De opnamestop bij de daklozenopvang van het Leger de Heils in Amsterdam |
|
René Peters (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de daklozenopvang van het Leger des Heils in Amsterdam is gestopt met de opvang van nieuwe daklozen?1
Ja.
Is het waar dat dit komt doordat de gemeente Amsterdam minder geld beschikbaar stelt voor subsidie aan de daklozenopvang, terwijl tegelijkertijd de vraag naar daklozenopvang toeneemt? Zo ja, kunt u bij benadering aangeven hoeveel mensen hierdoor worden getroffen en aan hun lot worden overgelaten?
De gemeente Amsterdam geeft aan dat zij niet minder geld beschikbaar stelt voor de daklozenopvang. De gemeente Amsterdam heeft de afgelopen jaren juist geïnvesteerd in de maatschappelijke opvang en beschermd wonen. In de periode 2015–2018 gaat het om een stijging van het budget van 180 miljoen naar 212 miljoen. De beschikbare capaciteit is de afgelopen jaren toegenomen.
Kunt u aangeven wat deze opnamestop voor consequenties heeft voor de omliggende steden? In hoeverre is er sprake van een waterbedeffect? Kloppen Amsterdamse daklozen nu in andere steden aan voor hulp en in hoeverre kunnen zij daar worden geholpen?
Ik heb geen zicht op de consequenties van de (tijdelijke) opnamestop voor de omliggende steden.
Bent u bereid om de gemeente Amsterdam aan te spreken op haar verantwoordelijkheid, zodat zo snel mogelijk een eind kan worden gemaakt aan de opnamestop voor daklozen?
Het college van B&W van de gemeente Amsterdam heeft zijn verantwoordelijkheid genomen door middelen vrij te maken om de instroomstop op te heffen en door een Taskforce in te stellen om samen met het veld de noodzakelijke aanpassingen in de huidige Amsterdamse opvangketen te bepalen. Ik vind dit op dit moment een adequate oplossing voor de situatie die was ontstaan.
Zijn er meer gemeenten bij u bekend die bezuinigen op de daklozenopvang, waardoor de opvang voor daklozen in de knel komt? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat daklozen letterlijk op straat komen te staan?
Mij is niet bekend of en zo ja, welke gemeenten bezuinigen op de daklozenopvang. Wel heb ik, zoals ik in antwoord op vraag 7 van het lid Renkema over dezelfde materie heb aangegeven, van een aantal gemeenten signalen ontvangen dat de opvang (regelmatig) vol is. Mede naar aanleiding van deze signalen en de nieuwste cijfers van het CBS2 over het aantal daklozen in Nederland ga ik hierover met hen in gesprek.
De overbelasting van de spoedeisende hulp in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de zorgen over de grote drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC, waardoor patiënten vaak niet de zorg zouden krijgen die ze nodig hebben?1
Ja.
Kunt u per spoedeisende hulppost in de regio Leiden/Den Haag aangeven hoeveel personen er per jaar worden behandeld? Kunt u in dit overzicht tegelijk aangeven wat het niveau van deze spoedeisende hulppost is?
Voor SEH’s geldt op dit moment geen indeling in verschillende niveau’s. Alle SEH’s moeten, met name op het gebied van personele bezetting, aan dezelfde minimumvereisten voldoen. Echter, het is niet zo dat alle patiënten ongeacht hun zorgvraag op iedere SEH terecht kunnen: de randvoorwaarden voor goede en veilige zorg voor bepaalde categorieën patiënten (zoals kinderen) of patiënten met een bepaalde zorgvraag (zoals een acuut coronair syndroom) moeten aanwezig zijn. Voor traumacentra geldt wel een levelindeling. Een level 3 traumacentrum wat wil zeggen dat patiënten met geïsoleerde letsels zoals een enkel- of heupfractuur daar behandeld kunnen worden. Patiënten met een complexere zorgvraag werden door de ambulance naar een ziekenhuis met een traumacentrum level 2 of 1 vervoerd.
Ik beschik niet over een overzicht met per spoedeisende hulppost in de regio Leiden/Den Haag het aantal personen dat per jaar wordt behandeld. Ik heb de NZa gevraagd dit in kaart te brengen. Ik zal u hierover nog informeren.
Deelt u de mening dat de zorg georganiseerd moet worden op basis van de zorgbehoefte in de regio?
Het is belangrijk dat de (huidige en toekomstige) zorgvraag van de inwoners in een regio en het zorgaanbod in deze regio goed op elkaar aansluiten. In de verschillende hoofdlijnenakkoorden is afgesproken dat partijen in de regio daartoe gezamenlijk regionale gedeelde beelden opstellen van de sociale en gezondheidssituatie en opgave in een regio, gemeente of wijk. Hierbij kijkt men naar de volle breedte: het sociale domein, curatieve zorg en langdurige zorg. De regiobeelden zullen worden gedeeld met andere partijen die actief zijn in een regio, als basis voor te maken keuzes in relatie tot de doelstellingen en financiële kaders uit de Hoofdlijnenakkoorden. Dat is dan het uitgangspunt voor het in samenspraak beantwoorden van de vraag: welke zorg heeft deze regio over vijf à tien jaar nodig en hoe anticiperen we daarop met elkaar? Ik stel ter stimulering van de totstandkoming van regiobeelden via het RIVM een basisdataset ter beschikking, evenals vouchers voor de aanvullende data-analyse.
Hoewel zorg voldoende toegankelijk moet zijn betekent het niet dat patiënten met iedere zorgvraag altijd terecht moeten kunnen bij een zorgaanbieder in hun regio. Zorg moet op de juiste plek worden verleend; (dichter) bij mensen thuis als dat kan dan wel verder weg (geconcentreerd) als het omwille van de kwaliteit en doelmatigheid moet. Ook wijs ik erop dat er soms de mogelijkheid is tot het vervangen van zorg door andere zorg, zoals e-health, met een gelijkwaardige of betere medisch-inhoudelijke kwaliteit van de zorg.
Voor de spreiding van SEH’s en ziekenhuisafdelingen voor acute verloskunde bestaat zoals u weet de 45 minuten-norm. Daarnaast moet de zorgverzekeraar er op grond van zijn zorgplicht voor zorgen dat de zorg voldoende toegankelijk is. De NZa ziet daarop toe.
Zijn voor deze regio intussen de cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beschikbaar, conform de motie Van den Berg?2 Kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Om de ontwikkeling van het gedeelde beeld in de regio te ondersteunen is door het RIVM een basisdataset opgesteld (www.regiobeeld.nl). Hiermee kunnen gemeenten en regio’s inzicht krijgen in de stand van zaken en de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van gezondheid, zorg en welzijn en zich aan andere gemeenten en regio’s spiegelen. Voor de volledigheid verwijs ik naar mijn brief van 18 juni 2019 met als titel Voortgangsbrief «De juiste zorg op de juiste plek» (Kamerstuk 29 689, nr. 995). Daarin ben ik uitgebreid ingegaan op de wijze waarop ik de door u genoemde motie uitvoer.
Klopt het dat u nu al handhaaft op de verplichting die bij algemene maatregel van bestuur opgelegd zal worden om bij toekomstige wijzigingen in het aanbod van acute zorg in de regio te overleggen? Op welke wijze handhaaft u daarop en welk instrumentarium heeft u daarvoor?
Formele handhaving is nog niet aan de orde, maar ik stimuleer dat zorgaanbieders die overwegen om het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te sluiten, handelen in de lijn van de concept algemene maatregel van bestuur. Dat wil zeggen dat ze een zeer zorgvuldig besluitvormingsproces inrichten. Allereerst dient een zorgaanbieder die overweegt het aanbod van acute zorg op een bepaalde plaats te beëindigen dit te melden aan de IGJ en de NZa. De IGJ verwacht ook nu al van zorgaanbieders dat besluiten over wijzigingen in het zorgaanbod voldoende worden afgestemd en uitgewerkt, en dat de samenwerking zo wordt georganiseerd dat goede en veilige zorg mogelijk is en blijft. Hij moet ook een plan opstellen om de continuïteit van zorg te borgen. Uiteraard moeten afspraken gemaakt worden met zorgverzekeraars. Andere zorgaanbieders voor wie een eventuele sluiting gevolgen kan hebben, waaronder zeker ook de Regionale Ambulancevoorziening, gemeenten en inwoners dienen betrokken te worden in het afwegingsproces. Die andere partijen moeten niet alleen maar worden geïnformeerd, zij moeten de kans krijgen bezwaren te uiten en suggesties te doen. De zorgaanbieder moet deze meewegen in zijn besluitvorming en kunnen uitleggen wat hij met die punten heeft gedaan. Ik heb de koepels van de ziekenhuizen, de huisartsenposten en de ggz-crisisdiensten in een brief gevraagd om de leden te vragen op zorgvuldige wijze besluiten te nemen. Ook in overleggen die ik voer met zorgaanbieders die sluitingsplannen hebben benadruk ik het belang van het betrekken van maatschappelijke partners, waaronder ook het regionaal overleg acute zorgketen, bij de besluitvorming.
Kunt u aangegeven welke overleggen er hebben plaatsgevonden tussen de directie van het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) en de directie van het LUMC over de wijzigingen als gevolg van de voorgenomen sluiting van de spoedeisende hulp in Bronovo?
Het LUMC heeft mij laten weten dat in het bestuurlijk overleg tussen de raad van bestuur van het LUMC en de raad van bestuur van het HMC op 21 januari jl. is gesproken over het voornemen van het HMC om in het kader van de herstructurering van het HMC de locatie Bronovo om te vormen tot een «weekziekenhuis». Daarbij heeft het HMC het proces geschetst om tot besluitvorming te komen. Het LUMC heeft gevraagd goed geïnformeerd te worden tijdens dit traject, o.a. vanwege het belang voor de acute zorg/SEH-LUMC. HMC heeft dit toegezegd. Verder heeft de raad van bestuur van het LUMC mij laten weten dat naast het bestuurlijk overleg tussen beide ziekenhuizen, er op diverse momenten contacten zijn geweest van LUMC bestuurders met HMC alsook met collega instellingen in de regio en de gemeente Den Haag waar zij de potentiele effecten van de wijziging in het acute zorg aanbod te berde hebben gebracht. Daarnaast is dit onderwerp besproken in het ROAZ.
Kunt u tevens aangeven welke overleggen er met u hebben plaatsgevonden over de toekomstige inrichting van de acute zorg in de regio Leiden/DenHaag?
Ik heb overleg gehad met de voorzitter van de raad van bestuur van het Haaglanden Medisch Centrum op 9 januari jl. en 23 mei. In het eerste overleg heb ik benadrukt dat HMC voor definitieve besluitvorming ervoor moet zorgen dat alle belanghebbenden (omwonenden, gemeenten, andere zorgverleners, toezichthouders) betrokken zijn geweest en hun ideeën, suggesties en zorgen mee zijn genomen. Daarnaast heb ik ook benadrukt dat er duidelijke afspraken moeten zijn gemaakt met verloskundigen, de ambulancedienst, huisartsen, en het ROAZ over de continuïteit van zorg (weet iedereen precies welke zorg waar heen gaat, is er voldoende capaciteit, etc.). In het tweede gesprek is gesproken over de wijze waarop daaraan invulling is gegeven. U bent hierover geïnformeerd bij brief van 14 januari (Kamerstukken Kamerstuk 31 016, nr. 185), bij brief van 28 januari 2019 (Kamerstuk 31 016, nr. 190) en brief van 25 juni jl. (Kamerstuk 31 016, nr. 236).
Het bericht ‘Leraar waarschuwt tegen ‘wurgcontract’ van uitzendbureau’ |
|
Peter Kwint , Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Kent u bericht «Leraar waarschuwt tegen «wurgcontract» van uitzendbureau»?1 Wat vindt u van het bericht? Is de wijze waarop het bemiddelingsbureau en de schoolbesturen handelen toegestaan?
Ja, dat bericht ken ik. Naar mijn mening toont het aan dat het belangrijk is dat leraren die via een uitzend- of bemiddelingsbureau willen gaan werken het contract vooraf goed lezen. Het is goed om leraren daarvoor te waarschuwen, zoals de leraar via dit bericht doet.
Zoals ik eerder heb aangegeven in antwoord op vragen van uw Kamer over de inzet van uitzendbureaus, vind ik het onwenselijk wanneer de uitzendbureaus de schaarste op de arbeidsmarkt in het onderwijs aangrijpen om de tarieven te verhogen. Hoewel het mijn beeld is dat dit uitwassen zijn, moet dit zoveel mogelijk worden voorkomen.
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van uitzendpersoneel, in overeenstemming met wat daarover is afgesproken in de cao. In PO-Raad verband hebben besturen zich uitgesproken tegen de inzet van (te dure) uitzendbureaus. Op verschillende plekken proberen besturen daarom ook om gezamenlijk tot afspraken te komen over de inschakeling van uitzendbureaus.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat een vast contract op een van de betreffende scholen in Den Haag niet mogelijk is zonder afkoopsom, omdat anders het verdienmodel van het bemiddelingsbureau in gevaar komt? Welk belang telt hier meer: goed onderwijs of de bankrekening van het bemiddelingsbureau? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van voldoende personeel om het onderwijs vorm te geven. Dat geldt ook voor de afspraken die bemiddelingsbureaus en besturen maken over de voorwaarden voor de inhuur van personeel. Hoewel het niet ongebruikelijk is in de wereld van de uitzendbureaus dat er een afkoopsom wordt gevraagd wanneer een werkgever een werknemer overneemt van een uitzendbureau, vind ik het niet gewenst dat hier onderwijsgeld aan besteed wordt. De inzet zal moeten zijn dit te voorkomen (zie ook het antwoord op vraag 1).
Uit de casus blijkt mijns inziens eens temeer het belang dat alle partijen vooraf bekend zijn met de voorwaarden. Voor alle betrokken partijen ligt daarbij een verantwoordelijkheid. Alleen dan kunnen de afzonderlijke partijen beoordelen of zij onder die voorwaarden een samenwerking aangaan.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat schoolbesturen geld voor onderwijs (kunnen) gebruiken voor het betalen van afkoopsommen van duizenden euro’s aan dit soort commerciële arbeidsbemiddelingsbureaus? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke gevolgen hebben dit soort constructies voor de leerlingen die telkens andere leraren voor de klas krijgen aangezien vaste contracten afgekocht moeten worden? En kunt u meer specifiek ingaan op de gevolgen voor leerlingen op scholen in achterstandswijken, waar een vast gezicht voor de klas extra belangrijk is? Wat vindt u van deze gevolgen, mede in het kader van kansengelijkheid?
Het is aan de scholen en de besturen om ook in tijden van tekorten te zorgen voor kwaliteit en continuïteit in het onderwijs. Ik zie veel scholen die daar ook nog steeds in slagen en heb waardering voor de inzet en creativiteit waarmee zij daarvoor zorgen.
