De Schipholtunnel |
|
Paulus Jansen |
|
Wat is uw mening over het bericht dat de reparatie aan de Schipholtunnel maandenlang zal duren en daardoor één van de twee sporen in één rijrichting in de Schipholtunnel niet beschikbaar is?1 Kloppen de beschreven feiten?
De reparatiewerkzaamheden zijn inmiddels afgerond. Wat betreft de situatie met betrekking tot de Schipholtunnel, verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 3 van dhr. Slob.
Wat was precies de toedracht en oorzaak van het ongeval en hoe groot is de omvang van de schade? Kunt u ook uiteenzetten in hoeverre deze schade (inclusief vervolgschade) op de veroorzaker te verhalen is?
Van NS en ProRail heb ik begrepen dat de pantograaf2 van de trein is losgekomen van de bovenleiding. De bovenleiding is afgebroken en zowel bovenleiding als pantograaf zijn via de trein op het spoor beland. Het is te vroeg om vast te stellen of respectievelijk de pantograaf danwel de bovenleiding of een combinatie van factoren e.e.a. heeft veroorzaakt.
De precieze oorzaak wordt nog onderzocht. Dat betekent dat momenteel een aantal onderzoeken plaatsvindt:
Voor de omvang van de schade verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5 van de heer Slob.
Hoe is het mogelijk dat de benodigde reparatiematerialen niet in voldoende mate aanwezig zijn, waardoor de reparatie veel langer gaat duren?
Zie het antwoord op vraag 4 van dhr. Slob. De duur van de reparatie werd mede veroorzaakt door het feit dat over een lengte van ongeveer 5,5 km werkzaamheden verricht werden. Om deze werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren (de hele tunnelbuis moest buiten gebruik worden genomen) met zo min mogelijk hinder voor reizigers, werd dit omvangrijke werk ’s nachts uitgevoerd.
Hoe valt deze situatie te rijmen met de uitspraak van uw ambtsvoorganger: «Railinfrabeheer beschouwt de situatie, waarbij er onvoldoende reservemateriaal beschikbaar is, als een incident. Dat neemt niet weg dat een dergelijke situatie niet mag voorkomen.»?2
Zie het antwoord op vraag 4 van de heer Slob.
Wie is primair verantwoordelijk voor het beschikbaar houden van voldoende reparatiematerialen? Als dit ProRail is: Als dit de spoorwegaannemers zijn:
Zie het antwoord op vraag 4 en 6 van dhr. Slob. ProRail beschikt zelf niet over reservemateriaal. Dit is contractueel belegd bij de aannemers, zij dienen voldoende reservemateriaal beschikbaar te houden. ProRail voert een nieuwe contractvorm in om de prestaties hierop verder te verbeteren.
Hoe ziet de planning van de reparatie er uit en wat betekent dit voor de dienstregeling (vervallen treinen)? Hoeveel reizigers worden hierdoor gedupeerd? Wat is uw mening hierover?
Voor de planning van de werkzaamheden verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 van de heer Slob.
De werkzaamheden zijn op 23 september jl. afgerond. Er is zoveel mogelijk 's nachts gewerkt met inzet van extra mensen om de hinder voor de treindienst zoveel mogelijk te beperken. De dienstregeling is door NS aangepast (vanaf maandag 26 juli tot 24 september) om zoveel mogelijk reizigers van dienst te kunnen zijn. Voor sommige treinen week door de aanpassing van de dienstregeling de vertrek- of aankomsttijd enige minuten af van wat de reiziger gewend was.
Hoeveel treinen zijn in 2009 uitgevallen doordat sporen niet beschikbaar waren ten gevolge van (reparaties na) ongelukken? Hoe heeft de treinuitval door deze oorzaak zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Lopen er gerichte acties om de beschikbaarheid van het spoor na incidenten te versnellen?
Het is lastig aan te geven hoeveel treinen er zijn uitgevallen ten gevolge van reparaties na ongelukken. NS en ProRail werken vaak met een vervangende dienstregeling waarbij de uitval van treinen zoveel mogelijk wordt beperkt.
ProRail werkt samen met vervoerders in het OCCR (Operationeel Controle centrum ProRail) aan een snelle en efficiënte afhandeling van calamiteiten juist om de beschikbaarheid van het spoor na een incident verder te verbeteren.
Camera’s langs de wegen |
|
Paulus Jansen |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
Wat is uw mening over het bericht «Massaal op de rem voor nieuwe camera’s»?1
Het is een bekend verschijnsel dat automobilisten afremmen bij camera’s, zeker in de periode kort na de plaatsing. De gewenningsperiode is meestal een paar weken.
Hoe vaak zijn in 2009 verkeersongevallen of files veroorzaakt door de aanwezigheid van camera’s langs wegen? Indien dit niet bekend is: is er algemeen onderzoek gedaan naar de relatie tussen de aanwezigheid van camera’s langs wegen en het ontstaan van verkeersongevallen of files?
Er zijn geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van camera’s langs wegen verkeersongevallen veroorzaakt. Rijkswaterstaat plaatst verkeersobservatie-camera’s op plaatsen waar veel ongevallen gebeuren om zo de hulpverlening sneller en effectiever te laten plaatsvinden. Er zijn evenmin aanwijzingen dat de aanwezigheid van camera’s langs wegen files veroorzaakt.
Welke instanties en bedrijven hebben toestemming om camera’s langs wegen te plaatsen? Hoeveel camera’s hangen er ondertussen langs de Rijkswegen en met welk doel?
Aan verzoeken van politie en de Belastingdienst om camera’s langs de wegen te plaatsen wordt in principe medewerking verleend, mits de veiligheid en het doelmatig gebruik van de weg niet in het geding zijn. Daarnaast heeft de leverancier van verkeersgegevens aan de Nationale Databank Wegverkeergegevens (NDW) toestemming gekregen voor het plaatsen van inwinapparatuur, waaronder camera’s. Rijkswaterstaat voert een terughoudend beleid bij aanvragen van bedrijven. Er wordt alleen toestemming verleend in een tijdelijke situatie, die doorgaans gepaard gaat met grootschalige en voor het publiek veel hinder opleverende wegwerkzaamheden. Bedrijven zoals de Verkeersinformatiedienst plaatsen soms camera’s rondom belangrijke knelpunten. Hiervoor wordt toestemming gevraagd aan de beheerders van gebouwen, waaraan de camera wordt bevestigd.
Er worden camera’s langs rijkswegen geplaatst voor verschillende doeleinden: verkeersobservatie, verkeersmanagement en verkeersonderzoek (RWS), informatievergaring (NDW) en handhaving (KLPD).
Het aantal camera’s langs rijkswegen varieert, omdat naast vaste camera’s ook tijdelijke camera’s voor uiteenlopende doeleinden geplaatst worden. Bij tijdelijke camera’s gaat het om een beperkt aantal dagen.
Op dit moment heeft Rijkswaterstaat een kleine 1 800 vaste camera’s langs het hoofdwegennet staan voor verkeersobservatie en verkeersmanagement. Daarnaast zijn er enkele tientallen camera’s voor bediening op afstand, bewaking van objecten van Rijkswaterstaat. Voor de NDW zijn nu ongeveer 350 camera’s langs rijkswegen geplaatst en er staan ongeveer 50 camera’s van het KLPD.
Kunt u per categorie camera’s specificeren wat deze registreren en wie deze informatie mag gebruiken? Is voor de verschillende categorieën cameratoezicht toestemming gevraagd aan en verleend door het College Bescherming Persoonsgegevens?
Indien met camera’s beeldverwerking plaatsvindt om persoonsgegevens te verzamelen en camerabeelden worden verwerkt of opgeslagen is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing en daar waar RWS de persoonsgegevens verwerkt ook het privacyreglement verkeersregistratie-systemen van RWS. Camerabeelden zonder kenmerken van individuele voertuigen mogen in principe door eenieder worden hergebruikt, als deze door de maker beschikbaar worden gesteld.
De camera’s voor verkeersobservatie en verkeersmanagement (RWS) registreren de verkeersstromen in algemene zin. Deze camera’s moeten verkeersopstoppingen signaleren, zicht geven bij ongevallen, het mogelijk maken spitsstroken te schouwen en toezicht hebben op pechhavens, tunnelingangen, bruggen e.d. De camerabeelden worden real-time alleen doorgestuurd naar verkeerscentrales. Hierbij worden geen gegevens van individuele voertuigen in beeld gebracht.
Bij de tijdelijke camera’s voor verkeersonderzoek (RWS) gebeurt dit wel. Hierbij worden gegevens van individuele voertuigen verzameld om meer inzicht te krijgen in de verkeersbewegingen op het wegennet. De individuele weggebruikers worden gevraagd om deel te nemen aan een verkeersenquête. Deze verwerking is gebaseerd op een wettelijke grondslag en gemeld bij de Functionaris Gegevensbescherming van VenW en voldoet daarmee aan de meldingsplicht conform de Wet bescherming persoonsgegevens.
De camera’s die voor NDW informatie vergaren registreren voor het merendeel reistijden en soms ook intensiteiten. Deze data worden via een minuutgemiddelde (en zonder kenmerken van individuele voertuigen) aan de centrale NDW database geleverd en daar opgeslagen. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld aan wegbeheerders (zijnde NDW eigenaren) ten behoeve van verkeersmanagement en tegen verstrekkingskosten aan met name marktpartijen als service providers. De leverancier van NDW heeft haar camera’s aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens en voldoet daarmee aan de meldingsplicht conform de Wet bescherming persoonsgegevens.
Bij handhaving (KLPD) worden gegevens van individuele voertuigen verzameld om overtreders ten aanzien van het gebruik van het wegennet op te sporen, zoals snelheidsovertredingen met behulp van trajectcontrole-camera’s. Daarnaast gaat het om het spotten van voertuigen die op opsporingslijsten voorkomen, de zogenoemde hitlijsten. Het KLPD is zelf verantwoordelijk voor het doen van een melding bij het Cbp.
Vindt u het acceptabel dat concurrerende bedrijven2 via eigen camera’s dezelfde informatie verzamelen, waardoor onnodig veel camera’s langs de weg staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De beelden die ANWB, Verkeersinformatiedienst en andere bedrijven in hun rol als service provider voor verkeersinformatie aan het publiek tonen, zijn grotendeels afkomstig van verkeersobservatiecamera’s van Rijkswaterstaat. In incidentele gevallen zijn bedrijven van mening extra dienstverlening aan hun klanten te kunnen bieden door zelf camera’s te plaatsen. Als zij hiervoor een beroep doen op Rijkswaterstaat wordt alleen in bijzondere gevallen tijdelijk toestemming verleend.
Welke criteria hanteert u om een wildgroei van camera’s langs de wegen te voorkomen? Als deze er nog niet zijn: wilt u deze ontwikkelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Camera’s langs wegen worden alleen geplaatst voor de doeleinden genoemd bij de beantwoording van vraag 3. Zoals uit het voorgaande blijkt wordt zeer terughoudend omgegaan met verzoeken om camera’s te mogen plaatsen. Om te zorgen dat niet onnodig veel camera’s worden geplaatst is er voor de kentekenonderzoeken een landelijk overleg, waarin voor zoveel mogelijk afstemming tussen de diverse onderzoeken wordt gezorgd. Daarnaast zal VenW zich inspannen voor één gezamenlijk camerasysteem voor diverse doeleinden voor de publieke partijen.
Langdurige storing Schipholtunnel |
|
Arie Slob (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Reparatie Schipholtunnel gaat maanden duren»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over Rail Infrabeheer en vertragingen?2
Ja. Ik heb kennisgenomen van de citaten van mijn ambtvoorganger uit 2002.
Waarom is pas een week na het ontstaan van de schade in de Schipholspoortunnel bekend geworden dat er een tekort aan reservemateriaal is en dat de storing daardoor nog maanden gaat duren?
Dat er een tekort aan reservematerieel zou zijn, was al snel bekend. Eerste prioriteit was het onderzoek naar de schade en vervolgens om de dienstregeling weer zoveel mogelijk te normaliseren. Vanwege de unieke aard en omvang van de schade heeft het onderzoek enige tijd in beslag genomen.
Na het incident op 13 juli waren oorspronkelijk allevier de sporen onbruikbaar. Op 14 juli is één van de sporen weer in gebruik genomen. Vanaf 16 juli zijn nog twee sporen weer in gebruik genomen. Sinds vrijdag 24 september is de tunnel weer volledig in gebruik. De voortgang van de werkzaamheden was deels afhankelijk van beschikbare materialen. Ook speelde een rol dat de werkzaamheden aan dit spoor zoveel mogelijk in de nacht werden verricht opdat de aangepaste dienstregeling van NS niet wordt aangetast en de hinder voor de reiziger beperkt bleef.
Is het tekort aan reservemateriaal ontstaan bij ProRail of bij de spooraannemers?
ProRail beschikt zelf niet over reservemateriaal. Dit is contractueel belegd bij de aannemers. Zij dienen volgens afspraken met ProRail bepaalde hoeveelheden reservemateriaal beschikbaar te hebben. De Schipholtunnel heeft een uniek karakter, wat betreft materiaal en locatie: de dichte tunnelbuis, de beperkte werkruimte, veiligheidseisen in verband met treinverkeer en mate van luchtdruk. De materialen zijn indertijd op maat gemaakt en daarmee unicaten die nergens anders in het land worden gebruikt. Dit vanwege specifieke veiligheidseisen die per tunnel gelden.
