De Chinese deportaties van Noord-Koreaanse vluchtelingen naar hun vaderland |
|
Henk Jan Ormel (CDA), Frans Timmermans (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Alexander Pechtold (D66), Wim Kortenoeven (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat China consequent doorgaat met het deporteren van Noord-Koreaanse vluchtelingen naar hun vaderland?1
Ja.
Is de inschatting juist dat jaarlijks zo’n 5000 Noord-Koreanen door China worden teruggestuurd naar hun land? Is er enig zicht op wat hen staat te wachten bij terugkeer in Noord-Korea?
Berichten in internationale media over grote aantallen Noord-Koreanen die jaarlijks door China zouden worden teruggezonden, worden door UNHCR niet geverifieerd omdat UNHCR geen toegang heeft tot Noord-Korea en het grensgebied met China.
Noord-Korea heeft illegale grensoversteek opgenomen in de strafwet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen «illegaal de grens oversteken», waarop twee jaar werk- of heropvoedingskamp als straf staat, en «de grens oversteken om de republiek omver te werpen», waarop een straf staat van vijf tot tien jaar detentie in een werk- of heropvoedingskamp.
Op welke wijze heeft u zich in de afgelopen periode ingespannen – mede in internationaal verband – om deze Chinese deportaties bij de Chinese autoriteiten aan te kaarten? Welke resultaten heeft dit opgeleverd?
De Nederlandse regering is bezorgd over het lot van Noord-Koreanen die door China worden teruggestuurd. Deze zorgen worden in de (beperkte) contacten tussen Nederland en Noord-Korea gemeld, zoals tijdens bezoeken van de Nederlandse ambassadeur te Seoul aan Noord-Korea. Zowel Nederland als de EU heeft China eerder aangesproken op het principe van non-refoulementen toegang van UNHCR bepleit.
De problematiek wordt door Chinese autoriteiten ontkend. Zie ook antwoord op vraag 4.
Is China gevoelig voor internationale druk hieromtrent? Hoe kan deze druk verder door u en de internationale gemeenschap worden opgebouwd?
China beschouwt deze Noord-Koreanen niet als vluchtelingen in de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen uit 1951 (Vluchtelingenverdrag) en het bijbehorende Protocol uit 1967, maar als illegale, economische migranten. Hierdoor voelt China zich niet gebonden aan de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag. China ziet dit als een bilaterale aangelegenheid.
Is het bericht juist dat Zuid-Korea de kwestie onlangs heeft aangekaart bij de VN-Raad voor de Mensenrechten? Kunt u deze stap nader toelichten? Wat zouden hiervan de gevolgen kunnen zijn?
Zuid-Korea heeft op 27 februari jl. tijdens het High Level Segment van de 19e zitting van de Mensenrechtenraad opgeroepen vluchtelingen uit Noord-Korea bij te staan. De Zuid-Koreaanse oproep leidde tot de tegenwerping van Noord-Korea en China dat het hier slechts ging om het irregulier oversteken van de grens vanwege economische motieven.
Ik verwacht niet dat het huidige Noord-Koreaanse of Chinese beleid door deze oproep significant zal wijzigen (zie antwoord vraag 4).
Bent u bereid om Zuid-Korea zoveel mogelijk bij te vallen in deze actie en wilt u tevens op Europees niveau bij uw collega's in de Raad Buitenlandse Zaken bepleiten dat ook zij zich serieus inzetten voor deze zaak? Op welke wijze en op welke termijn kunt u dit doen?
Nederland en de EU vragen aandacht voor de situatie van Noord-Koreaanse vluchtelingen, zoals bij de mensenrechtenconsultaties EU-China en tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan China.
In hoeverre is er gevolg gegeven aan de Motie Voordewind c.s. (31 200 V, nr. 134) waarin er wordt aangedrongen op arbitrage tussen China en het UNHCR om deze kwestie definitief op te lossen? Bent u bereid hier bij herhaling op aan te dringen?
In een brief aan de Tweede Kamer van 1 juli 2008 (31 200 V) en in een brief aan de Tweede Kamer van 6 november 2008 (31 700 V) staat aangegeven op welke wijze er wordt aangedrongen op arbitrage tussen China en het UNHCR. UNHCR heeft aangegeven dat arbitrage niet de weg is die de UNHCR zou willen volgen. Een beroep doen op de arbitrageclausule zou de kwestie politiseren en daarmee zou de relatie met China onder druk komen te staan.
De vrijwilligersvergoeding |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank in Arnhem1, waarin de rechter heeft bepaald dat een aan een ANBI2 teruggeschonken vrijwilligersvergoeding aftrekbaar is, en dat het niet van belang is of de ANBI over voldoende liquide middelen beschikte om de vrijwilligersvergoeding uit te betalen?
Ja.
Deelt u de mening dat alle bezwaren tegen aanslagen waarin de teruggeschonken vrijwilligersvergoeding opgevoerd werd als aftrekpost en die zijn afgewezen op basis van het feit dat de ANBI niet over voldoende liquide middelen beschikte, nu alsnog ambtshalve dienen te worden toegekend?
Nee.
Indien u niet bereid bent tot ambtshalve toekenning van die bezwaren, hoe gaat u dan alle mensen, wiens bezwaar is afgewezen, in de gelegenheid stellen om op een eenvoudige en laagdrempelige manier kennis te nemen van het feit dat zij wederom bezwaar kunnen indienen?
Er is geen sprake van een mogelijkheid om wederom bezwaar te kunnen indienen.
Een belastingplichtige kan slechts één bezwaarschrift indienen tegen een aanslag. Wel kan hij tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gaan, als de termijn daarvoor nog niet is verstreken. Deze mogelijkheid is op de uitspraak vermeld.
Overigens is het niet zo dat ik mij verenig met het oordeel van de Rechtbank Arnhem in haar uitspraak van 21 februari 2012. Tegen die uitspraak zou de inspecteur in beginsel hoger beroep hebben ingesteld, ware het niet dat hij ter zitting van de rechtbank al heeft meegedeeld dat het beroep van de belanghebbende op de meerderheidsregel slaagt (de rechtbank heeft dat verwoord in onderdeel 3 van de uitspraak). De inspecteur heeft daaraan gevolg gegeven en de aanslag direct na de uitspraak verminderd, zodat hij daarmee de mogelijkheid van hoger beroep in processuele zin heeft geblokkeerd. Dat neemt echter niet weg dat ik deze uitspraak van de rechtbank inhoudelijk niet zal volgen. Ik houd uitdrukkelijk vast aan mijn tot op heden gevoerde beleid3. Zou bij de beoordeling van de giftenaftrek geen acht mogen worden geslagen op de financiële mogelijkheden van de instelling om een toegezegde vergoeding daadwerkelijk te kunnen uitbetalen, dan wordt de deur opengezet naar allerlei opzetjes waarin de kern van de giftenregeling, de vrijgevigheid, wordt ondermijnd. Ik merk bovendien op dat een eerdere uitspraak van de Rechtbank Arnhem in een vergelijkbare andere zaak wel in overeenstemming is met het destijds geldende beleid (zoals dat met ingang van 1 januari 2012 is opgenomen in de Wet inkomstenbelasting 2001). Het gaat hierbij om de in mijn brief van 10 juni 2011 aangehaalde uitspraak van 19 april 20114. Uit die uitspraak blijkt dat de rechter van oordeel is dat van vrijgevigheid geen sprake kan zijn als de ANBI onvoldoende middelen heeft om de toegezegde vergoedingen te betalen.
Het opnieuw lekken van informatie uit de geheime dienst van Curacao |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt de informatie van een klokkenluider van de Veiligheidsdienst Curaçao dat gegevens van de dienst en van de geheime diensten van andere landen op verzoek van de minister-president van Curaçao in handen zijn gegeven van de geheime dienst van Colombia?1
Klopt de informatie van een klokkenluider van de Veiligheidsdienst Curaçao dat gegevens van de dienst en van de geheime diensten van andere landen op verzoek van de minister-president van Curaçao in handen zijn gegeven van «particulieren», in het bijzonder van Independent Forensic Services?
Kunt u uitsluiten dat ook door de Nederlandse geheime diensten verstrekte informatie op een niet-reguliere wijze in handen is gekomen van derden?
Is het waar dat de genoemde klokkenluider onder meer informatie moest geven over het netwerk van de veiligheidsdienst, de beveiliging van de systemen en de zogenoemde «IP range» die door de dienst wordt gebruikt?
Wat zegt dit nieuwe lek uit de Veiligheidsdienst Curaçao naar uw opvatting over de manier waarop de regering Schotte gebruik maakt van de instituties op Curaçao?
Deelt u de opvatting dat het lekken van deze informatie een goed onderzoek naar de falende screening van de regering van Curaçao en eerdere lekken uit de Veiligheidsdienst Curaçao frustreert?
Bent u nog steeds van opvatting dat Curaçao zelf in staat is om de falende screening van de regering van Curaçao en eerdere lekken uit de Veiligheidsdienst Curaçao te onderzoeken?
Deelt u de opvatting dat de Veiligheidsdienst Curaçao geen betrouwbare partner meer is voor de geheime diensten van Nederland?
Welke rol ziet u voor uzelf weggelegd in deze zaak, met het oog op de in het Statuut opgenomen waarborgfunctie?
Welke maatregelen gaat u nemen om de betrokken klokkenluider, die naar het zich laat aanzien op initiatief van de minister-president van Curaçao is bedreigd, te beschermen?
Voedingszorg voor kinderen met een chronische aandoening |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het rapport «Voedingstoestand van kinderen op LZK-scholen»?
Ja.
Wat heeft u met de conclusies (dat de kans op ondervoeding bij chronisch zieke kinderen 40% bedraagt en dat ruim een kwart van deze kinderen een afwijkende voedingstoestand laat zien) en aanbevelingen uit dit rapport gedaan?
De conclusies en aanbevelingen uit het rapport heb ik met interesse gelezen. De conclusies bevatten een aantal veronderstellingen die in het rapport niet zijn onderzocht. In de kosten-batenanalyse, die u in vraag 3 aanhaalt, wordt aangegeven dat hier nog niet voldoende onderzoek naar is gedaan. Dit in beschouwing nemende is er voor mij onvoldoende aanleiding om mijn beleid aan te passen.
Bent u op de hoogte van de kosten-batenanalyse die Stichting Economisch Onderzoek heeft gedaan naar het maatschappelijk rendement van uitgaven voor voedingszorg in het onderwijs voor kinderen met een chronische aandoening, en in het bijzonder de conclusie dat zelfs bij een voorzichtige inschatting van de baten dit rendement positief is?
Ja, ik ben op de hoogte van de kosten-batenanalyse die Stichting Economisch Onderzoek heeft gedaan op basis van literatuuronderzoek naar het maatschappelijk rendement van voedingszorg door LZK-scholen voor kinderen met een chronische aandoening. Ik ben tevens op de hoogte van de algemene conclusie dat als optimale voedingszorg een aantal effecten creëert, de totale baten voor de maatschappij hoger kunnen zijn dan de nettokosten. Echter in het onderzoek is een aantal veronderstellingen gemaakt, waarbij de onderzoekers zelf aangeven dat er nog onvoldoende onderzoek naar is gedaan.
Bent u op de hoogte van de «Kenniskeuken effectieve voedingszorg voor chronisch zieke kinderen», het initiatief van InnovatieNetwerk, Scholen voor Langdurig Zieke Kinderen (LZK)-scholen en kinderartsen om twee LZK-scholen te gaan ontwikkelen tot expertisecentrum op het gebied van nieuwe en praktisch bruikbare kennis over effectieve voedingszorg voor chronische zieke kinderen (niet alleen voor hen die op LZK-scholen zitten maar voor alle chronisch zieke kinderen in het basisonderwijs)? Onderschrijft u het doel van dit initiatief, namelijk het vergroten van zelfredzaamheid van chronisch zieke kinderen en hun ouders voor wat betreft de voedingszorg die bij hen past?
