kunnen optreden vanuit de IJsselmeerzijde. Hoewel voor het opstellen van de hydraulische randvoorwaarden een zorgvuldig proces is gevolgd waarbij ook diverse externe deskundigen zijn betrokken, ontbrak deze combinatie die voor het ontwerp onmisbaar bleek te zijn.
Bent u het eens met de raming van 200 miljoen euro aan extra kosten? Kunt u een inschatting geven van de extra kosten en welk bedrag hiervoor uit het Deltafonds gebruikt gaat worden om het projectbudget aan te vullen?
Zoals ik u in mijn brief van 4 november jl. voor het Wetgevingsoverleg Water meldde, had ik gehoopt uw Kamer al meer te kunnen laten weten over de benodigde budgetaanvulling voor dit project. Helaas is dat op dit moment nog niet mogelijk, omdat we hier nog over in gesprek zijn met de aannemer. Naar verwachting kan ik u hierover komend voorjaar meer duidelijkheid geven.
Wat zijn de verwachte gevolgen voor het auto- en vrachtverkeer, nu de renovatie drie jaar langer gaat duren?
Het autoverkeer zal langer hinder ondervinden. Op de sluizen zal ook tussen 2023 en 2025 veelal één rijstrook per richting beschikbaar zijn. Dat leidt op drukke momenten tot extra reistijd. In een situatie waarbij er maar een brug beschikbaar is kan dit in geval van een storing tot extra hinder voor wegverkeer en/of scheepvaart leiden omdat er dan geen omleidingsmogelijkheden zijn.
De versterking van het dijklichaam zelf en de vernieuwing van de A7 worden naar verwachting uiterlijk 2023 afgerond. De lange wegversmallingen die op dit moment nodig zijn voor de vernieuwing van de A7 zullen daarna verleden tijd zijn. Voor vrachtverkeer blijft de breedte beperkt tot 3 m, waardoor exceptionele transporten over de Afsluitdijk voor langere tijd niet mogelijk zijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het nota-overleg MIRT van 7 december 2020?
Ja.
Het bericht 'Renovatie Afsluitdijk duurt door fout zeker 3 jaar langer, valt duurder uit' |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Renovatie Afsluitdijk duurt door fout zeker 3 jaar langer, valt duurder uit»?1
Ja.
Kunt u al iets meer zeggen, dan in de brief van 4 november 2020 aan de Tweede Kamer staat, over de oorzaak van deze fout bij het project Afsluitdijk?2
In de reeksen van combinaties van waterstanden en golfhoogten die kunnen optreden waren bepaalde reeksen niet meegenomen. Het ging om relatief lage waterstanden waarbij toch vrij hoge golven kunnen optreden vanuit de IJsselmeerzijde. Hoewel voor het opstellen van de hydraulische randvoorwaarden een zorgvuldig proces is gevolgd waarbij ook diverse externe deskundigen zijn betrokken, ontbrak deze combinatie die voor het ontwerp onmisbaar bleek te zijn.
Wat zijn de gevolgen van het langer duren van de renovatie van de Afsluitdijk voor het autoverkeer, vrachtverkeer en fietsverkeer?
Het autoverkeer zal langer enige hinder ondervinden. Op de sluizen zal veelal één rijstrook per richting beschikbaar zijn. Dat leidt alleen op drukke momenten tot extra reistijd. De versterking van het dijklichaam zelf en de vernieuwing van de A7 worden naar verwachting uiterlijk 2023 afgerond. De lange wegversmallingen die op dit moment nodig zijn voor de vernieuwing van de A7 zullen daarna verleden tijd zijn. Voor vrachtverkeer blijft de breedte beperkt tot 3 m, waardoor exceptionele transporten over de Afsluitdijk voor langere tijd niet mogelijk zijn.
Het fietspad zal als gevolg van de vertraging langer dicht moeten blijven. Fietsers en wandelaars kunnen gebruik blijven maken van de fietsbus.
Deelt u de mening dat de hinder door eventuele uitloop van de werkzaamheden zo beperkt mogelijk moet blijven en zoveel mogelijk moet worden beperkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat realiseren?
Bij de uitloop van werkzaamheden streef ik, net als bij de werkzaamheden die nu worden uitgevoerd, naar zo min mogelijk hinder voor gebruikers van de weg, de vaarweg en voor de omgeving. Rijkswaterstaat en de opdrachtnemer overleggen met tal van belanghebbenden hoe de hinder voor hen zo goed mogelijk kan worden beperkt, bijvoorbeeld door noodzakelijke volledige wegafsluitingen zoveel mogelijk op rustige momenten of in de nacht te plannen.
Kan al een indicatie gegeven worden van de extra kosten? Ten koste van welke andere projecten gaat dit, aangezien de kosten ten laste van het Deltafonds gebracht worden?
Zoals ik u in mijn brief van 4 november jl. voor het Wetgevingsoverleg Water meldde, had ik gehoopt uw Kamer al meer te kunnen laten weten over de benodigde budgetaanvulling voor dit project. Helaas is dat op dit moment nog niet mogelijk, omdat we hier nog over in gesprek zijn met de aannemer. Naar verwachting kan ik u hierover komend voorjaar meer duidelijkheid geven. Vooralsnog is er geen sprake van dat dit ten koste gaat van andere projecten die worden bekostigd uit het Deltafonds.
Kunt u deze vragen schriftelijk beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Water van 11 november 2020 dan wel deze vragen mondeling beantwoorden in het wetgevingsoverleg Water?
Ja.
Het artikel 'Leiding Waternet verzwijgt vernietigende veiligheidstest' |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Leiding Waternet verzwijgt vernietigende veiligheidstest»?1
Ja.
Herinnert u zich de mondelinge vragen die eerder gesteld zijn over dit onderwerp?2
Ja.
Heeft Waternet u op de hoogte gesteld van (de resultaten van) het uiterst kritische pentest-rapport en wanneer is dat gebeurd?
Naar aanleiding van de eerdere publicatie over Waternet door FtM heeft de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) als toezichthouder op het drinkwaterbedrijf in het kader van de Wet beveiliging netwerk en informatiesystemen (Wbni) op 27 oktober 2020 een gesprek met de directie van Waternet gevoerd. Tijdens dit gesprek is de ILT niet geïnformeerd over dit pen-test rapport of uitkomsten van andere pen-testen. Daags na het gesprek heeft Waternet de ILT op de hoogte gesteld van een mogelijk voorgenomen publicatie van FtM over een pen-test rapport van begin 2020. De ILT was voorafgaand aan de publicatie van Follow the Money (FtM) op 2 november 2020 niet op de hoogte van de inhoud van de rapportage over deze pen-test. De ILT heeft op 2 november 2020 de pen-test rapportage opgevraagd en op 3 november 2020 alsnog ontvangen.
Vindt u dat u hierover op de hoogte had moeten worden gesteld op enig moment, ook na de eerdere publicatie van FTM over de beveiliging van Waternet, als dit niet het geval is?
Waternet laat, net als andere organisaties, in hun reguliere bedrijfsvoering regelmatig pen-tests uitvoeren. Uit die testen komen vrijwel altijd verbeterpunten, die door de organisaties worden gebruikt om de cybersecurity te versterken. Het is geen gangbare praktijk dat aanbieders van essentiële diensten de uitkomsten van vertrouwelijke pen-testen periodiek ongevraagd aan toezichthouders toesturen. Het was echter, gegeven de actuele omstandigheden, passend geweest als de ILT tijdig was ingelicht door Waternet, ook al was er op dat moment geen wettelijke verplichting of concreet verzoek vanuit de ILT om dat te doen.
Heeft u er vertrouwen in dat de algemeen directeur en de dijkgraaf u goed zullen informeren in de toekomst?
Ik vertrouw erop dat het management en het bestuur van Waternet de ILT in de toekomst goed zullen informeren over welke maatregelen zijn genomen om aan de zorgplicht uit de Wbni te voldoen. Waternet verleent medewerking aan het onderzoek dat de ILT heeft opgestart.
Hoe oordeelt u over het bericht dat het de onderzoekers die dit rapport schreven, in staat waren binnen korte tijd binnen te dringen in de systemen van Waternet?
Ik heb er begrip voor dat de Kamer in deze casus snel alles boven water wil halen. Ook voor mij heeft het de hoogste urgentie dat er door grondig onderzoek een compleet beeld ontstaat. Daarom worden deze vragen meegenomen in het door de ILT geïnitieerde onderzoek. Dit onderzoek – dat is gericht op het drinkwaterrelevante deel van Waternet – richt zich naast de naleving van de Wbni, leveringszekerheid van drinkwater ook op de governance van de organisatie.