Zoveel reservemateriaal op voorraad houden als bij deze reparatie nodig was, is volgens ProRail bedrijfseconomisch niet verantwoord. Afwegingen die hierbij worden gemaakt zijn: de kansberekening op uitval van circa 3 km bovenleiding, de kans op veroudering van materiaal en dus veiligheidsrisico’s, desinvestering van maatschappelijke middelen. Zo waren conform de afspraak tussen ProRail en de betreffende aannemer(s) wel enkele ophangcontructies voor de Schipholtunnel voorradig maar geen honderden. In deze unieke situatie voorzien de contracten om bovengenoemde redenen niet.
Hoe groot is de schade voor NS en de maatschappelijke schade per maand voor het niet beschikbaar zijn van één spoor in de tunnel?
Een inschatting van de omvang van de schade is moeilijk te maken. Gelukkig ging het nu om een vakantiemaand en was er met name minder spitsvervoer. Daarnaast deden ProRail en NS er alles aan om de overlast voor reizigers zoveel mogelijk te beperken. ProRail keek bijvoorbeeld naar mogelijkheden om elders geschikt materiaal te vinden.
Vindt u nog steeds dat de maatregelen om te zorgen dat er geen vertragingen ontstaan door een tekort aan materieel of reserveonderdelen, volstaan?
Ik reken ProRail af op de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de geleverde infrastructuur en op de kwaliteit van de bijsturing. ProRail is verantwoordelijk voor het weer beschikbaar komen van het spoor en om samen met de NS de reizigersoverlast te beperken. Ook is ProRail verantwoordelijk voor goede afspraken met de aannemers. Ik heb van ProRail begrepen dat men met het oog daarop de komende jaren een nieuwe contractvorm – Prestatie Gericht Onderhoud (PGO) – invoert, met een bonus malus systeem op de prestaties van de aannemer.
Bent u bereid ProRail aan te spreken over de langdurige uitval van treinen tussen Hoofddorp en Schiphol en tussen Lelystad en Schiphol?
Het dragen van een niqaab |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Draagster niqaab in Uden uit bus gezet»?1
Ja.
Bent u van mening dat het gedrag van de chauffeur onbehoorlijk is geweest en excuses op zijn plaats zijn?
De openbaar vervoerbedrijven hebben ervoor gekozen geen specifiek beleid te voeren ter ontmoediging van het dragen van gelaatsbedekkende kleding in het openbaar vervoer. In de vervoervoorwaarden van de vervoerbedrijven zijn aan de reizigers geen eisen gesteld ten aanzien van deze kleding.
Volgens de bedrijfsregels van de vervoerder had de niqaab draagster op dezelfde manier behandeld moeten worden als alle andere reizigers. Omdat ze in het bezit was van een geldig vervoerbewijs had haar de toegang tot het voertuig niet ontzegd mogen worden. De buschauffeur heeft dan ook in strijd gehandeld met de bedrijfsregels en het vervoerbedrijf heeft haar excuses aangeboden.
Deelt u de mening dat het gedrag van de chauffeur te billijken is aangezien de niqaab het gelaat, slechts op de ogen na, bedekt en er geen herkenning noch identificatie kan plaatsvinden?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot gelaatsbedekking in het openbaar vervoer, wat uw standpunt is en wat u de afgelopen periode richting vervoersbedrijven heeft ondernomen, zoals aangekondigd in uw antwoord op de feitelijke vragen van collega Sterk (bij de begrotingsbehandeling Wonen, Wijken en Integratie 2010)?2
Het kabinetsbesluit van 8 februari 2008 (kamerstuk 31 200 VII, nr 48) is helder over het dragen van gelaatsbedekkende kleding. Het kabinet vindt het dragen van dergelijke kleding onwenselijk. Gelet op de hinder en de veiligheidsrisico’s die kunnen worden ondervonden bij het dragen van gelaatsbedekkende kleding in het openbaar vervoer zal met vervoersondernemingen worden overlegd over het in de algemene vervoervoorwaarden van de vervoerbedrijven opnemen van verbodsbepalingen ten aanzien van gelaatsbedekkende kleding en is het kabinet bereid zonodig nadere maatregelen te nemen.
Naar aanleiding van bovenstaande toezegging in het kabinetsbesluit heb ik overleg gevoerd met openbaar vervoermaatschappijen over een verbod op gelaatsbedekkende kleding in het openbaar vervoer. De vervoerders vrezen dat uitvoering en handhaving van het verbod leidt tot spanningen. Bovendien is het opnemen van een verbod op gelaatsbedekkende kleding in de vervoervoorwaarden van de vervoerders, zoals vermeld onder vraag 2 en3, onvoldoende omdat het verbod niet uitgevoerd en gehandhaafd kan worden zonder een wettelijke basis.
Zoals aangegeven is het kabinet van mening dat gelaatsbedekkende kleding onwenselijk is. Open communicatie is immers essentieel voor goed verlopend onderling verkeer tussen mensen in de samenleving. Het is aan het volgende kabinet om zo nodig verdere stappen te ondernemen.
Bent u bereid om het vervoersbedrijf er op te wijzen dat in het kader van het vergroten van de veiligheid en het veiligheidsgevoel in het openbaar vervoer het noodzakelijk is dat mensen herkend kunnen worden in een bus en dat een niqaab daarbij niet past, dit ook gezien de ontwikkelingen in het buitenland en de mogelijke verboden van gelaatsbedenkende kleding zoals niqaabs en burqa’s in België, Spanje en Frankrijk?
Zie antwoord vraag 4.
Schending van het Venezolaanse luchtruim door een Nederlands vliegtuig |
|
Harry van Bommel |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Is het waar dat Venezuela een klacht bij de Nederlandse ambassade heeft ingediend wegens schending van het Venezolaanse luchtruim door een Nederlands vliegtuig?1
Venezuela heeft in een klacht op 14 juli jl. niet gesteld dat een Nederlands luchtvaartuig het Venezolaanse luchtruim heeft geschonden, hetgeen ook niet is gebeurd. Wel zou volgens Venezuela een schending van de vluchtinformatieregio (Flight Information Region, FIR) van Maiquetiá hebben plaatsgevonden. Dit komt ook aan de orde in het antwoord op vraag 4.
Is het waar dat een woordvoerder van het ministerie van Defensie deze klacht heeft afgedaan als «lariekoek»? Indien ja, vindt u een dergelijke reactie passen bij de goede betrekkingen die u zegt na te streven met Venezuela?
Met de geciteerde uitspraak werd bedoeld dat de bewering – zoals die in de media is verschenen – dat het Venezolaanse luchtruim zou zijn geschonden, elke feitelijke grond mist.
Aan de Venezolaanse Ambassadeur in Den Haag is medegedeeld dat de in de nota genoemde zaken zijn onderzocht en dat deze elke feitelijke grond ontberen. Benadrukt is dat het Koninkrijk altijd bereid is tot een dialoog met Venezuela.
Aangezien ik mij op de Antillen en Aruba bevond voor regulier overleg heb ik vervolgens besloten met mijn Venezolaanse ambtgenoot Maduro in contact te treden teneinde de situatie te bespreken. De uitkomst van het overleg dat in Caracas in goede sfeer heeft plaatsgevonden, is dat Venezuela heeft toegezegd constructief een dialoog te zullen voeren met Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, over zaken die van belang zijn in onze bilaterale relatie. Specifiek ten aanzien van de FIR zal op korte termijn technisch overleg worden gevoerd om misverstanden in de toekomst te voorkomen.
Wat is de diplomatieke reactie van Nederland op de klacht van Venezuela?
Zie antwoord vraag 2.
Welke taken verrichten de Nederlandse vliegtuigen op Curaçao? Zijn Nederlandse toestellen begin deze maand in de buurt van het Venezolaanse luchtruim geweest?
Op Curaçao bevinden zich twee Dash-8 vliegtuigen en een helikopter van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba en een boordhelikopter van het stationsschip van de Koninklijke Marine. De vliegtuigen worden ingezet in het kader van de taken van de krijgsmacht in het Caribisch gebied en voor taken van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Daartoe behoren onder andere drugsbestrijdingoperaties and Search en Rescue (SAR) taken.
Een deel van het operatiegebied bevindt zich binnen de vluchtinformatieregio (FIR) waarbinnen door de luchtverkeersleiding van Venezuela vanuit Maiquetiá, het luchtverkeer wordt geïnformeerd en gecoördineerd. Deze FIR beslaat, hetgeen niet ongebruikelijk is, ook grote delen van het internationaal luchtruim. Het vliegen in het internationale luchtruim binnen een FIR is onder het internationale recht toegestaan. Een FIR heeft immers alleen een functie ter zake de luchtverkeersinformatie en de luchtverkeerscoördinatie. Deze verantwoordelijkheid schept geen rechten of bevoegdheden voor de kuststaat wat betreft toelating en weigering in het internationale luchtruim.
In de door Venezuela aangegeven periode heeft de boordhelikopter van het stationsschip een tweetal vluchten uitgevoerd die deels in het als internationaal luchtruim geldende deel van de FIR Maiquetiá plaatsvonden en deels in de FIR van Curaçao. Venezuela is van mening dat de helikopter daarmee de FIR heeft geschonden, hetgeen niet strookt met de opvatting van het Koninkrijk. Venezuela heeft overigens niet gesteld dat de helikopter het Venezolaanse luchtruim heeft geschonden.
De regering hoopt de verschillen van inzicht ter zake de FIR Maiquetiá in goed overleg met de autoriteiten van Venezuela op te lossen.
Kunnen deze Nederlandse vliegtuigen ingezet worden in het kader van anti-drugsoperaties zoals dat ook met Nederlandse onderzeeboten in het Caribische gebied kan gebeuren?2 Zijn Nederlandse vliegtuigen daadwerkelijk voor anti-drugsoperaties in het Caribische gebied ingezet?
Ja.
Is mogelijk een Amerikaans vliegtuig vanaf Curaçao het Venezolaans luchtruim binnengedrongen? Bent u bereid hier bij de Amerikaanse autoriteiten navraag naar te doen? Indien neen, waarom niet?
De vliegbewegingen waarnaar de Venezolaanse diplomatieke nota verwijst zijn door Defensie geïdentificeerd als vliegbewegingen van de boordhelikopter van het stationsschip van de Koninklijke Marine in de FIR van Maiquetiá.
De emissie-eisen voor tweewielers |
|
Paulus Jansen |
|
Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
|
Heeft u kennis genomen van de opmars1 van de scooter in Nederland?
Ja. Er is recent inderdaad sprake van een sterke groei van de verkoop van nieuwe brom- en snorfietsen, met name van het scootermodel.
Kunt u uiteenzetten hoeveel brommers en scooters bijdragen aan de luchtverontreiniging (NOx, fijnstof)? Kunt u hierin onderscheid maken tussen tweetakt, viertakt en elektrische motoren?
Het CBS2 berekent de bijdrage van de bromfietsen (inclusief snorfietsen, gewone brommers, scooters, brombakfietsen en brommobielen) in het jaar 2008 (meest recente gegevens) als volgt:
Bijdrage
Aandeel in totale emissie wegverkeer
Koolmonoxide (CO):
9,1 Kton
2,7%
Koolwaterstoffen (VOS):
5,63 Kton
14,0%
Stikstofoxiden (NOx):
0,05 Kton
0,043%
Fijn stof uitlaat (PM10):
0,04 Kton
0,76%
Alleen de uitstoot van VOS is op nationale schaal relevant. Voor VOS kent Nederland geen beleidstekort (op grond van de EU-richtlijn met nationale emissieplafonds voor bepaalde stoffen).
Voor de belangrijkste Nederlandse probleemstoffen, NOx, fijn stof en CO2, is de bijdrage van de bromfietsen op nationale schaal erg gering.
Het is niet mogelijk bij de luchtverontreiniging door bromfietsen een onderscheid te maken naar tweetakt, viertakt en elektrisch omdat deze gegevens niet zijn geregistreerd.
Het is overigens niet zo dat tweetaktbromfietsen in alle gevallen vuiler zijn dan viertakt brommers. Dit is afhankelijk van de wijze van brandstoftoediening (carburateur of directe inspuiting), van de wijze van dosering van de smeerolie (mengsmering of slimme aparte olie-injectie), en van de eventuele uitrusting met een oxidatiekatalysator of andere systemen om de uitstoot te verlagen.
De uitstoot van uitlaatgassen van elektrische brom- en snorfietsen is, afgezien van de eventuele uitstoot bij de productie van de gebruikte elektriciteit, uiteraard nul.
Hoe hoog zijn de huidige emissie-eisen voor personenauto’s, voor motoren/motorscooters en voor brommers/brommerscooters?
Vergelijking normstelling tweewielers en auto’s.
personenauto4
motorfietsen4
bromfietsen4
benzine
diesel
<150 cc
>150 cc
benzine
diesel5
koolmonoxide (CO)
1 000
500
2 000
2 000
6 000
1 000
koolwaterstoffen (HC)
100
–
800
300
–
–
stikstofoxiden (NOx)
60
180
150
150
–
–
HC + NOx
–
230
–
–
3 000
1 200
fijn stof (PM)
5
5
–
–
–
–
Dit zijn de thans voor nieuwe voertuigen geldende Europese toelatingseisen.
