De afschaffing van de opbrengsten van de proces verbaal-vergoeding voor gemeenten |
|
Peter Oskam (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Opstelten (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is de onderzoeksopzet van het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar de gevolgen van de afschaffing van de proces verbaal-vergoeding? Kunt u deze aan de Kamer doen toekomen?1
De Tweede Kamer heeft mij bij motie2 verzocht om voor 1 juli 2015 te rapporteren wat de gevolgen zijn van het stopzetten van de proces-verbaal-vergoeding (hierna: pv-vergoeding), voor onder meer de afbreuk van de leefbaarheid in gemeenten. Ik heb daarop het WODC verzocht een onderzoek uit te voeren naar de omgang met de pv-vergoedingen door gemeenten. De korte tijd die is verstreken sinds de afschaffing van de vergoedingsregeling, alsmede de voor het onderzoek beschikbaar gestelde periode, maken het op dit moment niet mogelijk de effecten van de afschaffing in kaart te brengen. Het onderzoek is daarom gericht op de wijze van registratie en besteding van de pv-vergoedingen en brengt niet direct de mogelijke gevolgen van de afschaffing in beeld voor de afbreuk van de leefbaarheid, het veiligheidsbeleid in gemeenten en de werklast van de politie.
De keuze voor deze opzet is gelegen in het feit dat het verkrijgen van inzicht in de registratie en besteding van de pv-vergoedingen een noodzakelijke stap is om een mogelijk verband tussen het beëindigen van de vergoedingsregeling en de genoemde gevolgen te verklaren. Dit geldt ook voor de onveiligheidsgevoelens in wijken, een aspect dat overigens geen deel uitmaakt van de motie.
De startnotitie die aan de basis ligt van het onderzoek treft u aan als bijlage.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding ontslagen van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) tot gevolg heeft (gehad)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen zullen de kosten en de baten van de bestuurlijke strafbeschikking waar mogelijk afgezet worden tegen de kosten en baten die gemeenten in zijn totaliteit hebben op het terrein van handhaving van de openbare orde en veiligheid.
Het onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre inzicht verkregen wordt in eventuele trends en/of wijzigingen in de gemeentebegrotingen.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding gevolgen heeft voor de wijze waarop gemeenten de opleiding van boa's en aanschaf van hulpmiddelen financieren? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding gevolgen heeft voor de leefbaarheid in wijken en mogelijke verloedering in het openbaar vervoer en openbare ruimtes? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding gevolgen heeft voor de werklast van de politie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding gevolgen heeft voor de onveiligheidsgevoelens in wijken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding tot gevolg heeft dat niet op boa's maar op andere onderdelen van gemeentebegrotingen wordt bezuinigd? Zo ja, op welke wijze en wordt in het onderzoek ook aangegeven op welke onderdelen dit is en wat hier de gevolgen van zijn in gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Gezien de door de Kamer verzochte termijn voor de uitvoering van het onderzoek, zijn de onderzoeksvragen beperkt tot vragen over de registratie en bestedingen in de context van de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Het is daarom niet te verwachten dat het onderzoek bezuinigingen op andere onderdelen van de gemeentebegroting inzichtelijk maakt.
De invloed die afschaffing van de pv-vergoedingen op andere onderdelen van de gemeentebegroting zou hebben, dient bovendien in samenhang met andere ontwikkelingen te worden beoordeeld, die het bereik van het onderzoek te buiten gaan.
Wordt in het onderzoek onderzocht of de afschaffing van de vergoeding gevolgen heeft voor de mate waarin gemeenten gebruik maken van de inzet van bestuurlijke strafbeschikking? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het instrument van de bestuurlijke strafbeschikking kan te allen tijde worden ingezet door gemeenten. Deze is niet afhankelijk van een vergoeding. Tijdens de gesprekken met gemeenten in het kader van het onderzoek zal het daadwerkelijk gebruiken van het instrument aan bod komen.
Op welke wijze wordt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) betrokken in het onderzoek dat het WODC uitvoert?
Om de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op de hoogte te houden en inzicht te bieden in het onderzoek, is de vastgestelde onderzoeksopzet ter kennisneming met de VNG gedeeld. Op deze wijze is het voor de VNG ook mogelijk om, indien gewenst, activiteiten die zij zelf ontplooit te laten aansluiten op het onderzoek.
Bent u ermee bekend dat een aantal gemeenten al heeft aangegeven niet te willen bezuinigen op het aantal boa's in 2015 en dus noodgedwongen op andere onderdelen van de gemeentebegroting bezuinigingen zal doorvoeren?2 Zo ja, kun u een overzicht geven van de betreffende gemeenten, gekoppeld aan de onderdelen waarop deze gemeenten dientengevolge voornemens zijn te bezuinigen in 2015?
Nee, die aanwijzingen zijn er niet. Er is vooralsnog geen reden grote gevolgen voor gemeentebegrotingen te verwachten, gezien het feit dat de vergoedingsregeling nooit heeft beoogd kostendekkend te zijn. Verder is de vergoeding over 2014 door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) aan de deelnemende gemeenten recent nog uitgekeerd.
Het is over 2015 niet bekend welke gemeenten welk bedrag mislopen als gevolg van de afschaffing van de pv-vergoeding. Het uitvoeringsjaar 2014 geeft het meest recente beeld. Toen maakten 357 van de 403 gemeenten gebruik van de bestuurlijke strafbeschikking overlast en parkeren. Een uitsplitsing naar aantallen pv-vergoeding per gemeente over dat jaar treft u aan in de bijlage.
Het WODC-onderzoek zal meer inzicht geven in die gevolgen die samenhangen met de kosten en baten van de bestuurlijke strafbeschikking en de vergoedingsregeling. Er is daarom op dit moment geen aanleiding de VNG tot een inventarisatie te verzoeken.
Heeft u nu al aanwijzingen dat gemeenten boa's noodgedwongen hebben moeten ontslaan? Kunt u een overzicht geven van de betreffende gemeenten?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft u nu al aanwijzingen dat gemeenten bezuinigingen hebben moeten doorvoeren met betrekking tot de financiering van de opleiding van boa's en aanschaf van hulpmiddelen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u als bijlage bij deze antwoorden een overzicht verstrekken van alle gemeenten waarvan (thans) bekend is dat zij inkomsten mislopen als gevolg van de afschaffing, gekoppeld aan het (thans bekende) bedrag dat per gemeente wordt misgelopen?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u, indien daar aanleiding toe bestaat, de VNG vragen een inventarisatie te maken teneinde een volledig antwoord te kunnen geven op de vragen 9 t/m 13?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u aangeven hoeveel boa’s in totaal actief waren op 31 december 2014? Wat is het concrete streven voor het einde van 2015 ten aanzien van het aantal actieve boa’s? Kunt u hierbij een splitsing maken ten aanzien van de verschillende domeinen waarin boa’s actief zijn?
Op 31 december 2014 waren er in totaal 23.063 boa’s werkzaam. Dit totaal aantal laat zich als volgt onder verdelen: Domein I Openbare Ruimte 3.183, Domein II Milieu, welzijn en infrastructuur 2.756, Domein III Onderwijs 758, Domein IV Openbaar vervoer 4.291, Domein V Werk, inkomen en zorg 691 en in Domein VI Generieke opsporing waren 11.384 boa’s actief.
Ten aanzien van Domein I Openbare Ruimte geldt dat in de lokale driehoek op strategisch niveau (politiek bestuurlijk) wordt bepaald welke leefbaarheids- en veiligheidsproblemen worden aangepakt en welke inzet van onder andere boa’s daaraan bijdraagt. Wat de andere domeinen betreft, zijn geen signalen bekend dat in 2015 naar wezenlijk andere aantallen wordt gestreefd voor de uitoefening van de betreffende opsporingstaken dan de aantallen voornoemd.
Hoe verhoudt zich volgens u de afschaffing van de proces-verbaal-vergoeding tot de invoering van de decentralisaties in het sociaal domein naar gemeenten dit jaar en de gevolgen die dit heeft voor de financiële tekorten van gemeenten?
De invoering van de decentralisaties staat los van de afschaffing van de pv-vergoeding. Een eventuele verhouding tussen beide zie ik dan ook niet.
Het winnen van de aanbesteding in Limburg door Abellio |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Limburg kiest Abellio als nieuwe openbaar vervoerder»?1
Ja.
Op welke punten heeft Abellio het gewonnen van de andere aanbieders en waarom is de aanbieding van Veolia ongeldig verklaard? Kunt u uw antwoord toelichten?
De provincie Limburg is de aanbestedende partij en daarmee verantwoordelijk voor het gunnen van deze concessie; hierbij is iedere aanbieding volgens de provincie apart beoordeeld tegen de in het bestek uitgevraagde onderdelen.
De provincie Limburg heeft laten weten dat Abellio gewonnen heeft omdat deze partij de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan, onder meer dankzij een beter vervoerplan voor de bussen en treinen en meer ritten. De aanbieding van Veolia is ongeldig verklaard omdat zij een hogere extra exploitatiebijdrage vroeg dan op grond van het bestek was toegestaan.
Klopt de aanname dat NS met haar dochterbedrijf Abellio heeft ingeschreven op de aanbesteding van de openbaarvervoersconcessie in Limburg omdat het met dat bedrijf een goedkopere bieding kan doen? Zo ja, wat maakt dat bedrijven als Abellio dit soort biedingen goedkoper kunnen doen dan een bedrijf als NS? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
De aanname dat het voor Abellio Limburg B.V. als dochter van NV Nederlandse Spoorwegen mogelijk is om een goedkopere bieding te doen kan ik niet bevestigen of ontkennen. De overwegingen van Abellio en NS zijn mij niet bekend. Overigens is Abellio Limburg B.V. een zelfstandige B.V. en heeft Abellio als zodanig ingeschreven op de Concessie Limburg.
Is er sprake van kruissubsidiëring van de activiteiten van Abellio door andere activiteiten van moederconcern NS? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Minister van Financiën heeft, als aandeelhouder van NS, onderzoek gedaan naar kruissubsidiëring bij NS. Het resultaat daarvan is op 9 juli 2014 aan uw Kamer gestuurd2. Het onderzoek richtte zich onder andere op concessies van Abellio. Hieruit is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn dat er bij de NS Groep en de dochters van NS sprake is van kruissubsidiëring. Dit betekent dat NS geen producten, diensten of middelen aan Abellio levert voor een vergoeding die onder de prijs ligt die gerekend zou worden aan derden; de zogenaamde arm’s length price.3
Hebben de stations of de activiteiten op de stations ook op enigerlei wijze deel uitgemaakt van de inschrijving door de vervoerders op de aanbesteding van de concessie? Zo ja, op welke wijze worden deze genoemd en meegewogen in de aanbesteding?
Inschrijvingen van partijen bij een aanbesteding bevatten concurrentiegevoelige informatie en zijn vanuit de aanbestedingsregelgeving alleen bij de inschrijvende partij zelf en de aanbestedende dienst bekend. Voor deze aanbesteding is de provincie Limburg de aanbestedende dienst. In het programma van eisen dat de provincie Limburg voor deze aanbesteding heeft opgesteld en heeft gepubliceerd4, zijn geen eisen aan stations of activiteiten op de stations opgenomen, maar wel over diensten en voorzieningen op stations. Dit gaat om servicepunten voor reizigers, OV-chipkaartvoorzieningen, kaartverkoopautomaten, noodknopvoorzieningen, assistentieverlening aan gehandicapten en reizigersinformatie (omroepberichten en informatieborden). Van de aanbestedende partij provincie Limburg heb ik begrepen dat deze punten niet onderscheidend zijn geweest bij de aanbesteding.
Heeft het moederconcern NS andere financieringsarrangementen, garanties en dergelijke gesteld voor Abellio met betrekking tot deze aanbesteding?
De inschrijvingen waaruit zou kunnen blijken of NS garanties en dergelijke heeft gesteld, zijn mij niet bekend.
