Gepubliceerd: 15 september 2015
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-VIII-2.html
ID: 34300-VIII-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

   

Blz.

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

1.

Leeswijzer

4

2.

Beleidsagenda

8

3.

De beleidsartikelen

32

 

1.

Primair onderwijs

32

 

3.

Voortgezet onderwijs

40

 

4.

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

48

 

6. en 7.

Hoger onderwijs

58

 

8.

Internationaal beleid

69

9.

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

75

 

11.

Studiefinanciering

80

 

12.

Tegemoetkoming studiekosten

89

 

13.

Lesgelden

92

 

14.

Cultuur

94

 

15.

Media

101

 

16.

Onderzoek en wetenschapsbeleid

107

 

25.

Emancipatie

112

4.

De niet-beleidsartikelen

115

 

91.

Nominaal en onvoorzien

115

 

95.

Apparaatsuitgaven

116

5.

Begroting baten-lastenagentschappen

119

 

1.

Dienst Uitvoering Onderwijs

119

 

2.

Nationaal Archief

124

6.

Bijlagen

129

 

1.

Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

129

 

2.

Verdiepingshoofdstuk

135

 

3.

Moties en toezeggingen

163

 

4.

Subsidies

209

 

5.

Evaluatie- en overig onderzoek

222

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. DE LEESWIJZER

De begroting 2016 bevat de volgende onderdelen:

  • a. Beleidsagenda;

  • b. Beleidsartikelen;

  • c. Niet-beleidsartikelen;

  • d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren;

  • e. Verdiepingshoofdstuk;

  • f. Bijlagen.

De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het groen onderwijs.

Groeiparagraaf

Toezeggingen volgend uit het wetgevingsoverleg begroting 2015

Naar aanleiding van toezeggingen van de Minister van OCW zijn een aantal nieuwe indicatoren opgenomen. De volgende indicatoren zijn additioneel opgenomen in de beleidsagenda 2016:

  • Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt (po)

  • Aandeel studenten dat uitvalt/switcht na 1 jaar (hbo/wo)

  • Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister (po/vo/mbo)

  • Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld (po/vo)

  • Percentage 25–64 jarigen, dat deelneemt aan een leeractiviteit (mbo/hbo/wo)

  • Percentage gediplomeerden, dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt (mbo/hbo/wo)

Een aantal indicatoren zijn beter in lijn gebracht met de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo of gewijzigd door verbeteringen in de bron en/of meetmethoden. In de leeswijzer boven de indicatorentabel worden deze wijzigingen verder toegelicht.

Voor zover mogelijk zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, tussenliggende streefwaarden toegevoegd. Bij een aantal indicatoren is «Hoger» opgenomen. Bij deze indicatoren is het niet mogelijk om een realistisch tijdspad in te schatten. De realisatiewaarden van de indicatoren zullen zich niet altijd lineair ontwikkelen, omdat er waarschijnlijk sprake zal zijn van een bepaalde «aanlooptijd», waarna realisatie pas zichtbaar wordt.

De naam van niet-beleidsartikel 95, apparaatskosten is omgezet naar apparaatsuitgaven.

Verdiepingshoofdstuk

Ten opzichte van vorig jaar is een verbetering doorgevoerd in de toelichting op de nieuwe mutaties. De indeling in technische, autonome en beleidsmatige mutaties is komen te vervallen. In de begroting 2016 worden eerst de belangrijkste/politiek relevante mutaties genoemd en toegelicht. Hiermee wordt de informatiewaarde voor de Staten-Generaal vergroot.

Informatie in de begroting en andere relevante publicaties

De begroting is een compact document en toegespitst op de financiële informatie. De beleidsagenda presenteert de doelstellingen van de Minister en de bijbehorende prestatie-indicatoren, en de beleidsartikelen beschrijven de werking en financiering van de verschillende stelsels. Voor een bredere kwantitatieve onderbouwing verwijzen we naar de openbare website Trends in Beeld. Onderstaand schema geeft grafisch een totaalbeeld van welke informatie en verantwoording van het OCW-beleid gedurende een begrotingscyclus aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

Schematische weergave van de informatie aan de Tweede Kamer gedurende de begrotingscyclus

Hieronder volgt een nadere toelichting bij het schema.

  • Op Prinsjesdag ontvangt de Tweede Kamer de begroting van OCW en Trends in Beeld. Op Trends in Beeld monitort de Minister van OCW onder andere de doelen uit de beleidsagenda en verschillende ingezette beleidsinstrumenten, waaronder de Lerarenagenda en de sectorakkoorden in het po en vo.

  • Eind november komt ook Cultuur in beeld uit. In deze publicatie wordt ingegaan op de veranderingen in het Nederlandse cultuurbeleid. Deze publicatie gaat dieper in op de gevolgen van het beleid en schetst de te verwachten ontwikkelingen in de culturele sector. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, het financieel-maatschappelijk draagvlak, publieksbereik en de financiële verhoudingen tussen subsidieverstrekkers.

  • De Inspectie van het Onderwijs heeft een belangrijke rol in het onderwijsstelsel als toezichthouder, maar ook als leverancier van beleidsinformatie. In het jaarwerkplan van de Inspectie van het Onderwijs worden voorgenomen werkzaamheden gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

  • Gedurende het jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de begrotingsuitvoering door middel van de 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de 2e suppletoire begroting (Najaarsnota).

  • Ook worden gedurende het jaar allerlei beleidsdocumenten zoals actieplannen, beleidsdocumenten, beleidsevaluaties, beleidsdoorlichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Wetsvoorstellen worden ter behandeling aangeboden en AMvB’s worden voorgehangen. Over verschillende beleidsterreinen worden brieven naar de Tweede Kamer gestuurd, onder andere ter nadere uitwerking van de beleidsagenda en de begroting. Hierover vindt vaak separaat overleg met het parlement plaats. De actieplannen geven voor de verschillende beleidsterreinen een beeld van het beleid. Beleidsdoorlichtingen en andere evaluaties verschaffen inzicht in de effectiviteit van beleid.

  • De derde woensdag in mei is verantwoordingsdag. De Tweede Kamer ontvangt dan het jaarverslag van OCW en de belangrijkste kengetallen van OCW verschijnen op de website www.ocwincijfers.nl. Op deze website worden resultaten, de stand van zaken en ontwikkelingen in het OCW-veld met een kwantitatieve toelichting en onderbouwing in beeld gebracht. Ook wordt het Onderwijsverslag aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin wordt uitgebreid stilgestaan bij de staat van het onderwijs.

Trends in Beeld

De Minister monitort met Trends in Beeld enerzijds de doelen uit de beleidsagenda. Anderzijds monitort de Minister de voortgang van verschillende ingezette beleidsinstrumenten, waaronder de Lerarenagenda en de sectorakkoorden in het po en vo. Ook wordt de internationale positie van het Nederlandse onderwijs- en wetenschapsstelsel gevolgd en zijn de belangrijkste onderzoeksresultaten van «Education at a Glance» opgenomen, de jaarlijkse publicatie van de OESO.

De website van Trends in Beeld wordt uitgebreid met een robuust dashboard van indicatoren die samen een goede foto geven van onderwijskwaliteit in brede zin. Dit dashboard wordt afgestemd met de verschillende sectorraden. Het is ontwikkeld naar aanleiding van de moties (Klaver c.s. en Straus/Ypma) om meer inzicht te geven in outcome-criteria voor onderwijskwaliteit en het verzoekonderzoek van de Tweede Kamer aan de Algemene Rekenkamer.

Onderdelen begroting

a. Beleidsagenda

In de beleidsagenda wordt per beleidsterrein geschetst welke stappen wij willen zetten. Aansluitend is een tabel met indicatoren en bijbehorende streefwaarden passend bij de beleidsambities opgenomen. Daarnaast bevat de beleidsagenda een tabel met de aansluiting ontwerpbegroting 2015 naar 2016, een tabel met de geplande beleidsdoorlichtingen en een overzicht van de risicoregelingen.

b. Beleidsartikelen

De beleidsartikelen bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Algemene doelstelling met een toelichting daarop.

  • Rol en verantwoordelijkheid van de Minister.

  • Beleidswijzigingen. Hierin wordt weergegeven welke belangrijke beleidswijzigingen zich komend jaar zullen voordoen. Ook wordt, indien van toepassing, ingegaan op beleidswijzigingen als gevolg van beleidsdoorlichtingen, voor zover de doorlichtingen zijn afgerond.

  • Tabel budgettaire gevolgen van beleid. Deze tabel bevat een vaste indeling in financiële instrumenten volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt de budgetflexibiliteit van het begrotingsjaar in percentages weergegeven.

  • Toelichting op de instrumenten en budgetflexibiliteit.

c. Niet-beleidsartikelen

Er zijn twee zogenaamde niet-beleidsartikelen:

  • Nominaal en onvoorzien;

  • Apparaatsuitgaven.

In artikel 95 (Apparaatsuitgaven) worden naast de apparaatsuitgaven van het kerndepartement ook de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en een aantal ZBO’s en RWT’s zichtbaar.

In dit artikel is tevens een tabel opgenomen waarin wordt aangegeven hoe de apparaatstaakstelling wordt verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

d. Agentschappen die een baten-lasten stelsel voeren

Dit onderdeel bevat de cijfermatige overzichten van de baten-lastenagentschappen «Dienst Uitvoering Onderwijs» en het «Nationaal Archief».

e. Verdiepingshoofdstuk (zie bijlagen)

In dit onderdeel worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2015 en de ontwerpbegroting 2016. De ondergrens voor het toelichten van mutaties is € 2,5 miljoen. Een aantal mutaties is centraal toegelicht (loonbijstelling, prijsbijstelling, intensiveringen, ombuigingen).

f. Bijlagen

De volgende bijlagen zijn in de begroting opgenomen:

  • Overzicht RWT’s en ZBO’s;

  • Verdiepingshoofdstuk;

  • Overzicht moties en toezeggingen;

  • Subsidieoverzicht: hier wordt een overzicht weergegeven van alle subsidieregelingen van het ministerie;

  • Evaluatieoverzicht: het overzicht met onderzoeken is opgenomen in één centrale bijlage.

2. BELEIDSAGENDA

Beleidsprioriteiten over 2016

Inleiding

Het jaar 2016 staat in het teken van de uitvoering van de plannen die in deze kabinetsperiode zijn gestart en van het Nederlandse EU-voorzitterschap.

Werk in uitvoering

Het Nederlandse onderwijs doet het goed. Onze leerlingen en studenten zijn hoog opgeleid en presteren goed, ook vergeleken met leerlingen in andere landen. Iedere dag werken leraren, schoolleiders en bestuurders hard om het beste uit alle leerlingen te halen. Komend jaar zetten we in op de verdere uitvoering van de maatregelen uit het Regeerakkoord, zoals uitgewerkt in het Nationaal Onderwijsakkoord, de Lerarenagenda en de sectorakkoorden. Komend najaar rapporteren we over de voortgang hiervan. In het vervolg van deze beleidsagenda staan we stil bij de acties die voortvloeien uit deze akkoorden, zoals de professionele ontwikkeling van leraren en de kwaliteitsafspraken in het mbo. Gezamenlijk zorgen we ervoor dat het onderwijs leerlingen en studenten optimaal voorbereidt op de uitdagingen van de toekomst. Dat doen we samen met de Inspectie van het Onderwijs, DUO en al onze partners, zoals scholen en leerkrachten (en hun organisaties), medeoverheden en bedrijven. Ook de samenwerking tussen deze partijen onderling willen we stimuleren. De kracht ligt in de samenleving en bij de instellingen. Zij verdienen ons vertrouwen. Door verdere professionalisering van leraren, schoolleiders en bestuurders kunnen we de kwaliteit van ons onderwijs nog verder verhogen. We willen dat toptalenten zich volledig kunnen ontwikkelen en dat de kwetsbare jongeren een opleiding afronden. We gaan de nieuwe profielen in het vmbo invoeren en zetten in op herkenbaar mbo-onderwijs en het bevorderen van de menselijke maat waardoor leerlingen zich thuis voelen en gekend weten op school. We willen kwaliteitsverbetering en flexibilisering van het onderwijsaanbod bevorderen. In het hoger onderwijs richten we ons op de implementatie van het studievoorschot en de uitvoering van de Strategische Agenda.

Ook op de andere beleidsterreinen is veel in beweging. De uitvoering van de voorstellen uit de Wetenschapsvisie 2025 is in volle gang. De ambities in die visie zijn: de Nederlandse wetenschap is van wereldformaat, is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven én is een broedplaats van talent. De Nationale Wetenschapsagenda zal zijn doorwerking krijgen in de profilering van de universiteiten en de inzet van de tweede geldstroom door NWO. De uitgangspunten in de brief Ruimte voor Cultuur zijn de basis voor het cultuurbeleid in de periode 2017–2020 en voor de samenstelling van de basisinfrastructuur. Cultuur heeft een eigen waarde die niet alleen te vatten is in termen van sociale en economische effecten of verbindingen met andere terreinen. De kwaliteit is altijd het vertrekpunt. Samenwerking en ruimte voor innovatie en profilering zorgen ervoor dat de kracht van cultuur zo zichtbaar mogelijk wordt gemaakt. Op Prinsjesdag 2016 maken we de besluiten bekend voor de basisinfrastructuur in de periode 2017–2020. De nieuwe Mediawet zal per 1 januari 2016 ingaan en het is het eerste jaar van het concessiebeleidsplan. Daarmee moet de publieke omroep zich onderscheiden met een programmering voor een breed en divers publiek die bijdraagt aan de publieke functies informatie, cultuur en educatie.

EU-voorzitterschap

Het tweede thema voor 2016 is het voorzitterschap van Nederland van de Europese Unie. In het voorjaar zal de Europese Commissie een Europese vaardighedenstrategie presenteren met diverse maatregelen om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Bij een discussie hierover in de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad kunnen de uitkomsten van de Nederlandse voorzitterschapsconferentie «Skills for a lifetime» worden betrokken. Hierin zal centraal staan hoe het mbo betekenisvol kan blijven in een veranderende arbeidsmarkt. In 2016 wil de Commissie ook een update presenteren van de ho-moderniseringsagenda van 2011. Deze agenda zal ingaan op prioriteiten zoals internationalisering, mobiliteit, digitalisering en nieuwe vaardigheden. Vooruitlopend hierop zal OCW een voorzitterschapsconferentie organiseren over open en online hoger onderwijs. OCW wil op het gebied van wetenschap en innovatie bijdragen aan het in Europa verder brengen van open science, waaronder open toegang tot publicaties en open onderzoeksdata. Daarnaast zullen de evaluatie van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (2007–2013), de randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie én grootschalige onderzoeksfaciliteiten prioritaire thema’s zijn.

Op het vlak van cultuur zal OCW zich tijdens het voorzitterschap vooral concentreren op het inrichten en functioneren van onderdelen van de infrastructuur voor cultuurdata en digitaal erfgoed, waaronder het Europese project Europeana. Op mediaterrein zal OCW aandacht schenken aan de verbetering van de positie van het Europese audiovisuele product (waaronder film, drama, documentaire, kinderprogramma’s). Het stimuleren van deze producties is een van de onderdelen van de herziening van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten waarvoor de Europese Commissie in 2016 voorstellen zal presenteren. OCW organiseert hierover een voorzitterschapsconferentie. Tot slot zal OCW de agenda gericht op gendergelijkheid en LHBTI-voorstellen van de Europese Commissie actief ondersteunen.

Leeswijzer beleidsagenda

In deze beleidsagenda zullen wij per beleidsterrein schetsen welke stappen wij willen zetten. We beginnen met het onderwijs en gaan daarna in op studiefinanciering, wetenschap, cultuur, media, emancipatie en Caribisch Nederland. Aan het eind van de beleidsagenda presenteren we een tabel met indicatoren en bijbehorende streefwaarden passend bij de beleidsambities.

1. Onderwijs

Samen met alle partners werken we aan de vier doelstellingen van deze kabinetsperiode:

  • 1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt;

  • 2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;

  • 3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties;

  • 4. Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren.

1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

In de sectorakkoorden hebben we afspraken gemaakt die moeten leiden tot uitdagender onderwijs voor alle leerlingen en studenten en onderwijs dat kan differentiëren, ook met betrekking tot achterstanden. Leerlingen moeten zo goed mogelijk worden uitgedaagd zich optimaal te ontwikkelen. Daarvoor zijn leraren nodig die kunnen inspelen op verschillen tussen leerlingen, die de talenten van leerlingen herkennen en benutten en prestaties van leerlingen zien en waarderen. In het kader van het plan van aanpak Toptalenten 2014–2018 werken ICLON en de Rijksuniversiteit Groningen tot in 2017 aan de uitwerking van een praktische aanpak voor differentiatie in de klas, waar alle leraren profijt van kunnen hebben. Ook kijken we hoe we meer maatwerk mogelijk kunnen maken. Een goed voorbeeld hiervan is de modernisering van de normen onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Door de nieuwe urennorm per opleiding is er veel ruimte voor maatwerk. Hierdoor kan iedere leerling een onderwijsprogramma op maat krijgen waarbij de onderwijstijdnorm niet langer een barrière vormt. Leerlingen in het vo (vmbo, havo, vwo) krijgen vanaf schooljaar 2015–2016 de vermelding cum laude op hun diploma indien ze gemiddeld een 8,0 of hoger halen. Belangrijk thema voor 2016 is de verbetering van de doorlopende leerlijn van het po naar het vo en van het vo naar het mbo, hbo of wo. In het mbo wordt in 2016 de uitvoering van de kwaliteitsplannen voortkomend uit de kwaliteitsafspraken nauwlettend gevolgd en betrokken bij de tussentijdse evaluatie in 2017. In deze plannen besteden we onder meer aandacht aan excellent vakmanschap. In het najaar zullen de resultaten van de monitor inzichtelijk worden. Met indicatoren die passen bij deze beleidsambitie monitoren we de voortgang op de doelstelling ook kwantitatief. Zo volgen we het aandeel leerlingen en studenten dat zich uitgedaagd voelt, het aandeel scholen dat aandacht heeft voor talentprogramma’s en het aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten.

Zorg voor kwetsbare jongeren staat hoog op de agenda. Zo willen we het aantal uitvallers verder verminderen. Daarom bereiden we in het mbo een wetsvoorstel voor waarin een aanmelddatum voor het mbo van 1 april voorafgaand aan het studiejaar wordt geïntroduceerd. Onderdeel van het wetsvoorstel is ook het registreren van deze aanmeldingen, om leerlingen die zich niet tijdig bij het mbo aanmelden alsnog te begeleiden ter voorkoming van schooluitval. Tevens wordt in dit wetsvoorstel een toelatingsrecht tot het mbo geïntroduceerd, evenals de mogelijkheid voor leerlingen om bij de mbo-opleiding van aanmelding een studiekeuzeadvies te vragen. Het streven is de wetswijziging per 1 januari 2017 van kracht te laten zijn. De regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC-functie) wordt verbreed om een sluitend regionaal vangnet voor voortijdig schoolverlaters en kwetsbare jongeren te creëren. Ook het aantal zittenblijvers willen we verminderen. In 2016 zal voor de tweede keer een regeling worden gepubliceerd op basis waarvan scholen in het vo subsidie kunnen aanvragen voor een zomerschool. Daarnaast worden ook alternatieven voor een zomerschool verkend. In het najaar 2015 zal het IBO Effectieve Leerroutes naar de Tweede Kamer worden verzonden. Op basis van de ervaringen met en de effecten van zomerscholen in 2015 en 2016 zal worden bepaald of de middelen die beschikbaar zijn voor de bestrijding van zittenblijven (structureel € 9 miljoen) vanaf 2017 worden toegevoegd aan de lumpsum of de prestatiebox.

Eind 2015 adviseert het Platform Onderwijs 2032 over een toekomstgericht curriculum voor het po en vo. Aan het Platform is een samenhangende visie en koersbepaling gevraagd over hoe leerlingen in het onderwijs moeten worden voorbereid op de toekomst. Welke kennis en vaardigheden zijn nodig voor het vervolgonderwijs en op de toekomstige arbeidsmarkt? Wat is nodig zodat leerlingen volwaardig kunnen participeren in een democratische samenleving? Welke bijdrage moet het onderwijs leveren aan talentontwikkeling en persoonsvorming? Nadrukkelijk zal worden gekeken naar vergelijkbare praktijken in andere landen, zowel binnen als buiten de EU. In 2016 begint de ontwerpfase. In deze fase vindt de vertaling plaats van het advies van het platform naar concrete kerndoelen en eindtermen. Wij willen ook in deze fase samen met leraren en schoolleiders optrekken.

De procedures om nieuwe scholen te beginnen sluiten niet meer aan bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Afgelopen juli is een brief naar de Tweede Kamer verzonden met het voorstel om artikel 23 van de Grondwet ruimer te interpreteren, zodat het starten van een school mogelijk is op basis van vernieuwende onderwijsconcepten en relatief nieuwe levensbeschouwingen. Eind 2016 zullen we een wetsvoorstel indienen om het eerste deel van het programma uit te voeren: het begrip «richting» schrappen uit een aantal onderwijswetten en een andere methode invoeren om te toetsen of een school levensvatbaar is en voor bekostiging in aanmerking komt.

Op het terrein van passend onderwijs worden de samenwerkingsverbanden vo, na de invoering van de wetgeving afgelopen jaar, ook verantwoordelijk voor lwoo-pro. Daarvoor ontvangen ze de budgetten voor lichte ondersteuning. In 2016 worden tevens de nieuwe profielen ingevoerd in de bovenbouw van het vmbo. Schoolbesturen maken daarvoor keuzes in hun beroepsgerichte onderwijsaanbod. Docenten in afdelingsvakken worden bijgeschoold in voor hen nieuwe thema's uit de nieuwe profielen. Vmbo-scholen gaan met mbo-instellingen en bedrijven aan de slag met de regionale inkleuring van hun onderwijsaanbod. Wij ondersteunen de invoering via een gericht programma bestaande uit onder andere regionale netwerkbijeenkomsten, voorbeeldmateriaal en het inzichtelijk maken van het scholingsaanbod.

In de samenleving en in het onderwijs leeft de behoefte aan herkenbaar mbo-onderwijs en aandacht voor de menselijke maat. Momenteel wordt bezien hoe wij dat kunnen faciliteren. Daarbij wordt gedacht aan de mogelijkheid dat mbo-instellingen zich om kunnen vormen naar een gemeenschap van mbo-colleges, met een college-directeur aan het hoofd van elk college. Hiermee willen wij het onderwijskundig leiderschap binnen een instelling versterken. In het najaar van 2015 sturen we hierover een brief naar de Tweede Kamer. Tevens zal in de brief worden ingegaan op het voornemen een samenwerkingsschool in het mbo te introduceren. Hiermee willen we het mogelijk maken dat twee of meer mbo-instellingen samen opleidingen of een cluster van opleidingen aanbieden, zonder dat daarvoor een fusie nodig is. In krimpregio’s bestaat bij mbo-instellingen de behoefte om meer samen te werken met andere mbo-instellingen. Ook in stedelijke regio’s is er een roep om meer mogelijkheden tot samenwerking. Zo wordt versnippering van het onderwijsaanbod voorkomen en zijn er meer mogelijkheden om tot een innovatief onderwijsaanbod te komen.

In 2016 zal worden beoordeeld of de hogescholen en universiteiten de ambities uit de prestatieafspraken op de terreinen onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie hebben gerealiseerd. De Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek zal hierover een advies per instelling uitbrengen. Besluitvorming daarover vindt eveneens in 2016 plaats. De evaluatie van het experiment prestatieafspraken en prestatiebekostiging hoger onderwijs is een belangrijke basis voor de vormgeving van de nieuw te maken kwaliteitsafspraken. Volgend jaar zal een start gemaakt worden met die evaluatie.

Verder wordt in 2016 voor het hoger onderwijs een start gemaakt met de uitvoering van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten». De agenda geeft de koers aan voor het hoger onderwijs voor de komende 10 jaar en staat in het teken van het leveren van een zichtbare impuls aan de kwaliteit van het hoger onderwijs en het onderwijs gerelateerd onderzoek met de middelen die voortkomen uit het studievoorschot. De strategische agenda richt zich op de vraag wat veranderingen in de wereld en in onze samenleving betekenen voor het hoger onderwijs. Een hogeschool of universiteit is een zelfstandige waardengemeenschap die, in verbinding met de maatschappij, getalenteerde jonge mensen in staat stelt om zich te ontwikkelen en persoonlijk te vormen. Het is belangrijk dat studenten zowel kennis en vaardigheden ontwikkelen als dat zij leren om te reflecteren en kritisch te denken, niet alleen over maatschappelijke en wetenschappelijke thema’s, maar ook over wat voor samenleving we willen en vanuit welke waarden we keuzes maken. Om dit te kunnen realiseren hebben we drie thema’s benoemd: onderwijs van wereldformaat, toegankelijkheid, talentonwikkeling en diversiteit, én verbinding met de samenleving. Het kabinet zet in op kleinschalig en intensief onderwijs, talentprogramma’s, onderwijs-gerelateerd onderzoek, en studiefaciliteiten en digitalisering. Ook willen we de samenwerking in de regio verbeteren ten behoeve van een betere doorstroom in het onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt. De opbrengsten van het studievoorschot komen beschikbaar vanaf 2018. Vooruitlopend hierop is voor de jaren 2015 tot en met 2017 afgesproken met de universiteiten en hogescholen dat zij zelf jaarlijks een voorinvestering doen van € 200 miljoen.

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Leraren leveren een belangrijke bijdrage aan de school- en onderwijsontwikkeling. In de Lerarenagenda is aangegeven hoe wij de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de lerarenopleidingen willen verhogen. Ook willen wij zittende leraren, zowel starters áls ervaren docenten, in staat stellen zich continu te professionaliseren. De Inspectie van het Onderwijs geeft in het Onderwijsverslag aan dat er een directe relatie is tussen het beheersen van differentiatievaardigheden en de onderwijskwaliteit. We streven er daarom naar dat alle leraren in het po en vo de algemeen didactische en differentiatievaardigheden beheersen. De aanpak om de masterambitie te realiseren zal vergelijkbaar zijn met 2015: we trekken nieuwe doelgroepen aan, we stimuleren een grotere instroom van nieuwe leraren met een masteropleiding en we verhogen het opleidingsniveau van de zittende leraren. Het is aan de leraren en scholen zelf om gebruik te maken van deze instrumenten. Daarom wordt tegelijkertijd gewerkt aan de randvoorwaarden, zoals de kwaliteit van het personeelsbeleid en kennis- en informatie-uitwisseling. Hierbij willen we meerdere bestuurslagen betrekken. Met gemeenten, provincies en (grote) schoolbesturen treden wij in gesprek over regionale behoeften, knelpunten en goede voorbeelden.

Om deze professionalisering van leraren bij te houden wordt in 2016 het wettelijk kader afgerond om van het huidige vrijwillige register een verplicht lerarenregister te maken. Hierbij is een centrale rol weggelegd voor de leraren. Het zijn immers de leraren zelf die via het register vastleggen aan welke eisen een goede leraar moet voldoen. De Onderwijscoöperatie (OC) neemt de organisatie achter het register voor haar rekening. Zij stelt bijvoorbeeld leraren in staat om met elkaar te werken aan de eerste sets herregistratiecriteria en aan de eisen voor het valideren van professionaliseringsaanbod. Daarnaast organiseert de OC implementatieprojecten op scholen. Deze projecten zijn bedoeld om op schoolniveau inzichten op te leveren die kunnen worden gebruikt voor de landelijke invoering van het verplichte register in 2017. Het wetsvoorstel zelf wordt in 2016 in overleg met de betrokken partijen verder uitgewerkt. Daarmee wordt de basis gelegd voor de administratieve en informatiekundige aspecten van het register. Verder werken we in 2016 aan het vergroten van het aantal vrijwillig registreerde leraren. We streven ernaar dat in 2017 alle leraren zijn geregistreerd in het register. In het najaar van 2015 komen we met een plan van aanpak om onbevoegdheid tegen te gaan. In 2016 nemen we de uitwerking hiervan ter hand met de sector.

Ook wat betreft schoolleiders zetten we in op professionalisering. In het po is de registratie in het schoolleidersregister po in volle gang. Vanaf 1 januari 2016 start er een soortgelijk schoolleidersregister voor het vo en een stichting die het register beheert. Vanaf dan kunnen ook schoolleiders in het vo zich registreren en hun professionaliseringsactiviteiten bijhouden en zichtbaar maken. Schoolleiders worden door hun bestuur gestimuleerd en gefaciliteerd om te werken aan hun bekwaamheid en professionele ontwikkeling. Scholen hebben en gebruiken een degelijk inwerk- en begeleidingsprogramma voor startende schoolleiders dat onderdeel uitmaakt van het strategisch personeelsbeleid. We verwachten van besturen dat ze inzetten op het vergroten van de bekwaamheid van schoolleiders op het gebied van strategisch personeelsbeleid.

Met de extra middelen uit de invoering van het studievoorschot is het mogelijk om circa 4.000 extra docenten aan te nemen in het hoger onderwijs. Deze extra docenten zijn bedoeld om het hoger onderwijs intensiever en kleinschalig te maken, talentprogramma's te faciliteren en om de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek te versterken. Ook maakt dit het mogelijk meer aandacht te besteden aan bildung, het bevorderen van reflectie en het stimuleren van een ondernemende houding. Dit is van belang voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doorstroom van het stelsel. Voor hogescholen en universiteiten is de belangrijkste opdracht vanuit een toekomstgericht personeels- en onderwijsbeleid te blijven werken aan permanente professionalisering van docenten en het scholen van bekwame onderwijsleiders. Om dit te stimuleren worden er bovendien Comenius-beurzen voor docenten en onderwijsleiders ontwikkeld gericht op onderwijsvernieuwing. Aan de universiteiten wordt gevraagd meer waardering te geven aan onderwijs en kennisbenutting door maatschappelijke en economische valorisatie. Daarbij vragen we expliciet aandacht te geven aan het bevorderen van differentiatie van carrières van docenten en onderzoekers. Voor hogescholen geldt dat er meer kwalitatief goede lectoren en onderzoekers moeten komen die stevig verbonden zijn met de beroepspraktijk en het beroepsonderwijs.

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

Onze doelstelling is te komen tot een duurzame onderwijsverbetering. We willen dat steeds meer scholen op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoren en ook vaker opbrengstgericht werken. Een sectorbrede verbeteraanpak, een cyclus van kwaliteitszorg en een periodieke zelfevaluatie helpen schoolbesturen te komen tot gerichte verbeteracties. Daarbij is het belangrijk een koppeling te leggen tussen de ambities op het gebied van onderwijs, het personeelsbeleid en het financieel beleid. Bovendien kunnen scholen «als kritische vrienden» veel van elkaar leren. Het project «Q voor besturen» (gecoördineerd door de PO-raad) en Vensters PO/VO zullen hen ook komend jaar hierbij helpen. Wijzelf werken in 2016 aan een wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de bekostiging in het po en vo. Met een vereenvoudigd bekostigingsmodel wordt de opbouw van de lumpsum transparanter. Scholen kunnen hierdoor bijvoorbeeld eenvoudiger hun meerjarige inkomsten ramen. Het is verder van belang dat relevante gegevens over scholen openbaar beschikbaar, goed vindbaar en bruikbaar zijn voor ouders, leerlingen en andere betrokkenen. Dat is nu nog onvoldoende het geval. Daarom zetten we de komende periode in op meer transparantie in het onderwijs.

In het mbo wordt met de kwaliteitsafspraken een extra kwaliteitsverbetering bevorderd door instellingen te stimuleren op maat te investeren in hun onderwijs en hun onderwijsopbrengsten te verhogen. De komende jaren worden extra middelen (investeringsbudget en resultaatafhankelijk budget) ter beschikking gesteld en wordt systematisch informatie over de resultaten van individuele instellingen gepubliceerd. In het hoger onderwijs staat het jaar 2016 in het teken van een nieuw accreditatiestelsel. Uit de evaluaties in 2013 bleek dat het huidige stelsel in de kern goed functioneert, maar er zijn ook knelpunten. Met het stelsel worden bijvoorbeeld hoge administratieve lasten ervaren. Afgelopen juni hebben we in een brief aan de Tweede Kamer de contouren geschetst van het accreditatiestelsel dat we willen doorontwikkelen. Daarvoor is een wetswijziging nodig die volgend jaar aan de Raad van State en de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Instellingen kunnen zich in 2016 voorbereiden op de pilot in 2017 met instellingsaccreditatie. Opleidingsevaluatie blijft de kern van het nieuwe stelsel.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

Het jaar 2016 staat in het licht van «werk in uitvoering». We werken verder aan de maatregelen uit de brief «Ruim baan voor vakmanschap» waarmee we ruimte aan instellingen geven om onderwijs innovatief, op de regio gericht en kleinschalig te organiseren. Het experiment «cross overs» wil de flexibilisering van het mbo vergroten door meer ruimte te geven aan samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven op regionaal niveau. Gezamenlijk stellen zij een cross-sectorale kwalificatie samen waarmee sneller ingespeeld kan worden op cross-sectorale beroepen en innovatie. Innovatie is ook de reden voor de herziening van de kwalificatiestructuur. Het wetsvoorstel dat voorligt bij het parlement heeft als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 augustus 2016. Instellingen zullen worden ondersteund bij de invoering en de benodigde aanpassing van processen en ICT-systemen.

In 2016 worden de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s ingevoerd in het vmbo. Met deze examenprogramma’s kan flexibel worden ingespeeld op veranderingen in het vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt. Nieuwe beroepsgerichte keuzevakken kunnen binnen een jaar worden aangemeld, ontwikkeld, getoetst aan kwaliteitscriteria en geregistreerd, om vervolgens aan leerlingen aangeboden te kunnen worden. Hierbij is het uitgangspunt dat een vo-school bij het ontwikkelen van een beroepsgericht keuzevak het vervolgonderwijs en de regionale arbeidsmarkt betrekt.

Met het Regionaal Investeringsfonds mbo zijn inmiddels vele projecten in gang gezet om innovatieve samenwerking in het beroepsonderwijs en daarmee een betere aansluiting van het onderwijs op de praktijk te bereiken. Meer dan 600 bedrijven, ruim 50 mbo-instellingen en regionale overheden investeren gezamenlijk in innovatief onderwijs. Op basis van de ervaringen wordt de regeling per 2016 aangepast. Voor onderwijsinstellingen is het vanaf schooljaar 2015–2016 ook mogelijk om een gecombineerde leerweg bol-bbl aan te bieden. Tijdens het experiment krijgen studenten eerst les op school (bol) en gaan ze in het tweede deel van de opleiding voornamelijk aan de slag in een leerbedrijf (bbl). Onderzocht wordt of dit de kwaliteit en toegankelijkheid van het beroepsonderwijs en/of de aansluiting op de arbeidsmarkt verbetert.

De uitvoering van het Techniekpact is in volle gang en loopt tot en met 2020. Alle partijen – sociale partners, het onderwijs, de regio’s en de overheid – werken gezamenlijk aan de realisatie van de 22 maatregelen uit het pact. Doel is om voldoende vakbekwame technici op te leiden en te behouden. Het beroepsgerichte examenprogramma van de vijf technische profielen in het vmbo zal worden ingevoerd, evenals het nieuwe vak Informatietechnologie voor vmbo-g/tl leerlingen. Voor diezelfde groep leerlingen zal geëxperimenteerd gaan worden met een nieuw examenvak, namelijk Technologie & Toepassing. In 2016 zal de regionale aanpak verder verfijnd worden. De kracht van de uitvoering van het Techniekpact ligt in de regio. Door maatwerk per technische sector en/of regio kan ingespeeld worden op specifieke arbeidsmarktvraagstukken.

Met de bewindslieden van VWS werken we, tot slot, aan een Zorgpact om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de zorg te verbeteren. Daarvoor willen we een goede regionale samenwerking stimuleren tussen de zorgsector, het mbo en hbo, en de overheid. Zo kunnen we huidige en toekomstige werknemers zo goed mogelijk voorbereiden op de zorg van de toekomst.

2. Studiefinanciering

Per 1 september 2015 is het studievoorschot in het hoger onderwijs ingevoerd. De komende jaren staan in het teken van de uitvoering door DUO, het blijven borgen van een goede voorlichting, het versterken van het financieel bewustzijn van studenten én de monitoring van de kwantitatieve en kwalitatieve effecten op deelname, studiegedrag en het gebruik van voorzieningen. Met het nieuwe stelsel wordt het mogelijk om met de middelen die vrijkomen (oplopend tot maximaal € 1 miljard in 2026) te investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek, zoals is uitgewerkt in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten» uit juli 2015.

Per uiterlijk 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige mbo-studenten recht op een studentenreisvoorziening. Dit stelt minderjarige mbo’ers in staat om breder te zoeken naar de meest geschikte opleiding en stage. Voor onderwijsinstellingen in het mbo biedt deze regeling bovendien meer mogelijkheden voor profilering en specialisatie, bijvoorbeeld in techniekstudies. Daarnaast is een taskforce opgericht waarin de OV-bedrijven, de overheid en andere betrokkenen de handen ineen slaan om de rijksuitgaven aan het studentenreisproduct te beperken tot € 850 miljoen vanaf 2020 aflopend naar € 750 miljoen vanaf 2025 door onderwijs en vervoer beter af te stemmen. In het voorjaar van 2016 worden de resultaten aan de Tweede Kamer aangeboden.

3. Wetenschap

Europese samenwerking op het terrein van onderzoek en innovatie is van groot belang om als Europa de concurrentie met andere grootmachten in de wereld te kunnen blijven aangaan. Het Europese Horizon 2020-programma is daar een belangrijk instrument voor. Het is belangrijk dat Nederlandse kennispartijen goed meedoen in de projecten die via Horizon 2020 gefinancierd worden. Uit de cijfers over het eerste jaar van Horizon 2020 blijkt dat Nederland de goede score van het vorige programma (het Zevende Kaderprogramma) overtreft. Ruim € 561 miljoen, 7,6 procent van het totaal aan subsidies, is toegezegd aan deelnemers in Nederland. Voor elke euro die Nederland via de afdracht aan de EU-begroting in Horizon 2020-subsidies investeert komt er dus € 1,52 terug.

In de Wetenschapsvisie 2025 heeft de regering drie ambities geformuleerd:

  • 1. De Nederlandse wetenschap is van wereldformaat;

  • 2. De Nederlandse wetenschap is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven en heeft maximale impact;

  • 3. De Nederlandse wetenschap is ook in 2025 een broedplaats voor talent.

De verbinding van de wetenschap met de maatschappij blijkt onder andere uit de meer dan 11.000 vragen die op de website van de Nationale Wetenschapsagenda zijn binnengekomen. Deze vragen zijn ter beoordeling aan wetenschappelijke jury’s voorgelegd en vormen input voor de Nationale Wetenschapsagenda die in november 2015 uitkomt. Vanaf 2016 krijgt de agenda zijn doorwerking in de profilering van de universiteiten en de inzet van de tweede geldstroom door NWO. Verder verschijnt in 2016 de eerste Balans van de Wetenschap en wordt het institutenlandschap integraal geëvalueerd.

4. Cultuur

Kunst en cultuur zijn van grote waarde voor de samenleving. Bij het cultuurbeleid staat kwaliteit voorop. Samenwerking en verbinding met de maatschappelijke thema’s wordt aangemoedigd. Kinderen en jongeren krijgen cultuuronderwijs en de kans hun talenten te ontwikkelen. Cultuuronderwijs op school bereikt alle kinderen, ongeacht hun achtergrond. Het programma cultuureducatie met kwaliteit draagt hier aan bij. Samen met private partijen geeft OCW tot en met 2020 een impuls aan het muziekonderwijs in het primair onderwijs.

Bescherming en behoud zijn belangrijke waarden in het erfgoedbeleid. 1 januari 2016 is de beoogde inwerkingtredingsdatum van de Erfgoedwet. De wet harmoniseert bestaande wet- en regelgeving, schrapt overbodige regels en legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed zoveel mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Daarmee spreken we het vertrouwen uit in de sector om de zorg voor ons cultureel erfgoed in de praktijk waar te maken.

Van 1 december 2015 tot 1 februari 2016 kunnen instellingen subsidie aanvragen voor de BIS 2017–2020. Na advisering van de Raad voor Cultuur en afstemming met bestuurlijke partners zullen op Prinsjesdag 2016 de subsidiebesluiten bekend worden gemaakt. Verder zullen we begin 2016 samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw kader voor het internationale cultuurbeleid naar de Tweede Kamer sturen waarin we voortbouwen op de conclusies van de evaluatie van het internationaal cultuurbeleid uit 2015. Fondsen, ondersteunende instellingen en andere stakeholders worden betrokken bij de totstandkoming van het beleid.

Het kabinet stimuleert een vitale leescultuur in Nederland met de nieuwe Bibliotheekwet en met de verlenging van de Wet op de vaste boekenprijs. Daarnaast gaan we in 2016 van start met het actieprogramma «Tel mee met taal». In hun samenhang ondersteunen zij de keten van productie, distributie en consumptie van tekst en literatuur.

5. Media

In een steeds voller en gevarieerder medialandschap dienen publiek bekostigde media zich meer te onderscheiden op inhoud en kwaliteit. Door het stimuleren van programmering met publieke functies en waarden, en van bewust mediagebruik kunnen we onze doelstelling realiseren: een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking. In 2016 start de nieuwe concessie- en erkenningsperiode van de landelijke publieke omroep. Het streven is om de voorgestelde wijziging van de Mediawet gelijktijdig in werking te laten treden (per 1 januari 2016). Deze wetswijziging stelt een aanscherping van de publieke mediaopdracht voor. De publieke omroep moet zich onderscheiden met programmering voor een breed en divers publiek die bijdraagt aan de publieke functies informatie, cultuur en educatie. De toegang van producenten en andere makers tot de publieke omroep wordt vergroot en de voorgestelde wetswijziging geeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) de mogelijkheid om de koers van de publieke omroep beter te bepalen en te bewaken.

In het Concessiebeleidsplan 2016–2020 omschrijft de NPO hoe hij zijn opdracht in de komende concessieperiode uitvoert, rekening houdend met deze voorgenomen wetswijzigingen. Mede op basis van het concessiebeleidsplan wordt een nieuwe prestatieovereenkomst afgesloten met de NPO voor de periode 2016–2020. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving ervan.