Bent u het ermee eens dat deze constructies (beginnende) leraren het onderwijs uit jagen omdat zij geen baanzekerheid hebben, terwijl men door het lerarentekort juist schreeuwt om mogelijkheden voor nieuwe leraren om hun weg naar een goede onderwijsbaan te vinden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Er zijn op dit moment nog veel scholen op zoek naar personeel, waar (ook beginnende) leraren zo aan de slag kunnen. Het is een keuze die leraren zelf maken om via een uitzendbureau te gaan werken.
Uit de casus blijkt mijns inziens eens temeer het belang dat alle partijen vooraf bekend zijn met de voorwaarden. Alleen dan kunnen de afzonderlijke partijen beoordelen of zij onder die voorwaarden een samenwerking aangaan. Immers, voor zowel werkgevers als werknemers zijn er voor- en nadelen van het werken met of via een uitzend- of detacheringsbureau. Ik blijf overigens bij mijn advies aan (beginnende) leraren om te kiezen voor een duurzame betrekking.
Bent u bereid contact op te nemen met de betreffende school en het bemiddelingsbureau uit het artikel om aan te geven dat u dergelijke constructies onwenselijk vindt? Zo nee, waarom niet?
De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het aantellen van personeel en voor de afspraken die zij maken met uitzend- en detacheringsbureaus over de inhuur van personeel. Met de PO-Raad heb ik overleg over dit onderwerp. Ik zal deze casus ook met hen delen.
Bent u daarnaast bereid om de noodzakelijke stappen te nemen om dit soort constructies aan banden te leggen? Zo ja, op welke termijn kunnen we uw voorstellen verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zoals in bovenstaande antwoorden staat, is het aanstellen en inhuren van personeel de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen.
Om beter zicht te krijgen op het personeel dat niet in loondienst is, waar ook uitzendkrachten onder vallen, loopt op dit moment een pilot door de Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van OCW.
Het bericht ‘Onderwereld beraamt weer aanslag op Brabantse agent’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onderwereld beraamt weer aanslag op Brabantse agent»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom de zaak waarbij in januari een Brabantse agent door drugscriminelen met de dood werd bedreigd, nog steeds in onderzoek is? Zo nee, waarom niet?
Nee, over lopende opsporingsonderzoeken kan ik u geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat het van het grootste belang is dat daders die onze agenten bedreigen, zo spoedig mogelijk moeten worden aangepakt om daarmee een duidelijk signaal af te geven?
Het is onacceptabel wanneer werknemers met een publieke taak, zoals politieagenten, te maken krijgen met ernstige bedreigingen. Politiemedewerkers hebben een verantwoordelijke rol in de samenleving en moeten hun werk kunnen doen zonder daarbij te worden gehinderd. Ik acht het van groot belang dat tegen de geweldplegers hard, eenduidig, effectief en snel wordt opgetreden. Dit gebeurt door deze zaken met prioriteit te behandelen, eenduidig te registreren, zoveel mogelijk lik op stuk toe te passen, doordat een zwaardere/hogere straf wordt geëist en de schade zoveel mogelijk wordt verhaald op daders. Hiertoe werken politie en Openbaar Ministerie overeenkomstig de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) die in het kader van het programma Veilige Publieke Taak (VPT) zijn opgesteld.
In het conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit dat op 11 juli 2019 in consultatie is gegaan, stel ik een verhoging voor van de strafmaat voor bedreiging van maximaal twee naar drie jaar gevangenisstraf. Dit doet recht aan de ontwikkeling in ernst en impact van bedreiging en het leed dat met dit delict wordt veroorzaakt aan de betrokkenen en de samenleving.
Kunt u helderheid verschaffen in de aantallen waarin dergelijke ernstige bedreigingen aan politieagenten worden geuit? Kunt u eveneens aangeven of dit in meerdere eenheden voorkomt?
Cijfers over bedreigingen tegen politieagenten worden bijgehouden in het kader van de registratie van geweld tegen politieambtenaren (GTPA). In 2018 was in 1125 van de in totaal ruim tienduizend meldingen van geweld tegen politieambtenaren sprake van woordelijke bedreiging en bij nog meer dan 300 meldingen was sprake van feitelijke bedreiging met een voorwerp. Omdat het kan gaan om verschillende soorten bedreigingen is niet te zeggen in hoeveel gevallen het gaat om ernstige bedreiging waarbij sprake is van een mogelijk verband met georganiseerde criminaliteit. Bedreiging tegen politieambtenaren komt in meerdere eenheden voor.
Zijn de afgelopen jaren daders veroordeeld voor delicten waarbij politieagenten met de dood werden bedreigd? Zo ja, welke straf kregen de daders opgelegd?
Ja, in de afgelopen jaren zijn verdachten veroordeeld wegens het bedreigen van politieagenten. In de gevallen waarin de rechter tot strafoplegging is overgegaan voor die bedreigingen, houdt de rechter rekening met alle feiten en omstandigheden. Deze verschillen per zaak. Bovendien worden verdachten niet zelden voor meerdere delicten vervolgd, zodat niet kan worden geabstraheerd welk «deel» van de straf betrekking heeft op de bedreiging.
Op dit moment wordt de ELA opnieuw geëvalueerd. Ik verwacht de resultaten na de zomer. Daarnaast blijkt uit het onderzoek waarover u in 2014 bent geïnformeerd dat het Openbaar Ministerie de verhoogde strafeis toepast en de rechter deze in grote lijnen ook volgt.
Kunt u aangeven of social media bedrijven zoals Facebook, Twitter en Instagram contact hebben met de Nederlandse politie om in spoedsituaties waarbij doodsbedreigingen aan de orde zijn, afbeeldingen te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn contacten tussen social media-bedrijven en de politie om in spoedsituaties afbeeldingen te kunnen verwijderen.
Kunt u garanderen dat alles op alles wordt gezet om bedreigde agenten de maximale bescherming te bieden in geval van doodsbedreigingen? Kunt u eveneens garanderen dat collega’s van bedreigde agenten de benodigde ondersteuning krijgen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer agenten agressie of (dreiging met) geweld ervaren bij de uitvoering van hun werkzaamheden, bestaan er verschillende handelingsperspectieven. De interne richtlijn Arbeidsgerelateerd geweld tegen politieambtenaren in de privésfeer wordt gehanteerd wanneer politiemedewerkers slachtoffer worden van bedreigingen of andersoortig geweld. Daarin staat een eenduidige en uniforme werkwijze beschreven betreffende de behandeling en afhandeling van arbeidsgerelateerd geweld tegen politiemedewerkers in de privésfeer. Het uitgangspunt van die richtlijn is dat voor elk incident vervolgstappen en maatregelen worden genomen in de richting van de veroorzaker en dat maatregelen worden getroffen in verband met de veiligheid en bescherming van de politiemedewerker en/of omgeving. Dit betreft altijd een uniek pakket van maatregelen, want iedere casus vraagt om maatwerk.
Indien dreiging en risico dusdanig zijn dat de werkgever hiertegen geen adequate maatregelen kan treffen, dan heeft de overheid de plicht daarvoor zorg te dragen. Het Openbaar Ministerie kan daartoe vanuit haar rol als decentraal gezag binnen het stelsel van bewaken en beveiligen de juiste aanvullende maatregelen treffen. Zij doet dit op basis van dreiging en risico waarbij veiligheid en maatwerk voorop staan. Dit vergt altijd een zorgvuldige afweging.
Ervaringen met bedreiging kunnen een grote impact hebben op de psychische en fysieke gezondheid van politiemedewerkers en hun collega’s. De leidinggevende bij de politie is verantwoordelijk voor de eerste opvang en begeleiding van politiemedewerkers die te maken hebben gehad met agressie, geweld of de dreiging daarvan. Ook de collega’s uit de Teams Collegiale Ondersteuning (TCO) benaderen politiemedewerkers die betrokken zijn geweest bij incidenten. Medewerkers kunnen zich ook zelf tot het TCO wenden. Indien nodig wordt de politiemedewerker professionele hulp, zoals psychologische nazorg en (juridische) bijstand, aangeboden.
De architectenrel op het Binnenhof |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Binnenhof in de ban van een architectenrel»?1
Ja.
Is het waar dat het Rijksvastgoedbedrijf van plan was om Koen van Velsen als uitvoerend architect aan te stellen voor de renovatie van het Binnenhof? Zo ja, wanneer zou hij worden aangesteld als uitvoerend architect? Kunt u gedetailleerd toelichten hoe dit is verlopen en waarom dit niet is doorgegaan?
Bij de architectenkeuze voor de renovatie van het Binnenhof is de heer Van Velsen in beeld geweest als architect voor het Voorontwerp en Definitief Ontwerp van onderdelen van het Tweede Kamercomplex. Hierover heeft het Rijksvastgoedbedrijf met hem in december 2017 gesproken. Deze gesprekken hebben niet tot een aanstelling geleid.
Van wanneer tot wanneer was Koen van Velsen interim-Rijksbouwmeester?
Van 15 januari 2015 tot 1 september 2015.
Heeft het feit dat Koen van Velsen de functie van interim-Rijksbouwmeester bekleedde ertoe bijgedragen dat hij momenteel niet de uitvoerend architect is van de renovatie van het Binnenhof? Kunt u een toelichting geven?
Nee. Op het moment dat de architectenkeuze werd gemaakt, was de heer Van Velsen al geruime tijd geen Rijksbouwmeester meer en zijn eerdere rol als Rijksbouwmeester stond eventuele opdrachtverlening niet in de weg.
Wanneer werd Koen van Velsen opgevolgd door Rijksbouwmeester Alkemade?
Op 1 september 2015.
Wat is de rol van Rijksbouwmeester Alkemade geweest bij het niet doorgaan van de opdracht aan Van Velsen?
Geen. De heer Van Velsen en het Rijksvastgoedbedrijf zijn niet tot overeenstemming gekomen over de zakelijke voorwaarden.
Wanneer werd de opdracht voor de renovatie van het Binnenhof aan Ellen van Laan/OMA gegeven? Kunt u een gedetailleerde toelichting geven van het verloop van de gesprekken die hieraan vooraf zijn gegaan?
De opdracht aan OMA voor het Structuurontwerp is verleend op 4 april 2017 en voor het Voorontwerp en Definitief Ontwerp op 5 juli 2018. Met OMA is door het Rijksvastgoedbedrijf nauwgezet gesproken over de inhoud van de opdracht en de voorwaarden. Dit heeft geleid tot de opdrachtverlening.
Klopt het dat het Rijksvastgoedbedrijf na het afvallen van Koen van Velsen overwoog Pi de Bruijn aan te stellen als uitvoerend architect van de renovatie? Zo ja, waarom is dit niet door gegaan? Is dit omdat hij te behoudend werd geacht? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Nee, het Rijksvastgoedbedrijf heeft niet overwogen om Pi de Bruijn te benaderen voor deze opdracht. Toen duidelijk werd dat de heer Van Velsen niet zou worden ingeschakeld, is besloten dit deel onder te brengen in de opdracht aan coördinerend architect OMA.
Het betalen van invoerrechten en btw aan de deur |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat PostNL bij pakketten waarover invoerrechten, btw, afhandelingskosten of accijns moet worden betaald bepaald heeft dat die pakketten alleen opgehaald kunnen worden bij een PostNL-locatie?1
Ja, dit is sinds oktober 2017 het geval.
Indien de vorige vraag bevestigend beantwoord wordt: waarom bestaat er bij de genoemde pakketten geen mogelijkheid om aan de deur van de ontvanger af te rekenen net zoals bijvoorbeeld gebeurd indien een pakket onder rembours wordt verzonden?2
Zoals ook aangegeven in eerdere antwoorden op Kamervragen van de leden Weverling en van Haga van 11 april 2019 (kenmerk 2019Z07473) was in 2017 een stijging van 28% van aankopen bij buitenlandse webshops zichtbaar ten opzichte van het jaar ervoor. Deze sterke toename en het toenemende vertrouwen van consumenten in internationale e-commerce leidt ook tot een toename van het aantal postzendingen waarvoor invoerrechten en btw dient te worden betaald.
Vanuit een doelmatigheidsoogpunt kan het de voorkeur hebben om dergelijke pakketten te laten halen bij een PostNL-locatie. Ontvangers zijn namelijk vaak niet geïnformeerd over het feit dat invoerrechten moeten worden betaald en zijn niet bereid om deze alsnog te betalen of zijn daar op het bezorgmoment niet toe in staat. Hierdoor ontstaat de ongewenste situatie dat pakketten vaak weer moeten worden meegenomen door de pakketbezorger. Dit leidt tot inefficiëntie voor zowel de klant als de postverlener en staat de doelmatigheid van het postvervoer in het algemeen en de financierbaarheid van de universele postdienst in het bijzonder in de weg. Daarnaast wil PostNL omwille van de veiligheid van zijn pakketbezorgers, de gevallen dat chauffeurs met geld over straat gaan of betalingshandelingen moeten doen zoveel mogelijk beperken. Verder klopt het dat een aantal zakelijke klanten van PostNL nog steeds een zending onder rembours kan versturen. Deze dienst is echter niet vergelijkbaar met de bezorging van uit het buitenland afkomstige pakketten. In het geval van een verzending onder rembours kiest de ontvangende klant om aan deur te betalen. De rembourszending brengt dan ook een minder groot risico met zich mee op inefficiënte aflevering. Ook worden de rembourszendingen niet meer geleverd via het reguliere pakketnetwerk van PostNL. Door het beperkte aantal zendingen wordt deze dienst door een ander, kleinschalig, verbijzonderd netwerk van PostNL uitgevoerd. Hierdoor is het ook mogelijk om de betaling met pinautomaten te voldoen.
Deelt u de mening dat het voor de ontvanger gebruiksvriendelijker is als die het pakket wel aan huis kan ontvangen?
In beginsel deel ik deze mening. De doelmatigheid van het postvervoer is echter ook een belangrijke factor om rekening mee te houden. Deze factor is in het belang van de klant in verband met het betaalbaar houden van de universele postdienst als geheel. De wet bepaalt daarom dat, indien de doelmatigheid van het postvervoer in gevaar is, de universele postdienstverlener mag weigeren om pakketten thuis af te leveren die niet voldoen aan zijn algemene voorwaarden.