Hoe zou de concessie voor het hoofdrailnet veranderen in termen van kosten, opbrengsten, service en prestatie voor de reizigers als niet NS maar Abellio de uitvoering op zich zou nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet bekend wat er aan de concessie zou veranderen als Abellio deze na een aanbesteding zou hebben gekregen. Over de nieuwe concessie is de afgelopen jaren vaak met uw Kamer gesproken. In dat proces is in overeenstemming met uw Kamer besloten de Hoofrailnetconcessie onderhands te gunnen aan NS en bestond dus geen reden om informatie uit te vragen bij andere vervoerders.
Hoe luiden de investeringscriteria die NS stelt aan Abellio en wat zijn de afspraken over het dividend dat Abellio betaalt aan NS?
NS bespreekt haar investeringscriteria en het dividendbeleid met haar aandeelhouder, het Ministerie van Financiën. De aandeelhouder toetst investeringen op het publiek belang en op het te behalen rendement, waarbij continuïteit en financieel waardebehoud moeten zijn gewaarborgd. Ook moet sprake zijn van een acceptabel risicoprofiel. Bij het dividendbeleid is van belang dat de reserves van de deelneming niet te laag zijn, maar tegelijkertijd ook niet te hoog. De single A credit rating en de daarvoor noodzakelijk financiële ratio’s worden hiervoor gebruikt als indicator. Deze afspraken worden door de aandeelhouder op het niveau van de NS-groep gemaakt, zodat maximalisatie van economische waarde en maatschappelijk belang voor NS Groep kan worden beoordeeld en niet per bedrijfsonderdeel. Het is aan de directie van NS om de investeringscriteria en het dividendbeleid per bedrijfsonderdeel vast te stellen.
Wat denkt Abellio in Schotland te leren van het winterweer wat NS in Nederland nog niet weet?2
Abellio heeft laten weten dat ervaring met extreme weersomstandigheden in meerdere landen kan leiden tot uitwisseling van best practices over de omgang met verstoringen waardoor in ieder land verbeteringen kunnen optreden.
Dieronvriendelijke muizenbestrijding |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het inzetten van een zogenoemde «verzuipmachine» waarmee boeren van plan zijn duizenden muizen te verdrinken?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een zeer dieronvriendelijke techniek is en dat dit daarnaast ook niet effectief is? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 27 januari (Kamerstuk 27 858, nr. 295) heb ik aangegeven dat de bestrijding van de veldmuis mag plaatsvinden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. Ter voorkoming van schade mag een grondgebruiker de veldmuis doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen, opzettelijk verontrusten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren.
Het is primair aan de grondgebruiker om in het geval van schade aan de gewassen die door de muizen is veroorzaakt, een manier te kiezen om de muizen te doden. Daarbij wijs ik er op dat het ook onder natuurlijke omstandigheden regelmatig gebeurt, bijvoorbeeld bij het onderlopen van uiterwaarden bij hoogwater, dat muizenholen onderlopen en muizen verdrinken.
Heeft u de inzet van deze zeer dieronvriendelijke methode al ontmoedigd, zoals u in antwoord op eerdere vragen heeft beloofd te zullen doen?2 Zo nee, waarom niet? Wanneer en op welke wijze bent u voornemens om de inzet van deze machine te ontmoedigen?
De provincie Fryslân voert met LTO-Noord en het Wetterskip Fryslân de regie over een gezamenlijk onderzoek naar de maatregelen die kunnen worden genomen om de schade van muizen nu en in de toekomst te beperken. Het Ministerie van EZ zal dit onderzoek mede financieren. Ik heb de betrokken partijen gevraagd om hierin aandacht te hebben voor de ontwikkeling van een early warning systeem, voor preventieve maatregelen en voor biologische bestrijding.
De resultaten van het onderzoek zullen duidelijkheid geven over de manier waarop de bestrijding van muizen het beste ingevuld kan worden. Ik zie geen aanleiding om vooruitlopend daarop de betreffende methode te ontmoedigen.
Welke voortgang heeft u in samenwerking met het waterschap en de provincie al geboekt in het komen tot het wegnemen van de oorzaken van de muizenoverlast, zoals de lage waterstanden, het gebrek aan weidegang, roofvogelvervolging en de jacht op predatoren zoals vossen?
Zoals is aangegeven in mijn brief van 27 januari 2015 over het plan van aanpak muizenproblematiek Friesland, moet onderscheid worden gemaakt in preventieve maatregelen en maatregelen voor de acute bestrijding van muizen op perceelniveau. Ik heb betrokken partijen gevraagd om in het genoemde onderzoek naar de maatregelen die kunnen worden genomen om de schade van muizen nu en in de toekomst te voorkomen, aandacht te hebben voor preventieve maatregelen.
Geen donatie na euthanasie |
|
Ockje Tellegen (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Donor niet welkom na euthanasie»?1
Ja.
Kunt u het juridisch kader schetsen voor orgaandonatie na euthanasie? Welke zaken zijn op dit moment juridisch nog niet uitgekristalliseerd, waardoor orgaandonatie na euthanasie een complexe zaak is voor ziekenhuizen?
Bij orgaandonatie na euthanasie is sprake van twee aparte procedures. Allereerst moet voldaan zijn aan alle zorgvuldigheidscriteria van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding om te komen tot een zorgvuldig uitgevoerde euthanasie. Na het overlijden kan worden overgegaan tot de orgaandonatie. In de Wet op de orgaandonatie is deze procedure vastgelegd. De orgaandonatie wijkt dan niet af van iedere andere postmortale orgaandonatie.
Om orgaandonatie na euthanasie mogelijk te maken, zal de euthanasie in het ziekenhuis uitgevoerd moeten worden. Meestal is het de huisarts die een euthanasie uitvoert. Dit betekent dat alle bij de euthanasie en orgaandonatie betrokken partijen goede afspraken moeten maken en dat beide procedures goed op elkaar moeten worden afgestemd.
Welke mogelijkheden ziet u om op korte termijn de juiste afspraken te maken rondom de genoemde dilemma’s voor ziekenhuizen, zoals juridische aansprakelijkheid, het betrekken van de officier van justitie en de lijkschouwer daarbij?
De handreiking orgaandonatie na euthanasie die nu op initiatief van het Maastricht UMC en het Erasmus MC wordt opgesteld, moet de praktische handvatten bieden die nodig zijn om eventuele dilemma’s afdoende te regelen.
Wat is de stand van zaken rondom de handreiking? Welke rol speelt uw ministerie en/of het Zorginstituut Nederland hierbij?
De handreiking is eind vorig jaar door de werkgroep van het Maastricht UMC en het Erasmus MC in concept voorgelegd aan alle bij euthanasie en orgaandonatie betrokken beroepsgroepen. De meeste hebben inmiddels gereageerd. Een aantal beroepsgroepen heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de beoordeling. De handreiking kan overigens al op aanvraag gebruikt worden. Om er een landelijke handreiking van te maken, is het echter van belang dat alle betrokken beroepsgroepen zich in de tekst kunnen vinden.
De handreiking is een initiatief vanuit het veld. Het Ministerie van VWS is niet betrokken geweest bij het opstellen van de tekst, maar wordt wel door de werkgroep regelmatig op de hoogte gehouden over de voortgang.
Het Zorginstituut Nederland is, voor zover ik weet, niet betrokken bij het opstellen van de handreiking.
Wat is uw mening over het gegeven dat het Radboud ziekenhuis geen medewerking wilde verlenen in deze casus? Kunt u ook specifiek ingaan op de argumentatie (o.a. geen behandelrelatie) die door het Radboud ziekenhuis gebruikt is om geen medewerking te verlenen?
Als er een wens ligt om na euthanasie organen te doneren moet deze wens altijd zeer zorgvuldig worden bekeken door de betrokken artsen en het ziekenhuis waar beide procedures gaan plaatsvinden. Uit contact met de betrokken ziekenhuizen bleek dat zij voldoende bereid waren om beide wensen van de heer Mulder ten uitvoer te brengen. Er werd zeer zorgvuldig gehandeld, wat alleen niet helder genoeg naar de heer Mulder is gecommuniceerd, waardoor helaas een onduidelijk beeld is ontstaan.
In het algemeen geldt dat de uitvoerende artsen zo goed mogelijk op de hoogte moeten zijn van de voorgeschiedenis van een patiënt voor er sprake kan zijn van de combinatie van euthanasie en orgaandonatie en hiertoe kan worden overgegaan. Hiervoor maakt een behandelend arts gebruik van de informatie uit gesprekken met de patiënt, het medisch dossier en andere informatie die binnen de behandelrelatie naar voren is gekomen.
Dit algemene principe heeft het Radboud UMC verwoord in haar reactie over de wens van de heer Mulder. Ook heeft het Radboud UMC aangegeven alle ondersteuning te willen bieden wanneer het ziekenhuis waar de patiënt onder behandeling is concludeert de procedure te willen uitvoeren.
Alle betrokken partijen, waaronder het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis en het Radboud UMC hebben uiteindelijk laten weten dat er wat hen betreft geen belemmeringen waren om de wens van de heer Mulder om na euthanasie organen af te staan, uit te gaan voeren.
De indruk die is gewekt in de media dat het Radboud UMC vanwege haar katholieke achtergrond weigerde mee te werken aan het euthanasieverzoek en daarmee de orgaandonatie onmogelijk zou maken, is onjuist, zo stelt het Radboud UMC. Het Radboud UMC heeft de afgelopen jaren vaker een euthanasieverzoek ingewilligd en heeft ook eerder meegewerkt aan een orgaandonatie na euthanasie.
Heeft u zicht op het potentieel aan organen dat orgaandonatie na euthanasie in Nederland zou kunnen opleveren? Is bekend hoeveel mensen tot op heden in Nederland bereid zijn geweest na euthanasie hun organen ter beschikking te stellen?
Nee, daar heb ik geen zicht op. Geluiden in de media dat dit zou kunnen leiden tot een verdubbeling van het aantal orgaandonoren, hebben geen wetenschappelijke onderbouwing.
In de afgelopen 5 jaar heeft er in 8 gevallen orgaandonatie na euthanasie plaatsgevonden. Mensen die een verzoek doen tot euthanasie en, in een voor henzelf en de familie zware periode, ook bereid zijn hun organen te doneren, verdienen groot respect.
Langdurige onbereikbaarheid van overheidswebsites |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Is het waar dat op 10 februari 2015 de website www.rijksoverheid.nl meerdere uren onbereikbaar was? Zo ja, welke overheidssites zijn nog meer door deze storing getroffen?
Ja. De storing betrof in ieder geval de twee grote websites rijksoverheid.nl en Defensie.nl, die een belangrijke functie hebben in het communiceren van informatie van de rijksoverheid naar het algemeen publiek. Daarnaast zijn diverse kleine websites geraakt, die zijn gericht op de communicatie met specifieke groepen. De websites van Geenstijl en Telfort zijn ook getroffen.
Waardoor werd deze storing veroorzaakt en waarom duurde deze zolang?
De storing werd veroorzaakt door een DDoS aanval. De storing duurde zo lang, omdat deze vanwege de complexiteit door de leverancier in eerste instantie als een technische storing en niet als een DDoS aanval werd beoordeeld. Toen de conclusie was, dat het een DDoS aanval betrof, was deze binnen enkele uren afgeslagen.
Welke impact heeft deze storing gehad op het werk van de rijksoverheid en op mensen die overheidsinformatie zochten?
De impact op medewerkers van de rijksoverheid is beperkt tot medewerkers die voor rijksoverheid.nl of de andere getroffen websites werken. Redacteuren konden gedurende de storing geen informatie op de websites plaatsen. De publieksvoorlichters van het loket «Informatie rijksoverheid» konden gedurende de storing de website niet als bron gebruiken voor het beantwoorden van vragen per telefoon of e-mail
Mensen die tijdens de storing informatie van de rijksoverheid zochten, hebben hiervoor rijksoverheid.nl of de andere getroffen websites niet kunnen gebruiken. De vragen van mensen die de publieksvoorlichting «Informatie rijksoverheid» hebben gebeld zijn genoteerd. Na het oplossen van de storing zijn alle vragen, afhankelijk van de voorkeur van de vragensteller, per e-mail of telefoon alsnog beantwoord.
Voor informatie, zoals brieven van de ministers aan de Staten-Generaal, is rijksoverheid.nl niet de enige bron. Deze zijn als Kamerstukken bijvoorbeeld ook op de website van de Tweede Kamer te vinden.