Een ander onderdeel van het genoemde wetsvoorstel is een versterking van de regionale publieke omroepen door invoering van een eenduidige en sterke bestuursstructuur. Er komt een wettelijke bestuurlijke organisatie voor de regionale omroepen: de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO). De RPO wordt met ingang van 1 januari 2016 het samenwerkingsorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau. De RPO zal worden belast met de voorbereidende taken die nodig zijn om per 1 januari 2017 één gezamenlijke financieringslijn, begrotings- en verantwoordingscyclus en een gezamenlijk beleid voor de concessieperiode 2017–2020 te hebben. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de efficiency taakstelling van € 17 miljoen vanaf 2017.

6. Emancipatie

Wij zetten in op het versterken van de economische zelfstandigheid en financiële zelfredzaamheid van vrouwen. Hiervoor zetten we in 2016 de aanpak met «Kracht on Tour» bijeenkomsten voort. Gemeenten kunnen in 2016 met ondersteuning van OCW een eigen «Kracht on Tour» organiseren. Dit traject richt zich op drie doelgroepen: jonge vrouwen die financieel zelfstandig zijn, vrouwen die in deeltijd werken en vrouwen met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Aanvullend zal, na de eerdere «arbeid- en zorgbijeenkomst» in 2013, begin 2016 een tweede bijeenkomst worden georganiseerd, op verzoek van de Tweede Kamer. Daarbij zullen we samen optrekken met de Minister van SZW en de Staatssecretaris van VWS. De resultaten en ervaringen uit het project «Kracht on tour» en de expertmeeting «Gendersensitief beleid bij gemeenten» zullen worden betrokken bij de voorbereidingen op de tweede «arbeid- en zorgbijeenkomst». Ook continueren we het topvrouwenbeleid om de doorstroom van vrouwen naar de top van bedrijven een extra impuls te geven.

Verder zetten wij in 2016 in op de aanpak voor het vergroten van de bespreekbaarheid van seksuele diversiteit en genderidentiteit in etnische kringen met als doel de sociale acceptatie van LHBT's in deze kringen te vergroten. In samenwerking met SZW ligt de nadruk op een rolmodellenaanpak, verbetering van hulpverlening en het verbinden en versterken van initiatieven van het maatschappelijk middenveld. Verder worden 160 «peer educators» ingezet, die zijn opgeleid om taboes bespreekbaar te maken binnen de eigen kring. Sociale media worden benut om bespreekbaarheid van seksuele- en genderdiversiteit binnen de gesloten gemeenschappen op gang te brengen. Tot slot wordt de «empowerment» van de hulpverlening aan bi-culturele LHBT’s voortgezet.

7. Caribisch Nederland

De in 2011 vastgestelde Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland loopt op 1 augustus 2016 af. Komend jaar zullen we met de scholen afspraken maken over het vervolg op de Onderwijsagenda. De komende jaren zal aandacht nodig blijven voor de verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Dan gaat het om bestuurskracht, financial governance, leraren, taal, leerlingenzorg en onderwijshuisvesting.

De afgelopen periode is duidelijk geworden dat het wenselijk is het bestuurlijk vermogen en de bestuurlijke verhoudingen in Caribisch Nederland verder te ontwikkelen. Met ingang van 1 augustus 2016 zullen daarom de onderdelen van de sectorwetten in werking treden die betrekking hebben op de bestuurlijke en governance aspecten. Dit is een stimulans voor de verdere professionalisering van bestuur en management op de drie eilanden. Ook zal besluitvorming plaatsvinden over de inwerkingtreding van (delen van) wetgeving die bij de transitie was uitgesteld met een termijn van vijf jaar. De conclusies van de interdepartementale Evaluatiecommissie Caribisch Nederland zullen hierbij betrokken worden.

Het parlement zal medio 2016 een overkoepelende rapportage ontvangen over de voortgang van de verbetering van de onderwijskwaliteit opgesteld door de Inspectie van het Onderwijs op basis van haar reguliere toezichtactiviteiten.

Leeswijzer indicatorentabel

In de onderstaande tabel zijn de ambities voorzien van een aantal kwantitatieve doelen. Per indicator zijn bijbehorende streefwaarden opgenomen, passend bij de beleidsambities. Ten behoeve van een consistente monitoring zijn doelen en ambities van de beleidsagenda 2016 zoveel mogelijk overgenomen uit de beleidsagenda 2015. Op de volgende punten is de indicatorentabel gewijzigd:

  • Naar aanleiding van toezeggingen aan de Tweede Kamer, is additioneel een aantal indicatoren in de begroting 2016 opgenomen (in laatste kolom aangegeven met T).

  • Het afgelopen jaar zijn de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo nader vormgegeven. Waar nodig zijn de begrotingsindicatoren nu ook in lijn gebracht met de specifieke doelen en ambities uit deze akkoorden. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht.

  • Door verbeteringen afgelopen jaar in de bron en/of de meetmethode zijn de basis- en streefwaarde van enkele indicatoren gewijzigd. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht.

  • Voor zover mogelijk zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, tussenliggende streefwaarden toegevoegd. Bij een aantal indicatoren is «Hoger» opgenomen. Bij deze indicatoren is het niet mogelijk om een realistisch tijdspad in te schatten. De realisatiewaarden van de indicatoren zullen zich niet altijd lineair ontwikkelen, omdat er sprake is van een bepaalde «aanlooptijd», waarna realisatie pas zichtbaar wordt.

  • Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) worden de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2016–2020, die dit najaar worden afgesloten. In deze rijksbegroting zijn daarom geen indicatoren opgenomen, omdat de prestatieovereenkomst met de NPO nog niet is afgesloten. Wel zijn er nieuwe kengetallen terug te vinden bij het beleidsartikel. Met ingang van de volgende rijksbegroting worden de indicatoren geactualiseerd.

Eindjaar per doelstelling

Per streefwaarde wordt voor zover mogelijk een eindjaar vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende afspraken met de sector). Het eindjaar en daarmee de tussenwaarde kunnen verschillen per indicator, omdat met verschillende sectoren afspraken zijn gemaakt met een verschillende tijdshorizon:

  • Een voorbeeld zijn de indicatoren uit de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo. Hiervoor zijn voornamelijk afspraken gemaakt voor het eindjaar 2020. De tussenwaarde is (voor zover mogelijk) opgenomen voor het jaar 2017.

  • Bij enkele indicatoren zijn geen streefwaarden of tussendoelstellingen opgenomen. Bij deze indicatoren zijn afspraken op het niveau van de instelling gemaakt, die niet vertaald worden naar een streefwaarde op landelijk niveau. Opgenomen zijn de gerealiseerde landelijke waarden, bedoeld als signalering voor de voortgang op het stelselniveau. Zij dienen als onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is.

Tabel Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

(jaartal)

Tussenwaarde1

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Art.nr.

Bron2

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

           
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten3

po

47% (2015)

75% (2017)

100% (2020)

1

SA

 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest4

vo

56% (2014)

41% (2016)

25% (2018)

3

SA

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

vo

Nog in

ontwikkeling5

 

100% (2018)

3

SA

 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34%

(2010–2011)

36% (2013/2014)

Verbetering

4

C

 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

ho

(2011)

(2014)

 

6/7

C

hbo: 59%

hbo: 54%

Hoger

wo: 69%

wo: 65%

Hoger

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod6

     

(2020)

   

po

Nog in ontwikkeling

 

0%

1

SA

vo

Nog in ontwikkeling

 

0%

3

SA

b)

Vergroten studiesucces

           
 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt

po

Nog in ontwikkeling

 

Niet benoemd7

1

T

 

Aandeel zittenblijvers

 

(2013)

(2017)

(2020)

   

po

3%

2,7%

2%

1

SA

vo

5,9%8

4,7%

3,9%

3

SA

 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

(2008)

(2013/2014)

(2020)

4

 

Niveau 1: 66%

79%

Hoger

Niveau 2: 62%

73%

Hoger

Niveau 3: 63%

72%

Hoger

Niveau 4: 65%

74%

Hoger

Totaal: 64%

73%

Hoger

 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

ho

(2011)

(2014)

9

6/7

 

hbo: 65,7%

hbo: 60,4%

wo: 60,9%

wo: 70,4%

 

Uitval in het eerste jaar

ho

(2011)

(2014)

9

6/7

T

hbo: 27,9%

hbo: 29,2%

wo: 18,8%

wo: 17,2%

 

Switchen na het eerste jaar

ho

(2011)

hbo: 9,0%

wo: 9,1%

(2014)

hbo: 9,2%

wo: 8,8%

9

6/7

T

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

           
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven doÇor daartoe bevoegde en benoembare leraren10

vo

84,1 (2013)

96% (2016)

100% (2017)

3

SA

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding11

po

20% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

1

SA, LA

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding11

vo

33% (2013)

40% (2017)

50% (2020)

3

SA, LA

Bovenbouw vwo12

53% (2013)

Hoger (2017)

80–85% (2020)

3

SA, LA

hbo13

66,2% (2011)

72,2% (2013)

80% (2016)

6/7

 
 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst14

 

(2013)

(2017)

(2020)

   

po

84%

92%

100%

1

SA, LA

vo

74%

86%

100%

3

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst15

 

(2013)

(2017)

(2020)

   

po

57%

70%

100%

1

SA, LA

vo

32%

40%

100%

3

SA, LA

b)

Verbetercultuur

           
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

 

(2014)

(2017)

(2020)

 

LA, T

po

62%

81%

100%

1

vo

63%

81%

100%

3

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

po/vo/mbo

7.9% (2014)

20% (2016)

100% (2017)

1, 3 en 4

SA, LA, T

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

po

30%16 (2015)

70% (2017)

100% (2018)

1

SA

c)

Veilig leerklimaat

           
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

 

(2012)

(2017)

(2020)17

 

T

po

95%

Stabiel of hoger

Stabiel of hoger

1

vo

93%

Stabiel of hoger

Stabiel of hoger

3

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

 

(2014)

(2016)

(2017)

 

SA, T

po

5,3%18

Hoger

100%

1

vo

94%

Hoger

100%

3

 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

po

38%19 (2012–2013)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

1

SA

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt

vo

47%20 (2012–2013)

77% (2017)

100% (2020)

3

SA

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

po

Nog in

ontwikkeling21

 

100% (2017–2018)

1

SA

Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert

vo

Nog in ontwikkeling21

 

100% (2017–2018)

3

SA

Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert

vo

Nog in ontwikkeling21

 

100% (2017–2018)

3

SA

Oordeel ouders over betrokkenheid

po

Cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger

1

T

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2009)

25.000 (2014/2015)

25.000 (2015/2016)

3 en 4

 
 

Studenten-tevredenheid

mbo

(Rapportcijfer 2014)

(2016)

(2020)

4

C

Opleiding

7,0

7,2

7,5

Instelling

6,5

6,7

7,0

 

(% tevreden over school en studie)22 2014: 49%

51% (2016)

55% (2020)

 

Studenten-tevredenheid

ho

(2011)

(2014)

23

6/7

 

hbo: 65,6%

hbo: 69,9%

wo: 80,1%

wo: 81,4%

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

23% (2012)24

28% (2016)

30% (2017)

3

 
 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

25% (2012)

27,4% (2014)

30% (2016)

4

 
 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

ho

(2012)

(2014)

(2016)

6/7

 

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

wo:21%

wo: 22%

wo: 22%

 

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/ho

16,6% (2010)

17,4% (2013)

20% (2020)

4 en 6/7

T

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt

mbo

80% (2012)

79% (2013)

Hoger

4

T

ho

hbo: 72% (2013)

hbo: 72% (2014)

Hoger25

6/7

wo: 56% (2011)

wo: 57% (2013)

Hoger26

5

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

 

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

owb

2e plaats (2009–2012) 1,52

≤5

kleiner of gelijk 5 (2010–2013)

16

 

6

Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

a)

Eigen inkomsten

           
 

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5%

cultuur

76% (2010–2011)

Hoger (2015)

100% (2016)

14

C

 

Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

cultuur

69% (2010–2011)

Hoger (2015)

100% (2016)

14

C

b)

Aantal bezoeken

           
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2014

cultuur

2,6 miljoen (2009)

2,2 miljoen (2015)

2,2 miljoen (2016)

14

C

 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

cultuur

5,7 miljoen (2009)

7,5 miljoen (2015)

7,5 miljoen (2016)

14

C

7

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking27

 

Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) worden de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2016–2020, die dit najaar worden afgesloten. Met ingang van de volgende rijksbegroting worden de indicatoren geactualiseerd.

media

     

15

T

8

Het bevorderen van emancipatie28

 

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

emancipatie

90% (2010)

≥90%

≥90%

25

 
X Noot
1

De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).

X Noot
2

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.

X Noot
3

De indicator «Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten» uit de begroting 2015 is gewijzigd in de nu opgenomen indicator. Deze nieuwe indicator sluit beter aan op de afspraken in het bestuursakkoord voor de sector po.

X Noot
4

De indicator «Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs» is gewijzigd. Deze indicator en streefwaarde sluiten beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.

X Noot
5

Het voorheen genoemde percentage van 68% wordt niet meer gehanteerd. Dit percentage was het resultaat van een meting onder scholen gericht op het aanbod voor hoogbegaafde – en excellente leerlingen in het VWO; het beleid uit het (oude) bestuursakkoord VO. Het toptalentenbeleid, zoals opgenomen in het sectorakkoord po en vo, is verbreed.

X Noot
6

Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.

X Noot
7

Deze indicator is nog in ontwikkeling. De streefwaarde wordt nader bepaald op basis van de meting van de eerste verplichte eindtoets in schooljaar 2015/2016.

X Noot
8

De basiswaarde (5,9%) is gecorrigeerd i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde 3,9 procent geworden.

X Noot
9

Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Zie verder de brief van 21 april 2015 over de voortgang van de prestatieafspraken.

X Noot
10

Om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting, is de indicator aangepast. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.

X Noot
11

De indicator en basiswaardes zijn bijgesteld op basis van een nauwkeuriger meetmethode.

X Noot
12

Voor de bovenbouw vwo betreft dit het aandeel leraren met een wo-masteropleiding.

X Noot
13

Voor het hbo betreft dit het aandeel docenten met een afgeronde master- of PhD-opleiding

X Noot
14

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte tussenwaarde en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring.

X Noot
15

Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte tussenwaarde en streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met de Inspectie van het Onderwijs nader te operationaliseren).

X Noot
16

Basiswaarde is aangepast naar het aandeel geregistreerde schoolleiders in het schoolleidersregister i.p.v. het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register. Het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register stijgt en staat inmiddels op 74% (2015).

X Noot
17

De streefwaarde is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015 om een realistischer beeld te geven i.v.m. haalbaarheid van de doelstelling.

X Noot
18

Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80% ingevuld heeft. Alle po-scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.

X Noot
19

Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

X Noot
20

Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).

X Noot
21

De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013–2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.

X Noot
22

In het (openbare) rapport JOB-monitor 2014 wordt in tabel op blz. 135 alleen het percentage opgenomen van tevreden studenten over school en studie.

X Noot
23

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
24

De waarde verschilt t.o.v. de begroting 2015 omdat de data van DUO wordt gebruikt in plaats van het Platform Bèta en Techniek.

X Noot
25

Bron: Vereniging Hogescholen, factsheet «Feiten en cijfers: HBO-Monitor 2014». De indicator betreft de antwoordcategorieën «voldoende/goede aansluiting op de arbeidsmarkt». De HBO-Monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.

X Noot
26

Bron: VSNU, factsheets WO-Monitor 2011 en 2013. De indicator betreft de antwoordcategorieën «in sterke/zeer sterke mate». De WO-Monitor wordt eenmaal in de twee jaar uitgevoerd.

X Noot
27

Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting, die in 2014 is uitgevoerd op artikel 15 (Media), zijn de beleidsdoelstelling, subdoeldoelstellingen en kengetallen geactualiseerd. Hierdoor zijn ze in lijn met de visiebrief en het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008.

X Noot
28

De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt gemonitord op de website OCW in Cijfers.

1 Aansluiting ontwerpbegroting 2015 naar 2016

Deze financiële paragraaf presenteert conform de rijksbegrotingsvoorschriften de belangrijkste budgettaire veranderingen op de OCW-begroting, zowel voor de uitgaven (tabel 1) als de ontvangsten (tabel 2).

Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (uitgaven) (bedragen x € 1 miljoen)
 

Art.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

36.032,1

36.210,4

36.305,8

36.195,9

36.090,7

36.082,4

Belangrijkste mutaties:

             

1) Leerlingen- en studentenontwikkeling

diverse

75,1

– 48,3

– 123,3

– 188,3

– 216,8

– 235,9

2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11,12, 13

79,4

41,9

– 7,4

– 22,5

– 61,3

– 78,8

3) Ramingsbijstelling gewichtenregeling

1

0

– 10,0

– 20,0

– 30,0

– 40,0

– 50,0

4) Ramingsbijstelling onderwijsachterstandenbeleid

1

0

0

– 10,0

– 30,0

– 40,0

– 50,0

5) Ramingsbijstelling subsidies

diverse

0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

6) Ramingsbijstelling 2017–2020

91

0

0,0

– 94,3

– 94,3

– 94,3

– 94,3

7) Regeerakkoord D32 tranche 2016

diverse

0

292,0

292,0

292,0

292,0

292,0

8) Eindejaarsmarge

91

– 57,1

0

0

0

0

0

9) Kasschuiven

diverse

– 39,5

392,8

– 372,4

– 119,4

33,0

105,4

10) Generieke digitale infrastructuur

diverse

– 5,6

– 6,2

– 5,7

– 5,1

– 4,2

– 4,2

11) Loonbijstelling

diverse

103,4

102,5

102,5

101,8

101,3

100,8

12) Prijsbijstelling

diverse

33,0

33,0

33,0

33,0

33,0

33,1

13) Niet-kader relevante mutaties

11,12

– 73,1

– 135,4

– 132,5

– 133,1

– 131,1

– 137,8

14) Overige mutaties

diverse

0,4

0,8

7,7

7,6

3,6

3,3

Stand ontwerpbegroting 2016

 

36.148,1

36.853,4

35.955,5

35.987,6

35.946,0

35.946,0

Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (ontvangsten) (bedragen x € 1 miljoen)
 

Art.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

1.256,7

1.320,7

1.382,1

1.459,0

1.517,6

1.594,4

Belangrijkste mutaties:

             

1) Leerlingen- en studentenontwikkeling

12,13

– 6,4

– 16,8

– 18,8

– 17,5

– 17,9

– 17,2

2) Bijstelling autonome raming studiefinanciering

11,12, 13

11,4

20,2

7,1

0,1

4,1

8,6

3) Niet kaderrelevante mutaties

11

43,8

66,1

89,8

115,8

144,3

175,2

4) Rente studiefinanciering

11

– 40,3

– 56,0

– 81,5

– 110,2

– 142,4

– 178,7

5) Overige mutaties

diverse

9,4

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

Stand ontwerpbegroting 2016

1.274,6

1.337,2

1.381,6

1.450,2

1.508,7

1.585,4

Toelichting:

Leerlingen- en studentenontwikkeling

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2015 wijst uit dat het aantal leerlingen en studenten per saldo lager is dan in de referentieraming 2014. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2014.

Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de budgettaire bijstelling per onderwijssector.

Bijstelling autonome raming studiefinanciering

Ten opzichte van de begroting 2015 nemen in de begroting 2016 de kaderrelevante uitgaven aan studiefinanciering in 2015 en 2016 toe en vanaf 2017 nemen ze af. Dit is het gevolg van de verwerking van nieuwe realisatiegegevens van DUO. De hogere uitgaven in de eerste jaren doen zich voornamelijk voor bij de basisbeurs en de aanvullende beurs. Er worden in deze jaren naar verwachting meer verstrekte prestatiebeurzen omgezet in een gift dan aanvankelijk geraamd. Deze tegenvaller slaat in latere jaren om in een meevaller, doordat ten opzichte van de eerdere raming het aantal studenten daalt waarvan de prestatiebeurs nog omgezet zal worden in een gift. Bij de ontvangsten (exclusief rente) is er sprake van een meevaller. De uitvoeringsgegevens laten zien dat de ontvangsten uit kortlopende vorderingen enigszins zijn gestegen en deze stijging is naar verwachting structureel. Daarnaast is de ramingssystematiek van de lesgeldontvangsten aangepast en worden de verwachte toekomstige indexaties nu meegenomen.

Ramingsbijstelling gewichtenregeling

Het aantal gewichtenleerlingen daalt ten gevolge van de algemene leerlingendaling in het primair onderwijs en vanwege het feit dat het opleidingsniveau van ouders stijgt. Het geraamde budget voor de gewichtenregeling wordt dientengevolge verlaagd.

Ramingsbijstelling onderwijsachterstandenbeleid

Het aantal gewichtenleerlingen daalt ten gevolge van de algemene leerlingendaling in het primair onderwijs en vanwege het feit dat het opleidingsniveau van ouders stijgt. Het geraamde budget voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt dientengevolge verlaagd.

Ramingsbijstelling subsidies

De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.

Ramingsbijstelling 2017–2020

Een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen wordt voor de jaren 2017 tot en met 2020 gecentraliseerd op het artikel nominaal en onvoorzien. Bij de begroting 2017 zal deze worden verdeeld over de verschillende begrotingsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2016.

Regeerakkoord D32 tranche 2016

De tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II is overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting. Deze middelen zijn voor het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA).

Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor een verdeling van deze middelen over de begrotingsartikelen.

Eindejaarsmarge

In 2014 zijn diverse budgetten niet volledig tot besteding gekomen (in totaal € 126,8 miljoen). Daartegenover zijn eind 2014 twee betalingen gedaan, die eigenlijk in 2015 hadden moeten plaatsvinden (in totaal € 184,0 miljoen). De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd met een brief over technische mutaties bij de jaarafsluiting 2014.

Dit heeft geleid tot een negatieve eindejaarsmarge van € 57,1 miljoen in 2014 en dit wordt in 2015 gecompenseerd uit de middelen die overblijven doordat deze betalingen reeds in 2014 zijn gedaan.

Kasschuiven

Op diverse budgetten vinden kasschuiven plaats omdat middelen in latere (of eerdere) jaren benodigd zijn. De grootste zijn:

  • voor de ov-studentenkaart is er sprake van een kasschuif van € 400,0 miljoen uit de jaren 2017 en 2018 naar 2016 voor de optimalisatie van het kasritme van de staat;

  • voor het actieplan LeerKracht van Nederland worden de maatregelen uit dit actieplan en de dekking ervan met elkaar in evenwicht gebracht. In totaal wordt € 133,7 uit de jaren 2016 en 2017 doorgeschoven naar de jaren 2018 t/m 2020;

  • door vertraging in het masterplan onderwijshuisvesting in Caribisch Nederland wordt € 27,5 miljoen uit de jaren 2015 en 2016 doorgeschoven naar de jaren 2017–2019.

Generieke digitale infrastructuur

Dit betreft de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

Loonbijstelling & prijsbijstelling

De loon- en prijsbijstelling tranche 2015 is uitgekeerd aan de departementen. Zie het algemene deel van het verdiepingshoofdstuk voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Niet-kader relevante mutaties

De raming voor studiefinanciering laat lagere niet-kaderrelevante uitgaven en hogere niet-kaderrelevante ontvangsten zien ten opzichte van de begroting 2015. Dit betreft de doorwerking van de realisaties in 2014. De lagere uitgaven doen zich onder andere voor bij de reisvoorziening en de rentedragende lening. De hogere ontvangsten betreffen aflossingen op leningen: vanwege de lagere rente, wordt het aflossingsdeel in de terugbetalingen groter.

Rente studiefinanciering (ontvangsten)

De raming voor studiefinanciering laat lagere renteontvangsten zien ten opzichte van de in de OCW-begroting 2015 verwerkte raming uit het voorjaar 2014. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de raming 2016 de rentevoet voor de komende jaren neerwaarts is bijgesteld.

Overige mutaties

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten en overboekingen van en naar andere departementen.

Meerjarenplan Beleidsdoorlichtingen

Tabel planning beleidsdoorlichtingen

Artikel/ doelstelling

Realisatie

Planning

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geheel artikel?

Nieuwe ambities en beleidsdoelen

               

1. Primair onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1.

 

         

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1.

 

         

,,

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat inclusief.

           

,,

Brede scholen.

               

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk.

           

,,

3. Voortgezet onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1.

 

         

,,

Doelmatigheid en focus op onderwijs1.

 

         

,,

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat inclusief.

           

,,

Brede scholen.

               

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk.

           

,,

4. Beroeps en volwasseneneducatie

         

 

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1.

 

         

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1.

 

         

,,

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.

           

,,

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk.

           

,,

6. Hoger beroepsonderwijs

         

 

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1.

 

         

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1.

 

         

,,

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.

           

,,

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk.

           

,,

7. Wetenschappelijk onderwijs

         

 

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1.

 

         

Zie toelichting2

Doelmatigheid en focus op onderwijs1.

 

         

,,

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.

           

,,

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk.

           

,,

8. Internationaal beleid3

               

9. Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid

               

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1.

 

         

,,

11. Studiefinanciering4

           

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1.

 

         

Zie toelichting2

12. Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

     

     

13. Lesgelden5

               

14. Cultuur

               

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed.

 

         

15. Media

           

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod.

           

16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

               

25. Emancipatie

       

   

Het bevorderen van emancipatie.

           

Afgeronde en eerder toegezegde beleidsdoorlichtingen.

               

16. Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

             

Geen beleidsdoorlichting6

IBO Wetenschap.

               
X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

X Noot
2

In november 2011 heeft het MT-OCW besloten de periodieke beleidsdoorlichtingen niet te richten op de begrotingsartikelen maar juist op de speerpunten van het beleid (artikel overschrijdend) zoals weergegeven in de beleidsagenda van de begroting OCW 2012. In 2014 zijn twee van de vijf onderwijsdoelstellingen doorgelicht de overige drie onderwijsdoelstellingen worden in 2015 doorgelicht.

Voor de doorlichtingen na 2015 heeft het MT-OCW in juni 2015 besloten de doorlichtingen weer op artikelniveau uit te voeren.

X Noot
3

Internationaal beleid, is een restartikel en geen beleidsartikel. Er is dus geen beleidsdoorlichting gepland. Internationaal beleid draagt bij aan de beleidsdoelstellingen op andere artikelen.

X Noot
4

Het studiefinancieringsbeleid is met de invoering van de Wet studievoorschot hoger onderwijs (Stb. 2015, nr. 50) per 1 september 2015 sterk gewijzigd. In 2020 zal er een doorlichting van het gewijzigd beleid plaatsvinden.

X Noot
5

Lesgelden: het doel van het heffen van lesgeld is het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs. Dit is een financieel doel. Omdat het hier geen beleidsmatig doel betreft ligt een beleidsdoorlichting niet in de rede.

X Noot
6

In 2014 is er Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) voor het beleidsterrein wetenschap uitgevoerd.

Overzicht van Risicoregelingen

Tabel 1 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitstaande garanties 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantie-plafond

Totaal plafond

14

Indemniteits-regeling

351.000

600.000

651.000

300.000

600.000

600.000

300.000

300.000

300.000

14

Achterborg overeenkomst NRF

247.853

29.000

15.000

261.853

29.000

15.000

275.853

380.000

380.000

 

Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen

239.716

0

4.553

235.163

0

0

235.163

0

235.163

Toelichting:

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen ondermeer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid basis van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.

Een bedrag van € 15 miljoen dient als begrotingsreserve voor de indemniteitsregeling waaruit eventuele schadevergoedingen betaald kunnen worden.

Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De Achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.

De Achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de Achterborg.

Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

Het Toetsingskader risicoregelingen studievoorschot is toegevoegd als bijlage aan het wetsvoorstel studievoorschot. Bij beleidsmatige wijzigingen van het studievoorschot wordt een nieuw Toetsingskader risicoregelingen opgesteld en aan het parlement gestuurd. In 2020 zal een beleidsdoorlichting van art. 11 Studiefinanciering plaats vinden waarin ook zal worden gekeken naar de risico’s voor de overheid.

Belastinguitgaven

Tabel Belastinguitgaven
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Inkomstenbelasting

             

Vrijstelling voorwerpen vankunst en wetenschap forfaitair rendement

5

6

6

6

6

6

6

Aftrek kosten monumentenwoning

57

57

57

57

57

58

58

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

271

273

261

276

293

310

328

               

Omzetbelasting verlaagd tarief

             

Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen

442

436

430

425

420

415

410

Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.

168

175

180

184

189

194

199

Kernissen, attractieparken, sportwedstrijden en accommodatie

419

438

457

476

496

516

538

Circussen, bioscopen, theaters en concerten

229

239

248

258

268

278

289

3. DE BELEIDSARTIKELEN

1. PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 1.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde (jaartal)

Tussenwaarde1

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Bron2

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

       
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten3

47% (2015)

75% (2017)

100% (2020)

SA

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat na drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod4

Nog in ontwikkeling

 

0% (2020)

SA

b)

Vergroten studiesucces

       
 

Aandeel leerlingen dat de referentieniveaus voor taal/rekenen behaalt

Nog in ontwikkeling

 

Niet benoemd5

T

 

Aandeel zittenblijvers6

3% (2013)

2,70% (2017)

2% (2020)

SA

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

       
 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding7

20% (2013)

23% (2017)

30% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst8

84% (2013)

92% (2017)

100% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst9

57% (2013)

70% (2017)

100% (2020)

SA, LA

b)

Verbetercultuur

       
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

62% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

LA, T

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

7,9% (2014)

20% (2016)

100% (2017)

SA, LA, T

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

30%10 (2015)

70% (2017)

100% (2018)

SA

c)

Veilig leerklimaat

       

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

95% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)

 

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

5,3%11 (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

 
 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort12

38% (2012–2013)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger (2020)

SA

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

Nog in ontwikkeling13

 

100% (2017–2018)

SA

Oordeel ouders over betrokkenheid

Cijfer 7 (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Hoger

T

X Noot
1

De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).

X Noot
2

SA = Sectorakkoord, LA = Lerarenagenda, TS = Toezegging Staatssecretaris, C = opgenomen in verband met consistentie

X Noot
3

De indicator «Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten» uit begroting 2015 is gewijzigd in de nu opgenomen indicator. Deze indicator sluit beter aan op de afspraken in het bestuursakkoord voor de sector po.

X Noot
4

Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.

X Noot
5

Deze indicator is nog in ontwikkeling. De streefwaarde wordt nader bepaald op basis van de meting van de eerste verplichte eindtoets in schooljaar 2015/2016.

X Noot
6

Deze indicator betreft alleen basisscholen.

X Noot
7

De indicator en basiswaardes zijn bijgesteld op basis van een nauwkeuriger meetmethode.

X Noot
8

Deze indicator betreft voor de basiswaarde alle leraren en voor de streefwaarde alleen leraren met ten minste 3 jaar werkervaring.

X Noot
9

Deze indicator betreft voor de basiswaarde alle leraren en voor de streefwaarde alleen leraren met ruime ervaring.

X Noot
10

Basiswaarde is aangepast naar het aandeel geregistreerde schoolleiders in het schoolleidersregister i.p.v. het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register. Het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register stijgt en staat inmiddels op 74 procent (2015).

X Noot
11

Voor het po gaat het om het aandeel scholen dat de decentrale indicatoren uit Vensters PO voor minimaal 80 procent ingevuld heeft. Alle po scholen hebben in principe de centrale indicatoren ingevuld.

X Noot
12

Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

X Noot
13

De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013–2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.

De indicatoren en kengetallen voor het stelsel van primair onderwijs worden beschreven in Trends in beeld en in het Onderwijsverslag 2013–2014.

Tabel 1.2 Leerlingen primair onderwijs (aantallen x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Leerlingen basisonderwijs

             

geen gewicht

1.310,3

1.299,5

1.286,5

1.274,8

1.267,2

1.264,0

1.261,1

gewicht 0,3

78,5

72,9

70,1

68,1

66,6

65,5

64,7

gewicht 1,2

68,6

63,3

60,8

58,6

56,9

55,6

54,6

Subtotaal1

1.457,3

1.435,7

1.417,4

1.401,5

1.390,7

1.385,0

1.380,4

Leerlingen trekkende bevolking2

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Totaal1

1.457,8

1.436,2

1.417,8

1.401,9

1.391,1

1.385,5

1.380,9

Leerlingen in het speciaal basisonderwijs

36,8

36,0

35,5

35,4

35,5

35,7

35,9

Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs

70,9

70,6

70,4

70,0

69,3

68,6

68,2

               

Totaal PO

1.542,7

1.523,7

1.507,4

1.496,0

1.489,8

1.484,9

1454,0

X Noot
1

(Sub)totalen geven een kleine afwijking door het afronden van de aantallen.

X Noot
2

Dit zijn leerlingen op scholen voor varende kinderen en leerlingen op rijdende scholen.

Tabel 1.3 Uitgaven per leerling, excl. Uitvoeringskosten (bedragen x € 1.000)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Primair onderwijs1

6,2

6,4

6,5

6,5

6,6

6,5

6,5

Bekostiging2

5,9

6,1

6,2

6,2

6,3

6,2

6,2

Exclusief ondersteuningsmiddelen3

4,8

5,1

5,1

5,1

5,2

5,1

5,1

X Noot
1

De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

X Noot
2

De bekostiging uit tabel 1.4, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

X Noot
3

De bekostiging uit tabel 1.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 1.5, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend op de beleidsagenda wordt hieronder kort ingegaan op het Bestuursakkoord primair onderwijs.

Bestuursakkoord primair onderwijs

Het in 2014 gesloten Bestuursakkoord primair onderwijs heeft als hoofddoel om het aanwezige verbeterpotentieel van het onderwijs ten volle te activeren en duurzame kwaliteitsverbetering, gericht op het onderwijs van de toekomst, te realiseren. Veel scholen zijn in het schooljaar 2014/2015 aan de slag gegaan met de concrete doelstellingen uit het akkoord en zullen zich in 2016 verder inspannen voor de gestelde doelen. In oktober 2015 verschijnt de eerste voortgangsrapportage. In 2016 is circa € 324 miljoen beschikbaar om de doelstellingen van het Bestuursakkoord primair onderwijs extra kracht bij te zetten. Daarvan is circa € 151 miljoen beschikbaar via de prestatiebox. De rest komt vrijwel geheel beschikbaar via de lumpsum.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 1.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

9.558.272

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

Waarvan garantieverplichtingen

3.000

Totale uitgaven

9.674.957

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,4%

       
                   

Bekostiging

9.168.073

9.449.795

9.413.102

9.372.757

9.361.372

9.301.951

9.265.394

Hoofdbekostiging

8.979.272

9.304.575

9.261.007

9.221.557

9.210.172

9.150.951

9.114.394

 

Bekostiging Primair Onderwijs

8.967.791

9.290.833

9.248.334

9.209.051

9.197.666

9.138.445

9.101.888

 

Bekostiging Caribisch Nederland

11.481

13.742

12.673

12.506

12.506

12.506

12.506

Prestatiebox

161.987

128.000

151.000

151.000

151.000

151.000

151.000

Aanvullende bekostiging

26.813

17.220

1.095

200

200

0

0

 

Conciërgeregeling

19.539

11.432

0

0

0

0

0

 

Overig

7.275

5.788

1.095

200

200

0

0

                   

Subsidies

98.795

101.148

119.427

112.248

109.859

110.004

110.004

 

Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten

23.000

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

 

Nederlands onderwijs buitenland

13.400

13.400

13.400

10.100

10.100

10.100

10.100

 

Herstart en Op de Rails

7.098

0

0

0

0

0

0

 

Basis voor Presteren (School aan Zet en Bèta Techniek)

20.575

3.600

7.080

3.500

0

0

0

 

Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

9.464

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Overig

25.258

50.286

65.085

64.786

65.897

66.042

66.042

                   

Opdrachten

6.354

9.200

11.413

11.805

12.179

12.213

12.282

                   

Bijdrage aan agentschappen

32.699

28.727

25.082

23.517

22.608

22.603

22.596

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

32.699

28.727

25.082

23.517

22.608

22.603

22.596

                   

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

8.327

16.060

15.698

15.237

15.004

15.004

15.004

 

Stichting Vervangingsfonds en Particpatiefonds

6.127

5.729

5.371

4.912

4.702

4.702

4.702

 

Stichting Vervangingsfonds/ Bedrijfsgezondheid

 

7.964

7.964

7.964

7.964

7.964

7.964

 

UWV

2.200

2.367

2.363

2.361

2.338

2.338

2.338

                   

Bijdrage aan medeoverheden

360.709

361.550

361.750

351.750

331.750

321.750

311.750

 

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid

261.009

261.750

261.750

351.7501

331.7501

321.7501

311.7501

 

Convenant G37

95.000

95.000

95.000

       
 

Ondersteuning G86

4.700

4.800

5.0001

       
                   

Bijdrage aan sociale fondsen

0

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

 

Brede Scholen

0

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

Ontvangsten

18.171

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

X Noot
1

Dit bedrag is inclusief een budget van € 0,3 miljoen voor de implementatie van de kwaliteitsverbetering VVE

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 1 is in 2016 99,4 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de lumpsum bekostiging aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Het beschikbare budget in 2016 is voor 65,3 procent juridisch verplicht. Dit verplichte deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar van verstrekking worden vastgelegd. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en wordt ingezet voor beleidsprioriteiten van het kabinet, waaronder digitalisering van het onderwijs, pesten en de herijking van het curriculum (Onderwijs2032). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Het beschikbare budget in 2016 is voor 28,5 procent juridisch verplicht. Het gaat hierbij onder andere om de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht en betreft beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder projecten in het kader van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het gaat hier om bijdragen aan het Vervangings- en Participatiefonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het jaar waarop de bijdragen betrekking hebben verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden: Het budget in 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Het moment waarop de juridische verplichting wordt aangegaan vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de specifieke uitkering betrekking heeft.

Bijdrage aan sociale fondsen: Het beschikbare budget in 2016 is voor 0 procent juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en de VNG. Deze bijdrage wordt door VWS jaarlijks overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele kosten en materiële instandhouding. Deze bekostiging is grotendeels gebaseerd op het aantal leerlingen en de gemiddelde leeftijd van leraren. Daarnaast wordt via de groeibekostiging en de directie- en de kleinescholentoeslag rekening gehouden met de groei en grootte van de school. Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de directietoeslag circa € 200 miljoen en met de kleinescholentoeslag circa € 125 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid waar in totaal circa € 300 miljoen mee is gemoeid. Dit betreft de «gewichtenregeling» en de «impulsregeling».

In onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao). Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsverbanden po en vo en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van «passend onderwijs» besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.

De tabel laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden verdeeld.

Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

2019

2020

Lichte ondersteuning – swv-en po en sbao

360

355

355

350

350

Zware ondersteuning – Clusters 1 en 2

230

230

230

230

230

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair onderwijs

525

525

525

525

525

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1

535

535

535

535

535

Totaal ondersteuningsmiddelen artikel 1

1.650

1.645

1.645

1.640

1.640

X Noot
1

Samenwerkingsverbanden vo is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in gesloten jeugdzorg en justitiële inrichtingen en betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de afspraken in het bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en digitalisering, de brede aanpak onderwijsverbetering, professionalisering van scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. Deze middelen komen daarnaast ook ten goede aan de afspraken die zijn gemaakt in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».

Aanvullende bekostiging

Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De aanvullende bekostiging voor 2016 bestaat uit de kosten voor tweetalig onderwijs en de pilot peuters. Het budget voor georganiseerd overleg- en vakbondsfaciliteiten werd in 2015 nog als aanvullende bekostiging verstrekt. Vanaf 2016 wordt dit budget aan de reguliere bekostiging toegevoegd.

Subsidies

Om verschillende beleidsdoelstellingen te behalen, worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland, en de subsidies voor «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»). Daarnaast wordt voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs subsidie verstrekt. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat deze leerlingen met goed gevolg onderwijs (van basis- tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. Voor de implementatie van het Bestuursakkoord primair onderwijs worden middelen verstrekt ten behoeve van een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering en voor het project «Beter en slimmer leren met ict».

Opdrachten

Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor begrotingsartikel 1.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangings- en Participatiefonds vergoeden worden gedekt uit de premies die schoolbesturen afdragen. Daarnaast ontvangt de stichting Vervangingsfonds middelen voor het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte)verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector primair onderwijs. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.

Bijdrage aan sociale fondsen

Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).

Tabel 1.6 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Ontvangende partij(en)

           
 

Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten is op 1-10-2009 groter dan 0).

361,6

361,8

351,8

331,8

321,8

311,8

 

Korte omschrijving uitkering

           
 

a)

Onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 (op basis van de Wet Oké). Besluit van 23.08.2010: € 261 miljoen voor gemeenten met onderwijsachterstands-leerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente).

           
 

b)

Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 28.11.2011: € 70 miljoen voor de G37 in 2012; vanaf 2013: € 95 miljoen.

           
 

c)

Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 30.10.2013: € 4,7 miljoen voor G86 vanaf 2013 en de verlenging van de periode tot en met 2015.

           

Artikel

3. VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een voorgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren:

De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren:

De Minister stimuleert specifieke onderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren:

De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 3.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde

(jaartal)

Tussenwaarde1

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Bron2

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

       
 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest3

56% (2014)

41% (2016)

25% (2018)

SA

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

Nog in ontwikkeling4

 

100% (2018)

SA

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod5

Nog in ontwikkeling

 

0% (2020)

SA

b)

Vergroten studiesucces

       
 

Aandeel zittenblijvers

5,9%6 (2013)

4,7% (2017)

3,9% (2020)

SA

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

       
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren7

84,1 (2013)

96% (2016)

100% (2017)

SA

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding8

vo

33% (2013)

40% (2017)

50% (2020)

SA, LA

Bovenbouw vwo9

53% (2013)

Hoger (2017)

80–85% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst

betreft alle leraren

74% (2013)

86% (2017)

Betreft de leraren met tenminste 3 jaar werkervaring 100% (2020)

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst

Betreft alle leraren

32% (2013)

40% (2017)

Betreft de leraren met ruime ervaring 100% (2020)

SA, LA

b)

Verbetercultuur

       
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

63% (2014)

81% (2017)

100% (2020)

LA, T

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister (po/vo/mbo)

7,9% (2014)

20% (2016)

100% (2017)

SA, LA, T

c)

Veilig leerklimaat

       
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

93% (2012)

Stabiel of hoger (2017)

Stabiel of hoger (2020)10

T

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

94% (2014)

Hoger (2016)

100% (2017)

SA, T

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt

47%11 (2012–2013)

77% (2017)

100% (2020)

SA

 

Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert

Nog in ontwikkeling12

 

100% (2017–2018)

SA

Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert

Nog in ontwikkeling12

 

100% (2017–2018)

SA

 

Aantal voortijdig schoolverlaters (vo/mbo)

41.800 (2009)

25.000 (2014/2015)

25.000 (2015/2016)

 

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

23% (2012)

28% (2016)

30% (2017)

 
X Noot
1

De opgenomen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).

