Het bericht ‘WhatsApp-fraude explodeert: ‘Ik snap niet hoe ik erin ben getrapt’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Roald van der Linde (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «WhatsApp-fraude explodeert: «Ik snap niet hoe ik erin ben getrapt»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de omvang van dit probleem is? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt er aangifte gedaan of melding gemaakt door slachtoffers en in hoeveel gevallen niet? Zo nee, zijn er redenen bekend waarom niet?
De exacte omvang van hulpvraagfraude (ook wel vriend-in-nood-fraude genoemd), is niet bekend, omdat niet alle slachtoffers aangifte doen bij de politie of een melding maken bij hun bank of de Fraudehelpdesk (FHD). Hoewel de exacte omvang niet bekend is kan wel geconcludeerd worden dat er sprake is van een stijging sinds 2019 van het aantal meldingen en aangiftes van deze vorm van fraude.
Bij de FHD zijn tot 1 augustus 2020 7.907 meldingen binnengekomen van hulpvraagfraude. In heel 2019 waren dat er 2.663. Ook de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) meldt dat Nederlandse banken in de maanden maart, april en mei van dit jaar drie keer zoveel meldingen van oplichting via social media hebben ontvangen ten opzichte van de laatste drie maanden van 2019. Het aantal aangiftes bij de politie lag voor de coronacrisis op circa 120 tot 150 aangiftes per week. Sinds april van dit jaar is het mogelijk om digitaal aangifte te doen bij de politie en kwamen tot augustus circa 700 aangiftes per week binnen. De politie wijdt de toename van de aangiftes van hulpvraagfraude deels aan het feit dat het makkelijker is om melding te doen, maar ook aan de feitelijke toename van deze vorm van fraude. De feitelijke toename kan volgens de politie mogelijk verklaard worden doordat mensen tijdens de Corona-crisis meer online zijn gegaan om contact te hebben met hun familie en bekenden. Sinds augustus is het aantal aangiftes iets afgenomen.
In hoeveel gevallen van aangifte of melding wordt er ook daadwerkelijk vervolgd? In hoeveel gevallen wordt er na vervolging een straf opgelegd? Kan een overzicht worden gegeven van het aantal opgelegde straffen naar soort? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel aangiftes of meldingen hebben geleid tot een vervolging is niet inzichtelijk. Het OM registreert hulpvraagfraude via bijvoorbeeld WhatsApp niet apart. Er worden voor het begaan van hulpvraagfraude soms forse straffen opgelegd. Zo hebben twee mannen uit Deventer die mensen via WhatsApp hebben opgelicht een celstraf van 2,5 jaar en 3 jaar opgelegd gekregen.2
Heeft u zicht op het daderprofiel? Zo ja, wat is kenmerkend voor dit profiel? Hoe zit dit aan de slachtofferkant? Zo nee, wat wordt er concreet gedaan om deze profielen in beeld te krijgen?
Bij hulpvraagfraude gaat het in de meeste gevallen om een georganiseerde samenwerking van verschillende daders en medeplichtigen: katvangers/geldezels3, katvanger-ronselaars, pinners, oplichters, hackers en verkopers van de benodigde kennis4. De politie heeft het beste zicht op de katvangers/geldezels, die ook de grootste groep daders vormen. Dit zijn vaak jongeren en/of personen met een sociaaleconomisch zwakkere positie. De politie onderzoekt op verschillende manieren de verschillende dadertypes en de mogelijke (persoonsgerichte)barrières om deze vorm van fraude tegen te gaan.
De politie, FHD, Slachtofferhulp Nederland (SHN) en NVB hebben het beeld dat de meeste slachtoffers ouder zijn dan vijftig jaar. Het is op basis van de informatie van de politie, FHD en SHN niet met zekerheid te stellen dat vijftigplussers ook een hoger risico lopen op slachtofferschap.
Onder welke voorwaarden staan banken garant bij dit soort vormen van financiële criminaliteit? In hoeveel gevallen hebben slachtoffers tot nu toe hun geld teruggekregen? In hoeveel gevallen gebeurt dit niet?
In principe staan banken niet garant voor dit soort vormen van financiële criminaliteit. Wel zijn banken voor bepaalde soorten bancaire fraude wettelijk verplicht5 om schade te vergoeden. Bij bancaire fraude is er sprake van misbruik van betaalmogelijkheden die de bank aan klanten ter beschikking stelt. Hierbij geldt dat over het algemeen overgegaan wordt tot schadevergoeding wanneer de klant niet grof nalatig is geweest. Of er sprake is van grove nalatigheid is afhankelijk van het individuele geval en wordt uiteindelijk bepaald door de rechter. Wel hebben de banken gezamenlijk met de Consumentenbond een vijftal uniforme veiligheidsregels opgesteld die meer duidelijkheid geven over de vergoeding van schade als gevolg van fraude6; houd je beveiligingscodes geheim, zorg ervoor dat je bankpas nooit door een ander gebruikt wordt, zorg voor een goede beveiliging van de apparatuur die je gebruikt voor je bankzaken, controleer je bankrekening, en meld incidenten direct aan de bank en volg aanwijzingen van de bank op. Wanneer aan deze vijf veiligheidsregels is voldaan, kan de klant erop rekenen dat de schade vergoed wordt.
Banken zijn niet verplicht om schade te vergoeden als er sprake is van niet-bancaire fraude. Bij niet-bancaire fraude is sprake van een slachtoffer die onbewust of onder valse voorwendsels zelf opdracht geeft voor de uitvoering van de betaling aan de fraudeur.
Wanneer een klant zelf een betaalopdracht initieert, zoals het geval is bij hulpvraagfraude via WhatsApp, dan is de bank verplicht deze uit te voeren. Dit is alleen anders als de bank vermoedt dat er sprake is van fraude, bijvoorbeeld omdat de fraudedetectiesystemen aanleiding geven tot twijfel (in antwoord 6 en 8 wordt toegelicht wat banken verder doen ter voorkoming van fraude). Het is echter voor banken lastig om te zien of er sprake is van fraude als de klant zelf de betaalopdracht geeft.
Het kan dat in bepaalde gevallen van niet-bancaire fraude banken uit coulance overgaan tot een vergoeding. Dit is een eigen overweging van de bank op basis van de omstandigheden van het geval. Omdat dit gaat over een eigen overweging van de bank heb ik hierover geen cijfers tot mijn beschikking.
Op welke manieren proberen banken deze vorm van criminaliteit te voorkomen? Wat doen banken concreet om slachtoffers te waarschuwen en naderhand te adviseren?
De NVB en Betaalvereniging Nederland hebben aangegeven dat zij verschillende initiatieven ondernemen ter preventie van fraude, zoals het voorlichten van klanten om hen bewust te maken van potentiële frauderisico’s. Dit gebeurt onder andere via veiligbankieren.nl en via de eigen kanalen van de banken. Ook werken banken bij voorlichting samen met andere organisaties, waaronder de ouderenbonden. In september hebben de banken bijvoorbeeld bijgedragen aan de campagne «Senioren en Veiligheid» waarin onder andere aandacht werd besteed aan hulpvraagfraude via WhatsApp7.
Verder hebben de banken ter voorkoming van fraude de IBAN-naam check ingevoerd. Bij deze check krijgen klanten een melding als de naam en het rekeningnummer die de klant invoert niet in overeenstemming zijn met de gegevens die bekend zijn bij de bank.
Daarnaast werken de banken met verschillende fraudedetectiesystemen om frauduleuze transacties op te sporen en te onderzoeken. De monitoring vindt plaats op basis van vele indicatoren. In samenwerking met de politie wordt op basis van bepaalde modus operandi gekeken welke indicatoren gehanteerd kunnen worden om de fraudedetectiesystemen verder te verbeteren. Omwille van veiligheid kunnen banken hier verder geen toelichting op geven.
Wanneer een mogelijk frauduleuze transactie gedetecteerd wordt door het fraudedetectiesysteem, wordt de transactie apart gezet en onderzocht door een medewerker van de bank, waarbij vrijwel altijd contact gezocht wordt met de klant. Met deze fraudedetectiesystemen kunnen banken dus tijdig fraude signaleren en klanten hiervoor waarschuwen. Gezien de grote aantallen overboekingen die dagelijks worden uitgevoerd is het ondoenlijk om ter controle een telefoontje te plegen naar elke klant. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de privacy van de klant.
Gegeven het stijgende aantal slachtoffers en de enorme economische impact, deelt u de mening dat er meer moet worden gedaan om dit soort fraude tegen te gaan? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te treffen en hierbij de fraudehelpdesk, politie en banken te betrekken?
Vanwege het stijgende aantal slachtoffers sinds de corona crisis is mijn ministerie snel overgegaan tot voorlichting van het publiek. De meest effectieve aanpak van fraude is namelijk het voorkomen dat mensen slachtoffer worden. Mijn ministerie betrekt hierbij o.a. de politie, de banken, fraudehelpdesk en andere private organisaties. Zo publiceerde het jongerenplatform scholieren.com in samenwerking met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) en mijn ministerie in augustus jl. een video gericht op jongeren met uitleg over hulpvraagfraude zodat zij ook hun (groot)ouders waarschuwen. In september startte mijn ministerie de campagne «Senioren en Veiligheid» met als doel senioren bewust te maken en handelsperspectief te bieden om slachtofferschap van o.a. hulpvraagfraude) te voorkomen. Ook onze partners zetten zich in om slachtofferschap te voorkomen.
In repressieve zin wordt deze fraudevorm serieus opgepakt door politie en het OM, bijvoorbeeld met de invoering van de internetaangifte. De aanpak van hulpvraagfraude wordt centraal opgezet en gecoördineerd. De aangiftes worden landelijk gebundeld zodat snel zicht is op de zaken die kansrijk zijn. Dit heeft inmiddels geleid tot een aantal succesvolle opsporingsonderzoeken en strafzaken8.
Daarnaast wordt door het kabinet ook ingezet op het verder versterken van het financieel rechercheren door onder meer het proces van vorderen van gegevens bij banken en andere betaaldienstverleners te automatiseren. Per 10 september jl. is de Wet en het Besluit verwijzingsportaal bankgegevens in werking getreden. Het Verwijzingsportaal bankgegevens maakt het mogelijk dat geautomatiseerd binnen 30 seconden identificerende gegevens van banken en andere betaaldienstverleners kunnen worden verkregen ten behoeve van opsporingsonderzoeken. Zo kan de politie sneller en beter financieel onderzoek doen naar mogelijke fraudeurs. Het vorderen van saldo- en transactiegegevens is een volgende stap bij financieel onderzoeken omdat het wenselijk is ook dit proces te versnellen wordt samen met de aangesloten diensten en de banken gewerkt aan het automatiseren van dit proces. Verder werken de banken nauw samen met de politie in de Electronic Crimes Taskforce (ECTF) en zetten zij zich in op de aanpak van geldezels van verschillende soorten fraude, waaronder ook deze vorm.
Wat kunnen banken doen om deze vorm van criminaliteit te voorkomen? Is het mogelijk dat er een telefoontje vanuit de bank ter controle van de overboeking naar ouderen wordt gepleegd met de vraag of zij zeker zijn van deze overboeking?
Zie antwoord vraag 6.
Welke informatie heeft de Financial Intelligence Unit – Nederland (FIU) over deze transacties? Welke informatie hebben zij over daders? Heeft de FIU daarnaast in de gaten om hoeveel dadergroepen gaat dit?
De Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland) is op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) het enige en centrale meldpunt, waar diverse meldingsplichtige instellingen ongebruikelijke transacties dienen te melden die kunnen wijzen op witwassen en terrorisme financiering. Deze meldingen van ongebruikelijke transacties kunnen ook betrekking hebben op fraude, maar dit betreft bijvangst. Over de jaren 2016 tot en met begin september 2020 heeft de FIU in totaal bijna 4.900 meldingen van ongebruikelijke transacties van meldingsplichtige instellingen ontvangen, die mogelijk verband kunnen houden met fraude, waaronder hulpvraagfraude. Vanaf 2018 ziet de FIU een sterk toenemende trend. In 2018 ging het nog om circa 200 meldingen van ongebruikelijke transacties, in 2019 was dat aantal 1.060 en in 2020 waren er tot en met begin september bijna 3.400 meldingen. Ongebruikelijke transacties die na analyse door het hoofd van de FIU-Nederland verdacht zijn verklaard zijn, ook op voornoemd thema, ter beschikking gesteld aan de diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Door de opsporing wordt op uiteenlopende wijzen gebruik gemaakt van de verdachte transacties, onder meer als sturingsinformatie, als startinformatie voor een strafzaak of als onderdeel van het bewijs in een strafzaak. Deze informatie kan dan ook behulpzaam zijn voor het in kaart brengen van daders en dadergroepen.
Welke mogelijkheden zijn er om slachtoffers preventief te waarschuwen? Hoe vaak is er daadwerkelijk gehandeld naar deze mogelijkheden?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat u doen om deze nieuwe, schadelijke vorm van financiële criminaliteit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
Het Nederlandse meisje Insiya Hemani, dat ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de gewelddadige ontvoering op 29 september 2016, van het destijds tweejarige meisje Insiya Hemani door een team van waarschijnlik acht personen – van wie er zes in Nederland veroordeeld zijn – waarschijnlijk in opdracht van de vader Shehzad Hemani, naar wie het kind vlak na de ontvoering werd gebracht?1
Ja, wij zijn bekend met de zaak en het artikel uit De Rechtspraak.
Bent u bekend met het feit dat Insiya zonder geldig paspoort of geboorteakte van Nederland naar India is gesmokkeld, en Insiya uitsluitend de Nederlandse nationaliteit heeft en derhalve zonder geldige verblijfsstatus al vier jaar illegaal in India verblijft?
Ja, wij zijn bekend met het feit dat Insiya zonder geldig Nederlands paspoort Nederland is uitgereisd. Over de precieze verblijfsstatus van Insiya in India kunnen wij geen uitspraken doen, dit is een kwestie van nationaal vreemdelingenrecht in India.
Bent u bekend met het feit dat Nadia Rashid, de moeder van Insiya, in de anderhalf jaar voorafgaand aan de ontvoering meermaals aangifte deed van stalking door haar ex-man Hemani?
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Klopt het dat de moeder zesmaal een door Hemani geplaatste gps-trackers onder haar auto vond en de politie hiervan op de hoogte bracht? En klopt het dat de moeder veelvuldig de politie waarschuwde dat Hemani voornemens was Insiya te ontvoeren?
Ja, dat klopt.