Handelt PostNL nu in strijd met wet- en regelgeving ten aanzien van toegankelijkheid van voorzieningen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
PostNL heeft in haar algemene voorwaarden universele postdienst (AVP artikel 20.1) opgenomen dat poststukken in beginsel op het adres van de geadresseerde moeten worden afgeleverd, tenzij dit redelijkerwijs niet van haar gevergd kan worden. PostNL handelt hiermee niet in strijd met wet- en regelgeving. De Postwet 2009 bepaalt in artikel 19, tweede lid, dat een verlener van de universele postdienst de uitvoering van de universele postdienst mag weigeren indien dit strijdig is met de eisen die met het oog op doelmatig postvervoer in zijn algemene voorwaarden zijn gesteld. Hiermee wordt voorkomen dat brieven of pakketten moeten worden vervoerd die de doelmatigheid van het postvervoer in gevaar brengen. Pakketten waarvoor bij aflevering eerst invoerrechten of btw moet worden geïnd, zorgen voor additionele kosten voor de universele postdienstverlener. Daarbij komt dat pakketbezorgers deze pakketten vaak weer moeten meenemen (zie ook beantwoording bij vraag 2) of deze moeten terugsturen naar de verzender indien de invoerrechten en/of btw niet worden voldaan door de ontvanger. De kosten die daarmee gepaard gaan kunnen nergens anders worden verhaald en drukken daardoor op de universele postdienst. Dit gaat ten koste van de doelmatige uitvoering en de financiering van de universele postdienst. De verlener van de universele postdienst heeft in dat geval de ruimte om te kiezen voor manier van afleveren die wel doelmatig is of in ieder geval de noodzaak van die extra kosten beperkt.
Hoe verhoudt de wijze waarop PostNL de genoemde pakketten laat ophalen in plaats van bezorgen zich tot het zorgen dat het versturen en ontvangen van post voor iedereen in Nederland toegankelijk blijft zoals dat bij wet vastgelegde Universele Postdienst, die ook voor buitenlandse pakketten geldt, is bedoeld?
De universele postdienstverlening blijft, in overeenstemming met de wettelijke verplichtingen, voor iedereen toegankelijk. Dit geldt ook voor het ontvangen van buitenlandse pakketten. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar de beantwoording bij vraag 4.
Het bericht dat Nederland met kinderlevens speelt |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat Nederland met kinderlevens speelt? Zo ja, wat vindt u van dit bericht?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel kinderen met een Nederlandse achtergrond in Koerdische vluchtelingenkampen verblijven? Hoeveel van deze kinderen kunnen niet terugvallen op de effectieve zorg en bescherming van hun eigen ouder(s) omdat zij bijvoorbeeld elders verblijven of zijn gevangengezet?
In de kampen in Noordoost-Syrië bevinden zich op dit moment 90 kinderen met een Nederlandse link. Daaronder bevinden zich twee kinderen van wie de moeder is overleden en de vader zich in Koerdische detentie bevindt. Volgens de thans beschikbare informatie zijn deze kinderen echter niet Nederlands. Op dit moment beschikken wij niet over informatie dat er andere kinderen met een Nederlandse link zich in een situatie bevinden waarbij de zorg en bescherming van hun ouders ontbreekt.
Welke gevolgen heeft in dit soort gevallen de intrekking van de Nederlandse nationaliteit van (één van de) ouders voor de Nederlandse nationaliteit van de kinderen? Kan onder omstandigheden intrekking tot gevolg hebben dat in het buitenland geboren kinderen van uitreizigers niet meer kunnen rekenen op Nederlandse bijstand? Zo ja, bent u bereid om kinderen zonder effectieve bescherming van hun eigen ouders ook te repatriëren?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de ouder heeft geen gevolgen voor de eventuele Nederlandse nationaliteit van reeds geboren kinderen. In iedere individuele situatie moet wel worden vastgesteld of het kind feitelijk de Nederlandse nationaliteit heeft. Kinderen die zijn geboren, of pas worden erkend, na intrekking van de Nederlandse nationaliteit van de ouder(s) zijn geen Nederlander. Zij kunnen geen aanspraak maken op consulaire bijstand.
Deelt u de mening dat kinderen in Koerdische vluchtelingenkampen die verstoken zijn van de zorg van hun ouders de facto gelijkgesteld moeten worden aan weeskinderen en dus in beginsel moeten worden gerepatrieerd naar Nederland? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt de Nederlandse opstelling inzake het in slechts zeer uitzonderlijke gevallen repatriëren van kinderen uit voormalig IS-gebied zich tot de juridische verplichtingen die, onder meer, uit het VN-Kinderrechtenverdrag voortvloeien?
Uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) volgt naar het oordeel van het Kabinet geen verplichting om kinderen terug te halen. Een van de uitgangspunten van het Kabinet is dat Nederland geen consulaire bijstand verleent in onveilige gebieden in Syrië en Irak. Dit geldt ook voor de kinderen. De in het Kinderrechtenverdrag genoemde verplichtingen nopen daar ook niet toe. Het kabinet blijft gevallen van Nederlandse weeskinderen van zaak tot zaak beoordelen en de mogelijkheden verkennen conform de kaders die zijn geschetst in de brief aan de Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 492) namelijk: de veiligheidssituatie in de regio, de internationale betrekkingen en de veiligheid van betrokkene. Daarnaast weegt mee dat het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied stuurt om Nederlandse uitreizigers op te halen.
Wat is er waar van de constatering van de UN Human Rights Office (OHCHR) dat kinderen van IS-strijders waarschijnlijk in geheime detentiefaciliteiten worden vastgehouden?2
Er is ons niet bekend dat kinderen van IS-strijders waarschijnlijk in geheime detentiefaciliteiten vastgehouden zouden worden.
Welke inspanningen verricht u om het lot van deze kinderen te verzachten? Deelt u de mening dat veiligheidsoverwegingen niet langer in de weg staan aan repatriëring, nu een Nederlandse ambtenaar uit naam van Nederland ter plekke een akkoord heeft gesloten en de Koerden hebben aangeboden betrokkenen op veilig gebied aan Nederland over te dragen? Zo nee, waarom niet?
Nederland draagt financieel bij aan humanitaire hulp in heel Syrië, naast de grotere ongeoormerkte bijdragen voor de VN en het Rode Kruis, waarvan ook delen naar Syrië gaan. Specifiek voor Noordoost-Syrië wordt er vanuit de humanitaire pooled funds in Syrië een additionele bijdrage van 16 miljoen dollar vrijgemaakt; hier kunnen zowel VN-organisaties als NGO’s aanspraak op maken. Nederland is een van de donoren van deze fondsen. Het doel van deze hulp is een verbetering van de levensomstandigheden ter plaatse.
De situatie in Syrië is nog steeds onveilig. Er zijn onverkort grote veiligheidsrisico’s in geheel Syrië en ook in het Noordoosten. Zoals onder meer vermeld in de eerdergenoemde brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 stuurt het Kabinet geen mensen naar onveilig gebied om Nederlandse uitreizigers op te halen. In de unieke casus van de twee weeskinderen kon dit, als onderdeel van een zwaar beveiligde Franse missie, wel.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg terrorisme en extremisme van woensdag 26 juni 2019 beantwoorden?
Ja.
Antwoorden van de Europese Commissie op het bericht ‘Tegengaan bureaucratie exceptioneel transport’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de antwoorden van Eurocommissaris Transport Violeta Bulc op schriftelijke vragen van Europarlementariër Caroline Nagtegaal (VVD) over het bericht «Tegengaan bureaucratie exceptioneel transport»?1
Ja.
Bent u bekend met de problematiek rondom het exceptioneel transport, dat momenteel binnen Europa en per Europese lidstaat sterk verschilt?
Het is mij bekend dat de nationale regels voor het gebruik van exceptionele transporten van de openbare weg sterk van elkaar verschillen. Ieder land heeft zijn eigen technische voorschriften voor de voertuigen en veel landen hebben de afgifte van ontheffingen niet centraal (zoals in Nederland) geregeld. Een reden dat ieder land zijn eigen technische voorschriften heeft is dat de infrastructuur van verschillende landen ook anders is. Dat betekent dus ook dat bij de eisen van voertuigen daar rekening mee gehouden dient te worden.
Hoe beoordeelt u dat autoriteiten steeds voorzichtiger worden met het verlenen van vergunningen voor exceptioneel vervoer? Heeft u aanwijzingen dat bepaalde lidstaten daarom amper vergunningen afleveren voor exceptioneel transport? Zo ja, welke zijn dat en waarom?
Ik heb, ook van de zijde van de branche, begrepen dat het in Frankrijk, Italië en in toenemende mate in Duitsland steeds lastiger wordt een vergunning te verkrijgen. Ik begrijp dat dit vervelend is voor de branche. Zoals ik in mijn antwoord bij vraag 2 al aangaf is het verdedigbaar dat een land zelf kan bepalen welke exceptionele voertuigen worden toegelaten. Wat een land aan kan is immers sterk afhankelijk van de staat van de infrastructuur, maar ook de verkeersintensiteit. Het is dus niet overal mogelijk om alle exceptioneel vervoer toe te laten op de infrastructuur van alle landen.
Hoe beoordeelt u de signalen uit de transportsector, dat vergunningen voor exceptioneel transport vooral vertragingen oplopen in landen als Italië en Frankrijk omdat zij hun eigen infrastructuur niet vertrouwen?
Deze signalen zijn mij bekend. Ik heb echter geen inzicht in de exacte beweegredenen van deze landen. Ik ga er vanuit dat de autoriteiten in andere lidstaten in staat zijn te beoordelen of de infrastructuur geschikt is voor het exceptioneel vervoer en dat buitenlandse vervoerders niet worden gediscrimineerd.
Hoe beoordeelt u de constatering van de Europese Commissie dat er bij de meest recente herziening van de Richtlijn 96/53/EG inzake gewichten en afmetingen van zware vrachtwagens in 2015 en 2018 de vergunningverlening voor abnormale ladingen niet ter sprake is gekomen? Ziet u mogelijkheden om dit wel spoedig ter sprake te laten komen? Zo ja, wanneer en hoe?
De Europese richtlijn Maten en Gewichten 96/53/EC geeft voorschriften voor onbeladen voertuigen. Exceptionele voertuigen vallen buiten de scope van de richtlijn. Lidstaten hebben dus de vrijheid hierover op nationaal/decentraal niveau regels en voorschriften te bepalen, omdat zij het beste in staat zijn te beoordelen op welke wijze het exceptioneel vervoer op een verkeersveilige manier kan geschieden. Dit laat onverlet dat, gezien het economisch belang van het exceptioneel vervoer, enige harmonisatie van voorschriften m.b.t. exceptioneel vervoer in Europees verband gewenst is. Vooralsnog blijkt het echter lastig om dit onderwerp op de Europese agenda te krijgen. Ik ben bereid om te verkennen of ik in Europa medestanders kan vinden om voor harmonisatie te pleiten.
Welke stappen kunnen concreet genomen worden om de vergunningverlening voor exceptioneel transport (en de betrouwbaarheid van infrastructuur binnen Europa) aan te kaarten, zodat Nederlandse transportbedrijven gevrijwaard blijven van handelsbarrières?
Zie vraag 5.
De VPRO-serie ‘Uitgewoond’ |
|
Simon Geleijnse (50PLUS) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert zich u de antwoorden op de Kamervragen over de VPRO-serie «Uitgewoond»?1
Ja.
Kunt u meer informatie geven over de procedure, tijdlijn en inhoud van aangekondigde onderzoek in antwoord op vraag 7? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid om nader onderzoek te laten doen naar het effect van verhuizingen op bewoners. Met een uitbreiding van de kennis kunnen zorgaanbieders beter inspelen op wat ouderen willen en nodig hebben indien een verhuizing nodig is. Om tot een adequate onderzoeksaanpak te komen heb ik contact opgenomen met de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg (SANO). Zij zullen met een voorstel hiertoe komen. Ik zal de Tweede Kamer nader informeren bij de eerst volgende voortgangsrapportage inzake Thuis in het Verpleeghuis.
Kunt u een toelichting geven op wat het betekent als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zich op de hoogte heeft gesteld van de wijze waarop de verhuizing is vormgegeven (antwoord2? Is er gesproken met bewoners? Is er gesproken met de cliëntenraad? Is er gesproken met het bestuur? Zijn er nog andere activiteiten hiertoe verricht?
De IGJ heeft contact gehad met de bestuurder over de sluiting van de locatie. De bestuurder heeft de planning rondom de verhuizing met de cliëntenraad en de ondernemingsraad afgestemd en heeft waarborgen gesteld voor het op peil houden van de kwaliteit van de zorgverlening. In samenspraak met de cliënten en vertegenwoordigers is beoordeeld waar de wensen en behoeften van de cliënt liggen met betrekking tot de verhuizing. De Raad van Bestuur heeft met de ondernemingsraad afspraken gemaakt over baangarantie voor de medewerkers. De IGJ heeft zodoende vertrouwen dat de bestuurder voldoende acteert en heeft geen aanleiding gezien tot aanvullende toezichtactiviteiten.
Om welke reden heeft de IGJ zich op de hoogte gesteld van de wijze waarop de verhuizing is vormgegeven? Was daar aanleiding toe of betrof dit het reguliere vierjaarlijkse bezoek? Kunt u het antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3. De inspectie heeft in de afgelopen jaren binnen haar reguliere toezicht deze zorgaanbieder meerdere malen bezocht en met de bestuurder gesproken. Ook betrekt de inspectie bij haar toezicht standaard externe signalen, bijvoorbeeld uit meldingen of berichtgeving in de media.
Bent u bereid om de IGJ bij elke verhuizing vroegtijdig te betrekken?
Nee. Het is de verantwoordelijkheid van een zorgaanbieder om goede, persoonsgerichte en veilige zorg te geven, ook bij een verhuizing. Een verhuizing is soms noodzakelijk om goede zorg te (blijven) bieden. De IGJ kan binnen haar reguliere toezicht onderzoek doen wanneer er signalen zijn dat door een verhuizing de kwaliteit of veiligheid van de zorg in het geding is.
Moet bij dit soort verhuizingen het zakelijk belang of het persoonlijk belang van de bewoners prevaleren?
Het belang van goede, persoonsgerichte en veilige zorg aan (huidige en toekomstige) bewoners moet altijd voorop staan. Daarbij hoort ook een verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om de continuïteit en duurzaamheid van de zorg te waarborgen. Als het besluit tot een verhuizing onontkoombaar is, betekent persoonsgerichte zorg dat de zorgaanbieder zich daarbinnen maximaal inspant om de verschillende wensen van de bewoners te accommoderen zodat de overlast tot het minimale beperkt wordt.
In hoeverre moeten bewoners, al of niet via een cliëntenraad, betrokken worden bij verhuisplannen?
De IGJ verwacht dat een zorgaanbieder de bewoners en de cliëntenraad betrekt bij verhuisplannen. De IGJ verwacht dat de zorgaanbieder helder communiceert richting bewoners en betrokken familie over een verhuizing en dat er zorgvuldige begeleiding wordt geboden bij een verhuizing. In voorliggende casus is de conclusie dat de juiste stappen zijn gezet.
Het bericht ‘Daklozenopvang in nood: opnamestop bij Leger des Heils’ |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Daklozenopvang in nood: opnamestop bij Leger des Heils» van Het Parool?1
Ja.
Klopt het dat het Leger des Heils is gestopt met de opvang van nieuwe dak- en thuislozen?
