Het artikel ‘New shipyard for TenneT's German offshore platforms is being built in Spain’ |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD), Beljaarts |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel op de website van Tennet «New shipyard for TenneT's German offshore platforms is being built in Spain»?
Ja.
Klopt het dat de Duitse tak van Tennet onderdeel is van Tennet B.V. (besloten venootschap), althans dat Tennet B.V. de grootste aandeelhouder is van TenneT Duitsland en Tennet B.V. dus (de grootste) zeggenschap heeft over TenneT Duitsland? en daardoor (grotendeels) Nederlands staatseigendom is?
TenneT Holding B.V. is momenteel de 100% aandeelhouder van TenneT Duitsland. De Nederlandse staat is op haar beurt de enige aandeelhouder van TenneT Holding B.V. De Nederlandse staat is zodoende indirect aandeelhouder van TenneT Duitsland. De Staat kan via haar indirecte aandeelhoudersrol zeggenschap uitoefenen ten aanzien van materiële thema’s zoals strategische beslissingen of belangrijke beleidskeuzes. Het bestuur van Tennet Duitsland is verantwoordelijk voor de operationele beslissingen en dagelijks bestuur van de onderneming.
Klopt het dat de komende jaren vanuit TenneT B.V. veel geld gereserveerd is voor de versterking en verduurzaming van het Duitse net?
Nee, TenneT Holding B.V. heeft geen geld gereserveerd voor het Duitse net. TenneT heeft een kapitaalbehoefte voor investeringen in de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet. Een deelname van private investeerders in TenneT Duitsland heeft momenteel de voorkeur als oplossing voor de Duitse kapitaalbehoefte. De verwachting is dat de structurele oplossingen voor de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland op zijn vroegst in de tweede helft van 2025 volledig zijn geïmplementeerd. Om de periode tot dan te overbruggen, is de leningsfaciliteit voor TenneT uitgebreid. Deze leningsfaciliteit is nodig om TenneT en de markt zekerheid te geven om op dit moment verder te gaan met de noodzakelijke investeringen in het elektriciteitsnetwerk. Deze zekerheid is ook belangrijk om een succesvolle transactie te realiseren.
Hoeveel Nederlands belastinggeld wordt hierdoor geïnvesteerd in het bouwen van een nieuwe werf?
TenneT Duitsland bouwt geen werven. Duitse investeringen financiert TenneT uit haar eigen middelen.
Waarom wordt de scheepswerf voor de offshore platformen van Tennet in Spanje gebouwd en niet in Nederland?
De keuze voor de bouwlocatie ligt bij het consortium bestaande uit Siemens Energy en Dragados Offshore. Dragados Offshore, gevestigd in Puerto Real, Spanje, heeft ervoor gekozen een nieuwe werf te ontwikkelen nabij hun bestaande locatie.
In hoeverre heeft TenneT de mogelijkheden om deze bouw in eigen land uit te voeren onderzocht?
Bij de aanbesteding voor de 14 2GW-netaansluitingssystemen, onder een vijfjarige raamovereenkomst, heeft geen Nederlandse of Duitse scheepswerf ingeschreven. Verder is TenneT gebonden aan EU-aanbestedingsregels (nationaal geïmplementeerd in de Aanbestedingswet 2012) en kan geen voorkeur geven aan specifieke inschrijvers.
Het consortium Siemens Energy en Dragados Offshore gebruikt onder deze aanbesteding wel Nederlandse onderleveranciers voor het maken van bepaalde componenten en subassemblages van het platform, zoals bij de productie van jackets (ondersteunende structuren). Daarnaast zijn raamovereenkomsten afgesloten met de Nederlandse leveranciers Heerema Marine Contractors en Allseas voor het transport en de installatie van jackets en topsides in Nederland en in Duitsland.
Welke rol heeft de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie gespeeld bij deze keuze?
De aanbesteding van de offshore platformen verliep via een Europese procedure, waarbij gunning gebaseerd was op prijs, kwaliteit en levertijd. De locatie van de scheepswerf was geen criterium. Ten tijde van de aanbesteding was de sectoragenda nog niet gelanceerd en als dat wel het geval was geweest had dat voor deze aanbesteding geen verschil gemaakt aangezien de sectoragenda zich onder meer richt op het nadrukkelijker meenemen van de strategische belangen van de maritieme maakindustrie bij maritieme (publieke) inkooptrajecten van de Nederlandse overheid.
Als de Sectoragenda geen rol gespeeld heeft: waarom niet?
Zie antwoord bij vraag 7.
Heeft de beschikbaarheid van subsidies of andere fiscale maatregelen in Spanje een rol kunnen spelen bij de beslissing van TenneT om te investeren in een Spaanse scheepswerf in plaats van een Nederlandse?
Het consortium Siemens Energy en Dragados Offshore heeft de aanbesteding voor de bouw van de werf op basis van verschillende criteria gegund. De investering in de scheepswerf wordt door het consortium zelf gedaan, zonder directe relatie met TenneT. Zie hiervoor de genoemde criteria in vraag 7.
Bent u bereid om te onderzoeken of en in hoeverre dit het geval is en of en in hoeverre daarbij sprake is van een ongelijk speelveld tussen de Spaanse en de Nederlandse markt?
Hier is geen aanleiding toe gezien het antwoord op vraag 9.
Bent u het eens dat dit een enorme investering had kunnen zijn in de Nederlandse maritieme maakindustrie en dat het spijtig is voor de sector dat deze investering niet in Nederland is gevallen?
Het is spijtig dat zich geen Nederlands consortium heeft ingeschreven. Wel zijn Nederlandse toeleveranciers betrokken, zie ook het antwoord bij vraag 6.
Kunt u uitleggen hoe deze keuze van een Nederlands staatsbedrijf, waarbij Nederlands belastinggeld besteed wordt, voldoet aan de vijf actielijnen en onderliggende oplossingen die opgenomen zijn in de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie?
Zie antwoord op vraag 4 en 7.
Heeft het kabinet de actielijn om het strategisch belang nadrukkelijker te verankeren in het aanbestedingsbeleid van de overheid en haar staatsdeelnemingen, inmiddels uitgevoerd? Zo nee, waarom niet en waar wacht dat op?
De Tweede Kamer zal in het tweede kwartaal 2025 worden geïnformeerd over de stand van zaken uitvoering sectoragenda en dus ook over de actielijn die gaat over het nadrukkelijker meenemen van strategische belangen van de Maritieme Maakindustrie bij maritieme inkooptrajecten van de Nederlandse overheid.
Zo ja, waarom houdt een Nederlands staatsbedrijf zich daar niet aan, welke maatregelen kan het kabinet nemen om de bouw in Spanje terug te draaien en welke maatregelen treft het kabinet om dat in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord op vraag 13, deze vraag is in dit geval niet relevant.
Bent u het eens dat staatsbedrijven het goede voorbeeld moeten geven? Deelt u de opvatting dat investeringen zoals deze dus in eerste instantie bij Nederlandse werven belegd zouden moeten worden?
Investeringen zoals deze worden via een Europese procedure aanbesteed. Op deze aanbesteding heeft geen Nederlands consortium ingeschreven.
Kunt u uitleggen hoe u ervoor zorgt dat staatsbedrijven de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie volgen, en hoe u hierover communiceert richting de andere ministeries?
Zie antwoorden op vragen 7 en 13.
Hebben desbetreffende ministeries het belang van de sectoragenda goed op het netvlies? Hoe is dat verankerd?
Bij de Ministeries (IenW, EZ, DEF, FIN en BHO) die onderdeel zijn van de governance van het Rijksregiebureau Maritieme Maakindustrie staat het belang van de sectoragenda op het netvlies. Deze governance komt periodiek bij elkaar. De Tweede Kamer wordt in het tweede kwartaal 2025 geïnformeerd over de stand van zaken uitvoering sectoragenda.
Zijn er de komende tijd meer staatsbedrijven die maritieme aanbestedingen moeten maken? Indien dit wel het geval is, wat doet u eraan om de sectoragenda mee te laten wegen in de besluiten die genomen worden?
Zie antwoorden op vragen 7 en 13.
De gesloten brug bij Uitwellingerga |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Cor Pierik (BBB), Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u uitgebreid toelichten waarom de eerder in het vooruitzicht gestelde tijdelijke oplossingen voor de gesloten brug bij Uitwellingerga niet mogelijk zijn?1
Voor de tijdelijke situatie zijn in december 2024 drie realistische oplossings-richtingen verkend waarin ook de omgeving is meegenomen:
Oplossingsrichtingen b) en c) zijn afgevallen vanwege:
Dit betekent dat nu alleen oplossingsrichting a) nader wordt uitgewerkt, met daarbij een aantal subvarianten. Ook de optie voor het gebruik van de Prinses Margriettunnel maakt daarvan onderdeel uit, waarbij tevens de effecten op de doorstroming op de A7 worden meegenomen.
Kunt u aangeven waarom andere snelle tijdelijke oplossingen zoals een noodbrug of pont verderop geen optie is om op korte termijn de verbinding te herstellen?
Een noodbrug en een pont zijn onderdeel van de overgebleven oplossingsrichting met subvarianten. Om zo snel mogelijk te voorzien in een verbinding die geschikt is voor alle wegverkeer, is het plaatsen van een tijdelijk brugdeel het snelst gebleken (zie ook het antwoord op vraag 1).
De aanleg van een tijdelijke vaste brug duurt tot augustus 2025. Dit heeft onder andere te maken met het ontwerpen en passend maken van de tijdelijke brug, de levertijden en de vergunningen die aangevraagd moeten worden. Ook dienen eerst het huidige beweegbare deel en de ballastkisten te worden verwijderd; ook dit kost tijd. De eventuele aanleg van een pontverbinding kent ook diverse beperkingen, zoals kabels en leidingen in de oever, die onderzoekstijd vragen.
Kunt u toezeggen in te zetten op een bypass door de tunnel, eventueel voorzien van verkeerslichten en/of wisselstroken, om zo de bereikbaarheid van de dorpen te kunnen garanderen, maar ook zodat de scheepvaart weer volledige doorgang heeft?
Een mogelijke omleiding door de Prinses Margriettunnel maakt onderdeel uit van het lopende onderzoek, maar kan op voorhand niet worden toegezegd. Een zorgvuldige verkenning van de uitvoerbaarheid en afweging van de belangen en de veiligheidsrisico’s voor zowel de vaarweg- als de weggebruiker (van snelweg en lokaal wegennet) zijn van belang.
Hoeveel mensen of bedrijven worden nu getroffen doordat zij praktisch gezien geen verbinding meer hebben met de overkant?
Binnen de gemeentegrenzen ondervinden circa 55 personen de meeste overlast, doordat zij aan de oever met de minste voorzieningen wonen. Het aantal personen dat hinder ondervindt, is echter significant groter en komt uit een grotere regio. In totaal wonen er in de omliggende dorpen Oppenhuizen en Uitwellingerga ca. 1.500 mensen. Rijkswaterstaat is in gesprek met de branchevertegenwoordigers uit de agrarische sector, waterrecreatie en binnenvaart, vervoersbedrijven en veiligheidsdiensten over de hinder bij hun achterban. Daarnaast is Rijkswaterstaat met meerdere individuele agrarische bedrijven en loonwerkers in gesprek over de hinder die zij ondervinden en mogelijke oplossingen daarvoor.
Hoe weegt u het belang van de scheepvaart ten opzichte van de belangen van de mensen in de regio?
Aan de belangen van beide groepen hecht ik veel waarde. Rijkswaterstaat werkt aan varianten om de hinder voor alle groepen zo beperkt mogelijk te houden en is hierover in gesprek met branchevertegenwoordigers en individuele ondernemers. Het blijkt niet mogelijk om alle groepen en belanghebbenden tegelijk volledig te bedienen.
Kunt u toelichten hoe het kan dat de bruggen in het verleden regulier zijn geïnspecteerd, maar er pas in een (te) laat stadium is geconstateerd dat de brug in een gevaarlijk slechte staat verkeerd? Kunt u aangeven hoe het kan dat pas bij nadere inspectie bleek dat de brug zó slecht is dat deze niet, zelfs niet tijdelijk, gerepareerd kan worden? Wat zegt dit over de inspectieprocedures?
Vanuit de eerdere reguliere inspectierapporten was er geen aanleiding om de brug extra te monitoren. De extra belasting van de brug als gevolg van de omleiding in verband met de calamiteit in de Prinses-Margriettunnel heeft versnelde slijtage van het brugdek laten zien. Deze versnelde slijtage was aanleiding voor aanvullende inspecties die aan de hand van de resultaten steeds diepgaander zijn uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat de verslechterde staat van de brug verdere reparaties niet toelaat. Zie ook het antwoord op vraag 1. Rijkswaterstaat evalueert de inspectieprocedures regelmatig; ook de ervaringen van Uitwellingerga worden hierin meegenomen.
Is de brug bij Uitwellingerga een technisch heel uniek geval of is het mogelijk dat andere bruggen en kunstwerken eveneens enorme verborgen gebreken hebben die bij reguliere inspectie niet (tijdig) worden ontdekt? Worden er scenario’s uitgewerkt voor de mogelijkheid dat andere bruggen eveneens met spoed moeten worden gesloten of in het gebruik beperkt?
De nabijgelegen bruggen Spannenburg en Oude Schouw zijn van vergelijkbare leeftijd als de brug Uitwellingerga en worden naar aanleiding van de versnelde veroudering van de brug Uitwellingerga extra onderzocht. Het is altijd mogelijk dat bruggen met spoed moeten worden gesloten of in het gebruik moeten worden beperkt, bijvoorbeeld door een aanvaring of onvoorziene technische mankementen. Het vinden van oplossingen is maatwerk. Afhankelijk van de locatie en geconstateerde situatie kan Rijkswaterstaat met beleidspartners en belanghebbenden scenario’s uitwerken om de hinder te beperken.
Worden andere bruggen met een vergelijkbaar ontwerp, vergelijkbare leeftijd of vergelijkbaar verkeersvolume nu aan extra inspecties ontworpen?
Ja. Zie de beantwoording van vraag 7.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Strategische keuzes bereikbaarheid van 2 april aanstaande?
Ja.
Het artikel ‘Brug Uitwellingerga kan niet worden gerepareerd: nieuwe brug pas in 2029 klaar’ |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de grote hinder voor omwonenden en omliggende (landbouw)bedrijven door de langdurige afsluiting van de brug bij Uitwellingerga?1
Ja. Rijkswaterstaat staat in nauw contact met de omgeving over de hinder als gevolg van de afsluiting van de brug.
Kunt u toelichten waarom het realiseren van een tijdelijke brug pas in augustus 2025 is voorzien? Welke mogelijkheden ziet u om deze planning te versnellen?
De voorgenomen planning komt voort uit onderzoek door ingenieursbureaus naar de staat en stabiliteit van de brug. Voor de realisatie van het tijdelijke (vaste) brugdeel is eerst verwijdering van ballastkisten nodig en moeten de werkzaamheden worden aanbesteed. Rijkswaterstaat werkt samen met gespecialiseerde marktpartijen in een «bouwteam» om zo gezamenlijk zowel de voorbereiding van het werk als de realisatie te versnellen. Een reële inschatting van de benodigde tijd laat zien dat de tijdelijke brug in augustus 2025 gereed is.
Kunt u aangeven waarom de definitieve vervanging van de brug pas in 2029 plaatsvindt?
De definitieve vervanging van de brug is onderdeel van het reeds lopende programma Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl. Deze vervanging vraagt gedegen voorbereiding en bestaat uit het doorlopen van meerdere fases. De aanbesteding van de planfase is gestart en wordt eind juni 2025 gegund. De planfase zelf duurt ca. 12 maanden. Dan volgen de contractvoorbereiding (ca. 10 maanden) en de aanbesteding van de werkzaamheden (ca. 12 maanden). Na de aanbesteding volgt de engineering door de aannemer (ca. 12 maanden), voordat met de uitvoering kan worden gestart. De start van de uitvoeringswerkzaamheden is daarmee voorzien rond april 2029. Volgens planning vindt aan het einde van dat jaar de oplevering plaats.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er zijn om deze planning te versnellen?
Onderzocht wordt of het mogelijk is om in de planfase in plaats van meerdere alternatieven, slechts één variant bestuurlijk af te stemmen en nader uit te werken. Daarnaast kan het vroeg in het proces betrekken van de aannemer voor de uitvoering een versnelling opleveren. Het gaat om een eventuele tijdwinst van enkele maanden.
Kunt u aangeven waarom van april tot september 2026 het tijdelijke brugdek wordt verwijderd ten behoeve van de Staande Mast Route? Hoe verhouden de belangen van de recreatievaart met masten hoger dan 7.10 meter zich met de belangen van omwonenden en omliggende (landbouw)bedrijven?
Rijkswaterstaat onderzoekt momenteel verschillende opties hoe om te gaan met de huidige situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de scheepvaart (hoge beroepsvaart en staande mast) als het wegverkeer. Bij een vast brugdek moet scheepvaart hoger dan 7,10 meter omvaren via Langweer of Sneek; voor scheepvaart hoger dan 11,5 meter is alleen de route door Sneek toegankelijk. In het drukke vaarseizoen leidt dat tot langere en frequentere brugopeningen wat in Sneek tot opstoppingen op zowel weg als water kan leiden. De optie van het verwijderen van het brugdek in het vaarseizoen maakt de vaarweg beschikbaar voor alle scheepvaart en is een mogelijkheid om de verkeersdruk in het centrum van Sneek te beperken. Voor omwonenden en bedrijven worden gedurende de periode dat de brugverbinding niet beschikbaar is alternatieve verbindingen bekeken, waaronder de inzet van een pont. Voordat over deze en andere opties voor het vaarseizoen 2026 wordt besloten, worden deze nog verder doorgesproken met bestuurders, inwoners en bedrijven in de omgeving.
Wanneer wordt duidelijk hoe de pont voor (brom)fietsers, voetgangers, scooters, brommobielen, eruit gaat zien en of landbouwverkeer hiervan gebruik kan maken?
Zoals bij vraag 5 is geantwoord, worden de opties nog onderzocht. Beoogd is om hierover uiterlijk in mei 2025 een besluit te nemen. Dan is duidelijk of de Prinses Margriettunnel mogelijk als omleiding beschikbaar kan komen en zo ja voor welke typen verkeer. Op dat moment kan ook meer duidelijkheid worden gegeven over hoe de pontoptie eruit kan komen te zien en of landbouwverkeer hiervan gebruik kan maken.