Welke technische maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de centrale informatiesite van de rijksoverheid langdurig onbereikbaar is? Waardoor hebben deze maatregelen niet gewerkt?
Voor de site rijksoverheid.nl en de andere getroffen sites van de rijksoverheid is een set aan beveiligingsmaatregelen (inclusief back-up) genomen, die normaliter afdoende is om DDoS aanvallen te weerstaan of binnen korte tijd op te lossen. Regelmatig vinden DDoS aanvallen plaats. In vrijwel alle gevallen worden deze met succes afgeslagen en blijft de aanval onopgemerkt voor het publiek. Heel 2014 had rijksoverheid.nl een uitval van 0%. Echter, in dit geval is dit niet afdoende gebleken omdat de leverancier eerst aan een andere oorzaak van de storing dacht (zoals in vraag 2 is vermeld).
Wat voor acties overweegt u om een urenlange onbereikbaarheid van de website van de rijksoverheid in de toekomst te voorkomen?
De leverancier zal een verbeterplan opstellen, waarbij het Ministerie van Algemene Zaken en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) nauw betrokken zijn. De analysemethode zal daarvan onderdeel zijn.
Daarnaast is het goed om te beseffen dat ondanks alle inspanningen er altijd een kans blijft op incidenten. Kwaadwillende personen vinden steeds weer mogelijkheden om nieuwe en aanvullende beveiligingsmaatregelen te doorbreken. Deze terugkerende aanvallen vragen om een continue inspanning en toenemende investeringen in tooling en maatregelen Het gaat erom om tegen aanvaardbare kosten de risico’s zo minimaal mogelijk te maken.
Worden voor dienstverlenende overheidswebsites waarbij onbereikbaarheid een zeer grote impact heeft, zoals de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) of de Belastingdienst, extra technische maatregelen genomen om de bereikbaarheid te waarborgen? Zo ja, welke? Hadden die deze storing kunnen voorkomen of verkorten? Zo nee, waarom niet?
Zowel de RDW als de Belastingsdienst hebben beveiligingsmaatregelen genomen om DDoS aanvallen te weerstaan of binnen korte te tijd af te slaan, een zg. anti-DDoS wasstraat, die verschillende technieken omvat. Zij hebben geen last van deze DDoS aanval gehad. De DDoS aanvallen zijn de laatste tijd tot nu toe zonder al te veel problemen voor de bereikbaarheid afgeweerd.
Het NCSC ondersteunt de overheid en de vitale sectoren onder andere door nieuwe beschikbare informatie over cyberaanvallen te delen met de overheidsorganisaties om er lering uit te trekken en te bezien of (nieuwe) extra maatregelen moeten worden genomen.
Gezien de rapportage van de leverancier zelf (zie vraag 2) heeft de duur van de storing niet gelegen aan de beveiligingsmaatregelen, maar aan de analyse van de storing.
Het bericht ‘Halaleten voor elke scholier’ |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Halaleten voor elke scholier»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het dwingend opleggen van halalvoedsel door een christelijke school, ook aan niet-moslims, onaanvaardbaar is? Zo neen, waarom niet?
Scholen zijn vrij om, binnen de grenzen van de wet- en regelgeving, hun eigen keuzes te maken. Dit geldt ook voor de keuzes bij de samenstelling van maaltijden tijdens een schoolkamp. Ouders kunnen met vragen over keuzes van de school terecht bij de schoolleiding en hebben op grond van de Wet medezeggenschap op scholen de mogelijkheid om mee te praten over het beleid van de school. Overigens heeft de school inmiddels op haar website nader toegelicht hoe zij omgaat met maaltijden tijdens het kamp.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat dit onzinnige voorstel wordt ingetrokken? Zo neen, waarom niet?
Nee. De keuzes ten aanzien van de samenstelling van de maaltijden tijdens een schoolkamp vallen onder de verantwoordelijkheid van de school. De rijksoverheid heeft daarin geen rol.
Het bericht ‘Zonder hulp belanden we in een doos bij CS’ |
|
Enneüs Heerma (CDA) |
|
|
|
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Zonder hulp belanden we in een doos bij CS»?1
Klopt het dat rondom de grootscheepse fraude met kinderopvang De Parel in Capelle, Gouda en Zoetermeer voor miljoenen wordt teruggevorderd bij gedupeerde ouders?
Klopt het bericht dat «gratis kinderopvang» werd aangeboden onder voorwaarde dat de kinderopvangtoeslag niet via de ouders zou lopen, maar direct zou worden overgemaakt aan De Parel? Zo nee, hoe werkte de constructie dan? Zo ja, klopt het dat scholen in de buurt deze «gratis kinderopvang» aan ouders aanbevolen?
Bent u bekend met soortgelijke omvangrijke fraudezaken met kinderopvangtoeslag door kinderopvangorganisaties? Zo ja, om wat voor aantallen gaat het? Zo nee, bent u van mening dat het hier een unieke op zichzelf staande vorm van fraude betreft?
Bent u bekend met het feit dat door een medewerker van De Parel bekend is gemaakt dat tot medio 2011 er gebruik gemaakt kon worden van algemene DigiD codes waarmee Kinderopvangtoeslag opnieuw werd aangevraagd, nadat deze door betrokken ouders was stopgezet?2
Klopt het dat in die jaren gebruik gemaakt kon worden van algemene DigiD-codes waarmee kinderopvangtoeslag aangevraagd kon worden zonder medeweten van betrokken ouders? Zo nee, hoe verhoudt zich dit dan tot de uitspraken van betreffende oud medewerkers en BOink? Zo ja, is hiermee fraude zonder medeweten van betreffende ouders wel erg makkelijk gemaakt?
Acht u het in licht van deze onthullingen opportuun om terugvorderingen van toeslagen stop te zetten tot dat het FIOD-onderzoek is afgerond en meer duidelijk is over de toedracht? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat hier mogelijk sprake is van een specifiek geval, waardoor betrokken ouders in aanmerking zouden kunnen komen voor de slachtofferregeling? Zo nee, waarom niet?3
De oproep van viroloog Osterhaus |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Opschudding over oproep Osterhaus»?1
Ja.
Wat is uw inhoudelijke reactie op deze oproep?
Welke zorg een grieppatiënt nodig heeft, is een zaak tussen arts en patiënt. Professionele standaarden ondersteunen de arts hierbij. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft een standaard influenza en influenzavaccinatie waarin omschreven staat bij welke patiënten het gebruik van antivirale middelen te overwegen is. De NHG heeft deze standaard afgelopen maanden extra onder de aandacht gebracht van hun achterban.
Bent u bereid het publiek te laten weten dat u afstand neemt van deze oproep, waarin mensen worden aangespoord om antivirale middelen bij de huisarts te gaan halen?
Het is aan deskundigen om met elkaar het inhoudelijke debat te voeren.
Kunt u een overzicht geven van alle financiële belangen die deze viroloog heeft bij farmaceutische bedrijven?
Ik heb geen overzicht van de financiële belangen van prof. dr. Osterhaus.
Bent u het ermee eens dat deze viroloog weer eens paniek zaait om zo meer griepvaccins te verkopen?
Zie mijn antwoord bij vraag 2.
Hoe gaat u de discussie over het nut van griepvaccinatie oppakken, nu steeds meer wetenschappers de werkzaamheid hiervan betwijfelen?
De discussie over de effectiviteit van de vaccinatie tegen seizoensgriep is de afgelopen jaren al opgepakt. De Gezondheidsraad heeft in juni 2014 een advies gepubliceerd over de griepprik. In mijn reactie op dat advies (Kamerstuk 32 793, nr. 160) heb ik aangegeven dat ik geen aanleiding zie om het aanbod van het huidige Nationaal grieppreventie programma (NGP) te wijzigingen.
Het bericht dat de krijgsmacht niet klaar is voor een situatie van oorlogsdreiging |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Leger niet klaar voor oorlogsdreiging»?1
Ja.
Begrijpt u dat de voorzitter van de vereniging van marineofficieren aan de bel trekt over de staat van de krijgsmacht, waar al jaren sprake is van een tekort aan goed materieel, zelfs brandstof, een grotere uit- dan instroom en een «braindrain»? Graag een toelichting.
Defensie kan op dit ogenblik grotendeels voldoen aan de inzetbaarheids- doelstellingen, zoals vermeld in de nota «In het belang van Nederland». Zoals ik de Tweede Kamer op 9 oktober jl. heb gemeld, is de inzetbaarheid van de krijgsmacht echter aan enkele belangrijke beperkingen onderhevig (Kamerstuk 33763, nr. 57. De beperkingen betreffen vooral de (gevechts)ondersteuning (Combat Support en Combat Service Support), het voortzettingsvermogen en de geoefendheid van de krijgsmacht. Ook de lage beschikbaarheid van diverse (wapen)systemen vormt een knelpunt. Het tekort aan brandstof herken ik echter niet. Met de extra middelen die vanaf 2015 aan de begroting van Defensie zijn toegevoegd, richt Defensie zich op het verbeteren van de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht.
De defensieorganisatie krimpt planmatig tot 2016. Daarbij past een hogere uitstroom dan instroom, ook voor militairen. De vulling van de organisatie is in 2014 toegenomen. In de personeelsrapportage over 2014 zal ik de Kamer hierover nader informeren. De toekomst van de krijgsmacht is mede afhankelijk van een goede personeelssamenstelling, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Het knelpunt zit vooral in de schaarstecategorieën, met name technisch geschoold personeel.
Het zorgen voor de noodzakelijke aanwas en vooral ook de ervaringsopbouw, is van groot belang. Defensie verricht dan ook grote inspanningen om onnodige uitstroom zoveel mogelijk te beperken. De uitstroom van militair personeel week in 2014 nauwelijks af van de planning.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat liefst 20% van de militairen solliciteert naar een functie buiten de defensieorganisatie? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Defensie houdt sinds enige jaren in de monitor werkbeleving de trends bij van het sollicitatiegedrag van defensiepersoneel. Uit deze informatie blijkt dat in 2014 tien procent van de militairen gesolliciteerd heeft op een baan buiten Defensie. Dit is aanmerkelijk lager dan het genoemde percentage in het artikel. Bij de militairen in vaste dienst is dit nog lager. In de jaren 2011–2012 was er wel sprake van een lichte verhoging van het percentage militairen dat solliciteerde naar een baan buiten Defensie als gevolg van de aangekondigde reorganisatie.
In hoeverre begrijpt u dat de (terechte) onvrede van het defensiepersoneel samenhangt met de jarenlange nullijn, het AOW-gat, het wegvallen van oefentoelages en de slechts gedeeltelijke compensatie van de Wet uniformering loonbegrip (WUL)?
Ik begrijp dat het defensiepersoneel de gevolgen van verschillende ontwikkelingen van de afgelopen jaren niet als positief heeft ervaren. Om de Rijksbegroting weer op orde te brengen is onder meer een «nullijn» voor de salarisontwikkeling van overheidspersoneel gevolgd. Het gevolg daarvan is dat niet alleen militairen, maar ook andere werknemers binnen de rijksoverheid de afgelopen jaren geen loonontwikkeling hebben ervaren. Voor 2015 is er beperkte ruimte voor salarisontwikkeling. Dit maakt deel uit van de lopende CAO-onderhandelingen met de centrales van overheidspersoneel.
Bent u bereid eindelijk een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten en te zorgen voor een loonsverhoging van 10% voor het defensiepersoneel, om daarmee de enorm verslechterde arbeidsomstandigheden van de afgelopen jaren enigszins recht te trekken?
Voor Defensie is een goed pakket arbeidsvoorwaarden essentieel. Defensie voert op dit moment onderhandelingen met de centrales van overheidspersoneel over een nieuwe CAO. Een mogelijke salarisstijging moet binnen de beschikbare onderhandelingsruimte en in samenhang met overige onderwerpen binnen de CAO-onderhandelingen worden bezien. De onderhandelingen zijn complex en veelomvattend. Dit onderhandelingsproces heeft tijd en ruimte nodig. Het is derhalve niet opportuun om hier nu inhoudelijk op in te gaan.