Bent u bekend met het feit dat op 13 januari 2016 een poging tot ontvoering van Insiya door politie Hoofddorp is verijdeld en dat Hemani in heengezonden, ondanks dat de politie bekend was met de aangiftes van de moeder voor stalking en haar waarschuwingen voor ontvoering van Insiya? (bron: onder andere brief van Veilig Thuis Kennemerland van 23 maart 2016, eventueel onderhands beschikbaar)
Ja, wij zijn bekend met de poging tot ontvoering.
Bent u bekend met deze vier onherroepelijke Nederlandse gerechtelijke uitspraken?:
Ja, wij zijn bekend met deze gerechtelijke uitspraken.
Bent u bekend met het feit dat zes personen op 11 juli 2019 door de rechtbank Amsterdam zijn veroordeeld voor de ontvoering van Inisiya?
Ja, wij zijn bekend met deze veroordelingen.
Bent u bekend met het feit dat de strafzaak tegen de vermeende opdrachtgever van de ontvoering van Insiya, haar vader Hemani, bij verstek zal worden behandeld op 23 en 24 september 2020 te rechtbank Amsterdam?
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Kunt u verklaren waarom in de Note Verbale aan de Indiase autoriteiten van 4 augustus 2020 de terugkeer van Insiya naar Nederland en de hereniging met haar moeder, niet wordt geëist? Op welke wijze dringt de Nederlandse ambassade daar nu wel op aan?
Nederland heeft zich in deze zaak door middel van verscheidende Notes Verbales ingezet om aandacht te vragen voor de teruggeleiding van Insiya naar Nederland. Met de door u aangehaalde Note Verbale van 4 augustus 2020 wordt een tweetal Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten. Daarmee vraagt de Minister van Buitenlandse Zaken de Indiase autoriteiten deze uitspraken door te zetten naar de relevante instanties, en daar de benodigde acties aan te verbinden. In alle schriftelijke contacten wordt steeds verwezen naar het eerder aangeboden verzoek tot teruggeleiding van de achtergebleven ouder.
Kunt u verklaren waarom Nederland India niet verzoekt Insiya als illegaal vreemdeling uit te zetten?
Over de precieze verblijfsstatus van Insiya in India kunnen wij niet oordelen, dit is een kwestie van nationaal vreemdelingenrecht in India.
Kunt u verklaren waarom Nederland niet (inhoudelijk) reageert op de weigering van India om de terugkeer van Insiya te verzorgen onder verdragsbepalingen artikel 7, 9 en 11 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) waar zowel India als Nederland partij van zijn?
Nederland vraagt in de contacten met de Indiase autoriteiten blijvend aandacht voor het door mevrouw Rashid ingediende teruggeleidingsverzoek en de Nederlandse rechterlijke uitspraken. Daarnaast wordt benadrukt dat moeder en kind op basis van de geldende internationale verdragen, alsmede op basis van de Indiase rechterlijke uitspraak recht hebben op herstel van contact.
Kunt u aangeven wat er thans wordt gedaan om te terugkeer van Insiya naar Nederland en de hereniging met haar moeder te bewerkstelligen?
De Nederlandse autoriteiten blijven bij de Indiase autoriteiten, zowel op ambtelijk als op politiek niveau, aandringen op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Nederlandse gerechtelijke uitspraken worden in deze zaak langs diplomatieke weg aangeboden aan de Indiase autoriteiten om daar kennis van te nemen. Effectuering van de Nederlandse uitspraken kan in India door Nederland echter niet worden afgedwongen. De medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn in contact met mw. Rashid over de verschillende trajecten die lopen om te bezien in overleg met haar waar mogelijkheden zijn voor ondersteuning.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De familie S. |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het tragische verhaal van de familie S. die van Gaza naar Turkije zijn gevlucht?1
Ik ben bekend met het verhaal van de familie zoals u dat onderhands aan mij deed toekomen, via een brief van een echtpaar dat zich het lot van deze familie heeft aangetrokken.
Deelt u de mening dat de familie S. in februari 2019 door de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA) officieel erkend is als vluchteling?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat hun 3-jarige kind S. een ernstige vorm van Coaliaki heeft en zonder de juiste medische hulp zal sterven?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de familie in aanmerking te laten komen voor hervestiging?
Nederland hervestigt uitsluitend op voordracht van de VN vluchtelingenorganisatie (UNHCR). UNHCR selecteert vanuit de totale vluchtelingenpopulatie in een opvangland personen die vanwege individuele kwetsbaarheden vallen binnen de zeven voordrachtcategorieën en in aanmerking komen om te worden voorgedragen voor hervestiging. UNHCR beoordeelt daarnaast welk hervestigingsland gelet op de individuele omstandigheden het meest aangewezen is om een persoon aan voor te dragen. Nederland hecht eraan deze beoordeling aan UNHCR te laten, omdat alleen UNHCR voldoende overzicht heeft over de totale vluchtelingenpopulatie om die inschatting zorgvuldig en adequaat te kunnen maken. Hervestiging naar Nederland is daarom niet mogelijk zonder voordracht van de UNHCR, wat ook geldt voor deze familie.
Is het juist dat de rechtbank Amsterdam recent heeft geoordeeld dat Palestijnse asielzoekers uit Gaza recht hebben op een Nederlandse verblijfsvergunning?2
Het klopt dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, in de aangehaalde uitspraak van 21 augustus 2020 in algemene zin oordeelt dat het voor de UNWRA onmogelijk is gebleken om de Palestijnen de levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee de UNRWA is belast.
Dit is een verstrekkend oordeelTegen de uitspraak is hoger beroep ingediend. Hangende dit beroep kan ik niet verder op deze kwestie ingaan.
Indien de familie S. niet in aanmerking komt voor hervestiging, wat kunt u nog voor hen betekenen?
Het kabinet zet zich op verschillende manieren in om verbetering aan te brengen en perspectief te bieden voor migranten en vluchtelingen, zoals de familie S. Dit doet het kabinet in internationaal, Europees en bilateraal verband, en ook specifiek in Turkije. Deze inzet volgt mede uit de Integrale Migratieagenda van dit kabinet, waarin opvang in de regio als een van de speerpunten is benoemd. De Nederlandse steun voor wat betreft de opvang van vluchtelingen, evenals steun aan de gastgemeenschappen wordt, in EU-verband, hoofdzakelijk geleverd via EUTF Syrië (Madad) en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (FRIT). De ondersteuning via de FRIT wordt geleverd in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Sinds de inwerkingtreding van de FRIT wordt door middel van het Emergency Social Safety Net (ESSN) maandelijks financiële ondersteuning geboden aan 1,7 miljoen vluchtelingen om in de dagelijkse behoeftes te voorzien. Tevens is door middel van de Conditional Cash Transfer for Education (CCTE) voor ruim 685.000 kinderen toegang tot onderwijs gerealiseerd. Ook hebben ruim 9 miljoen gezondheidsconsultaties plaatsgevonden en zijn circa 650.000 inentingen verricht.3
Naast de Nederlandse bijdrage aan deze Europese fondsen financiert Nederland vanuit het opvang in de regio budget twee projecten in Turkije: een project met Oxfam, gericht op economische participatie van Syrische en Turkse vrouwen, en een project met United Work, dat inzet op matching tussen vluchtelingen en werkgevers in de Turkse arbeidsmarkt.
De beveiliging van Nobelprijswinnaar dr. Denis Mukwege |
|
Sadet Karabulut (SP), Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA), Lammert van Raan (PvdD), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Klopt het dat de bescherming die Mission de l'Organisation des Nations Unies pour la stabilisation en République démocratique du Congo (MONUSCO) aan Nobelprijswinnaar Denis Mukwege kan bieden onvoldoende is om diens veiligheid te garanderen? Klopt het dat MONUSCO alleen patrouilles uitvoert langs de compound van het Panzi ziekenhuis en niet op de compound aanwezig is?
De bescherming die MONUSCO de afgelopen maanden kon bieden was om verschillende redenen – overdracht van taken naar de politie, beperkte capaciteit en als gevolg van COVID-19 – niet van hetzelfde niveau als voorheen. Nederland heeft daarom de afgelopen weken bij de VN aangedrongen op adequate bescherming voor dr. Mukwege. Medewerkers van de ambassade in Kinshasa, het ambassadekantoor in Goma, en de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York hebben die boodschap meerdere malen op hoog niveau bij zowel MONUSCO als het VN-hoofdkwartier afgegeven, waar het kon in gezelschap van gelijkgezinde landen. Nederland heeft ook in EU-kader aandacht gevraagd voor adequate bescherming van Dr. Mukwege.
Intussen is duidelijk geworden dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan de beveiliging van dr. Mukwege. Op 9 september zijn circa 30 Nepalese MONUSCO-militairen aan de compound toegewezen om dr. Mukwege te beschermen, in afwachting van de beschikbaarheid van een nieuwe politie-unit. MONUSCO heeft bovendien toegezegd voor adequate bescherming te zullen zorgen totdat er in samenspraak met alle betrokkenen een duurzame oplossing gevonden kan worden.
Het kabinet is de VN en MONUSCO erkentelijk voor het leveren van een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van dr. Mukwege en ook voor de toezegging dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan adequate beveiliging. Nederland heeft bij MONUSCO benadrukt dat MONUSCO de plicht heeft om zorg te dragen voor een zorgvuldige en verantwoordelijke transitie en met klem verzocht actief toezicht te houden op het naleven van de toezeggingen door de Congolese autoriteiten. Nederland zal zowel MONUSCO als de Congolese autoriteiten blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden. Het is een positief signaal dat zowel president Tshisekedi als de gouverneur van Zuid-Kivu nadrukkelijk hebben aangegeven dat de autoriteiten die verantwoordelijkheid zullen nemen en daarbij samen zullen werken met zowel MONUSCO als dr. Mukwege.
Bent u het eens dat dit onvoldoende is ter bescherming van de met de dood bedreigde dokter, het Panzi ziekenhuis en zijn patiënten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de Nobelprijswinnaar, arts en activist moet worden beschermd?
Ja. Dr. Mukwege speelt als Nobelprijswinnaar, arts en uitgesproken mensenrechtenverdediger een belangrijke rol bij de bestrijding van seksueel geweld, het op medisch en geestelijk vlak bijstaan van vrouwen en meisjes die daarvan slachtoffer zijn geworden, en het tegengaan van straffeloosheid, allereerst in oost-DRC zelf maar ook ver daarbuiten. Het is van groot belang dat hij in veiligheid zijn werk kan blijven doen in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu.
Nederland zet zich in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers wereldwijd en voor ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Klopt het dat Denis Mukwege Nederland heeft gevraagd om een rol te spelen in zijn beveiliging?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking had op 7 september jl. een telefonisch onderhoud met dr. Mukwege. De Minister sprak steun en betrokkenheid uit en liet dr. Mukwege weten dat Nederland de situatie rondom zijn veiligheid opnieuw bij de VN zou bepleiten.
Medewerkers van het ambassadekantoor in Goma hadden eerder al contact gezocht met dr. Mukwege. Op 28 augustus jl. bezochten zij hem in Bukavu en spraken met hem en zijn team over zijn persoonlijke veiligheid en de beveiliging van de ziekenhuiscompound. De zorgen die dr. Mukwege deelde hadden allereerst betrekking op de veiligheid van de patiënten in het ziekenhuis en andere betrokkenen die bedreigd worden.
Dr. Mukwege heeft Nederland niet expliciet gevraagd om hulp ten aanzien van zijn persoonlijke veiligheid. Hij was wel dankbaar voor de Nederlandse steun en belangstelling, en voor het recente project waarmee Nederland, o.a. door het plaatsen van beveiligingscamera’s en een alarminstallatie, bijdroeg aan de beveiliging van de compound. Nederland staat klaar om door middel van een nieuwe bijdrage opvolging te geven aan dat eerdere project en onderzoekt de mogelijkheden daartoe, samen met het team van Dr. Mukwege en eventuele andere donoren. Voor zover bekend is Nederland het enige land dat dr. Mukwege en het Panzi ziekenhuis recent bezocht.
Nederland zal aandacht blijven vragen voor de situatie in de DRC in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nederland steunt bovendien de oproep van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten voor een onafhankelijk onderzoek naar de bedreigingen tegen dr. Mukwege.
Bent u bereid te onderzoeken welke rol Nederland kan spelen bij de beveiliging van Denis Mukwege, het Panzi ziekenhuis en de patienten?
Zie antwoord vraag 4.
Effectief toezicht op opsporing |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat het openbaar ministerie (OM) advocaten liet schaduwen in Dubai in de jacht op Ridouan T.?1
Ja.
Staat uw uitspraak tijdens de Nieuwsuuruitzending van 21 augustus dat «de rechter toetst of opsporingsmiddelen juist zijn ingezet», niet haaks op de uitspraak van de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket, aangezien hij stelt dat opsporingsmiddelen «buiten de zaak staan, want de zaak gaat over waarheidsvinding»?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u dan uw uitspraak?
Nee. Het gegeven dat opsporingsmiddelen buiten de zaak staan, zoals de hoofdofficier van justitie opmerkt, betekent niet dat deze als zodanig zijn onttrokken aan rechterlijk toezicht.
De inzet van bevoegdheden ex artikel 565 lid 2 Sv ziet op het vaststellen van de verblijfplaats van voortvluchtigen en niet op het verzamelen van bewijs tegen de verdachte. De resultaten van de (BOB-)middelen die in dat kader zijn ingezet, maken daarom in beginsel geen deel uit van het procesdossier van een verdachte. Indien er wel relevantie wordt gezien door verdediging en rechter, worden deze stukken aan het procesdossier toegevoegd en worden zij als zodanig onderworpen aan een rechterlijke toets.
Deelt u de mening dat de rechter geen zicht heeft op de structurele wijze van opsporing, bijvoorbeeld stelselmatig (preventief) fouilleren, omdat de rechter enkel zicht heeft op opsporing als een strafzaak aan hem wordt voorgelegd? Zo ja, vindt u dit wenselijk vanuit een perspectief van de legitimiteit van en het vertrouwen in opsporing? Zo nee, waarom niet?
Uit het Nederlands stelsel van Strafvordering volgt dat de rechter zich in zijn eindoordeel baseert op resultaten uit het onderzoek die relevant kunnen zijn voor enige door de rechter te nemen beslissingen.
De verdediging kan de rechter verzoeken inzage te krijgen in niet gevoegde stukken en het verzoek doen deze stukken aan het procesdossier toe te voegen voor zover die relevant kunnen zijn bij de hierboven genoemde formele en materiële voorvragen door de rechter. Dit geldt ook wanneer het OM eerder de inschatting heeft gemaakt dat deze stukken niet relevant zijn. Het is dus niet zo dat deze stukken als zodanig zijn onttrokken aan het toezicht van de rechter.