Hoe oordeelt u over de stelling dat er op vrijwel elke beveiligingslaag wel iets is aan te merken?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is het mogelijk dat een bedrijf als Waternet, dat voorziet in vitale infrastructuur, zwakke communicatieprotocollen tussen servers kent, waardoor relatief makkelijk versleutelde wachtwoorden en gebruikersnamen kunnen worden achterhaald en dat Waternet gebruik maakt van sterk verouderde besturingssystemen en hardware (waarvan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid(NCTV) zegt dat zij buiten werking zouden moeten worden gesteld)?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over het onderzoeksresultaat dat er maar liefst elf grote kwetsbaarheden te identificeren zijn, waarvan vijf kritiek en vijf met een hoog risiconiveau?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over het bericht dat volgens de pentest maar liefst 13.691 poorten open staan en dat het lukte om kwaadaardige scripts uit te voeren?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over het bericht dat de directeur van Waternet het bestuur niet van de resultaten van de uitgevoerde pentest op de hoogte lijkt te hebben gesteld?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over het bericht dat het bestuur van Waternet (de dijkgraaf) een lid van het algemeen bestuur (volksvertegenwoordiger) die daar om vraagt, weigert inzage te geven in de uitkomsten van het rapport – desnoods in gecensureerde vorm – en hem adviseert daarbij «vandaan te blijven»?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over de stelling dat er vanuit de directie niets is gedaan met het kritische pentest-rapport en dat de acties die wel genomen zijn, op eigen initiatief door security officers zijn uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over de stelling dat er zoveel problemen in het netwerk zijn dat een expert verwacht dat een hacker kan doorspringen naar de vitale processen die Waternet uitvoert?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe oordeelt u over onze stelling dat deze resultaten en de handelingen aanleiding geven tot direct ingrijpen door de Minister, en het niet te laten bij een eigen intern onderzoek door Waternet?
In mijn brief van 4 november 20203 heb ik toegelicht dat de ILT een eigen onderzoek opstart. Eerst moeten de resultaten van zowel dit lopende onderzoek van de ILT als het extern uitgevoerde onderzoek in opdracht van Waternet worden afgewacht. Pas als deze resultaten bekend zijn kan worden bepaald of interventies nodig zijn. De ILT heeft geen reden om aan te nemen dat de leveringszekerheid van het drinkwater bij Waternet als gevolg van cyberrisico’s in het geding is.
Bent u bekend met maatregelen die Waternet naar aanleiding van het eerste artikel van FTM heeft getroffen en, zo ja, welke zijn er getroffen en wanneer?
Waternet heeft mij medegedeeld dat er uit voorzorg een nog striktere scheiding tussen de procesautomatisering en kantoorautomatisering is aangebracht. Of en zo ja welke verdere maatregelen zijn getroffen door Waternet wordt meegenomen in het genoemde onderzoek van de ILT. Ik zal de Kamer hierover nader informeren.
Is deze pentest gemeld bij Nationaal Cyber Security Centrum, aangezien organisaties in vitale sectoren verplicht zijn om ernstige digitale veiligheidsincidenten te melden bij het NCSC? Zo ja, op welke datum? Zo nee, wat zijn de consequenties van het niet melden van deze ernstige fouten?
Nee, de vertrouwelijke pen-test is door Waternet niet gemeld bij het NCSC. Een Pen-test is een interne test door ethische hackers in opdracht van een aanbieder om de cyberveiligheid te checken en waar nodig te verbeteren. Er is bij een pen-test geen sprake van een moedwillige inbreuk of cyberincident met significante gevolgen voor de continuïteit van de dienstverlening4. Pen-testen en de uitkomsten daarvan zijn ingevolge de Wbni niet meldplichtig. Aan het niet melden daarvan bij het NCSC zijn derhalve geen gevolgen verbonden.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Water op 11 november a.s.?
Ja.
Het bericht 'Termunten is slecht bereik zat: 'We moeten op de dijk staan om te kunnen bellen'' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Termunten is slecht bereik zat: «We moeten op de dijk staan om te kunnen bellen»»?1
Ja.
Klopt het dat in Termunten en in Termunterzijl het mobiel telefoonbereik dusdanig slecht is, dat inwoners, bedrijven, thuiszorgmedewerkers en alarmnummer 112 regelmatig niet bereikbaar zijn?
Dat is mij niet bekend. Ook bij Agentschap Telecom zijn hierover geen meldingen bekend.
Op verzoek van mijn ministerie hebben TNO en Agentschap Telecom in 2014–2015 onderzoek gedaan naar de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112 buitenshuis. Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage geslaagde testoproepen in Nederland rond de 99% ligt.2 Dit komt mede door het feit dat mobiele noodoproepen voorrang krijgen ten opzichte van al het andere mobiele telefoonverkeer. Noodoproepen kunnen ook door andere beschikbare (Nederlandse of buitenlandse) netwerken afgehandeld worden op het moment dat het eigen mobiele netwerk niet beschikbaar is. Ook bij een goede dekking kunnen overigens mislukte noodoproepen optreden. Meerdere factoren zijn van invloed op de slagingskans van een mobiele oproep, zoals netwerkdekking, het type toestel, het gedrag van de beller, maar ook factoren als weersinvloeden, vegetatie en bebouwing. Dit maakt dat zelfs bij een optimale dekking de slaagkans van 100% niet wordt bereikt.
In het kader van technische ondersteuning heeft het agentschap in februari en maart 2016 twee onderzoeken uitgevoerd naar de mobiele bereikbaarheid van alarmnummer 112 in de provincie Groningen. Tijdens dit onderzoek heeft het agentschap drivetests uitgevoerd op een wegtraject van circa 100 kilometer dat loopt van Ter Apel – via de grens met Duitsland – tot aan Delfzijl. Termunten en Termunterzijl zijn hierbij ook aangedaan. Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage geslaagde 112-testoproepen op dit traject boven de 99,5% lag. Hoewel Agentschap Telecom nadien geen 112-bereikbaarheidsmetingen meer heeft verricht in de provincie, acht zij de kans groot dat door de inzet van lagere frequentiebanden en nieuwe netwerktechnieken de mobiele oproepbaarheid van het alarmnummer eerder is verbeterd dan verslechterd.
Ik vind het belangrijk om verder te vermelden dat mensen zelf ook de kans op een geslaagde mobiele noodoproep naar het alarmnummer 112 kunnen vergroten. Op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie staan hiervoor diverse tips vermeld.3 Eén van de tips is het aanhouden van een vaste lijn, waarmee ook naar 112 kan worden gebeld.
Deelt u de mening dat anno 2020 iedereen in Nederland over snel internet en mobiele netwerkdekking moet kunnen beschikken, ongeacht waar men woont, omdat dit van belang is voor onder andere veiligheid, leefbaarheid en economische activiteiten?
In onder meer de Nota Mobiele Communicatie heeft het kabinet aangegeven dat mobiele communicatie een basisbehoefte is geworden. Zoals daar beschreven: «Zoals in de Nota Frequentiebeleid 2016 en het Actieplan Digitale Connectiviteit beschreven is draadloze communicatie een onmisbare grondstof geworden voor de Nederlandse samenleving. De maatschappelijke afhankelijkheid van draadloze communicatie neemt hierdoor toe. Ze is een randvoorwaarde voor economische groei in Nederland met sterke positieve effecten op de economie. Ze is de smeerolie voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten en voor de innovatie van bestaande producten en diensten. Deze ontwikkelingen illustreren dat er sprake is van een basisbehoefte».4
Wat is de precieze reden van het slechte mobiele telefoonbereik in Termunten en in Termunterzijl? Komt dit door ligging van deze plaatsen in een grensgebied, onvoldoende netwerkdekking door onvoldoende masten of spelen ook oorzaken als isolatie en weeromstandigheden een rol?
Op grond van gesprekken met de gemeente, de mobiele netwerkaanbieders, en de beschikbare informatie kan ik niet slechts één reden aanwijzen voor het enigszins beperkte mobiele netwerkbereik. Elk van de door u genoemde factoren speelt in de praktijk waarschijnlijk een rol.
Welke factoren stonden en staan een snelle oplossing van het bereikbaarheidsprobleem in Termunten en Termunterzijl in de weg?
Ik heb contact gehad met de gemeente Delfzijl en de drie mobiele netwerkaanbieders. Ik begrijp dat er momenteel gesprekken lopen met één mobiele netwerkaanbieder. Die wil graag een opstelpunt creëren om de bestaande dekking van diens netwerk te verbeteren. Er wordt momenteel door de gemeente en deze partij gezocht naar geschikte plekken voor dat opstelpunt. Zodra die gevonden zijn, kan het noodzakelijk blijken om ook vergunningen te verkrijgen. Bijvoorbeeld voor de werkzaamheden die moeten worden verricht om de benodigde infrastructuur aan te leggen. Op dat moment kunnen belanghebbenden nog bezwaar maken tegen de afgifte van die vergunningen. Vooralsnog is er naar mijn mening echter geen reden om te denken dat een oplossing niet binnen een redelijke termijn kan worden gevonden.
Bent u bereid Agentschap Telecom te vragen om met de gemeente Delfzijl, telecomproviders en andere betrokken partijen in overleg te gaan ten behoeve van een spoedige oplossing voor dit probleem?
Zoals in de beantwoording van vraag 5 aangegeven is er een constructieve samenwerking tussen een mobiele netwerkaanbieder en de gemeente Delfzijl. Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat dit niet gaat leiden tot een oplossing. Ik zie dan ook geen noodzaak om partijen (ongevraagd) met elkaar aan tafel te zetten.