Diesel komt in de praktijk alleen voor bij 4-wielige «brommobielen».
Duidelijk is dat de emissienormen vooral voor bromfietsen veel minder streng zijn dan die voor nieuwe personenauto’s.
Kunt u uiteenzetten wat het effect op de uitstoot zal zijn als de Euronormen voor de verschillende categorieën tweewielers opgetrokken worden tot een niveau dat gelijkwaardig is aan dat voor personenauto’s?
Het optrekken van de euronormen van tweewielige motorvoertuigen tot een niveau vergelijkbaar met de huidige norm voor personenauto’s met benzinemotor zou betekenen dat de uitstoot van koolmonoxide en vluchtige koolwaterstoffen op termijn omlaag gaat in de richting van hun aandeel in het energieverbruik van het wegverkeer (ca. 1,2%). Koolmonoxide en vluchtige koolwaterstoffen hebben niet de hoogste prioriteit vanuit luchtkwaliteitsbeleid. De bijdrage van tweewielige motorvoertuigen aan de uitstoot van NOx en fijn stof is nu al laag of ongeveer in overeenstemming met hun aandeel in het energieverbruik, en zal dan nog wat lager kunnen worden.
Onderschrijft u dat strengere eisen aan de emissie van tweewielers in het bijzonder een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de binnenstedelijke luchtkwaliteit? In welke orde van grootte schat u de mogelijke bijdrage?
De bijdrage aan verbetering van de stedelijke luchtkwaliteit van het aanscherpen van de eisen aan de verschillende categorieën tweewielers is vooral lokaal. Zie ook het antwoord op vraag 2. Strengere eisen aan tweewielers zijn niet de zilveren kogel waarmee alle luchtkwaliteitsproblemen in één klap kunnen worden opgelost.
Deelt u de mening van de RAI Vereniging dat een versnelde invoering van strengere milieueisen voor gemotoriseerde tweewielers gewenst is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is mijn ambitie om de eisen aan de uitstoot van tweewielige motorvoertuigen op te trekken tot het huidige niveau van de normen voor personenauto’s. En ik zet mij in voor een zo snel mogelijke invoering van die aanscherping.
De legitimatie van een aanscherping is gebaseerd op twee pijlers: in de eerste plaats dienen alle typen bronnen een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de luchtverontreiniging. In de tweede plaats ondervinden veel Nederlandse burgers in sterke mate stankhinder door bromfietsen.
Klopt het dat vanuit de Europese Commissie aangescherpte eisen worden voorbereid voor gemotoriseerde tweewielers? Wat is de planning voor deze aanscherping? Ziet u mogelijkheden om de aanscherping te versnellen? Hoe?
De Europese Commissie werkt aan een voorstel tot aanscherping van de bestaande eisen aan gemotoriseerde twee- en driewielige motorvoertuigen. Volgens de oorspronkelijke planning had dat voorstel in april 2010 zullen worden uitgebracht. Later is dit uitgesteld tot juni 2010, maar tot op heden is het voorstel nog niet bekend gemaakt. De reden van die vertraging is ons niet bekend. Ik zal mij in Europees verband inzetten om het proces te bespoedigen.
Bent u bereid om – vooruitlopend op aanscherping van de emissienormen voor tweewielers – via belastingdifferentiatie de aankoop van (relatief) schone gemotoriseerde tweewielers te bevorderen? Hoe en op welke termijn?
Indien op een eenvoudige wijze, bijvoorbeeld op basis van de geregistreerde kenmerken, onderscheid zou kunnen worden gemaakt tussen schone bromfietsen en relatief vuile bromfietsen zou het mogelijk zijn relatief schone bromfietsen te stimuleren. Dit is echter niet het geval. Zie voorts ook de fiscale vergroeningsbrief van mei 2008, Kamerstukken II 2007/08, 31 492, nr 1, waarin over een eventuele milieubelasting voor bromfietsen wordt opgemerkt:
«Brommers worden in tegenstelling tot auto’s en motoren niet belast met een specifieke belastingheffing, zoals de BPM en de MRB. De introductie van zo’n belasting is dan ook te verdedigen vanuit het doorberekenen van de maatschappelijke kosten. Echter, de absolute milieueffecten zullen klein zijn en de te verwachten belastingopbrengst laag.
Daardoor zullen de uitvoeringskosten relatief erg hoog zijn. Om die reden zal ik geen belasting op brommers voorstellen. Er wordt nog door het kabinet bezien of er andere niet-fiscale maatregelen zijn te nemen om het brommerpark zuiniger en schoner te krijgen en bijvoorbeeld een toename van het aantal elektrische brommers te veroorzaken.»
Voor motorfietsen geldt, net als voor personenauto’s, een registratiebelasting (BPM) en een motorrijtuigenbelasting (MRB). In het Belastingplan 2009 is voorzien in een verhoging van de MRB voor motoren tot en met 2013 in verband met de hogere milieuschade ten opzichte van personenauto’s.
De massale ontduiking van de CAO in de taxibranche |
|
Paulus Jansen , Paul Ulenbelt |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat ruim zestig procent van de Nederlandse taxi-ondernemers zich niet aan de cao houdt en één op de vijf ondernemers zelfs fraude pleegt om sociale lasten en premies te ontduiken1 en kloppen de vermelde feiten?
Ja, ik ken het bedoelde bericht. Het Sociaal Fonds Taxi (SFT) is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens, zoals die ook in het jaarverslag 2009 van het SFT zijn opgenomen.
Heeft u, rechtstreeks dan wel via de Inspectie Verkeer en Waterstaat of de Arbeidsinspectie eerder signalen ontvangen over deze misstanden? Zo ja, wanneer en via wie? Welke actie heeft u daarop ondernomen? Zo nee, hoe is dat mogelijk als er sprake is van dusdanig massale overtreding?
De Inspectie Verkeer en Waterstaat noch de Arbeidsinspectie hebben signalen ontvangen over niet-naleving van de cao taxivervoer. De problematiek is eerder aan de orde geweest tijdens het FNV-symposium over marktwerking op 3 juni 2010. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn toespraak tijdens het symposium gewezen op het belang van de handhaving van de cao door cao-partijen zelf, in het geval de cao niet wordt nageleefd. Zie voorts het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Onderschrijft u het standpunt van KNV Taxi dat gemeenten en zorgverzekeraars mede schuldig zijn aan de situatie?
Zie het antwoord op vraag 3 van het lid De Mos (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3178).
Klopt het dat met name grote taxibedrijven zich schuldig maken aan het ontduiken van de cao en het plegen van fraude? Kunt u een overzicht geven van de juridische constructies waar gebruik van wordt gemaakt, alsmede van uw (voorgenomen) aanpak om genoemde constructies aan te pakken (voorgenomen acties, door wie, tijdplanning)?
Uit navraag bij het SFT blijkt dat in het algemeen de grotere taxibedrijven zich iets beter aan de cao houden dan kleinere bedrijven. In de praktijk blijken bedrijven soms personeel in te zetten via uitzendbureaus, die ook onderdeel van de bedrijfsholding kunnen zijn. Het SFT geeft aan dat deze «constructie» op zichzelf legaal en niet frauduleus is, maar wel oneigenlijk wordt gevonden. Daarom hebben sociale partners in de nieuwe cao Taxivervoer afgesproken dat werkgevers maximaal 15% van de bruto loonsom aan uitzendkrachten mogen besteden. Zie voorts het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Hoe vaak kwam ontduiking van de cao en fraude met sociale premies voor in de periode voor de liberalisering van de taxibranche? Indien dit veel minder vaak was dan nu, bent u bereid om onderzoek te laten uitvoeren naar de relatie tussen de liberalisering van de taxisector, de aanbestedingen van het groepsvervoer en genoemde misstanden?
Een onderzoek zoals bedoeld acht ik niet mogelijk en ook niet nodig. Over de periode voor de liberalisering is geen informatie bij het SFT bekend. Een onderzoek is daarom niet goed uitvoerbaar. Kijkend naar de toekomst is van belang dat sociale partners en het SFT zelf actief de naleving van de cao Taxivervoer verbeteren. Daarnaast loopt de «kwaliteitsimpuls contractvervoer» die moet leiden tot beter aanbesteden en monitoren van contracten. Een onderzoek is dan ook niet nodig. Zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 3 van het lid De Mos.
Wat gaat u ondernemen om werknemers die salaris, pensioenopbouw of andere vergoedingen zijn misgelopen, te helpen zodat ze alsnog hun verdiende beloningen krijgen?
Het SFT legt bedrijven bij niet-naleving van de cao naheffingen op. Dit betreft de achterstallige bedragen (bijvoorbeeld van pensioenafdrachten) en een boete van 10% daarover. Deze nabetalingen komen ten goede van de betrokken werknemers.
Gaat u de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD), de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) of eventueel andere instellingen wijzen op deze kwestie, helemaal wanneer er verdenking zou kunnen zijn van fraude of het onterecht inhouden van sociale premies? Kunt u uw antwoord duidelijk toelichten?
De SIOD en FIOD hebben geen betrokkenheid bij toezicht op de naleving van cao’s. De instanties die belast zijn met opsporing en handhaving van wet- en regelgeving nemen alle signalen over (eventuele) misstanden mee in hun risico-analyses van bedrijfstakken en bedrijven. Op basis van die analyses worden jaarlijks de prioriteiten bepaald.
Is de minister van SZW inmiddels overtuigd van de noodzaak voor een landelijke toezichthouder op de naleving van cao’s? Kan hij zijn antwoord motiveren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5 van het lid Dijksma (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3179) en naar de brief van de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2009 over de handhaving van cao’s (Kamerstukken II, 2009/10, 29 544, nr. 219).
De structurele fileproblematiek rondom Amsterdam |
|
James Sharpe (PVV) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse files ergste van Europa»?1
Ja, ik ken het krantenartikel.
Deelt u de mening dat de situatie op het Amsterdamse verkeersnet schrijnend is? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Wel ben ik van mening dat de bereikbaarheid op het hoofdwegennet rond Amsterdam op een aantal trajecten te wensen over laat. Deze trajecten zijn ook terug te vinden in de Filetop 50. Een goede bereikbaarheid, zowel over de weg als via het openbaar vervoer, is van groot belang om de economische concurrentiepositie van Amsterdam te versterken. Daarom wordt hard gewerkt aan het oplossen van de fileknelpunten.
Kunt u, in navolging van de aangenomen motie Sharpe2 waarin de regering wordt verzocht om de File Top 50 prioriteit te geven binnen het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), specificeren welke van de knelpunten binnen de File Top 50 naar uw mening voorrang kunnen genieten om zodoende de problemen rondom Amsterdam zo snel mogelijk op te lossen?
Vorig jaar is de motie Madlener aangenomen (Kamerstuk 31 305, nr. 115), waarin de regering wordt verzocht om inzicht te geven in de maatregelen die het kabinet neemt om de knelpunten uit de Filetop 50 op te lossen. Aan deze motie is invulling gegeven door in het MIRT projectenboek 2010 een overzicht op te nemen van de knelpunten uit de Filetop 50. Ik verwijs u hiervoor naar kaart 4.1 op bladzijde 57 van het MIRT projectenboek 2010. In het MIRT projectenboek 2011, dat op Prinsjesdag uitkomt, zal een geactualiseerde Filetop 50 worden opgenomen.
In de in het MIRT projectenboek 2010 opgenomen Filetop 50 staan 6 fileknelpunten op het hoofdwegennet rond Amsterdam. Momenteel wordt voor alle 6 de knelpunten met voorrang gewerkt aan een oplossing. Het betreft de volgende knelpunten en oplossingen:
Oplossing: Aanleg Tweede Coentunnel en A5 Westrandweg (in realisatie).
Oplossing: Aanleg wisselstrook in kader van Spoedwet (in realisatie). Verdere structurele capaciteitsuitbreiding zal plaatsvinden in het kader van het project A1/A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere.
Oplossing: Zie 5.
Oplossing: Aanleg spits- en weefstroken in kader van Spoedwet (in realisatie).
Verdere structurele capaciteitsuitbreiding zal plaatsvinden in het kader van het project Zuidas.
Oplossing: Aanleg spitsstroken in kader van Spoedwet (in realisatie). Verdere structurele capaciteitsuitbreiding zal plaatsvinden in het kader van het project A1/A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere.
Oplossing: Zie 19.
Naast de aanpak van deze 6 fileknelpunten zijn in het Actieprogramma Wegen (Beter Benut) voor het wegennet rond Amsterdam maatregelen opgenomen, die leiden tot een betere benutting. Ik verwijs u hiervoor naar bladzijde 96/97 van het MIRT projectenboek 2010. Dit regionale maatregelenpakket is opgesteld door de samenwerkende wegbeheerders en heeft naast kleinschalige en lokale optimalisaties betrekking op het oplossen van knelpunten bij aansluitingen van de ringweg A10 met het onderliggende wegennet.
Kunt u inzichtelijk maken op welke manier de File Top 50 prioriteit zal genieten binnen het MIRT en nog belangrijker, wanneer de grootste knelpuntprojecten precies zullen worden opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven wordt in het kader van de motie Madlener in het MIRT projectenboek 2010 een overzicht gegeven van de fileknelpunten uit de Filetop 50. Daarmee vormt de Filetop 50 één van de instrumenten in de aanpak van de files en voor het stellen van prioriteiten binnen het MIRT.