Het OM dient bij de inzet van BOB-middelen en bij opsporing in bredere zin – of dit nu in het kader van art. 565 Sv gebeurt of in het vooronderzoek – altijd te blijven binnen de grenzen van het recht, waaronder de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het Wetboek van Strafvordering, de Aanwijzing toepassing opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen tegen advocaten3 alsmede de jurisprudentie rond de toepassing van opsporingsbevoegdheden in relatie tot advocaten, vormen het belangrijkste kader tegen welke achtergrond het OM verantwoording aflegt over (de wijze van) het verzamelen en verkrijgen van bewijs tegen een verdachte. De strafrechter heeft daarover het laatste woord.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de rechterlijke controle op de rechtmatigheid van opsporing, nu uit onderzoek blijkt dat de rechter onder artikel 359a Wetboek van Strafvordering zelden gevolgen verbindt aan vormfouten?3
Artikel 359a Sv regelt de gevolgen die de rechter kan verbinden aan zijn vaststelling dat in het kader van de aan hem voorgelegde strafzaak inbreuk is gemaakt op strafprocessuele voorschriften en beginselen. In een aantal gevallen volgt rechtstreeks uit de rechtspraak van het EHRM dat inbreuken op rechten van de verdachte tot bewijsuitsluiting of een andere processuele sanctie moeten leiden. Het artikel heeft derhalve een beperkt doel en beoogt geen alomvattend toezicht op het OM te regelen. Het dilemma dat immers inherent is aan de toepassing van artikel 359a Sv is dat de sancties die de rechter op grond van dit artikel ter beschikking staan, gevolgen kunnen hebben voor de strafzaak. Een strengere toepassing van processuele sancties leidt in maatschappelijk opzicht niet tot een bevredigende uitkomst: ook minder ernstige onrechtmatigheden in het optreden van politie of OM zouden er dan vaker toe leiden dat een verdachte van een ernstig strafbaar feit vrijuit gaat. Tegelijkertijd is het van belang dat de organisaties leren van de gemaakte fout en er alles aan doen om die in de toekomst te voorkomen. Waar het om gaat is dat door de rechter vastgestelde vormverzuimen in ieder geval een gevolg krijgen binnen politie en OM, en dat bij ernstige schendingen van strafprocessuele voorschriften daarop toegesneden sancties volgen in de concrete strafzaak.
Van belang is dat verschillende mechanismen tezamen zorgen voor structureel toezicht op de werkzaamheden van de politie en het OM in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Wat is de stand van zaken aangaande het intensiveren van het toezicht op de wettelijke taakuitoefening van het OM door de procureur-generaal bij de Hoge Raad? Heeft u, zoals geschreven in uw brief van 17 februari 2020, deze intensivering inmiddels uitgewerkt en is dit van start gegaan? Hoeveel capaciteit heeft de procureur-generaal voor deze taak en is dat volgens de procureur-generaal voldoende?4
Bij brief van 29 juni jongstleden informeerde ik uw Kamer over de stand van zaken ten aanzien van de verruiming van het toezicht door de Procureur-generaal bij de Hoge Raad (PGHR) naar incidenten waarin het OM een rol heeft gespeeld.6 Aangezien ook de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) in dergelijke voorvallen onderzoek doet naar de betrokkenheid van andere organisaties, hebben de PGHR en de Inspectie een afstemmingsprotocol opgesteld om de samenwerking tussen de Inspectie en de PGHR te bezegelen en de werkwijze vast te leggen. Ook tussen de PGHR en het OM is een onderzoeksprotocol afgesproken, dat op 1 juli jongstleden in werking is getreden. Daarmee zijn de kaders gereed om de bedoelde verruiming van de toezichttaak door de PGHR te laten aanvangen.
De PGHR start in het najaar van 2020 met een extra advocaat-generaal voor de intensivering van het toezicht op het OM. Gelet op de samenwerking met onder andere de Inspectie van Justitie en Veiligheid wordt gaandeweg inzichtelijk hoeveel capaciteit er werkelijk nodig is. Ik verwacht in het voorjaar van 2021 meer duidelijkheid te hebben over de benodigde capaciteit en zal daarover met de Hoge Raad afspraken maken.
Ziet u, gelet op de onder vraag 3 en 4 gesignaleerde kwesties, een rol voor de procureur-generaal bij de versterking van het toezicht op de opsporing? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De toezichtsbevoegdheid van de PGHR is niet gelimiteerd wat betreft thema’s of deelterreinen. Desondanks ligt het niet voor de hand dat de PGHR toezichtsonderzoeken uitvoert naar aangelegenheden die in individuele gevallen ook door de rechter in een strafzaak worden getoetst. Niet uitgesloten is echter dat de PGHR, bijvoorbeeld naar aanleiding van een aantal voorvallen, een niet-zaaksgebonden themaonderzoek verricht naar de wijze waarop het OM zijn gezagsverantwoordelijkheid over de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde uitoefent. In dat themaonderzoek kan de PGHR zich richten op specifieke onderdelen van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde door het OM.
Bent u van mening dat er effectieve interne controle is op de rechtmatigheid van gevoelige opsporingsacties van het OM, wanneer er intern richting het College van procureurs-generaal of de centrale toetsingscommissie geen toetsing plaatsvindt? Zo ja, hoe vindt deze interne controle dan precies plaats? Waarom acht u dit voldoende? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ja. Natuurlijk is er de toets door de strafrechter die achteraf beoordeelt of het OM en de politie op rechtmatige wijze hun bevoegdheden hebben toegepast. Voor de zwaardere – veelal bijzondere – opsporingsmiddelen waarbij de inbreuken op rechten van verdachten of derden ingrijpender kunnen zijn, geldt bovendien dat op grond van het Wetboek van Strafvordering vaak ook vooraf de rechter-commissaris als extra toetsende rechter wordt betrokken. De interne controlemechanismen bij het OM sluiten aan bij dit uitgangspunt van het Wetboek van Strafvordering: hoe ingrijpender de inbreuk van de bevoegdheid op personen, hoe zwaarder de interne toets. De Centrale toetsingscommissie zit hierbij in het bovenste segment van een (adviserende) toets op de inzet van de bijzondere opsporingsmiddelen. In de meest ingrijpende gevallen, bijvoorbeeld ten aanzien van de bevoegdheid tot infiltratie, is de toestemming van het College nodig. Daarnaast geldt dat in gevallen waarin weliswaar minder ingrijpende opsporingsmiddelen worden overwogen, maar deze inzet wel politiek gevoelig kan zijn, het College van procureurs-generaal via de gevoelige zakenlijn door een hoofdofficier van justitie wordt geïnformeerd over het voornemen een zodanig middel in te zetten in een bepaalde zaak. Van het College wordt niet zozeer om een toets of instemming gevraagd, maar het College wordt hierdoor in de gelegenheid gesteld verantwoordelijkheid te nemen voor het handelen van het OM in een specifieke zaak.
Kunt u toelichten wat uw voornemens zijn met betrekking tot toezicht op de opsporing in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering? Wanneer stuurt u dit wetsvoorstel naar de Kamer?
De voorgestelde regeling van processuele sancties in het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Sv) is, mede naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad, anders opgezet dan het huidige artikel 359a Sv. Zo is op suggestie van de Hoge Raad de schadevergoeding als processuele sanctie opgenomen bij schending van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn. Verder is de toepassing van processuele sancties anders genormeerd. Van de formulering van het huidige artikel 359a Sv gaat de suggestie uit dat de rechter een grote vrijheid heeft om bij constatering van een vormverzuim een processuele sanctie toe te passen. Dat komt minder juist voor; ook uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt anders. Het gaat hier niet om een vrije bevoegdheid maar om een bevoegdheid die tegen de achtergrond van strafvorderlijke doelstellingen moet worden toegepast. Ten slotte zijn de bepalingen zo geformuleerd dat zij ook het OM en opsporingsambtenaren aangaan bij het uitvaardigen van strafbeschikkingen. In de memorie van toelichting bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt uitvoerig per sanctie beschreven wat de verdere vernieuwingen zijn. Een ambtelijke eindversie van het wetboek is in juli van dit jaar openbaar gemaakt.7
Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van voorstellen voor een invoerings- en aanpassingswet voor het nieuwe wetboek die gelijktijdig met het nieuwe wetboek verder in procedure zullen worden gebracht. Naar verwachting zullen deze wetsvoorstellen in het voorjaar gereed zijn. Zoals bekend gaat het hier om een majeur wetgevingstraject met substantiële uitvoeringsconsequenties voor de ketenpartners. Om helderheid te krijgen over de precieze consequenties heb ik een commissie implementatie nieuw Wetboek van Strafvordering ingesteld. Deze moet in kaart brengen welke inspanningen nodig zijn bij de organisaties in de strafrechtketen om het nieuwe Wetboek van Strafvordering te kunnen invoeren én op basis daarvan een breed onderschreven voorstel voor de implementatie, inclusief kostenraming, opstellen. Naar verwachting zal deze commissie eind 2020 haar rapport opleveren.
De genoemde wetgevingsactiviteiten én het in kaart brengen van de financiële consequenties zijn erop gericht om het nieuwe kabinet – desgewenst – in staat te stellen onmiddellijk na aantreden het voorstel voor het gemoderniseerde wetboek (inclusief invoeringswet) naar de Afdeling advisering van de Raad van State te versturen voor advies. Na dat advies over de wetsvoorstellen, zal het nieuwe kabinet beslissen over het tijdstip van indiening van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Kunt u deze vragen één voor één en voor het notaoverleg van 21 september (strafrechtelijke onderwerpen) beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Tovenaars met rommel: fraude en criminaliteit bij afvalbedrijven’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Tovenaars met rommel: fraude en criminaliteit bij afvalbedrijven»?1
Wist u dat er zoveel kleine afvalbedrijven in het land zijn die de regels aan hun laars lappen? Wat is uw oordeel over dit gegeven?
Hoe oordeelt u over de situatie in Doetinchem, waar lekkende vaten met brandblusschuim dat de stof PFOS bevat, van het failliet verklaarde bedrijf Rutgers Milieu de bodem en de vlakbij stromende Oude IJssel ernstig vervuilen? Klopt het dat de decentrale overheden ervan worden weerhouden om de vaten op te ruimen en veilig te stellen vanwege de hoge kosten die dat met zich meebrengt? Kunt u toelichten hoe u kijkt naar dit soort incidenten?
Wat is uw oordeel over het feit dat de tweeëntwintig faillissementen in de afvalsector de afgelopen vijf jaar hebben geleid tot tientallen miljoenen euro’s schade voor decentrale overheden, die de achtergebleven troep moeten opruimen?
Wat is uw oordeel over het feit dat decentrale overheden op gigantische kosten worden gejaagd, omdat de regels niet goed worden nageleefd? Wat gaat u doen om de aanpak van deze wijdverspreide milieucriminaliteit fors te verbeteren?
Klopt het dat het Interprovinciaal Overleg (IPO) al twee jaar geleden bij u aan de bel trok over de financiële risico’s bij afvalbedrijven en de grote hoeveelheid branden en faillissementen? Zo ja, welke concrete stappen heeft u in reactie daarop gezet?
Klopt het dat de hoeveelheid afval waarvoor bedrijven geen afzet vinden groeit en zich opstapelt? Klopt de schatting uit 2018 van het IPO dat bij alle bedrijven die onder toezicht van de provincies vallen een totale hoeveelheid afval ligt met een negatieve waarde van 260 miljoen euro? Zo ja, klopt het ook dat er daardoor steeds meer afval wordt gestort of verbrand, waaronder afval dat zeer zorgwekkende stoffen bevat? Zo ja, heeft u zicht op de schaal van dit probleem? Zo nee, bent u bereid die te onderzoeken?
Deelt u de opvatting van criminologen dat het huidige businessmodel op de afvalmarkt milieucriminaliteit bevordert, omdat een bedrijf dat afval inneemt direct daarvoor betaald krijgt, nog voordat het de verwerking heeft geregeld? Wat gaat u doen om deze perverse prikkel om zo goedkoop mogelijk van het afval af te komen weg te nemen?
Hoe is het mogelijk dat het aantal onverzekerde afvalbedrijven naar alle waarschijnlijkheid toeneemt? Hoe kan het legaal zijn dat afvalbedrijven onverzekerd te werk kunnen gaan en vervolgens bij faillissement gemeenten en provincies voor de overige kosten moeten opdraaien? Kunt u dit toelichten? Wat gaat u hieraan doen?
Gaat u de verplichte financiële zekerheidstelling – waarmee overheden afvalbedrijven kunnen verplichten om zelf reserves aan te houden voor het geval zij milieuschade veroorzaken – op korte termijn realiseren om ervoor te zorgen dat overheden niet op gigantische kosten worden gejaagd en er minder schade wordt toegebracht aan het milieu? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw oordeel over het feit dat het oplossen en/of beboeten van een milieuovertreding soms wel jaren kan duren vanaf het moment dat de overtreding gesignaleerd is? Bent u bereid te inventariseren hoe deze procedure versneld kan worden, aangezien milieuovertredingen zo snel mogelijk moeten worden opgelost om verdere verspreiding van bijvoorbeeld chemische stoffen in het milieu te voorkomen?
Wat is uw oordeel over het feit dat provincies vergunningen verlenen aan bedrijven die al diverse milieuovertredingen hebben begaan uit angst voor de kosten die een mogelijke sluiting van het bedrijf tot gevolg zou hebben? Wat is uw oordeel over het feit dat de handhavende omgevingsdiensten terughoudend zijn uit angst voor eindeloos procederende bedrijven? Heeft u zicht op de schaal van dit probleem?
Deelt u de mening dat het onmogelijk is om een circulaire economie te verwezenlijken als ons afvalsysteem op deze wijze functioneert? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat er structureel iets moet veranderen in de afvalbranche om deze grootschalige milieucriminaliteit en hoge financiële kosten voor de maatschappij tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten welke concrete stappen u gaat nemen?
Het bericht ‘Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bericht «Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd»?1
Hoeveel zaken van geweld en agressie tegen politieambtenaren (GTPA) telt Nederland in 2020 tot op heden? Kan dit aantal worden opgesplitst per categorie (geweldsdelict), jaar en regio?
Is er door de Coronaperiode sprake van nieuwe vormen van GTPA? Zo ja, welke en hoe wordt hierop geanticipeerd?
Is er sprake van een toename van agressie en geweld jegens politieagenten in 2020 ten opzichte van voorgaande jaren? Zo ja, hoe ziet deze ontwikkeling eruit en hoe wordt hierop gehandeld?
Deelt u de mening dat geweld jegens politieagenten en hulpverleners in het algemeen zeer verwerpelijk is, gezien zij een stap naar voren doen voor de veiligheid van anderen en dat zij derhalve te allen tijde goede bescherming verdienen? Zo ja, welke concrete acties neemt u tegen GTPA? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel GTPA-zaken hebben tot dusver tot een veroordeling met strafoplegging geleid, hoeveel GTPA-zaken hebben tot dusver tot veroordeling zonder strafoplegging geleid en hoeveel GTPA-zaken zijn geseponeerd? Welke analyse hoort hierbij volgens u?