Het klopt dat het Leger des Heils eind april jl. tijdelijk een opnamestop heeft doorgevoerd. Het college van B&W van de gemeente Amsterdam heeft inmiddels middelen vrijgemaakt om de instroomstop op te heffen. Ook heeft het een Taskforce ingesteld om samen met het veld de noodzakelijke aanpassingen in de huidige Amsterdamse opvangketen te bepalen.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is voor een welvarend land als Nederland dat mensen onvrijwillig op straat moeten slapen?
Ja, mensen die volgens de Wmo 2015 in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang, moeten tenminste eerste opvang van gemeenten krijgen. Aan de hand van onderzoek bepalen gemeenten waar iemand verder het beste geholpen kan worden en zorgen zij – wanneer iemand naar een andere plek gaat – voor een warme overdracht.
Bent u ervan op de hoogte dat de gemeente Amsterdam kampt met oplopende tekorten in maatschappelijk opvang en beschermd wonen? Heeft u eerder signalen ontvangen dat de Rijksbekostiging niet toereikend is voor de gemeente Amsterdam om het grote aantal dak- en thuislozen op te vangen?
Ja, ik ben op de hoogte van de oplopende tekorten voor de maatschappelijke opvang bij de gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft mij hier de afgelopen periode tweemaal over geïnformeerd:
Ik voer met gemeenten intensief overleg over de knelpunten die zij in de praktijk tegenkomen en de middelen voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen.
Over de uitkomsten van het laatste bestuurlijk overleg met gemeenten (waarbij o.a. over de financiële middelen is gesproken) heb ik uw Kamer met de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang van 4 juli 2019 geïnformeerd2.
Wat is volgens u de oorzaak van het aantal stijgende dak- en thuislozen?
De G4 heeft in 2018 onderzoek laten doen naar dakloosheid. Het rapport «Signalen van toename van daklozen in de G4: feit of fictie? Quick scan van visies en cijfers over de ontwikkelingen in het aantal daklozen binnen verschillende subpopulaties»3 benoemt oorzaken voor dakloosheid die geïnterviewden hebben benoemd, zoals krapte op de woningmarkt.
In 2018 heeft het CBS op mijn verzoek onderzoek uitgevoerd om het inzicht in dakloosheid te vergroten. Uit het rapport «Inzicht in dakloosheid»4, dat ik eind 2018 met uw Kamer heb gedeeld, blijkt dat bij het merendeel van de daklozen een jarenlange opeenstapeling van problemen vooraf gaat. Het beeld dat dakloosheid (grotendeels) de consequentie is van een aantal specifieke life events – zoals baanverlies of echtscheiding (die zouden leiden tot «pechmannen» of «economisch daklozen») – is niet bevestigd in dit onderzoek.
Naar aanleiding van de meest recente cijfers van het CBS over het aantal daklozen in Nederland5 ben ik met het CBS in gesprek over het vergroten van het inzicht in de stijging.
Bent u ervan op de hoogte dat de stijgende vraag naar nachtopvang ook te maken heeft met het ontoereikende aanbod van ambulante begeleiding waardoor mensen terugvallen? Deelt u de zorgen dat beschermde woonvoorzieningen terdege niet te snel moeten worden afgebouwd omdat de klinische GGZ-capaciteit niet toereikend is?
De gemeente Amsterdam heeft mij naar aanleiding van uw vragen gemeld dat sprake is van een toenemende vraag naar ambulante ondersteuning. De middelen die het college van B&W beschikbaar heeft gesteld, zijn ook deels ingezet op ambulante ondersteuning. Daarnaast heeft het college van B&W een Taskforce ingesteld (zie antwoord6.
Het is niet de bedoeling dat patiënten die een klinische ggz-behandeling nodig hebben, ten onrechte in een beschermde woonvoorziening terechtkomen en daardoor geen passende zorg krijgen. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten samen voldoende en passend zorgaanbod organiseren voor mensen met psychische stoornissen, zowel ambulant als klinisch. Om voldoende klinische plekken beschikbaar te houden, is het van belang dat zorg op tijd wordt afgeschaald. Hierover zijn in het hoofdlijnenakkoord ggz 2019–2022 afspraken gemaakt, ook in relatie tot het voorkomen van onnodig beroep op de nachtopvang.
De monitor Ambulantisering die ik jaarlijks aanbied aan uw Kamer, laat zien dat de afbouw van bedden zich de afgelopen jaren vooral richtte op plaatsen voor mensen met lichtere problematiek. Patiënten met lichtere problematiek kunnen ook in de thuisomgeving behandeld worden. Daarbij staat Nederland in internationaal perspectief qua aantallen klinische bedden nog steeds hoog. In december 2019 verwacht ik de volgende versie van de monitor Ambulantisering. Die zal ik u te zijner tijd toesturen.
Speelt een opvangstop ook in andere gemeenten?
Ik heb van een aantal gemeenten signalen ontvangen dat de opvang (regelmatig) vol is. Mede naar aanleiding van deze signalen en de nieuwste cijfers van het CBS over het aantal daklozen in Nederland ga ik hierover met hen in gesprek.
Wat gaat u als stelselverantwoordelijke ondernemen om het aantal dak- en thuislozen terug te dringen? Bent u van plan om te interveniëren en in Amsterdam de nood bij organisaties die hulp bieden aan dak- en thuislozen op korte termijn op te lossen?
Bij het antwoord op vraag 2 gaf ik reeds aan dat het college van B&W van de gemeente Amsterdam middelen heeft vrijgemaakt om de instroomstop op te heffen en een Taskforce heeft ingesteld om samen met het veld de noodzakelijke aanpassingen in de huidige Amsterdamse opvangketen te bepalen. Ik vind dit een adequate oplossing voor de situatie die was ontstaan.
Op dit moment werk ik op verschillende manieren samen met gemeenten aan een betere ondersteuning van daklozen. In de Meerjarenagenda Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang staan de thema’s centraal waarop lokale, regionale en landelijke partijen intensiever willen samenwerken om de implementatie van de visie van de commissie Toekomst beschermd wonen (oftewel: de commissie Dannenberg) te versnellen. Daarbij zet ik samen met betrokken partijen enerzijds in op een versnelling van de lokale en regionale samenwerking en anderzijds op de landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen.
Met het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren wil ik een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren (18–27 jaar) realiseren en de integrale ondersteuning op alle levensgebieden van de jongere verbeteren.
Via de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang van 4 juli7 heb ik uw Kamer over de stand van zaken van beide trajecten geïnformeerd.
Naar aanleiding van de nieuwste cijfers van het CBS over het aantal daklozen in Nederland bekijk ik op dit moment hoe de aanpak geïntensiveerd en/of versneld kan worden.
Het bericht ‘Personeel spoedeisende hulp LUMC: patiëntenzorg in gevaar’ |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het personeel van de spoedeisende hulp van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) ervoor waarschuwt dat de patiëntenzorg in het ziekenhuis in gevaar is? Wat is daarnaast uw reactie op de vrees van een afdelingshoofd van de spoedeisende hulp die zich vrijwel dagelijks zorgen maakt over de kwaliteit en veiligheid voor de patiënten?1
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken.
Wat is er gedaan met de waarschuwingen aan de ondernemingsraad (OR), het divisiebestuur en de Raad van Bestuur die het personeel het afgelopen anderhalf jaar meerdere keren heeft geuit, onder andere dat er sprake is van een chronisch tekort aan personeel, er geen tijd is om de verplichte bijscholingen te volgen, het voordoen van onveilige situaties voor patiënten en dat incidenten minder worden gemeld? Bent u van mening dat er door de partijen voldoende is gedaan met de waarschuwingen?
Zie mijn beantwoording onder 1.
Vindt u de huidige situatie ook zorgwekkend? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. De Inspectie heeft kennisgenomen van de informatie van de raad van bestuur van het LUMC over de huidige situatie op de SEH. De Inspectie heeft mij laten weten dat zij geen aanleiding hebben om te veronderstellen dat er op dit moment sprake is van onaanvaardbare risico’s. Wel is het van belang dat het LUMC doorgaat met de ingezette acties en waar nodig ook nieuwe verbetermaatregelen treft. Daarbij moet de raad van bestuur de effecten van deze maatregelen monitoren. De Inspectie heeft de raad van bestuur daarnaast gevraagd om specifiek informatie over de werkdruk voor de medewerkers te analyseren en deze te blijven monitoren. Het is immers van belang dat zorgaanbieders zelf ook gezond blijven en zich veilig voelen bij de zorg die zij moeten leveren.
Hoe reageert u op het bericht dat het LUMC toegeeft dat er capaciteitsproblemen zijn op de afdeling spoedeisende hulp maar dat het volgens het ziekenhuis te vroeg is om conclusies te trekken omdat het onderzoek nog loopt? Bent u van mening dat de ernstige problemen die bestaan niet langer op een oplossing kunnen wachten aangezien het personeel al anderhalf jaar lang aan de bel trekt?2
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. Aanvullend kan ik melden dat het LUMC mij en de Inspectie op 26 juni 2019 schriftelijk heeft laten weten dat zij ook een externe onderzoekscommissie hebben ingesteld. Deze externe commissie zal de ziektegeschiedenis van de patiënt vanaf het moment van aankomst op de SEH tot aan zijn overlijden onderzoeken. Hierbij zal ook worden onderzocht of drukte op de SEH een rol heeft gespeeld. De raad van bestuur van het LUMC heeft de commissie gevraagd binnen zes weken na de start een rapport te mogen ontvangen.
Wanneer is het betreffende onderzoek door het LUMC gestart, wanneer zal het onderzoek naar verwachting afgerond worden en wat wordt er precies onderzocht?
Zie antwoord vraag 4.
Vreest u ook een onhoudbare situatie als per 1 juli 2019 het Bronovo-ziekenhuis in Den Haag haar deuren sluit waardoor het aantal patiënten voor de spoedeisende hulp van het LUMC naar alle waarschijnlijkheid nog verder zal toenemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van het verzoek van de Vaste Kamercommissie over de drukte op de spoedeisende hulp van het LUMC van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 247, nr. 287). Conform het commissieverzoek heb ik bij de beantwoording van dat verzoek reeds uw Schriftelijke Vragen betrokken. De informatie treft u aan onder de paragraaf «Voorbereidingen in het ROAZ op sluiten SEH op locatie Bronovo».
Het ROAZ zal in de weken na sluiting van de SEH van het Bronovo met de ziekenhuizen nauw contact houden over de gevolgen van de sluiting. Hierbij wordt gedacht aan de mogelijke veranderingen van aantal patiënten per dag, aantal opnames en eventuele problemen die daaruit voortvloeien. Daarbij zullen zij de mogelijke SEH-stops die bij gebruik van het Acuut Zorgportaal worden afgegeven nauwlettend in de gaten houden. Het LUMC laat weten dat zij vanaf 24 juni 2019 start met een dagelijks beddencapaciteitsoverleg om de capaciteit (instroom, doorstroom en uitstroom) continu te monitoren. Het eerstvolgende Bestuurlijk ROAZ staat gepland op 15 juli 2019. Hierin zullen ook de gevolgen van sluiting van SEH van het Bronovo worden besproken. Waar wenselijk zal er in de zomer een extra ROAZ worden ingelast om de effecten en nodige regionale maatregelen te treffen.
De toezichthouders zullen de komende tijd erop toe blijven zien dat de patiëntveiligheid en de continuïteit van zorg op de SEH van het LUMC gewaarborgd is en dat de zorgverzekeraars hun rol ten aanzien van zorgplicht op een goede wijze vervullen.
Hoe oordeelt u over de bereikbaarheid en spreiding van spoedeisende hulp in de regio op basis van deze ernstige waarschuwingen van het personeel over de grote drukte op de spoedeisende hulp in het LUMC en de bevestiging van het LUMC dat er inderdaad sprake is van capaciteitsproblemen? Wat zijn de gevolgen als daarnaast over twee weken de spoedeisende hulp van het Bronovo sluit voor de bereikbaarheid en spreiding van de spoedeisende hulp in de regio?
Zie antwoord vraag 6.
Is het niet wenselijk, gezien de druk op de spoedeisende hulp van het LUMC, de spoedeisende hulp in het Bronovo ziekenhuis open te houden? Wilt u uw invloed aanwenden om deze ongewenste sluiting te voorkomen? Kunt u uw standpunt en handelingen toelichten?
Ik zie hiertoe – gegeven de informatie die ik heb en aan uw Kamer heb verstrekt – geen aanleiding.
Het bericht dat Rotterdam The Hague Airport straffeloos het afgesproken aantal nachtvluchten kan overschrijden |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Luchthaven kan ongestraft maximaal aantal nachtvluchten overschrijden» en «Bezwaar tegen toegenomen nachtvluchten Rotterdam The Hague Airport ongegrond»?1 2
Ja.
Erkent u dat het per convenant tussen rijk, gemeenten, luchthaven en bewoners afgesproken maximaal aantal nachtvluchten vanaf Rotterdam The Hague Airport (maximaal 849 starts en landingen tussen 23.00 uur en 7.00 uur) ruimschoots wordt overschreden en er daardoor nu inmiddels sprake is van circa 1.300 nachtvluchten per jaar? Zo nee, hoe zit het dan?
In de toelichting op het Aanwijzingsbesluit Rotterdam The Hague Airport uit 2010 is aangegeven dat voor wat betreft het nachtverkeer op de luchthaven een strak afsprakenkader geldt. Er zijn meerdere acties uitgevoerd om hieraan invulling te geven. Zo wordt de omvang van het nachtverkeer door de luchthaven maandelijks gemonitord, zijn de luchthaventarieven in de nacht verhoogd en gaat de rijksoverheid zeer terughoudend om met gebruik van de luchthaven in de nacht. De afspraak is gemaakt om voor de nacht uit te gaan van 849 vluchten. Deze zijn dan ook (als onderdeel van de invoerset voor het MER) meegenomen bij het bepalen van de totale gebruiksruimte die de luchthaven vergund heeft gekregen. En op deze totale gebruiksruimte wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport gehandhaafd. Afgelopen jaren hebben meer nachtvluchten plaatsgevonden dan deze streefwaarde voor het aantal nachtvluchten. De oorzaak daarvan is gelegen in het feit dat sinds 2011 de traumahelikopter gedurende de gehele nacht ingezet mag worden en het gebruik daarvan flink is toegenomen. Zo vonden in 2018 in totaal 477 nachtvluchten plaats voor redding en hulpverlening (met name door de traumahelikopter). Ten tijde van de totstandkoming van de bestuurlijke afspraak was nog niet duidelijk dat de traumahelikopter ook ’s nachts ingezet mocht worden. Het toegenomen nachtelijk gebruik dient volledig plaats te vinden binnen de totale gebruiksruimte die aan de luchthaven is vergund. Die totale ruimte wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gehandhaafd. Indien sprake is van een overschrijding van de vergunde ruimte, dan zal de ILT onderbouwd een maatregel opleggen.