Bent u bereid om met de Minister van Ontwikkelingssamenwerking te kijken hoe de gelden in diens portefeuille waarvoor geen juridische verplichtingen zijn aangegaan ingezet kunnen worden voor de gevraagde loonsverhoging van 10%? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht aan de afspraken die zijn gemaakt in het regeerakkoord en zal geen wijziging voorstellen in de portefeuille van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Ziet u het belang in van het nakomen van de afgesproken navo-norm van 2%, en daarmee de noodzaak van het verhogen van het defensiebudget met minimaal 5 miljard euro?
De internationale situatie en de noodzaak van een stabiele ontwikkeling van de krijgsmacht vergen een meerjarig perspectief dat berust op brede politieke overeenstemming.
In deze context zijn ook de afspraken en intenties relevant die het resultaat zijn van de recente Navo-top in Wales, waarover u op 30 september per brief bent geïnformeerd (Kamerstuk 28 676, nr. 210). Bondgenoten hebben onder meer afgesproken de trend van dalende defensie-uitgaven te stoppen en te trachten de uitgaven in reële bedragen te laten stijgen. Hierbij is beklemtoond dat niet uitsluitend naar de uitgaven moet worden gekeken, maar ook naar een effectievere inzet hiervan. Bij de afweging van het kabinet naar aanleiding van de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 23) zullen ook deze afspraken worden betrokken. Het kabinet zal het parlement in het voorjaar van 2015 op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen.
De uitzending van het programma “Dit is de dag” over de gemeente Oude Pekela |
|
Sjoerd Potters (VVD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitzending van het programma «Dit is de dag» over de gemeente Oude Pekela?1
Ja.
Deelt u de mening dat mensen meer gestimuleerd moeten worden en perspectief moet worden geboden op betaald werk? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om actie te ondernemen om samen met gemeenten zoals Oude Pekela mensen te bewegen om vanuit de bijstand nog meer te stimuleren om aan het werk te gaan? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven welke actie u gaat ondernemen?
De harmonisering van de verplichtingen en maatregelen bij de arbeidsinschakeling zijn onderdeel van de Participatiewet die per 1 januari 2015 in werking is getreden. De nieuwe Participatiewet maakt het mogelijk om gemeenten beter te ondersteunen bij hun uitvoeringspraktijk om uitkeringsgerechtigden te activeren om zo snel als mogelijk uitkeringsonafhankelijk te worden. De Participatiewet biedt daarbij aan gemeenten een palet aan re-integratie instrumenten en middelen om de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling te bevorderen. De gemeenten hebben zelf de verantwoordelijkheid voor een juiste uitvoering. In het programma «Dit is de dag» van 31 januari jl. wordt van de gemeente Oude Pekela een beeld geschetst van een gemeente waar uitkeringsafhankelijkheid veel voorkomt. Zoals gezegd is het doel van de Participatiewet om mensen te laten participeren en bij voorkeur naar regulier werk toe te leiden. De gemeente Oude Pekela zegt alles in het werk te stellen om haar inwoners te activeren. Ik verwacht en heb er vertrouwen in dat gemeenten optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de nieuwe Participatiewet hen daarbij biedt.
Wat is uw oordeel over de inzet van de per 1 januari 2015 aangescherpte instrumenten uit de Participatiewet door bijvoorbeeld de gemeente Oude Pekela maar ook andere gemeenten die een hoge werkeloosheid kennen? Wordt daar naar uw oordeel voldoende gebruik van gemaakt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Welke gemeenten in Nederland kennen verhoudingsgewijs een hoge werkeloosheid?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het artikel «Een nieuwe baan in Duitsland ondanks zijn «hoge» leeftijd»? Wat vindt u van dit artikel?2
Ja. Het artikel in het Dagblad van het Noorden laat zien dat het project van UWV kansen biedt om mensen met een uitkering ook over de grens aan werk te helpen. Het doorkruist daarbij de beeldvorming dat ouderen met een uitkering niet meer aan de slag komen. Het geeft aan dat voor uitkeringsgerechtigden met de juiste kennis en ervaring er kansen en mogelijkheden zijn om ook over de grens aan regulier werk te komen.
Ook bijstandsgerechtigden kunnen solliciteren en regulier werk over de grens aanvaarden.
Het Actiedocument Grensoverschrijdende arbeidsmarkt Drenthe-Emsland is een sprekend voorbeeld van een wijze waarop alle actoren met elkaar samenwerken en afspraken maken om het werken over de grens te bevorderen. Een dergelijke aanpak zou ook prima toepasbaar zijn in Oost-Groningen.
Het Rijk werkt samen met de gemeenten om hen in staat te stellen tot dergelijk beleid te komen en het fourneert daarvoor ook de middelen.
Voor het regionaal sectorplan voor de arbeidsmarktregio Groningen is in totaal 45 mln. euro. beschikbaar. Hiervan is door de Minister van SZW onlangs een bijdrage van 17,8 mln. euro. toegezegd. De werkgevers en vakbonden in de regio investeren zelf 27 mln. euro. In deze arbeidsmarktregio is veel vergrijzing en is het gemiddelde opleidingsniveau laag. Het sectorplan is onder andere gericht op mobiliteit, het duurzaam inzetbaar houden van vakkrachten en het verhelpen van mismatch tussen vraag en aanbod.
Gemeenten kunnen tevens gebruik maken van de mogelijkheid voor subsidie uit het Europees Sociaal Fonds. De inzet van de middelen voor de ESF programmaperiode 2014–2020 is vooral gericht op ondersteuning van de doelen van de Participatiewet.
Verder heb ik op vrijdag 27 februari met een achttal gemeenten, waaronder Pekela en de provincie Groningen het akkoord van Westerlee gesloten. Dit om herstructurering van de Sw bedrijven te bevorderen en te komen tot een nieuwe werkorganisatie voor uitvoering van de Participatiewet.
Voorts is goede voorlichting over werken in het buitenland van belang voor uitkeringsgerechtigden om ook over de grens te gaan solliciteren. De Nederlandse overheid biedt daartoe relevante informatie en documentatie aan over onder andere zorg, belastingen, uitkeringen en pensioen op de websites rijksoverheid.nl, Nederlandse grensinfo.nl en de website startpuntgrensarbeid Benelux.int.
Niet in de laatste plaats werkt het Kabinet samen met de grensprovincies en EU-regio’s in het programma grensoverschrijdende samenwerking (GROS) om de kansen en mogelijkheden om het werken over de grens te bevorderen.
In het AO WWB-onderwerpen en de Participatiewet van 4 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd om voor wat betreft de bijstand aan te haken bij de brief van de Minister van SZW van 2 maart jl. over de stand van zaken met grensoverschrijdende arbeid. In deze brief zegt de Minister van SZW toe om uw Kamer in het voorjaar 2015 een overzicht te doen toekomen van de praktische belemmeringen die de grensregio’s momenteel ondervinden bij grensoverschrijdende arbeid en welke mogelijke oplossingen hiervoor zijn.
Ziet u meer mogelijkheden om ook bijstandsgerechtigden in de grensgebieden over de grens met Duitsland aan de slag te helpen waar de werkgelegenheid groter is, waardoor ze uit kunnen stromen naar werk en niet meer afhankelijk hoeven te zijn van een uitkering?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een «pilot» te steunen om mensen met een bijstandsuitkering in de grensgebieden in Duitsland aan de slag te helpen en daarover ondersteuning te bieden aan bijvoorbeeld de gemeente Oude Pekela? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en daarmee voor de bijstand. De Participatiewet biedt ruimte om uitkeringsgerechtigden te verplichten ook over de grens te solliciteren en regulier werk te aanvaarden. Zoals bij vraag 6 geantwoord, maakt het Rijk door onder andere extra financiële bijdragen dergelijk beleid mede mogelijk.
De bezetting van een moskee in Leiden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Moslimorganisaties bang na «bezette» moskee Leiden»1 en ««Bezetting» in Leiden schokt Marokkaanse organisaties»2? Kent u de website Identitair Verzet?3
Ja.
Deelt u de mening dat personen die acties tegen een moskee ondernemen dat binnen de grenzen van de wet moeten doen? Was daar in het geval van de bezetting van de moskee in Leiden sprake van? Zo ja, waarom? Zo nee, van welke overtredingen worden deze personen verdacht?
Ja, in Nederland geldt dat een ieder binnen de grenzen van de wet dient te acteren. Het openbaar ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat aan een aantal personen in verband met het beklimmen van de moskee door de officier van justitie een strafbeschikking is opgelegd vanwege het ongerechtigd betreden van een afgesloten bouwterrein. De strafbeschikking jegens een van deze verdachten zag ook op het afsteken van vuurwerk.
Deelt u de mening dat bewoners die op reguliere wijze bezwaar maken tegen de bouw van een moskee dat in vrijheid moeten kunnen doen? Zo ja, is het op de site van Identitair Verzet vermelde waar dat «bewoners die in die tijd tegen de bouw van de moskee in Leiden waren, sinds de bouw begon, stelselmatig in de persoonlijke levenssfeer worden aangepakt door groepen niet Nederlandse jongeren»? Is het bovendien waar dat er ruiten zijn ingegooid bij deze bewoners?4 Als dat waar is, is er aangifte gedaan en wat is de stand van zaken van het onderzoek? Zo nee, wat is er niet waar?
De vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen voorgenomen besluiten, zoals tegen nieuwbouwplannen, zijn een groot goed. Het is ontoelaatbaar als mensen als reactie hierop met treiterijen, bedreigingen of vernielingen te maken krijgen. De politie en het OM hebben mij meegedeeld dat er meermalen per jaar vernielingen, zoals het ingooien van ruiten, plaatsvinden in de buurt waar de moskee gebouwd wordt. Het betreft elke keer een andere woning en het zijn niet alleen de woningen van tegenstanders van de bouw. In de gevallen waarbij schade is ontstaan aan ruiten is aangifte gedaan van vernieling. De daders zijn onbekend en het motief is onduidelijk. Een verband tussen de bouw van de moskee en de vernielingen is niet aangetoond. Uit politiecijfers blijkt overigens dat het totaal aantal vernielingen in de betreffende wijk Haagweg-Noord ongeveer gelijk is gebleven sinds de bouw van de moskee. In dezelfde periode is sprake van een daling van het aantal bij de politie geregistreerde bedreigingen. De politie heeft geen informatie over het vermeende «stelselmatig in de persoonlijke levenssfeer aanpakken» van tegenstanders van de bouw van de moskee.
Hebt u begrip voor de angst die er binnen moslimorganisaties en bij moslims bestaat over de actie van Identitair Verzet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde er voor te zorgen dat die angst en de oorzaak daarvan worden weggenomen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er geen geweldsdreiging van deze actie is uitgegaan, heeft de actie angst en onrust veroorzaakt. Het kabinet veroordeelt de actie sterk en heeft begrip voor de onrust die is ontstaan. Daarom is er door Minister Asscher direct contact gezocht met de getroffen moskee. Het kabinet is alert op ontwikkelingen in de dreiging tegen moskeeën en als het nodig is nemen we specifieke maatregelen in het kader van bewaken en beveiligen. Eén van de taken van de overheid is immers het creëren van een samenleving waarin mensen veilig zijn en zich veilig voelen. Hiervoor is echter een inspanning vereist van meer dan alleen de overheid. Zo zijn in dit geval het maatschappelijk middenveld en islamitische gemeenschappen belangrijke partners. Vanuit deze context spreekt de overheid regelmatig met partners, niet alleen om radicalisering tegen te gaan en de weerbaarheid te vergroten (conform maatregel 21 van het Actieprogramma), maar ook om handelingsperspectief te bieden en het dialoog te stimuleren.
