Het bericht dat dertien politiechefs meer verdienen dan de minister |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «dertien politiechefs verdienen meer dan de minister»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Zo ja, deelt u de mening dat de salarissen die genoemd worden, tegen de afspraken in zijn van het arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop? Zo nee, waarom niet?
Het bericht is gebaseerd op een overzicht van de top 200 WOPT inkomens. Het WOPT inkomen betreft het bruto jaarinkomen (inclusief o.a. opname van levensloop), vermeerderd met de pensioenafdracht (werkgevers én werknemersdeel) en stortingen in het kader van levensloop. Het WOPT-inkomen behelst meer dan alleen het salaris, jaarinkomen, of bezoldiging. Derhalve kan er op basis van de WOPT lijst niet zonder meer een vergelijking worden gemaakt die aangeeft hoeveel functionarissen meer verdienen dan het jaarsalaris van de minister.
In een vijftal gevallen gaat het, zoals in de brief van 3 juli jl. inzake Wob verzoek- RTL naar de zo meestverdienende politieambtenaren aan uw Kamer uiteen is gezet, inderdaad om salarissen die niet sporen met het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop. Om in aanmerking te komen voor benoeming in de top 61 is overigens nadrukkelijk als voorwaarde gesteld dat de bezoldiging binnen de afgesproken kaders moet passen. Voor de gehele top 61 geldt dat de bezoldiging van betrokkenen daaraan voldoet.
Deelt u de mening dat deze politiechefs niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van het leiderschap binnen de politie en dat zij de integriteit van de politieorganisatie aantasten? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de bezoldiging van de aangehaalde vijf personen ben ik, zoals in de brief van 3 juli aan uw Kamer is aangegeven, van mening dat ook hun bezoldiging binnen het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader zou moeten passen, mede vanwege de voorbeeldfunctie die ook zij behoren uit te oefenen en de verantwoordelijkheid die zij dragen voor het aanzien van de politie.
Wat gaat u er aan doen om deze onverkwikkelijke situatie zo snel mogelijk te beëindigen?
Zoals per brief van 3 juli jl. aan uw Kamer is bericht zijn er geen juridische mogelijkheden om de inkomens van bovengenoemde vijf betrokkenen direct te verlagen. Ik ben afhankelijk van de bereidheid van de betreffende functionarissen om op vrijwillige basis van het surplus aan inkomen af te zien. Om die reden zijn de afgelopen periode met deze functionarissen gesprekken gevoerd en is een moreel beroep op hen gedaan om vrijwillig af te zien van dat surplus aan inkomen om te bewerkstelligen dat het inkomen van alle functionarissen binnen de politie binnen het afgesproken kader past. Na overleg met hen is gebleken dat de bereidheid om vrijwillig af te zien van dit surplus niet aanwezig is. Dit betekent dat de door hen verworven arbeidsvoorwaarden vooralsnog moet worden gerespecteerd. Daarmee is deze situatie niet definitief. Voor de inkomenspositie van deze groep functionarissen geldt nu het met de politievakorganisaties afgesproken kader voor herplaatsingskandidaten in het kader van de personele reorganisatie. Dat betekent in het geval het aan de nieuwe functie verbonden salaris lager zou zijn dan het huidige salaris, een overgangstermijn van maximaal negen jaar geldt voor de desbetreffende functionaris, afhankelijk van het aantal dienstjaren. Gedurende die termijn behoudt betrokkene het huidige salaris.
Het bericht dat de islamitische school Ibn Ghaldoun onder de christelijke paraplu zou vallen |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ibn Ghaldoun onder de christelijke paraplu»?1
Ja.
Deelt u de mening dat artikel 23 van de Grondwet, dat de vrijheid van godsdienst garandeert, een groot goed is, waarmee op een eerlijke en waardige wijze moet worden omgegaan?
Ja.
Deelt u de mening dat daarvan geen sprake is als een protestants-christelijke school islamofacistisch onderwijs aan zal bieden? Zo nee, waarom niet?
Ik neem afstand van het neologisme dat u gebruikt in uw vraag en de duiding die u daarbij lijkt te willen geven. Een eventuele samenwerking tussen schoolbesturen beoordeel ik op overeenstemming met wet- en regelgeving en ik stel hierbij de kwaliteit van het onderwijs en het belang van de leerlingen centraal.
Bent u bereid om het bestuur van de Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in Rotterdam tot de orde te roepen en op te dragen af te zien van het plan om islamitisch onderwijs aan te gaan bieden en anders de subsidie in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer van 4 juli jl. is nog niet duidelijk hoe de samenwerking tussen de stichting voor Christelijke Voortgezet Onderwijs en Ibn Ghaldoun vorm zou moeten krijgen en daar wil ik ook niet over speculeren. Daarnaast is het onderzoek van de politie en het Openbaar Ministerie nog in volle gang en voert de Inspectie van het Onderwijs onderzoek uit naar het bestuurlijk handelen op de school. Ik wacht de uitkomsten van de onderzoeken af voordat ik mijn conclusies trek. Uw Kamer wordt zo snel mogelijk na het zomerreces hierover geïnformeerd.
Het bericht "Voorstellen van Rederij Doeksen om de winterdienstregeling te versoberen en de tarieven te verhogen" |
|
Duco Hoogland (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat rederij Doeksen zich vanwege oneerlijke concurrentie genoodzaakt ziet de winterdienstregeling voor Terschelling en Vlieland te verschralen en de tarieven te verhogen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze maatregelen?
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht. Ik neem de situatie heel serieus. Inmiddels heb ik een gesprek gevoerd met de waarnemend burgemeesters en verantwoordelijke wethouders van Terschelling en Vlieland. We hebben daarbij gevoelens uitgewisseld en in gezamenlijkheid gekeken naar lijnen die op korte termijn kunnen worden uitgezet en mogelijke oplossingen. Ik heb met de bestuurders van Terschelling en Vlieland afgesproken op korte termijn samen een aantal mogelijkheden nader te onderzoeken. Later deze zomer zullen wij hierop terugkomen.
Hoe beoordeelt u de ontstane situatie door opschorting van de concessie in afwachting van een uitspraak in een zaak aangespannen door de Eigen Veerdienst Terschelling (EVT), de maatschappij die nu de veerdiensttocht vaart tegen dumpprijzen?
De concurrentie met EVT leidt ertoe dat de continuïteit van de veerdienst van de houder van het openbaar dienstcontract onder druk is komen te staan. Daarover maak ik mij zorgen en ik ben in overleg met de eilandgemeenten over wat wij kunnen doen om de continuïteit niet in gevaar te brengen.
Welke mogelijkheden ziet u om aan deze voor de reiziger zeer slechte situatie een einde te maken?
Het onherroepelijk worden van de concessies zou de beste oplossing voor het probleem zijn. Maar daarover loopt nog een beroepsprocedure. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
De permanente structuur voor de OV-chipkaart |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Permanente structuur chipkaart is trekken aan dood paard»1 en de brief van de heer Meijdam, kwartiermaker OV-chipkaart van 30 mei 2013 over de afronding van zijn werkzaamheden als kwartiermaker? Kunt u genoemde brief naar de Kamer sturen?
Ja, ik verwijs hiervoor naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 11 juli 2013 over de start van het NOVB en de hoofdlijnennotitie Wetgeving OV Chipkaart.
Kunt u het haalbaarheidsonderzoek naar invoering van enkelvoudig in- en uitchecken van december 2012 en de adviesbrief hierover van de heer Meijdam van 29 april 2013 naar de Kamer sturen inclusief uw conclusies?
Ik verwijs hiervoor naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 11 juli 2013 over moties en toezeggingen OV-Chipkaart en het besluit van het NOVB over enkelvoudig in- en uitchecken.
Is er inmiddels een deadline gesteld voor het invoeren van enkelvoudig in- en uitchecken op het spoor? Zo nee, bent u bereid nu een deadline te stellen zodat de reizigers binnen afzienbare tijd niet meer te maken hebben met het reizigersonvriendelijke paaltjeswoud op de diverse stations met meerdere vervoerders?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er, ondanks de getekende intentieverklaring van oktober 2012, inmiddels geen bestuurlijke bereidheid en draagvlak meer bestaan om te komen tot een organisatie die knopen kan doorhakken? Klopt het dat daardoor nu blijft bij het op consensus gebaseerd Nationaal Openbaar Vervoer Beraad?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hoe is de consumentenvertegenwoordiging op dit moment geregeld in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om, nu er geen draagvlak meer is voor een vrijwillige permanente structuur, het belang van de concessieoverstijgende reiziger centraal te stellen en daarom conform de motie Haverkamp2 zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel in te dienen bij de Kamer om te komen tot een autoriteit met doorzettingsmacht, die kan ingrijpen als er voor de reiziger geen goede uitkomsten uit het overleg tussen de concessiepartijen dreigen te komen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat de burgemeester van Amsterdam afspraken heeft gemaakt met de illegale vreemdelingen in de gekraakte kantorenflat in Amsterdam |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Burgemeester maakt afspraken met Vluchtflat»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ronduit bespottelijk is dat een burgemeester afspraken maakt met mensen die helemaal niet in Nederland mogen zijn en weigeren zich aan hun vertrekplicht te houden? Zo nee, waarom niet?
In uw vragen wordt gesuggereerd dat de burgemeester van Amsterdam, de heer Van der Laan, namens de gemeente afspraken heeft gemaakt met vertegenwoordigers van uitgeprocedeerde asielzoekers over het bieden van noodopvang door de gemeente. Dat is echter niet het geval. Navraag bij de gemeente leert dat de heer Van der Laan op 4 juli jl. een vergadering heeft voorgezeten waarin vertegenwoordigers van de uitgeprocedeerde asielzoekers, de woningcorporatie De Key, HVO Querido en het Leger des Heils onderling afspraken hebben gemaakt over de huis- en gedragsregels, die gelden voor het gebouw dat woningcorporatie De Key tijdelijk, tot 1 oktober 2013, beschikbaar heeft gesteld voor deze groep illegalen. De gemeente is geen partij bij de gemaakte afspraken. De burgemeester heeft het in het kader van het handhaven van de openbare orde van belang geacht de totstandkoming van deze huis- en gedragsregels te bespoedigen. Omwille van het handhaven van de openbare orde is eveneens afgesproken dat de gemeente samen met De Key, HVO Querido en het Leger des Heils meebetaalt aan de beveiliging.
Hoe is het mogelijk dat u deze burgemeester (herhaaldelijk) zijn gang laat gaan met het ondermijnen van het vertrekbeleid, nu hij door het regelen van opvang steeds de mogelijkheid biedt aan uitgeprocedeerden om op een makkelijke manier illegaal in Nederland te blijven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om niet langer te accepteren door de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld flink te korten op het gemeentefonds? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u voornemens om het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het gekraakte gebouw nu eindelijk te beëindigen, de betreffende vreemdelingen in vreemdelingendetentie te plaatsen en hun vertrek uit Nederland te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Wat betreft het beëindigen van het verblijf van de uitgeprocedeerde asielzoekers in het bewuste gebouw merk ik op dat het, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde, aan de burgemeester van Amsterdam is om in voorkomend geval actie te ondernemen tegen het verblijf van de betrokken vreemdelingen. Over het in vreemdelingendetentie plaatsen van de betrokken vreemdelingen merk ik op dat dit alleen aan de orde is ter fine van uitzetting, wanneer er concreet zicht is op uitzetting. Hiervan is bij een groot deel van de in het pand verblijvende uitgeprocedeerde asielzoekers, vanwege het niet meewerken aan terugkeer, thans geen sprake. Een en ander neemt niet weg dat ik met de gemeente in overleg blijf ten einde de situatie van de betreffende vreemdelingen ook individueel te kunnen beoordelen.
De inkrimping dienstregeling veerdienst Vlieland en Terschelling |
|
Betty de Boer (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Brandbrief Terschelling naar minister over veerbootkwestie»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit artikel in de Harlinger Courant.
Wat is uw reactie op de brandbrief van de gemeenteraad van Terschelling, die volgens het artikel ook naar het ministerie van Infrastructuur en Milieu gestuurd is?