Wanneer wordt verwacht dat er duidelijkheid is over de haalbaarheid van het beschikbaar maken van een rijstrook in de Prinses Margriettunnel, na de werkzaamheden, voor landbouwverkeer, openbaar vervoer en bestemmingsverkeer? Wanneer zou deze optie in gebruik genomen kunnen worden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen om te voorkomen dat bij de extra verkeersdruk die gaat ontstaan op de bruggen bij Oude Schouw en Spannenbrug (die tevens ook aan vervanging toe zijn) vergelijkbare problemen voordoen als bij Uiterwellingerga?
Beide bruggen staan op de planning voor vervanging (Oude Schouw in 2030 en Spannenburg in 2031). Rijkswaterstaat voert onderzoek uit naar de huidige staat van beide bruggen. Op basis van de uitkomsten wordt beoordeeld of aanvullende maatregelen bovenop de huidige beperkingen noodzakelijk zijn om de periode tot vervanging te overbruggen.
Kunt u aangeven hoe de werkzaamheden aan de bruggen in de regio op elkaar afgestemd worden om de negatieve impact op de bereikbaarheid van de regio zo beperkt mogelijk te houden?
Rijkswaterstaat onderhoudt contact met de bestuurlijke partners over hinder van planbaar onderhoud. Als de bereikbaarheid in het gedrang komt, bijvoorbeeld omdat gelijktijdig aan meerdere bruggen of wegen werkzaamheden moeten plaatsvinden, zoeken wij met de partners naar oplossingen om de hinder voor de verschillende gebruikers zo beperkt mogelijk te houden.
Het bericht ‘Zorgen over sluiting zwembaden in Zuid-Limburg’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgen over sluiting zwembaden in Zuid-Limburg» en wat is daarop uw reactie?1
Ja.
Wat is volgens u het effect voor de leefbaarheid in Zuid-Limburg van het sluiten van het Mosaqua-zwembad?
Zwembaden spelen een belangrijke rol in de leefbaarheid van een regio, met name voor zwemvaardigheid, sport, recreatie en sociale cohesie. De sluiting van het Mosaqua-zwembad in Gulpen-Wittem heeft geleid tot een verminderde beschikbaarheid van zwemvoorzieningen in Zuid-Limburg, waardoor inwoners langer moeten reizen voor zwemlessen en recreatief zwemmen. Dit legt automatisch druk op de omliggende zwembaden. Tegelijkertijd wordt dit regionaal goed opgelost door het verruimen van de openingstijden van nabijgelegen baden en door het bieden van een compensatie voor de ouders van kinderen uit Gulpen-Wittem die zwemles volgen bij Mosaqua en daar na 1 juli 2025 niet meer kunnen afzwemmen.
Ziet u een zwembad als een essentiële voorziening? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik zie een zwembad als een essentiële voorziening.
Hoeveel Nederlandse gemeentes zitten op dit moment zonder zwembad?
Uit de cijfers van het Mulier Instituut blijkt dat er in 2020 in Nederland 7 van de 355 gemeenten zonder zwembad waren.2 Op dit moment zijn er geen recentere gegevens beschikbaar over het aantal Nederlandse gemeenten zonder zwembad.
Deelt u de zorgen dat er komende jaren veel meer zwembaden zullen sluiten als gevolg van het feit dat waarschijnlijk driekwart van de gemeentes de begroting de komende jaren niet rond krijgt2 en er geen wettelijke taak ligt voor gemeenten? Ook met het oog op het feit dat het subtropisch zwemparadijs Mosaqua in Gulpen mede sluit doordat de gemeente het financieel niet meer bijstaat?
Ik ben mij bewust van de financiële uitdagingen waar gemeenten voor staan. De exploitatie van zwembaden is kostbaar, en stijgende energieprijzen en onderhoudskosten dragen bij aan deze financiële druk. Tegelijkertijd is het bouwen, onderhouden en exploiteren van zwembaden een lokale verantwoordelijkheid. Gemeenten maken hierin hun eigen afwegingen, afhankelijk van de financiële ruimte en de behoeften van hun inwoners. De provincie Limburg voert een onderzoek uit naar de beschikbaarheid van zwemwater en mogelijke oplossingen. Deze regionale en provinciale samenwerking kan een belangrijke rol spelen in het waarborgen van voldoende zwemgelegenheden.
Heeft u zicht op hoeveel zwembaden in de financiële problemen komen als de gemeente besluit de subsidie te korten, dan wel helemaal stop te zetten?
Nee, daar heb ik op dit moment geen zicht op. Dit is afhankelijk van lokale besluitvorming en de mate van afhankelijkheid van gemeentelijke subsidies.
Bent u bereid stappen te zetten om de zwembaden in gemeente De Wolden open te houden, zodat zij niet het voorbeeld van het Mosaqua-zwembad volgen?3 Bijvoorbeeld middels een handremprocedure?
Nee, ik overweeg niet om een handremprocedure toe te passen om genoeg zwembadwater te garanderen. Een ingreep vanuit het Rijk via een handremprocedure is een vergaande maatregel die ingrijpt op de lokale autonomie, terwijl deze lokale verantwoordelijkheid over de jaren heen juist heeft gezorgd voor een rijke infrastructuur aan zwemaccommodaties.
De verantwoordelijkheid voor de bouw, het onderhoud en de exploitatie van zwembaden ligt bij gemeenten. Zij maken hierin hun eigen beleidskeuzes, afhankelijk van de lokale behoefte en financiële ruimte. Daarbij richt de strategie voor het behoud van zwembaden zich overigens niet alleen op het in stand houden van bestaande faciliteiten, maar ook op het aanpassen van voorzieningen aan de veranderende behoeften en demografie van de regio.
Overweegt u het toepassen van een handremprocedure om genoeg zwembadwater te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre ziet u een rol voor het Rijk weggelegd om samen met gemeentes en provincies zwembaden open te houden? Bijvoorbeeld een zorgplicht?
Zoals eerder aangegeven ligt de verantwoordelijkheid voor de bouw, het onderhoud en de exploitatie van zwembaden bij gemeenten. Er bestaat momenteel geen wettelijke zorgplicht voor gemeenten om zwembaden in stand te houden. In lijn met de motie-Mohandis wordt onderzocht of een gemeentelijke zorgplicht voor zwembaden wenselijk en haalbaar is. Dit verkennende onderzoek zal in het najaar van 2025 worden afgerond.
Erkent u dat het zwembad vaak regionaal en niet enkel een gemeentelijke aangelegenheid is, waardoor een sterkere sturing vanuit het Rijk als noodzakelijk kan worden geacht?
Zie antwoord op vraag 9.
Is er volgens u op dit moment genoeg zwemwater of zitten er al regio’s met te weinig zwemwater met als gevolg lange wachtrijen voor de zwemles? Zo ja, hoe gaat u deze trend keren?
Landelijk gezien is er voldoende zwemwater maar in sommige regio’s, zoals het Heuvelland, leiden sluitingen tot langere wachttijden. Tegelijkertijd worden er regionaal oplossingen gevonden. Ik volg deze ontwikkelingen en ondersteun gemeenten bij kennisdeling en samenwerking om passende maatregelen te nemen.
Het nieuwsbericht 'Den Helder Airport ziet status ‘nationaal belang’ als enige reddingsboei' van 11 maart 2025 in Regio Noordkop |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Den Helder Airport (DHA) in haar voortbestaan wordt bedreigd door een huurverhoging van 300%, terwijl zij juist een unieke rol vervult als enige luchthaven in Nederland die volledig is gericht op offshore-energie en veiligheid op de Noordzee?1
Wat is de reden dat Den Helder Airport tot op heden géén status van nationaal belang heeft verkregen?
Hoe beoordeelt u het feit dat Den Helder Airport volledig afhankelijk is van besluiten van het Rijk (zoals energietransitiebeleid), maar tegelijk wordt geconfronteerd met een 300% huurverhoging vanuit hetzelfde Rijk, via het Rijksvastgoedbedrijf? Ziet u deze tegenstrijdigheid in het beleid?
In hoeverre is het redelijk dat de Wet Markt en Overheid wordt toegepast op een luchthaven die in de praktijk géén concurrentiepositie heeft ten opzichte van andere luchthavens, zoals blijkt uit het feit dat ze geen reguliere passagiers- of vrachtvluchten verzorgen?
Deelt u de mening dat een 300% huurverhoging voor een cruciale infrastructuur voor de Noordzee-operaties, midden in de energietransitie en geopolitieke spanningen, getuigt van bestuurlijke kortzichtigheid en risicovol beleid?
Klopt het dat de kustwacht op Schiphol operationele hinder ondervindt doordat andere vluchten stilgelegd moeten worden bij een noodoproep en dat Den Helder Airport een oplossing biedt? Waarom is er dan nog geen besluit genomen over verplaatsing van de kustwachtvliegtuigen naar Den Helder?
Bent u bekend met het feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de luchtvaartactiviteiten van Den Helder Airport structureel niet meeneemt in de officiële luchtvaartcijfers, terwijl sportvliegtuigjes op Texel wél worden meegeteld? Wat zegt dit over de erkenning van functionele luchtvaart in overheidsbeleid? Waarom worden deze vliegbewegingen niet meegenomen in de officiële luchtvaartcijfers?2
Is het waar dat het recent gepresenteerde rapport van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) over de toekomst van Den Helder Airport is opgesteld zonder enige inhoudelijke betrokkenheid van het luchthavenbestuur zelf? Zo ja, hoe verantwoordt u het uitsluiten van de belangrijkste belanghebbende?
Vindt u het acceptabel dat Den Helder Airport, ondanks haar bijdrage aan strategische veiligheid, offshore-logistiek en duurzame innovatie (zoals elektrisch vliegen en drones), enkel kan overleven als er een politieke lobby op gang komt? Moet cruciale infrastructuur niet op beleidsmatige gronden erkend worden?
Wat gaat u concreet doen om te voorkomen dat 500 fte aan werkgelegenheid, 32 bedrijven en een onmisbaar knooppunt in de offshore-logistiek verdwijnen door bestuurlijke inertie en juridisch-technisch geneuzel?
Kunt u toezeggen dat vóór 31 december 2025 een beslissing wordt genomen over de status van nationaal belang van Den Helder Airport, zodat deze niet achteraf alsnog in liquidatie hoeft te treden door gebrek aan tijdige actie?
Het artikel 'Toch ruimte op stroomnet, flexibele bedrijven sneller aangesloten' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Hoe apprecieert u dit artikel?1
Hoe kan het dat Tennet meer dan 9 gigawatt aan capaciteit heeft gevonden op het hoogspanningsnet buiten de spitsuren? Waar komt deze ruimte plotseling vandaan? Waarom is dit niet eerder ingezet?
Hoe kan het dat er zo plotseling wordt bericht over het vrijkomen van deze beschikbare ruimte? Had dit niet al eerder bekend moeten zijn aangezien Tennet verplicht is om bij congestie congestieonderzoeken te publiceren?
Hoe zal de vrijgekomen ruimte worden verdeeld?
Bent u van mening dat de ruimte ingezet moet worden voor batterijparken? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat deze exploitanten netcongestie niet verergeren?
Deelt u de mening dat de vrijgemaakte ruimte moet worden toegewezen aan aansluitingen voor bedrijven? Zou het hierbij een mogelijkheid zijn bedrijven deze beperkte contracten aan te bieden totdat het net uitgebreid is? Hoe kunt u hiervoor zorgen?
Klopt het dat Tennet verplicht is om partijen op de wachtlijst een reguliere transportovereenkomst aan te bieden, met verplichte deelname aan congestiemanagement, in plaats van een tijdsduurgebonden transportrecht? Waarom wordt dit niet door Tennet gedaan?
Deelt u de mening dat Tennet eerst de beschikbare capaciteit zou moeten aanbieden in reguliere transportovereenkomsten aan partijen die willen deelnemen aan congestiemanagement, aangezien dit voor bedrijven voordeliger zou zijn?
Deelt u het standpunt dat Tennet pas in tweede instantie zou moeten inzetten op tijdsduurgebonden transportrecht, in plaats van dit nu in eerste instantie te doen?
Als er plotseling zoveel ruimte wordt gevonden, wordt er dan door Tennet voldoende gemonitord hoeveel ruimte er daadwerkelijk nog beschikbaar is? Hoe meet Tennet dit? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er in de toekomst beter inzicht komt in de beschikbare capaciteit?
Hoe monitoren regionale netbeheerders hoeveel ruimte er nog beschikbaar is op hun netten? Kan er met zekerheid worden gesteld dat er daar geen extra ruimte beschikbaar is? Wordt hierbij gemeten op stroom en spanning of op temperatuur?
Klopt het dat regionale netbeheerders voor een deel van hun netstations niet weten hoeveel ruimte er nog beschikbaar is, omdat deze stations nog niet bemeterd zijn?
Wat betekent dit voor de volle stroomnetcapaciteit in Nederland? Zijn netbeheerders voldoende in staat om in te schatten hoe vol het stroomnet daadwerkelijk is, als zij niet over alle gegevens beschikken?
De internationale component van de investeringen in ons stroomnet |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het investeringsplan van TenneT en de regionale netbeheerders waarin de komende jaren tot 195 miljard euro aan netuitgaven wordt voorzien, waarvan naar schatting 88 miljard euro op zee? Kunt u bevestigen dat deze investeringen deels samenhangen met de realisatie van interconnecties en mogelijke doorvoer van stroom naar Duitsland en België?
Hoeveel van deze investeringen zijn volgens u direct of indirect bedoeld voor exportcapaciteit, interconnecties, of faciliteren de stroomafname door het buitenland? Is er een analyse beschikbaar van het kabinet of van TenneT die deze verdeling inzichtelijk maakt?
Als deze analyse niet beschikbaar is, zou deze niet zeer wenselijk zijn gezien de enorme bedragen die geïnvesteerd gaan worden?
In hoeverre wordt bij de aanleg van windparken op zee en de stopcontacten op zee expliciet rekening gehouden met buitenlandse afname van elektriciteit, bijvoorbeeld vanuit Duitsland waar de industriële elektrificatie snel toeneemt maar de opwekcapaciteit achterblijft?
Is een aandeel van offshore windcapaciteit, bijvoorbeeld via de 12 GW aanlanding genoemd in een recente studie van CE Delft1, primair bedoeld voor doorvoer naar buurlanden? Wordt dit meegenomen in de netontwerpen en investeringsbesluiten van TenneT?
Kunt u een overzicht geven van de concrete infrastructuurprojecten die de komende jaren worden ontwikkeld met als doel of neveneffect het verbeteren van de exportcapaciteit van elektriciteit naar het buitenland, en zijn deze projecten volledig voor rekening voor de Nederlandse energiegebruiker?
In hoeverre leidt de snelle uitrol van offshore wind, gecombineerd met hernieuwbaar op land, netcongestie en beperkte vraag, tot frequente negatieve elektriciteitsprijzen in Nederland? Is de verwachting dat dit de komende jaren toeneemt?
Klopt het dat Nederland in toenemende mate te maken heeft met situaties waarin het via export bij negatieve prijzen moet betalen aan Duitsland of België om stroom kwijt te kunnen? Zo ja, hoe vaak is dit de afgelopen jaren voorgekomen en wat zijn de kosten geweest? Wat zijn de inschattingen voor de komende jaren? Wanneer gaan die kosten fors stijgen?
Vindt u het wenselijk dat Nederlandse huishoudens en bedrijven in zulke situaties in feite betalen om duurzame stroom te exporteren, en hoe voorkomt u dat dit een steeds grotere hoeveelheid wordt? Vindt u het wenselijk dat de omvang van dit probleem groter wordt door de keuze om internationaal meer verbonden te zijn en ook door over te programmeren op wind-op-zee?
Acht u het mogelijk dat TenneT als netbeheerder met belangen in zowel Nederland als Duitsland keuzes maakt in investeringen die optimaal zijn voor het totale concern, maar niet noodzakelijk voor Nederland?
Hoe wordt binnen TenneT gewaarborgd dat investeringskeuzes ten bate van het Duitse net niet leiden tot hogere kosten voor Nederlandse gebruikers, gezien de gedeelde governance?
In hoeverre acht u het toezicht door het Rijk en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op netbeheerders, in het bijzonder TenneT, voldoende effectief om te waarborgen dat investeringsbeslissingen in lijn zijn met het Nederlandse publieke belang? In hoeverre is dat toezicht sterk genoeg om te voorkomen dat in de investeringsplannen keuzes gemaakt worden die ten bate zijn van de Duitse energietransitie en die juist op conto van de Nederlandse belastingbetaler komen?
Welke maatregelen zijn er genomen om te verzekeren dat de investeringsbeslissingen van TenneT, zowel in Nederland als in Duitsland, transparant zijn en primair het Nederlandse publieke belang dienen? Kunt u hierbij ingaan op de genomen maatregelen sinds de aankoop van het Duitse hoogspanningsnet «Transpower» circa 10 jaar geleden? Hoe is hierbij omgegaan met de kritiek van de Algemene Rekenkamer in 2015 op het feit dat deze overname risico’s voor de belastingbetaler bevatte doordat de scheiding tussen het Nederlandse en Duitse belang van Tennet onvoldoende was afgebakend?
Welke concrete afspraken zijn er met Duitsland en België over kostendeling bij grensoverschrijdende infrastructuur? Worden bijvoorbeeld de kosten van nieuwe verbindingen en converterstations evenredig verdeeld?
Klopt het dat de kosten van de uitbreiding van het net grotendeels uit Nederlandse nettarieven worden gefinancierd, terwijl de opbrengsten van grensoverschrijdend gebruik (export) niet of beperkt terugvloeien naar Nederlandse gebruikers?
Wordt overwogen om een buurlandentarief of ander mechanisme in te voeren waarmee ook buitenlandse afnemers meebetalen aan de kosten van het Nederlandse net, zoals eerder gesuggereerd is door onder meer netbeheerders?
Hoe transparant zijn de investeringsplannen van TenneT, Enexis, Stedin en Liander over het aandeel internationale componenten? Bent u bereid hen te verplichten om toekomstige plannen explicieter te onderbouwen met betrekking tot buitenlandse doorvoer of interconnectie?
Bent u bereid om het aandeel van de geraamde 195 miljard euro aan investeringen dat bedoeld is voor buitenlandse afname of doorvoer van elektriciteit expliciet in kaart te laten brengen aangezien dit in het IBO (Kamerstuk 29 023, nr. 553) niet voldoende onderzocht is?
