De onacceptabele voorstellen van de Voorzitter van de Europese Commissie |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de «State of the Union» van de Voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barrosso?
Ja.
Deelt u de mening dat zijn speech onacceptabel is en het daglicht niet kan verdragen nu de heer Barrosso niet alleen pleit voor eurobonds en een financiële transactiebelasting, maar zelfs voorstelt om middels verdragswijziging veto-rechten van landen te schrappen?
De heer Barroso uit in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Europese Commissie zijn zorgen over de situatie in de Eurozone en doet concrete voorstellen. Dit laat onverlet dat het kabinet het niet met alle voorstellen eens is.
Bent u tegen de invoering van eurobonds en een Europese financiële transactiebelasting? Zo ja, bent u bereid dat onmiddellijk aan de Europese Commissie te laten weten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland is van mening dat Eurobonds niet de problemen oplost die ten grondslag liggen aan de huidige economische crisis. We moeten het toezicht verscherpen en de begrotingsafspraken handhaven. Zoals bekend heeft Nederland daar voorstellen voor gedaan (ref. Kamerbrief visie toekomst Economische en Monetaire Unie d.d. 7 september 2011). Wat Nederland betreft kan een financiële transactiebelasting alleen op mondiaal niveau worden ingevoerd. Tot slot is het belangrijk dat er op bepaalde dossiers unanimiteit is en blijft. Nederland is er niet voor om dit op te heffen. Deze standpunten zijn bekend bij de Europese Commissie. Er zullen zich in de voorbereidingen van de Europese Raad diverse momenten voor doen om dit (opnieuw) onder de aandacht te brengen bij de Commissie.
Bent u tegen verdragswijzigingen die als doel hebben het opgeven van veto-rechten? Zo ja, bent u bereid dat onmiddellijk aan de Europese Commissie te laten weten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen voor aanstaande dinsdag 4 oktober, 10.00 uur beantwoorden?
Ja.
Het feit dat Brandon vanaf zijn vertrek uit ’s Heerenloo niet meer vast hoeft te zitten |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het erg goed gaat met Brandon? Weet u dat hij vanaf het moment dat hij in zijn nieuwe instelling woont, niet meer gesepareerd hoeft te worden en er geen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast?
Ja. Op 10 augustus jl. heeft mijn Inspectie voor de Gezondheidszorg een toezichtbezoek gebracht aan Brandon en mij over haar bevindingen geïnformeerd. Ik ben verheugd te vernemen dat het goed met hem gaat. Hij wordt niet gesepareerd. Dat er helemaal geen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast, kan ik niet onderschrijven. Iedere beperking van de bewegingsvrijheid, ook het tijdelijk vasthouden of in bedwang houden van een cliënt die een woede-uitbarsting heeft, is een vorm van onvrijwillige zorg. De instelling waar hij nu verblijft kiest voor een vorm van onvrijwillige zorg, waarbij de zorg en begeleiding altijd gericht is op herstel van het normale dagritme.
Bent u van mening dat een goed werkende, niet vrijheidsbeperkende aanpak navolging verdient door instellingen die wel de vrijheid van hun bewoners beperken?
Ja, daarom ga ik ook duidelijke normen stellen. In het wetsvoorstel Zorg en dwang, dat ter benandeling in uw Kamer ligt, is het uitgangspunt dat zorg op basis van vrijwilligheid, met instemming van de cliënt, wordt verleend. In het wetsvoorstel is bovendien opgenomen dat een vrijheidsbeperkende maatregel niet is toegestaan als een minder ingrijpend alternatief mogelijk is. Daarmee wordt bijvoorbeeld fixatie middels een Zweedse band zo goed als uitgebannen, want daarvoor zijn vaak goede alternatieven. Het verspreiden van goede voorbeelden heeft plaatsgevonden via het programma Zorg voor Beter. Daaraan hebben de afgelopen jaren veel instellingen deelgenomen.
Bent u bereid hier de nodige inspanning voor te verrichten? Hoe gaat u dat doen?
Naast de onder 2. beschreven maatregelen, heb ik voor complexe zorgsituaties op 17 maart 2011 de Denktank Complexe Zorg geïnstalleerd. Voor mensen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren als Brandon, is de denktank op zoek naar de beste oplossingen die in Nederland en internationaal beschikbaar zijn. Voorts licht de denktank alle fasen van het zorgverleningsproces kritisch door op kwetsbare punten. Bij de gevonden kwetsbare punten zal de denktank voorstellen doen over hoe deze te vermijden zijn.
Herinnert u zich dat het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) u in mei jl. aanraadde, om instellingen die vrijheidsbeperkende maatregelen bij een bewoner toepassen, te verplichten deskundig advies in te winnen? Wat hebt u met dit advies gedaan?
Ja, ik heb van het CCE een brief met die strekking ontvangen en deze ter hand gesteld aan de voorzitter van de Denktank. Immers, de Denktank heeft als opdracht met concrete verbetervoorstellen te komen. De CCE is vertegenwoordigd in deze tanktank. Ik hecht bij het opstellen van concrete verbetervoorstellen sterk aan integraliteit.
Wanneer is de door u sinds februari/maart jl. ingestelde denktank gereed met zijn rapport?
De denktank is voor twee jaar ingesteld. Binnen drie maanden na afloop van zijn werkzaamheden zal de denktank aan mij rapporteren. Een jaar na installatie, komend voorjaar derhalve, wordt een tussenrapportage verwacht.
Kunt u de resultaten die de werkgroep tot nu toe heeft geboekt aan de Kamer zenden?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u dat doen vóór het debat over het wetsvoorstel Zorg en dwang psychogeriatische en verstandelijk gehandicapte cliënten in de Kamer plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Een klap voor de Britse luchtvaart, massa-ontslag bij BAE Systems te wijten aan problemen Eurofighter en JSF»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de toekomst van de Britse luchtvaartindustrie gekoppeld is aan het aantal te produceren JSF toestellen?
Ik kan geen uitspraken doen over de toekomstverwachtingen van de Britse Luchtvaartindustrie.
Bent u bekend met de relatie tussen het aantal door de Britse overheid te bestellen JSF toestellen en de hoeveelheid werk die BAE in het JSF project zou mogen uitvoeren?
Ik beschik niet over informatie over de in vraag 3 genoemde relatie en ik kan geen vergelijking maken van de situatie in het Verenigd Koninkrijk met die in Nederland. Over de potentiële productieomzet van de Nederlandse industrie zijn in 2006 afspraken gemaakt met Lockheed Martin en de motorenleveranciers. In het antwoord op de vragen 10, 11, 12 en 13 wordt daar verder op ingegaan.
Deelt u de mening dat Nederland in een vergelijkbare positie verkeert en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u over het feit dat de productie van de JSF toestellen nog altijd niet op gang is gekomen als gevolg van de enorme vertragingen en kostenoverschrijdingen? Wat voor gevolgen heeft dit voor de Nederlandse spelers in dit dossier?
De productie van F-35-toestellen is al enkele jaren geleden begonnen in de vorm van de Low Rate Initial Production (LRIP). De productieserie LRIP 1 (twee toestellen) is gereed, de productieserie LRIP 2 (twaalf toestellen) is grotendeels voltooid en de toestellen van de productieseries LRIP 3 en 4 (respectievelijk zeventien en 32 toestellen, waaronder de twee Nederlandse) bevinden zich op dit moment in verschillende stadia van het productieproces. Wel heeft de F-35 productie in de afgelopen tijd te maken gehad met vertragingen en is inmiddels het aantal te produceren toestellen in de eerstkomende jaren verlaagd. Hierover is de Kamer geïnformeerd met onder andere de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 258 van 17 maart jl.). Voor de Nederlandse industrie heeft een vertraging tot gevolg dat productieomzet later zal worden behaald. Zie ook het antwoord op de vragen 6, 7 en 8.
Wanneer bent u door het Pentagon geïnformeerd over het tot nader order uitstellen door de VS van de productie van 224 JSF’s? Wanneer ben u geïnformeerd over de achterliggende reden van het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s? Wanneer is het JPO geïnformeerd over het tot nader order uitstellen door de VS van de productie van 224 JSF’s?
Net als andere internationale partners heeft de Amerikaanse overheid de bestelreeksen voor F-35 toestellen in het verleden aangepast.
De Amerikaanse minister van Defensie Gates heeft op 1 februari 2010 aangekondigd dat de productie van 121 toestellen naar latere jaren wordt verschoven. Dit werd op 6 januari 2011 gevolgd door een soortgelijke aankondiging voor nog eens 124 toestellen. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brieven van 16 februari 2010 en 7 januari 2011 (Kamerstukken 26 488, nrs. 217 en 252). De herkomst van het in mediaberichten genoemde aantal van 224 vertraagde toestellen is mij niet bekend.
De verplaatsing van productieaantallen naar latere jaren heeft voor de industrie, en dus ook voor de Nederlandse industrie, tot gevolg dat productieomzet later wordt behaald. Er is geen rechtstreeks verband tussen bestelreeksen van partnerlanden en de business case. De afdracht van de Nederlandse industrie aan de Staat betreft de omzet niet alleen voor toestellen van partnerlanden maar ook voor die van derde landen. Verder is begin 2010 met de industrie overeengekomen dat de business case niet meer zal worden herijkt. Wel is er sprake van boekhoudkundige meetmomenten in 2020 en in 2030. De brief van 17 januari jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 253, antwoord op vraag 47) gaat hier nader op in.
Het Amerikaanse ministerie van Defensie zal naar verwachting moeten bezuinigen op de begroting voor 2013. Op dit moment is het nog onbekend of, en zo ja, in hoeverre het Amerikaanse F-35 project door deze bezuinigingen zal worden getroffen. Het is daarom ook niet mogelijk uitspraken te doen over eventuele effecten voor de Nederlandse werkgelegenheid in de vliegtuigindustrie.
Welke gevolgen heeft het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s voor de huidige en de te verwachten werkgelegenheid in de Nederlandse vliegtuigindustrie? Welke gevolgen heeft het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s voor de Nederlandse businesscase? Welke gevolgen heeft het door de VS tot nader order uitstellen van de productie van 224 JSF’s in het bijzonder voor Fokker?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer bent u geïnformeerd over de nieuwe reducties die mogelijk in de lucht hangen? Kunt u uiteenzetten welke gevolgen dit kan hebben voor de (te verwachten) werkgelegenheid in deNederlandse vliegtuigindustrie? Kunt u aangeven welke gevolgen dit kan hebben voor de Nederlandse businesscase?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven wanneer het officiële SAR-2010 rapport zal verschijnen waarin de aangepaste planning is verwerkt?
In de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 275) heb ik gemeld dat een aangepast Selected Acquistion Report (SAR) 2010 over de F-35 zeker niet voor de herfst van dit jaar aan de orde zou zijn. Inmiddels is duidelijk dat het Pentagon vanwege de mogelijke bezuinigingen op de Amerikaanse defensiebegroting geen aangepast SAR 2010-rapport meer zal aanbieden aan het Congres. Naar verwachting zal een nieuw SAR-rapport (SAR 2011) pas in het voorjaar van 2012 het licht zien.
Welke gevolgen heeft het mogelijk schrappen van de B-versie van de JSF voor de werkgelegenheid in de Nederlandse vliegtuigindustrie? Welke gevolgen heeft het mogelijke schrappen van de B-versie van de JSF voor de Nederlandse businesscase?
Zoals uiteengezet in de brieven van 24 maart 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 223) en van 17 januari jl. is in 2020 geen herijking van de business case aan de orde zoals dit begrip wordt gehanteerd in de Medefinancieringsovereenkomst. In 2020, en ook in 2 030, zal sprake zijn van een boekhoudkundig meetmoment waarbij de stand wordt opgemaakt van de gerealiseerde afdrachten door de industrie en van de verkregen royalty’s over de verkoop van de F-35 aan derde landen.
