De betrokkenheid van het CJIB en een deurwaarder bij het incasseren van de bestuursrechtelijke zorgpremie |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte, dat het mogelijk is dat bij mensen de bestuursrechtelijke zorgpremie van maart 2011 in november 2011 wordt geïnd door tussenkomst van het College voor zorgverzekeringen, het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en een gerechtsdeurwaarder?
De bestuursrechtelijke premie wordt sedert de inwerkingtreding van de Wet Structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering op 1 september 2009, geheven en geïnd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). De inning kan op verschillende manieren plaatsvinden. Het CVZ gebruikt zoveel mogelijk de methode van bronheffing, waarbij rechtstreekse inhouding van de bestuursrechtelijke premie op het inkomen plaatsvindt.
Als er geen inkomen is, geen werkgever of uitkeringsinstantie bekend is of het inkomen niet toereikend is om het gehele bedrag aan bestuursrechtelijke premie te innen, dan wordt door CVZ het CJIB ingeschakeld. Voorbeelden van groepen wanbetalers waarbij geen (volledige) broninhouding plaatsvindt zijn onder andere studenten, zelfstandigen, uitzendkrachten en uitkeringsgerechtigden. Kennelijk heeft zich bij ook de casus die de aanleiding vormt voor deze schriftelijke vragen een situatie voorgedaan waardoor het niet mogelijk is gebleken via bronheffing de bestuursrechtelijke premie te innen.
Het CJIB hanteert de gebruikelijke incassomethoden, waaronder, in eerste instantie, het sturen van een acceptgiro. Als geen betaling plaatsvindt en ook na aanmaning niet wordt betaald, wordt een deurwaarder ingeschakeld.
Het incassoproces heeft een doorlooptijd van enige maanden. Het is dus mogelijk dat een vordering over de premiemaand maart 2011 uiteindelijk in november 2011 bij de deurwaarder ligt.
Herkent u het beeld dat de kosten kunnen verlopen van € 148,95, voor de bestuursrechtelijke zorgpremie zoals die voor 2011 is vastgesteld, tot een gevorderd bedrag van € 610,71?
Indien een wanbetaler niet reageert op een brief van het CJIB om de verschuldigde premie door middel van een acceptgiro te voldoen en ook niet reageert op aanmaningen, dan wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. De deurwaarder mag kosten in rekening brengen voor benoemde wettelijke taken (bijvoorbeeld kosten naar aanleiding van het betekenen van een exploot) en voor de zogenoemde buitengerechtelijke kosten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de maximumbedragen zoals beschreven in het rapport Voorwerk II. Het in uw vraag genoemde bedrag valt binnen dit maximum.
Waarom wordt de voorgeschreven werkwijze om een betalingsachterstand van een zorgpremie te innen niet gevolgd? 2) Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft toch juist een bijzondere positie gekregen om de bestuursrechtelijke premie direct te innen bij werkgever of uitkeringsinstantie, waardoor ze geen dure gerechtelijke procedure hoeven te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak maakt het CVZ gebruik van de diensten van het CJIB en een gerechtsdeurwaarder, die de kosten vooral opdrijven?
Het CVZ heeft in 2010 1 274 506 maandvorderingen aan het CJIB overgedragen.
Eind 2010 waren er 24 816 dwangbevelen (van merendeels maandelijkse vorderingen) in behandeling bij de door het CJIB ingezette deurwaarders.
In 2011 heeft het CVZ 2 219 318 maandvorderingen aan het CJIB overgedragen.
Begin december 2011 waren er 377 201 dwangbevelen in behandeling (van merendeels maandelijkse vorderingen) bij de door het CJIB ingezette deurwaarders.
Kunt u uitleggen waarom de inningskosten niet reeds zijn verwerkt in de boeteopslag van 30% bovenop de zorgpremie die het CVZ standaard hanteert? Erkent u dat de premiestijging fors meer is dan 30%?
De opslagcomponent van 30% is bestuursrechtelijke premie. Zoals in antwoord op vraag 1 en 3 is vermeld wordt zoveel mogelijk getracht deze opslag door bronheffing te innen. Als dat niet lukt, wordt de vordering aan het CJIB overgedragen.
Het CJIB brengt haar uitvoeringskosten niet bij de wanbetaler in rekening. Deze kosten worden door VWS gedragen. De kosten van inzet van de deurwaarder worden in eerste instantie op de wanbetaler verhaald. Als dat niet lukt vergoedt het CJIB voor een deel de door de deurwaarder gemaakte kosten.
Hoeveel effect heeft het inschakelen van het CJIB en een gerechtsdeurwaarder door het CVZ? Indien € 148,95 niet betaald kan worden, hoe groot is dan de kans dat het viervoudige door de schuldenaar wél betaald kan worden? In hoeveel gevallen is de premie uiteindelijk niet inbaar?
Er wordt niet bij voorbaat vanuit gegaan dat een wanbetaler de premie niet kan voldoen. Pas wanneer de verschuldigde premie niet door middel van een acceptgiro wordt voldaan en ook niet is gereageerd op aanmaningen, wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. In dat kader wordt door een deurwaarder onderzoek gedaan naar de betaalcapaciteit van een wanbetaler.
Een deel van de kosten is dan al gemaakt. Als de wanbetaler in contact treedt met de deurwaarder kan in onderling overleg gekeken worden naar het bereiken van een maximaal incassoresultaat, waarbij het beperken van extra kosten altijd wordt meegenomen.
Deurwaarders hebben in 2010 1 776 vorderingen met een positief resultaat bij het CJIB afgemeld en 926 vorderingen zonder resultaat.
In 2011 zijn (tot heden) 18 385 vorderingen met een positief resultaat bij het CJIB afgemeld en 5 672 vorderingen zonder resultaat.
Indien de premie van maart 2011 op deze wijze wordt geïnd, en daarbij ruim vier keer zo hoog wordt, zullen de achtereenvolgende achterstallige betalingstermijnen dan ook op deze kostenopdrijvende wijze geïnd gaan worden? Is dit toegestaan? Zo ja, waarom?
Het CJIB probeert in eerste instantie op één vordering via de inzet van een deurwaarder tot incasso te komen. Als dat niet lukt worden de volgende elf premiemaanden niet afzonderlijk doorgezet naar de deurwaarder. Het CJIB zal na twaalf maanden op de dan geclusterde vorderingen een verhaalsonderzoek doen. Als er indicaties zijn dat een wanbetaler wel zou moeten kunnen betalen worden de geclusterde vorderingen via één dwangbevel naar de deurwaarder doorgestuurd. Hierdoor worden voor de wanbetaler belangrijke kostenbesparingen bereikt.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat achterstallige betalingen van de zorgpremie geïnd zullen worden op een zo effectief mogelijke manier, waarbij kostenopdrijving door het CJIB en een gerechtsdeurwaarder zoveel mogelijk zal worden voorkomen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik heb u in mijn brief van 4 november 2011 (Kamerstukken II, 2011/12, 33 077, nr. 1) geschetst hoe ik de wanbetalersregeling, en dus ook de inning van de bestuursrechtelijke premie, verder wil verbeteren. Zo zal in de eerste maanden van 2012 een periodieke controle op het bestaan van een inkomen worden ingevoerd, zodat er vaker door middel van broninhouding kan worden geïnd. Een ander voorbeeld is het benutten van de zorgtoeslag voor de betaling van de bestuursrechtelijke premie.
Is het niet veel raadzamer om de boete van 30% op de zorgpremie te verlagen tot bijvoorbeeld de inningskosten, om zodoende de drempel om tot een oplossing van de betalingsproblematiek te komen te verlagen? Zo neen, waarom niet?
In mijn bovenvermelde reactie op de aanbevelingen in het Eindrapport van de evaluatie van de wanbetalersregeling heb ik uw Kamer al medegedeeld dat ik geen afschaffing van de opslag van 30% overweeg, en ook geen aanpassing naar een lager percentage. Het achterwege laten of een verlaging van de opslag zou weliswaar gunstig zijn voor wanbetalers in het bestuursrechtelijk regime, maar zou er tevens toe leiden dat er voor hen geen enkele prikkel meer is om terug te keren naar het normale premieregime. Dat vind ik onwenselijk. Het is ook in het belang van de wanbetaler zelf om zo snel mogelijk terug te keren naar het normale premieregime.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg op 15 december a.s.?
Ja.
De benoeming van een lid van de Raad van Toezicht bij Osira-Amstelring |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Is het waar dat de heer H.K.B per 14 november 2011 is toegetreden tot de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring?
Ervan uitgaande dat u de heer Hans Klein Breteler bedoelt met de initialen H.K.B., heb ik niet uit openbare bronnen kunnen opmaken dat hij is benoemd tot lid van de raad van toezicht van Osira-Amstelring.
Hoe oordeelt u over de benoeming, terwijl hij eerder adviseur was van de Raad van Toezicht?1
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, heb ik niet uit openbare bronnen kunnen opmaken dat de heer Klein Breteler benoemd zou zijn tot lid van de raad van toezicht. In het algemeen geldt dat het niet aan mij is om mij een oordeel te vormen over de benoeming van een lid van de raad van toezicht. De raad van toezicht als geheel is primair verantwoordelijk voor de benoeming van nieuwe leden van de raad van toezicht. Belangrijk om te melden is dat de cliëntenraad op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen een bindende voordracht heeft voor één lid van de raad van toezicht. Bij de benoeming van toezichthouders heb ik als Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geen rol. Ik vind dat zorgvuldig moet worden gekeken naar de functies en rollen die een sollicitant heeft vervuld. Gewaakt moet worden voor rolvermenging en de negatieve gevolgen die dit kan veroorzaken.
Hoe oordeelt u over de benoeming, terwijl hij eerder (2009) als interim-directeur bij Amstelring is benoemd en mede de fusie tussen Osira en Amstelring heeft begeleid?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het niet gek dat de heer H.K.B. als adviseur optrad voor een Raad van Toezicht die in eerste instantie toezicht hield op de Raad van Bestuur, waaronder de heer H.K.B werkte als interim-directeur?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat de fusie tussen Osira en Amstelring er mede toe heeft geleid dat er geen oog meer was voor de kwaliteit, en er een afstand ontstond tussen de Raad van Bestuur en de werkvloer?3
Bij het instellen van verscherpt toezicht bij Osira-Amstelring, afgelopen maart, heeft de IGZ een aantal onderzoeksrapporten gepubliceerd3. In deze rapporten heeft de IGZ geen relatie gelegd tussen de fusie, de kwaliteit van zorg en de relatie van de werknemers met de raad van bestuur.
Ik deel met u dat niet elke fusie positieve effecten heeft. Er zijn ook fusies geweest die hebben geleid tot zeer grote zorginstellingen waar de efficiency, de integraliteit van zorg, de cliëntgerichtheid en/of de kwaliteit van zorg onder druk is komen te staan. Dergelijke fusies zijn ongewenst. Om te zorgen dat de kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg beter is gewaarborgd bij fusies introduceer ik de fusie-effectrapportage en de zorgspecifieke fusietoets.
Op welke wijze heeft de heer H.K.B. aan deze afstand bijgedragen in zijn periode als interim-directeur en fusiebegeleider? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Welke openbare procedure heeft de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring gevolgd om een nieuwe toezichthouder aan te trekken?
Door middel van informatie uit openbare bronnen kan ik concluderen dat een vacature voor twee nieuwe leden van de raad van toezicht van Osira-Amstelring op internet is geplaatst4.
Op welke wijze is de onafhankelijkheid van de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring gegarandeerd, zoals bedoeld in de Health care governance code, artikel 4.4? Staat daar niet onder 5 dat een lid van de Raad van Bestuur gedurende drie jaar niet benoemd mag worden als lid van de Raad van Toezicht?
De Zorgbrede Governancecode (hierna: de code) is een initiatief van de Brancheorganisaties Zorg. Het klopt inderdaad dat er bepalingen in de code zijn opgenomen om de onafhankelijkheid van toezichthouders te waarborgen. Op grond van de code is het inderdaad niet toegestaan dat een voormalig lid van de raad van bestuur, binnen drie jaar na het einde van zijn bestuurlijke functie, lid wordt van de raad van toezicht van dezelfde zorgorganisatie.