Deelt u de vrees van het Contactorgaan Moslims en Overheid dat acties zoals die van Identitair Verzet het begin kunnen zijn van een escalatie? Zo ja, waarom? Wat kunt u doen om deze acties te de-escaleren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre kunnen naast extremistische moslimorganisaties ook rechts-extremistische groeperingen een bedreiging voor onze rechtsstaat vormen? Deelt u de mening dat naast het terechte optreden van de diverse ketenpartners tegen moslimextremisme er ook aandacht moet zijn voor de gevaren van het rechts-extremisme? Zo ja, op welke wijze worden die laatste gevaren tegengegaan? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid spant zich in om elke bedreiging van de rechtsstaat tegen te gaan. Er is vanuit dit oogpunt aandacht voor elke vorm van extremisme. Ook vanuit extreemrechtse hoek kan (terroristisch) geweld voorkomen, zoals in het buitenland is gebleken. De Nederlandse veiligheidsinstanties volgen ontwikkelingen in deze ideologische hoek op de voet. Personen of partijen die verantwoordelijk zijn voor eventuele wetsovertredingen of extremistische acties zullen worden vervolgd. Wel kan worden vastgesteld dat de dreiging die momenteel uitgaat van rechts-extremisme minder groot is dan de gevaren van moslimextremisme. De AIVD stelt al enige jaren in haar jaarverslagen dat rechts-extremisme een beperkt verschijnsel is.
Kent ook u de voorbeelden die het Contactorgaan Moslims en Overheid noemt van incidenten die te maken hebben met moslimhaat? Zo ja, is er nog wel sprake van incidenten of is er sprake van een structurele en groeiende moslimhaat?
In algemene zin is ten aanzien van discriminatie-incidenten een stijgende trend waarneembaar. De registratie van de politie ondersteunt dit beeld. Ten aanzien van moslimdiscriminatie kan ik dit beeld echter niet bevestigen. Sinds 2008 rapporteert de politie weliswaar over discriminatie-incidenten en incidenten met een discriminatoir karakter, maar zonder onderscheidende kenmerken te vermelden. Zoals gemeld in antwoord op de Kamervragen van de leden Kuzu en Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk) over de golf van incidenten jegens moskeeën, zal de politie de komende tijd werken aan een betere registratie van (moslim)discriminatie. Het Contactorgaan Moslims en Overheid wordt hierbij betrokken. De eerste gesprekken daarover zijn gestart. Voor een goed inzicht zal onder meer afzonderlijk over moslimdiscriminatie (en specificaties daarbinnen) worden gerapporteerd in de jaarlijkse Poldis rapportage.
De mogelijkheid van online sperma kopen in Denemarken |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Vrouwen willen vikingzaad: sperma online te bestellen»1 en «Online donorzaad shoppen: «Heel apart»?2
Ja.
Is het volgens de Nederlandse wet- en regelgeving toegestaan in een ander land sperma te kopen, en via die weg een kind te krijgen? Maakt het daarbij verschil of er sprake is van inseminatie via een arts in Nederland of een thuis-inseminatie?
De Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (Wdkb) bepaalt dat Nederlandse vruchtbaarheidsklinieken sinds 2004 verplicht zijn gegevens over de donor aan te leveren bij de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB), ook als de vrouw behandeld wordt met buitenlands sperma. Indien wensouders anoniem donorsperma bestellen via buitenlandse websites of dit donorsperma in het buitenland ophalen, is dit hun eigen verantwoordelijkheid. Zij kunnen dit materiaal zelf gebruiken zonder tussenkomst van een Nederlandse vruchtbaarheidskliniek en vallen dan niet onder de plicht tot het aanleveren van de gegevens van de donor bij de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting.
Ik heb eerder aangegeven het in het belang van kinderen te vinden dat zij de mogelijkheid hebben tot het kunnen kennen van hun afstamming. De Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting geeft op gebalanceerde wijze invulling aan dit belang: het anoniem donoren van geslachtscellen is sinds de inwerkingtreding van de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting in 2004 niet meer mogelijk, omdat klinieken verplicht zijn de donorgegevens aan de leveren. Er rust echter ook bij de wensouders een verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen in het belang van hun toekomstig kind, ook al is de te vervullen kinderwens nog zo groot.
Deelt u de mening dat een kind recht heeft te weten wie zijn of haar vader is? Zo ja, waarom en hoe verhoudt zich dit dan tot de mogelijkheid om in het buitenland anoniem sperma te kunnen kopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de anonimiteit van een donor zich tot Artikel 8 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens met betrekking tot het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven?
In dit kader is er sprake van een botsing van grondrechten. Aan de ene kant staat het recht op privacy van de donor, en aan de andere kant staat het recht om te weten over je biologische afstamming. Beide kanten kunnen een beroep doen op artikel 8 EVRM. Aan deze botsing van grondrechten is ook aandacht besteed bij de totstandkoming van de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting. Op basis van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft een land bij de toepassing van artikel 8 EVRM een zekere «margin of appreciation», waarbij in het kader van een belangenafweging nationale keuzes gemaakt mogen worden. De Hoge Raad stelde reeds in het Valkenhorst arrest dat het recht om te weten van wie je afstamt prevaleert boven het recht op privacy van de verwekker.3
Kent u de website van de Deense spermabank Cryos International (http://dk.cryosinternational.com/) waar sperma kan worden besteld?
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat daar sperma kan worden besteld aan de hand van bijvoorbeeld de gewenste kleur ogen, of dat de prijs afhangt van het aantal spermatozoa per milliliter of andere selectiecriteria? Kunt u in uw antwoord ingaan op de juridische en ethische aspecten?
Wensouders kunnen ook in Nederland enkele wensen uiten ten aanzien van de donor. Het gaat dan vaak om wensen tot een gelijkenis van de donor met de wensvader. De vruchtbaarheidskliniek kan rekening houden met deze voorkeuren, maar in sommige gevallen is dat niet mogelijk.
Wensouders die voor donorsperma uit het buitenland kiezen zonder tussenkomst van een vruchtbaarheidskliniek vallen, zoals gezegd, niet onder de werking van de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting. Het (gebruik van) donorsperma valt wel onder de regelgeving van het land van herkomst4, deze kan verschillen van de Nederlandse wetgeving. Hierdoor is het gebruik van anoniem donormateriaal en het gebruik van andere (of meer) selectiecriteria in sommige landen mogelijk. Wensouders zijn zelf verantwoordelijk voor hun keuze. Ik verwacht dat de wensouders een grondige en weloverwogen beslissing nemen in het belang van hun toekomstige kind.
Het bericht dat dat de Cypriotische regering Rusland heeft aangeboden vlieg- en marinebases te openen op Cyprus |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat Cyprus Rusland heeft aangeboden vlieg- en marinebases te openen op haar territorium?1
Ja, dit persartikel is mij bekend.
Heeft Cyprus in EU-verband bekend gemaakt dat een officiële overeenkomst over militaire samenwerking tussen de twee landen wordt ondertekend, naar verwachting al op 25 februari 2015?
Nee.
Is het waar dat Cypriotische en Russische bewindslieden vaker hebben gewezen op de stevige betrekkingen en intensieve militaire samenwerking tussen beide staten? Hoe ziet de Russisch-Cypriotische defensiesamenwerking eruit?
De Cypriotische Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 9 februari publiekelijk verklaard dat er géén sprake is van Russische militaire bases op Cyprus en dat Rusland een dergelijk verzoek ook niet gedaan heeft. De Minister noemde de mogelijke verlenging van een bestaande militaire samenwerkingsovereenkomst met Rusland, over onderhoud van eerder geleverd Russisch materieel en de aankoop van reserveonderdelen middels lopende contracten.
Gezien het feit dat Cyprus één van de 28 lidstaten van de Europese Unie is die met sancties tegen Rusland heeft ingestemd in reactie op de betrokkenheid bij de militaire escalatie in Oekraïne: is een dergelijk aanbod of de huidige vorm van militaire samenwerking verenigbaar met het Europese sanctiepakket?
De Europese Unie heeft het Russische optreden in de context van de crisis in Oekraïne veroordeeld en heeft met unanimiteit besloten tot drukmaatregelen om het Russische beleid te beïnvloeden. Het EU-sanctieregime omvat onder meer een wapenembargo tegen Rusland. Dit betreft een regulier, volledig wapenembargo dat export en import van alle wapens van en naar Rusland verbiedt, inclusief de daarbij behorende technische en financiële assistentie. Het wapenembargo heeft geen terugwerkende kracht. Daarnaast zal de import van bepaalde onderdelen en diensten die van essentieel belang zijn voor de veiligheid van Europese defensiesystemen toegestaan blijven. Ook bestaat er een inreisverbod voor bepaalde Russische personen en entiteiten, waaronder ook een aantal personen werkzaam voor het Russisch Ministerie van Defensie en de Russische strijdkrachten.
Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat Cyprus voornemens zou zijn in strijd met het sanctieregime te handelen of zich te distantiëren van de eerder aangenomen gemeenschappelijke standpunten van de Unie over het Russische optreden in Oekraïne.
Ziet u de aanleiding om de Cypriotische autoriteiten in EU-verband aan te spreken op deze mogelijk te sluiten overeenkomst met Rusland?
Zie antwoord vraag 4.
De bouw van een moskee in Gouda |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Opstelten (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat vindt u van het bericht dat buitenlandse financiers meebetalen aan de bouw van een nieuwe moskee in Gouda?1
In de brief van 11 februari 2015 (Kamerstuk 34000-VI, nr. 65) heb ik laten weten dat de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek heeft laten doen naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de moskee. Het onderzoek laat zien dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is. Het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, is afkomstig uit twee andere Schengenlanden. De gemeente Gouda heeft dit onderzoek laten uitvoeren voor de bestuurlijke afweging van deze lokale aangelegenheid.
Vanuit welke landen is er (financiële) steun voor de bouw van de nieuwe moskee in Gouda toegezegd? Om welke financiers gaat het? Bent u op de hoogte van de inhoud van het onderzoek naar de financiering van de nieuwe moskee dat in opdracht van de gemeente Gouda is uitgevoerd? Zo ja, bent u bereid om de conclusies hiervan met de Tweede Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is Tarik ibn Ali betrokken bij het werven van fondsen voor de nieuw te bouwen moskee? Bent u het met de gemeente Gouda eens dat hij «op dit moment niet beschouwd moet worden als radicale prediker»? Vindt u het wenselijk dat een imam die in verband wordt gebracht met radicalisering en jihadisme mede verantwoordelijk is voor de financiering van de bouw van een Nederlandse moskee?2
Tarik ibn Ali heeft deelgenomen aan een benefietbijeenkomst waarbij geld door de Goudse moslimgemeenschap is ingezameld voor de realisatie van een nieuw islamitisch centrum. In algemene zin geldt dat personen het recht hebben zich in te zetten voor de werving van fondsen voor de bouw van een Nederlandse moskee, zolang zij zich aan de Nederlandse wet houden. Met het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft dit kabinet ook duidelijk aangegeven dat het voorkomen van radicalisering en het indammen van jihadisme wenselijk is. Daaruit volgt dat de overheid kan ingrijpen wanneer er concrete aanwijzingen zijn van betrokkenheid van individuen of instellingen bij jihadisme.
Heeft u aanwijzingen dat salafistische krachten betrokken zijn bij de financiering van de nieuwe moskee? Zo ja welke?
In de genoemde brief van 11 februari jongstleden over deze specifieke casus is aangegeven dat de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek uit heeft laten voeren naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de nieuwe moskee. Uit dit onderzoek zijn geen belemmeringen naar voren gekomen die de (door)verkoop van een gedeelte van het PWA-complex in de weg zouden staan. Daarnaast heeft de gemeente aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een advies in het kader van de Wet Bibob gevraagd. Dit onderzoek is nog niet afgerond. Over individuele (lopende) onderzoeken kan ik geen uitspraken doen.
Voor meer informatie over de buitenlandse financiering van islamitische instellingen in algemene zin verwijs ik naar zijn beleidsreactie over dit onderwerp van 25 maart jongstleden (Kamerstuk 29 614, nr. 37).
Vindt u dat er sprake is van een scheiding van kerk en staat nu de gemeente Gouda mee wil werken aan de wens van een moskeebestuur om vrouwen in de openbare ruimte buiten het zicht van mannen te houden? Wat is uw oordeel hierover?3
Volgens de informatie van de gemeente Gouda is in het schetsplan van de drie initiatiefnemers een erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees. Dit op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Bent u van mening dat de opzet, de financiering en de bouw van de moskee een bijdrage leveren aan het bestrijden van segregatie en radicalisering? Zo ja, waarom? Zo nee, welke mogelijkheden heeft u om de plannen tegen te houden?