Zoals gemeld in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 448, nr. 258) zijn in 2006 afspraken gemaakt met Lockheed Martin over de potentiële productieomzet. Met de motorenproducenten zijn vergelijkbare afspraken gemaakt. In de afspraken is vastgelegd hoe de Nederlandse industrie op basis van best value kan worden ingeschakeld bij de productie voor het programma. De bijbehorende Industrial Participation Plans (IP-plannen) worden halfjaarlijks door Lockheed Martin in overleg met het ministerie van EL&I geactualiseerd. Daarbij worden onder andere veranderingen in de IP-plannen verwerkt die het gevolg zijn van een andere verdeling tussen de verschillende varianten van de F-35. Met een andere verdeling tussen de F-35 varianten zal het aantal en de soort componenten waarvoor de Nederlandse industrie een offerte kan uitbrengen mogelijk in zeer beperkte mate wijzigen. Het besluit van de Britse regering wordt in de eerstvolgende cyclus verwerkt waarna eventuele effecten in kaart kunnen worden gebracht. De Britse aanschaf van de F-35 C variant in plaats van de F-35 B heeft geen significante gevolgen voor de ramingen van de Nederlandse productieomzet omdat een en ander binnen de gehanteerde marges zal blijven. Zie ook het antwoord op de vragen 6, 7 en 8.
De ramingen van de werkgelegenheid die samenhangt met het JSF-programma zoals uiteengezet in de brief van 2 april 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 163) berusten op de gehele periode van de productie- en instandhoudingfase tot en met 2052. De verwachting ten aanzien van de totale werkgelegenheid in die periode berust op een schatting van 4 500 te produceren toestellen voor partnerlanden en derde landen samen. Deze schatting is tot op heden niet gewijzigd. Ramingen voor afzonderlijke jaren zijn daarbij niet zinvol omdat er altijd sprake kan en zal zijn van verschuivingen tussen de jaren binnen die periode. In de komende jaarrapportages zal aandacht worden besteed aan de verwachtingen voor de betrokkenheid van de Nederlandse industrie als die in belangrijke mate wijzigen.
Welke gevolgen heeft het besluit van de Britse regering om de bestelling van 138 F-35 B’s om te zetten in goedkopere F-35 C’s voor de huidige en de te verwachten werkgelegenheid in de Nederlandse luchtvaartindustrie? Welke financiële gevolgen heeft dit voor de Nederlandse businesscase?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u uiteenzetten hoeveel banen er in het jaar 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 – waarin herijking van de Nederlandse businesscase zal plaatsvinden – voor de Nederlandse industrie op basis van het «JSF-werk» bijkomen, nu bekend is dat er bij BAE-systems nauwelijks of geen «JSF-werk» zal binnenkomen?
Zie antwoord vraag 10.
Wanneer ontvangt de Kamer een update over de gevolgen van de aanhoudende problemen bij de ontwikkeling en productie voor de JSF voor de Nederlandse vliegtuigindustrie? Wanneer ontvangt de Kamer een update over de gevolgen van de aanhoudende problemen bij de ontwikkeling en productie voor de JSF voor de Nederlandse businesscase?
Zie antwoord vraag 10.
Wat zijn de gevolgen van de aanhoudende problemen bij de ontwikkeling en productie van de JSF voor de Nederlandse testtoestellen?
De productie van de twee Nederlandse toestellen verloopt nog steeds volgens het schema dat is vermeld in de jaarrapportage over 2010. De aflevering van het eerste toestel is voorzien voor augustus 2012 en het tweede toestel voor maart 2013.
Welke gevolgen heeft de vertraging bij de productie van de JSF voor het langer doorvliegen met de F-16»s?
Zoals vermeld in de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1) zal het kabinet geen verplichtingen aangaan voor andere toestellen dan de testtoestellen. Dit heeft tot gevolg dat de beoogde opvolger niet eerder dan 2019 bij de luchtstrijdkrachten zal instromen. De maatregelen die Defensie neemt met betrekking tot het langer doorvliegen met de F-16 zijn dan ook ingegeven door dit besluit, en houden geen verband met de vertragingen bij de productie van de F-35.
Kunt u deze vragen ruim voor het wetgevingsoverleg Materieel Defensie van 7 november 2011 beantwoorden?
Ja.
Spoorverbindingen vanuit Brabant richting Antwerpen |
|
Arie Slob (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geen treinverbinding meer vanuit Brabant naar België in 2012»?1 Klopt het dat met ingang van 11 december 2011 er geen directe intercity of HSL-verbinding meer is vanuit Noord-Brabant met België?
Ik ken de berichtgeving waar u naar verwijst. De stelling dat er geen intercity of HSL-verbinding zal zijn vanuit Noord-Brabant per 11 december 2011 is niet juist. De Beneluxtrein zal blijven rijden totdat de Fyra-dienst Amsterdam – Brussel 16 keer per dag per richting rijdt. Dit betekent dat de Beneluxtrein in ieder geval tot de zomer van 2012 blijft rijden.
Hoe rijmt u dit met de toezegging van uw voorganger dat de Beneluxtrein zal blijven rijden zolang er nog geen alternatief is over de HSL-Zuid?
De Beneluxtrein zal blijven rijden totdat de Fyra Amsterdam – Brussel 16 keer per dag per richting over de HSL-Zuid rijdt. Daarnaast zet ik mij, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, in om een nieuwe verbinding tussen Noord-Brabant en België te realiseren wanneer NS en NMBS stoppen met de Beneluxtrein.
Deelt u de mening dat de Beneluxtrein niet mag verdwijnen voordat er een HSL-verbinding vanuit Breda aangeboden wordt aan de reiziger en dat alleen het alternatief van een stoptreinverbinding vanuit Roosendaal onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de Beneluxtrein rijdt op basis van een samenwerkingsverband tussen NMBS en NS, heb ik formeel geen bevoegdheid over deze treinverbinding. Hierdoor kan ik de vervoerders moeilijk dwingen om de Beneluxtrein te behouden. Ik zet mij in de gesprekken met de betrokken partijen (NMBS, NS en Belgische Staat) in om op korte termijn een snelle treinverbinding tussen Noord-Brabant en België te realiseren.
Bent u bereid in overleg te gaan met NS om de Beneluxtrein per 11 december 2011 in ieder geval voor het zuidelijke deel van het traject tussen Noord-Brabant en België te behouden zolang er geen goede oplossing is gevonden?
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 2.
Wat is de stand van zaken van uw overleg met de Belgische autoriteiten en de Belgische spoorwegen (NMBS) over de realisatie van de verbinding Den Haag-Breda-Brussel?
Ik zal eind dit jaar opnieuw overleg voeren met mijn Belgische collega waar ik ook duidelijkheid wil krijgen over deze verbinding. Zoals ook in het Algemeen Overleg van 11 oktober jl. toegezegd, zal ik u daarna schriftelijk informeren over deze verbinding.
Het opzeggen van pachtcontract door Staatsbosbeheer |
|
Henk van Gerven , Paulus Jansen |
|
Klopt het dat Gijs en Ans Evers uit Baarn gedwongen hun boerderij dreigen te moeten verlaten omdat Staatsbosbeheer hen wil ontpachten wegens het laten grazen van IJslandse paarden?
Landgoed Groeneveld is een rijksmonument met een uniek voorbeeld van Engelse landschapsstijl in Nederland. Deze landschapsstijl vereist dat een landschap van bos, weide en waterpartijen als symbool voor de band tussen mens en natuur kan worden beleefd. Daar hoort ook bij dat er zo min mogelijk hekken en zo min mogelijk verstoring plaats vindt om de vredige beelden (grazers, dichte bosranden, verstilde vijvers e.d.) te kunnen beleven.
Het houden van paarden leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen, een toename van het aantal hekken op het landgoed, beschadiging van de graszode door zeer intensieve betreding door de paarden en tot beschadiging van solitaire bomen. Staatsbosbeheer is van mening dat met het houden van paarden de essentie van het gecreëerde landschap en daarmee het rijksmonument wordt ondermijnd. De karakteristieke eigenschappen van het landgoed Groeneveld zijn ook vastgelegd in het bestemmingsplan van de gemeente Baarn
De heer Evers pacht gronden van Staatsbosbeheer op landgoed Groeneveld. Hij heeft in 2004 de wens te kennen gegeven bij derden in eigendom zijnde IJslandse paarden op zijn gepachte gronden te stallen.
Staatsbosbeheer heeft toen geen toestemming gegeven voor het houden van paarden. Bovendien was en is het houden van paarden in strijd met het bestemmingsplan van de gemeente Baarn.
Ondanks dat de heer Evers geen toestemming heeft gekregen van Staatsbosbeheer en handelde in strijd met het bestemmingsplan is de heer Evers wel paarden gaan houden. Er is sindsdien veelvuldig gecommuniceerd met de heer Evers en gezocht naar alternatieven om de heer Evers zijn bedrijf continuïteit te geven. De heer Evers hield vast aan de paarden en heeft het aantal zelfs uitgebreid. Bovendien is er een groot stuk grond verhard, staan er vele trailers, is er een toename van het aantal over het landgoed ongewenste verkeersbewegingen en is er illegaal een uitrijbak aangelegd. Al deze paardenactiviteiten zijn in strijd met de pachtovereenkomst tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers.
De gemeente Baarn heeft op 2 maart 2011 een handhavingsbesluit (last onder dwangsom) genomen, wegens voornoemde strijdigheid met het bestemmingsplan. De heer Evers dient op grond van dat besluit de paarden uiterlijk 1 januari 2012 te hebben verwijderd. Tegen dit besluit heeft de heer Evers beroep aangetekend
De rechtbank van Utrecht (pachtkamer) heeft op 22 juni 2011 uitspraak gedaan: pachtontbinding. De rechtbank heeft de heer Evers veroordeeld alle onroerende zaken uiterlijk 1 januari 2012 te ontruimen en te verlaten. Eveneens moet het gepachte weer in goede staat worden hersteld. Tegen dit vonnis heeft de heer Evers ook hoger beroep ingesteld. Staatsbosbeheer heeft met familie Evers afgesproken dat zij hangende het hoger beroep de boerderij nog niet hoeft te ontruimen per 1 januari 2012, maar dat de paarden wel per die datum weg moeten zijn, want Staatsbosbeheer kan de datum in het handhavingsbesluit van 2 maart 2011 niet veranderen.
Welke criteria worden er gehanteerd alvorens over te gaan tot ontpachten? Hoe zijn deze regels in dit geval toegepast? Welke landschappelijke en natuurbelangen zijn er in welke mate in het geding en welke negatieve gevolgen zijn er nu al aanwijsbaar?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het opzeggen van het pachtcontract een proportionele maatregel in dergelijke gevallen? Wat is uw beleid in zake ontpachten? Bent u het ermee eens dat het opzeggen van het pachtcontract een uiterste maatregel is die alleen in extreme gevallen moet worden ingeroepen?
Als gezamenlijk overeengekomen afspraken uit een pachtovereenkomst stelselmatig niet worden nagekomen en ook na aandringen er geen verbetering op treedt, dan kan Staatsbosbeheer als uiterste maatregel bij de rechter vragen om een pachtovereenkomst te ontbinden. Naar mijn mening was daar in dit geval sprake van. Staatsbosbeheer is daarbij zorgvuldig te werk gegaan. Dit is iets waar overigens ook de pachtrechter naar heeft gekeken.
Is er serieus werk gemaakt van de mogelijkheid om via bemiddeling tot een constructieve oplossing te komen voor de betreffende pachter en voor Staatsbosbeheer?
Staatsbosbeheer heeft van het begin af aan aangegeven dat het houden van paarden geen optie is. Er is uitgebreid contact geweest tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers over andere mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen, dat niet ten koste van het landgoed zou gaan. De heer Evers zelf heeft de gesprekken beëindigd. Staatsbosbeheer heeft geen ander voorstel van de heer Evers ontvangen dan toch door te gaan met paarden of het om niet krijgen van veel melkrechten.
Wordt er bij dergelijke beslissingen rekening gehouden met individuele omstandigheden, zoals in dit geval het feit dat het bedrijf niet levensvatbaar kan zijn met alleen 23 koeien en dat uitbreiding met koeien niet wordt toegestaan? Klopt het dat de stalling van IJslandse paarden overgenomen is van de buurman en dat er netto dus weinig veranderd is qua paardenactiviteit in het gebied?
Ja, bij dergelijke beslissingen wordt naast de overeengekomen afspraken in het pachtcontract rekening gehouden met individuele omstandigheden. Om die reden heeft Staatsbosbeheer meegedacht over mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen.
Het klopt dat een deel van de IJslandse paarden, zij het veel geringer in aantal, is overgenomen van de buurman. Dat de buurman tijdelijk paarden hield (in de periode 2000–2005) werd gedoogd, gezien de gezondheidsomstandigheden van de buurman, waarbij ook meespeelde dat het vlak voor de pensionering en het vertrek van het landgoed was van de buurman. Bekend was – ook bij de heer Evers – dat het houden van paarden daarna afgelopen zou zijn op het landgoed. Er was geen sprake van een gelijk geval dat gelijk behandeld zou moeten worden. Zo oordeelde ook de rechter in het vonnis van 22 juni 2011.