Er bestaan in de code waarborgen tegen het handelen in strijd met de code. Zo hanteert de code het «pas toe of leg uit» principe, wat betekent dat wanneer een zorgaanbieder van de code afwijkt, deze afwijking verantwoord zal moeten worden. In de regel zal in het komende jaarverslag van de zorgaanbieder verantwoording volgen. Relevant is dat elke belanghebbende, zoals de cliëntenraad, terecht kan bij de governancecommissie van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Zij moeten een oordeel vellen. De governancecommissie behandelt klachten met betrekking tot de naleving van de code. Als uiterste middel kan het lidmaatschap van de desbetreffende zorgaanbieder worden opgezegd door de brancheorganisatie, wat ten minste reputatieschade tot gevolg heeft.
Erkent u dat het zijn van interim directeur, als vervanger van een afgetreden bestuurder, door mensen gezien wordt als een vervanger van deze bestuurder, en dat hierdoor de governance code wordt overtreden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat deze benoeming de suggestie dat de bestuurders en toezichthouders elkaar baantjes toeschuiven versterkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dat erken ik niet. Een vacature op het internet suggereert immers het tegenovergestelde, namelijk dat openbaar gezocht is naar nieuwe leden voor de raad van toezicht.
Wanneer u kijkt naar de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring en de nevenfuncties die de toezichthouders nog meer vervullen, krijgt u dan ook niet het gevoel dat deze toezichthouders elkaar in meerdere toezichthoudende functies ontmoeten, wat in strijd kan zijn met de governance code (art. 4.4 en 4.5)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Een geheime keylogger op 141 miljoen smartphones |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het bedrijf Carrier IQ miljoenen smartphones heeft uitgerust met geheime spyware, zoals vermeld staat in het artikel «Geheime keylogger op 141 miljoen smartphones»?1
Vanuit Nederland valt niet wereldwijd te onderzoeken op hoeveel smartphones software van Carrier IQ is geïnstalleerd. Carrier IQ geeft zelf aan dat het software voor mobiele apparaten zoals smartphones levert waarmee de prestaties van het apparaat worden geteld en samengevat (www.carrieriq.com). Het bedrijf stelt dat daarbij geen toetsaanslagen worden vastgelegd noch «tracking tools» worden verschaft. Deze gegevens worden volgens Carrier IQ versleuteld verstuurd naar aanbieders of fabrikanten die klant zijn van het bedrijf, die daarmee hun dienstverlening aan de gebruiker van het apparaat willen verbeteren.
Bent u ervan op de hoogte of dit bedrijf ook in Nederland gegevens verzamelt door smartphones te voorzien van software die dienst doet als keylogger, sms-berichten onderschept en sms-berichten en https-verkeer registreert? Zo ja, worden er door dit bedrijf wetten en regels overtreden? Zo nee, deelt u de mening dat een verbod voor het installeren van software die, zonder medeweten van de gebruiker, een registratie maakt van toetsaanslagen, sms-berichten en https-verkeer, wenselijk is?
Gezien de grote aantallen in gebruik zijnde smartphones, waarvan een deel buiten Nederland is gekocht en de grote vraag bij het publiek naar diverse veranderende typen en modellen smartphones, is het niet mogelijk om een 100% sluitend onderzoek naar alle in Nederland voorkomende smartphones te doen.
Vanuit het Ministerie van EL&I en vanuit de Onafhankeljke Post en Telecommunicatie Autoriteit is afzonderlijk navraag gedaan bij aanbieders in Nederland van smartphones naar het gebruik van vergelijkbare programmatuur en vergelijkbare werkwijzen. Daarnaast heeft de branchevereniging ICT~Office navraag gedaan bij zowel aanbieders als fabrikanten. Deze vraagstellingen zien dus op meer dan alleen de programmatuur van Carrier IQ. De resultaten daarvan geven aan dat voor zover deze aanbieders en fabrikanten bekend is dergelijke programmatuur niet aanwezig is op smartphones op moment van levering aan of van aankoop door de gebruiker in Nederland. Om die reden bestaat er voor mij geen aanleiding om na te gaan hoe een eventueel verbod op het installeren van de in de vraag omschreven software zich verhoudt tot de al bestaande bepalingen uit de Wet computercriminaliteit en de Wet bescherming persoonsgegevens.
Is het waar dat Carrier IQ de verzamelde data niet alleen doorgeeft aan haar klanten maar deze informatie ook verkoopt aan derden? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is omdat het een inbreuk doet op de privacy en de veiligheid van de smartphone-eigenaar?
Carrier IQ geeft zelf aan dat het geen informatie verkoopt aan derden (www.carrieriq.com).
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Mocht toch blijken dat dergelijke programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan ligt het op de weg van het College bescherming persoonsgegevens, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit of het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er vanuit hun verantwoordelijkheden aanleiding is onderzoek te doen naar het verzamelen van gegevens door Carrier IQ en de eventuele doorgifte van gegevens aan derden. Ik verwijs tenslotte naar onze antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel handelingen, nr. 2427, antwoord 3).
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat het onmogelijk blijkt te zijn om de geheime afluisterdienst uit te zetten via een normale, door de consument te begrijpen manier? Deelt u de mening dat deze software op iedere smartphone kosteloos verwijderd dient te worden? Op welke manier kan de consument eventueel geleden schade op het bedrijf verhalen?
Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn deze vragen voor zover mij thans bekend voor Nederland niet aan de orde. Mocht toch blijken dat de programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan is van belang dat volgens berichtgeving op internet de handelingen die nodig zijn om de software uit te zetten niet in alle gevallen gelijk zijn.
Programmatuur dient, waar dat relevant is, door de gebruiker kosteloos verwijderbaar te zijn. Consumenten kunnen met hun klachten over een product terecht bij de verkoper van het product of bij de dienstverlener, die het product in combinatie met een dienst heeft aangeboden. Er bestaat recht op schadevergoeding indien de wederpartij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis en de consument door deze toerekenbare tekortkoming schade heeft geleden. De consument zal deze schade moeten kunnen aantonen. De beoordeling van deze aspecten en of schadevergoeding dient te worden toegekend is in eerste instantie aan partijen en uiteindelijk aan een geschillencommissie of aan de rechter.
Bent u ervan op de hoogte of de smartphones die binnen overheidsinstanties gebruikt worden voorzien zijn van deze spyware? Kunt u garanderen dat er geen overheidsinformatie afgetapt is die de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verschillende overheden hebben ook binnen het contract van OT2010 de mogelijkheid om zelf de soorten toestellen te kiezen die het beste bij deze organisaties passen. Hierdoor zijn vele soorten toestellen van veel merken bij de overheid in gebruik. Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar is gebracht als gevolg van deze programmatuur. Ik acht het wel van belang om dit onderwerp via de geëigende kanalen (zoals het I-NUP-programma en het Kenniscentrum Nederlandse Gemeenten voor de gemeenten) onder de aandacht laten brengen.
Is er bij u andere software bekend die via smartphones en tablets privacygevoelige gegevens bijhoudt, opslaat of anderszins verzamelt? Bestaat dergelijke software ook voor Iphone-apparatuur?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Er bestaat wel programmatuur die door fabrikanten gebruikt wordt ten behoeve van storingsdiagnose, reparatie of herstel. Dit soort programmatuur bestaat overigens voor ieder type ICT apparatuur bedoeld voor het invoeren van gegevens door de gebruiker. De fabrikant dient de klant te informeren als dergelijke programmatuur is geïnstalleerd of ingezet gaat worden, waarbij de klant altijd de gelegenheid moet worden geboden dit te weigeren.
Het bericht 'Onwettige prijsverhogingen stad- en streekvervoer |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Onwettige prijsverhogingen stad- en streekvervoer»?1
Ja.
Klopt het dat er «extreme» prijsverhogingen van wel tientallen procenten worden doorgevoerd die hoger liggen dan wettelijk is toegestaan en tevens indruisen tegen de met u gemaakte afspraken wat betreft «rust» in de tarieven na invoering van de OV-chipkaart?
De tarieven in het regionaal openbaar vervoer worden in de regio’s door decentrale overheden vastgesteld. Zij hebben mij laten weten dat de voorzitters van de koepelorganisaties IPO en SkVV hebben ingestemd met een voorstel van de regionale vervoerders om de tarieven van de in het bericht genoemde OV-abonnementen per 1 januari 2012 te verhogen. Het gaat om de stad-/streeksupplementen bij het NS-trajectabonnement en de 2e en meerdere «bijkaarten» bij het OV-jaarabonnement voor gezinsleden (samen circa 5% van de jaarlijkse opbrengsten in het stad- en streekvervoer).
In het kader van het Aanvalsplan OV-chipkaart (februari 2008) is tussen het Rijk en de decentrale overheden afgesproken dat in het eerste jaar nadat het NVB in een regio is afgeschaft, voor de verschillende producten geen tariefsverhogingen behoudens indexering worden doorgevoerd in de decentrale concessies. Deze afspraak, die ook wel bekend staat als het zogenaamde «jaar tariefrust», is gemaakt om bij de introductie van de OV-chipkaart rust te hebben op het tarievenfront. Dit betreft overigens geen wettelijke regeling maar een bestuurlijke afspraak.
Ten aanzien van de indexering voor 2012 hebben de decentrale overheden mij laten weten dat zij hebben besloten de tarieven van het regionale openbaar vervoer met gemiddeld 4,9% te verhogen in 2012. Deze verhoging ziet in beginsel op alle abonnementen en het reizen op saldo, en past in de afspraak over de tariefrust.
Uit het bericht blijkt echter dat de verhoging van de genoemde OV-abonnementen per 1 januari 2012 hoger is dan de landelijke indexering. Een dergelijke verhoging past niet binnen de afspraken van de tariefrust.
Ik heb de decentrale overheden daarom, middels een brief aan de voorzitters van de koepelorganisaties IPO en SkVV, laten weten dat ik er van uitga dat ze zich zullen houden aan de gemaakte afspraken over de tariefrust, alvorens de genoemde tariefsverhoging door te voeren. Een afschrift van beide brieven 2 treft u als bijlage aan.
Klopt het dat deze prijsverhogingen niet, zoals wettelijk verplicht is, zijn voorgelegd aan de consumentenorganisaties? Zo ja, wat is de reden daarvan? Zo ja, gaat u de overheden en vervoerders hier op aanspreken?
De decentrale overheden hebben mij laten weten dat er oorspronkelijk vanuit werd gegaan dat per 1 januari 2012 de stad-/streeksupplementen voor de particuliere markt per die datum zouden worden afgeschaft en vervangen door een nieuw product. Dit bleek echter niet haalbaar. Hierop hebben overheden en vervoerders besloten om het supplement nog enige maanden te handhaven en hebben de decentrale overheden uiteindelijk ingestemd met de tariefsverhoging. Dit gebeurde vooruitlopend op advisering door de verschillende Regionale Overlegorganen Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (ROCOV). Volgens de decentrale overheden konden deze nieuwe tarieven procedureel niet meer door de regio’s ter advisering aan de ROCOV’s worden voorgelegd. Dat gebeurt nu alsnog. Bij een aantal overheden is dit al gebeurd, bij andere loopt dit adviestraject nog. Ik ga er vanuit dat de decentrale overheden een zorgvuldige procedure volgen voordat de tariefsverhoging daadwerkelijk wordt doorgevoerd.
Voordat de decentrale overheden besluiten nemen over de tarieven moet hierover advies gevraagd worden aan de consumentenorganisaties. In de in antwoord 2 genoemde brieven aan IPO en SkVV heb ik de decentrale overheden hier op aangesproken en gewezen op de wettelijke adviesplicht van consumentenorganisaties.
Denkt u dat door deze prijsverhogingen meer reizigers gebruik gaan maken van het openbaar vervoer?
Ik heb geen inzicht in het effect van de voorgenomen tariefsverhogingen op het gebruik van het openbaar vervoer. Zoals ik uw Kamer eerder al heb aangegeven, acht ik tariefsverhoging in het stad- en streekvervoer in beginsel gerechtvaardigd in het licht van de op lange termijn gewenste verhoging van de kostendekkingsgraad. De invulling hiervan moet uiteraard wel passen binnen de gezamenlijk gemaakte afspraken, waarbij in deze kwestie de afspraak van een jaar tariefrust geldt.
Mogelijke corruptie van een bestuurslid van Buma/Stemra |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de PowNews uitzending van 30 november 2011 over mogelijke corruptie van een bestuurslid van Buma/Stemra, door een aanbod om bemiddeling voor teruggave aan een componist van onterecht door Buma/Stemra aan die componist niet uitbetaalde royalties tot een bedrag van circa 1 miljoen euro te koppelen aan ontvangst van een eenderde van dat bedrag?
Ja.
Hoe oordeelt u over dit beschreven gedrag van de bestuurder van Buma/Stemra, dat tot wettelijk opgedragen taak heeft de auteursrechten van artiesten ten behoeve van die artiesten te beheren?