Ja, ik ben op de hoogte van dit businessplan van InnovatieNetwerk. De «Kenniskeuken» is onder meer gericht op verbetering van de voedingstoestand en zelfredzaamheid van kinderen met een chronische aandoening. Ik onderschrijf dat het belangrijk is dat chronisch zieke kinderen, maar ook kinderen in het algemeen en ouders zelfredzaam zijn. De rol van goede voeding is hierbij een belangrijk element, maar niet het enige. Ook andere aspecten zoals bewegen, pesten en slaapgedrag zijn relevant. Scholen, zorgprofessionals en ouders spelen allen een rol in het uitwisselen van kennis en ervaring op deze onderwerpen. Het belangrijkste doel van LZK-scholen is echter om goed onderwijs te bieden aan somatisch chronisch zieke kinderen. Voor de ontwikkeling van de LZK-scholen tot expertisecentrum specifiek op het gebied van effectieve voedingszorg is daarom geen rol voor de overheid weggelegd. Ik ben dan ook niet bereid om dit initiatief financieel of bestuurlijk te ondersteunen.
Bent u bereid dit initiatief bestuurlijk en financieel te ondersteunen? Bestuurlijk door een beroep te doen op medeverantwoordelijke partijen (met name zorgverzekeraars, bedrijfsleven en onderzoekinstellingen) en financieel door een incidentele bijdrage te leveren aan de kosten van de kenniskeuken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat Nederland de Roma niet goed behandelt |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Leers |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het rapport «Human rights of Roma and Travellers in Europe» van de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa Thomas Hammarberg?1 2
Ik heb kennis genomen van dit rapport van de mensenrechtencommissaris Hammarberg van de Raad van Europa dat op 27 februari jl. is gepresenteerd. Daarin wordt onder meer gemeld dat de Romapopulatie in Nederland problemen kent op het gebied van integratie, en bovendien wordt er aandacht gevraagd voor mensenhandel, waarvan ook kinderen onder de Romapopulatie het slachtoffer zijn. Zoals verder uiteengezet in antwoord op 5 heeft het kabinet in de Nederlandse inbreng over de sociale inclusie van Roma ook aandacht gevraagd voor normoverschrijdend gedrag door Roma en in het bijzonder voor uitbuiting van kinderen onder Roma.
Hoe beoordeelt u de conclusie van commissaris Hammarberg dat geen enkele Europese regering kan claimen succesvol te zijn in het waarborgen van de mensenrechten van deze groep en dus ook de Nederlandse regering niet?
Het kabinet deelt niet de conclusie van de mensenrechtencommissaris dat ook in Nederland de mensenrechten van Roma niet worden gewaarborgd.
In het rapport van de mensenrechtencommissaris wordt naar voren gebracht dat Roma worden gediscrimineerd. Een van de cruciale mensenrechten is inderdaad dat burgers niet gediscrimineerd mogen worden (artikel 2 van de Universele verklaring voor de rechten van de mens). In Artikel 1 van de Grondwet wordt het verbod op discriminatie geformuleerd. Het kabinet wijst iedere vorm van discriminatie af, of het nu gaat om discriminatie wegens ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook. In Nederland is wettelijk geregeld dat men in geval van discriminatie bijstand kan krijgen. Dankzij de Wet Antidiscriminatievoorzieningen (ADV) kan iedere burger in zijn of haar eigen leefomgeving terecht om op een laagdrempelige manier (vermeende) discriminatie te melden of om hulp en advies te ontvangen bij een antidiscriminatievoorziening. Voor een adequate bestrijding van discriminatie is het echter wel nodig dat burgers melding maken van (vermeende) discriminatie bij een antidiscriminatievoorziening of aangifte doen bij de politie. Ook hier is de eigen verantwoordelijkheid dus van belang.
Verder maakt het rapport Hammarberg melding van stateloosheid onder Roma in Nederland. Ieder burger heeft volgens artikel 15 van de Universele verklaring voor de rechten van de mens, recht op een nationaliteit. Het is de eigen verantwoordelijkheid van elke burger om op de hoogte te zijn van de naturalisatieregelgeving en hiernaar te handelen. Roma moeten er in dit kader op letten dat men in ieder geval ingeschreven staat bij de GBA om aan de naturalisatievoorwaarde van ten minste vijf jaar hoofdverblijf in Nederland te voldoen. Kinderen moeten worden aangegeven bij de geboorte en worden ingeschreven in de GBA. Dit is namelijk van belang bij het doen van een optieverzoek van in Nederland geboren staatloze kinderen.
Wat is uw reactie op de constatering dat de Nederlandse inzending voor het EU Framework for National Roma Integration Strategies niet in de buurt komt van de door de Europese Commissie gestelde eisen en zowel kwalitatief als kwantitatief onder doet voor de overige inzendingen?3
De constatering luidt dat een aantal bijdragen van lidstaten veel afwijken van de criteria van de Commissie. Daarbij wordt erop gewezen dat de Nederlandse inbreng ten behoeve van de sociale inclusie van Roma slechts zes pagina’s lang is. Deze constatering wordt gedaan door het ERIO (European Roma Information Office). Ik denk dat de Commissie zelf het beste kan bepalen of de Nederlandse inbreng voldoet aan de criteria. Ik zie dan ook de reactie van de Commissie tegemoet.
Het klopt dat de Nederlandse inbreng ten behoeve van de sociale inclusie van Roma relatief kort is. Dit is inherent aan het feit dat Nederland geen doelgroepenbeleid voert. Uitgebreide actieplannen voor één specifieke bevolkingsgroep passen daar niet in. Bovendien constateert het kabinet dat de Roma in Nederland vooral op de aandachtsgebieden onderwijs en werk een achterstand hebben. Het kabinet vindt het van groot belang dat Roma onderwijs volgen en werken. De mogelijkheden daarvoor zijn er. Roma moeten deze mogelijkheden echter wel benutten.
Bent u nog steeds van mening dat enkel via generiek beleid de geconstateerde problemen in onderwijs, arbeidsparticipatie, uitkeringsafhankelijkheid, overlast en moeizame integratie tegengegaan kunnen worden? Zo ja, waarom bent u van mening dat dit beleid voldoende zal zijn?
Integratie komt tot stand als men zich daarvoor inzet en ertoe in staat wordt gesteld. Via regulier beleid op het gebied van arbeidsmarkt, onderwijs en wonen wordt elke burger in staat gesteld om naar vermogen een zelfstandig bestaan op te bouwen. Nederland heeft geen beleid specifiek gericht op groepen zoals Roma. Zoals in de Integratievisie «Integratie, binding en burgerschap» van 16 juni 2011 is aangegeven spant het kabinet zich ervoor in dat generieke instellingen toegankelijk en effectief zijn voor mensen met een bepaalde etnische en/of culturele achtergrond, waaronder Roma. Op lokaal niveau waar het zwaartepunt van het beleid is, wordt binnen de generieke aanpak bijzondere aandacht besteed aan Roma, zoals bijvoorbeeld bij het terugdringen van schoolverzuim. Om de ontwikkelingen te blijven volgen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting, gezondheidszorg, criminaliteit, discriminatie en stateloosheid blijft de Rijksoverheid in gesprek met gemeenten.
Hoe verhoudt de door u gewenste kennisuitwisseling betreffende bestrijding criminaliteit en uitbuiting Roma kinderen door Roma zich tot het feit dat geen enkele lidstaat dit heeft opgenomen in zijn nationale plannen?
Het verzoek van de Commissie betrof een nationale strategie op de thema’s onderwijs, werk, gezondheid en huisvesting. Het ligt voor de hand dat Lidstaten hun strategie toespitsen op deze thema’s. Zoals in de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer van de «Nederlandse inbreng ten behoeve van de sociale inclusie van Roma» (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 21 501-20, nr. 599) vermeld is, heeft het kabinet er bewust voor gekozen om zich hier niet toe te beperken. Het kabinet heeft in zijn inbreng aandacht gevraagd voor normoverschrijdend gedrag door Roma en in het bijzonder voor uitbuiting van kinderen onder Roma. Het programma aanpak uitbuiting (Roma) kinderen, waarvan in de aanbiedingsbrief melding werd gemaakt, kent een internationale dimensie. Doelstelling in dit kader is om de samenwerking tussen en met de EU-lidstaten op het thema te bevorderen. De vermelding van criminaliteit, overlast en uitbuiting van Roma kinderen in de Nederlandse strategie heeft tot doel deze problematiek in de EU onder de aandacht te brengen.
Ziet u in de constatering dat de Nederlandse overheid wel over maar niet met Roma en Sinti praat aanleiding in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de Roma- en Sinti gemeenschappen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven op welke termijn u of uw collega bewindspersonen met welke organisaties en vertegenwoordigers zal spreken? Hoe verhoudt zich dit tot de door Nederland in 2008 in Praag onderschreven Common Basic Principles on Roma Inclusion en het adopteren van het EU Framework for National Roma Integration Strategies in juni 2011?
Om de ontwikkelingen te blijven volgen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting, gezondheidszorg, criminaliteit, discriminatie en stateloosheid blijft de Rijksoverheid in gesprek met Roma.
Nederland onderschrijft de «Common Basic Principles on Roma inclusion» en heeft ingestemd met Raadsconclusies over de integratie van de Roma, die onder meer het EU-raamwerk verwelkomen. Belangrijke notie in beide documenten is de betrokkenheid van het lokale en regionale bestuur. Dit is ook het niveau waarop in Nederland de meest directe bemoeienis met de Roma-gemeenschap plaatsvindt. Overleg met Roma op dit niveau is ook het meest effectief, aangezien de problemen die gemeenten en Roma ervaren per regio verschillen.
Diefstal van bewoners in verpleeghuizen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Zuster, waar is mijn broche gebleven»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het verschrikkelijk is dat waardevolle persoonlijke eigendommen van hoogbejaarde ouderen nog altijd veel te vaak uit instellingen gestolen worden? Op welke schaal gebeurt dit eigenlijk?
Ik deel de mening dat het verschrikkelijk is wanneer er gestolen wordt, zeker van ouderen die in een zorginstelling verblijven. Het probleem rondom diefstal is eerder tijdens mondelinge Kamervragen ter sprake gekomen, waarbij ook is gevraagd om een onderzoek. Ik heb daarbij destijds aangegeven, vooralsnog niet over te willen gaan tot een onderzoek, aangezien de sector al genoeg zucht onder administratieve lasten , terwijl het evident is dat diefstal in een instelling niet mag en dat dit door de betreffende instelling ook te vuur en te zwaard bestreden dient te worden.
Deelt u de mening dat in geval van diefstal er altijd aangifte gedaan moet worden, dat daders opgespoord moeten worden en indien het personeel van de instelling betreft dat deze ontslagen moet worden en nooit meer elders in de zorg aan de bak moet kunnen komen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen?
Ik vind dat er van bewezen diefstal altijd aangifte moet worden gedaan bij de politie. In het kader van het project «voorkomen van financiële uitbuiting» van het Actieplan «Ouderen in veilige handen» wil ik nagaan of een zogenaamde zwarte lijst (voor medewerkers die de fout zijn in gegaan) wenselijk en mogelijk is en welke juridische aspecten een dergelijke lijst met zich meebrengt. Daarnaast is in het wetsvoorstel Cliëntenrechten zorg de verplichting voor een verklaring omtrent gedrag wettelijk verankerd.
Deelt u de mening dat het van de zotte is en de omgekeerde wereld dat de manager in het artikel adviseert om waardevolle spullen dan maar weg te halen uit het zorgcentrum? Kan die manager niet beter zelf weggehaald worden uit dit verpleeghuis?
Zorginstellingen moeten in de eerste plaats zorgen voor een veilig klimaat, waarbij cliënten erop kunnen vertrouwen dat zij zelf en hun bezittingen bij de medewerkers in veilige handen zijn. Ik vind dat iedere zorginstelling beleid moet hebben over hoe diefstal voorkomen wordt, maar ook hoe er wordt omgegaan met diefstal door medewerkers.
Echter, zorginstellingen staan ook in verbinding met de buitenwereld en dit open klimaat is ook belangrijk. Immers niet alleen het personeel, maar ook anderen zoals familie, bezoekers, vrijwilligers moeten toegang hebben tot een zorginstelling. Vanuit dit oogpunt heeft de zorginstelling de verantwoordelijkheid om cliënten te informeren voorzichtig om te gaan met waardevolle bezittingen.
Het bericht 'Werkstraffen voor geweld op voetbalveld' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Werkstraffen voor geweld op voetbalveld»?1
Ja.