In hoeverre is de situatie ten aanzien van het mobiel telefoonbereik in Termunten en Termunterzijl exemplarisch voor die in andere Nederlandse plaatsen? In hoeveel en in welke andere Nederlandse gemeenten is de mobiele bereikbaarheid in bepaalde delen momenteel nog niet op orde? Welke acties lopen er om die te verbeteren?
De mobiele netwerkdekking in Nederland behoort tot de absolute wereldtop. Er zijn nog maar heel weinig plekken in Nederland waar mobiel telefoneren of internetten moeilijk of zelfs onmogelijk is. Om dat zo te houden en zelfs voor een verdere verbetering te zorgen heb ik bij de afgelopen verdeling van de 700 MHz-vergunningen een dekkings- en snelheidseis gesteld. Deze houdt in dat – behoudens een beperkt aantal uitzonderingen – de winnaars van die 700 MHz-vergunningen per medio 2022 op 98% van het geografisch grondgebied van elke gemeente dekking moeten bieden die een minimale snelheid van 8 Megabit per seconde («Mbps») mogelijk maakt. Genoeg om diensten zoals browsing, audiostreaming, videostreaming (in een gemiddelde kwaliteit), en bellen, mogelijk te maken. Vanaf medio 2026 moet dat zelfs 10 Mbps zijn.5
Het is echter onvermijdelijk dat er plekken in Nederland zijn en blijven waar de mobiele netwerkdekking niet volledig is en dat misschien wel nooit zal worden. Zie bijvoorbeeld hetgeen daarover opgemerkt in de Nota Mobiele Communicatie: «Deze dekkingseis betekent niet dat er straks in 100% van de tijd en in 100% van Nederland een mobiel signaal beschikbaar is. Een dergelijke dekkingsgraad is als gevolg van natuurkundige beperkingen niet haalbaar. Omgevingsfactoren als gebouwen, het weer en begroeiing zorgen hier voor beperkingen. (...) Daarnaast wordt met deze eis inpandige dekking, zoals bij mensen thuis of in een ondergrondse parkeergarage, niet altijd gegarandeerd. Door moderne isolatienormen die het energieverbruik van huizen verlagen kan het mobiele netwerksignaal niet door alle muren of ramen dringen».
Hoe verloopt de uitvoering van de op 27 maart 2018 aangenomen motie-Van den Berg, die de regering verzoekt de deadline waarvoor heel Nederland kan beschikken over snel internet (minimaal 100 megabit per seconde, conform de Europese ambitie) te vervroegen naar uiterlijk 2023 (Kamerstuk 24 095, nr. 434)? Ligt de uitrol van dit snelle internet op schema? Zo nee, bent u bereid extra stappen te zetten? Wanneer ontvangt de Kamer de eerstvolgende Voortgangsrapportage Actieplan Digitale Connectiviteit?
In het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 17 oktober 2018 heb ik toegezegd de Kamer jaarlijks te informeren over de doelstelling dat in 2023 iedereen kan beschikken over een vaste verbinding van tenminste 100 Megabit per seconde (Mbps).6 Ik heb de Kamer geïnformeerd met de Voortgangsrapportage Actieplan Digitale Connectiviteit van 19 december 2019.7 In 2019 kon 97% van de huishoudens hierover beschikken. Uitgaande van de huidige uitrol en de openbaar aangekondigde uitrolplannen heeft Dialogic becijferd dat naar verwachting voor eind 2023 nog eens circa 2,5 procent van de adressen in Nederland zal worden aangesloten op snel internet. Daarmee zou eind 2023 tenminste 99,5% van de adressen in Nederland kunnen beschikken over snel internet. Ik blijf dit nauwlettend monitoren. Zoals aangegeven in de brief van 19 december 2019, wordt de breedbandkaart jaarlijks geactualiseerd en wordt de Kamer voortaan over de voortgang van de doelstelling geïnformeerd als jaarlijks terugkerend onderdeel van de rapportage over de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS).8 De volgende NDS wordt in het tweede kwartaal van 2021 verwacht. De actualisatie van de breedbandkaart wordt op dit moment uitgevoerd, echter is er bij verschillende partijen vertraging opgelopen waardoor het informeren van de Kamer in december naar alle waarschijnlijkheid niet haalbaar is. De Kamer zal in het eerste kwartaal van 2021 worden geïnformeerd of eerder indien mogelijk.
Wanneer ontvangt de Kamer de brief die toegezegd is in het algemeen overleg Telecommunicatie op 11 juni 2020 over de telefonische bereikbaarheid in Overijssel (waaronder Vilsteren en Hoge Hexel)?
Evenals ik heb gedaan voor de situatie in Termunten en Termunterzijl heb ik voor de beantwoording van deze vraag contact gehad met de gemeente Wierden (Hoge Hexel), de gemeente Ommen (Vilsteren), en de mobiele netwerkaanbieders.
Erkend werd dat de dekking in en om Hoge Hexel verbeterd kan worden. Gelukkig is er recentelijk een vergunning afgegeven aan KPN om een opstelpunt bij Hoge Hexel te plaatsen. Dit opstelpunt zal naar verwachting ergens in de komende maanden worden geplaatst.9 Dit zal tot een verbetering leiden van de dekking van in ieder geval KPN. KPN heeft laten weten dat zij voornemens is om op dat opstelpunt een mast te plaatsen waar ook andere mobiele netwerkaanbieders hun antennes en apparatuur nog kunnen bijplaatsen. Ook de dekking van de overige netwerken kan daarmee op termijn worden verbeterd als zij dat noodzakelijk of wenselijk achten.
Met betrekking tot Vilsteren heb ik inmiddels contact gehad met de mobiele netwerkaanbieders en de gemeente Ommen. Ik wil echter wachten op een respons van de gemeente Ommen voordat ik u definitief informeer over de situatie en de ontwikkelingen daar. Om de beantwoording van uw overige vragen niet nog langer te vertragen heb ik besloten daar niet op te wachten en u alvast deze beantwoording te sturen. Ik beoog u hier definitief over te informeren in het kader van het aankomende AO Telecomraad zoals voorlopig gepland op 7 december 2020.
Het bericht 'Uitbaggeren van het Westgat is weer nodig' |
|
Aukje de Vries (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Uitbaggeren van het Westgat is weer nodig»?1 Wat vindt u van het bericht?
Ja, ik ben ermee bekend. Bij de beantwoording van de vragen 2 en 3 ga ik op het bericht in.
Wanneer is het Westgat voor het laatst uitgebaggerd door Rijkswaterstaat? Klopt het dat dit voor het laatst twee jaar geleden (2018) is gebeurd?
Het Westgat is in 2018 op verzoek van de regio als pilot eenmalig uitgebaggerd in opdracht van het Havenbedrijf Lauwersoog en niet in opdracht van Rijkswaterstaat. De baggerwerkzaamheden zijn gefinancierd door de betrokken regionale partijen: provincies Fryslân en Groningen, de gemeenten Het Hogeland en Noardeast-Fryslân, het Havenbedrijf Lauwersoog en de Visafslag Lauwersoog.
Hoe heeft het regulier baggeren van het Westgat de afgelopen twee jaar plaatsgevonden? Hoe wordt het regulier baggeren bij het Westgat uitgevoerd en hoe vaak? Wat is de planning voor het baggeren en het op diepte houden van het Westgat?
Er is geen sprake van regulier baggeren van het Westgat. In 2018 is eenmalig als pilot, in opdracht van het Havenbedrijf Lauwersoog, een drempel in de buitendelta weggehaald, nadat die door aanzanding te ondiep voor de gebruikers was geworden.
Wat vindt u van de oproep om «werk met werk» te maken? Welke mogelijkheden ziet u daartoe? In hoeverre zou dit goedkoper kunnen zijn?
Ik ondersteun de oproep om zaken zo (kosten)efficiënt mogelijk aan te pakken. Er is bij de pilot van het Westgat in 2018 verkend in hoeverre het mogelijk zou zijn om het zand dat vrijkomt door het baggeren van het Westgat te gebruiken voor kustonderhoud (in het kader van veiligheid) door middel van zandsuppleties bij bijvoorbeeld Ameland of Schiermonnikoog. Kustonderhoud wordt uitgevoerd met twee doelstellingen: het onderhoud van de basiskustlijn (de kustlijn op dezelfde plek houden) en het meegroeien van het kustfundament met de zeespiegel (aanvullen van de zandvoorraad). De doelstellingen voor het kustfundament worden alleen gehaald als er zand van buiten het kustfundament (de NAP -20 meter lijn) wordt gebruikt. Het gebruiken van zand van binnen het kustfundament (dus van een lagere diepte, zoals uit Westgat) draagt niet bij aan dit doel en kan dus niet worden gebruikt.
Hoe moet dit bericht worden gezien in relatie tot de aangenomen motie Aukje de Vries c.s. d.d. 11 december 2019 waarin «de regering wordt verzocht de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens in beleidsstukken aan te merken als van maatschappelijk en economisch belang» (Kamerstuk 29 684, nr. 198)? Bent u het eens dat het dan ook van maatschappelijk en economisch belang is om in de uitvoering ook de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens te waarborgen en te regelen? Zo nee, waarom niet?