Zoals ik u heb aangegeven tijdens het AO MIRT op 22 juni 2010 zijn vrijwel alle fileknelpunten belegd met projecten, die zich of in de planstudie- of in de realisatiefase bevinden. Deze projecten staan uitvoerig beschreven in het MIRT projectenboek 2010, inclusief planning van de oplevering. Ik verwijs u graag hiernaar.
Het bericht "Taxi's speciaal vervoer sjoemelen" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Taxi’s speciaal vervoer sjoemelen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat taxibedrijven die misbruik maken van de cao door te frauderen met het vervoer voor de zwaksten uit onze samenleving, geen knip voor de neus waard zijn? Zo ja, bent u bereid om de ondernemersvergunning van zulke sjoemelaars direct af te nemen?
De cao Taxivervoer is overeengekomen tussen de direct betrokken partijen, de werkgeversorganisaties en de vakbonden. Het toezicht op de naleving van cao’s valt onder de eigen verantwoordelijkheid van cao-partijen. Het Sociaal Fonds Taxi (SFT) controleert de naleving van de cao Taxivervoer. Sociale partners en het SFT hebben aangegeven dat zij de controle op de naleving van de cao serieus oppakken. Zo zijn na het afsluiten van de cao in 2009 de controlefrequenties aangescherpt. Verder worden sancties zoals nabetalingen, schadevergoedingen en boetes opgelegd en zo nodig afgedwongen via de rechter.
Taxibedrijven zijn verplicht zich aan de cao te houden. Niet-naleving van de cao is bovendien schadelijk voor het imago van de taxisector. We zijn immers gezamenlijk met alle betrokken partijen op weg om de sector op een hoger kwaliteitsniveau te brengen.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) kan de ondernemersvergunning schorsen of intrekken. Daarvoor is een vonnis van de burgerlijke rechter nodig waarin staat dat de ondernemer de verplichtingen uit de cao niet nakomt. Ook moet het om grove en herhaaldelijke schendingen gaan. De IVW zal deze sanctie waar nodig toepassen.
Wat is er waar van de bewering van KNV Taxi dat bij aanbesteding van speciaal vervoer door gemeenten en zorgverzekeraars alleen gekeken wordt naar de geboden prijs en niet naar de kwaliteit?
Bij aanbesteding van contractvervoer spelen verschillende aspecten een rol, waaronder de prijs. Juist om de kwaliteit van het contractvervoer te verbeteren is eind 2009 met alle betrokken partijen een gezamenlijk offensief «kwaliteitsimpuls contractvervoer» gestart. Daartoe zijn handboeken «professioneel aanbesteden» opgesteld waarin kwaliteitscriteria zijn opgenomen. In een intensieve communicatiecampagne worden gemeenten en zorgverzekeraars gestimuleerd de handboeken bij hun aanbestedingen te hanteren en de contracten goed te monitoren. De komende jaren wordt de ontwikkeling van de kwaliteit van het contractvervoer jaarlijks geëvalueerd. De Kamer wordt hierover geïnformeerd, zoals toegezegd in mijn brief van 16 maart 2010 (Kamerstuk 31 521 nr. 46).
De problemen met de OV-Chipkaart en tariefsverhoging door de NS in verband met de invoering van de OV-Chipkaart |
|
Farshad Bashir |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat reizigersorganisatie ROVER de OV-Chipkaart recentelijk een «flop» heeft genoemd vanwege de aanhoudende problemen?1 Bent u geschrokken van het feit dat één van de belangrijkste organisaties die opkomt voor de belangen van de reizigers een dergelijk negatief oordeel velt? Bent u bereid om aan de tafel te gaan zitten met alle reizigersbelangenorganisaties, waaronder ROVER, de verantwoordelijke decentrale overheden, de betrokken vervoersbedrijven en Trans Link Systems (TLS) om naar structurele oplossingen te zoeken om de OV-Chipkaart eindelijk te verbeteren?
Dat de reizigersorganisatie ROVER zorgpunten heeft is mij bekend. Ik schrik daar niet van.
ROVER en andere reizigersorganisaties zijn al sinds het begin van de introductie van de OV-chipkaart via het Landelijk Consumenten Overleg (LCO) en het Landelijk overleg consumentenbelangen openbaar vervoer (Locov) intensief betrokken. Daarnaast wordt in het LCO op basis van het door de consumentenorganisaties opgestelde «eindbeeld» gewerkt aan een zo klantvriendelijke OV-chipkaart. Het overleg tussen consumentenorganisaties, vervoerders en concessieverleners bestaat dus al. De link met TLS is meer indirect. De aandeelhouders van TLS zijn vervoerders, namelijk GVB, HTM, NS en RET. Zij hebben er belang bij om met TLS naar oplossingen te zoeken.
Wat is uw reactie op de uitkomsten van een onderzoek onder meer dan duizend OV-reizigers waaruit blijkt dat er ondanks meer gebruik van de OV-Chipkaart steeds negatiever wordt geoordeeld over deze kaart?2 Hoe kunt u verklaren dat reizigers naarmate er meer gebruik wordt gemaakt van de OV-Chipkaart, diezelfde kaart een steeds negatiever oordeel geven?
Ik heb met interesse kennis genomen van de Vervoersmonitor 2010 van Newcom Research & Consultancy.
Uit de monitor blijkt inderdaad dat de geënquêteerden op punten iets negatiever oordelen over de OV-chipkaart dan voorheen. Dat heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met de berichten over de aanloopproblemen met de OV-chipkaart. Echter, ik zie in het onderzoek nadrukkelijk ook positieve punten die bevestigen dat de OV-chipkaart na de eerste kennismaking positief wordt gewaardeerd. Zo blijkt uit het onderzoek dat de bekendheid met de OV-chipkaart hoog is (97%), de reiziger bekend is met de veranderingen die de OV-chipkaart met zich meebrengt en dat de intentie om een OV-chipkaart aan te schaffen stijgt. Bovendien is de conclusie van het onderzoek zeker niet negatief voor de OV-chipkaart. Newcom geeft aan dat het gemak van de kaart belangrijk is en een snelle(re) landelijke invoering van de kaart van groot belang is om het gemak daarvan te onderstrepen.
Ik wijs u er bovendien op dat na het uitzetten van het NVB in bus en tram in Rotterdam (11 februari 2010) er een onderzoek verricht naar het oordeel over en de beleving van reizen met de OV-chipkaart is uitgevoerd. Deze resultaten waren positief. Reizigers beoordelen de OV-chipkaart als positief en geven deze gemiddeld een cijfer van 7,2. Bijna 80% van de reizigers vindt de overgang naar de OV-chipkaart makkelijker dan verwacht.
Wanneer de OV-chipkaart eenmaal is ingevoerd lijkt dus sprake van een hoge klantwaardering. Ik herken dan ook de conclusie van Newcom Research dat de kaart gebaat is bij een snelle invoering. In de verschillen in percepties van mensen uit de steekproef van Newcom (keuzereizigers en OV-reizigers) en Rotterdam (reizigers met ervaring met de OV-chipkaart) zie ik een bevestiging van mijn stelling inzake koudwatervrees: na de eerste kennismaking wordt de kaart immers positief gewaardeerd.
Hoe verhouden de uitkomsten van dit onderzoek zich tot uw eerdere uitspraken dat de weerstand voor de OV-Chipkaart slechts «koudwatervrees» zou zijn? Deelt u de mening dat deze onderzoeksresultaten bewijzen dat de OV-Chipkaart in veel opzichten negatief uitpakt voor de reiziger? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat de NS inmiddels de tarieven voor treinreizen heeft aangepast waardoor de retourkaartjes duurder worden?3 Klopt het dat de reiziger door deze tariefswijziging als gevolg van de invoering van de OV-Chipkaart voor zowel het reizen met OV-Chipkaart als voor het reizen met een «papieren» kaartje een ander tarief gaat betalen? Staat u nog steeds achter uw belofte dat er geen sprake mag zijn van een stijging voor de gemiddelde reiziger door de invoering van de OV-Chipkaart? Hebt u, zoals duidelijk afgesproken, al onderzoek gedaan naar de gevolgen van deze tariefswijziging voor de gemiddelde reiziger bij de NS? Zo ja, wat was de uitslag van dit onderzoek en kunt u dit naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? Waarom breekt u met uw eerder gemaakte afspraken om bij een prijsverandering door de invoering van de OV-Chipkaart eerst een onderzoek uit te voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NS heeft gekozen voor reizen op saldo met de OV-chipkaart. Deze keuze is mede gemaakt omdat ook in het overige OV sprake is van reizen op saldo. Bij reizen op saldo kan echter geen retourtarief worden berekend. Daarom voert NS nu, na consultatie van consumentenorganisaties en VenW medio 2008, sinds 2009 in drie stappen de Enkele reis structuur in. Dit houdt in dat de berekening van de prijzen van enkele reizen en retours is gewijzigd. Voortaan wordt de prijs van een retourreis altijd gelijk aan de optelsom van twee enkele reizen, zoals dit in het overig openbaar vervoer al heel lang gebruikelijk is. Deze verandering levert NS per saldo nadrukkelijk geen extra opbrengsten op en past binnen de afspraken van de vervoerconcessie. Wel verandert de prijs die iedere reiziger afzonderlijk betaalt. De enkele reis – het meest verkochte kaartje (55%) – wordt gemiddeld goedkoper en de prijs van een retourtje wordt gemiddeld iets hoger. Ik ben na lange discussie met NS in 2008 akkoord gegaan met deze wijziging, onder andere nadat we een ingroeipad inclusief een korting voor reizigers met de OV-chipkaart tijdens de overgangsperiode overeen zijn gekomen. Dit om het gebruik van de OV-chipkaart te bevorderen. Het prijsvoordeel van de OV-chipkaart ten opzichte van de papieren kaart wordt dus langzamerhand teruggebracht tot nul.
Zoals blijkt uit onderstaande tabel werden de enkele reizen op de OV-chipkaart per medio 2009 direct 9% goedkoper en dus 6% goedkoper dan de enkele reizen met het papieren kaartje. De prijzen van de papieren kaartjes worden in drie stappen aangepast (zie onderstaand overzicht). Omdat de enkele reizen op de OV-chipkaart meteen 9% goedkoper werden, levert overstappen van papieren enkeltjes op de OV-chipkaart reizigers direct extra korting op.
De veranderde berekeningswijze wordt stapsgewijs ingevoerd vanaf 1 juli 2009:
Medio 2009
Enkele reis OV-chip – 9%
Enkele reis papier – 3%
Dagretour papier + 2%
Medio 2010
Enkele reis papier – 3%
Dagretour papier + 2%
Begin 2011
Enkele reis papier – 3%
Dagretour papier + 2%
Enkele reizen worden in totaal gemiddeld 9% goedkoper en retour reizen worden gemiddeld 6% duurder. Per saldo gaat de gemiddelde reiziger er niet op achteruit. De andere wijze van prijsberekening heeft geen invloed op de prijzen van (jaar)trajectabonnementen en algemene abonnementen.
Ik sta wat dit betreft nog steeds achter de toezegging van NS dat een gemiddelde reiziger niet met een prijsstijging als gevolg van de OVC-introductie te maken mag krijgen. In uw vraag wordt gesuggereerd dat ik hiernaar onderzoek zou doen bij NS: dat is bij mijn weten niet het geval. Wel is een dergelijke toezegging gedaan voor de introductie binnen regionale concessies.
Kaart- en tariefaanpassingen door NS komen conform de Wp2000 en de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet slechts na intensief overleg met consumentenorganisaties en VenW tot stand. Daarnaast is de ruimte voor tariefstijgingen van enkele reizen voltarief via artikel 15 van de vervoerconcessie strikt gereguleerd en beperkt. U kunt er zeker van zijn dat dit een goede garantie is om prijsstijgingen te voorkomen. Alle drie de partijen hebben geen baat bij het weglopen van reizigers bij NS.
Bent u bereid om u alsnog hard te maken voor instandhouding van de retourkorting zoals die altijd heeft bestaan? Welke argumenten voert de NS aan om het retourkaartje af te schaffen? Deelt u de mening dat de OV-Chipkaart in principe veel meer mogelijkheden zou moeten kunnen bieden in het berekenen van tarieven (zoals retourtarieven) dan traditionele treinkaartjes? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, is de conclusie dan gegrond dat deze OV-Chipkaart technisch qua mogelijkheden ernstig tekort schiet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 kan het systeem van de OV-chipkaart zoals dat wordt uitgerold geen retourtarieven berekenen. Een reiziger met de OV-chipkaart betaalt zowel in het regionaal OV als bij NS dus per enkele reis. Dit is een bewuste keuze geweest om de technische risico's van het project te beperken en een landelijk uniform systeem te creëren. De overgang van het papieren NS-kaartje (dat zowel enkele reizen als retourreizen kent) naar OV-chipkaart (alleen enkele reizen) gebeurt opbrengstneutraal. De gemiddelde reiziger gaat dus niet meer betalen door het verdwijnen van het retour.