Acht u aanvullende stappen nodig om te voorkomen dat Nederlandse huishoudens en bedrijven onevenredig opdraaien voor de energie-infrastructuur van anderen? Zo ja, welke? Overweegt u hierbij ook om projecten voor hernieuwbare opwek en de aanleg van bijbehorende infrastructuur die specifiek ten bate is van het buitenland on hold te zetten totdat er afspraken zijn gemaakt over kostendeling?
Het bericht 'Netbeheerders vrezen rampscenario: 200.000 huizen zonder stroom' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Netbeheerders vrezen rampscenario: 200.000 huizen zonder stroom»?1
Hoe beoordeelt u de scenario’s dat netcongestie zal zorgen voor stroomstoringen van meer dan vier uur, en hoe beoordeelt u het «donker scenario» waarbij 200.000 woningen zonder stroom komen te zitten?
Hoe beoordeelt u de scenario’s dat stroomstoringen essentiële onderdelen van de maatschappij zullen raken, zoals mobiel bereik, rioolzuivering en opslag van voedsel? Hoe beoordeelt u de waarschijnlijkheid van deze scenario’s?
In hoeverre zijn deze scenario’s het gevolg van vastlopende regelgeving, en onvoldoende investeringen?
Welke concrete stappen gaat u zetten om te voorkomen dat er stroomstoringen zullen voorkomen? Hoe gaat u voorkomen dat essentiële onderdelen van de maatschappij niet geraakt zullen worden?
In hoeverre bent u in gesprek met netbeheerders en lokale overheden om versnellingsopties in te zetten naar aanleiding van motie Erkens c.s. (Kamerstuk 29 023, nr. 536)?
Bent u het ermee eens dat er sterker moet worden ingezet op regelbaar vermogen en dat de regelgeving hiervoor versoepeld dient te worden? Bent u het ermee eens dat de huidige regelgeving een belemmering vormt voor noodzakelijke uitbreidingen van het stroomnet?
In hoeverre is er sprake van meer vertraging bij de bouw van hoogspanningsstations, zoals in Utrecht? Hoe bent u voornemens deze vertragingen te voorkomen?
Wat is de laatste stand van zaken van het voornemen om voldoende transformatorhuisjes te bouwen? Welke knelpunten constateert u hierbij?
In hoeverre acht u dat de onorthodoxe maatregelen de kans op stroomstoringen verlichten? Welke onorthodoxe maatregelen overweegt u om te nemen en wat is hiervan de laatste stand van zaken?
Klopt het dat netbeheerders overwegen om een wachtlijst op te zetten voor een aansluiting voor huishoudens? Wat zou dit betekenen voor de ambities van het kabinet om structureel 100.000 woningen per jaar bij te bouwen?
Welke extra maatregelen worden er getroffen om stroomstoringen in Noord-Holland te voorkomen, aangezien ook in Noord-Holland het stroomnet vanaf 2026 overbelast dreigt te raken?
Is er in andere provincies ook onderzocht wat het risico op stroomstoring door overbelasting van het net in de komende jaren zal zijn? Kunt u de Kamer informeren over mogelijke andere risicogebieden?
Kunt u een overzicht maken van de piekvraag van andere provincies?
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Een kapitaalstorting voor Tennet om de energierekening van mensen en bedrijven te verlagen |
|
Ilana Rooderkerk (D66) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat er publieke investeringen gedaan moeten worden in het stroomnet, zodat de stijging van energierekening voor mensen en bedrijven de komende jaren wordt verminderd?
Erkent u dat er, conform het IBO (Kamerstuk 29 023, nr. 553), in ieder geval twee opties zijn om een publieke miljardeninvesteringen in het stroomnet vorm te geven: door op andere publieke voorzieningen te bezuinigen, of door de staatsschuld op te laten lopen?
Hoe reageert u op de uitspraken van de Minister van Financiën dat het laten oplopen van de staatsschuld «niet de oplossing» is voor de benodigde investeringen in het stroomnet1 en dat «daarvoor dekking moet worden gevonden»2?
Deelt u dat investeringen in het stroomnet vooral ook ten goede komen aan toekomstige generaties, aangezien het stroomnet er nog decennialang zal liggen?
Deelt u de mening dat het onwenselijk en oneerlijk is om nú miljarden te bezuinigen op publieke voorzieningen ten behoeve van investeringen in het stroomnet, terwijl met name toekomstige generaties profiteren van die investering?
Indien u negatief staat tegenover het op laten lopen van de staatsschuld, op welke posten wilt u dan miljarden bezuinigen om de investeringen in het stroomnet te financieren?
Deelt u dat het niet meer dan logisch is dat ook toekomstige generaties meebetalen aan de investeringen in het stroomnet die nu nodig zijn, gegeven het feit dat (juist) zij er ook van profiteren, en dat het aanspreken van de staatsschuld voor investeringen in het stroomnet daarom op zijn plaats is?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en voor het meireces?
De sloop van de woonwijk Mrija voor 1000 Oekraïners in Vlaardingen |
|
Michiel van Nispen , Sandra Beckerman |
|
Marjolein Faber (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Bent u bekend met de plannen vanuit de gemeente Vlaardingen en het Hoogheemraadschap Delfland voor de sloop van een hagelnieuwe woonwijk voor een waterzuiveringsinstallatie waarover de Oekraïense bewoners een petitie aan de Kamer hebben overhandigd?1
Wat vindt u van de grote zorgen die zijn geuit door deze groep Oekraïners, en een kleine duizend omwonenden, al in een eerdere petitie voor behoud van de wijk, over hoe de oorlog zal eindigen in Oekraïne en dat velen van hen woonden in een gebied dat nu door Rusland is bezet?
Ziet u hierin ook de verantwoordelijkheid voor u gezien het feit dat de wijk Mrija ook volledig is betaald met Rijksmiddelen?2
Klopt het dat het Rijk hier een voorname rol in heeft, zowel op het gebied van water en infrastructuur, als wel het woningbouwaspect, als wel de verantwoordelijkheid voor de opvang van Oekraïners in Nederland?
Bent u tevens bekend met de brief vanuit Stichting Groeiend Verzet richting het Hoogheemraadschap Delfland en de gemeente Vlaardingen waarin meerdere bezwaren over de sloop van de wijk Mrija worden gedeeld? Zo ja, kunt u hierop reflecteren?3
Bent u het met de Stichting Groeiend Verzet, en mede ondertekenaars dhr. de Geus en dhr. Habekotte, eens dat de sloop van deze woningen een grote kapitaalvernietiging is, gezien het feit dat deze woningen nog lang mee kunnen gaan en gezien het feit dat deze pas 3 jaar oud zijn?
Bent u bekend met de uitspraak van voormalig Staatssecretaris dhr. van der Burg die, bij de opening van de wijk Mrija voor langdurige opvang oorlogsvluchtelingen, nog lang voor het raadsbesluit was uitgesproken, over de opvang Oekraïners zei: «voor hoe langer hoe beter het is»? Is dit ook uw opvatting?
Ziet u, met het oog op de grote woningnood in Nederland, dat deze sloop hier op geen manier recht aan doet en de sloop van kostbare woningen medio 2026 zeer ongewenst is, zeker ook omdat ze op termijn ook lokale jonge woningzoekenden in kunnen worden gehuisvest?
Bent u bekend met het advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport van de Commissie voor de Milieueffectrapportage van 9 oktober 2024? Kunt u specifiek reflecteren op het advies waarin de gedeeltelijke (gefaseerde) nieuwbouw in combinatie met renovatie/opwaardering van de bestaande AWZI, mogelijk milieuvoordelen kan opleveren ten opzichte van nieuwbouw en dat bestaande onderdelen kunnen worden gerenoveerd? Zo ja, wat is uw mening over dit advies?
Kunt u reageren op de uitspraak van dhr. Poppe van Stichting Groeiend Verzet dat voor de woonwijk Mrija een tijdelijke omgevingsvergunning van kracht is, maar het bevoegd gezag een wettelijke mogelijkheid heeft dit te verlengen tot tien jaar of zelfs langer?
Klopt de inschatting dat ongeveer 100 miljoen euro, voor bouw en sloop, in rook opgaat als de plannen voor de nieuwe waterzuiveringsinstallatie worden doorgezet en de woningen en de gehele boven en ondergrondse infrastructuur dus weg moeten en wat ook betekent dat de huidige zuivering gesloopt gaat worden? Wat zijn de totale kosten van bouw en sloop van de wijk Mrija en wat zijn de kosten van sloop van de huidige zuivering? Acht u deze, bij een ander beleid met vernieuwing zuivering op de huidige locatie met behoud van Mrija, onnodige kosten maatschappelijk verantwoord? Zo ja, op grond van welke argumenten?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de gemeente Vlaardingen en het Hoogheemraadschap Delfland over het voorkomen van deze mogelijke sloop van Mrija en om genoemde alternatieve plannen uit te werken, omdat dit ook direct de agenda op meerdere gebieden van het Rijk raakt?
Het artikel ‘Onafhankelijk milieurapport afgezwakt na druk door Schiphol’ |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onafhankelijk milieurapport afgezwakt na druk door Schiphol» uit het NRC van 19 maart 2025?1
Kunt u de stelling uit het bovenstaande artikel, dat onder druk van Schiphol en uw ministerie in het onderzoeksrapport van de commissie voor de milieueffectrapportage (mer) termen zoals «onjuist» en «ten onrechte» werden veranderd in «deels niet consistent» en «discutabel», bevestigen?
Indien ja, kunt u aangeven welke specifieke wijzigingen door uw ministerie verlangd en doorgevoerd zijn? En daarbij ook aangeven waarom om deze wijzigingen gevraagd is?
Kunt u aangeven welke gevolgen de bemoeienis van Schiphol en uw ministerie met de inhoud van het onderzoeksrapport van de commissie mer naar uw inzicht heeft voor de onafhankelijkheid van het rapport? Kunt u hierbij aangeven of naar uw mening de geloofwaardigheid van de onafhankelijkheid van het rapport in enige mate wordt aangetast?
Klopt het dat het nieuwe Luchthavenverkeerbesluit van Schiphol moet voldoen aan de gelijkwaardigheidscriteria van de Wet luchtvaart?
Kunt u aangeven welke onderbouwing, afgezien van de in het artikel genoemde milieustudie, u heeft om hard te maken dat het voorgestelde nieuwe Luchthavenverkeerbesluit van Schiphol voldoet aan de gelijkwaardigheidscriteria?
Bent u van mening dat nadere onderbouwing vereist is om geloofwaardig te kunnen stellen dat het nieuwe Luchthavenverkeerbesluit van Schiphol voldoet aan de gelijkwaardigheidscriteria van de Wet luchtvaart?
De gesloten brug bij Uitwellingerga |
|
Habtamu de Hoop (PvdA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Cor Pierik (BBB), Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u uitgebreid toelichten waarom de eerder in het vooruitzicht gestelde tijdelijke oplossingen voor de gesloten brug bij Uitwellingerga niet mogelijk zijn?1
Voor de tijdelijke situatie zijn in december 2024 drie realistische oplossings-richtingen verkend waarin ook de omgeving is meegenomen:
Oplossingsrichtingen b) en c) zijn afgevallen vanwege:
Dit betekent dat nu alleen oplossingsrichting a) nader wordt uitgewerkt, met daarbij een aantal subvarianten. Ook de optie voor het gebruik van de Prinses Margriettunnel maakt daarvan onderdeel uit, waarbij tevens de effecten op de doorstroming op de A7 worden meegenomen.
Kunt u aangeven waarom andere snelle tijdelijke oplossingen zoals een noodbrug of pont verderop geen optie is om op korte termijn de verbinding te herstellen?
Een noodbrug en een pont zijn onderdeel van de overgebleven oplossingsrichting met subvarianten. Om zo snel mogelijk te voorzien in een verbinding die geschikt is voor alle wegverkeer, is het plaatsen van een tijdelijk brugdeel het snelst gebleken (zie ook het antwoord op vraag 1).
De aanleg van een tijdelijke vaste brug duurt tot augustus 2025. Dit heeft onder andere te maken met het ontwerpen en passend maken van de tijdelijke brug, de levertijden en de vergunningen die aangevraagd moeten worden. Ook dienen eerst het huidige beweegbare deel en de ballastkisten te worden verwijderd; ook dit kost tijd. De eventuele aanleg van een pontverbinding kent ook diverse beperkingen, zoals kabels en leidingen in de oever, die onderzoekstijd vragen.
Kunt u toezeggen in te zetten op een bypass door de tunnel, eventueel voorzien van verkeerslichten en/of wisselstroken, om zo de bereikbaarheid van de dorpen te kunnen garanderen, maar ook zodat de scheepvaart weer volledige doorgang heeft?
Een mogelijke omleiding door de Prinses Margriettunnel maakt onderdeel uit van het lopende onderzoek, maar kan op voorhand niet worden toegezegd. Een zorgvuldige verkenning van de uitvoerbaarheid en afweging van de belangen en de veiligheidsrisico’s voor zowel de vaarweg- als de weggebruiker (van snelweg en lokaal wegennet) zijn van belang.
Hoeveel mensen of bedrijven worden nu getroffen doordat zij praktisch gezien geen verbinding meer hebben met de overkant?
Binnen de gemeentegrenzen ondervinden circa 55 personen de meeste overlast, doordat zij aan de oever met de minste voorzieningen wonen. Het aantal personen dat hinder ondervindt, is echter significant groter en komt uit een grotere regio. In totaal wonen er in de omliggende dorpen Oppenhuizen en Uitwellingerga ca. 1.500 mensen. Rijkswaterstaat is in gesprek met de branchevertegenwoordigers uit de agrarische sector, waterrecreatie en binnenvaart, vervoersbedrijven en veiligheidsdiensten over de hinder bij hun achterban. Daarnaast is Rijkswaterstaat met meerdere individuele agrarische bedrijven en loonwerkers in gesprek over de hinder die zij ondervinden en mogelijke oplossingen daarvoor.
Hoe weegt u het belang van de scheepvaart ten opzichte van de belangen van de mensen in de regio?
Aan de belangen van beide groepen hecht ik veel waarde. Rijkswaterstaat werkt aan varianten om de hinder voor alle groepen zo beperkt mogelijk te houden en is hierover in gesprek met branchevertegenwoordigers en individuele ondernemers. Het blijkt niet mogelijk om alle groepen en belanghebbenden tegelijk volledig te bedienen.
Kunt u toelichten hoe het kan dat de bruggen in het verleden regulier zijn geïnspecteerd, maar er pas in een (te) laat stadium is geconstateerd dat de brug in een gevaarlijk slechte staat verkeerd? Kunt u aangeven hoe het kan dat pas bij nadere inspectie bleek dat de brug zó slecht is dat deze niet, zelfs niet tijdelijk, gerepareerd kan worden? Wat zegt dit over de inspectieprocedures?
Vanuit de eerdere reguliere inspectierapporten was er geen aanleiding om de brug extra te monitoren. De extra belasting van de brug als gevolg van de omleiding in verband met de calamiteit in de Prinses-Margriettunnel heeft versnelde slijtage van het brugdek laten zien. Deze versnelde slijtage was aanleiding voor aanvullende inspecties die aan de hand van de resultaten steeds diepgaander zijn uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat de verslechterde staat van de brug verdere reparaties niet toelaat. Zie ook het antwoord op vraag 1. Rijkswaterstaat evalueert de inspectieprocedures regelmatig; ook de ervaringen van Uitwellingerga worden hierin meegenomen.
Is de brug bij Uitwellingerga een technisch heel uniek geval of is het mogelijk dat andere bruggen en kunstwerken eveneens enorme verborgen gebreken hebben die bij reguliere inspectie niet (tijdig) worden ontdekt? Worden er scenario’s uitgewerkt voor de mogelijkheid dat andere bruggen eveneens met spoed moeten worden gesloten of in het gebruik beperkt?
De nabijgelegen bruggen Spannenburg en Oude Schouw zijn van vergelijkbare leeftijd als de brug Uitwellingerga en worden naar aanleiding van de versnelde veroudering van de brug Uitwellingerga extra onderzocht. Het is altijd mogelijk dat bruggen met spoed moeten worden gesloten of in het gebruik moeten worden beperkt, bijvoorbeeld door een aanvaring of onvoorziene technische mankementen. Het vinden van oplossingen is maatwerk. Afhankelijk van de locatie en geconstateerde situatie kan Rijkswaterstaat met beleidspartners en belanghebbenden scenario’s uitwerken om de hinder te beperken.
Worden andere bruggen met een vergelijkbaar ontwerp, vergelijkbare leeftijd of vergelijkbaar verkeersvolume nu aan extra inspecties ontworpen?
Ja. Zie de beantwoording van vraag 7.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Strategische keuzes bereikbaarheid van 2 april aanstaande?
Ja.
Het artikel ‘New shipyard for TenneT's German offshore platforms is being built in Spain’ |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD), Beljaarts |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel op de website van Tennet «New shipyard for TenneT's German offshore platforms is being built in Spain»?
Ja.
Klopt het dat de Duitse tak van Tennet onderdeel is van Tennet B.V. (besloten venootschap), althans dat Tennet B.V. de grootste aandeelhouder is van TenneT Duitsland en Tennet B.V. dus (de grootste) zeggenschap heeft over TenneT Duitsland? en daardoor (grotendeels) Nederlands staatseigendom is?
TenneT Holding B.V. is momenteel de 100% aandeelhouder van TenneT Duitsland. De Nederlandse staat is op haar beurt de enige aandeelhouder van TenneT Holding B.V. De Nederlandse staat is zodoende indirect aandeelhouder van TenneT Duitsland. De Staat kan via haar indirecte aandeelhoudersrol zeggenschap uitoefenen ten aanzien van materiële thema’s zoals strategische beslissingen of belangrijke beleidskeuzes. Het bestuur van Tennet Duitsland is verantwoordelijk voor de operationele beslissingen en dagelijks bestuur van de onderneming.
Klopt het dat de komende jaren vanuit TenneT B.V. veel geld gereserveerd is voor de versterking en verduurzaming van het Duitse net?
Nee, TenneT Holding B.V. heeft geen geld gereserveerd voor het Duitse net. TenneT heeft een kapitaalbehoefte voor investeringen in de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet. Een deelname van private investeerders in TenneT Duitsland heeft momenteel de voorkeur als oplossing voor de Duitse kapitaalbehoefte. De verwachting is dat de structurele oplossingen voor de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland op zijn vroegst in de tweede helft van 2025 volledig zijn geïmplementeerd. Om de periode tot dan te overbruggen, is de leningsfaciliteit voor TenneT uitgebreid. Deze leningsfaciliteit is nodig om TenneT en de markt zekerheid te geven om op dit moment verder te gaan met de noodzakelijke investeringen in het elektriciteitsnetwerk. Deze zekerheid is ook belangrijk om een succesvolle transactie te realiseren.