Het betreft een verontrustend bericht. Bestuursleden van welke rechtspersoon dan ook dienen integer te handelen en de besluitvorming binnen het bestuur van de rechtspersoon niet ten eigen voordele te beïnvloeden. Dit volgt ook uit de Richtlijnen goed bestuur en integriteit cbo’s die onderdeel uitmaken van de CBO keurmerkcriteria en die Buma/Stemra heeft aangegeven te zullen naleven.
Naar aanleiding van de uitzending heb ik contact opgenomen met het College van Toezicht Auteursrechten met het verzoek de zaak met voorrang te onderzoeken. Het College van Toezicht Auteursrechten is belast met het toezicht op de door de wetgever aangewezen collectieve beheersorganisaties, zoals de vereniging Buma. Het College heeft blijkens het persbericht op 1 december 2011 een onderzoek ingesteld naar de achtergronden van de claim van de componist in kwestie en de betrokkenheid van het bestuurslid hierbij. Buma is door het College van Toezicht Auteursrechten verzocht aan te geven welke maatregelen zijn getroffen en zullen worden getroffen naar aanleiding van dit incident. Buma/Stemra heeft aangegeven dat het bestuurslid is teruggetreden uit zijn functie. Het bestuur van Buma/Stemra vergadert komende woensdag over de kwestie. Voice, de koepelorganisatie van cbo’s, heeft in een persbericht aangegeven ten scherpste afstand te nemen van belangenverstrengeling bij bestuurders en erop te vertrouwen dat Buma/Stemra passende maatregelen zal nemen als de verdediging van het bestuurslid naar de mening van het bestuur ontoereikend is. Een definitief oordeel is pas mogelijk als het onderzoek is afgerond.
In casu betreft het een bestuurslid van de stichting Stemra. Ik wijs u erop dat het College van Toezicht formeel nog geen bevoegdheid heeft ten aanzien van de stichting Stemra. Ik vertrouw erop dat de stichting Stemra, gelet op haar nauwe verbondenheid met de vereniging Buma, op vrijwillige basis haar medewerking zal verlenen aan het onderzoek. In het wetsvoorstel toezicht1 dat bij uw kamer voorligt is geregeld dat ook andere dan door de wetgever aangewezen cbo’s (zoals Stemra) onder het toezicht van het College van Toezicht komen te vallen. Voorts zal na inwerkingtreding van het voorstel het College van Toezicht de aanwijzingen die het een cbo geeft, kracht kunnen bijzetten door het opleggen van een boete of last onder dwangsom.
Kunt u bevestigen of Buma/Stemra inderdaad ten onrechte royalties van de componist heeft achtergehouden, terwijl het zijn werk veelvuldig heeft gebruikt voor eigen reclameboodschappen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zegt dit over de geloofwaardigheid van Buma/Stemra en de betrokken bestuurder?
Zie antwoord vraag 2.
Wat bent u van plan in reactie hierop te ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de geplande tweede termijn van het algemeen overleg auteursrechten op 7 december a.s.?
Ja.
De problemen van dwangarbeiders met de Duitse Belastingdienst en geëmigreerde gepensioneerden met een ABP-pensioen |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat er nog steeds mensen zijn die naheffingen van de Duitse Belastingdienst ontvangen, omdat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog dwangarbeid hebben verricht in Duitsland en daarbij een karig pensioen hebben opgebouwd?
De Duitse wetgeving tot belastingvrijstelling van pensioenen aan voormalige dwangarbeiders is op 25 november 2011 door het Duitse parlement (de «Bundesrat») aanvaard en op 13 december 2011 in de Duitse staatscourant (het «Bundesgesetzblatt») gepubliceerd, waardoor de wetgeving in werking is getreden. Volgens deze wetgeving geldt een belastingvrijstelling voor diegenen die onder paragraaf 1 van het «Bundesentschädigungsgesetz» vallen. Voor de vrijstelling is aangesloten bij het begrip «vervolgden». Diegenen die destijds naar Duitsland zijn gedeporteerd vallen onder de vrijstelling, terwijl diegenen die destijds vrijwillig arbeid hebben verricht in Duitsland geen aanspraak kunnen maken op de vrijstelling. Praktisch leidt dit er toe dat de pensioenen van alle Nederlandse dwangarbeiders die onder deze wetgeving vallen van Duitse belastingheffing zijn vrijgesteld. Bovendien is duidelijk gemaakt dat met de vrijstelling pragmatisch wordt omgegaan. Zowel via de Nederlandse ambassade in Berlijn als via rechtstreekse contacten met het Duitse ministerie van Financiën hou ik de vinger aan de pols zodat de vrijstelling ook daadwerkelijk wordt toegepast.
Vooruitlopend op de totstandkoming van deze wetgeving is de vrijstelling door het Finanzamt Neubrandenburg, dat verantwoordelijk is voor de belastingheffing van buiten Duitsland wonende Rente-genieters, al toegepast. De belastingvrijstelling kan in Duitsland niet automatisch worden toegepast. Het Finanzamt beschikt zelf namelijk niet over informatie over de persoonlijke status van diegenen die uit Duitsland een pensioen genieten en kan daarom niet vaststellen of iemand in Nederland als voormalige dwangarbeider in Duitsland werkzaam is geweest. Duitse wetgeving over de bescherming van persoonsgegevens verbiedt de automatische uitwisseling van dit soort informatie («Datenschutz») tussen de Duitse uitkeringsinstantie en de Duitse belastingdienst. Om de belastingvrijstelling te krijgen moeten betrokkenen zich daarom aanmelden bij het Finanzamt Neubrandenburg. Omdat betrokkenen vaak al op zeer hoge leeftijd zijn, heb ik met de Duitse belastingdienst afgesproken dat die aanmelding kan worden gedaan met een vereenvoudigd formulier. Dit formulier is op de website van de Nederlandse belastingdienst te vinden (www.belastingdienst.nl).
Op de website www.belastingdienst.nl is informatie over de belastingvrijstelling opgenomen, maar ook op www.grensinfopunt.nl, de website van Bureau Duitse Zaken van de SVB en de Duitse ambassade in De Haag is informatie opgenomen over de vrijstelling van voormalige dwangarbeiders.
Er zijn mij geen concrete situaties bekend van mensen die als voormalige dwangarbeiders zijn geconfronteerd met naheffingen in Duitsland. Wel acht ik het mogelijk dat ondanks de mogelijkheid tot belastingvrijstelling, in een enkele situatie toch belasting zal zijn geheven door de Duitse belastingdienst. Het Finanzamt Neubrandenburg stuurt namelijk vanaf augustus 2010 belastingformulieren aan in het buitenland wonende «Rente»-genieters, maar pas vanaf 1 januari 2011 is in deze formulieren expliciet informatie opgenomen over de belastingvrijstelling van pensioenen van voormalige dwangarbeiders, omdat vanaf die datum vooruitlopend op de aanpassing van de wetgeving de vrijstelling al werd toegepast. Ondanks deze maatregelen kan niet worden uitgesloten dat een betrokkene toch belasting heeft betaald, terwijl de termijn om een bezwaarschrift in te dienen al is verstreken. In die situatie kan betrokkene het Finanzamt Neubrandenburg verzoeken om de heffing van ambtswege aan te laten passen. Ik heb de toezegging gekregen dat die vrijstelling dan alsnog wordt verleend.
Hiervoor heb ik aangegeven dat vanaf 1 januari 2011 betrokkenen door de Duitse belastingdienst zijn geïnformeerd over de belastingvrijstelling. Daarnaast heeft het Duitse ministerie van Financiën een persbericht uitgebracht over de belastingvrijstelling. In het vervolgoverleg met de Duitse belastingdienst is gewezen op de wens dat het voor de voormalige dwangarbeiders duidelijk is dat zij onder de vrijstelling vallen. Van onze zijde is de suggestie gedaan in de communicatie daarover tevens in te gaan op de gevoeligheden die dit onderwerp heeft veroorzaakt bij de voormalige dwangarbeiders.
Hoe verhoudt dit zich tot uw eerdere antwoord d.d. 26 september 20111 dat vooruitlopend op de wijziging van de Duitse wet de Duitse Belastingdienst alvast een vrijstelling voor dwangarbeiders zal toepassen? Gaat u nu met dezelfde voortvarendheid als de Belgische minister van financiën Financiën er bij de Duitse Belastingdienst op aandringen dat er geen naheffingen worden opgelegd aan vroegere dwangarbeiders?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u inmiddels bij de Duitse autoriteiten geïnformeerd of de vrijstelling van toepassing is op alle dwangarbeiders of op een bepaalde categorie dwangarbeiders? Indien de vrijstelling alleen van toepassing blijkt op een bepaalde categorie dwangarbeiders, welke categorie dwangarbeiders is dat en wat gaat u eraan doen om te zorgen dat de vrijstelling voor alle dwangarbeiders zal gelden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat kunnen mensen met een dergelijk uit dwangarbeid opgebouwd pensioen doen als zij de Duitse belastingaanslag reeds betaald hebben, bijvoorbeeld omdat zij geschrokken waren van de Duitse aanmaningen? Hoe krijgen deze mensen hun teveel betaalde belasting weer terug?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe wordt deze groep van voormalige dwangarbeiders geïnformeerd over de stand van zaken van het overleg tussen de Nederlandse en Duitse autoriteiten en over het antwoord op de vraag of zij onder de vrijstelling vallen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunnen deze voormalige dwangarbeiders een excuusbrief van de Nederlandse of Duitse Belastingdienst (in het Nederlands) verwachten over de gang van zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staat het met het overleg tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Duitsland op grond van artikel 25 van het Belastingverdrag om een structurele oplossing te vinden voor het probleem dat zowel Nederland als Duitsland het ABP-pensioen van een naar Duitsland geëmigreerde Nederlander willen belasten?
In de beantwoording van de Kamervragen die het lid Omtzigt op 2 september 2011 heeft gesteld, heb ik aangegeven dat tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Duitsland overleg wordt gevoerd met het doel de kwestie van het ABP-pensioen structureel op te lossen. Dit overleg heeft inmiddels tot een oplossing geleid waarmee bestaande dubbele belastingheffing wordt weggenomen en voor de toekomst dubbele belastingheffing in de relatie tot Duitsland kan worden voorkomen.
Bent u bekend met het feit dat ook België inmiddels belastingaanslagen verstuurt naar geëmigreerde Nederlanders met een ABP-pensioen? Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat ook deze emigranten in twee lidstaten belasting verschuldigd zijn over hetzelfde pensioen? Hoe gaat u voorkomen dat ook andere lidstaten dan België en Duitsland het ABP-pensioen in de heffing zullen betrekken, waardoor geëmigreerde Nederlanders voorlopig met dubbele belastingaanslagen zitten?
Ja, daarmee ben ik bekend. Voor zover het ABP-pensioen is opgebouwd in een privaatrechtelijke dienstbetrekking legt België inderdaad – terecht – belastingaanslagen op aan inwoners van Nederland die het pensioen genieten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan iemand die in het bijzonder onderwijs werkzaam is geweest en uit hoofde van die – privaatrechtelijke – dienstbetrekking pensioen heeft opgebouwd bij het ABP. Omdat in dat geval het ABP-pensioen voor de verdragstoepassing kwalificeert als een privaat pensioen, heeft België, als woonstaat, het heffingsrecht over deze pensioenen op de voet van het Nederlands-Belgische belastingverdrag. Voor zover het ABP op een pensioen dat geheel of gedeeltelijk in een privaatrechtelijke dienstbetrekking is opgebouwd over het vrijgestelde gedeelte van het pensioen toch loonbelasting inhoudt, wordt die loonbelasting door het indienen van een aangifte inkomstenbelasting alsnog verrekend en teruggegeven. Om het ABP al bij de uitbetaling van het pensioen rekening te laten houden met een (gedeeltelijke) belastingvrijstelling van het pensioen, moet de pensioengenieter bij de Belastingdienst om een zogenoemde verdragsverklaring verzoeken. Het ABP wijst de pensioengenieters die in het buitenland wonen vooruitlopend op de pensioentoekenning op de mogelijkheid om een verdragsverklaring bij de Belastingdienst aan te vragen. Met de gegevens over de pensioenopbouw die de pensioengenieter op «Mijn ABP» kan raadplegen, kan de Belastingdienst vaststellen welk percentage van het ABP-pensioen in Nederland onbelast is. De verdragsverklaring wordt vervolgens aan het ABP als inhoudingsplichtige en aan de belastingplichtige verstrekt.