X Noot
2

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.

X Noot
3

De indicator «Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs» is gewijzigd. Deze indicator en streefwaarde sluit beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.

X Noot
4

Het voorheen genoemde percentage van 68 procent wordt niet meer gehanteerd. Dit percentage was het resultaat van een meting onder scholen gericht op het aanbod voor hoogbegaafde – en excellente leerlingen in het VWO; het beleid uit het (oude) bestuursakkoord VO. Het toptalentenbeleid, zoals opgenomen in het sectorakkoord po en vo, is verbreed.

X Noot
5

Deze indicator is gewijzigd op basis van het sectorakkoord po en vo. Betrouwbare gegevens op zijn vroegst eind 2015 beschikbaar.

X Noot
6

De basiswaarde (5,9 procent) is gecorrigeerd i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde 3,9 procent geworden.

X Noot
7

Om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting, is de indicator aangepast. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.

X Noot
8

De indicator en basiswaardes zijn bijgesteld op basis van een nauwkeuriger meetmethode

X Noot
9

Voor de bovenbouw vwo betreft dit het aandeel leraren met een wo-masteropleiding.

X Noot
10

De streefwaarde is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015 om een realistischer beeld te geven i.v.m. haalbaarheid van de doelstelling.

X Noot
11

Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).

X Noot
12

De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt de indicator over de verbetertermijn van (zeer) zwakke scholen in het po en vo. In het Onderwijsverslag 2013-2014 worden de gegevens over de absolute aantallen afdelingen dat zich verbetert in een bepaalde termijn gegeven. Voor deze indicator zijn we op zoek naar het percentage van de totale populatie (zeer) zwakke scholen en afdelingen, dus inclusief de scholen en afdelingen die zich nog niet hebben verbeterd. Bij het opstellen van de begroting 2016 waren deze gegevens nog niet beschikbaar. In de voortgangsrapportage Sectorakkoorden po en vo zullen de waardes worden opgenomen.

Tabel 3.2 Kengetallen (aantallen/bedragen x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Totaal aantal ingeschreven leerlingen1

Nader te verdelen in:

956.600

959.300

953.400

940.400

924.100

906.000

891.200

 

Vmbo, excl. lwoo (excl. «groen onderwijs»)

324.400

325.500

322.100

315.200

306.800

297.800

291.200

 

Lwoo (excl. «groen onderwijs»)

90.400

88.400

86.100

83.500

81.800

80.200

79.300

 

Havo

252.700

254.200

253.700

251.800

248.700

245.000

241.600

 

Vwo

254.000

255.900

256.500

255.500

253.400

250.500

247.600

 

Pro

28.900

29.000

28.600

27.900

26.900

26.000

25.100

 

Vavo

6.200

6.300

6.400

6.500

6.500

6.500

6.400

2.

Uitgaven per leerling (x €)2

7.682

7.889

7.863

7.913

7.991

8.037

8.082

3.

Totaal aantal scholen

643

643

643

643

643

643

643

4.

Gemiddeld aantal leerlingen per school

1.488

1.492

1.483

1.463

1.437

1.409

1.386

X Noot
1

op de teldatum. Ten behoeve van de nadere verdeling in de diverse schoolsoorten zijn de leerlingen uit de brugklassen toebedeeld.

Bron: DUO

X Noot
2

De totale uitgaven uit tabel 3.3, exclusief de bijdragen aan baten-lastendiensten (DUO) en ontvangsten, gedeeld door het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste beleidswijzigingen op het terrein van het voortgezet onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda.

Het in 2014 gesloten sectorakkoord voortgezet onderwijs heeft als hoofddoel te komen tot professionele scholen, die zich voortdurend verbeteren en werken aan uitdagend onderwijs afgestemd op de behoefte van de leerling. Veel scholen zijn in het schooljaar 2014/2015 aan de slag gegaan met de doelstellingen uit het akkoord en scholen zullen zich in 2016 verder inspannen voor de gestelde doelen. Bijvoorbeeld dat leerlingen meer worden uitgedaagd en minder blijven zitten, dat steeds meer scholen aantoonbaar opbrengstgericht werken en dat het aantal masteropgeleide docenten toeneemt. In oktober 2015 verschijnt de eerste voortgangsrapportage.

In 2016 lopen de middelen uit de regeling Prestatiebox VO, zoals vastgelegd in het sectorakkoord VO, op naar ruim € 201 miljoen.

Om zittenblijven te voorkomen, is er structureel € 9 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is en wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. In 2015 was deze subsidie beschikbaar voor zomerscholen. Door leerlingen die dreigen te blijven zitten in de gelegenheid te stellen om gedurende de zomervakantie «bij te spijkeren», hoeft een deel van die leerlingen niet een heel jaar over te doen. Voor 2016 wordt weer een subsidieregeling gepubliceerd, waarmee naast zomerscholen ook vergelijkbare voorzieningen in andere vakanties (voorjaars- of meivakantie) bekostigd kunnen worden om zittenblijven te voorkomen. Daarna zal bezien worden of het beschikbare bedrag vanaf 2017 kan worden bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 3.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

7.486.937

7.720.600

7.579.547

7.542.207

7.450.629

7.465.553

7.349.007

Waarvan garantieverplichtingen

39.139

2.850

         

Totale uitgaven

7.315.883

7.578.227

7.574.452

7.571.832

7.541.214

7.453.203

7.349.007

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

7.157.951

7.409.386

7.445.589

7.459.222

7.431.590

7.343.000

7.238.699

Hoofdbekostiging

6.855.763

7.090.630

7.084.338

7.072.442

7.042.778

6.954.157

6.849.842

 

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

6.276.935

6.492.131

6.473.351

6.464.514

6.441.689

6.361.674

6.266.901

 

Bekostiging lichte ondersteuning

566.334

582.398

598.566

595.456

588.603

580.011

570.469

 

Bekostiging Caribisch Nederland

12.494

16.101

12.421

12.472

12.486

12.472

12.472

Prestatiebox

149.854

175.900

201.295

226.824

228.856

228.887

228.901

 

Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs

149.854

175.900

201.295

226.824

228.856

228.887

228.901

Aanvullende bekostiging

152.334

142.856

159.956

159.956

159.956

159.956

159.956

 

Regeling aanvullende bekostiging maatschappelijke stage in het VO

48.425

0

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2

18.600

0

0

0

0

0

0

 

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)

3.505

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

 

Regeling leerplusarrangement, nieuwkomers en eerste opvang vreemdelingen

80.382

78.020

78.020

78.020

78.020

78.020

78.020

 

Regeling visueel gehandicapten

1.300

0

0

0

0

0

0

 

Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo

122

250

250

250

250

250

250

 

Regeling functiemix VO Randstadregio's

0

61.386

61.386

61.386

61.386

61.386

61.386

 

Convenanten met RMC-regio's

0

0

17.100

17.100

17.100

17.100

17.100

                   

Subsidies

51.025

71.187

54.590

39.507

38.911

39.532

39.639

 

Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, MBO

17.500

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

 

ICT-projecten

1.390

1.000

0

0

0

0

0

 

Beter presteren (Scholen aan Zet en Platform Beta en Techniek)

0

2.600

3.000

0

0

0

0

 

Onderwijs Bewijs

1.468

1.176

474

0

0

0

0

 

Regionale verwijzingscommissies VO1

6.866

6.985

0

0

0

0

0

 

Pilots zomerscholen2

0

9.000

9.000

0

0

0

0

 

Overige projecten

23.801

38.426

30.116

27.507

26.911

27.532

27.639

                   

Opdrachten

2.513

1.888

1.788

2.070

2.381

2.347

2.353

 

In- en uitbesteding

2.513

1.888

1.788

2.070

2.381

2.347

2.353

                   

Bijdragen aan agentschappen

37.072

30.339

27.241

25.877

25.084

25.078

25.070

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

37.072

30.339

27.241

25.877

25.084

25.078

25.070

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

67.126

65.189

45.006

44.908

43.000

42.998

42.998

 

ZBO: College voor Toetsen en Examens

10.785

9.892

5.084

3.965

3.965

3.965

3.965

 

SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/MBO (incl. examens)

56.341

55.297

39.922

40.943

39.035

39.033

39.033

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

196

238

238

248

248

248

248

 

GRAZ (ECML) en PISA

196

238

238

248

248

248

248

Ontvangsten

8.588

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

X Noot
1

Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies is per 1-1-2016 overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».

X Noot
2

Dit bedrag wordt in 2015 en 2016 als aparte subsidie verstrekt. Daarna zal worden bezien of het beschikbare budget vanaf 2017 wordt bekostigd via de prestatiebox of de lumpsum.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 3 is voor 2016 99,9 procent juridisch verplicht.

Bekostiging:

Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de wet voor voortgezet onderwijs, onderliggende besluiten en uitvoeringsregelingen. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies:

Van het beschikbare budget is in 2016 90 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten:

Van het beschikbare budget is in 2016 ruim 85 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht, bijvoorbeeld voor communicatie over wetswijzigingen. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht

Bijdrage aan agentschappen:

Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s:

Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het College voor Toetsen en Examens en de onderwijs ondersteunende instellingen (SLOA). Op basis van overeenkomsten worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties:

Van het beschikbare budget in 2015 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan de eerdergenoemde internationale organisaties.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging voortgezet onderwijs lumpsum

Het voortgezet onderwijs kent een lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. De schoolbesturen ontvangen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen en te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding van scholen. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen en de schoolsoort.

Bekostiging lichte ondersteuning

Met de landelijke budgettering van lwoo/pro is vanaf 2014 het bedrag per leerling lwoo/pro gesplitst in een deel basisbekostiging en een deel bekostiging lichte ondersteuning. In deze bekostiging lichte ondersteuning is ook begrepen het budget voor het regionaal zorgbudget.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Met ingang van 1 januari 2015 is de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs financieel en inhoudelijk aangepast op basis van het eerdergenoemde Sectorakkoord.

Het bedrag voor 2016 bedraagt ruim € 201 miljoen, een verhoging ten opzichte van 2015 met zo’n € 25 miljoen. Deze verhoging heeft met name betrekking op meer inzet op het bieden van uitdagend onderwijs voor elke leerling en op meer en beter gekwalificeerde masteropgeleide leraren, zoals in het sectorakkoord is afgesproken.

Het budget voor de prestatiebox betreft ruim 2,8 procent van de totale (hoofd)bekostiging.

Aanvullende bekostiging

Leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen

De regeling «leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO en eerste opvang vreemdelingen» bestaat uit drie onderdelen:

Leerplusarrangement: scholen komen bij een bepaald percentage leerlingen uit achterstandswijken in aanmerking voor aanvullende bekostiging van het Leerplusarrangement.

Nieuwkomers: de aanvullende bekostiging is bestemd voor leerlingen die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland zijn en die vreemdeling zijn volgens de Vreemdelingenwet 2000.

Eerste opvang vreemdelingen: dit onderdeel van de regeling kent twee peildata, namelijk 1 april en 1 oktober. De aanvullende bekostiging is bestemd voor vreemdelingen die op een van de twee peildata als daadwerkelijk schoolgaand staan ingeschreven en die korter dan één jaar in Nederland verblijven.

Regeling IGVO (Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs)

De beleidsregel IGVO geeft aan op welke wijze scholen een aanvraag kunnen doen voor erkenning en bekostiging van een opleiding voor internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs, hoe dat onderwijs moet worden ingericht en op welke wijze de Minister dit onderwijs bekostigt. De financiële middelen bij deze regeling betreffen de toeslag die scholen per leerling per jaar ontvangen. Daarnaast worden leerlingen IGVO bekostigd als havo- en vwo leerlingen conform het bekostigingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs.

Functiemix vo Randstadregio’s

Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het aktieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de functiemix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.

Convenanten met RMC-regio’s

In het Regeerakkoord «Bruggen slaan» is afgesproken het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te brengen naar maximaal 25.000 in 2016. Om deze doelstelling te realiseren, zijn in 2012 meerjarige prestatiegerichte convenanten afgesloten voor de periode 2012–2015. De partners van deze convenanten zijn scholen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsonderwijs, de contactgemeenten van de 39 RMC-regio’s en het rijk. Op basis van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en de Regeling prestatiebox ontvangen de onderwijsinstellingen een vaste vergoeding en een (variabele) prestatiesubsidie. De variabele vergoeding wordt per jaar vastgesteld aan de hand van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters. Toekenning vindt plaats als één of meer procentuele vsv-normen is behaald.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 10: Subsidies). De belangrijkste hiervan zijn de subsidies voor Stichting Kennisnet, voor het programma «School aan Zet», voor het stimuleringsprogramma van het Platform Bèta en Techniek en voor de pilots zomerscholen.

Stichting Kennisnet ondersteunt onderwijsinstellingen bij het benutten van ICT. «School aan Zet» is een programma dat ondersteuning biedt aan besturen en scholen in het voortgezet onderwijs bij de implementatie van de door OCW en de VO-raad vastgestelde beleidsprioriteiten. Met het stimuleringsprogramma 2012–2015 van het Platform Bèta en Techniek wordt verder geïnvesteerd in het vergroten van de aandacht voor bètatechniek in onder andere het voortgezet onderwijs. Onderdeel hiervan zijn de programma’s uit het «Techniekpact», met als doel om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren via een betere samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven.

Opdrachten

Onder deze post vallen middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken. Bijvoorbeeld de monitor sociale veiligheid en de monitor experiment regelluwe scholen.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

ZBO: College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zorgt voor uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de centrale examens in het reguliere voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, de volwasseneneducatie, de staatsexamens voor het voortgezet onderwijs en voor Nederlands als tweede taal (NT2). Het CvTE is verantwoordelijk voor de invoering van de digitale examens en de verwachte diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast is het CvTE regievoerder over de examenketen en heeft zij een regierol voor de centrale eindtoets po. In die hoedanigheid heeft zij de taak om namens de overheid de kwaliteit van al deze toetsen en examens te waarborgen en te zorgen voor een vlekkeloze (digitale) afname.

SLOA: Onderwijs ondersteunende instellingen primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO. Ze ontvangen samen bijna € 40 miljoen voor toets- en examenontwikkeling (incl. diagnostische tussentijdse toets) en normering alsmede leerplanontwikkeling.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Onder deze post vallen bijdragen aan de internationale organisaties European Centre for Modern Lanquages (ECML) en Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) ten behoeve van PISA.

Het ECML geldt in Europa en daarbuiten als hét expertisecentrum voor het talenonderwijs. Door deelname hieraan blijft Nederland op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen op dit terrein.

De internationale bijdrage aan OECD is een voorwaarde voor deelname aan het PISA project, waardoor één keer in de drie jaar kan worden gemeten hoe de prestaties van 15-jarigen zich ontwikkelen op het gebied van wiskunde lezen en «science».

Artikel

4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Artikel

Algemene doelstelling

Het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie zorgen ervoor dat deelnemers hun talenten maximaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Deelnemers worden voorbereid op passend vervolgonderwijs en/of een positie op de arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een middelbaar onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele deelnemers en bij de behoeftes van de maatschappij. De bve-sector omvat het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het is een belangrijke leverancier van werknemers voor de arbeidsmarkt. Ook is het een schakel tussen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs.

Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het middelbaar onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van aanvullende bekostiging, subsidies, en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, kwaliteitsafspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 4.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

(jaartal)

Tussenwaarde1

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Art.nr.

Bron2

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

           
 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010–2011)

36% (2013/2014)

Verbetering

4

C

b)

Vergroten studiesucces

           
 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

(2008)

(2013/2014)

(2020)

4

 

Niveau 1: 66%

79%

Hoger

Niveau 2: 62%

73%

Hoger

Niveau 3: 63%

72%

Hoger

Niveau 4: 65%

74%

Hoger

Totaal: 64%

73%

Hoger

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

po/vo/mbo

7.9% (2014)

20% (2016)

100% (2017)

1, 3 en 4

SA, LA, T

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2009)

25.000 (2014/2015)

25.000 (2015/2016)

3 en 4

 
 

Studenten-tevredenheid

mbo

(Rapportcijfer 2014)

(2016)

(2020)

4

C

– 

Opleiding

7,0

7,2

7,5

– 

Instelling

6,5

6,7

7,0

 

(% tevreden over school en studie)3 2014: 49%

51% (2016)

55% (2020)

 

hbo: 65,6%

hbo: 69,9%

 

wo: 80,1%

wo: 81,4%

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

25% (2012)

27,4% (2014)

30% (2016)

4

 
 

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/ho

16,6% (2010)

17,4% (2013)

20% (2020)

4 en 6/7

T

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt

mbo

80% (2012)

79% (2013)

Hoger

4

T

X Noot
1

De opgenoemen tussenwaarden worden definitief in de voortgangsrapportage van het sectorakkoord po en vo (verschijnt in oktober 2015).

X Noot
2

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister en Staatssecretaris, C = Opgenomen in vreband met consistentie.

X Noot
3

Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging, vooralsnog alleen aandeel bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

Tabel 4.2 Kengetallen

Indicator

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Aantal deelnemers mbo (excl. «groen onderwijs», vavo)

449.600

450.000

448.600

449.100

448.700

445.500

 

Bol

354.900

352.200

351.300

351.800

351.800

350.900

 

bbl

94.700

97.800

97.300

97.300

96.800

94.600

 

dt-bol

0

0

0

0

0

0

 

vavo

8.200

8.400

8.400

8.300

8.000

6.700

Bron: OCW-Referentieraming 2015

2.

Onderwijsuitgaven per mbo-student (x € 1.00)1 .

8,0

7,9

7,9

7,9

7,9

7,9

X Noot
1

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend door de middelen voor het instrument bekostiging te delen door het ongewogen aantal mbo-studenten uit de referentieraming 2015

Beleidswijzigingen

Voor de voorgenomen maatregelen wordt verwezen naar de beleidsagenda hiervoor. De voorstellen zijn een verdere verdieping en verbreding van de ingezette koers en geven een impuls aan kwaliteitsverbetering van de mbo-opleidingen. Door verschillende trends zal de dynamiek op de arbeidsmark steeds groter worden en het mbo zal responsiever moeten worden om deze veranderingen een plek te kunnen geven in het onderwijs.

Ook zal 2016 het jaar zijn waarin de herziene kwalificatiestructuur verplicht in werking treedt en de keuzedelen een plek krijgen in het mbo. Zo kan de inhoud van het mbo-onderwijs sneller inspelen op veranderingen binnen het bedrijfsleven en in de samenleving. Per augustus 2015 heeft de stichting Samenwerking beroepsonderwijs en bedrijfsleven (SBB) de taken ten aanzien van de kwalificatiestructuur en beroepspraktijkvorming die zijn overgeheveld van de kenniscentra overgenomen. Zo wordt de organisatie van de kwalificatiestructuur en beroepspraktijkvorming gestroomlijnd. Dit is noodzakelijk om vernieuwingen in het beroepsonderwijs mogelijk te maken.

2016 zal ook het jaar worden waarin vervolgstappen worden gezet om het onderwijs responsiever te maken voor de veranderende arbeidsmarkt en tegelijkertijd herkenbaar voor studenten en het bedrijfsleven.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 4.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

3.898.698

4.115.057

4.026.058

4.058.428

4.010.137

3.990.053

3.945.374

Waarvan garantieverplichtingen

25.160

18.830

         

Totale uitgaven

3.757.009

4.086.757

4.064.713

4.024.329

4.053.148

4.009.856

3.986.080

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,7%

       
               

Bekostiging

3.404.283

3.677.623

3.618.097

3.583.173

3.637.117

3.606.606

3.595.343

Hoofdbekostiging

3.166.278

3.312.976

3.173.954

3.125.737

3.164.439

3.141.173

3.136.954

 

Bekostiging roc's/overige regelingen

2.995.643

3.198.238

3.107.548

3.059.317

3.098.019

3.074.753

3.070.534

 

Bekostiging kbb's

108.001

46.134

0

0

0

0

0

 

Bekostiging Caribisch Nederland

4.313

9.070

6.872

6.886

6.886

6.886

6.886

 

Bekostiging vavo

58.321

59.534

59.534

59.534

59.534

59.534

59.534

Kwaliteitsafspraken

31.845

228.100

319.900

322.900

322.900

322.900

322.900

 

Investeringsbudget

4.100

191.600

184.000

187.000

187.000

187.000

187.000

 

Resultaatsafhankelijk budget

27.745

36.500

135.900

135.900

135.900

135.900

135.900

Aanvullende bekostiging

206.160

136.547

124.243

134.536

149.778

142.533

135.489

 

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

13.922

13.944

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

 

Regionaal Investeringsfonds

3.575

14.760

18.410

23.410

43.945

36.700

29.656

 

Salarismix Randstadregio's

41.114

41.120

41.283

41.283

41.283

41.283

41.283

 

Plusvoorzieningen overbelaste jongeren

30.408

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

30.400

 

Programmagelden regio's

19.458

19.258

19.150

24.443

19.150

19.150

19.150

 

Convenanten met RMC-regio's

16.329

17.065

0

0

0

0

0

 

Taal en Rekenen

52.600

0

0

0

0

0

0

 

Leerlinggebonden financiering (LGF)

18.529

0

0

0

0

0

0

 

School-ex 2.0

10.115

0

0

0

0

0

0

 

Aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo 2

110

0

0

0

0

0

0

                   

Subsidies

238.592

256.180

252.140

250.658

227.641

216.072

216.064

 

Subsidieregeling praktijkleren

197.055

206.500

206.500

206.500

206.500

206.500

206.500

 

Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met taal

3.715

4.000

11.300

10.750

10.200

7.000

7.000

 

Pilots laaggeletterdheid

5.000

5.000

0

0

0

0

0

 

Loopbaanoriëntatie

700

2.100

1.300

1.300

1.300

1.300

1.300

 

ROC Leiden

0

0

20.000

20.000

0

0

0

 

Sectorplan mbo-hbo techniek

0

0

1.800

1.300

0

0

0

 

Netwerkscholen

3.500

0

0

0

0

0

0

 

Overige subsidies

28.622

38.580

11.240

10.808

9.641

1.272

1.264

                   

Opdrachten

6.556

4.312

2.311

2.311

2.311

2.311

2.311

 

In- en uitbesteding

1.509

4.312

2.311

2.311

2.311

2.311

2.311

 

Caribisch Nederland1

5.047

0

0

0

0

0

0

                   

Bijdrage aan agentschappen

19.123

22.635

19.699

18.893

17.269

17.266

17.261

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

19.123

18.369

17.199

16.393

14.769

14.766

14.761

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

0

4.266

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

                   

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

45

22.514

63.251

63.866

63.666

63.466

63.466

 

College voor Toetsen en Examens

45

551

4.365

4.365

4.365

4.365

4.365

 

Wet SLOA

0

2.706

9.588

10.303

10.303

10.303

10.303

 

SBB

0

19.257

49.298

49.198

48.998

48.798

48.798

                   

Bijdrage aan medeoverheden

34.526

103.493

109.215

105.428

105.144

104.135

91.635

 

RMC's

32.200

32.550

32.550

32.550

32.550

32.550

32.550

 

Educatie

0

56.234

56.234

56.234

56.234

56.234

56.234

 

Caribisch Nederland1

2.326

14.709

20.431

16.644

16.360

15.351

2.851

                   

Bijdrage aan sociale fondsen

53.884

0

0

0

0

0

0

 

Participatiebudget

53.884

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

8.038

6.500

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

X Noot
1

Dit is inclusief verbetermiddelen Caribisch Nederland. Zie overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland van het BES-fonds.

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 4 is in 2016 99,7 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan mbo-instellingen (inclusief Caribisch Nederland). In de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage en aanvullende bekostiging via regelingen wordt berekend.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2016 95 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten

Van het beschikbare budget is in 2016 75 procent juridisch verplicht. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdragen aan baten/lastendienst

Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdragen aan medeoverheden

De middelen voor Caribisch Nederland voor 2016 zijn voor 95 procent verplicht. Het gaat om incidentele investeringen en voorzieningen in Caribisch Nederland die (nog) niet uit de lumpsum bekostigd kunnen worden. De rest van de middelen die onder medeoverheden vallen zijn voor 100 procent verplicht in 2016.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Het budget voor 2016 is voor 100 procent juridisch verplicht. Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor de uitvoering van de wettelijke taken van SBB en de ontwikkeling van centrale examinering taal en rekenen door Cito en het College voor Examens.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Hoofdbekostiging

Bekostiging roc’s en vakinstellingen

De rijksbijdrage die de mbo-instellingen ontvangen, is gebaseerd op de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). In deze wet is een aantal maatregelen uit het actieplan «Focus op vakmanschap» opgenomen. Deze maatregelen zijn per 1-8-2014 in werking getreden (Stb 2013, 288). Ook is de basis gelegd voor aanpassing in van het bekostigingsmodel. Deze aanpassingen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit WEB (Stb 2014, 142). De nieuwe bekostigingssystematiek is voor het eerst toegepast voor het bekostigingsjaar 2015. Het landelijk budget dat beschikbaar is voor het beroepsonderwijs wordt verdeeld in een budget voor entreeopleidingen en een budget voor de niveaus 2 t/m 4. Voor de entreeopleidingen wordt het budget verdeeld over de instellingen naar rato van het aantal ingeschreven studenten. Voor de niveaus 2 t/m 4 naar rato van het aantal ingeschreven studenten en het aantal afgegeven diploma’s van elke instelling. De mate waarop een student meetelt, is afhankelijk van de leerweg (bol of bbl), de opleiding (c.q. prijsfactor van de opleiding) en het aantal verblijfsjaren in het mbo. De mate waarop een diploma meetelt is afhankelijk van het niveau en of de student al eerder een mbo-diploma heeft behaald. Voor de jaren 2015 tot en met 2018 is nog voorzien in een overgangsbekostiging om te zorgen voor een geleidelijke overgang naar het nieuwe bekostigingsmodel.

Bekostiging Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland wordt op alle drie de eilanden middelbaar beroepsonderwijs (mbo) aangeboden. Op de bovenwindse eilanden wordt alleen een beperkt aantal opleidingen op niveau 1 en 2 aangeboden. Op Bonaire worden op alle mbo-niveaus (1–4) opleidingen aangeboden. Deze middelen zijn bedoeld om de instellingen in Caribisch Nederland via lumpsumbekostiging te financieren voor de studenten die middelbaar beroepsonderwijs volgen.

Bekostiging vavo

Sinds 1 januari 2013 wordt het vavo rechtstreeks door OCW bekostigd. In 2013 en 2014 op basis van de overgangsbekostiging. Vanaf het bekostigingsjaar 2015 wordt het nieuwe bekostigingsmodel toegepast (Stb 2014, 148). Voor de verdeling van de beschikbare middelen wordt gebruik gemaakt van drie maatstaven, namelijk het aantal ingeschreven studenten, het aantal vakken dat door studenten met een voldoende is afgesloten en het aantal afgegeven diploma’s. Voor de jaren 2015 en 2016 is nog voorzien in een overgangstraject om te zorgen voor een geleidelijke overgang naar het nieuwe model.

Prestatiebox

Kwaliteitsafspraken

Vanaf 2015 worden integrale kwaliteitsafspraken gemaakt met instellingen. De kwaliteitsafspraken bestaan uit drie delen:

Per 2015 is de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken in werking getreden, die betrekking heeft op kwalitatieve afspraken waarbij mbo-instellingen hun verbeterambities ten aanzien van de onderwijskwaliteit formuleren in een kwaliteitsplan. De volgende thema’s staan hierbij centraal: professionele ontwikkeling van het onderwijzend personeel (waaronder examenfunctionarissen), taal en rekenen, kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, excellent vakmanschap, vsv en kwetsbare jongeren en studiewaarde. Het integrale kwaliteitsplan en de maatregelen die daarin opgenomen zijn, staan in dienst van de opgave van het mbo: de drievoudige kwalificering, nodig voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt en een goede aansluiting op het hoger beroepsonderwijs. Aan de instellingen wordt voor de kwalitatieve afspraken een investeringsbudget beschikbaar gesteld. Daartoe zijn een aantal bestaande regelingen gebundeld.

Naast een resultaatafhankelijke beloning voor voortijdig schoolverlaten worden vanaf 2016 mbo-instellingen die goede resultaten laten zien op het gebied van studiewaarde beloond. OCW ontwikkelt in samenwerking met de MBO Raad en het georganiseerd bedrijfsleven (beide vertegenwoordigd in de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) een valide indicator voor de kwaliteit van de bpv die een rechtmatige bekostiging toelaat vanaf 2017.

Via www.kwaliteitsafsprakenmbo.nl worden per instelling de (kwantitatieve) resultaten transparant gemaakt.

Aanvullende bekostiging

Schoolmaatschappelijk werk in het mbo

Voor schoolmaatschappelijk werk worden jaarlijks middelen aan het mbo-veld ter beschikking gesteld. Met deze middelen kunnen instellingen voor de studenten, die dit tijdelijk nodig hebben, snel en adequaat hulpverlening inschakelen. Hierdoor wordt het risico op uitval van deze student verkleind.

Regionaal investeringsfonds mbo

Met het Regionaal investeringsfonds mbo, onderdeel van het Techniekpact, zal in de periode 2014 tot en met 2017 € 100 miljoen beschikbaar worden gesteld voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Mbo-instellingen, bedrijfsleven en bijvoorbeeld regionale overheden kunnen samen een aanvraag indienen. Die aanvraag moet bijdragen aan een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten bedrijfsleven en, bij voorkeur, regionale overheden in de desbetreffende regio de subsidie aanvullen met een financiële bijdrage.

Salarismix mbo Randstadregio’s

Aanvullend op de in de lumpsum op te nemen beloningsmaatregelen zijn in het actieplan LeerKracht van Nederland afspraken gemaakt over de versterking van de salarismix in de zogenaamde Randstadregio’s. Hier kennen scholen een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de marktsector, een grotere arbeidsmarktproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. De middelen worden op grond van een ministeriële regeling in aanvulling op de lumpsum verstrekt aan instellingen in deze regio’s.

Plusvoorziening/Programmagelden regio’s

Op grond van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten ontvangt iedere RMC-regio middelen voor een regionaal programma vsv met als doel het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten is een bundeling van de voormalige vsv-onderwijsprogramma’s en de subsidie Plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Subsidieregeling praktijkleren

De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen en is een compensatie voor de kosten die een werkgever maakt voor begeleiding in de praktijk van de leerling/student.

De regeling wordt vooral gericht op de groep jongeren in een kwetsbare positie waar bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid een groot probleem is, studenten die een opleiding volgen in sectoren waarin knelpunten in de personele voorziening worden verwacht en wetenschappelijk personeel dat onmisbaar is voor onze kenniseconomie.

Actieplan Tel mee met Taal

Ter ondersteuning van de aanpak van laaggeletterdheid wordt in 2016 € 7 miljoen beschikbaar gesteld als bijdrage aan het actieplan «Tel mee met Taal 2016–2018» dat door de ministeries van OCW, SZW en VWS wordt uitgevoerd en gefinancierd. Activiteiten in dit kader worden door nader aan te wijzen partijen uitgevoerd. Onderdeel van de bijdrage van € 7 miljoen betreffen de € 5 miljoen die als gevolg van de motie Ypma c.s. structureel zijn toegevoegd aan het budget voor de aanpak van laaggeletterdheid.

Loopbaanoriëntatie (LOB)

LOB gelden worden voornamelijk geïnvesteerd in ondersteuning van mbo-instellingen zodat zij (aanstaande) mbo-studenten beter kunnen begeleiden bij hun studieloopbaan, studiekeuzes en persoonlijke bewustwording en ontwikkeling. Loopbaanoriëntatie moet het risico op uitval en switchgedrag beperken.

ROC Leiden

In het kader van de problematiek rondom ROC Leiden zal in totaal een (maximale) financiële bijdrage van € 40 miljoen beschikbaar gesteld worden. Dit bedrag zal in tranches verstrekt worden en komt uit het macrobudget. De korting, van twee keer € 20 miljoen, zal in 2016 en 2017 plaatsvinden.

Sectorplan mbo-hbo techniek 2011–2016

Dit betreft middelen voor het sectorplan mbo-techniek en het sectorplan hbo-techniek. Hiermee worden de centers of expertise in het hbo en de centra voor innovatief vakmanschap in het mbo gefinancierd (eerste generatie). Deze centra, die met cofinanciering van bedrijven tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties in het bedrijfsleven.

Overige projecten

Hieronder vallen posten zoals internationalisering en kwaliteitsbeleid.

Opdrachten

Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Bekostiging SBB

Vanaf 1 augustus 2015 zijn de wettelijke taken van de kenniscentra overgedragen aan de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (ZBO). De SBB ontvangt middelen om de wettelijke taken uit te voeren, waarmee wordt bijdragen aan het primaire proces van het beroepsonderwijs. Hiertoe behoort het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur. Tevens werft en accrediteert de SBB leerbedrijven, zorgt voor voldoende praktijkplaatsen en bevordert de kwaliteit van de praktijkplaatsen. De samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven binnen één organisatie biedt mogelijkheden voor een nieuwe, frisse manier van werken die bijdraagt aan kwalitatief goed beroepsonderwijs met opleidingen die up-to- date zijn en voldoende, goede stageplaatsen.

College voor Toetsen en Examens

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een ZBO die verantwoordelijk is voor de examens rekenen en taal in het beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Bijdrage aan medeoverheden

Caribisch Nederland

Deze middelen worden ingezet voor het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs in Caribisch Nederland tot een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbaar niveau. Een groot gedeelte van het budget is bestemd voor de verbetering van de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er voor samenwerking met Curaçao, Sint Maarten en Aruba structureel een beperkt budget beschikbaar, bestemd voor het bevorderen van voorzieningen in de regio, mede ten behoeve van de inwoners van Caribisch Nederland.

RMC’s

Dit is de bekostiging van de rmc-functie van 39 rmc-regio’s. De rmc-functie heeft tot taak met de vsv’ers van 18 jaar en ouder uit vo en mbo contact te leggen en hen zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school of naar een combinatie van school en werk.

Educatie

Met ingang van 1 januari 2015 wordt het educatiebudget – in elk geval tot en met 2017 – per specifieke uitkering verstrekt aan samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de verplichte besteding bij roc’s afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.

Tabel 4.4 Overzicht Specifieke Uitkering (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Ontvangende partij(en)

32,6

32,6

32,6

32,6

32,6

32,6

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Regionale meld- en coördinatiecentra voortijdig schoolverlaten. De RMC-functie heeft tot taak met de niet meer kwalificatieplichtige dreigende vsv’ers uit VO en MBO contact te leggen en het zoveel mogelijk terug te begeleiden naar school en/of werk. De daarvoor beschikbare middelen worden over de RMC- regio’s verdeeld volgens een verdeelsleutel die is vastgelegd in het «Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten». Het bedrag per regio wordt uitgekeerd aan de RMC-contactgemeente van de regio.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs

           

2.

Ontvangende partij(en)

56,2

56,2

56,2

56,2

56,2

56,2

 

Gemeenten

           
 

Korte omschrijving uitkering

           
 

Sinds 1 januari 2009 maakte het educatiebudget onderdeel uit van het Participatiebudget, een specifieke uitkering voor gemeenten. Met ingang van 1 januari 2015 wordt het educatiebudget per specifieke uitkering verstrekt aan de samenwerkende gemeenten binnen een regio (via de contactgemeente). Hierbij wordt de verplichte besteding bij roc’s binnen een aantal jaren afgebouwd en wordt het mogelijk voor gemeenten maatwerk te bieden voor de diverse doelgroepen van de volwasseneneducatie.

           
 

Vindplaats regelgeving

           
 

Wijzigingswet Wet participatiebudget, enz. (invoeren specifieke uitkering educatie en vervallen verplichte besteding educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra)

           

Artikel

6 EN 7. HOGER ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren: De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 6.1 Indicatoren

Doelstelling/indicator

Basiswaarde

(jaartal)

Tussenwaarde

(jaartal)

Streefwaarde

(jaartal)

Bron1

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

       
 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

2011

2014

 

C

hbo: 59%

hbo: 54%

hoger

wo: 69%

wo: 65%

hoger

b)

Vergroten studiesucces

       
 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

2011

2014

2

 

hbo: 65,7%

hbo: 60,4%

   

wo: 60,9%

wo: 70,4%

   
 

Uitval in het eerste jaar

2011

2014

2

T

hbo: 27,9%

hbo: 29,2%

 

wo: 18,8%

wo: 17,2%

 
 

Switchen na het eerste jaar

2011

2014

2

T

hbo: 9,0%

hbo: 9,2%

 

wo: 9,1%

wo: 8,8%

 

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

2011

2013

2016

 
 

Aandeel hbo-docenten met een afgeronde master- of PhD-opleiding

66,2%

72,2%

80%

 

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Studenten-tevredenheid

2011

2014

3

 

hbo: 65,6%

hbo: 69,9%

wo: 80,1%

wo: 81,4%

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

2012

2014

2016

 

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

wo: 21%

wo: 22%

wo: 22%

 

Percentage 25–64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

16,6% (2010)

17,4% (2013)

20%

(2020)

T

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt

hbo4: 72% (2013)

hbo4: 72% (2014)

hoger

T

wo5: 56% (2011)

wo5: 57% (2013)

hoger

X Noot
1

T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C= Opgenomen in verband met consistentie.

X Noot
2

Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Zie verder de brief van 21 april 2015 over de voortgang van de prestatieafspraken.

X Noot
3

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

X Noot
4

Bron: Vereniging Hogescholen, factsheet «Feiten en cijfers: HBO-Monitor 2014». De indicator betreft de antwoord categorieën «voldoende/goede aansluiting op de arbeidsmarkt». De HBO-Monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.

X Noot
5

Bron: VSNU, factsheets WO-Monitor 2011 en 2013. De indicator betreft de antwoord categorieën «in sterke/zeer sterke mate». De WO-Monitor wordt eenmaal in de twee jaar uitgevoerd.

Tabel 6.2 Kengetallen

(aantallen x 1.000)

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

2020/21

1.

Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs)

             
 

Hbo voltijd bachelor

385,5

387,5

392,5

397,7

401,3

404,6

407,4

 

Hbo voltijd master

3,3

3,4

3,4

3,4

3,4

3,5

3,5

 

Hbo deeltijd bachelor

38,1

34,9

32,5

30,7

29,1

27,6

26,1

 

Hbo deeltijd master

8,6

8,5

8,4

8,4

8,3

8,1

7,9

   

Totaal hbo

435,4

434,3

436,8

440,2

442,1

443,8

444,9

                   
 

Wo voltijd bachelor

153,0

149,4

148,1

147,9

148,8

150,9

153,3

 

Wo voltijd master

85,9

84,7

85,2

86,0

86,5

86,6

87,0

 

Wo deeltijd bachelor

2,0

1,7

1,5

1,4

1,3

1,3

1,2

 

Wo deeltijd master

3,7

3,3

3,1

2,9

2,7

2,6

2,5

   

Totaal wo

244,6

239,1

237,9

238,2

239,4

241,3

244,0

Bron: Referentieraming 2015

2.

Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs)

             
 

Hbo voltijd bachelor

52,3

52,4

52,8

52,8

52,8

53,3

53,8

 

Hbo voltijd master

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

 

Hbo deeltijd bachelor

6,9

6,4

6,0

5,7

5,5

5,3

5,1

 

Hbo deeltijd master

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

2,2

2,2

   

Totaal hbo

62,6

62,3

62,3

61,9

61,7

62,0

62,3

                   
 

Wo voltijd bachelor

30,3

30,5

30,6

29,9

29,6

29,7

30,1

 

Wo voltijd master

35,3

35,0

35,0

35,1

35,2

35,3

35,3

 

Wo deeltijd bachelor

0,3

0,3

0,3

0,2

0,2

0,2

0,2

 

Wo deeltijd master

1,1

1,0

0,9

0,9

0,9

0,8

0,8

   

Totaal wo

66,9

66,8

66,8

66,1

65,9

66,0

66,4

Bron: Referentieraming 2015

             

(bedragen x € 1.000)

 

2016

2017

2018

2019

   

3.

Onderwijsuitgaven per student1

             
 

Hbo

 

6,7

6,7

6,6

6,6

   
 

Wo

 

6,7

6,7

6,7

6,6

   

(bedragen x € 1)

 

2015/16

         

4.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd)

 

1.951

         
X Noot
1

De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2015 (overeenkomstig tabel 6.2, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren).

Overige indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2013–2014 en in Trends in Beeld.

Beleidswijzigingen

De wijzigingen in het kader van de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel en de prestatieafspraken worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder nog op een aantal specifieke beleidswijzigingen ingegaan.

Strategische agenda

In juli 2015 is de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2015–2025 «De waarde(n) van weten» uitgekomen. Deze strategische agenda geeft de koers aan voor het hoger onderwijs voor de komende 10 jaar en staat in het teken van het leveren van een zichtbare impuls in de kwaliteit van het hoger onderwijs en het onderwijsgerelateerd onderzoek met de middelen die voortkomen uit het studievoorschot. Voor de drie thema’s (1) onderwijs van wereldformaat, (2) toegankelijkheid, talentonwikkeling en diversiteit, en (3) verbinding met de samenleving, staan beleidslijnen voor de komende jaren beschreven. In de strategische agenda wordt een aantal bestedingsrichtingen voorgesteld voor de middelen die vanaf 2018 vrijkomen dankzij de invoering van het studievoorschot. Er wordt ingezet op kleinschalig en intensief onderwijs, talentprogramma’s, onderwijs-gerelateerd onderzoek, en studiefaciliteiten en digitalisering. Daarnaast wordt er een aantal landelijke prioriteiten gestimuleerd: onderwijsbeurzenprogramma, onderzoek naar het hoger onderwijs, voorzetting van de regeling Open en Online Onderwijs en experimenteren met regelvrije zones voor onderwijsinnovatie. En er wordt ingezet op het verbeteren van de samenwerking in de regio ten behoeve van een betere doorstroom in het onderwijs en aansluiting op de arbeidsmarkt. Vooruitlopend daarop is voor de jaren 2015 t/m 2017 afgesproken met de universiteiten en hogescholen dat zij zelf jaarlijks een voorinvestering doen van € 200 miljoen. In 2016 wordt er een start gemaakt met de uitwerking van de strategische agenda.

Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

Op grond van het innovatieartikel in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt aan instellingen in het hoger onderwijs experimenteerruimte geboden, gericht op versterking van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het deeltijd hoger onderwijs. Dit gebeurt in een experiment vraagfinanciering en in pilots flexibilisering. Instellingen kunnen zich tot medio oktober 2015 aanmelden voor het experiment met vraagfinanciering en de pilots gericht op flexibilisering. De eerste lichting studenten gaat van start in 2016. In 2016 is voor het experiment en de pilots tezamen € 21,4 miljoen beschikbaar aan additionele middelen.

Internationalisering

Het nieuwe Holland Scholarship is een van de instrumenten om meer Nederlandse studenten naar het buitenland en meer internationale topstudenten naar Nederland te krijgen. Vanaf het collegejaar 2015/2016 zijn er jaarlijks 768 beurzen beschikbaar voor Nederlandse studenten om een deel van hun studie, die ze aan een Nederlandse hogeschool of universiteit volgen, in het buitenland te volgen. Daarnaast zijn er ook 768 beurzen beschikbaar voor internationale studenten die een volledige studie in Nederland willen volgen. Het scholarshipprogramma is een belangrijk instrument in het proces van internationalisering, waarin het verwerven van kennis, vaardigheden en beroepscompetenties, alsook de persoonlijke ontwikkeling en «Bildung» van studenten centraal staan. Het programma draagt eveneens bij aan de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in de wereld. Het programma wordt de komende jaren doorontwikkeld en wil in de toekomst ook andere partijen (zoals het bedrijfsleven) betrekken.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Hoger beroepsonderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

2.961.392

2.855.915

2.848.076

2.817.116

2.821.507

2.806.786

2.838.628

Waarvan garantieverplichtingen

26.789

17.383

         

Totale uitgaven

2.732.897

2.796.444

2.823.794

2.839.039

2.815.174

2.821.817

2.838.628

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,99%

       
               

Bekostiging

2.688.138

2.741.946

2.770.700

2.788.403

2.763.995

2.770.541

2.786.556

Hoofdbekostiging

2.518.043

2.565.126

2.585.882

2.595.693

2.563.409

2.562.168

2.573.003

 

Onderwijsdeel hbo

2.445.854

2.490.042

2.496.001

2.510.315

2.483.963

2.482.716

2.494.951

 

Deel ontwerp en ontwikkeling

69.201

69.531

69.202

69.149

69.149

69.155

69.155

 

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren)

 

4.069

19.195

14.745

10.297

10.297

8.897

 

Bekostiging experimenten open bestel

2.537

           
 

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

451

1.484

1.484

1.484

     

Prestatiebox

170.095

176.820

184.818

192.710

200.586

208.373

213.553

 

Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering

170.095

176.820

184.818

192.710

200.586

208.373

213.553

               

Subsidies

752

3.619

3.044

2.153

146

146

146

 

Regeling stimulering Bèta/techniek

 

2.758

2.524

1.851

     
 

Overig

752

861

520

302

146

146

146

                   

Opdrachten

242

265

0

0

0

0

0

 

Uitbesteding1

242

265

         
               

Bijdragen aan agentschappen

17.851

17.520

15.195

12.260

11.796

11.793

11.789

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

17.851

17.520

15.195

12.260

11.796

11.793

11.789

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

23.616

30.894

34.855

36.223

39.237

39.337

40.137

 

NWO: Praktijkgericht onderzoek hbo

23.616

28.510

28.510

27.510

27.510

27.510

27.510

 

NWO: Promotiebeurs voor leraren

 

2.384

2.869

5.504

8.638

8.738

9.538

 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)2

   

3.476

3.209

3.089

3.089

3.089

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.298

2.200

0

0

0

0

0

 

Stichting Studiekeuze 1233

2.298

2.200

         

Ontvangsten

2.615

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

X Noot
1

Vanaf 2016 opgenomen onder opdrachten artikel 7 wo (zie tabel 6.4)

X Noot
2

Tot 2016 opgenomen onder bijdragen aan ZBO's/RWT's artikel 7 wo (zie tabel 6.4)

X Noot
3

Vanaf 2016 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties artikel 7 wo (zie tabel 6.4)

Tabel 6.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

4.293.686

4.198.381

4.142.227

4.106.165

4.106.380

4.094.582

4.121.930

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

4.152.113

4.186.589

4.160.209

4.140.781

4.106.366

4.105.994

4.123.050

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,96%

       
                   

Bekostiging

4.115.685

4.154.933

4.131.818

4.114.661

4.080.045

4.079.756

4.096.812

Hoofdbekostiging

3.986.790

4.020.150

3.990.020

3.965.872

3.924.274

3.917.115

3.929.598

 

Onderwijsdeel wo

1.641.970

1.663.473

1.636.333

1.614.750

1.571.994

1.563.249

1.574.187

 

Onderzoeksdeel wo

1.730.563

1.738.779

1.733.463

1.730.499

1.730.580

1.730.678

1.730.678

 

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

614.257

617.567

618.019

618.968

620.597

622.085

623.630

 

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren)

 

331

2.205

1.655

1.103

1.103

1.103

                   

Prestatiebox

128.895

134.783

141.798

148.789

155.771

162.641

167.214

 

Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering

128.895

134.783

141.798

148.789

155.771

162.641

167.214

                   

Subsidies

10.067

4.973

2.930

2.822

3.023

3.140

3.140

 

Subsidieregeling Sirius programma

5.443

2.407

         
 

Subsidieregeling Libertas Noodfonds

605

265

         
 

3TU’s samenwerking

1.500

           
 

Open en online onderwijs

 

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

 

Overig

2.519

1.301

1.930

1.822

2.023

2.140

2.140

                   

Opdrachten

1.240

1.300

1.667

1.667

1.667

1.467

1.467

 

Uitbesteding1

1.240

1.300

1.667

1.667

1.667

1.467

1.467

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.769

3.836

0

0

0

0

0

 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)2

3.769

3.836

         
                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

21.352

21.547

23.794

21.631

21.631

21.631

21.631

 

Organisaties conform tabel 6.53

21.352

21.547

23.794

21.631

21.631

21.631

21.631

Ontvangsten

10.426

16

16

16

16

16

16

X Noot
1

Vanaf 2016 inclusief opdrachten artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)

X Noot
2

Vanaf 2016 opgenomen onder bijdragen aan ZBO's/RWT's artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)

X Noot
3

Vanaf 2016 inclusief bijdragen aan (inter)nationale organisaties artikel 6 hbo (zie tabel 6.3)

Budgetflexibiliteit artikel 6

Van het totale budget voor artikel 6 is voor 2016 99,99 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van postinitiële masteropleidingen hbo en die voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen liggen afzonderlijke regelingen ten grondslag.

Subsidies: Het beschikbare budget voor 2016 is voor 91 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling stimulering Bèta/techniek.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s: Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan NWO voor praktijkgericht onderzoek hbo en de promotiebeurs voor leraren en de bijdrage aan de NVAO. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Van het totale budget voor artikel 7 is voor 2016 99,96 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen ligt een afzonderlijke regeling ten grondslag.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2016 94 procent juridisch verplicht. Dit deel betreft de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregeling Open en online onderwijs, de afstudeerregeling en het Instellingsbesluit Reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2016 3 procent juridisch verplicht op grond van in 2015 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan United Nations University (UNU), Europees Universitair Instituut Florence (EUI), Stichting EP-NUFFIC, Stichting Handicap en Studie, Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO), Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) en Stichting Studiekeuze 123. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Tabel 6.5 Middelen organisaties1 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

United Nations University (UNU)

894

894

894

894

894

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.586

1.582

1.637

1.637

1.637

Stichting EP-NUFFIC

15.823

13.669

13.669

13.669

13.669

Stichting Handicap en Studie

466

466

466

466

466

Stichting voor Vluchteling Studenten UAF

2.299

2.299

2.299

2.299

2.299

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

293

288

233

233

233

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

233

233

233

233

233

Stichting Studiekeuze123 (SKI123)

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

Totaal

23.794

21.631

21.631

21.631

21.631

X Noot
1

In deze tabel zijn de organisaties vermeld en de bedragen waarop de bijdragen ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering (prestatiebox). De postinitiële masteropleidingen hbo, en het experiment vraagfinanciering en de pilots flexibilisering in het kader van flexibel hoger onderwijs voor volwassenen worden afzonderlijk bekostigd.

Hoofdbekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel (hbo en wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en

  • c. een onderwijsopslag als percentage.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en Onderzoeksdeel (wo)

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht, en

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

In de Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst zijn een tweetal maatregelen aangekondigd ten aanzien van het onderzoeksdeel wo;

  • de invloed van de promotieparameter wordt gemaximeerd op 20 procent en;

  • het werken met driejarige gemiddelden.

Beide maatregelen zullen worden uitgewerkt via het Uitvoeringsbesluit WHW en zullen inwerkingtreden vanaf het bekostigingsjaar 2017.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo en wo)

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van het experiment vraagfinanciering en pilots flexibilisering. Doel van het experiment vraagfinanciering is om kennis op te doen over de effecten van vraagfinanciering in de vorm van vouchers, in combinatie met meer mogelijkheden voor flexibiliteit op de vraaggerichtheid van het aanbod deeltijd hoger onderwijs, de deelname van volwassenen daaraan en de aantallen gediplomeerden. Doel van de pilots flexibilisering is te onderzoeken of verruiming van bestaande kaders bijdraagt aan de totstandkoming van een onderwijsaanbod dat flexibeler is en beter aansluit op de kenmerken en behoeften van volwassenen, met behoud van de kwaliteit van het onderwijs. Instellingen kunnen zich tot medio oktober 2015 aanmelden voor het experiment met vraagfinanciering en de pilots gericht op flexibilisering. De eerste lichting studenten gaat van start in 2016. De evaluatie van zowel de pilots als het experiment vindt in 2021 plaats; het experiment vraagfinanciering kent daarnaast een tussenevaluatie eind 2018.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (hbo en wo)

Voor de periode 2013 tot en met 2016 ontvangen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken. Deze prestatieafspraken gaan over versterking van onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. In het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs is bepaald hoe de omvang van de prestatiebekostiging per instelling wordt vastgesteld. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestaties op zeven indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces in 2015, kan de instelling in de periode 2017–2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces. In 2016 wordt bepaald of de instellingen de voor 2015 afgesproken prestaties hebben gerealiseerd.

Subsidies

Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)

Hiermee wordt de ontwikkeling van drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd, naast de zeventien CoE’s waarvan de ontwikkeling gefinancierd wordt uit de middelen voor profilering. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangspunt hierbij is 25 procent financiering uit het werkveld, 25 procent van onderwijsinstellingen en 50 procent profileringsbekostiging. De middelen worden via het Platform Bèta Techniek beschikbaar gesteld aan de CoE’s.

Open en online hoger onderwijs (hbo en wo)

De stimuleringsregeling Open en online hoger onderwijs is bedoeld om (zoals aangekondigd in de visiebrief) instellingen, passend bij hun profiel, te laten experimenteren met verschillende vormen van open en online onderwijs. Dit draagt bij aan de onderwijskwaliteit, de toegankelijkheid van onderwijs(materiaal) voor bijvoorbeeld de doelgroep Leven Lang Leren, het studiesucces van studenten, internationalisering en de (internationale) reputatie van Nederlandse instellingen. SURF adviseert de Minister over de projectaanvragen en ondersteunt de instellingen tijdens de uitvoering van de projecten. In 2015 is de eerste tranche met elf projecten van start gegaan onder begeleiding van SURF. Deze instellingen hebben maximaal € 100.000 aangevraagd en matchen dit zelf met ten minste hetzelfde bedrag. Daarnaast voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over open en online onderwijs in de Nederlandse context. De resultaten van de projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling en het Instellingsbesluit Reviewcommissie hoger onderwijs en onderzoek, alsmede om toekenningen die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

NWO

Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo bij het NWO; het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). Vanaf 2014 wordt vanuit het Regeerakkoord Rutte II extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek:

  • in 2014 is de eerste tranche van € 3 miljoen structureel beschikbaar gekomen,

  • in 2015 de tweede tranche van € 7 miljoen structureel,

  • en vanaf 2018 is er nog een oploop gereserveerd van structureel € 3 miljoen die nog beschikbaar moet komen.

Promotiebeurs voor leraren: Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 60 leraren een nieuwe beurs worden verstrekt.

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Organisaties conform tabel 6.5

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

Artikel

8. INTERNATIONAAL BELEID

Artikel

Algemene doelstelling

Bevorderen van internationale samenwerking en uitwisseling ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van onderwijs, cultuur en wetenschap en ter verdere ontwikkeling van internationale competenties van lerenden, docenten, kunstenaars en wetenschappers.

Rol en verantwoordelijkheid

Stimuleren: Bij het uitvoeren van de algemene doelstelling ligt de nadruk op het zoveel mogelijk stimuleren en ondersteunen van instellingen en burgers om zich op een internationale omgeving voor te bereiden. Daartoe zorgt de Minister vanuit haar stelselverantwoordelijkheid voor de benodigde internationaal-bestuurlijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld door afspraken te maken over wederzijdse beroepserkenning, kwaliteitszorg en grensverkeer en door de uitwisseling van best practices. De Minister opereert hierbij binnen multilaterale kaders als de Europese Unie, OESO en de Unesco en andere – vaak daarbij aangesloten – organisaties, alsmede via bilaterale contacten, verdragen, Memorandums of Understanding, etc. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van stimuleringsmaatregelen in de vorm van fondsen en beurzen en worden faciliterende en uitvoerende instanties gefinancierd, zoals EP-Nuffic, Neth-ER en het Duitsland Instituut Amsterdam. De bevordering van internationale samenwerking is ondersteunend aan de beleidsdoelstellingen van OCW. De voorgenomen activiteiten zijn daarom voor een belangrijk deel opgenomen in de betreffende beleidsartikelen.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren voor internationaal beleid worden beschreven op de website Trends in Beeld.

De website Trends in Beeld biedt informatie over de indicatoren over o.a. het programma Erasmus+, maar ook de prestaties van de beroepsbevolking worden internationaal vergeleken in het kader van het «Programme for International Assessment of Adult Competencies» (PIAAC).

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 8.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

HGIS-deel 2016

Verplichtingen

13.973

10.081

12.327

10.555

10.555

10.554

10.554

569

Totale uitgaven

12.330

12.506

13.662

11.369

11.155

10.554

10.554

1.039

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

72,0%

         
                     

Subsidies

1.297

1.814

1.696

1.696

1.626

1.025

1.025

364

 

Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)

773

730

612

612

612

611

611

 
 

Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)

450

600

600

600

600

     
 

Frans-Nederlandse academie (FNA)

20

             
 

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

24

364

364

364

364

364

364

364

 

Overige incidentele subsidies

30

120

120

120

50

50

50

 
                     

Opdrachten

6

805

2.500

207

207

207

207

0

 

Beleidsonderzoek en benchmarking

6

100

100

100

100

100

100

 
 

Incidentele Internationale activiteiten

 

105

86

107

107

107

107

 
 

EU-voorzitterschap

 

600

2.314

         
                     

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

10.577

9.437

9.016

9.016

8.872

8.872

8.872

225

 

OCW-vertegenwoordiging in het buitenland

141

135

135

135

135

135

135

135

 

Stichting EP-Nuffic

4.690

3.485

3.485

3.485

3.485

3.485

3.485

 
 

Nederlandse Taalunie

3.224

3.216

2.795

2.795

2.651

2.651

2.651

 
 

Europa College Brugge

30

30

30

30

30

30

30

 
 

Unesco

 

20

20

20

20

20

20

 
 

OESO CERI

67

76

76

76

76

76

76

 
 

Fulbright Center

388

368

368

368

368

368

368

 
 

DCICC

90

90

90

90

90

90

90

90

 

Stichting Ons Erfdeel

185

185

185

185

185

185

185

 
 

Nationaal Agentschap Erasmus + Onderwijs & Training

1.762

1.782

1.782

1.782

1.782

1.782

1.782

 
 

Programma's Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

               
 

EU-programma's en activiteiten

 

50

50

50

50

50

50

 
                     

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

450

450

450

450

450

450

450

450

 

Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (Hoofdstuk 5 BuZa)

450

450

450

450

450

450

450

450

Ontvangsten

310

99

99

99

99

99

99

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 8 is voor 2016 72 procent juridisch verplicht. Van het budget voor subsidies is 40,7 procent juridisch verplicht. Er zijn ten tijde van het opstellen van de begroting voor het jaar 2016 nog geen verplichtingen aangegaan ten laste van het beschikbare budget voor de opdrachten. Van het budget voor de bijdragen aan (inter)nationale organisaties is 96,8 procent juridisch verplicht. Het budget voor de bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken is 100 procent juridisch verplicht.

Subsidies

Duitsland Instituut Amsterdam

Het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) genereert en verspreidt kennis in Nederland over Duitsland op het raakvlak van onderwijs, wetenschap en maatschappij. Het doet dat onder meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek, onderwijsprojecten en voorlichtingsactiviteiten (cofinanciering met Universiteit van Amsterdam en Deutsche Akademische Austausch Dienst (DAAD)).

Neth-ER

Neth-ER is opgericht in 2006 door acht Nederlandse veldorganisaties werkzaam op de gebieden onderzoek, onderwijs en innovatie (onder andere TNO, KNAW, VSNU, MBO-Raad, NWO, Europees Platform). Hun gezamenlijke doel is om de Nederlandse participatie aan de Europese programma’s te vergroten.

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van de samenwerking op het gebied van cultuur.

Overige incidentele subsidies

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten ter bevordering van internationale samenwerking op het gebied van onderwijs, cultuur of wetenschap. Dit betreft onder meer een subsidie van € 70.000 aan het Fulbright Center en EP-Nuffic ten behoeve van een gemeenschappelijk uitwisselingsprogramma voor docenten naar de Verenigde Staten.

Opdrachten

Beleidsonderzoek en benchmarking

Dit betreft middelen ten behoeve van beleidsonderzoek, onder meer naar de effectiviteit van internationalisering en ten behoeve van benchmarking in het kader van de relevante internationale organisaties.

Incidentele internationale activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen ter bevordering van de samenwerking, die bij het opstellen van de begroting niet zijn te voorzien.

EU-Voorzitterschap

Van januari t/m juni 2016 is Nederland voorzitter van de Raad van de EU. Zie de beleidsagenda voor verdere informatie over het EU voorzitterschap. De verplichtingen zullen kort voor elke conferentie worden aangegaan.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

OCW-vertegenwoordiging

Dit betreft de kosten van een gedetacheerde medewerker bij de PV Unesco in Parijs, deze wordt uit de HGIS-middelen gefinancierd.

Stichting EP-Nuffic

Op 1 januari 2015 zijn het Europees Platform en de Nuffic gefuseerd. De nieuwe organisatie, de Stichting EP-Nuffic, is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs en onderzoek.

Nederlandse Taalunie

De Nederlandse Taalunie ondersteunt de betrokken overheden in hun taalbeleid voor het Nederlands en maakt samenwerking, afstemming en uitwisseling mogelijk. Ook verzamelt, ontwikkelt en ontsluit de Nederlandse Taalunie kennis en informatie over het Nederlands met het oog op advies en dienstverlening aan sectoren, doelgroepen en individuele taalgebruiker. Verder stimuleert de Taalunie de optimale benutting van de hedendaagse (digitale) infrastructuur voor het Nederlands.

Europa College Brugge

Europa College te Brugge is een postuniversitaire opleiding voor onderzoek naar Europese eenwording, gefinancierd door EU en EU-Lidstaten.

UNESCO

Deze bijdrage aan de Speciaal Gezant voor Geletterdheid bij UNESCO maakt internationale activiteiten mogelijk.

OESO CERI

OESO CERI betreft de deelname aan diverse onderwijsprojecten en -onderzoeken in het kader van het Centre for Educational Research and Innovation (CERI), onderdeel van de OESO.

Fulbright Center

Het Fulbright Center verzorgt voorlichtingsactiviteiten en mobiliteitsprogramma’s voor het hoger onderwijs via beurzen voor uitwisseling met de Verenigde Staten (met bijdragen van de Amerikaanse regering).

Cultural Contact Point

Het Cultural Contact Point geeft advies over de subsidieregelingen van het EU-cultuurprogramma en biedt begeleiding bij het doen van een aanvraag. Het is een uitvoerend orgaan ten behoeve van het EU-Cultuurprogramma en ondergebracht bij het Dutch Centre for International Cultural Cooperation (DCICC).

Stichting Ons Erfdeel

De Vlaams-Nederlandse vereniging Ons Erfdeel wil de cultuur van Vlaanderen en Nederland in het buitenland bekend maken en de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden bevorderen, onder meer met behulp van het jaarboek The Low Countries en het tijdschrift Ons Erfdeel.

Nationaal Agentschap Erasmus+

Het Agentschap is belast met het beheer en de uitvoering in Nederland van EU mobiliteitsprogramma’s.

Incidentele EU-programma’s en activiteiten

Dit betreft middelen gereserveerd voor incidentele activiteiten en verplichtingen in het kader van de EU en deelname aan EU-programma’s, welke bij het opstellen van de begroting nog niet concreet zijn.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Vlaams-Nederlands Huis De Buren

Het Vlaams-Nederlands Huis De Buren is in 2004 opgericht door de Nederlandse en Vlaamse regering als een culturele organisatie en als ruimte voor debat en reflectie (subsidiëring vindt plaats via begrotingshoofdstuk V (Buitenlandse Zaken)).

Internationale uitgaven OCW-breed

Het vergroten van internationale mobiliteit en grensoverschrijdende samenwerking tussen instellingen dient ter ondersteuning en versterking van de kwaliteit van de onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeoefening in Nederland én ter versterking van de Nederlandse positie op die terreinen in de wereld. Het is een doelstelling die nauw verweven is met de specifieke beleidsdoelstellingen op elk der onderscheiden terreinen. De daarbij behorende internationale uitgaven zijn dan ook grotendeels ondergebracht bij de onderscheiden beleidsartikelen in de begroting. Het hier geboden overzicht betreft een samenvattend overzicht van de totale internationale uitgaven van OCW per beleidsartikel (tabel 8.2), met daaraan gekoppeld een overzicht van de onderdelen van die uitgaven, die deel uit maken van de zogenoemde Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (tabel 8.3).

Tabel Internationale uitgaven OCW

Tabel 8.2: Internationale uitgaven OCW (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Primair onderwijs (artikel 1)

16.854

16.007

16.007

12.707

12.707

12.707

12.707

Voortgezet onderwijs (artikel 3)

4.083

4.264

3.556

3.408

3.408

3.408

3.408

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4)

820

340

340

340

340

340

340

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.155

3.155

3.155

2.858

2.858

2.858

2.858

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

67.727

67.975

67.071

61.468

61.468

61.468

61.468

Internationaal beleid (artikel 8)

12.330

12.506

13.662

11.369

11.155

10.554

10.554

Studiefinanciering (artikel 11)

73.524

70.000

70.000

70.000

70.000

70.000

70.000

Cultuur (artikel 14)

16.231

15.712

17.007

17.123

17.623

15.623

15.623

Media (artikel 14 en 15)

191

147

147

147

147

147

147

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

92.848

97.892

91.029

89.529

88.279

88.279

88.279

Totaal

287.604

287.998

281.974

268.949

267.985

265.384

265.384

Toelichting:

De uitgaven in de tabel zijn – waar nodig en relevant – toegelicht bij de betreffende beleidsartikelen. Voor artikel 11 geldt dat de uitgaven voor internationale studiefinanciering niet afzonderlijk worden geraamd, maar meelopen in de uitgavenramingen. De gegeven bedragen zijn indicatief.

Tabel Homogene Groep Internationale Samenwerking

Tabel 8.3: Homogene Groep Internationale Samenwerking (bedragen € 1.000)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Hoger beroepsonderwijs (artikel 6)

3.155

3.155

3.155

2.858

2.858

2.858

2.858

Wetenschappelijk onderwijs (artikel 7)

54.338

51.342

51.342

46.914

46.914

46.914

46.914

Internationaal beleid (artikel 8)

705

1.039

1.039

1.039

1.039

1.039

1.039

Cultuur (artikel 14)

5.459

5.566

4.566

4.566

4.566

4.566

4.566

Onderzoek en wetenschappen (artikel 16)

524

454

454

454

454

454

454

Totaal

64.181

61.556

60.556

55.831

55.831

55.831

55.831

Toelichting:

De uitgaven op de Homogene Groep Internationale Samenwerking maken deel uit van de uitgaven opgenomen in tabel 8.2 «Internationale uitgaven OCW».

Artikel

9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

Artikel

Algemene doelstelling

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoefte van de maatschappij. De leraar en de schoolleider zijn daarbij cruciaal.

Financieren: De Minister draagt bij aan het lerarenbeleid op scholen door het financieren van de onderwijssectoren voor een betere beloning van docenten en van projecten op het gebied van arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Dit via aanvullende bekostiging, subsidies en opdrachten.

Stimuleren: De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van directe stimuleringsmaatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van docenten en het bijdragen aan een aantrekkelijk beroep. De thema’s zijn te vinden in «Lerarenagenda 2013–2020: de leraar maakt het verschil» en de daarmee samenhangende convenanten en bestuursakkoorden die met belanghebbenden zijn afgesloten.

Regisseren: De Minister draagt verantwoordelijkheid voor het borgen van de onderwijskwaliteit van scholen. Om deze verantwoordelijkheid waar te maken levert zij een bijdrage aan het zorgen voor voldoende docenten van voldoende kwaliteit. Zij doet dat door wetten en regels uit te vaardigen voor goed bestuur, door een dialoog te voeren met en toezicht te houden op belanghebbenden, en zo nodig actief regie te voeren.

Indicatoren/kengetallen

De indicatoren voor het arbeidsmarkt- en personeelsbeleid worden beschreven in de beleidsagenda en in Trends in Beeld. Het Dashboard Lerarenagenda geeft een beeld van de kwantitatieve voortgang voor alle zeven agendalijnen van de Lerarenagenda.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het gebied van Leraren worden beschreven in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 9.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

153.898

276.404

250.915

182.977

181.399

176.040

231.933

Totale uitgaven

339.016

269.089

250.915

182.973

181.397

176.036

231.933

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

93%

       
               

Bekostiging

157.130

23.287

28.460

32.542

31.677

31.322

92.613

Hoofdbekostiging

0

0

0

0

0

0

61.287

 

Beloning LeerKracht lumpsum po/vo/mbo

0

0

0

0

0

0

61.287

Prestatiebox

33.700

0

0

0

0

0

0

 

Professionalisering po/vo/mbo

33.700

0

         

Aanvullende bekostiging

123.430

23.287

28.460

32.542

31.677

31.322

31.326

 

Functiemix VO Randstadregio's

61.075

           
 

Salarismix MBO Randstadregio's

41.001

           
 

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

16.120

23.287

28.460

32.542

31.677

31.322

31.326

 

G.O.-en vakbondsfaciliteiten po

5.234

           
               

Subsidies

156.984

218.309

201.918

134.765

132.186

132.195

126.803

 

Lerarenbeurs/zij-instroom

81.474

143.708

131.883

125.283

124.892

124.898

120.906

 

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

16.103

26.215

34.511

0

     
 

Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

17.942

17.100

17.100

0

     
 

Verankering academische opleidingsschool

2.665

2.640

1.262

0

     
 

InnovatieImpuls Onderwijs

2.726

1.000

0

       
 

Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po

2.230

0

         
 

Onderwijscoöperatie

2.900

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

 

Open Universiteit (LOOK)

1.937

0

         
 

Promotiebeurs voor leraren

7.874

7.625

6.750

3.375

0

   
 

Projecten professionalisering

959

1.900

1.900

1.900

2.000

2.000

2.000

 

Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

7.335

4.700

1.000

       
 

Caribisch Nederland

2.097

2.097

0

       
 

Overige projecten

10.742

8.379

4.567

1.262

2.349

2.352

952

               

Opdrachten

9.168

21.281

14.819

10.306

12.382

7.368

7.368

 

Onderzoek, ramingen en communicatie

9.168

4.036

3.719

3.406

3.482

3.468

3.468

 

Leraren- en schoolleidersregister

 

17.245

11.100

6.900

8.900

3.900

3.900

               

Bijdrage aan agentschappen

7.770

6.212

5.718

5.360

5.152

5.151

5.149

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

7.770

6.212

5.718

5.360

5.152

5.151

5.149

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

7.964

0

0

0

0

0

0

 

Stichting Vervangingsfonds/Bedrijfs-gezondheid

7.964

0

         

Ontvangsten

6.544

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 9 is voor 2016 92 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht op grond van een gepubliceerde bekostigingsregeling en bestemd voor betalingen aan samenwerkingsverbanden.

Subsidies: van het beschikbare budget is in 2016 97 procent juridisch verplicht. Dit betreft subsidies te verstrekken op grond van gepubliceerde subsidieregelingen en individuele subsidies die voorafgaand aan het jaar worden verleend. De overige 3 procent van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit ten behoeve van een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder de professionalisering onderwijspersoneel en de impuls lerarentekorten vo. Deze worden in de loop van 2016 juridisch verplicht.

Opdrachten: van het beschikbare budget is in 2016 9 procent juridisch verplicht op grond van in 2015 of eerder gesloten overeenkomsten voor onderzoek en communicatie. Dit betreft divers onderzoek in het kader van de arbeidsmarkt en de beheerskosten voor de leraren- en schoolleidersregisters. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet op het terrein van leraren (professionalisering onderwijspersoneel en aansluiting onderwijs op behoefte arbeidsmarkt) verder te ondersteunen. Ervaringscijfers laten zien dat in de loop van het jaar dit resterende deel van het budget juridisch wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht op basis van managementafspraken tussen het bestuursdepartement en de uitvoeringsorganisatie DUO voor dat jaar.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Beloning LeerKracht lumpsum

Bij nota van wijziging op de begroting 2008 is het dekkingspakket voor Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Voor saldoverschillen in de maatregelen versus de dekking is verevening over de jaren heen afgesproken. Dit wordt nu tot en met 2020 verwerkt.

Aanvullende bekostiging

Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en het afnemend veld te verbeteren zijn 55 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Zij ontvangen jaarlijks bekostiging om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden. Vanuit het sectorakkoord vo 2014–2017 is vanaf 2016 de 2e tranche van extra middelen (€ 4 miljoen) beschikbaar om een kwaliteitsimpuls te geven aan de opleidingsinfrastructuur van de vo-scholen die deelnemen in een opleidingsschool.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van het lerarenbeleid worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste hiervan zijn de lerarenbeurs/zij-instroom en de impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo.

Lerarenbeurs/zij-instroom

De lerarenbeurs – voor zowel opleidingskosten als de vervangingskosten tijdens het studieverlof – wordt ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. De zij-instroom voorziet in een subsidie voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers in het po, vo en mbo.

Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Met de impulssubsidie samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013–2016 wordt de samenwerking versterkt tussen lerarenopleidingen en scholen in het po, vo en mbo. Het gaat daarbij om de samenwerking in het algemeen en in het bijzonder op de onderwijsthema’s: omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken, begeleiding beginnende leraren, ouderbetrokkenheid en pesten. Een betere samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen (afnemend veld) zorgt ervoor dat startende leraren effectiever zijn in de beroepspraktijk en voorkomt onnodige uitval. Aan 61 samenwerkingsverbanden wordt hiervoor subsidie verstrekt.

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

De Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo is gericht op twee afzonderlijke thema’s:

  • 1. Het sneller herkennen van bètatalent op de basisschool (beter borgen wetenschap en techniek in kennisbasis/curriculum primair onderwijs en pabo’s);

  • 2. Het vergroten van het aantal universitair opgeleide leraren in het voortgezet onderwijs, in het bijzonder leraren bètavakken en talen, om daarmee het voorspelde lerarentekort af te wenden (educatieve minor, trajecten voor zij-instromers, Eerst de Klas en versterken verbinding scholen/bedrijven door stages en gastlessen).

Opdrachten

Ter ondersteuning, monitoring en evaluatie van het beleid wordt expertise op het terrein van communicatie, onderzoek en het maken van ramingen ingehuurd.

Daarnaast worden voor de ontwikkeling, het beheer en het onderhoud van de leraren- en schoolleidersregisters opdrachten uitgezet.

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Uitvoering Onderwijs

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW. Ze levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Overzichtsconstructie intensiveringen onderwijs

Hierna volgt een tabel, waarin de investeringen zijn opgenomen waarover in het sectorakkoord VO respectievelijk de bestuursakkoorden PO en MBO afspraken zijn gemaakt. Het betreft onder andere middelen uit de Regeerakkoorden Rutte I en II, het Begrotingsakkoord 2013 en de Begrotingsafspraken 2014. Om een volledig beeld te schetsen, is er voor gekozen om ook de oploop in de desbetreffende investeringen op te nemen, ook al komen deze tranchegewijs beschikbaar op de begroting van OCW. In de tabel is aangegeven met welke instrumenten de middelen voor de scholen beschikbaar komen en voor welke doelen de middelen kunnen worden ingezet. Binnen de afspraken in de sectorakkoorden is het aan de instellingen zelf om, afhankelijk van de eigen situatie, te bepalen aan welke doelen de middelen worden besteed. In het mbo is een klein deel van de middelen voorwaardelijk: op basis van het oordeel over het excellentiedeel van het kwaliteitsplan van de instelling, wordt bepaald of de instelling de middelen voor excellentie ontvangt. De middelen komen voor het merendeel terecht in de klas. Beoogd is het zwaartepunt van de afspraken te leggen bij de professionalisering van de leraar en instructeur. De resultaten van de extra investeringen worden zichtbaar gemaakt via het stelsel van indicatoren die zijn opgenomen in de beleids-agenda en de begrotingsartikelen. Het gaat om totale bedragen, inclusief het aandeel groen onderwijs.

Tabel 9.2 Investeringen in sector-/bestuursakkoorden (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

Investeringen in het primair onderwijs

       
         

Prestatiebox

128

151

223

263

professionalisering/ leraren schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten en bewegingsonderwijs

       

duurzame kwaliteitsverbetering

       

brede vorming (cultuur, wetenschap en techniek)

       

Lumpsum

138

138

142

142

cao afspraak begeleiding startende leraar

       

cao afspraak professionele ontwikkeling leraren

       

werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten

       

verminderen zittenblijven

       

Subsidie

33

35

39

39

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

Implementatie, ICT, verbeterscholen

       

Totaal PO

299

324

404

444

Investeringen in het voortgezet onderwijs

       
         

Prestatiebox

177

203

274

302

professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten

       

opbrengstgericht werken

       

cofinanciering aanpak continu verbeteren

       

meer masters voor de klas

       

Lumpsum

25

29

29

29

werkdrukvermindering door inzet klassenassistenten

     

(academische)opleidingsscholen

       

Subsidie

36

43

36

38

– 

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

verminderen zittenblijven

       

implementatie en ICT-ondersteuning

       

Totaal VO

238

275

339

369

Investeringen in het middelbaar en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

         

Investeringsdeel kwaliteitsafspraken MBO

195

187

190

190

Professionalisering leraren en schoolleiders

       

taal en rekenen

       

professionalisering examenfunctionarissen

       

excellentie

       

Resultaatafhankelijk deel kwaliteitsafspraken

37

136

211

211

studiesucces

       

beroepspraktijkvorming

       

voortijdig schoolverlaten

       

Totaal MBO

231

322

400

400

totaal investeringen

768

921

1.143

1.213

Artikel

11. STUDIEFINANCIERING

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2015.

Tabel 11.1 Normbedragen studiefinanciering 2015 per maand in euro's

Normbedragen ho

 

Normbedragen mbo/bol

 

Uitwonend

Thuiswonend

Studie-voorschot

 

Uitwonend

Thuiswonend

Basisbeurs

€ 286,15

€ 102,77

n.v.t.

Basisbeurs

€ 264,40

€ 81,02

Aanvullende beurs

€ 268,55

€ 247,14

€ 378,22

Aanvullende beurs

€ 354,78

€ 333,38

Maximaal leenbedrag

€ 299,43

€ 299,43

€ 475,91

Maximaal leenbedrag

€ 176,49

€ 176,49

Collegegeldkrediet

€ 162,58

€ 162,58

€ 162,58

Collegegeldkrediet

n.v.t.

n.v.t.

Totaal

€ 1.016,71

€ 811,92

€ 1.016,71

Totaal

€ 795,67

€ 590,89

peildatum 1 september 2015

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van studiefinanciering worden beschreven in de beleidsagenda.

Studievoorschot

Per 1 september 2015 is het studievoorschot in het hoger onderwijs ingevoerd. Als gevolg hiervan geldt voor studenten die onder dit nieuwe stelsel vallen onder andere dat een sociale leenvoorziening in de plaats is gekomen van de basisbeurs en de aanvullende beurs is verhoogd. Vrijgekomen middelen worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek. Ook geeft dit nieuwe stelsel een impuls aan Leven Lang Leren door uitbreiding van het collegegeldkrediet.

Daarnaast krijgen per uiterlijk 1 januari 2017 ook minderjarige mbo’ers recht op de studentenreisvoorziening.

Programma Vernieuwing Studiefinanciering

Voor de uitvoering van het nieuwe stelsel wordt met het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) geïnvesteerd in de vernieuwing van de huidige verouderde uitvoeringssystemen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De gefaseerde invoering van PVS loopt ook in 2016 door. Afronding van het programma staat gepland op 1 januari 2017.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 11.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

4.846.345

4.265.283

4.953.609

4.401.121

4.544.682

4.709.197

4.785.102

Totale uitgaven

4.846.345

4.265.283

4.953.609

4.401.121

4.544.682

4.709.197

4.785.102

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdracht

3.011.892

2.266.168

2.730.556

1.910.403

1.884.197

1.925.246

1.943.122

Basisbeurs

1.363.422

1.352.984

959.045

740.494

579.049

430.356

424.572

 

Gift (R)

989.938

1.070.293

1.088.140

1.097.522

1.088.732

1.069.215

877.672

 

Prestatiebeurs (NR)

373.484

282.691

– 129.095

– 357.028

– 509.683

– 638.859

– 453.100

Aanvullende beurs

683.797

733.132

768.533

780.630

806.878

832.782

837.361

 

Gift (R)

537.091

590.524

620.752

638.993

654.501

665.990

674.567

 

Prestatiebeurs (NR)

146.706

142.608

147.781

141.637

152.377

166.793

162.794

Reisvoorziening

819.053

165.514

1.022.667

430.037

542.011

702.692

714.263

 

Bijdrage aan vervoersbedrijven (R)

1.124.222

366.327

1.204.730

604.420

724.497

896.861

919.457

 

Gift (R)

521.861

599.683

629.544

653.002

664.890

675.726

687.290

 

Prestatiebeurs (R)

– 827.030

– 800.496

– 811.606

– 827.385

– 847.376

– 869.895

– 892.484

Overige uitgaven

145.620

14.538

– 19.689

– 40.758

– 43.741

– 40.585

– 33.074

 

Overige uitgaven relevant (R)

170.521

136.237

128.913

124.738

127.582

130.325

135.091

 

Caribisch Nederland (R)

2.129

2.129

2.129

2.129

2.129

2.129

2.129

 

Overige uitgaven niet-relevant (NR)

– 27.030

– 123.828

– 150.731

– 167.625

– 173.452

– 173.039

– 170.294

                   

Leningen

1.713.785

1.867.613

2.114.614

2.388.764

2.563.300

2.686.393

2.744.446

 

Rentedragende lening (NR)

1.551.003

1.683.094

1.910.571

2.176.075

2.341.301

2.454.858

2.502.852

 

Collegegeldkrediet (NR)

162.782

184.519

204.043

212.689

221.999

231.535

241.594

               

Bijdrage aan agentschappen

120.668

131.502

108.439

101.954

97.185

97.558

97.534

Dienst Uitvoering Onderwijs

120.668

131.502

108.439

101.954

97.185

97.558

97.534

Ontvangsten

751.400

816.984

869.711

925.913

985.731

1.046.729

1.112.501

 

Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R)

186.151

197.052

199.619

203.143

207.629

212.605

218.619

 

Kortlopende vorderingen (R)

96.423

96.527

96.624

96.624

96.625

94.624

93.625

Terugontvangen hoofdsom (NR)

468.826

523.405

573.468

626.146

681.477

739.500

800.257

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Tabel 11.3 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

relevante uitgaven:

2.639.400

2.096.199

2.971.040

2.395.373

2.512.140

2.667.909

2.501.256

niet relevante uitgaven:

2.206.945

2.169.084

1.982.569

2.005.748

2.032.542

2.041.288

2.283.846

relevante ontvangsten:

282.574

293.579

296.243

299.767

304.254

307.229

312.244

niet relevante ontvangsten:

468.826

523.405

573.468

626.146

681.477

739.500

800.257

Budgetflexibiliteit

Alle programmamiddelen zijn 100 procent verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Toelichting:

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Door de invoering van het studievoorschot in het hoger onderwijs zullen de relevante uitgaven als gevolg van omzettingen van prestatiebeurzen (behoudens eventueel toe te kennen aanvullende beurzen) in de toekomst afnemen. Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. De laatste soort uitgaven zullen als gevolg van de invoering van het studievoorschot gaan toenemen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

Inkomensoverdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Basisbeurs

Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Door de invoering van het studievoorschot per 1 september 2015 is de basisbeurs vervallen voor studenten in het hoger onderwijs die instromen in een bachelor of master. Er geldt cohortgarantie voor studenten die al voor die datum ingestroomd waren in een bachelor of master en daar nog niet zijn uitgestroomd.

Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.

Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.

Tabel 11.4 Totaal aantal studerende met studiefinanciering (vanaf 2015 afgeronde raming)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Studerenden met basisbeurs

665.088

642.400

485.580

393.800

304.700

240.000

230.600

bol

237.993

241.500

236.780

231.800

229.900

230.600

230.600

hbo

283.878

270.400

179.300

124.800

67.600

9.400

0

wo

143.217

130.500

69.500

37.200

7.200

0

0

(Nul)lening en geen basisbeurs

109.981

146.200

297.700

388.700

480.600

550.300

564.200

bol

6.235

6.800

6.700

6.600

6.500

6.500

6.500

hbo

52.994

73.900

167.400

226.300

287.500

348.600

360.600

wo

50.752

65.500

123.600

155.800

186.600

195.200

197.100

Totaal

775.069

788.600

783.280

782.500

785.300

790.300

794.800

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.

Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (omdat de maximale duur is verbruikt of omdat ze onder het studievoorschot vallen), maar (nog) wel recht heeft op een lening en eventueel de reisvoorziening. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studerenden met een basisbeurs naar het aantal studerenden met een (nul)lening. Er zijn vanaf 2015 van jaar-op-jaar minder ho-studenten met een basisbeurs en meer ho-studenten zonder basisbeurs, maar met een (nul)lening (en eventueel een reisvoorziening en aanvullende beurs).