In hoeveel gevallen van de GTPA -aken van 2020 is tot dusver snelrecht toegepast? In hoeveel gevallen niet? Waarom is er in die laatste gevallen niet voor gekozen het snelrecht toe te passen?
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te treffen om agressie jegens politieagenten aan te pakken naast het recent naar de Kamer gestuurde wetsvoorstel voor een taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners?
Het ontlopen van strafvervolging na genitale verminking |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe oordeelt u over het bericht «Het kanaal over voor een besnijdenis»?1
Ik vind het een zorgwekkend bericht dat Somaliërs uit Nederland zouden emigreren naar het Verenigd Koninkrijk (VK) om strafrechtelijke vervolging voor vrouwelijke genitale verminking (VGV) te ontlopen.
Somaliërs die inmiddels een nationaliteit van een EU-lidstaat hebben kunnen zich vanwege het recht van vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie bewegen en vestigen. Asielstatushouders hebben in een andere EU-lidstaat een verblijfsvergunning nodig. Het is bekend dat Somalische gezinnen die in Nederland een asielstatus hebben gekregen soms emigreren naar het VK. Dit kan om verschillende redenen gebeuren, bijvoorbeeld vanwege de grote Somalische gemeenschappen in het VK of om economische redenen. Het is mij niet bekend dat Somalische statushouders verhuizen met als doel om strafvervolging voor het besnijden van hun dochters te ontlopen.
Bent u ervan op de hoogte dat ouders met hun kinderen naar het Verenigd Koninkrijk emigreren om zo strafvervolging na het besnijden van hun dochters te ontlopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat door een maas in de wet ouders die geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan worden niet kunnen worden vervolgd voor de besnijdenis van hun dochter(s)?
Naar aanleiding van de vragen van uw Kamer heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met de Britse autoriteiten. Uit dit gesprek is gebleken dat de aanname dat een dergelijke maas in de Britse wetgeving bestaat feitelijk onjuist is.2 In het Verenigd Koninkrijk is het – net als in Nederland – voor iedereen strafbaar om een meisje te besnijden. Nationaliteit, verblijfsstatus of verblijfplaats spelen alleen een rol indien de besnijdenis buiten het VK heeft plaatsgevonden. In het geval van besnijdenis in het buitenland is vervolging mogelijk indien de verdachte een Brits onderdaan is of langdurig verblijft in het VK. De definitie van langdurig verblijf is afhankelijk van de feiten van de zaak, maar wordt in elk geval ruim geïnterpreteerd: het betreft een verblijf dat niet van korte en tijdelijke duur is. Het is in deze definitie niet van belang of het verblijf legaal is.
Ouders die geen permanente verblijfsvergunning hebben of Brits onderdaan zijn, kunnen dus wel vervolgd worden voor de besnijdenis van hun dochter. Op basis hiervan, en de reeds gevoerde gesprekken, zal ik geen verder contact opnemen met mijn ambtsgenoot in het VK.
Kunt u een inschatting maken van het aantal gezinnen dat om deze reden naar het Verenigd Koninkrijk verhuist? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 3 en 7 blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke maas in de wet. Ik kan dan ook geen inschatting maken van het aantal gezinnen dat om die reden naar het VK is verhuisd.
Om een beeld te geven van het aantal Somalische gezinnen dat jaarlijks verhuist vanuit Nederland naar het VK, heb ik gegevens opgevraagd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS houdt bij hoeveel personen die zijn geboren in Somalië vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk zijn geëmigreerd. In de periode van 2015 tot en met 2019 gaat het jaarlijks om tussen de 365 en de 722 personen. De volledige tabel is ook gepubliceerd, waarin ook onderscheid wordt gemaakt naar leeftijd en geslacht.3
Bent u het met de mening eens dat alles op alles moet worden gezet om meisjesbesnijdenis te voorkomen?
VGV is een vorm van ernstige en – voor een deel van de slachtoffers – onomkeerbare mishandeling met grote gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Daarom zetten de Staatssecretaris van VWS en ik sterk in op het voorkomen van VGV. Het preventiebeleid bestaat uit een aantal generieke en specifieke maatregelen om VGV te voorkomen, bijvoorbeeld de inzet van sleutelpersonen en de verklaring tegen VGV. In de Actieagenda Schadelijke Praktijken zijn aanvullende maatregelen opgenomen om VGV te voorkomen.4De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is ook van toepassing bij het signaleren, bespreekbaar maken en melden van (vermoedens van) VGV.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om te voorkomen dat ouders die hun dochter(s) genitaal laten verminken hun straf ontlopen?
Zoals aangeven in de antwoorden op vragen 3 en 7 blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke maas in de wet. Ouders kunnen hun straf dus niet ontlopen door te verhuizen naar het VK.
Indien Veilig Thuis een melding krijgt dat er sprake is van reeds uitgevoerde VGV, zal Veilig Thuis hierover contact opnemen met de politie. De politie kan ook – in afstemming met het OM – ambtshalve opsporingsonderzoek doen. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie (OM) om te bepalen of het opportuun is om te vervolgen. De expertise op het gebied van VGV is binnen de politie geborgd bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld.
Specifiek voor VGV is het wettelijk ook mogelijk gemaakt voor het OM om vervolging in te stellen als de besnijdenis in het buitenland heeft plaatsgevonden, om te voorkomen dat de straf wordt ontlopen.5
Bent u bereid om contact op te nemen met uw ambtsgenoot uit het Verenigd Koninkrijk om deze maas in de wet te dichten en meisjes beter te beschermen tegen genitale verminking?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om aan te dringen op een Europese aanpak om te voorkomen dat op deze manier strafvervolging wordt voorkomen?
Uit onderzoek van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid (EIGE) blijkt dat VGV in alle landen van de Europese Unie strafbaar is.6 Het ontlopen van strafvervolging binnen de Europese Unie is daarom niet mogelijk. Ik zie daarom geen reden om aan te dringen op een Europese aanpak met dit doel. In dit verband wijs ik nog op de Genderstrategie die de Europese Commissie op 5 maart jl. heeft gepresenteerd.7 Hierin staat dat de Europese Commissie maatregelen zal voorstellen om specifieke vormen van gendergerelateerd geweld, waaronder VGV, te voorkomen en te bestrijden.
De bedreiging van Nobelprijswinnaar Denis Mukwege |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Is het u bekend dat Nobelprijswinnaar Denis Mukewege opnieuw met de dood wordt bedreigd, nadat hij eind vorige maand zijn afschuw uitsprak over misdaden die zijn gepleegd in het Congolese dorp Kipupu?
Ja.
Is het u ook bekend dat de arts niet langer kan rekenen op bescherming van VN-militairen?
Het kabinet deelt de zorgen over de veiligheid van dokter Denis Mukwege, die helaas al veel langer het doelwit is van bedreigingen.
MONUSCO heeft gedurende enkele jaren de beveiliging van dr. Mukwege verzorgd via zogenaamde «formed police units» maar is intussen gestart met de overdracht van veiligheidstaken naar de nationale politie. In dat kader is MONUSCO al langer bezig met de training van Congolese politie-eenheden die specifiek – en in samenspraak met dr. Mukwege – geselecteerd zijn voor de beveiliging van dr. Mukwege en het Panzi-ziekenhuis. Daarnaast hebben de beperkte capaciteit – MONUSCO heeft slechts één politie-eenheid beschikbaar voor de provincie Zuid-Kivu – en COVID-19 (een fors aantal MONUSCO-politieagenten moest tijdelijk in quarantaine na een positieve COVID-test) invloed gehad op het beveiligingsniveau.
Nederland heeft via de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York actief contact gezocht met het VN-hoofdkwartier teneinde te bepleiten dat MONUSCO ook in de toekomst maximaal betrokken blijft bij de beveiliging van dr. Mukwege. Uit de contacten met de VN is duidelijk geworden dat MONUSCO ook in de toekomst zal blijven bijdragen aan de beveiliging van dr. Mukwege via voortdurende training van de Congolese politie-eenheden, de beschikbaarheid van een zogenaamd «early alert»-systeem dat direct naar MONUSCO is doorgeschakeld en waarmee een toegewezen «rapid response» eenheid kan worden ingezet, een operationele «safe room» op het Panzi-terrein, en gezamenlijke patrouilles met de Congolese politie in Bukavu waarbij ten minste twee maal per vierentwintig uur het Panzi-ziekenhuis zal worden aangedaan.
Het kabinet is de VN en MONUSCO erkentelijk voor het leveren van een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van dr. Mukwege en ook voor de toezegging – zoals o.a. bevestigd door SGVN Guterres in contact met dr. Mukwege zelf en door SRSG Zerragoui in de DRC – dat MONUSCO zal blijven bijdragen aan adequate beveiliging. Tegelijkertijd is het met het oog op de toekomst en de gestage uitfasering van MONUSCO van groot belang dat de Congolese autoriteiten eigen verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van hun burgers, in dit geval specifiek van dr. Mukwege. Het is een positief signaal dat zowel president Tshisekedi als de gouverneur van Zuid-Kivu nadrukkelijk hebben aangegeven dat de autoriteiten die verantwoordelijkheid zullen nemen en daarbij samen zullen werken met zowel MONUSCO als dr. Mukwege.
Hoe vindt u het dat de dokter en zijn ziekenhuis sinds maart niet meer worden beschermd door militairen van de stabilisatiemissie van de VN in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO) en de missie als gevolg van bezuinigingen geen mogelijkheid ziet om de bescherming te herstellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de Nobelprijswinnaar, arts en activist moet worden beschermd?
Ja. Dr. Mukwege speelt als arts en prominente en uitgesproken mensenrechtenverdediger een belangrijke rol bij de bestrijding van seksueel geweld, het op medisch en geestelijk vlak bijstaan van vrouwen en meisjes die daarvan slachtoffer zijn geworden, en het tegengaan van straffeloosheid, allereerst in oost-DRC zelf maar ook ver daarbuiten. Het is van groot belang dat hij in veiligheid zijn werk kan blijven doen in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu.
Nederland zet zich in voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers wereldwijd en voor ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Nederland zal aandacht vragen voor de situatie in de DRC in de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nederland steunt bovendien de oproep van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten voor een onafhankelijk onderzoek naar de bedreigingen tegen dr. Mukwege.
Bent u bereid om er bij de VN op aan te dringen dat de beveiliging van Denis Mukwege en zijn ziekenhuis per direct wordt hersteld? Zo ja, welke stappen zult u daartoe ondernemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking had op 7 september jl. een telefonisch onderhoud met dr. Mukwege. De Minister sprak steun en betrokkenheid uit en liet dr. Mukwege weten dat Nederland de situatie rondom zijn veiligheid opnieuw bij de VN zou bepleiten.
Nederland heeft bij de VN aangedrongen op adequate bescherming voor dr. Mukwege. Medewerkers van de ambassade in Kinshasa, het ambassadekantoor in Goma, en de Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York hebben die boodschap meerdere malen op hoog niveau bij zowel MONUSCO als het VN-hoofdkwartier afgegeven, waar het kon in gezelschap van gelijkgezinde landen. Nederland heeft daarbij met klem benadrukt dat de beveiliging van dr. Mukwege op elk moment adequaat moet zijn. Nederland heeft MONUSCO bovendien gewezen op de plicht om zorg te dragen voor een zorgvuldige en verantwoordelijke transitie en met klem verzocht actief toezicht te houden op het naleven van de toezeggingen door de Congolese autoriteiten. Nederland zal zowel MONUSCO als de Congolese autoriteiten blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Nederland onderhoudt ook regulier contact met het team van dr. Mukwege. Op 28 augustus jl. bezochten medewerkers van het ambassadekantoor in Goma dr. Mukwege in Bukavu en spraken met hem en zijn team over zijn persoonlijke veiligheid en de beveiliging van de ziekenhuiscompound. Dr. Mukwege was dankbaar voor de Nederlandse steun en belangstelling en voor het recente project waarmee Nederland, o.a. door het plaatsen van beveiligingscamera’s en een alarminstallatie, bijdroeg aan de beveiliging van de compound. Nederland staat klaar om door middel van een nieuwe bijdrage opvolging te geven aan dat eerdere project en onderzoekt op dit moment samen met het team van Dr. Mukwege en eventuele andere donoren de precieze mogelijkheden.
Het bericht 'Bol.com verkoopt geen producten en boeken meer waarop Zwarte Piet staat' |
|
Lilian Helder (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Bol.com verkoopt geen producten en boeken meer waarop Zwarte Piet staat»?1
Ik heb kennis genomen van verschillende berichtgeving op basis van het persbericht van Bol.com d.d. 19 augustus jl., waarin Bol.com aankondigt om in aanvulling op het vorig jaar genomen besluit om productafbeeldingen te weren waarop volledig donker geschminkte mensen te zien zijn, nu ook titels, productomschrijvingen en productkenmerken aan te zullen passen. Bol.com heeft besloten artikelen met afbeeldingen van Zwarte Piet als stereotyperend karikatuur zullen worden geweerd, tenzij deze van belang zijn vanuit educatief/historisch perspectief. In dat geval worden de artikelen door Bol.com wel online gehouden, maar voorzien van een label dat aangeeft dat de inhoud als controversieel wordt beschouwd. Pietenkostuums kunnen verkocht blijven worden, mits ze geen stereotype karikatuur uitbeelden (bijvoorbeeld door toevoeging van een molensteenkraag in combinatie met een zwarte pruik, grote gouden oorringen, rode lippen).
Wat vindt u van de door Bol.com aangevoerde reden hiervoor, luidende dat «iedereen zich welkom moet voelen»?
Het is niet aan mij in mijn hoedanigheid als Minister van Justitie en Veiligheid om een positie te bepalen ten aanzien van het aanbod van een commercieel bedrijf dat opereert binnen de grenzen van de wet.
Is het in dat kader niet vreemd dat Bol.com wel de boeken Mein Kampf en de Koran in de collectie blijft houden? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij in mijn hoedanigheid als Minister van Justitie en Veiligheid om een positie te bepalen ten aanzien van het aanbod van een commercieel bedrijf dat opereert binnen de grenzen van de wet.
Klopt de stelling van Bol.com dat er advies is ingewonnen bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid?2 Zo ja, kunt u dat advies bij de beantwoording van deze vragen voegen?
Bol.com heeft de eerdere stelling dat advies is ingewonnen bij mijn ministerie, inmiddels via diverse socialmediakanalen genuanceerd. Bol.com heeft op eigen initiatief op 12 maart jl. contact gezocht met het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de vraag of er algemene richtlijnen te geven zijn inzake de verkoop van wat door Bol.com is aangeduid als «controversieel boekverkoop».