Wat is uw oordeel over het feit dat het tijdstip van inchecken wordt gehanteerd bij het bepalen of er wel of geen korting kan worden gegeven in daluren? Deelt u de mening dat het niet eerlijk is dat aan een reiziger met een Voordeelurenabonnement bij een treinreis van twee uur, die aanvangt om vijf voor negen, over het gehele tarief geen korting wordt berekend?4 Zou het niet veel eerlijker zijn om een rekenwijze te hanteren waarbij het tarief wordt bepaald op basis van de gereisde uren? In dat geval zou een reis die aanvangt (het tijdstip van inchecken) om kwart voor negen ‘s ochtends en eindigt om half tien ’s ochtends dus voor een derde zonder korting worden berekend en voor twee derde met korting? Deelt u de mening dat deze manier van prijsberekening veel eerlijker zou zijn dan het huidige starre systeem? Klopt het dat dit technisch gezien slechts een kwestie van programmeren is en de keuze om dit te niet te doen puur economisch is? Bent u bereid om met de NS en andere vervoerders om de tafel te gaan zitten om te bekijken of dit voorstel op korte termijn haalbaar zou zijn?
In feite verandert er bij de introductie van de OV-chipkaart niets ten opzichte van de situatie in de papieren wereld. Ook bij papieren kaartjes geldt dat reizigers met Voordeelurenabonnementen (VDU-abonnementen) die voor 9 uur willen reizen het volle tarief betalen. Het doel van het VDU-abonnement is het stimuleren van vertrek na 9 uur (van bijvoorbeeld recreatieve reizigers), om zodoende de spits te ontlasten en woon-werkreizigers meer kans op een zitplaats te bieden. Ik ben bekend met het feit dat prijsbewuste reizigers hun reis opdelen in een gedeelte met en zonder korting (bijvoorbeeld door het kopen van twee kaartjes waarbij voor het tweede kaartje dan een alternatief vertrekstation moet worden gekozen). Deze mogelijkheid leidt tot ander gebruik van het VDU-abonnement dan waarvoor deze in eerste instantie door NS bedoeld was (namelijk het stimuleren van vertrek na 9 uur). Het op deze wijze gebruiken van het VDU-abonnement zal NS niet ontmoedigen, maar ook niet meer ondersteunen met de OV-chipkaart. Het opdelen van een reis door twee in plaats van één kaartje te kopen is bij reizen op saldo alleen mogelijk door tussentijds op het perron in- en uit te checken. Overigens heeft de systeemwijziging voor de VDU-houders ook voordelen. Daar waar deze reizigers momenteel bij een retourreis die voor 9 aanvangt vaak een retourkaart voltarief aanschaffen, krijgen ze met de OV-chipkaart op de terugreis automatisch het kortingstarief doorberekend.
Kortingsproposities zoals de VDU zijn destijds bewust niet via de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet gereguleerd. Artikel 15 van de concessie beschermt met name de reiziger die gebruik maakt van de enkele reis voltarief tweede klas tegen al te grote jaarlijkse prijsstijgingen. Kortingskaarten (en de daarbij behorende voorwaarden) zoals het VDU zijn bedoeld om reizen in daluren te stimuleren en niet direct gereguleerd. Wel kent artikel 17 van de concessie de verplichting voor NS om een propositie voor senioren met tenminste een substantiële kortingsregeling voor reizen buiten de spitsuren aan te bieden. Reizen die gedeeltelijk plaatsvinden in de spitsuren vallen dus buiten deze regeling. Het tijdstip waarop de dalkortingen tenminste ingaan is afhankelijk van de definitie van het begrip «spits». Deze is in het Besluit capaciteitsverdeling Hoofdspoorweginfrastructuur als volgt vastgelegd: de infrastructuurbeheerder (ProRail) wijst in de netverklaring de twee tijdvakken aan van elk ten hoogste 2,5 uur op maandag tot en met vrijdag aan waarop het personenvervoer een hogere bedieningsfrequentie wordt geboden dan in de onmiddellijk daaraan voorafgaande en daarop volgende tijdvakken. Hierbij wordt uitgegaan van de huidige spits van ca. 07:00 uur tot 09:00 uur en van ca. 16.00 uur tot 18.00 uur.
Tot op heden heeft NS voor het gemak, mede gerelateerd aan de controle door conducteurs, dalkortingen laten ingaan na 9 uur ’s ochtends, zowel voor de seniorenpropositie als voor overige kortingskaarthouders. NS voldoet dus aan de concessie-eisen aangaande de senioren propositie. Ik zie dan ook geen reden om NS te vragen om dit in de backoffice te regelen. Wel wijs ik er net als in mijn antwoord op vraag 4 op dat alle tarief- en propositiewijzigingen van NS aan de consumentenorganisaties uit het Locov worden voorgelegd en dat noch NS, noch consumentenorganisaties noch ik er baat bij hebben om de trein minder aantrekkelijk te maken.
Bent u bekend met het feit dat de Groningse gedeputeerde Marc Jager een eigen OV-Chipkaart voor het noorden van Nederland zou willen ontwikkelen omdat de huidige OV-Chipkaart te veel nadelen zou opleveren voor groepen reizigers?5 Bent u bereid om in gesprek te gaan met de heer Jager om zo een beter beeld te krijgen van de problemen waar reizigers volgens hem tegenaan lopen vanwege de OV-Chipkaart? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik heb hierover contact gehad met de heer Jager. Hij heeft aangegeven dat Groningen-Drenthe geen eigen OV-chipkaart wil invoeren, maar een kortingspropositie voor de provincies Groningen, Drenthe en Friesland. Reizigers die bijvoorbeeld tussen Friesland en Groningen reizen (kunnen) te maken krijgen met verschillende vervoerders en daarmee verschillende kortingsproposities. Het OV-Bureau Groningen-Drenthe is voornemens om in de periode oktober 2010 – april 2011 onderzoek te doen naar de wenselijkheid en de (on)mogelijkheden van een kortingspropositie voor de drie Noordelijke provincies. Dergelijke initiatieven juich ik toe net als het behoud van zoveel mogelijk bijzondere producten (zoals speciale kaatjes voor evenementen, etc.). Het zou bijvoorbeeld mooi zijn wanneer treinvervoerders een akkoord bereikten over concessiegrensoverstijgende abonnementen.
Deelt u de mening dat de invoering van de OV-Chipkaart alleen kan slagen als er voldoende draagvlak is onder de reizigers? Deelt u de mening dat de opsomming van alle berichten en kwalificaties in voorgaande vragen een duidelijke indicatie is dat dit draagvlak dreigt af te nemen naarmate de OV-Chipkaart verder wordt ingevoerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uiteraard is draagvlak onder de reizigers essentieel. Dat draagvlak is tot op heden goed getuige de relatief geruisloze afschaffing van de strippenkaart in Amsterdam en Rotterdam, de resultaten van het reizigersonderzoek na het uitzetten van het NVB in Rotterdam en het aantal geactiveerde OV-chipkaarten bij NS.
Alle vervoerders en concessieverleners hebben baat bij een soepele introductie van de OV-chipkaart. Er zijn echter wel aanpassingen in tariefstructuren nodig. Dat mensen zich daar zorgen om maken is begrijpelijk maar consumentenorganisaties en concessieverleners kijken nadrukkelijk mee met hun vervoerders. Daarbij hebben deze drie partijen allemaal één belang, namelijk draagvlak voor het OV.
Zie verder ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid om alsnog de elf einddoelen zoals gezamenlijk opgesteld door de reizigersorganisaties als formele uitgangspunten te nemen voor de invoering van de OV-Chipkaart? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Consumentenorganisaties hebben vanuit de elf eisen waaraan volgens hen de OV-chipkaart moet voldoen, een zogenaamd Eindbeeld opgesteld. Deze elf eisen zijn in het Landelijk Consumenten Overleg uitgewerkt in achtenzeventig deelelementen van dit eindbeeld waaruit vijftien eindbeeldstudies zijn voortgevloeid. In de Regiegroep van 5 juli zijn vijf eindbeeldstudies besproken en akkoord bevonden. In de aankomende Voortgangsbrief Aanvalsplan OV-chipkaart zal ik dieper ingaan op de studies.
Europese richtsnoeren staatssteun zeehavens |
|
Cora van Nieuwenhuizen (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Europese Commissie al jaren «intensief» schijnt te werken aan ontwerprichtsnoeren staatssteun zeehavens?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het feit dat de Europese Commissie, ondanks eerdere toezeggingen om de ontwerprichtsnoeren eind 2009 af te ronden, nu stelt dat het een belangrijke kwestie betreft die zorgvuldige analyse vereist?
Ja.
Deelt u de mening dat nog meer vertraging onacceptabel is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen?
Ik deel die mening. Verschillende malen heb ik de Commissaris aangesproken op het uitblijven van de richtsnoeren. Zo lang ik in functie ben, zal ik dat blijven doen.
Bent u bereid het belang van de ontwerprichtsnoeren, en een spoedige adoptie daarvan, zo spoedig mogelijk in de Transportraad ter sprake te brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Ja, als de gelegenheid zich voordoet en ik nog een (informele) Transportraad zal bijwonen, dan zal ik dat ter sprake brengen.
Bent u tevens bereid dit onderwerp actief bij de Europese Commissie te adresseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Ja, zie vraag 4. Daarnaast kan ik melden dat mijn inspanningen in deze ertoe hebben geleid dat ambtenaren van mijn ministerie zijn uitgenodigd door DG Concurrentie om binnenkort van gedachten te wisselen over en een toelichting te geven op de Nederlandse praktijk inzake staatssteun voor zeehavens. Daarnaast is mijn Ministerie in overleg met de Duitse collega’s om een gezamenlijk standpunt richting de Europese Commissie te formuleren.
Het bericht "Taxi's speciaal vervoer sjoemelen" |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat taxibedrijven sjoemelen met de cao?1
Ja.
Wat is uw mening over het bericht dat uit cijfers van het Sociaal Fonds Taxi blijkt dat ruim zestig procent van de taxibedrijven zich niet aan de cao houdt?
Zie het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat één op de vijf bedrijven zelfs fraude pleegt door geen sociale lasten of pensioenpremies te betalen?
Zie het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Hoeveel overheidsgeld is er gemoeid met deze praktijken?
Het Sociaal Fonds Taxi, dat de naleving van de cao controleert, heeft in 2009 voor ruim € 2,4 miljoen aan naheffingen opgelegd aan taxibedrijven. Dit betreft voor een groot deel nabetaling van pensioenpremies door deze taxibedrijven.
Welke verantwoordelijkheid heeft u als minister om samen met de decentrale overheden een einde te maken aan deze grootschalige ontduiking van de cao?
Ik heb geen formele verantwoordelijkheid bij de controle op de naleving van de cao Taxivervoer, maar de Rijksoverheid heeft een ondersteunende rol bij de handhaving door cao-partijen, en wel langs twee lijnen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan de nalevingsbepalingen in cao’s algemeen verbindend verklaren; dit is in de taxibranche gebeurd, waardoor elk taxibedrijf kan worden gecontroleerd op naleving van de cao. Daarnaast kunnen cao-partijen bij cao’s, waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard, de Arbeidsinspectie verzoeken om een onderzoek bij een taxibedrijf, als er een gegrond vermoeden van overtreding bestaat en er een intentie is tot rechtsvordering. Tot op heden zijn bij de Arbeidsinspectie geen verzoeken ingediend.
Zelf zal ik opdrachtgevers van contractvervoer wijzen op de handboeken «professioneel aanbesteden». Hierin is naleving van de cao door vervoersbedrijven als een selectiecriterium bij aanbesteding opgenomen. Zie ook het antwoord op vraag 3 van het lid De Mos.
Heeft u voldoende wettelijke instrumenten om nieuwe juridische trucs om onder de cao uit te komen aan te pakken?
Zie het antwoord op vraag 2 van het lid De Mos.
Bent u tenslotte bereid in overleg te treden met de sector en decentrale overheden teneinde gezamenlijk een einde te maken aan het massaal ontduiken van de cao door taxibedrijven in het contractvervoer?
Zie het antwoord op vraag 5.
De mogelijke verkoop van Strukton |
|
Farshad Bashir |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Wat is uw mening over de mogelijke verkoop van NS-dochter Strukton aan ingenieursbureau Oranjewoud?1
Op 23 juli jl. is de verkoopovereenkomst tussen NS en Oranjewoud ondertekend. De effectuering van de levering van de aandelen zal plaatsvinden indien en zodra aan alle opschortende voorwaarden is voldaan en zal naar verwachting in het derde of vierde kwartaal van 2010 plaatsvinden. De positie van Strukton binnen het NS-concern heeft reeds lange tijd ter discussie gestaan. Verschillende kamerleden hebben hun twijfels geuit over de vraag of er wel voldoende publiek belang met de activiteiten van Strukton is gemoeid om onderdeel van het NS concern te moeten zijn.2 Mijn ambtsvoorganger heeft in zijn brief van 24 april 2009 in reactie op een toezegging aan uw Kamer aangegeven dat de NS directie bekijkt of de activiteiten van Strukton nog in de strategie van NS passen.3 In 2009 heeft de NS directie het besluit genomen dat Strukton niet meer tot de kernactiviteiten van NS behoort, dit is ook opgenomen in het jaarverslag over 2009 van NS.
Ik deel deze conclusie. Het is voor een spoorwegmaatschappij als NS niet essentieel om een bouw- railonderhoud bedrijf als Strukton te hebben en Strukton dient ook niet het publiek belang zoals verwoord in de brief van 24 april 2009. Het lag daarom in de rede om te kijken of dit onderdeel kon worden verkocht. Na gesprekken met verschillende partijen is Oranjewoud als koper uit de bus gekomen.
Wat is de rol van de aandeelhouder van de NS bij de verkoop van deze NS-dochter?