Voor de volledigheid wil ik benadrukken dat het overeenkomstig het Nederlands verdragsbeleid is om in het belastingverdrag te verduidelijken dat voor de kwalificatie als overheidspensioen beslissend is dat het pensioen in overheidsdienst is opgebouwd en dat het er dus niet om gaat wat voor (soort) instantie de pensioenuitkeringen doet. Met een dergelijke verduidelijking wordt voorkomen dat in relatie tot het desbetreffende verdragsland zich een vergelijkbare discussie voordoet als met Duitsland aan de orde was.
De Stort van Troost |
|
Paulus Jansen (SP) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en milieu) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dordt eist sanering Stort van Troost»?1
Ja.
Gaat u het College van B&W van de gemeente Dordrecht steunen in de sanering het gebied en het aanpakken van Shell als verantwoordelijk vervuiler? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van het bodemsaneringsbeleid is volledig gedecentraliseerd en in
deze kwestie is de gemeente Dordrecht bevoegd gezag. De gemeente ontvangt een bodemsaneringsbudget. Daarnaast ondersteunt het Ministerie de gemeente in de verdere aanpak van deze zaak door het beschikbaar stellen van financiële middelen om juridische ondersteuning te bekostigen, ook richting Shell.
Wanneer bleek voor het eerst uit monitoring van verspreiding van de verontreiniging dat de situatie niet meer acceptabel was? Kan de Kamer inzage krijgen in alle rapportages van de monitoring van afgelopen 6 jaar?
Uit bodemonderzoeken in 2005 en 2006 is gebleken dat de verontreinigingen zich vanuit de stortplaats verspreiden, maar dat de verspreiding geringer is dan in de jaren daarvoor werd aangenomen. Dit beeld is bevestigd door de daarna uitgevoerde monitoringen. Bij de monitoring grondwaterkwaliteit van 2010 is gebleken dat op een drietal locaties de verontreinigingen buiten de voormalige stortplaats toenemen. Op dat moment werd duidelijk dat maatregelen noodzakelijk zijn om de verspreiding van de verontreiniging tegen te gaan. Uit de monitoring grondwaterkwaliteit 2011 blijkt dat deze toename zich in het laatste jaar (nog) niet verder heeft doorgezet. De verwachting is echter dat zolang er geen saneringsmaatregelen zijn genomen, deze toename wel zal gaan doorzetten. Ondanks de zeer onlangs geconstateerde geringere verspreiding blijft sprake van een serieus verspreidingsrisico, en is het noodzakelijk om saneringsmaatregelen te nemen. De mogelijke saneringsmaatregelen zijn opgenomen in het saneringsplan van 2009. Dit saneringsplan is opgesteld in het kader van het project «sanering en herontwikkeling polder Stededijk» en is gekoppeld aan de uitvoering van het inrichtingsplan. Alle onderzoeksrapporten zijn openbaar en op te vragen bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te Dordrecht.
Was het achteraf gezien niet beter geweest al veel eerder met sanering te beginnen omdat immers al ruim 12 jaar geleden bleek dat de Stort van Troost een tikkende tijdbom is?
Het betreft hier een stortplaats met een te overzien verspreidingsrisico en gezien de monitoringsrapportages 2005, 2007, 2009, 2010, 2011 heeft de gemeente Dordrecht voldoende zicht op het verspreidingstempo van de verontreinigingen.
De aanpak van de stort moet gezien worden in het kader van de herontwikkeling van polder Stededijk. Vanaf 2006 is door diverse overheden gewerkt aan het project «sanering en herontwikkeling polder Stededijk». Doel van het project was de realisatie van een natuur- en recreatiegebied in de polder gecombineerd met de sanering van de bodemverontreiniging die is aangetroffen ter plaatste en in de omgeving van de voormalige stortplaats. Het inrichtingsplan en het saneringsplan zijn op elkaar afgestemd en de bedoeling was om deze geïntegreerd uit te voeren. Door de weigering van de eigenaren om Polder Stededijk tegen een redelijke en marktconforme prijs te verkopen aan de overheid is vertraging opgelopen bij de aanpak.
Welke consequentie heeft het besluit van het College van B&W voor het in 2006 met uw ambtsvoorganger, Van Geel, afgesloten convenant voor herinrichting van de polder Stedelijk?
Het herinrichtingsproject van polder Stededijk ligt stil omdat door de wijziging van het beleid met betrekking tot de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur de middelen voor aankoop van de polder en herinrichting van de polder als natuurgebied zijn weggevallen. Hierdoor kan de herinrichting voorlopig niet worden uitgevoerd. De betekenis hiervan voor de sanering zal door het bevoegd gezag nader worden gewogen.
Toenemend gebruik van de waterpijp met tabak |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «lekker lurken, zorg om waterpijptabak»?1
Ja.
Klopt het dat er een toenemend aantal jonge mensen de waterpijp met tabak gebruikt en dit onder de 16 makkelijk te koop is? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen?
Sinds 2010 is op mijn verzoek het roken van waterpijp opgenomen in de Roken Jeugd Monitor. In 2010 was het percentage jongeren dat nog nooit een waterpijp had gerookt 78%. Dit jaar is dat 76%. Er is geen onderscheid gemaakt voor het roken van een waterpijp met en zonder tabak. Op basis van deze twee jaarcijfers is een toenemend aantal jongeren dat waterpijp rookt te constateren, maar de registratie bestaat nog te kort om er harde conclusies aan te verbinden.
Verkoop van waterpijpvullingen met tabak aan jongeren onder de 16 jaar is niet toegestaan. Controle van leeftijdsgrenzen is met name bij internetverkoop echter een probleem. In overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie vindt op dit moment een inventarisatie plaats naar de mogelijkheden om de verkoop van leeftijdsgebonden producten via internet zodanig in te richten, dat daarmee de naleving substantieel wordt verbeterd. Ik zal u binnenkort nader informeren over de uitkomsten van deze inventarisatie.
Is u bekend hoeveel, hoe vaak en op welke leeftijd jonge mensen de waterpijp gebruiken? Zo niet, wilt u dit uitzoeken?
Van alle 10 tot 19-jarigen heeft 24% ooit een waterpijp gerookt. Van de 10 tot en met 14-jarigen heeft 93% nog nooit een waterpijp gerookt. Oudere jongeren roken vaker: 57% van de 15 tot en met 19 jarigen heeft nog nooit een waterpijp gerookt. Meisjes roken minder vaak waterpijp dan jongens en jongeren met een lagere opleiding roken vaker waterpijp dan jongeren met een hogere opleiding.
Bent u bekend met de onderzoek van de Stichting Volksgezondheid en Roken (Stivoro) waaruit blijkt dat een uur waterpijp roken gelijk staat aan 100 tot 200 sigaretten roken? Vind u dit ook heftig voor longen van kinderen die nog niet volgroeid zijn?
Ja, ik ben bekend met deze gegevens. Een uur waterpijp roken staat gelijk aan 100 tot 200 keer de rook van een sigaret en 70 keer de hoeveelheid nicotine van een sigaret. Deze uitkomst is afkomstig van een studie van de WHO (Waterpipe tobacco smoking: health effects, research needs and recommended action by regulators, 2005). De exacte gezondheidseffecten verschillen, afhankelijk van de stoffen die er in de vulling zitten en de verschillende manieren van inhaleren. Ook waterpijpvullingen zonder tabak zijn schadelijk voor de gezondheid, vanwege de rook die wordt ingeademd en de zware metalen afkomstig van het kooltje dat wordt gebruikt als brandstof. Ik acht het onwenselijk dat jongeren beginnen met roken. Dat geldt zeker ook voor de waterpijp.
Waarom is er bijna geen informatie te vinden over de risico’s van gebruik van de waterpijp met tabak?
Op de jongerensite van STIVORO is informatie te vinden over de risico’s van het gebruik van de waterpijp. Ook op enkele sites van Centra voor Jeugd en Gezin is goede informatie te vinden over de waterpijp, speciaal gericht op ouders van pubers.
Vindt u het belangrijk dat er meer informatie te vinden moet zijn over gebruik van de waterpijp met tabak?
Ik acht betrouwbare online informatie een goede manier om jongeren en hun ouders te informeren over de risico’s van de waterpijp, met en zonder tabak. Daarnaast vind ik effectieve schoolprogramma’s zoals de Gezonde School en Genotmiddelen een goede manier om jongeren te informeren over en weerbaar te maken tegen genotsmiddelen in het algemeen. In lesmateriaal wordt al aandacht besteed aan het roken van een waterpijp (DVD Teleac, ontwikkeld door Trimbos en Stivoro samen). En het onderwerp waterpijp wordt meegenomen bij het ontwikkelen van de nieuwe e-learning voor het voortgezet onderwijs volgend jaar, als onderdeel van het programma De Gezonde School en Genotmiddelen . Dit programma wordt op ongeveer 70% van de scholen voor voortgezet onderwijs gebruikt.
De Iraakse regering die niet langer wil meewerken aan gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland en andere Europese landen |
|
Raymond Knops (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() ![]() |
Waarom wil de Iraakse regering niet langer meewerken aan gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland en andere Europese landen?
Irak accepteert in het algemeen nog steeds gedwongen terugkeer van Iraakse onderdanen, maar heeft de voorwaarden waaronder dit plaatsvindt, aangepast. Ik ben in gesprek met de Iraakse autoriteiten over de reden van het niet langer terugnemen van Irakezen op basis van een zogenaamde EU-staat.
Welke (nieuwe) eisen stelt de Iraakse regering thans aan gedwongen terugkeer? Zijn die eisen voor Nederland acceptabel?
Gedwongen terugkeer kan alleen plaatsvinden met behulp van een reisdocument (paspoort of een laissez-passer). Gedwongen terugkeer van Irakezen die niet in het bezit zijn van een paspoort of laissez-passer kan op dit moment niet plaatsvinden. Nederland is hierover met Irak in gesprek, omdat dit betekent dat Nederland, als vreemdelingen niet zelfstandig vertrekken, een groot deel van de Iraakse vreemdelingen niet kan uitzetten omdat veel Irakezen geen paspoort hebben en Irak tot op heden geen (vervangende) reisdocumenten verstrekt ten behoeve van gedwongen terugkeer.
Is er naar uw oordeel een rechtvaardiging voor een andere behandeling van vrijwillig ten opzichte van gedwongen terugkerende Iraakse asielzoekers?
Nee, het is een volkenrechtelijk uitgangspunt dat landen hun eigen onderdanen terugnemen, ook bij gedwongen terugkeer. Dat neemt niet weg dat van Iraakse vreemdelingen verwacht mag worden dat ze zelfstandig terugkeren, omdat vrijwillige terugkeer mogelijk is.
In geval de Iraakse autoriteiten thans stellen dat terugkerende Iraakse asielzoekers moeten beschikken over een paspoort of een laissez-passer, is de Iraakse diplomatieke vertegenwoordiging dan bereid om aan het verstrekken van laissez-passers voortvarend, met zo min mogelijk bureaucratie en tijdverlies, mee te werken?
De Iraakse vertegenwoordiging verstrekt vooralsnog uitsluitend laissez-passers aan Irakezen die aangeven vrijwillig te willen terugkeren. Ik voer intensief overleg met de Iraakse autoriteiten over de mogelijkheden van gedwongen terugkeer.
Klopt het dat Zweden, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk destijds een Memorandum of Understanding (MoU) over terugkeer van Iraakse asielzoekers met de Iraakse federale regering zijn overeengekomen?
Denemarken heeft met de Iraakse autoriteiten een MoU gesloten over terugkeer dat ziet op zowel zelfstandige als gedwongen terugkeer. Op basis van het MoU heeft terugkeer plaatsgevonden. Ook het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hebben een MoU op basis waarvan gedwongen terugkeer plaatsvond. Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben laten weten dat nog niet duidelijk is welke gevolgen het bericht van de Iraakse immigratieautoriteiten heeft voor de bepalingen in het MoU. Van Noorwegen is op dit punt geen nadere informatie ontvangen.
Zien deze MoU’s ook op gedwongen terugkeer?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft op basis van deze MoU’s (gedwongen) terugkeer naar Irak plaats gehad en gebeurt dit thans niet meer?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich de door de Kamer aangenomen motie Knops c.s.1, waarin onder andere werd gevraagd om sancties tegen landen die onvoldoende meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen?