Met de ontwerpAgenda voor het Waddengebied 20502 (Agenda) is invulling gegeven aan de motie van het lid De Vries c.s.3 waarin de regering wordt verzocht de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en Waddenhavens in beleidsstukken aan te merken als van maatschappelijk en economisch belang. In de Agenda wordt onderkend dat bereikbaarheid van groot belang is voor de economie en de leefbaarheid. Het uitgangspunt voor de bereikbaarheid in het Waddengebied is dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke geulen. De vaargeulen in de buitendelta’s (waaronder het Westgat) worden gemarkeerd door boeien die af en toe, vanwege de dynamiek in het gebied, verlegd moeten worden. In de eerder aan u meegezonden kopie van de brief aan het college van gedeputeerde staten van Groningen van 10 juli 20174 is aangegeven dat Rijkswaterstaat geen baggerwerkzaamheden verricht in de dynamische buitendelta’s. Conform de uitgangspunten uit de Nationale Omgevingsvisie en de Agenda wordt de Rijksinzet omtrent duurzame bereikbaarheid van de Waddeneilanden en de Waddenhavens vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma 2022–2027 (NWP). Toekomstige opgaves, morfologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in de scheepvaart en mobiliteit kunnen worden verkend als onderdeel van het Uitvoeringsprogramma van de Agenda, daarbij rekening houdend met onder meer de impact op de natuur.
Bent u het eens dat het op diepte houden van het Westgat van belang is voor de bereikbaarheid van Lauwersoog en dus ook van belang is voor de economie in het gebied?
De bereikbaarheid van de haven van Lauwersoog is belangrijk voor de regionale economie. De eindevaluatie van de pilot in 2021 zal de betrokken regionale partijen inzicht geven in de kosten en baten van de eenmalige verdieping van het Westgat.
Door de provincie Groningen is in september 2020 – namens de betrokken partijen – een tussenevaluatie van de pilot het Westgat uitgebracht. In die tussenevaluatie staat dat de baggeringreep bij het Westgat een versterkend effect heeft (gehad) op de economische betekenis van de haven. Totdat de eindevaluatie van de pilot heeft plaatsgevonden, kunnen echter nog geen definitieve conclusies worden getrokken.
Kunt u aangeven wat de (economische) effecten zijn geweest van het baggeren van het Westgat? Bent u het met de havendirecteur van Lauwersoog eens dat het baggeren een succes was en de bedrijven en regio daarvan geprofiteerd hebben?
Zie de beantwoording onder vraag 6.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden en in ieder geval ruim voor het algemeen overleg Wadden?
Ja, bij deze.
Een gebrekkig bereik van mobiele telefonie en internet in Termunten/Termunterzijl |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Termunten is slecht bereik zat: «We moeten op de dijk staan om te kunnen bellen»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het hebben van mobiele telefonie en internet inmiddels een essentiële basisvoorziening is geworden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In onder meer de Nota Mobiele Communicatie heeft het kabinet aangegeven dat mobiele communicatie een basisbehoefte is geworden. Zoals daar beschreven: «Zoals in de Nota Frequentiebeleid 2016 en het Actieplan Digitale Connectiviteit beschreven is draadloze communicatie een onmisbare grondstof geworden voor de Nederlandse samenleving. De maatschappelijke afhankelijkheid van draadloze communicatie neemt hierdoor toe. Ze is een randvoorwaarde voor economische groei in Nederland met sterke positieve effecten op de economie. Ze is de smeerolie voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten en voor de innovatie van bestaande producten en diensten. Deze ontwikkelingen illustreren dat er sprake is van een basisbehoefte».2
Acht u het mogelijk dat door gebrekkig bereik hulpdiensten via 112, huisartsen of thuiszorgmedewerkers niet of te moeilijk bereikbaar zijn? Zo ja, deelt u de mening dat dit niet te tolereren is? Zo nee, waarom niet?
Dat is mij niet bekend. Ook bij Agentschap Telecom zijn hierover geen meldingen bekend.
Op verzoek van mijn ministerie hebben TNO en Agentschap Telecom in 2014–2015 onderzoek gedaan naar de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112 buitenshuis. Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage geslaagde testoproepen in Nederland rond de 99% ligt.3Dit komt mede door het feit dat mobiele noodoproepen voorrang krijgen ten opzichte van al het andere mobiele telefoonverkeer. Noodoproepen kunnen ook door andere beschikbare (Nederlandse of buitenlandse) netwerken afgehandeld worden op het moment dat het eigen mobiele netwerk niet beschikbaar is. Ook bij een goede dekking kunnen overigens mislukte noodoproepen optreden. Meerdere factoren zijn van invloed op de slagingskans van een mobiele oproep, zoals netwerkdekking, het type toestel, het gedrag van de beller, maar ook factoren als weersinvloeden, vegetatie en bebouwing. Dit maakt dat zelfs bij een optimale dekking de slaagkans van 100% niet wordt bereikt.
In het kader van technische ondersteuning heeft het agentschap in februari en maart 2016 twee onderzoeken uitgevoerd naar de mobiele bereikbaarheid van alarmnummer 112 in de provincie Groningen. Tijdens dit onderzoek heeft het agentschap drivetests uitgevoerd op een wegtraject van circa 100 kilometer dat loopt van Ter Apel – via de grens met Duitsland – tot aan Delfzijl. Termunten en Termunterzijl zijn hierbij ook aangedaan. Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage geslaagde 112-testoproepen op dit traject boven de 99,5% lag. Hoewel Agentschap Telecom nadien geen 112-bereikbaarheidsmetingen meer heeft verricht in de provincie, acht zij de kans groot dat door de inzet van lagere frequentiebanden en nieuwe netwerktechnieken de mobiele oproepbaarheid van het alarmnummer eerder is verbeterd dan verslechterd.
Ik vind het belangrijk te vermelden dat mensen zelf ook de kans op een geslaagde mobiele noodoproep naar het alarmnummer 112 kunnen vergroten. Op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie staan hiervoor diverse tips vermeld.4 Eén van de tips is het aanhouden van een vaste lijn, waarmee ook naar 112 kan worden gebeld.
Waarom is geen van de in het bericht genoemde providers tot nu in staat of bereid geweest het probleem met het slechte bereik op te lossen?
Ik heb contact gehad met de gemeente Delfzijl en de drie mobiele netwerkaanbieders. Ik begrijp dat er momenteel gesprekken lopen met één operator die graag een opstelpunt wil creëren om de bestaande dekking van diens netwerk te verbeteren. Er is dus bereidheid. Bovendien heb ik momenteel geen reden om aan te nemen dat de geïnteresseerde mobiele netwerkaanbieder en de gemeente niet in staat zijn om er uiteindelijk voor te zorgen dat er een geschikte locatie wordt gevonden.
Bent u bereid met de telecomproviders te overleggen om deze problematiek op korte termijn te helpen op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de beantwoording van vraag 4 aangegeven is er een constructieve samenwerking tussen een mobiele netwerkaanbieder en de gemeente Delfzijl. Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat dit niet gaat leiden tot een oplossing. Ik zie dan ook geen noodzaak om partijen (ongevraagd) met elkaar aan tafel te zetten.
Zijn er meer gebieden in Nederland waar het bereik dermate te wensen overlaat dat mobiel telefoneren of internetten moeilijk of zelfs onmogelijk is? Zo ja, om hoeveel gebieden gaat het en wat gaat u doen om er zorg voor te dragen dat de dekking daar ook afdoende wordt?
De mobiele netwerkdekking in Nederland behoort tot de absolute wereldtop. Er zijn nog maar heel weinig plekken in Nederland waar mobiel telefoneren of internetten moeilijk of zelfs onmogelijk is. Om dat zo te houden en voor een verdere verbetering te zorgen heb ik bij de afgelopen verdeling van de 700 MHz-vergunningen een dekkings- en snelheidseis gesteld. Deze houdt in dat – behoudens een beperkt aantal uitzonderingen – de winnaars van die 700 MHz-vergunningen per medio 2022 op 98% van het geografisch grondgebied van elke gemeente dekking moeten bieden die een minimale snelheid van 8 Megabit per seconde («Mbps») mogelijk maakt. Genoeg om diensten zoals browsing, audiostreaming, videostreaming (in een gemiddelde kwaliteit) en bellen mogelijk te maken. Vanaf medio 2026 moet dat zelfs minimaal 10 Mbps zijn. De precieze vergunningsvoorschriften, inclusief de reikwijdte van de uitzonderingen, kunt u terug lezen in de Staatscourant. Daar zijn de uitgegeven vergunningen gepubliceerd.5
Het is echter onvermijdelijk dat er plekken in Nederland zijn en blijven waar de mobiele netwerkdekking niet volledig is en dat misschien wel nooit zal worden. Dit is ook in de Nota Mobiele Communicatie aan uw Kamer uitgelegd. Zie bijvoorbeeld: «Deze dekkingseis betekent niet dat er straks in 100% van de tijd en in 100% van Nederland een mobiel signaal beschikbaar is. Een dergelijke dekkingsgraad is als gevolg van natuurkundige beperkingen niet haalbaar. Omgevingsfactoren als gebouwen, het weer en begroeiing zorgen hier voor beperkingen. (...) Daarnaast wordt met deze eis inpandige dekking, zoals bij mensen thuis of in een ondergrondse parkeergarage, niet altijd gegarandeerd. Door moderne isolatienormen die het energieverbruik van huizen verlagen kan het mobiele netwerksignaal niet door alle muren of ramen dringen».6
Het bericht ‘Fundering van 1 miljoen huizen bedreigd door laag grondwaterpeil’ |
|
Jessica van Eijs (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Fundering van 1 miljoen huizen bedreigd door laag grondwaterpeil»?1
Ja.