In het kader van de discussies die ik en mijn ambtsvoorganger als aandeelhouder met NS hebben gevoerd, is de vraag aan de orde geweest of Strukton paste binnen de kernactiviteiten van NS. De beslissing om al dan niet tot verkoop van Strukton over te gaan viel binnen het mandaat van de raad van bestuur van NS met goedkeuring van de raad van commissarissen. Voor het besluit tot verkoop is geen goedkeuring van de aandeelhouder voorgeschreven. Vanzelfsprekend ben ik als aandeelhouder wel geïnformeerd over de voortgang van dit traject.
Kunt u aangeven in welk stadium de verkoop zich momenteel bevindt?
Op 23 juli 2010 heeft ondertekening van de koopovereenkomst door NS en Oranjewoud plaatsgevonden. Effectuering van de levering van aandelen zal plaatsvinden indien en zodra aan alle opschortende voorwaarden is voldaan, waaronder mededingingstrajecten in een aantal landen. Het is de verwachting van NS dat de transactie in het derde of vierde kwartaal van 2010 gefinaliseerd zal kunnen worden.
Acht u de verkoop van Strukton noodzakelijk? Hoe verhoudt zich dit tot het beleid van de NS dat in 2006 werd ingezet waarbij de Bouw één van de peilers van dit bedrijf werd?2 Wanneer en door wie is dit beleid aangepast?
Zie antwoord op vraag 1.
Waarom wordt juist op dit moment Strukton verkocht? Heeft dit ook te maken met het afromen van het eigen vermogen van de NS door haar aandeelhouder? Hoeveel is de verwachte opbrengst van de verkoop van Strukton? Waarvoor zal dit geld gebruikt worden?
Vanaf het moment dat de NS-directie het besluit had genomen dat Strukton niet meer tot de kernactiviteiten behoorde, is gekeken of er een mogelijkheid was om het onderdeel tegen een goede prijs te verkopen. Recentelijk heeft Oranjewoud een concrete bieding uitgebracht die voor NS aantrekkelijk genoeg was om op te acteren. Het was en is van belang dat Strukton en haar personeel zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over de toekomst van het bedrijf. De koopprijs bedraagt € 168,1 miljoen. Hiertegenover staan verkoopkosten van NS en (latente) verplichtingen inzake bij dit soort transactie gebruikelijke garanties die NS heeft moeten afgeven aan de koper. In 2009 is in het kader van het superdividend de afspraak gemaakt dat wanneer Strukton door NS wordt verkocht de netto verkoopopbrengst (verkoopprijs minus de kosten en verplichtingen van NS) ter beschikking wordt gesteld aan de aandeelhouder. Over de hoogte van de netto opbrengst van de verkoop kan ik op dit moment nog geen uitspraak doen. De verkoopopbrengst zal conform de begrotingsregels aangewend worden ter verlaging van de staatsschuld.
Wat is uw reactie op de kritische houding van de vakbonden over deze mogelijke verkoop? Kunt u de zorgen die zij hebben richting Oranjewoud, Centric en de heer Sanderink wegnemen?
Op 16 juli 2010 hebben betrokken partijen inclusief vakbonden een protocol getekend en hierin zijn naar ik zowel uit de media als van NS heb begrepen de door de vakbonden geuite zorgen geadresseerd.
Heeft de NS bij deze verkoop eisen gesteld aan de corporate governance van Centric? Zo ja, welke eisen zijn hieraan gesteld? Zo nee, waarom niet?
NS heeft niet de corporate governance van Centric maar die van Oranjewoud ter discussie gesteld. NS heeft als voorwaarde gesteld dat Oranjewoud een raad van commissarissen instelt, een en ander in hoofdlijnen in overeenstemming met de raad van commissarissen binnen een structuurregime.
Kunt u aangeven of er een Raad van Commissarissen bij Oranjewoud komt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, krijgt de ondernemingsraad de bevoegdheid een werknemerscommissaris aan te wijzen? Zo nee, bent u bereid u hiervoor alsnog in te zetten?
Ik verwijs u hierbij naar het Persbericht dat Oranjewoud op 23 juli 2010 heeft gepubliceerd en naar het antwoord op vraag 7.
Wat is uw mening over de zes eisen die de bonden hebben benoemd waar een eventuele verkoop aan zou moeten voldoen, te weten: een werkgelegenheidsgarantie voor vijf jaar, garantie van arbeidsvoorwaarden, normale topbeloningen, een veilige en arbeidersvriendelijke koper, een gezonde financierings- en eigendomsstructuur en een deel van de aandelen naar de werknemers om het sociale karakter te borgen? Kunt u per eis aangeven in hoeverre u zich hier hard voor gaat maken?
Het besluit om al dan niet tot verkoop van Strukton over te gaan valt binnen het mandaat van de directie en de raad van commissarissen van NS. Het zou niet bij de rol van de aandeelhouder passen wanneer ik mij in deze discussies meng. De directie en de raad van commissarissen van NS hebben nadrukkelijk aangegeven bij het verkooptraject ook te kijken naar de positie van de medewerkers van Strukton en bij de beslissing een zwaar gewicht toe te kennen aan het advies van de centrale ondernemingsraad van Strukton.
Overigens zijn koper, verkoper, Strukton en de bonden inmiddels tot een akkoord gekomen, hetgeen heeft geleid tot een protocol. Daarin zijn afspraken vastgelegd over onderwerpen die door de bonden als belangrijk en relevant werden ervaren voor de toekomst van de medewerkers van Strukton, te weten werkgelegenheid, arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden, pensioenen en topbeloningen.
Wat voor maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de continuïteit en arbeidsomstandigheden niet lijden onder de verkoop van Strukton?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Onderaanbesteding in het regionale OV |
|
Arie Slob (CU) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Toerboeren op Connexxionbus»1 en herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen over beunhazerij in het openbaar vervoer?2
Ja.
Is de mogelijkheid van onderaanbesteding opgenomen bij de inschrijving op de concessies «Amstelland en Meerlanden» en «Haarlem-IJmond»?
In de concessie Amstelland/Meerlanden heeft Connexxion in haar inschrijving de volgende passage opgenomen: «Voor de uitvoering van de concessie Amstelland-Meerlanden worden verschillende onderaannemers ingezet». Bij de start van de concessie zijn door Connexxion geen onderaannemers ingezet. Later zijn voor enkele buslijnen onderaannemers ingezet. Het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Amsterdam gaat geen maatregelen nemen om bij nieuwe aanbestedingen het programma van eisen zo vorm te geven dat onderaanbesteding van het vervoer onmogelijk wordt gemaakt. Onderaanbesteding komt in huidige concessies al voor en dit biedt kansen om verschillende vervoersvormen op een goede wijze te integreren. Als voorbeeld noem ik de huidige spitslijnen die tot tevredenheid van forensen met comfortabele tourbussen worden gereden. Dit biedt bovendien kleinere tourbedrijven kansen op werk. Passages als opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst Amstelland-Meerlanden, waarbij de Stadsregio vooraf toestemming voor onderaanbesteding moet geven, acht de Stadsregio afdoende.
In de concessie Haarlem/IJmond zijn over onderaanbesteding geen expliciete afspraken gemaakt tussen Connexxion en de provincie Noord-Holland, maar onderaanbesteding is wel mogelijk in de concessie. In deze concessie worden dan ook enkele scholierenlijnen verzorgd door een touringcarbedrijf in opdracht van Connexxion. Connexxion en de onderaannemer moeten voldoen aan het Programma van Eisen, de Wet personenvervoer 2000 en overige wet- en regelgeving.
Wat zijn de verschillen in maximale rijtijden tussen chauffeurs die rijden in het streekvervoer via de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) besloten vervoer en chauffeurs die rijden via de CAO stads- en streekvervoer? Is het waar dat de eerste groep 11 uur per dag mag werken en de laatste groep maximaal 9 uur?
Er zijn geen wettelijke verschillen in de maximale rijtijden voor stads- en streekvervoer en touringcarvervoer. De dagelijkse rijtijd voor busvervoer is maximaal 9 uur en maximaal 2x per week 10 uur, met in achtneming van alle verplichte dagelijkse en wekelijkse rusttijden. Het antwoord op de laatste vraag is neen. Het is niet zo dat de ene chauffeur meer mag werken dan de andere chauffeur, maar het verschil in aantal uren kan komen doordat het enerzijds «werken» en anderzijds «rijden» kan betreffen.Arbeid omvat immers meer dan rijtijd. Het aantal uren dat per dag mag worden gewerkt is daarom groter dan of gelijk aan het aantal uren per dag dat mag worden gereden. Die arbeidstijd mag worden besteed aan bijvoorbeeld administratie of het toezicht houden op het in- en uitstappen van passagiers. De maximale uren zijn wettelijk voorgeschreven.
Deelt u de mening dat nieuwe acties in het openbaar vervoer voorkomen moeten worden? Heeft u hierover inmiddels contact gehad met de stadsregio Amsterdam en de provincie Noord-Holland?
Ik heb over de beantwoording van deze Kamervragen contact gehad met de provincie Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam. Acties zijn echter een aangelegenheid tussen werkgevers en werknemers. Noch de rijksoverheid noch de provincie en stadsregio kunnen daar invloed op uit oefenen.
Vindt u het acceptabel dat buslijnen worden overgedaan aan onderaannemers terwijl chauffeurs van Connexxion worden verplicht snipperdagen op te nemen?
Zowel de nationale wetgeving (Wet personenvervoer 2000; Wp2000) als de Europese regelgeving (PSO-verordening) maken onderaanneming mogelijk. De PSO-verordening geeft wel aan dat de exploitant die openbaar personenvervoer verricht (in Nederland is dit de concessiehouder), verplicht is een aanzienlijk deel van de diensten zelf uit te voeren. De decentrale overheden kunnen in de concessies eisen vastleggen over kwaliteit en dienstverlening. De concessiehouder en zijn onderaannemer zullen aan deze eisen moeten voldoen. De concessiehouder blijft aansprakelijk voor de uitvoering van het werk. Tussen onderaanneming en snipperdagen zie ik geen relatie, omdat snipperdagen onderdeel uitmaken van afspraken en/of een CAO tussen werkgevers en werknemers en dergelijke afspraken losstaan van een concessie.
Wat is de stand van zaken in de ontwikkeling richting één CAO voor het gehele regionale OV, inclusief multimodaal en besloten vervoer?
De voormalig Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft de partijen in de afgelopen jaren verzocht om tot één CAO voor stad- en streekvervoer te komen. Het afsluiten van een CAO is de verantwoordelijkheid van werkgevers, de vervoerbedrijven en werknemers. Het rijk treedt daar niet in. De stadsvervoerders hebben de afgelopen jaren, ieder op een ander moment, een eigen CAO afgesloten. Het streekvervoer heeft één CAO openbaar vervoer. De CAO-partners hebben wel laten weten dat de integratie van deze CAO met de CAO’s stadsvervoer, multimodaal vervoer en taxivervoer moeilijk is vanwege de verschillen in arbeidsvoorwaarden.
Wat betekent onderaanbesteding voor de kwaliteit van het regionaal openbaar vervoer? Deelt u de mening dat alle chauffeurs in het regionaal openbaar vervoer, en dus ook chauffeurs die werken voor onderaannemers, moeten beschikken over lijnenkennis?
Zie het antwoord op vraag 5.
Deelt u de opvatting dat de Wet personenvervoer 2000 zo moet worden aangepast dat de kwaliteit van het openbaar vervoer voorop staat en er niet wordt geconcurreerd op arbeidsvoorwaarden, door de CAO ook van toepassing te verklaren op onderaannemers? Zo nee, waarom niet?
De Wet personenvervoer 2000 gaat reeds uit van verbetering van kwaliteit van het OV. Dat was één van de twee doelen van de wet. Ik zie dan ook geen reden om de Wp2000 op dit punt aan te passen. CAO’s worden niet in de Wet Personenvervoer geregeld, maar zijn een aangelegenheid tussen werkgevers en werknemers. Aan hen is het dan ook om te bepalen op welke sectoren en werkgevers de CAO van toepassing is. Vervoerders kunnen meedingen naar een aanbesteding van een concessie. Het is hun verantwoordelijkheid om een aanbod te doen dat bedrijfseconomisch gunstig is en rekening houdt met hun werknemers en de arbeidsvoorwaarden van deze groep.
Bent u ermee bekend dat de spitsbussen in de regio IJmond worden uitgevoerd door onderaannemers en het reizen op de OV-chipkaart in deze bussen niet mogelijk is?
Ja, ik ben er mee bekend dat het reizen met een OV-chipkaart niet mogelijk is op de bussen die in IJmond worden gereden door een onderaannemer. Op dit moment zijn deze touringcarbussen nog niet uitgerust met OV-chipkaart apparatuur. Het betreft echter alleen enkele scholierenlijnen en het betreft niet de spitsritten die op de overige lijnen worden gereden. Mobiele OV-chipkaartapparatuur voor bussen die niet structureel worden ingezet ten behoeve van lijndienstvervoer is op dit moment in ontwikkeling.
Vindt u het acceptabel dat reizen met de OV-chipkaart in deze bussen niet mogelijk is, terwijl in de aangrenzende concessie strippenkaarten niet meer worden geaccepteerd?