Ja. Uw Kamer is over de uitvoering van deze motie geïnformeerd in de kamerbrief «Moties aangenomen bij Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012 (inclusief de onderdelen integratie en volkshuisvesting)» d.d. 15 december 2011.2
Welke contacten, middelen, waaronder eventuele sancties, gaat Nederland, al dan niet in gezamenlijk Europees verband, inzetten om ervoor te zorgen dat Irak ook bij gedwongen terugkeer zal voldoen aan de verplichting om eigen onderdanen terug te nemen?
Ik heb met de Iraakse ambassadeur in Nederland gesproken over de ontstane situatie en over mogelijkheden om de gedwongen terugkeer van ongedocumenteerde vreemdelingen te effectueren. Daarbij heb ik benadrukt dat Nederland de samenwerking met Irak op het gebied van terugkeer beschouwt als integraal onderdeel van de bilaterale betrekkingen. Nederland is daarom bereid om met Irak afspraken te maken over terugkeer in breder verband. Hierbij zal welwillend worden gekeken naar eventuele wensen van Iraakse zijde. De ambassadeur heeft toegezegd zich met deze boodschap tot zijn autoriteiten in Bagdad te wenden en zich in te spannen om tot een oplossing te komen. Ook de Nederlandse ambassadeur in Bagdad heeft de urgentie om tot een oplossing te komen onder de aandacht gebracht van de Iraakse autoriteiten. Als resultaat uitblijft, is Nederland ook bereid om te bezien of sancties effectief zijn.
Verder heeft de Raad van de Europese Unie op 22 december 2011 ingestemd met ondertekening van de Partnerschaps- en Samenwerkingovereenkomst met Irak. Deze overeenkomst zal afspraken bevatten over de samenwerking inzake migratie en asiel. Onderdeel daarvan zijn bepalingen waarin de verdragspartijen overeenkomen hun illegaal verblijvende onderdanen terug te nemen.
De door het RIVM aangespannen bodemprocedure tegen de huisarts H.van der Linde |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en prof. Dr. R.A.Coutinho huisarts H. Van der L. voor de rechter dagen vanwege zijn uitspraken in de media over het RIVM en de heer Coutinho inzake de griepvaccinatie? Wat is uw mening over deze stap van het RIVM?1
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van lid Gerbrands (PVV) (2011Z21818).
Bent u met het RIVM en de heer Coutinho van mening dat de heer Van der L. «met zijn uitspraken ongegrond en welbewust het vertrouwen van de bevolking in de bescherming van de volksgezondheid door het RIVM schaadt» en dat dit «ernstige maatschappelijke gevolgen kan hebben voor de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma, bij de bestrijding van een uitbraak van een inefectieziekte of bij een milieucalamiteit»?2
Ja. Zie mijn beantwoording van de vragen van lid Gerbrands (PVV) (2011Z21818).
Deelt u de mening dat de werkzaamheid van de griepprik onderwerp is van een wetenschappelijke discussie, aangezien uit wetenschappelijke onderzoeken niet blijkt dat de werkzaamheid van de griepprik onomstotelijk kan worden vastgesteld?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden van 23 november 2011 op uw vragen over het nut van de griepprik (2011Z20885).
Waarom is door het RIVM gekozen voor een tijdrovende en kostbare bodemprocedure die jaren kan duren, terwijl het RIVM deze stap juist neemt vanwege de vermeende acute dreiging van het ondermijnen van het vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma? Vind u de gevolgen van deze stap voor de heer Van der L., zowel financieel als maatschappelijk, in verhouding staan tot zijn uitspraken? Zo ja, waarom?
Voor de inhoudelijke argumenten om te kiezen voor een bodemprocedure verwijs ik u ook naar mijn antwoorden op de vragen van lid Van Gerven (2011Z23739).
Hieraan wil ik nog toevoegen dat het verschil tussen een bodemprocedure en een kort geding eerder enkele maanden is dan enkele jaren. De kosten bestaan met name uit advocatenkosten. Deze hangen af van de omvang van de eis en de argumentatie in relatie tot de complexiteit van het geschil en de advocatentijd die afhankelijk daarvan nodig is. In deze zaak zouden vanuit het RIVM in beide procedures de weerlegging van beschuldigingen en de eis met eenzelfde omvang en diepgang van argumentatie benaderd zijn.
De heer Van der L. vervult een maatschappelijke positie die maakt dat aan zijn uitspraken een zodanig gezag in de publieke opinie wordt toegekend, dat een procedure ten behoeve van een uitspraak voor recht daarmee naar mijn mening in verhouding staat. Daarbij neem ik tevens in ogenschouw dat hem tot twee keer toe de gelegenheid is gegeven om zijn onterechte aantijgingen terug te nemen, zonder te treden in zijn recht om kritiek te uiten op het Nationaal programma griepvaccinatie.
Deelt u voorts de mening dat het feit dat het RIVM, cq de heer Coutinho een bodemprocedure zijn begonnen een gemiste kans betekent om een maatschappelijk belangrijke discussie te voeren over de status van wetenschappelijk bewijs, belangenverstrengeling in de wetenschap, de invloed van de farmaceutische industrie en het blootstellen van de bevolking aan onbewezen cq onvoldoende bewezen preventiemaatregelen? Zo nee, waarom niet? Vind u dat deze discussie wel gevoerd moet worden?
Zoals ik in mijn beantwoording van de vragen van lid Van Gerven (2011Z23739) heb aangeven, vind ik dat het voeren van een open debat past binnen de beginselen van een democratische samenleving, welke ik vanzelfsprekend ondersteun en toejuich. Door de onafhankelijkheid van de directeur van het CIb ter discussie te stellen worden zijn argumenten in dit debat a priori als inferieur weggezet. Dit schaadt naar mijn mening de kwaliteit van het debat en mogelijk het belang van de volksgezondheid. Ik vind dat de Nederlandse bevolking moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de heer Coutinho en van het RIVM als gezaghebbend (overheids)instituut. De huidige rechtsgang moet helderheid brengen over de aantijgingen van belangenverstrengeling, waardoor het wetenschappelijk debat in zijn volledigheid kan plaatsvinden.
Van de eerste drie door u genoemde onderwerpen vind ik dat deze altijd onderwerp van kritische maatschappelijke aandacht moeten en mogen zijn. Ik denk daarbij echter niet in de eerste plaats aan het RIVM als aanjager van het debat, maar veeleer aan gremia als de wetenschappelijke verenigingen, de academische onderzoeksinstituten en Universiteiten, en aan de wetenschapsjournalistiek.
Ten aanzien van de keuze voor preventiemaatregelen verwijs ik naar mijn antwoorden van 23 november 2011 op uw vragen over het nut van de griepprik (2011Z20885).
Is het waar dat de heer Coutinho is benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, waar hij betrokken is bij projecten die mede worden betaald door makers van vaccins namelijk MSD en GlaxoSmithKline? Zo ja, vindt u dat iemand die een belangrijke vertrouwensfunctie heeft in de publieke gezondheidszorg ook betrokken kan zijn bij projecten die betaald worden door de farmaceutische industrie?
De heer Coutinho is in mei 2011 door de Universiteit van Utrecht benoemd tot hoogleraar. Hij is aangesteld bij het Universitair Medisch Centrum, dat ook zijn leerstoel bekostigt. Zie voorts de beantwoording van de vragen van het lid Van Gerven (2011Z23739).
De heer Coutinho is niet betrokken bij projecten die mede worden betaald door makers van vaccins, zoals MSD of GlaxoSmithKline.
Wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de concrete uitvoering van de motie-Arib inzake een register waarin de banden tussen artsen en onderzoekers enerzijds en de farmaceutische industrie anderzijds staan geregistreerd en openbaar toegankelijk zijn?3
Tijdens het debat over de Mexicaanse griep in september heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de motie Arib. Het transparantieregister zal in het eerste kwartaal van 2013 operationeel en via internet raadpleegbaar zijn. De precieze details van de regelgeving en het register worden momenteel uitgewerkt. Ik verwacht u voor de zomer van 2012 nader daarover te kunnen informeren.
De verhuur van koopwoningen |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft de u kennisgenomen van het artikel «Koophuizen uit nood in verhuur»?1
Herkent u de problematiek wordt gesignaleerd, en zo? Zo ja, hoe groot is de problematiek en wat zijn de gevolgen?
Het artikel meldt dat volgens de Stichting Tijdelijk Twee Woningen veel woningeigenaren bij bemiddeling door makelaars bij de tijdelijke verhuur van hun te koop staande woning in de problemen komen, omdat makelaars niet alleen een hoge vergoeding vragen maar ook niet op de hoogte zijn van de regelgeving en niet de juiste vergunningen en contracten regelen. De NVM bestrijdt dit.
In 2009, na het uitbreken van de kredietcrisis, is duidelijk geworden en onderkend dat woningeigenaren die een nieuwe woning hadden gekocht maar de oude woning nog niet hadden verkocht, de oude woning tijdelijk (tot de verkoop) moeten kunnen verhuren om hun dubbele woonlasten te verlichten.
De Leegstandwet biedt daarvoor de gelegenheid. Deze mogelijkheid was echter niet breed bekend, omdat woningen tot die tijd vlot van de hand gingen. Daarom heeft mijn ambtsvoorganger in 2009, samen met de VNG en Vereniging Eigen Huis, bekendheid gegeven aan de mogelijkheid voor tijdelijke verhuur van te koop staande woningen die de Leegstandwet biedt. Op de website van de rijksoverheid staat informatie over tijdelijke verhuur op grond van de Leegstandwet en ook Vereniging Eigen Huis en VNG hebben op hun website uitgebreid aandacht besteed aan tijdelijke verhuur van te koop staande woningen via de Leegstandwet. Deze informatie is nog steeds te raadplegen.
Deelt u de mening dat het hier gaat om huurovereenkomsten van de tweede te koop staande woningen, die niet vallen onder de verregaande huurbescherming? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Bij verhuur van te koop staande woningen biedt de Leegstandwet inderdaad de mogelijkheid om die woningen zonder huurbescherming voor de huurder te verhuren.
Kan de conclusie worden getrokken dat de Leegstandswet in feite niet naar behoren functioneert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting.
Nee, die conclusie valt niet uit het artikel uit het Algemeen Dagblad te trekken. Wel zou het kunnen zijn dat niet alle makelaars op de hoogte zijn van de Leegstandwet en de mogelijkheid van tijdelijke verhuur van te koop staande woningen die deze wet biedt. Ik zal de makelaars via hun koepels informeren over de Leegstandwet en de mogelijkheid die deze wet biedt om een te koop staande woning zonder huurbescherming van de huurder tijdelijk te verhuren.
Bent u bereid omin uw antwoord in te gaan op de motie De Boer/Ortega-Martijn inzake de versoepeling van de regels van de Leegstandswet?2 Zo nee, waarom niet?
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven tijdens de plenaire behandeling van de Begroting 2012 van Binnenlandse Zaken op 17 november 2011, wordt in de brief over Huur op Maat nader ingegaan op de mogelijkheden voor versoepeling van de regels van de Leegstandwet. Deze brief bevat op een aantal punten voorstellen voor versoepeling van de Leegstandwet. Ik verwijs u hiervoor graag naar deze brief.
Het bericht dat vis niet meer kan leven in het IJsselmeer |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekent met het artikel «Vis kan niet meer leven in het IJsselmeer»?1
Ja.
Waar baseren onderzoeksinstituut IMARES en de overheid hun fosfaatstandpunt op als IMARES geen onderzoeken doet naar oorzaken en gevolgen?
Uit waarnemingen van landelijke en regionale meetnetten is geconstateerd dat de fosfaatbelasting en de fosfaatgehalten in het IJsselmeer de laatste 20 jaar zijn afgenomen als gevolg van maatregelen in het Rijnstroomgebied. Het doel van de vermindering van de fosfaatbelasting is de verbetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit is dan ook sterk verbeterd, zij het dat de fosfaatgehalten nog steeds te hoog zijn in het licht van de Europese Kaderrichtlijn Water. Fosfaten bevorderen eutrofiëring; zij bemesten het water. Dit heeft invloed op het ecosysteem, dus ook de aard van de visbestanden. Mede onder verwijzing naar vraag 4, er wordt onderzoek uitgevoerd naar ook de rol van fosfaten op het ecosysteem. De vermindering van de fosfaatbelasting beïnvloedt de productiviteit van het IJsselmeer, maar een goede waterkwaliteit is met name ook van belang voor drink- en landbouwwatervoorziening, recreatie en natuur.
Deelt u de mening dat vissers die dagelijks op het water zijn en hun brood met vissen verdienen een beter beeld op de visstand hebben dan de IMARES biologen die eens in de zoveel tijd monitoren?