Bent u van mening dat het in zijn algemeenheid gewenst is dat in de ambtenarij, de uitvoerende organisaties en de zelfstandige bestuursorganen een mensgerichte cultuur wordt gecultiveerd en geen regeltjescultuur? Wat doet u om klantgerichtheid te bevorderen bij de uitvoeringsorganisaties?
Ja. Ik vind het van belang dat bij besluiten een goede afweging wordt gemaakt tussen de vaak tegenstrijdige belangen. Daarbij behoort natuurlijk de menselijke maat gehanteerd te worden. Ik ben van mening dat dit bij de heer Evers is gebeurd. Er kan naar mijn mening niet worden gesteld dat er in algemene zin iets mis is met de klantgerichtheid van Staatsbosbeheer.
Wat doet Staatsbosbeheer aan klanttevredenheidsonderzoek en klanttevredenheidsbevordering?
Staatsbosbeheer onderzoekt steekproefsgewijs de tevredenheid van stakeholders. De resultaten daarvan worden gebruikt om verbeteringen in de dienstverlening door te voeren.
De verkrijgbaarheid van levensgevaarlijke abortuspillen via internet |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Alarm over abortuspil», waaruit blijkt dat abortuspillen via internet beschikbaar zijn?1
Ja.
In welke landen zijn de sites ingeschreven? Is de verkoop van abortuspillen in die landen toegestaan?
De nu bekende sites waar de zwangerschapafbrekende middelen te koop worden aangeboden zijn geregistreerd en/of worden gehost in diverse landen. Door de wirwar aan hosts en providers zijn er vele landen wereldwijd betrokken. Onbekend is of de verkoop van mifepriston bevattende producten in die landen is toegestaan en onder welke voorwaarden. Indien er voor dergelijke producten in die landen een handelsvergunning bestaat, is het niet aannemelijk dat verkoop daar verboden is.
Is het waar dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet tegen de sites die deze pillen verkopen, op kan treden, omdat zij in het buitenland gevestigd zijn?
Het klopt dat de IGZ niet direct kan ingrijpen bij buitenlandse websites die deze middelen aanbieden. De jurisdictie van de IGZ op basis van de Nederlandse wetgeving beperkt zich tot in Nederland gevestigde personen en ondernemingen/organisaties. De IGZ kan in voorkomende gevallen contact opnemen met collega-organisaties met het verzoek om in het betreffende land actie te ondernemen.
Welke mogelijkheden zijn er in het algemeen om op te treden tegen verkoop via internet van illegale producten, zoals de abortuspil of medicijnen?
In Nederland is het op grond van de Geneesmiddelenwet (art. 67) verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven zonder dat een arts de patiënt persoonlijk ontmoet heeft, een arts de patiënt kent of een arts de beschikking heeft over de medicatiehistorie van de patiënt. Op dit moment is daar nog geen sanctiemaatregel aan gekoppeld. Er ligt een voorstel tot een wetswijziging teneinde voor deze overtreding een boete op te kunnen leggen.
Ook is het verboden reclame te maken voor geneesmiddelen zonder handelsvergunning (art. 84) en om publieksreclame te maken voor receptplichtige geneesmiddelen zoals Mifegyne (art. 85). De Inspectie houdt toezicht op reclame van receptgeneesmiddelen op internet, voor zover het reclame op Nederlandstalige sites (dus gericht op Nederlands publiek) betreft en is ondergebracht bij een provider in Nederland. In samenwerking met de Douane oefent de IGZ grenscontroles uit op de illegale invoer van via internet bestelde geneesmiddelen.
Is het mogelijk bij gebleken strafbaarheid in de landen van vestiging wel in Nederland op te treden tegen deze verkoop?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 4.
De IGZ kan optreden op basis van de Nederlandse wet op Nederlands grondgebied.
Welke stappen gaat u concreet zetten om in overleg met overheden of Inspecties voor de Gezondheidszorg van die landen te bereiken dat de verkoop van abortuspillen wordt stopgezet, en dat wordt opgetreden tegen ondernemingen of organisaties die deze pillen aanbieden?
Als «abortuspillen» in een bepaald land toegelaten zijn, mogen zij daar worden verkocht. In Nederland is één product met mifepriston als actief bestanddeel geregistreerd, te weten Mifegyne. Hier is geen sprake van een illegaal product. De verstrekking van Mifegyne is in Nederland gekanaliseerd: alleen in instellingen (klinieken of ziekenhuizen) die een vergunning volgens de Wet Afbreking zwangerschap (Waz) hebben, mag dit geneesmiddel gebruikt worden. De Waz-vergunning brengt allerlei vangnetten met zich mee qua medische begeleiding, zorgvuldigheid en registratie.
In Europees verband wordt er gewerkt aan een pakket van extra wettelijke regels (richtlijn) om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen terecht komen. Hierin zullen ook eisen worden vastgelegd voor het aanbieden van geneesmiddelen via internet. De richtlijn is inmiddels vastgesteld (Richtlijn 2011/62/EU van 8 juni 2011, PB EG L 174 van 1 juli 2011) en zal in de opvolgende 18 maanden worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
Wat gaat u doen aan de bewustwording bij potentiële gebruiksters dat abortuspillen gevaarlijk zijn?
Op de website internetpillen.nl van het ministerie van Volksgezondheid. Welzijn en Sport is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
De abortuspil |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Abortuspil wel degelijk veilig»1 en «Minister van VWS geeft onjuiste informatie over veiligheid gebruik abortuspil»?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat uit deze artikelen blijkt dat de organisatie Women on Waves het niet eens is met het standpunt van aangehaalde gynaecologen en van u, dat de via internet aan te schaffen abortuspil onveilig is? Kunt u toelichten wat de onderbouwing is van uw standpunt dat gebruik van de abortuspil bij ondeskundig gebruik zonder medische begeleiding zeer gevaarlijk is? Ligt hier wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag?
In het artikel «Abortuspil wel degelijk veilig» van nu.nl reageert de organisatie Women on Waves op de woorden van voorzitter Gabie Raven, voorzitter van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA), dat vrouwen die de abortuspil zonder begeleiding van een arts via internet bestellen een risico lopen op complicaties.
Ik vind het onwenselijk dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn een abortuspil via internet aanschaffen zonder een professional geraadpleegd te hebben. Bij professionele begeleiding krijgen vrouwen immers gedegen voorlichting bij de beslissing om al dan niet voor een abortus te kiezen. Indien een vrouw besluit tot afbreking van de zwangerschap, wordt met een echo de zwangerschapsduur bepaald. Vervolgens kan de vrouw de abortuspil verkrijgen en deze thuis gebruiken. Bij eventuele complicaties zoals hevig bloedverlies kan zij terugvallen op professionele hulpverlening. Tot slot kan worden gecontroleerd of de abortus ook werkelijk is bewerkstelligd.
Het NGvA en de farmaceutische fabrikanten geven aan dat deze abortuspillen alleen mogen worden ingenomen om zwangerschappen tot de negende week af te breken, omdat daarna het risico op complicaties toeneemt. Omdat bij thuisgebruik van de via internet aangeschafte abortuspillen geen echo wordt gemaakt, kan de vrouw niet precies weten hoeveel weken ze zwanger is. Hoe later de pillen worden ingenomen hoe groter de kans op ernstige bloedingen en dat de zwangerschap niet werkelijk is afgebroken. Als blijkt dat de zwangerschap toch is doorgegaan, zijn er aanwijzingen dat er een verhoogd risico op afwijkingen bij het kind bestaat.
Bij het bestellen van medicijnen via internet loopt men bovendien het gevaar medicijnen aan te schaffen, die in werkelijkheid andere stoffen bevatten dan is voorgesteld en daarmee gezondheidsrisico’s met zich mee brengen.
Het ministerie van VWS voert daarom beleid om mensen te informeren en bewust te maken van risico’s van het bestellen van medicijnen via internet. Op de website internetpillen.nl van het ministerie is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
Heeft u gelezen dat de organisatie Women on Waves het volgende stelt: «Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat medicamenteuze abortus in de thuissituatie veilig is, ook als deze via het internet is verschaft»? Heeft u het aangehaalde wetenschappelijk onderzoek betrokken bij uw standpuntbepaling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom komt u dan toch tot de conclusie dat gebruik in de thuissituatie onveilig is?
Ik stel het wetenschappelijk onderzoek dat heeft bewezen dat medicamenteuze abortus in de thuissituatie veilig is niet ter discussie. Binnen het kader van de Nederlandse abortushulpverlening wordt gebruik van de abortuspil in de thuissituatie immers ook toegepast. De abortuspil op zich hoeft dus niet onveilig te zijn, maar gebruik ervan zonder professionele begeleiding brengt risico’s met zich mee. Voor mij staat veilige abortushulpverlening aan de vrouw voorop en deze kan niet worden gegarandeerd bij gebruik van abortuspillen besteld via internet.
Bent u in het licht van de tegenstelling tussen het standpunt van Women on Waves en Nederlandse gynaecologen bereid te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van medicamenteuze abortus bij gebruik in de thuissituatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daarbij gebruik te maken van reeds bestaand wetenschappelijk onderzoek en kennis bij verschillende partijen in het veld?
Ik zie geen noodzaak voor een onderzoek naar de voor- en nadelen van medicamenteuze abortus bij gebruik in de thuissituatie, omdat hier al uitgebreid onderzoek naar gedaan is. Van belang is dat het niet wenselijk is dat vrouwen de abortuspil gebruiken zonder professionele begeleiding (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 2). In de Wet afbreking zwangerschap staan voorschriften die de kwaliteit van de medische behandeling en zorgvuldige besluitvorming moeten waarborgen.
De IGZ houdt toezicht op het uitvoeren van abortussen door abortusklinieken en de ziekenhuizen met een WAZ-vergunning. Medicamenteuze abortus in de thuissituatie zonder professionele begeleiding biedt de vrouw onvoldoende garantie voor een zorgvuldige behandeling en brengt derhalve reële gezondheidsrisico's met zich mee.
Het oppakken door de Oezbeekse politie van vier christenen |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de arrestatie van vier christenen door de Oezbeekse politie?1 Kunt u inzicht geven in de feitelijke toedracht, de aanleiding en de gerechtelijke procedure waarin deze personen zich thans bevinden?
Ja. De vier christenen zijn op 25 september door de politie gearresteerd en op 26 september naar de rechtbank meegenomen waar zij, zonder verhoor, zijn vrijgelaten.
Bent u ervan op de hoogte of er in Oezbekistan thans meer christenen vanwege hun geloof in de gevangenis zitten? Hoeveel?
Volgens informatie van de organisaties Forum 18, Human Rights Watch, Minority Rights Group International en Amnesty International zit een aantal christenen vanwege het uitoefenen van hun geloof in de gevangenis. Het exacte aantal is onbekend.
Is uw indruk, zoals gesteld in de berichtgeving, dat Oezbekistan de druk op christenen momenteel steeds verder opvoert? Hoe valt deze negatieve trend te verklaren?
De grondwet van Oezbekistan garandeert vrijheid van geloof, maar het land heeft in 1998 de zeer restrictive «Law on Freedom of Conscience and Religious Organizations» aangenomen. Hoewel deze juridisch gezien gelijke voorwaarden stelt aan de registratie – en daarmee toestaan – van religieuze groeperingen, is registratie van deze groeperingen bijna onmogelijk. In de praktijk is vrijheid van religie en levensovertuiging in Oezbekistan zeer beperkt. De negatieve trend is bekend en treft zowel ongeregistreerde als geregistreerde religieuze groeperingen, niet alleen christenen.
In hoeverre heeft de positie van christenen in Oezbekistan de aandacht van u en van de EU? Welke concrete acties zijn het afgelopen jaar ondernomen richting Oezbekistan om de positie van religieuze minderheden te verbeteren? Met welke resultaten? Kan de aandacht hiervoor verder geïntensiveerd worden? Wilt u dit in Europees verband bevorderen?
De EU Centaal-Azië strategie voor de periode 2007 -2013 is leidraad van het beleid waarvan versterking van mensenrechten en fundamentele vrijheden deel uitmaken. De EU brengt mensenrechten en vrijheid van religie en levensovertuiging structureel op bij de jaarlijkse EU-Oezbekistan Mensenrechtendialoog en de Partnership and Cooperation Agreement vergadering. Zorgen op het gebied van mensenrechten, ook individuele gevallen, worden door de Speciaal Vertegenwoordiger voor Centraal Azië aangekaart in de contacten tussen de EU en de autoriteiten in Oezbekistan.