Hoeveel Nederlands belastinggeld wordt hierdoor geïnvesteerd in het bouwen van een nieuwe werf?
TenneT Duitsland bouwt geen werven. Duitse investeringen financiert TenneT uit haar eigen middelen.
Waarom wordt de scheepswerf voor de offshore platformen van Tennet in Spanje gebouwd en niet in Nederland?
De keuze voor de bouwlocatie ligt bij het consortium bestaande uit Siemens Energy en Dragados Offshore. Dragados Offshore, gevestigd in Puerto Real, Spanje, heeft ervoor gekozen een nieuwe werf te ontwikkelen nabij hun bestaande locatie.
In hoeverre heeft TenneT de mogelijkheden om deze bouw in eigen land uit te voeren onderzocht?
Bij de aanbesteding voor de 14 2GW-netaansluitingssystemen, onder een vijfjarige raamovereenkomst, heeft geen Nederlandse of Duitse scheepswerf ingeschreven. Verder is TenneT gebonden aan EU-aanbestedingsregels (nationaal geïmplementeerd in de Aanbestedingswet 2012) en kan geen voorkeur geven aan specifieke inschrijvers.
Het consortium Siemens Energy en Dragados Offshore gebruikt onder deze aanbesteding wel Nederlandse onderleveranciers voor het maken van bepaalde componenten en subassemblages van het platform, zoals bij de productie van jackets (ondersteunende structuren). Daarnaast zijn raamovereenkomsten afgesloten met de Nederlandse leveranciers Heerema Marine Contractors en Allseas voor het transport en de installatie van jackets en topsides in Nederland en in Duitsland.
Welke rol heeft de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie gespeeld bij deze keuze?
De aanbesteding van de offshore platformen verliep via een Europese procedure, waarbij gunning gebaseerd was op prijs, kwaliteit en levertijd. De locatie van de scheepswerf was geen criterium. Ten tijde van de aanbesteding was de sectoragenda nog niet gelanceerd en als dat wel het geval was geweest had dat voor deze aanbesteding geen verschil gemaakt aangezien de sectoragenda zich onder meer richt op het nadrukkelijker meenemen van de strategische belangen van de maritieme maakindustrie bij maritieme (publieke) inkooptrajecten van de Nederlandse overheid.
Als de Sectoragenda geen rol gespeeld heeft: waarom niet?
Zie antwoord bij vraag 7.
Heeft de beschikbaarheid van subsidies of andere fiscale maatregelen in Spanje een rol kunnen spelen bij de beslissing van TenneT om te investeren in een Spaanse scheepswerf in plaats van een Nederlandse?
Het consortium Siemens Energy en Dragados Offshore heeft de aanbesteding voor de bouw van de werf op basis van verschillende criteria gegund. De investering in de scheepswerf wordt door het consortium zelf gedaan, zonder directe relatie met TenneT. Zie hiervoor de genoemde criteria in vraag 7.
Bent u bereid om te onderzoeken of en in hoeverre dit het geval is en of en in hoeverre daarbij sprake is van een ongelijk speelveld tussen de Spaanse en de Nederlandse markt?
Hier is geen aanleiding toe gezien het antwoord op vraag 9.
Bent u het eens dat dit een enorme investering had kunnen zijn in de Nederlandse maritieme maakindustrie en dat het spijtig is voor de sector dat deze investering niet in Nederland is gevallen?
Het is spijtig dat zich geen Nederlands consortium heeft ingeschreven. Wel zijn Nederlandse toeleveranciers betrokken, zie ook het antwoord bij vraag 6.
Kunt u uitleggen hoe deze keuze van een Nederlands staatsbedrijf, waarbij Nederlands belastinggeld besteed wordt, voldoet aan de vijf actielijnen en onderliggende oplossingen die opgenomen zijn in de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie?
Zie antwoord op vraag 4 en 7.
Heeft het kabinet de actielijn om het strategisch belang nadrukkelijker te verankeren in het aanbestedingsbeleid van de overheid en haar staatsdeelnemingen, inmiddels uitgevoerd? Zo nee, waarom niet en waar wacht dat op?
De Tweede Kamer zal in het tweede kwartaal 2025 worden geïnformeerd over de stand van zaken uitvoering sectoragenda en dus ook over de actielijn die gaat over het nadrukkelijker meenemen van strategische belangen van de Maritieme Maakindustrie bij maritieme inkooptrajecten van de Nederlandse overheid.
Zo ja, waarom houdt een Nederlands staatsbedrijf zich daar niet aan, welke maatregelen kan het kabinet nemen om de bouw in Spanje terug te draaien en welke maatregelen treft het kabinet om dat in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord op vraag 13, deze vraag is in dit geval niet relevant.
Bent u het eens dat staatsbedrijven het goede voorbeeld moeten geven? Deelt u de opvatting dat investeringen zoals deze dus in eerste instantie bij Nederlandse werven belegd zouden moeten worden?
Investeringen zoals deze worden via een Europese procedure aanbesteed. Op deze aanbesteding heeft geen Nederlands consortium ingeschreven.
Kunt u uitleggen hoe u ervoor zorgt dat staatsbedrijven de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie volgen, en hoe u hierover communiceert richting de andere ministeries?
Zie antwoorden op vragen 7 en 13.
Hebben desbetreffende ministeries het belang van de sectoragenda goed op het netvlies? Hoe is dat verankerd?
Bij de Ministeries (IenW, EZ, DEF, FIN en BHO) die onderdeel zijn van de governance van het Rijksregiebureau Maritieme Maakindustrie staat het belang van de sectoragenda op het netvlies. Deze governance komt periodiek bij elkaar. De Tweede Kamer wordt in het tweede kwartaal 2025 geïnformeerd over de stand van zaken uitvoering sectoragenda.
Zijn er de komende tijd meer staatsbedrijven die maritieme aanbestedingen moeten maken? Indien dit wel het geval is, wat doet u eraan om de sectoragenda mee te laten wegen in de besluiten die genomen worden?
Zie antwoorden op vragen 7 en 13.
Het artikel ‘Brug Uitwellingerga kan niet worden gerepareerd: nieuwe brug pas in 2029 klaar’ |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de grote hinder voor omwonenden en omliggende (landbouw)bedrijven door de langdurige afsluiting van de brug bij Uitwellingerga?1
Ja. Rijkswaterstaat staat in nauw contact met de omgeving over de hinder als gevolg van de afsluiting van de brug.
Kunt u toelichten waarom het realiseren van een tijdelijke brug pas in augustus 2025 is voorzien? Welke mogelijkheden ziet u om deze planning te versnellen?
De voorgenomen planning komt voort uit onderzoek door ingenieursbureaus naar de staat en stabiliteit van de brug. Voor de realisatie van het tijdelijke (vaste) brugdeel is eerst verwijdering van ballastkisten nodig en moeten de werkzaamheden worden aanbesteed. Rijkswaterstaat werkt samen met gespecialiseerde marktpartijen in een «bouwteam» om zo gezamenlijk zowel de voorbereiding van het werk als de realisatie te versnellen. Een reële inschatting van de benodigde tijd laat zien dat de tijdelijke brug in augustus 2025 gereed is.
Kunt u aangeven waarom de definitieve vervanging van de brug pas in 2029 plaatsvindt?
De definitieve vervanging van de brug is onderdeel van het reeds lopende programma Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl. Deze vervanging vraagt gedegen voorbereiding en bestaat uit het doorlopen van meerdere fases. De aanbesteding van de planfase is gestart en wordt eind juni 2025 gegund. De planfase zelf duurt ca. 12 maanden. Dan volgen de contractvoorbereiding (ca. 10 maanden) en de aanbesteding van de werkzaamheden (ca. 12 maanden). Na de aanbesteding volgt de engineering door de aannemer (ca. 12 maanden), voordat met de uitvoering kan worden gestart. De start van de uitvoeringswerkzaamheden is daarmee voorzien rond april 2029. Volgens planning vindt aan het einde van dat jaar de oplevering plaats.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er zijn om deze planning te versnellen?
Onderzocht wordt of het mogelijk is om in de planfase in plaats van meerdere alternatieven, slechts één variant bestuurlijk af te stemmen en nader uit te werken. Daarnaast kan het vroeg in het proces betrekken van de aannemer voor de uitvoering een versnelling opleveren. Het gaat om een eventuele tijdwinst van enkele maanden.
Kunt u aangeven waarom van april tot september 2026 het tijdelijke brugdek wordt verwijderd ten behoeve van de Staande Mast Route? Hoe verhouden de belangen van de recreatievaart met masten hoger dan 7.10 meter zich met de belangen van omwonenden en omliggende (landbouw)bedrijven?
Rijkswaterstaat onderzoekt momenteel verschillende opties hoe om te gaan met de huidige situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de scheepvaart (hoge beroepsvaart en staande mast) als het wegverkeer. Bij een vast brugdek moet scheepvaart hoger dan 7,10 meter omvaren via Langweer of Sneek; voor scheepvaart hoger dan 11,5 meter is alleen de route door Sneek toegankelijk. In het drukke vaarseizoen leidt dat tot langere en frequentere brugopeningen wat in Sneek tot opstoppingen op zowel weg als water kan leiden. De optie van het verwijderen van het brugdek in het vaarseizoen maakt de vaarweg beschikbaar voor alle scheepvaart en is een mogelijkheid om de verkeersdruk in het centrum van Sneek te beperken. Voor omwonenden en bedrijven worden gedurende de periode dat de brugverbinding niet beschikbaar is alternatieve verbindingen bekeken, waaronder de inzet van een pont. Voordat over deze en andere opties voor het vaarseizoen 2026 wordt besloten, worden deze nog verder doorgesproken met bestuurders, inwoners en bedrijven in de omgeving.
Wanneer wordt duidelijk hoe de pont voor (brom)fietsers, voetgangers, scooters, brommobielen, eruit gaat zien en of landbouwverkeer hiervan gebruik kan maken?
Zoals bij vraag 5 is geantwoord, worden de opties nog onderzocht. Beoogd is om hierover uiterlijk in mei 2025 een besluit te nemen. Dan is duidelijk of de Prinses Margriettunnel mogelijk als omleiding beschikbaar kan komen en zo ja voor welke typen verkeer. Op dat moment kan ook meer duidelijkheid worden gegeven over hoe de pontoptie eruit kan komen te zien en of landbouwverkeer hiervan gebruik kan maken.
Wanneer wordt verwacht dat er duidelijkheid is over de haalbaarheid van het beschikbaar maken van een rijstrook in de Prinses Margriettunnel, na de werkzaamheden, voor landbouwverkeer, openbaar vervoer en bestemmingsverkeer? Wanneer zou deze optie in gebruik genomen kunnen worden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen om te voorkomen dat bij de extra verkeersdruk die gaat ontstaan op de bruggen bij Oude Schouw en Spannenbrug (die tevens ook aan vervanging toe zijn) vergelijkbare problemen voordoen als bij Uiterwellingerga?
Beide bruggen staan op de planning voor vervanging (Oude Schouw in 2030 en Spannenburg in 2031). Rijkswaterstaat voert onderzoek uit naar de huidige staat van beide bruggen. Op basis van de uitkomsten wordt beoordeeld of aanvullende maatregelen bovenop de huidige beperkingen noodzakelijk zijn om de periode tot vervanging te overbruggen.
Kunt u aangeven hoe de werkzaamheden aan de bruggen in de regio op elkaar afgestemd worden om de negatieve impact op de bereikbaarheid van de regio zo beperkt mogelijk te houden?
Rijkswaterstaat onderhoudt contact met de bestuurlijke partners over hinder van planbaar onderhoud. Als de bereikbaarheid in het gedrang komt, bijvoorbeeld omdat gelijktijdig aan meerdere bruggen of wegen werkzaamheden moeten plaatsvinden, zoeken wij met de partners naar oplossingen om de hinder voor de verschillende gebruikers zo beperkt mogelijk te houden.
Het bericht ‘Koning klaagt er op los: vaak file na loos alarm’ |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van 20 februari jl. getiteld «Koning klaagt er op los: vaak file na loos alarm» in De Gelderlander?1
Deelt u de mening dat de Schipholtunnel te vaak wordt afgesloten wegens vals-positieve meldingen van te hoge vrachtwagens?
Hoeveel meldingen waren er in 2024 in heel Nederland van te hoge vrachtwagens waarna het verkeer werd stilgelegd? Kunt u een overzicht geven van het aantal meldingen en afsluitingen per locatie, alsook de gemiddelde afhandeltijd?
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen het een fout-positieve melding betrof?
Hoeveel extra filedruk werd veroorzaakt door meldingen van te hoge vrachtwagens in 2024, uitgedrukt in extra reistijdminuten? Kunt u dit uitsplitsen naar positieve meldingen en fout-positieve meldingen?
Welke marge van de wettelijke laadhoogte van vier meter wordt nu gehanteerd bij hoogtedetectie van vrachtwagens voor tunnels?
Worden er verschillende marges gehanteerd bij verschillende tunnelhoogtes? Indien nee, is hier een meer risicogerichte benadering mogelijk?
Kunt u een update geven van het onderzoek naar het voorkomen van fout-positieve meldingen en het sneller openstellen van de tunnel na zo’n melding, dat is toegezegd tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in oktober 2024? Zijn de resultaten hiervan inmiddels bekend? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Overweegt u nu om linescancamera’s te combineren met een AI-model zodat vrachtwagens rijdend gecontroleerd kunnen worden?
Welke andere maatregelen worden er genomen, mede gericht op de transportsector, om meldingen tegen te gaan?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het commissiedebat Auto op 20 maart 2025?
De aanpak, en het gebruik van de term, piekbelasters |
|
Harm Holman (NSC) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Hoeveel bedrijven hebben het stempel «piekbelaster» gekregen in de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus)-aanpak?
Laat ik vooropstellen dat het kabinet het stempel «piekbelaster» niet hanteert. Er bestaat geen lijst met bedrijven die het stempel «piekbelaster» hebben. Ondernemers die voldeden aan een bepaalde mate van stikstofneerslag, konden wanneer zij dat wilden in aanmerking komen voor de regelingen binnen het zogenaamde «trappetje Remkes» (op het gebied van innoveren, extensiveren, omschakelen, verplaatsen of beëindigen). Het ging daarbij in aanvang om circa 3000 bedrijven uit landbouw en industrie. Vanwege de onzekerheid rond de werking van emissiearme staltechnieken heeft mijn ambtsvoorganger in oktober 2023 een uitzondering gemaakt voor een tweetal huisvestingssystemen.1 Als gevolg daarvan konden nog met circa 300 extra (agrarische) bedrijven als zij dat wilden, gebruik maken van de regelingen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Holman c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 134) over na afloop van de aanpak piekbelasting ook het stempel «piekbelaster» wegnemen?
Tijdens het commissiedebat Stikstof, Natuur en NPLG van 4 december 2024 heb ik reeds aangegeven dat ik af wil van de term «piekbelaster», conform genoemde motie Holman. Concreet betekent dit dat de term niet meer wordt gehanteerd binnen LVVN en ook niet vanuit LVVN in communicatie naar het veld. Wat ik wel heb aangegeven in het commissiedebat is dat de uitvoering van de regelingen onder de aanpak piekbelasting de komende periode nog doorloopt.
Hoeveel piekbelasters kan deze stempel nu worden ontnomen?
Er wordt enkel gesproken over de aanpak piekbelasting wanneer noodzakelijk voor de communicatie. Buiten deze noodzakelijke communicatie voor deelnemers aan de regelingen is de term daarmee niet langer in gebruik.
Deelt u de constatering dat bedrijfsemissie met een depositie verder dan 1.000 meter van een natuurgebied niet of nauwelijks toe te berekenen is aan het boerenbedrijf? Zo ja, waarom wordt er nog met 25 kilometer gerekend? Zo nee, welke argumenten heeft u hiervoor?
Ik herken en erken dat de huidige manier van vergunningverlening beperkingen heeft. Dat is ook de reden dat dit kabinet wil overstappen van depositie- naar emissiebeleid. Tegelijkertijd zijn er op dit moment geen alternatieven. In de toestemmingverlening wordt een depositiebijdrage tot maximaal 25 kilometer afstand toegerekend aan een bedrijf, omdat het toepassingsbereik van de gebruikte modellen hiertoe is begrensd.
Vorig jaar is door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de ViA15-uitspraak geconcludeerd dat deze rekenafstand correct is onderbouwd en gehanteerd moet worden.
Hoeveel bedrijven liggen er binnen 500 meter van Natura 2000-gebieden? Hoeveel daarvan liggen bij prioritaire gebieden?
Het ministerie beschikt niet over de dataset met agrarische bedrijven en de bijbehorende activiteit- en locatiegegevens. Dat is ook de reden dat er nooit met een lijst van ondernemers die vallen onder de aanpak piekbelasting is gewerkt, zie ook het antwoord op vraag 1. Daarnaast kan dergelijke informatie een grote maatschappelijke impact hebben. Om die redenen kan ik deze vragen nu niet beantwoorden.
Hoeveel bedrijven liggen er binnen 1.000 meter van Natura 2000-gebieden? Hoeveel daarvan liggen bij prioritaire gebieden?
Zie vraag 5.
Ziet u nog aanleiding om specifiek beleid te voeren voor bedrijven tussen 1 tot 25 kilometer?
Het kabinet wil de stikstofaanpak baseren op bedrijfsspecifieke emissiedoelen. Hoewel een deel van deze aanpak gebiedsgericht zal zijn, wil ik nu nog geen specifieke uitspraken doen over dit afstandscriterium.
Zijn er nog argumenten op grond waarvan provincies speciaal aandacht besteden en/of middelen beschikbaar stellen aan bedrijven verder dan 1.000 meter van een Natura 2000-gebied op grond van depositie argumentatie?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4, kunnen bedrijven nog een depositiebijdrage hebben op meer dan 1.000 meter afstand. Zowel bij algemene beleidsvorming als bij toestemmingverlening is het van belang om ook de effecten op grotere afstand in beeld te brengen.
Wat is de consequentie van het aanwijzen van prioritaire Natura 2000-gebieden door de rechter in de Greenpeace rechtszaak voor boeren in de nabijheid van die Natura 2000-gebieden?