Ik neem de situatie heel serieus. Inmiddels heb ik een gesprek gevoerd met de waarnemend burgemeesters en verantwoordelijke wethouders van Terschelling en Vlieland. We hebben daarbij gevoelens uitgewisseld en in gezamenlijkheid gekeken naar lijnen die op korte termijn kunnen worden uitgezet en mogelijke oplossingen. Later deze zomer zullen we daarop terugkomen.
In hoeverre vindt u het acceptabel dat in de komende winter honderden afvaarten van de veerboot en sneldienst worden geschrapt, met ingrijpende gevolgen voor de eilanders, toeristen en het bedrijfsleven op de eilanden (op bijvoorbeeld Vlieland mogelijk nog maar twee gewone afvaarten per dag)? Hoe past dit bij de lijn die u uiteengezet heeft in antwoorden op eerdere vragen over de dienstregeling?2 In hoeverre mogen de opbrengsten en verliezen van de eilanden onderling met elkaar verrekend worden op deze wijze?
Zie het ook antwoord op vraag 2. Ik heb met de bestuurders van Terschelling en Vlieland afgesproken op korte termijn samen een aantal mogelijkheden nader te onderzoeken. Later deze zomer zullen wij hierop terugkomen.
Wat is de uitkomst van de externe toetsing van de cijfers van Doeksen die op basis van het ODC (Openbare Dienst Contract) nodig zijn om de dienstregeling eventueel aan te kunnen passen? Tot welke conclusie leidt dit bij het ministerie voor Infrastructuur en Milieu en/of Rijkswaterstaat (die onderdeel uitmaakt van de zogenaamde Commissie Bootdiensten)?
Er is inmiddels een externe toetsing uitgevoerd. De rapportage is nog niet afgerond. De conclusies zal ik betrekken bij de uitwerking van mogelijkheden.
Vindt u het belangrijk dat er transparantie is als het gaat om de exploitatie van Doeksen? Is daadwerkelijk inzichtelijk hoe de winst en verliesstromen lopen ten aanzien van het vervoer naar de eilanden binnen alle BV’s die er zijn? In hoeverre is er in de cijfers rekening gehouden met andere inkomsten op de veerboten (bijvoorbeeld horeca) op de boten naar Terschelling en Vlieland? In hoeverre is er bij de beoordeling van de cijfers ook rekening gehouden met de verrekening tussen de verschillende BV’s van «Doeksen» (bijvoorbeeld het bedrag voor de huur of lease van de boten)? Indien met deze zaken geen rekening is gehouden, waarom is de vraagstelling aan het externe bureau hierin te kort geschoten en bent u bereid om dit nader te onderzoeken en de inzichten (op hoofdlijnen) met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Inderdaad vind ik transparantie belangrijk. Aan TSM is gevraagd bepaalde documentatie te verstrekken en vragen zo goed mogelijk gedocumenteerd te beantwoorden. TSM heeft de contractpartners en PWC in het kader van het onderzoek dat is uitgevoerd, naar mijn mening voldoende transparant geïnformeerd over de financiële situatie, de winst en verliesstromen, de meerjarencijfers over de afgelopen jaren en de prognoses.
Daarbij is ook inzicht geboden in de relevante onderlinge verrekeningen met groepsmaatschappijen binnen Koninklijke Doeksen.
Welke rol ziet u voor uzelf om dit langslepende conflict op te lossen? Welke acties kunt en wilt u nog nemen, bijvoorbeeld richting de betrokken partijen?
Nu het in de Commissie Bootdiensten niet is gelukt om tot een akkoord te komen over aanpassing van de dienstregelingen, zie ik het als mijn taak om met de gemeenten samen te bezien welke mogelijkheden er zijn om de periode tot het onherroepelijk worden van de concessie te overbruggen.
Welke actie heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) ondernomen naar aanleiding van uw verzoek om aan te dringen op versnelde behandeling van de zaak bij het Europese Hof van Justitie? Wat is het antwoord van het Europese Hof geweest?
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) heeft mij laten weten in de door mij naar voren gebrachte argumenten geen aanleiding te zien het Hof van Justitie van de Europese Unie te benaderen met een verzoek tot versnelde behandeling van de zaak. In de brief daarover is geen toelichting op deze beslissing gegeven. Dat betekent dat de normale termijnen van de prejudiciële procedure gelden. Inmiddels is de zaak door het Hof van Justitie wel in behandeling genomen.
Kunt u de Tweede Kamer zo snel mogelijk informeren over de uitkomsten van het overleg in de Commissie Bootdiensten van 5 juli a.s.?
In de commissie bootdiensten van 5 juli 2013 hebben zowel Terschelling als Vlieland aangegeven niet in te kunnen stemmen met de door TSM voorgestelde maatregelen. Beide gemeenten vinden de maatregelen disproportioneel, omdat ze te ingrijpend zijn voor de bereikbaarheid van de eilanden en tarieven.
Dat is aanleiding geweest voor een gesprek met bestuurders van beide gemeenten. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Twee Chinese tolken die door de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) op non-actief zijn gezet |
|
Harry van Bommel (SP), Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden van 26 april jl. op de vragen van 19 maart jl.1 en uw antwoorden van 1 juli jl. op vervolgvragen van 27 mei jl.?2
Ja.
Erkent u dat het in ieder geval onwenselijk is als er tolken en vertalers in het IND-tolkenbestand staan geregistreerd die niet aan de gestelde bijscholingseisen voldoen? Zo nee, waarom niet? Hoeveel tolken en vertalers staan er nog ingeschreven in het IND-tolkenbestand die niet voldoen aan deze bijscholingseisen? Staan betreffende Chinese tolken nog steeds geregistreerd in dit tolkenbestand? Op welke gronden kunnen tolken en vertalers uit dit bestand worden verwijderd?
Tolken en vertalers die ingeschreven zijn in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) of zijn geplaatst op de Uitwijklijst hebben een bijscholingsverplichting om de inschrijvingsperiode na 3 of 5 jaar te kunnen verlengen. Dit is vastgelegd in het Besluit permanente educatie Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) van 22 december 2011. Deze bijscholingsplicht is alleen wettelijk vastgelegd voor register- en uitwijklijsttolken.
De IND is in beginsel verplicht registertolken in te zetten in de procedures. Indien het niet mogelijk is een registertolk in te zetten kan gemotiveerd worden afgeweken van deze afnameverplichting. De Wbtv biedt deze ruimte ook: wanneer wegens de vereiste spoed een in het register ingeschreven beëdigde tolk of vertaler niet tijdig beschikbaar is of wanneer het register geen tolk of vertaler bevat die gekwalificeerd is voor de vereiste bron- of doeltaal wordt van deze afnameplicht afgeweken.
De IND maakt gebruik van circa 900 tolken, van wie circa 360 tolken niet staan ingeschreven in het register of opgenomen zijn op de uitwijklijst. Deze tolken voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen alvorens zij worden opgenomen in het IND-tolkenbestand, zoals een goede, actieve en actuele kennis van het Nederlands en de vreemde taal en het kunnen voeren van een vloeiende conversatie in beide talen. Daarnaast moet de tolk voldoen aan eisen aangaande zijn werk- en denkniveau, alsmede op het gebied van tolkvaardigheden.
De IND valt niet onder het Besluit permanente educatie van de Wbtv zoals het Rbtv, en heeft voor deze tolken geen standaard bijscholingseisen ten behoeve van verlenging van inschrijving. De IND stelt geen algemene bijscholingseisen aan tolken, mede daar er op het gebied van de door die tolken gesproken vreemde talen vaak geen tolkenopleidingen bestaan. Aan individuele tolken kunnen indien daartoe aanleiding bestaat bijscholingseisen worden opgelegd op het gebied van de Nederlandse taal, tolkhouding en tolkvaardigheden om zodoende aan de kwaliteitseisen te blijven voldoen.
De IND hecht grote waarde aan de integriteit van tolken. Tolken die in het IND-tolkenbestand zijn opgenomen zijn gehouden aan naleving van de Gedragscode tolken van de IND. Gronden voor verwijdering uit het IND-tolkenbestand kunnen zijn een overtreding van een of meerdere artikelen uit de Gedragscode tolken IND (zie www.ind.nl), zoals:
De betreffende Chinese tolken zijn niet meer opgenomen in het IND-tolkenbestand.
Worden er verschillende (bij)scholingseisen gesteld aan inschrijving bij het Register beëdigde tolken en vertalers op de uitwijklijst respectievelijk in het IND-tolkenbestand? Zo ja, waarom? Welke scholingseisen worden gesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat de rechtbank onvoldoende op de hoogte was over de gerezen twijfel aan de integriteit van betrokken tolken? Hoe zal dit in de toekomst worden voorkomen? Wat is de normale procedure om alle instanties hierover snel en effectief te informeren?
In mijn antwoord op eerdere vragen3 heb ik reeds beschreven wat in dit geval is gebeurd, evenals de maatregelen die in reactie daarop genomen zijn. In aanvulling hierop kan ik nog melden dat wanneer een tolk of vertaler is opgenomen in het Register beëdigde tolken en vertalers deze inschrijving kan worden doorgehaald indien zich ernstige feiten of omstandigheden aandienen aangaande de integriteit of de vakbekwaamheid van een beëdigde tolk of vertaler. Van een beschikking tot doorhaling of tijdelijke doorhaling wordt mededeling gedaan in de Staatscourant en deze wordt onder de aandacht gebracht van de instanties met een afnameplicht.
In welke procedures, anders dan asielprocedures, zijn de twee Chinese tolken nog meer ingezet? Hoeveel procedures betreft het? Zijn de Oeigoerse betrokkenen geïnformeerd over de betrokkenheid van deze tolken? Zo nee, waarom niet?
Uit de IND systemen kwam naar voren dat in minder dan vijf reguliere procedures de betreffende tolken mogelijk zijn ingezet. Hierin bleek reeds sprake te zijn van rechtmatig verblijf. Evenals in asielzaken waarin reeds sprake is van rechtmatig verblijf zijn zij niet actief benaderd omdat (gedwongen) terugkeer naar China niet aan de orde is. Wel zal in hun dossier bij de IND een aantekening worden opgenomen als vaststaat dat er een contactmoment is geweest met één van beide tolken.
Hoeveel Oeigoeren is alsnog de vergunning geweigerd wegens gevaar voor de openbare orde? Is in hun zaak ook onderzocht of er belastende informatie aan China is verstrekt over hun asielaanvraag? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat zij hierdoor mogelijk meer gevaar lopen bij terugkeer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u voorkomen dat deze Oeigoeren gevaar lopen bij terugkeer?
In een zeer klein aantal gevallen, minder dan 10, is sprake van een gevaar voor de openbare orde en is om die reden geen verblijfsvergunning verleend. In deze gevallen is schending van artikel 3 EVRM aangenomen. In een dergelijke situatie is uitzetting naar het land van herkomst niet aan de orde.
Erkent u dat uit opeenvolgende ambtsberichten over China blijkt dat er zeker een kans is dat familieleden van Oeigoeren die in het buitenland verblijven, te maken kunnen krijgen met negatieve aandacht van de autoriteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u dan zoveel mogelijk voorkomen dat familieleden in China problemen of negatieve aandacht krijgen van Chinese autoriteiten?
Het kan voorkomen dat familieleden van Oeigoeren die in het buitenland actief zijn op het gebied van mensenrechten of van Oeigoeren die worden gezocht, van de zijde van de Chinese autoriteiten problemen ondervinden. In het algemeen zal de vrees voor negatieve aandacht voor familieleden samenhangen met de redenen voor een asielaanvraag. Dit zal dan worden meegewogen in de beoordeling van de aanvraag. Het is een uitgangspunt van het asielbeleid dat de autoriteiten van de landen van herkomst van asielaanvragers niet worden geïnformeerd over asielaanvragen.
Nederland zal bij de Chinese autoriteiten blijven aandringen op het respecteren van mensenrechten, in het bijzonder van de rechten van minderheden, zoals de vrijheid van religie, vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van meningsuiting.