In de richting van Bol.com is aangegeven dat algemene richtlijnen niet te geven zijn. Wel is vanuit mijn departement meegegeven dat wat strafbaar of onrechtmatig is in relatie tot de verkoop van boeken is vastgelegd in het strafrecht (artikel 137c tot en met 137g en artikel 429quater van het Wetboek van Strafrecht), in het civielrecht (artikel 6:162 uit het Burgerlijk wetboek over de onrechtmatige daad) en in jurisprudentie. De definitie van discriminatie in het strafrecht is vastgelegd in artikel 90quater Sr. Ook de «Aanwijzing discriminatie» van het OM is in dit verband relevant en publiekelijk beschikbaar. Wat in concrete gevallen wel en niet mag hangt steeds af van de context en kenmerken van het concrete geval.
Bent u bereid deze vragen ruim voor 5 december te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht 'Irakees die zijn Friese vrouw voor ogen van hun kinderen doodde alweer vrij' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat het te gek voor woorden is dat de barbaarse moordenaar van een Friese vrouw al na zo’n korte tijd is vrijgelaten door de Iraakse autoriteiten?
Allereerst wil ik benadrukken dat het hier om een zeer schokkende zaak gaat. Ik begrijp volkomen dat het voor de nabestaanden erg moeilijk is dat de dader eerder dan verwacht weer is vrijgekomen. Tegelijkertijd is het naar mijn mening niet aan een bewindspersoon om een oordeel uit te spreken over de berechting van een strafbaar feit. De scheiding der machten is immers een belangrijke basis voor de democratische rechtstaat en de rechterlijke macht maakt haar eigen afwegingen in individuele zaken. Dit geldt ook nu het een strafrechtelijke procedure in het buitenland betreft. De berechting van een eigen onderdaan is een interne Iraakse aangelegenheid, waar Nederland niet in kan treden, ondanks het feit dat een Nederlandse familie slachtoffer is geworden van een verschrikkelijk misdrijf.
Bent u bereid om de Iraakse ambassadeur op het matje te roepen en ervoor te laten zorgen dat deze Iraakse moordenaar weer zo snel mogelijk in Irak achter slot en grendel komt te zitten? Zo nee, waarom accepteert u deze onrechtvaardige situatie?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u er in het vervolg voor zorgen dat dergelijke gestoorde gekken Nederland in beginsel helemaal niet meer binnen mogen komen en dat u dus eindelijk eens stopt met het bieden van onderdak aan oorlogsmisdadigers, terroristen, nep-vluchtelingen en gestoorde psychopaten, en dus een inreisverbod regelt voor o.a. Irak? Zo nee, waarom niet?
Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag biedt de mogelijkheid om personen uit te sluiten van asielrechtelijke bescherming, onder andere als zij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid of een ernstig niet-politiek misdrijf hebben gepleegd. Nederland maakt waar nodig gebruik van deze mogelijkheid. Bescherming is er immers voor de slachtoffers, niet voor de daders. In iedere individuele asielprocedure wordt daarom onderzocht of er aanwijzingen zijn dat de aanvrager betrokken is bij zulke daden of een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
Naar mijn oordeel is het een illusie om te denken dat het nemen van een maatregel zoals hier voorgesteld criminele vreemdelingen voorgoed buiten de deur zou kunnen houden. Crimineel gedrag, of een psychische stoornis die tot dergelijk gedrag leidt, kan zich immers ook ontwikkelen eerst nadat iemand toelating tot Nederland heeft gekregen. Daarnaast laten nieuwsberichten zien dat dit gedrag overal voorkomt en niet is gebonden aan land van herkomst, cultuur, religie of wat dan ook. De oplossing kan dan ook niet liggen in een inreisverbod voor onderdanen van een beperkt aantal landen.
Deelt u de mening dat het terugreizen van de moordenaar eens te meer heeft aangetoond dat het ten eerste in alle gevallen prima mogelijk is om terug te keren naar het land van herkomst, het ten tweede klaarblijkelijk hartstikke veilig is in Irak en we dus helemaal geen asielverzoeken meer zouden moeten toelaten uit dergelijke landen en ten derde dat we helemaal zouden moeten stoppen met het bieden van onderdak, gratis zorg etc. aan lieden die door zowat 10 veilige landen heen zijn gereisd om hier op de kosten van de Nederlandse belastingbetaler te komen parasiteren? Zo nee, waarom niet? Kunt u hierop een duidelijk antwoord geven?
Nee, die mening deel ik niet. De redenen waarom iemand heeft te vrezen in zijn of haar land van herkomst verschillen van persoon tot persoon. Daarom moet ieder asielmotief individueel beoordeeld worden. Het is zeer goed mogelijk dat een land voor de ene persoon (weer) veilig is, terwijl een ander er nog steeds te vrezen heeft voor zijn of haar leven, voor marteling of voor andere daden van vervolging of onmenselijke behandeling.
Het Kabinet heeft in het Regeerakkoord opgenomen dat vluchtelingen die aan het noodlot willen ontsnappen, bescherming moeten krijgen. Dat is ook vastgelegd in internationale verdragen. Als we zouden stoppen met het behandelen van asielverzoeken uit een bepaald land, zouden we geen kennis meer kunnen nemen van de asielmotieven van een persoon, waardoor we die persoon bij terugkeer mogelijk in gevaar brengen. Zolang er geen mogelijkheid is om asielverzoeken elders te beoordelen, is het dus van belang deze te blijven behandelen.
Vanzelfsprekend is daarbij het uitgangspunt dat personen uit veilige landen, criminele vreemdelingen en personen die elders bescherming kunnen vinden geen bescherming in Nederland krijgen.
Het bericht ‘ Na corona komt het foute geld’ |
|
Thierry Aartsen (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Na corona komt het foute geld»?1
Ja.
Herkent u het risico dat als bonafide bedrijven en bedrijfstakken wankelen doordat de kosten doorlopen, maar het merendeel van de inkomsten wegvalt door de coronapandemie, het criminelen een gouden kans biedt om hier misbruik van te maken en zich met fout geld in te kopen? Zo ja, hoe heeft u hierop geanticipeerd en wat is de huidige stand van zaken? Zo nee, kunt u toelichten waarom u dit risico niet ziet?
Waar bedrijven zich in kwetsbare situaties bevinden, is extra alertheid tegen criminele gedrag waaronder «foute helpers» geboden. Ik onderken dat als gevolg van de coronapandemie risico’s van misbruik door criminelen richting het bedrijfsleven toenemen. Hierbij benadruk ik allereerst dat de steunmaatregelen van het kabinet, zoals uiteengezet in antwoord op vraag 8, erop zijn gericht de kwetsbare situatie van bedrijven te beperken. Daarnaast ben ik continu in gesprek met het bedrijfsleven, en de verschillende publieke partners om gezamenlijk te bezien hoe we ondernemers bewust kunnen maken van deze risico’s en hun handelingsperspectief alsook hun weerbaarheid kunnen vergroten. Dit doen wij middels campagnes en het aanreiken van verschillende instrumenten2. Ook de komende tijd blijf ik dit doen, bijvoorbeeld door de online bewustwordingscampagne van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) Amsterdam Amstelland om horeca ondernemers te waarschuwen voor foute investeerders, nu landelijk uit te rollen samen met Koninklijke Horeca Nederland (KHN).
Wat is de afgelopen maanden concreet gedaan met het signaal dat zo'n 10 procent van de bevraagde ondernemers van de enquête die aan het begin van de lockdown werd gehouden door het Regionaal Informatie – en Expertisecentrum (RIEC) aangaf een aanbod te hebben gehad van een onbekende investeerder?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u het beeld dat de gevolgen van criminelen die op de loer liggen, pas nu, door de financiële nood, zichtbaar beginnen te worden? Zo ja, welke concrete acties neemt u? Zo nee, waar baseert u dit op?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt ondernomen om ondernemers tegen «foute helpers» te beschermen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact met belangenorganisaties en ondernemers over de manieren om ondernemingen te beschermen tegen criminelen en crimineel gedrag? Zo ja, welke acties heeft u ondernomen naar aanleiding van deze gesprekken en zijn deze acties teruggekoppeld, zodat gevolgd kan worden of deze inderdaad bijdragen aan degelijke bescherming? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit op zeer korte termijn te organiseren en de Kamer te informeren over de uitkomsten en vervolgstappen betreffende deze gesprekken?
Ja, ik heb contact met de verschillende brancheorganisaties in de private sector, onder andere in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC). In het NPC is onder andere afgesproken om samen op te trekken met de horecabranche om horeca ondernemers weerbaarder te maken. Hieruit voortvloeiend wordt op dit moment met de horecabranche een social media campagne gelanceerd. Zie onder vraag 2 genoemde landelijke online bewustwordingscampagne.
Op grond van de ervaringen binnen de horecabranche, zullen dit najaar ook activiteiten ondernomen worden met andere kwetsbare branches. Hierbij kunt u denken aan Transport en Logistiek Nederland (TLN) en de automotive sector.
Tenslotte zijn we in gesprek met de vastgoedsector en agrarische buitengebieden om ook daar de bewustwording en weerbaarheid te vergroten.
Wat betreft het vergroten van de bewustwording en het beschermen van ondernemers tegen crimineel gedrag, lopen er verschillende (PPS-)initiatieven vanuit LIEC/RIEC’s, de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s), het Aanjaagteam Ondermijning (ATO), Politie, Openbaar Ministerie en het Ministerie van JenV. In het kader van de aanpak ondermijning vindt regelmatig overleg plaats tussen genoemde partijen en de private sector over acties en lopende ontwikkelingen van de gezamenlijke agenda ondermijning.
Is er regelmatig en gezamenlijk overleg tussen beide departementen en brancheverenigingen over het thema «veilig ondernemen»? Zo ja, welke stappen zijn hier vanuit genomen? Zo nee, waarom niet?
Binnen het NPC vindt regelmatig overleg plaats tussen de ministeries van JenV en van EZK, branches, VNO-NCW/MKB-NL, Politie, gemeenten en Openbaar Ministerie, over actuele ontwikkelingen en de (voortgang van de) integrale aanpak van verschillende vormen van criminaliteit tegen het bedrijfsleven, als ook op de aanpak van criminaliteit die het bedrijfsleven (onbewust) zelf faciliteert. Bij brief van 23 juli 20193 heb ik uw Kamer het Actieprogramma Veilig Ondernemen 2019–2022 toegestuurd. Onderdeel van dit actieprogramma is de publiek private aanpak van ondermijnende criminaliteit, waarbij maatregelen worden getroffen gericht op het vergroten van de weerbaarheid van ondernemers, specifiek in een aantal kwetsbare branches. Daarnaast kent Nederland tien Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s). Hierin slaan ondernemers, gemeenten, Politie, Openbaar Ministerie en RIEC’s de handen ineen om de criminaliteit tegen en in het bedrijfsleven terug te dringen. PVO’s vervullen een behoefte aan verbinding tussen veiligheidsthema’s en ondernemerschap en zetten zich in op preventie van criminaliteit en bewustwording.
Welke concrete acties neemt u, indien het klopt dat regels en beperkte bevoegdheden verhinderen dat ondernemers effectief geholpen worden door de overheid, zodat regels voor de mensen thuis en onze ondernemers werken in plaats van andersom?
De coronapandemie heeft een grote impact op de samenleving, waaronder op ondernemers van klein tot groot, in alle sectoren. Het kabinet wil werkenden en werkgevers helpen om door deze moeilijke tijd heen te komen. Daarom heeft het kabinet op 17 maart 2020 het noodpakket banen en economie gelanceerd en vervolgens het noodpakket 2.0. Beide pakketten zijn gepaard gegaan met aanpassingen in wet- en regelgeving waar dit nodig en nuttig was om effectief hulp te kunnen bieden. Met het oog op het tot nader order voortzetten van (delen van) de noodzakelijke gezondheidsmaatregelen wordt ook het beleid voortgezet van stimuleren en investeren waar het kan en ondersteunen waar aanpassing nodig is. Op 28 augustus 2020 presenteerde het kabinet hiertoe het derde steun- en herstelpakket voor economie en arbeidsmarkt. Ook in dit derde pakket zet het kabinet alle ten dienste staande middelen in, inclusief financiële middelen en wet- en regelgeving. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet en heeft daarover steeds contact met ondernemersorganisaties, sociale partners en banken om te bezien welke concrete acties nodig zijn om werkenden en werkgevers effectief te helpen gedurende deze crisis.
Heeft u contact gehad met uw Italiaanse collega's gelet op het feit dat aan het begin van de coronaperiode Italië al waarschuwde voor dergelijke praktijken? Zo ja, welke adviezen zijn gedeeld en welke concrete acties zijn hieruit gekomen? Zo nee, waarom niet?
De gevolgen van de coronapandemie op criminele activiteiten is meerdere malen aan de orde gekomen tijdens de JBZ-Raad. Tijdens de informele JBZ-Raad van 28 april jl. heb ik de mogelijke invloed van sociaaleconomische gevolgen op de criminaliteit gemarkeerd. Op initiatief van Italië is met de ondersteuning van EuropOL een werkgroep opgericht op de gevolgen van de coronapandemie, waar Nederland ook bij aangesloten is. Eén van de doelen is het bespreken van de exploitatie door georganiseerde criminaliteit van de economische gevolgen van de coronapandemie, door te infiltreren in legale economische en bedrijfsmatige activiteiten.
Hoe is op Europees niveau geborgd in de Veiligheidsuniestrategie dat ondernemers worden beschermd tegen criminelen? Welke concrete initiatieven hebben de Europese Commissie en de Raad reeds genomen naar aanleiding van deze signalen?
In de Veiligheidsuniestrategie stelt de Commissie dat de EU-strijd tegen georganiseerde criminaliteit moet worden versterkt. Deze inzet zal worden samengebracht in een toekomstige EU-agenda voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Binnenkort zal uw Kamer nader worden geïnformeerd over de Veiligheidsuniestrategie door middel van een zogenoemd BNC-fiche.
Bent u bereid dit onderwerp te bespreken bij de eerstvolgende (informele) JBZ-raad? Zo nee, waarom niet?
Het Duits voorzitterschap is voornemens dit onderwerp te bespreken in de JBZ-Raad op 3–4 december 2020. Het kabinet hecht aan de bespreking van dit onderwerp in de Raad.
Bent u bereid, gezien de urgentie, deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Het heeft helaas langer geduurd dan gepland.
Het bericht ‘Criminelen tarten justitie: weer meer enkelbanden doorgeknipt’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Hoeveel personen hebben afgelopen jaar en dit jaar, terwijl ze op dat moment een enkelband droegen, een strafbaar feit gepleegd? Om welke strafbare feiten ging het?