In de Greenpeace rechtszaak heeft de rechtbank geoordeeld dat er prioriteit moet worden gegeven in het stikstofbeleid aan Natura 2000-gebieden op de zogeheten urgente lijst – dat is een lijst met habitattypen en leefgebieden waarvoor snelle stikstofreductie noodzakelijk wordt geacht om verdere verslechtering te voorkomen. Het bevel van de rechtbank is een bevel aan de Staat en heeft daarmee geen directe gevolgen voor boeren in de nabijheid van die gebieden. Evenwel begrijp ik dat boeren mede als gevolg van deze uitspraak in onzekerheid verkeren. Dat is iets dat mij nauw aan het hart ligt. Dit wordt ook meegenomen in de verdere aanpak die momenteel wordt uitgewerkt in de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstelnatuurherstel.
Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat de provincie Gelderland heeft aangegeven in te zetten op drastisch minder stikstof rond de Veluwe en daarvoor ook de vergunningen tegen het licht te houden?1
Ik vind het belangrijk dat we ondernemingen zekerheid en toekomstperspectief kunnen blijven bieden en weet dat provincies dat belang evengoed onderschrijven. Een belangrijke sleutel daarvoor is een voldoende stevig pakket waarbij alle vier sporen waaraan de Ministeriële Commissie werkt in evenredigheid worden meegenomen. Hier werkt het kabinet al aan en dit wordt ook meegenomen in de werkzaamheden van de Ministeriële Commissie. De bevoegdheid om specifieke vergunningen opnieuw tegen het licht te houden is in dit kader verder een afweging die toekomt aan bevoegd gezagen.
We zullen de provincies goed betrekken bij de vier sporen.
Wat betekent het voor de rechtsgelijkheid van (boeren)bedrijven rondom prioritaire gebieden als provincies hun eigen plannen maken en zones bepalen?
Een provincie of ander bevoegd gezag heeft de bevoegdheid om zelf beleid of regelgeving te ontwikkelen voor specifieke gebieden. Daarbij moet wel altijd rekening worden gehouden met de taken en bevoegdheden van medeoverheden. Dat provincies binnen hun eigen taken en bevoegdheden eigen plannen maken, is op zichzelf niet in strijd met de rechtsgelijkheid van ondernemers. Goede afstemming tussen wat we als Rijk doen en wat de medeoverheden zelf aan plannen ontwikkelen is daarbij essentieel en heeft daarbij mijn aandacht.
Kunt u deze vragen één voor één en voorafgaand aan het stikstofdebat over de uitspraak van de Greenpeace rechtszaak beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat een kleinschalige boerderij moet stoppen omdat hun pachtcontract niet verlengd wordt |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lakenvelder Boerderij moet noodgedwongen stoppen: «Koeien deze zomer niet de wei, maar de vrachtwagen in»»?1
Ja, ik ben ook bekend dat het besluit van de gemeenten Teylingen om de voorlopige gunningen in te trekken en een nieuwe openbare selectieprocedure op te starten.
Ik ben mij ervan bewust dat de huidige geliberaliseerde pacht geen lange termijnzekerheid biedt voor een bedrijfsvoering als de Lakervelder Boerderij Boterhuispolder. Daarom werk ik aan de herziening van de pachtregelgeving, waardoor het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten aantrekkelijker wordt gemaakt. Het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten biedt meer zekerheid en perspectief voor een bedrijfsvoering dan het sluiten van een kortlopende overeenkomst. Pacht is voor veel landbouwers een noodzakelijk instrument, landbouwers zijn in hun bedrijfsvoering gebaat bij langdurige stabiliteit. Hierdoor kunnen zij toekomstgericht werken en investeringen doen. Dit is zowel goed voor het verdienvermogen van landbouwers alsook voor maatschappelijke doelen zoals verduurzaming.
Deelt u de mening dat kleinschalige boerenbedrijven die tevens bijdragen aan multifunctioneel ruimtegebruik, zoals het aanbieden van recreatiegebied en vergroting van de biodiversiteit, behouden moeten blijven met het oog op het toekomstbestendig maken van de landbouw? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is er voor de gehele land- en tuinbouwsector. Dat betekent dat het beleid niet specifiek gericht is op het stimuleren van een bepaald type bedrijf, maar op een sector waarin verschillende soorten bedrijven kunnen opereren. Kleinschalige boerenbedrijven maken daar uiteraard onderdeel van uit, net als grotere bedrijven.
Bedrijven moeten zich kunnen ontwikkelen binnen hun eigen activiteiten, zolang ze opereren binnen de kaders van wet- en regelgeving. Multifunctioneel ruimtegebruik, zoals recreatie en biodiversiteitsbevordering, kan daarin een belangrijke rol spelen. Wij zetten ons in voor een toekomstbestendige landbouw waarin ondernemers – ongeacht hun schaalgrootte – een duurzaam en economisch haalbaar perspectief hebben.
Vindt u het wenselijk dat kleinschalige biologische familiebedrijven gericht op het lokale voedselsysteem moeten wijken voor grootschalige bedrijven met een mestoverschot?
Overheidsorganen moeten bij de uitgifte van een onroerend goed rekening houden met de uitspraak van de Hoge Raad in het Didam-arrest2. In de praktijk betekent dit dat bij de uitgifte van grond en een vermoeden dat er meerdere potentiële gegadigden zijn er een openbare selectieprocedure moet plaatsvinden, aan de hand van voorafgaand bekendgemaakte objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria. De keuze van de gebruikte selectiecriteria en de weging ten opzichte van andere criteria behoort tot de autonome bevoegdheid van de betreffende overheidsorganisatie en hangt samen met het doel en gewenste gebruik van de betreffende grond. Zelf ben ik voorstander van de aanpak van onder meer Staatsbosbeheer die de uiteindelijke selectie baseert op 70% kwaliteit en 30% prijs, maar deze keuze is uiteindelijk aan de betreffende overheid. Dat dit uiteindelijk kan leiden tot de keuze voor een grootschalig bedrijf met een mestoverschot in plaats van een biologisch familiebedrijf is om deze reden niet aan mij.
Wat bent u van plan om te doen om de overgang van grond, zowel via pacht als koop, van duurzame boeren naar grootschalige bedrijven met een mestoverschot te voorkomen, ook in het licht van het verval van de mestderogatie?
Pacht en verkoop zijn privaatrechtelijke overeenkomsten waarin respectievelijk verpachter en pachter en verkoper en koper in hun overeenkomsten afspraken en voorwaarden opnemen over het gebruik van de grond en de verkoop van grond. Mestoverschot en het verval van de mestderogatie spelen als zodanig geen rol bij de keuze aan welke partij de grond wordt gegund dan wel verkocht. Ik ben dan ook niet van plan om hierin te treden. Overigens dient de gebruiker te voldoen aan de wet- en regelgeving op dit gebied.
Bent u van mening dat overheden een voorbeeldfunctie hebben op het gebied van duurzame en langjarige pacht? Zo nee, waarom niet?
Het Rijksvastgoedbedrijf (voor de agrarische grondportefeuille van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en Staatsbosbeheer (voor zijn eigen gronden) geven hun gronden die voor zover bekend al biologisch gecertificeerd zijn conform de motie Bromet3 ook bij een nieuwe uitgifte wederom aan een pachter voor biologisch gebruik uit. Daarnaast kennen zowel het Rijksvastgoedbedrijf als Staatsbosbeheer bij inschrijving op door hen uitgegeven (geliberaliseerde) pachtcontracten meer punten toe aan pachters die aantoonbaar in bezit zijn van erkende duurzaamheidscertificaten en/of (agrarisch) natuurbeheer toepassen in hun bedrijfsvoering. Daarbij geldt dat certificaten met de hoogste duurzaamheidsscores (SKAL) ook de meeste punten opleveren en dus de kansen vergroot voor de betreffende pachter om in aanmerking te komen voor het contract. Vanuit de rijksoverheid wordt dus al ingezet op duurzaam langjarige pacht. Met de voorgenomen herziening van de pachtregelgeving wil ik dit verder stimuleren.
Bent u bereid om met gemeenten en provincies in gesprek te gaan over het behouden én uitbreiden van het pachtareaal dat langjarig en aan biologische en andere natuur-inclusieve bedrijven wordt verpacht? Kunt u heel precies aangeven welk tijdspad en welke inzet ze hierbij voor ogen heeft?
Ik ben bereid om in overleg te treden met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om een vergelijkbaar uitgifte beleid waarvan nu al sprake is bij het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer bij hen onder de aandacht te brengen voor zover dit al niet gebeurt. Momenteel is het aan provincies en gemeenten om zelf te bepalen of zij dit in hun uitgiftebeleid willen overnemen. Het aangaan van langjarige duurzame pacht wordt aantrekkelijker gemaakt met het in werking treden van de nieuwe pachtregelgeving waar ik momenteel aan werk.
Bent u bereid om met name bij pacht van publieke grond maatschappelijke doelen zwaarder te laten wegen ten opzichte van de hoogte van de pacht en wat bent u concreet van plan hieraan te doen?
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is verantwoordelijk voor de verpachting van de gronden die in eigendom zijn van het Rijksvastgoedbedrijf. Er wordt bij de uitgifte van gronden door het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer al rekening gehouden met het zwaarder laten wegen van maatschappelijke doelen in de selectieprocedure. De provincies en gemeenten hebben een eigenstandige bevoegdheid daarin. In mijn gesprek met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zal ik ook dit punt meenemen.
Bent u van plan om voor het verlopen van de bezwaarprocedure in contact te treden met de gemeente Teylingen over dit besluit?
De gemeente Teylingen heeft besloten om de voorlopige gunning in te trekken en een nieuwe openbare selectieprocedure op te starten. Ik vind het een goede zaak wanneer medeoverheden het voorbeeld volgen van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer. Daarom heb ik op 12 februari jl. een brief geschreven aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen, met eenzelfde oproep om bij toekomstige openbare procedures te overwegen maatschappelijke diensten van ondernemers zwaarder te laten meewegen en daarmee oog te houden voor de maatschappelijke bijdrage die pachters kunnen leveren aan een specifiek gebied.
Het bericht ‘Zorgen over sluiting zwembaden in Zuid-Limburg’ |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgen over sluiting zwembaden in Zuid-Limburg» en wat is daarop uw reactie?1
Ja.
Wat is volgens u het effect voor de leefbaarheid in Zuid-Limburg van het sluiten van het Mosaqua-zwembad?
Zwembaden spelen een belangrijke rol in de leefbaarheid van een regio, met name voor zwemvaardigheid, sport, recreatie en sociale cohesie. De sluiting van het Mosaqua-zwembad in Gulpen-Wittem heeft geleid tot een verminderde beschikbaarheid van zwemvoorzieningen in Zuid-Limburg, waardoor inwoners langer moeten reizen voor zwemlessen en recreatief zwemmen. Dit legt automatisch druk op de omliggende zwembaden. Tegelijkertijd wordt dit regionaal goed opgelost door het verruimen van de openingstijden van nabijgelegen baden en door het bieden van een compensatie voor de ouders van kinderen uit Gulpen-Wittem die zwemles volgen bij Mosaqua en daar na 1 juli 2025 niet meer kunnen afzwemmen.
Ziet u een zwembad als een essentiële voorziening? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik zie een zwembad als een essentiële voorziening.
Hoeveel Nederlandse gemeentes zitten op dit moment zonder zwembad?
Uit de cijfers van het Mulier Instituut blijkt dat er in 2020 in Nederland 7 van de 355 gemeenten zonder zwembad waren.2 Op dit moment zijn er geen recentere gegevens beschikbaar over het aantal Nederlandse gemeenten zonder zwembad.
Deelt u de zorgen dat er komende jaren veel meer zwembaden zullen sluiten als gevolg van het feit dat waarschijnlijk driekwart van de gemeentes de begroting de komende jaren niet rond krijgt2 en er geen wettelijke taak ligt voor gemeenten? Ook met het oog op het feit dat het subtropisch zwemparadijs Mosaqua in Gulpen mede sluit doordat de gemeente het financieel niet meer bijstaat?
Ik ben mij bewust van de financiële uitdagingen waar gemeenten voor staan. De exploitatie van zwembaden is kostbaar, en stijgende energieprijzen en onderhoudskosten dragen bij aan deze financiële druk. Tegelijkertijd is het bouwen, onderhouden en exploiteren van zwembaden een lokale verantwoordelijkheid. Gemeenten maken hierin hun eigen afwegingen, afhankelijk van de financiële ruimte en de behoeften van hun inwoners. De provincie Limburg voert een onderzoek uit naar de beschikbaarheid van zwemwater en mogelijke oplossingen. Deze regionale en provinciale samenwerking kan een belangrijke rol spelen in het waarborgen van voldoende zwemgelegenheden.
Heeft u zicht op hoeveel zwembaden in de financiële problemen komen als de gemeente besluit de subsidie te korten, dan wel helemaal stop te zetten?
Nee, daar heb ik op dit moment geen zicht op. Dit is afhankelijk van lokale besluitvorming en de mate van afhankelijkheid van gemeentelijke subsidies.
Bent u bereid stappen te zetten om de zwembaden in gemeente De Wolden open te houden, zodat zij niet het voorbeeld van het Mosaqua-zwembad volgen?3 Bijvoorbeeld middels een handremprocedure?
Nee, ik overweeg niet om een handremprocedure toe te passen om genoeg zwembadwater te garanderen. Een ingreep vanuit het Rijk via een handremprocedure is een vergaande maatregel die ingrijpt op de lokale autonomie, terwijl deze lokale verantwoordelijkheid over de jaren heen juist heeft gezorgd voor een rijke infrastructuur aan zwemaccommodaties.
De verantwoordelijkheid voor de bouw, het onderhoud en de exploitatie van zwembaden ligt bij gemeenten. Zij maken hierin hun eigen beleidskeuzes, afhankelijk van de lokale behoefte en financiële ruimte. Daarbij richt de strategie voor het behoud van zwembaden zich overigens niet alleen op het in stand houden van bestaande faciliteiten, maar ook op het aanpassen van voorzieningen aan de veranderende behoeften en demografie van de regio.
Overweegt u het toepassen van een handremprocedure om genoeg zwembadwater te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre ziet u een rol voor het Rijk weggelegd om samen met gemeentes en provincies zwembaden open te houden? Bijvoorbeeld een zorgplicht?
Zoals eerder aangegeven ligt de verantwoordelijkheid voor de bouw, het onderhoud en de exploitatie van zwembaden bij gemeenten. Er bestaat momenteel geen wettelijke zorgplicht voor gemeenten om zwembaden in stand te houden. In lijn met de motie-Mohandis wordt onderzocht of een gemeentelijke zorgplicht voor zwembaden wenselijk en haalbaar is. Dit verkennende onderzoek zal in het najaar van 2025 worden afgerond.
Erkent u dat het zwembad vaak regionaal en niet enkel een gemeentelijke aangelegenheid is, waardoor een sterkere sturing vanuit het Rijk als noodzakelijk kan worden geacht?
Zie antwoord op vraag 9.
Is er volgens u op dit moment genoeg zwemwater of zitten er al regio’s met te weinig zwemwater met als gevolg lange wachtrijen voor de zwemles? Zo ja, hoe gaat u deze trend keren?
Landelijk gezien is er voldoende zwemwater maar in sommige regio’s, zoals het Heuvelland, leiden sluitingen tot langere wachttijden. Tegelijkertijd worden er regionaal oplossingen gevonden. Ik volg deze ontwikkelingen en ondersteun gemeenten bij kennisdeling en samenwerking om passende maatregelen te nemen.
Het artikel “Kanaalkijkers’ zijn vol bewondering over leegpompen, verdiepen en verbreden van Julianakanaal: ’Spectaculair” |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Kanaalkijkers» zijn vol bewondering over leegpompen, verdiepen en verbreden van Julianakanaal: «Spectaculair»?1
Ja.
Wat is de verklaring voor het feit dat er binnen dit project relatief weinig emissieloze grondverzetmachines worden ingezet, ondanks de duurzame ambities van Rijkswaterstaat en gezien het feit dat een dergelijk project al jarenlang in de planning staat?
Alhoewel er al geruime tijd aan de verruiming van het Julianakanaal wordt gewerkt, stond de afsluiting van het Julianakanaal niet al jarenlang in de planning. Aanvankelijk is namelijk ingezet op een werkwijze waarbij het kanaal gedeeltelijk beschikbaar bleef voor de scheepvaart. Over de calamiteit met de bouwkuip ter hoogte van Berg-Obbicht op 23 februari 2023 en de overwegingen om het werk af te maken in een drooggezet kanaal is de Kamer meermaals geïnformeerd2. Gezien het spoedeisende karakter zijn bij de gewijzigde projectaanpak geen specifieke eisen gesteld ten aanzien van de inzet van emissieloos materieel.
Niet elk project hoeft ook direct of grotendeels emissieloos uitgevoerd te worden. Net als veel andere (overheids)organisaties heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) ondertekend3. IenW heeft getekend op het ambitieuze niveau, ook namens Rijkswaterstaat. Met dit convenant en bijbehorende routekaart wordt stap voor stap toegewerkt naar een emissieloze bouwplaats. Conform het ambitieuze niveau vraagt Rijkswaterstaat een percentage van de projecten voor een deel met emissieloos materieel uit. Dit geeft de ruimte om het nog schaarse emissieloze materieel daar in te zetten waar dit technisch mogelijk en het meest noodzakelijk is. In de tijd wordt het aandeel emissieloos, in lijn met de routekaart SEB, steeds groter. Datzelfde geldt voor het aanbod van emissieloos materieel.
Wat zijn de meerkosten en extra doorlooptijd van het eerder genoemde project wanneer er uitsluitend gebruik zou zijn gemaakt van emissieloze grondverzetmachines?
Aangezien de calamiteit met spoed moest worden opgelost, is er geen inschatting gemaakt van de meerkosten en extra doorlooptijd als gevolg van de inzet van emissieloos materieel bij het Julianakanaal.
De meerkosten voor de inzet van emissieloos materieel worden alleen op totaalniveau in beeld gebracht. De investeringskosten voor het gehele programma SEB zijn aan de Kamer gecommuniceerd4. Het gaat voor het basisniveau om circa € 4 miljard tot en met 2030 als alle partijen het convenant ondertekenen op het basisniveau. Wanneer alle partijen tekenen op het ambitieuze niveau lopen de investeringskosten op tot in totaal circa € 5 miljard in 2030.