Is het waar dat de kinderrechter twee voetballers van TSC uit Oosterhout een werkstraf van 40 uur heeft opgelegd, omdat zij tijdens de wedstrijd een tegenstander in elkaar schopten?
De meervoudige kamer van de rechtbank in Breda heeft twee voetballers voor openlijke geweldpleging een werkstraf van 40 uur opgelegd. De zitting van de minderjarige verdachte is door de meervoudige kamer met een kinderrechter van de rechtbank behandeld.
Deelt u de mening dat het niet is uit te leggen aan het slachtoffer, die twee dagen op de intensive care heeft gelegen met gekneusde ribben, een klaplong en een gescheurde milt, dat deze daders er vanaf komen met een werkstraf van 40 uur? Zo nee, waarom niet?
Als Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kan ik niet treden in het onafhankelijke oordeel van een rechter. De rechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten openlijk en in vereniging geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer. Het zware lichamelijke letsel is door een ander dan de verdachten aan het slachtoffer toegebracht. Omdat de verdachten niet voorkwamen in het justitieel documentatiesysteem en al voor de tuchtcommissie van de KNVB zijn verschenen, acht de rechtbank een werkstraf van deze omvang passend. De rechtbank heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De zaak tegen een derde verdachte is aangehouden in verband met het horen van meerdere getuigen.
Deelt u de mening dat het opleggen van 40 uur werkstraf voor dit soort misdrijven het vertrouwen in justitie schaadt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat werkstraffen voor dit soort misdrijven niet meer kunnen worden opgelegd?
Het Openbaar Ministerie hanteert richtlijnen voor het opleggen van taakstraffen. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen de ernst van het delict en of er sprake is van recidive of meerplegers. De rechter bepaalt uiteindelijk de straf.
Bij ernstige gewelds- en zedendelicten wordt niet uitsluitend een taakstraf gevorderd. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven is inmiddels van kracht geworden. Bij de evaluatie van deze wetswijziging zal de vraag worden betrokken of de taakstraf, in plaats van een hoofdstraf, een bijkomende straf zou moeten worden.
Stakingen in het onderwijs |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de situatie dat vele scholen – onder meer de Jenaplanschool Wittevrouwen te Utrecht, De Rank te Schagen en de brede school Annie M.G. Schmidt te Amsterdam – hebben meegedeeld dat de school gesloten is tijdens de voorgenomen onderwijsstaking op dinsdag 6 maart 2012 en dat leraren de facto niet de keus hebben om les te geven? Hoe beoordeelt u het feit dat de werkgever besluit te gaan staken en door de school te sluiten leraren de mogelijkheid ontneemt onderwijs te verzorgen?1
Ja, ik heb hiervan kennis genomen. Staken is een recht van werknemers. Dat geldt ook voor het onderwijspersoneel. Het stakingsrecht betreft werknemers en niet scholen. Scholen kunnen hun leraren niet verplichten mee te doen met protesten tegen onderwijsplannen van het kabinet. Leraren die willen werken moeten daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Als leraren hun normale werkzaamheden door omstandigheden niet kunnen uitoefenen, moet er in overleg met de school worden gezocht naar een maatwerkoplossing.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van het College van Bestuur van Scholengroep Spinoza om de scholen op donderdag 26 januari 2012 te sluiten en personeel actief op te roepen te gaan staken?2 Zo ja, hoe beoordeelt u het actief oproepen tot staking door schoolbesturen?
Nee, ik ken dit besluit niet. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, is staken een recht van de werknemer en niet van de werkgever. Schoolbesturen zijn als werkgever verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs en de goede voortgang van het onderwijs.
Bent u bekend met de stelling dat een school gesloten wordt als 30% of meer van de leraren staakt?3 Zo ja, waar is die op gebaseerd?
Nee.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat verschillende scholen ouders voor een voldongen feit stellen door hen mede te delen (vaak per mail of brief) de school te sluiten bij de staking op dinsdag 6 maart 2012?
Ja.
Hoe oordeelt u over het gegeven dat ouders in zulke gevallen geen inspraak hebben in het besluit een school al dan niet te sluiten?
Het bevoegd gezag dient bij een staking tijdig en goed overleg te voeren met de medezeggenschapsraad. Ook moeten de ouders tijdig op de hoogte worden gebracht. Voor ouders van leerlingen in zowel het basisonderwijs, als het voortgezet onderwijs, als het (voortgezet) speciaal onderwijs is het essentieel goed en tijdig geïnformeerd te worden door de school.
Deelt u de mening dat ouders terecht bezwaar maken tegen het sluiten van scholen, omdat het hen opzadelt met extra kosten voor kinderopvang dan wel noodzaakt tot het opnemen van een extra vrije dag?3 Zo ja, vindt u dat scholen een oplossing moeten bieden voor ouders die niet de mogelijkheid hebben opvang te regelen of een vrije dag te nemen?
Leerlingen kunnen niet zo maar naar huis worden gestuurd. De school heeft in het kader van de medezeggenschap immers met de ouders (en in het voortgezet onderwijs ook de leerlingen) afspraken gemaakt over de planning van de onderwijstijd en deze vastgelegd in de schoolgids. Als blijkt dat er ouders zijn die geen enkele mogelijkheid hebben om hun kinderen op die dag op te (laten) vangen, dan is het schoolbestuur er verantwoordelijk voor dat er gedurende de dag passende opvang wordt georganiseerd, desnoods via externe buitenschoolse opvang. Ook in het voortgezet onderwijs zouden schoolbesturen bij staking een alternatief, zoals een noodrooster, moeten regelen.
Bij voorkeur vindt de opvang van leerlingen plaats door de basisschool zelf. Mocht dat niet kunnen, dan kan de school externe buitenschoolse opvang regelen. Als ouders hierom verzoeken, heeft de school ook een wettelijke zorgplicht voor de organisatie van externe buitenschoolse opvang, met dien verstande dat de kosten voor rekening van de ouders komen. Gelet daarop, is het natuurlijk zaak dat de school hier alleen voor kiest als het echt niet anders kan.
In de uitzonderlijke situatie dat het door overmacht niet mogelijk blijkt om een alternatief te bieden, is van belang dat ouders zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd zodat zij zelf maatregelen kunnen treffen.
Deelt u de mening van sommige ouders dat het vreemd is dat leraren van overheidswege worden doorbetaald wanneer zij staken, dan wel uit de stakingskas worden betaald, terwijl deze ouders zelf extra kosten moeten maken? Zo nee, waarom niet?
Werknemers hebben stakingsrecht. Het is echter een zaak van werkgevers en werknemers of er al dan niet wordt gekort op het salaris. Ik heb wel aangegeven dat ik de meest geëigende weg hiervoor de stakingskas vind. Die wordt immers ook door contributies voor dat doel gevuld.
Een staking heeft per definitie maatschappelijke consequenties. Om deze consequenties zo goed mogelijk op te vangen, moet tijdig en goed gecommuniceerd worden met ouders, leerlingen en personeel. Het is echter niet zo dat het bevoegd gezag automatisch verantwoordelijk is voor alle kosten die voortvloeien uit de maatschappelijke consequenties van de staking.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van sommige scholen die hun deuren sluiten op de dag van de staking om eveneens geen voor- en naschoolse opvang aanbieden? Zo ja, is dit wettelijk toegestaan? Wanneer dit niet wettelijk toegestaan is, welke eventuele acties kunt u ondernemen tegen scholen die hiertoe wel besloten hebben?
Zie het antwoord op vraag 6. Ik ben niet van plan specifieke acties te ondernemen jegens de scholen die geen voorziening hebben getroffen.
Bent u er mee bekend dat volgens de gespecialiseerde vakbondspers4 veel werkgevers hun docenten na de vorige staking van 26 januari jl. niet hebben gekort op hun salaris? Hoe beoordeelt u dit besluit van de werkgevers, waarover u de vragen die destijds zijn gesteld tijdens het mondelinge vragenuur van 31 januari jl. nog niet kon beantwoorden?
In het mondelinge vragenuur van 31 januari jl. gaf ik aan dat ik de meest geëigende weg hiervoor de stakingskas vind, maar dat ik er formeel niet over ga: het is een zaak van werkgevers en werknemers of er al dan niet wordt gekort op het salaris. Op het al dan niet doorbetalen van het salaris bij een staking kan het ministerie van OCW geen invloed uitoefenen.
Kunt u inmiddels aangeven hoeveel scholen hun leraren doorbetaalden na de staking van donderdag 26 januari jl.?
Nee, dat heb ik niet laten onderzoeken.
Heeft u kennisgenomen van de stelling van Agnes Jongerius, voorzitter van de FNV, dat het inhalen van de gestaakte uren door leraren tegen het stakingsrecht is?5 Zo ja, hoe beoordeelt u die stellingname?
Van de stellingname van mevrouw Jongerius heb ik kennis genomen. In Nederland hebben werknemers het recht om te staken. Dat geldt ook voor het onderwijspersoneel. Wel moet bij stakingsacties in het onderwijs de overlast voor de schoolorganisatie, voor de leerlingen en voor de ouders zo beperkt mogelijk worden gehouden. Ook moet er voldaan worden aan de wettelijke eisen, onder meer die ten aanzien van onderwijstijd. Daarbij wordt niet de leraar (de werknemer) maar het bevoegd gezag (de werkgever) aangesproken.
Leerlingen hebben recht op voldoende onderwijs. Daarvoor worden scholen betaald uit publieke middelen. Als vanuit het toezicht van de inspectie blijkt dat een school niet voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd, kan dit leiden tot een gedeeltelijke terugvordering van de bekostiging, naar rato van het aantal te weinig gegeven uren. Als een school door de staking niet aan de urennorm voldoet, wordt het bevoegd gezag daarop aangesproken, niet de leraren. Het aanspreken van scholen om ervoor te zorgen dat zij voldoende onderwijstijd realiseren (hetzij door meer te programmeren, hetzij door adequate opvang van lesuitval, hetzij door later inhalen van uitgevallen lessen), gaat dan ook niet in tegen het stakingsrecht van leraren.
Kunt u uw eerdere aankondiging dat de Inspectie voor het Onderwijs zal kijken naar de urenrealisatie van scholen en of voldoende onderwijsuren zijn gerealiseerd, nogmaals bevestigen? Hoe verhoudt dit zich tot de onder vraag 11 genoemde stelling van de FNV-voorzitter?
Voor het voortgezet onderwijs zal de inspectie nog één of enkele jaren steekproefsgewijs specifiek toezicht houden op de naleving van de onderwijstijd. Ik streef ernaar dat thema zo snel mogelijk te laten «indalen» in het reguliere, risicogerichte toezicht. Voor het basisonderwijs is dat al het geval.
Zie verder het antwoord op vraag 11.
Herinnert u zich uw brief van 31 maart 2011 inzake het passend onderwijs6 waarin u stelt dat de schoolbesturen de kosten voor het vervoer van leraren naar de landelijke manifestatie passend onderwijs te Nieuwegein op 9 februari 2011 hebben betaald? Herinnert u zich uw antwoord op vragen tijdens het mondelinge vragenuur van 31 januari 2012, nl. dat het vervoer niet betaald zou zijn door de schoolbesturen? Kunt u definitief bevestigen dan wel ontkrachten dat de schoolbesturen het vervoer voor stakende leraren hebben betaald?
Hier blijkt sprake te zijn van een misverstand. In het mondelinge vragenuur van 31 januari 2012 verwees ik niet naar genoemde brief van 31 maart 2011 inzake passend onderwijs, maar naar de kort daarvoor door mij beantwoorde Kamervragen van het lid Elias (VVD) over het door scholen betalen van vervoer naar een LAKS-demonstratie (ingezonden 22 december 2011, beantwoord 16 januari 2012).
In de brief van 31 maart 2011 gaf ik aan dat schoolbesturen inderdaad de kosten voor het vervoer naar de manifestatie passend onderwijs te Nieuwegein op 9 februari 2011 hebben betaald. In de beantwoording van de vragen over het door een school betalen van vervoer van leerlingen naar een LAKS-demonstratie schreef ik dat de gemaakte kosten voor de leerlingenraad van de betreffende school waren, dat deze kosten zijn betaald door verkoop van buskaarten aan de leerlingen die naar de LAKS-demonstratie gingen (en daar toestemming voor hadden), dat de directie van de betreffende school hier op geen enkele manier bij betrokken is geweest en dat er dan ook geen onderwijsgeld is ingezet voor het vervoer van de leerlingen.