Bent u bereid – zo mogelijk ook in internationaal verband – om de nu aangeduide concrete casus te benutten als handvat om opnieuw de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden aan de orde te stellen bij de autoriteiten van Oezbekistan? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Individuele gevallen waarbij ernstige schendingen van mensenrechten zich hebben voorgedaan worden in EU-verband besproken met de Oezbeekse autoriteiten. Ook in OVSE-verband worden mensenrechtenschendingen, inclusief individuele gevallen, aan de orde gesteld. NL steunt deze lijn.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om genoemd viertal te ondersteunen en zo mogelijk vrij te krijgen?
Het viertal is na een dag hechtenis vrijgelaten.
Het nieuws dat het pgb nóg goedkoper is dan het Kabinet dacht |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel1 waarin staat dat het Persoonsgebonden budget (pgb) nóg goedkoper is dan het Kabinet dacht?
Ja.
Is er met de vaststelling van het subsidieplafond rekening gehouden met het gegeven dat er jaarlijks rond de 10% budget wordt teruggestort door spaarzame budgethouders?
Het gegeven dat mensen met een pgb niet altijd hun hele budget opmaken, is bekend en als zodanig ook met uw Kamer gedeeld. Zo staat in de pgb-brief van 21 juni jl. (TK, vergaderjaar 2010–2011, 30 597, nr. 196) dat een belangrijk ervaringsgegeven is dat ongeveer 10% van het pgb niet wordt uitgegeven en dat hier in de raming en in de huidige bekostiging rekening mee wordt gehouden.
Mag het niet gebruikte pgb-budget onder bepaalde condities «meegenomen» worden naar de begroting van het volgende jaar?
Nee, dat kan niet, noch op het niveau van de cliënt noch op het niveau van de Rijksbegroting. Tot en met 2004 was het mogelijk dat mensen met pgb die aan het eind van het kalenderjaar budget over hadden, 10% daarvan konden meenemen naar het volgende jaar. Vanwege grote administratieve problemen bij zorgkantoren uit hoofde van deze regeling is deze afgeschaft.
De pgb-regeling is een premiesubsidie en valt onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Dit kader en de daarop van toepassing zijnde regels voor het stringente begrotingsbeleid cq. de regels budgetdiscipline laten het in beginsel niet toe dat budgetten worden doorgeschoven naar latere jaren.
Zou de hoogte van het niet-gebruikte pgb kunnen oplopen als daar bepaalde maatregelen voor genomen worden, bijvoorbeeld het door de zorgkantoren beter toezien op de verantwoording?
Het niet besteden van een deel van het pgb kan meerdere oorzaken hebben. Zo kan het zijn dat budgethouders (tijdelijk) minder uren zorg inkopen of dat zij voordelige tarieven met hun zorgaanbieder hebben afgesproken. De budgethouder kan hierover naar eigen inzicht afspraken met zijn zorgverleners maken. Het veranderen of verder aanscherpen van de verantwoordingssystematiek zal hierop geen invloed hebben. Ik zie ook geen andere maatregelen die het niet-gebruikte pgb kunnen laten toenemen, zonder de keuzevrijheid van de budgethouder aan te tasten.
Klopt het dat het pgb op basis van de berekening van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) 63% kost van het tarief voor zorg in natura? Kan de Kamer die berekening ontvangen voor de behandeling van de begroting VWS?
Nee, dit klopt niet. Een eventueel verschil in kosten tussen pgb en zorg in natura is op basis van CVZ-gegevens niet te maken. Bij een vergelijking tussen beide zorgvormen is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de vergoedingen (de tarieven) en de daadwerkelijk te maken kosten. De pgb-tarieven voor mensen met een extramurale AWBZ-indicatie zijn circa 75% van de maximumtarieven van de zorg in natura. Dit zegt niet direct iets over een eventueel verschil in kosten tussen zorg in natura en pgb-gebruik. Hierbij is het van belang om rekening te houden met de mate van onderbesteding bij het pgb (circa 10%), gemaakte tariefafspraken tussen zorgkantoor en zorgaanbieders onder de maximumtarieven van de NZa en de hoeveelheid zorg die wordt afgenomen.
Spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul |
|
|
|
Kent u de berichten over oplopende spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul?1
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van de Verenigde Staten dat dit netwerk wordt gefinancierd en getraind door de Pakistaanse spionagedienst ISI?
Deelt u de mening dat Pakistan een cruciale rol speelt bij de wederopbouw van Afghanistan, dat de Pakistaanse overheid zich tot het uiterste in moet zetten om terroristische netwerken te bestrijden en dat deze inzet een voorwaarde is voor de steun die dit land ontvangt van onder andere de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in internationaal verband te pleiten voor een onderzoek naar de door de Verenigde Staten genoemde bewijzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Kunt u de, in het artikel genoemde, informatie van experts die aangeven dat het Haqqani-netwerk meer westerse slachtoffers maakt dan de Taliban bevestigen? Kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Hoe beoordeelt u de berichten dat dit Pakistaanse terreurnetwerk ook in andere Afghaanse provincies aanslagen pleegt?2 Kunt u aangeven in hoeverre deze eenheden ook actief zijn in de provincies waar Nederland actief is?
Het artikel “Rampweek voor Syntus: alwéér seinstoring” |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rampweek voor Syntus: alwéér seinstoring»?1
Ja.
Kent u uw antwoorden op de vragen van 18 juni 2010 over dit onderwerp?2
Ja
Kunt u aangeven of het betreffende baanvak nog steeds het slechtst gewaardeerde baanvak van Nederland is? Zo ja, hoe verklaart u dit? Wat gaat u doen om dit op te lossen? Zo nee, hoeveel baanvakken worden er slechter gewaardeerd?
Er heeft een aanzienlijke verbetering van de prestaties plaatsgevonden sinds juni 2010 (punctualiteit toen rond de 75%, aantal uitgevallen treinritten rond de 10%). Zowel het aantal vertragingen als het aantal uitgevallen dan wel opgeheven treinritten op het baanvak is aanzienlijk teruggedrongen. Inmiddels wordt er een punctualiteit behaald van gemiddeld rond de 90% en is het aantal uitgevallen treinritten teruggebracht tot minder dan 3%. Er is sprake van een situatie die weinig afwijkt van het landelijk gemiddelde.
In 2010 werd het baanvak Arnhem-Winterswijk volgens de OV-klantenbarometer het slechtst gewaardeerd van alle lijnen. Het «Algemeen klantenoordeel van alle onderzoeksgebieden» bedroeg 5,9 (Bron: OV Klantenbarometer, maart 2011).
Deze meest recente cijfers van OV Klantenbarometer (publicatiedatum maart 2011) geven echter geen actueel beeld; de enquêtes zijn al in het najaar van 2010 afgenomen. Op dat moment was de verbetering van de prestatie van het baanvak nog niet structureel merkbaar. Met de situatie van zomer 2010 nog in het hoofd is het logisch dat het klantoordeel op deze lijn nog steeds erg laag was. Er zijn geen recentere reizigerswaarderingscijfers beschikbaar.
Kunt u een overzicht geven van de storingen op het baanvak Arnhem–Winterswijk vanaf juni 2010? Ziet u ten opzichte van juni 2010 verbeteringen in de prestaties? Zo ja, is het mogelijk deze lijn nog verder door te trekken? Zo nee, waarom niet? Is het mogelijk om aan te geven waardoor de storingen zijn veroorzaakt? Is er nog steeds sprake van «kinderziektes»?
Er is een duidelijke verbetering van de prestaties zichtbaar sinds juni 2010, zoals ik in vraag 3 heb aangegeven. Deze prestatieverbetering is het gevolg van een groot aantal maatregelen die zijn getroffen ter verbetering van de robuustheid en punctualiteit. Hiervoor heeft ProRail samen met de vervoerder en de provincie Gelderland in september 2010 een lijnteam opgericht met de volgende aanpak:
Ondanks de aanzienlijke verbetering van de prestaties sinds juni 2010 zijn ProRail, Syntus en de Provincie van mening dat de prestatie voor de reiziger verder omhoog moet. Daarom werken zij vanuit het genoemde lijnteam samen aan het verder terugdringen van het aantal vertraagde en uitgevallen treinen. Voor de nabije toekomst zijn onder andere de volgende maatregelen voorzien:
Heeft ProRail ondertussen het baanvak Arnhem–Winterswijk vernieuwd? Zo ja, wat is dan de reden van de vele storingen? Zo nee, waarom niet?
Op het baanvak is een groot aantal maatregelen getroffen, zoals onder vraag 4 is toegelicht. Er heeft geen totale vernieuwing plaatsgevonden.
Zoals aangeven bij de beantwoording van vraag 3 is er hierdoor een aanzienlijke verbetering van de prestaties zichtbaar sinds juni 2010. De verstoringen die nu nog plaatsvinden, zijn grofweg door 40% materieel, 30% infra, 20% weer en derden, 10% proces/onbekend
De verschillende betrokken partijen werken vanuit het genoemde lijnteam samen aan het verder terugdringen van deze verschillende categorieën van storingen en daarmee het verbeteren van de prestaties voor de reiziger.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van reizigers in de Achterhoek in het openbaar vervoer op deze manier verder geschonden wordt? Op welke wijze kunt u ervan bijdragen om het vertrouwen te herstellen?
Vertrouwen van reizigers in het openbaar vervoer valt of staat met een betrouwbare en punctuele uitvoering van de dienstregeling. Zowel ProRail als Syntus werken voortdurend aan het verbeteren van de betrouwbaarheid en de punctualiteit. Daarnaast worden thans activiteiten door beide partijen ontplooid die eveneens bijdragen aan het verhogen van een betrouwbare en punctuele dienstregeling.
Bent u voornemens ProRail en Syntus op te roepen gedupeerde reizigers tegemoet te komen?
Ik beschouw dit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ProRail en Syntus.
Voor zover ik kan beoordelen stellen zij ook alles in het werk om in gemeenschappelijkheid de reizigers tegemoet te komen.
Wat is uw beoordeling van de genomen maatregelen om gestrande reizigers zo snel mogelijk met alternatief vervoer te kunnen vervoeren? (Zie uw antwoord op vraag 6 van de eerder genoemde vragen)
Op grond van de verleende concessie is Syntus verplicht voor vervangend busvervoer te zorgen, dat binnen een uur ter plaatse moet zijn. Voor incidentele verstoringen is dat een adequate oplossing.
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat de storingen zich voor blijven doen?
Ik heb er het volste vertrouwen in dat beide partijen er alles aan zullen doen om het aantal verstoringen blijvend terug te dringen.
Wie is er nu verantwoordelijk voor de verstoringen: Syntus of Prorail?
Zie ook het antwoord op vraag 5. Als het gaat om infrastructuurstoringen is ProRail verantwoordelijk. Als het gaat om materieel verstoringen is Syntus verantwoordelijk. Daar komt bij dat er ook sprake is van verstoringen als gevolg van derden. Hierbij moet u denken aan vandalisme, zogenaamde spoorlopers, en aanrijdingen. In goed overleg wordt in deze gevallen door beide partijen naar een oplossing gezocht die tot gevolg heeft, dat activiteiten worden ontplooid die bijdragen aan het herstel van de betrouwbaarheid van de infrastructuur en de treindienst.
Niet-reanimeerpenningen voor kwetsbare ouderen |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat er oudere patiënten zijn die worden gereanimeerd, terwijl dit onnodig en ongewild zou zijn?1
Ja. Ik verwacht dat Verenso dit alles verwerkt in de «Richtlijn reanimatiebeleid kwetsbare ouderen in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en in de thuissituatie» die zij medio 2012 hoopt op te leveren.
Weet u dat de kans op schadelijke gevolgen en medische klachten na een geslaagde reanimatie bij kwetsbare ouderen erg hoog is, en de kwaliteit van leven na de reanimatie dus waarschijnlijk lager ligt?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het met Verenso eens dat het voor een hulpverlener die een patiënt niet geregeld ziet, zoals een ambulancebroeder of huisarts, moeilijk is in te schatten of de patiënt nog gereanimeerd wil worden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de suggestie om kwetsbare ouderen, na een gesprek met een arts, een niet-reanimeerpenning te geven, waardoor ambulancebroeders of huisarts weten of zij in noodgevallen moeten reanimeren of niet?