Op welke wijze blijft u de situatie van Oeigoeren in China nauwlettend volgen?
De Nederlandse ambassade rapporteert met enige regelmaat over de politieke ontwikkelingen in Xinjiang. Daarnaast brengt het ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig een ambtsbericht uit over China ten behoeve van het asiel- en terugkeerbeleid. De laatste dateert van december 2012.
Ook hebben de landenspecialisten van Bureau Land en Taal van de IND specifieke kennis over de landen van herkomst en zijn hierdoor ook goed geïnformeerd over de situatie van Oeigoeren in China. Zij zijn steeds op de hoogte van de laatste rapporten en hebben een signalerende functie.
De uitzending 'Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie» die 1 juli jl. door omroep MAX is uitgezonden? Zo ja, wat was daarop uw reactie?
Ja. In het programma werd ingegaan op de pensioenwereld. Onder andere werd stilgestaan bij het fenomeen «zwarte zwanen». Dat zijn gebeurtenissen waarvan beleggers nu nog niet (kunnen) weten dat het een risico is. Aandacht voor het onderwerp pensioen in de media bezie ik als positief. Het is van belang dat mensen betrokken worden bij het debat over dit onderwerp.
Kunt u aangeven hoe het toezicht is geregeld op alle verschillende partijen die betrokken zijn bij het beleggen van pensioengeld in Nederland en soms ook ver daarbuiten? Wie is waar verantwoordelijk voor? Is dit toezicht vanwege de mate van versnipperdheid überhaupt wel praktisch uitvoerbaar?
Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het pensioenfonds. De Pensioenwet bevat tal van normen waaraan het fondsbestuur zich moet houden. Het bestuur dient onder andere te zorgen voor een evenwichtige belangenafweging en zorg te dragen voor een beheerste bedrijfsvoering. DNB en AFM zien daar op toe.
Uw vraag gaat specifiek over de situatie van uitbesteding. Uitbesteding is één van de onderwerpen waar bestuurders een beslissing over moeten nemen. Als een fonds wil uitbesteden, dan is het eveneens aan de fondsbestuurders een goede uitbestedingsovereenkomst tot stand te brengen en er op toe te zien dat de partij waaraan uitbesteed wordt, het contract naleeft.
Met de 6 augustus in het Staatsblad gepubliceerde Wet versterking bestuur pensioenfondsen zullen bedrijfstakpensioenfondsen vanaf juli 2014 bovendien een Raad van Toezicht moeten hebben. Deze is verantwoordelijk voor het intern toezicht bij een fonds. De Raad van Toezicht is wettelijk belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Uitbesteding valt daar ook onder.
De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten kijken ook ten aanzien van uitbesteding of de wettelijke regels worden nageleefd. En kijken daarbij onder andere naar het risicomanagement bij uitbesteding.
Daarnaast houden DNB en AFM op onderdelen toezicht op in Nederland gevestigde financiële instellingen waaraan fondsen kunnen uitbesteden, zoals vermogensbeheerders. Zo worden er minimumeisen gesteld aan het aan te houden kapitaal van vermogensbeheerders en zijn er nadere eisen aan de betrouwbaarheid en geschiktheid van de dagelijkse beleidsbepalers van zowel fondsen als vermogensbeheerders. Buitenlandse vermogensbeheerders vallen niet onder het toezicht van DNB en AFM, maar vallen binnen het toezichtregime van de betreffende landen.
Binnen het huidig regelgevend kader is het toezicht praktisch uitvoerbaar. Het kabinet heeft regelmatig contact met DNB en AFM over eventuele knelpunten in wetgeving die kunnen ontstaan door ontwikkelingen in de maatschappij of bij fondsen en vermogensbeheerders.
Zou er in het kader van toezicht een vergelijking te treffen zijn of moeten zijn met de civielrechtelijke regel dat een hoofdaannemer aansprakelijk is voor fouten van de door hem ingehuurde onderaannemers? Zo nee, zou u het wenselijk vinden een zodanige regel van toepassing te verklaren op de pensioenfondsen?
De situatie bij fondsen is vergelijkbaar met die bij aannemers. Deelnemers hebben civielrechtelijk de mogelijkheid het pensioenfonds aansprakelijk te stellen voor fouten door de partij waaraan is uitbesteed. Pensioenfondsbestuurders zijn verantwoordelijk voor het pensioen van hun deelnemers en dus ook voor de beslissing tot uitbesteding van taken, zoals het beleggen van een deel van het vermogen. Of een fonds in een specifiek geval aansprakelijk is, hangt uiteraard af van de omstandigheden van dat geval en is aan de rechter.
Vindt u het terecht dat er, in tijden dat er tot wel 6% gekort wordt op pensioenen van het pensioenfonds metaal en techniek, vijf miljoen euro wordt bijgestort in het pensioenfonds van de pensioenuitvoerder MN waarop niet gekort is, betaald uit het pensioenfonds metaal en techniek waarop wel gekort is? Als u dit niet vindt zou u dan bereid zijn maatregelen te nemen die moeten voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals kan gebeuren?
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Het ondernemingspensioenfonds van MN heeft een privaatrechtelijke arbeidsvoorwaardelijke overeenkomst met het bedrijf MN. In dat kader is overeengekomen dat MN een storting doet ten behoeve van het pensioen van de eigen werknemers. Die storting is volgens MN gerealiseerd uit het bedrijfsresultaat van het bedrijf. Dat bedrijfsresultaat is onder andere afhankelijk van de mate waarin contractuele overeenkomsten met pensioenfondsen, zoals het pensioenfonds voor de metaal en techniek, op efficiënte wijze nagekomen kunnen worden.
Het pensioenfondsbestuur van PMT is zelf verantwoordelijk voor onderhandelingen met de pensioenuitvoeringsorganisatie over de prijs van de diensten die door de pensioenuitvoerder geleverd worden.
Deelt u de mening dat er meer openheid en transparantie moet komen over de hoogte van de kosten en de mate van risico die pensioenfondsen nemen? Bent u bereid dit juridisch te regelen?
Het is van groot belang dat pensioenfondsen transparant zijn over de uitvoeringskosten en risico’s die horen bij pensioen. Zowel de pensioensector als ikzelf werken hier hard aan.
De Pensioenfederatie heeft, in reactie op het rapport van de AFM over kosten in 2011 en de daarop volgende vraag vanuit de Tweede Kamer om transparantie van deze kosten, in november 2011 aanbevelingen uitgebracht ter verbetering van de rapportage over uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten, gevolgd door gedetailleerdere aanbevelingen inzake vermogensbeheerkosten in maart 2012.
In juni 2012 stuurde ik u in dit kader bovendien het rapport «pensioen in duidelijk taal». Hierin staat onder meer dat de individuele deelnemer aan een pensioenregeling op eenvoudige wijze inzicht moet kunnen krijgen in de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van zijn pensioenregeling. Zo zou bijvoorbeeld op de website van een pensioenfonds op een toegankelijke en op de gebruiker afgestemde manier over uitvoeringskosten gecommuniceerd moeten worden. Pensioenfondsen zullen bovendien in het jaarverslag moeten ingaan op de uitvoeringskosten. Op dit moment wordt door mij bezien of dit juridisch vastgelegd moet worden. Ik onderzoek naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport hoe koopkrachteffecten en risico’s kunnen worden vertaald naar persoonlijk relevante informatie. Het doel is om koopkrachteffecten en risico’s op een uniforme wijze in op het individu gerichte pensioeninformatie te verwerken, zoals het pensioenregister. Ik ben voornemens een wetsvoorstel in te dienen om inzicht in risico’s voor de deelnemer te realiseren.
Deelt u de mening dat het aan pensioenopbouwers en gepensioneerden niet uit te leggen is dat er salarissen uitbetaald worden aan pensioenuitvoerders- en beleggers tot wel 60 maal de Balkenendenorm in tijden dat er op hun pensioen(opbouw) gekort moet worden?
Pensioenfondsen zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de contractuele relatie met partners waaraan zij uitbesteden vormgeven. Bij die verantwoordelijkheid hoort ook dat zij de invulling van de maatschappelijke componenten van het contract, zoals het beloningsbeleid bij de partners aan wie uitbesteed wordt, afwegen en hierover transparant zijn naar hun deelnemers. De wetgeving die dit ondersteunt is per augustus 2013 in werking getreden. Ik constateer daarbij dat fondsen ook zonder wetgeving hun verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld door in het programma «zwarte zwanen» een toelichting te geven op het door hen gevoerde beleid. Fondsbestuurders lieten in het programma blijken de salarissen van enkele organisaties waaraan zij uitbesteden bizar te vinden. Ik ben het hier mee eens. Zelf zal ik het onderwerp daarom waar opportuun uiteraard ook onder de aandacht van fondsen blijven brengen.
Deelt u de mening dat goede prestaties met een marktconform salaris beloond mogen worden maar dat er dan tevens een mogelijkheid moet zijn om slecht presteren te kunnen bestraffen, omdat er anders immers geen prikkel tot het nemen van voorzichtigheid is?
Het is inderdaad niet in het belang van de deelnemer als bestuurders en anderen die bijdragen aan een goede pensioenvoorziening voor de deelnemer eenzijdig beloond worden. Dat kan aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s. In dat kader heb ik in mijn besluit over onder andere beheerst beloningsbeleid opgenomen dat het beloningsbeleid van pensioenfondsen niet mag aanzetten tot het nemen van meer risico’s dan voor het pensioenfonds aanvaardbaar is. Bovendien moeten fondsen transparant zijn over het beleid dat zij hanteren ten aanzien van het beloningsbeleid van de partijen aan wie ze uitbesteden. Voor beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen gelden daarnaast ook (Europese) regels in het kader van beloningen, waarbij de nadruk ligt op beheersing van ongewenste effecten van variabele beloning op het nemen van risico’s. DNB en AFM zien hier op toe.
De bonussen bij Robeco |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTL «Robeco-top verdeelt 33 miljoen aan bonus» en de brief van de Nederlandsche Bank (DNB) hierover?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat het triest is dat «De Coöperatieve Centrale Raiffeissen-Boerenleenbank» zo diep is gezakt dat deze tegen de (geest van de) wet in, DNB verzoekt om «het project Magnolia transaction success bonus» goed te keuren?
Ik heb DNB om uitleg gevraagd met betrekking tot de overwegingen bij het goedkeuren van de transactiebonussen. Volgens DNB zijn dergelijke bonussen internationaal gebruikelijk, ook voor Nederlandse bedrijven die internationaal opereren. DNB heeft tevens aangegeven dat een éénmalige ontheffing is verleend van artikel 13 van de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011, omdat de betreffende bonussen bedoeld zijn om de prudente bedrijfsvoering van Robeco te waarborgen gedurende het verkoopproces en om de continuïteit van de instelling veilig te stellen. DNB heeft daarnaast laten weten dat additionele voorwaarden gesteld zijn door het laten opnemen van Key Performance Indicators (KPI's), een retentieperiode voor medewerkers, en de formulering van een claw back-clausule, zodat het gegarandeerde karakter van de transactiebonussen wordt beperkt.
Desalniettemin acht ik dergelijke excessieve gegarandeerde bonussen ongepast en in strijd met de huidige tijdsgeest. Ik ben er niet van overtuigd dat bonussen van deze omvang in de huidige economisch moeilijke tijden noodzakelijk zijn om sleutel personeel te behouden. Hiertoe zal ik na het zomerreces een wetsvoorstel gaan consulteren dat het beloningsbeleid van financiële ondernemingen verder reguleert en bonussen aan banden legt. Dit wetsvoorstel zal tevens tot gevolg hebben dat een dergelijke ontheffing ten aanzien beloningsbeleid in de toekomst niet langer mogelijk is. Ik zal uw Kamer over de contouren van dit wetsvoorstel en mijn visie ten aanzien van beloningsbeleid informeren.