Deelt u de conclusie van het aangehaalde Deltares-onderzoek dat er ongeveer 1 miljoen woningen gevaar lopen, met mogelijk tot € 100.000 aan schade per huishouden? Wat zijn uw inspanningen om dit tegen te gaan?
In het recente Deltares-onderzoek2 wordt aangegeven dat naar verwachting tussen de 750.000 en 1.000.000 woningen op een fundering staan die gevoelig kan zijn voor bodemdaling en lage grondwaterstanden. Bij het merendeel van de panden, aldus dit onderzoek, is de verwachte ordegrootte van herstelkosten beperkt, tussen de € 500 en € 10.000. Bij een kleiner deel van de panden zullen grondige herstelwerkzaamheden en/ of een nieuwe fundering nodig zijn: hier kunnen de kosten oplopen tot € 30.000–120.000. Het gaat hierbij om mogelijke kosten per eigenaar per pand en niet per huishouden. Een groot deel van deze woningen wordt ook bewoond door huurders. Ik deel de conclusie zoals in de vraag geformuleerd dus niet.
Zoals al bij eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven3 zet ik mij op verschillende manieren in om huiseigenaren te ondersteunen bij het verstevigen van de fundering en het voorkomen van verzakkingen. Ten eerste door de ontwikkeling van de «Landelijke viewer indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek». Deze viewer geeft op de kaart weer in welke gemeenten woningen staan die mogelijk gefundeerd zijn op houten funderingspalen. De viewer wordt dagelijks gemiddeld 1.500 maal geraadpleegd. Makelaars en taxateurs zijn tevens verplicht een afdruk uit deze viewer toe te voegen aan het taxatierapport bij een specifieke funderingsparagraaf, wanneer een woning wordt getaxeerd voor verkoop. Voorts ben ik voornemens om dit jaar nog een update van de richtlijnen voor kwalitatief goed en uniform funderingsonderzoek te ondersteunen.
Daarnaast ondersteun ik bij onderzoek naar en ontwikkeling van preventieve maatregelen, zoals lokale grondwaterinfiltratie en drainage en het tegengaan van bacteriële aantasting bijvoorbeeld.
Ook heb ik gefaciliteerd in het oprichten van het Fonds Duurzaam Funderingsherstel, ten behoeve van particuliere eigenaren die op de reguliere hypotheekmarkt niet in aanmerking komen voor een lening om de fundering van hun woning te herstellen. Wanneer de gemeente waarin de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met het fonds, kunnen deze eigenaren in aanmerking komen voor een marktconforme lening. Met het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bekijken we welke andere ontwikkelingen in het veld interessant zijn en ondersteuning behoeven. Daarnaast heeft het Rijk meegewerkt aan de opbouw van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF) met een funderingsloket, waar woningeigenaren met potentiële funderingsproblemen terecht kunnen voor informatie over de aanpak van onderzoek en herstel.
In hoeverre heeft u in beeld hoeveel en op welke locatie woningen met houten funderingen staan en wat zijn uw inspanningen om droogte van deze houten palen te voorkomen?
In mijn brieven van 14 februari 2014 en 12 juni 20144 heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd over de omvang van de problematiek van houten paalfunderingen. Deze problematiek komt neer op tussen de 400.000 en 700.000 funderingsproblemen met woningen op houten palen en tussen de 150.000 en 300.000 woningen gefundeerd op staal.
De viewer indicatieve aandachtgebieden funderingsproblematiek geeft op de kaart weer in welke gemeenten woningen staan die mogelijk gefundeerd zijn op houten funderingspalen. Deze waarschijnlijkheid is gebaseerd op het bouwjaar van de panden en de bodemsoort. Alle houtfunderingen zijn gevoelig voor aantasting door schimmels indien het hout in contact komt met zuurstof ten gevolge van lage grondwaterstanden. Omdat het proces zich ondergronds afspeelt, is het onmogelijk aan te geven waar dit al gaande is en waar het bij een risico blijft.
Bijna alle factoren die een rol spelen bij funderingsproblematiek zijn onzeker, niet landelijk op pandniveau beschikbaar en gebaseerd op een inschatting. Vandaar ook dat we spreken over «indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek».
Het Rijk voert op diverse terreinen beleid ten aanzien van bodemdaling en droogte.
In het kader van het Deltaprogramma Zoetwater wordt voor de periode 2022–2027 800 mln. euro beschikbaar gesteld om de toekomstige beschikbaarheid van zoetwater beter te borgen, zodat Nederland beter weerbaar wordt tegen droogte en watertekorten.
In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie start vanaf 2021 de impulsregeling ruimtelijke adaptatie. Hiermee wordt vanuit het Rijk 200 mln. euro beschikbaar gesteld als bijdrage aan maatregelen ter beperking van wateroverlast, hittestress, droogte en gevolgen van overstromingen5.
De Minister van LNV neemt de regie bij de aanpak van bodemdaling in veenweidegebieden en heeft daartoe het nationaal Veenplan opgesteld. Daarvoor is in het klimaatakkoord voor de periode 2020–2030 276 mln. euro beschikbaarheid gesteld6.
Specifiek voor het Groene Hart hebben Rijk en regio een Regiodeal afgesproken en stellen daarvoor samen 20 mln. euro beschikbaar. Het doel van de Regiodeal is om via een samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven handelingsperspectieven voor burgers, ondernemers en overheden te bieden en innovatieve oplossingen te vinden zowel voor de stedelijke als de landelijke problematiek rondom bodemdaling.
Voor een klimaatbestendig land- en watergebruik in bebouwd gebied is kennis van de stedelijke watervraag en (vooral) handelingsperspectief nodig. Om hier antwoord op te krijgen is, op basis van aanbevelingen van de beleidstafel Droogte, afgesproken dat gemeenten de regie nemen bij de aanpak van droogte in het bebouwd gebied en onderzoek doen naar klimaatbestendig land- en watergebruik in bebouwd gebied met focus op:
de watervraag van de stad, kwalitatief en kwantitatief, inclusief de watervraag van adaptatiemaatregelen voor hitte en droogte en hoe daarin voorzien kan worden;
het handelingsperspectief: maatregelen die kunnen worden genomen om schade te vermijden;
de omvang van vermijdbare schade van bovengenoemde maatregelen in bebouwd gebied.
Deze actie wordt getrokken door de VNG en gemeenten, met input van waterschappen, Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, Deltaprogramma Zoetwater en het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling.
Voorts is in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) afgesproken dat alle overheden voor hun grondgebied stresstesten uitvoeren, om de kwetsbaarheden voor klimaatverandering in beeld te brengen. Daarbij gaat het ook om bodemdaling. Via de zogenaamde risicodialoog worden uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Het is aan de betreffende overheden zelf te bepalen welk beleid en uitvoering ze op basis daarvan willen voeren. Bij de uitvoering van adaptatiemaatregelen kunnen decentrale overheden gebruik maken van de eerdergenoemde impulsregeling ruimtelijke adaptatie.
Is het waar dat deze problematiek primair bij betreffende waterschappen ligt, aangezien zij gaan over het grondwaterbeheer en daarmee de peilwaterstanden?
Deze problematiek ligt niet primair bij de waterschappen. Het grondwaterbeheer in Nederland is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en eigenaren. Provincies bieden het algemene kader voor het grondwaterbeheer, maar hebben geen formele rol ten aanzien van het grondwaterpeil in stedelijk gebied. Waar mogelijk faciliteren (het proces), stimuleren (de samenwerking en kennisontwikkeling) en verbinden de provincies partijen7. Provincies ondersteunen op deze manier de gemeenten, waterschappen en particulieren. Daarbij is het doel enerzijds de kosten voor betrokkenen waar mogelijk te voorkomen (bestaande bouw) en anderzijds in te zetten op duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, met name daar waar het nieuwbouw betreft8.
Waterschappen voeren het peilbeheer van het oppervlaktewater uit door in overleg met belanghebbenden peilbesluiten (laag Nederland) en streefpeilen (hoog Nederland) vast te stellen. Via het oppervlaktewaterpeil hebben waterschappen wel invloed op de grondwaterstanden in een gebied, maar kunnen ze er niet direct sturing aan geven. Waterschappen stellen met andere woorden geen grondwaterpeilen vast.