Hoe verklaart u de grove overschrijding van het per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten vanaf Rotterdam The Hague Airport?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Welke extra uitstoot van schadelijke stoffen en gassen is er tot nu toe gepaard gegaan met de overschrijding van het per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten vanaf Rotterdam The Hague Airport?
De uitstoot van schadelijke stoffen en gassen als gevolg van het nachtelijk verkeer op Rotterdam The Hague Airport (RTHA) wordt niet specifiek in kaart gebracht. Een permanente controle op het naleven van de landelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit vindt plaats zowel op basis van metingen (zie https://www.lml.rivm.nl/meetnet/index.php en https://www.luchtmeetnet.nl/) als heel gedetailleerd op basis van een combinatie van metingen en berekeningen (zie www.nsl-monitoring.nl).
In Nederland gelden landelijke wettelijke grenswaarden voor stoffen uit de Wet Milieubeheer (o.a. stikstofdioxide en fijnstof). Deze worden in het geval van RTHA niet overschreden.
Erkent u dat burgers verwachten dat er bij overschrijding van een per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten zal worden ingegrepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarop uw inzet?
Het ministerie heeft de afgelopen jaren op meerdere momenten contact gehad met de luchthaven en de regionale overheden (verenigd in de Bestuurlijke regiegroep Rotterdam, BRR) over deze situatie. Door de luchthaven wordt conform afspraak de omvang van het nachtelijk verkeer ook gemonitord. Verder is door het ministerie in contacten met de vereniging Bewoners Tegen Vliegoverlast (BTV) uiteengezet hoe de situatie rond het aantal nachtvluchten is ontstaan en hoe daarmee wordt omgegaan. Daarbij is aangegeven dat de hoeveelheid nachtverkeer op de luchthaven de afgelopen jaren is toegenomen en uitkomt boven de streefwaarde van 849. Deze stijging komt voort uit een stijging van het gebruik van de traumahelikopter. Dit type vluchten is van dusdanig maatschappelijke belang dat hiervoor volgens het ministerie altijd voldoende gebruiksmogelijkheden moeten zijn.
In 2017 heb ik de BRR gevraagd naar haar standpunt ten aanzien van het aantal nachtvluchten, gelet op de toename boven het streefgetal. De BRR heeft toen aangegeven in het advies over draagvlak voor de ontwikkelingsplannen van de luchthaven hierop terug te komen. In dat advies heeft de BRR aangegeven om in het toekomstige luchthavenbesluit een maximum aantal vliegtuigbewegingen in de nachtperiode (23:00 – 07:00 uur) door het ministerie te laten vastleggen, zodat dit aantal ook kan worden gehandhaafd. Het nachtelijk verkeer voor maatschappelijke vluchten (waaronder vluchten met de traumahelikopter) kan hier volgens de BRR van uitgezonderd worden. Ik zal deze optie dan ook serieus bezien. Verder bezie ik in de Luchtvaartnota hoe met de gebruiksmogelijkheden van maatschappelijk verkeer in relatie tot het commerciële verkeer moet worden omgegaan.
Erkent u dat door niet te handhaven op de ruimschootse overschrijding van het per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten op Rotterdam The Hague Airport veel mensen het vertrouwen in dergelijke afspraken totaal hebben verloren? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat er bij overschrijding van een per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten zou moeten worden ingegrepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarop uw inzet?
Zie mijn antwoord op vraag 5. Verder verdient vermelding dat het niet mogelijk is om te handhaven op een maximum aantal nachtvluchten indien daarvoor geen basis is in regelgeving. Dit is ook bevestigd in een uitspraak van de rechtbank3 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State4.
Wat is in uw ogen de waarde van een dergelijk convenant als de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) niet kan handhaven op schending van de afspraken?
De bestuurlijke afspraak tussen ministerie en regionale overheden is destijds gemaakt na een uitgebreid traject van onderzoek naar mogelijke hinderbeperkende maatregelen. De afspraak heeft ertoe geleid dat de luchthaven maandelijks rapporteert over het nachtelijk verkeer en dat Rijk, provincie, gemeenten en luchthaven in overleg zijn en blijven over de omvang van het nachtelijk verkeer. Tegelijkertijd constateer ik de wens om gemaakte afspraken ook handhaafbaar te maken. Daarom zal ik die optie ook serieus bezien in het kader van het vast te stellen Luchthavenbesluit voor Rotterdam The Hague Airport.
Hoever bent u nog bereid om deze overschrijding van het per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten vanaf Rotterdam The Hague Airport verder te laten oplopen, voordat er naar uw inzicht alsnog moet worden ingegrepen?
Zie mijn antwoorden op de vragen 5 en 8.
Ziet u het uitblijven van handhaving op de ruimschootse overschrijding van het per convenant afgesproken maximaal aantal nachtvluchten op Rotterdam The Hague Airport als politiek-bestuurlijke dwaling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate komen omwonenden van Rotterdam The Hague Airport in aanmerking voor een schadevergoeding?
Nee, zie mijn antwoord op vraag 8 hierover.
Een schadevergoeding is niet aan de orde, omdat een toename van het nachtelijk verkeer binnen de algemene gebruiksruimte moet worden geaccommodeerd, die is vastgelegd in regelgeving. Die totale ruimte wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gehandhaafd. Indien sprake is van een overschrijding van de vergunde ruimte, dan zal de ILT een maatregel opleggen.
Hoe verhoudt het in stand houden van structurele geluidsoverlast zich tot de nationale en internationale grondrechten, zoals de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Europees Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?
De hoeveelheid gebruiksruimte is vastgelegd in de Omzettingsregeling luchthaven Rotterdam. De rechtmatigheid van de Omzettingsregeling staat niet ter discussie. Het gebruik moet binnen de vastgelegde grenswaarden voor de geluidbelasting blijven en indien deze grenswaarden overschreden worden, dan kan hierop worden gehandhaafd.
Ook moet worden benadrukt dat toegang tot de rechter verzekerd is. Een rechterlijke uitspraak met betrekking tot dit onderwerp, waaraan al gerefereerd wordt in mijn antwoord op vraag 7, bevestigt dit.
Kunt u inzichtelijk maken wat de juridische mogelijkheden zijn die de Bewoners tegen Vliegtuigoverlast (BTV) nu nog hebben?
De rechtmatigheid van regelgeving kan ter discussie worden gesteld bij de civiele rechter. Ook kan bij de ILT een verzoek om handhaving worden ingediend (zie mijn antwoord op vraag 11). Tegen de afwijzing hiervan kunnen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen worden aangewend.
Kunt u inzichtelijk maken welke kosten er ongeveer gepaard zullen gaan met het zetten van deze stappen?
Dat is onder meer afhankelijk van omvang of waarde van de civiele vordering die wordt ingesteld en wie de eiser, een natuurlijk- of een rechtspersoon, is. Voor de kosten hiervan kan ik verwijzen naar de (bijlage bij de) Wet griffiezaken burgerlijke zaken. In een civiele procedure geldt een verplichte procesvertegenwoordiging, tenzij het om een zaak bij de kantonrechter gaat. Ook voor het instellen van bestuursrechtelijke rechtsmiddelen wordt griffierecht geheven. Daarvoor kan ik verwijzen naar de Algemene wet bestuursrecht. Voor beroep en hoger beroep gelden verschillende tarieven. In een bestuursrechtelijke procedure geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging. Op www.rechtspraak.nl staan alle tarieven vemeld en wordt een toelichting verstrekt bij de kosten die gepaard gaan met het aanwenden van rechtsmiddelen.
Erkent u dat er stevige financiële barrières bestaan om deze laatste juridische stappen te zetten? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat het zetten van juridische stappen financiële consequenties heeft, maar ik heb geen aanwijzingen dat dit leidt tot barrières voor de toegang tot de rechtsgang.
Deelt u de mening dat het burgers niet (schier) onmogelijk gemaakt zou mogen worden om hun gelijk te halen bij de rechter? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
Bent u bereid om financiële ondersteuning te organiseren voor de juridische strijd van burgergroepen, zoals de BTV bij het zetten van dergelijke juridische stappen? Zo nee, waarom niet?
In Nederland bestaat een systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand. Onder bepaalde voorwaarden kan hier aanspraak op gemaakt worden. Ik zie geen aanleiding om aanvullend op dit syteem in financiële ondersteuning te voorzien.
Kent u de berichten «ILT: last onder dwangsom voor Maastricht Aachen Airport» en «Overschrijdingen late vluchten Maastricht Aachen Airport vaak door Corendon»?3 4
Ja.
Hoe verhoudt de situatie op Rotterdam The Hague Airport zich tot de berichtgeving dat de ILT een last onder dwangsom heeft opgelegd aan Maastricht Aachen Airport voor een ten onrechte toegestane nachtvlucht?
Maastricht Aachen Airport is tussen 23.00 uur en 06.00 uur gesloten. Op grond van de Omzettingsregeling luchthaven Maastricht gelden hiervoor twee uitzonderingen:
De ILT heeft in 2018 een overtreding van de extensieregeling geconstateerd. Hierop heeft de ILT handhavend opgetreden. Een en ander is opgenomen in de recent gepubliceerde «Handhavingsrapportage Maastricht Aachen Airport gebruiksjaar 2018».
Op Rotterdam The Hague Airport zal ook gehandhaafd worden indien er wordt gevlogen in de nacht terwijl dit op grond van de Omzettingsregeling luchthaven Rotterdam niet is toegestaan. In de Omzettingsregeling luchthaven Rotterdam zijn meerdere uitzonderingen geformuleerd op grond waarvan vliegtuigen in de nacht mogen vliegen. Net als op Maastricht geldt bijvoorbeeld een uitzondering voor vluchten in nood of vluchten ten behoeve van reddingsacties of hulpverlening.
Hoe verhouden de afspraken over nachtvluchten op Rotterdam The Hague Airport zich tot de afspraken over nachtvluchten op de andere Nederlandse luchthavens (tijdstippen, aantallen vluchten, juridische afdwingbaarheid, aantal overschrijdingen en aard van de overschrijdingen)?
RTHA kent net als de andere luchthavens openingstijden en uitzonderingen daarop. Voor alle luchthavens gelden de uitzonderingen, zoals in antwoord 18 voor Maastricht Aachen Airport zijn beschreven. RTHA kent echter meer uitzonderingen voor gebruik in de nacht dan de andere luchthavens, omdat RTHA de formele uitwijkluchthaven voor Schiphol is. Al deze uitzonderingen zijn in de Omzettingsregeling luchthaven Rotterdam opgenomen. Op het gebruik van de uitzonderingen wordt door de ILT getoetst en indien nodig handhavend opgetreden.
Uiteraard geldt op RTHA net als voor de andere luchthavens een bepaalde maximale gebruiksruimte. De voorschriften hierover zullen dwingend door de ILT worden gehandhaafd. Het ontbreken van een maximum aantal nachtvluchten is niet ongebruikelijk. Op de luchthavens Maastricht en Eelde geldt een dergelijk maximum eveneens niet.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De vragen zijn in volgorde beantwoord.
Het bericht ‘Friezin onterecht ingeschreven in Groningen: “Ik ben een Fries in hart en nieren”’ |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Friezin onterecht ingeschreven in Groningen: «Ik ben een Fries in hart en nieren»»?1
Ja.
Is het waar, dat een inwoonster van Dokkum abusievelijk is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Groningen?
Ik heb naar aanleiding van het artikel en de vragen van uw Kamer contact laten opnemen met zowel de gemeente Groningen als de gemeente Noardeast-Fryslân (waar Dokkum onderdeel van is). Zij bevestigden dat een inwoonster van Dokkum per abuis ingeschreven was als inwoonster van Groningen. Dit is inmiddels met terugwerkende kracht hersteld2. Ik kan me goed voorstellen dat mevrouw geschrokken is en ben blij dat de registratie nu weer op orde is.
Op grond van welke verklaring is de betrokken inwoonster van Dokkum ingeschreven in Groningen?
Dat blijkt te zijn gebeurd op grond van aangifte van verhuizing van een daartoe wettelijk bevoegde medebewoner. Zie voor verdere toelichting het antwoord op vraag 5.
Hoe beoordeelt u de reactie van de gemeente Groningen, «dat de zoon van Ytsje waarschijnlijk een vergissing heeft gemaakt»?
Het is lastig een oordeel over deze reactie te geven; ik kan me alleen baseren op wat in het artikel staat en wat de gemeenten mij hebben laten weten. Ik weet niet hoe het gesprek verlopen is en bijvoorbeeld ook niet met welke toon het is gezegd. Het blijkt inderdaad om een vergissing van de zoon te zijn gegaan, dus in die zin is de reactie inhoudelijk correct. Als een burger zich bij de gemeente meldt in een geval als dit, behoort de gemeente uit te zoeken wat er precies aan de hand is en indien nodig contact op te nemen met de andere betrokken gemeente. Als duidelijk is wat aan de hand is, moet de registratie worden gecorrigeerd. Groningen en Noardeast-Fryslân hebben dit inmiddels gedaan.
Is het waar dat een burger ingeschreven kan worden in een andere gemeente, zonder dat hij of zij daarom gevraagd heeft en zonder dat hij of zij daarvan op de hoogte gesteld wordt?
Inschrijven in een andere gemeente zonder dat de persoon er zelf om gevraagd heeft is in een aantal gevallen mogelijk. Onder andere als een daartoe wettelijk bevoegde persoon aangifte van verhuizing heeft gedaan voor de betreffende burger. Wie wettelijk bevoegd is, is geregeld in de wet BRP (artikel 2.48 en 2.49) en het Besluit BRP (artikel 30). Meerderjarige kinderen kunnen op grond daarvan aangifte doen van verhuizing van ouders, net als ouders dat voor hun (al dan niet meerderjarige) kinderen kunnen doen en gehuwden/geregistreerd partners dat voor elkaar. Het moet dan wel gaan om hetzelfde woonadres, dus als de personen naar verschillende adressen verhuizen kan het niet. Daarnaast is ook ambtshalve inschrijving op een adres mogelijk, als een persoon zelf zijn verhuizing niet meldt, maar de gemeente op basis van onderzoek constateert dat die persoon op een bepaald adres in de gemeente woont.
Overigens dient de gemeente de persoon/personen die wordt/worden ingeschreven wel op de hoogte te stellen3. Hoe dat gebeurt hangt van gemeentelijk beleid af. De gemeente Groningen heeft de persoon die digitaal aangifte heeft gedaan een bevestiging per mail gestuurd en een brief naar het (nieuwe) woonadres gestuurd.
Wat zijn de consequenties van een onjuiste inschrijving in de basisregistratie personen?