De strippenkaarten zijn niet meer geldig in de concessies voor regionaal openbaar vervoer die zijn verleend door de Stadsregio Amsterdam. In de overgangssituatie naar de invoering van de OV-chipkaart heeft de Stadsregio Amsterdam echter besloten dat op een aantal lijnen de strippenkaarten nog geldig zijn. De abonnementen zijn verkrijgbaar met een coupon waarop de reisrechten staan vermeld, zodat deze abonnementen als zichtkaart kunnen worden gebruikt.
Binnen de concessie van provincie Noord-Holland geldt de afspraak, dat wanneer een reiziger wil reizen met een OV-chipkaart en in de bus geen (werkende) incheckapparatuur beschikbaar is, de reiziger zonder verplichting tot aanschaf van een ander vervoerbewijs mag meereizen op de betreffende rit.
De onveilige arbeidsomstandigheden van wegwerkers |
|
Hans Spekman (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wegwerkers vaak nog onvoldoende beschermd»?1
Ja.
Acht u het acceptabel dat wegwerkers soms in omstandigheden werken waarin ernstige ongevallen kunnen voorkomen?
Het arbobeleid heeft als uitgangspunt dat risico’s voor de gezondheid en veiligheid van betrokkenen moeten worden voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk moeten worden beperkt. Dit betekent dat er bij het verrichten van arbeid mogelijk enig risico blijft bestaan. Met de verplichte risico-inventarisatie- en evaluatie (RI&E) dient de werkgever deze risico’s te inventariseren, en er adequate maatregelen tegen te treffen.
Deelt u de mening dat wegenbouwbedrijven door de huidige manier van aanbesteden van lokale overheden geneigd zijn te bezuinigen op onder andere veilige werkomstandigheden van de wegwerkers? Zo nee, waarom niet?
Kostenoverwegingen spelen in de activiteiten van zowel private bedrijven als (lokale) overheden in beginsel altijd een rol.
Het vereiste Veiligheids- en gezondheidsplan (V&G plan) dient ervoor om te voorkomen dat dit niet tot onacceptabele arborisico’s leidt. De opdrachtgever dient zich te houden aan de verplichtingen hieromtrent. Hierbij is o.a. aan de orde of er moet worden gekozen voor een volledige wegafzetting.
Deelt u de mening dat lokale overheden die wegwerkzaamheden aanbesteden, dat zo moeten doen dat de veiligheid van de werknemers gegarandeerd wordt?
Lokale overheden dienen zich als opdrachtgevers te houden aan de geldende regels voor aanbesteding.
Voorts zijn in de Arbowet- en regelgeving aan de opdrachtgever bepaalde verplichtingen opgelegd. Naleving daarvan leidt ertoe dat de betrokken werknemers voldoende beschermd zijn.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om ervoor te zorgen dat veiligheid van werknemers niet langer opgeofferd wordt voor een paar minuten minder vertraging? Zo ja, per wanneer kan de Kamer hiervoor een oplossing vernemen? Zo nee, waarom niet?
De partijen die het best als intermediair kunnen optreden naar de opdrachtgevers zijn de VNG, het IPO en Rijkswaterstaat. De arbeidsinspectie voert hiermee al langer overleg en zal dat blijven doen. Ter ondersteuning daarvan heeft de Arbeidsinspectie ook een brochure uitgebracht die zich specifiek richt op de gemeente als opdrachtgever.
Voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is hier geen specifieke rol weggelegd.
Het bericht dat taxichauffeurs jarenlang zijn opgelicht |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Taxichauffeurs jarenlang opgelicht»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de taxibranche is opgelicht als zij jarenlang de taxiwerkmap heeft moeten aanschaffen voor € 37, terwijl er nu een taxiwerkmap van gelijk kwaliteitsniveau wordt vervaardigd tegen de aanschafprijs van € 3? Zo ja, bent u bereid ervoor te zorgen dat Sdu Uitgevers het door de taxibranche teveel betaalde geld terugbetaalt?
Uit een opgave van Sdu Uitgevers blijkt dat in 2009:
Op basis van deze opgave, stel ik vast dat de kosten varieerden van 50% tot 90% van de verkoopprijs en dat Sdu Uitgevers in haar prijsstelling geopereerd heeft binnen toegestane tariefsvrijheid.
Wat is de status van het door u aangekondigde onderzoek naar het Sdu?
Door mij is geen onderzoek naar Sdu aangekondigd. Tijdens het Algemeen Overleg op 25 maart heb ik in reactie op een vraag uit de Kamer om een onderzoek in te stellen naar – vermeend – misbruik door Sdu van de monopoliepositie in het verleden, aangegeven dat ik de zinvolheid van een dergelijk onderzoek afhankelijk zou stellen van het beeld dat naar voren zou komen uit de beschrijving van de historische achtergrond van het toegekende alleenrecht. In mijn brief van 21 mei 2010 aan de Kamer (Kamerstuk 2009–2010, 31 521, nr. 49) heb ik geconcludeerd dat de hierin genoemde feiten mij geen aanleiding gegeven hebben voor een dergelijk onderzoek.
Kunt u nagaan of er werkelijk geen noemenswaardig kwaliteitsverschil zit tussen de dure en de goedkope versie van de taxiwerkmap?
Alle werkmappen die nu op de markt zijn toegelaten, voldoen aan de gestelde eisen uit de Bijlage van de Regeling werkmap (bijgevoegd). Een werkmap moet minimaal één van de genoemde veiligheidskenmerken hebben om aan de gevraagde basiskwaliteit te voldoen. De keuze tussen toe te passen veiligheidskenmerken maakt het mogelijk dat de manier waarop de goedgekeurde werkmappen zijn beschermd tegen vervalsing en fraude verschilt.
Deelt u de mening dat de jaarlijkse keuring van de taximeter, die al gauw zo’n € 150 per keer per taxi kost, ook iets is waar de taxibranche zich onnodig bont en blauw aan betaalt, omdat de taximeter eenmalig bij de inbouw goed afgesteld kan worden? Zo ja, bent u bereid de jaarlijkse keuring van de taximeter af te schaffen?
De mening dat de taxibranche zich onnodig bont en blauw betaalt (€ 150 per jaar) aan de jaarlijkse keuring van de taxameter deel ik niet. Bij de jaarlijkse keuring worden de metrologische kenmerken van de taxameter (als meetinstrument) gecontroleerd. De taxameter berekent de prijs van een taxirit (overeenkomstig het huidige tariefsysteem) op basis van de gereden afstand, eventuele wachttijd en de daarvoor geldende tarieven. Uit controles van het NMI (Nederlands Meet Instituut) blijkt dat 5% van de gekeurde taxameters afwijkingen/gebreken vertoont. Het correct functioneren van de taxameter is voor de consument van groot belang. De taxigebruiker moet er op kunnen vertrouwen dat de ritprijs juist wordt berekend. Anders dan bij andere meetinstrumenten, zoals weegschalen in winkels, kan de consument zelf niet nagaan of de taxameter goed/correct functioneert.
Van belang is tevens dat de IVW technisch niet in staat is de werking van een taxameter (op afwijkingen/gebreken) te controleren, maar daarvoor afhankelijk is van een erkend keuringsbedrijf. De jaarlijkse keuring is daarom ook van belang voor het toezicht op het correct functioneren van een taxameter. De IVW controleert wel wanneer de taxameter is gekeurd, of de juiste bandenmaat wordt gebruikt en of de verzegeling van de taxameter niet is verbroken.
Belangrijk is verder hetgeen in bijlage MI-007 van Richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten over de taxameter is opgenomen: «Een taxameter dient op zodanige wijze te worden ontworpen dat het zonder justering (kalibratie) aan de maximaal toelaatbare fouten kan voldoen gedurende de periode van één jaar van normaal gebruik.» Dit betekent dat een taxameter zo is ontworpen dat deze een jaar lang zonder gebreken moet kunnen functioneren. Voorgeschreven is daarom dat een taxameter tenminste éénmaal per jaar wordt gecontroleerd.
Overigens worden taxameterkeuringen al vanaf € 45,00 (incl. BTW) door het NMI aangeboden.
Gelet op het voorgaande ben ik niet bereid om de verplichte jaarlijkse taxameterkeuring af te schaffen.
De Stichting Friese Stoomtrein Maatschappij |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Friese Stoomtrein noch miljoen nedich»?1
Ja.
Bent u bereid te onderzoeken of de kosten voor aanpassing van het spoor omlaag kunnen?
Ik heb van ProRail begrepen dat in de afgelopen periode het ontwerp nog eens kritisch is doorgelicht en dat de kostenraming naar beneden is bijgesteld. Het ontwerp van de spooraanpassingen in Sneek en Stavoren, dat in opdracht van ProRail is gemaakt, is het meest sobere dat gegeven de veiligheidseisen en de eisen vanuit functionaliteit kan worden gemaakt.
Bent u bereid tot een vorm van voorfinanciering of dispensatie om zodoende komende zomer te kunnen starten met de aanpassing? Zo nee, waarom niet?
Ik ben blij te kunnen melden dat ik recentelijk € 500 000,– subsidie verleend heb aan de Provincie Friesland voor aanpassing van de spoorinfrastructuur in Sneek in het kader van groei op het spoor. Ik heb van de Provincie Friesland vernomen dat hiermee de financiering voor de aanpassingen rond is.
Kunt u aangeven waarom de eisen alleen gelden voor nieuw aan te leggen emplacementen, gegeven het feit dat bij bestaande emplacementen er (voorlopig) niets verandert?
Zoals onder 2. aangegeven, zijn in het ontwerp eisen vanuit functionaliteit en veiligheid samengebracht. Het veiligheidsontwerp is erop gericht om te voorkomen dat rangerende stoomtreinen per ongeluk op de hoofdbaan kunnen komen. Er is geen verschil tussen nieuwe en bestaande emplacementen.
Bent u van mening dat in deze kwestie de «klant» van ProRail moet opdraaien voor de kosten van voortschrijdend inzicht bij ProRail? Zo nee, waarom niet?
Door het ongeval bij Barendrecht zijn de veiligheidseisen aangescherpt om dergelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen. Dat kosten hierdoor hoger uitvallen omdat de veiligheid moet toenemen, geldt overigens niet alleen hier, maar op meer plaatsen in Nederland. Uitgangspunt blijft dat de aanpassingen aan de infrastructuur ten behoeve van de exploitatie van de stoomtrein veilig moeten zijn. Onderzocht is hoe dat op de meest sobere manier kan. In combinatie met de functionaliteitseisen leidt dat tot het voorliggende ontwerp.
Welke betaalbare alternatieven zijn er volgens u voor de zogenaamde flankbeveiliging?
Er is gekozen voor het goedkoopste alternatief gegeven de veiligheids- en functionaliteitseisen. De wissels dienen ervoor de stoomtrein te kunnen laten rangeren op het eigen emplacement zonder dat het gevaar bestaat dat het stoomtreinmaterieel ongecontroleerd en onbedoeld op de hoofdbaan komt en daarmee in conflict kan komen met de reguliere treindienst.
Bent u bereid subsidie te verstrekken aan de Stichting Friese Stoomtrein Maatschappij op het aanbrengen van ATB NG op de stoomloc?2
Zoals onder 3. aangegeven, ben ik verheugd u te kunnen melden dat ik recentelijk € 500 000,– subsidie verleend heb aan de Provincie Friesland voor aanpassing van de spoorinfrastructuur in Sneek.
Daarbij blijft overigens het principe bestaan dat het de verantwoordelijkheid van de vervoerder is om zijn materieel zodanig op orde te hebben dat er veilig kan worden gereden op het betreffende baanvak. Het maakt daarbij niet uit of het regulier reizigersvervoer, goederenvervoer of recreatief stoomtreinvervoer betreft.
Vertraging bij de realisatie van station Halfweg |
|
Arie Slob (CU) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Bouw NS-station jaar vertraagd»1 en «Verbazing over jaar uitstel station Halfweg»2?
Ja.
Is het waar dat Rijkswaterstaat een afspraak uit de samenwerkingsovereenkomst niet is nagekomen? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Nee, want Rijkswaterstaat is geen partij in de (stations)overeenkomst tussen Provincie, gemeenten, ProRail en NS.
De provincie Noord-Holland wel en die heeft zich verplicht tot het realiseren van een gelijkvloerse kruising met de rijksweg N200.
Rijkswaterstaat heeft beoordeeld dat dit vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid niet verantwoord is en heeft meegedacht aan een oplossing die wel veilig is.
Is het besluit van ProRail om de realisatie van het station een jaar te vertragen een noodzakelijk gevolg van de handelwijze van Rijkswaterstaat of zou ProRail wel door kunnen gaan met realisatie van het station voor december 2011?
Nee. Alvorens ProRail opdracht kan geven tot de bouw van een station, moet NS een bedieningsgarantie afgeven. NS had het afgeven van die bedieningsgarantie opgeschort, omdat er nog onzekerheid bestond over het tijdig realiseren van flankerende maatregelen die het station bereikbaar moeten maken. Onderdeel van de maatregelen is de kruising met de rijksweg N200. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid zal hier nu een ongelijkvloerse kruising worden gerealiseerd, in de vorm van een loopbrug. Rijkswaterstaat levert hier een financiële bijdrage aan, vanuit de € 5 mln die beschikbaar is voor leefbaarheidsmaatregelen voor de N 200 Halfweg.