In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen.

Tabel 11.5 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

bol direct gift

115.575

117.605

108.944

104.396

102.642

100.868

100.453

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

201.341

215.268

230.175

244.372

253.669

258.341

260.406

ho direct gift

2.686

2.835

1.814

823

0

0

0

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

670.336

734.584

747.207

747.931

732.421

710.006

516.813

Totaal

989.938

1.070.293

1.088.140

1.097.522

1.088.732

1.069.215

877.672

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Tabel 11.6 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

bol toekenningen

251.795

265.774

262.804

258.269

256.289

257.698

258.774

bol omzettingen

– 200.087

– 214.015

– 228.921

– 243.118

– 252.415

– 257.087

– 259.152

ho toekenningen

977.902

951.305

598.019

399.542

189.815

24.466

0

ho omzettingen

– 656.126

– 720.374

– 760.997

– 771.721

– 703.371

– 663.936

– 452.722

Totaal

373.484

282.691

– 129.095

– 357.028

– 509.683

– 638.859

– 453.100

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het ho vanaf 2015.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.

Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.

Voor studenten die onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs hoger dan voor studenten die hier (nog) niet onder vallen.

Tabel 11.7 Totaal aantal studerenden met een aanvullende beurs (vanaf 2015 afgeronde raming)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

bol

112.519

114.600

116.900

114.600

113.700

114.000

114.000

hbo

85.600

87.100

90.300

91.300

92.400

93.100

93.800

wo

28.077

28.800

29.300

29.200

29.400

29.600

29.800

Totaal

226.196

230.500

236.500

235.100

235.500

236.700

237.600

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.

Tabel 11.8 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

bol direct gift

232.444

246.157

250.105

246.822

247.486

248.167

247.319

bol omzettingen prestatiebeurs in gift

130.880

139.977

149.720

156.427

161.420

164.288

163.743

ho direct gift

36.448

47.857

52.181

53.030

53.704

52.921

54.808

ho omzettingen prestatiebeurs in gift

137.319

156.533

168.746

182.713

191.892

200.615

208.696

Totaal

537.091

590.524

620.752

638.993

654.501

665.990

674.567

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Tabel 11.9 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

bol toekenningen

158.164

165.335

162.105

158.698

157.401

157.860

157.881

bol omzettingen

– 128.159

– 137.256

– 146.999

– 153.706

– 158.699

– 161.567

– 161.023

ho toekenningen

250.312

267.354

297.714

315.659

341.888

367.465

371.261

ho omzettingen

– 133.610

– 152.825

– 165.038

– 179.014

– 188.213

– 196.966

– 205.325

Totaal

146.706

142.608

147.781

141.637

152.377

166.793

162.794

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd.

Voor studenten die niet onder het studievoorschot vallen is de aanvullende beurs naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende; thuis- of uitwonend, maximaal respectievelijk € 247,14 of € 268,55 (zie tabel 11.1).

Voor studenten in het hoger onderwijs die onder het studievoorschot vallen, is de aanvullende beurs per maand voor thuiswonenden maximaal € 131,08 hoger en voor uitwonenden maximaal € 109,67. De hoogte van de maximale aanvullende beurs voor studenten die onder het studievoorschot vallen is hierdoor € 378,22. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.

Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 11.10 Totaal aantal studenten met reisvoorziening (vanaf 2015 een afgeronde raming)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal gebruikers van het reisrecht

657.972

666.900

662.300

767.600

771.300

775.100

778.500

bol

210.984

213.400

209.200

311.100

310.800

311.000

310.600

ho

446.988

453.500

453.100

456.500

460.500

464.100

467.900

Aantal RBS

19.345

19.600

19.500

19.500

19.600

19.800

19.900

bol

2.809

2.800

2.800

2.700

2.700

2.700

2.700

ho

16.536

16.800

16.700

16.800

16.900

17.100

17.200

Totaal

677.317

686.500

681.800

787.100

790.900

794.900

798.400

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).

Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en drie uitloopjaren. Uiterlijk per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.

De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.

Tabel 11.11 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Betaling aan vervoerbedrijven

1.124.222

366.327

1.204.730

604.420

724.497

896.861

919.457

bol prestatiebeurs

– 242.204

– 236.398

– 236.402

– 236.067

– 238.832

– 244.311

– 249.215

bol omzettingen

159.370

185.587

202.946

219.412

229.012

232.567

231.772

ho prestatiebeurs

– 584.826

– 564.098

– 575.205

– 591.319

– 608.544

– 625.584

– 643.270

ho omzettingen

335.567

387.847

400.004

406.449

408.090

414.667

426.294

RBS en overig

26.923

26.249

26.593

27.141

27.787

28.492

29.224

Totaal reisvoorziening

819.053

165.514

1.022.667

430.037

542.011

702.692

714.263

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

Bij de betaling aan vervoerbedrijven zijn in 2014 en 2016 veel hogere bedragen te zien dan in de overige jaren en in 2015 juist een relatief laag bedrag. Dit heeft te maken met een aantal kasschuiven. Voor de betaling van het reisproduct aan vervoerbedrijven heeft een kasschuif van 2015 naar 2014 van € 450 miljoen plaatsgevonden voor de optimalisatie van het kasritme van de staat. Tevens vindt een kasschuif plaats van 2017 naar 2016 van € 250 miljoen euro en van 2018 naar 2016 van € 150 miljoen euro. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar of het jaar daarvoor in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen. Verder nemen de kosten vanaf 2017 toe doordat ook minderjarige deelnemers in de bol recht op de reisvoorziening krijgen.

Overige uitgaven

De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven. Op dit artikelonderdeel staan ook de uitgaven geraamd voor EG-studerenden, voorschotten en handbetalingen.

Leningen

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat. Door het studievoorschot worden de leenmogelijkheden verruimd.

Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het ho gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.

Tabel 11.12 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Rentedragende lening

1.551.003

1.683.094

1.910.571

2.176.075

2.341.301

2.454.858

2.502.852

Collegegeldkrediet

162.782

184.519

204.043

212.689

221.999

231.535

241.594

Totaal

1.713.785

1.867.613

2.114.614

2.388.764

2.563.300

2.686.393

2.744.446

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet. In de komende jaren zal meer worden geleend als gevolg van de invoering van het studievoorschot.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.

Tabel 11.13 Terugbetaling studieleningen (langlopende vorderingen) (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Hoofdsom (NR)

468.826

523.405

573.468

626.146

681.477

739.500

800.257

Relevante rentedragende lening

2.369

1.916

1.428

1.064

793

590

440

Rente ontvangsten

177.692

188.772

191.809

195.677

200.414

205.573

211.717

Renteloos voorschot

6.091

6.363

6.383

6.402

6.422

6.442

6.462

Totaal ontvangsten

654.977

720.457

773.087

829.289

889.106

952.105

1.018.876

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft voornamelijk studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is.

Tabel 11.14 kortlopende vorderingen (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Achterstallig Lager Recht (ALR)

50.828

50.828

50.828

50.828

50.828

50.828

50.828

Reisvergoeding

35.083

35.083

35.083

35.083

35.083

35.083

35.083

Overig

10.512

10.616

10.713

10.713

10.714

8.713

7.714

Totaal Kortlopende vorderingen

96.423

96.527

96.624

96.624

96.625

94.624

93.625

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.

Artikel

12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Artikel

Algemene doelstelling

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten zorgt ervoor dat (ouders van) leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo), deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) en studenten aan een lerarenopleiding de financiële mogelijkheden hebben om onderwijs te volgen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs in Nederland.

Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd. Ouders zijn ervoor verantwoordelijk dat hun minderjarige kind onderwijs volgt. De overheid financiert een tegemoetkoming indien ouders, gezien hun inkomen, niet draagkrachtig genoeg zijn om de kosten van hun schoolgaande minderjarige kinderen (middelbaar beroepsonderwijs) alleen te dragen. Hiermee borgt de overheid de toegankelijkheid van het onderwijs. Vanaf 18 jaar ligt de verantwoordelijkheid voor het volgen van onderwijs primair bij de leerling (voortgezet onderwijs) of student (lerarenopleiding) zelf. Hij/zij kan dan zelf in aanmerking komen voor een tegemoetkoming bestaande uit een maandelijkse basistoelage en een eventuele bijdrage in de schoolkosten.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren over onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt verwezen naar Trends in Beeld 2015.

Tabel 12.1 Normbedragen WTOS in euro’s (per maand, tenzij anders vermeld)
 

Schoolkosten

Les- of cursusgeld

Basistoelage thuiswonend

Basistoelage uitwonend

TS 18+ (vanaf 18 jaar):

       

vo onderbouw

78,63

 

111,53

260,03

niet bekostigd vo onderbouw

107,67

94,25

111,53

260,03

vo bovenbouw

86,10

 

111,53

260,03

niet bekostigd vo bovenbouw

115,17

94,25

111,53

260,03

vso

52,24

 

111,53

260,03

vavo

115,17

94,25

111,53

260,03

           

Vo 18+ deeltijd en vavo 18+ deeltijd:1

       

bij 540 of meer lesminuten per week

309,94

360,00

   

tussen 270 en 540 minuten per week

208,81

240,00

   
           

Lerarenopleidingen1

724,40

567,23

 

X Noot
1

bedragen per schooljaar

Peildatum schooljaar 2015/2016

Toelichting:

De normbedragen zijn gedifferentieerd naar schoolsoort en naar fase (boven- en onderbouw) op basis van kostenverschillen. Havo 4 en 5 en vwo 4, 5 en 6 worden tot de vo bovenbouw gerekend, de andere schoolsoorten in het vo tot de onderbouw.

De tegemoetkoming in les- of cursusgeld wordt alleen uitgekeerd als de scholier les- of cursusgeldplichtig is. In het bekostigd onderwijs is dit vanaf 18 jaar, in het aangewezen onderwijs is dit vanaf 16 jaar.

Beleidswijzigingen

In het Regeerakkoord is besloten de WTOS 17- budgettair neutraal onder te brengen in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 16–17 jaar.

Het wetsvoorstel «Wet hervorming kindregelingen» is op 24 juni 2014 in de Eerste Kamer aangenomen. Vanaf schooljaar 2015/2016 zijn daarom geen normbedragen meer opgenomen voor deze groep.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 12.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 12 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

102.472

95.270

88.307

87.358

86.316

85.812

83.959

Totale uitgaven

102.472

95.270

88.307

87.358

86.316

85.812

83.959

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdracht

85.476

77.525

71.686

71.687

71.220

70.728

68.880

TS 17-

15.888

6.600

500

0

0

0

0

 

Minderjarige deelnemers bol (R)

15.888

6.600

500

0

0

0

0

TS 18+

5.900

5.900

5.900

5.900

5.900

5.900

5.900

 

Tegemoetkoming lerarenopleiding (tlo) (R)

3.955

3.955

3.955

3.955

3.955

3.955

3.955

 

Deeltijd vo (R)

1.945

1.945

1.945

1.945

1.945

1.945

1.945

VO 18+

63.688

65.025

65.286

65.787

65.320

64.828

62.980

 

Volwassenenonderwijs (vavo) (R)

5.882

5.549

5.678

5.763

5.761

5.654

5.270

 

Meerderjarige scholieren vo (R)

51.245

53.510

53.694

54.049

53.516

53.136

51.819

 

Meerderjarige scholieren vso (R)

5.613

5.018

4.966

5.027

5.095

5.090

4.944

 

STOEB/ALR (NR)

948

948

948

948

948

948

947

                   

Bijdrage aan agentschappen

16.996

17.745

16.621

15.671

15.096

15.084

15.079

Dienst Uitvoering Onderwijs (R)

16.996

17.745

16.621

15.671

15.096

15.084

15.079

Ontvangsten

3.645

3.288

3.034

3.034

3.013

2.990

2.906

 

TS 17- (R)

693

288

22

0

0

0

0

 

TS 18+ (R)

96

96

96

96

96

96

96

VO 18+ (R)

2.856

2.904

2.916

2.938

2.917

2.894

2.810

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Budgetflexibiliteit

Alle programmamiddelen zijn 100 procent verplicht op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.

Inkomensoverdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Onderstaande aantallen geven een indicatie van het gebruik van de diverse regelingen. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de WTOS wordt benut door de groepen voor wie ze bedoeld is.

Tabel 12.3 Aantal gebruikers per regeling (vanaf 2015 afgeronde raming)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal gebruikers TS 17-

26.800

27.400

0

0

0

0

0

Aantal gebruikers TS 18+

6.676

6.700

6.700

6.700

6.700

6.700

6.700

Aantal gebruikers VO 18+

34.328

34.100

34.200

34.500

34.200

34.000

33.000

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten:

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op te veel of ten onrechte uitgekeerde WTOS-uitkeringen.

Artikel

13. LESGELD

Artikel

Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van het onderwijs.

Rol en verantwoordelijkheid

Financieren: De Minister financiert een groot deel van de kosten voor het volgen van kwalitatief goed onderwijs, omdat de maatschappij baat heeft bij geschoolde burgers. Het individu heeft echter ook profijt van scholing en betaalt daarom lesgeld.

Indicatoren/kengetallen

In de Les- en cursusgeldwet is vastgelegd voor wie, wanneer en op welke wijze het lesgeld wordt vastgesteld. De hoogte van het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de algemene prijsontwikkeling. In onderstaande tabel staan de lesgeldbedragen (vastgesteld tot en met 2015/16) aangegeven.

Tabel 13.1 Lesgeldbedrag (bedragen x € 1)
 

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

2020/21

Lesgeld

1.118

1.131

1.131

1.131

1.131

1.131

1.131

Beleidswijzigingen

Er zijn voor dit artikel geen beleidswijzigingen voorzien.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 13.2 Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit artikel 13 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

7.116

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

Totale uitgaven

7.116

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Bijdrage aan agentschappen

7.116

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

 

Dienst Uitvering Onderwijs

7.116

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

Ontvangsten

224.407

242.600

249.135

247.661

249.431

254.003

257.933

Budgetflexibiliteit

De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Les- en cursusgeldwet.

Bijdrage aan agentschappen

Toelichting op de financiële instrumenten

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. De geraamde uitgaven betreffen het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Ontvangsten

Door het betalen van lesgeld leveren deelnemers en leerlingen van 18 jaar en ouder een bijdrage in de kosten van het onderwijs.

Tabel 13.3 Aantal lesgeldplichtigen (raming afgerond)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

bol/vo

230.916

235.400

230.700

225.900

224.100

224.700

224.700

Bron 2014: realisatiegegevens DUO; Bron 2015 – 2020: ramingsmodel SF

Toelichting:

Bovenstaande tabel geeft een beeld van het bereik van de regeling. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het aantal lesgeldplichtigen een afgeleide is van de demografische ontwikkelingen en de keuze van opleiding door de deelnemers/leerlingen.

Artikel

14. CULTUUR

Artikel

Algemene doelstelling

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed.

Rol en verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid van de Minister is in de wet verankerd. De Minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het instandhouden, ontwikkelen en sociaal en geografisch spreiden van cultuuruitingen. Overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid zijn daarbij leidend. Dit is aanvullend op het cultuuraanbod dat zonder betrokkenheid van de overheid tot stand komt.

Financieren: De Minister heeft een financierende rol door het bekostigen van de basisinfrastructuur cultuur en subsidiëring van specifieke (wettelijke) programma's en regelingen op de terreinen Erfgoed, Kunsten, Archieven, Letteren en Bibliotheken.

Stimuleren: De Minister heeft een stimulerende rol bij het versterken van de cultuursector door programma’s als ondernemerschap en internationaal cultuurbeleid.

Regisseren: De Minister heeft een regisserende rol bij de uitvoering van en toezicht op het behoud en beheer van het erfgoed, op grond van de Monumentenwet, Bibliotheekwet, Wet archeologische monumentenzorg en de Archiefwet. Toezicht op naleving van deze wetten ligt bij de Erfgoedinspectie. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is onder andere belast met de uitvoering van de Monumentenwet. Het Nationaal Archief geeft uitvoering aan de Archiefwet.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 14.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde (2016)

6

Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

 

a

Eigen inkomsten

     
   

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5%

76% (2010–2011)

Hoger

100% (2016)

   

Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

69% (2010–2011)

Hoger

100% (2016)

 

b

Aantal bezoeken

     
   

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) BIS

2,6 miljoen (2009)

2,2 miljoen

2,2 miljoen (2016)

   

Aantal bezoeken gesubsidieerde musea

5,7 miljoen (2009)

7.5 miljoen

7,5 miljoen (2016)

Eigen inkomsten

  • Basiswaarde: 76 procent of 69 procent van de BIS instellingen met een eigen inkomstennorm behaalde een gemiddelde eigen inkomstenpercentage in 2010 en 2011 van 21,5 procent of 25,5 procent of meer.

  • Streefwaarde: De instapnorm voor de subsidieperiode 2013–2016 bedroeg 17,5 procent. Er wordt uitgegaan van 1 procent groei per jaar. De instapnorm voor de volgende subsidieperiode (2017–2020) is 19,5 procent voor alle cultuurproducerende instellingen en 23,5 procent voor podiumkunstinstellingen en filmfestivals. Rekening houdend met deze groei en fluctuaties per jaar, is de streefwaarde voor 2016 dat 100 procent van de instellingen minimaal 19,5 procent of 23,5 procent eigen inkomsten behaalt ten opzichte van de totale structurele overheidssubsidies.

Aantal bezoeken:

  • Het verwachte aantal bezoeken voor 2016 is gebaseerd op de realisatie van het jaar 2014 (2,1 miljoen voor podiumkunstinstellingen en 10 miljoen voor musea). Hierbij is rekening gehouden met uitschieters in 2014, zoals het Mauritshuis en het Rijksmuseum Amsterdam.

Meer indicatoren rondom de doelen en functies van het cultuurstelsel worden in woord, beeld en cijfers gepresenteerd op OCW in cijfers en Cultuur in Beeld.

Beleidswijzigingen

1 januari 2016 is de beoogde datum van inwerkingtreding van de Erfgoedwet. De sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de behoefte aan duidelijkheid zijn de aanleiding om één integrale Erfgoedwet op te stellen voor het beheer en behoud van ons cultureel erfgoed.

De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed zoveel mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Daarmee spreekt OCW het vertrouwen uit dat de sector voldoende kennis, deskundigheid en betrokkenheid heeft om de zorg voor het cultureel erfgoed in de praktijk waar te maken.

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van de Bibliotheekwet en de extra investering op het terrein van muziekonderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Een aanvulling hierop is de bekendmaking van de functies in de culturele basisinfrastructuur 2017–2020. Deze culturele basisinfrastructuur bestaat uit een aantal duidelijk omschreven functies, zoals theatergezelschappen, symfonieorkesten en rijksmusea.

Na afronding van de evaluatie van het internationale cultuurbeleid zal in 2016 een gezamenlijke beleidsbrief met de bewindspersonen van BuZa worden opgesteld. In deze brief zullen wij onder andere ingaan op het huidige instrumentarium, de verdeling tussen de departementen en het culturele veld en de geografische en thematische benadering van het internationaal cultuurbeleid.

Het Actieplan Kunst van Lezen is begin 2015 positief geëvalueerd. Zo bieden inmiddels bijna alle bibliotheken BoekStart voor baby's aan en maakt 32 procent van de ouders in Nederland gebruik van BoekStart. De Bibliotheek op School is inmiddels op 40 procent van de basisscholen aanwezig. Het programma Kunst van Lezen wordt voortgezet als onderdeel van het Actieprogramma Tel mee met Taal 2016–2018, dat in maart 2015 naar de Kamer is verstuurd. Kunst van Lezen zal in deze periode verder gaan met de landelijke uitrol van BoekStart en de Bibliotheek op School en daarnaast extra inzetten op het bereiken van laagtaalvaardige ouders en hun kinderen.

Tot slot zijn naar aanleiding van de Beleidsdoorlichting Cultuur 2009–2014 twee quick scans uitgevoerd en met de Uitgangspuntenbrief 2017–2020 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 14.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

766.072

857.208

2.773.796

901.159

869.028

887.427

888.793

Waarvan garantieverplichtingen

473.197

629.000

653.100

629.000

629.000

629.000

629.000

Totale uitgaven

709.466

717.839

747.563

759.441

746.410

744.809

743.725

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

98,2%

       
                   

Bekostiging

608.412

622.998

651.718

676.036

661.684

661.684

661.684

 

Culturele basisinfrastructuur

487.566

470.410

510.334

507.278

506.838

506.838

506.838

   

Vierjaarlijkse instellingen

333.074

317.157

357.643

355.387

355.276

355.276

355.276

   

Vierjaarlijkse fondsen

154.492

153.253

152.691

151.891

151.562

151.562

151.562

 

Monumentenzorg

79.792

81.691

83.011

83.011

83.011

83.011

83.011

 

Archieven incl. Regionale Historische Centra

25.577

25.011

25.011

25.011

25.011

25.011

25.011

 

Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea

4.189

34.549

14.800

31.374

17.262

17.262

17.262

 

Cultuureducatie met Kwaliteit

10.000

10.000

17.500

28.000

28.000

28.000

28.000

 

Archeologie

1.288

1.337

1.062

1.362

1.562

1.562

1.562

                   

Subsidies

58.127

43.193

48.998

55.107

57.673

56.072

56.238

 

Verbreden inzet cultuur

7.670

9.077

9.470

9.451

9.451

9.951

9.951

 

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

6.715

7.355

7.775

7.971

8.471

6.471

6.471

 

Programma bibliotheekvernieuwing

17.963

48

1.248

2.648

4.248

4.248

4.248

 

Programma leesbevordering

2.900

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

 

Programma CRISP

2.940

0

0

0

0

0

0

 

Programma erfgoed en ruimte

2.016

5.897

6.000

8.000

8.000

8.000

8.000

 

Programma ondernemerschap

1.475

1.737

1.737

500

0

0

0

 

Specifiek cultuurbeleid

16.448

16.229

19.918

23.687

24.653

24.552

24.718

                   

Opdrachten

4.411

4.576

4.202

3.402

2.501

2.501

2.501

 

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

4.411

4.576

4.202

3.402

2.501

2.501

2.501

                   

Bijdragen aan agentschappen

34.793

43.705

39.278

21.529

21.185

21.185

19.935

 

Nationaal Archief

34.793

43.705

39.278

21.529

21.185

21.185

19.935

                   

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

3.723

3.367

3.367

3.367

3.367

3.367

3.367

 

Uitvoering internationale verdragen

1.384

2.366

2.366

2.366

2.366

2.366

2.366

 

Uitvoering internationale contributies

2.285

941

941

941

941

941

941

 

Europese samenwerking

54

60

60

60

60

60

60

Ontvangsten

13.380

2.721

494

494

494

494

494

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 14 is voor 2016 98,2 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. Aan de juridische verplichting ligt de regeling en Wet op het specifiek cultuurbeleid ten grondslag op basis waarvan voor 4 jaar aan de instellingen in de basisinfrastructuur is beschikt. Daarnaast betreffen het verplichtingen op basis van de monumentenwet en de archiefwet. Tot slot zijn ook de middelen voor cultuuronderwijs meerjarig verplicht.

De kosten voor instandhouding huisvesting van de musea zijn beleidsmatig verplicht op grond van de programmering van de Rijksgebouwendienst. Met de brief van 13 december 2013 over huisvesting musea is het voornemen geuit om uiterlijk 1 januari 2017 de beschikbare begrotingsmiddelen voor huisvesting en investeringen toe te voegen aan de langjarige bekostiging van de musea.

Subsidies

Van het beschikbare budget is in 2016 77,1 procent juridisch verplicht. Dit is een deel van verschillende programma’s, zoals Verbreden inzet Cultuur, het Programma Bibliotheekvernieuwing en Internationaal Cultuurbeleid, die ingezet zijn in het kader van het cultuurbeleid.

Het resterende deel van het budget is voor een belangrijk deel beleidsmatig verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage en de toelichting op de instrumenten.

Opdrachten

40,5 procent van het beschikbare budget is verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar dit budget volledig wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

Betreft de rijksbijdrage aan Nationaal Archief. Het budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Dit betreft contributies aan verdragen en lidmaatschappen waaraan Nederland deelneemt. Contributies lopen door zolang Nederland lid is van de desbetreffende verdragen en dragen bij aan de uitvoering van internationale afspraken. Het budget voor 2016 is 98,2 procent juridisch verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de instrumenten.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Culturele basisinfrastructuur

De culturele basisinfrastructuur wordt voor een periode van vier jaar bekostigd. Het cultuurstelsel voor de periode 2013–2016 is beschreven in de brief besluiten over de culturele basisinfrastructuur van 18 september 2012. De culturele basisinfrastructuur bestaat uit instellingen op het gebied van de podiumkunsten (toneel, dans, opera en orkesten), de beeldende kunsten, film, musea, letteren en bibliotheken, architectuur, vormgeving, nieuwe media, cultuureducatie en een aantal bovensectorale instellingen. Daarnaast zijn er zes cultuurfondsen, die sectoraal zijn georganiseerd. De cultuurfondsen spelen een belangrijke rol in het cultuurstelsel. Door middel van flexibele en kortlopende subsidieregelingen kunnen zij de dynamiek en vernieuwing in de cultuur op de voet volgen en zijn zij in staat snel op sectorale ontwikkelingen te reageren.

Monumentenzorg

Het wetsvoorstel Modernisering Monumentenzorg is in 2012 van kracht geworden. De brief van 16 september 2011geeft informatie over de wijze waarop subsidie voor instandhouding en restauratie van rijksmonumenten vanaf 2012 ingezet zal worden, en in de Beleidsbrief inzake wijzigingen in de instandhoudingssubsidie voor rijksmonumenten per 2013 is uiteengezet hoe het vernieuwde Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) vorm heeft gekregen. De subsidieregeling instandhouding monumenten zal in 2016 voor grote monumenten een extra mogelijkheid bieden subsidie te krijgen. In 2016 wordt voor grote gebouwde monumenten € 20 miljoen aan extra verplichtingen vervroegd aangaan.

Archieven inclusief Regionale Historische Centra

OCW draagt bij aan de kosten van bewaring en presentatie van de rijksarchieven uit de provincie door de Regionaal Historische Centra, die in elke provinciehoofdstad, behalve in Zuid-Holland, zijn gevestigd. Ook in 2016 wordt in samenwerking met VNG, IPO en UvW en vertegenwoordigers uit de archiefsector uitvoering gegeven aan het Archiefconvenant 2012–2016 met het programma Archief 2020. Hiermee wordt beoogd overheidsinformatie duurzaam te beheren en invulling te geven aan het begrip openbaarheid. Archief 2020 wordt gecoördineerd door het Nationaal Archief.

Investeringen huisvesting rijksgesubsidieerde musea

Deze middelen zijn beoogd om de huisvesting van collecties van rijksgesubsidieerde musea geschikt en toegankelijk te maken voor het publiek. Te denken valt hierbij aan de zorg voor binnenklimaat, daarbij vereiste kwaliteit van de aanwezige installaties en investeringen in veiligheid zoals brand-, inbraak- als arbo-voorzieningen.

Cultuureducatie met kwaliteit

Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit wordt voortgezet. Over de voortgang van het programma is de Tweede Kamer met brief van 20 juni 2014 geïnformeerd. Door inzet van drie parallelle trajecten waaraan zowel het onderwijs, de culturele instellingen als de gemeenten en provincies deelnemen wordt de kwaliteit van cultuureducatie bevorderd. De reeds lopende acties in het kader van het programma worden voortgezet. In aanvulling hierop zet OCW samen met private partijen tot en met 2020 extra in op muziekonderwijs in het primair onderwijs. OCW investeert hier tot en met 2020 € 25 miljoen in. De regeling is gericht op het versterken van kennis en vaardigheden van de mensen die voor de klas staan. Vanaf oktober 2015 kunnen scholen een beroep doen op de regeling Impuls Muziekonderwijs via het Fonds Cultuurparticipatie.

Archeologie

Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van de verbetervoorstellen naar aanleiding van de evaluatie op de archeologiewetgeving die met de brief van 7 februari 2012 aan de Tweede Kamer is gestuurd. Daarnaast besteedt de rijksoverheid middelen aan het beheer en onderhoud van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van verscheidene beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie voor het totaaloverzicht bijlage 4: Subsidies).

Verbreden inzet cultuur

Voor de financiering van de cultuurkaart is meerjarig een budget opgenomen van € 4,9 miljoen per jaar. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor digitaliseringprojecten in de cultuursector.

Internationaal cultuurbeleid

Het internationaal cultuurbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van OCW en BuZa. Het doel is een bijdrage te leveren aan het internationaal niveau van Nederlandse topinstellingen, een vooraanstaande internationale marktpositie van kunstenaars en cultuur, het Nederlands economisch belang en de culturele diplomatie. Voor creatieve industrie, één van de negen topsectoren, is de internationale marktpositie prioriteit. Het gaat hier om de ontwerpsectoren architectuur, vormgeving en e-cultuur. OCW en BuZa financieren samen een internationaliseringsprogramma voor de periode 2013–2016.

Programma bibliotheekvernieuwing

Per 1 januari 2015 is de Wet stelsel van openbare bibliotheken ingevoerd. De wet organiseert het openbare bibliotheekwerk als een netwerk van met elkaar samenwerkende lokale en regionale voorzieningen. In het netwerk speelt de Koninklijke Bibliotheek een centrale rol als nationale bibliotheek van Nederland. De Koninklijke Bibliotheek verricht taken voor het stelsel als geheel, waaronder het beheer en de ontwikkeling van de digitale openbare bibliotheek. Activiteiten in 2016 concentreren zich op het vergroten van het bereik van de digitale bibliotheek en op de rol van openbare bibliotheken bij leesbevordering en bestrijding van laaggeletterdheid.

Programma leesbevordering

Het programma Kunst van Lezen wordt voortgezet als onderdeel van het Actieprogramma Tel mee met Taal 2016–2018, dat in maart 2015 naar de Kamer is verstuurd.

Programma Erfgoed en Ruimte

Deze middelen zijn bestemd voor de uitvoering van het programma Visie Erfgoed en Ruimte vanaf 2013. Hierin geeft het rijk aan welke cultuurhistorische gebieden en opgaven van (inter)nationaal belang worden geacht en waar het rijk een rol ziet in het gebiedsgerichte erfgoedmanagement.

Programma Ondernemerschap Cultuur

Het programma Ondernemerschap Cultuur heeft als doel het versterken van ondernemerschap in de culturele sector. Zowel bij instellingen als bij makers. Het programma bestaat uit drie onderdelen; het programma Leiderschap in Cultuur; ondersteuning van individuele makers en instellingen bij het opbouwen van de beroepspraktijk en als laatste onderdeel fondsenwerving Wijzer Werven. De branche is betrokken bij ondersteuning van ondernemerschap.

Specifiek cultuurbeleid

Onder specifiek cultuurbeleid zijn verschillende kleinere subsidiebudgetten opgenomen.

De Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016 is een interdepartementaal werkprogramma. De middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken.

Onder deze post vallen daarnaast het budget voor de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog en de bijdrage aan het Jheronimus Bosch jaar. Ten slotte gaat het om de middelen die in de Museumbrief beschikbaar zijn gesteld voor het stimuleren van samenwerkingsinitiatieven, digitalisering, bescherming en zichtbaarheid van de collecties. Vanaf 2016 zijn middelen gereserveerd voor een bijdrage aan de Europese Culturele Hoofdstad 2018.

Opdrachten

Beleidsonderzoek, evaluaties en kennisbasis

Dit budget is bestemd voor opdrachten die bestaan uit het inhuren van bureaus voor beleidsonderzoek, evaluaties, visitatie/monitoring en versterking van de kennisbasis in de cultuursector.

Bijdrage aan agentschappen: Nationaal Archief

Deze middelen betreffen de rijksbijdrage aan het Nationaal Archief. De baten en lasten van deze dienst worden apart in de begroting opgenomen.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Naast de prioriteiten die onder internationaal cultuurbeleid zijn genoemd, is Nederland aan een aantal verplichtingen gebonden en draagt Nederland bij aan de uitvoering van internationale verdragen. Dit geldt voor de UNESCO erfgoedverdragen voor werelderfgoed, immaterieel erfgoed, de bescherming van cultureel erfgoed bij gewapend conflict en de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen. Ook wordt in dit kader bijgedragen aan het Europees filmprogramma (Eurimages) en de Nederlandse Taal Unie.

Artikel

15. MEDIA

Artikel

Algemene doelstelling

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod, dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking

Rol en verantwoordelijkheid

Media hebben een prominente rol in onze democratie en cultuur. Wat we zien, horen en lezen, beïnvloedt ons beeld van de wereld en onze opvattingen. Daarom borgt de Minister vier publieke belangen in het mediabeleid, waar zij verantwoordelijk voor is: onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en toegankelijkheid. De Minister heeft specifieke zorg voor het stelsel van landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en de daarvoor relevante wet- en regelgeving. De Minister heeft naast een financierende rol, vooral ook een regisserende rol.

Financieren: De Minister financiert de landelijke en regionale publieke omroep, en enkele andere aan de omroep verbonden instellingen. De taakopdracht is wettelijk bepaald en het budget van de publieke omroep is vastgesteld met behoud van afstand tot de uitvoering en inhoud. Op basis van het concessiebeleidsplan sluit de Minister elke vijf jaar een prestatieovereenkomst met de publieke omroep. Verder is de Minister verantwoordelijk voor instrumenten ter bevordering van culturele producties, documentaires, drama, kunst- en kinderprogramma’s, het steunen en stimuleren van een onafhankelijke en kwalitatief goede journalistieke infrastructuur (Stichting Stimuleringsfonds voor de Journalistiek) en voor het bevorderen van mediawijsheid (NICAM en Mediawijzer.net).

Regisseren: Als regisseur is de Minister verantwoordelijk voor de wetgeving ten aanzien van de taak en organisatie van de publieke omroep en voor wetgeving voor commerciële media. De regels voor commerciële omroepen vloeien voornamelijk voort uit Europese richtlijnen over audiovisuele mediadiensten. Verder is de Minister als regisseur verantwoordelijk voor wetgeving met betrekking tot omroepdistributie. Het doel daarvan is de toegang tot een gevarieerd media-aanbod te bevorderen en te verzekeren.

De OCW-begroting wordt in het najaar nader uitgewerkt in de mediabegrotingsbrief, die als basis dient voor de begrotingsbehandeling van dit artikel 15 door de Tweede Kamer. Deze brief geeft een gedetailleerde vooruitblik op het nieuwe jaar, een uitwerking van de maatregelen op het gebied van media alsmede een terugblik op de realisatie van voorgaand jaar.

Op basis van het vijfjaarlijkse concessiebeleidsplan zal de Minister voor de erkenningperiode die loopt van 2016 tot en met 2020, een prestatieovereenkomst afsluiten met de landelijke publieke omroep. Over de uitvoering van deze prestatieovereenkomst rapporteert de landelijke publieke omroep jaarlijks aan de Minister. Deze verantwoording wordt gevalideerd door het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat voor de Media kan ook een boete opleggen als de publieke omroep de prestatieovereenkomst niet naleeft. Zowel de verantwoording als de validatie wordt als bijlage bij de mediabegrotingsbrief aan de Tweede Kamer verzonden.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 15.1 Kengetallen

1.

Waarborgen dat alle lagen van de bevolking toegang hebben tot een kwalitatief hoogstaand media-aanbod

 

de NPO wordt gewaardeerd door de Nederlandse bevolking

             
   

– waardering Nederlandse Publieke Omroep

7,1

           
   

– waardering commerciële omroepen

6,8

           
 

Bron: Ipsos

             
 

de NPO bereikt met zijn programmering een groot deel van de Nederlandse bevolking

             
   

– gemiddeld weekbereik, 15 minuten aaneengesloten voor de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder

82,4%

           

Bron: Terugblik NPO

2.

Het waarborgen van een kwalitatief hoogstaande journalistieke informatievoorziening met voldoende onafhankelijk media-aanbod

 

Nederland handhaaft een hoge positie op de World Press Freedom Index

#2/180

           

Bron: Reporters without borders

Toelichting:

  • In het najaar zal voor de periode 2016–2020 een nieuwe prestatieovereenkomst met de NPO worden afgesloten. Omdat de gesprekken over de prestatieafspraken (waaronder de specifieke formuleringen en de streefwaarden) nog in volle gang zijn, worden in de rijksbegroting 2016 geen indicatoren media opgenomen.

  • Wel worden in deze begroting nieuwe kengetallen geïntroduceerd. Deze kengetallen hebben betrekking op belangrijke onderwerpen uit de huidige prestatieafspraken en zullen – mogelijkerwijs in een andere vorm – terugkomen in de nieuwe prestatieovereenkomst en in de rijksbegroting van 2017. Een uitgebreidere duiding van de kengetallen is te vinden op de website OCW in Cijfers.

  • Het gemiddelde streefcijfer voor het bereik van de NPO bedraagt voor de jaren 2010–2015 85 procent. Bij de nieuw af te sluiten prestatieovereenkomst zullen opnieuw worden afspraken gemaakt over het beoogde bereik.

Beleidswijzigingen

In 2016 start de nieuwe concessie- en erkenningsperiode van de landelijke publieke omroep. Het streven is om de voorgestelde wijziging van de Mediawet gelijktijdig in werking te laten treden (per 1 januari 2016). In het Concessiebeleidsplan 2016–2020 (hierna: CBP) omschrijft de NPO hoe hij zijn opdracht in de komende concessieperiode uitvoert, rekening houdend met deze voorgenomen wetswijzigingen. Mede op basis van het CBP wordt een nieuwe prestatieovereenkomst afgesloten met de NPO voor de periode 2016–2020. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op de naleving ervan.

Een ander onderdeel van het genoemde wetsvoorstel is een versterking van de regionale publieke omroepen door invoering van een eenduidige en sterke bestuursstructuur. Er komt een wettelijke bestuurlijke organisatie voor de regionale omroepen: de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO).

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de beleidsagenda.

Binnen de bekostiging van de landelijke publieke omroep eindigt per 1 januari 2016 de bekostiging van de 2.42-omroepen (kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag).

In het najaar van 2015 vindt een evaluatieonderzoek plaats om een oplossing te vinden voor de structurele kosten van de digitale opslag bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

De Boston Consulting Group doet in 2015 een onderzoek naar de omvang van de wettelijke taken en de daarbij passende bekostiging van het Commissariaat voor de Media.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 15.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 15 (Bedragen x € 1.000)
     

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

1.180.980

1.007.133

1.005.154

963.230

966.953

964.113

977.030

Totale uitgaven

1.149.484

864.627

1.005.485

956.230

966.953

964.113

977.030

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

1.143.398

859.926

1.000.856

951.902

962.764

959.924

972.841

 

Publieke Omroep (omroepinstellingen)

1.012.687

776.519

912.191

876.862

876.761

876.761

876.761

   

Landelijke publieke omroep

836.974

648.768

756.397

738.625

738.524

738.524

738.524

   

Regionale omroep

174.413

127.751

155.794

138.237

138.237

138.237

138.237

   

Minderhedenprogrammering

1.300

           
 

Beheertaken landelijke publieke omroep

72.858

49.924

61.383

61.383

61.383

61.383

61.383

   

Stichting Omroep Muziek

18.097

12.358

15.571

15.571

15.571

15.571

15.571

   

Uitzenden en uitzendgereedmaken

29.713

20.725

25.274

25.274

25.274

25.274

25.274

   

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

25.048

16.841

20.538

20.538

20.538

20.538

20.538

 

Dotaties, bijdragen publieke omroep

32.542

28.666

30.345

13.106

13.092

13.092

13.092

   

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

18.646

17.202

17.202

0

0

0

0

   

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

2.101

2.185

2.156

2.119

2.105

2.105

2.105

   

Filmfonds van de omroep en Telefilm (CoBO)

9.156

6.535

7.969

7.969

7.969

7.969

7.969

   

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

1.859

1.498

1.498

1.498

1.498

1.498

1.498

   

Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)

780

1.246

1.520

1.520

1.520

1.520

1.520

 

Dotatie/onttrekking Algemene Mediareserve

24.736

3.991

– 3.889

– 275

10.702

7.862

20.779

 

Overige bekostiging media (uit rente AMR)

250

500

500

500

500

500

500

 

Basisinfrastructuur Cultuur 2013–2016

325

326

326

326

326

326

326

   

Vierjaarlijkse instellingen

325

326

326

326

326

326

326

                   

Subsidies

498

920

919

919

919

919

919

 

Subsidies

498

920

919

919

919

919

919

                   

Opdrachten

7

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

7

0

0

0

0

0

0

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

5.519

3.746

3.675

3.374

3.235

3.235

3.235

 

Commissariaat voor de Media

5.519

3.746

3.675

3.374

3.235

3.235

3.235

                   

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

62

35

35

35

35

35

35

 

Uitvoering internationale verdragen en contributies

62

35

35

35

35

35

35

Ontvangsten

196.571

191.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 15 is in 2016 99,9 procent juridisch verplicht.

Bekostiging. Het beschikbare budget voor 2016 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de landelijke en de regionale publieke omroep. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Subsidies. Subsidies worden in de regel juridisch verplicht in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Op dit moment is er voor 2016 nog geen juridische verplichting vastgelegd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Het beschikbare budget voor 2016 is volledig juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op het CvdM. Hieraan ten grondslag ligt de Mediawet 2008.

Bijdragen aan internationale organisaties. Het beschikbare budget voor 2016 is volledig juridisch verplicht. Het betreft een jaarlijkse contributie.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Landelijke en regionale publieke omroep

De publieke omroep waarborgt een hoogstaand en pluriform media-aanbod, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. Daarom bekostigt de Minister van OCW de landelijke en regionale publieke omroep. Mede vanwege Europese regels op het gebied van staatssteun, houdt de overheid greep op de aard en omvang van het takenpakket van de landelijke en regionale publieke omroep en bepaalt de overheid het budget van de publieke omroep.

Stichting Omroep Muziek (SOM)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren.

Uitzenden en uitzendgereedmaken

Deze beheertaken bestaan uit het gereedmaken van programma’s voor uitzending en het uitzenden van programma’s van de landelijke publieke omroep.

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)

Deze bekostiging is bestemd voor de door de Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief.