Hoe staat de regering tegenover de uitkeringen van dit soort excessieve bonussen in moeilijke economische tijden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het bericht dat de voorgestelde bonus in strijd is met artikel 13 van de Regeling beheerst beloningsbeleid van de Wet op het financieel toezicht, maar dat DNB niettemin instemt met het bonusplan? Is dit niet in strijd met zowel de letter als de geest van de Wet op het financieel toezicht? Zo ja, wat kan eraan worden gedaan om de wet te handhaven? Hoe beoordeelt u de legitimiteit van de bonussen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk de uitkering alsnog te blokkeren, dan wel terug te halen via de «claw back» regeling? Zo nee, waarom niet?
Ik heb deze vraag aan DNB voorgelegd. DNB heeft aan mij aangegeven dat uitbetaling van de transactiebonussen nog niet heeft plaatsgevonden. DNB heeft aan de ontheffing de eis verbonden dat de transactiebonussen pas 3 maanden na closing worden uitbetaald. De closing had plaats op 30 juni 2013; derhalve is de 3 maanden-termijn nog niet verstreken. Daarnaast stelt DNB dat een medewerker aan KPI’s moet voldoen om in aanmerking te komen voor een transactiebonus. Heeft een medewerker niet (geheel) voldaan aan deze voorwaarden, dan zal Rabobank de transactiebonus niet (geheel) uitbetalen, aldus DNB.
DNB heeft hiernaast aan mij aangegeven dat Rabobank na uitbetaling nog de mogelijkheid heeft om de uitbetaalde transactiebonus terug te vorderen. Hiertoe bestaat een verplichting indien de toekenning en uitbetaling van de transactiebonus is gebaseerd op incorrecte informatie of misleiding met betrekking tot de voorwaarden waarvan de transactiebonus afhankelijk is gemaakt.
Bent u het er mee eens dat het onverteerbaar is dat, terwijl het inkomen van een ieder onder druk staat, nog altijd torenhoge bonussen worden uitgekeerd in de financiële sector? Bent u het er mee eens dat er – om een einde te maken aan het korte termijn winstbejag van bankiers – zo snel als mogelijk een einde aan de bonuscultuur in de financiële sector moet komen?
Ik vind met u dat er een einde moet komen aan het uitkeren van excessieve bonussen in de financiële sector. Ik zal uw Kamer kort na het zomerreces informeren over de hoofdlijnen van de Wet beloningsbeleid, waarin ik een integraal en overzichtelijk pakket aan maatregelen presenteer ten aanzien van het beloningsbeleid in de financiële sector. Het bonusplafond van 20% zal hier onderdeel van uitmaken.
Wanneer volgt het wetsvoorstel (zoals afgesproken in het regeerakkoord) om de bankiersbonussen aan banden te leggen en te maximeren op 20 procent van de vaste beloning? Wilt u bevorderen dat dit wetsvoorstel op zo kort mogelijke termijn bij de Tweede Kamer wordt ingediend?
Zie antwoord vraag 6.
Het onophoudende Marokkaanse geweld |
|
Louis Bontes (PVV), Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zorgen over Marokkaans geweld»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat Marokkanen vijf keer vaker betrokken zijn bij geweldsincidenten en 22 keer vaker bij vermogensdelicten met geweld, in vergelijking met autochtonen?
Het feit dat de in Nederland verblijvende groep niet-westerse migranten voor een onevenredig groot deel uit jongeren bestaat, verklaart een deel van hun oververtegenwoordiging in overlast en criminaliteit. Uit het Jaarrapport Integratie 2012 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat deze en andere achtergrondkenmerken (zoals sekse, leeftijd, huishoudinkomen, gezinssituatie, het hebben van een uitkering, hoogst gevolgde opleiding en stedelijkheid) samen een deel van het verschil in verdachtencijfers tussen autochtone jongeren en Marokkaanse Nederlanders verklaren.
Deze achtergrondkenmerken verklaren niet volledig de oververtegenwoordiging van Marokkaanse Nederlanders. Deze oververtegenwoordiging kan het SCP op basis van de beschikbare cijfers niet verklaren. Het lijkt echter plausibel dat factoren zoals het te laat herkennen van problemen in de ontwikkeling, taalachterstand of psychische problemen, het niet adequaat optreden van ouders bij grensoverschrijdend gedrag van kinderen, slechte huisvesting en schuldenproblematiek een rol spelen. Migratie- en groepsspecifieke en culturele factoren kunnen hierbij ook van invloed zijn.
Welke verklaring heeft u voor het feit dat uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat ook na correctie van de sociaaleconomische factoren Marokkanen oververtegenwoordigd zijn in de (gewelds)criminaliteit?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u in dat de massa-immigratie van voornamelijk Marokkanen onze samenleving structureel onveiliger heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
De hoge criminaliteitscijfers onder Marokkaanse Nederlanders zijn niet acceptabel. Het past echter niet om een hele groep aan te spreken op acties van individuen, net zo min als dat het past wanneer individuen zich voor hun wangedrag verschuilen achter de hele groep, wat bijvoorbeeld gebeurt als dit gedrag gerechtvaardigd wordt vanuit een slachtofferrol.
De oplossing ligt in een combinatie van preventieve activiteiten die misdragingen moeten voorkomen aan de ene kant en het stevig aanpakken van overlastgevers en criminelen aan de andere kant. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt. Groepen die vaker problemen veroorzaken zullen navenant meer met deze aanpak in aanraking komen.
Wanneer sprake is van strafbare feiten dan is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk.
In hoeverre deelt u de visie dat het Marokkaanse geweld het beste bestreden kan worden met een immigratiestop uit islamitische landen, zwaardere straffen en waar mogelijk, na denaturalisatie, uitzetting van het tuig?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid te stoppen met het voeren van struisvogelpolitiek, het Marokkanenprobleem te erkennen en zo spoedig mogelijk een keihard repressief beleid te gaan voeren? Zo nee, waarom blijft u hangen in uw links-liberale ideeën die al decennialang de situatie alleen maar slechter maken?
Zie antwoord vraag 4.
Een overschot dat ontstaat van studenten die zijn opgeleid voor de kinderopvang |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Is het waar dat er in 2015 een overschot ontstaat van ruim 14 duizend gediplomeerden van opleidingen voor kinderopvang?1
Nee.
Het Kenniscentrum Calibris wijst erop dat er knelpunten ontstaan voor arbeidskrachten in de kinderopvangbranche.
Calibris baseert dit op informatie van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn en maatschappelijke dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang (WJK).2
Een personeelsoverschot in de kinderopvangbranche is echter niet hetzelfde als een overschot aan gediplomeerden. Gediplomeerden kunnen immers ook in andere sectoren aan het werk komen. Dit laat het onderzoek van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) onder gediplomeerde schoolverlaters zien.3 Voor het kabinet is het belangrijker dat gediplomeerden snel een baan op niveau vinden dan een baan die precies in het verlengde van de opleiding ligt.4
Hoe beoordeelt u het dat regionale opleidingscentra niettemin mensen blijven opleiden voor de kinderopvang terwijl er juist sprake is van groot banenverlies in de kinderopvang?
Allereerst moet onderkend worden dat het opleiden voor de arbeidsmarkt altijd moeilijk blijft, aangezien deze conjunctuurgevoelig is.
Het aantal nieuwe inschrijvingen voor middelbaar beroepsopleidingen die voorbereiden op een baan in de kinderopvang is in de periode 2008–2011 toegenomen.5 In 2012 is er echter een daling van ruim 40% in het aantal nieuwe inschrijvingen waar te nemen (ten opzichte van 2011).6 Dit laat zien dat de ontwikkelingen in de kinderopvangbranche invloed hebben op de studiekeuze van deelnemers.
Samen met de minister van SZW zet ik alles op alles om jongeren zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt.7 Het programma School- ex 2.0 is onlangs gestart. Met School-ex worden de studenten vlak vóór en rond hun diplomering desgewenst begeleid naar een (vervolg)opleiding met een beter arbeidsmarktperspectief. Daarnaast worden aankomende studenten ondersteund in het maken van hun studiekeuze met voldoende mogelijkheden op de regionale arbeidsmarkt.
Ook komt er voor het schooljaar 2014/2015 digitaal een studiebijsluiter beschikbaar, zodat studenten het arbeidsmarktperspectief van een opleiding beter kunnen inschatten.
In mijn brief «Aanbod van mbo-opleidingen» (Kamerstuk, vergaderjaar 2011–2012, 31 524, nr. 129) heb ik aangegeven welke acties ik in gang zet om tot een betere aansluiting van het middelbaar beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te komen.
Deelt u de mening van de onderwijsmanager kinderopvang van ROC Mondriaan dat de mensen die nu aan de opleiding beginnen over drie jaar, wanneer zij op de arbeidsmarkt komen, weer nodig zijn?
Opvang van kinderen blijft ook in de toekomst relevant.
Het ROA publiceert eind 2013 de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor verzorgend personeel tot en met 2018. De opleidingen die voorbereiden voor een carrière in de kinderopvang maken daar deel van uit.8 Hoe de arbeidsmarkt in de kinderopvangbranche er over drie jaar exact zal uitzien kan op basis van het huidige beschikbare onderzoek niet worden voorspeld.
Ziet u alternatieven voor een leerlingenstop?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2.
De arrestatie van tientallen mensen tijdens een Gay Pride demonstratie in Rusland |
|
Keklik Yücel (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u ermee bekend dat, op grond van nieuwe wetgeving in Rusland die «propaganda voor niet-traditionele seksuele relaties» verbiedt, de politie hard heeft opgetreden om een Gay Pride demonstratie in Sint-Petersburg te beëindigen en daarbij tientallen mensen heeft gearresteerd?
Ja.
Deelt u de afkeuring over het beëindigen van deze demonstratie en het optreden van de Russische politie?
Ja, ook het kabinet keurt het af dat een door de lokale autoriteiten goedgekeurde demonstratie binnen 10 minuten door de politie is beëindigd.
Heeft u contact gehad met uw Russische collega over de nieuwe anti-homowetgeving en de uitwerking van deze wetgeving tijdens de Gay Pride van afgelopen weekend in Sint-Petersburg? Zo ja, heeft u uw zorgen aan hem overgebracht? Zo nee, bent u voornemens op korte termijn contact op te nemen met uw Russische collega, bilateraal of in EU-verband?
De leden van het kabinet spreken bij iedere gelegenheid met de Russische autoriteiten over de Nederlandse zorgen over de ontwikkelingen in Rusland op het gebied van maatschappelijk middenveld en democratie. Daarbij wordt ook het zogenaamde verbod op propaganda van niet-traditionele seksuele relaties onder minderjarigen aan de orde gesteld. Recentelijk heeft de minister-president dit opgebracht tijdens zijn ontmoeting met president Poetin in Sint Petersburg op 20 juni. Het kabinet zal blijven herhalen, in bilaterale gesprekken en in EU-verband, dat de nieuwe wetgeving een stigmatiserende werking heeft, die personen en organisaties met homofobe sentimenten sterkt in hun overtuiging. Het beëindigen van de demonstratie op 29 juni op grond van bezwaren van omstanders zal het kabinet daarbij als voorbeeld aanhalen.
Welke mogelijkheden ziet u om Russische maatschappelijke organisaties te ondersteunen die strijden tegen de nieuwe wetgeving die het mensen verbiedt te spreken over homoseksualiteit in het bijzijn van kinderen, de organisatie van homomanifestaties verbiedt en de mogelijkheid creëert iedereen die steun betuigt aan homoseksuelen te vervolgen?
Naast het voortzetten van de dialoog hierover met de Russische autoriteiten zal Nederland waar mogelijk projecten blijven ondersteunen gericht op acceptatie van een andere seksuele oriëntatie en, meer in het algemeen, op het naleven van internationaal overeengekomen verplichtingen, waaronder de vrijheid van meningsuiting en van vereniging.
Discriminatie van zwangere vrouwen op de werkvloer |
|
Enneüs Heerma (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Peiling voor vrouwen over zwanger en werk» en het onderzoek van het college voor de rechten van de mens naar de ervaringen van zwangere vrouwen op de werkvloer?1
Ja.