Hoe beoordeelt u de houding van een meerderheid van de schoolbesturen, verenigd in de VO-Raad, die reeds op voorhand per resolutie verklaarde dat zij een democratisch genomen besluit inzake het wetsvoorstel «Onderwijstijd» niet zal uitvoeren?7
Ook scholen voor voortgezet onderwijs dienen zich te houden aan de wet. Ik heb de VO-raad inmiddels mijn reactie op de resolutie laten weten.
Deelt u de mening dat het keer-op-keer demonstreren tegen het wetsvoorstel en de eerder geuite plannen, zonder nieuwe standpunten naar voren te brengen, leerlingen onnodig de dupe laat zijn door afwezigheid van docenten?
Staken is een recht van werknemers. Dat geldt ook voor het onderwijspersoneel. Schoolbesturen zijn als werkgever verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs en de goede voortgang van het onderwijs.
Ik ben van mening dat uitval van lessen daarbij zo veel mogelijk moet worden voorkomen. De inspectie ziet toe op het realiseren van voldoende onderwijstijd. Uren die als gevolg van een staking uitvallen, tellen niet mee als onderwijstijd.
Kent u het bericht dat slachtoffers van seksueel misbruik binnen katholieke instellingen veel langer moeten wachten op een schadevergoeding dan voorzien?1 Herinnert u zich de vragen over het aantal sterfgevallen in katholieke instellingen voor verstandelijk gehandicapte kinderen?2
Ja.
Is het waar dat de compensatiecommissie van het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK slachtoffers half december 2011 heeft toegezegd om binnen zes weken, maar uiterlijk begin februari, uitsluitsel te geven en dat vorige week pas de aanvragers van een vertraging op de hoogte zijn gesteld?
Blijkens informatie van het onafhankelijke Meldpunt Seksueel Misbruik RKK is eind februari aan de eerste 47 aanvragers van compensatie bericht dat de behandeling van hun aanvragen meer tijd in beslag heeft genomen dan de Compensatie Commissie aanvankelijk heeft aangenomen. De voorzitter van de Compensatie Commissie heeft aangegeven dat de vertraging zeer wordt betreurd, maar een zorgvuldige beoordeling meer tijd vergt dan aanvankelijk was voorzien en dat de Compensatie Commissie haar uiterste best doet alle aanvragen zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen de toegezegde termijn van zes weken te behandelen.
Ik kan niet op basis van de vertraging in de afhandeling van de eerste compensatieverzoeken een oordeel geven over de opvolging die de Rooms-Katholieke Kerk geeft aan de aanbevelingen van de Commissie Deetman. De Rooms-Katholieke Kerk moet enige tijd worden gegund om de aangekondigde maatregelen tot uitvoering te brengen. Het is vervolgens primair aan de Commissie Deetman om bij de eerste monitoring met een oordeel te komen over de opvolging van de aanbevelingen.
Deelt u de mening dat met bovenbeschreven gang van zaken het belang van eendrachtig handelen binnen de Rooms-Katholieke Kerk om nu en in de toekomst samen met de slachtoffers door erkenning, hulp, genoegdoening en nazorg bij te dragen aan herstel van het aangedane leed, zoals verwoord in de eerste aanbeveling van de commissie-Deetman, in het geding is gekomen en daarmee naar onvoldoende wordt opgevolgd door de Rooms-Katholieke Kerk? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de opvatting dat de Staat onvoldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van mensenrechten binnen de kerkelijke instellingen, gezien het feit dat uit het rapport van de commissie-Deetman blijkt dat seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk van 1945–2010 van structurele aard was en een grote omvang kende?
In mijn brief aan uw Kamer van 13 februari 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33000-VI, nr. 82) en tijdens het debat naar aanleiding van het rapport van de Commissie Deetman op 31 januari en 15 februari 2012 ben ik ingegaan op de rol van de overheid zoals die in verschillende onderzoeken aan de orde komt en is gekomen. Ik memoreer hier dat de Commissie Samson onderzoek doet naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid in een instelling of pleeggezin zijn geplaatst, bekendheid van de overheid met deze signalen en de reactie van de overheid hierop alsook huidige mechanismen voor het signaleren van seksueel misbruik. Zoals ik tijdens het debat heb aangegeven, kunnen concrete klachten over de rol van de politie en het Openbaar Ministerie aan mijn departement worden gezonden. Over een half jaar zal worden bezien welke conclusies hieruit moeten worden getrokken.
Uit de bevindingen van de Commissie Deetman ten aanzien van de omvang en de aard van het misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk kunnen geen algemene conclusies worden getrokken over het toezicht van de Staat op de naleving van de mensenrechten. Waar het betreft seksueel misbruik in horizontale relaties, zoals bij het misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk, staat de rol van de Staat vanuit het oogpunt van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ter discussie als enig overheidsorgaan wist of behoorde te weten van seksueel misbruik en heeft nagelaten (preventieve) maatregelen te nemen. Ik verwijs u voor het juridisch kader naar de bijlage bij de brief aan uw Kamer van 31 maart 2010 van de toenmalige Ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 VI, nr. 91). Mede gelet op de uitkomsten van de onderzoeken door de Commissie Deetman en de heer Steenhuis heb ik daarvoor nu geen aanwijzingen.
Hebt u concrete aanwijzingen dat de justitiële autoriteiten wetenschap hebben gehad of hadden moeten hebben van dergelijke misdragingen binnen katholieke instellingen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat deze autoriteiten geen rol hebben gespeeld in het willens en wetens negeren van misdragingen binnen katholieke instellingen in de hele periode van 1945–2010?
Uit de mij op dit moment ter beschikking staande gegevens heb ik geen aanwijzingen dat de justitiële autoriteiten wetenschap hebben gehad van (de aard en omvang van) misbruikzaken binnen Rooms-Katholieke instellingen, anders dan de zaken die aan de politie en het Openbaar Ministerie ter kennis zijn gebracht. Evenmin heb ik aanwijzingen dat er sprake is geweest van het willens en wetens negeren van misdragingen binnen katholieke instellingen in de periode 1945–2010. In het rapport van de Commissie Deetman komen diverse van deze zaken aan de orde, waarin door de politie onderzoek is verricht en het Openbaar Ministerie tot vervolging is overgegaan.
Wat was de rol van de overheid, de politie en het Openbaar Ministerie (OM) bij specifiek en actief het tegengaan van misbruik binnen de Rooms-katholieke Kerk in de periode 1945 tot 2010?
Voor zover ik heb kunnen nagaan was er bij de overheid, de politie en het Openbaar Ministerie geen afzonderlijke (beleidsmatige) aandacht voor specifiek het tegengaan van seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Daarbij dient bedacht te worden dat er in de naoorlogse decennia zowel politiek als bestuurlijk relatief weinig aandacht was voor zedenmisdrijven en de bestrijding ervan. De achtergrondstudies bij het rapport van de Commissie Deetman geven hiervan een beeld.
Voor zover van zaken melding werd gedaan bij de politie of het Openbaar Ministerie werden die als individuele zaak beoordeeld en afgehandeld. Bij grotere onderzoeken waarin katholieke instellingen een rol speelden werd met het oog op de gewenste afstand wel de rijksrecherche met het onderzoek belast. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het onderzoek naar misstanden in de Rooms-Katholieke instelling in Harreveld.
Hoe verklaart u het feit dat ondanks de grote omvang van seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk van 1945–2010 het aantal zaken dat uiteindelijk voor de rechter kwam gering is?
Het onderzoek van de Commissie Deetman heeft laten zien dat het zwaartepunt van de misbruikzaken ligt in de periode 1945–1970 en dat misbruik toen nauwelijks door slachtoffers bij de overheid werd gemeld. In het rapport van de Commissie Deetman worden als verklarende factoren onder meer genoemd de taboesfeer rondom seksualiteit, de zwijgcultuur en drempels voor slachtoffers om aangifte te doen. Dit verklaart waarom het aantal zaken dat uiteindelijk voor de rechter is gekomen gering is.
Is het waar dat priesters lagere straffen voor seksueel misbruik kregen dan andere individuen in de samenleving? Zo ja, hoe verklaart u deze voorkeursbehandeling? Zo nee, waar blijkt dat uit?
De mij ter beschikking staande systemen kunnen geen inzicht bieden in de door rechters gehanteerde strafmaat in zedenzaken in het verleden, waar het gaat om de vergelijking van straffen die aan priesters of andere Rooms-Katholieke geestelijken zijn opgelegd en de straffen die in vergelijkbare gevallen aan anderen werden opgelegd. Hierbij is tevens van belang dat er weinig vergelijkingsmateriaal is omdat er destijds nauwelijks aangifte werd gedaan en er maar een beperkt aantal zaken tegen Rooms-Katholieke geestelijken aan de rechter is voorgelegd. Ik heb geen aanwijzingen dat vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk van de justitiële autoriteiten een voorkeursbehandeling genoten.
Waarom duurt het langer dan de in september 2011 voorziene paar maanden was voordat de uitkomst van het feitenonderzoek van het OM naar de sterfgevallen in de zwakzinnigeninstelling Sint Joseph in Heel bekend wordt? Welke aspecten?
De beschikbare onderzoekscapaciteit en het lokaliseren en benaderen van betrokkenen, alsmede het lokaliseren en ontsluiten van relevante archieven hebben ertoe geleid dat het feitenonderzoek tot begin maart 2012 heeft voortgeduurd. Procureur-generaal Moraal heeft tijdens de hoorzitting van uw Kamer op 18 januari 2012 meegedeeld dat het onderzoek naar verwachting dit voorjaar zal zijn afgerond. Momenteel wordt gewerkt aan de eindrapportage.
Is de eerdere vraag of het OM of andere delen van de rechterlijke macht al jaren eerder zouden kennis zouden hebben gehad over het aantal sterfgevallen nog steeds onderwerp van onderzoek? Zo ja, is het vinden van een antwoord op die vraag mede de reden voor de langere duur van het feitenonderzoek?
Deze vraag is nog steeds onderwerp van onderzoek, maar is niet bepalend voor de duur ervan.
De bouw van een megastal bij Vlagtwedde |
|
Rik Grashoff (GL), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het voornemen van de gemeente Vlagtwedde om toestemming te verlenen voor een melkveebedrijf van 1 000 melkkoeien, 800 stuks jongvee en een bouwblok van 10 hectare in Bourtange?1
Ja.
Hoe verhoudt deze omvang zich tot de door u eerder genoemde bovengrens van 300 grootvee eenheden?
Ik heb eerder aangegeven dat een zeer gering percentage van de bedrijven een grotere omvang heeft dan wat overeenkomt met een bedrijf waar één of twee gezinsinkomens uit behaald kunnen worden. Bestaande bedrijven die qua omvang daar boven zitten komen dus ook voor. Zoals ik in mijn visie veehouderij heb aangegeven, biedt het huidige ruimtelijke ordenings- en milieuinstrumentarium provincies en gemeenten de mogelijkheden te sturen op een goed woon- en leefklimaat.
In hoeverre is met een stal van dergelijke omvang nog sprake van een duurzame en maatschappelijk verantwoorde veehouderij, gelet op aspecten als leefomgeving en volksgezondheid?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u met ons van mening dat de koe in de wei hoort, niet in de ligbox? Zo nee, waarom niet?
Weidegang is een belangrijk thema van de partners in de Duurzame Zuivelketen. FrieslandCampina en andere zuivelbedrijven hebben in 2011 mooie initiatieven met stimulerende maatregelen ontplooid om verreweg het grootste gedeelte van de Nederlandse melkkoeien tijdens de zomer-maanden in de wei te laten grazen. Het is aan de partners in de gehele keten om hieraan invulling te geven. In overleg met hen zal ik bezien hoe verdere voortgang kan worden geboekt.