Het moskeebestuur heeft recent (half maart) het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen. Een onafhankelijke procesbegeleider gaat nu een nieuw proces in met buurtbewoners, om te kijken onder welke voorwaarden de gezamenlijke huisvesting van de drie partijen op het complex op meer draagvlak kan rekenen. Dit is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
De praktijken van het AOT Instituut en de heer Barry W. |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de therapeutische effecten van de behandelingen die plaatsvinden door Barry W. in het AOT instituut dat claimt goede resultaten te behalen met antiverslavingstherapieën bij roken en alcohol?1 2
Bewezen resultaten en aantoonbare werkzaamheid moeten de basis zijn van medisch handelen. Voor zover ik kan beoordelen volgt het AOT Instituut niet de bestaande voorschriften en richtlijnen voor het stoppen of ontmoedigen van roken en alcoholgebruik zoals die zijn vastgelegd in bijvoorbeeld de CBO-Richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving of de NHG-standaard Problematisch alcoholgebruik.
Handelt de heer Barry W. met zijn zogenaamde handinstralingstherapie binnen de grenzen van de wet? Is het toegestaan dat dergelijke mensen voor grof geld pseudobehandelingen uitvoeren? Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek te laten instellen? Zo neen, waarom niet?
De heer Wentzel bezit geen BIG-registratie. Alternatieve behandelaars die niet BIG-geregistreerd zijn en die geen zorg verlenen op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz), staan niet onder actief toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Op grond van de huidige wetgeving heeft de IGZ geen aangrijpingspunt om in deze casus te grijpen. De IGZ kan alleen dan optreden tegen onverantwoorde behandelwijzen, als er sprake is van een aantoonbare relatie tussen ontstane schade en de (alternatieve) behandeling.
Het veroorzaken van (een aanmerkelijke kans op) schade aan iemands gezondheid door ondeskundig te handelen kan worden aangemerkt als (lichamelijke) mishandeling en is in dat geval een strafbaar feit. In zo'n geval kan de IGZ onderzoek doen en zo nodig aangifte doen bij de officier van justitie. Deze bepaalt of de zaak aan de strafrechter wordt voorgelegd. De IGZ heeft zelf geen instrumenten om de praktijken van alternatieve behandelaars die niet BIG-geregistreerd zijn te stoppen. De IGZ is daarbij afhankelijk van het Openbaar Ministerie.
Als een cliënt financiële schade leidt als gevolg van de behandeling, terwijl die schade aan de behandeling kan worden toegerekend, kan de cliënt in een civiele procedure bij de civiele rechter op grond van het Burgerlijk wetboek proberen zijn schade vergoed te krijgen.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat zorgverzekeraars dergelijke behandelingen met onbewezen werking vergoeden via de aanvullende verzekering? Gooien zorgverzekeraars niet hun naam te grabbel als ze dergelijke charlatanerie vergoeden?
Zorgverzekeraars mogen zelf de samenstelling van het aanvullende pakket bepalen, aangezien dit een volledig particuliere verzekering is en de overheid geen zeggenschap heeft over de inhoud ervan. Zorgverzekeraars zullen ieder om hen moverende redenen keuzes maken voor wat betreft de inhoud en vorm van de aanvullende verzekering. Ik ben niet voornemens verzekeraars daar verder op aan te spreken, maar ben wel van mening dat verzekeraars kritisch naar de medische waarde van hun aanbod in de aanvullende verzekering moeten kijken.
Ik zal Zorgverzekeraars Nederland de antwoorden op deze Kamervragen ter informatie toesturen en vragen haar leden hierover te informeren en hen vragen dit als signaal mee te nemen in de bestaande inspanningen op het gebied van bestrijding van ondoelmatige zorg en fraude.
Bent u bereid de zorgverzekeraars daar op aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Opereert het AOT instituut met zijn reclameactiviteiten en niet onderbouwde claims binnen de toegestane reclameregelgeving? Wilt u daarnaar laten kijken?3
In de Nederlandse Reclame Code (NRC) zijn de regels vastgelegd waar reclame aan moet voldoen. De regels zijn opgesteld in overleg met partijen die samen het adverterend bedrijfsleven vormen namelijk: adverteerders, reclameadviesbureaus en media. Op deze wijze nemen zij hun verantwoordelijkheid voor de inhoud en verspreiding van reclame-uitingen.
De NRC bestaat uit een algemeen gedeelte met regels waaraan alle reclame-uitingen moeten voldoen en Bijzondere Reclame Codes die gelden voor specifieke producten en diensten. De reclamecode is voor iedereen toegankelijk en inzichtelijk op de website www.reclamecode.nl
Volgends de reclame code mag reclame niet nodeloos kwetsend zijn, noch een bedreiging inhouden voor de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid (artikel 4). Daarnaast mag reclame niet oneerlijk zijn (artikel 7): «Reclame is oneerlijk wanneer zij in strijd is met de vereisten van professionele toewijding en het economische gedrag van de gemiddelde consument die zij bereikt of op wie zij gericht is met betrekking tot het product wezenlijk verstoort of kan verstoren. Misleidende reclame en agressieve reclame zijn in ieder geval oneerlijk.» Artikel 8 van de reclame code gaat specifiek in op misleidende reclame.
Het is niet aan mij te beoordelen of de reclameactiviteiten van het AOT instituut binnen deze regels vallen. Het staat iedereen vrij een klacht in te dienen bij de Reclame Code Commissie (RCC) indien iemand de mening is toegedaan dat de betreffende reclame niet voldoet aan de regels van de reclame code. De RCC toetst dan of de reclame-uiting voldoet aan de regels.
Wat kunt en wilt u doen tegen pseudobehandelaars die misbruik maken van de verslaving van mensen?
Voor zorg van alternatieve zorgaanbieders waarvoor geen bewijs is, is in het Wetsvoorstel Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz, 32 402) voorzien in een extra artikellid dat de IGZ aangrijpingspunt biedt om in te grijpen bij excessen. Het wetsvoorstel regelt eisen op het gebied van kwaliteit, klachten en geschillen voor aanbieders van Zvw-, Wlz- en andere zorg. Onder andere zorg wordt onder meer de zorg verstaan die alternatieve zorgaanbieders verlenen. Het AOT instituut lijkt onder de toekomstige reikwijdte van de Wkkgz te vallen. Dit betekent dat, na aanvaarding van de Wkkgz door de Eerste Kamer en inwerkingtreding van de wet, het AOT Instituut zich moet houden aan de kwaliteitseisen uit de Wkkgz en een klachten- en geschillenregeling moet hebben die voldoet aan de eisen van de Wkkgz.
Verder geldt dat de huisarts over het algemeen een belangrijke rol kan spelen waar het gaat om het aanbieden of doorverwijzen naar effectieve behandelingen voor het stoppen met roken of alcoholgebruik. Ik raad patiënten aan om bij twijfels over het kiezen van een geschikte behandeling contact op te nemen met hun huisarts of de praktijkondersteuner.
Daarnaast werk ik met partijen continue aan het bevorderen van transparantie van de zorg en aan het ontwikkelen van betrouwbare keuzeondersteunende informatie, zoals ik uw Kamer onlangs heb gemeld in mijn brief over het jaar van de transparantie.4
Tot slot, het is ook de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf om zich goed te informeren over de aard en de effectiviteit van de gekozen behandeling. Websites als www.rokeninfo.nl en www.alcoholinfo.nl geven daartoe goede en betrouwbare informatie.
Het feit dat de griepprik dit jaar amper bescherming biedt |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat de griepprik die drie miljoen Nederlanders gekregen hebben, slechts 10 tot 20% bescherming biedt, in plaats van de 70 tot 80% die deze behoort te bieden?1
Omdat het griepvirus voortdurend verandert, wordt elk jaar nagegaan of de samenstelling van virusstammen in het griepvaccin aangepast moet worden. Deskundigen analyseren eind februari tijdens een vergadering van de World Health Organisation (WHO) welke griepvirussen op dat moment circuleren en stellen op basis daarvan de verwachting op welke griepvirussen de komende winter op het noordelijk halfrond waarschijnlijk het meest voor zullen komen. Op basis van deze voorspelling bepaalt de WHO welke drie virusstammen worden opgenomen in het griepvaccin voor het komende seizoen. Farmaceutische bedrijven hebben dan zes maanden nodig om voldoende vaccins te maken. De inschatting tegen welke virustypes het griepvaccin in het komende seizoen moet beschermen, moet dus in februari plaatsvinden om tijdig productie mogelijk te maken en voorafgaande aan het griepseizoen de doelgroep te vaccineren. Na februari kan de samenstelling van het griepvaccin niet meer worden aangepast.
In de meeste gevallen komt de verwachting uit, maar omdat het influenzavirus zo veranderlijk is, komt het soms ook voor dat het virus verandert in de tijd die nodig is voor vaccinproductie. Dat is nu ook gebeurd: het virus dat nu in Nederland het meest circuleert is een variant van het A(H3N2) virus dat het vorige winterseizoen 2013/2014 circuleerde en op basis waarvan de WHO haar vaccinselectie had gebaseerd. Het influenzavirus type A(H3N2) in het vaccin is daardoor niet precies hetzelfde als het nu rondwarende type A(H3N2) virus. Daardoor zijn mensen die dit jaar de griepprik hebben gekregen minder goed beschermd tegen deze variant. Dat komt gelukkig zelden voor, maar is door de eigenschappen van het influenzavirus en de tijd die nodig is om voldoende vaccin te maken niet uit te sluiten.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat het deze zomer al bekend was dat de samenstelling van het griepvaccin naar alle waarschijnlijkheid onvoldoende zou aansluiten bij de te verwachten griepvariant van deze winter?2
Internationaal wordt continu vastgesteld welke virusstammen er circuleren. In de zomer was de nieuwe variant van het A(H3N2) virus gedetecteerd op het zuidelijk halfrond en nam de proportie van deze variant toe. Daarom heeft de WHO in haar september vergadering besloten om de A(H3N2) component in het 2015 vaccin voor het zuidelijk halfrond, waar het griepseizoen een half jaar later start, aan te passen. Op dat moment was de productie van het vaccin voor het noordelijk halfrond al afgerond. Begin december kwamen de eerste indicaties vanuit Amerika dat vooral deze variant ging circuleren op het noordelijk halfrond en dat er dus een mismatch was met het vaccin voor het noordelijk halfrond. Pas in januari kon dit worden bevestigd in Nederland en andere Europese landen. Zoals in antwoord 1 toegelicht kan het vaccin, als eenmaal de samenstelling is gekozen, door het jaar heen niet meer gewijzigd worden.
Was er ook in Nederland, voorafgaand aan de aanschaf, al twijfel over de mate waarin het griepvaccin zou aansluiten bij de te verwachten griepvariant, en daarmee over de bescherming die het zou bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Ten behoeve van het Nationale Programma Grieppreventie worden de griepvaccins voor het komende griepseizoen uiterlijk 1 mei besteld bij de leveranciers. Ten tijde van het plaatsen van de bestelling van de griepvaccins bij de leveranciers was er nog geen informatie of indicatie over de mate waarin het griepvaccin zou aansluiten op de verwachte griepvariant.
Is overwogen de vaccinatie te annuleren, gelet ook op het feit dat het toedienen niet zonder risico is, omdat er twijfels waren over de mate van bescherming van het griepvaccin? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Van tevoren is het onbekend welk virustype de overhand gaat nemen tijdens het seizoen. Bij het annuleren van de vaccinatie op basis van voortijdige gegevens, kan de keuze onjuist uitvallen als toch een ander type dominant zou worden. Pas in januari 2015 kon in Europa op basis van patiëntgegevens geconstateerd worden of er sprake was van een mismatch met het dominante type. Daarnaast kan bij een mismatch het vaccin nog steeds een positief effect hebben op voorkomen van complicaties van influenza. In dit geval sluiten de overige twee virustypes wel goed aan bij de eveneens circulerende virustypes.
Wat is uw reactie op het feit dat viroloog dhr. Osterhaus in de media mensen oproept direct bij de eerste verschijnselen antivirale middelen te slikken, terwijl er grote twijfel bestaat over de effectiviteit van die middelen?3
Welke therapie een grieppatiënt nodig heeft is een zaak tussen arts en patiënt. Professionele standaarden ondersteunen de arts hierbij. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) heeft een standaard influenza en influenzavaccinatie waarin omschreven staat bij welke patiënten het gebruik van antivirale middelen te overwegen is. De NHG heeft deze standaard afgelopen maanden extra onder de aandacht gebracht van hun achterban.