De enkelband is bedoeld om de naleving van opgelegde locatieverboden- of geboden te controleren, en bij overtreding hiervan snel in te kunnen grijpen. In 2019 droegen in totaal circa 3.750 personen een enkelband, veelal in het kader van een detentieverlof, penitentiair programma of schorsing van een voorlopige hechtenis. Hoe vaak dragers van een enkelband een nieuw strafbaar feit plegen, wordt niet centraal geregistreerd.
Kunt u voor elk van de zeven verdachten en criminelen, die momenteel zoek zijn en die hun enkelband doorgeknipt hebben, afzonderlijk aangeven van welk misdrijf zij verdacht worden of waarvoor zij veroordeeld zijn? Zo nee, waarom niet?
Het past mij niet om in te gaan op individuele zaken. Wel kan ik uw Kamer melden dat geen van de in juli 2020 nog gesignaleerd staande zeven saboteurs de enkelband droeg in het kader van een tbs-verlof.
Zitten er tussen die zeven personen ook verdachten die uit voorarrest in afwachting tot aan hun veroordeling zijn vrijgelaten? Zo ja, om hoeveel personen gaat het en van welk delict worden zij verdacht?
Zie antwoord vraag 3.
Zitten er tussen die zeven personen ook tbs’ers die op verlof zijn gestuurd? Zo ja, om hoeveel personen gaat het en voor welk delict zijn zij veroordeeld?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel personen hebben tot nu toe in 2020 hun enkelband doorgeknipt?
Conform de aan uw Kamer gedane toezegging worden gegevens over sabotage van enkelbanden periodiek openbaar gemaakt. De publicatie over 2020 volgt begin 2021. Momenteel zijn er nog geen geverifieerde cijfers bekend over 2020.
Deelt u de mening dat criminelen die veroordeeld zijn voor een zedendelict of een ernstig geweldsdelict, nooit een enkelband mogen krijgen? Zo nee, waarom niet?
De enkelband is er niet voor bedoeld om een gevangenisstraf of voorlopige hechtenis te vervangen. De band is een hulpmiddel om verdachten en veroordeelden te controleren aan wie vrijheden worden toegestaan of waarvan de voorlopige hechtenis wordt geschorst onder de voorwaarde van een locatieverbod of -gebod.
De rechter, het OM of de DJI beslist hierover, afhankelijk van de strafrechtelijke modaliteit. Per geval worden de specifieke omstandigheden betrokken. Zo zijn vlucht- en recidivegevaar redenen om überhaupt geen vrijheden toe te kennen. Als vrijheden worden toegestaan heeft het niet toepassen van de enkelband juist het risico in zich dat verdachten en veroordeelden met minder controle in de samenleving verblijven. Bij overtreding van een verbod of -gebod geeft een band immers direct een melding af naar de meldkamer, waardoor snel en gericht kan worden ingegrepen. Ook heeft de enkelband een preventief effect: enkelbanddragers overtreden minder vaak hun voorwaarden.
Als vanzelfsprekend is hierbij van essentieel belang dat de band om de enkel van de drager blijft. In 2019 gebeurde dit in 97 procent van de gevallen. Om het risico op sabotage verder te verkleinen zet ik verschillende stappen, zoals de aanschaf van een stevigere enkelband. Naar verwachting kan die enkelband eind dit jaar in gebruik worden genomen. Ook probeer ik door het uitvoeren van een dossieranalyse (meer) zicht te krijgen op factoren die maken dat een drager zijn band saboteert, om daar bij het gebruik (beter) op te kunnen anticiperen.
Bent u bereid te regelen dat verdachten van gewelddadige misdrijven tot aan behandeling van hun rechtszaak vast moeten zitten en verplicht ter zitting moeten verschijnen en niet met een enkelbandje naar huis mogen worden gestuurd in afwachting van hun straf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat de enkelband als vervanging van een deel van een gevangenisstraf moet worden afgeschaft? Zo ja, bent u bereid dit te regelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Gegevens van alumni, donateurs en relaties Universiteit Utrecht in handen van hackers’ |
|
Dennis Wiersma (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het data-veiligheidsincident bij leverancier Blackbaud, waar in ieder geval alumni, donateurs en relaties van Universiteit Utrecht en TU Delft door zijn getroffen?1 2
Ja.
Welke gegevens zijn er precies buitgemaakt bij de datalek die veroorzaakt is door de aanval op Blackbaud? Op welke manier hebben Universiteit Utrecht en TU Delft inmiddels de gedupeerden geïnformeerd over het datalek, waardoor gegevens van alumni, donateurs en relaties op straat zijn komen te liggen?
Welke garantie hebben Universiteit Utrecht en TU Delft gekregen dat de buitgemaakte gegevens daadwerkelijk zijn vernietigd, nadat Blackbaud losgeld heeft betaald aan de internetcriminelen? Op welke manier kunnen de getroffen alumni, donateurs en relaties dit controleren?
Waarop baseert de Universiteit Utrecht «de schatting van de waarschijnlijkheid van eventuele risico’s voor de privacy van betrokkenen momenteel in als laag»?3 Is het niet zo dat door de aanval privacygevoelige data al lang op straat liggen, dus dat lage schatting van de risico’s nergens op gebaseerd is?
Klopt het dat op 17 juli 2020 de datadiefstal al bekend was en dat op 24 juli meer dan 20 Britse universiteiten al op de hoogte waren van het datalek? Waarom werden Nederlandse universiteiten pas op 11 augustus 2020 hierover geïnformeerd?
Hoe kan het dat aanvallers toegang kregen tot een oude back-up uit 2017 die nog in de omgeving van Blackbaud stond? Op welke manier controleren hoger onderwijsinstellingen of bepaalde privacygevoelige gegevens daadwerkelijk nog in het bezit zijn van derde partijen?
Wie is uiteindelijk eindverantwoordelijk voor het goed verwerken en beveiligen van privacygegevens van alumni, donateurs en relaties? Is dat de hoger onderwijsinstelling of een derde partij zoals een cloud softwarebedrijf? Indien de hoger onderwijsinstelling, hoe kan het dat Blackbaud nog beschikte over een oude back-up uit 2017?
Op welke manier gaat u erop toezien dat hoger onderwijsinstellingen beter controleren op welke manier derde partijen omgaan met privacygevoelige informatie? En welke maatregelen gaat u specifiek treffen om een herhaling van dit incident te voorkomen?
In mijn brief van 3 juli 2020 inzake het onderzoek naar de cyberaanval op de Universiteit Maastricht heb ik uw Kamer laten weten dat de Inspectie van het Onderwijs een onderzoek uitvoert naar de cyberveiligheid op stelselniveau. Ik heb daarbij het belang van ketensamenwerking en transparantie tussen de instellingen onderling en andere ketenpartners met daar waar nodig de hulp van de overheid als stelselverantwoordelijke onderstreept. Ook heb ik toegezegd uw Kamer daarover begin volgend jaar te informeren. In mijn reactie op het onderzoek van de inspectie zal ik nader ingaan op de verantwoordelijkheidsverdeling rondom cyberveiligheid.
Kunt u specifiek toelichten in welke mate u de online veiligheid van privacygevoelige informatie onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap vindt vallen en of de verschillende cyberaanvallen van de afgelopen tijd naar uw mening vragen om bijstelling van deze verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 8.
De berichten 'Geweld door drillrappers verheerlijkt' en 'Ingewijden: Rotterdammer (19) doodgestoken door lid Amsterdamse drillrapgroep' |
|
Harry van der Molen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Geweld door drillrappers verheerlijkt» waarin een beeld wordt geschetst van het muziekgenre «drillrap» en het klaarblijkelijke verband dat bestaat tussen de aanhang van dit muziekgenre en gewelddadigheid onder jongeren?1
Ja.
In hoeverre verenigen aanhangers van drillrap zich in ons land in herkenbare (jeugd)groepen? Worden deze groepen door de politie in kaart gebracht, bijvoorbeeld in de inventarisatie van jeugdgroepen (de voormalige Beke-methodiek)? Is er een specifieke overheidsaanpak die zich richt op deze groepen?
Jongeren vertonen vaak crimineel gedrag onder invloed van groepsdruk en groepsdynamica. De actualiteit leert dat (jeugd)groepen veelal fluïde van samenstelling zijn en dat communicatie via internet en sociale media hierin belangrijke factoren zijn. Het is moeilijk voor politie en gemeenten om goed inzicht te krijgen op de kerngroepen binnen deze steeds wisselende interacties, en daarmee ook om deze jongeren als groep te identificeren en in kaart te brengen. Wat we nu zien is dat bestaande min of meer criminele (jeugd)netwerkverbanden drillrap aanwenden om zich nadrukkelijker te profileren en gewelddadige incidenten te plegen en te ontlokken.
Vanwege het zorgelijke karakter van het wapenbezit en deze bendevorming wordt momenteel een actieplan opgesteld om het wapenbezit en -gebruik onder jongeren tegen te gaan. Hierbij wordt samengewerkt tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Openbaar Ministerie, de politie, de jeugdreclassering, Halt, jongerenwerk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en diverse gemeenten. Het actieplan zal zowel preventieve als repressieve acties bevatten.
Het actieplan zal naar verwachting begin november gereed zijn. De andere betrokken ministers en ik zullen uw Kamer daarover direct inlichten.
In hoeverre biedt de Voetbal- en Overlastwetgeving mogelijkheden om groepen jongeren die zich kenmerken door het stelselmatig voorhanden hebben en benutten van messen en andere wapens in de tang te houden? Welke informatie-uitwisseling vindt er plaats tussen politie-eenheden over deze groepen? Hoe operationeel en actueel is die informatie-uitwisseling?
Bij de politie is het onderwerp drillrap en (mes)steekincidenten landelijk geagendeerd. Uitwisseling van actuele, operationele informatie tussen eenheden vindt plaats als sprake is van incidenten en/of problematiek die de betrokken eenheden overlapt. De politie kan op basis van haar informatie het lokale bestuur informeren. Deze informatie kan voor de burgemeester de basis vormen voor het inzetten van bevoegdheden om de openbare orde te beschermen op grond van de Gemeentewet, bijvoorbeeld als het gaat om overlast op straat. Dan bieden Algemene Plaatselijke Verordeningen vaak verschillende handvatten voor (strafrechtelijk) optreden. Dan kan het gaan om bijvoorbeeld samenscholingsverboden, tijdelijke gebiedsontzeggingen wegens overlastgevend gedrag, en alcoholverboden. Dergelijk optreden vindt plaats naast eventueel strafrechtelijk ingrijpen.
Als het gaat om de (dreiging van) rellen heeft een burgemeester verschillende opties. Zo biedt de Gemeentewet de mogelijkheid om relschoppers bestuurlijk een gebiedsverbod op te leggen. Een verbod kan eventueel worden gecombineerd met een meldplicht of een groepsverbod. Indien betrokkene het gebiedsverbod schendt, dan pleegt hij een misdrijf en kan hij direct worden aangehouden. Daarnaast kent de Gemeentewet een bestuurlijke maatregel die inhoudt dat de burgemeester een bevel kan geven aan degene die het gezag heeft over een minderjarige jonger dan twaalf, als die minderjarige herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde heeft verstoord. Zo’n bevel kan bijvoorbeeld inhouden dat de minderjarige zich niet in een bepaald deel van de gemeente bevindt.
Meer algemeen2, maar net als gebiedsverboden in de preventieve sfeer, bestaat de mogelijkheid om bij (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens een gebied als veiligheidsrisicogebied aan te wijzen waarbinnen. (preventief) fouilleren en doorzoeken van voertuigen en bagage naar wapens mogelijk wordt.
Ook kan de burgemeester – als de gemeenteraad deze bevoegdheid in de APV aan de burgemeester heeft verleend – gebieden aanwijzen voor cameratoezicht in de openbare ruimte. Dat toezicht moet noodzakelijk zijn in het belang van de handhaving van de openbare orde in het aangewezen gebied.
Elke situatie vergt een specifiek gecombineerde en passende inzet van bevoegdheden om overlast en verstoringen van de openbare orde tegen te gaan. Dit is maatwerk door de driehoek op basis van de kennis van de lokale situatie.
Bent u bereid om nationaal onderzoek te doen of er een causaal verband bestaat tussen drillrap en de toename van steekincidenten? Bent u bereid om daarbij overig internationaal onderzoek te betrekken zoals BennettKleinberg en Paul McFarlane bepleiten in hun onderzoek «Violent music vs violence and music: Drill rap and violent crime in London»?
Ik ben op de hoogte van het onderzoek in opdracht van de gemeente Rotterdam. Deze gemeente en het Ministerie van JenV overleggen, ook samen met andere gemeenten, geregeld over de aard van de wapenproblematiek en de maatregelen om dit tegen te gaan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 wordt momenteel gewerkt aan een actieplan tegen wapenbezit onder jongeren. Bij de totstandkoming daarvan worden alle beschikbare inzichten benut, zowel de wetenschappelijke als de praktijkervaringen van de betrokken organisaties. Bij de ontwikkeling van dit actieplan zal worden beoordeeld of nadere inzichten noodzakelijk zijn om te kunnen komen tot een adequate aanpak. Wij informeren uw Kamer op korte termijn over het actieplan.
Bent u ervan op de hoogte dat de Rechtenfaculteit van de Erasmus Universiteit in opdracht van de gemeente Rotterdam onderzoek doet naar het messengeweld in Rotterdam en de relatie met drillrap? Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan en deze te betrekken bij een landelijk onderzoek naar een mogelijk causaal verband, aangezien deze optie genoemd is in relatie tot steekincidenten van Drachten tot Scheveningen?2
Zie antwoord vraag 4.
Is het juist dat de omroep BNNVARA via haar platform 101Barz een podium bood aan een video van rapgroep 73 De Pijp waarin verwijzingen worden gemaakt naar geweld en waarin bivakmutsen worden gedragen? Zo ja, bent u van mening dat het vertonen van dergelijke uitingen die aanzetten tot geweld een plek hebben in publiek gefinancierd aanbod bij de publieke omroep? Is het juist dat BNNVARA op 12 augustus 2020 de drillrap-video’s op haar platforms heeft verwijderd? Kunt u bevestigen dat dit voorbeeld breed bij de publieke omroep zal worden gevolgd en dat drillrap-video’s waarin geweld wordt gerechtvaardigd geen plaats hebben op kanalen en platforms van de publieke omroep of omroepen?