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) is het instrument binnen het mediabeleid om de vervaardiging van hoogwaardige culturele producties binnen het media-aanbod te stimuleren. De bijdrage is bestemd voor het verstrekken van financiële bijdragen voor de ontwikkeling en productie van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke media-instellingen. Per 1 januari 2017 eindigt de bekostiging van het Mediafonds.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek is binnen het mediabeleid het instrument om de pluriformiteit van het journalistieke media-aanbod te stimuleren, zowel binnen pers en omroep als via het internet. De activiteiten van het fonds dragen bij aan innovatie van de journalistiek en aan stimulering van de journalistieke functie van de media in onze samenleving.

Filmfonds van de Omroep en Telefilm (CoBO)

Het CoBO-fonds ondersteunt de documentairesector en participeert in audiovisuele coproductieprojecten waarin wordt deelgenomen door een of meer van de publieke instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep en de Vlaamse publieke omroep (VRT) en/of Duitse publieke omroepen en/of onafhankelijke filmproducenten en/of instellingen werkzaam op het gebied van de podiumkunsten.

Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)

Het Mediawijsheid Expertisecentrum (Mediawijzer.net) bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in de samenleving waar media alom zijn. Bij het huidige programma zijn het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, ECP-EPN, de publieke omroep (NTR), Kennisnet en het NIBG betrokken.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De kerntaak van het Commissariaat voor de Media (hierna: CvdM) bestaat uit het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op het handelen van de media-instellingen in Nederland en uit handhavend optreden ingeval de toepasselijke regelgeving niet in acht wordt genomen. De bevoegdheid om toezicht en handhaving uit te oefenen heeft betrekking op alle media-instellingen: publieke media-instellingen op landelijk, regionaal en lokaal niveau en commerciële media-instellingen op landelijk en niet-landelijk niveau. Het CvdM is tevens verantwoordelijk voor het metatoezicht op het Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM). Daarnaast heeft het CvdM tot taak erop toe te zien dat kabelexploitanten hun wettelijke verplichtingen nakomen tot doorgifte van de must carry-zenders.

Ontvangsten

Dit betreffen de ramingen van de reclameopbrengsten van de STER en van de renteontvangsten op de Algemene Mediareserve.

Artikel

16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

Artikel

Algemene doelstelling

De algemene doelstelling is het scheppen van een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die onderzoekers uitdaagt tot optimale wetenschappelijke prestaties en die goed aansluit op maatschappelijke behoeften.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het stelsel van onderzoek en wetenschap.

Financieren: De Minister bekostigt het onderzoeks- en wetenschapsbestel.

Stimuleren: De Minister stimuleert in het wetenschappelijk onderzoek:

  • kwaliteit en excellentie;

  • zwaartepuntvorming en profilering. De afspraken die hierover gemaakt zijn met de universiteiten staan vermeld in het hoofdlijnenakkoord;

  • samenwerking in de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheid. In het topsectorenbeleid zijn hiervoor innovatiecontracten ontwikkeld;

  • aansluiting op het maatschappelijk belang.

Regisseren: De Minister schept voorwaarden voor:

  • een klimaat voor universiteiten en kennisinstellingen voor het doen van excellent onderzoek;

  • borging van het vernieuwend vermogen en de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek;

  • het doelmatig functioneren van wetenschappelijke instellingen die, zowel zelfstandig als in relatie tot universiteiten en bedrijven, een belangrijke plaats innemen;

  • de Nederlandse onderzoeksfaciliteiten;

  • de coördinatie en positionering van het wetenschapsbeleid op nationaal en internationaal niveau.

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op een efficiënte besteding van publieke middelen en op voldoende verspreiding van kennis naar de maatschappij.

Indicatoren/kengetallen

Indicatoren en overige informatie over de toerusting en de prestaties voor het onderzoekstelsel worden beschreven in Trends in Beeld. De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en op basis hiervan de kwaliteit van het wetenschapssysteem kan onder meer bezien worden op basis van citaties naar wetenschappelijke publicaties. De wetenschappelijke artikelen die in de periode 2009–2012 in Nederland zijn geproduceerd worden in de jaren daarna 52 procent vaker geciteerd dan het mondiale gemiddelde. Nederland neemt op basis hiervan mondiaal een vooraanstaande (tweede) positie in wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek.

De kwaliteit van de Nederlandse wetenschap blijkt ook uit het hoge aandeel van Nederlandse wetenschappers over de volle breedte van het Europese programma voor onderzoek en innovatie, zowel als het gaat om de maatschappelijke uitdagingen als bijvoorbeeld de European Research Council.

Tabel 16.1 Indicatoren

Doelstelling/Indicator

Basiswaarde

2015

Streefwaarde

 

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

2 (2009–2012)

2 (2009–2012)

kleiner of gelijk 5 (2010–2013)».

WTI2 (Thomson Reuters/CWTS Web of Science. Bewerking CWTS/NIFU)

Wetenschapsagenda

Beleidswijzigingen

Strategische keuzes en samenwerking zijn nodig om de toppositie van de Nederlandse wetenschap verder te versterken. Het kabinet wil middelen gerichter gaan inzetten, met oog voor wetenschappelijke sterktes, maatschappelijke vraagstukken en economische kansen. Het kabinet stelt daartoe samen met kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid in 2015 De Nationale Wetenschapsagenda op.

De Nationale Wetenschapsagenda zal een inspiratiebron zijn voor de Nederlandse wetenschap. Op de korte en middellange termijn zal De Nationale Wetenschapsagenda doorwerken in de profilering van de universiteiten en hogescholen, de programmering van de partners van de kenniscoalitie, de ontwikkelingsrichting van de nationale onderzoeksinstituten en in investeringen in grote onderzoeksfaciliteiten.

De agenda zal uitdagende thema’s benoemen waar de wetenschap zich op gaat richten, met een actieve betrokkenheid van bedrijven en maatschappelijke organisaties. De agenda stimuleert samenwerking, creativiteit en vernieuwing. In de Nationale Wetenschapsagenda zal worden aangesloten bij bestaande internationale onderzoeksagenda’s zoals het Europese Horizon2020.

Het kabinet heeft aan de Kenniscoalitie de opdracht gegeven om De Nationale Wetenschapsagenda te ontwikkelen. De stuurgroep bestaat uit de universiteiten (VSNU), de hogescholen (VH), de Universitair Medische Centra (NFU), KNAW, NWO, VNO-NCW, MKB-Nederland en de instituten voor toegepast onderzoek (TNO/TO2).

Via www.wetenschapsagenda.nl heeft iedereen in Nederland tot 1 mei 2015 zijn of haar vragen aan de wetenschap kunnen stellen. Deze vragen leveren input voor het opstellen van De Nationale Wetenschapsagenda. In totaal zijn meer dan 11.000 vragen ingediend en ter beoordeling aan wetenschappelijke jury’s voorgelegd. Eind 2015 zal het kabinet de nationale wetenschapsagenda vaststellen en haar naar de Kamer zenden.

Onderzoek houdt niet op bij de grens: onderzoekers werken grensoverschrijdend samen en gebruiken elkaars kennis en technologieën. Om dit optimaal te faciliteren wordt in de EU nauw samengewerkt op het terrein van onderzoek en innovatie. Nederland is tijdens de eerste helft van 2016 Voorzitter van de Raad van de Europese Unie. Centraal daarbij staat open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksdata, die alleen gerealiseerd kan worden via Europese samenwerking. Een andere prioriteit is de nieuwe ESFRI-Roadmap voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten, waarvoor geldt dat via Europese bundeling van krachten grote meerwaarde kan worden bereikt voor de wetenschap, economie en samenleving.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 16.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

1.342.276

967.620

934.735

930.902

929.176

928.892

928.584

Totale uitgaven

926.503

1.025.759

953.579

934.716

930.395

929.176

928.892

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,8%

       
               

Bekostiging

756.167

901.486

836.922

819.354

816.363

814.913

814.621

Hoofdbekostiging

504.082

652.035

590.395

574.852

571.869

571.269

571.069

 

NWO-wet en WHW

             
 

NWO

365.891

476.705

457.552

443.971

442.091

441.491

441.291

 

KNAW

91.331

88.220

87.193

86.034

85.359

85.359

85.359

 

KB

46.860

87.110

45.650

44.847

44.419

44.419

44.419

Aanvullende bekostiging

252.085

249.451

246.527

244.502

244.494

243.644

243.552

 

NWO Talentenontwikkeling

165.865

162.318

161.409

161.246

160.885

160.885

160.885

 

NWO STW

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

 

NWO Grootschalige researchinfrastructuur

61.963

54.243

55.295

55.382

55.380

55.380

55.380

 

Nationaal RG onderwijsonderzoek

16.257

19.448

17.823

15.874

16.229

15.379

15.287

 

Poolonderzoek

0

2.942

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

 

Kust- en Zeeonderzoek

0

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

               

Subsidies

83.131

27.986

27.783

26.507

25.184

25.415

25.423

Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap

26.494

18.100

18.100

18.100

18.100

18.100

18.100

 

CPG

261

0

0

0

0

0

0

 

Montesquieu Instituut

559

0

0

0

0

0

0

 

NBC/Nationaal Herbarium

10.235

6.235

6.235

6.235

6.235

6.235

6.235

 

BPRC

8.635

8.303

8.303

8.303

8.303

8.303

8.303

 

NCWT/NEMO

3.520

3.343

3.343

3.343

3.343

3.343

3.343

 

STT

231

219

219

219

219

219

219

 

NTU/INL

3.053

0

0

0

0

0

0

                   

Subsidieregeling St.AAP

1.027

1.028

1.028

1.028

1.028

1.028

1.028

                   

Kaderregeling subsidiëring projecten t.b.v. onderzoek en wetenschap

55.610

8.858

8.655

7.379

6.056

6.287

6.295

 

Kust en zeeonderzoek

2.500

0

0

0

0

0

0

 

Poolonderzoek

2.942

0

0

0

0

0

0

 

Genomics

40.500

0

0

0

0

0

0

 

Nationale coördinatie

6.098

6.108

5.905

6.129

6.056

6.287

6.295

 

Bilaterale samenwerking

3.570

2.750

2.750

1.250

0

0

0

                   

Opdrachten

676

835

300

300

300

300

300

 

opdrachten

676

835

300

300

300

300

300

                   

Bijdrage aan agentschappen

303

301

286

267

260

260

260

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

303

301

286

267

260

260

260

               

Bijdrage aan medeoverheden

480

488

488

488

488

488

488

 

Nationaal contactpunt Kaderprogramma

480

488

488

488

488

488

488

                   

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

85.746

94.663

87.800

87.800

87.800

87.800

87.800

 

EMBC

775

812

812

812

812

812

812

 

EMBL

4.732

4.846

4.851

4.851

4.851

4.851

4.851

 

ESA

30.362

30.950

31.065

31.065

31.065

31.065

31.065

 

CERN

41.363

46.868

40.000

40.000

40.000

40.000

40.000

 

ESO

8.514

8.615

8.500

8.500

8.500

8.500

8.500

 

NTU/INL

0

2.572

2.572

2.572

2.572

2.572

2.572

Ontvangsten

117

101

101

101

101

101

101

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 16 is in 2016 99,8 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2016 is 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB alsmede een aantal bijdragen met een structureel karakter. De wettelijke grondslag van de bekostiging is vastgelegd in de NWO-wet en de WHW. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2016 98 procent juridisch verplicht. Het betreft hier subsidies aan stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur zoals NBC Nationaal Herbarium, BPRC en NCWT/NEMO.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2016 20 procent juridisch verplicht op grond van in 2015 of eerder gesloten overeenkomsten.

Bijdrage aan agentschappen, aan medeoverheden en aan (inter)nationale organisaties: Het beschikbare budget is voor 100 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Het Ministerie van OCW bekostigt de nationale onderzoeksinstellingen NWO, KNAW en KB. Hiermee stelt de Minister deze organisaties in staat om binnen de wettelijke kaders en in lijn met de vierjaarlijkse strategische agenda en strategische plannen van de instellingen hun missies en doelstellingen te realiseren. Die zijn gericht op het bevorderen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en het initiëren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen daarin.

OCW draagt met een structureel karakter bij aan:

  • NWO voor grote infrastructurele onderzoeksvoorzieningen voor de uitvoering van projecten die geselecteerd zijn op grond van de resultaten van de nationale roadmap commissie grootschalige researchinfrastructuur. Met de inzet van deze middelen worden onze onderzoekers in de gelegenheid gesteld om te kunnen werken met onderzoeksfaciliteiten van wereldniveau;

  • NWO voor het uitvoeren van een integraal persoonsgebonden talentprogramma waarin naast de «Vernieuwingsimpuls» ook de voormalige middelen voor de specifieke doelgroepen zijn opgegaan. Doelen zijn om via competitie op basis van wetenschappelijke kwaliteit voldoende ruimte te geven aan (jonge) veelbelovende onderzoekers, excellentie in het onderzoek te bevorderen en te zorgen voor een adequate in- en doorstroom van onderzoekers zodat er verbetering optreedt in hun loopbaanperspectieven;

  • Vanaf 2014 is er een aanvullende bekostiging voor NWO bijgekomen voor het Nationaal Regieorgaan Onderwijs Onderzoek.

Subsidies

Voor het stimuleren en realiseren van de centrale doelstelling van het Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB) worden subsidies verstrekt.

Diverse subsidies voor stichtingen en centra met een specifieke rol in de kennisinfrastructuur, het gaat hier o.a. om bijdragen aan:

  • Naturalis voor de totstandkoming van het Naturalis Biodiversity Center (NBC);

  • het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) voor het primatenonderzoek en de huisvesting van primaten en subsidie aan de Stichting AAP voor het verzorgen van de opvang van de BPRC-chimpansees;

  • Stichting Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie (NCWT) voor het ontwikkelen van Science Museum NEMO, het organiseren van het Weekend van de Wetenschap, het faciliteren van andere regionale science centra en wetenschapsmusea en overige gerelateerde landelijke wetenschaps- en techniekcommunicatie-activiteiten.

Bijdrage aan baten/lastendienst

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage internationale organisaties

Contributies aan de grote internationale onderzoeksorganisaties EMBC, EMBL, ESA, CERN en ESO. Door deelname van Nederland aan deze intergouvernementele organisaties krijgen onze wetenschappelijke onderzoekers toegang tot unieke grootschalige onderzoeksfaciliteiten en internationale netwerken van toponderzoekers. Deze deelname is mede van groot belang voor het functioneren van ons nationale onderzoeksbestel.

Bijdrage aan mede overheden

Opdracht aan Expertisecentrum Internationaal Onderzoek en Innovatie (EIOI, voorheen EG-Liaison) voor het ondersteunen en stimuleren van een zo groot mogelijke Nederlandse participatie in het EU-Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het programma voor Onderzoek en Innovatie «Horizon 2020» alsmede voor de ondersteuning van het Europese voorzitterschap. De medewerkers van EIOI blijven hierdoor het Nationaal contactpunt Kaderprogramma in Nederland.

Artikel

25. EMANCIPATIE

Artikel

Het bevorderen van emancipatie

Algemene doelstelling

Het kabinet wil emancipatie bevorderen: de emancipatie van meisjes en vrouwen en de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT). Doel is de veiligheid van vrouwen, homoseksuelen en transgenders te vergroten en de participatie van vrouwen in alle lagen en sectoren van de arbeidsmarkt te bevorderen. Een positieve houding en beeldvorming over homoseksuele relaties en vrouwen met ambitie dienen vanzelfsprekend te worden.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het bevorderen van de emancipatie van meisjes en vrouwen en voor de emancipatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT).

Stimuleren:

Het instrument, dat de Minister ter beschikking heeft, is wet- en regelgeving, zoals de Subsidieregeling emancipatie 2011. Deze regeling voorziet in het verstrekken van subsidies aan instellingen voor vrouwenemancipatie en emancipatie van LHBT en projectsubsidies aan het maatschappelijk middenveld. Tevens maakt de Minister gebruik van communicatie naar het beleidsveld onder andere naar belangenorganisaties.

Regisseren:

Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale emancipatiebeleid.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 25.1 Indicatoren
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

92%

≥90%

≥90%

≥90%

≥90%

≥90%

Bron: SCP Wel trouwen, niet zoenen. De houding van de Nederlandse bevolking tegenover lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderpersonen 2015.

Beleidswijzigingen

De midterm review en beleidsdoorlichting in 2014 geven geen aanleiding tot grote aanpassingen in het emancipatiebeleid. De lijn, zoals weergegeven in de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016, wordt daarom grotendeels voortgezet. Wel zullen er nieuwe accenten worden gelegd.

  • Voortzetting van de aandacht voor economische zelfstandigheid;

  • Extra focus op groepen waar de sociale acceptatie van LHBT’s lager is dan gemiddeld: jongeren en migranten- en religieuze gemeenschappen;

  • Meer nadruk op sekse- en genderdiversiteit binnen het LHBT-beleid;

  • Meer aandacht voor mannen bij gendergelijkheid.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 25.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

15.444

7.283

10.609

12.628

15.154

15.463

15.463

Uitgaven

13.124

15.284

13.474

14.625

15.581

15.463

15.463

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

52,6%

       
               

Bekostiging

4.148

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

Kennisinfrastructuur

4.148

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

 

Vrouwenemancipatie

2.948

2.952

2.952

2.952

2.952

2.952

2.952

 

LHBT

1.200

1.201

1.201

1.201

1.201

1.201

1.201

                   

Subsidies

7.370

7.693

7.194

7.194

7.204

7.234

7.234

Subsidieregeling emancipatie

2.590

343

0

0

0

0

0

 

Vrouwenemancipatie

2.590

286

         
 

LHBT

 

57

         

Subsidieregeling emancipatie 2011

4.780

7.350

7.194

7.194

7.204

7.234

7.234

 

Vrouwenemancipatie

2.568

5.037

5.129

4.879

4.879

4.879

4.879

 

LHBT

2.212

2.313

2.065

2.315

2.325

2.355

2.355

                   

Opdrachten

1.455

1.257

1.021

1.043

1.043

1.043

1.043

 

Vrouwenemancipatie

852

683

542

564

564

564

564

 

LHBT

603

574

479

479

479

479

479

                   

Bijdrage aan agentschappen

151

150

143

133

129

129

129

 

Dienst Uitvoering Onderwijs

151

150

143

133

129

129

129

                   

Bijdrage aan medeoverheden

0

1.886

923

2.062

3.022

2.904

2.904

Gemeentefonds BZK

0

1.886

923

2.062

3.022

2.904

2.904

 

Vrouwenemancipatie

 

1.049

789

2.003

2.003

2.003

2.003

 

LHBT

 

837

134

59

1.019

901

901

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

145

40

40

30

   
 

LHBT

145

40

40

30

   

Ontvangsten

89

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Van het totale budget voor artikel 25 is voor 2016 52,6 procent juridisch verplicht.

Bekostiging: Juridische verplicht 100 procent. De aanvragen van de kennisinfrastructuur voor de jaren 2016 en 2017 moeten vóór 1 oktober 2015 zijn ingediend.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 53,9 procent juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2015 26,6 procent juridisch verplicht. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van de jaren het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan mede-overheden: Juridisch verplicht 0 procent.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties: Juridisch verplicht 100 procent.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

Met deze middelen worden zes instituten voor de Kennisinfrastructuur bekostigd.

Subsidies

Voor het uitvoeren van de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013- 2016 worden subsidies verleend voor activiteiten die passen bij deze brief.

Opdrachten

De middelen voor opdrachten voor zowel vrouwenemancipatie als LHBT-emancipatie worden besteed aan onderzoeken en symposia.

Bijdrage aan agentschappen

Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

Bijdrage aan mede-overheden

Actieve gemeenten op het gebied van vrouwen- en LHBT- emancipatiebeleid ontvangen via een decentralisatie-uitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties:

Bijdrage aan het Europese project «Rights, Equality and Citizenship Programme» van Transgender Europe (TGEU).

4. DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel

91. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel

Doel van dit artikel is het tijdelijk boeken van sector overschrijdende middelen. Zodra een exacte verdeling over de betrokken beleidsartikelen bekend is, worden de middelen naar deze artikelen overgeboekt. Het betreft:

  • Loonbijstelling;

  • Prijsbijstelling;

  • Nader te verdelen.

Op deze onderdelen worden dus geen feitelijke uitgaven verantwoord.

91.1 Budgettaire gevolgen
Tabel 91.1 Budgettaire gevolgen van artikel 91 (bedragen x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

0

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

Uitgaven

0

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Nader te verdelen

0

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting:

Op het onderdeel Nader te verdelen staan onder andere middelen die een budgettair effect hebben op meer dan één beleidsartikel en waarvan de verdeling over deze artikelen nog niet bekend is. Het kan daarbij zowel gaan om beleidsintensiveringen als om ombuigingen. Dit onderdeel bevat een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen voor de jaren 2017 tot en met 2020 welke bij de begroting 2017 zal worden verdeeld over de verschillende beleidsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2016.

Artikel

95. APPARAATSUITGAVEN

Artikel

Op dit artikel worden de personele en materiële uitgaven van het kerndepartement, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en adviesraden geraamd.

95.1 Budgettaire gevolgen
Tabel 95.1 Budgettaire gevolgen artikel 95 (bedragen x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

256.178

260.366

239.161

221.189

213.060

213.508

212.669

Uitgaven

256.178

260.366

239.161

221.189

213.060

213.508

212.669

               

Personele uitgaven

176.907

179.687

166.545

154.045

148.566

148.908

148.023

Waarvan

             

– 

eigen personeel

164.778

167.990

155.495

143.858

138.740

139.061

138.129

– 

externe inhuur

8.612

8.305

7.846

7.233

6.977

6.992

7.025

– 

overige personele uitgaven

3.517

3.392

3.204

2.954

2.849

2.855

2.869

               

Materiële uitgaven

79.271

80.679

72.616

67.144

64.494

64.600

64.646

Waarvan

             

– 

ICT

30.133

31.439

27.427

25.378

24.503

24.555

24.570

– 

bijdrage aan SSO's

31.330

30.398

28.404

26.292

25.036

25.051

24.963

– 

overige materiële uitgaven

17.808

18.842

16.785

15.474

14.955

14.994

15.113

                 

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

10.194

567

567

567

567

567

567

Toelichting:

Op het artikel Apparaatsuitgaven staan de apparaatsuitgaven van de directies van het kerndepartement, zowel die van de beleidsdirecties als die van de niet-beleidsdirecties, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de inspecties en de adviesraden van het ministerie. Daarnaast worden hier de centrale uitgaven voor onder andere huisvesting, automatisering en bijdragen aan SSO’s geraamd.

Op dit artikel worden tevens de mutaties op de begrotingsreserve schatkistbankieren geraamd. OCW staat garant voor het in gebreke blijven van aan OCW verbonden instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Gegeven de omvang van het budget is er om doelmatigheidsredenen voor gekozen om niet per relevant beleidsartikel een reeks op te nemen, maar dit te doen op het artikel 95 Apparaatsuitgaven. De van aan OCW verbonden instellingen ontvangen premies worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan OCW overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging premie aan gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt. De geraamde uitgaven vanuit deze reserve zijn als onderdeel van de materiële uitgaven gespecificeerd in tabel 95.1.

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven OCW onderverdeeld naar kerndepartement, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Inspectie van het Onderwijs, Erfgoedinspectie, Onderwijsraad, Raad voor Cultuur en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Daarnaast zijn ter informatie de apparaatskosten van de baten-lastenagentschappen en ZBO’s weergegeven.

Tabel 95.2 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/-kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (bedragen x € 1 miljoen)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal ministerie

256,2

260,4

239,2

221,2

213,1

213,5

212,7

Kerndepartement

132,3

147,1

134,2

121,0

117,1

117,6

116,8

Rijksdienst Cultureel Erfgoed

47,5

37,3

33,9

32,9

32,0

31,9

31,9

Inspectie van het Onderwijs

67,8

67,3

63,5

60,1

57,2

57,2

57,2

Erfgoedinspectie

2,4

2,4

2,3

2,2

2,1

2,1

2,1

Onderwijsraad

2,4

2,4

2,4

2,3

2,3

2,3

2,3

Raad voor Cultuur

2,4

2,5

2,2

2,0

1,8

1,8

1,8

Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie

1,4

1,4

0,7

0,7

0,6

0,6

0,6

               

Totaal apparaatskosten agentschappen

307,2

298,7

294,1

245,2

236,1

236,3

234,9

Dienst Uitvoering Onderwijs

278,9

257,9

253,9

225,3

216,3

216,4

216,2

Nationaal Archief

28,3

40,8

40,2

19,9

19,8

19,9

18,7

               

Totaal apparaatskosten ZBO's

92,8

90

98,5

95,6

94,8

94,7

94,7

Stichting fonds voor de Podiumkunsten

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

4,4

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

Stichting Mondriaanfonds

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

Stichting Nederlands Filmfonds

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Stichting Nederlands Letterenfonds

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

1,6

1,7

1,7

0

0

0

0

Commissariaat voor de Media (CvdM)

5,5

3,7

3,7

3,4

3,2

3,2

3,2

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

3,8

3,8

3,5

3,2

3,1

3,1

3,1

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

15

13

13

13

13

13

13

Koninklijke Bibliotheek (KB)

12

15,3

26,5

26,5

26,5

26,5

26,5

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

32,3

30,4

28,4

28,2

28

27,9

27,9

Stichting Participatiefonds

3,3

3,2

3,0

2,8

2,7

2,7

2,7

Stichting Vervangingsfonds

2,8

2,5

2,3

2,1

1,9

1,9

1,9

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

0,6

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

De cijfers in bovenstaande tabel zijn niet met elkaar te consolideren aangezien het zowel uitgaven als kosten betreft.

De apparaatskosten bij de baten-lastendiensten en ZBO's en RWT's betreffen naast de apparaatskosten in verband met werkzaamheden voor OCW ook de kosten die verband houden met werkzaamheden die voor tweeden en derden worden uitgevoerd.

Toelichting:

In bovenstaande tabel zijn niet alle RWT’s opgenomen. Niet opgenomen zijn RWT’s waarbij een individuele uitvraag in het veld nodig is. Dit betreft ondermeer alle onderwijsinstellingen, academische ziekenhuizen en musea. Opgenomen zijn die ZBO’s waarbij de gegevens met betrekking tot de apparaatsuitgaven uit hoofde van reguliere bestaande informatiestromen beschikbaar zijn. Creatie van een extra informatielast wordt niet wenselijk geacht.

In onderstaande tabel zijn ter informatie de apparaatsuitgaven van het kerndepartement weergegeven zoals deze direct toe te rekenen zijn aan de verschillende beleidsterreinen.

Tabel 95.3 Apparaatsuitgaven kerndepartement in 2016 onderverdeeld naar beleidsartikel (bedragen x € 1 miljoen)

Beleidsartikel

Bedrag

Primair onderwijs

5,8

Voortgezet onderwijs

6,7

Middelbaar Beroepsonderwijs

5,8

Hoger onderwijs en Studiefinanciering

6,5

Internationaal beleid

2,3

Cultuur

8,6

Onderzoek en wetenschapsbeleid

2,7

Emancipatie

2,0

In onderstaande tabel staat de verdeling van de taakstelling op de Apparaatsuitgaven/-kosten uit het Regeerakkoord weergegeven. Deze taakstelling is verdeeld over kerndepartement, agentschappen en ZBO’s.

Tabel 95.4 Apparaatsuitgaven/-kosten invulling taakstelling (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

2017

2018

Struct

Departementale taakstelling (totaal)

24,0

54,0

67,0

67,0

         

Kerndepartement

6,9

20,0

26,5

26,5

         

Agentschappen

       

DUO

12,1

23,5

27,9

27,9

NA

0,8

1,0

1,0

1,0

Totaal Agentschappen

12,9

24,5

28,9

28,9

         

ZBO’s

       

Cultuurfondsen

0,5

1,1

1,4

1,4

Commissariaat voor de Media

0,2

0,5

0,6

0,6

Nederlandse Publieke Omroep

0,1

0,3

0,4

0,4

Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

0,2

0,4

0,5

0,5

Kon.Ned.Academie van Wetenschappen (KNAW)

0,7

1,6

2,0

2,0

Kon.Bibliotheek (KB)

0,6

1,3

1,6

1,6

Ned.organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

1,5

3,5

4,3

4,3

Participatiefonds

0,1

0,3

0,4

0,4

Vervangingsfonds

0,2

0,4

0,5

0,5

Stimuleringsfonds voor de Pers

0,0

0,1

0,1

0,1

Totaal ZBO's

4,2

9,5

11,6

11,6

         

Nog in te vullen

0,0

0,0

0,0

0,0

5. BEGROTING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

1. DIENST UITVOERING ONDERWIJS

In deze paragraaf is de begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten, informatievoorziening alsmede diensten gericht op de verbetering van de verbinding tussen beleid en uitvoering. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.

In het onderstaande tabel 1 is een meerjarige raming van de baten en lasten voor de DUO begroting opgenomen.

Tabel 1 Begroting van baten en lasten voor het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Slotwet 2014

Vastgestelde begroting 2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet moederdepartement

257.007

236.953

227.015

198.823

189.810

189.924

189.767

Omzet overige departementen

21.304

18.980

23.107

22.713

22.713

22.713

22.713

Omzet derden

11.137

8.050

10.745

10.745

10.745

10.745

10.745

Rentebaten

77

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

289.525

263.983

260.867

232.281

223.268

223.382

223.225

               

Lasten

             

Apparaatskosten

278.896

257.938

253.852

225.281

216.268

216.382

216.225

– personele kosten

152.745

147.173

144.433

135.412

129.589

125.311

125.311

– waarvan eigen personeel

122.833

131.092

119.163

116.127

112.194

107.916

107.916

– waarvan externe inhuur

23.116

16.081

18.270

12.285

10.395

10.395

10.395

– waarvan overige personele kosten

6.796

 

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

– materiële kosten

126.151

110.765

109.419

89.869

86.679

91.071

90.914

– waarvan apparaat ICT

19.787

18.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

– waarvan bijdrage aan SSO’s

12.554

0

12.500

12.500

12.500

12.500

12.500

Rentelasten

36

45

15

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

7.008

6.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

– materieel

7.008

6.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

– waarvan apparaat ICT

5.313

5.000

5.500

5.500

5.500

5.500

5.500

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

3.074

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

3.074

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

289.014

263.983

260.867

232.281

223.268

223.382

223.225

               

Saldo van baten en lasten

511

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de begroting van baten en lasten:

Slotwet 2014

DUO heeft een positief resultaat van € 0,5 miljoen gerealiseerd. Dit resultaat is toegevoegd aan het eigen vermogen.

Baten

Omzet moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de inkomsten voor geleverde diensten en producten aan de opdrachtgever OCW. Van de omzet moederdepartement 2016 is € 189,4 miljoen gerelateerd aan de vijf hoofdproducten, te weten Bekostiging (€ 34,4 miljoen, zijnde 18 procent), Studiefinanciering (€ 97,4 miljoen, zijnde 51 procent), Examens (€ 20,4 miljoen, zijnde 11 procent), Registers (€ 31,7 miljoen, zijnde 17 procent), Informatiediensten (€ 5,4 miljoen, zijnde 3 procent).

Daarnaast is in de begroting € 23,4 miljoen opgenomen voor de implementatie van beleidswijzigingen en € 14,2 miljoen voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De dalende lijn in de opbrengst moederdepartement is veroorzaakt door de ingeboekte taakstellingen over de periode 2015 tot en met 2018 (€ 16,4 miljoen in 2016 oplopend naar € 44,1 miljoen in 2018).

Deze jaren tekenen zich door aanzienlijke taakstellingen welke zullen moeten worden doorgevoerd. De aanpak wordt gedomineerd door de thema's «efficiency waar het nog kan» en «vereenvoudiging en versobering waar het moet». In de meerjarenbegroting zijn maatregelen op het gebied van efficiency (€ 12,7 miljoen) en baten Programma Vernieuwing Studiefinanciering (€ 13,0 miljoen), de Hervormingsagenda en Compacte Rijksdienst (€ 3,0 miljoen) en vereenvoudiging van regels en taken (€ 15,4 miljoen) verwerkt. Voor de maatregelen vallend onder deregulering is DUO voor de realisatie afhankelijk van vereenvoudiging van wet- en regelgeving.

In 2016 wordt op aanwijzing van het Ministerie van Financiën de wijze van begroten van baten-lastenagentschappen geüniformeerd. Onderzocht wordt of de financiële instrument «Bijdrage aan agentschappen» in lijn met de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Regeling agentschappen wordt toegepast. Zo nodig moet de agentschapsbijdrage, bestaande uit de bovenstaande vijf hoofdproducten, worden geschoond van eventuele onterecht hieronder vallende programmamiddelen. De uitkomst hiervan wordt opgenomen in de voorjaarsnota 2016.

Randvoorwaarden exploitatie DUO

De digitale infrastructuur onderwijs bij DUO is van essentieel belang voor de dienstverlening en communicatie aan studenten, instellingen en ouders/burgers. De druk op het gebruik van deze voorzieningen is de afgelopen jaren toegenomen. Dit heeft gevolgen voor de instandhouding (onderhoud en beheer), doorontwikkeling en het volume in gebruik. Kosten voor meerjarig onderhoud, beheer en doorontwikkeling worden niet systematisch in het beleid- en begrotingsproces meegenomen. Naar aanleiding daarvan worden de volgende ontwikkelingen besproken met het bestuursdepartement en maken nog geen onderdeel uit de begroting.

  • De investeringen die benodigd zijn voor het doorontwikkelen van de basisregistratie Onderwijs Nummer, waarmee mede de Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur Onderwijs (GDI-O) wordt vormgegeven.

  • Het ontwikkelen van de internetportalen voor studenten, ouders en onderwijsinstellingen (100 procent digitaal) conform de visiebrief digitale overheid 2017. Daarnaast worden maatregelen ontwikkeld om invulling te geven aan de toegenomen eisen rond Informatiebeveiliging en privacy.

Omzet overige departementen

De omzet Overige departementen betreft opbrengsten in verband met uitvoering inburgeringstaken (€ 10,0 miljoen) en uitvoering landelijk register kinderopvang (€ 6,5 miljoen) voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werkzaamheden ten behoeve van het examen Wet financieel toezicht (€ 1,3 miljoen) en werkzaamheden ten behoeve van Belastingdienst (€ 0,1 miljoen) in opdracht van het Ministerie van Financiën, print- en couverteerwerkzaamheden ten behoeve van het CJIB van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 1,2 miljoen), compensatie van loonkosten voor gedetacheerde medewerkers (€ 0,8 miljoen) en werkzaamheden in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (€ 0,2 miljoen). Daarnaast is € 3,0 miljoen aan omzet opgenomen in verband met werkzaamheden uitgevoerd voor meerdere overheidsinstellingen binnen de Shared Service Organisatie welke onder DUO valt.

In deze begroting is nog geen bijdrage opgenomen voor de voorbereidingen voor de beoogde uitvoering van de directe financiering kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 277).

Omzet derden

Bij omzet derden gaat om met name te innen leges voor inburgeringsexamens (€ 5,9 miljoen) en OCW examens (€ 2,5 miljoen). Leges voortvloeiende uit diverse overige OCW taken (€ 0,8 miljoen) en opbrengsten voor het uitvoeren van (bekostigingsgerelateerde) werkzaamheden voor het Participatiefonds (€ 0,8 miljoen) alsmede werkzaamheden uitgevoerd binnen de Shared Service Organisatie (€ 0,7 miljoen).

Lasten

Personele kosten

De personele kosten betreffen de kosten van eigen personeel (€ 119,2 miljoen) op basis van de gemiddelde loonkosten, de begrote kosten voor externe inhuur (€ 18,2 miljoen) en een reële inschatting van de overige personele kosten (€ 7,0 miljoen). De daling ten opzichte van de begroting 2015 is gerelateerd aan de opgelegde apparaatstaakstelling en interne verwachting ten aanzien van het personeelsverloop.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan ondermeer uit vaste lasten, zoals kosten informatievoorziening en automatisering (€ 20,0 miljoen), externe diensten en communicatiemiddelen (€ 24,8 miljoen) en € 37,5 miljoen ten behoeve van de implementatie van beleidswijzigingen in de geautomatiseerde systemen en het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). De bijdrage aan de Shared Service Organisatie heeft met name betrekking op de huisvestingskosten.

Rentelasten

Dit betreft de te betalen rente in 2016 als gevolg van het beroep op de leenfaciliteit ten behoeve van investeringen in materiële vaste activa.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen uitsluitend materiële vaste activa.

Tabel 2 Kasstroomoverzicht voor het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Slotwet 2014

Vastgestelde begroting 2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + depositorekeningen

37.688

47.069

47.755

46.440

46.440

46.440

46.440

   

2.

Totaal operationele kasstroom

17.022

6.000

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

   

 

– /- totaal investeringen

– 5.019

– 6.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

 

+/+totaal boekwaarde desinvesteringen

64

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 4.955

– 6.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

– 7.000

   

 

– /- eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

– /- aflossingen op leningen

– 314

– 314

– 315

0

0

0

0

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 314

– 314

– 315

0

0

0

0

   

5.

Rekening courant RHB 31 december 2016 = stand depositorekeningen (+1+2+3+4)

49.441

46.755

46.440

46.440

46.440

46.440

46.440

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De operationele kasstroom is gelijk aan het totaal van de begrote afschrijvingskosten en de mutatie voorzieningen en kortlopende schulden en overlopende transitorische posten. Het totaal van investeringen (onder andere apparatuur voor het rekencentrum: aanschaf servers en storageapparatuur) is gelijk aan de zogenoemde vervangingsinvesteringen voor de materiële vaste activa en zijn gelijk aan de bruto afschrijvingskosten van deze activa.

Doelmatigheid

Basisindicatoren zijn de kostprijs en kwaliteit per product of dienst. Stijging in de doelmatigheid kan meerjarig worden bereikt door een lagere kostprijs (bij gelijke kwaliteit) of een hogere kwaliteit (bij gelijke kostprijs).

In de gepresenteerde reeks voor DUO (tabel 3) geldt een sterke focus op kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering van dienstverlening. Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) is hier een belangrijk voorbeeld van. Door deze vernieuwing is het tevens mogelijk deels de efficiencytaakstelling van het kabinet te realiseren. De indexgetallen van de onderscheiden producten laten dit zien.

Tabel 3 Doelmatigheidsindicatoren
 

Slotwet 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Generiek Deel

Omzet Bekostiging1

18%

100,0

98,2

98,2

98,2

98,2

98,2

Omzet Studiefinanciering1

54%

100,0

87,9

82,7

82,6

82,6

82,6

Omzet Examens1

10%

100,0

98,3

98,3

98,3

98,3

98,3

Omzet Registers1

15%

100,0

98,7

98,7

95,3

95,3

98,7

Omzet Informatiediensten1

3%

100,0

98,8

98,8

98,8

98,8

98,8

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.773

1.683

1.626

1.564

1.564

1.564

1.564

               

Tarieven/uur

             

ICT gerelateerd

104

104

104

104

104

104

104

Overige uren

74

74

74

74

74

74

74

               

Saldo baten en lasten (%)

0,2%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Klantcontact digitaal

6

6

6

6

6

6

6

Klantcontact traditioneel

7

7

7

7

7

7

7

X Noot
1

Index 2015 is gelijk aan 100.

Toelichting Doelmatigheidsindicatoren

Omzet/kostprijs per product: DUO aggregeert haar werkzaamheden in de going concern (basiscontract) naar vijf producten, te weten Bekostiging, Studiefinanciering, Examens, Registers en Informatiediensten. De doelmatigheidsindicatoren geven inzicht in de ontwikkeling van de prijsefficiency per product, exclusief volumina ontwikkelingen. Op basis van het taakstellingsplan DUO 2014–2018 zijn de effecten geraamd op het gebied van efficiency maatregelen, effecten Compacte Rijksdienst en baten PVS. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van bovenstaande generieke doelmatigheidsindicatoren. De dereguleringsmaatregelen zijn buiten beschouwing gelaten. Deze maatregelen vallen buiten de scope van de doelmatigheid. Met de ingegeven prijsefficiency en de samenhangende doelmatigheidsontwikkeling wordt gestreefd om budgetneutraal te realiseren waarbij de gemaakte kosten vanuit de omzet gedekt worden.

FTE totaal: De bezetting van ARAR laat ten opzichte van 2015 een daling zien in lijn met de opgelegde taakstellingen.

Projecttarief per uur: Het projecttarief per uur (€ 104) is een gemiddeld uurtarief in- en externe inzet ten behoeve van systeem- en procesaanpassingen.

Meerwerktarief per uur: Voor niet ICT-gerelateerde inzet geldt een lager tarief van € 74 per uur.

De efficiency c.q. doelmatigheidstaakstellingen zijn financieel ingeboekt op de budgetten van DUO. De ingeboekte taakstelling wordt ingevuld door efficiency te behalen. Hierdoor kunnen de tarieven op gelijk niveau worden gehouden. DUO begroot en verwacht te realiseren met een exploitatiesaldo van nul.

Indicatoren: Klanttevredenheid Klantcontact digitaal norm 6 en Klanttevredenheid klantcontact traditioneel norm 7. Het betreft hier respectievelijk de tevredenheid van individuele klanten op de kanalen Mijn DUO en de website (digitaal) en tevredenheid op de kanalen telefonie, email en balie (traditioneel), op een schaal van 1 tot en met 10.

2. NATIONAAL ARCHIEF

2.1. Algemene toelichting

Het Nationaal Archief beheert de archieven van de rijksoverheid en archieven van maatschappelijke organisaties en individuele personen die van nationaal belang zijn (geweest). In de depots ligt bijna duizend jaar geschiedenis van Nederland opgeslagen in archieven en in duizenden kaarten, tekeningen en foto’s.

De missie van het Nationaal Archief is het dienen van ieders recht op informatie en het geven van inzicht in het verleden van ons land door:

inzet voor een sterk archiefbestel, een afgewogen beleid voor archiefwaardering en selectie en optimale zorg voor alle rijksarchieven en de nationale archiefcollectie in Den Haag te beheren en onsite en online te presenteren.

Nationaal Archief en Regionale Historische Centra

Op basis van de Archiefwet 1995 heeft de Minister van OCW een specifieke verantwoordelijkheid voor alle rijksarchiefbewaarplaatsen, zijnde het Nationaal Archief in Den Haag en elf rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. De archiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden maken deel uit van de Regionale Historische Centra (RHC’s). De RHC’s zijn zelfstandige openbare lichamen, die vanuit het Rijk en andere partners een financiële bijdrage ontvangen. Deze begroting handelt alleen om de baten en lasten van het Nationaal Archief. De rijksbijdragen aan de afzonderlijke RHC’s zijn onderdeel van artikel 14 van de begroting van OCW.