De bevindingen van vissers zijn waardevol en de praktijkervaringen dragen bij aan de wetenschappelijke onderzoeksgegevens van bijvoorbeeld het instituut Imares. Ten behoeve van het op elkaar afstemmen van de ervaringen en gegevens zijn in de zeevisserij meerjarige onderzoekssamenwerkingsprojecten opgezet die zonder meer tot een verbeterd onderling begrip hebben geleid. Ook in het project «Kenniskringen» zijn er specifiek op de binnenvisserij gerichte activiteiten waarbij onderzoekers en vissers hun kennis inbrengen en delen.
Deelt u de mening dat een eerder door de fractie van de PVV voorgestelde test met fosfaten in het water duidelijkheid kan geven over de effecten van fosfaten op de visstand?
Bent u bereid om in het belang van de visstand en de visserij een dergelijke fosfaattest alsnog uit te voeren?
In het licht van bovenstaande ben ik niet voornemens een onderzoek naar de effecten van fosfaattoediening op het IJsselmeer uit te voeren of te financieren.
Het hoogoplopende conflict tussen de minister en de huisartsen naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma Buitenhof d.d. 27 november 2011 |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel1 «Chronisch zieken niet meer welkom bij arts» en op de TV-uitzending, waarin de voorzitter van de Raad van Bestuur van Medisch Spectrum Twente, prof.dr. J.H. Kingma, waarschuwt voor een overschrijding volgend jaar van het huidige budget van de ziekenhuizen met meer dan 2,5%, als gevolg van het weer doorverwijzen van chronische patiënten van huisartsen naar het ziekenhuis?
Ik betreur het als huisartsen bepaalde groepen patiënten niet meer willen behandelen of bepaalde verrichtingen niet meer willen uitvoeren. Juist voor de patiënten met een chronische ziekte is zorg in de buurt cruciaal. Het mag niet zo zijn dat de zorg meer in de tweede lijn gaat plaatsvinden, als de patiënten beter in de eerste lijn behandeld kunnen worden. De patiënt hoort centraal te staan en hoort niet betrokken te worden in een conflict.
Deelt u de mening dat er op het ministerie geen realistische raming is gemaakt voor ketenzorg in 2010, toen de aanvankelijke € 241 miljoen voor ketenzorg halverwege dat jaar met € 107 miljoen verminderd werd, omdat de keten-DBC COPD (Diagnose Behandeling Combinatie) pas halverwege startte en de keten-DBC hartfalen werd uitgesteld, maar de overige € 134 miljoen bijna in zijn geheel is opgegaan aan ketenzorg voor diabetes mellitus (€ 130 miljoen)?
Ik deel deze mening niet, aangezien vanuit eerdere experimenten rondom de ketenzorg Diabetes (2007–2009) kon worden verwacht dat de contractering van ketenzorg sneller van de grond zou komen. De contractering van COPD en vasculair risicomanagement bleek echter meer tijd nodig te hebben. In de meting die het RIVM in 2010 onder 97 zorggroepen deed bleek ook dat alle zorggroepen een contract voor integrale bekostiging ketenzorg diabetes hadden afgesloten, maar dat slechts een aantal zorggroepen een contract voor de VRM en COPD zorgprogramma’s hadden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zorgverzekeraars de regierol beter oppakken bij het inkopen van kwalitatief goede, maar relatief goedkopere ketenzorg door hulpverleners uit de eerste en tweede lijn, en zij tegelijkertijd de inkoop van relatief dure tweedelijnszorg matigen?
Met zorgverzekeraars en ziekenhuizen heb ik in het Hoofdlijnenakkoord goede afspraken gemaakt over een beheerste uitgavenontwikkeling in de ziekenhuiszorg. Daarnaast zal het afschaffen van de macronacalculatie een extra prikkel voor verzekeraars met zich meebrengen om kwalitatief goede zorg op de juiste plek tegen de juiste kosten in te kopen. Begin 2012 wil ik daarnaast met zorgverzekeraars, eerste lijn en tweede lijn afspraken maken over het daadwerkelijk vormgeven van substitutie van zorg, bijvoorbeeld rondom de integratie van de huisartsenpost (HAP) en de spoedeisende hulp (SEH) en/of ketenzorg.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars aan het eind van 2009 en in de loop van 2010 een voorzienbaar risico liepen met het inkopen van teveel ketenzorg en daarmee een overschrijding van het kader voor ketenzorg uitlokten? Is het in dit verband reëel om de rekening van de overschrijdingen alleen bij de huisartsen neer te leggen?
Bij de inkoop van ketenzorg waren en zijn uiteraard twee partijen betrokken, de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars. Een substantieel deel van de ketenzorg betreft huisartsenzorg, vandaar dat het compenseren van de overschrijding is meegenomen in de tariefmaatregel huisartsenzorg. Dit neemt niet weg dat ook verzekeraars een verantwoordelijkheid hebben bij het beheersbaar houden van de zorguitgaven, zeker ook bij de contractering van ketenzorg, waarbij sprake is van vrije tarieven en zorg in samenhang gecontracteerd moet worden. Dat is precies de reden dat ik zorgverzekeraars actief wil betrekken bij het maken van toekomstige afspraken. Het is ook (mede) de reden dat de macronacalculatie wordt afgeschaft.
Kunt u specificeren welk bedrag aan overschrijdingen in de ketenzorg u bij de medisch specialisten hebt teruggehaald in 2010?
Het is niet mogelijk te specificeren welke bedragen toe te wijzen zijn aan (overschrijdingen in) de ketenzorg geleverd door medisch specialisten. Er is dus geen sprake van het terughalen van overschrijdingen in de ketenzorg bij de medisch specialisten. De tweedelijns somatische zorg is echter niet ongemoeid gebleven. In 2010 en 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit de honorariumtarieven van de medisch specialisten verlaagd. Daarnaast zijn afspraken gemaakt ten aanzien van het redresseren van de meerjarige doorwerking van de overschrijdingen 2010. Deze afspraak leidt ertoe dat instellingen en verzekeraars per 2012 maatregelen moeten nemen voor een bedrag van € 265 miljoen.
Waarom sanctioneert u de huisartsen voor het overnemen van diabeteszorg uit de duurdere tweedelijn, terwijl uw beleid gericht is op het organiseren van zorg dichter bij huis, waarbij de huisarts als poortwachter optreedt en pas medisch specialistische zorg inroept als dat echt nodig is?
De tariefmaatregel op de huisartsenzorg leg ik niet op omdat ik vind dat de huisartsen te veel of onnodig werk hebben gedaan. Integendeel, ik vind de versterking van geïntegreerde zorg in de buurt een hele goede ontwikkeling. Er is echter geen financiële ruimte om de extra uitgaven die zijn gedaan, bovenop de reeds toegekende groei, geheel te faciliteren. Omdat ik niet wil dat de gevolgen van de overschrijdingen alleen bij de patiënt worden neergelegd en ik van mening ben dat ook huisartsen een deel moeten bijdragen aan de financiële problematiek, heb ik gekozen voor een tariefmaatregel.
Voorziet u ook voor het huidige boekjaar (2011) een overschrijding van het kader ketenzorg? Zo ja, over welke zorg gaat dit precies en hoe groot zijn die overschrijdingen?
Zoals gemeld in mijn brief «Bijstelling tariefkorting eerste lijn» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 247, nr. 152) is op basis van voorlopige cijfers van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) een aanzienlijke overschrijding te verwachten op de uitgaven voor de huisartsenzorg in het jaar 2011. Op basis van deze cijfers laat de ketenzorg vooralsnog geen overschrijding zien. In het voorjaar 2012 krijg ik echter pas meer duidelijkheid wat de werkelijke omvang is van de overschrijding huisartsenzorg en ketenzorg.
Wat zouden huisartsen moeten doen om de overschrijdingen van het kader voor huisartsenzorg zo klein mogelijk te houden? Welke zorg zouden zij wat u betreft minder moeten aanbieden?
Er zijn verschillende manier om te zorgen dat kaders zo min mogelijk worden overschreden. Dit kan bijvoorbeeld zowel door gepast zorggebruik als door scherpere prijzen bij de zorginkoop.
De LHV en ik zijn er beide van overtuigd dat het voorkomen van nieuwe overschrijdingen de beste remedie is. Gezamenlijk met de LHV, maar ook met andere partijen, wil ik bekijken hoe wij deze mogelijke overschrijding kunnen redresseren door het structureel verlagen van de zorguitgaven, bijvoorbeeld door substitutie van de tweede naar de eerste lijn. Mogelijk kan hierdoor verschuiving plaatsvinden van dure naar goedkope zorg. De financiële ruimte die hierdoor mogelijk ontstaat wil ik gebruiken om een eventuele overschrijding in het huisartsenkader op te vangen.
Mijn intentie is om een nieuwe tariefkorting in de huisartsenzorg zo veel mogelijk te voorkomen. Het is een gezamenlijk uitdaging om aan te tonen welke substitutie effecten te realiseren zijn. Dan kunnen we het gesprek voeren over wat het budget is dat beschikbaar is voor substitutie. Het budget dient uiteindelijk zorg te volgen.
Zoals u in mijn brief van 16 december over Huisartsenzorg hebt kunnen lezen heb ik de huisartsen een handreiking gedaan. Hiermee is de tariefmaatregel verlaagd met € 14 miljoen. Ik wil een duidelijk signaal afgeven aan de sector, waarmee ik benadruk hoe belangrijk ik de huisartsenzorg in ons zorgstelsel vind. Daarbij spreek ik ook de hoop en verwachting uit dat huisartsen niet massaal voor kleine verrichtingen gaan doorverwijzen naar het ziekenhuis en dat de ingezette activiteiten rondom ketenzorg worden doorgezet.
Vindt u in dit verband de oproep van de ledenraad van de Landelijke Huisartsen Vereniging om de verrichtingen in het kader van modernisering en innovatie, zoals kleine chirurgische ingrepen, te beperken, een adequate maatregel? Zo ja, vindt u dat nog steeds, als blijkt dat patiënten daardoor weer naar het duurdere ziekenhuis gaan? Zo nee, welk alternatief reikt u de huisartsen dan aan, om de verwachte budgetoverschrijding voor 2011 te beperken?
Zie antwoord vraag 8.
Wat doet u om het overleg met de huisartsen en medisch specialisten vlot te trekken, teneinde kwalitatief goede, maar relatief goedkope ketenzorg voor chronisch zieken te organiseren?
De LHV heeft aangegeven dat zij graag verder in gesprek wil over hoe zij de zorg in de buurt willen vormgeven. Daarnaast zal ik de LHV ook blijven uitnodigen aan te sluiten bij de reeds lopende gesprekken over een bestuurlijke agenda rondom zorg en ondersteuning in de buurt. Ketenzorg voor chronisch zieken, maar ook substitutie en de mogelijkheden voor een apart budget voor substitutie, zullen onderdeel zijn van de gesprekken over de bestuurlijke agenda. Bij deze gesprekken zal ik ook vertegenwoordigers van ziekenhuizen en medisch specialisten betrekken. Gezamenlijk zullen businesscases worden uitgewerkt en moet een monitoringsysteem opgezet worden.
Opkomsttijden in Petten e.o. |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris veiligheid en justitie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de zorgen van de inwoners van Petten over de brandveiligheid in hun leefomgeving?1
Ja.
Klopt het bericht dat per 1 januari 2012 de bedrijfsbrandweer van NRG (Nuclear Research & consultancy Group) geen brandweerzorg meer levert buiten het bedrijfsterrein? Wat is de achtergrond van dit besluit? Wat is uw oordeel hierover?
Het bestuur van de veiligheidsregio heeft op basis van artikel 7.1 en 7.2 van de Wet veiligheidsregio’s besloten tot het aanwijzen van NRG als inrichting die over een bedrijfsbrandweer moet beschikken. De eisen die het bestuur van de veiligheidsregio stelt aan de inrichting (ten aanzien van de bezetting) heeft tot gevolg dat de bedrijfsbrandweer niet meer kan optreden buiten de bedrijfspoort: Het bedrijf heeft besloten om zich voortaan slechts nog te richten op de risico’s op het bedrijventerrein Onderzoekslocatie Petten.
Overigens kan een bedrijfsbrandweer optreden in het gebied buiten het bedrijventerrein, maar dan is de inzet altijd complementair aan de inzet van de overheidsbrandweer. De bedrijfsbrandweer rukt nooit uit in plaats van een overheidsbrandweer.