De kosten verschillen sterk per programma en project. Ook is de inzet van schoon en emissieloos bouwmaterieel vaak nodig met het oog op vergunningverlening. In 2025 wordt SEB geëvalueerd, waarbij ook naar de uitgangspunten voor de totale kosten van de transitie wordt gekeken.
Hoe voorkomt u in de inzet van dieselgeneratoren, gelet op het feit dat dijkverzwaringen tijdelijke klussen zijn waardoor het aanleggen van oplaadpunten voor emissieloze grondverzetmachines op dergelijke locaties niet wenselijk is?
Laadinfrastructuur voor bouwprojecten kan uitdagend zijn, ook door het tijdelijke karakter van de bouwplaats. Daarom wordt altijd gekeken naar de meest haalbare oplossing. Samen met de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) wordt met experts samengewerkt op specifiek het thema laden op de bouwplaats. Binnen de bouw zijn verschillende oplossingen mogelijk. In principe is het uitgangspunt om het bestaande netwerk te gebruiken, bijvoorbeeld door reeds bestaande grote aansluitingen. Verder kunnen ook hotspots een rol spelen waar geladen kan worden. Daarnaast wordt er met verwisselbare batterijen gewerkt. Enkel in uiterste gevallen kan een dieselaggregaat een oplossing zijn voor het laden van een elektrische machine. Ondanks dat dit emissies geeft, is het opladen van emissieloos materieel via dieselgeneratoren alsnog gunstiger voor de uitstoot van schadelijke emissies dan wanneer een machine volledig op diesel opereert.
Is er inmiddels duidelijk welke grote projecten voor dijkversterking geconfronteerd gaan worden met uitstel, gelet op het feit dat er op basis van de huidige inzichten en bijdragen van de waterschappen alsmede het Rijk niet voldoende geld beschikbaar is om alle geplande dijkversterkingen binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) te realiseren?
Vooralsnog is er geen sprake van vertragingen of uitstel van projecten in het Hoogwaterbeschermingsprogramma als gevolg van onvoldoende financiële middelen. Over de extra benodigde middelen en de besluitvorming hierover is de Kamer op 15 januari 20255 geïnformeerd. De waterschappen hebben in december 2024 besloten € 1,25 miljard euro extra beschikbaar te stellen voor het HWBP op voorwaarde dat het Rijk eenzelfde bedrag beschikbaar stelt.
Uw kamer heeft een motie6 aangenomen «om binnen de vrije investeringsruimte van het Deltafonds prioriteit te geven aan waterveiligheid, zodanig dat vertraging in het uitvoeren van de dijkversterkingsopgave in het HWBP wordt voorkomen». Via het komende begrotingsproces zal de Kamer over de opvolging van deze motie worden geïnformeerd.
Zijn de totale financiële gevolgen van het prijsopdrijvende effect van het Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) ten aanzien van het HWBP bekend? Zo ja hoeveel miljard aan extra kosten zijn dit volgens de laatste berekeningen tot 2050?
Op de kosten voor Schoon en Emissieloos Bouwen als totaal programma is bij het antwoord op vraag 3 reeds ingegaan. De kosten voor het HWBP zijn hier onderdeel van. Zoals bij vraag 3 reeds aangegeven wordt in 2025 het SEB geëvalueerd, waarbij ook naar de uitgangspunten voor de totale kosten van de transitie wordt gekeken.
In hoeverre dragen het stikstofdossier en SEB bij aan vertraging van het HWBP? En kunt u ons meenemen in deze prognoses tot 2050?
Sinds het vervallen van de bouwvrijstelling in 2022 leidt stikstof tot vertragingen bij tal van projecten, onder andere omdat de onderzoeklasten fors zijn toegenomen. Stikstof is dan ook een belangrijk risico voor vertragingen en kostenstijgingen bij het HWBP. Bij de realisatie van dijkversterkingen is er een tijdelijke uitstoot van stikstof. Van de 30 versterkingsprojecten die de komende jaren naar uitvoering gaan, liggen er 26 dichtbij Natura 2000-gebieden. Voor deze projecten zijn uitgebreide stikstofonderzoeken noodzakelijk. Bij de overige 4 projecten is óf geen sprake van (stikstofgevoelige) habitattypen in Natura 2000-gebieden binnen 25 km van het project óf kunnen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden als gevolg van het project worden uitgesloten.
Per HWBP-project wordt zorgvuldig naar de mogelijkheden gekeken om zo veel mogelijk te voorkomen dat stikstof tot vertragingen leidt. Een van de mogelijkheden daarbij is juist SEB. SEB draagt bij aan perspectief voor de sector bij vergunningverlening, doordat projecten dankzij schone en emissieloze machines minder stikstofdepositie veroorzaken. Per HWBP-project wordt gekeken naar de mogelijkheden die SEB biedt. Niet elk project hoeft op ambitieus niveau uitgevraagd te worden. Daarmee hebben opdrachtgevers flexibiliteit om dit niveau toe te passen op projecten waar dit het meest noodzakelijk is, bijvoorbeeld vanwege stikstof, of opportuun is gelet op de kenmerken van het project. Er zijn geen signalen bekend dat SEB zelf leidt tot vertraging bij het HWBP.
Met welke reële veiligheidsrisico’s kunnen de direct omwonenden geconfronteerd worden wanneer de dijkversterkingsoperatie (2.000km) vertraging gaat ondervinden?
De dijken in Nederland zijn veilig. Doelstelling van het HWBP is om primaire waterkeringen in 2050 aan de nieuwe, hogere veiligheidsnormen te laten voldoen. In de kamerbrief van 15 januari 20257 is aangegeven dat de verwachte versterkingsopgave inmiddels circa 1.400 km bedraagt.
Het bericht ‘Geen zwaar vrachtverkeer meer over viaduct A12 bij Velperbroek’. |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geen zwaar vrachtverkeer meer over viaduct A12 bij Velperbroek» van Omroep Gelderland?1
Ja.
Is bekend op welke termijn de ondersteuningsconstructie zal worden aangebracht? En zo nee, waarom niet?
De ondersteuningsconstructie wordt in april 2025 geplaatst.
Zullen er naast de ondersteuningsconstructie en de omleidingsborden nog andere veiligheidsmaatregelen getroffen worden?
Rijkswaterstaat onderzoekt naast het plaatsen van de ondersteuningsconstructie ook of het aanbrengen van een weegsysteem onder het brugdek mogelijk is. Met behulp van het weegsysteem kan Rijkswaterstaat monitoren in welke mate het zware vrachtverkeer gehoor geeft aan de gewichtsbeperking en zo nodig politie en ILT verzoeken om lokaal te handhaven en te zware vrachtwagens van de weg af te halen en te wegen.
Bij de keuze van tijdelijke maatregelen zal Rijkswaterstaat, zolang de veiligheid van de weggebruiker niet in geding is, zoveel als mogelijk inzetten op maatregelen die geen hinder veroorzaken. Afhankelijk van het ontwerp van de ondersteuningsconstructie kan het noodzakelijk zijn om fysieke afscheidingen (barriers) te plaatsen om de veiligheid van de weggebruikers te borgen.
Is het na plaatsing van de ondersteuningsconstructie weer mogelijk om met zwaar verkeer over de viaducten te rijden?
In april 2025 wordt een ondersteunende constructie geplaatst onder de viaducten. De ondersteunende constructie is een maatregel ter aanvulling op de gewichtsbeperking, omdat er geen zekerheid is dat al het zware verkeer geweerd kan worden van de viaducten. Rijkswaterstaat onderzoekt of en hoe de tijdelijke constructie ook de last van de viaducten kan dragen, zodat de gewichtsbeperking opgeheven kan worden. Een definitieve oplossing volgt pas als de viaducten aangepakt worden in het programma Vernieuwing.
Op welke termijn wordt het viaduct gerenoveerd en blijven er tot dat moment restricties voor verkeer?
De opgave ten aanzien van de tand-nokproblematiek maakt deel uit van de grotere Vernieuwingsopgave op de netwerken van Rijkswaterstaat. Zie hiervoor ook de Kamerbrief «Verhogen productievermogen instandhouding Rijkswaterstaat-netwerken». Binnen deze opgave pakt Rijkswaterstaat de komende jaren honderden betonnen, stalen en beweegbare bruggen en viaducten aan. Gezien de grote landelijke opgave voor Vernieuwing, is nog niet te zeggen wanneer de viaducten in de A12 bij Velperbroek worden aangepakt.
Verwacht u verkeerskundige effecten op andere routes door deze gewichtsbeperking (omrijden)?
Het zwaar vrachtverkeer op de A12 zal via het Velperbroekcircuit moeten rijden. Het circuit zal hierdoor drukker worden. Rijkswaterstaat bekijkt samen met de verkeerskundigen van de provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Rheden naar de gevolgen hiervan en de mogelijkheden de doorstroming te optimaliseren.
Naar eerste inzichten zullen de effecten van deze maatregel op de doorstroming van het verkeer beperkt zijn. De toename aan verkeer op het Velperbroekcircuit wordt geschat op 2%. De verkeersregelinstallatie die met behulp van stoplichten de verkeersstroom op het circuit regelt, kan deze toename aan.
De extra rijtijd voor zwaar verkeer bedraagt enkele minuten.
Zal er, gegeven het feit dat er niet zal worden gehandhaafd, gemonitord worden in hoeverre zware voertuigen zich aan de omleiding houden? En zo niet, worden er aanvullende maatregelen zoals controles ingevoerd?
Rijkswaterstaat handhaaft zelf niet. Deze rol is belegd bij de politie en de ILT. Wel onderzoekt Rijkswaterstaat of het aanbrengen van een weegsysteem onder het brugdek mogelijk is. Met behulp van het weegsysteem kan Rijkswaterstaat monitoren in welke mate het zware vrachtverkeer gehoor geeft aan de gewichtsbeperking en zo nodig politie en ILT verzoeken om lokaal te handhaven en te zware vrachtwagens van de weg af te halen en te wegen.
Rijkswaterstaat communiceert hierover actief richting bedrijven en vervoerders. Bij schade aan de viaducten zijn ook de gevolgen voor deze bedrijven en vervoerders groot. Het is ook in groot belang van de weggebruiker om zelf de regels op te volgen.
Zijn er reeds andere vergelijkbare viaducten in beeld waar de stalen wapening versneld is verouderd of naar verwachting versneld zal verouderen? Kan op deze viaducten een soortgelijke gewichtsbeperking worden verwacht?
Er zijn bij Rijkswaterstaat circa 100 bruggen en viaducten met dezelfde tand-nokconstructie, waarvan 90 in verschillende mate problemen vertonen. Het bouwjaar, het ontwerp (goed of aandachtspunten in het ontwerp) en de staat van het onderhoud zijn echter voor iedere constructie uniek. Bovenaan de prioriteitenlijst staan 17 bruggen en viaducten, waar Rijkswaterstaat zich nu richt op vervolgonderzoek of de voorbereiding van maatregelen.
Het gaat om de 4 viaducten in de A12 bij knooppunt Velperbroek, het viaduct Kamperhoekweg (A6), de 2 bruggen Naardertrekvaart (A1), de 8 viaducten in het complex Prins Clausplein (A4/A12), het viaduct Tielsestraat (A15) en het viaduct De Tol (A1).
Kunt u aangeven hoe de gewichtsbeperking, de plaatsing van de ondersteuningsconstructie en de toekomstige renovatie van het viaduct zich verhouden tot het plan van het Ministerie van Defensie om weg- en spoorinfrastructuur te versterken voor zwaar transport? Is er overleg tussen de ministeries omtrent de beoogde maatregelen?
De Ministeries van IenW en Defensie werken intensief samen aan de verbetering en instandhouding van het wegen- en spoorwegennet in Nederland ten behoeve van militaire transporten. In 2019 is in opdracht van IenW een uitgebreide analyse van het transportnetwerk van Nederland gemaakt, op basis van de destijds geldende militaire eisen voor militaire mobiliteit en gedefinieerde routes. De Kamer is over de uitkomsten hiervan geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-33, nr. 752).
Wat betekent de huidige geopolitieke situatie voor de urgentie van de aanpak van de verouderde viaducten?
In 2023 heeft de Europese Unie militaire eisen en routes geëvalueerd en aangepast. Het transportnetwerk voor militaire mobiliteit wordt daarom opnieuw geëvalueerd door IenW en Defensie, in samenwerking met relevante partijen als Rijkswaterstaat en ProRail. Aan de hand van deze evaluatie worden op dit moment knelpunten geïnventariseerd. Op basis van de inventarisatie zal bekeken worden welke knelpunten prioriteit hebben en in de meerjarenprogrammering van Rijkswaterstaat moeten worden opgenomen. Specifieke informatie over militaire transportroutes en corridors kan i.v.m. het vertrouwelijke karakter van deze informatie niet publiekelijk gedeeld worden.
Het beschermen van burgers, dieren en milieu tegen staalslakken |
|
Ines Kostić (PvdD), Geert Gabriëls (GL), Mpanzu Bamenga (D66), Bart van Kent |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de gevaarindeling van LD-staalslakken als afvalstof door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in het rapport Milieuhygiënische kwaliteit LD-staalslakken1 waaruit blijkt dat LD-staalslakken gevaarlijke eigenschappen bezitten, zoals HP4, HP5, HP7, HP10 en HP11?
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Kunt u zich vinden in deze gevaarindeling door het RIVM? Zo nee, welke gevaarlijke eigenschappen zijn volgens u niet of in mindere mate verbonden aan LD-staalslakken en kunt u aangeven op welk wetenschappelijk onderzoek u zich hierbij baseert?
Het vaststellen van gevaareigenschappen van stoffen is een wetenschappelijke afweging en daarbij gaan we altijd uit van het oordeel van het RIVM.
Bent u ermee bekend dat het tweede lid van artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en constante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie meebrengen dat de Europese Unie er naar streeft om haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming te brengen en dat dit beleid onder meer berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Wilt u met uw milieubeleid ook een hoog niveau van bescherming nastreven en uw beleid laten steunen op voornoemde beginselen?
Ja en dat is ook het geval. Op basis van de Wet milieubeheer en de Omgevingswet is in het Besluit bodemkwaliteit, de Regeling bodemkwaliteit 2022 en in het Besluit activiteiten leefomgeving invulling gegeven aan het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen doordat hierin verschillende milieukwaliteitseisen, toepassingseisen, verantwoordingseisen (zoals een milieuverklaring) en de zorgplicht(en) zijn opgenomen, waaraan moet worden voldaan. Met de modernisering van de regelgeving wordt verdere invulling aan het borgen van bescherming gegeven. Er zijn reeds stappen gezet (zie het antwoord op vraag 8) en er wordt bekeken wat er nog meer kan worden gedaan (zie het antwoord op vraag 10).
Deelt u de mening dat het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen meebrengen dat Nederland de bronnen van vervuiling en overlast van meet af aan dient te voorkomen, te verminderen en zo mogelijk op te heffen door het treffen van maatregelen die de bekende risico's kunnen wegnemen? Zo ja, wat wilt en kunt u eraan doen om er voor te zorgen dat Tata Steel in de toekomst deze LD-staalslakken ontdoet van de schadelijke zware metalen en gebluste kalk die zich erin bevinden?
De risico’s bij de toepassing van staalslakken als bouwstof zijn bekend. Hier dient op grond van de zorgplicht bij de toepassing rekening mee worden gehouden. Gebeurt dat niet of onvoldoende, dan levert dat een overtreding op van de wettelijke zorgplicht en kan handhavend worden opgetreden. Wanneer aan de zorgplicht wordt voldaan – en ook aan de andere eisen die de bodemregelgeving stelt aan het toepassen van bouwstoffen – dan is er geen bezwaar om het toepassen van staalslakken toe te staan.
Bent u er mee bekend dat Pelt & Hooykaas (vóór 2021) in haar productcertificaat voor LD-staalslakken2 afnemers van LD-staalslakken liet weten dat de pH-waarde van de bodem, grondwater en nabijgelegen oppervlaktewater, vanwege de eigenschappen van LD-staalslakken, tijdelijk kan worden verhoogd en dat zij de afnemers van LD-staalslakken adviseerde om adequate voorzieningen te treffen om dit tegen te gaan?
Ja, daar ben ik mee bekend. Het betreft een productcertificaat voor LD-staalslak 0/90 mm ZV (bekend onder de naam BGS-Fill) uit 2017.
Sinds 1 januari 2024 zijn leveranciers verplicht om in de milieuverklaring bodemkwaliteit te vermelden welke voorwaarden en beperkingen de toepasser in acht moet nemen.
Bent u ermee bekend dat Pelt & Hooykaas in 2021 deze waarschuwing heeft aangescherpt, waardoor er nu op voorhand een plan van aanpak wordt verlangd waaruit blijkt op welke wijze is gewaarborgd dat de LD-staalslakken niet permanent in contact komen met hemel-, grond- en oppervlaktewater, zodat milieueffecten als gevolg van het uitspoelen van vrije kalk voorkomen zullen worden3?
Ja, ik ben ermee bekend dat Pelt & Hooykaas naar aanleiding van problemen die zich in grootschalige toepassingen hebben voorgedaan met het product BGS Fill dergelijke voorwaarden voor de toepassing van dit product stelt.
Wat vindt u ervan dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in haar signaalrapportage van 2023 al heeft aangegeven dat de kaders van de regelgeving de risico’s van de toepassing van LD-staalslakken voor mens en milieu niet afdekt?
De signaalrapportage van ILT van 2023 leidde tot zorgen over uiteenlopende toepassingen van staalslakken. De rapportage gaat echter alleen over de risico’s van zandvervangende staalslakken in grootschalige toepassingen zoals aanvullingen en ophogingen op land. Zoals ook in de beleidsreactie4 bij de aanbieding van deze signaalrapportage aan de Kamer werd aangegeven, worden de zorgen uit de signaalrapportage herkend.
Het is daarbij van belang om te benadrukken dat naast toepassingseisen uit de regelgeving ook de zorgplicht, zoals verwoord in artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, geldt om risico's voor mens en milieu te voorkomen. Dit staat ook beschreven in de Circulaire Toepassing van staalslak5. Op basis van de zorgplicht mogen toepassers staalslakken niet op een verkeerde manier toepassen of toepassen in situaties waarvoor ze ongeschikt zijn.
Dat het desondanks in bepaalde gevallen in de praktijk toch misgaat, vind ik zeer kwalijk. Daarom is de afgelopen periode een aantal stappen gezet:
Deelt u de mening dat LD-staalslakken niet meer toegepast zouden moeten worden op landbodems als deze in contact kunnen komen met regen-, grond- en oppervlaktewater? Zo ja, kunt u die specifieke toepassingsvoorwaarde in wet- en regelgeving verankeren? Zo nee, dienen voor grootschalige toepassing van LD-staalslakken op landbodems algemene en/of bijzondere voorzorgsmaatregelen te worden getroffen en zo ja, welke zijn dit volgens u?