Dat is niet in zijn algemeenheid te zeggen, maar hangt van de persoonlijke omstandigheden van de betreffende persoon en van de aard van de onjuiste inschrijving af. Hoe dan ook is onjuiste inschrijving in de BRP zeer onwenselijk, omdat overheidsorganisaties gebruik maken van de gegevens uit de BRP bij het bepalen van rechten en plichten van de burger4. Denk aan deelname aan verkiezingen, recht op toeslagen, aanslagen voor gemeentelijke belastingen et cetera.
Deelt u de mening dat een ondubbelzinnige verklaring van de betrokkene nodig is voor de verwerking van een verhuizing in de basisregistratie personen, gezien de consequenties van een onjuiste inschrijving?
Nee, want dat is niet in alle gevallen nodig. Er is zorgvuldig overwogen in welke gevallen het wel en niet nodig is, juist ook ter voorkoming van onnodige administratieve lasten voor de burger. Als een gezin binnen Nederland verhuist, is aangifte door een van de ouders bijvoorbeeld voldoende, die persoon kan aangeven wie er meeverhuizen. Eén formulier invullen in plaats van twee of meer; het lijkt me niet wenselijk dat te veranderen. Verder is aangifte verplicht, en kan de gemeente, zoals ook bij vraag 5 aan de orde kwam, ook ambtshalve inschrijven. Er zijn immers personen die met opzet geen aangifte van verhuizing doen, en ook personen die niet in staat zijn aangifte te doen. In beide gevallen moet zonder verklaring ingeschreven kunnen worden.
Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat burgers worden ingeschreven in een andere gemeente, zonder dat zij daarom hebben gevraagd en zonder dat zij daarvan op de hoogte zijn gesteld?
De kwaliteit van de gegevens in de BRP heeft mijn voortdurende aandacht. Mochten mij berichten bereiken dat de in het artikel geschetste situatie regelmatig voorkomt en burgers daardoor in de knel zijn geraakt, dan zal ik erover in gesprek gaan met gemeenten. Vooralsnog is dat niet het geval.
De bestorming van de al-Aqsa compound door honderden kolonisten gesteund door Israëlische militairen |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Al Jazeera News «Israeli forces and settlers enter Al-Aqsa Mosque compound»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de bestorming van de al-Aqsa compound door kolonisten, onder begeleiding van Israëlische militairen, op internationaal erkend Palestijns grondgebied?
De Tempelberg/Haram al-Sharif is van groot belang voor Palestijnen en Israëliërs, om religieuze en politieke redenen. Het is in onderhandelingen een van de moeilijkste onderwerpen gebleken om overeenstemming over te vinden. Er is een ongeschreven set afspraken over de wijze waarop de Tempelberg/Haram al-Sharif wordt bestuurd en omgegaan wordt met religie en bezoeken. Deze afspraken over de status quo staan bezoeken van niet-moslims aan de Tempelberg/Haram al-Sharif toe, maar staan niet toe dat zij er bidden. Sinds 1967 hebben Israël en de Jordanië gezegd deze status quo te respecteren, maar er zijn vaak verschillen van mening over wat de status quo precies inhoudt. Incidenten kunnen snel tot spanningen leiden in Jeruzalem en daarbuiten. Er is aan beide zijden diep wantrouwen over de intenties.
Nederland en de EU hebben meermaals bij alle betrokkenen erop aangedrongen de status quo te handhaven, zeker in tijden van oplopende spanningen. Dat is gedaan in EU Raadsconclusies, in verklaringen en bilaterale gesprekken. Het kabinet onderschrijft het belang van het nakomen van deze afspraken, inclusief over coördinatie van bezoeken.
Welke concrete handelingen en acties heeft u getroffen nadat de onderhavige berichtgeving tot u is genomen? Indien u geen noemenswaardige handelingen en (vervolg)acties heeft getroffen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw opvatting over het beschieten van demonstranten met rubberen kogels en traangas?
Het gebruik van geweldsmiddelen voor openbare ordehandhaving moet proportioneel en noodzakelijk zijn.
Keurt u de zoveelste schending van de gemaakte afspraken over de toegang tot en beheer van de al-Aqsa compound door de Israëlische autoriteiten af? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de bestorming van de Al-Aqsa compound het toonbeeld van het falen van de Israëlische overheid is en van hetgeen de bezoekers van de Al- Aqsa compound dagelijks ervaren, namelijk intimidatiepolitiek? Zo nee, welk ander woord voor intimidatiepolitiek vindt u op zijn plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de Israëlische autoriteiten structureel falen om onpartijdig en eerlijk op treden met als doel om vrede, stabiliteit en rust te handhaven in de Al-Aqsa compound? Zo nee, waarom niet?
De verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor rust op de Tempelberg/Haram al-Sharif ligt primair bij de Waqf. De Waqf is een stichting die gesteund wordt door Jordanië, maar in wiens bestuur ook de PA vertegenwoordigd is. De Waqf en de Israëlische politie onderhouden regulier contact. Daarbij heeft de handhaving van de status quo altijd een belangrijke rol gespeeld. De samenwerking tussen de Waqf en de Israëlische politie staat onder druk, omdat de Israëlische politie de Waqf steeds vaker op afstand houdt en niet-islamitische gebeden oogluikend zou toestaan. Het kabinet vindt het voor de rust en stabiliteit in de Oude Stad van Jeruzalem van belang dat alle partijen zich houden aan de status quo.
Veroordeelt u het handelen van de Israëlische autoriteiten in de Al-Aqsa compound in het bezette Oost-Jeruzalem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om zich in te zetten om eventuele bestormingen en andere agressieve handelingen, onder toeziend oog van de Israëlische autoriteiten, in de al-Aqsa compound in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Jordanië, de Palestijnse Autoriteit en Israël hebben veelvuldig contact over de Tempelberg/Haram al-Sharif, met als inzet eventuele spanningen weg te nemen en de status quo te behouden. In het verleden heeft de VS bemiddeld tussen deze partijen, om spanningen weg te nemen. Nederland moedigt de partijen aan om via de bestaande kanalen eventuele spanningen weg te nemen. Nederland speelt echter geen bemiddelende rol in deze kwestie, en is ook niet door de partijen gevraagd een dergelijke rol op zich te nemen.
Deelt u de mening dat een onpartijdige entiteit die enkel belang heeft bij het faciliteren en bewerkstelligen van vrede, rust en stabiliteit in Oost-Jeruzalem, zoals de Verenigde Naties, de veiligheid in Oost-Jeruzalem zou moeten bewaken? Zo nee, waarom niet?
Nee. De afgelopen jaren hebben Israël, de Palestijnse Autoriteit en Jordanië aangetoond dat zij in staat zijn, soms met moeite en soms met externe hulp, om afspraken te maken over de heilige plaatsen in Jeruzalem, die van groot belang zijn voor alle drie de monotheïstische religies. Het kabinet is voorstander van deze directe contacten, omdat dit werkt en de partijen hiermee in gesprek zijn over een van de meest gevoelige kwesties voor een toekomstig vredesakkoord. Voor een onafhankelijke waarnemersmissie zou een akkoord tussen deze drie partijen noodzakelijk zijn. Het is niet aannemelijk dat zij daarmee in zouden stemmen, omdat ze dan alle drie een deel van hun invloed zouden moeten afstaan.
Bent u bereid om zich binnen VN-verband hard te maken om een internationale missie op te stellen om vrede, rust en stabiliteit te laten terugkeren in Oost-Jeruzalem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Voorwaardelijke toelating van Spinraza tot het basispakket |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe rijmt u de uitspraak die u deed tijdens het algemeen overleg Geneesmiddelenbeleid op 6 juni 2019 over een zo snel mogelijke start van de behandeling van SMA patiënten met Spinraza met het nieuws dat de eerste behandelingen in het vroegste geval 1 januari 2020 van start gaan?1
In het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid van 6 juni 2019 heb ik aangegeven mij tot het maximale in te spannen om het voorwaardelijke toelatingstraject zo snel mogelijk te kunnen starten. Ik heb daarom ook aangegeven dat we gezamenlijk met partijen inzetten op het stapsgewijs starten van de behandelingen per uiterlijk per 1 januari 2020. Ik probeer deze periode uiteraard zoveel mogelijk te bekorten. Tijdens het VAO Geneesmiddelenbeleid heb ik daarom ook de motie van leden mevr. Ellemeet en mevr. Agema over het zo snel mogelijk starten van het traject overgenomen.
Ik heb aangegeven dat dit een gezamenlijk voorbereidingstraject betreft samen met het UMC Utrecht, de patiëntenvereniging en de leverancier. Waar het de stappen betreft die bij hoofdzakelijk het Ministerie van VWS liggen heb ik aangegeven dat deze geen vertragende factor zullen vormen. Het cruciale pad van de voorbereiding is gelegen in de noodzakelijke zorginhoudelijke voorbereidingen die het UMC Utrecht treft om de behandelcapaciteit op te bouwen.
Deelt u de mening dat SMA patiënten zo snel mogelijk toegang moeten krijgen tot Spinraza omdat elke dag voor hen telt en zij spierfuncties die zij verliezen niet meer terug krijgen?
Uiteraard deel ik deze mening. Samen met de betrokken partijen zet ik mij daarom ook tot het uiterste in om zo snel mogelijk de voorwaardelijke toelating van Spinraza van start te laten gaan. Ik sta in nauw contact met alle partijen om de voortgang te bespreken en voortdurend te bekijken waar versnelling mogelijk is. Ook in de zomerperiode wordt hieraan hard doorgewerkt door alle partijen. Na het zomerreces zal ik de Tweede Kamer een voortgangsbrief toesturen over de stand van zaken van de voorbereiding van het voorwaardelijke toelatingstraject Spinraza.
Deelt u de mening dat de voorbereiding van het behandelcentrum, het vastleggen van afspraken in een convenant en het maken van financiële afspraken met de fabrikant, geen half jaar hoeft te duren en het een kwestie van wilskracht is om hier vaart mee te maken?
Dat deel ik niet. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 13 juni en in het VAO Geneesmiddelenbeleid van 18 juni is het kritieke pad van de voorbereiding gelegen in de opbouw van de behandelcapaciteit van het UMC Utrecht. De patiëntengroep die straks in behandeling wordt genomen is omvangrijk, waarbij het gaat om een langdurig behandeltraject met een complexe toedieningsprocedure en een uitgebreid nazorgtraject. Het kost tijd om te doordenken hoe deze grote instroom kan plaatsvinden zonder dat het ten koste gaat van de kwaliteit van zorg aan andere patiëntengroepen. Ook sta ik in nauw contact met de patiëntenorganisatie. De patiëntenorganisatie is op de hoogte van het voorgestelde tijdspad en heeft mij laten weten zich, samen met de nadere partijen, tot het uiterste te zullen inspannen om dit tijdspad tot een minimum te beperken.
Wat gaat u doen om de behandelingen nog deze maand van start te laten gaan, omdat het hier om mensenlevens gaat?
Zoals ik reeds heb aangegeven is het volgens het UMC Utrecht niet haalbaar om de behandelingen nog deze maand van start te laten gaan. Het UMC Utrecht heeft tijd nodig om het zorgpad voor deze instroom van patiënten goed te doordenken, zo nodig aan te passen en te bezien hoe deze nieuwe groep gecontroleerd in te laten stromen. Dit is belangrijk om de kwaliteit van zorg voor deze en andere patiëntengroepen binnen het centrum te borgen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg van Pakketbeheer van 26 juni 2019?
Ja.
Een verdienmodel van een uitzendbureau met een wurgcontract voor docenten |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Leraar waarschuwt tegen «wurgcontract» van uitzendbureau»?1 Hoe beoordeelt u dat een beginnende leerkracht die zou gaan werken via een Haags arbeidsbemiddelingsbureau, moest ontdekken dat hij daardoor voorlopig bij vrijwel geen enkele basisschool in Den Haag meer terecht kan voor een vaste baan?
Ja, dat bericht ken ik. Naar mijn mening toont het aan dat het belangrijk is dat leraren die via een uitzend- of bemiddelingsbureau willen gaan werken het contract vooraf goed lezen. Het is goed om leraren daarvoor te waarschuwen, zoals de leraar via dit bericht doet.
Zoals ik eerder heb aangegeven op antwoorden van uw Kamer over de inzet van uitzendbureaus, vind ik het onwenselijk wanneer de uitzendbureaus de schaarste op de arbeidsmarkt in het onderwijs aangrijpen om de tarieven te verhogen. De tarieven worden mede verhoogd omdat (potentiële) leraren worden verleid om voor hun te komen werken via op het eerste oog aantrekkelijker arbeidsvoorwaarden, zoals een hogere beloning en/of het beschikbaar stellen van een leaseauto. Hoewel het mijn beeld is dat dit uitwassen zijn, moet dit zoveel mogelijk worden voorkomen.
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van uitzendpersoneel, in overeenstemming met wat daarover is afgesproken in de cao. In PO-Raad-verband hebben besturen zich uitgesproken tegen de inzet van (te dure) uitzendbureaus. Op verschillende plekken proberen besturen daarom ook gezamenlijk tot afspraken te komen over de inschakeling van uitzendbureaus.
Acht u het acceptabel dat een arbeidsbemiddelingsbureau in een contract met de schoolbesturen vastlegt dat scholen een leerkracht die binnenkomt via dit bureau, daarna een bepaalde tijd – grofweg tussen een half en een heel jaar – alleen in vaste dienst mogen nemen als er een afkoopsom van zo’n 8.000 euro wordt betaald?
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het aanstellen van voldoende personeel om het onderwijs vorm te geven. Dat geldt ook voor de afspraken die bemiddelingsbureaus en besturen maken over de voorwaarden voor de inhuur van personeel.
Hoewel het niet ongebruikelijk is in de wereld van de uitzendbureaus dat er een afkoopsom wordt gevraagd wanneer een werkgever een werknemer overneemt van een uitzendbureau, vind ik het niet gewenst dat hier onderwijsgeld aan besteed wordt. De inzet zal moeten zijn dit te voorkomen (zie ook het antwoord op vraag 1).
Vindt u het ten opzichte van de betrokken leerkrachten een zinnig excuus dat het contract verder een zaak tussen het bureau en de school is en de leerkracht op papier nergens aan vastzit, maar uiteraard wèl de gevolgen ervan ondervindt in de vorm van geringe kansen op een vaste baan?
Uit de casus blijkt mijns inziens eens temeer het belang dat alle partijen vooraf bekend zijn met de voorwaarden. Voor alle betrokken partijen ligt daarbij een verantwoordelijkheid. Alleen dan kunnen de afzonderlijke partijen beoordelen of zij onder die voorwaarden een samenwerking aangaan.
Wat betekent de komst van zulke constructies voor de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep?
Zoals geantwoord op vraag 3 zitten er aan het werken via een uitzend- en detacheringsbureaus voor- en nadelen. Het is aan individuele leraren om een afweging te maken. Mijn advies aan hen zou wel zijn om voor een duurzaam dienstverband te kiezen.