Onderschrijft u de zorgwekkende conclusie van het onderzoek dat 45% van de zwangere vrouwen te maken heeft met negatieve ervaringen op de werkvloer als gevolg van de zwangerschap? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel hierover en wat gaat u er aan doen?
Elk geval van (mogelijke) discriminatie is ongewenst en onacceptabel. Uit het onderzoek «Hoe is het bevallen?» (2012) van de Commissie Gelijke behandeling (thans College voor de Rechten van de Mens) blijkt dat 45% van de vrouwen die in de periode 2007 tot en met maart 2011 zwanger waren of moeder zijn geworden én tijdens de zwangerschap of het moederschap werkten of werk zochten, een situatie heeft meegemaakt die mogelijk op discriminatie wijst.
Bij brief van 22 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 30 420, nr. 162) heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW, mede namens de toenmalige minister van OCW, gereageerd op dit onderzoek. In het onderzoek wordt gesteld dat het probleem niet is dat er onvoldoende regelgeving is die discriminatie vanwege zwangerschap en moederschap verbiedt, maar dat werkgevers en werknemers onvoldoende op de hoogte zijn van hun rechten en plichten die uit de regelgeving voortvloeien. De aanbevelingen uit het onderzoek die aan de overheid zijn gericht, hebben dan ook betrekking op voorlichting. Om die reden is de informatie over zwangerschap/ouderschap en werk op de website www.rijksoverheid.nl gebundeld en derhalve beter vindbaar. Ook is een verwijzing toegevoegd naar de webpagina www.zwangerenwerk.nl van het College voor de Rechten van de Mens.
Het voorkomen en bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarom heeft de Staatssecretaris van SZW op 18 februari 2013 aan de sociaaleconomische Raad (SER) een advies gevraagd over discriminatie op de arbeidsmarkt. Dit advies wordt eind 2013 verwacht. Naar aanleiding van dit advies zal worden bezien of en zo ja welke vervolgacties op het gebied van arbeidsmarktdiscriminatie nodig zijn.
Deelt u de mening dat zwangerschapsdiscriminatie de combinatie van arbeid en zorg voor jonge moeders verder onder druk zet?
Zwangerschapsdiscriminatie kan leiden tot problemen ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg van jonge moeders. Bijvoorbeeld in het geval van het niet verlengen van een contract als gevolg van een zwangerschap. Zwangerschapsdiscriminatie maakt deel uit van de adviesaanvraag aan de SER over discriminatie op de arbeidsmarkt. Naar aanleiding van het SER advies dat eind van dit jaar wordt verwacht, wordt bezien of, en zo ja welke, acties ten aanzien van zwangerschapsdiscriminatie nodig zijn.
Deelt u de door het college constateerde toename van zwangerschapsdiscriminatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u voornemens extra inzet te plegen om dit tegen te gaan?
Uit het jaarverslag van het College voor de Rechten van de Mens (College) blijkt niet dat zwangerschapsdiscriminatie vaker voorkomt maar dat het College meer oordelen over zwangerschapsdiscriminatie uitspreekt (17 in 2011 en 27 in 2012). Uit het jaarverslag kan wel worden geconcludeerd dat meer vrouwen die te maken hebben met zwangerschapsdiscriminatie de weg naar het College weten te vinden. Dit is een positieve ontwikkeling. Zoals al is aangegeven heeft de staatssecretaris van SZW op 18 februari 2013 aan de Sociaal-Economische Raad een advies gevraagd over discriminatie (inclusief zwangerschapsdiscriminatie) op de arbeidsmarkt.
Deelt u de mening dat dit onderwerp geagendeerd dient te worden tijdens de te houden gezins-top later dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de combinatie van arbeid en zorg heeft de Minister van SZW in zijn brief van 2 juli 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, 32 855, nr. 14) aangegeven dat het voornaamste beleidsdoel van het kabinet is om randvoorwaarden te creëren zodat werknemers hun verantwoordelijkheid voor het combineren van arbeid en zorg kunnen blijven nemen. Dit betreft ook werkneemsters die zwanger zijn of net moeder zijn geworden. Deze randvoorwaarden staan centraal bij de arbeid-en-zorgtop die dit najaar zal plaatsvinden.
De resultaten van het onderzoek van FNV naar het functioneren van Werk.nl |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek van FNV onder bijna 6.000 werkzoekenden naar het functioneren van de UWV-site www.werk.nl ?1
Ik ben de FNV erkentelijk voor haar betrokkenheid bij de dienstverlening van WW-gerechtigden en voor het onderzoek dat de FNV heeft laten uitvoeren. De uitkomsten van het FNV-onderzoek laten zien dat de digitale dienstverlening nog vaak tekortschiet. Ook de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek naar de klanttevredenheid dat UWV zelf heeft laten uitvoeren laten zien dat de digitale dienstverlening moet worden verbeterd.
De dienstverlening van UWV ondergaat een drastische wijziging als gevolg van de taakstelling van het kabinet Rutte I en de wijziging van de wet SUWI per 1 juli 2012. De omvangrijke taakstelling betekende een halvering van het budget voor UWV Werkbedrijf. Dit heeft geleid tot een zeer ingrijpende aanpassing van de organisatie, werkprocessen en systemen van UWV. Deze aanpassing betrof de introductie van een geheel nieuw concept van dienstverlening, namelijk een breed toegepaste en verplichte digitale dienstverlening voor alle WW-gerechtigden. Door de nadruk te leggen op digitale dienstverlening kan met minder capaciteit een adequate ondersteuning aan werkzoekenden en werkgevers worden geboden. Een bijkomend voordeel van de digitale dienstverlening is de snelheid waarmee UWV in staat is het grote aantal aanvragen voor een WW-uitkering af te wikkelen.
De keuze voor digitale dienstverlening is een beleidsmatige keuze, waar de regering nog steeds achter staat.
Gezien het tempo van de ontwikkeling is vanaf het begin onderkend dat het traject risico’s en onzekerheden met zich mee zou brengen. Tevens is steeds onderkend dat de invoering een negatief effect op de klanttevredenheid zou kunnen hebben. Tot in 2015 is UWV bezig met het ontwikkelen van de digitale dienstverlening. De website werk.nl wordt «verbouwd terwijl de winkel open is». Gedurende het proces wordt tegen technische fouten aangelopen. De ontwikkelingen gaan gepaard met storingen en klachten. Gelet op de omvang en complexiteit van de transitie houd ik er rekening mee dat deze zich tot in 2015 blijven voordoen.
Het is van groot belang dat in geval van storingen alternatieve dienstverlening beschikbaar is. UWV biedt deze aan door telefonisch bereikbaar te zijn en klanten per post formulieren op te sturen. Daarnaast zorgt UWV gedurende de ontwikkeling van de digitale dienstverlening voor aanvullende dienstverlening. Ik heb UWV extra middelen toegekend waarmee UWV uitkeringsgerechtigden elke dinsdagmiddag persoonlijke ondersteuning biedt op de vestigingen. Binnenkort wordt deze mogelijkheid verder uitgebreid. Tot 2015 kunnen WW-gerechtigden dan iedere middag op de vestigingen terecht voor persoonlijke ondersteuning. Hiervoor zal UWV 130 medewerkers werven onder werkzoekende jongeren.
Het is belangrijk dat de mogelijkheid om naar de vestigingen te komen ook bij uitkeringsgerechtigden bekend is; omdat mij gebleken is dat dat nog niet het geval is zullen we dit de komende tijd beter communiceren.
Het verbeteren van de website heeft de hoogste prioriteit. UWV werkt continue aan de verbetering van de werking en toegankelijkheid van de digitale dienstverlening van UWV. Het verhogen van gebruikersgemak, bereikbaarheid, vernieuwen van de zoek- en matchingsmethoden, een duidelijke menustructuur en het tegengaan van foutmeldingen staan centraal bij het verbeteren van de dienstverlening van UWV. Bij het doorvoeren van verbeteringen maakt UWV gebruik van de inbreng van klantenpanels. Klanten kunnen via werk.nl tips en suggesties doorgeven. Verder kunnen klanten zich ook opgeven voor online onderzoek waarin zij hun mening kwijt kunnen over werk.nl. Actief meedenken over de dienstverlening van UWV kan via de cliëntenraad. Om de ervaringen met werk.nl samen te brengen ontwikkelt UWV op dit moment een community voor werkzoekenden en werkgevers. Op deze community kunnen gebruikers elkaar tips en trucs geven voor het vinden van een baan maar ook bijvoorbeeld over het gebruik van werk.nl.
In het overzicht hierna zijn de 10 meest voorkomende klachten (zoals deze bij UWV bekend zijn) over het gebruik van werk.nl opgenomen. In de tabel wordt tevens aangegeven wat er aan de naar voren gebrachte klachten kan worden gedaan en wanneer UWV denkt de klachten te hebben opgelost.
1
Werkzoekenden krijgen 3 opties voor het aanmaken van een cv, de optie terughalen oude cv werkt niet
Werkzoekenden kunnen direct aan de slag met het aanmaken van een cv. Eventueel reeds bekende gegevens worden automatisch vooringevuld en de werkzoekenden kunnen deze gegevens zonodig wijzigen.
Reeds opgelost
2
Werkzoekenden worden na enige tijd zonder waarschuwing uitgelogd op werk.nl
Werkzoekenden krijgen na inloggen met DigiD een melding voordat de sessie verloopt. De sessie kan dan met een klik weer (15 minuten) verlengd worden. Automatisch uitloggen gebeurt om verplichte veiligheidsredenen wanneer de klant 15 minuten lang voor het systeem niet waarneembaar actief is. Als de klant waarneembaar actief is, wordt de sessie bij elke actie automatisch verlengd voor 15 minuten.
Reeds opgelost
3
Werkzoekenden krijgen vacatures aangeboden buiten de gewenste zoekstraal
Werkzoekenden krijgen via de emailservice relevantere resultaten en daarmee geen resultaten meer buiten hun zoekstraal. Bij het zelfstandig zoeken naar vacatures wordt het mogelijk om vacatures met wisselende werklocatie binnen Nederland wel of niet te tonen. Werkgevers kunnen aan de vacaturezijde beter aangeven wat de werklocatie van een vacature is, zodat bij het opvoeren van vacaturegegevens geen onjuistheden meer ontstaan op dit punt.
Reeds opgelost
4
Werkzoekenden geven aan dat werk.nl veel oude of vervallen vacatures bevat
Bij werk.nl is een vacature standaard 14 dagen geldig en moet door de werkgever/intermediair handmatig worden verlengd. UWV presenteert de plaatsingsdatum van de vacature en die datum kan na meerdere verlengingen dus lang terug zijn in de tijd. werk.nl zal aan werkzoekenden de mogelijkheid bieden om per vacature feedback te geven, bijvoorbeeld of een vacature vervallen of niet correct is.
Eind 2013
5
Werkzoekenden kunnen maar max. 100 vacatureresultaten bekijken ipv alle resultaten
Werk.nl zal aangepast worden waarna werkzoekenden alle resultaten kunnen bekijken, ongeacht het aantal.
Eind 2013
6
Werkzoekenden geven aan dat vacatures vaak onvolledig zijn qua vacaturetekst, doordat UWV de tekst van externe vacatures niet integraal kan overnemen
Vacatureteksten worden soms onvolledig weergegeven doordat UWV de vacatures die via internet worden binnengehaald niet integraal mag overnemen in verband met geldende auteursrechten. Om aan dit probleem tegemoet te komen wordt in de vacaturedetails op werk.nl achter de vacaturetekst een tekst en link toegevoegd. Na het klikken op de link kan de werkzoekende vervolgens de volledige vacaturetekst bekijken.
Reeds opgelost
7
Werkzoekenden krijgen geen bevestiging van het doorgeven van sollicitaties als taak
Werkmap wordt aangepast zodat de werkzoekende na het doorgeven van een (sollicitatie)taak een bevestiging krijgt dat UWV de taak ontvangen heeft en geïnformeerd wordt over de wijze waarop UWV de taak ontvangen heeft.