Indien een cliënt, na het gesprek met een arts, van mening is dat – gezien zijn kwetsbare gezondheidssituatie – reanimatie extra risicovol is en hij op grond hiervan dus de keuze maakt dat hij niet gereanimeerd wil worden, moet die keuze te allen tijde worden gerespecteerd.
Vervolgens vind ik dat de situatie waarbij deze cliënt tegen zijn keuze in onverhoopt wel gereanimeerd wordt, maximaal moeten worden voorkomen. Een niet-reanimeerpenning kan in dit verband een goede suggestie zijn, maar ik weet dat binnen zorginstellingen soms ook andere oplossingen worden gekozen, die ook prima werkbaar blijken. Ik verwacht dat Verenso in de «Richtlijn reanimatiebeleid kwetsbare ouderen in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en in de thuissituatie» ook ten aanzien van dit punt met een zinvolle en praktisch goed toepasbare aanbeveling zal komen. Met Verenso heb ik afgesproken dat zij de richtlijn medio 2012 zullen opleveren.
Berichten dat melk lang niet goed is voor elk |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wageningen Universiteit verdraaide onderzoek over melk»?1
Ja.
Kent u het bericht «Wageningen past lovend persbericht over melk aan»?2
Ja.
Kent u het bericht «Wakker Dier: Melkonderzoek WU is reclame»?3
Ja.
Wat vindt u, als verantwoordelijk bewindspersoon voor de Universiteit Wageningen, van het feit dat professor Willett van de Harvard University stelt dat de Universiteit Wageningen in een persbericht de onderzoeksresultaten extreem heeft verdraaid?
Hoewel een persbericht geen wetenschappelijke verantwoording is moeten ook hierin de onderzoeksresultaten goed verwoord worden. Met betrekking tot dit persbericht blijkt dit ook het geval te zijn. In een gezamenlijke verklaring hebben Wageningen UR (University & Research centre) en professor Willett hierover uitleg gegeven (zie bijlage).4
Is het waar dat er nauwe banden bestaan tussen Wageningen Universiteit en de zuivelindustrie, zoals de woordvoerder van de universiteit aangeeft? Zo ja, kunt u aangeven waaruit deze nauwe banden bestaan en of ze de onafhankelijke meningsvorming van de universiteit in de weg zouden kunnen staan?
Het klopt dat Wageningen UR banden heeft met bedrijven, waaronder de zuivelketen. Het kabinet juicht het ook toe dat bedrijven en kennisinstellingen met elkaar samenwerken. De samenwerking wordt onder andere vormgegeven in gezamenlijke publiekprivate onderzoeksprogramma’s en in de vorm van leerstoelen voor bijzondere hoogleraren. Beide samenwerkingsvormen dragen bij aan innovatie, valorisatie van kennis en aan de maatschappelijke oriëntatie in het universitaire onderwijs. Daarnaast draagt de samenwerking bij aan het streven van dit kabinet dat bedrijven meer investeren in R&D, zoals verwoord in het bedrijfslevenbeleid en het beleid voor de topsectoren.
Belangrijk bij de samenwerking is dat dit de transparantie en onafhankelijke meningsvorming niet in de weg staat. Voor dit doel heeft de VSNU de Gedragscode voor Wetenschapsbeoefening ontwikkeld. Alle onderzoekers en wetenschappers behoren zich hieraan te houden.
Klopt het dat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat veel melk drinken mogelijk een verhoogd risico veroorzaakt voor het krijgen van bepaalde vormen van kanker? Zo nee, waarop baseert u dit?
Onderzoek naar de relatie tussen zuivel (melk, calcium) en kanker toont verschillende effecten op verschillende soorten van kanker. Vooralsnog spreken de onderzoeksresultaten in relatie tot kanker eerder voor dan tegen zuivelconsumptie. Op basis van voortschrijdend inzicht kan het zijn dat de wetenschappelijke consensus verandert. Dit zal dan in volgende consensusrapporten van instanties als Gezondheidsraad, EFSA (European Food Safety Authority) en WCRF (World Cancer Research Fund) worden meegenomen. Het Voedingscentrum baseert haar Richtlijnen Voedselkeuze op de aanbevelingen uit dergelijke consensusrapporten.
Kent u het bericht dat het Voedingscentrum heeft uitgebracht dat ze haar zuivelaanbeveling handhaaft, welk bericht werd uitgegeven nog voordat prof. Willett zijn aangekondigde voordracht hield in Nederland, en waarin deze gerenommeerde wetenschapper wordt beticht van het doen van «onware beweringen»?4 Deelt u de mening van professor Willett dat voedingsadviesorganisaties voorzichtiger moeten zijn met het aanraden van grote hoeveelheden melkproducten? Zo ja, bent u bereid het Voedingscentrum hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Ja, dit bericht ken ik. Het Voedingscentrum is al voor de voordracht van professor Willett door journalisten benaderd voor een reactie op mediaberichten over de inhoud van deze voordracht. Het past bij de taak van het Voedingscentrum om te reageren op dergelijke vragen of discussies. De voorlichting door het Voedingscentrum is, zoals aangegeven bij antwoord 6, gebaseerd op een afgewogen wetenschappelijk oordeel en bovendien toegepast op het Nederlandse voedingspatroon. Ik zie geen reden hen hierop aan te spreken.
Bent u bereid om samen met het Voedingscentrum te kijken naar mogelijkheden om de consument te informeren over de risico’s van hoge zuivelconsumptie? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie antwoord 6 en 7.
Is het waar dat een woordvoerder van Wageningen Universiteit de aantijgingen van Wakker Dier als «een beetje zot» heeft aangeduid? Zo ja, hoe beoordeelt u deze kwalificatie in relatie tot het feit dat Wageningen zich wel degelijk genoodzaakt heeft gevoeld haar persverklaring aan te passen?
Uitspraken van de persvoorlichter van Wageningen UR zijn voor zijn rekening. Het is aan de Raad van Bestuur van Wageningen UR om hierover te oordelen.
Hoe ziet u de voortschrijdende inzichten ten aanzien van mogelijke risico’s van hoge melkconsumptie in relatie tot de rol van de Nederlandse sector en kennisinstellingen ter bevordering van de consumptie van dierlijke eiwitten in Azië, zoals u in antwoord op eerdere vragen over de handelsmissies naar Azië en de lactose-intolerantie bij Aziaten heeft aangegeven?5
Deelt u de mening van prof. van Hooijdonk6, hoogleraar zuivelkunde en verbonden aan Campina, dat hoge consumptie van zuivel geen verhoogd risico op hart-en vaatziekten geeft? Hoe verhoudt zich deze conclusie tot het rapport van de Wereld Gezondheids-organisatie (WHO)7 waaruit duidelijk werd dat hoge inname van zuivel in relatie tot het EU-stimuleringsbeleid leidt tot vele duizenden extra doden per jaar als gevolg van hart- en vaatziekten en in relatie tot de opvatting van prof M. Katan8 dat verzadigd melkvet wel degelijk ongezond is?
Het WHO rapport gaat over de effecten van verzadigd vet op sterfte als gevolg van hart- en vaatziekten. Op basis van dit effect geldt een aanbevolen maximum voor consumptie van verzadigd vet. Het Voedingscentrum adviseert naar aanleiding hiervan onder andere om te kiezen voor magere of halfvolle varianten van zuivel. Zo kan de consumptie van verzadigd vet via zuivel worden beperkt.
Kent u de uitspraak van de Chinese premier Wen Jiabao «I have a dream to provide every Chinese, especially children, sufficient milk each day»?6 Kunt u aangeven of Nederland op enigerleiwijze bij de totstandkoming van deze droom, bij de totstandkoming van het zuivelmuseum in Shanghai of bij de promotie van zuivel in China betrokken is? Kunt u specifiek zijn in uw antwoord en aangeven of Nederland zich geroepen voelt in het kader van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht actief bij te dragen aan kennisverspreiding in China om te voorkomen dat de droom van Wen Jiabao zich ontwikkelt tot een nachtmerrie?
Nederland en China werken op het niveau van de overheid en het bedrijfsleven samen om een effectieve en efficiënte bijdrage te leveren aan de modernisering van de Chinese zuivelsector. De behoefte vanuit China is daarbij leidend. Deze samenwerking biedt interessante kansen voor ons land.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een hoogleraar in dienst van Campina zuivel «gezond noemt», en dat Wageningen Universiteit dat onder u ressorteert, ongefundeerd promotie maakt voor zuivelproducten op onwetenschappelijke basis? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u voorkomen dat dergelijke promotie van zuivel via een wetenschappelijke instelling opnieuw kan plaatsvinden?
Zie antwoord 4, 5, 6 en 11.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar verweving van onderzoek, promotie en bedrijfsbelangen bij Wageningen Universiteit op basis van het uitgestuurde persbericht «Joris Driepinter had toch gelijk»?9 Zo neen, waarom niet? Deelt u de mening dat het actief bevestigen van commerciële voorlichting vanuit het bedrijfsleven niet tot de taken van de universiteit zou moeten behoren en de geloofwaardigheid van de universiteit aantast als zij dit wel doet? Zo ja, bent u bereid de universiteit hierop aan te spreken? Zo neen, waarom niet?
Nee, er zal geen onderzoek worden ingesteld naar aanleiding van het persbericht van Wageningen UR. De motivatie hiervoor staat in antwoord 5. U geeft terecht aan dat commerciële voorlichting niet behoort tot de taak van universiteiten. De Reclame Code Commissie zal een oordeel uitspreken over de klacht die hierover is ingediend door Wakker Dier.
Wat is uw mening over het feit dat een belangrijk co-auteur van het onderzoek waarop Wageningen Universiteit zich baseerde toen zij stelde dat «Joris Driepinter toch gelijk zou hebben», spreekt over «verdraaide feiten» en eist dat het persbericht geheel wordt ingetrokken? Bent u bereid te bevorderen dat de universiteit een intern onderzoek instelt naar de totstandkoming van het bewuste persbericht, het persbeleid ter zake en waarborgen om de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het kennisinstituut te garanderen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Er is geen aanleiding om een intern onderzoek te vragen, zie ook antwoord 4.
Het opleidingsprogramma van Afghaanse politieagenten in Kunduz |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat de Afghaanse politieautoriteiten in Kunduz de opleiding voor eenheden van de Afghaanse Geüniformeerde Politie (AUP) willen beperken tot twee ochtenden, in totaal acht uur?1
In de geïntegreerde politietrainingsmissie verzorgt Nederland in Kunduz de basisopleiding voor nieuwe rekruten en nog niet (volledig) opgeleide actieve agenten van de Afghan Uniformed Police (AUP). Daarnaast verzorgt Nederland de praktijkbegeleiding en aanvullende opleidingen voor alle agenten van de AUP. Er wordt naar gestreefd dat alle AUP-agenten in Kunduz uiteindelijk het volledige curriculum van acht weken basisopleiding en de tienweekse aanvullende opleiding die wordt gegeven in de praktijkbegeleidingsfase hebben gevolgd. Dit is onder andere beschreven in de brief van 26 januari 2011 (Kamerstuk 27 925, nr. 419). Verder verzorgt EUPOL met Nederlandse inbreng de trainingen voor het midden en hoger kader dat reeds werkzaam is bij de AUP.
Over de praktische uitvoering van de tienweekse aanvullende opleiding zijn afspraken gemaakt. Het is ondoenlijk en niet wenselijk agenten tien weken aaneengesloten van hun post te halen. Hierdoor zou de operationele inzet van de AUP teveel onder druk komen te staan. Om die reden wordt de tienweekse aanvullende opleiding in modules verdeeld, die gedurende de praktijkbegeleidingsfase van minimaal vijf maanden worden gegeven. Het curriculum staat vast, maar het lesrooster wordt aangepast aan de werkzaamheden van de agenten.
Is het tevens waar dat de Afghaanse politieautoriteiten het gehele korps op cursus wenst te sturen en niet alleen nieuwe rekruten? Indien neen, hoe zijn dan de feiten? Zo ja, wat is hierover uw mening? Hoe verhoudt zich dat tot uw oorspronkelijke plannen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat u voornemens bent om alfabetiseringscursussen op politiebureaus of politieposten te geven? Is het waar dat Afghaanse politieautoriteiten geen rekening houden met aanvullende lessen lezen en schrijven op de werkplek?