Het bericht ‘Fiscaal verdrag drijft Amerikanen in Nederland tot wanhoop’ |
|
Helma Lodders (VVD), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fiscaal verdrag drijft Amerikanen in Nederland tot wanhoop»?1
Ja.
Kunt u een terugkoppeling geven van het gesprek dat u in mei heeft gehad in de Verenigde Staten?
Ik heb in de Verenigde Staten over de FATCA-problematiek gesproken op ambtelijk en politiek niveau met het Department of Treasury, de IRS en met Congress leden en hun staf. In deze gesprekken heb ik aandacht gevraagd voor de impact van de Amerikaanse (belasting)regelgeving op Nederlandse inwoners en voor de problemen die banken ondervinden met de naleving van de verplichtingen onder FATCA. In die gesprekken heb ik een aantal suggesties gedaan over hoe de problematiek die de FATCA regelgeving oplevert voor Nederlandse inwoners met de Amerikaanse nationaliteit kan worden verzacht. Specifiek is gesproken over aanpassingen in de SSN/TIN aanvraagprocedure, over de procedure om afstand te doen van de Amerikaanse nationaliteit, over knelpunten in de FATCA-regelgeving (zoals het eindigen van de huidige overgangsregeling eind 2019) en over het belang voor banken over meer duidelijkheid rondom het begrip significant non compliance. Alle gesprekspartners erkennen de problemen die spelen en zijn bereid na te denken over maatregelen. In samenspraak zijn het Department of Treasury en de IRS bereid om binnen bestaande wet- en regelgeving op zoek te gaan naar oplossingen. Mijn gesprekspartners spraken de verwachting uit om na de zomer duidelijkheid te geven over eventuele maatregelen.
In het verlengde van de FATCA problematiek is ook nog gesproken over de gevolgen van de Amerikaanse belastinghervorming voor kleine Nederlandse bedrijven. Specifiek is gesproken over de Amerikaanse transitiebelasting, die als doel heeft om voorafgaand aan de overgang naar een territoriaal stelsel de (nog) niet gerepatrieerde winsten van multinationals in een keer in de Amerikaanse heffing te betrekken. Deze heffing kan een onevenredige impact hebben op in Nederland wonende Amerikaanse onderdanen die een eigen bedrijf hebben.
Bent u bekend met het aantal Nederlandse «Accidental Americans» dat nog niet beschikt over een US TIN/SSN (Taxpayer Identification Number/Social Security Number) per 1 juni 2019?
De omvang van deze groep op 1 juni 2019 is mij niet bekend. Wel kan ik u de volgende gegevens melden. Uit onderzoek van de NVB bij 5 banken, waaronder de 3 grootbanken, is gebleken dat binnen de groep te rapporteren US persons een groep is te identificeren met als kenmerken: wonen in Nederland en te rapporteren op basis van een «US place of birth». Alhoewel binnen deze groep ook «echte» Amerikanen zitten die (tijdelijk) in Nederland wonen, is dit op basis van de beschikbare gegevens de meest geschikte manier om een inschatting te maken van de in de vraag bedoelde groep. Deze groep bestaat uit ruim 4.000 personen, van wie een kwart nog geen US TIN/SSN bezat op 31 december 2018. Deze groep van ongeveer 1.000 personen kan op termijn nog iets groter worden omdat door 4 van de 5 banken uit dit onderzoek alleen personen gerapporteerd worden met een banksaldo van 50.000 dollar. Het kan dus zijn dat inwoners van Nederland met de Amerikaanse nationaliteit op enig moment alsnog verzocht worden door hun bank om een US TIN/SSN aan te leveren.
Kunt u aangeven of het mogelijk is dat deze gehele groep personen nog voor de deadline van 1 oktober een SSN ontvangt? Zo ja, moeten de mensen dit individueel regelen of kan de overheid daarbij helpen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen garanties geven of en hoe snel de Amerikaanse overheid SSN-nummers afgeeft. Zoals de leden Lodders, Van Weyenberg en Slootweg aangeven in hun Kamervragen van 18 februari 2019 kan de doorlooptijd in specifieke situaties oplopen tot 9 maanden indien sommige relevante documenten nog niet beschikbaar zijn.
Mijn ministerie heeft de afgelopen jaren voortdurend aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid, snelheid en complexiteit van de aanvraagprocedure bij de Amerikaanse ambassade en het consulaat. De aanvraag van het SSN-nummer zelf blijft een individuele verantwoordelijkheid.
Is het al mogelijk dat banken kunnen volstaan met het rapporteren van de geboortedatum in plaats van een SSN, zoals u heeft aangegeven in uw antwoord op eerdere Kamervragen?2
Op grond van het huidige overgangsrecht is dat mogelijk. Dit overgangsrecht loopt eind van dit jaar af. Ik heb expliciet gesproken over een mogelijke verlenging van dit overgangsrecht met de Amerikanen tijdens mijn bezoek aan de VS. Een verlenging van de transitieperiode waarin banken kunnen volstaan met het rapporteren van de geboortedatum in plaats van een SSN, wordt echter niet voorzien door de VS. Wel wordt gekeken naar de mogelijkheden om de aanvraagprocedure SSN te vereenvoudigen en te verkorten.
Wat bent u voornemens te doen om te voorkomen dat deze groep Nederlanders, waaronder veel ondernemers, per 1 oktober zonder bankrekening zit?
De klantrelatie tussen een bank en een cliënt is allereerst een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen deze twee partijen. In die relatie speelt de overheid een beperkte rol. Bij het aangaan en continueren van een klantrelatie moet daarnaast de geldende wet- en regelgeving in acht worden genomen. Daarbij is wel een rol voor de overheid weggelegd.
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op Kamervragen van 18 maart 20193 ben ik bekend met het feit dat banken brieven met een steeds indringender toon aan hun rekeninghouders sturen over FATCA. In deze brieven vragen zij hun rekeninghouders die kwalificeren als US Person om extra gegevens – zoals hun Amerikaanse burgerservicenummer (US TIN of SSN) – aan te leveren. Banken hebben immers de verplichting om gegevens te verzamelen over alle US Persons die een rekening bij deze bank aanhouden. Financiële instellingen vrezen dat bij het niet volledig voldoen aan de Amerikaanse verplichtingen, de Amerikaanse autoriteiten de Nederlandse financiële instelling als significant non compliant zullen aanmerken en vrezen dat als gevolg daarvan forse (Amerikaanse) sancties worden opgelegd.
Ik snap de onzekerheid van de financiële instellingen. Tegelijkertijd deel ik de angst dat – als gevolg van missende TIN/SSN’s – onverwijld forse Amerikaanse sancties worden opgelegd niet. Allereerst is in de gesprekken bevestigd dat bij eventuele tekortkomingen eerst consultatie plaatsvindt tussen de bevoegde autoriteiten van de VS en dat er altijd een periode van 18 maanden geldt om eventuele tekortkomingen in de gegevensuitwisselingen te herstellen. Significant non compliance en eventuele sancties zijn een echt ultimum remedium: het gezamenlijke doel is om belastingontduiking (het doelbewust niet betalen van belasting) tegen te gaan. In het verlengde daarvan zal – bij een eventuele consultatie tussen bevoegde autoriteiten – de Nederlandse opstelling zijn dat het niet voor de hand ligt dat missende TIN/SSN’s van personen die geen materiële belastingschuld hebben in de VS zullen leiden tot significant non compliance. Daarbij heb ik bij de VS aangedrongen om meer duidelijkheid te verstrekken wanneer er in hun ogen mogelijk sprake is van significant non compliance. Verder hoeven rekeningen met een saldo van minder dan 50.000 dollar (peildatum 31 december) niet gerapporteerd te worden. Missende TIN/SSN’s voor deze rekeningen spelen geen rol bij mogelijke significant non compliance.
In het verlengde van bovenstaande redenatie liggen de verplichtingen die financiële instellingen hebben op het gebied van basisbetaalrekeningen (op grond van een geïmplementeerde Europese richtlijn). Op grond hiervan zijn banken in Nederland – kort samengevat – verplicht om een basisbetaalrekening aan te bieden, tenzij er een weigeringsgrond van toepassing is. Een basisbetaalrekening is – kort gezegd – een betaalrekening waarbij geen debetstand mogelijk is. Het enkel ontbreken van een US TIN/SSN vormt voor de toepassing van deze wetgeving geen weigeringsgrond en kan daarmee geen aanleiding zijn om een basisbetaalrekening te weigeren of op te zeggen. Ik verwijs voor een nadere duiding naar de antwoorden op Kamervragen van 18 maart 2019.4
Herkent u zich in het beeld, geschetst door American Overseas, dat de informatievoorziening vanuit de overheid onvoldoende was? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat het voor Nederlanders die ook de Amerikaanse nationaliteit hebben lastig kan zijn om te voldoen aan de Amerikaanse regelgeving. Dat is complex en in sommige situaties onverwacht. Het is daarbij echter lastig voor de Nederlandse overheid om te adviseren hoe deze groep moet voldoen aan Amerikaanse regelgeving, zoals de Amerikaanse belastingaangifte.
De problematiek staat echter scherp op mijn radar en we doen wat we kunnen. Ik betrek daarbij ook de relevante partijen. Het Ministerie van Financiën heeft regulier en goed contact met belangenorganisaties van Nederlanders die ook de Amerikaanse nationaliteit hebben, waaronder Americans Overseas. Bij deze contacten worden ook de contacten met Nederlandse banken en hun belangenvertegenwoordigers betrokken. Ik heb vertegenwoordigers van deze groepen ook persoonlijk gesproken in voorbereiding op mijn bezoek aan de VS.
Welke stappen heeft u in Europees verband gezet om de situatie van de Accidental Americans aan te kaarten? Met welke andere landen trekt u op om tot een oplossing te komen met de Verenigde Staten?
Op initiatief van Nederland is in 2017 in Europees verband een brief gestuurd richting de VS. Zoals ook aangegeven in antwoord op eerdere Kamervragen bestond er in de afgelopen periode in Europees verband weinig belangstelling om een nieuwe gecoördineerde actie op poten te zetten. Daarom heeft Nederland zelf initiatief genomen en heb ik zelf besloten deze problematiek aan te kaarten in Washington. We proberen de Nederlandse acties zo veel mogelijk af te stemmen met andere landen. Frankrijk is met Nederland het land dat het meest actief is richting de VS. Nederland en Frankrijk trekken samen op richting de Amerikaanse autoriteiten.
Medio juli staat FATCA weer geagendeerd tijdens een raadsvergadering in Brussel. Daarbij zal vanuit Nederlandse zijde terugkoppeling gegeven worden van mijn recente bezoek en de andere contacten die we hebben gehad met de Amerikaanse autoriteiten. Ook zal daarbij een nieuwe poging worden gewaagd om opnieuw te komen tot een gecoördineerde actie in Europees verband.
Digitaal Facebookgeld |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Facebook een eigen digitale munt gaat introduceren?1 Wat is uw mening hierover?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. In algemene zin ben ik voor innovatie in de financiële sector. Dit kan leiden tot financiële producten en diensten die efficiënter en gebruiksvriendelijker zijn voor gebruikers en tot een meer diverse financiële sector. Echter, hierbij moet ook gekeken worden naar de risico’s die deze financiële innovaties met zich mee brengen, bijvoorbeeld ten aanzien van consumentenbescherming en de gevolgen voor de financiële stabiliteit. Hier moeten passende waarborgen tegenover staan. Ook bij de Libra, zoals het initiatief van Facebook wordt genoemd, zie ik innovatie als een positieve ontwikkeling maar heb ik een scherp oog voor de risico’s.
Zal deze digitale munt ook in Nederland beschikbaar komen en gebruikt (moeten) worden door Nederlandse gebruikers? Welke vergunning zou hiervoor nodig zijn?
Indien er sprake is van vergunningplichtige activiteiten kan de Libra in Nederland pas worden aangeboden als de aanbieder beschikt over de benodigde vergunningen. Op basis van de door Libra gepubliceerde stukken is het op dit moment nog niet mogelijk om te bepalen of de voorgenomen activiteiten van Libra vergunningplichtig zijn, en zo ja, welke vergunning(en) dan van toepassing zou(den) zijn. Ik ga dit de komende tijd onderzoeken met de toezichthouders. Ook vindt er overleg plaats op Europees en internationaal niveau, bijvoorbeeld tussen toezichthouders binnen het Eurosysteem.
Deelt u de mening dat niet Facebook een «nieuw financieel stelsel» zou moeten ontwikkelen, maar de juist de overheid voorop moet lopen in een dergelijke vitale dienst als het betalingsverkeer? Kunt u uitsluiten dat Facebook hiermee ook «too big to fail» wordt, en daarmee impliciet van een staatsgarantie zal profiteren?
Ik vind het niet op voorhand onwenselijk dat private spelers innoveren in het betalingsverkeer. Een groot gedeelte van de huidige betaalmethoden zijn private initiatieven, zoals betaalkaarten of online betaalmogelijkheden als iDeal. Dit betekent niet dat het betalingsverkeer hiermee minder veilig, betrouwbaar en efficiënt is. Wel moet er goed gekeken worden naar de risico’s die deze innovaties meebrengen. Zo is het belangrijk dat het publieke belang van de continuïteit en stabiliteit van het betalingsverkeer blijvend goed verankerd is.2
Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb aangegeven ga ik de komende tijd met de toezichthouders bezien of, en zo ja, welke activiteiten van de Libra vergunningplichtig zijn. Hierbij zal ik tevens de effecten en mogelijke risico’s van de komst van de Libra onderzoeken. Als hieruit blijkt dat er grote risico’s kunnen ontstaan, zal ik bezien welke maatregelen de toezichthouders en ik kunnen nemen, inclusief eventuele benodigde aanpassingen aan (Europese) wetgeving en/of vergunningseisen.
Wat vindt u ervan dat de Nederlandse staat achterloopt op bedrijven als Facebook met het creëren van digitaal geld? Waarom maakt u niet meer middelen en capaciteit vrij bij De Nederlandsche Bank (DNB) voor innovatie en experimenten met digitaal geld?
Nederland heeft een efficiënt, gebruiksvriendelijk en innovatief betalingsverkeer. DNB is al langer bezig met onderzoek naar innovaties in het betalingsverkeer. Zo heeft DNB eerder onderzoek gedaan naar het gebruik van blockchain bij betalingen.3 Hieruit bleek dat blockchaintoepassingen momenteel nog niet kunnen voldoen aan hoge eisen voor het betalingsverkeer. In de kabinetsreactie op de initiatiefnota «100% veilig sparen en betalen» en op het rapport «Geld en Schuld» van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) heb ik aangegeven dat DNB bezig is met een onderzoek naar digitaal centralebankgeld.4 Het kabinet kijkt uit naar de uitkomsten van dit onderzoek en hoopt deze begin 2020 tegemoet te kunnen zien.