Wat zijn de gevolgen voor de brandveiligheid en de opkomsttijden voor de omliggende gemeenten? Klopt het dat de opkomsttijden in Petten op zullen lopen naar 15 à 17 minuten?
De gevolgen van het besluit om de bedrijfsbrandweer van NRG geen brandweerzorg meer buiten het bedrijfsterrein te leveren zijn met name merkbaar in Petten (gemeente Zijpe). De andere omliggende gemeenten (Anna Paulowna, Harenkarspel en Bergen) worden bediend vanuit kazernes in de nabije omgeving. De opkomsttijden voor die omliggende gemeenten zullen door het genoemde besluit niet veranderen.
Als de bedrijfsbrandweer van NRG geen brandweerzorg meer levert buiten het bedrijfsterrein, dan worden de opkomsttijden in Petten 15 tot 17 minuten, omdat de brandweerzorg van een andere, nabijgelegen posten geleverd wordt.
Acht u dergelijke opkomsttijden acceptabel, gezien de wettelijke bepalingen hierover in het besluit veiligheidregio’s? Kunt u uw antwoord toelichten?
Na het besluit van NRG om niet meer buiten de bedrijfspoort op te treden, zijn direct maatregelen door de veiligheidsregio getroffen in Petten. Zo zijn onder andere rookmelders in Petten uitgedeeld (zie ook vraag 5).
Daarnaast is op 14 oktober jongstleden het dekkingsplan 2011 vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Dit dekkingsplan geeft per gemeente een overzicht van de huidige brandweerdekking versus de normtijden zoals vastgelegd in het Besluit veiligheidsregio’s. Tijdens deze vergadering heeft het algemeen bestuur besloten tot het in gang zetten van een analyse- en verbetertraject in het kader van het programma Brandweer NHN 2.0, waarin beleid wordt ontwikkeld gericht op het terugdringen van het aantal branden, het organiseren van een betrouwbare en betaalbare dienstverlening, gekoppeld aan een slimme organisatie van de repressieve brandweerzorg. Uiteindelijk besluit het bestuur van de Veiligheidsregio of in de gevallen waar niet aan de normtijd voldaan kan worden, gemotiveerd wordt afgeweken van de normtijd of dat eventuele verbetermaatregelen en/of compenserende maatregelen worden toegepast. Bij het bovengenoemde besluitvormingsproces zal het algemeen bestuur dus ook de situatie in Petten beoordelen in het licht van het Besluit veiligheidsregio’s.
De veiligheidsregio kent de bepalingen uit de Wet en de voorwaarden die gelden bij het afwijken van de normtijden uit het Besluit en zal daarnaar handelen.
Klopt het dat aan de inwoners van Petten twee gratis rookmelders per huishouden verstrekt worden? Deelt u mijn mening dat dit geen oplossing is voor het ontstane structurele probleem?
Het klopt dat aan de inwoners van Petten twee gratis rookmelders per huishouden verstrekt worden. De maatregel is onderdeel van het programma Brandweer 2.0, waarbij onder meer veel nadruk wordt gelegd op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burgers. Het nut van een rookmelder is tweeledig:
waardoor sneller gealarmeerd kan worden.
Zoals ook in het antwoord bij vraag 4 is vermeld, wordt in de komende periode binnen het programma Brandweer 2.0 ook gekeken naar verdere (aanvullende- of) verbetermaatregelen. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord zal uiteindelijk door middel van de eerder genoemde kosten-batenafweging besluiten tot het nemen van structurele verbetermaatregelen of het gemotiveerd afwijken van de wettelijke norm.
Kunt u de brandveiligheid en de kwaliteit van de brandweerzorg voor de inwoners van Petten en omgeving na 1 januari 2012 garanderen? Zo ja, hoe? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Als Minister van Veiligheid en Justitie stel ik de landelijke wettelijke kaders met betrekking tot de kwaliteit van de brandweerzorg. Het bestuur van de veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het regionale brandveiligheidsbeleid. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio heeft mij te kennen gegeven zorgvuldig te handelen in het gehele proces en de wetgeving in acht te nemen. Ook zijn er direct compenserende maatregelen genomen. Ik zie op dit moment dus geen aanleiding om te twijfelen aan de brandveiligheid en de kwaliteit van de brandweerzorg voor de inwoners van Petten en omgeving.
Een nieuwe Nigeriaanse anti-homowet |
|
Joram van Klaveren (PVV), Louis Bontes (PVV), Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Senaat Nigeria neemt anti-homowet aan»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de visie dat een land waar in 12 provincies de sharia is ingevoerd en waar federaal het ijveren voor gelijke rechten voor homo's strafbaar wordt gesteld, per definitie homofoob is?
De sharia is in 12 noordelijke deelstaten van Nigeria ingevoerd naast het geldende federale juridische systeem. Niet-moslims kunnen gebruik maken van het federale rechtssysteem en kunnen niet gedwongen berecht worden via de sharia. Homoseksualiteit was al verboden in de Nigeriaanse federale wetgeving uit 1916.
De nieuwe wet zou een verdere verslechtering betekenen voor de positie van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT’s).
Bent u van mening dat de uitspraak en oproep tot geweld van senator Baba-Ahmed Yusuf Datti, dat «zulke elementen in de samenleving moeten worden gedood», meer dan verwerpelijk is? Zo nee, waarom niet?
Een oproep zoals in het desbetreffende artikel aan senator Baba-Ahmed Yusuf Datti wordt toegeschreven is onaanvaardbaar.
Klopt het dat naast deze meest recente federale anti-homowetgeving, in de provincies waar de sharia van kracht is de doodstraf staat op homoseksualiteit?
In de 12 deelstaten waar de sharia-wetgeving van kracht is, staat maximaal de doodstraf op homoseksuele daden door moslimmannen. De doodstraf is in Nigeria nog nooit uitgevoerd voor dit feit. Nederland is tegen de doodstraf.
Bent u bereid in internationaal verband (bij de EU, VN en Wereldbank) te pleiten voor het stopzetten van alle ontwikkelingshulp aan deze door de sharia besmette staat waar homohaat aan de orde van de dag is? Zo nee, waarom niet?
Nederland wijst discriminatie op elke grond af, inclusief discriminatie op grond van seksuele oriëntatie. Bescherming van de rechten van LHBT’s is een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland onderhoudt geen ontwikkelingsrelatie met de Nigeriaanse overheid. Wel financiert de Nederlandse ambassade in Abuja een programma op het gebied van mensenrechten, waaronder rechten van LHBT’s.
Daarnaast voert Nederland in EU-verband een brede dialoog met de Nigeriaanse overheid. Mensenrechten vormen een belangrijk onderdeel van deze dialoog. Ook voert de EU een meerjarig ontwikkelingsprogramma uit in Nigeria dat direct gericht is op goed bestuur, mensenrechten, vredesprocessen en handel.
Juist omdat deze Nederlandse en multilaterale hulpgelden direct of indirect bijdragen aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie is het afschaffen van deze hulpgelden niet bevorderlijk voor de positie van LHBT’s en de mensenrechtensituatie in het algemeen.
Verhoging van boetes |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verkeersboetes lopen fors op in 2012»?1
Ja.
Kloppen de nieuwe tarieven, zoals weergegeven in bovengenoemd bericht, waaronder 340 euro voor het veroorzaken van onnodig geluid? Zo nee, kunt u direct een correct overzicht doen toekomen?
De feiten en bijbehorende tarieven zijn als bijlage opgenomen bij de Wet
Administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Op 22 september jongstleden heb ik het ontwerpbesluit met alle nieuwe tarieven in het kader van de voorhangprocedure naar uw Kamer gestuurd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 398, nr. A). Het klopt dat de boete voor het onnodig geluid maken als bestuurder van een motorvoertuig 340 euro bedraagt. In tegenstelling tot sommige berichten in de media gaat het hier echter om een ander feit dan onnodig claxonneren, waar volgend jaar een boete van 85 euro voor staat.
Bent u van mening dat de verkeersboetes nog in verhouding zijn, ook met het oog op bijvoorbeeld een boete voor winkeldiefstal? Zo ja, waarom?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de hoogte van verkeersboetes in relatie tot andere boetes (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1756).
Deelt u de mening dat differentiëren nog meer dan nu het geval is het uitgangspunt moet zijn? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen? Wanneer? Zo nee, waarom niet?
De in het antwoord op vraag 2 genoemde tariefsverhoging voorziet al in belangrijke mate in een gerichte boeteverhogingen in het bijzonder voor grote verkeersovertredingen. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om de tarieven verder te differentiëren.
Het mogelijk versoepelen van de regelingen om honden als trekdier in te kunnen zetten |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Is het waar dat het u werkt aan een nieuwe regeling voor de ontheffingen op het verbod om een hond als trekkracht te gebruiken?
Ten behoeve van de sledehondensport is krachtens art. 107 van de Gezondheids en welzijnswet voor dieren (GWWD) vrijstelling verleend van het verbod om honden als trekkracht te gebruiken. In de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn zijn de vijf hondenrassen aangewezen waarop de vrijstelling van toepassing is.
De rassen zijn: Alaskan Malamute, Eskimohond, Groenlandse hond, Samojeed en Siberian husky. Eigenaren van andere hondenrassen waarmee men sledehondensport of andere vormen van trekkracht door honden wil beoefenen, kunnen op basis van artikel 107 van de GWWD een verzoek tot ontheffing van het verbod op trekkracht indienen bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.
Momenteel wordt gewerkt aan het formaliseren van de procedure waarmee de verzoeken tot ontheffing van het verbod op trekkracht beoordeeld worden. Dit in verband met het streven naar uniformiteit en transparantie in de besluitvorming bij het al dan niet verlenen van ontheffingen. Er is dus geenszins sprake van een beleidswijziging ten aanzien van het verlenen van een ontheffing. Bij de beoordeling zal artikel 36 van de GWWD, net zoals dat nu ook gebruikelijk is, uitgangspunt blijven.
Zo ja, wat is de reden dat u een nieuw protocol wil opstellen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat met de invoering van het nieuwe protocol het gemakkelijker wordt om honden als trekdier in te kunnen zetten? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot art. 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren1 dat stelt dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van het geen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen? Zo nee, wat denkt u dan met dit nieuwe protocol te bereiken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat ontheffingen op wettelijke verboden ongewenst zijn en tot het minimum beperkt moeten worden? Zo ja, waarom wenst u dan meer ontheffingen te gaan verlenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat aan een ontheffing de voorwaarde wordt verbonden dat alle honden jaarlijks, vóór aanvang van het seizoen, röntgenologisch worden onderzocht door een gespecialiseerde instantie, waarbij de Nederlandse normen worden gehanteerd, om te kunnen waarborgen dat niet alleen honden zonder afwijkingen beginnen aan het trekken van een kar, maar alle honden die een kar trekken gezond zijn en dat een hond enkel bij een negatieve uitkomst van de beoordeling op één van de afwijkingen, gedurende één jaar trekkracht mag verrichten?
Zoals ik al aangaf, wordt er gewerkt aan het formaliseren van de procedure waarmee de verzoeken tot ontheffing van het verbod op trekkracht beoordeeld worden. Een vast onderdeel hiervan is dat er door de dierenarts een verklaring omtrent gezondheid en welzijn dient te worden opgemaakt. Dat wordt ook nu al als eis gesteld.
Bent u bereid de Kamer over de nieuwe regeling te informeren en deze te bespreken, voordat deze van kracht wordt? Zo ja, wanneer kan de Kamer het bericht hierover verwachten? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om u dit te sturen want het is bestaande regelgeving.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vόόr het algemeen overleg Dierhouderij op 14 december a.s.? (...)
Zie antwoord vraag 1.
De ter dood veroordeelde Reggie Clemons |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de situatie van de ter dood veroordeelde Reggie Clemons uit de Verenigde Staten?1
Ja.
Deelt u de mening dat landen waar men de doodstraf nog uitvoert de universele mensenrechten schenden? Zo nee, waarom niet?
In artikel 3 van de Universele verklaring voor de Rechten van de Mens wordt gesteld dat iedereen het recht heeft op leven. Daarnaast heeft Nederland evenals 72 andere staten het Tweede Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten geratificeerd. Dit protocol bepaalt dat staten zijn gehouden iemand die ter dood is veroordeeld niet te executeren en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de doodstraf af te schaffen en hierover te rapporteren. De Verenigde Staten van Amerika hebben dit Tweede facultatief protocol niet geratificeerd. Nederland zal blijven aandringen bij de autoriteiten van de Verenigde Staten op het afschaffen van de doodstraf, dan wel een moratorium op de uitvoering van de doodstraf in te stellen als eerste stap naar afschaffing.