Kunt u aangeven hoeveel extra ziektegevallen er dit jaar zijn ten opzichte van voorgaande jaren, en tot hoeveel extra sterfgevallen dit heeft geleid? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Nee, niet exact. Niet elke grieppatiënt meldt zich bij de huisarts en niet iedereen met griepachtige verschijnselen heeft de griep. Het is ook niet nodig om bij iedereen laboratorium diagnostiek in te zetten om dat vast te stellen, laat staan dit centraal te registreren. Er wordt dus geschat. Op basis van de gegevens van patiënten die zich met een griepachtig ziektebeeld bij een huisarts melden voor een consult, is de huidige epidemie (2014/2015) wat omvang betreft tot nu toe vergelijkbaar met de epidemie van 2012/2013. De epidemieën van 2010/2011, 2011/2012 en 2013/2014 hebben een kleinere omvang. Of de omvang van de 2014/2015 epidemie uiteindelijk die van 2012/2013 zal gaan overtreffen is niet te voorspellen.
Directe, betrouwbare informatie over het aantal sterfgevallen door griep is niet beschikbaar. Bij de meeste patiënten die mogelijk door griep zijn overleden wordt achteraf geen onderzoek verricht om vast te stellen ze griep hadden. Om toch in te kunnen schatten welk deel van de totale sterfte in Nederland door influenza wordt veroorzaakt, worden statistische modellen gebruikt. Samen met het Centraal Bureau Statistiek volgt het RIVM wekelijks de totale sterftecijfers in Nederland en wordt de mate van oversterfte geschat. We weten dus niet direct hoeveel personen aan griep zijn overleden, maar deze schattingen geven een indruk van de ernst van het griepseizoen en eventueel gelijktijdige gebeurtenissen die ook met sterfte verband kunnen houden (bijvoorbeeld extreme koude).
De geschatte oversterfte in de eerste tien weken van de griepepidemie dit winterseizoen bedraagt ruim 3.000 sterfgevallen. Dat is ongeveer de helft van de geschatte oversterfte van twee jaar geleden (2012/2013) toen er een langdurige griepepidemie heerste van 18 weken met een geschatte oversterfte van ruim 6.000 sterfgevallen. Vorig jaar (2013/2014) was er een vrij kort griepseizoen zonder oversterfte.
Het RIVM volgt dit seizoen ook een cohort van 2.500 thuiswonende zestigplussers. Aan het eind van het seizoen kan worden vastgesteld wat de impact van de vaccinmismatch in dit cohort zal zijn geweest, waarbij kan worden vergeleken met de gegevens van de cohorten uit de seizoenen 2011/12 en 2012/13, waarin er geen mismatch was.
Kunt u aangegeven welke kosten er gemoeid zijn met de aanschaf van de griepvaccins, het gebruik van extra antivirale middelen en tot slot het aantal extra ziektegevallen? Zo nee, bent u bereid dit alsnog uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Voor het griepseizoen 2014–2015 is € 52,3 miljoen beschikbaar gesteld voor de inkoop van vaccins en uitvoering van Nationaal Programma Grieppreventie. Dat bedrag is de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven.
Ik heb geen overzicht van de kosten die gemoeid zijn met het gebruik van extra antivirale middelen. Antivirale middelen worden maar weinig voorgeschreven en ze vallen niet onder het geneesmiddelenvergoedingssysteem. Het aantal extra ziektegevallen is niet vast te stellen (zie antwoord4.
Bent u bereid de gang van zaken rondom de samenstelling en inkoop van het griepvaccin van dit griepseizoen te evalueren, en de Kamer hierover – voorafgaand aan de aanschaf voor komend seizoen – te informeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik zie daar reden toe. Zoals in de antwoorden op de vragen 1 tot en met 4 staat beschreven, kan een mismatch tussen een van de virustypes uit het vaccin en het dominante circulerende virus ontstaan. Die onzekerheid is met de huidige productiewijze van vaccins en de stand van de wetenschap niet weg te nemen.
Wilt u zich inspannen om goed gerandomiseerd onderzoek in te stellen naar de effectiviteit van griepvaccinaties, gezien de wetenschappelijke discussie die er bestaat inzake het nut van griepvaccinaties en de hoge kosten die gemoeid zijn met griepvaccinatie?4 5
Gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek geeft over het algemeen het sterkste bewijs voor de werkzaamheid van medicijnen en vaccins. Echter, zoals ook beschreven in het rapport van de Gezondheidsraad «Grip op griep» (11 juni 2014) is het toepassen van deze methode om de werkzaamheid van influenza vaccins te bepalen, problematisch. Daarom wordt door Europese instellingen, waaronder het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) en het RIVM andere methoden gebruikt en samengewerkt om jaarlijks betrouwbare schattingen van de vaccineffectiviteit te krijgen. Dit gebeurt onder de vlag van het I-MOVE («Influenza Monitoring Vaccine Effectiveness») programma. Voor een nieuw aanvullend project (I-MOVE-plus) dat in 2015 van start gaat is vanuit het Horizon2020 programma van de Europese Commissie € 7,5 miljoen beschikbaar gesteld.
Het bericht dat er steeds meer geweld is in de opvang |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Steeds meer geweld in de opvang»?1
Ja
Herkent u het beeld dat geschetst wordt in het bericht? Bent u in het bezit van de cijfers omtrent het toenemende geweld in de sector «Opvang»? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
In de Kamerbrief van 27 maart 20152, over de signalen aangaande de toename van verwarde personen, is uitgebreid ingegaan op het bericht. Er zijn geen landelijke cijfers beschikbaar over geweld in de opvangsector.
Waarom is de regeling «Veilig werken in de zorg» niet van toepassing op de sector «Opvang»? Klopt het dat de arbeidsinspectie de sector aanspoort tot het maken van beleid tegen agressie en veiligheidsvoorzieningen? Hoe verhouden die twee zich tot elkaar?
De ondersteuningsregeling «veilig werken in de zorg» maakt deel uit van het actieplan Veilig Werken in de Zorg. Dit actieplan is opgesteld door sociale partners uit verschillende zorgbranches, maar niet met partijen in welzijn en maatschappelijke dienstverlening. In overleg met sociale partners is gekozen voor een samenwerking tussen de sociale partners in welzijn en het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak om agressie terug te dringen.
De Inspectie SZW spoort de sector inderdaad aan tot het opstellen van beleid en het treffen van maatregelen tegen agressie en geweld. De Inspectie werkt risicogericht. Dat betekent dat op basis van een risicoanalyse een keuze wordt gemaakt voor de te inspecteren sectoren. Op deze manier is ook de keuze voor opvanghuizen tot stand gekomen. Bij inspecties in opvanghuizen in 2011 bleek dat bij een deel van deze instellingen de ontwikkeling van het arbobeleid en een aanpak voor psychosociale arbeidsbelasting in de kinderschoenen stond. Dat is aanleiding geweest om opvanghuizen in 2014 weer te inspecteren. Hierbij is geïnspecteerd op de risico’s werkdruk en agressie en geweld. Deze inspecties zijn recent afgerond. De resultaten van deze inspecties zijn naar verwachting voor de zomer bekend. Op basis van een risicoanalyse maakt Inspectie SZW keuzes met betrekking tot uit te voeren inspecties. Bij de inspecties wordt gecontroleerd of voldaan wordt aan de arboregelgeving.
De twee bovenstaande initiatieven staan in beginsel los van elkaar.
Bent u bereid te kijken of het verstandig is, gelet op de eventuele toename van geweld, de sector «Opvang» ook onder de regeling «Veilig werken in de zorg» te laten vallen, net als andere sectoren/groepen, zoals de Verpleegkundigen en Verzorgenden (V&V) en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)?
Ik hecht eraan te benoemen dat het primair de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders is om een veilige werkomgeving te bieden voor hun medewerkers. Tot die verantwoordelijkheid behoort ook het hebben een goed anti-agressiebeleid. Zoals ik heb toegezegd in het algemeen overleg maatschappelijke opvang van 17 december ben ik bereid uit te zoeken of organisaties voor maatschappelijke opvang ook gebruik zouden kunnen maken van de ondersteuningsregeling Veilig werken in de zorg. Ik ben hierover in overleg getreden met de sociale partners in de stuurgroep «Veilig Werken in de Zorg». De stuurgroep staat positief tegenover aansluiting van de sector welzijn en maatschappelijke dienstverlening op de ondersteuningsregeling. De sector kan dit jaar nog deelnemen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal uw Kamer hier binnenkort nader over informeren.
Bent u op de hoogte van het feit dat de wachtlijsten voor begeleid en beschermd wonen langer worden? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe dat komt? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Of er sprake is van een toename van wachtlijsten is mij niet bekend. Het aantal wachtende personen voor begeleid en beschermd wonen wordt niet op landelijk niveau geregistreerd. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wmo 2015 ligt bij de colleges van burgemeester en wethouders en de gemeenteraden in de gemeenten. Om die reden wordt deze informatie niet landelijk geregistreerd. Het is aan de colleges om over de uitvoering van het lokale beleid verantwoording af te leggen aan de betrokken gemeenteraden.
Kunt u in een overzicht uiteenzetten wat de wachtlijsten voor opvang, beschermd en begeleid wonen per centrumgemeente momenteel zijn, in vergelijking met de jaren 2012, 2013 en 2014?
Nee, het aantal wachtende personen voor opvang, begeleiding en beschermd wonen werd en wordt niet op landelijk niveau geregistreerd.
Ganzen afschotdag |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Exoten bestrijding Limburg 21 februari 2015»?1
Nee.
Deelt u de mening dat geen enkele diersoort overal en op elk moment als schadelijk dient te worden aangemerkt? Zo nee, waarom niet?
Sommige diersoorten worden op plaatsen waar zij door niet-natuurlijke oorzaken verschijnen, zoals uitzetten of ontsnappen uit gevangenschap, beschouwd als exoot. Deze soorten kunnen een bedreiging vormen voor de inheemse fauna en de biodiversiteit en kunnen daarom als schadelijk worden aangemerkt. De Canadese gans is in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren aangewezen als beschermde soort waarvan de stand in het belang van voorkomen van schade aan gewassen, flora en fauna kan worden beperkt. De Nijlgans is een onbeschermde soort.
In het kader van het Biodiversiteitsverdrag zijn landen verplicht een beleid te ontwikkelen om introductie van soorten die inheemse soorten of ecosystemen kunnen bedreigen, te voorkomen. Ingrijpen in uitheemse soorten die reeds aanwezig zijn, vindt plaats wanneer deze een bedreiging vormen voor de inheemse biodiversiteit.
Deelt u de mening dat de intrinsieke waarde van als schadelijk aangemerkte ganzen niet gerespecteerd wordt, wanneer louter hun nut of schade voor de mens in aanmerking wordt genomen bij de overweging of ze in leven mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een oproep om «op één dag zoveel mogelijk ganzen te schieten» moet worden opgevat als een wedstrijd in het doden van zoveel mogelijk dieren en dat een dergelijke oproep op gespannen voet staat met de wettelijke zorgplicht voor dieren? Zo nee, waarom niet?
De bestrijding van exoten is een beheershandeling, die voortvloeit uit internationale afspraken (zie ook het antwoord op vraag 3). Van een strijdigheid met de wettelijke zorgplicht is naar mijn oordeel dan ook geen sprake. In het ganzenakkoord van provincies en maatschappelijke organisaties is ten aanzien van uitheemse ganzensoorten vermeld dat deze gedurende het jaar met alle toegestane wettelijke middelen mogen worden bestreden. Het ganstrekken is met ingang van 1 juli 2014 in ons land verboden.