Deelt u de mening dat na de gigastal in Grubbenvorst en bovengenoemde stal het moment daar is voor een noodwet, zoals u in het algemeen overleg Intensieve veehouderij heeft aangegeven te overwegen als er een spoor aan het ontstaan is van gigantische bedrijven? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Vlagtwedde heeft bij brief van 13 maart 2007 de aanvrager bericht de vestiging van het nieuwe melkveebedrijf aan de Bourtangerweg te Vlagtwedde in beginsel aanvaardbaar te achten, dit onder voorbehoud van onder meer de te voeren planologische procedure, de op grond van de milieuwetgeving te stellen eisen, een goede landschappelijke inpassing en de instemming van het college van Gedeputeerde Staten.
De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke ordeningsbeleid ligt primair bij de provincies en gemeenten.
Bij deze trend van grootschalige ontwikkeling zal ik op basis van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel ingrijpen en een grens stellen. Overigens zal ik er bij de betreffende provincie en gemeente op aandringen om geen onomkeerbare stappen te zetten tot het advies van de Gezondheidsraad gereed is.
Bent u bereid om de met de provincie Groningen in overleg te gaan om de aanleg van deze megastal te voorkomen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u, omdat Provinciale Staten van Groningen op 7 maart a.s. spreken over het proces rond deze grootschalige melkveehouderij te Vlagtwedde, deze vragen uiterlijk op 5 maart 2012 beantwoorden?
Zie antwoord op vraag 6.
Aanlegplaatsen in Capelle aan den IJssel |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Is het waar dat er nu geen enkele plek meer in Capelle aan den IJssel is waar binnenvaartschepen aanmeren?1 Zo nee, op welke plaatsen kunnen binnenvaartschepen dan wel aanmeren? Zo ja, waarom mogen binnenvaartschippers dan niet meer aanmeren in Capelle aan den IJssel?1
Ja, dat is juist voor zover het openbare ligplaatsen betreft. Het ligplaats nemen (ankeren en aanmeren) met het doel te overnachten is op vaarwegen waar het Binnenvaartpolitiereglement (artikel 9.03) van toepassing is, waaronder de Hollandsche IJssel, alleen toegestaan op daartoe aangewezen locaties. Rijkswaterstaat voert dit ligplaatsbeleid uit, waarbij het ligplaats nemen langs hoofdvaarwegen en hoofdtransportassen, vanwege de nautische veiligheid en vlotheid van het scheepvaartverkeer, in beginsel niet wordt toegestaan. Alleen in zogenoemde scheepvaartconcentratiegebieden wordt ontheffing verleend op het ligplaatsverbod indien dit uit oogpunt van de nautische veiligheid en vlotheid mogelijk en verantwoord is. De directe omgeving van Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel vormt zo’n concentratiegebied. Aan de kant van Capelle aan den IJssel zijn enkele ontheffingen verleend voor ligplaatsen in particulier eigendom. Bij Capelle aan den IJssel zijn geen openbare ligplaatsen en die zijn er in het recente verleden ook niet geweest. Openbare plaatsen zijn wel aanwezig aan de oever van de Hollandsche IJssel aan de kant van Krimpen aan den IJssel en in de aanpalende Sliksloot.
Bent u bereid om samen met gemeente Capelle aan den IJssel te zoeken naar een oplossing, zodat ten minste één locatie is waar aangemeerd kan worden? Zo nee waarom niet?
Er is regelmatig overleg met de gemeente Capelle aan den IJssel. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om door de gemeente ter hoogte van KMR 18.4 twee openbare ligplaatsen te creëren, die voldoen aan de eisen zoals omschreven in antwoord op vraag 1. Hiervoor zou dan door Rijkswaterstaat een ontheffing verleend kunnen worden indien de gemeente zou besluiten een ligplaats te bouwen.
Komt het op meerdere plaatsen in Nederland voor dat de binnenvaart geen gebruik meer mag maken van een aanlegsteiger, op last van Rijkswaterstaat? Zo ja, hoe vaak is dit afgelopen jaar gebeurd en waar?
Ja, dit komt regelmatig voor. Omdat hiervan geen registratie wordt bijgehouden, is niet aan te geven waar en hoe vaak dit het afgelopen jaar is gebeurd. Het gaat doorgaans om individuele schippers, die ligplaats nemen waar dit niet is toegestaan of zonder ontheffing langer blijven liggen dan ter plaatse is toegestaan. Ontheffingen worden verleend in geval van bijzondere omstandigheden of in geval van zwaarwegende motieven zoals ziekte en familieomstandigheden.
Ook kan het zijn dat ligplaatsen tijdelijk niet beschikbaar zijn in verband met onderhoudswerkzaamheden of dat een ligplaatslocatie niet langer voldoet aan de technische of nautische veiligheidseisen.
Op welke wijze gaat u waarborgen dat er voldoende aanmeermogelijkheden blijven voor binnenvaartschepen?
Waar er sprake is van een (vermeend) structureel tekort aan ligplaatsen, wordt in het kader van met Meerjarenplan Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) een zogenoemde Verkenning uitgevoerd naar de (toekomstige) ligplaatsenbehoefte in relatie tot de aanwezige ligplaatsen in een bepaald gebied of een corridor. Indien er sprake is van een structureel (toekomstig) tekort en er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, wordt de Planuitwerking gestart. Na een positief besluit over de voorgestelde oplossing, wordt tot realisatie overgegaan.
Daarnaast wordt daar waar mogelijk en zinvol, ingespeeld op de mogelijkheden die zich voordoen. Het gaat daarbij veelal om kleinere uitbreidingen of optimalisering van bestaande voorzieningen.
Ook vindt overleg plaats met gemeenten en andere vaarwegbeheerders over zowel het opheffen als het behoud en het uitbreiden van ligplaatsen. Met bedrijven zal overleg gevoerd gaan worden over het eventueel beschikbaar stellen van laad- en loskades voor het laten overnachten van schepen.
Veroordeelde criminelen die nog niet in de gevangenis zitten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Veroordeelde misdadigers lopen vrij rond»?1 Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over het feit dat er in de regio Amsterdam-Amstelland 1 700 veroordeelden vrij zouden rondlopen?2
Ja.
Bevat de genoemde tv-uitzending feitelijke informatie, bijvoorbeeld over het aantal veroordeelden dat tijdelijk dan wel definitief zijn straf ontloopt, die onjuist is? Zo ja, welke? Wat zijn de juiste feiten dan wel?
Het televisieprogramma De Vijfde Dag heeft naar mijn mening terecht aandacht gevraagd voor het aantal veroordeelden dat hun straf nog dient uit te zitten. Ik ben mij bewust van deze problematiek en heb dan ook verschillende maatregelen ingezet om dit aantal te verminderen, zoals in mijn antwoord op vraag 9 is aangegeven.
Het CJIB registreert het aantal lopende zaken in één jaar, dit wil echter niet zeggen dat deze vonnissen allemaal in 2010 zijn uitgesproken. Hierdoor ontstaat er een verschil tussen de cijfers van het programma en de cijfers van het CJIB. Een ander verschil is dat het aantal zaken wordt geregistreerd en niet het aantal personen. Een persoon kan meerdere zaken op zijn naam hebben staan.
Uit de gegevens van het CJIB blijkt dat in 2010 12 610 zaken ten aanzien van principale vrijheidsstraffen (volwassen) zijn aangeboden (ingestroomd). In 2010 zijn 15 440 lopende zaken ten aanzien van principale vrijheidsstraffen (volwassenen) door het CJIB afgedaan. In 771 gevallen werd het vonnis via de zelfmeldprocedure voltrokken, in 4 435 gevallen via aansluitende detentie en in 6 723 gevallen via arrestatie en vervolgens de ten uitvoerlegging van de straf. Daarnaast kregen 253 gevallen gratie, vielen 618 gevallen onder de categorie overig en zijn 2 640 zaken verjaard.
Deelt u het onbegrip van winkeliers die vast moet stellen dat de dader van het misdrijf, waarvan zij het slachtoffer zijn geworden, nog gewoon vrij rondlopen? Zo ja, hoe gaat u dit uitleggen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit onbegrip deel ik. Ik acht het daarom van groot belang dat de door de rechter opgelegde straffen ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de belangen van slachtoffers, nabestaanden en samenleving. In mijn brief van 25 oktober 20113 heb ik uw Kamer bericht over het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB). Dit programma richt zich op het (in samenhang) doorvoeren van verbeteringen in de uitvoeringsketen, waaronder het bevorderen van het sneller ten uitvoerleggen van straffen.
Tevens heb ik in het kader van het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit specifieke maatregelen genomen om extra aandacht te besteden aan slachtoffers van een overval. Zo is met Slachtofferhulp Nederland (SHN) afgesproken dat zij elk slachtoffer van een overval bezoekt en ondersteunt en wijst op mogelijkheden die het Schadefonds Geweldsmisdrijven biedt. Ter ondersteuning worden slachtoffers van een overval ook door SHN telefonisch benaderd om deze regeling onder hun aandacht te brengen en eventueel een preventieadvies in te plannen. Deze slachtoffers kunnen (vanaf 2010) gebruik maken van een slachtofferregeling, waarbij zij € 1 000,– aan subsidie kunnen ontvangen voor het nemen van preventieve maatregelen.
Hoeveel veroordeelden, waarvan het vonnis door het ontbreken van de kennis van de verblijfplaats van de veroordeelde niet ten uitvoer wordt gelegd, stonden er in 2009, 2010 en 2011 in het landelijke opsporingsregister (OPS) gesignaleerd?
Gemiddeld aantal zaken van volwassenen in OPS4:
2009
2010
20115
Totaal gemiddelde
62 512
61 620
54 437
Aantal vrijheidsstraffen
19 436
17 479
15 432
De cijfers over 2011 zijn gebaseerd op de metingen in de periode januari t/m juli 2011.
Hoeveel veroordeelde daders ontlopen vanwege verjaring van het door hen gepleegde strafbare feit hun opgelegde straf? Kunt u aangeven hoeveel daders dit de afgelopen vijf jaar jaarlijks betreft?
Geëxpireerde zaken (geen personen) terzake van principale vrijheidsstraffen6
2007
929
2008
1 256
2009
2 131
2010
2 659
20117
2 862
Het gaat hier om het aantal principale vrijheidsstraffen voor jeugdigen en volwassen.
Dit zijn voorlopige cijfers (nog niet officieel door CJIB gepubliceerd).
Het aantal geëxpireerde zaken wordt mede bepaald doordat de registratie van onherroepelijke vrijheidsstraffen in 1996 door het CJIB is gestart. Destijds zijn ook oude zaken van voor 1996 in het systeem ingevoerd. Dit leidt er toe dat deze zaken, voor zover ze een verjaringstermijn van 16 jaar hebben (misdrijven waarop een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld) de afgelopen jaren zijn gaan expireren. Omdat er inmiddels 16 jaar door het CJIB wordt gemeten, verwacht ik dat de expiratie de komende jaren gaat stabiliseren8.
Deelt u de mening dat het in het kader van het voorkomen van recidive veel effectiever is om veroordeelde criminelen daadwerkelijk achter de tralies te zetten in plaats van ze na een volgende veroordeling weer een straf op te leggen, die mogelijk ook weer niet wordt uitgevoerd? Zo ja, waarom zorgt u dan er dan niet eerst voor dat veroordeelde criminelen hun straf ondergaan voordat u minimumstraffen gaat invoeren voor criminelen die een tweede keer worden veroordeeld? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het van groot belang dat de door de rechter opgelegde straffen ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd. Het uitgangspunt dat een veroordeelde elke straf die hem wordt opgelegd, moet ondergaan, staat los van het voorstel van het kabinet om minimumstraffen in te voeren voor recidive bij zware misdrijven. Overigens gaat het hier om zodanige ernstige misdrijven dat in principe voorlopige hechtenis is aangewezen.
Weet u hoeveel veroordeelden in afwachting van hun gevangenisstraf zich opnieuw schuldig maken aan strafbare feiten? Zo ja, om hoeveel veroordeelden gaat het dan? Zo nee, waarom hebt u geen kennis van deze ernstige vorm van recidive terwijl u stelt dat u recidive, in het algemeen wilt aanpakken?
Het WODC berekent jaarlijks de strafrechtelijke recidive van Nederlandse justitiabelen. Deze gegevens worden opgenomen in de Recidivemonitor. De Recidivemonitor biedt geen inzicht in het aantal veroordeelden dat in afwachting van hun gevangenisstraf opnieuw recidiveert.