De redactionele onafhankelijkheid van de omroepen is een groot goed. Het is aan de omroepen om de inhoud van hun programma’s te bepalen. Op het platform 101Barz van BNNVARA is inderdaad een video getoond van rapgroep 73 De Pijp. 101Barz biedt een podium aan hiphop-muzikanten, waarbij de muzikanten die optreden vrij zijn om de invulling van hun sessie te bepalen. BNNVARA is verantwoordelijk voor de inhoud van het programma en de redactionele keuzes die aan dit programma ten grondslag liggen. BNNVARA heeft de Minister van BVOM laten weten dat indien de redactie van 101Barz op het moment van een studio-opname of achteraf twijfelt aan intenties van de muzikant, BNNVARA kan besluiten de sessie niet langer uit te zenden. Twee video’s zijn door BNNVARA op 12 augustus 2020 offline gehaald omdat delen van deze video’s onderdeel werden van de reconstructie van een geweldsincident. Om die reden zijn de video’s op dat moment offline gehaald.
Voldoet BNNVARA aan wat vanuit het voorzorgsprincipe van een omroep mag worden verwacht als zij uitsluitend de in het artikel aangegeven disclaimer bij de video plaatst? Hoe verhoudt het plaatsen van dergelijke content zich tot de wettelijk benoemde classificatie om minderjarigen te beschermen tegen het vertonen van brutaliserend geweld of het rechtvaardigen daarvan? Is classificatie van online video’s van publieke omroepen verplicht, ook als deze video’s op andere sites dan die van de publieke omroep zelf worden geplaatst?
Er geldt op dit moment nog geen wettelijke verplichting tot het classificeren van online media-aanbod. Deze verplichting wordt geregeld in het wetsvoorstel ter implementatie van de audiovisuele mediadienstenrichtlijn die op dit moment in de Eerste Kamer ligt. Hoewel er op dit moment geen verplichting geldt, classificeert BNNVARA sinds 2019 een groot deel van haar online aanbod. Dit geldt ook voor het aanbod op 101Barz. BNNVARA geeft vóór de vertoning van het 101Barz-aanbod met een Kijkwijzer-icoontje een waarschuwing af over de mogelijk schadelijke inhoud van het aanbod. Daarnaast plaatst BNNVARA een in tekst uitgeschreven disclaimer voor het 101Barz-aanbod. Tot slot vraagt YouTube bij het uploaden van video’s of de content bestemd is voor kinderen; voor 101Barz geeft BNNVARA aan dat dat niet het geval is. Door deze combinatie van waarschuwingen geeft BNNVARA invulling aan zijn zorgplicht.
Het bericht ´Zit u op LinkedIn? Dan gooit Lusha uw privénummer mogelijk op straat’ |
|
Jan Middendorp (VVD), Tobias van Gent (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zit u op LinkedIn? Dan gooit Lusha uw privénummer mogelijk op straat»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het bericht.
Is onderzoek gedaan naar deze service en gekeken of er al dan niet sprake is van een gerechtvaardigd belang? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zou de instantie zijn, die dit onderzoek zou kunnen doen. De AP is een onafhankelijke toezichthouder die in beginsel geen mededelingen doet over lopende of mogelijke onderzoeken.
Is het zonder toestemming delen van privénummers volgens u in strijd met de Uitvoeringswet (U) Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
De grondslagen voor de verwerking van persoonsgegevens zijn niet vastgelegd in de UAVG, maar in de AVG zelf. Om die reden zal ik bij de beantwoording van de vragen voornamelijk ingaan op de AVG in plaats van de UAVG.
Het delen van privénummers is een verwerking van persoonsgegevens. De AVG vereist dat alle verwerkingen een geldige grondslag hebben. In artikel 6, eerste lid, AVG zijn zes grondslagen voor verwerking van persoonsgegevens opgenomen, waarvan toestemming er één is. Als een van de andere vijf grondslagen van toepassing is, kunnen privénummers dus verwerkt en mogelijk ook gedeeld worden zonder toestemming. Of dit rechtmatig gebeurt, is uiteindelijk ter beoordeling van de AP.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer zonder voorafgaande toestemming privénummers op straat komen te liggen?
Het uitgangspunt van de AVG is dat natuurlijke personen controle over hun eigen persoonsgegevens dienen te hebben. Het is een kwalijke zaak wanneer privénummers worden gedeeld zonder dat daarvoor een geldige grondslag bestaat en zonder dat burgers zich hier bewust van zijn.
Burgers hebben veelal geen idee dat hun nummer online staat en zijn dus niet in staat in verweer te komen. Wanneer ze hier wel mee bekend zijn en dit onrechtmatig achten, kunnen ze een klacht indienen bij de toezichthouder.
Wordt actief gemonitord of buitenlandse online diensten zoals Lusha, die in Nederland actief zijn, voldoen aan de UAVG?
Het actief monitoren van buitenlandse online diensten als Lusha zou een zeer tijdrovende activiteit zijn. Gelet op de capaciteit van de AP en de behoefte om deze zo efficiënt mogelijk in te zetten, is de AP niet in staat om al deze diensten te monitoren.
Daarnaast kunnen er klachten of andere signalen over dit type diensten bij de AP binnenkomen die ze dan kan onderzoeken. Op welke wijze en hoe diepgaand de AP deze klachten kan en zal oppakken, is aan de AP. Als het niet om Nederlandse bedrijven gaat, kan de AP onderzoeken of ze zelfstandig bevoegd is om onderzoek naar het bedrijf te doen of de zaak doorsturen aan de bevoegde toezichthouder van een andere lidstaat. Dit gebeurt in afstemming met de toezichthoudende autoriteiten van andere Europese landen, die samenkomen in de European Data Protection Board (EDPB).
Op welke wijze wordt gecontroleerd of informatie die in Nederland gevestigde digitale dienstverleners verstrekken ook vrijwillig verstrekt zijn en niet deels afkomstig van bijvoorbeeld cyberhacks? Geldt hetzelfde voor buitenlandse digitale dienstverleners die gegevens van Nederlanders aggregeren?
Als bedrijven het doelwit zijn geweest van een hack waarmee de beschikbaarheid, integriteit of vertrouwelijkheid van persoonsgegevens is geschonden, dan moet dat in beginsel gemeld worden bij de AP en soms ook bij de burger zelf.2 Het bedrijf zal tevens maatregelen moeten treffen om de schade te beperken.3
Het overnemen van gegevens die bij een hack buit gemaakt zijn is daarnaast strafbaar.4 Er kan dus ook een rol voor het Openbaar Ministerie en de politie in dit soort gevallen zijn.
Welke handelingsbevoegdheid heeft de Nederlandse toezichthouder wanneer zij een niet in Nederland gevestigde dienstverlener, zoals Lusha in New York, wil aanspreken?
De AP heeft handelingsbevoegdheid als de desbetreffende verwerking van persoonsgegevens valt onder de werkingssfeer van de AVG. Hierbij is in dit geval het territoriaal toepassingsgebied van belang. Dit is geregeld in artikel 3 AVG. Bij niet in de Unie (of de EER) gevestigde verwerkers of verwerkingsverantwoordelijken geldt dat de AVG van toepassing is als er goederen of diensten aangeboden worden aan betrokkenen in de Unie of hun gedrag wordt gemonitord. Indien hiervan sprake is bij Lusha of mogelijk bij een ander bedrijf dat haar diensten aanbiedt aan betrokkenen in de Unie, dan is de AVG van toepassing op dat bedrijf. In dat geval heeft de AP de bevoegdheid om toezicht uit te oefenen en kan het daarbij de haar ter beschikking staande mogelijkheden, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete, inzetten.
Als een bedrijf als Lusha niet in de EU of Europese Economische Ruimte is gevestigd en de AVG ingevolge bovengenoemd artikel 3 wél van toepassing is op de dienstverlening van het bedrijf, dan is het zogenaamde een-loketmechanisme niet van toepassing.5 Dit betekent dat elke toezichthoudende autoriteit, inclusief de AP, bevoegd is onderzoek te doen.
Als een buiten de EU gevestigd bedrijf persoonsgegevens verwerkt van mensen in de EU maar daarmee niet binnen de in artikel 3 bepaalde reikwijdte van de AVG valt, is de AVG logischerwijs niet op dat bedrijf van toepassing. Ik zal gezamenlijk met de AP bezien of zij in de praktijk aanloopt tegen problemen met betrekking tot deze »territoriale reikwijdte» van de AVG. Indien dat het geval blijkt te zijn zal ik hierover met de Europese Commissie in gesprek treden.
Hoe wordt gemonitord of het toezichtkader en de regels in de UAVG nog aansluiten bij de snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van big data en innovaties zoals Lusha?
Technologische ontwikkelingen en innovaties volgen elkaar in razendsnel tempo op. De wetgever heeft er daarom destijds bewust voor gekozen om de AVG en UAVG «technologieneutraal» te maken door bijvoorbeeld open normen op te nemen. Door de open normen passen technologische ontwikkelingen over het algemeen goed in het wettelijk kader.
Dit jaar vindt er een evaluatie plaats van de AVG, die hierna iedere vier jaar zal plaatsvinden. De Europese Commissie heeft in haar eerste verslag over de evaluatie van de AVG aangegeven de AVG te beschouwen als een flexibel en essentieel instrument dat ervoor kan zorgen dat de ontwikkeling van nieuwe technologieën in overeenstemming is met de grondrechten.6 Wel stelt zij dat ons nog uitdagingen te wachten staan wat betreft verduidelijking van hoe de beginselen van de AVG op die nieuwe technologieën van toepassing zijn.7 De Commissie zal de komende tijd daarover verder in gesprek gaan met lidstaten en met de AVG-deskundigengroep van de lidstaten.8
Bent u bereid deze specifieke casus mee te nemen in de aanstaande evaluatie van de UAVG?
Voor zaken zoals deze die met grondslagen te maken hebben, is de UAVG niet relevant. Het heeft daarom weinig zin om deze casus mee te nemen in de evaluatie van de UAVG.
Een incident in een AZC waarbij een lesbische vrouw met kokend water werd overgoten |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Lesbische asielzoekster die overgoten werd met kokend water in azc Gilze «verkeert in shock»»?1 en herinnert u zich uw antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuiken (PvdA) en Jasper van Dijk (SP) over het bericht dat het COA asielzoekers, die slachtoffer zijn van een zedendelict, afraadt aangifte te doen?2
Ja, ik ken het bericht en ik herinner mij de antwoorden op de schriftelijke vragen waar u naar verwijst.
Is het waar dat het slachtoffer niet door de geneeskundige dienst van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in Gilze werd behandeld? Zo ja, waarom niet? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik kan niet gedetailleerd ingaan op de specifieke omstandigheden van de individuele zaak. Op basis van de informatie die ik heb ontvangen, maak ik op dat er naar omstandigheden correct is en wordt gehandeld en dat het slachtoffer direct na het incident medische zorg heeft ontvangen.
Hoe verloopt de nazorg aan het slachtoffer?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat asielzoekers met een LHTBI-achtergrond een groter risico op mishandeling, een zedenmisdrijf of discriminatie binnen een asielzoekerscentrum (AZC) lopen dan heteroseksuele asielzoekers? Zo ja, waarom en welke conclusie verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
De veiligheid en leefbaarheid voor eenieder op een opvanglocatie staat voorop in de begeleiding van het COA.
In een opvanglocatie wonen veel mensen bij elkaar op een relatief klein oppervlak, vaak in een onzekere periode van hun leven, dat legt druk op de intermenselijke verhoudingen. Hierdoor kunnen incidenten ontstaan waarin soms de verschillen tussen de mensen uitvergroot worden. Deze verschillen kunnen slaan op de seksuele geaardheid van personen, maar ook op geloof, ras etc. Uiteraard is discriminatie of ongewenst gedrag in reactie op deze verschillen onacceptabel en dient hier in elk geval tegen opgetreden te worden. Er kan echter niet zonder meer gesteld worden dat personen met een LHBTI-achtergrond een groter risico lopen op bijvoorbeeld mishandeling of discriminatie dan andere personen.
Beschikt u nog steeds niet over cijfers ten aanzien van de mate waarin LHTBI-asielzoekers slachtoffer van een misdrijf binnen een AZC worden? Zo ja, waarom beschikt u niet over die cijfers en acht u het niet hoog tijd dat u tenminste een beeld van deze problematiek gaat krijgen?
Op 20 januari jongstleden3 heb ik in de beantwoording op de Kamervragen waar u naar verwijst, gemeld dat het COA niet registreert of iemand LHBTI is. Het COA beschikt niet over incidentencijfers ten aanzien van specifieke groepen asielzoekers op basis van levensovertuiging, geaardheid, etniciteit, etc.
In het bewonersinformatiesysteem van het COA kan, maar dan op beschrijvende wijze, opvallend gedrag van personen opgenomen worden, zodat, op persoonsniveau, inzicht ontstaat in (dader)gedragingen. Dit is inzichtelijk voor medewerkers van het COA en wordt overgedragen aan een andere locatie op het moment dat de bewoner verhuist. Deze informatie kan gebruikt worden bij de begeleiding van personen en kan tevens dienen als dossieropbouw bij eventuele toekomstige incidenten.
Hoe worden LHBTI-asielzoekers binnen een AZC concreet beschermd? Over welke mogelijkheden beschikken AZC’s en in welke mate wordt hier gebruik van gemaakt?
Het COA geeft voorlichting aan asielzoekers over het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Asielzoekers moeten elkaars cultuur, geloof, sekse en seksuele geaardheid respecteren. Dat staat in de huisregels en wordt verteld in het rechten- en plichtengesprek en in de begeleidingsprogramma's. De huisregels zijn in diverse talen beschikbaar op papier en digitaal toegankelijk via MyCOA, een voor alle bewoners toegankelijk communicatiemiddel vanuit het COA. Ook hangen er posters in de opvanglocaties. Indien asielzoekers elkaar niet in hun waarde laten, dan gaat het COA met ze in gesprek of neemt maatregelen.
In de begeleiding van het COA en de contacten met de bewoners is oog voor de kwetsbaarheid van asielzoekers. De mogelijke kwetsbaarheid kan aanwezig zijn als gevolg van leeftijd, sekse, gezondheid, levensovertuiging, seksuele geaardheid, etc. Op het moment dat het bekend is, kan rekening gehouden worden met eventuele benodigde aanpassingen in bijvoorbeeld plaatsing op een locatie, wijze van begeleiding of aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Echter, niet in alle gevallen is evident dat iemand tot een kwetsbare groep hoort. Of hij of zij maakt dat niet bekend.
Bij signalen die erop kunnen duiden dat er sprake is van onheuse bejegening, discriminatie, etc. zal het gesprek met betrokkenen worden aangegaan om de Nederlandse waarden en normen over te brengen. Mochten deze gesprekken onvoldoende opleveren, dan kan overgegaan worden naar maatregelen uit het Regeling Onthouding Verstrekkingen beleid, waaronder de mogelijkheid iemand naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te verplaatsen.