Waterschappen beheren het oppervlaktewaterpeil om, via een bestuurlijke afweging, de aanwezige belangen in het gebied (water aan- en afvoer, waterberging, watervoorziening, waterkwaliteit) en functies (bebouwde gebieden, landbouw, natuur etc.) te bedienen. Waterschappen zetten zich in om de peilen voor het oppervlaktewater jaarrond te handhaven. In (langdurig) droge perioden zullen grondwaterstanden onvermijdelijk dalen, ook in gebieden waar het oppervlaktewaterpeil kan worden gehandhaafd via wateraanvoer. Voor situaties van watertekorten is een wettelijke verdringingsreeks ingesteld voor de verdeling van het beschikbare oppervlaktewater.
Gemeenten hebben een zorgplicht ten aanzien van het grondwater. Deze zorgplicht betekent dat een gemeente in openbaar gebied maatregelen moet treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemmingen zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit geldt voor zover het treffen van deze maatregelen doelmatig is en niet tot de verantwoordelijkheid van een waterschap of provincie behoort.
Kunt u reflecteren op het feit dat ongeveer 80% van de watersysteemheffing wordt betaald door huishoudens, terwijl zij geen geborgde vertegenwoordiging hebben in de waterschappen, terwijl boeren die directe baat hebben bij een lage grondwaterstand en maar 8% van deze systeemheffing betalen, dat wel hebben?
De watersysteemheffing kent vier categorieën belastingplichtigen: ingezetenen, eigenaren van gebouwen, eigenaren van grond en eigenaren van natuurterreinen. Welk percentage van de kosten mag worden toegerekend aan de vier onderscheiden categorieën is vastgelegd in de Waterschapswet. Binnen de gegeven marges mag een waterschapsbestuur hierover besluiten nemen en legt daarover verantwoording af aan de kiezers.
In 2019 bedroeg de landelijke opbrengst van de watersysteemheffing € 1.519 miljoen. Landelijk gezien was de bijdrage van de groepen in de opbrengst als volgt (cijfers van de Unie van Waterschappen (UvW)):
Binnen de categorie gebouwd is de verhouding tussen de bijdrage van woningeigenaren 81% en de eigenaren van andere objecten 19%.
Grosso modo betalen ingezetenen ongeveer 80% van de watersysteemheffing. Agrariërs betalen de heffing ongebouwd (het overgrote deel van de 11,9%), maar betalen ook de heffing gebouwd en de ingezetenenheffing. Het is niet bekend welk deel zij hiermee in totaliteit betalen.
In het algemeen bestuur van een waterschap zijn de volgende groepen vertegenwoordigd: ingezetenen, eigenaren van grond, eigenaren van natuurterreinen (natuur) en eigenaren of gebruikers van bedrijfsruimten (bedrijven). In alle waterschappen bestaat het algemeen bestuur van een waterschap in meerderheid uit een vertegenwoordiging van de categorie ingezetenen (zonder dat er geborgde zetels voor ingezetenen zijn).
Het aantal zetels in de algemene besturen bedroeg in 2019 in totaal 602. De verdeling van dit aantal over de categorieën is als volgt:
Ingezetenen: 442 zetels, 73,4% van het totale aantal zetels;
Ongebouwd: 71 zetels, 11,8% van het totale aantal zetels;
Bedrijven: 63 zetels, 10,5% van het totale aantal zetels;
Natuur: 26 zetels, 4,3% van het totale aantal zetels.
Deelt u de mening dat de bevindingen uit het onderzoek van Deltares, samen met andere onderzoeken die bevestigen dat de kosten voor huiseigenaren zullen stijgen door dalende grondwaterpeilen2, moeten worden meegenomen in zowel de herziening van het belastingstelsel van de waterschappen als uw appreciatie van het advies van de commissie-Boelhouwer over de geborgde zetels? Zo nee, waarom niet?
De waterschappen mogen volgens de huidige systematiek alleen belasting heffen voor het zuiveren van water en voor kosten die gemaakt worden om het watersysteem in stand te houden. Het uitgangspunt van de waterschapsbelastingen is dat een evenredige bijdrage aan de kosten van het watersysteem wordt geleverd. De kosten die het waterschap maakt voor grondwaterbeheer zijn een onderdeel van de watersysteemheffing. Vergoeding van funderingsschade aan een woning is dit niet. Uit jurisprudentie blijkt ook dat de overheid niet aansprakelijk is voor de funderingsschade aan een woning als gevolg van de hoogte van de grondwaterstand. Eigenaren van de woningen zijn hier zelf voor verantwoordelijk. Daarmee is er geen reden om dit in de genoemde trajecten mee te nemen.
Kunt u aangeven op welke wijze u precies de «vinger aan de pols houdt» met betrekking tot de herziening van het belastingstelsel van de waterschappen met betrekking tot de rechtvaardigheid van het systeem, zoals u aangaf in de beantwoording van onze schriftelijke vragen van 20 december 2019?3 Hoe ziet uw participatie bij de herziening er precies uit?
Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is er regelmatig overleg over de ontwikkelingen binnen het onderzoek naar een mogelijke herziening van het belastingsysteem. Het element van «rechtvaardigheid», de mogelijkheid voor een bestuur om de lasten in redelijkheid over de diverse categorieën te kunnen verdelen, is in de overwegingen en het overleg een belangrijk aspect.
Bent u van mening dat de kosten van een omslag in de landbouw naar grondwaterpeil-afhankelijke landbouwmethodes nog opwegen tegen de kosten van inactie die bijvoorbeeld worden gepresenteerd door dit Deltares-onderzoek, maar ook door het eerdere onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving?4 Indien u van mening bent dat een omslag uiteindelijk resulteert in lagere maatschappelijke kosten, kunt u aangeven hoe u hier de landelijke regie op gaat voeren? In hoeverre heeft u hiervoor bijvoorbeeld overleg gevoerd met uw collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?
Waterpeilverhoging in veenweidegebieden is noodzakelijk om de negatieve effecten van bodemdaling tegen te ondergaan. Met geleidelijke waterpeilverhoging in combinatie met de inzet van innovatieve drainagetechnieken kan bodemdaling wellicht worden vertraagd, met verdergaande waterpeilverhoging in combinatie met alternatieve (natte) vormen van landgebruik kan verdere bodemdaling wellicht tot stilstand worden gebracht. Onderzoek en de uitvoering van gebiedspilots onder meer in het kader van het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling, het Klimaatakkoord en de Regiodeal Bodemdaling Groene Hart moet uitwijzen welke waterpeilverhoging met bijbehorend landgebruik in welke gebieden kosteneffectief kan worden uitgevoerd en toekomstperspectief biedt voor het desbetreffende gebied, mede in relatie tot het willen realiseren van bredere gebiedsopgaven. Zoals in de Kamerbrief over de Rijksbrede inzet op bodemdaling van 20 juni 201912 is aangegeven, heeft de Minister van LNV het voortouw en de regie als het gaat om de problematiek van veenoxidatie en bodemdaling in het veenweidegebied. Als invulling daarvan heeft de Minister van LNV op 13 juli jl. het Veenplan aan de Tweede Kamer aangeboden13.
In welke mate wordt er in de woningbouw momenteel nog gebruik gemaakt van houten palen in plaats van alternatieve funderingsmethoden?
Na de Tweede Wereldoorlog zijn houten paalfunderingen langzamerhand vervangen door geprefabriceerde betonnen palen. Sinds 1970 worden nauwelijks nog houten palen voor fundering gebruik, behalve voor lichte constructies.
Welke andere oorzaken dan een laag grondwaterpeil zijn er die bijdragen aan beschadigde funderingen van woningen en bent u bereid onderzoek te (laten) doen naar de staat van funderingen en de mogelijke reparatie daarvan?
Behalve een laag grondwaterpeil kunnen bij houten paalfunderingen de volgende problemen ontstaan:
Houten paalfunderingen en op staal gefundeerde woningen kunnen daarnaast funderingsproblemen krijgen als gevolg van beschadiging door (planten)wortels, bodemdaling en trillingen (bijvoorbeeld door zwaar verkeer, bouwwerkzaamheden in de omgeving).
Eigenaren van woningen zijn zelf verantwoordelijk voor de staat van hun woning en dus ook voor de staat van de fundering. Wel ondersteun ik via het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bewustwording over de problematiek en bijvoorbeeld de totstandkoming van herziene richtlijnen voor funderingsonderzoek, opdat er kwalitatief goed en uniform onderzoek wordt uitgevoerd, breed gedragen door het veld, en laagdrempelig en vrij toegankelijk. De huidige richtlijnen, zijn op te vragen bij het KCAF, die ook voorlichting geven over goed funderingsonderzoek.