Op het gebied van alfabetisering werkt Nederland in Kunduz nauw samen met het Duitse Gesellschaft fur Internationale Zusammenarbeit (GIZ), dat in geheel noordelijk Afghanistan alfabetiseringsonderwijs voor de politie verzorgt. De alfabetiseringslessen tijdens de basisopleiding worden verzorgd op het trainingscentrum. Voor de reeds actieve AUP-agenten worden de lessen verzorgd in een beveiligde en klassikale leeromgeving. Voor zover deze op locaties van de AUP in Kunduz stad niet aanwezig zijn, zal GIZ voor een leslokaal op een beveiligde locatie zorgen.
Op welke wijze garandeert u dat de voorgenomen plannen ter opleiding van rekruten van de politie in Kunduz worden uitgevoerd?
Op grond van de behoeftestelling van het Afghaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken en in nauw overleg met EUPOL, NTM-A en lead nation Duitsland wordt de civiele politie in Kunduz opgeleid. De Afghaanse overheid heeft de Nederlandse aanpak verwelkomd en toegezegd alle medewerking te verlenen om de opleidingen praktisch mogelijk te maken. Het coördinerend managementteam van de Nederlandse geïntegreerde politietrainingsmissie ziet er op toe dat deze afspraken worden nageleefd.
Onveilige seks en extra bezuinigingen op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek dat in opdracht van de farmaceutische onderneming Bayer in 26 landen is gedaan, waaruit blijkt dat jongeren steeds minder weten over voorbehoedsmiddelen en over bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, waardoor onveilige seks wereldwijd in opmars is?1
De regering is zich bewust van de problemen die wereldwijd bestaan met onveilige seksualiteit, speciaal onder jongeren. Seksualiteit onder jongeren is in veel landen nog steeds een taboe. Veel jongeren hebben geen toegang tot eerlijke, feitelijke informatie over seksualiteit of voorbehoedsmiddelen, noch tot reproductieve gezondheidszorg. Daarbij zijn veel jongeren (vooral meisjes) vaak niet in een positie om nee te zeggen tegen seksuele toenaderingen waar ze niet van gediend zijn. Dit heb ik nog onlangs benadrukt tijdens een bijeenkomst bij de Wereldbank over het demografisch dividend van SRGR.
Het recente onderzoek «Clueless or clued up: your right to be informed about contraception», uitgevoerd in opdracht van Bayer Health Care en ondersteund door een aantal gezaghebbende internationale NGO’s illustreert nog eens de Nederlandse analyse van het probleem van onveilige seksualiteit. Het onderwerp seksualiteit en jongeren vormt daarom één van de speciale aandachtspunten van het speerpunt Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten van dit Kabinet.
Klopt het dat het aantal jongeren dat met een nieuwe partner onveilige seks bedrijft overal in de wereld stijgt?
De vraag in hoeverre de genoemde studie representatief is voor de hele wereld kan ik nog niet beantwoorden. Ik begrijp dat momenteel het Amerikaanse Guttmacher Institute, een gerenommeerde onderzoeksorganisatie, de resultaten nader bestudeert. Tot die tijd zou ik voorzichtig willen zijn met het trekken van conclusies over de vraag of deze bevindingen voor alle jongeren wereldwijd zouden gelden.
Wereldwijd vindt wel een aantal ontwikkelingen plaats die het risico verhogen dat jongeren onveilige seks hebben met een nieuwe partner. Ten eerste stijgt het aantal jongeren in absolute termen. UNFPA schat dat ongeveer een kwart van de wereldbevolking nu tussen de tien en vierentwintig jaar oud is. Ten tweede trouwen mensen steeds later na hun eerste seksuele contact, zodat er meer kans is op het hebben van verschillende seksuele contacten (veilig en onveilig). Ten derde hebben volgens de VN wereldwijd naar schatting 215 miljoen vrouwen (waaronder ook jonge vrouwen) wél de wens om een zwangerschap te voorkomen of uit te stellen maar géén toegang tot moderne voorbehoedsmiddelen (ook wel de ongedekte behoefte aan «family planning» genoemd).
Deelt u de conclusie van het onderzoek dat er overal op de wereld hindernissen bestaan die voorkomen dat tieners betrouwbare informatie krijgen over veilige seks en voorbehoedsmiddelen?
Ja.
Welke financieringskanalen worden in 2012 ingezet, bilateraal en multilateraal, om tieners betrouwbare informatie te verschaffen en om hindernissen die deze toegang belemmeren te reduceren?
Ik zet alle beschikbare kanalen in. Zo ondersteunen wij uit het MFS 2 de «Unite For Body Rights» alliantie voor een programma met speciale focus op jongeren en hun seksuele en reproductieve rechten. Deze alliantie werkt in negen landen (Ethiopië, Kenia, Malawi, Tanzania, Oeganda, Bangladesh, India, Indonesië en Pakistan). Uit het Keuzes en Kansen fonds financieren wij activiteiten van vier internationale NGO’s (IPPF, IPAS en PSI/Guttmacher Institute) die zich allen (ook) op jongeren richten met dienstverlening, voorlichting en pleitbezorging. Daarnaast werkt het recent gestarte «Key Populations Fonds» o.a. aan training over veilige seks voor jongeren in kwetsbare groepen.
In een aantal partnerlanden (Zuid-Afrika, Ethiopië, Bangladesh, Tanzania en Nicaragua) financiert Nederland nu al rechtstreeks activiteiten met partnerorganisaties op het terrein van voorlichting en dienstverlening aan jongeren aangaande seksuele en reproductieve gezondheid. In Burkina Faso, Zambia, Ghana, Mali en Tanzania steunt Nederland grotere programma’s met de overheid waarvan dergelijke activiteiten onderdeel uit maken. De plannen voor 2012 en volgende zijn ingediend maar nog niet beoordeeld. Daaruit blijkt dat er specifieke activiteiten zijn gepland op dit terrein in 12 partnerlanden.
Via het multilaterale kanaal zal UNFPA ook in 2012 worden ondersteund via de algemene vrijwillige bijdrage. Voor de nieuwe Executive Director van UNFPA, dr. Babatunde Osotimehin, is verbetering van de positie van adolescenten en in het bijzonder van adolescente meisjes, een speciaal aandachtspunt. UNFPA’s vier speerpunten daarbij zijn: meer aandacht in nationaal overheidsbeleid voor de speciale positie van jongeren, seksueel vormingsonderwijs, bevordering van een pakket van basis gezondheidsdiensten voor jongeren en bevordering van medezeggenschap door jongeren. Ik verwijs ook naar dr. Osotimehins recente artikel in het internationale medische vaktijdschrift The Lancet2 waarin hij pleit voor veel meer investering in de seksuele en reproductieve gezondheid en weerbaarheid van adolescenten en speciaal meisjes.
Tot slot teken ik bij dit alles aan dat naast financiële steun juist ook de politieke en morele steun van de regering aan nationale en internationale SRGR organisaties door deze organisaties zeer wordt gewaardeerd. Nederland maakt zich, zowel in VN fora als in de bilaterale politieke dialoog met landen, hard voor jongeren en hun behoeften aan SRGR informatie en dienstverlening. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Nederlands uitgesproken rol in VN fora als de jaarlijkse Commission on Population and Development (onderdeel van ECOSOC).
Is het waar dat u voor drie van uw vier prioritaire thema’s extra budget beschikbaar stelt, maar op het prioritaire thema Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) 40 miljoen euro bezuinigt? Waarom heeft u hiervoor gekozen?
Nee. Nederland was, is en blijft een voorvechter op het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid (SRGR). Ik werd echter in een heel laat stadium van de voorbereiding van de begroting geconfronteerd met een korting op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking als gevolg van een neerwaartse BNP bijstelling. Er is daardoor minder geld voor het artikel waaruit SRGR, hiv/aids en gezondheid worden gefinancierd, maar van dat geld gaat volgend jaar ruim twee derde naar SRGR en hiv/aids.
Voor SRGR trek ik in de ontwerpbegroting 3 miljoen euro meer uit dan vorig jaar. In de komende periode onderzoek ik of ik dit bedrag nog verder kan verhogen. Tijdens de begrotingsbehandeling kom ik hier op terug.
Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot het kabinetsbeleid dat er geïntensiveerd wordt op de prioritaire thema’s? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de noodzaak die u in meerdere brieven uitspreekt over de urgentie van betere toegang tot anticonceptiemiddelen en verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg, inclusief toegang tot veilige abortus?
Nederland is en blijft een actief pleitbezorger voor verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten, inclusief de lastige onderwerpen als abortus en SRGR voor jongeren. Wij hebben ons immers gecommitteerd aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, waaronder het met 75% terugbrengen van moedersterfte en het verzorgen van universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg. Het behalen van deze doelen is niet alleen van het grootste belang voor de mensen om wie het gaat, maar heeft ook een breder effect. Als de grote ongedekte behoefte aan voorbehoedsmiddelen beter vervuld zou zijn, dan zou dit immers leiden tot een daling van geboortecijfers wat in veel landen een positief ontwikkelingseffect zou hebben. Zoals ik in de focusbrief al toelichtte zijn er belangrijke dwarsverbanden tussen de vier speerpunten en het is dan ook mijn intentie om die speerpunten in onderlinge samenhang te verwezenlijken.
Is het waar dat u van het totale ontwikkelingsbudget 12% besteedt aan voedselzekerheid en private sector ontwikkeling, 4% aan water, 8% aan vrede en veiligheid, en 2,5% aan SRGR? Zo ja, deelt u de mening dat laatstgenoemd percentage en weinig blijk van geeft en dat SRGR een «prioritair thema» is?
Het aandeel voedselzekerheid bedraagt 5 % en dat van private sector ontwikkeling 7,5%. Voor veiligheid en rechtsorde is 6,4% gereserveerd; de rest van de uitgaven op dat thema zijn geen ODA. Het is wel mijn intentie om de bijdrage voor SRGR verder te laten stijgen maar dit zal mede afhankelijk zijn van de beschikbare middelen en de kwaliteit van de voorstellen die ik ontvang voor financiering.
Ik deel overigens niet uw mening, dat hieruit blijkt dat SRGR geen prioritair thema zou zijn. Het prioritaire karakter van SRGR is niet alleen afhankelijk van de financiële ruimte maar ook van de niet-financiële inzet die Nederland levert. Deze is omvangrijk en in sommige opzichten uniek.
Waarom heeft u in de begroting de budgetten voor HIV/AIDS en algemene gezondheidszorg samengevoegd? Deelt u de mening dat dit transparanter had gekund, aangezien de optelsom van het budget voor algemene gezondheidszorg en het budget voor SRGR suggereert dat er een intensivering op SRGR plaatsvindt, terwijl dit niet het geval is?
De samenvoeging van de twee operationele doelstellingen en de uitsplitsing in de begroting 2012 naar thema en kanaal (zie de figuur op pagina 65 van de begroting voor 2012) is juist bedoeld om de transparantie te verhogen. De cijfers met betrekking tot de verdeling over de drie sub-thema’s geven de werkelijkheid beter weer dan in het verleden. Bovendien dragen alle middelen bij aan de gezamenlijke doelstelling «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids».
Ik maak graag gebruik van deze gelegenheid om mijn besluit nader toe te lichten. In vorige begrotingen hanteerden mijn voorgangers twee operationele doelstellingen die overeenkwamen met MDG 5 en 6 (reproductieve gezondheid en Aids, TB en malaria). Bevordering van algemene gezondheidszorg had daarin geen plaats terwijl dat wel een doel op zich was. Mede als gevolg daarvan was het historisch zo gegroeid dat niet alle uitgaven onder de meest logische operationele doelstellingen stonden.
Het door ontwikkelingsorganisatie Cordaid ondersteunen van illegale vreemdelingen |
|
Johan Driessen (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ontwikkelingsorganisatie Cordaid een protestactie van illegalen ondersteunt?1
Ja.
Zo ja, deelt u de mening dat het bericht van Cordaid (waarin dit bekend wordt gemaakt) misleidend is, omdat bijvoorbeeld wordt gesproken over «vluchtelingen» (terwijl die status bij deze vreemdelingen juist niet is vastgesteld) en dat ook wordt gesproken over «gedwongen op straat leven» (terwijl deze mensen juist terug dienen te keren naar hun land van herkomst)?
Voorop staat dat de Nederlandse regering de standpunten geuit in deze demonstratie niet deelt. Feitelijk is het bericht van Cordaid dat vluchtelingen op straat worden gezet onjuist. Terecht wordt in de vraag het onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en vreemdelingen die geen verblijf krijgen op grond van een vluchtelingenstatus.