Specifiek voor de groep LHBTI zijn er contactpersonen die fungeren als vraagbaak en kennishouder met betrekking tot het onderwerp. Zij onderhouden ook contacten met LHBTI-organisaties in de omgeving. Om medewerkers handvatten te bieden in de begeleiding van LHBTI-bewoners heeft het COA samen met COC Nederland een aantal trainingen ontwikkeld en is er voor alle medewerkers de mogelijkheid voor intervisie en coaching on the job.
Deelt u de mening dat er voor LHBTI-asielzoekers een specifieke AZC moet komen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening niet. Het isoleren van kwetsbare groepen of slachtoffers uit dergelijke groepen geeft een verkeerd signaal af en kan een stigmatiserend effect hebben op leden van deze groepen. Daarbij geldt dat niet alle asielzoekers die tot een bepaalde groep behoren apart opgevangen willen worden. Categoriale opvang voor asielzoekers past niet in de wijze waarop wij met elkaar samenleven in Nederland en het doet geen recht aan de positie van deze groepen.
De onlinedienst Lusha |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Privénummers van LinkedIn-gebruikers te koop»?
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Bent u bekend met de signalen uit het bericht, namelijk dat de onlinedienst Lusha telefoonnummers openbaarmaakt van mensen die dat niet weten en niet willen?
Dankzij het artikel ben ik hiervan op de hoogte.
Deelt u de mening dat voor het openbaar maken van persoonlijke contactgegevens, zoals telefoonnummers, met een commercieel doel altijd toestemming nodig is van de betrokkenen?
De AVG vereist dat iedere verwerking van persoonsgegevens een geldige grondslag heeft. Artikel 6, eerste lid, AVG bevat zes grondslagen, waaronder toestemming. De uitleg van bepalingen uit de AVG is aan de nationale toezichthouder en aan de rechter. Zo ook de vraag welke grondslag in dergelijke gevallen van toepassing is.
Kunt u toelichten of de werkwijze van Lusha in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?
De beoordeling van individuele zaken is aan de Autoriteit Persoonsgegevens, zo ook de vraag of de werkwijze van Lusha in strijd is met de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens is een onafhankelijke toezichthouder. Aan deze onafhankelijkheid wil ik geen afbreuk doen door inhoudelijk in te gaan op zaken.
Bent u van mening dat Lusha een gerechtvaardigd belang heeft om zijn diensten aan gebruikers aan te bieden?
Lusha is zelf van mening dat het een gerechtvaardigd belang heeft bij de verwerking van contactgegevens.1 Bij een gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke dient de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk te zijn om dit belang te behartigen. Daarnaast dient dit belang zwaarder te wegen dan de belangen of rechten van de betrokkene.2 Als van een gerechtvaardigd belang als bedoeld in deze zin sprake is, dan zou het bedrijf een geldige grondslag hebben om gegevens te verwerken in de zin van artikel 6 AVG. Of daarvan sprake is, is ter beoordeling van de Autoriteit Persoonsgegevens. Daarbij is onder meer van belang of er sprake is van commerciële doeleinden. De AP stelt in haar normuitleg dat zuiver commerciële doeleinden niet als een gerechtvaardigd belang kwalificeren.3 Ook de vraag of daarvan sprake is, is aan de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja, dat heb ik gedaan.
Het bericht ‘Vrouw overgoten met kokend water in azc: ‘Alle LHBTI-vluchtelingen zijn onveilig in hun azc’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van EenVandaag «Vrouw overgoten met kokend water in azc: «Alle LHBTI-vluchtelingen zijn onveilig in hun azc»»? Wat vindt u hiervan?
Ja, het bericht en het incident zijn mij bekend. Het is een tragisch incident. De precieze toedracht van dit vreselijke incident wordt momenteel door de politie onderzocht.
Op welke wijze is het slachtoffer medisch en psychisch ondersteund en hoe wordt de veiligheid van het vrouwenstel en hun baby gewaarborgd?
Ik kan niet ingaan op de specifieke omstandigheden van de individuele zaak. Op basis van de informatie die ik heb ontvangen, maak ik op dat er naar omstandigheden correct is en wordt gehandeld.
Welke acties worden ondernomen tegen de vermoedelijke daders?
Er zijn twee verdachten door de politie aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Eén verdachte is na verhoor door de politie heengezonden. De andere verdachte is in voorlopige hechtenis gegaan. Inmiddels is de voorlopige hechtenis van de tweede verdachte onder voorwaarden geschorst.
De verdachten zijn inmiddels verplaatst naar een andere opvanglocatie en zijn in beeld gebracht bij de ketenpartners.
Bent u het ermee eens dat de veiligheid van kwetsbare asielzoekers in asielzoekerscentra (azc’s) zoveel mogelijk moet worden gegarandeerd door middel van aparte en veilige opvang binnen azc’s?
Ik wil vooropstellen dat zowel het COA als ikzelf van mening zijn dat iedereen zich veilig moet voelen in de opvang en dit geldt met name voor kwetsbare individuen. Ik deel echter niet uw mening dat aparte opvang daarvoor het juiste middel is.
Hierbij weegt voor mij mee dat het isoleren van kwetsbare groepen of slachtoffers uit dergelijke groepen een verkeerd signaal afgeeft en een stigmatiserend effect kan hebben op leden van deze groepen. Daarbij geldt dat niet alle asielzoekers die tot een bepaalde groep behoren apart opgevangen willen worden. Categoriale opvang voor groepen asielzoekers past niet in de wijze waarop wij met elkaar samenleven in Nederland en het doet geen recht aan de positie van deze groepen.
Kunt u aangeven op welke wijze tot op heden uitvoering is gegeven aan de in 2016 aangenomen motie Bergkamp/Pia Dijkstra waarin de regering is opgeroepen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LHBTI)-asielzoekers, christenen en andere kwetsbare individuen waarvan hun veiligheid niet gegarandeerd kan worden, moeten worden overgeplaatst naar aparte en veilige noodopvang?1
Per Kamerbrief van 31 maart 2016 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gereageerd op, onder andere, de motie Bergkamp/Dijkstra waar u naar verwijst.2 In die brief heeft de toenmalige Staatssecretaris aangegeven niet over te gaan tot categoriale opvang voor hele groepen kwetsbare asielzoekers en dus ook niet voor LHBTI-asielzoekers. Kortheidshalve verwijs ik u voor een uitgebreidere uitleg omtrent de uitvoering van de motie naar deze brief.
De plaatsing van asielzoekers in de opvang is primair een logistiek proces waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eenieders achtergrond. In plaats van aparte opvang te bieden voor LHBTI-asielzoekers, biedt het COA maatwerk om de veiligheid van deze doelgroep en andere kwetsbare groepen te waarborgen. Indien vereist en/of gewenst, kan het COA bijvoorbeeld zorg dragen voor een verplaatsing binnen een opvanglocatie. Daarnaast wordt in de begeleiding rekening gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en eventuele aanvullende begeleiding of verzorging vanuit andere organisaties. Waar mogelijk kijkt het COA, indien asielzoekers daar behoefte aan hebben, of asielzoekers bij elkaar geplaatst kunnen worden. Zo komt het voor dat meerdere LHBTI-asielzoekers binnen bepaalde opvanglocaties in een vleugel samenwonen. Dit zijn echter geen aparte units die specifiek bedoeld zijn voor LHBTI-asielzoekers. Ook de units in Ter Apel betroffen geen aparte units die specifiek bedoeld waren voor LHBTI-asielzoekers.
Klopt het dat ter uitvoering van die motie in azc’s aparte LHBT-units waren opgesteld, bijvoorbeeld in Ter Apel, maar dat die eind 2019 zijn opgeheven? Kunt u aangeven waarom dat is gebeurd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken in de azc’s is met betrekking tot aparte units voor de opvang van LHBTI-asielzoekers en andere kwetsbare individuen?
Zie antwoord vraag 5.
Indien er, in tegenstelling tot waar de motie om vraagt, geen aparte veilige opvang voor LHBTI’s, christenen en andere kwetsbare individuen blijkt te zijn gecreëerd, bent u dan alsnog bereid om de aangenomen motie uit te voeren? Zo ja, op welke wijze? Kunt u de Kamer hierover op korte termijn informeren? Zo nee, waarom niet? Noot
Zie antwoord vraag 4.
Het voortdurende mishandeling van jonge turnsters |
|
Attje Kuiken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Turnsters melden misstanden met #dossierturnmisbruik: «Dit is echt een Nederlands probleem»»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat dit een wijdverspreid probleem is in de Nederlandse turnwereld waar per direct een einde aan moet komen?
Iedere sporter moet op een veilige en plezierige manier kunnen sporten, ook in
de turnsport. De verhalen die ik heb gehoord passen niet bij de positieve sportcultuur waar ik voor sta. Om die reden financiert het Ministerie van VWS
een onafhankelijk onderzoek naar de aard, omvang en aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de turn- en gymsport om zo inzicht te krijgen in hoeverre dit in Nederland een wijdverspreid probleem is. De uitkomsten van het onderzoek worden rond eind dit jaar verwacht.
Bent u van mening dat er voldoende urgentie is om deze misstanden te voorkomen, gezien het voortdurende karakter ervan? Zo nee, welke verantwoordelijkheid ziet u voor uzelf?
Ik zie dat de sportsector dit onderwerp prioriteit geeft en uiterst serieus neemt. De afgelopen jaren zijn hier flinke stappen in gezet als het gaat om het invoeren van de meldplicht en het casemanagementsysteem voor betere opvolging van meldingen. Het realiseren van een positieve sportcultuur vergt een lange adem. Daarom ondersteun ik de sportsector al jaren om blijvend aandacht te geven aan een veilige sportomgeving en heb ik onlangs de financiering verhoogd voor het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) en het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR). Ook via het Sportakkoord stimuleer ik sportverenigingen om lokaal te werken aan een positieve sportcultuur. Een voorbeeld is de HALT aanpak voor jongeren die een misstap hebben gemaakt op de sportclub.
Wilt u zorgdragen dat het meldpunt zo snel mogelijk onafhankelijk te maken zodat het een werkelijk veilige plek biedt voor slachtoffers? Zo nee, waarom niet?
De onafhankelijke onderzoekscommissie De Vries heeft eind 2017 de sportsector aanbevolen om als sector zelf een Centrum voor Veilige Sport op te zetten. Het CVSN is onderdeel van NOC*NSF geworden waarbij zij dicht op de sport zit en sporters, verenigingen en bonden kan ondersteunen bij het voorkomen van en de aanpak van grensoverschrijdend gedrag. Vooralsnog zie ik een enorme toename in het aantal meldingen bij het CVSN2 waaruit ik kan opmaken dat sporters de weg naar het CVSN weten te vinden en zich ook senang voelen om daar te melden. Ik hecht grote waarde aan onafhankelijkheid. Binnen het CVSN wordt onafhankelijkheid geborgd door afgeschermde databestanden en medewerkers die vertrouwelijk werken waarbij NOC*NSF geen inhoudelijke informatie kan inzien of opvragen. Daarnaast is er het ISR voor het doen van onafhankelijk casuïstiek onderzoek.
Moeten we constateren dat dit een uitwas is van de top 10 ambitie en de daaruit ontstane prestatieklimaat van de sportkoepel van het Nederlands Olympisch Comité (NOC) en de Nederlandse Sport Federatie (NSF)?
Het topsportklimaat is iets wat we met z’n allen creëren en waarbij sporters worden gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen. Ik wil benadrukken dat ook topsportprestaties plaats moeten vinden onder integere, veilige, eerlijke en plezierige omstandigheden. Als de topsport inspirerend wil zijn voor anderen, moet zij ook laten zien dat deze cruciale voorwaarden te respecteren. Ik ben met NOC*NSF en de topsportbonden in gesprek over de toekomstige topsportambities en het vergroten van de maatschappelijke waarde van topsport. Deze waarde is breder dan alleen het behalen van medailles op het allerhoogste niveau. In deelakkoord 6 «Topsport die inspireert» van het Nationaal Sportakkoord3, heb ik met NOC*NSF en de Vereniging Sport en Gemeenten hierover reeds afspraken gemaakt. De maatschappelijke waarde kan groter worden wanneer we niet alleen aandacht hebben voor medailles maar juist ook andere prestaties van topsporters laten zien en waarderen, en ook kijken naar de weg die topsporters dagelijks moeten afleggen om te kunnen presteren. Voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Sport zal ik uw Kamer nader informeren over de uitwerking en voortgang van deelakkoord 6 «Topsport die inspireert».
Bent u bereid de verjaringstermijn te heroverwegen gezien de ernst van kindermishandeling en de levenslange consequenties die slachtoffers ervan ervaren?
Op 1 januari 2020 is de wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen in werking getreden.4 Eén van de onderdelen van deze wet is de verlenging van de verjaringstermijn bij kindermishandeling door deze pas aan te laten vangen op de dag dat het kind achttien jaar wordt (artikel 71 Wetboek van Strafrecht). Een verdere verlenging van de verjaringstermijn acht ik daarom niet noodzakelijk.
Deelt u de mening dat bij dergelijke ernstige misstanden tuchtrecht alleen onvoldoende is en sportclubs aangifte zouden moeten doen om te voorkomen dat deze misbruikers hun gedrag niet kunnen herhalen? Zo ja, welke actie ziet u voor uzelf om hen hiertoe te dwingen?
Het tuchtrecht vervult een belangrijke functie bij de aanpak van grensoverschrijdend gedragingen die niet strafbaar zijn, maar wel een veilige sportomgeving bedreigen. Het tuchtcollege van het ISR kan verschillende straffen opleggen waaronder een ontzegging van de uitoefening van bepaalde functies, schorsing of royement. Zo kan herhaling van grensoverschrijdend gedrag worden voorkomen.
Indien er in een tuchtzaak vermoedens zijn van een strafbaar feit wordt altijd contact opgenomen met de politie. Dit is ook vastgelegd in het werkdocument tussen de sport, politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast stimuleert het CVSN melder(s) om aangifte of melding te doen bij politie. Ik zie op dit moment daarom geen reden om sportclubs te dwingen tot het doen van aangifte. Wel wil ik iedereen oproepen om bij vermoedens van strafbare feiten niet te twijfelen, maar altijd aangifte te doen.
Kan er op gerekend worden dat de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek worden overgenomen en erop toegezien wordt dat de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) deze goed implementeert? Als u hier geen definitief ja op kunt antwoorden, bent u dan van mening dat er alles aan wordt gedaan deze kindermishandeling te voorkomen?
Ja, met u ben ik van mening dat het van belang is dat de aanbevelingen uit dit onderzoek worden opgevolgd.