Bewoners kunnen individueel onderzoek doen maar het is altijd beter in de wijk samen te werken. Voor gemeenten en woningeigenaren zijn brochures beschikbaar over een effectieve aanpak en worden netwerkbijeenkomsten en congressen georganiseerd. Een aantal gemeenten met excessieve problemen ondersteunt bewoners actief, bijvoorbeeld met bemiddeling tussen buren als ze er samen niet uitkomen, of subsidieert onderzoek. Bij onderzoek wordt veelal de voorwaarde gesteld dat de onderzoeksresultaten dan ook publiek mogen worden gemaakt. Deze intensievere benadering en werkwijze heeft tot doel te voorkomen dat onderzoek wordt uitgesteld en er een gevaarlijke woonsituatie ontstaat. Bij gemeenten ligt de verantwoordelijkheid te handhaven op gevaarlijke en overlast gevende woonsituaties. De Woningwet biedt hiervoor de basis en gemeenten worden hierover mede vanuit het RPAF geïnformeerd.
Hoe kan er worden voorkomen dat er – gegeven dat verzekeraars momenteel niet uitkeren bij funderingsproblematiek door geleidelijke schade – voor bewoners nu of in de toekomst een grote kostenpost ontstaat?
Ik zet mij op verschillende manieren in om huiseigenaren te ondersteunen bij het verstevigen van de fundering en het voorkomen van verzakkingen. Ten eerste door de ontwikkeling van de «Landelijke viewer indicatieve aandachtsgebieden funderingsproblematiek». Deze viewer geeft op de kaart weer in welke gemeenten woningen staan die mogelijk gefundeerd zijn op houten funderingspalen. De viewer wordt dagelijks gemiddeld 1.500 maal geraadpleegd. Makelaars en taxateurs zijn tevens verplicht een afdruk uit deze viewer toe te voegen aan het taxatierapport bij een specifieke funderingsparagraaf, wanneer een woning wordt getaxeerd voor verkoop. Voorts ben ik voornemens om dit jaar nog een update van de richtlijnen voor kwalitatief goed en uniform funderingsonderzoek te ondersteunen.
Daarnaast ondersteun ik bij onderzoek naar en ontwikkeling van preventieve maatregelen, zoals lokale grondwaterinfiltratie en drainage en het tegengaan van bacteriële aantasting bijvoorbeeld.
Ook heb ik gefaciliteerd in het oprichten van het Fonds Duurzaam Funderingsherstel, ten behoeve van particuliere eigenaren die op de reguliere hypotheekmarkt niet in aanmerking komen voor een lening om de fundering van hun woning te herstellen. Wanneer de gemeente waarin de woning is gelegen een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met het fonds, kunnen deze eigenaren in aanmerking komen voor een marktconforme lening. Met het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF) bekijken we welke andere ontwikkelingen in het veld interessant zijn en ondersteuning behoeven. Daarnaast heeft het Rijk meegewerkt aan de opbouw van het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF) met een funderingsloket, waar woningeigenaren met potentiële funderingsproblemen terecht kunnen voor informatie over de aanpak van onderzoek en herstel.
Waar kunnen bewoners zich melden voor onderzoek naar de staat van de funderingen van hun woning?
Een groot aantal bureaus en bedrijven bieden funderingsonderzoeken aan. Gelet op de complexiteit van de materie en diversiteit van aanbod is het verstandig eerst informatie in te winnen.
Het KCAF informeert burgers over het onderzoek naar en de aanpak van funderingsproblematiek, via haar loket maar ook met voorlichtingsmateriaal zoals een stappenplan, mede tot stand gekomen met inzet van het Rijk.
Daarnaast is er sinds dit jaar een Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek (RPAF). De uitvoering van dit programma is belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en draagt bij aan de ontwikkeling, verzameling en deling van kennis met professionele partijen die een rol kunnen spelen in de aanpak van de problematiek: lokale overheden en woningcorporaties.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De gerenoveerde en afbladderende Waalbrug |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Nijmegen treurt over het gerenoveerde, maar nog steeds afbladderende icoon: de Waalbrug?1
Ja.
Kunt u de teleurstelling bij de inwoners van Nijmegen begrijpen over het feit dat ze anderhalf jaar hinder hebben ondervonden van de renovatiewerkzaamheden, terwijl de brug er daarna nog steeds afgebladderd uitziet?
Ja, ik kan mij voorstellen dat de inwoners van Nijmegen graag hadden gezien dat alle werkzaamheden aan de brug zouden zijn uitgevoerd, waaronder het schilderen van de brug.
Hoe waardeert u het uitstel van tien jaar van de verfwerkzaamheden in het licht van het gewenste en afgesproken omgevingsmanagement?
Oorspronkelijk was het voornemen om de gehele brug in één keer te renoveren. Bij de start van de renovatie is op grote schaal chroom-6 aangetroffen. Dit heeft een grote impact gehad op de continuering van de werkzaamheden. Omdat uit onderzoek is gebleken dat de Waalbrug zonder conservering van de boogconstructie nog 10 jaar constructief veilig is én omdat de kosten van het verwijderen van chroom-6 hoog zijn, heb ik besloten deze werkzaamheden uit te stellen. Gezien de grote landelijk vervanging en renovatie opgave dienen de beperkte mensen en middelen nu ingezet te worden voor andere werkzaamheden. Ik begrijp dat dat vervelend is omdat er al verwachtingen waren gewekt bij gemeente Nijmegen en haar inwoners.
Kunt u een inschatting geven van de verwachte kosten voor het verwijderen van de oude verflagen en het aanbrengen van een nieuwe verflaag?
De kosten voor het voltooien van de renovatie worden momenteel geraamd op 70 mln€ – 80 mln€. De verwachting is dat op termijn deze kosten omlaag kunnen wanneer er meer kennis is over het veilig verwijderen van chroom-6.
In hoeverre is uitstel van de verfbeurt begrotingstechnisch noodzakelijk?
Bij de start van de renovatie is op grote schaal chroom-6 aangetroffen in de huidige conserveringslaag van de staalconstructie. Vanwege de urgentie van de slechte staat en de risico's hiervan voor de constructieve veiligheid is gestart met het vervangen van het betonnen wegdek. Door de hogere kosten hiervoor heb ik het budget voor deze werkzaamheden opgehoogd van 25 mln€ naar 65,2 mln€. Dat is ten koste gegaan van de financiële dekking voor andere onderdelen van de brug. Omdat de conserveringswerkzaamheden nu niet urgent zijn én omdat de kosten hiervan erg hoog zijn, heb ik besloten deze werkzaamheden met tien jaar uit te stellen. Tegen die tijd zal ik de financiële dekking inpassen binnen de VenR-programmering.
Bent u bereid het signaal van de gemeente Nijmegen en haar inwoners serieus te nemen en te bezien of de verfwerkzaamheden naar voren gehaald kunnen worden?
Het signaal van gemeente Nijmegen en haar inwoners is mij duidelijk. De Waalbrug zal – conform het RWS-inspectieregime – de komende jaren structureel worden geïnspecteerd op constructieve veiligheid. Op basis van deze reguliere inspecties zullen de conserveringswerkzaamheden, waaronder de verfwerkzaamheden, over tien jaar, of eerder indien nodig, worden ingepland, voorbereid en uitgevoerd. Uiteraard zal dit in nauw overleg met de gemeente plaatsvinden.
De staat van onderhoud van het Kanaal van Gent naar Terneuzen en wateroverlast in Sluiskil |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zicht bovengenoemde kwestie en de schriftelijke Kamervragen uit onder meer 2018 hierover?1
Ja, deze zijn mij bekend.
Om welke reden heeft de Stichting Wateroverlast Sluiskil geen reactie ontvangen op de vragen en suggesties die op 18 maart 2020, op 7 mei 2020 en 8 juni 2020 zijn gestuurd?
De e-mail d.d. 18 maart 2020 is d.d. 26 maart 2020 beantwoord met het advies om contact op te nemen met de gemeente Terneuzen, wat in lijn is met mijn eerdere antwoord op schriftelijke vragen van uw kamer van november 2018 (2018D53367).
De brieven van 7 mei 2020 en 8 juni 2020 zijn helaas wegens omstandigheden t.g.v. ziekte en Corona niet tijdig in behandeling genomen, waardoor een reactie tot nu toe is uitgebleven. Er is inmiddels telefonisch contact opgenomen met de stichting en er is ook een schriftelijke reactie onderweg. Hierin nodigt Rijkswaterstaat de stichting en de gemeente Terneuzen uit voor een overleg.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de stichting en andere lokale betrokken partijen, om deze zaak de aandacht te geven die het verdient, gezien het feit dat deze kwestie al heel lang speelt?
Rijkswaterstaat nodigt de stichting uit voor een gesprek. Gelet op de afspraken met de gemeente Terneuzen zal Rijkswaterstaat hen vragen ook deel te nemen aan het gesprek.
Bent u bereid in overleg te treden met Rijkswaterstaat om hun rol en nodige acties in deze kwestie te bezien?2
Rijkswaterstaat maakt als agentschap onderdeel uit van mijn ministerie en is vanuit de rol als beheerder van het Kanaal Gent-Terneuzen in deze situatie primair verantwoordelijk voor waterveiligheid en het handhaven van het peil van het kanaal. Het peil dat moet worden aangehouden is onderdeel van een verdrag met het Koninkrijk België aangaande het Kanaal Gent-Terneuzen. Het verdrag en daarmee het peil zijn sinds medio 1960 niet meer gewijzigd, waardoor ik de oorzaak en daarmee de oplossing van de vochtoverlast niet binnen de beheertaken van Rijkswaterstaat verwacht te vinden.