Deelt u de mening dat zowel het ganstrekken als traditie, als het massale afschieten van Limburgse ganzen op gespannen voet staat met de respectvolle omgang met dieren die een beschaafd land kenmerkt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de oproep van de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) te zien als een oproep tot deelname aan een wedstrijd met dieren, zoals bedoeld in artikel 2.15 «Wedstrijden met Dieren» van de Wet Dieren en die wedstrijd te verbieden met het oog op de goede zeden en de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
De formulering van de oproep is mij niet bekend (zie antwoord op vraag 1). Uit verslaggeving van de ganzen afschotdag op 21 februari jl. blijkt niet dat hier sprake was van strijdigheid van de bepalingen van de Wet Dieren. Ten aanzien van «goede zeden» en openbare orde is de bevoegdheid in handen gelegd van de burgemeesters.
Deelt u de mening dat het massaal en georganiseerd schieten van ganzen leidt tot een ernstige, grootschalige en onwenselijke verstoring van de natuur? Zo nee, waarom niet?
Er is mij niet gebleken dat de ganzen afschotdag van 21 februari heeft geleid tot een ernstige en grootschalige verstoring van de natuur.
Hoe beoordeelt u het feit dat gesproken wordt over het «bij verrassing naderen van het terrein»? Deelt u de mening dat omwonenden en recreanten tenminste van tevoren kennis zouden moeten kunnen nemen van het voornemen van jagers om in bepaalde gebieden in heel Limburg te gaan jagen op ganzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid op deze grond in te grijpen en het evenement op deze korte termijn te verbieden?
Uit verslaglegging van de ganzen afschotdag op 21 februari jl. kan worden opgemaakt dat het bejagen van de uitheemse ganzensoorten heeft plaatsgevonden binnen de wettelijke bepalingen. Het informeren van omwonenden en recreanten is een verantwoordelijkheid van de jagers zelf. Er was geen aanleiding om het evenement te verbieden.
Het bericht dat er kritiek is op de Europese grensbewaking naar aanleiding van een nieuwe ramp met een migrantenschip |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Kritiek op Europese reddingsmissie na nieuwe ramp Lampedusa»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat zeker 29 vluchtelingen zijn omgekomen door onderkoeling op twee marineschepen onder de vlag van de EU-beschermingsoperatie Frontex?
Volgens de berichtgeving over het desbetreffende incident hebben de Italiaanse autoriteiten, naar aanleiding van een noodoproep van de migranten zelf, op zondag 8 februari jl een opsporings- en reddingsoperatie gestart ten zuiden van Lampedusa. Aan deze operatie namen ook twee schepen deel die ingezet werden in de Frontex operatie Triton. Internationale verplichtingen ten aanzien van redding op zee blijven ook tijdens een Frontex operatie bestaan en staten zijn verplicht om hun verantwoordelijkheid op dit punt te nemen. De reddingsoperatie resulteerde in de redding van meer dan honderd migranten. Helaas zijn bij de reddingsactie en de terugreis naar Italië 29 migranten omgekomen. Ik vertrouw erop dat de Italiaanse autoriteiten het incident grondig onderzoeken. Het overlijden van de migranten op de Middellandse Zee is een afschuwelijke gebeurtenis. Het laat wederom zien dat mensensmokkelaars op een nietsontziende manier tewerk gaan. Zij maken misbruik van de situatie van migranten door hen op overvolle boten de Middellandse Zee op te sturen. Het incident onderstreept wederom het belang van de integrale aanpak van illegale immigratie en georganiseerde mensensmokkel op EU niveau.
Deelt u de kritiek van de UNHCR dat deze gebeurtenis in verband staat met het vervangen van de Mare Nostrum-missie met de beperktere Triton-missie? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik duidelijk maken dat operatie Triton een door Frontex gecoördineerde operatie is die, conform het mandaat van het agentschap, zich primair richt op het ondersteunen van de grensbewaking aan de buitengrenzen en niet op redding op zee. Triton is gestart sinds november 2014 en zal voortgezet worden gedurende het gehele jaar 2015. Operatie Mare Nostrum was een nationale Italiaanse operatie die primair gericht was op het redden van mensen in de Middellandse Zee, vaak dichtbij de Noord-Afrikaanse kust. Deze operatie is vanaf november 2014 afgebouwd en sinds begin januari 2015 beëindigd. Het functioneren van de Frontex-operatie Triton en de inzet van materieel en personeel hierin, dient beoordeeld te worden op basis van het doel dat deze operatie heeft, namelijk grensbewaking. Het zijn de staten die primair verantwoordelijk zijn voor reddingstaken die voortkomen uit internationale regelgeving (SAR en SOLAS verdragen). Daarbij moeten lidstaten ervoor waken dat mensensmokkelaars gefaciliteerd worden in hun praktijken. Door in het kader van reddingsoperaties dicht bij de Noord-Afrikaanse kust te patrouilleren, wordt het verkeerde signaal afgegeven dat de illegale en gevaarlijke overtocht naar de EU veilig(er) wordt. Tegelijkertijd moet niet vergeten worden dat ook ten tijde van operatie Mare Nostrum incidenten plaats hebben gevonden waarbij honderden migranten zijn omgekomen. De Middellandse Zee blijft een gevaarlijk terrein voor overvolle boten die bovendien vaak niet zeewaardig zijn.
Ten slotte wil ik benadrukken dat internationale verplichtingen ten aanzien van redding op zee ook tijdens Frontex operaties geldig zijn. Bij noodsituaties kunnen schepen en vliegtuigen die ingezet worden in Frontex operaties, op verzoek van verantwoordelijke autoriteiten, deelnemen aan reddingsoperaties. Volgens Frontex zijn sinds 13 februari jl. alleen al ruim 3000 migranten op zee gered dankzij deelname van varende en vliegende middelen die participeren in operatie Triton.2
Deelt u de constatering van de UNHCR dat het materieel dat wordt ingezet voor patrouillering in het kader van de Triton-missie niet geschikt is voor het uitvoeren van reddingsoperaties?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid naar aanleiding van deze berichtgeving in overleg te treden met uw Europese collega’s om tot een humanere Europese grensbewaking rond de Middellandse Zee te komen, waarbij het voorkomen van sterfgevallen onder vluchtelingen op de Middellandse Zee tot absolute prioriteit wordt verheven en de bijbehorende adequate middelen worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
De bewaking van de Europese buitengrenzen en bestrijding van mensensmokkel zijn al langer onderwerp van discussie binnen de Europese Unie. Incidenten op zee tonen het belang aan van Europese samenwerking en een integrale aanpak van deze problematiek. Eind 2013 is dan ook de Taskforce voor het Middellandse Zeegebied (TFM) opgericht, en zijn in een actieplan concrete maatregelen opgenomen die betrekking hebben op bijvoorbeeld samenwerking met derde landen, grensbewaking, regionale beschermingsprogramma’s, hervestiging, legale migratie en aanpak van georganiseerde migratiecriminaliteit. Daarnaast werkt de Europese Commissie aan een EU plan van aanpak tegen mensensmokkel.
Bent u bereid extra materieel of middelen beschikbaar te stellen om zo de Frontex-operatie toe te rusten met meer capaciteit, zodat de actieradius voor het redden van vluchtelingen kan worden vergroot? Zo nee, waarom niet?
Als het agentschap voor de buitengrenzen bepaalt Frontex, mede op basis van risicoanalyse, welke middelen nodig zijn om operaties uit te voeren. Op basis van de behoefte van Frontex leveren lidstaten materieel en personeel voor de diverse operaties. Zoals ik hierboven heb aangegeven voert Frontex de gezamenlijke operaties uit conform het mandaat dat primair ziet op grensbewaking. Dit bepaalt mede het materieel dat het agentschap nodig heeft. Nederland zal in april 2015 voor operatie Triton een kustwachtvliegtuig inzetten.
Het bericht dat zorgcentrum Vinkenoord mogelijk de deuren moet sluiten |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Bewoners zorgcentrum Vinkenoord hopen op investeerders»?1
Ja, ik ken het bericht.
Bent u van mening dat er voldoende passende zorg in de regio zal zijn voor de cliënten van zorgcentrum Vinkenoord, indien het centrum de deuren moet sluiten?
Belangrijke doelstelling van de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning is om de zorg dichter in de buurt van de mensen te organiseren.
De wijkverpleging en de sociale wijkteams zullen er samen met een versterking van de eerste lijn voor zorgen dat mensen langer in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen worden geholpen. Mensen die niet langer zelfstandig kunnen wonen houden aanspraak op verblijf in een instelling vanuit de Wlz.
Voor nieuwe cliënten die voorheen in aanmerking zouden komen voor ZZP VV 1 t/m 3 geldt dat zij met zorg en ondersteuning in de thuissituatie geholpen kunnen worden. Die thuissituatie kan ook een geclusterde setting zijn, bijvoorbeeld ook in een voormalig verzorgingshuis waar zorg en ondersteuning wordt geboden op basis van het «scheiden van wonen en zorg». De cliënten betalen dan hun huur en kunnen zorg en ondersteuning op maat ontvangen.
Lokaal zal moeten worden gekeken of het totaal aanbod van wonen, zorg en welzijn aansluit bij de vraag. Daarbij zal het aanbod in de toekomst meer divers en meer in de eigen omgeving van de cliënt kunnen worden aangeboden. Voor het zorgkantoor geldt dat ze een zorgplicht hebben en voor de gemeente geldt een compensatieplicht waarmee voldoende zorg en ondersteuning worden gewaarborgd.
Bent u voorts van mening dat lokale initiatieven een oplossing kunnen bieden voor dergelijke sluitingsproblematiek, indien de sluiting wordt veroorzaakt door financiële problemen in plaats van een tekort aan vraag ten opzichte van het aanbod?
Ja. Cliënten blijven langer thuis wonen. Zorginstellingen kunnen zich hierop instellen door zich te richten op de zwaardere doelgroepen of zich omvormen tot moderne woonzorgcentra, waarbij bewoners zelf huur betalen en cliënten zorg en ondersteuning op maat ontvangen. De haalbaarheid van deze alternatieven is situatiegebonden en is van vele factoren afhankelijk. In een aantal gevallen zal de zorgorganisatie besluiten dat sluiting van een locatie de enig haalbare optie is.
Het is mogelijk dat een burgerinitiatief een oplossing kan bieden. Of dat mogelijk is zal van gemeente tot gemeente en van locatie tot locatie verschillen. Dit is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de aantrekkelijkheid van de gebouwen, de woonwens van de mensen en het aanbod van alternatieven op het terrein van wonen, zorg en welzijn, maar ook de mogelijkheden en de bereidheid van burgers om een eigen initiatief te starten. Daarnaast vergt een lokaal initiatief ook kennis en doorzettingsvermogen van de initiatiefnemers.
Lokale burgerinitiatieven in wonen, welzijn en zorg nemen significant toe. In 2014 waren er bijvoorbeeld al ruim 100 zorgcoöperaties actief. Deze coöperaties hebben als doel om ouderen – en soms ook andere doelgroepen – zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Een deel van de initiatieven biedt ook zorgcoördinatie, persoonlijke verzorging/verpleging, dagopvang en soms ook zorgwoningen. Er is dan vaak samenwerking met andere organisaties, waardoor verzorging en verpleging en andere diensten die de leden van de coöperaties niet kunnen bieden, door anderen worden geleverd.
Kunt u aangeven op welke manier burgerinitiatieven in het kader van het sluiten van kleine zorginstellingen vanuit de rijksoverheid worden ondersteund, en of dit in uw ogen voldoende is om deze burgerinitiatieven maximaal te stimuleren?
We moeten ruimte bieden voor burgerinitiatieven en voorkomen dat de overheid eigen initiatieven en mogelijkheden van mensen in de kiem smoort.2
Tegelijkertijd is de rol van de rijksoverheid beperkt en is vooral de rol van de lokale overheid van belang, omdat verreweg de meeste voorbeelden van doe democratie zich op dat niveau afspelen.3 Wel is de rijksoverheid erop alert dat burgerinitiatieven wel de ruimte krijgen die nodig is om tot ontwikkeling te komen.
Georganiseerde bewoners kunnen door opname van het right to challenge in de Wmo 2015 een aanbod doen voor uitvoering van publieke diensten. Georganiseerde bewoners kunnen een bieding doen, als ze denken dat ze een deel van de zorg en ondersteuning in hun buurt even goed of zelfs beter kunnen verlenen. Er wordt momenteel ook gewerkt aan een handreiking voor gemeenten en burgers om het right to challenge zo goed mogelijk te kunnen benutten.