Is er bij het bezoek aan het Witte Huis van de gelegenheid gebruikt gemaakt de uitvoering van de doodstraf ter sprake te stellen? Zo nee, waarom niet?
Bij bezoek aan het Witte Huis is niet over de doodstraf gesproken. Algemene politieke punten met betrekking tot het onderwerp de doodstraf worden continue via de EU bij de federale overheid aangekaart. Zo wordt dit onderwerp consequent aan de orde gesteld in de EU-VS mensenrechten consultaties.
Is er bij het bezoek aan het Witte Huis van de mogelijkheid gebruik gemaakt te kennen te geven dat Nederland de uitvoering van de doodstraf ziet als een schending van de mensenrechten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er door of namens de regering op enigerlei wijze aandacht geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt? Zo nee, waarom niet?
De zaak van Reggie Clemons heeft mijn aandacht. De tenuitvoerlegging van de terdoodveroordeling van de heer Clemons werd in juni 2009 door het hooggerechtshof van Missouri aangehouden. Het hof wees vervolgens een speciale aanklager (een rechter) aan die het bewijs in deze zaak opnieuw onderzoekt. Begin maart 2012 staat de volgende zitting gepland. Aangezien deze zaak nog in behandeling is bij het Hooggerechtshof van Missouri, heeft de Nederlandse regering geen aandacht gevraagd voor deze zaak en wil daarbij ook niet vooruitlopen op een eventuele uitkomst.
Indien er door of namens de regering aandacht is geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt, kunt u aangeven welk effect dit gehad heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er door of namens de Nederlandse regering aandacht gevraagd voor de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze is er door of namens de Nederlandse regering duidelijk gemaakt dat zij de uitvoering van de doodstraf afkeurt?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid, wanneer er tot op heden geen aandacht door of namens de Nederlandse regering is geschonken aan de situatie waarin Reggie Clemons zich bevindt dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke andere maatregelen heeft u genomen om de aandacht te vestigen op de situatie van Reggie Clemons, het voornemen tot uitvoering van de doodstraf in deze situatie en de strijdigheid hiervan met de universele verklaring van de rechten van de mens?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer en op welke wijze heeft u in deze situatie contact gehad met uw Europese ambtsgenoten om in deze zaak aandacht in Europees verband te vragen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om in andere vergelijkbare zaken in de VS waarbij de mensenrechten worden geschonden deze onder de aandacht te brengen van de Amerikaanse regering? Zo nee, waarom niet?
Iedere zaak dient op zijn merites te worden beoordeeld.
Nederland zet zich in voor de afschaffing van de doodstraf en spreekt hierbij ook de VS aan. Uitgangspunt is dat Nederland zich aansluit bij de EU-interventies.
Bent u bereid uw afkeuring over de uitvoering van de doodstraf in het algemeen en in deze zaak in het bijzonder openlijk uit te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Het verscherpen van de regels door Irak voor het terugnemen van Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Irak hindert terugkeer van vluchtelingen»?1
Ja.
Klopt het dat Irak aanstuurt op een verbod van het terugnemen van uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers?
Irak heeft geen algemeen verbod ingesteld op het terugsturen van Iraakse onderdanen. Gedwongen terugkeer van Irakezen wordt geaccepteerd, mits zij in het bezit zijn van een reisdocument (paspoort of een laissez-passer). Daarnaast kan iedereen die zelfstandig wil terugkeren zonodig een laissez-passer ontvangen van de Iraakse autoriteiten. Gedwongen terugkeer van Irakezen die niet in het bezit zijn van een paspoort of laissez-passer kan op dit moment echter niet plaatsvinden.
Wat is uw reactie op de opmerking van de UNHCR-afgevaardigde in Irak, samengevat, dat Nederland de veiligheid van uitgezette mensen niet kan garanderen, en dat de UNHCR dat ter plaatse ook niet kan?
De opmerkingen van de UNHCR-afgevaardige in Irak waarnaar in het krantenartikel wordt verwezen, dateren van eind 2010. In reactie op schriftelijke vragen van uw Kamer heb ik op 3 november 2010 gereageerd op deze opmerkingen2.
Aanvullend merk ik op dat op 16 december 2011 een nieuw ambtsbericht is verschenen over de algehele situatie in Irak. Uit dit recente ambtsbericht blijkt dat de veiligheidssituatie in Irak nog steeds zorgelijk is. De veiligheidssituatie is echter niet dusdanig dat elke Iraakse vreemdeling bij uitzetting naar Irak, louter door zijn aanwezigheid en dus ongeacht zijn persoonlijke omstandigheden, een risico zou lopen op een schending van artikel 3 EVRM of van het Vluchtelingenverdrag.
Hoeveel Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers zijn in onderscheidenlijk 2009, 2010 en 2011 vanuit Nederland naar Irak teruggekeerd? Hoeveel van hen zijn in die onderscheiden jaren gedwongen uitgezet naar Irak, en hoeveel van hen zijn vrijwillig teruggekeerd met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)?
De DT&V heeft de volgende aantallen Irakezen uitgezet in de afgelopen jaren:
2009:
ongeveer 85
2010:
ongeveer 115
2011 (t/m november):
ongeveer 180
De IOM heeft de volgende aantallen Irakezen gefaciliteerd bij zelfstandige terugkeer naar Irak:
2009:
ongeveer 720
2010:
ongeveer 550
2011 (t/m november):
ongeveer 760
Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen die slechts uitgeprocedeerde vreemdelingen terugnemen wanneer zij in het bezit zijn van een paspoort of een laisser-passez? Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen die deze vreemdelingen terugnemen enkel op basis van een EU-staat?
Het is niet mogelijk een totaallijst te geven van landen die alleen eigen onderdanen terugnemen, die in het bezit zijn van een paspoort of een laissez-passer. In beginsel kunnen vreemdelingen naar de meeste landen terugkeren met een geldig reisdocument of een laissez-passer afgegeven door de autoriteiten van het desbetreffende land. Alleen wanneer er door de autoriteiten van een land van herkomst geen laissez-passers worden afgegeven voor gedwongen terugkeer of wanneer er specifieke afspraken over het gebruik van de EU-staat in plaats van een ander paspoort of laissez-passer zijn gemaakt, kan terugkeer onder bepaalde voorwaarden (zie Vc A4/4.2.2) plaatsvinden op basis van een EU-staat.
Deelt u de mening dat in Nederland gewortelde kinderen van Irakese uitgeprocedeerde asielzoekers niet de dupe mogen worden van de al jarenlange zeer moeizame terugkeer naar Irak, die het verblijf van de kinderen in Nederland en hun onzekerheid over de toekomst aanzienlijk verlengt? Deelt u de mening dat in individuele besluiten deze worteling van de kinderen moet worden meegewogen bij de beslissing of het nog rechtmatig is om hen uit te zetten?
Indien na een zorgvuldige beoordeling van de asielaanvraag is geoordeeld dat er geen aanleiding is tot het verlenen van bescherming in Nederland, hebben vreemdelingen een eigen verantwoordelijkheid om hun vertrek uit Nederland te realiseren. Vreemdelingen kunnen vrijwillig terugkeren naar Irak. Uit cijfers van IOM blijkt dat in 2011 ongeveer 760 Iraakse vreemdelingen vrijwillig zijn teruggekeerd naar Irak. Door zelf het initiatief tot terugkeer te nemen kunnen deze vreemdelingen langdurig verblijf in Nederland zonder toekomstperspectief voorkomen en bovendien gebruik maken van herintegratieondersteuning bij hun terugkeer.
Met betrekking tot de verwijzing naar de worteling van de kinderen merk ik op dat dit in de Vreemdelingenwet 2000 geen criterium vormt voor verlenen van verblijfsvergunning. Ik heb uw kamer eerder toegelicht, onder andere in mijn brief aan uw Kamer3 in antwoord op de motie Anker/Spekman dat ik een dergelijk criterium wenselijk, noch doelmatig acht.
Het bericht dat het UMC Utrecht voornemens is een eicelbank te openen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht voornemens is volgend jaar een eicelbank te openen waar vrouwen eicellen kunnen doneren? Bent u van mening dat dergelijke initiatieven binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving dienen te blijven? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb kennis genomen van dit initiatief. Uiteraard dient de uitvoering van dergelijke initiatieven altijd binnen de kaders van de Nederlandse wetgeving te blijven.
Wat is uw opvatting over het voornemen van de initiatiefnemers van deze eicelbank om vrouwen een vergoeding van ongeveer 1000 euro te bieden? Bent u van mening dat 1000 euro een redelijke onkostenvergoeding is voor het doneren van eicellen, of deelt u de mening dat hiermee een verschuiving richting commerciële eiceldonatie plaatsvindt? Wilt u uw antwoord toelichten? Past dit binnen de regels van de wet, waarbij slechts eiceldonatie «om niet» mag plaatsvinden?
Volgens artikel, 5, tweede lid, van de Embryowet dient eiceldonatie «om niet» te geschieden, waarbij artikel 27 van de Embryowet bepaalt dat het is toegestaan de kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van de handelingen die met de geslachtscellen zijn verricht te vergoeden. Een onkostenvergoeding van € 1000,- is volgens het UMC Utrecht redelijk en gepast, gezien de tijd die het kost en de belasting die eiceldonatie met zich meebrengt. De beroepsgroep heeft nog geen formeel standpunt bepaald over de hoogte van de vergoeding voor eiceldonatie. Navraag bij de beroepsgroep geeft aan dat een bedrag tussen de € 500,- en € 1000,- redelijk is. Ik wacht het formele standpunt over de hoogte van het bedrag af en bepaal op basis daarvan of dit bedrag inderdaad een rechtstreeks gevolg is van de «handelingen die met de geslachtscellen zijn verricht».
Is het waar dat de initiatiefnemers voornemens zijn vrouwen met een kinderwens tot 50 jaar te helpen? Waar is deze leeftijdsgrens op gebaseerd en hoe verhoudt deze zich tot de vigerende wetgeving en de stand van de medische wetenschap? Vindt u dit een wenselijke leeftijdsgrens?2
Nee, de initiatiefnemers houden zich, conform het modelreglement bij de Embryowet aan de leeftijdsgrens van 45 jaar voor de acceptor bij IVF met gedoneerde eicellen. De beroepsgroep geeft als reden voor deze grens het verhoogde medische risico voor moeder en kind. De beroepsgroep evalueert de richtlijnen en protocollen regelmatig en past ze waar nodig aan nieuwe wetenschappelijke inzichten aan. Op dit moment ziet de beroepsgroep op basis van internationaal medisch-wetenschappelijk onderzoek onvoldoende aanleiding om de leeftijdsgrens voor eiceldonatie in Nederland te verhogen.
Hoe zal de hulp bij een kinderwens door deze kliniek worden gefinancierd? Op welke wijze wilt u tweedeling in de toegankelijkheid van deze zorg op basis van iemands financiële positie voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De eerste drie IVF behandelingen, is zorg die wordt vergoed vanuit het basispakket en is dus voor iedereen toegankelijk. Dat geldt ook voor IVF waarbij gebruik gemaakt is van eiceldonatie.
Deelt u de mening dat het initiatief van het UMC Utrecht niet eerder van start mag gaan dan nadat de Kamer heeft gesproken over uw aangekondigde nota over onder meer eiceldonatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bewerkstelligt u dit?
Het doneren van eicellen ten behoeven van een ander is niet nieuw en past binnen onze wet- en regelgeving. Wat met dit initiatief ter discussie staat is de hoogte van de vergoeding. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat niet Europese maar nationale regelgeving leidend moet zijn als het gaat om eiceldonatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt uw opvatting zich tot de uitspraken van gynaecoloog Fauser?1
Er is geen specifieke Europese wetgeving die betrekking heeft op de toelaatbaarheid van eiceldonatie of de daarvoor betaalde vergoeding. Artikel 21 van het Verdrag inzake de bescherming van de mens met betrekking tot de toepassing van de biologie en de geneeskunde (VRMB) van de Raad van Europa bepaalt dat het menselijk lichaam en zijn bestanddelen, als zodanig, niet mogen dienen tot verkrijging van financieel voordeel. In de toelichting bij het VRMB is opgenomen dat vergoeding van onkosten of verlies aan inkomen wel is toegestaan. Hoewel het VRMB niet door Nederland is geratificeerd, is de Nederlandse regelgeving voor donatie van eicellen en ander lichaamsmateriaal in overeenstemming met dit uitgangspunt. Zie mijn antwoord op vraag 2.