Eind 2013
8
Werkzoekenden plaatsen hun cv op werk.nl en moeten apart aangeven dat dit gedaan is
Werkmap wordt aangepast zodat de taak «cv plaatsen» automatisch afgehandeld wordt wanneer de werkzoekende het cv op werk.nl beschikbaar stelt.
Eind 2013
9
Werkzoekenden klagen dat werk.nl vaak niet beschikbaar is
UWV streeft ernaar om binnen het servicewindow (van ma t/m do 18 uur en op vrij 11 uur) altijd beschikbaar te zijn. Buiten het service window («s nachts en in het weekend) kan werk.nl onbereikbaar zijn omdat UWV op die momenten onderhoud pleegt en verbeteringen doorvoert. In geval van een onbeschikbaarheid krijgt de klant een onderhoudsscherm te zien, met de reden en duur van de onbeschikbaarheid. Indien de aard van het onderhoud het toelaat, biedt UWV de klant de mogelijkheid de inschrijving bij UWV en de aanvraag van een uitkering tijdens het onderhoud toch te doen. Na 48 uur onbeschikbaarheid kunnen klanten via het klantencontactcentrum en de werkpleinen een schriftelijke inschrijving of aanvraag doen.
Continu verbeteren
10
Werkzoekenden weten niet goed waar ze terecht kunnen met vragen
De menustructuur van Werkmap wordt verbeterd zodat werkzoekenden beter hun weg vinden. Specifiek voor vragen wordt de routering van de hulpstructuur aangepast en worden de aangeboden antwoorden verbeterd.
Eind 2013
Wat is uw reactie op het gemiddelde rapportcijfer van 3.0 dat de respondenten gaven op de vraag of de vacatures van Werk.nl passen bij hun cv?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het acceptabel dat de respondenten gemiddeld een 2.6 geven als cijfer voor de mate waarin ze zich geholpen voelen met Werk.nl in het zoeken naar werk? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u er met het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) aan doen om te zorgen dat werkzoekenden zich wél geholpen voelen in het zoeken naar werk?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het feit dat 58.6% van de ondervraagden het liefst in contact komen met het UWV door middel van een persoonlijk gesprek? Bent u nog steeds van mening dat het voldoende is om face to face dienstverlening alleen nog in te zetten voor groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt? Kunt u aangeven hoe groot de groep mensen met afstand tot de arbeidsmarkt is die gebruik maakt van de mogelijkheid tot face to face dienstverlening?
UWV heeft te maken met een grote taakstelling. Daardoor is het noodzakelijk om face to face dienstverlening grotendeels te vervangen door digitale dienstverlening voor WW-ers. Alle WW-ers worden na drie maanden door UWV opgeroepen voor een persoonlijk gesprek. Daarnaast is er voor circa 10% van de WW-ers ruimte voor aanvullende face to face dienstverlening. De overige WW-ers krijgen digitale dienstverlening en e-coaching. Ik blijf voortdurend in gesprek met UWV over een goede verhouding tussen digitale en face to face dienstverlening.
Zoals eerder aangegeven heb ik UWV extra middelen toegekend om tijdens de ontwikkeling van digitale dienstverlening persoonlijke ondersteuning aan te bieden. UWV biedt op dit moment elke dinsdagmiddag persoonlijke ondersteuning op de vestigingen. Binnenkort wordt deze mogelijkheid verder uitgebreid, dan kunnen uitkeringsgerechtigden iedere middag op de vestigingen terecht voor persoonlijke ondersteuning.
Deelt u de mening dat de gemiddelde beschikbaarheid van Werk.nl met 90.8% ondermaats is? Hoe ziet u deze beschikbaarheid in het licht van de norm voor websites van gemeentes die aan een beschikbaarheid van 99.9% moeten voldoen? Hoe gaat u er voor zorgen dat de beschikbaarheid van Werk.nl verbeterd wordt?
UWV streeft naar een beschikbaarheid voor werk.nl van 98% of hoger op maandbasis binnen het service window dat ik met UWV heb afgesproken. Binnen het service window dient de website van maandag tot donderdag 18 uur per dag beschikbaar te zijn en op vrijdag 11 uur. Om een goede beschikbaarheid en stabiliteit van het systeem te kunnen realiseren is onderhoud en aanpassing van werk.nl nodig. Daarnaast moeten regelmatig nieuw ontwikkelde functionaliteiten gelanceerd worden. Het onderhoud wordt buiten de service window gepleegd en wordt altijd vooraf aangekondigd. Uit de metingen van UWV blijkt dat de beschikbaarheid van werk.nl binnen de service window in het afgelopen jaar in 10 maanden rond of boven de 99% lag. De lagere beschikbaarheid in september 2012 en april 2013 werd veroorzaakt door groot onderhoud, ontwikkeling (update van functionaliteiten) en door storingen. Zie onderstaand figuur. FNV heeft door onderzoeksbureau Measure Works onderzoek laten doen naar de beschikbaarheid van werk.nl. Bij dit onderzoek werd geen onderscheid gemaakt naar de beschikbaarheid binnen en buiten de service window.
Na een grote release in het weekend van 27 en 28 juli jl. had UWV te kampen met een grote storing van werk.nl. Er waren problemen met de beschikbaarheid en werking van werk.nl. De storing heeft geduurd tot donderdag 8 augustus. Gedurende de storing heeft UWV een noodprocedure in werking gezet: op de website is aangekondigd dat klanten met het klantcontactcentrum konden bellen en zijn klanten gewezen op de mogelijkheid om per post formulieren op te vragen en om naar de vestigingen te komen. Ik zal u in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kooiman (SP) (2013Z15653) en het lid Schut-Welkzijn (VVD) (2013Z15716) nader informeren over de recente storing.
Ik ben van mening dat de gemiddelde beschikbaarheid van werk.nl niet ondermaats is. UWV streeft naar een beschikbaarheid van minimaal 98% in het service window; deze norm wordt in de meeste maanden door UWV gehaald. Een percentage van 98% voor de beschikbaarheid buiten het service window is ook op lange termijn niet realistisch gezien de noodzakelijke ontwikkelingen van het systeem. Een norm voor websites van gemeentes die voorschrijft dat zij aan een beschikbaarheid van 99.9% moeten voldoen is mij niet bekend.
Beschikbaarheid werk.nl, bron: UWV
Kunt u in chronologische volgorde uitputtend de procedure beschrijven hoe de digitale handhaving op de verplichtingen via Werk.nl plaatsvindt?
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de inspanningsverplichting enerzijds (zoals het verrichten van sollicitaties) en de inlichtingenverplichting anderzijds (zoals bijvoorbeeld het doorgeven van een werkhervatting). Meldingen met betrekking tot de inspanningsverplichting worden door de WW-gerechtigden via werk.nl aan UWV doorgegeven. Wijzigingen die betrekking hebben op de verplichting inlichtingen te verstrekken worden via uwv.nl doorgegeven. De procedure met betrekking tot de handhaving wordt hierna toegelicht.
UWV informeert de WW-gerechtigde bij de inschrijving over zijn rechten en plichten. Een klant kan in de werkmap zien of er nog een taak openstaat en binnen hoeveel dagen deze moet zijn afgehandeld. Als UWV constateert dat de klant zijn verplichtingen niet is nagekomen, biedt UWV de klant altijd de gelegenheid om uit te leggen hoe dat komt (verweer). Vervolgens beoordeelt de adviseur werk van UWV aan de hand van (het uitblijven van) het verweer, in hoeverre het de klant is aan te rekenen dat hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Bij deze beoordeling wordt ook betrokken of er sprake is geweest van niet-beschikbaarheid van de websites uwv.nl en werk.nl. Afhankelijk van de reden van het niet nakomen van de verplichting wordt de mate van verwijtbaarheid bepaald. Dat betekent dus ook dat het voor kan komen dat er geen maatregel wordt opgelegd. Als UWV besluit om een sanctie op te leggen, wordt de klant daarvan op de hoogte gesteld met de mededeling dat hij tegen deze beslissing bezwaar kan maken. Vervolgens kan de klant ook nog in beroep gaan tegen de sanctieoplegging.
Bij de toekenning van een WW-uitkering, stuurt UWV de klant per post een brief waarin staat dat de klant een overzicht van zijn plichten kan vinden op uwv.nl/mijnplichten. In die brief staat ook dat klanten wijzigingen in hun situatie binnen 1 week moeten doorgeven. Dat kan via «mijn uwv» op uwv.nl/werkloos. Ook in de werkmap is een link naar uwv.nl om wijzigingen door te geven.
Uitkeringsgerechtigden kunnen via een wijzigingsformulier op uwv.nl wijzigingen aan UWV doorgeven. Na elke inzending van een formulier via internet krijgt de klant via e-mail een automatisch gegenereerde ontvangstbevestiging. Bij het doorgeven van de wijziging wordt de klant de mogelijkheid geboden de wijziging te printen en/of als PDF bestand op te slaan voor de eigen administratie. Dat is een keuze van de klant. In de ontvangstbevestigingen wordt ondermeer een transactienummer genoemd. Dit transactienummer wordt toegevoegd aan de naam van het gearchiveerde document. Bij telefonisch contact met de klant over een via internet ingestuurd formulier, kan dat transactienummer gebruikt worden om te verifiëren of klant en UWV over hetzelfde formulier spreken. Als UWV de doorgegeven wijzigingen heeft verwerkt en deze consequenties hebben voor de uitkering, kan de klant in de betaalspecificatie, die hij elke 4 weken ontvangt, zien dat de hoogte van de uitkering is aangepast.
Als een klant in verband met de niet-beschikbaarheid van uwv.nl een wijziging niet tijdig kan doorgeven, dan wordt hiermee bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid rekening gehouden en zal het opleggen van een maatregel achterwege blijven.
UWV wil de procedure met betrekking tot de handhaving verder verbeteren en voert daarvoor een extra check in. Als de klant niet op een bericht van UWV reageert, gaat UWV eerst na of de klant na zijn inschrijving nog gebruik heeft gemaakt van de werkmap. Indien hiervan geen sprake is, zoekt UWV op een andere manier contact met de klant om te achterhalen wat hiervan de reden is. Indien blijkt dat de klant in verband met het niet beschikbaar zijn van werk.nl niet kan voldoen aan zijn verplichtingen (doorgeven van sollicitatieactiviteiten, plaatsen van de cv), dan krijgen klanten geen boete of maatregel opgelegd en heeft dat geen gevolgen voor de uitkering. Deze extra check wordt op dit moment op alle vestigingen ingevoerd.
Kunt u aangeven hoe bij de digitale handhaving op de verplichtingen wederhoor plaatsvindt? Hoe kan iemand bijvoorbeeld bewijzen dat hij wel aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dat dat door disfunctioneren van Werk.nl niet geregistreerd is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de sancties die voortkomen uit de digitale handhaving per direct te stoppen, totdat de problemen bij Werk.nl zijn opgelost? Zo nee, waarom niet?
Het kan niet zo zijn dat sancties worden opgelegd als uitkeringsgerechtigden niet aan hun verplichtingen hebben kunnen voldoen omdat de website niet werkt. Dat gebeurt ook niet. Mensen die wijzigingen of sollicitaties niet kunnen doorgeven via de werkmap omdat de site niet beschikbaar is, zal UWV niet zonder meer een sanctie opleggen. Daar gaat altijd een oordeel van een medewerker van UWV aan vooraf die rekening houdt met de omstandigheden. De wijze waarop dit gebeurt is uiteengezet bij de beantwoording van de vragen 6 en 7. Als de site onbereikbaar is, wordt een alternatief aangeboden of wordt de handhaving opgeschort.
Goede handhaving is van groot belang voor het draagvlak van de sociale zekerheid. Opschorten van handhaving is niet wenselijk. Wel dient de handhaving gebaseerd te zijn op de afspraken die daarover gemaakt zijn.
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat het UWV op 2 juli 2013 heeft gepresenteerd? Wat is uw reactie op de veel positievere resultaten uit dit onderzoek? Kunt u de Kamer de resultaten van dit onderzoek toesturen? Heeft u een verklaring voor de grote verschillen in de resultaten van de onderzoeken uitgevoerd door FNV en UWV?