Om de recidive te verminderen worden diverse maatregelen genomen. Het sneller ten uitvoer leggen, waardoor er minder mogelijkheid bestaat dat personen in afwachting van hun straf recidiveren, is één van deze maatregelen. Op dit terrein lopen verschillende verbeterinitiatieven. Deze zijn onderdeel van de programma’s Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving en Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) waarover uw Kamer op 29 februari 2012 is geïnformeerd9.
Uit hoeveel leden bestaat het Team Executie Strafvonnissen (TES)? Hoeveel zaken van veroordeelde criminelen die hun straf nog niet hebben ondergaan behandelen zij jaarlijks? Hoeveel zaken lager er voor dit team in de jaren 2009, 2010 en 2011 nog op de plank?
Het TES-team bestaat uit 20 fte. Het TES-team is de afgelopen jaren uitgebreid. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen, het aantal zaken op de plank is op 1 januari 2011 gereduceerd tot nul.
In onderstaande tabel is het aantal zaken van het Team Executie Strafvonnisen (TES) weergegeven:
2009
2010
2011
Aantal afgehandelde zaken
179
527
522
Aantal zaken op de plank (peildatum 1 januari)
1 022
6
0
Wat gaat u concreet doen, anders dan het hebben van plannen en uiten van voornemens, om ervoor te zorgen dat er minder veroordeelden hun straf blijven ontlopen? Hoeveel veroordeelde personen zullen er aan het einde van 2012 nog niet de straf hebben ondergaan waarvoor zij zijn veroordeeld? Hoeveel per 2013, 2015 en 2015? Kunt u daarbij een onderscheid maken naar veroordeelden tot vrijheidsstraffen van meer en minder dan 300 dagen?
Ik heb veel concrete maatregelen genomen om het aantal veroordeelden dat vrij rond loopt te beperken, zoals de verlenging van de verdubbelde inzet van het Team Executie Strafvonnissen(TES) tot tenminste 2014, de inzet van diverse zogenaamde «Pakze-teams» bij de politiekorpsen, de in 2011 gestarte doorlichting van 6 500 zaken die langer dan drie jaar in het OPS geregistreerd staan, de onthouding van sociale zekerheidsrechten aan bepaalde OPS-gesignaleerden en de scherpere toepassing en het onderzoek naar de mogelijkheden om een paspoort te onthouden aan bepaalde categorieën onherroepelijk veroordeelden3. Mijn inzet zal de komende tijd gericht zijn op een versterking en uitbouw van deze maatregelen.
Een precieze prognose, hoeveel veroordeelde personen aan het eind van 2012 en latere jaren hun straf niet hebben ondergaan, is niet te geven. Mijn verwachting is dat de resultaten van het Programma Versterking Executie Strafvonnissen (PVES) op termijn het verjaringspercentage gunstig beïnvloeden. Deze inspanningen worden door het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB) voortgezet. Verbetering van de onderlinge uitwisseling van gegevens vormt immers een kernelement van dit programma. De ontwikkeling van het OPS wordt jaarlijks nauwgezet gemonitord. Uw Kamer wordt hier in het kader van de voortgang over het programma USB over geïnformeerd.
Lessen uit het faillissement van Redema Groep voor het functioneren van verenigingen van eigenaren |
|
Jan van Bochove (SGP) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Flateigenaren zijn 1,5 miljoen kwijt»?1
Ja.
Kunt u aangeven in welke gemeenten de Redema Groep werkzaam was en welke gevolgen dit heeft voor het beheer en onderhoud van de woningen die onder de betreffende verenigingen van eigenaren vallen? Op welke wijze gaat de curator om met het geld dat de leden van de verenigingen van eigenaren hebben overgemaakt, nadrukkelijk ten behoeve van het reservefonds voor het onderhoud? Kunt u zich er sterk voor maken dat het geld terugkomt en – indien er sprake is van vervreemding – de beschikbare strafrechtelijke middelen voortvarend worden ingezet?
De Redema Groep had op zich een landelijke dekking. Het onderdeel van de Redema Groep dat zich bezig hield met beheer voor VvE’s (Redema VvE B.V.) was vooral actief in de provincie Utrecht. Navraag leert dat verenigingen van eigenaars (VvE’s) in de gemeenten Utrecht, Nieuwegein, Almere, Zaandam, Apeldoorn, ’s Hertogenbosch, Vleuten-de Meern en Baarn, de gevolgen van het faillissement kunnen ondervinden, omdat zij gebruik maakten van diensten door Redema VvE BV.
De curator heeft kenbaar gemaakt, dat de Redema Groep beheerder was voor VvE’s met een eigen bankrekening (die dus op naam van de desbetreffende VvE zelf is gesteld), alsmede voor VvE’s waarbij de rekening niet op de naam staat van de VvE (de «inzake-rekeningen»). Voor de eerstbedoelde categorie geldt, dat de betreffende financiële middelen buiten het faillissement vallen en er dus geen gevolgen zullen zijn voor het onderhoud van desbetreffende woningen. Voor de laatstbedoelde categorie ligt dit anders. Op grond van een uitspraak van de Hoge Raad (Procall-arrest, 13 juni 2003, NJ 2004, 196) beschouwt de curator de middelen die op betreffende rekening staan als onderdeel van de boedel van de Redema Groep, waardoor zij onderdeel van het faillissement zijn. Dit betekent dat betreffende VvE’s schuldeisers zijn geworden en een vordering hebben op de Redema Groep en deze ook moeten neerleggen bij de curator om zo mogelijk nog iets terug te kunnen halen. Gelet op het feit dat de schulden van de Redema Groep groter zijn dan het eigen vermogen, vrees ik dat de kans groot is dat betreffende VvE’s slechts een (beperkt) deel van de gereserveerde onderhoudsgelden terug gaan krijgen. Dit kan in de praktijk betekenen dat het onderhoud van betreffende woningen uitgesteld zal moeten worden, totdat de kas weer op afdoende sterkte is om onderhoud uit te kunnen voeren, dan wel dat de gedupeerde eigenaren extra stortingen ten behoeve van het onderhoudsfonds zullen moeten doen om het onderhoud toch binnen afzienbare tijd te kunnen laten uitvoeren.
Met u ben ik verrast dat dit heeft kunnen gebeuren. Het is in de eerste plaats aan de gedupeerden om zelf te handelen. Dit gaat ook gebeuren: diverse VvE’s kunnen zich niet vinden in het standpunt van de curator en zijn bezig met het opstarten van een bodemprocedure bij de rechtbank te Utrecht.
Hoe beoordeelt u de reacties van Vastgoed Management Nederland (VGM NL) en VvE Belang, die aangeven dat een dergelijke situatie voorkomen had kunnen worden?
Ik deel de reacties van VGM NL en VvE Belang. De gang van zaken bij het faillissement van de Redema Groep laat ook zien dat «het anders had gekund». Indien alle rekeningen op naam waren gesteld van de VvE’s, had het faillissement van deze beheerder geen financiële consequenties gehad voor betrokken VvE’s. Door VvE-belang wordt bovendien al sinds enige jaren in hun voorlichting aan VvE’s e.d. gewezen op het belang om ervoor te zorgen dat de gereserveerde middelen voor onderhoud staan op een rekening van de VvE zelf, zoals dit immers ook in de opeenvolgende Modelreglementen is terug te vinden. Ik zal desalniettemin onder meer VvE-belang vragen hier de komende tijd in hun communicatie- uitingen nogmaals aandacht aan te besteden.
Wat is de stand van zaken rondom de uitvoering van de motie Van Bochove/De Boer2 met betrekking tot het functioneren van verenigingen van eigenaren? Bent u bereid om lessen uit dit faillissement te betrekken bij de uitvoering van deze motie?
Bij brief van 15 december 2011 (33 000 VII nr. 108) heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer aangegeven, dat conform de motie zal worden bezien hoe het functioneren van VvE’s kan worden verbeterd. Daarbij is aangegeven, dat allereerst het al eerder uitgevoerde inventariserende onderzoek naar het functioneren van VvE’s (en de mate waarin VvE’s slapende zijn) zal worden herhaald en tevens zal worden uitgebreid met een module waarin aan gemeenten en andere relevante partijen wordt gevraagd welke concrete maatregelen zij denkbaar achten ter verbetering van het functioneren van VvE’s. Momenteel is dit onderzoek in volle gang. Uiteraard zal ik de lessen en aandachtspunten, die uit dit faillissement kunnen worden getrokken, hierin meenemen. Mijn streven is er op gericht om de Kamer in het tweede kwartaal van 2012 over de resultaten te informeren.
Deelt u de mening dat één landelijk opererende organisatie in de vorm van een publiekrechtelijk samenwerkingsverband beter in staat zou zijn om informatie te geven richting individuele eigenaren door het inrichten van een vraagbaak, door kennis te delen, en door het organiseren van een verplichtend en betrouwbaar keurmerk? Is het hierbij geen optie om een moderne variant van een publiekrechtelijke organisatie in te stellen, die de gedragscodes en certificaten verplichtend kan voorschrijven, opdat (verenigingen van) eigenaren zich beter kunnen organiseren en een publiekrechtelijk middel hebben om free-ridersgedrag en wanbeheer uit te bannen?
Er zijn diverse organisaties, die informatie geven aan VvE’s bijvoorbeeld de landelijk opererende Stichting VvE Belang, Vereniging Eigen Huis, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en ook makelaars, beheerders en hun brancheorganisaties zoals NVM, VBO, Vastgoedpro en Vastgoed Management Nederland. Ook op www.rijksoverheid.nl is het nodige te vinden. Daarnaast kunnen belangstellenden in diverse gemeenten terecht bij informatiepunten, zoals VVE010 te Rotterdam en VvE Balie te Den Haag. Een nieuwe landelijk opererende (publiekrechtelijke) organisatie lijkt mij op dit moment niet de meest voor de hand liggende oplossing. Wellicht dat een nauwere samenwerking/afstemming tussen genoemde organisaties wel een meerwaarde kan hebben.
Het onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd naar het functioneren van VvE’s levert naar verwachting beleidsvoorstellen ter verbetering van het functioneren op. De wijze waarop gedragscodes en certificeren van betekenis kunnen zijn, zal hierbij worden meegenomen.
Economische schade door opstelling Nederland ten aanzien van Roemenië |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Knapen (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Deal met Roemenen op losse schroeven»?1
Ja.
Wat vindt u van de stelling van de directeur van de Nederlands-Roemeense Kamer van Koophandel en de algemeen directeur van het European Gateway Platform dat de grote samenwerkingsovereenkomst tussen Havenbedrijf Rotterdam en de haven Roemeense Constanza op losse schroeven staat?
Voor zover mij bekend zijn de besprekingen tussen Rotterdam en Constanza volop gaande. Het Roemeense ministerie van Transport en de havenautoriteiten van Contanza hebben het Havenbedrijf Rotterdam onlangs gevraagd om een meer gedetailleerd voorstel. Het Havenbedrijf Rotterdam ontkracht de stelling van beide directeuren, zoals u uit het artikel kunt ontlenen.
Hoe belangrijk is de Rotterdamse haven voor de Nederlandse economie? Kunt u dat uitdrukken in het percentage BBP2 dat de Rotterdamse haven voor Nederland uitmaakt? Hoe belangrijk zijn samenwerkingsverbanden met andere havens hierin? Kunt u dit toelichten?
Het Rotterdamse havengebied is van vitaal belang voor de Nederlandse economie. Het is de grootste haven van Europa en verschaft (direct en indirect) werkgelegenheid voor 145 000 personen. De toegevoegde waarde van de haven is 22,2 miljard euro oftewel 3,7 procent van het Nederlands BBP.3 Het Havenbedrijf Rotterdam en de internationale samenwerkingsverbanden die zij aangaat spelen hierin een belangrijke rol.
Is de Roemeense regering, die een belang heeft in Constanza, woedend op Nederland vanwege het niet intrekken van het Nederlandse veto tegen de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone? Denkt u dat dat inderdaad een reden kan van het mogelijk niet doorgaan van de besproken samenwerkingsovereenkomst? Hoe beoordeelt u dit?