Tabel 1 Begroting van het Nationaal Archief voor het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)
 

2014 Slotwet

2015 Vastgestelde begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet moederdepartement

34.966

39.355

39.400

19.905

19.561

19.561

18.311

Omzet mede overheden

400

400

400

400

400

400

400

Omzet derden

1.851

1.300

414

414

414

414

414

Rentebaten

66

15

10

10

10

10

10

Vrijval voorzieningen

– 7.256

2.168

848

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

30.027

43.238

41.072

20.729

20.385

20.385

19.135

               

Lasten

             

Apparaatskosten

28.274

40.753

40.167

19.944

19.785

19.908

18.678

 

personele kosten

14.118

17.400

16.500

13.000

13.000

13.000

11.750

   

waarvan eigen personeel

11.009

13.400

13.200

11.000

11.000

11.000

9.750

   

waarvan externe inhuur

2.526

4.000

3.300

2.000

2.000

2.000

2.000

   

waarvan overige personele kosten

583

0

0

0

0

0

0

 

materiele kosten

14.156

23.353

23.667

6.944

6.785

6.908

6.928

   

waarvan apparaat ICT

624

591

600

600

600

600

600

   

waarvan bijdrage aan SSO’s

55

200

300

400

400

400

400

   

waarvan overige materiële kosten

13.477

22.562

22.767

5.944

5.785

5.908

5.928

Rentelasten

26

25

17

12

9

7

5

Afschrijvingskosten

945

2.460

888

773

591

470

452

 

materieel

945

2.460

888

773

591

470

452

   

waarvan apparaat ICT

0

160

150

130

100

80

75

 

immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

200

0

0

0

0

0

0

 

dotaties voorzieningen

200

0

0

0

0

0

0

 

bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

29.445

43.238

41.072

20.729

20.385

20.385

19.135

               

Saldo van baten en lasten

582

0

0

0

0

0

0

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement betreft de inkomsten van het Nationaal Archief voor de geleverde producten en diensten. Deze bestaat uit structurele middelen voor de primaire activiteiten (1e geldstroom) en incidentele middelen voor projectmatige activiteiten (2e geldstroom).

Voor 2013 tot en met 2016 heeft het Nationaal Archief incidenteel een bedrag van € 31,3 miljoen beschikbaar voor de investeringen rond de digitalisering van het Rijksarchief (digitale taken rijksarchieven). Van deze € 31,3 miljoen is € 3,0 miljoen beschikbaar gesteld in 2013 en € 28,3 miljoen is verdeeld over de jaren 2014, 2015 en 2016. Voor de werkzaamheden rond de digitalisering van het Rijksarchief is voor 2016 € 17,2 miljoen beschikbaar gesteld. Vanwege het structurele karakter van de digitale taken rijksarchieven is continuering van deze taken na 2016 het uitgangspunt.

Met ingang van 2017 nemen de personele en de materiële kosten af als gevolg van met name het feit dat drie grote veranderingsprogramma’s in 2015 en 2016 aflopen (programma DWR-Archief in 2015; programma DTR in 2016; programma Archief 2020 in 2016). Voor 2017 e.v. zal nog niet voorzien kunnen worden in dekking van de exploitatiekosten van DTR. In de voorbereidingen voor de digitale taken rijksarchieven is in 2013 en 2014 de organisatiestructuur van het Nationaal Archief aangepast om de digitale taken uit te voeren.

Vanaf 2012 is de subsidie aan het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) opgenomen, die namens het moederdepartement wordt verstrekt. Het Nationaal Archief vervult hierin alleen de kasfunctie. De subsidie voor 2016 bedraagt € 1,77 miljoen.

Omzet mede overheden

Het Nationaal Archief fungeert als rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Zuid Holland en ontvangt daarvoor een jaarlijkse bijdrage.

Omzet derden

De omzet derden bestaat hoofdzakelijk uit projectmatige inkomsten van derde partijen (o.a. de Europese Unie) voor specifieke producten en diensten (projecten).

Mutatie vooruit ontvangen middelen

Dit betreft projectgelden die zijn vooruit ontvangen voor de ontwikkeling van specifieke eenmalige producten en diensten (kosten uitvoering en kosten investeringen voor programma’s en projecten) voor verschillende opdrachtgevers.

Lasten

Apparaatskosten

– Personele kosten

De personele kosten zijn gebaseerd op een bezetting van 185,2 FTE eind 2015. In 2016 tot en met 2020 dalen de personele kosten en de post externe inhuur als gevolg van afloop van projecten en taakstellingen.

- Materiële kosten

Dit betreft onder andere de huisvestingskosten zoals de huurkosten en servicekosten samenhangend met de huisvesting en kantoorautomatisering. Tevens zijn onder deze post de materiële uitgaven verantwoord die worden gedaan in het primaire proces, voor de digitale taken rijksarchieven en in de projecten.

In 2016 wordt op aanwijzing van het Ministerie van Financiën de wijze van begroten van baten-lastenagentschappen geüniformeerd. Onderzocht wordt of het financieel instrument «Bijdrage aan agentschappen» in lijn met de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Regeling agentschappen wordt toegepast. Zo nodig moet de agentschapsbijdrage worden geschoond van eventuele onterecht hieronder vallende programmamiddelen. De uitkomst hiervan wordt opgenomen in de voorjaarsnota 2016.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit het beroep op de leenfaciliteit in 2013.

Afschrijvingskosten

De stabiele lijn van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door instandhoudingsinvesteringen in het fysieke depot en de ICT hardware.

Tabel 2 Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)
   

2014 Slotwet

2015 Vastgestelde begroting

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Rekening courant RHB 1 januari 20 ... + deposito-rekeningen

16.128

7.464

12.698

10.479

10.392

10.884

11.254

2.

Totaal operationele kasstroom

8.637

292

41

13

592

470

452

 

–/– totaal investeringen

– 1.353

– 3.000

0

0

0

0

0

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.353

– 3.000

0

0

0

0

0

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 360

– 410

– 360

– 100

– 100

– 100

– 100

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 360

– 410

– 360

– 100

– 100

– 100

– 100

5.

Rekening courant RHB 31 december 20 .. + stand depositorekeningen

23.052

4.346

12.379

10.392

10.884

11.254

11.606

Toelichting:

De operationele kasstroom blijft positief. Er wordt uitgegaan van een begroting met een nihil resultaat en er zijn naar verwachting geen forse fluctuaties in de afschrijvingen en de vooruit ontvangen projectmiddelen die invloed hebben op de operationele kasstroom.

De investeringskasstroom betreft de investeringen in ICT hardware en investeringen in het fysieke depot. De financieringskasstroom betreft de aflossing van de leenfaciliteit welke is aangegaan ten behoeve van de verbouwing van de publieke ruimte.

Tabel 3 Overzicht doelmatigheidsindicatoren (bedragen x € 1.000)

Generiek deel

Slotwet 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Gemiddeld gewogen kosten per productgroep

             

(gem) prijs per km fysiek archief (capaciteit)

15.670

14.350

13.350

12.960

12.960

12.960

12.960

(gem) prijs per Terabyte digitaal archief

1.311

1.297

1.278

1.253

1.219

Gemiddeld gewogen uurtarief intern personeel

             

primaire taken – activiteiten

47,8

47,8

47,8

47,8

47,8

47,8

47,8

programma's en projecten 2e en 3e geldstromen

49,8

49,8

49,8

49,8

49,8

49,8

49,8

Aantal fte

formatie op lumpsum en projecten

141,5

151,5

151,5

151,5

151,5

151,5

151,5

formatie Programma Digitale Taken rijksarchieven

42,7

45,3

46,7

       

Saldo baten en lasten

 

Ontwikkeling aantallen bezoekers

             

bezoekers

20.000

20.000

20.000

20.000

22.500

25.000

25.000

onderwijs

5.000

5.000

7.500

10.000

15.000

15.000

15.000

studiezaal – bezoekers

12.000

13.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

studiezaal – raadplegingen archiefstukken

90.000

100.000

105.000

105.000

100.000

100.000

90.000

Website GaHetNa

1.200.000

1.200.000

1.300.000

1.400.000

1.500.000

1.600.000

1.600.000

Cijfer bezoeker tevredenheid

 

7,2

7,3

7,4

 

Voldoen aan webrichtlijnen Rijk

***

***

***

***

***

***

***

Beschikbaarheid – bereikbaarheid organisatie

             

fysieke dienstverlening; geopend:

             

– informatiecentrum en studiezaal

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

di t/m vr

– tentoonstelling

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

di t/m zo

ontvangst schoolgroepen

ma

ma

ma

ma

ma

ma

ma

Digitale dienstverlening eDepot (basisdienstverlening)

             

helpdesk openingstijden op werkdagen

nvt

nvt

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

8:30–17:00

Toelichting:

In de berekening van de gemiddelde kosten per kilometer fysiek archief is rekening gehouden met de capaciteitsuitbreiding van het depot door indikking van de archiefopslag. De consequenties van de uitbreiding van de depotcapaciteit door de nieuwe opslaglocatie in Emmen zijn niet doorgerekend vanwege het ontbreken van voldoende kerncijfers.

Het Nationaal Archief biedt een landelijke infrastructuur aan voor producten en diensten voor digitale archivering aan RHC’s, departementen en andere instellingen met een publieke taak. In de eerste fase richt de Serviceorganisatie zich op dienstverlening aan RHC’s voor overgebracht archiefmateriaal. Deze dienstverlening start met ingang van 2016. Aan de dienstverlening is een kostprijsmodel verbonden die inzichtelijk maakt tegen welke kosten producten en diensten kunnen worden afgenomen.

De gemiddeld gewogen uurtarieven zijn gebaseerd op de begroting van het Nationaal Archief van 2015.

Bezoekerstevredenheid: Om de twee jaren wordt door de branchevereniging BRAIN een landelijk onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de dienstverlening. De laatste onderzoeksresultaten zijn in 2013 door BRAIN gepubliceerd.

Webrichtijnen: Het Waarmerk drempelvrij.nl is het Nederlandse kwaliteitsmerk voor toegankelijke websites. Als een website toegankelijk is, kan deze door alle bezoekers goed worden gebruikt. Ook is de website dan beter vindbaar in zoekmachines. De toekenning geschiedt op basis van een jaarlijks onderzoek en wordt toegekend in de vorm van een certificaat. De score wordt toegekend in aantal sterren (*) met als maximaal toe te kennen score drie sterren (***).

6. BIJLAGEN

BIJLAGE 1. RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN

Tabel Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (bedragen x € 1 miljoen)1
 

RWT

ZBO

Functie2

Artikel(en)

Ramingen

Verwijzing naar website

ZBO’s

           

Stichting Fonds voor de Podiumkunsten

 

X

 

14

44,9

Stichting Fonds Podiumkunsten

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

 

X

 

14

12,3

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Stichting Nederlands Filmfonds

 

X

 

14

49,3

Stichting Nederlands Filmfonds

Stichting Mondriaan Fonds

 

X

 

14

26

Stichting Mondriaanfonds

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

 

X

 

14

11,3

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Stichting Nederlands Letterenfonds

 

X

 

14

10,1

Stichting Nederlands Letterenfonds

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds)

 

X

 

15

17,2

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Commissariaat voor de Media (CvdM)

 

X

 

15

3.7

Commissariaat voor de Media

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)

 

X

 

6

3,5

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie

Koninklijke Bibliotheek (KB)

 

X

 

16

45,7

Koninklijke Bibliotheek

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

 

X

 

6, 16

735,5

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Stichting Participatiefonds

 

X

 

1

2,3

Stichting Participatiefonds (PF)

Stichting Vervangingsfonds

 

X

 

1

11,1

Stichting Vervangingsfonds (VF)

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

 

X

 

15

2,2

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

College voor Toetsen en Examens

 

X

 

3

5,6

College voor Toetsen en Examens

Nederlandse Publieke Omroep (NPO)

 

X3

 

15

84,9

Nederlandse Publieke Omroep

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

 

X3

 

16

87,1

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)

 

X3

 

4

49,3

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

             

RWT’s

           

Landelijk Omroepbestel

X

   

15

688,0

 

Regionale Omroepen

X

   

15

155,8

 

Rijksmusea

X

   

14

132,1

 

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

X

   

1

9.941,7

 

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

X

   

3

7159,7

 

Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen

X

   

4

3243,3

 

Instellingsbesturen hogescholen

X

   

6

2.770,7

 

Instellingsbesturen universiteiten

X

   

7

3.513,8

 

Academische Ziekenhuizen

X

   

7

618,0

 

Cito

X

   

3

23,0

Stichting Cito

SLO

X

   

3

11,2

Stichting SLO

X Noot
1

De volgorde van de opsomming in dit overzicht is aangepast aan het besturingsmodel van OCW. Zie hiervoor ook de toelichting op deze tabel.

X Noot
2

Zie toelichting op tabel ZBO’s en RWT’s

X Noot
3

Kaderwet zbo’s niet van toepassing.

Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:

Algemeen

OCW hanteert het volgende model om zicht te houden op de instellingen rond het kerndepartement en de bestuurlijke relaties die daarmee worden onderhouden.

De schillen representeren de bestuurlijke verhouding tot de bestuurskern: hoe dichter bij de bestuurskern hoe groter de politieke verantwoordelijkheid, hoe nauwer de sturingsrelaties en hoe beter verantwoording moet worden afgelegd over de financieringsstromen. De volgorde van presentatie van ZBO’s en RWT’s in de tabel is aangepast op dit model. Om het onderscheidend vermogen van de tabel, het schillenmodel en de daaraan gerelateerde sturing en verantwoording te behouden zijn de organisaties die al als zbo’s zijn aangemerkt omdat zij taken uitvoeren die gepaard gaan met de uitoefening van openbaar gezag niet tevens als RWT aangemerkt omdat zij ook nog andere wettelijke taken uitvoeren.

Hieronder volgt de toelichting op de functie van de zbo’s.

ZBO’s:

Cultuurfondsen

In 2016 worden bijdragen verstrekt aan de volgende fondsen:

Stichting Fonds Podiumkunsten

Het fonds ondersteunt alle vormen van professionele podiumkunsten in Nederland: muziek, theater, muziektheater en dans. Het stimuleren van innovatie in de keten van scheppen, productie, distributie en afname is een speciale taak van het fonds.

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

Het fonds stimuleert de actieve deelname aan het culturele leven van inwoners van Nederland, in al hun diversiteit, ongeacht leeftijd, herkomst, opleiding en woonplaats op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

Stichting Nederlands Filmfonds

Het fonds stimuleert de filmproductie in Nederland, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en bevordert een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur.

Stichting Mondriaanfonds

Het fonds bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars en instellingen die van belang zijn voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. Het doel is hiermee de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Het fonds voert verschillende subsidieregelingen uit die zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisuitwisseling van de ontwerpende disciplines en het vergroten van de belangstelling voor architectuur, vormgeving en e-culture.

Stichting Nederlands Letterenfonds

Het fonds bevordert de kwaliteit, diversiteit, productie en de vertaling van de Nederlandse- en Friestalige literatuur. Ook verzorgt het Letterenfonds de promotie en zichtbaarheid van de Nederlandse en Friese literatuur in het buitenland.

Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties

Het Mediafonds bevordert de ontwikkeling en productie van culturele dramaproducties, documentaires, kunst- en kinderprogramma’s en cultuurprojecten van de publieke landelijke en regionale omroep.

Commissariaat voor de Media(CvdM)

Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en de daarop gebaseerde regels. Het garandeert daarmee een eerlijke toegang tot de media en bewaakt de kwaliteit, de diversiteit en de onafhankelijkheid van de informatievoorziening.

Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie(NVAO)

De NVAO borgt de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Zij beoordeelt op onafhankelijke wijze de kwaliteit van de opleidingen, verleent accreditatie, toetst nieuwe opleidingen en de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast levert de NVAO een bijdrage aan het vergroten van het kwaliteitsbewustzijn en bevordert zij de internationale samenwerking om tot afstemming en samenhang binnen de Europese hoger onderwijsruimte te komen.

Koninklijke Bibliotheek (KB)

De KB brengt als de nationale bibliotheek van Nederland mensen en informatie samen. De KB speelt voorts een centrale rol in de Nederlandse (wetenschappelijke) informatie-structuur en bevordert de duurzame toegang tot digitale informatie in (inter)nationaal verband

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

De NWO heeft als taak het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek.

Stichting Participatiefonds (PF)

Het PF is verantwoordelijk voor het beheren en terugdringen van de werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. Het PF betaalt de uitkeringskosten van ontslagen personeel. Daarnaast ondersteunt het PF schoolbesturen bij het opzetten van hun personeels- en mobiliteitsbeleid en individuele medewerkers die werkloos zijn met trainingen en cursussen.

Stichting Vervangingsfonds (VF)

Het VF betaalt de kosten voor vervangers die schoolbesturen moeten inzetten bij ziekte of afwezigheid van personeel en heeft als taak het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van onderwijspersoneel in het primair onderwijs door de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en het personeelsbeleid te verbeteren.

Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

Het fonds heeft ten doel het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie en opinievorming.

College voor Toetsen en Examens(CvTE)

Het College is verantwoordelijk voor de centrale examens en staatsexamens in het voortgezet onderwijs, de examens rekenen en taal in het (middelbaar) beroepsonderwijs en staatsexamens Nederlands als tweede taal.

Nederlandse Publieke Omroep(NPO)

De NPO is het samenwerkings- en coördinatieorgaan van de landelijke publieke omroep.

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)

De KNAW bevordert als forum, geweten en stem van de wetenschap de kwaliteit en de belangen van de wetenschap en zet zich in voor een optimale bijdrage van de Nederlandse wetenschap aan de culturele, sociale en economische ontwikkeling van de samenleving.

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)

SBB ontwikkelt kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven.

RWT’s:

Landelijk Omroepbestel

Het betreft middelen die aan de landelijke publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Regionale Omroepen

Het betreft middelen die aan de regionale publieke omroepen beschikbaar zijn gesteld.

Rijksmusea

Het betreft 17 musea die vallen onder de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten.

Bevoegde gezagsorganen primair onderwijs

Het betreft 1.117 bevoegde gezagsorganen van 7.168 instellingen. Voor zover het onderwijsinstellingen betreft waar de gemeente het bevoegd gezag is, zijn deze instellingen niet aan te merken als RWT.

Bevoegde gezagsorganen voortgezet onderwijs

Het betreft 350 bevoegde gezagsorganen van 645 onderwijsinstellingen. Binnen deze aantallen zitten ook gemeentelijke bevoegde gezagen/onderwijsinstellingen die eigenlijk niet aan te merken zijn als RWT.

Regionale Opleidingscentra (roc's) en vakinstellingen

Het betreft ruim 50 roc’s en vakinstellingen.

Instellingsbesturen hogescholen

Het betreft middelen die rechtstreeks aan 35 bekostigde hogescholen beschikbaar zijn gesteld.

Instellingsbesturen universiteiten

Het betreft middelen die rechtstreeks aan 18 bekostigde universiteiten beschikbaar worden gesteld.

Academische Ziekenhuizen

Het betreft middelen voor de 8 ziekenhuizen die verbonden zijn aan een universiteit ten behoeve van de opleiding van artsen en ten behoeve van onderzoek.

Stichting Cito

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.

Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling heeft tot taak:

  • het ontwikkelen van de centrale eindtoets in het primair onderwijs;

  • het ontwikkelen van de diagnostische tussentijdse toets en de rekentoets in het voortgezet onderwijs;

  • het ontwikkelen van de centrale examens/ en rekentoetsen in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs.

Stichting SLO

Op 1 januari 2014 is de wet SLOA 2013 (Stb. 2013, 438) in werking getreden. De wet biedt de wettelijke grondslag voor subsidiering van de wettelijke taken van stichting Cito en SLO.

Stichting leerplanontwikkeling heeft tot taak het ontwikkelen en onderhouden van landelijke leerplankaders en het ondersteunen en adviseren van onze Minister met betrekking tot leerplanontwikkeling.

Tabel 2 Overzicht RWT’s en ZBO’s(vallend onder andere ministeries) (bedragen x € 1 miljoen)
 

RWT

ZBO

Artikel(en)

Ramingen

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

 

X

1

2,3

Toelichting op de in de tabel opgenoemde RWT’s en ZBO’s:

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)

Het UWV voert de regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten uit voor OCW.

BIJLAGE 2. VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Algemeen

In dit hoofdstuk worden per beleidsartikel de mutaties getoond tussen de stand ontwerpbegroting 2015 en de stand ontwerpbegroting 2016. Alleen de nieuwe mutaties die groter zijn dan € 2,2 miljoen worden toegelicht. De mutaties uit de 1ste suppletoire begroting zijn reeds toegelicht in de memorie van toelichting op de 1ste suppletoire begroting. Deze mutaties worden daarom niet in dit verdiepingshoofdstuk toegelicht.

Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat de tabellen met de specificatie van de nieuwe mutaties alleen zijn opgenomen als er mutaties hebben plaatsgevonden.

Mutaties die op meer dan één beleidsartikel betrekking hebben, worden hieronder toegelicht. Het betreft de budgettaire verwerking van de:

  • 1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2015;

  • 2. Loonbijstelling, tranche 2015;

  • 3. Prijsbijstelling, tranche 2015;

  • 4. Regeerakkoord 2012: D32 Intensivering onderwijs en onderzoek – tranche 2016.

1. Leerlingen- en studentenontwikkeling: Referentieraming 2015

In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt. De referentieraming 2015 wijst uit dat in het primair onderwijs het aantal leerlingen per saldo hoger is dan in de referentieraming 2014, terwijl het aantal leerlingen en studenten in het middelbaar beroepsonderwijs lager is.

In het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs is het aantal leerlingen en studenten in de eerste jaren per saldo hoger, maar op termijn wordt dit lager. Dit wordt veroorzaakt door demografische ontwikkelingen en nieuwe tel- en stroomgegevens 2014. In onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per sector weergegeven.

Tabel 1 Budgettaire verwerking leerlingen- en studentenontwikkeling (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven:

           

1

Primair onderwijs

5.987

11.282

21.148

15.631

26.983

43.567

3

Voortgezet onderwijs

28.286

24.778

9.326

– 4.194

– 15.758

– 21.983

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

1.200

– 82.907

– 122.047

– 133.128

– 128.015

– 118.429

6

Hoger beroepsonderwijs

18.880

13.179

1.645

– 15.940

– 25.628

– 40.816

7

Wetenschappelijk onderwijs

30.439

11.390

– 984

– 11.866

– 22.654

– 33.084

11

Studiefinanciering

– 10.816

– 27.359

– 33.718

– 39.666

– 52.006

– 64.632

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.108

1.420

1.438

945

312

– 430

13

Lesgelden

– 17

– 54

– 64

– 55

– 56

– 56

Subtotaal uitgaven

75.067

– 48.271

– 123.256

– 188.273

– 216.822

– 235.863

               

Ontvangsten:

           

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

50

64

65

43

14

– 20

13

Lesgeldontvangsten

– 6.497

– 16.908

– 18.830

– 17.560

– 17.932

– 17.196

Subtotaal ontvangsten

– 6.447

– 16.844

– 18.765

– 17.517

– 17.918

– 17.216

               

Totaal (uitgaven minus ontvangsten)

81.514

– 31.427

– 104.491

– 170.756

– 198.904

– 218.647

2. Loonbijstelling – tranche 2015

De loonbijstelling tranche 2015 is uitgekeerd aan de departementen. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per begrotingsartikel weergegeven.

Tabel 2 Budgettaire verwerking loonbijstelling (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1

Primair onderwijs

38.063

37.501

37.362

37.406

37.173

37.012

3

Voortgezet onderwijs

27.775

27.746

27.876

27.824

27.615

27.188

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

12.538

12.332

12.214

12.276

12.184

12.082

6

Hoger beroepsonderwijs

9.052

9.105

9.227

9.201

9.254

9.358

7

Wetenschappelijk onderwijs

10.344

10.306

10.294

10.221

10.249

10.323

8

Internationaal beleid

21

21

21

21

20

20

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

929

958

1.210

608

518

518

14

Cultuur

397

405

399

398

397

397

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

2.597

2.535

2.479

2.467

2.467

2.467

25

Emancipatie

6

6

7

7

7

7

95

Apparaatsuitgaven

1.723

1.560

1.434

1.396

1.394

1.393

Totaal

103.445

102.475

102.523

101.825

101.278

100.765

3. Prijsbijstelling – tranche 2015

De prijsbijstelling tranche 2015 is uitgekeerd aan de departementen. In de onderstaande tabel wordt de totale budgettaire bijstelling per begrotingsartikel weergegeven.

Tabel 3 Budgettaire verwerking prijsbijstelling (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1

Primair onderwijs

3.848

3.811

3.777

3.757

3.734

3.715

3

Voortgezet onderwijs

3.368

3.327

3.283

3.268

3.184

3.127

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.846

3.830

3.854

3.900

3.883

3.856

6

Hoger beroepsonderwijs

2.009

2.022

2.050

2.045

2.056

2.080

7

Wetenschappelijk onderwijs

4.101

4.087

4.085

4.061

4.072

4.098

8

Internationaal beleid

15

14

14

14

14

14

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

96

79

56

62

46

46

11

Studiefinanciering

9.110

9.260

9.540

9.632

9.768

9.913

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

289

288

290

290

290

286

14

Cultuur

1.081

1.093

1.232

1.123

1.123

1.123

15

Media

3.299

3.294

3.122

3.136

3.153

3.178

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.108

1.088

1.070

1.066

1.066

1.066

25

Emancipatie

14

14

14

14

14

14

95

Apparaatsuitgaven

820

762

645

622

625

627

Totaal

33.004

32.969

33.032

32.990

33.028

33.143

4. Regeerakkoord 2012: D32 Intensivering onderwijs en onderzoek – tranche 2016

De tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II is overgeheveld van de aanvullende post naar de OCW-begroting. Deze middelen zijn bedoeld voor het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA). In onderstaande tabel wordt de verdeling per sector weergegeven.

Tabel 4 Budgettaire verwerking Intensivering D32 (NOA) tranche 2016 (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1

Primair onderwijs

0

93.000

93.000

93.000

93.000

93.000

3

Voortgezet onderwijs

0

53.000

53.000

53.000

53.000

53.000

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

0

119.000

119.000

119.000

119.000

119.000

6

Hoger beroepsonderwijs

0

8.897

7.258

7.258

7.258

7.258

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

1.103

2.742

2.742

2.742

2.742

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

0

17.000

17.000

17.000

17.000

17.000

Totaal

0

292.000

292.000

292.000

292.000

292.000

1. PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

9.963.954

9.822.141

9.779.266

9.781.858

9.721.254

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 27.978

14.751

22.827

14.140

25.434

 

Nieuwe mutaties

30.527

120.503

96.144

67.697

47.760

 

Stand ontwerpbegroting 2016

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Regeerakkoord 2012

0

93.000

93.000

93.000

93.000

2.

Beleidsmatige herschikkingen

5.016

– 4.205

– 3.397

– 1.772

– 1.485

3.

Ramingsbijstelling gewichtenregeling

0

– 10.000

– 20.000

– 30.000

– 40.000

4.

Ramingsbijstelling onderwijsachterstanden gemeenten

0

0

– 10.000

– 30.000

– 40.000

5.

Ramingsbijstelling subsidies

0

– 3.812

– 4.361

– 4.418

– 4.415

6.

Lerarenfonds

– 4.500

4.500

0

0

0

7.

Overboekingen (intern)

– 382

– 292

– 237

– 276

– 247

8.

Overboekingen met andere departementen

– 11.518

0

0

0

0

9.

Loon- en prijsbijstelling

41.911

41.312

41.139

41.163

40.907

Totaal

30.527

120.503

96.144

67.697

47.760

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

2.

Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

3.

Op basis van de lagere raming van gewichtenleerlingen wordt het budget voor de gewichtenregeling structureel met € 50,0 miljoen neerwaarts bijgesteld.

4.

Op basis van de lagere raming van gewichtenleerlingen wordt het budget voor het onderwijsachterstandenbeleid structureel met € 50,0 miljoen neerwaarts bijgesteld.

5.

De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.

Mede naar aanleiding van de motie Ypma/Straus (34 000-VIII, nr 26) is de regeling Lerarenfonds in het leven geroepen. De inschrijving daarvoor wordt in oktober 2015 opengesteld. Een groot deel van de uitgaven zal daarom in 2016 plaatsvinden. Met deze mutaties worden middelen uit 2015 doorgeschoven naar 2016.

8.

Deze mutatie betreft grotendeels een overboeking naar het Gemeentefonds ten behoeve van de Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties).

9.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

3. VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

7.480.508

7.457.444

7.471.144

7.453.846

7.376.868

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

53.452

23.264

6.290

– 8.124

– 19.075

 

Nieuwe mutaties

44.267

93.744

94.398

95.492

95.410

 

Stand ontwerpbegroting 2016

7.578.227

7.574.452

7.571.832

7.541.214

7.453.203

7.349.007

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Regeerakkoord 2012

0

53.000

53.000

53.000

53.000

2.

Beleidsmatige herschikkingen

8.671

– 3.152

– 2.531

– 1.337

– 1.120

3.

Ramingsbijstelling subsidies

0

– 1.781

– 1.548

– 1.637

– 1.636

4.

Overboekingen (intern)

4.492

17.259

17.149

17.166

17.126

5.

Overboekingen met andere departementen

– 39

– 2.655

– 2.831

– 2.792

– 2.759

6.

Loon- en prijsbijstelling

31.143

31.073

31.159

31.092

30.799

Totaal

44.267

93.744

94.398

95.492

95.410

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

2.

Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

3.

De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.

4.

Het gaat om een overboeking van MBO in verband met de overheveling van de middelen voor de convenanten met RMC-regio's.

5.

Het betreft hier overboekingen van en naar andere ministeries, zoals de bijdrage van het Ministerie van VWS voor de «Rookvrije Schoolpleinen» en het aandeel van groen onderwijs (op de begroting van EZ) in de tranches intensivering onderwijs.

6.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

4. BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

4.107.238

4.049.047

4.025.945

4.052.092

4.024.944

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 39.362

– 88.820

– 112.687

– 110.184

– 123.134

 

Nieuwe mutaties

18.881

104.486

111.071

111.240

108.046

 

Stand ontwerpbegroting 2016

4.086.757

4.064.713

4.024.329

4.053.148

4.009.856

3.986.080

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Regeerakkoord 2012

0

119.000

119.000

119.000

119.000

2.

Beleidsmatige herschikkingen

6.588

– 1.698

– 1.355

– 723

– 603

3.

Ramingsbijstelling subsidies

 

– 7.707

– 8.918

– 8.933

– 8.935

4.

Overboekingen (intern)

– 4.091

– 17.145

– 17.155

– 17.161

– 17.164

5.

Overboekingen met andere departementen

0

– 4.126

3.431

2.881

– 319

6.

Loon- en prijsbijstelling

16.384

16.162

16.068

16.176

16.067

Totaal

18.881

104.486

111.071

111.240

108.046

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

2.

Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

3.

De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.

4.

Het betreft hier interne overboekingen. Het gaat hier onder andere om een overboeking naar artikel 3 (VO) ten behoeve van CVTE.

5.

Het betreft hier overboekingen van en naar andere ministeries. Het gaat hier onder andere om een overboeking van het Ministerie van SZW in het kader van Tel mee met Taal.

6.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

6.500

3.000

3.000

3.000

3.000

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

6.500

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

6. HOGER BEROEPSONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.774.109

2.787.344

2.824.041

2.816.582

2.832.458

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

– 4.000

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

17.286

18.976

– 1.143

– 17.893

– 27.268

 

Nieuwe mutaties

9.049

17.474

16.141

16.485

16.627

 

Stand ontwerpbegroting 2016

2.796.444

2.823.794

2.839.039

2.815.174

2.821.817

2.838.628

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Regeerakkoord 2012

0

8.897

7.258

7.258

7.258

2.

Beleidsmatige herschikkingen

219

– 1.118

– 876

– 493

– 412

3.

Ramingsbijstelling subsidies

0

– 106

– 123

– 6

– 6

4.

Overboekingen (intern)

– 2.231

– 1.326

– 1.395

– 1.520

– 1.523

5.

Loon- en prijsbijstelling

11.061

11.127

11.277

11.246

11.310

Totaal

9.049

17.474

16.141

16.485

16.627

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Het betreft de middelen afkomstig uit de reeks RA Rutte II om onbedoelde effecten van de maatregel collegegeld tweede studie op te vangen. Deze middelen worden ook deels ingezet voor het bieden van experimenteerruimte voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

4.

Het betreft hier met name een herverdeling van een aantal budgetten (NVAO, SKI123 en EP-NUFFIC) onder de instrumenten ZBO's/RWT's en Bijdragen aan (inter)nationale organisaties die betrekking hebben op zowel hbo als wo, zodat alle ZBO's/RWT's op artikel 6 zijn ondergebracht en alle (inter)nationale organisaties op artikel 7.

5.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

7. WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

4.145.632

4.132.599

4.125.211

4.100.882

4.111.653

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

– 6.000

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

29.942

12.234

– 1.720

– 12.602

– 23.690

 

Nieuwe mutaties

17.015

15.376

17.290

18.086

18.031

 

Stand ontwerpbegroting 2016

4.186.589

4.160.209

4.140.781

4.106.366

4.105.994

4.123.050

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Regeerakkoord 2012

0

1.103

2.742

2.742

2.742

2.

Beleidsmatige herschikkingen

0

– 1.796

– 1.505

– 723

– 612

3.

Ramingsbijstelling subsidies

0

– 66

– 114

– 123

– 128

4.

Overboekingen (intern)

2.312

1.484

1.548

1.668

1.468

5.

Loon- en prijsbijstelling

14.445

14.393

14.379

14.282

14.321

6.

HGIS

258

258

240

240

240

Totaal

17.015

15.376

17.290

18.086

18.031

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Het betreft de middelen afkomstig uit de reeks RA Rutte II om onbedoelde effecten van de maatregel collegegeld tweede studie op te vangen. Deze middelen worden ook deels ingezet voor het bieden van experimenteerruimte voor flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

4.

Het betreft hier met name een herverdeling van een aantal budgetten (NVAO, SKI123 en EP-NUFFIC) onder de instrumenten ZBO's/RWT's en Bijdragen aan (inter)nationale organisaties die betrekking hebben op zowel hbo als wo, zodat alle ZBO's/RWT's op artikel 6 zijn ondergebracht en alle (inter)nationale organisaties op artikel 7.

5.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

16

16

16

16

16

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

16

16

16

16

16

16

8. INTERNATIONAAL BELEID

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

11.235

11.099

11.120

11.120

10.520

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

923

70

70

0

0

 

Nieuwe mutaties

348

2.493

179

35

34

 

Stand ontwerpbegroting 2016

12.506

13.662

11.369

11.155

10.554

10.554

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Kasschuif Nederlandse Taalunie (NTU)

– 288

144

144

0

0

2.

Nederlands voorzitterschap EU

600

2.314

0

0

0

3.

Loon- en prijsbijstelling

36

35

35

35

34

Totaal

348

2.493

179

35

34

Toelichting op de nieuwe mutaties:

2.

Dit betreft middelen voor de voorbereiding en uitvoering van het Nederlandse EU voorzitterschap in het eerste half jaar van 2016.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

99

99

99

99

99

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

99

99

99

99

99

99

9. ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

249.541

249.496

298.177

164.364

138.683

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

18.717

– 2.292

– 875

– 849

– 849

 

Nieuwe mutaties

831

3.711

– 114.329

17.882

38.202

 

Stand ontwerpbegroting 2016

269.089

250.915

182.973

181.397

176.036

231.933

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Kasschuif dekkingspakket actieplan LeerKracht 2008

0

– 6.914

– 126.793

6.012

26.428

2.

Regeerakkoord 2012

0

17.000

17.000

17.000

17.000

3.

Beleidsmatige herschikkingen

90

39

62

0

0

4.

Ramingsbijstelling subsidies

0

– 6.528

– 4.936

– 4.883

– 4.880

5.

Overboekingen (intern)

0

– 17

– 21

– 23

– 24

6.

Overboekingen met andere departementen

– 284

– 906

– 907

– 894

– 886

7.

Loon- en prijsbijstelling

1.025

1.037

1.266

670

564

Totaal

831

3.711

– 114.329

17.882

38.202

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Bij nota van wijziging op de begroting 2008 is het dekkingspakket voor Actieplan LeerKracht van Nederland gepresenteerd. Voor saldoverschillen in de maatregelen versus de dekking is verevening over de jaren heen afgesproken. Dit wordt nu tot en met 2020 verwerkt.

2.

Dit betreft de tranche 2016 van de intensivering D32 Onderwijs en onderzoek uit het Regeerakkoord Rutte II. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

4.

De raming voor subsidies wordt neerwaarts bijgesteld, vanwege verwachte onderuitputting op het subsidie-instrument.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

11. STUDIEFINANCIERING

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

4.246.402

4.654.404

4.797.345

4.863.739

4.927.007

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 28.912

– 142.880

– 189.551

– 209.149

– 258.351

 

Nieuwe mutaties

47.793

442.085

– 206.673

– 109.908

40.541

 

Stand ontwerpbegroting 2016

4.265.283

4.953.609

4.401.121

4.544.682

4.709.197

4.785.102

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Kasschuif OV-studentenkaart

0

400.000

– 250.000

– 150.000

0

2.

Beleidsmatige herschikkingen

8.800

4.107

4.306

200

200

3.

Overboekingen (intern)

0

– 697

– 883

– 533

– 354

4.

Prijsbijstelling

9.110

9.260

9.540

9.632

9.768

5.

Prijsbijstelling niet-relevant

29.883

29.415

30.364

30.793

30.927

Totaal

47.793

442.085

– 206.673

– 109.908

40.541

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft een kasschuif van 2017 en 2018 naar 2016 inzake betalingen aan OV-vervoerders.

2.

Het betreft het saldo van mutaties in relatie tot het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS): meerkosten vanwege langere doorlooptijd programma door het politieke akkoord rondom het studievoorschot, niet geaccordeerd dereguleringsvoorstel en vertraging van de baten PVS.

4.

Dit betreft de verdeling van de prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

5.

Dit betreft de verdeling van de prijsbijstelling over de niet-kaderrelevante uitgaven studiefinanciering.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

804.481

850.159

907.617

969.427

1.033.623

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

12.503

19.552

18.296

16.304

13.106

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

816.984

869.711

925.913

985.731

1.046.729

1.112.501

12. TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

89.214

88.963

89.435

89.426

89.550

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

5.524

– 1.003

– 2.476

– 3.333

– 3.958

 

Nieuwe mutaties

532

347

399

223

220

 

Stand ontwerpbegroting 2016

95.270

88.307

87.358

86.316

85.812

83.959

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Beleidsmatige herschikkingen

243

107

169

0

0

2.

Overboekingen (intern)

0

– 48

– 60

– 67

– 70

3.

Prijsbijstelling

289

288

290

290

290

Totaal

532

347

399

223

220

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

3.709

3.706

3.726

3.725

3.731

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 421

– 672

– 692

– 712

– 741

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

3.288

3.034

3.034

3.013

2.990

2.906

13. LESGELD

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

7.515

7.510

7.504

7.464

7.438

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 63

– 467

– 936

– 1.104

– 1.105

 

Nieuwe mutaties

111

28

51

– 28

– 30

 

Stand ontwerpbegroting 2016

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Beleidsmatige herschikkingen

111

49

77

0

0

2.

Overboekingen (intern)

0

– 21

– 26

– 28

– 30

Totaal

111

28

51

– 28

– 30

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

246.227

254.566

268.725

276.790

278.215

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 3.627

– 5.431

– 21.064

– 27.359

– 24.212

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

242.600

249.135

247.661

249.431

254.003

257.933

14. CULTUUR

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

733.744

747.018

759.042

738.182

736.175

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 17.680

– 1.500

– 555

6.393

6.750

 

Nieuwe mutaties

1.775

2.045

954

1.835

1.884

 

Stand ontwerpbegroting 2016

717.839

747.563

759.441

746.410

744.809

743.725

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Beleidsmatige herschikkingen

0

– 756

– 633

– 306

– 256

2.

Kasschuif investeringen huisvesting

0

664

– 664

0

0

3.

Desalderingen

34

0

0

0

0

5.

Overboekingen (intern)

300

300

300

300

300

6.

Overboekingen met andere departementen

– 37

339

320

320

320

7.

Loon- en prijsbijstelling

1.478

1.498

1.631

1.521

1.520

Totaal

1.775

2.045

954

1.835

1.884

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 14 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

780

494

494

494

494

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

1.907

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

34

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

2.721

494

494

494

494

494

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Desalderingen

34

0

0

0

0

Totaal

34

0

0

0

0

15. MEDIA

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

996.406

1.002.191

953.108

963.817

960.960

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 141.837

 

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

10.058

3.294

3.122

3.136

3.153

 

Stand ontwerpbegroting 2016

864.627

1.005.485

956.230

966.953

964.113

977.030

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Beleidsmatige herschikkingen

6.759

0

0

0

0

2.

Loon- en prijsbijstelling

3.299

3.294

3.122

3.136

3.153

Totaal

10.058

3.294

3.122

3.136

3.153

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen.

2.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 15 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

190.500

197.500

190.500

197.500

190.500

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

1.000

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

191.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

16. ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

973.046

951.909

933.063

928.728

928.928

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

39.465

– 2.922

– 2.841

– 2.493

– 3.343

 

Nieuwe mutaties

13.248

4.592

4.494

4.160

3.591

 

Stand ontwerpbegroting 2016

1.025.759

953.579

934.716

930.395

929.176

928.892

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Beleidsmatige herschikkingen

8.923

– 426

– 355

– 173

– 142

2.

Overboekingen (intern)

20

0

0

0

0

3.

Overboekingen met andere departementen

600

1.395

1.300

800

200

4.

Loon- en prijsbijstelling

3.705

3.623

3.549

3.533

3.533

Totaal

13.248

4.592

4.494

4.160

3.591

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Voor 2015 wordt het restant van de eindejaarsmarge verdeeld over de begrotingsartikelen. Vanaf 2016 betreft het de dekking van OCW-brede problematiek, zoals het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

4.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 16 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

101

101

101

101

101

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

101

101

101

101

101

101

25. EMANCIPATIE

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

15.172

15.132

15.464

15.464

15.464

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

66

– 901

– 338

– 22

– 22

 

Nieuwe mutaties

46

– 757

– 501

139

21

 

Stand ontwerpbegroting 2016

15.284

13.474

14.625

15.581

15.463

15.463

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Overboekingen (intern)

– 50

– 25

0

0

0

2.

Overboekingen met andere departementen

76

– 752

– 522

118

0

3.