Met het vooruitzicht dat de flankerende maatregelen medio 2012 gereed zijn, heeft ProRail opdracht gegeven voor de bouw van het station. Rekening houdend met de in de stationsovereenkomst aangegeven benodigde bouwtijd van twee jaar, was oplevering van de halte per december 2011 niet meer mogelijk. Gezocht is naar mogelijkheden het uitstel zoveel mogelijk te beperken. De oplevering zal nu medio 2012 geschieden.
Bent u bereid in overleg met ProRail en Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland te bewerkstelligen dat station Halfweg alsnog december 2011 kan worden geopend?
Dat is niet meer nodig nu het uitstel zoveel als mogelijk beperkt is tot medio 2012.
Het bericht "Treinverkeer Amersfoort stilgelegd na incident" |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Treinverkeer Amersfoort stilgelegd na incident»1 en met de campagne «Blikschade: zoek een parkeerplaats»?
Ja.
Wie heeft op 23 juni 2010 besloten het treinverkeer rond Amersfoort volledig stil te leggen en met welk doel gebeurde dat? Ging het er daarbij om te achterhalen wat er mis was gegaan of om het kijken of er strafbare feiten zijn begaan? In welk gebied c.q. op welke locatie hebben de werkzaamheden daartoe plaatsgevonden?
Op 23 juni 2010 omstreeks 7.00 uur heeft de treindienstleider (ProRail), nadat hij had vastgesteld dat twee treinen dreigden te botsen, alarmoproepen gegeven. Het doel hiervan was het voorkomen van onveilige situaties. Daarna heeft de treindienstleider een aantal sporen buiten gebruik genomen voor onderzoek op eventuele schade en juiste werking van de infrastructuur.
Vervolgens hebben het KLPD en de Inspectie Verkeer en Waterstaat aan ProRail de opdracht gegeven de situatie rond de beide betrokken treinen te bevriezen ten behoeve van het onderzoek naar de oorzaak van het incident. ProRail heeft, met toestemming van het KLPD en de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de wissels en de seinen gecontroleerd op de juiste werking ervan. Om 10.57 uur, nadat de voor de veilige hervatting van de treindienst noodzakelijke controles waren afgerond, heeft ProRail de buiten dienst gestelde sporen weer in gebruik genomen.
Echter door de beperking in de infrastructuur en de bevriezing van een deel van het emplacement op verzoek van het KLPD is de treindienst en de logistiek rond dit drukke knooppunt ernstig ontregeld geraakt en strandden te veel treinen in een kort tijdsbestek in Amersfoort en de directe omgeving. Dit heeft ProRail doen besluiten het treinverkeer van en naar Amersfoort tijdelijk te staken van 7.41 uur tot 9.39 uur. In deze tijdspanne is onderzoek uitgevoerd door de Inspectie Verkeer en Waterstaat en het KLPD en zijn de door gestrande treinen bezette sporen vrij gemaakt en gestrande treinen in de buurt binnen gehaald.
Vanaf 9.39 uur was weer gedeeltelijk treinverkeer mogelijk en na de noodzakelijke controles aan de infrastructuur was vanaf 10.57 uur weer normaal treinverkeer op het gehele emplacement mogelijk.
Kunt u aangeven waarom bij incidenten op het hoofdwegennet juist gestreefd wordt naar het zo veel mogelijk vrijmaken van de infrastructuur na een ongeval bijvoorbeeld, om de verkeersdoorstroming in stand te houden, terwijl bij incidenten op het spoor direct het treinverkeer in de ruime omgeving wordt stilgelegd?
Ook op het spoor wordt gestreefd naar maximale doorstroming na een incident. Het is daarbij de bedoeling om het treinverkeer zo beperkt mogelijk stil te leggen. Daarbij moet ProRail vanzelfsprekend wel de aanwijzingen van het KLPD en de Inspectie Verkeer en Waterstaat opvolgen in verband met het noodzakelijke onderzoek.
Dit specifieke incident betrof een «stoptonend sein passage2». Voor de afhandeling van deze categorie incidenten hebben ProRail, NS, het Openbaar Ministerie en het KLPD afspraken vastgelegd in het «Handhavingprotocol STS passage». De daarin beschreven werkwijze en procedures zijn bij dit incident in Amersfoort gevolgd.
Was het achteraf mogelijk geweest om een deel van het station Amersfoort in gebruik te houden, bijvoorbeeld door het treinverkeer in één richting te leiden en/of een deel van de perrons in gebruik te houden waar het incident niet plaatsvond?
Dat is in eerste instantie ook gebeurd. Echter vanaf 07.41 uur moest toch het treinverkeer op het gehele emplacement stilgelegd worden om de logistieke knoop die was ontstaan, door het stranden van te veel treinen in een kort tijdsbestek, te ontwarren.
Bent u bereid de procedures zo aan te passen dat bij het stilleggen van een gedeelte van het treinverkeer, indien enigszins mogelijk, ruimte beschikbaar blijft zodat het overige treinverkeer zoveel mogelijk ongehinderd doorgang kan vinden?
Afgezien van de hierboven beschreven afgesproken procedures met het Openbaar Ministerie, het KLPD en de Inspectie Verkeer en Waterstaat betreft het hier procedures van ProRail en de vervoerders. Ik heb er bij ProRail op aangedrongen om deze procedures naar aanleiding van dit incident met name op het aspect «doorstroming» grondig met de andere betrokken partijen te evalueren en eventueel aan te passen, en mij over de resultaten daarvan te informeren. Ik zal deze vervolgens beoordelen op het aspect «doorstroming».
De problemen rondom de AIS-transponders |
|
Farshad Bashir |
|
Camiel Eurlings (minister verkeer en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de (privacy-)problemen rondom de Automatic Identification System (AIS)-transponders?1
Het is mij bekend dat er schippers zijn die in relatie tot hun privacy ongerust zijn over de uitwisseling van gegevens via AIS transponders.
Is het waar dat u in 2006 een convenant hebt gesloten met de Nederlandse binnenvaart over het invoeren van AIS, waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt over AIS en privacy? Kunt u uiteenzetten welke afspraken hierin zijn gemaakt?
In het Convenant Binnenvaart, dat mijn ambtsvoorganger in 2006 heeft afgesloten met de sectororganisaties Koninklijke Schuttevaer, Kantoor Binnenvaart, Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart en de Vereniging van sleep- en duwbooteigenaren Rijn en IJssel, is in Hoofdstuk 6 onder artikel 8 lid 2, onder b, vastgelegd dat het AIS bericht dat de schepen uitzenden, om redenen van privacy beperkt zal blijven tot informatie over de naam van het schip en de positie van het schip.
Bent u bereid om de tekst van het convenant mee te leveren met de antwoorden op deze vragen?
Ja. De integrale tekst van het Convenant Binnenvaart treft u als bijlage aan.2 Overigens heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat het Convenant ook gepubliceerd via de internetsite van het ministerie.
Wat zijn de gemaakte afspraken met de Nederlandse binnenvaartsector over de kosten die verbonden zijn met het invoeren van het AIS systeem?
Na overleg met de sector is op de volgende wijze invulling gegeven aan de afspraak, zoals opgenomen in artikel 8, lid 2 van het convenant:
In 2009 heeft Rijkswaterstaat (RWS) tests met transponders uitgevoerd waar 1 000 schepen aan hebben deelgenomen. De deelnemende schippers is daartoe een gratis transponder ter beschikking gesteld, die na installatie aan boord hun eigendom is geworden.
Daarnaast is voor de periode 2 december 2009 tot 31 december 2012 de «Tijdelijke subsidieregeling Inland AIS-apparaten binnenvaart» (Staatscourant 18283) ingesteld. De schipper die gebruik maakt van de regeling ontvangt een vast bedrag van 2 100 euro. Met dit bedrag worden nagenoeg alle kosten gedekt voor aanschaf en installatie van de AIS transponder aan boord van het schip. Uw Kamer is reeds eerder van deze regeling op de hoogte gebracht (Kamerstukken 30 523, nr. 26 en 30 523, nr. 37).
Is het waar dat het AIS systeem voor meer doelen gebruikt gaat worden dan eerder afgesproken is met de Nederlandse binnenvaartsector? Welke doelen zijn dit precies en waarom is hiervoor gekozen?
De AIS gegevens, zijnde de naam van het schip en positie van het schip, worden door RWS enkel gebruikt voor het zorg dragen voor een veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de vaarwegen.
Dankzij deze AIS gegevens beschikken overigens ook de vaarweggebruikers over een extra hulpmiddel bij de veilige navigatie. De informatie die schepen elkaar toezenden via AIS-transponders draagt bij aan een verhoging van de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Met het oog op de veiligheid in de zogeheten menggebieden, wateren waar zee- en binnenschepen navigeren, zijn zee- en binnenschepen in staat om elkaar, dankzij AIS direct te identificeren. Ondernemingen kunnen zelf beslissen of en welke gegevens zij aan het AIS bericht willen toevoegen aan de naam en positie van het schip, om daarmee hun logistieke processen te stroomlijnen.
Kunt u nogmaals de garantie geven dat het gebruik van een AIS-transponder nooit verplicht gesteld zal worden? Bent u bereid te garanderen dat bijvoorbeeld de Rotterdamse haven nooit schepen zal gaan weren die geen gebruik maken van het AIS-systeem?
Een dergelijke garantie is nooit door mij afgegeven. Ik merk op dat overheid en sectororganisaties van meet af aan voor ogen stond dat de AIS transponder zo breed mogelijk ingevoerd moest worden met het oog op de toenemende diversiteit, intensiteit en complexiteit van het scheepvaartverkeer. Als verkeersmanagementsysteem krijgt AIS het hoogste rendement indien sprake is van een nagenoeg complete dekking van de scheepvaart op de vaarwegen. Het is daarom altijd al voorzien dat op een nader vast te stellen datum AIS zal worden verplicht op de binnenwateren. Het heeft mijn voorkeur om afspraken over de verplichte invoering van AIS op de binnenwateren in internationaal verband te maken, dat wil zeggen binnen de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR). Ook de andere CCR lidstaten hebben die intentie. Bij de voorbereiding van een verplichte invoering van AIS zal uiteraard de binnenvaartsector nauw betrokken worden. Overigens hebben de CCR lidstaten afgesproken, dat een verplichtstelling van de AIS transponder niet voor 2013 zal plaatsvinden.
Ik heb van het Havenbedrijf Rotterdam vernomen dat Rotterdam geen plannen heeft om een dergelijke verplichting lokaal in te voeren.
Bent u bereid op te treden wanneer er waar dan ook in Nederland de AIS-transponders verplicht worden gesteld?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bekend met de website van Marine Traffic2 waar alle schepen met een werkende AIS-transponder te volgen zijn? Deelt u de mening dat een dergelijke website een ernstige aantasting is van de privacy van (binnenvaart)schippers? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u om handhavend op te treden tegen dit soort websites? Zo nee, waarom niet?
De website van Marine Traffic is mij bekend. Of deze website een ongeoorloofde inbreuk maakt op de privacy van binnenvaartschippers, is niet aan mij ter beoordeling. Het is de wettelijke taak van het College bescherming persoonsgegevens om toe te zien op de naleving van regels omtrent gegevensverwerkingen. Ik heb de Minister van Justitie verzocht het College bescherming persoonsgegevens terzake om advies te vragen en uw Kamer over de uitkomsten van het advies te berichten.
In hoeverre deelt u de kritiek dat er sprake zou zijn van een «dubbele pet» van Rijkswaterstaat nu deze zowel verantwoordelijk is voor het bevorderen van vlot en veilig scheepvaartverkeer, alsmede de handhavende taak die de «Gele Politie» sinds begin dit jaar heeft? Is het waar dat ook medewerkers van Rijkswaterstaat aangeven dat er sprake is van een «spagaat», die veroorzaakt is door politieke keuzes? Bent u van plan om hier iets aan te gaan doen? Zo ja, wat dan precies, en op welke termijn?
Deze kritiek deel ik niet, aangezien Rijkswaterstaat op het water sinds jaar en dag naast het verkeersmanagement tevens handhavende taken uitvoert in het kader van de Scheepvaartverkeerswet en de milieuwetgeving. Binnen dit kader treedt RWS op tegen schippers die de veiligheid van het verkeer op de vaarweg in gevaar brengen. Daarmee bevordert RWS een veilige en vlotte afhandeling van het vaarwegverkeer. De recente uitbreiding van handhavende taken volgens de Binnenvaartwet verandert niets aan de rol die RWS reeds jaren heeft. Over de handhaving van de Binnenvaartwet is uw Kamer op 21 december 2009 geïnformeerd (Kamerstuk 30 523, nr. 41). Digitale gegevens afkomstig uit verkeersmanagementsystemen worden door RWS niet benut voor handhavingstaken.
Voor de toekomst is het gebruik van digitale informatie van belang om daar waar mogelijk tot vermindering van toezichtslasten te komen en efficiënter toezicht te houden. Op basis van digitale informatie kan het toezicht daarmee meer worden gericht op degenen die de wet- en regelgeving niet naleven en daarmee de veiligheid van het scheepvaartverkeer in het gedrang brengen. Uiteraard dienen daarbij de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens in acht te worden genomen. De mogelijkheden van het gebruik van digitale informatie om in de toekomst te komen tot doelmatiger toezicht worden op dit moment nader bezien. Hierover zal vanuit het ministerie van Verkeer en Waterstaat met de binnenvaartsector op korte termijn het gesprek worden aangegaan.