UWV heeft dit voorjaar twee onderzoeken laten uitvoeren naar de mening van klanten: uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden. Door bureau RMI is begin 2013, zoals elke vier maanden, een onderzoek gedaan naar de klantgerichtheid van de dienstverlening onder uitkeringsgerechtigden. De klantgerichtheid over de dienstverlening wordt gewaardeerd met een 6,9. Daarnaast is door bureau Desan in mei 2013 een onderzoek uitgevoerd onder 8000 mensen met een WW-uitkering naar de waardering van de dienstverlening voor werkzoekenden. Uit dit onderzoek blijkt dat werkzoekenden de totale dienstverlening met een 6,0 waarderen. Met name het digitaal aanvragen van een werkloosheidsuitkering en de verwerking daarvan via werk.nl wordt positief beoordeeld met een 7,0. Werkzoekenden zijn echter kritisch op de website werk.nl. De bereikbaarheid wordt gewaardeerd met een 4,8. De werkmap krijgt een 5,9. Bijgevoegd ontvangt u de beide rapportages van de onderzoeken die UWV heeft laten uitvoeren2.
De verschillen in uitkomsten tussen de onderzoeken uitgevoerd door FNV en in opdracht van UWV zijn mogelijk te verklaren door de verschillende onderzoeksmethoden en responsgroepen. FNV heeft een enquête laten uitvoeren via haar website naar de ervaringen met werk.nl onder burgers. In het onderzoek dat UWV heeft laten uitvoeren is een steekproef van uitkeringsgerechtigden ondervraagd. Ik wil mij echter niet richten op de verschillen, maar op de overeenkomsten. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat werkzoekenden nog niet tevreden zijn over de website. Werk.nl kan en moet dus verder verbeteren. Ook UWV is van de urgentie hiervan doordrongen.
Deelt u de mening dat met de toenemende groep werklozen arbeidsbemiddeling hoge prioriteit zou moeten zijn van het kabinet? Bent u bereid niet verder te bezuinigen op de dienstverlening van het UWV, zodat een grotere groep mensen face to face dienstverlening kan ontvangen en mensen zich weer geholpen voelen door het UWV bij het vinden van werk? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven heeft de regering gekozen voor een beperking van het budget voor UWV Werkbedrijf. De regering streeft naar een efficiënte werking van de arbeidsmarkt waarbij de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voorop staat. De afgelopen periode konden door het digitaliseren van de dienstverlening grote besparingen gerealiseerd worden.
De taakstelling op UWV Werkbedrijf die voortvloeit uit de wetswijziging 2012 zal onverkort worden doorgevoerd. Zoals eerder gezegd is de keuze voor digitale dienstverlening een beleidsmatige keuze, waar de regering nog steeds achter staat. Daarbij is wel van belang dat UWV de digitale dienstverlening in hoog tempo verder verbetert. Het verbeteren van de website heeft dan ook de hoogste prioriteit van UWV. Tevens heb ik reeds aangegeven dat ik over een goede verhouding tussen digitale en face to face dienstverlening in gesprek met UWV blijf.
Voor de periode tot 2015 zijn er door het kabinet aanvullende maatregelen getroffen. Na 3 maanden worden alle WW-gerechtigden opgeroepen voor een persoonlijk gesprek en op de vestigingen zijn inloopmiddagen om werkzoekenden persoonlijk te ondersteunen bij het werken met de digitale dienstverlening. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de dienstverlening van 55-plussers en jongeren waarmee ook meer face to face dienstverlening kan worden aangeboden.
Met deze verbeteringen en aanvullende maatregelen verwacht ik dat aan alle werkzoekenden adequate dienstverlening kan worden geboden.
Het bericht dat klinische verloskunde verdwijnt in Sittard-Geleen |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het voornemen van de ziekenhuizen Atrium en Orbis om de afdeling klinische verloskunde in Sittard-Geleen te sluiten en te concentreren in de locatie Heerlen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Zolang aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid wordt voldaan heb ik hierover geen oordeel.
Welke redenen voeren Orbis en Atrium aan om klinische verloskunde te concentreren in Heerlen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen geven aan vanaf medio 2009 en met name in de periode 2011–2013 intensief onderzoek te hebben gedaan naar de meerwaarde van samenwerking/fusie. Onder andere door de maatschappen gynaecologie is, als onderdeel van dit onderzoek, een strategisch plan opgesteld dat door beide maatschappen is geaccordeerd en ondertekend. De conclusie van dit strategische plan was dat door klinische concentratie van de gynaecologie en de verloskunde het aanbod en de kwaliteit van de zorg naar de toekomst toe duurzaam kan worden geborgd. De voordelen zitten onder andere in het bundelen van kennis en kunde op één locatie, het verbeteren van de dienstbelasting van specialisten en (gespecialiseerde) ondersteuning, het optimaliseren van opvang van acute situaties en complicaties en het beter benutten van de capaciteit van verloskamers/couveuses en neonatologie/verpleegafdeling. Overigens betreffen de concentratieplannen alleen de klinische verloskunde. Op alle locaties blijft de poliklinische en dagverplegingszorg gehandhaafd. Met andere woorden de gynaecologen blijven op beide (hoofd)locaties van het fusieziekenhuis waar nu poli wordt gehouden ook in de toekomst poliklinisch actief.
Zijn zorgverleners en cliënten- en ondernemingsraden betrokken bij de voornemens om de afdeling klinische verloskunde te concentreren in Heerlen? Zo ja, hebben zij hiermee ingestemd? Zo nee, waarom niet?
De ziekenhuizen geven aan dat zowel zorgverleners als cliënten- en ondernemingsraden in de afgelopen 2 jaar systematisch en op regelmatige basis op de hoogte zijn gebracht van de ontwikkelingen in de fusieactiviteiten in algemene zin, en de afgelopen 7 maanden over de concentratieplannen in het bijzonder. Overigens hebben de ziekenhuizen mij laten weten dat het voorgenomen fusiebesluit tussen Atrium MC en Orbis Medisch en Zorgconcern nog door middel van een adviesaanvraag aan alle relevante gremia (zoals Cliëntenraad, Ondernemingsraad, Bestuur Medische Staf en Verpleegkundige Adviesraad) zal worden voorgelegd. Bij die adviesaanvraag worden de betrokken gremia in staat gesteld om hun definitieve oordeel te geven over het fusievoornemen.
Hoe oordeelt u over de reacties van zelfstandig verloskundigen, en cliënten- en ondernemingsraden die aangeven dat in acute situaties de reisafstand wel eens veel te groot kan zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorgverzekeraar dient er vanuit zijn zorgplicht voor te zorgen dat de bereikbaarheid in de regio is geborgd. Ook na de beoogde concentratie moet aan de 45-minutennorm worden voldaan. Toetssteen hiervoor is de doorrekening met de vigerende modellen van het RIVM. In de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM uit 2011 waren Orbis en Atrium geen van beide gevoelig voor de 45 minuten. Afhankelijk van wanneer de plannen in werking gaan treden zal een nieuwe doorrekening moeten worden gemaakt met het dan vigerende referentiekader en het bijbehorende (snellere) rijtijdenmodel.
In hoeverre komt de bereikbaarheid van de zorg in gevaar als de afdeling klinische verloskunde in Sittard-Geleen wordt gesloten? Hoeveel inwoners in de omgeving van Sittard-Geleen zullen bij het sluiten van de afdeling verloskunde van het ziekenhuis Orbis niet meer binnen de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de precieze rol geweest van de zorgverzekeraars? Kunt u nader ingaan op hun financiële belangen bij deze grootse fusie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar ik heb begrepen heeft CZ medio 2009 aangedrongen op een intensievere samenwerking tussen Atrium en Orbis om zodoende onder andere te kunnen komen tot een efficiënter gebruik van capaciteiten. Van een verdere rol of (financiële) belangen van de verzekeraar bij de fusie ben ik niet op de hoogte.
Hoe oordeelt u over de reactie van de bestuurders van Orbis en Atrium die hebben aangegeven dat 90% van de bevallingen prima te plannen is? Deelt u de mening dat 10% van de vrouwen hierdoor in gevaar kunnen komen, als zij in acute noodsituatie niet op tijd in het ziekenhuis kunnen zijn? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Voor alle vrouwen in de regio is het van belang dat in de nieuwe plannen wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Zie verder mijn antwoord op de vragen 4 en 5.
Hoeveel (gedwongen) ontslagen zullen er komen, indien de afdeling klinische verloskunde geconcentreerd wordt in Heerlen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Over de precieze gevolgen van de concentratie voor het personeel is op dit moment nog niets te zeggen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de afdeling verloskunde in Sittard-Geleen moet sluiten?
Zolang met de concentratieplannen wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid zie ik geen reden dit te voorkomen. Respectievelijk de IGZ en de NZa zien hierop toe.
Erkent u dat fusie altijd leidt tot het opheffen van een klinische verloskunde afdeling? Vindt u dat wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedere fusie is anders en er kan naar mijn mening dus niet op een dergelijk generalistische wijze worden gesproken over de effecten van een ziekenhuisfusie.
Waarom worden beide klinische verloskundige afdelingen in het Atrium en Orbis niet behouden? Wat is precies het bezwaar? Is dit een bezwaar van de zorgverzekeraars? Is dit een bezwaar van het Atrium en Orbis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 6.
Wat is het standpunt van de gynaecologen in het Orbis ziekenhuis? Klopt het dat zij het verdwijnen van de klinische verloskunde uit Sittard-Geleen onwenselijk vinden? Zijn er medische redenen die tot concentratie noden of zijn het vooral financiële afwegingen die aan het concentratievoorstel ten grondslag liggen?
Zie mijn antwoord op vraag 2. De betrokken medisch specialisten hebben zelf het strategische plan Gynaecologie opgesteld. De maatschappen vinden concentratie derhalve niet ongewenst.
Is het aantal van 1360 bevallingen in 2012 niet voldoende om de klinische verloskunde voor Sittard-Geleen te behouden, uitgaande van het streven, dichtbij als het kan, verder weg als het om medisch inhoudelijke redenen gewenst is?2 Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Voor de redenen van de concentratie verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. Ten aanzien van het adagium «Dichtbij als het kan, verder weg als het om medisch inhoudelijke redenen gewenst is», wijs ik er nogmaals op dat de concentratieplannen alleen de klinische verloskunde betreffen. Op alle locaties blijft de poliklinische en dagverplegingszorg gehandhaafd.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te zorgen dat de afdeling klinische verloskunde in zowel het Atrium als het Orbis behouden kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u meer informatie geven over de concentratie van andere zorg, waarvan het voornemen is deze te concentreren in het Atrium of het Orbis? Zo nee, waarom niet?
Hierover zijn nog geen concrete plannen bekend. Wel hebben de ziekenhuizen mij geïnformeerd over de uitgangspunten van de voorgenomen fusie. In de nieuwe organisatie zijn twee volwaardige hoofdlocaties operationeel, met daarbij 24/7 spoedeisende hulp (SEH), Eerste Hart Hulp (EHH), Intensive Care (IC), Coronairy Care Unit (CCU) en OK-functies. Daarnaast zijn in de visie 13 specialismen benoemd waarvan de klinische opnamen en behandelingen worden geleverd in patiëntgerichte klinische centra. Deze klinische centra worden bij voorkeur geconcentreerd op één van de twee locaties. De poliklinieken zullen naar verwachting wel op beide locaties open blijven.
Mishandeling van pony’s |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat er filmpjes op het internet staan waarin vrouwen veel te kleine pony’s berijden en mishandelen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Kunt u bevestigen dat de vrouwen, die de pony’s berijden, en de organisaties die betrokken zijn bij het produceren of aanbieden van deze filmpjes Nederlands zijn en dat deze filmpjes waarschijnlijk van een Nederlands productiehuis komen? Zo nee, waarom niet?