De Roemeense regering heeft haar teleurstelling uitgesproken over het Nederlands standpunt. Dat laat onverlet dat beide landen hun bilaterale economische en politieke relaties koesteren. Bij hoogwaardige investeringsprojecten als de ontwikkeling van het havengebied Constanza, kijken de Roemeense autoriteiten naar de diverse internationale partijen die daar onderscheidende expertise in hebben. Het Havenbedrijf Rotterdam is één van deze partijen.
Deelt u de mening van de directeur van de Nederlands-Roemeense Kamer van Koophandel dat de goede reputatie van het betrouwbare, tolerante Nederland zwaar beschadigd is vanwege het door uw gedoogpartner PVV ingestelde Meldpunt Midden- en Oost-Europeanen? Zo neen, waarom niet? Op basis van welke feiten kunt u de stelling weerleggen?
Er is intensief en goed contact tussen beide regeringen en de Roemeense autoriteiten zijn zich er van bewust dat dit meldpunt geen initiatief is van de Nederlandse regering. Er is sprake van goede samenwerking op diverse onderwerpen en regelmatig vinden bilaterale gesprekken plaats over de Nederlandse en Roemeense opvattingen, ook over zaken als Schengen en arbeidsmigratie.
Hoe groot schat u de economische schade, mocht de samenwerkingsovereenkomst niet doorgaan?
Ik heb geen aanwijzingen dat de samenwerkingsovereenkomst niet zou worden uitgevoerd.
Hoeveel banen kost het niet doorgaan van de samenwerkingsovereenkomst? Kunt u dit toelichten?
Ik wil niet speculeren over de economische gevolgen daarvan.
Het plaatsen van tv-camera's in het VU medisch centrum |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat twee weken lang met 35 als bewakingscamera’s vermomde tv-camera’s zonder medeweten van patiënten is gefilmd in het VU medisch centrum (VUmc)? Vindt u dit toelaatbaar?1
Zie het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Deelt u de mening van hoogleraar medisch recht Johan Legemaate dat hier sprake is van schending van het medisch beroepsgeheim? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Hoe verhoudt deze gebeurtenis zich tot de wettelijke regels ter bescherming van de (medische) privacy?
Het medisch beroepsgeheim en het recht op privacy zijn twee verschillende belangen. Vaak is er sprake van samenloop. Dan kan zowel het beroepsgeheim als de privacy geschonden zijn.
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) onderzoekt momenteel in deze zaak of de privacy is geschonden.
Deelt u de mening dat het ophangen van flyers en waarschuwingsposters volstrekt onvoldoende is, gelet op het feit dat bezoekers van een spoedeisende eerste hulp doorgaans wel iets anders aan hun hoofd hebben dan het bestuderen van posters en het onderhandelen over hun privacy?
Ik deel die mening. Een dergelijke manier van informeren van betrokkenen doet geen recht aan het belang van het medisch beroepsgeheim en het belang van de privacy.
Bent u onder de indruk van het verweer van het afdelingshoofd Interne geneeskunde dat de medewerking aan de show van Eyeworks is ingegeven vanuit de wens het vertrouwen van de patiënt te bevorderen? Deelt u de mening dat het VUmc het exacte tegendeel heeft bereikt met deze actie?
De manier waarop het VUmc heeft geprobeerd het vertrouwen van de patiënt te bevorderen heeft geleid tot grote verontwaardiging en onrust bij grote groepen patiënten en burgers. Ik deel dan ook de mening dat het VUmc wat dat betreft het tegendeel heeft bereikt van wat het kennelijk nastreefde.
Wat is uw opvatting over het verweer dat voortdurend medewerkers van het ziekenhuis hebben meegekeken in de regiekamer? Deelt u de mening dat het in tijden van oplopende zorgkosten niet doelmatig is om ziekenhuismedewerkers twee weken in te zetten in de regiekamer van Reinout Oerlemans?
Medewerkers van het ziekenhuis behoren zich primair bezig te houden met hun taken in het ziekenhuis. Ik ben van mening dat zorgverleners en zorgaanbieders zich terughoudend dienen op te stellen wat betreft het meewerken aan media-activiteiten. Zij moeten daarbij altijd het belang van goede en verantwoorde zorg als uitgangspunt nemen. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Is het waar dat alle patiënten, bezoekers en medewerkers nog voor de uitzending kunnen aangeven niet in beeld te willen komen, ook als zij in een eerder stadium toestemming hebben gegeven? Indien dit niet het geval is, op welke wijze kunt u als politiek eindverantwoordelijke voor de medische privacy in Nederland ingrijpen?
Het VUmc, Eyeworks en RTL Nederland hebben verklaard dat alle betrokkenen te allen tijde het recht hadden om hun toestemming in te trekken. Eyeworks heeft alle betrokkenen bij de op 23 februari 2012 uitgezonden aflevering voorafgaand aan de uitzending opnieuw gevraagd om toestemming voor uitzending. Volgens het VUmc, Eyeworks en RTL Nederland hebben alle betrokkenen toestemming gegeven.
Kunnen de afspraken tussen het VUmc en Eyeworks/RTL openbaar worden gemaakt? Zo neen, wilt u zich inzetten dat dit toch gebeurt in het kader van maximale transparantie in deze kwestie?
Zie het antwoord op vraag 6 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Acht u de positie van de beslissers zoals de raad van bestuur en het hoofd van de Spoedeisende eerste hulp nog houdbaar gezien hun handelen en persisteren in hun besluit om mee te werken aan de uitzendingen van Eyeworks en RTL? Vindt u niet dat ze terug moeten treden omdat ze door hun handelwijze elk gezag hebben verloren?
Hier kan ik geen uitspraak over doen. Zie het antwoord op vraag 1 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Is het waar dat het VUmc mogelijk een schadeclaim van Eyeworks en/of RTL boven het hoofd hangt in de orde van 600 000 euro? Zo ja, vindt u dan dat deze schadeclaim nooit betaald mag worden uit gezondheidszorggelden en dat dan bijvoorbeeld de directie en het hoofd van de Spoedeisende eerste hulp van het VUmc maar hoofdelijk aansprakelijk moeten worden gesteld? Vindt u überhaupt dat Eyeworks en/of RTL het recht hebben schadevergoeding te eisen gezien het uiteindelijke verzoek van het VUmc aan hen om niet verder uit te zenden aangezien het medisch beroepsgeheim op flagrante wijze werd geschonden?
Het VUmc heeft desgevraagd meegedeeld dat er op dit moment geen sprake van een schadeclaim van Eyeworks en/of RTL Nederland jegens het VUmc. De drie partijen zijn met elkaar in gesprek over de afhandeling van de onderlinge samenwerking.
Wordt al het beeldmateriaal vernietigd? Zo nee, wilt u dan ervoor zorgdragen dat dit wel gebeurt?
Het VUmc, Eyeworks en RTL Nederland hebben verklaard dat in de gevallen dat betrokkenen hun toestemming weigerden of later introkken, het beeldmateriaal inmiddels is vernietigd.
Hoe is de situatie bij andere ziekenhuizen in Nederland? Wilt u dit onderzoeken? Is het waar dat ook bij andere uitzendingen zoals Trauma.nl het medisch beroepsgeheim wordt overtreden, zoals in het academisch ziekenhuis in Groningen waarbij ook de familie pas achteraf om toestemming is gevraagd nadat al opnames waren gemaakt?2
Zie het antwoord op vraag 7 van de vragen van het lid Voortman (GroenLinks) over het bericht dat het VUmc het medisch beroepsgeheim heeft geschonden (ingezonden 24 februari 2012).
Deelt u de mening dat ziekenhuizen en artsen in principe niet zouden moeten meewerken aan commerciële uitzendingen, omdat patiënten in een afhankelijkheidsrelatie verkeren, zodat een vrije afweging van patiënten om niet mee te werken in het geding is? Zo nee, waarom niet?
Zie de antwoorden op de vragen 1, 6 en 12.
Geeft deze zaak u aanleiding om de privacy-richtlijnen en/of medisch-ethische normen van ziekenhuizen aan te scherpen of het toezicht hierop te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 12.
Deelt u de mening dat het introduceren van winstuitkeringen en zeggenschap van private investeerders in reguliere ziekenhuizen de kans op dergelijke incidenten doet toenemen vanwege de drang om het marktaandeel te vergroten en zich te profileren ten opzichte van concurrenten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Alle zorgverleners en ziekenhuizen moeten op dezelfde manier aan het beroepsgeheim en de privacyregels voldoen, ongeacht of zij op winstuitkering gericht zijn of niet. Wel ben ik van mening dat zorgaanbieders die op winst gericht zijn grote aandacht zullen hebben zowel voor kwaliteit van zorg en bejegening van patiënten, als voor transparantie over die kwaliteit van zorg en bejegening van patiënten. Zij zijn dus zeer sterk gemotiveerd om dergelijke negatieve ervaringen van patiënten en negatieve berichtgeving zoals in dit geval bij het VUmc te voorkomen.
Het bewaren van dossiers door Jeugdzorg over gezinnen waar geen kindermishandeling is geconstateerd |
|
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Herinnert u zich de vragen over het bewaren van dossiers door Jeugdzorg over gezinnen waar geen kindermishandeling is geconstateerd?1
Ja.
Wat is de stand van zaken van de toezegging om de pro-actieve werkwijze (ouders en/of jeugdigen worden bij een onterechte melding actief benaderd door een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) met de vraag of het dossier vernietigd moet worden) op te nemen in het protocol van Handelen van de AMK’s?
Jeugdzorg Nederland gaat het protocol van Handelen van de AMK’s dit voorjaar herzien op een aantal punten. Zo zal bovenstaande toezegging worden opgenomen in het protocol.
Andere punten gaan over wijzigingen die het gevolg zijn van de afspraken over het SHG in het kader van de invoering van de verplichte meldcode. Het zijn afspraken tussen Jeugdzorg Nederland en GGD NL, MOgroep WMD, Federatie Opvang en de KNMG. De afspraken zijn op dit moment in concept klaar en gaan nu de besluitvormende fase in.
De nieuwe afspraken zullen voor de zomer gereed zijn en in het protocol zijn opgenomen.
Deelt u de mening dat in geval van een ongegronde melding van kindermishandeling het dossier bij jeugdzorg (AMK) in principe vernietigd moet worden en wanneer vanwege zwaarwegende redenen hiervan wordt afgezien dit gemotiveerd aan de ouders moet worden gemeld?
Ik ben het eens met de stelling dat ouders op de hoogte gebracht moeten worden van de redenen waarom hun verzoek tot vernietiging van het dossier niet gehonoreerd kan worden. Jeugdzorg Nederland heeft aangegeven dat dit punt mee wordt genomen bij de aanpassing van het protocol.
Overigens is het niet zo dat in alle gevallen van een onterechte melding ouders willen dat het dossier wordt vernietigd, bijvoorbeeld als er een kans bestaat dat opnieuw een onterechte melding wordt gedaan. Dit kan onder andere voorkomen bij meldingen van ex-partners of bij kinderen met een zeldzame aandoening die snel blauwe plekken of botbreuken oplopen. In de checklist voor managers wordt geadviseerd om in het dossier een aantekening op te nemen indien sprake is van een (mogelijk) onterechte melding. Daarbij kan in het dossier een uitleg worden opgenomen over de signalen die leken te wijzen op huiselijk geweld of kindermishandeling. Op die manier wordt voorkomen dat de betreffende cliënt(en) steeds weer om een verklaring wordt gevraagd.
Bent u bereid met Jeugdzorg Nederland in overleg te treden, zodat het protocol van Handelen van de AMK’s langs deze lijn wordt aangepast? Zo niet, waarom?
In antwoord 2 heb ik aangegeven dat Jeugdzorg Nederland deze lijn opneemt in het protocol.
Het bericht dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Havenbedrijf Rotterdam en de haven van het Roemeense Constanta op losse schroeven staat |
|
Nebahat Albayrak (PvdA) |
|
Knapen (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Deal met Roemenen op losse schroeven»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van de Nederlandse-Roemeense Kamer Van Koophandel die aangeeft dat door het recente ingestelde PVV meldpunt en het Nederlandse veto tegen de toetreding van Roemenie en Bulgarije tot de Schengenzone «de goede reputatie van het betrouwbare tolerante Nederland en zijn bedrijfsleven zwaar beschadigd (is)»? Deelt u deze mening? Indien nee, waarom niet?