Op welke wijze gaat er actie worden ondernomen?
In 2018 heb ik u gemeld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 576) welke onderhoudsmaatregelen Rijkswaterstaat heeft uitgevoerd aan het Kanaal Gent-Terneuzen ter hoogte van Sluiskil. Op dit moment zijn er geen aanvullende maatregelen vanuit de beheertaak van Rijkswaterstaat beschikbaar of gepland die mogelijk kunnen bijdragen aan het terugdringen van de vochtoverlast. Rijkswaterstaat zal zoals eerder aangegeven wel in gesprek gaan met de stichting wateroverlast Sluiskil en de gemeente Terneuzen.
Waterplantenproblematiek op de Randmeren en het Zuidelijk IJsselmeergebied |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en milieu) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de waterplanten problematiek op de Randmeren en het zuidelijk IJsselmeergebied, waardoor grote gebieden in het vaarseizoen (april t/m september) in toenemende mate onbevaarbaar zijn voor de recreatievaart en de zwemwaterfunctie van het gebied steeds meer beperkt wordt?
Het is mij bekend dat de recreatievaart op de Randmeren en het zuidelijk IJsselmeergebied buiten de vaargeul hinder ondervindt van waterplanten. In ondiepe delen van het Markermeer is er nog sprake van een toename van waterplanten, in de Randmeren stagneert de groei.
Deelt u de mening dat er een goede balans moet zijn tussen een gezond watersysteem en het menselijk gebruik ervan zoals bijvoorbeeld waterrecreatie?
Ja, beide meningen deel ik. Bij een gezond watersysteem horen waterplanten. Dit draagt bij aan een goede ecologische waterkwaliteit, gaat algenvorming tegen en is onmisbaar als voedsel voor watervogels. Daarmee kunnen we ook voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Vogel- en Habitatrichtlijnen (Natura2000). Een gezond watersysteem betekent ook betere zwemwaterkwaliteit (minder algen, meer doorzicht) en meer ruimtelijke kwaliteit voor de waterrecreatie.
Deelt u de mening dat het gehele IJsselmeergebied, met inbegrip van de Randmeren, een belangrijke maatschappelijke functie vervult middels en voor de waterrecreatie?
Zie antwoord vraag 2.
Welke relatie bestaat er tussen de overmatige groei van (water)planten in deze gebieden en de door rijksoverheid in de afgelopen 10 jaar genomen waterbeheermaatregelen?
Waterplanten groeien en verspreiden zich vooral als gevolg van natuurlijke processen en groeien daar waar de omstandigheden zich ervoor lenen. Rijkswaterstaat heeft, net als andere waterbeheerders, maatregelen uitgevoerd om te kunnen voldoen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water en Vogel- en Habitatrichtlijnen (Natura2000). Met die maatregelen zijn gunstige omstandigheden gecreëerd voor de groei van waterplanten. Rijkswaterstaat heeft dit bijvoorbeeld gedaan door ondieptes en natuurlijkere inrichting van oeverzones aan te leggen in het IJsselmeergebied en andere Rijkswateren, zoals in de IJsseldelta.
Heeft de rijksoverheid in het verleden waterbeheermaatregelen genomen om de waterplantengroei in rijkswateren rondom het IJsselmeer te bevorderen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de rijksoverheid door in het verleden maatregelen te nemen die waterplantengroei bevorderen, daarmee ook verantwoordelijkheid heeft voor het terugdringen van overlast die waterplanten momenteel veroorzaken in dit gebied?
Het verminderen van overlast door waterplanten is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen. De verantwoordelijkheden en taken van Rijkswaterstaat zijn wettelijk vastgelegd in het Waterbesluit en Waterregeling onder de Waterwet. Op basis daarvan is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het verminderen van overlast door waterplanten voor zover het de vaargeul van de rijksvaarwegen en bepaalde voor de recreatietoervaart aangewezen vaargeulen betreft. Het gaat daar dan uitsluitend om het beperken van de hinder voor het scheepvaartverkeer. De verantwoordelijkheid voor het maaien op andere locaties en/of om andere redenen ligt bij regionale overheden en de recreatiesector. De Handreiking waterplanten maaibeheer dient daarbij als uitgangspunt. Voor het maaien van waterplanten in Natura 2000 gebieden is een vergunning Wet natuurbescherming nodig.
Op basis waarvan neemt rijkswaterstaat de stelling in dat zij alleen de vaargeul van de Rijkswaterwegen en de specifiek voor de recreatievaart aangewezen vaargeulen vrijhoudt van waterplanten, voor zover deze hinder veroorzaken? Deelt u deze stellingname?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de Waterwet geen grondslag biedt om de maaiactiviteiten van rijkswaterstaat te beperken tot alleen de vaargeul? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Behoren de gebieden buiten de vaargeul, waterbeheer technisch ook tot de verantwoordelijkheid van rijkswaterstaat?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt de mening dat de rijksoverheid, indien bovenstaande vraag bevestigend is beantwoord, dan ook buiten de vaargeul publiek verantwoordelijk is voor maatschappelijk ongewenste en onveilige situaties zoals het niet toegankelijk zijn van vaargebieden voor de recreatievaart door overmatige groei van waterplanten?
Zie antwoord vraag 6.
Welke onderbouwing ligt ten grondslag aan het in de Handreiking Waterplanten Maaibeheer genoemde maximaal te maaien maaiareaal van 10% van het totaal areaal waterplanten in een bepaald gebied? Impliceert dit dat een waterplantenbedekking van 90% gewenst is? Is uitbreiding van de maximaal 10% maaiareaal regel mogelijk?
De onderbouwing van de Handreiking is beschreven in een rapport uit 20121. Het genoemde maximaal te maaien percentage moet schommelingen in de waterplantenbedekking voorkomen. Dergelijke schommelingen kunnen zorgen voor een ongewenste omslag van helder naar troebel water en verslechtering voor soorten en habitats. Er zijn geen normen gedefinieerd voor een «gewenste» waterplantenbedekking.
Kunt u aangeven welk ecologisch optimum qua waterplantenbedekking wordt nagestreefd in het kader van de aan de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 verbonden maatregelen?
Zie antwoord vraag 11.
Is het juist dat oplossingen zoals verdiepen van het water en maaien bij de wortels niet zijn toegestaan? Zo ja, op basis van welke wet- en regelgeving is dit het geval? Welke mogelijkheden zijn er voor eventuele versoepeling van deze wet- en regelgeving?
Te laag boven de bodem of in de bodem maaien veroorzaakt vertroebeling van het water en beschadigt de bodem en het bodemleven. Dat resulteert in niet toegestane verslechteringen van de waterkwaliteit en significante, negatieve gevolgen voor de instandhouding van soorten en habitats. De regels voor een correcte manier van maaien zijn beschreven in de eerdergenoemde handreiking.
Het aanleggen van verdiepingen kan bijdragen aan de vermindering van de waterplantenproblematiek. Versoepeling van de regels op dit vlak acht ik niet nodig; verdiepingen kunnen plaatsvinden, onder andere bij projecten waarbij de winning van zand of grond in rijkswateren nodig is. Daarvoor zijn wel vergunningen nodig in het kader van de Wet Natuurbescherming en de Ontgrondingenwet.
Kunt u inzichtelijk maken wat de voorlopige resultaten zijn van de samenwerking in de landelijke werkgroep waarin organisaties en lokale overheden betrokken bij de waterrecreatie in het zuidelijke IJsselmeergebied inclusief de Randmeren en het Rijk gezamenlijk structurele oplossingen zoeken voor de waterplantenproblematiek?
Vanuit een regionaal initiatief van overheden en brancheorganisaties is voor het zuidelijk IJsselmeergebied een Samenwerkingsovereenkomst Waterplanten ondertekend op 6 december 2019. Vanuit het Rijk is de overeenkomst ondertekend door mijn ministerie.
De landelijke werkgroep waterplanten werkt aan structurele oplossingen voor de waterplantenproblematiek in het zuidelijk IJsselmeergebied. De werkgroep initieert pilots die op verschillende plekken in het gebied worden uitgevoerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plaatsen van betonning door RWS langs een semivaargeul die door de gemeente Hoorn waterplantenvrij wordt gehouden. En in het Eemmeer wordt een soortgelijke pilot uitgevoerd door de Coöperatie Gastvrije Randmeren. Door de pilots wordt kennis opgedaan en ontstaan oplossingsmogelijkheden voor de lange termijn.
Op welke termijn verwacht u middels deze samenwerking te kunnen komen tot een concreet plan voor het aanpakken van de waterplantenproblematiek waarin de balans tussen natuur en waterrecreatie geborgd wordt? Wat zijn bij het opstellen van dit plan de belangrijkste knelpunten en kansen?
Zie antwoord vraag 14.