Vluchtelingen krijgen bescherming en huisvesting van de Nederlandse overheid en worden dus juist niet op straat gezet. Vreemdelingen die geen verblijf hebben gekregen dienen Nederland te verlaten, bij voorkeur zelfstandig en als het moet gedwongen. De overheid helpt de vreemdeling daar waar mogelijk bij dit vertrek. Het is en blijft echter de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf om zijn vertrek ter hand te nemen. Daar waar de vreemdeling de eigen verantwoordelijkheid niet neemt kan de overheid de voorzieningen, dus ook de opvang, beëindigen. Als de vreemdeling tijdig terugkeert is dit echter niet aan de orde.
Hoe beoordeelt u het dat een met belastinggeld gesubsidieerde organisatie zich actief inzet om staand regeringsbeleid (dat er op gericht is dat mensen zonder verblijfsrecht niet in Nederland mogen zijn) te dwarsbomen?
CORDAID is een maatschappelijke organisatie met een eigenstandige rol in de Nederlandse samenleving. Deze rol kan zij spelen vanwege de steun van 370 000 burgers c.q. donateurs. Het is van groot belang dat maatschappelijke organisaties met een duidelijke achterban in dialoog blijven met de Nederlandse regering op allerlei beleidsthema’s. Een dergelijke open dialoog is namelijk onmisbaar voor een actieve dynamische en veerkrachtige samenleving. De ondersteuning die CORDAID verleent aan genoemde protestactie dient dan ook niet als dwarsbomen van het regeringsbeleid beschouwd te worden maar als een reactie vanuit het maatschappelijk middenveld op het regeringsbeleid.
Voor de uitvoering van specifieke programma’s gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden ontvangt CORDAID subsidie. Deze activiteiten mogen niet strijdig zijn met het Nederlands buitenlands beleid. Deze subsidies staan echter geheel los van de steun van CORDAID aan de protestactie.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat de voor Cordaid bestemde subsidie wordt ingetrokken daar het niet de bedoeling is dat de burger belasting betaalt voor het saboteren van democratisch tot stand gekomen regeringsbeleid? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet ziet geen reden de samenwerking met CORDAID te herzien. CORDAID is een gewaardeerde ontwikkelingsorganisatie die met behulp van subsidie mede uitvoering geeft aan het Nederlands beleid voor internationale samenwerking. In ontwikkelingslanden wordt met partners succesvol gewerkt aan het verbeteren van de levensomstandigheden van de armen.
Het bericht dat gemeente Amsterdam komt met een eigen pgb-regeling |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht waarin wethouder Eric van der Burg (VVD) aangeeft dat de gemeente Amsterdam zelf een Persoons Gebonden Budget (pgb)-regeling gaat opzetten?1
Ja.
Is een dergelijke gemeentelijke pgb-regeling vergelijkbaar met de huidige gemeentelijke pgb-afspraken? Zo nee, op welke punten zitten de verschillen?
Het voornemen van de gemeente Amsterdam betreft het mogelijk maken van een pgb voor begeleiding in de situatie dat deze taak vanuit de AWBZ, volgens plan vanaf 2013 voor nieuwe cliënten, onder verantwoordelijkheid van gemeenten wordt gebracht. Amsterdam bereidt zich op die situatie voor en wil de voordelen van pgb als zelfregie en keuzevrijheid zoveel mogelijk benutten. De gemeente wil tegelijkertijd het onbedoelde en oneigenlijke gebruik tegengaan.
Kan een gemeente ervoor zorgen dat alle inwoners die nu een pgb hebben hun budget kunnen behouden?
De gemeente Amsterdam maakt een pgb-regeling voor begeleiding en zal bij elke ondersteuningsvraag bezien of begeleiding nodig is vanaf 2013 en of zorg in natura of pgb daarbij het meest geschikt is gezien de ondersteuningsvraag. De gemeente kan dus niet op voorhand garanderen dat iedereen die nu een pgb heeft voor begeleiding, dat straks ook vanuit de gemeente zal krijgen.
De gemeente Amsterdam gaat geen pgb aanbieden voor de AWBZ-functies verzorging, verpleging en behandeling. Deze functies blijven onder de werking van de AWBZ vallen.
Bent u systeemverantwoordelijk voor een gemeentelijke pgb-regeling?
Het is mijn verantwoordelijkheid om de Wet maatschappelijke ondersteuning zo vorm te geven dat de met de wet beoogde doelen in de feitelijke uitvoering zo goed mogelijk gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent dat ik op het landelijke niveau aandacht besteed aan keuzes en randvoorwaarden. De decentralisatie van de begeleiding is voor mij aanleiding de huidige compensatieplicht te verbreden met de, met de begeleiding van cliënten beoogde resultaten. Het is vervolgens aan het lokale bestuur om binnen de kaders van de wet tot een lokaal beleid en lokale uitvoering te komen. Zoals u weet biedt de Wmo gemeenten bewust veel beleidsruimte, teneinde op basis van de lokale situatie, dicht bij de burger, tot een optimale afstemming van op participatie gerichte ondersteuningsvragen en ondersteuningmogelijkheden te komen. Met het oog op dat belang van lokaal maatwerk ben ik voornemens gemeenten niet langer te verplichten om cliënten naast een voorziening in natura ook de keuze voor een pgb te bieden.
De keuzes met betrekking tot de lokale invulling van beleid en de uitvoering daarvan is een zaak van de betreffende gemeente, die zich daarover verantwoordt aan de gemeenteraad. Het is aan de gemeenteraad een oordeel over het lokale beleid en de uitvoering daarvan te vormen.
Op welke manier is de gemeente Amsterdam van plan de eigen pgb-regeling te financieren?
Amsterdam is voornemens een pgb-regeling te maken voor de begeleiding in de Wmo vanaf 2013. Deze pgb-regeling komt naast het aanbod van zorg in natura voor begeleiding.
Financiering van zowel natura zorg als pgb’s zal geschieden uit het budget dat vanaf 2013 naar de gemeente zal worden overgeheveld in verband met de decentralisatie begeleiding.
Het bericht ‘Steenmarter verjaagt schoolkinderen’ |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «steenmarter verjaagt schoolkinderen»?1
Ja.
Bent u bekend met het gevecht tegen de steenmarter dat de school al sinds 2007 voert? Bent u ermee bekend dat de school na een vlooienplaag, stankoverlast en slechte hygiënische omstandigheden, allen veroorzaakt door de steenmarters, nu op last van de GGD moet uitwijken naar andere gebouwen?
Ja.
Klopt het dat de GGD besloten heeft dat de school zeker voor drie maanden dicht moet? Acht u het wenselijk dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat?
Mij is niet bekend hoe lang de school dicht moet en het spreekt vanzelf dat ik niet van mening ben dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat.
Klopt het dat ontheffing is verleend voor het vangen van steenmarters om deze elders uit te zetten? Acht u deze maatregel effectief, aangezien uit de literatuur en de ervaring blijkt dat het verjagen slechts tijdelijk (of helemaal niet) werkt tegen steenmarters omdat de geurvlagen van het territorium juist steenmarters aantrekt? Deelt u de mening dat, om dit te voorkomen, de gevangen steenmarters beter uitgezet kunnen worden in gebieden waar vandaan ze minder rap terug zullen keren, zoals IJsland of Siberië?
Ontheffingverlening voor de bestrijding van steenmarters is een taak van de provincie. Mij is niet bekend of ontheffing is verleend of dat aan een verleende ontheffing speciale voorschriften zijn verbonden. Voorts is bestrijding van plaagdieren de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor informatie over de meest effectieve vorm van plaagdierbeheersing (preventie en bestrijding) kunnen gemeenten terecht bij het Kenniscentrum Dierplagen te Wageningen.
Klopt het dat de steenmarterpopulatie goed gedijt in Nederland, terwijl in de rest van Europa het diertje gewoon wordt bestreden?
De steenmarter is in Nederland niet langer een bedreigde soort. De steenmarter is opgenomen in bijlage III van de Conventie van Bern (Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa) en is mede daarom wel een beschermde inheemse soort. Dat neemt niet weg dat in het geval van overlast kan worden toegestaan om steenmarters te bestrijden. Dat is nu onder de Flora- en faunawet het geval en dat zal ook het geval zijn onder de nieuwe Wet natuur.
Bent u bereid om de beschermde status van de steenmarter bij invoering van de nieuwe Natuurwet op te heffen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bewerkstelligen dat de schoolleiding zo spoedig mogelijk weer zijn eigen schoolgebouw steenmartervrij in gebruik kan nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Gemeente en provincie zijn in deze verantwoordelijk. Zie mijn antwoord op vraag 4.
De relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Kent u het door het Islamic Republic of Iran News Agency (IRNA) gepubliceerde verslag van de ontmoeting die u vorige week in New York had met uw Iraanse ambtgenoot Ali Salehi, met de titel «Iran's FM Blasts Anti-Islamic Moves in Europe»?1
Ja.
Over welke «provocatieve acties» door welke «personen en groepen in Europa» heeft Salehi met u gesproken? Hoe heeft u op deze démarche van minister Salehi gereageerd?
Minister Salehi heeft in zijn gesprek met mij het woord «provocatieve acties» niet gebruikt. Hij geeft tegen mij opgemerkt dat hij afstand nam van de standpunten over de Islam die door de Partij voor de Vrijheid worden uitgedragen. Ik heb gewezen op de te onderscheiden standpunten van de regering en van de PVV. Tevens heb ik het belang benadrukt van de in Nederland geldende vrijheid van meningsuiting. Ik heb ook gezegd dat in Nederland iedereen vrij is om zijn of haar eigen godsdienst te belijden, inclusief het veranderen van godsdienst en het opgeven van een godsdienst. Ik heb onderstreept dat dit een belangrijk kenmerk is van een democratische rechtsstaat.
Welke positieve ontwikkelingen ontwaart minister Salehi in de relatie tussen Teheran en «Amsterdam», en het weghalen van welke barrières kan volgens hem de weg plaveien voor de uitbreiding van die relaties? Hoe beoordeelt u deze opmerking van minister Salehi?
De conclusies die minister Salehi volgens het artikel van het Iraanse persbureau heeft getrokken uit ons gesprek, laat ik voor rekening van hemzelf en van het persbureau. Voor zover deze opmerkingen betrekking zouden hebben op de consulaire dialoog die in mei jl. is gestart, en de medewerking die de Iraanse autoriteiten hebben verleend om de heer Abramian en zijn echtgenote veilig naar Nederland te laten terugkeren, verwijs ik naar het antwoord op vraag zeven.
Hoe verhoudt de door minister Salehi geconstateerde toename van het (bilaterale) handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zich met het sanctieregime en met uw beleid, dat erop gericht is de relaties met Iran te minimaliseren?
Het handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zijn niet aan de orde geweest in het gesprek. Zie verder het antwoord op vraag zes.
Heeft u in uw gesprek met minister Salehi «the growing trend in the two countries relations» toegejuicht?
Ik heb tijdens mijn gesprek geconstateerd dat er in het specifieke kader van de informatievoorziening over gedetineerde bipatride Nederlanders in Iran, sprake was van vooruitgang. Zie verder het antwoord op vraag zeven.
Deelt u de mening dat het ongewenst zou zijn als de omvang en de kwaliteit van de relaties tussen Iran en Nederland zouden toenemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde minimalisering te bevorderen?
De regering is onverkort uitermate bezorgd over het nucleaire programma van Iran en de dreiging die daarvan uitgaat. In dit verband spant de regering zich in voor een strikte handhaving en aanscherping van de (internationale) sancties die ingesteld zijn om deze proliferatie tegen te gaan. Ook is de regering ernstig bezorgd over de mensenrechtensituatie in Iran. De regering spant zich in voor samenwerking in EU-verband ten behoeve van nadere aanvullende maatregelen, zodat een sterk gezamenlijk signaal wordt afgegeven aan de Iraanse autoriteiten. De regering spant zich op dit moment in Brussel in voor een uitbreiding van de lijst van mensenrechtenschenders waartegen sancties zijn ingesteld.
Om de juiste informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen heeft de regering besloten tot het instellen van een bilaterale consulaire dialoog.
Heeft u inderdaad de noodzaak onderstreept voor voortgezette dialoog en het door partijen zetten van stappen? Zo ja, welke dialoog wordt hier bedoeld en over welke stappen gaat het?