Als er schadelijke milieugevolgen optreden door contact met grond- en regenwater is het op grond van de zorgplicht nu al verboden om staalslakken toe te passen. Immers, op grond van de zorgplicht zijn toepassers verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs mogelijk zijn om nadelige gevolgen te voorkomen, of deze zoveel als mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Het is de verantwoordelijkheid van bevoegd gezag om op de naleving van deze verplichting toe te zien en zo nodig handhavend op te treden.
Zoals ook in de Circulaire Toepassing van staalslak is verwoord, zijn verschillende factoren zoals de omvang van het werk, het ontwerp en de omvang en doorstroming van het aanwezige oppervlaktewater van invloed op de risico’s bij toepassing van staalslakken op land. Daarom zal de vraag of de keuze voor staalslakken als bouwstof een juiste is en welke maatregelen dan precies nodig zijn per situatie verschillen en vragen om maatwerk waar toepassers op grond van de zorgplicht toe verplicht zijn.
Dat het desondanks in bepaalde gevallen zoals in Spijk en Eerbeek toch mis blijkt te zijn gegaan was en is aanleiding voor een aantal stappen die reeds gezet zijn (zoals benoemd in het antwoord op vraag 8) en om te bekijken wat er nog meer kan helpen.
Deelt u de observatie dat zorgen over de toepassing van staalslakken niet alleen voortkomen uit enkele incidenten, zoals u eerder aangaf in de beantwoording op Kamervragen4, maar dat er al jaren sprake is van misstanden bij grootschalige toepassing van LD-staalslakken, zoals blijkt uit een rapport uit 20075, en misstanden bij grootschalige toepassing van LD-staalslakken in Hellevoetsluis, Spijk, Eerbeek, de Aagtenbelt en De Centrale As? Deelt u de mening dat het hier dus gaat om een structureel probleem en dat actie is vereist? Zo nee, waarom niet?
Het is regelmatig fout gegaan bij de toepassing van LD-staalslakken. Daarom zijn er stappen ondernomen en ben ik op dit moment in het kader van de herijking van de bodemregelgeving aan de slag met:
Voor meer informatie over de stappen die ik onderneem in het kader van de herijking van de bodemregelgeving verwijs ik u naar de Verzamelbrief bodem en ondergrond van 12 november 20249.
Naast de bodemregelgeving zijn ook de juridische kaders van REACH en CLP10 van toepassing. Ik bekijk in hoeverre hier mogelijkheden liggen om de risico’s beter te beheersen.
Kunt u vijf voorbeelden geven waar LD-staalslakken op grootschalige wijze (meer dan 100.000 ton) zijn toegepast op landbodems zonder dat dit heeft geleid tot ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid?
Wanneer voldaan wordt aan de gestelde eisen zijn bouwstoffen vrij toepasbaar. Toepassingen hoeven niet gemeld of geregistreerd te worden. Zoals in het antwoord bij vraag 10 wordt aangegeven, wordt in het kader van de herijking van de regelgeving onderzoek gedaan naar een registratieplicht.
Op welke wijze moet het lokale bevoegd gezag per specifiek geval beoordelen of er staalslakken kunnen worden toegepast zolang er nog geen informatieplicht is ingevoerd? Bent u het eens dat de afnemers van de LD-staalslakken doorgaans niet over deze kennis zullen beschikken? Welke expertise veronderstelt u bij het lokale bevoegd gezag aanwezig?
Indien wordt voldaan aan de in de wet- en regelgeving gestelde eisen, zijn staalslakken vrij toepasbaar. Het bevoegd gezag kan op grond van haar bestaande bevoegdheden ingrijpen als de zorgplicht en andere toepassingseisen niet worden nageleefd of wanneer dat dreigt te gebeuren. Veelal zal dit op basis van signalen en inspecties gebeuren. De problemen hebben zich vooral voorgedaan bij grootschalige werken waar over het algemeen een uitgebreid beoordelings- of vergunningstraject aan vooraf gaat en waarvoor honderden tot duizenden vrachtwagens nodig zijn om de LD-staalslakken aan te voeren. Daar liggen nu al de nodige aangrijpingspunten voor toezichthouders om zich te informeren over (voorgenomen) toepassingen.
Van toepassers van LD-staalslakken mag vanuit hun professionaliteit worden verwacht dat zij over voldoende kennis over LD-bouwstoffen beschikken. Als een toepasser een specifieke toepassingssituatie op het oog heeft en twijfel heeft over de toepasbaarheid van de LD-staalslak, dient hij bij de leverancier navraag doen over de kennis die de leverancier heeft over de toepasbaarheid van de LD-staalslak in het licht van de zorgplicht. Zo nodig kan de toepasser een deskundig adviseur inschakelen. Bovendien roep ik toepassers op om, vooruitlopend op de informatieplicht, contact op te nemen met het bevoegd gezag voor het toezicht op de naleving van de toepassingsregels.
Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de toepassing van staalslakken. In de praktijk ligt dit vaak bij de omgevingsdiensten. Met deze verantwoordelijkheid ligt daar ook de verantwoordelijkheid voor voldoende inzet en expertise om toezicht te kunnen houden. In aanvulling hierop financier ik vanuit IenW de kennisinfrastructuur VTH (vergunningverlening, toezicht en handhaving). Via deze structuur kunnen medewerkers van omgevingsdiensten kennis uitwisselen op verschillende thema’s. Dat neemt niet weg dat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid, zoals hierboven aangegeven, ook aanvullende acties onderneem.
Hoe moet een bedrijf aantonen dat er aan bijproductvoorwaarden is voldaan en er geen sprake is van een afvalstof?
Zoals op 6 november 2024 in de beantwoording van eerdere vragen van de Kamer over het beschermen van burgers, dieren en milieu tegen staalslakken is aangegeven11, is het voor een toepassing als bouwstof in het kader van de bodemregelgeving niet relevant of sprake is van afval of niet. In alle gevallen dient de bouwstof te voldoen aan de eisen die de bodemregelgeving stelt. De begrippen bouwstof (bodemregelgeving) en bijproduct (afvalregelgeving) zijn dus los van elkaar staande begrippen.
Als aan de voorwaarden voor de bijproductstatus in art. 1.1 lid 4 van de Wet milieubeheer is voldaan, dan is een productieresidu geen afvalstof maar een bijproduct. Het is aan de houder zelf om aan te tonen dat voldaan wordt aan de bijproductvoorwaarden door het leveren van de daarvoor benodigde informatie. Het is vervolgens aan bevoegd gezag om te bepalen of de onderbouwing voldoende is. In het Landelijk Afvalplan 3 en de Leidraad afvalstof of product zijn als hulpmiddel handvatten gegeven om welke informatie het precies gaat. Zo gaat het bij de voorwaarde dat het gebruik zeker is, bijvoorbeeld om contracten met afnemers.
Klopt het zoals u eerder antwoordde dat het aan de «houder» van staalslak is om aan te tonen dat aan de voorwaarden is voldaan, ter beoordeling van het bevoegd gezag? Wie is volgens u die houder in het algemeen en wie is die houder in het bijzonder in geval van Spijk en Eerbeek?
Zoals in het antwoord op vraag 13 is aangegeven is de houder degene die het materiaal bezit. Het draait dus niet om de vraag waar het (juridische) eigendom rust, maar om wie de feitelijke macht heeft over het materiaal. In het geval van Eerbeek en in het geval van Spijk is de vraag wie de houder is niet relevant omdat het bij de toepassing van staalslakken als bouwstof gaat over de vraag of voldaan is aan de eisen van de bodemregelgeving. Wordt bij de toepassing niet aan de eisen voldaan, dan kan bevoegd gezag optreden jegens degene die de staalslakken feitelijk heeft toegepast en/of degene die daarvoor opdracht heeft gegeven.
Wat betekent het dat het bevoegd gezagkan optreden als de toepassing van staalslakken als bouwstof niet goed is gegaan, zoals u antwoordde in eerder genoemde Kamervragen? Deelt u de mening dat dit een te voorzichtige visie is omdat het bevoegd gezag gehouden is bij overtreding van productcertificaat of zorgplicht tot handhaving over te gaan?
In beginsel is een bestuursorgaan bij constatering van een overtreding van een wettelijk voorschrift gehouden zijn handhavingsbevoegdheden in te zetten. Hier kan slechts in uitzonderingsgevallen van worden afgeweken. Dit wordt in de jurisprudentie de beginselplicht tot handhaving genoemd. Het is aan het bevoegd gezag zelf te bepalen en te motiveren op welke wijze een overtreding moet worden beëindigd of de milieugevolgen daarvan ongedaan moeten worden gemaakt. Dat kan in het ene geval door afgraven en verwijderen, in het andere geval door beheersmaatregelen en monitoring.
Welke maatregelen kunnen er worden genomen wanneer het Rijk interbestuurlijk toezicht inzet als een provincie of gemeente het milieu en de gezondheid van mensen en dieren onvoldoende blijft beschermen, zoals u als mogelijkheid aangaf in eerder genoemde Kamervragen? Waar is dit interbestuurlijk toezicht en de maatregelen die daaruit kunnen vloeien in de wet verankerd? Deelt u de mening dat het VTH-stelsel (vergunningverlening, toezicht en handhaving) hierop zodanig dient te worden aangepast dat het Rijk kan ingrijpen indien de lokale overheid dit ten onrechte nalaat?
De manier waarop interbestuurlijk toezicht wordt uitgevoerd, is vastgelegd in de Wet revitalisering generiek toezicht (hierna: Wgrt)12. Het interbestuurlijk toezicht is gericht op de uitvoering van wettelijke medebewindstaken. Medebewind is de verplichte uitvoering die gemeenten of provincies geven aan hogere regelgeving, zoals nationale regelgeving. Inzet van de Wrgt is niet bedoeld om kwaliteit van de taakuitvoering te verbeteren. Voor medebewindstaken in het VTH-stelsel milieu houdt de Inspectie leefomgeving en transport toezicht op de provincies en de provincies houden toezicht op de gemeenten.
Ingrijpen gebeurt alleen als wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd of als besluiten in strijd zijn met het algemeen belang of het recht. Om te bepalen of tot ingrijpen wordt overgegaan, doorloopt de toezichthouder een «interventieladder».
De toezichthouder kan gebruikmaken van de volgende instrumenten:
In de voortgangsbrief versterking VTH van 5 december 202413 is de Kamer geïnformeerd over de voorbereiding van een wetsvoorstel waarmee maatregelen worden getroffen die nodig zijn om regie te nemen vanuit het Rijk in gevallen dat de kwaliteit van de uitvoering achterblijft. Er wordt onderzocht hoe de uitvoering van interbestuurlijk toezicht door zowel de provincies als het Rijk kan worden versterkt. Dit gebeurt door te onderzoeken hoe de artikelen uit de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, die zien op het VTH-stelsel milieu, zo geconcretiseerd kunnen worden dat daarop interbestuurlijk toezicht kan worden ingezet als dat nodig is en ingegrepen kan worden als de kwaliteit van de uitvoering onvoldoende is.
Kunt u aangeven welke eigenschappen van LD-staalslakken ertoe hebben bijgedragen dat de staalslakken niet als een dergelijke IBC-«bouwstof» (isoleren, beheersen en controleren) zijn aangemerkt?
Tot 1 januari 2024 konden bouwstoffen die niet voldeden aan maximale emissiewaarden voor vormgegeven en niet-vormgegeven bouwstoffen soms toch worden toegepast via het toepassingskader voor IBC-bouwstoffen uit het Besluit bodemkwaliteit, zoals dat gold voor 1 januari 2024. Dit is sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 niet meer mogelijk.
Het onderscheid tussen enerzijds IBC-bouwstoffen en anderzijds vormgegeven en niet-vormgegeven bouwstoffen is gebaseerd op hoeveel metalen en zouten vrijkomen in de daarvoor voorgeschreven proeven om te toetsen aan de maximale emissiewaarden. Staalslakken moeten in alle gevallen voldoen aan de normen voor uitloging van metalen en zouten. Zo niet, dan is toepassing als bouwstof niet toegestaan.
Kunt u toelichten wat er volgens u voor nodig is om door LD-staalslakken verontreinigd water te neutraliseren?
Door natuurlijke processen onder invloed van water en CO2 zal de pH in een werk in de loop van de tijd vanzelf afnemen naar een pH rond 8.
Deelt u de mening dat LD-staalslakken als converterslak vanwege de toxische cocktail aan zware en giftige metalen die erin zitten veeleer neigen naar de ontzwavelingsslakken dan naar de hoogovenslakken? Zo nee, waarin zit volgens u dan het verschil in bijzondere gevaareigenschappen van de verschillende soorten slakken?
Om de slakken te mogen produceren en op de markt te brengen, moeten ze zijn geregistreerd onder REACH. Voor verschillende soorten slakken met verschillende eigenschappen zijn meerdere registraties nodig, elk voorzien van samenstelling en informatie betreffende veilig gebruik. Bij het ontbreken van een registratie is markttoelating niet toegestaan vanuit het basisprincipe van REACH («no data, no market») en wanneer de registratie niet op de juiste manier heeft plaatsgevonden kan een bedrijf hierop worden aangesproken. Het is aan ILT om toe te zien op de registratie onder REACH.
Bent u ermee bekend dat in het RIVM-rapport[1] uit 2023 is opgemerkt dat er in de literatuur geen aanwijzingen zijn gevonden dat carbonatie zorgt voor een waterdichte laag aan de oppervlakte van LD-staalslakken?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u aangeven waar in de regelgeving is verankerd dat meer toepassen van LD-staalslakken dan nodig niet past binnen de kaders van de regelgeving, zoals u antwoordde in eerder genoemde Kamervragen?
In artikel 4.1261 van het Besluit activiteiten leefomgeving is expliciet bepaald dat bouwstoffen, zoals LD-staalsakken, niet mogen worden toegepast in een grotere hoeveelheid dan voor het voltooien van het werk redelijkerwijs nodig is volgens gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven.
Wilt u ook aangeven op welke wijze is te voorkomen dat er meer LD-staalslakken dan nodig worden toegepast? Wilt u ook aangeven hoe kan worden gecontroleerd dat er meer is toegepast dan nodig en hoe het meerdere (toegepaste) ook daadwerkelijk kan worden verwijderd?
Het is de verantwoordelijkheid van de toepasser om deze eis na te leven en het bevoegd gezag heeft de verantwoordelijkheid op grond van het bestaande toezichts- en handhavingsinstrumentarium toe te zien op de naleving hiervan en bij overtreding hierop te handhaven, bijvoorbeeld middels een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Die handhavingsinstrumenten kunnen zowel preventief, vooraf, als bij geconstateerde overtreding, achteraf, worden ingezet. Zo kan bijvoorbeeld gelast worden het te veel toegepaste af te graven en te verwijderen, of er kunnen beheersmaatregelen en monitoring worden gevorderd om de gevolgen van de overtreding te stoppen. Dat is ter beoordeling van het bevoegd gezag.
Zoals ook in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, wordt er voor staalslakken een informatieplicht ingevoerd. Hierdoor worden toezichthouders van tevoren op de hoogte gesteld waar dit materiaal zal worden toegepast en kunnen zij indien noodzakelijk voorkomen dat meer staalslakken dan nodig worden toegepast. En zoals in het antwoord op vraag 10 staat, ben ik in het kader van de herijking van de bodemregelgeving aan de slag met het ontwikkelen van handvatten voor toepassers en bevoegd gezag, om beter te beoordelen of grotere hoeveelheden van bouwstoffen worden toegepast dan nodig.
Kunt u het Deltares-rapport uit 2016 waarnaar u verwijst in eerder genoemde Kamervragen openbaar maken?
Ja, dit is als bijlage bijgevoegd.
Het met spoed sluiten van de brug Uitwellingerga |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Wat precies maakt het met spoed sluiten van de brug Uitwellingerga noodzakelijk?1
Uit recent onderzoek blijkt dat de staat van de brug slechter is dan eerder is aangenomen. De veiligheid van de brug kan op dit moment niet gegarandeerd worden bij belasting door gemotoriseerd wegverkeer. Daarom is de brug uit voorzorg per direct afgesloten.
Staat u nog steeds achter het antwoord op mijn schriftelijke vragen van 17 februari 2023?2
Ja.
Had het plotseling moeten afsluiten van de brug Uitwellingerga voorkomen kunnen worden met betere monitoring?
Nee. Vanuit eerdere reguliere inspectierapporten was er geen aanleiding om de brug extra te monitoren. Echter, de extra belasting van de brug als gevolg van de calamiteit in de Prinses-Margriettunnel heeft versnelde slijtage van het brugdek laten zien. Deze versnelde slijtage was aanleiding voor aanvullende inspecties die aan de hand van de resultaten steeds diepgaander zijn uitgevoerd. Hieruit is recent een beeld van de staat van de brug gekomen dat slechter is dan het beeld op het moment dat is besloten om de brug niet meer te bedienen. Er zijn onder meer ook op andere plekken aan de brug schades waargenomen. De informatie die deze inspecties heeft opgeleverd, zou er op elk moment in de tijd toe hebben geleid dat de brug moet worden afgesloten.
Als er veel meer is gemonitord, zoals beloofd in antwoord op mijn eerdere vragen, waarom zijn de nu acute veiligheidsproblemen dan niet eerder opgevallen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Had het het sluiten van de brug kunnen worden voorkomen door deze eerder af te sluiten voor zwaar verkeer of het eerder uitvoeren van onderhoud?
Nee. Het gebruik als omleidingsroute voor de Prinses-Margriettunnel heeft geleid tot toegenomen belasting van de brug waardoor deze versneld achteruit is gegaan. In reactie hierop zijn sinds eind 2022 verkeersbeperkende maatregelen voor zwaar verkeer van kracht. Voor die tijd was daar geen aanleiding toe. Sinds de waargenomen schade door deze extra belasting is de brug extra gemonitord en is extra onderhoud uitgevoerd.
Heeft het nu sluiten van de brug gevolgen voor de geplande vervanging in 2027? Of wordt het schema naar voren gehaald?
In de (ongewijzigde) conceptplanning is oplevering van de vernieuwing van deze brug eind 2029 opgenomen. Onderzocht wordt of de vernieuwing van deze brug enkele jaren naar voren kan worden gehaald.