Er is intensief en goed contact tussen beide regeringen en de Roemeense autoriteiten zijn zich er van bewust dat dit meldpunt geen initiatief is van de Nederlandse regering. Er is sprake van goede samenwerking op diverse onderwerpen en regelmatig vinden bilaterale gesprekken plaats over de Nederlandse en Roemeense opvattingen, ook over zaken als Schengen en arbeidsmigratie.
Kunt u aangeven wat de gevolgen voor de Nederlandse economie kunnen zijn indien het convenant dat vorig jaar tussen Havenbedrijf Rotterdam en de haven van Constanza is afgesloten, niet uitgevoerd gaat worden?
Ik heb geen aanwijzingen dat de samenwerkingsovereenkomst tussen deze partijen niet uitgevoerd zou worden.
Kunt u aangeven of de haven van Constanza inmiddels voorbereidende gesprekken aan het voeren is met andere landen en niet meer enkel en alleen met Nederland? Indien ja, wat is uw reactie op deze ontwikkeling?
Ik heb geen inzicht in de gesprekken die de haven van Constanza voert. Bij hoogwaardige investeringsprojecten als de ontwikkeling van het havengebied Constanza, kijken de Roemeense autoriteiten naar de diverse internationale partijen die daar onderscheidende expertise in hebben. Het Havenbedrijf Rotterdam is é/p>
Het gratis toegankelijk maken van informatie uit basisregistraties ten behoeve van opsporing |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat (bijvoorbeeld) de gegevens van de Kamer van Koophandel niet vrijelijk beschikbaar zijn voor de politie?
De gegevens in het Handelsregister kunnen door een ieder worden ingezien, dus ook door de politie. Hierop zijn twee uitzonderingen: het zoeken op persoonsnaam en het inzien van afgeschermde woonadressen. Deze opties zijn voorbehouden aan de daartoe in de wet genoemde geautoriseerde partijen. Hieronder valt (onder meer) het Openbaar Ministerie, ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten.
Bent u bekend met het feit dat de mogelijkheden voor bevraging beperkt zijn omdat de politie betaalt per informatievraag?
Per 1 januari 2012 is voor het gebruik van gegevens uit het Handelsregister voor het ministerie van Veiligheid en Justitie de zogeheten budgetfinanciering van kracht. Dit houdt in dat de afzonderlijke instanties, zoals politie en het OM, geen facturen meer krijgen. In plaats daarvan hevelt elk departement jaarlijks een budget over naar het ministerie waar het basisregister onder valt. De administratieve lasten die verbonden waren aan de facturering zijn daarmee weggenomen.
Voor wat betreft de kosten die zijn verbonden aan de toegang tot het Handelsregister ten behoeve van controle en opsporing, heeft de invoering van de budgetfinanciering gezorgd dat mogelijke knelpunten voor het gebruik van de basisregistraties zijn verholpen. Wel zal mijn ministerie nog navraag doen bij de relevante handhaving- en opsporingsdiensten of dit daadwerkelijk het geval is.
Deelt u de mening dat de politie hiermee onnodig wordt beperkt in haar mogelijkheden om bijvoorbeeld inzage te krijgen in financiële constructies van bedrijven?
Zie antwoord vraag 2.
Onderschrijft u de volgende aanbeveling uit het onderzoeksrapport Emergo: «Overheids-instellingen moeten opnieuw zonder betaling toegang krijgen tot de basisregistraties van het Kadaster en Kamer van Koophandel; instanties die (...) immers als monopolisten informatie verzamelen op grond van een wettelijke, publieke taak. Zonder onbetaalde toegang tot deze registraties is het (...) minder goed mogelijk om territoria, branches en groepen personen door te lichten.»?1 Zo nee, waarom niet?
Het gebruik van basisregistraties is verplicht binnen de overheid. Het kabinet streeft ernaar dat de financiële drempels voor het gebruik van basisregistraties, niet alleen binnen de overheid maar ook daarbuiten, zo veel mogelijk verdwijnen en dat het gebruik ervan toeneemt. De Programmaraad Stelsel Basisregistraties heeft in dit kader een eindbeeld geformuleerd voor de financiering van het gebruik van basisregistraties, waarbij er per 1/1/2015 geen sprake meer is van financiële drempels bij gebruik door overheden en andere gebruikers. Hiermee zal ook de onderlinge facturering en verrekening verdwijnen wat zal bijdragen aan een efficiënte overheid. Dat betekent overigens niet dat het gebruik in de toekomst «gratis» kan zijn maar dat de kosten op andere wijze dan tarifering of beprijzen van gebruik worden gedekt.
Momenteel wordt er een impactanalyse voor dit eindbeeld uitgevoerd specifiek gericht op de kern van het stelsel van basisregistraties: BAG, GBA, Handelsregister, Kadaster, Topografie en de stelselvoorzieningen voor het genoemde eindbeeld. Op basis van de uitkomsten van deze impactanalyse kan eind 2012 nadere besluitvorming plaatsvinden over het door de Programmaraad voorgestelde eindbeeld.
Overigens is het niet zo dat overheidsinstellingen voorheen zonder betaling toegang hadden tot de gegevens in het Kadaster en het Handelsregister.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat de politie zonder betaling toegang krijgt tot bovengenoemde basisregistraties? Welke termijn verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Angst rondtrekkende bendes bij winkelier' |
|
Lilian Helder (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht: «Angst rondtrekkende bendes bij winkelier»?1
Ja.
Klopt het dat grootschalige diefstallen door rondtrekkende Oost-Europese bendes explosief is gegroeid en wordt geschat op een toename van 10% in twee jaar?
De precieze omvang van diefstal gepleegd door rondtrekkende Oost-Europese dadergroepen is niet bekend. Daarom kan ook niet aangegeven worden of deze vorm van criminaliteit in twee jaar met 10% is toegenomen. Van alle veroordeelden vanwege vermogensdelicten was één op de zestig in de periode 2009–2011 van Oost-Europese afkomst zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het beeld dat Oost-Europeanen zich in toenemende mate schuldig maken aan vele vormen van vermogenscriminaliteit in de EU wordt onder meer bevestigd door het Nationaal Dreigingsbeeld van 2008 en het Organized Crime Threat Assessment 2011 van Europol.
Wat gaat er mis in de aanpak van politie en Justitie van deze Oost-Europese criminelen zeker gezien het bestrijden van rondtrekkende bendes prioriteit heeft in Europa?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2012 gestuurd heb (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64). In die brief heb ik deze en andere aspecten in hun samenhang gepresenteerd.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de Utrechtse criminoloog Dina Siegel die zegt dat Europese politici bewust de aard en de omvang van de Oost-Europese misdaad hebben toegedekt in de aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie (EU)?2
Zoals aangegeven in mijn antwoord op Kamervragen van de leden Dijkhoff en Hennis-Plasschaert van 1 maart 2012 (2012Z03941 , zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1954) is het probleem van de misdaad uit Oost-Europa in aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie niet bewust verzwegen of toegedekt. Het nemen van maatregelen tegen de georganiseerde misdaad maakt deel uit van het toetredingsproces tot de Europese Unie. Zowel in de Europese Raad als in nationale parlementen is hierover gesproken. Dat laat onverlet dat criminele bendes die opereren vanuit oostelijke Europese lidstaten, inmiddels een reëel probleem vormen. De aanpak hiervan is een prioriteit van de regering, waarbij nauw wordt samengewerkt met betrokken landen en organisaties als Europol.
Waarom gaan detailhandel Nederland en het Openbaar Ministerie nu pas samenwerken en camerabeelden uitwisselen?
Het uitwisselen van informatie en beeldmateriaal is in 2010 gestart in een pilot, waarin drie grote winkelketens, de politie en justitie deze werkwijze al beproefd hebben. Na de afronding van de pilot in 2011 is overeengekomen deze werkwijze op structurele basis voort te zetten en het aantal deelnemende winkelketens uit te breiden.
Deelt u de mening dat deze bendes het veiligheidsgevoel van de burgers tot een nulpunt laat dalen en het vertrouwen in politie en Justitie schaadt? Zo nee, waarom niet?
Voor de meeste vormen van criminaliteit waardoor burgers en bedrijven getroffen worden, geldt dat zij van invloed kunnen zijn op het veiligheidsgevoel. Een adequaat optreden van politie en justitie kan bijdragen aan het vergroten van de veiligheidsgevoelens en het vertrouwen in de rechtsstaat. Echter, uit onderzoek is gebleken dat niet altijd sprake is van een rechtevenredige relatie.3 Zo zijn er veilige wijken waar de onveiligheidsgevoelens toch groot zijn. En omgekeerd zijn er onveilige wijken waar men zich toch veilig voelt.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze bendes, die schade veroorzaken bij winkeliers die oploopt tot 250 miljoen euro per jaar, tot op de laatste cent geplukt worden?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer op 26 maart 2012 gestuurd heb (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64).
Welke maatregelen gaat u nemen om deze Oost-Europese bendes en de criminelen die deze bendes aansturen zo snel mogelijk achter slot en grendel te krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
De betrokkenheid van Nederland bij mogelijke bombardementsmissies op land in Somalië |
|
Ewout Irrgang , Jasper van Dijk (SP) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht in het Britse dagblad The Guardian (21022012) waarin staat dat er door de landen die bij de antipiraterij missie betrokken zijn provisionele plannen («contingency plans») zijn gemaakt om zogenaamde «over the beach» bombardementsmissies uit te voeren tegen «logistieke centra en opleidingskampen» van zowel piraten als islamitische opstandelingen?1 Was Nederland bij deze plannen op enigerlei wijze betrokken, zoals in het artikel wordt geschreven?
Ja. Nederland is bij generlei al dan niet bestaand plan betrokken.
Is het waar dat er bij het plannen maken geen onderscheid werd gemaakt tussen piraten en opstandelingen?
In het artikel worden piraterijbestrijding en terrorismebestrijding door elkaar gehaald. Nederland neemt actief deel aan discussies in EU- en NAVO-verband over mogelijkheden om pro-actiever op te treden tegen piraterij, inclusief optreden met effect op land. Van optreden tegen opleidingskampen van Al Shabaab is geen sprake.
Zo ja, deelt u de mening dat Nederlandse betrokkenheid bij deze operaties een overschrijding zou zijn van het mandaat dat u door de Kamer heeft gekregen voor operaties tegen de bases van piraten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat zulke bombardementsmissies niet in overeenstemming zijn met het mandaat zoals vastgelegd in opeenvolgende VN-resoluties?
De rechtsgrondslag voor antipiraterij-operaties wordt gevormd door het VN-Zeerechtverdrag en resoluties van de VN-Veiligheidsraad. De laatste relevante Veiligheidsraadresolutie, die alle eerdere resoluties herbevestigt, was 2020 (2011). In paragraaf 6 van resolutie 1851 (2008), een van de eerdere resoluties, autoriseert de VN-Veiligheidsraad staten die met de Somalische Transitional Federal Government (TFG) samenwerken, en die door de TFG bij de secretaris-generaal van de VN zijn aangemeld, alle noodzakelijke maatregelen te nemen op Somalische grondgebied en in het Somalische luchtruim voor de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee. Ook stelt deze paragraaf dat ieder optreden van landen en regionale organisaties in overeenstemming moet zijn met het oorlogsrecht en de mensenrechten waar toepasselijk. De TFG heeft deze notificatie inmiddels verzonden aan de Secretaris-Generaal ten behoeve van de uitbreiding van het operatiegebied van de EU.
Bent u bereid om de Kamer te informeren over deze en andere plannen die eventueel gemaakt zijn om deel te nemen aan de strijd in Somalië? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals gemeld in het verslag van de Raad van Buitenlandse Zaken verbond de RBZ zich op 27 februari via raadsconclusies politiek aan verlenging van de EU-antipiraterij-operatie Atalanta tot en met 2014. Zodra de besluitvorming in EU-verband over optreden vanaf zee, met effect op land voltooid is, wordt uw kamer hierover geïnformeerd.
Over de consequenties van dit besluit voor de Nederlandse bijdrage aan operatie Atalanta zullen wij u, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 19 januari jl., met een aanvullende artikel 100-brief informeren.