Er loopt momenteel een strafrechtelijk onderzoek. In verband met het opsporingsbelang kunnen over het strafrechtelijk onderzoek geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de mening dat het dierenleed dat in de filmpjes te zien is onacceptabel is en de makers van deze filmpjes de wet overtreden? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het toezicht op dierenmishandeling te verscherpen en in te grijpen, zodat de betrokkenen bij deze en soortgelijke filmpjes opgepakt worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De inzet op de handhaving van het verbod op mishandeling en verwaarlozing is substantieel verhoogd met de komst van het meldnummer 144 en de taakaccenthouders bij de politie. De politie, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de NVWA werken intensief samen op dit terrein, hetgeen heeft geresulteerd in een stijging van het aantal zaken dat wordt opgepakt. De politie doet voorts reeds onderzoek naar deze zaak. Ik zie dan ook geen aanleiding hierin een verdere verscherping aan te brengen.
Het keurmerk eerlijke teelt champignons |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Keurmerk eerlijke teelt champignons onder vuur»?1
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is ontstaan over de overeenkomsten en verschillen tussen het keurmerk Fair Produce en het Grasp-assement. Hoewel zowel Fair Produce als Grasp ((GlobalGAP Risk Assesment on Social Practice) bedoeld zijn voor de retailers (de supermarkten), kijken ook consumenten hiernaar. Inmiddels hebben stichting Fair Produce en Global GAP Nederland een persbericht uitgebracht, waarin helder wordt weergegeven wat de verschillen en overeenkomsten zijn. Grasp is een toevoeging op een internationaal keurmerk (GlobalGAP), dat zich met name richt op voedselveiligheid. Grasp is echter geen certificering, maar meer een eerste check op basis van de administratie van het bedrijf hoe het zit met de arbeidvoorwaarden. Fair Produce is wel een certificeringssysteem en richt zich primair op arbeidsvoorwaarden en doet intensievere controles, waarbij de administratie van het bedrijf wordt vergeleken met de werkelijkheid op de werkvloer. Medewerkers van het bedrijf worden daarbij ook geïnterviewd in hun eigen taal. Ook wordt een aantal bovenwettelijke eisen gesteld.
Fair Produce geeft dus meer waarborgen voor eerlijk werkgeverschap dan Grasp. In bepaalde sectoren zal Grasp voldoen, in andere zal Fair Produce beter passen. Het lijkt me goed als sectoren, handelsorganisaties, werknemersorganisaties, retailers, Grasp en Fair Produce met elkaar nadere afspraken maken over bereik en inzet van beide instrumenten.
Staat u nog steeds achter het Fair Produce keurmerk? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat voor eerlijke arbeidsvoorwaarden en goede arbeidsomstandigheden voor iedereen. Misstanden pakken we aan met bijvoorbeeld het actieplan aanpak schijnconstructies en de aanpak van malafide uitzendbureaus. Keurmerken zijn een instrument van de markt om misstanden aan te pakken. Ik sta achter alle keurmerken die dit als doel hebben, dus ook achter het Fair Produce keurmerk.
Bent u van mening dat wanneer de arbeidsinspectie bij een inval overtredingen constateert het terecht is dat het Fair Produce keurmerk wordt ingetrokken, zoals bijvoorbeeld bij een grote champignonteler in Ammerzoden gebeurde? Zo nee, waarom niet?
Fair Produce heeft in zijn certificeringsvoorwaarden opgenomen dat in bepaalde situaties het keurmerk kan worden ingetrokken. De certificeringsvoorwaarden zijn een zaak tussen de Stichting Fair Produce en de telers. Ik kan mij hier goed in vinden.
Acht u het wenselijk, bijvoorbeeld in het belang van heldere communicatie richting de consument, dat er naast het Fair Produce keurmerk nog andere keurmerken en/of certificaten bestaan?
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u van mening dat het GRASP (Global GAP Risk Assesment on Social Practice) certificaat van NAK Agro afdoende is om middeleeuwse toestanden zoals uitbuiting en onderbetaling te voorkomen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals NAK Agro zelf ook heeft aangegeven, is Grasp geen certificeringsysteem maar een vrijwillige beoordeling op basis van de administratie van het bedrijf of een ondernemer voldoet aan de arbeidswetgeving. Initiatieven van de sector zoals Grasp en Fair Produce juich ik toe, maar dat is niet voldoende om uitbuiting en onderbetaling te voorkomen. Het blijft nodig dat de Inspectie SZW intensief controleert. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om met de sector in gesprek te gaan teneinde de overstap naar een minder helder en verregaand keurmerk of certificaat te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen maanden heb ik samen met de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) gesproken over een gezamenlijke agenda om misstanden op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden in de land- en tuinbouw aan te pakken. Ik heb de Tweede Kamer hier inmiddels over geïnformeerd door middel van een brief. Ik ga er vanuit dat alle partijen de gemaakte afspraken zullen nakomen. Bovendien hebben de organisaties achter Fair Produce en Grasp, zoals hierboven ook aangegeven, in een persbericht laten weten dat er duidelijke verschillen bestaan tussen Fair Produce en Grasp. Ik vertrouw er op dat supermarkten en telers deze verschillen ook zien.
Fair Produce heeft inmiddels 100 van de 135 telers gecertificeerd; kunt u aangeven of de inspectie SZW bij deze 35 niet gecertificeerde bedrijven op bezoek is gegaan? Zo ja, wat waren de bevindingen? Zo nee, waarom niet?
Fair Produce heeft blijkens het overzicht van gecertificeerde bedrijven op haar website 93 teeltbedrijven, 22 handelsbedrijven en 19 snijbedrijven gecertificeerd (meetmoment 13-08-2013). Het interventieteam Champignons richt zich in eerste aanleg op de ondernemingen die vallen in de categorie «teeltbedrijven». In dit deel van de paddenstoelensector is de factor arbeid een zeer belangrijke kostenpost. Het interventieteam heeft verschillende soorten inspecties uitgevoerd bij de teeltbedrijven die volgens de lijst van Fair Produce niet zijn gecertificeerd. Bij 54 ondernemingen is de afgelopen jaren een bedrijfsbezoek uitgevoerd. Bij 31 ondernemingen, die volgens de lijst van Fair Produce niet zijn gecertificeerd, is naast een administratieve toets ook de bedrijfsleiding en het personeel bevraagd. 2 ondernemingen werden akkoord bevonden, 3 ondernemingen failleerden na de inspectie. Bij 26 ondernemingen werden direct vervolgonderzoeken geïnitieerd. Deze onderzoeken richt(t)en zich op mogelijke overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, onveilige arbeidsomstandigheden, onveilige huisvesting, het Wetboek van Strafrecht of het niet naleven van fiscale regels.
Acht u het wenselijk om, gezien de grote misstanden in de champignonsector, de aandacht van de Inspectie SZW voor deze sector verder op te voeren? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie SZW werkt risicogericht en zet de capaciteit daar in waar het meeste effect bereikt kan worden. Bij het maken van keuzes over de inzet van de capaciteit maakt de inspectie gebruik van risico- en omgevingsanalyses. Op basis van deze analyses is de toezichtcapaciteit in de champignonteelt verhoogd. In deze sector doen zich namelijk relatief veel problemen voor met (arbeidsmarkt)fraude. Sinds 2007 is het Interventieteam Champignons actief, waarvan in 2012 de capaciteit is uitgebreid. In dit Interventieteam wordt samengewerkt tussen verschillende handhavende instanties, zoals de Inspectie SZW, Belastingdienst, Regionale Kenniscentra Fraudebestrijding (RCF), gemeenten, Politie en het UWV. De Inspectie SZW zet dus al volop in op handhaving in de champignonsector.
De toekomst van het European Institute of Public Administration |
|
Manon Fokke (PvdA), Mark Verheijen (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «EIPA mogelijk weg uit Maastricht»?1
Ja.
Onderschrijft het kabinet het belang van een Europees instituut als EIPA voor de Europese uitstraling en regionale economie van de regio Maastricht?
Ja, het EIPA levert een bijdrage aan de Europese uitstraling en de economie van de regio Maastricht.
Bij welk ministerie rust na de subsidie-afbouw van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van het EIPA in de toekomst en op welke wijze wordt deze vormgegeven?
Het kabinet beziet de mogelijkheid om met een aanvullende bijdrage vanuit de regio de ondersteuning van het EIPA voort te zetten. Waar de uiteindelijke verantwoordelijkheid na de subsidie-afbouw komt te liggen, wordt mede in dit licht bezien.
Deelt het kabinet de angst van het EIPA voor een zogenaamd «domino-effect» waarbij andere Europese lidstaten hun subsidie verminderen als gevolg van de aangekondigde Nederlandse korting?
De beslissing van één donor om een subsidiebijdrage te veranderen, kan leiden tot een heroverweging van de bijdrage door andere donoren. Waarschijnlijker is dat de huidige financieel-economische omstandigheden in andere lidstaten ten grondslag liggen aan eventuele heroverwegingen ten aanzien van lidstaat-bijdragen aan het EIPA.
Bent u bereid over de positie en toekomst van het EIPA overleg te voeren met de provincie Limburg en/of de gemeente Maastricht?
Op 2 juli jl. zijn brieven verstuurd aan zowel de Commissaris van de Koning in de Provincie Limburg als aan de burgemeester van Maastricht met daarin het verzoek mee te denken over een aanvullende bijdrage aan het EIPA vanuit de regio. Zodra er duidelijkheid is rondom de financiële positie van EIPA zal het kabinet de Kamer daarover informeren.
Het European Institute of Public Administration verdwijnt mogelijk uit Maastricht als het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een deel van de subsidie voor het instituut intrekt. Dat zegt Marga Pröhl, directeur van het instituut dat jaarlijks 15.000 Europese ambtenaren opleidt en onderzoek doet naar openbaar bestuur en Europees beleid en regelgeving.
EIPA is in 1981 op initiatief van Nederland opgericht. Dat gebeurde met de toezegging dat de Nederlandse staat EIPA zou subsidiëren. Nederland wil die subsidie nu fors verminderen. Een slechte zaak, aldus het EIPA, omdat in tijden van crisis opleiding van ambtenaren onmisbaar is.
Het ontijdig uitstellen van rechtszittingen |
|
Jan de Wit (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het bij u bekend dat de behandeling van rechtszaken soms op de dag van de terechtzitting wordt opgeschort of uitgesteld vanwege een falend ICT-systeem als gevolg waarvan niet alle relevante betrokkenen het dossier (tijdig) hebben kunnen inzien?1
Wat is precies de oorzaak van dit probleem? Is altijd sprake van dezelfde problematiek of kunnen zich op ICT-vlak meerdere oorzaken voordoen die leiden tot dergelijk uitstel van behandeling van zaken? Speelt het probleem uitsluitend in strafzaken, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) betrokken is of ook in andere zaken?
Om hoeveel zaken per jaar gaat het bij de verschillende gerechten?
Kunt u een inschatting geven van de kosten die hierdoor extra worden gemaakt door het OM, de rechterlijke macht, de politie, de gevangenissen, de advocatuur, de eventueel te horen deskundigen, getuigen, tolken, slachtoffers en verdachten?
Afgeluisterde EU-diplomaten |
|
Gerard Schouw (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «VS bespioneert EU-diplomaten», waaruit blijkt dat de Amerikaanse National Security Agency de diplomatieke vestiging van de EU in Washington bespioneert en diplomaten in EU-vestigingen in Brussel en New York afluistert?1
Wij hebben met zorg kennis genomen van de berichtgeving over de vermeende spionageactiviteiten. Het is belangrijk om nu eerst meer duidelijkheid te krijgen over de feiten.
Bent u bereid dit in EU-verband aan te kaarten en bilateraal de Amerikaanse vertegenwoordiger aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft de Amerikaanse autoriteiten reeds op hoog niveau en via verscheidene kanalen aangesproken. Zo heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken om opheldering gevraagd naar aanleiding van de berichtgeving. Europese en Amerikaanse experts zullen zich gezamenlijk buigen over de problematiek van inlichtingenvergaring en dataprotectie. Nederland steunt deze aanpak. Op basis van de bevindingen zullen wij ons beraden op vervolgstappen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de «Praktijken, gevolgen en wettelijke kaders bij aftappen van gegevens»?
Ja.