Klopt de planning voor het herstel van de Prinses Margriettunnel nog steeds?
Ja.
Wat was het plan voor het verkeer voor de periode dat de brug regulier zou worden vervangen? Zou er een noodbrug komen? Zo ja, kan die niet al eerder worden aangelegd?
Er is nog geen plan uitgewerkt voor de periode van vervanging van de brug. Dit gebeurt in de planfase van het project die nog moet starten. Een noodbrug is één van de noodmaatregelen die worden overwogen voor de situatie die nu is ontstaan.
Zijn er meer situaties waarbij een primaire en secondaire verbinding tegelijk dreigen uit te vallen?
Op de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl (HLD) is een vergelijkbare situatie aanwezig bij Burgum (Fryslân); daar liggen een aquaduct en een brug dicht bij elkaar. Gezien de veel lagere leeftijd van deze kunstwerken wordt hier geen dubbele uitval verwacht. Niet overal langs de HLD is een alternatieve route voorhanden. Plekken waar in de wijde omgeving maar één oeververbinding aanwezig is (zoals bij Oude Schouw of Spannenburg), zijn daardoor kwetsbaarder dan plekken waar een alternatieve route in de buurt ligt.
Hoe staat het met de risico’s rond uitval van andere bruggen in de regio en gevolgen voor het wegverkeer of de scheepvaart? Hoe kwetsbaar zijn de vaarroutes bij uitval van nog een brug?
Voor veel oude bruggen op de HLD geldt dat de omrijdroutes voor het wegverkeer aanzienlijk zijn. Voor het wegverkeer is de impact het grootst bij uitval van een zogenaamde «lage brug», bijvoorbeeld Schuilenburg/Stroobos, met doorvaarthoogte lager dan 7,40 m. Rijkswaterstaat zet de brug in dat geval open voor de beroepsvaart, waardoor er, anders dan bij een hoge brug als Uitwellingerga, ook geen (brom)fiets- en voetgangersverkeer mogelijk is.
De reden hiervoor is dat voor de beroepsvaart omvaren zeer beperkt mogelijk is en er voor sommige delen van de vaarweg geen alternatief is. Voor de recreatievaart bestaan meer mogelijkheden, maar dit geeft direct overlast op de omvaarroutes, waar bruggen langer open moeten wat het wegverkeer hindert.
Wachttijden voor stroomaansluitingen |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de wachttijden tot 70 weken voor stroomaansluitingen voor huishoudens? Wat is de omvang van dit probleem?
Er zijn inderdaad wachttijden voor sommige huishoudens en kleine bedrijven met een kleinverbruikersaansluiting. Op dit moment moeten enkele duizenden klanten langer wachten op een nieuwe aansluiting of verzwaring. Dit is een relatief klein percentage van het totaal aantal aanvragen voor nieuwe aansluitingen of het verzwaren van de bestaande aansluitingen. Het overgrote deel van de aanvragen wordt zonder vertraging aangesloten.
De netbeheerders geven wel aan dat zowel het aantal wachtenden als de wachttijden beginnen toe nemen. De doorlooptijd voor de groep aanvragen met vertraging is momenteel 40 tot 70 weken met een enkele uitschieter. In het eerste kwartaal van 2025 komt er meer inzicht in deze doorlooptijden met de online stroomnetchecker die door de netbeheerders wordt ontwikkeld.
De vertraging komt doordat netbeheerders steeds vaker eerst nieuwe kabels moeten aanleggen of een elektriciteitshuisje of verdeelstation moeten plaatsen, voordat de verzwaring of nieuwe aansluiting kan worden gerealiseerd. Dit zijn zeer lokale situaties, op buurt en straatniveau, die door heel Nederland kunnen voorkomen.
Wat zijn de grootste belemmeringen voor de uitbreiding van het elektriciteitsnet (bijvoorbeeld tekort aan personeel, vergunningen)?
De uitbreiding van het elektriciteitsnet is een ongekend grote opgave. Dit vraagt veel van alle betrokken partijen. Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op de doorlooptijd van een project en daarmee op de uitbreiding van het elektriciteitsnet. Het kan per gebied verschillen waar de knelpunten zitten. In stedelijk gebied gelden bijvoorbeeld andere uitdagingen voor het realiseren van energieprojecten dan in landelijk gebied. Er is dus geen eenduidig beeld te schetsen voor heel Nederland. Op hoofdlijnen zien we dat er een onderscheid kan worden gemaakt in knelpunten in de voorbereidings- en bouwfase, in de beleidsfase en in de samenwerking. In de bouwfase spelen met name tekort aan personeel, schaarste van materialen en logistieke uitdagingen. Zo hebben de netbeheerders bijvoorbeeld tot 2030 28.000 extra mensen nodig. In de voorbereidingsfase gaat het onder andere om het vinden van een geschikte locatie, het verwerven van of afspraken maken over het gebruik van grond, wijziging van het omgevingsplan en benodigde vergunningen. Daarnaast blijkt dat een goede samenwerking tussen netbeheerder en overheden van cruciaal belang is om snel stappen te kunnen zetten in de uitbreiding van het net. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) werkt het kabinet gezamenlijk met netbeheerders, overheden, de ACM en marktpartijen aan het mitigeren van deze knelpunten.
Hoe worden de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord over versnelde netuitbreidingen en aanpak van netcongestie uitgevoerd?
Het kabinet voert stevig regie op het oplossen netcongestieproblemen en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet, zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord. Deze aanpak richt zich op versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur, en op het bevorderen van flexibel elektriciteitsgebruik, onder meer met decentrale oplossingen zoals energiehubs. Het kabinet trekt hierbij op met netbeheerders, mede-overheden, de ACM en marktpartijen. De Kamer is verder per brief van 21 november jl.1 geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen en resultaten.
Welke stappen worden gezet om de vergunningverlening te versnellen?
Er worden verschillende stappen gezet om de vergunningverlening te versnellen. Concreet wordt er gewerkt aan twee juridische maatregelen. Deze maatregelen zijn onderdeel van de versnellingsaanpak energietransitie waarover de Tweede Kamer in het voorjaar 2023 is geïnformeerd. Met de AMvB besluit Versnelde procedure vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang zijn er versnellingen in de beroepsprocedure voor aangewezen elektriciteitsprojecten van 21kV of meer, onder ander met beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze aanwijzing kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar. De internetconsultatie hiervoor is afgerond. Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting bevat de grondslag voor dit besluit en dit wetsvoorstel ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Ten tweede is recent de internetconsultatie afgerond voor de invoering van de gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase. Met deze wijzigingen kunnen de onderzoeks- en meetwerkzaamheden sneller uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een versnelling van in ieder geval 2 maanden en tot wel 1,5 jaar, afhankelijk van of in de huidige situatie bezwaar en/of beroep wordt ingesteld.
Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheid voor het afgeven van meerdere vergunningen tegelijkertijd. Bovendien wordt verkend of een bredere stikstofaanpak voor energie-infrastructuur juridisch haalbaar is, ook omdat deze projecten stikstofreductie in de toekomst mogelijk maken. In de voortgangsbrief Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), die ongeveer gelijktijdig met deze antwoorden naar de Kamer wordt gezonden, zullen de uitkomsten van deze verkenning worden gedeeld. Het kabinet blijft zoeken naar aanvullende manieren om procedures te versnellen.
Wat doet u om de beschikbaarheid van technisch personeel voor netuitbreiding te vergroten?
De beschikbaarheid van voldoende technisch geschoold personeel is een essentiële randvoorwaarde voor de energietransitie in de volle breedte. Het kabinet werkt hier aan met het Actieplan Groene en Digitale Banen2. Dit richt zich onder meer op het verhogen van de instroom in technisch onderwijs en in de technische arbeidsmarkt. Ook de netbeheerders werken er als werkgever hard aan om vakmensen aan zich te binden en voor hun sector te behouden. Zij werken daarbij nauw samen met uiteenlopende betrokken partijen. Een goed voorbeeld is het samenwerkingsverband Mensen Maken de Transitie van acht landelijke partijen die, naast de netbeheerders, de bouwbedrijven, installateurs en onderwijs- en onderzoeksinstellingen vertegenwoordigen. Daarbinnen is de Taskforce Elektra actief, gericht op de randvoorwaarden voor de noodzakelijke netuitbreiding van de midden- en laagspanningsnetten, waaronder voldoende arbeidscapaciteit, effectievere samenwerking en technologische innovatie.
Hoe verhoudt de investeringsimpuls van 160 miljard euro zich tot de geplande energiebehoefte en het hoofdlijnenakkoord?
De netbeheerders investeren fors in het Nederlandse elektriciteitsnet, vanaf 2025 zo’n € 8 miljard per jaar. Zij stellen elke twee jaar investeringsplannen (IP’s) op om inzicht te geven in de benodigde en geplande investeringen in de komende tien jaar. De meest recente IP’s zijn in april dit jaar naar de Kamer gestuurd3. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 werkt het kabinet, om deze plannen te kunnen realiseren, aan versnelling van besluitvorming en ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuurprojecten van de netbeheerders.
Welke maatregelen waarborgen dat huishoudens en het mkb zo min mogelijk geraakt worden bij netcapaciteitstekorten?
Voor het antwoord op deze vraag is het van belang om een onderscheid te maken tussen netcongestie in het hoog- en middenspanningsnet en netcongestie in het laagspanningsnet. Op veel plekken in het land dreigt overbelasting van het hoog- of middenspanningsnet. Hier kunnen alle afnemers in een bepaalde regio in principe hinder van ondervinden, zowel groot- als kleinverbruikers. In de praktijk ondervinden tot nu toe vooral grootverbruikers hinder. Grootverbruikers die (extra) transportcapaciteit willen contracteren komen in een congestiegebied namelijk op een wachtrij. Voor de groei van de netbelasting van kleinverbruikers houden netbeheerders ruimte beschikbaar. Deze werkwijze zorgt er voor dat huishoudens en bedrijven en instellingen met een kleine aansluiting zo min mogelijk geraakt worden door het netcapaciteitstekort. Alleen in de regio Flevopolder-Gelderland-Utrecht («FGU») dreigt die ruimte zonder aanvullende maatregelen op te raken. Daarom zijn specifiek voor dat gebied aanvullende maatregelen afgesproken4.
Het zal echter steeds vaker voorkomen dat lokaal ook de laagspanningsnetten zelf vol raken. Op de laagspanningsnetten zijn vrijwel uitsluitend kleinverbruikers aangesloten. Dat betekent dat kleinverbruikers hier meer hinder van kunnen gaan ondervinden. Een nieuwe of grotere aansluiting is dan bijvoorbeeld pas mogelijk nadat er eerst nieuwe kabels zijn aangelegd of er een elektriciteitshuisje of verdeelstation is geplaatst. In januari van dit jaar heeft de toenmalige Minister voor Klimaat en Energie de Actieagenda voor congestie in laagspanningsnetten naar de Kamer gestuurd met maatregelen om netcongestie in het laagspanningsnet tegen te gaan5. Doel van die maatregelen is om de maatschappelijke impact van netcongestie zo veel mogelijk te beperken.
Hoe sluit de aanpak van netcongestie aan bij de klimaatdoelen uit het hoofdlijnenakkoord?
Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV) komt naar voren dat netcongestie een knelpunt vormt voor het bereiken van de doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen. Ook de Raad van State wijst hier op in zijn advies bij de Klimaatnota6. De voortvarende aanpak van netcongestie door het kabinet draagt bij aan het behalen van deze doelen voor reductie van de emissie van broeikasgassen, zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord.
Welke regio’s hebben de meest acute wachttijden, en welke samenwerking zoekt u met decentrale overheden?
De problemen rondom volle laagspanningsnetten zijn lokaal van karakter, op buurt- en straatniveau door het hele land. Oplopende wachttijden doen zich voor in zowel steden, dorpen als buitengebieden en kennen ieder een eigen oorzaak en oplossing. Na de publicatie van de online stroomnetchecker in het eerste kwartaal van 2025 kunnen consumenten zien of er op hun postcode problemen op het stroomnet bekend zijn, en of er een kans is dat zij langer moeten wachten. Hiermee proberen netbeheerders inzicht te geven in wat drukte op het stroomnet in de buurt op lokaal niveau betekent.
In het LAN werkt het kabinet met mede-overheden, netbeheerders en de ACM aan het beter benutten van het net én het versneld aanleggen van de elektriciteitsinfrastructuur. Gezamenlijk prioriteren we de benodigde acties en werken we die ook gezamenlijk uit. Daarnaast werken we regionaal goed samen in de provinciale Energy Boards waarin ook Rijk, provincie, gemeenten en netbeheerders zijn vertegenwoordigd. De investeringen worden met de verschillende overheden afgestemd in de nationale en provinciale MIEKs.
De uitbreiding van het laagspanningsnet gebeurt door middel van de wijkgerichte aanpak, ook wel de buurtaanpak genoemd. Dit betekent dat het net buurt voor buurt wordt verzwaard. Netbeheerders spannen zich in om de overlast voor bewoners zoveel mogelijk te beperken, maar dit is niet geheel te vermijden en noodzakelijk om te zorgen dat alle huishoudens probleemloos elektriciteit kunnen blijven gebruiken. Per buurt worden de bewoners op de hoogte gehouden van de werkzaamheden. Dit wordt in goed overleg met de verschillende overheden gedaan.
Wat is het tijdspad voor oplossingen en verbeteringen in de netcapaciteit, specifiek voor huishoudens?
Het tijdpad van oplossingen is sterk afhankelijk van het specifieke knelpunt dat geadresseerd moet worden; zie ook het antwoord op vraag 7. Een uitbreiding van het hoogspanningsnet kent een doorlooptijd van 7 tot 10 jaar. Een uitbreiding van een laagspanningsnet, door het aanleggen van nieuwe kabels of het plaatsen van een elektriciteitshuisje of verdeelstation duurt momenteel tussen de 40 en 70 weken, maar onder andere door personeelsgebrek is de verwachting dat deze doorlooptijd in de toekomst op gaat lopen.
Om te voorkomen dat voor huishoudens de doorlooptijd steeds verder oploopt is het van groot belang dat ook huishoudens en het mkb de bestaande netcapaciteit beter gaan benutten. In de brief van 21 november jl.7 is de Kamer geïnformeerd over de stappen die op dat vlak zijn en worden gezet.
Verdwijnende parkeerplaatsen in binnensteden |
|
Peter de Groot (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Barry Madlener (PVV), Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Jullie zijn knettergek»: emoties laaien op tijdens protest tegen verdwijnen parkeerplaatsen in binnenstad»?1
Ja.
Deelt u de mening dat mensen die afhankelijk zijn van de auto, of daarmee gemakkelijker van A naar B kunnen komen, in een binnenstad zoals Nijmegen ernstig benadeeld worden door de gemeente?
Het is vervelend voor de bewoners die afhankelijk zijn van de auto dat parkeerplekken dichtbij hun huis verdwijnen en dat parkeerplekken duurder worden. Het is echter aan de gemeenteraad om keuzes te maken over het parkeerbeleid en de inrichting van haar openbare ruimte, waaronder het aanleggen of weghalen van parkeerplaatsen en hierbij alle lokale belangen af te wegen.
Deelt u de mening dat dit slecht is voor de bereikbaarheid en vervoersmogelijkheden voor de bewoners in die wijken? Zo nee, waarom niet?
Goede bereikbaarheid en vervoersmogelijkheden voor bewoners zijn erg belangrijk. Het is aan de gemeente om keuzes te maken over de bereikbaarheid en vervoersmogelijkheden en daar de verschillende lokale afwegingen bij te maken.
Deelt u de mening dat bij het uitstootvrijer maken van stedelijke gebieden, personenauto’s tot in ieder geval ruim na 2035 ontzien moeten worden en dat daarna een geleidelijk en realistisch tijdpad mogelijk moet worden gemaakt?
De zero-emissiezones die naar verwachting per 1 januari ingevoerd worden gelden niet voor personenauto’s. Ik ben niet van plan de benodigde wetswijziging voor de invoering van zero-emissiezones voor personenvoertuigen uit te werken.
Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat gemeenten het bewoners in binnensteden toch onmogelijk maken om te parkeren bij hun woning? Bent u bereid deze mogelijkheden aan te wenden?
Gemeenten wegen bij de inrichting van de openbare ruimte zelf de lokale belangen af. Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling2 al toegezegd met gemeenten in gesprek te gaan over parkeertarieven. In die gesprekken neem ik ook de zorgen over voldoende parkeergelegenheden mee.
Heeft u een beeld van initiatieven in gemeenten in Nederland die ertoe leiden dat de auto wordt weggepest uit wijken/stadsdelen?
Nee, zo’n beeld heb ik niet.
Zo nee, bent u bereid dit overzicht van initiatieven te verkrijgen en zo spoedig mogelijk als onderdeel van de toezegging die is gedaan tijdens de begrotingsbehandeling (naar aanleiding van motie Veltman2) aan de Kamer te doen toekomen?
Omdat keuzes over de inrichting van de openbare ruimte een gemeentelijke aangelegenheid zijn, worden deze maatregelen door gemeenten zelf vormgegeven en geïmplementeerd. Dit doen zij op basis van de lokale situatie en behoeften. Gezien de grote lokale verschillen en het ontbreken van een handelingsperspectief voor het rijk is het maken van een integraal en vergelijkbaar overzicht niet goed mogelijk en geen effectief gebruik van overheidsmiddelen.
Houdt het ministerie toezicht op de parkeernormen bij nieuwbouwprojecten? Zo ja, kunt u nader ingaan op deze parkeernormen? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie houdt geen toezicht op parkeernormen bij nieuwbouwprojecten. Parkeernormen worden lokaal vastgesteld, ook bij nieuwbouwprojecten. Gemeenten zijn hier zelf voor verantwoordelijk.
Is er een trend dat de parkeernormen bij nieuwbouwprojecten lager worden?
o.a. via contacten met gemeenten krijgt het ministerie signalen dat gemeenten er voor kiezen om lagere parkeernormen in te voeren bij nieuwbouwprojecten, in met name verstedelijkt gebied. Gemeenten sturen hiermee op de bereikbaarheid en leefbaarheid van wijken.
Bent u van plan om een vaste parkeernorm te onderzoeken bij nieuwbouwprojecten, zodat de auto niet weggepest wordt bij de bouw van nieuwe woningen en zodat parkeerchaos voorkomen wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u de resultaten van dit onderzoek delen?
Nee, gemeenten zijn hier zelf voor verantwoordelijk.