Wat gaat u doen om deze achterstand op de private sector in te lopen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het kabinet tekortschiet in het hervormen van de financiële sector wanneer een partij als Facebook zich hier als voorvechter van rechtvaardigheid en tegenstander van Wall Street opwerpt?
Het kabinet draagt met verschillende maatregelen bij aan het hervormen van de financiële sector, bijvoorbeeld via de maatregelen die ik heb aangekondigd in de Agenda voor de financiële sector.5 Een belangrijke pijler daarin is innovatie in de financiële sector. Innovatie, zowel binnen de sector als daarbuiten, kan zorgen voor meer diversiteit, concurrentie en kan daarmee de dienstbaarheid van de sector aan de samenleving vergroten. Het is daarbij belangrijk dat dit onder vergelijkbare voorwaarden en waarborgen geschiedt. Zoals ik eerder heb aangegeven ga ik onderzoek doen naar fintech in Nederland, waarbij ik ook kijk naar de noodzaak om wetgeving aan te passen.6 Daarnaast heb ik toegezegd om met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de rol van bigtech in het Nederlandse betalingsverkeer te onderzoeken.7
Welke effecten voorziet u op de koers van de euro op de midden- en lange termijn wanneer er een significant grote digitale valuta tussenkomt die beoogt «de waarde van de munt te koppelen aan bankdeposito's en kortlopende staatsleningen van landen met stabiele munten zoals de dollar, de pond en de euro»?2 Welke effecten voorziet u op de financiële markten?
Zoals eerder aangegeven is er weinig informatie beschikbaar over de werking van de Libra. In het zogenoemde white paper 9 staat dat de Libra wordt gedekt door een reservefonds dat bestaat uit activa met een lage volatiliteit, zoals bankdeposito’s en overheidsobligaties in munteenheden van stabiele en betrouwbare centrale banken. Het is op dit moment onbekend wat de compositie van dit fonds zal zijn. Gebruikers van Libra kunnen hun lokale valuta omwisselen voor Libra bij geselecteerde wisseldienstverleners. Deze wisseldienstverleners kunnen op hun beurt activa inbrengen bij de Libra Association, om hiervoor Libra te ontvangen. De Libra Association zal deze lokale valuta gebruiken om het reservefonds in omvang te laten toenemen, zodat de uitstaande Libra worden gedekt door reële activa. Een groter aandeel van in euro gedomineerde activa in het reservefonds en/of meer gebruikers buiten de eurozone die hun lokale valuta omwisselen voor Libra kunnen, in theorie, leiden tot een grotere vraag naar euro’s en daarmee een opwaartse druk op de koers van de euro. Het is op dit moment echter nog onduidelijk of het reservefonds ook uit euro’s zal bestaan, en hoe groot het aandeel van in euro gedenomineerde activa in het reservefonds dan zal zijn. Tevens is onbekend wie de gebruikers zullen zijn van de Libra en welke lokale valuta ze zullen omwisselen. Ook is het onduidelijk of, en zo ja hoe, Libra weer ingewisseld kunnen worden voor de activa in het reservefonds, en Libra hiermee vernietigd kunnen worden. De effecten zijn daardoor nu nog niet in te schatten.
Hoe beoordeelt u het voorziene gebruik van deze digitale Facebookmunt om serieuze diensten als verzekeringen aan te schaffen, zoals Facebook van plan is?3 Welke gevaren voorziet u bij deze constructies? Gaat u maatregelen nemen om de consument te informeren en beschermen tegen onbedoelde negatieve gevolgen?
Partijen die verzekeringen of andere financiële diensten willen aanbieden moeten hiervoor beschikken over de juiste vergunningen, en zich houden aan de geldende vergunningseisen. Het feit dat deze partijen zich mogelijk laten uitbetalen in iets anders dan euro’s ontslaat hen niet van deze vergunningplicht. Dit betekent dat bedrijven die deze vergunningplichtige diensten aanbieden onder toezicht staan van de AFM en DNB. Het is aan de toezichthouders om te bepalen in hoeverre de geldende vergunningeisen toelaten dat onder toezicht staande instellingen zich kunnen inlaten met de Libra. Als hieruit blijkt dat er grote risico’s kunnen ontstaan zal ik bezien welke maatregelen de toezichthouders en ik kunnen nemen, inclusief eventuele benodigde aanpassingen aan (Europese) wetgeving en/of vergunningseisen.
Hoe verhoudt dit plan van Facebook zich tot de nieuwe Europese richtlijn voor betaaldiensten PSD2? Was dit ook mogelijk zonder het doorvoeren van PSD2?
De bepalingen van PSD2 omtrent gegevensverwerking zien alleen op betaalrekeningen. Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3 is het momenteel onduidelijk hoe het systeem achter Libra er precies uit gaat zien en welke vergunningen hierbij van toepassing zijn, en of er dus sprake is van betaalrekeningen. Ik kan daarom op dit moment geen inschatting maken hoe de Libra, de Facebook-wallet (Calibra) of eventuele andere applicaties die gebruik maken van het Libra-systeem zich verhouden met PSD2.
Zal het mogelijk zijn onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om de persoonlijke gegevens van gebruikers van Facebook te koppelen aan financiële gegevens? Welke gevolgen voorziet u voor de privacy en vindt u deze ontwikkeling wenselijk?
Libra heeft een statement over privacy gepubliceerd.11 Hieruit is echter niet op te maken welke data wel en niet gedeeld worden met externe partijen. De AVG schrijft voor dat persoonsgegevens alleen verwerkt (en dus gedeeld) mogen worden als de verwerking op een rechtsgeldige verwerkingsgrondslag uit de AVG is gebaseerd (artikel 6 AVG). Daarbij moeten ook de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens in acht worden genomen (artikel 5 AVG). Deze beginselen zien onder meer op rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking en de juistheid, beperking van opslag en integriteit en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens. Uit de gepubliceerde stukken blijkt verder dat de Libra Association een andere entiteit is dan Facebook. Het delen van gegevens tussen deze entiteiten mag op basis van de AVG alleen plaatsvinden als dat conform de voornoemde beginselen, en de nadere uitwerkingen die daaraan in de AVG zijn gegeven, gebeurt.
Vindt u het ook zorgelijk dat er een alternatief financieel stelsel gecreëerd wordt door 27 bedrijven die samen een omzet en winst hebben die menig land versteld doet staan?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven vind ik het niet op voorhand onwenselijk dat private spelers innoveren. Hierbij moet een juiste balans gevonden worden tussen de kansen en risico’s die deze innovaties opleveren. Ik ga met de toezichthouders onderzoeken wat de mogelijke gevolgen van de Libra kunnen zijn.
Wat vindt u van de dominante positie op het gebied van data die Facebook verder kan ontwikkelen met financiële gegevens?
Ik onderken dat beschikking over grote volumes en variëteit aan data, zeker bij partijen die een belangrijke platformfunctie hebben, in bepaalde omstandigheden tot een toename van marktmacht kunnen leiden. Marktmacht is echter niet verboden. Het kabinet is tegelijkertijd niet blind voor het risico dat machtsposities bij enkele grote platforms, onder andere door dataverzameling, zo stevig kunnen worden dat ze niet of nauwelijks meer kunnen worden uitgedaagd en/of dat ze misbruik van hun machtspositie gaan maken. Dan zou het uitblijven van toetreding kunnen leiden tot beperkte concurrentiedruk en daarmee uiteindelijk tot minder innovatie en een minder goed aanbod voor consumenten. Dat is onwenselijk. Om met dit risico om te gaan heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorstellen gedaan voor maatregelen die hierop ingrijpen. Uw Kamer is hier in mei per brief over geïnformeerd.12
Zal het straks ook mogelijk zijn om belastingen of premies te betalen met de Facebookmunt?
In artikel 4:89 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat betalingen van of aan bestuursorganen, waaronder dus de Belastingdienst, via (girale) bijschrijvingen in euro’s geschieden. Ik zie op dit moment geen reden om dit aan te passen.
Het bericht dat Defensie een miljoenenclaim boven het hoofd hangt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ministerie van Defensie hangt miljoenenclaim boven het hoofd»?1
Ja.
Waarom moet de Kamer hiervan via de media kennis nemen? Kunt u aangeven hoe dit zich verhoudt met uw belofte om de Kamer te informeren over problemen bij Defensie?
Niet elk meningsverschil tussen Defensie en haar aanbieders of leveranciers van goederen en/of diensten wordt aan de Kamer gemeld. Daarnaast is de zaak momenteel onder de rechter waardoor ik geen uitspraken over dit geschil doe.
Kunt u toelichten welke standpunten het bedrijf Full Circle Compliance (FCC) inneemt, en op grond van welke feiten en omstandigheden?
De zaak is momenteel onder de rechter waardoor ik geen uitspraken over dit geschil doe en geen inzage geef in de door u gevraagde stukken.
Kunt u toelichten waarom u de standpunten van FCC betwist, en op grond van welke feiten en omstandigheden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of u in constructief overleg bent getreden met FCC voor het vinden van een oplossing? Kunt u een overzicht geven van de door u verrichte handelingen voor de beslechting van het geschil? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit met het uitgangspunt dat Defensie streeft naar finale geschilbeslechting?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u inzage geven in alle processtukken en relevante gegevens, waaronder ook interne correspondentie, verband houdende met het geschil, zodat de Kamer kan controleren of u wederom tekortgeschoten bent in uw taakuitoefening? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit onderzoeken en de onderzoeksresultaten aan de Kamer mededelen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een limitatief overzicht geven van alle (dreigende) juridische geschillen bij Defensie? Kunt u daarbij ook aangeven welke redenen en vorderingen hieraan ten grondslag lagen en welke stappen zijn genomen? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit onderzoeken en de onderzoeksresultaten aan de Kamer mededelen?
Jaarlijks worden honderden contracten en overeenkomsten gesloten waarbij in enkele gevallen een geschil kan ontstaan. Binnen Defensie ontstaan daarnaast geschillen die betrekking hebben op de intrekking en weigering van Verklaringen van Geen Bezwaar (VGBs), de werkgever-werknemer relatie, vergunningen en bestemmingsplannen, aansprakelijkheid voor schade en aanbestedingsprocedures. Defensie streeft zoveel mogelijk naar een minnelijke oplossing van geschillen. Dreigende juridische geschillen zijn niet te voorzien, aangezien pas sprake is van een juridisch geschil op het moment dat partijen er niet in slagen om met elkaar tot overeenstemming te komen.
Waarom zadelt u FCC op met een rechtsgang, terwijl u niet eens een dagvaarding durft te sturen naar de fabrikant van de JSF-toestellen vanwege de vele tekortkomingen van de vliegende Titanic?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid, indien de bovenstaande vragen niet (volledig) kunnen worden beantwoord vanwege privacy- en geheimhoudingsreden, deze gegevens te anonimiseren en/of toestemming te vragen aan de betrokkenen om deze gegevens te publiceren? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit met de transparantiebelofte uit de Defensienota 2018?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het verband tussen enkele van uw vragen (vragen 3, 4, 5, 6 en 8, en 7 en 9) is besloten deze in samenhang te beantwoorden.
Het onderbrengen van IS-kinderen bij IS-aanhangers |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kinderbescherming plaatst IS-kinderen bij opa met IS-sympathieën»?1
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht.
Erkent u dat, indien jonge kinderen worden grootgebracht door aanhangers van islamitisch gedachtegoed dat te boek staat als antidemocratisch, extreem gewelddadig, vrouwonvriendelijk, mensonterend en haatdragend, het risico bestaat dat dat islamitische gedachtegoed wordt overgebracht op die kinderen? Zo nee, waarom niet?
Indien een ouder of verzorger een gewelddadige ideologie aanhangt, is dit na melding bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), reden voor de RvdK om een raadsonderzoek in te stellen. Indien uit dit onderzoek zou blijken dat er sprake is van een onveilige opvoedsituatie, die voortkomt uit een gewelddadige ideologie, dan gaat de RvdK niet over tot het advies kinderen bij deze ouder of verzorger te plaatsen.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de Kinderbescherming de waarschuwing van de gemeente Ede, inhoudende dat de grootouders te boek staan als IS-aanhangers, heeft genegeerd?
Ik verwijs u voor de antwoorden op deze vragen naar de brief over de evaluatie van de casus Ede, die gelijktijdig met het beantwoorden van deze vragen naar de Tweede Kamer is gestuurd.
De evaluatie biedt geen aanknopingspunten voor de in de vraag besloten kwalificatie over het handelen van het Landelijk Steunpunt Extremisme.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat het Landelijk Steunpunt Extremisme nalatig is geweest bij de screening van de grootouders van de IS-kinderen?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat, indien de Kinderbescherming kinderen in een situatie brengt waarin de ontwikkeling en opvoeding van die kinderen gevaar loopt, de Kinderbescherming haar wettelijke taak ernstig verwaarloost? Zo nee, waarom niet?
De RvdK heeft de wettelijke taak om te onderzoeken hoe Nederlandse kinderen te beschermen. De Raad dient vanuit het belang van het kind te handelen.
De RvdK had geen informatie over mogelijke radicalisering van de grootouders toen zij de kinderrechter adviseerde de terugkerende kleinkinderen bij de grootouders in huis te plaatsen.
De signalen van mogelijke radicalisering van de grootouders, die kort na de netwerkplaatsing naar buiten zijn gekomen, zijn in de periode na de plaatsing van de kinderen opnieuw gewogen en bekeken. De RvdK heeft daarbij de procedure gevolgd en de expertise van het Landelijk Adviesteam minderjarige Terugkeerders (LAT) geraadpleegd. Op basis van die informatie is geconcludeerd dat er destijds geen aanwijzingen waren die bevestigen dat de grootouders IS-sympathisant zijn of zijn geweest. Er was dus geen aanleiding de kinderen bij de grootouders weg te halen.
Ook de gemeente en Jeugdbescherming Gelderland hebben tot op heden geen informatie die aanleiding geeft de plaatsing bij de grootouders te beëindigen.
Ik heb geen aanwijzingen dat de RvdK zijn wettelijke taak heeft verwaarloosd. De RvdK heeft de afgesproken procedure doorlopen.
Welke noodzakelijke voorzieningen heeft u, als verantwoordelijke voor het beleid dat de Kinderbescherming uitvoert en het toezicht daarop, getroffen om ervoor te zorgen dat de Kinderbescherming haar taken in de toekomst wel naar behoren vervult?
Voor de bevindingen van de evaluatie naar de plaatsing van de kinderen van uitreizigers bij grootouders in Ede en de daaraan verbonden verbeterpunten, verwijs ik u naar bovengenoemde brief.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Beantwoording van de Kamervragen is gekoppeld aan de evaluatie van deze casus, zoals ook toegezegd aan uw Kamer tijdens het debat over Terugkeerders, dd. 25 juni 2019. De beantwoording heeft daarom langer de tijd gekost.