De dialoog die aan de orde is geweest in mijn gesprek met minister Salehi is de consulaire dialoog die Nederland in mei 2011 is gestart. Zoals vermeld in mijn brief van vandaag met kenmerk DAM-814/2011, heeft deze dialoog tot doel om betere informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen. In het geval van Vahik Abramian heeft de samenwerking met de Iraanse autoriteiten ertoe geleid dat de heer en mevrouw Abramian veilig naar Nederland hebben kunnen terugkeren. Dat heb ik «een stap in de goede richting» genoemd. De getoonde medewerking heeft mij bovendien doen besluiten om een deel van de unilaterale sancties die tegen Iran waren ingesteld, op te heffen. Ik heb tijdens mijn gesprek met minister Salehi in dit kader onderstreept dat het van belang is verdere stappen in de consulaire dialoog te zetten.
Welke boodschap heeft u in New York aan uw ambtsgenoot Salehi overgebracht met betrekking tot.:
Minister Salehi kent mijn ernstige zorgen over deze onderwerpen. Het korte gesprek in de wandelgangen van de AVVN heeft zich vrijwel uitsluitend beperkt tot consulaire aangelegenheden.
Hoe typeert u de relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran?
Deze relaties worden gedomineerd door ernstige zorgen over het Iraanse nucleaire programma, de rol van Iran in de regio, de mensenrechtenschendingen in Iran en het welzijn van aldaar gedetineerde bipatride landgenoten.
Wilt u deze (deel)vragen vanwege de gewenste duidelijkheid ieder afzonderlijk beantwoorden en de Kamer uw antwoordbrief uiterlijk vrijdag 30 september doen toekomen?
Ja.
Artikelen in het FD over belastingontwijking |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Coöperatie als fiscale vluchtroute», «Fiscale coöperatie schaadt imago», «Nederland fiscaal zeer in trek» en «Nederland in trek bij multinationals» uit het FD van 12 september jl. en van het artikel «Accountant roert zich te weinig in debat» uit het FD van 13 september jl.?
Ja.
Kunt u aangeven waarom voor coöperaties een vrijstelling van de dividendbelasting geldt?
De coöperatie is in beginsel niet inhoudingsplichtig op grond van de Wet op de dividendbelasting 1965. Winstuitkeringen door coöperaties kunnen wel in de heffing van de Nederlandse vennootschapsbelasting worden betrokken, ingeval sprake is van een aanmerkelijk belang in een coöperatie dat niet tot het ondernemingsvermogen behoort.
In het Belastingplan 2012 is voorgesteld om coöperaties in bepaalde situaties uitdrukkelijk inhoudingsplichtig te maken voor de dividendbelasting. Het gaat hier om een anti-misbruikmaatregel tegen gevallen waarin om fiscale redenen coöperaties zonder reële betekenis in een structuur worden tussen geschoven om belasting te ontgaan.
In de bovengenoemde artikelen wordt aangegeven, dat de Kamers van Koophandel in 2010 5 062 coöperaties telden. Bij de Kamer van Koophandel worden alle coöperaties ingeschreven. Het is mij echter niet bekend hoeveel coöperaties deel uitmaakten van een internationale structuur. De Belastingdienst registreert dit niet afzonderlijk. Er is bij deze coöperaties geen dividendbelasting geheven, omdat deze coöperaties niet binnen de reikwijdte van de dividendbelasting vallen. Zoals hiervoor is aangegeven zal in het geval er sprake is van een aanmerkelijk belang in een coöperatie dat niet tot het ondernemingsvermogen behoort, wel belastingplicht voor de vennootschapbelasting aanwezig zijn.
Klopt het dat volgens de belastingdienst wel dividendbelasting kan worden geheven indien een coöperatie deel blijkt uit te maken van een beleggingsstructuur en de belastingdienst gaat ervan uit «dat dat een klein aantal is»? Kunt u aangeven bij hoeveel van de genoemde 5062 coöperaties sprake is van een beleggingsstructuur? Kunt u verder aangeven in hoeveel van die gevallen dividendbelasting wordt geheven?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u de gesignaleerde trend wenselijk dat op de adressen van trustkantoren coöperaties met uitgesloten aansprakelijkheid worden ingeschreven? Zo niet, welke stappen bent u voornemens te nemen om deze groeiende praktijk te stoppen?
Leden van een coöperatie zijn vrij in de keuze van hun vestigingsplaats. Wel moeten de coöperatie en de leden voldoen aan hun fiscale verplichtingen en mogen de activiteiten niet in strijd zijn met wet- en regelgeving. Om toezicht op de naleving van de regels te bevorderen heeft Nederland met een groot aantal landen verdragen gesloten over de uitwisseling van inlichtingen.
Acht u het wenselijk dat leden van een coöperatie gevestigd zijn op fiscaal mild terrein of in belastingparadijzen als de Kaaiman- of Kanaaleilanden, Bermuda of Delaware?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat Nike door middel van een coöperatieconstructie in Nederland geen dividendbelasting betaalt?
Zoals bekend kan ik over individuele belastingplichtigen geen uitspraken doen. In meer algemene zin merk ik op dat bedrijven vrij zijn in hun keuze voor de (internationale) juridische bedrijfsstructuur. Overigens, merk ik ook in meer algemene zin op, dat op basis van de EU-moeder/dochterrichtlijn en de afgesloten belastingverdragen in de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van een BV veelal ook geen dividendbelasting wordt geheven.
Hoe beoordeelt u de signalering van oud-hoofd van de afdeling rulings van de belastingdienst, Wiecher Munting, dat sinds de periode 2005/2006 door de belastingdienst toestemming gegeven wordt om rulings af te geven voor coöperaties, omdat dat een positieve stimulans gaf aan de vestiging van buitenlandse kantoren?
Zoals bij meerdere (fiscale) wetsvoorstellen is aangegeven, acht het kabinet het van belang dat er in Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat heerst, ook voor (regionale) hoofdkantoren. De behandeling van dividenden, zowel de inkomende (deelnemingsvrijstelling), als de uitgaande (dividendbelasting), is daarbij een belangrijke factor. Ook het geven van zekerheid vooraf over de fiscale behandeling van de dividenden is van groot belang. Aangezien dividenduitkeringen door een coöperatie in beginsel niet onder de heffing van de dividendbelasting vallen is de Belastingdienst daarvoor zekerheid vooraf gaan geven. Er is geen bijzondere fiscale faciliteit voor financieringsmaatschappijen, maar wel kan het grote aantal belastingverdragen dat Nederland heeft gesloten het aantrekkelijk maken financiële dienstverleningslichamen in Nederland te vestigen.
Wat is uw mening over de constatering dat 80 van de 100 grootste bedrijven ter wereld in Nederland gevestigd zijn met financieringsfirma’s?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven wat de substance-eisen zijn voor bijzondere financiële instellingen (BFI’s)? Kunt u ook aangeven of de substance-eisen afdoende zijn om doorsluizing te voorkomen zonder dat sprake is van reële economische activiteiten? Indien dat niet het geval is, bent u bereid aanvullende eisen te stellen?
De Nederlandse Bank (hierna: DNB) definieert het begrip «bijzondere financiële instelling» (hierna: BFI’s) en bepaalt welke instellingen het betreft. Uit de gegevens van DNB blijkt dat de BFI’s voor het grootste deel houdstermaatschappijen en financieringsmaatschappijen zijn die deel uitmaken van multinationale concerns1.
Er is echter geen fiscale definitie van het begrip BFI. Onder die financieringsmaatschappijen kunnen ook zogenoemde dienstverleningslichamen vallen.
Dienstverleningslichamen zijn lichamen met financiële dienstverleningsactiviteiten binnen concernverband. Voor dienstverleningslichamen gelden ter verkrijging van zekerheid vooraf fiscale substance-eisen2. De substance-eisen zien op zaken waaruit blijkt dat het lichaam in Nederland gevestigd is en de administratie in Nederland wordt gevoerd, alsmede dat tenminste de helft van het bestuur in Nederland woont. Daarnaast worden meer materiële eisen gesteld, zoals de professionele kennis van de bestuursleden en het personeel en een passende kapitalisatie middels eigen vermogen. Zowel het eigen vermogen van het lichaam als het kennisniveau dienen aan te sluiten bij de functies en risico’s van de desbetreffende instelling.
Zoals ik in mijn brief van 3 november 20113 schreef, worden deze substance-eisen impliciet geëvalueerd aan de hand van reacties van verdragspartners en van ontwikkelingen rond (aanpassingen van) het commentaar bij het OESO Modelverdragen, waarop de meeste verdragen geënt zijn. Geen van beide wijzen erop dat Nederland met deze eisen tekort schiet in zijn verplichtingen tegenover zijn verdragspartners. Naar aanleiding van de bij de behandeling van het Belastingplan aangenomen motie nummer 62 (33003) zal ik op de achtergrond, de invulling, de naleving en de gevolgen van de substance eisen terugkomen.
Klopt de bewering van het oud-hoofd van de afdeling rulings van de belastingdienst, Wiecher Munting, dat het bedrag van € 1 miljard aan belastinginkomsten als gevolg van deze doorsluispraktijken achterhaald is en dat het gaat hooguit om enkele honderden miljoenen? Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Kunt u aangeven hoe het komt dat deze belastinginkomsten in Nederland dalen, terwijl de geldstroom door Nederland groter is geworden (van € 4400 miljard in 2003 tot € 10 005 miljard in 2010)?
Kunt u de gegevens uit 2007 (€ 1 miljard belastingopbrengsten en € 500 miljoen aan «toegevoegde waarde» voor de economie») actualiseren en per jaar sinds 2007 aangeven hoeveel belasting over deze geldstroom wordt afgedragen en op welke gronden?
Zoals uit mijn antwoorden op de kamervragen van de heer Groot (PvdA) van 11 oktober 2011 blijkt, is het bedrag van € 1,5 miljard een inschatting van DNB enCBS van de toegevoegde waarde voor Nederland. DNB is op dit moment bezig met het opzetten van een waarneming van de toegevoegde waarde van BFI’s – inclusief belastingen – op basis van directe rapportages van de jaren 2009 en 2010. DNB verwacht de cijfers van deze nieuwe waarneming in de loop van 2012 te kunnen publiceren.
Overigens merk ik op, net als in mijn brief van 3 november 2011, dat de toegevoegde waarde van deze sector niet te eng beoordeeld moet worden. Het is ook van belang te beseffen dat veel buitenlandse bedrijven die nu van grote betekenis zijn voor de Nederlandse economie, met een veel kleinere aanwezigheid, bijvoorbeeld met slechts een financieringsmaatschappij, begonnen zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat 36% van de hoogleraren op de (sub)afdelingen accountancy van de universiteiten partner is bij een van de grote 4 accountancykantoren (Deloitte, Ernst&Young, PwC en KPMG)?
Zie antwoord vraag 11.
Acht u de beroepscode (accountants doen geen uitspraken over elkaar, zonder elkaar te hebben gehoord) en het feit dat een accountant niet vrij kan spreken over zijn eigen klanten, in lijn met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU, die stelt dat een hoogleraar behalve zorgvuldig, betrouwbaar en controleerbaar ook onpartijdig en onafhankelijk moet zijn?
Bent u bereid te onderzoeken of een einde aan deze praktijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door te kijken naar de Verenigde Staten en Duitsland, waar deze dubbelfuncties niet bestaan?
Zoals door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reeds eerder is aangegeven in antwoord 3 op Kamervragen4 van de kamerleden Jadnanansing en Plasterk (beiden PvdA) over dit onderwerp is het voor een goede wisselwerking tussen theorie en praktijk van belang dat hoogleraren hun functie aan een universiteit kunnen combineren met een functie in een bedrijf of in een maatschappelijke organisatie. Dat geldt niet alleen voor de accountancy, maar bijvoorbeeld ook voor de rechtspraak.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg over de fiscale agenda dat is gepland op 10 oktober 2011?
Ja. Het toepassen van hoor en wederhoor is een belangrijk grondbeginsel. Ik zie dus niet in waarom dit bij accountants een probleem zou opleveren. Daarnaast geeft de VSNU in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening onder artikel IV Onpartijdigheid & artikel V Onafhankelijkheid aan hoe hoogleraren met een nevenfunctie moeten handelen om hun onpartijdige en onafhankelijke positie als hoogleraar te waarborgen. Ik verwijs in dit verband ook naar het antwoord 2 van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op Kamervragen4 van de hiervoor genoemde kamerleden.