Loon- en prijsbijstelling

20

20

21

21

21

Totaal

46

– 757

– 501

139

21

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 25 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

91. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 91 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.355

680

816

797

832

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

229.452

164.859

165.919

165.608

165.233

 

Nieuwe mutaties

– 230.807

– 165.539

– 261.053

– 260.723

– 260.383

 

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Ramingsbijstelling 2017–2020

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

2.

Beleidsmatige herschikkingen

– 64.475

– 2.318

– 2.454

– 2.435

– 2.470

3.

Loon- en prijsbijstelling

– 166.332

– 163.221

– 164.281

– 163.970

– 163.595

Totaal

– 230.807

– 165.539

– 261.053

– 260.723

– 260.383

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft een incidentele bijstelling van € 94,3 miljoen voor de jaren 2017 tot en met 2020 welke bij de begroting 2017 zal worden verdeeld over de verschillende beleidsartikelen, nadat rekening is gehouden met de budgettaire mutatie op basis van de referentie- en studiefinancieringsraming 2016.

2.

Dit betreft diverse beleidsmatige herschikkingen binnen de begroting van OCW. Het restant van de eindejaarsmarge 2014/2015 van € 63,1 miljoen wordt ingezet ter dekking van incidentele OCW-brede problematiek. Het betreft onder meer extra uitgaven voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) als gevolg van de invoering van het studievoorschot, tegenvallers bij de contributie aan het CERN en het onderwijs op Caribisch Nederland als gevolg van koersverschillen en de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

3.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2015. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

ARTIKEL 95. APPARAATSUITGAVEN

Artikel

Opbouw uitgaven beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

247.052

233.400

215.150

207.537

207.984

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 2.481

– 6.406

– 5.904

– 5.174

– 4.272

 

Nieuwe mutaties

15.795

12.167

11.943

10.697

9.796

 

Stand ontwerpbegroting 2016

260.366

239.161

221.189

213.060

213.508

212.669

Specifieke nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Kasschuif

– 5.278

939

1.253

1.543

1.543

2.

Beleidsmatige herschikkingen

18.455

8.853

8.492

7.762

6.900

3.

Overboekingen (intern)

– 370

528

780

474

518

4.

Overboekingen met andere departementen

445

– 475

– 661

– 1.100

– 1.184

5.

Loon- en prijsbijstelling

2.543

2.322

2.079

2.018

2.019

Totaal

15.795

12.167

11.943

10.697

9.796

Toelichting op de nieuwe mutaties:

1.

Dit betreft een kasschuif 2015–2019 waarmee de budgetten worden aangepast aan het verwachte ritme van de realisatie binnen het apk-artikel.

2.

Dit betreft de dekking van OCW-brede problematiek. De incidentele problematiek betreft onder meer extra uitgaven als gevolg van de migratie naar een nieuwe ICT-ondersteuner, herhuisvestingskosten in verband met de inkrimping van de huisvesting Hoftoren en RCE en de overgang naar een nieuw financieel systeem. De structurele problematiek betreft met name de structurele ICT-beheerskosten als gevolg van de digitalisering van de werkprocessen en het programma Informatiebeveiliging en de dekking van de bijdrage van OCW aan de voorzieningen binnen de generieke digitale infrastructuur (GDI).

5.

Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling. Zie het algemene deel van deze verdiepingsbijlage voor de verdeling over de begrotingsartikelen.

Opbouw ontvangsten beleidsartikel 95 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

567

567

567

567

567

 

Mutatie Nota van Wijziging

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendementen

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

567

567

567

567

567

567

SAMENVATTEND OVERZICHT NAAR ARTIKELONDERDEEL

Onderstaand tref u een overzicht aan van de standen ontwerpbegroting 2016 per artikelonderdeel.

Meerjarenraming verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

   

TOTAAL

36.610.667

38.828.987

36.045.573

35.980.685

36.054.413

36.048.962

                 

1

 

Primair onderwijs

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

 

70

Bekostiging

9.449.795

9.413.102

9.372.757

9.361.372

9.301.951

9.265.394

 

71

Subsidies

101.148

119.427

112.248

109.859

110.004

110.004

 

72

Opdrachten

9.200

11.413

11.805

12.179

12.213

12.282

 

73

Bijdragen aan agentschappen

28.727

25.082

23.517

22.608

22.603

22.596

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

16.060

15.698

15.237

15.004

15.004

15.004

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

361.550

361.750

351.750

331.750

321.750

311.750

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

                 

3

 

Voortgezet onderwijs

7.720.600

7.579.547

7.542.207

7.450.629

7.465.553

7.349.007

 

70

Bekostiging

7.549.409

7.458.184

7.429.590

7.341.000

7.355.343

7.238.699

 

71

Subsidies

70.687

47.090

39.514

38.916

39.539

39.639

 

72

Opdrachten

1.888

1.788

2.070

2.381

2.347

2.353

 

73

Bijdragen aan agentschappen

30.339

27.241

25.877

25.084

25.078

25.070

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

65.189

45.006

44.908

43.000

42.998

42.998

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

238

238

248

248

248

248

 

79

Garanties

2.850

         
                 

4

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.115.057

4.026.058

4.058.428

4.010.137

3.990.053

3.945.374

 

70

Bekostiging

3.639.314

3.579.542

3.617.472

3.594.306

3.586.803

3.554.637

 

71

Subsidies

256.180

252.140

250.658

227.641

216.072

216.064

 

72

Opdrachten

4.312

2.311

2.311

2.311

2.311

2.311

 

73

Bijdragen aan agentschappen

21.116

19.699

18.893

17.269

17.266

17.261

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

71.812

63.151

63.666

63.466

63.466

63.466

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

103.493

109.215

105.428

105.144

104.135

91.635

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

 

79

Garanties

18.830

0

0

0

0

0

                 

6

 

Hoger beroepsonderwijs

2.855.915

2.848.076

2.817.116

2.821.507

2.806.786

2.838.628

 

70

Bekostiging

2.780.336

2.794.090

2.763.727

2.770.228

2.754.710

2.786.556

 

71

Subsidies

4.182

2.568

1.892

146

146

146

 

72

Opdrachten

265

0

0

0

0

0

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.520

15.195

12.260

11.796

11.793

11.789

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

36.220

36.223

39.237

39.337

40.137

40.137

 

76

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

9

0

0

0

0

0

 

79

Garanties

17.383

         
                 

7

 

Wetenschappelijk onderwijs

4.198.381

4.142.227

4.106.165

4.106.380

4.094.582

4.121.930

 

70

Bekostiging

4.170.612

4.115.999

4.080.045

4.080.059

4.068.344

4.095.692

 

71

Subsidies

2.301

2.930

2.822

3.023

3.140

3.140

 

72

Opdrachten

1.300

1.667

1.667

1.667

1.467

1.467

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

163

0

0

0

0

0

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

24.005

21.631

21.631

21.631

21.631

21.631

                 

8

 

Internationaal beleid

10.081

12.327

10.555

10.555

10.554

10.554

 

71

Subsidies

1.206

1.555

1.626

1.626

1.025

1.025

 

72

Opdrachten

805

2.500

207

207

207

207

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

8.070

8.272

8.272

8.272

8.872

8.872

 

77

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

450

450

450

450

                 

9

 

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

276.404

250.915

182.977

181.399

176.040

231.933

 

70

Bekostiging

30.602

28.460

32.546

31.679

31.326

92.613

 

71

Subsidies

218.309

201.918

134.765

132.186

132.195

126.803

 

72

Opdrachten

21.281

14.819

10.306

12.382

7.368

7.368

 

73

Bijdragen aan agentschappen

6.212

5.718

5.360

5.152

5.151

5.149

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

0

0

                 

11

 

Studiefinanciering

4.265.283

4.953.609

4.401.121

4.544.682

4.709.197

4.785.102

 

73

Bijdragen aan agentschappen

131.502

108.439

101.954

97.185

97.558

97.534

 

80

Inkomensoverdrachten

2.266.168

2.730.556

1.910.403

1.884.197

1.925.246

1.943.122

 

81

Leningen

1.867.613

2.114.614

2.388.764

2.563.300

2.686.393

2.744.446

                 

12

 

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

95.270

88.307

87.358

86.316

85.812

83.959

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.745

16.621

15.671

15.096

15.084

15.079

 

80

Inkomensoverdrachten

77.525

71.686

71.687

71.220

70.728

68.880

                 

13

 

Lesgelden

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

 

73

Bijdragen aan agentschappen

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

                 

14

 

Cultuur

857.208

2.773.796

901.159

869.028

887.427

888.793

 

70

Bekostiging

141.492

2.032.976

194.554

160.202

180.202

180.202

 

71

Subsidies

37.668

43.473

51.107

52.773

51.172

53.788

 

72

Opdrachten

1.976

1.602

1.602

2.501

2.501

2.501

 

73

Bijdragen aan agentschappen

43.705

39.278

21.529

21.185

21.185

19.935

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

3.367

3.367

3.367

3.367

3.367

3.367

 

79

Garanties

629.000

653.100

629.000

629.000

629.000

629.000

                 

15

 

Media

1.007.133

1.005.154

963.230

966.953

964.113

977.030

 

70

Bekostiging

1.001.608

1.000.525

958.902

962.764

959.924

972.841

 

71

Subsidies

920

919

919

919

919

919

 

72

Opdrachten

0

0

0

0

0

0

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

4.570

3.675

3.374

3.235

3.235

3.235

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

                 

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

967.620

934.735

930.902

929.176

928.892

928.584

 

70

Bekostiging

850.317

819.354

816.403

814.913

814.621

814.313

 

71

Subsidies

21.491

26.507

25.644

25.415

25.423

25.423

 

73

Bijdragen aan agentschappen

360

300

300

300

300

300

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

301

286

267

260

260

260

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

488

488

488

488

488

488

 

77

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

94.663

87.800

87.800

87.800

87.800

87.800

                 

25

 

Emancipatie

7.283

10.609

12.628

15.154

15.463

15.463

 

70

Bekostiging

5

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

 

71

Subsidies

4.548

4.423

5.237

6.807

7.234

7.234

 

72

Opdrachten

544

967

1.043

1.043

1.043

1.043

 

73

Bijdragen aan agentschappen

150

143

133

129

129

129

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

1.886

923

2.062

3.022

2.904

2.904

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

150

0

0

0

0

0

                 

91

 

Nominaal en onvoorzien

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

 

1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

3

Nader te verdelen

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

                 

95

 

Apparaatsuitgaven

260.366

239.161

221.189

213.060

213.508

212.669

 

1

Personeel

179.687

166.545

154.045

148.566

148.908

148.023

 

2

Materieel

80.679

72.616

67.144

64.494

64.600

64.646

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

Meerjarenraming uitgaven (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

   

TOTAAL

36.148.106

36.853.389

35.955.541

35.987.560

35.945.971

35.946.028

                 

1

 

Primair onderwijs

9.966.503

9.957.395

9.898.237

9.863.695

9.794.448

9.747.953

 

70

Bekostiging

9.449.795

9.413.102

9.372.757

9.361.372

9.301.951

9.265.394

 

71

Subsidies

101.148

119.427

112.248

109.859

110.004

110.004

 

72

Opdrachten

9.200

11.413

11.805

12.179

12.213

12.282

 

73

Bijdragen aan agentschappen

28.727

25.082

23.517

22.608

22.603

22.596

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

16.060

15.698

15.237

15.004

15.004

15.004

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

361.550

361.750

351.750

331.750

321.750

311.750

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

23

10.923

10.923

10.923

10.923

10.923

                 

3

 

Voortgezet onderwijs

7.578.227

7.574.452

7.571.832

7.541.214

7.453.203

7.349.007

 

70

Bekostiging

7.409.386

7.445.589

7.459.222

7.431.590

7.343.000

7.238.699

 

71

Subsidies

71.187

54.590

39.507

38.911

39.532

39.639

 

72

Opdrachten

1.888

1.788

2.070

2.381

2.347

2.353

 

73

Bijdragen aan agentschappen

30.339

27.241

25.877

25.084

25.078

25.070

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

65.189

45.006

44.908

43.000

42.998

42.998

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

238

238

248

248

248

248

                 

4

 

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

4.086.757

4.064.713

4.024.329

4.053.148

4.009.856

3.986.080

 

70

Bekostiging

3.677.623

3.618.097

3.583.173

3.637.117

3.606.606

3.595.343

 

71

Subsidies

256.180

252.140

250.658

227.641

216.072

216.064

 

72

Opdrachten

4.312

2.311

2.311

2.311

2.311

2.311

 

73

Bijdragen aan agentschappen

22.635

19.699

18.893

17.269

17.266

17.261

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

22.514

63.251

63.866

63.666

63.466

63.466

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

103.493

109.215

105.428

105.144

104.135

91.635

 

78

Bijdragen aan sociale fondsen

0

0

0

0

0

0

                 

6

 

Hoger beroepsonderwijs

2.796.444

2.823.794

2.839.039

2.815.174

2.821.817

2.838.628

 

70

Bekostiging

2.741.946

2.770.700

2.788.403

2.763.995

2.770.541

2.786.556

 

71

Subsidies

3.619

3.044

2.153

146

146

146

 

72

Opdrachten

265

0

0

0

0

0

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.520

15.195

12.260

11.796

11.793

11.789

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

30.894

34.855

36.223

39.237

39.337

40.137

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

2.200

0

0

0

0

0

                 

7

 

Wetenschappelijk onderwijs

4.186.589

4.160.209

4.140.781

4.106.366

4.105.994

4.123.050

 

70

Bekostiging

4.154.933

4.131.818

4.114.661

4.080.045

4.079.756

4.096.812

 

71

Subsidies

4.973

2.930

2.822

3.023

3.140

3.140

 

72

Opdrachten

1.300

1.667

1.667

1.667

1.467

1.467

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.836

0

0

0

0

0

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

21.547

23.794

21.631

21.631

21.631

21.631

                 

8

 

Internationaal beleid

12.506

13.662

11.369

11.155

10.554

10.554

 

71

Subsidies

1.814

1.696

1.696

1.626

1.025

1.025

 

72

Opdrachten

805

2.500

207

207

207

207

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

9.437

9.016

9.016

8.872

8.872

8.872

 

77

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

450

450

450

450

450

450

                 

9

 

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

269.089

250.915

182.973

181.397

176.036

231.933

 

70

Bekostiging

23.287

28.460

32.542

31.677

31.322

92.613

 

71

Subsidies

218.309

201.918

134.765

132.186

132.195

126.803

 

72

Opdrachten

21.281

14.819

10.306

12.382

7.368

7.368

 

73

Bijdragen aan agentschappen

6.212

5.718

5.360

5.152

5.151

5.149

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

0

0

0

0

 
                 

11

 

Studiefinanciering

4.265.283

4.953.609

4.401.121

4.544.682

4.709.197

4.785.102

 

73

Bijdragen aan agentschappen

131.502

108.439

101.954

97.185

97.558

97.534

 

80

Inkomensoverdrachten

2.266.168

2.730.556

1.910.403

1.884.197

1.925.246

1.943.122

 

81

Leningen

1.867.613

2.114.614

2.388.764

2.563.300

2.686.393

2.744.446

                 

12

 

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

95.270

88.307

87.358

86.316

85.812

83.959

 

73

Bijdragen aan agentschappen

17.745

16.621

15.671

15.096

15.084

15.079

 

80

Inkomensoverdrachten

77.525

71.686

71.687

71.220

70.728

68.880

                 

13

 

Lesgelden

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

 

73

Bijdragen aan agentschappen

7.563

7.071

6.619

6.332

6.303

6.301

                 

14

 

Cultuur

717.839

747.563

759.441

746.410

744.809

743.725

 

70

Bekostiging

622.998

651.718

676.036

661.684

661.684

661.684

 

71

Subsidies

43.193

48.998

55.107

57.673

56.072

56.238

 

72

Opdrachten

4.576

4.202

3.402

2.501

2.501

2.501

 

73

Bijdragen aan agentschappen

43.705

39.278

21.529

21.185

21.185

19.935

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

3.367

3.367

3.367

3.367

3.367

3.367

                 

15

 

Media

864.627

1.005.485

956.230

966.953

964.113

977.030

 

70

Bekostiging

859.926

1.000.856

951.902

962.764

959.924

972.841

 

71

Subsidies

920

919

919

919

919

919

 

72

Opdrachten

0

0

0

0

0

0

 

74

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.746

3.675

3.374

3.235

3.235

3.235

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

35

35

35

35

35

35

                 

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.025.759

953.579

934.716

930.395

929.176

928.892

 

70

Bekostiging

901.486

836.922

819.354

816.363

814.913

814.621

 

71

Subsidies

27.986

27.783

26.507

25.184

25.415

25.423

 

72

Opdrachten

835

300

300

300

300

300

 

73

Bijdragen aan agentschappen

301

286

267

260

260

260

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

488

488

488

488

488

488

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

94.663

87.800

87.800

87.800

87.800

87.800

                 

25

 

Emancipatie

15.284

13.474

14.625

15.581

15.463

15.463

 

70

Bekostiging

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

4.153

 

71

Subsidies

7.693

7.194

7.194

7.204

7.234

7.234

 

72

Opdrachten

1.257

1.021

1.043

1.043

1.043

1.043

 

73

Bijdragen aan agentschappen

150

143

133

129

129

129

 

75

Bijdrage aan medeoverheden

1.886

923

2.062

3.022

2.904

2.904

 

76

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

145

40

40

30

0

0

                 

91

 

Nominaal en onvoorzien

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

 

1

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

2

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

 

3

Nader te verdelen

0

0

– 94.318

– 94.318

– 94.318

– 94.318

                 

95

 

Apparaatsuitgaven

260.366

239.161

221.189

213.060

213.508

212.669

 

1

Personeel

179.687

166.545

154.045

148.566

148.908

148.023

 

2

Materieel

80.679

72.616

67.144

64.494

64.600

64.646

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

Meerjarenraming ontvangsten (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

   

TOTAAL

1.274.611

1.337.192

1.381.620

1.450.187

1.508.734

1.585.352

                 

1

 

Primair onderwijs

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

 

90

Ontvangsten

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

1.661

                 

3

 

Voortgezet onderwijs

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

 

90

Ontvangsten

1.361

4.661

1.361

1.361

1.361

1.361

                 

4

 

Beroepsonderwijs en volwassenen-educatie

6.500

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

 

90

Ontvangsten

6.500

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

                 

6

 

Hoger beroepsonderwijs

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

 

90

Ontvangsten

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

                 

7

 

Wetenschappelijk onderwijs

16

16

16

16

16

16

 

90

Ontvangsten

16

16

16

16

16

16

                 

8

 

Internationaal beleid

99

99

99

99

99

99

 

90

Ontvangsten

99

99

99

99

99

99

                 

9

 

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

 

90

Ontvangsten

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

                 

11

 

Studiefinanciering

816.984

869.711

925.913

985.731

1.046.729

1.112.501

 

90

Studiefinanciering relevant

293.579

296.243

299.767

304.254

307.229

312.244

 

91

Studiefinanciering niet relevant

523.405

573.468

626.146

681.477

739.500

800.257

                 

12

 

Tegemoetkoming studiekosten

3.288

3.034

3.034

3.013

2.990

2.906

 

90

TS 17-

288

22

0

0

0

0

 

91

Vo 18+

3.000

3.012

3.034

3.013

2.990

2.906

                 

13

 

Lesgelden

242.600

249.135

247.661

249.431

254.003

257.933

 

90

Ontvangsten

242.600

249.135

247.661

249.431

254.003

257.933

                 

14

 

Cultuur

2.721

494

494

494

494

494

 

90

Ontvangsten Kunsten

2.053

136

136

136

136

136

 

91

Ontvangsten Letteren en bibliotheken

36

36

36

36

36

36

 

92

Ontvangsten Cultureel erfgoed

632

322

322

322

322

322

                 

15

 

Media

191.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

 

90

Ontvangsten

191.500

197.500

190.500

197.500

190.500

197.500

                 

16

 

Onderzoek en wetenschapsbeleid

101

101

101

101

101

101

 

90

Ontvangsten

101

101

101

101

101

101

                 

25

 

Emancipatie

0

0

0

0

0

0

 

90

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

                 

91

 

Nominaal en onvoorzien

0

0

0

0

0

0

 

90

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

                 

95

 

Apparaatsuitgaven

567

567

567

567

567

567

 

90

Ontvangsten

567

567

567

567

567

567

95

Begrotingsreserve schatkistbankieren

0

0

0

0

0

0

BIJLAGE 3. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Moties Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het aantoonbaar hebben van een verbetercultuur een voorwaarde wordt voor gedifferentieerd toezicht boven basiskwaliteit van de inspectie voor het onderwijs

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Straus

Op 12 juni 2015 is in de brief aan de Tweede Kamer Eerste bevindingen pilots stimulerend en gedifferentieerd toezicht gemeld dat effecten nog niet meetbaar zijn. Ook is aangekondigd dat de volgende evaluatie, tevens de eindevaluatie, in de zomer van 2016 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de tussenrapportage inhoudelijk verslag te doen aan de Kamer hoe de verbetercultuur is ingericht bij die scholen die het predicaat «goed» ontvangen.

Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

Motie-Straus/ Jadnanansing

De inrichting van de verbetercultuur is aantoonbaar onderdeel van de pilots stimulerend en gedifferentieerd toezicht. In de zomer van 2016 wordt de eindevaluatie van de pilots toegezonden aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanpak van taalachterstanden als thematisch toezicht voor te dragen aan de Inspectie van het Onderwijs en de Tweede Kamer daarover te informeren.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie-Straus

Er is aandacht gevraagd voor het meenemen van de aanpak van taalachterstanden in het reguliere toezicht van de Inspectie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met onmiddellijke ingang het initiatief Topvrouwen.nl te beëindigen en werving en selectie over te laten aan de markt.

Debat [2-4-2015] VAO Emancipatie

Motie-Van Ark

In eerste instantie is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie in de brief van 13 april 2015. Vervolgens is in het plenair debat Topvrouwen op 21 mei 2015 besproken dat dit initiatief wordt afgerond in oktober 2015. Het beheer van de databank wordt overgedragen aan een stichting. Daarbij wordt duidelijk gemaakt dat de Minister van OCW niet doet aan werving en selectie van topvrouwen.

DIRECTIE EMANCIPATIE

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VNG en lokale overheden met als doel om naar mogelijkheden te zoeken om vanuit educatie- en re-integratiemiddelen naar het idee van de vroegere moedermavo's educatievormen aan te bieden die vrouwen en mannen kunnen leiden naar arbeidsmarktparticipatie en daarmee financiële onafhankelijkheid.

Debat [2-7-2013] Stemming over aangehouden motie ingediend bij het VAO Emancipatiebeleid

Motie-Yücel

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Beleidsconclusies midterm review en beleidsdoorlichting Emancipatie van 19 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te voorzien in een monitor op de wettelijk vastgelegde streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de top van het bedrijfsleven.

Debat [20-6-2013] VAO Emancipatiebeleid

Motie-Van Tongeren

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bedrijvenmonitor / vrouwen op de arbeidsmarkt van 6 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bloedbank Sanquin op te dragen de regels rondom bloeddonatie zodanig te wijzigen dat seksueel risicogedrag als criterium voor donatie wordt ingesteld en dat het als man seksueel contact hebben met een andere man niet langer zonder meer leidt tot levenslange uitsluiting van het bloeddonorschap.

Debat [29-3-2012] Emancipatie

Motie-Van Gent c.s.

De Minister van VWS heeft op 6 maart 2015 het onderzoekrapport MSM & Bloeddonatie van Sanquin bloedvoorziening en Universiteit Maastricht aan de Tweede Kamer aangeboden. Een brief met standpunt van de Minister van VWS wordt in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering gehoor te geven aan de aanbeveling van de Commissie Gelijke Behandeling uit 2008 om met een wettelijke regeling een einde te maken aan het fenomeen van de weigerambtenaar en de Tweede Kamer daarover voor 1 januari 2012 te informeren.

Debat [23-6-2011] Hoofdlijnen emancipatiebeleid 2011–2015

Motie-Van Gent c.s.

De motie is uitgevoerd met de inwerkingtreding van de Wet van 4 juli 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling.

DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de actualisering, uitbreiding en digitale ontsluiting van het register voor mobiel erfgoed te laten ondersteunen door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en op basis daarvan een lijst toonbeelden van mobiel erfgoed te maken die binnen een jaar gepresenteerd kan worden;

verzoekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorts om knelpunten in regelgeving die het bezit en onderhoud van mobiel erfgoed belemmeren, actief onder de aandacht van haar collega's te brengen, en daar waar mogelijk op te lossen, te bevorderen dat de belangen van bezitters van mobiel erfgoed in de toekomst meegewogen worden bij kabinetsbeslissingen en de Tweede Kamer hierover voor 1 januari 2016 te rapporteren.

Debat [16-6-2015] Stemmingen over moties ingediend bij de Erfgoedwet

Motie-Monasch c.s.

De uitvoering van de motie wordt ter hand genomen. De Tweede Kamer wordt voor het eind van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om pal te staan voor het Nederlandse mobiele erfgoed en de Minister van OCW de coördinatie te laten nemen om de belangen van het mobiel erfgoed op structurele basis te verdedigen bij andere ministeries, proactief op zoek te gaan naar mogelijkheden om mobiel erfgoed te behouden en daarbij ook te pleiten voor uitzonderingsposities in het geval dat wetten evident onredelijk uitwerken voor mobiel erfgoed.

Debat [2-6-2015] Plenaire behandeling erfgoedwet (bundeling en aanpassing op het terrein van cultureel erfgoed, Erfgoedwet)

Motie-Jasper van Dijk/Monasch

De uitvoering van de motie wordt ter hand genomen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een onderzoek uit te voeren naar de (financiële) inzet en waardering van vrijwilligers op het terrein van de monumentenzorg in relatie tot andere sectoren, en de Tweede Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling in het najaar van 2015 te informeren.

Debat [16-6-2015] Stemmingen over moties ingediend bij de Erfgoedwet

Motie-Keijzer c.s.

De uitvoering van de motie wordt ter hand genomen. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer, overwegende dat grote monumenten zoals grote kerken en kastelen vanwege hun aard groot en kostbaar onderhoud vergen;

constaterende dat er sterke vraagtekens zijn gerezen of dit onderhoud tijdig onder het huidige Brim kan plaatsvinden;

verzoekt de regering, bij haar onderzoek hiernaar uiterlijk in juni 2015 uitsluitsel te bieden of dit binnen het huidige Brim mogelijk is en, indien nodig, tegelijkertijd binnen de financiële kaders met een oplossing te komen waardoor dit onderhoud alsnog mogelijk is.

Debat [3-11-2014] Wetgevingsoverleg OCW-begroting, onderdeel Cultuur

Motie-Monasch/Rutte

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten (Brim) van 29 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de molen Windlust te Burum niet af te voeren van de rijksmonumentenlijst.

Debat [8-9-2014] Verzameloverleg Cultuuronderwerpen

Motie-Rutte c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op de gewijzigde motie van het lid Rutte c.s. van 23 september 2014 (over het niet afvoeren van de molen Windlust te Burum van de rijksmonumentenlijst) van 6 oktober 2014.

De Tweede Kamer constaterende dat er nog veel discussie bestaat over de besteding van het extra budget voor talentontwikkeling verzoekt de regering over de uitwerking in overleg te treden met de fondsen, de bestaande expertisecentra, ook regionaal, en nieuwe makers om te kijken naar de meest effectieve besteding van de extra middelen die voor talentontwikkeling zijn vrijgemaakt, deze middelen vooralsnog niet te alloceren bij de Stichting Cultuur-Ondernemen en de Tweede Kamer daarover te informeren vóór het Wetgevingsoverleg Cultuur.

Debat [19-09-2014] Notaoverleg Cultuuronderwerpen

Motie-Bergkamp/Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Uitwerking brief talentontwikkeling van 23 oktober 2014.

De Tweede Kamer constaterende dat er binnen de BIS-periode wordt voorgesorteerd op een volgende BIS-periode door vanuit het OCW-budget ondersteuning te bieden aan instellingen die niet in de BIS opgenomen waren; constaterende dat er daarnaast ook instellingen zijn die binnen de BIS vallen, maar ook deels subsidie krijgen van de gemeenten, waardoor er soms sprake is van een stapeling van bezuinigingen;

verzoekt de regering advies te vragen aan de Raad voor Cultuur over een gelijk speelveld voor culturele instellingen en om eventuele willekeur in de subsidiesystematiek en -voorwaarden te voorkomen.

Debat [4-7-2013] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Cultuuronderwerpen

Motie-Bergkamp/Venrooy-Van Ark

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Adviesaanvraag aan Raad voor Cultuur van 27 januari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met de musea, commerciële verzekeraars en het Rijk een voorstel te ontwikkelen voor een zodanige aanpassing van de indemniteitsregeling dat musea minder kosten hoeven te maken voor aanvullende commerciële verzekeringen en dit voorstel zo snel als mogelijk na de evaluatie naar de Tweede Kamer te zenden.

Debat [30-6-2011] Dertigledendebat over het stopzetten van de subsidie aan het Nationaal Historisch Museum per 1 januari 2012

Motie-Van der Werf/De Liefde

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Subsidieregeling indemniteit bruiklenen van 29 september 2014.

DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een krachtig signaal af te geven aan de besturen van universiteiten en hogescholen over de wenselijkheid van stabiele carrièrepaden en in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om afspraken te maken over het herstellen van de balans tussen het aantal vaste en flexibele contracten.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie-Mei Li Vos

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Aanbieding Strategische Agenda Hoger onderwijs en Onderzoek van 7 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te zorgen dat scholen hun jaarverslagen en inspectierapporten op hun website publiceren.

Debat [11-11-2014] Stemmingen over plenaire behandelingen en AO die gehouden zijn in week 45

Motie-Straus/Ypma

Met alle brancheorganisaties is vorig jaar afgesproken dat zij de actieve openbaarmaking van de jaarstukken zelf regelen en in hun branchecodes «goed bestuur» als bepaling opnemen. De jaarverslagen over het jaar 2014 zijn inmiddels ingediend. Op dit moment wordt nagegaan in hoeverre de scholen zich houden aan de afspraak en hun volledige jaarverslag op de website hebben geplaatst. De Tweede Kamer wordt daar in november 2015 nader over geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering flexibele contracten en payrolling op scholen zo veel mogelijk terug te dringen.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Jasper van Dijk/ Ypma

De motie is uitgevoerd met de brief over het rapport Flexibele arbeid in primair en voorgezet onderwijs van 2 februari 2015.

De Tweede Kamer, constaterende dat in de bestuurders-cao vo geregeld is dat bestuurders met een tijdelijke aanstelling 5 procent opslag krijgen;

verzoekt de regering zich in te spannen om deze passage in een toekomstige cao te schrappen.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Jasper van Dijk

Sinds de decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming is het aan werkgevers en werknemer om een cao vast te stellen. De contractvrijheid die hier bij hoort, biedt geen ruimte voor het afdwingen van maatregelen maar wel voor suggesties. De VTOI is gewezen op de onwenselijkheid zoals verwoord in de motie. Daarmee is de motie uitgevoerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de nulmeting van de monitor inzake de bestuurders-cao's in het onderwijs eind 2014 aan de Kamer te sturen, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij haar afweging rond de inpassing van de bestuurderssalarissen bij invoering van de Wet Normering Topinkomens 2 (WNT-2).

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Rog/ Duisenberg

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over monitoring beloningscodes/cao's bij WNT 2012 van 9 september 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de aanscherping van de maximumnorm van de WNT van 130 procent naar 100 procent van een ministersalaris wederom een verlaagd maximum voor onderwijsbestuurders aan te houden, zoals nu ook het geval is;

verzoekt de regering om bij de aanscherping van de WNT de salarisklassen voor het onderwijs, nadat hiervoor door de sector een voorstel is gedaan, per ministeriële regeling vast te leggen.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Mohandis/Van Meenen

OCW is het overleg met de onderwijssectoren over de verlaagde WNT-norm in september vorig jaar gestart. Dit voorjaar heeft OCW de onderwijssectoren gevraagd om een voorstel te doen t.a.v. salarisklassen onder het WNT-maximum van € 178.000; het is zeker niet de bedoeling dat alle onderwijsbestuurders dit maximum kunnen bereiken. De reacties van de sectoren zijn recentelijk ontvangen. Bestuurdersbeloningen moeten zich verhouden tot de arbeidsvoorwaarden van het eigen personeel. In dat kader heeft OCW ook gesproken met de werknemersorganisaties. OCW zal toewerken naar een systeem van beloningsdifferentiatie dat redelijk, transparant en controleerbaar is. Dit systeem zal worden verankerd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2016. Het ontwikkelen hiervan is complex, op dit moment nog in volle gang en vereist een grote mate van zorgvuldigheid.

De Tweede Kamer verzoekt de regering per ministeriële regeling vast te leggen dat de algemene salarisstijging van beloningen van onderwijsbestuurders wordt gekoppeld aan de algemene salarisstijging van het overige onderwijspersoneel zoals leraren, conciërges en klassenassistenten.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Mohandis/Van Meenen

Jaarlijks, in november, wordt de ministeriële Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren vastgesteld waarin de bezoldingsbedragen na indexering worden opgenomen voor het daaropvolgende jaar. Vanwege de inwerkingtreding van de WNT2 (verlaging bezoldigingsmaximum) was voor 2015 indexering niet aan de orde. Bij het ontwerpen van de Regeling voor 2016 zal worden onderzocht of en hoe de nieuw vast te stellen bedragen geïndexeerd kunnen worden. Deadline: 15 december 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met de sectoren en sociale partners waaronder VTOI en OBV, te komen tot een oplossing waardoor arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel geldt.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bezoldiging topfunctionarissen in verband met Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (WNT2) van 3 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, in overleg met de sectoren en sociale partners waaronder VTOI en OBV, te komen tot een oplossing waardoor arbeidsvoorwaarden van bestuurders in het onderwijs onderdeel worden van de cao die voor al het onderwijspersoneel geldt.

Debat [11-3-2014] VAO Bestuurders cao's

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bezoldiging topfunctionarissen in verband met Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (WNT2) van 3 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt het kabinet een notitie voor te bereiden om de arbeidsparticipatie van ouderen in het onderwijs te bevorderen.

Debat [18-12-2012] Stemmingen over moties Begroting Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013

Motie-Klein c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Onderwijsakkoorden: samen werken aan het onderwijs van morgen van 27 augustus 2014.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de sectorraden en studentenorganisaties tot een plan te komen om studenten en docenten te betrekken bij de benoeming van bestuurders en om hierbij ook de uitkomsten van de onderzoekscommissie van de UvA te betrekken.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschap-pen (debat Maagdenhuis)

Motie-Mohandis

De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat alle medezeggenschapsleden, ook zij die een deeltijdfunctie hebben, een gepaste vergoeding krijgen voor hun verdiensten;

verzoekt de regering tevens in samenspraak met studentenorganisaties verschillende mogelijkheden te verkennen en knelpunten aan te pakken en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie-Mohandis/Van Meenen

De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer constaterende dat studenten en anderen het Bungehuis en Maagdenhuis hebben bezet en daar na lang verblijf door politie en ME zijn verwijderd;

roept de Minister van OCW op om met de UvA in gesprek te gaan en binnen de juridische mogelijkheden, de geleden schade, nu betaald uit publieke middelen, maximaal te verhalen op de bezetters, en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie-Duisenberg c.s.

De Tweede Kamer wordt in september 2015 via een brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met besturen en medezeggenschapsorganisaties te onderzoeken of de WHW aangepast kan worden zodat opleidingscommissies beter gefaciliteerd worden door in ieder geval voldoende scholing, organisatorische ondersteuning en een financiële beloning;

verzoekt de regering tevens in overleg met besturen en medezeggenschapsorganisaties te onderzoeken hoe in de WHW opgenomen kan worden dat de opleidingscommissie geacht wordt jaarlijks een gemotiveerd standpunt in te nemen over de kwaliteit van het onderwijs en dit oordeel op te nemen in de studiebijsluiter van de opleiding. En voorts te onderzoeken hoe bij een negatief oordeel tot verbetering van de onderwijskwaliteit kan worden gekomen.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie-Duisenberg/Rog

De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering aan de Tweede Kamer een overzicht te verschaffen van de vastgoedlasten en financiële risico's van afzonderlijke instellingen in het hoger onderwijs.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie-Jasper van Dijk

De Tweede Kamer wordt voor eind 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in het wetsvoorstel voor versterking van de medezeggenschap op te nemen dat majeure investeringen in huisvesting op voorspraak van de medezeggenschap vooraf getoetst kunnen worden aan de hand van een risico-analyse door een deskundig en ongebonden instituut, dat een uitspraak doet over de haalbaarheid van de voorgenomen investering.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschappen (debat Maagdenhuis)

Motie-Van Meenen/Mohandis

De Tweede Kamer wordt voor eind 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de voorschotfaciliteit uit te breiden naar (deeltijd)studenten ouder dan 30 jaar, en de Tweede Kamer hierover voor de begroting 2016 te informeren.

Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren

Motie-Van Meenen c.s.

Voor de behandeling van de OCW-begroting 2016 ontvangt de Kamer de resultaten van een onderzoek naar de behoefte en mogelijkheden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering instellingen te verplichten om transparant te zijn over hoogte en onderbouwing van het instellingscollegegeld en dit via de websites van de instellingen te communiceren naar (aankomende) studenten of in het uiterste geval regelgeving over transparantie van het instellingscollegegeld aan te scherpen.

Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren

Motie-Mohandis c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief Monitor studie- en leengedrag van 4 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of de experimenten vraagfinanciering verbreed kunnen worden met deeltijdopleidingen gericht op de sector ICT, en de Tweede Kamer hierover voor de zomer 2015 te informeren.

Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren

Motie-Lucas c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Leven lang leren, voortgang pilots flexibilisering en experimenten vraagfinanciering van 26 juni 2015.

De Tweede Kamer constaterende dat de komende jaren de effecten van het studievoorschot zullen worden gemonitord, onder andere op de gevolgen van de maatregelen voor studenten;

verzoekt de regering, in overleg met scholieren- en studentenorganisaties, studenten een rol te geven in het vaststellen van de opzet en wijze van uitvoering van de monitoring.

Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer Monitoring Wet studievoorschot hoger onderwijs van 3 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om na vier jaar een tussentijdse monitoring uit te voeren die kijkt naar instroom en doorstroom van studenten in het hoger onderwijs en hierbij onder andere te kijken naar:

– de instroom van studenten in tweejarige mastertrajecten;

– de doorstroom van mbo-studenten naar het hbo;

– de doorstroom van bachelor naar master;

– de invloed op de instroom van studenten met een functiebeperking;

verzoekt de regering tevens om bij de tussentijdse monitoring de onderwijsinstellingen en studentenbonden actief te betrekken.

Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs

Motie-Klaver c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Eerste en Tweede Kamer Monitoring Wet studievoorschot hoger onderwijs van 3 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met de sectorraden en de studentenbonden te onderzoeken of een kader voor de bedragen die vanuit het profileringsfonds kunnen worden uitgekeerd, kan helpen om jongeren die buiten hun schuld om of door extracurriculaire activiteiten langer doen over hun studie, op een inzichtelijkere manier te compenseren.

Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting

Motie-Mohandis c.s.

De Tweede en Eerste Kamer worden in oktober 2015 geïnformeerd over uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer constaterende dat de invoering van het collegegeldkrediet voor volwassenen nu gepland staat voor 2017 vanwege de uitvoeringshaalbaarheid volgens DUO; constaterende dat met halfautomatische oplossingen in die uitvoeringstoets nog ruimte geboden wordt voor mogelijk eerdere implementatie;

verzoekt de regering daartoe een onderzoek te doen naar de consequenties van het tijdelijk halfautomatisch oplossen in 2015 en tevens te onderzoeken of de volledige implementatie naar eind 2015 of eind 2016 kan worden gehaald en onder welke voorwaarden.

Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting

Motie-Duisenberg c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Resultaat onderzoek naar versneld invoeren van het collegegeldkrediet voor volwassenen van 3 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het levenlanglerenkrediet ook van toepassing te laten zijn op modules van niet-bekostigd geaccrediteerd onderwijs en op modules van opleidingen die deel uitmaken van de te starten experimenten vraagfinanciering in het deeltijd hoger onderwijs.

Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting

Motie-Duisenberg c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Leven lang leren, voortgang pilots flexibilisering en experimenten vraagfinanciering van 26 juni 2015.

De Tweede Kamer constaterende dat er reeds een succesvol model is voor zulke verantwoording in het primair en voortgezet onderwijs, namelijk «Scholen op de kaart»;

verzoekt de regering zorg te dragen voor een vergelijkbare vorm van publieke verantwoording in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Van Meenen

De Tweede Kamer wordt voor november 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de lerarenopleidingen en pabo's te versterken door de mogelijkheid te creëren om studenten streng te bevragen op kennis, vaardigheden en motivatie voordat toelating tot de lerarenopleiding plaatsvindt.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Straus/ Ypma

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Verhoging kwaliteit instroom in de lerarenopleiding van 28 april 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voortvarend met uitvoering van het rapport-Rinnooy Kan aan de slag te gaan en voorstellen te doen om een leven lang leren in te bedden in het arbeidsmarktbeleid en op de werkvloer, voorafgaand aan de behandeling van de begroting van OCW.

Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie Motie-Pechtold c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Leven Lang Leren van 31 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de studentenassessoren een plaats binnen het gehele hoger onderwijs te geven en dus ook een rol toe te bedelen in het hbo en wanneer er sprake is van een eenkoppig bestuur.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Motie-Jadnanansing/Van Meenen

In het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht, van 10 juli 2015, is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer constaterende dat het nu voor bestuurders mogelijk is om de medezeggenschap informatie te onthouden omdat zij op grond van de WHW 9.32, lid 6 en de WHW 10.19, lid 6 enkel informatie hoeven te verstrekken die de medezeggenschap objectief nodig heeft;

verzoekt de regering die twee artikelen zodanig te wijzigen dat er in plaats van «nodig heeft» komt te staan «nodig acht».

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

Motie-Jadnanansing

Het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht is 10 juli 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te verkennen hoe het bereik van de educatieve minor kan worden vergroot en het belang van verdergaande scholing na de educatieve minor kan worden verankerd.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord

Motie-Bisschop

Het bereik van de educatieve minor wordt vergroot door – vooralsnog bij experiment naar aanleiding van het advies van de commissie flexibel hoger onderwijs – de mogelijkheid te openen die minor ook na het behalen van het getuigschrift te volgen. Dat sluit aan bij het actieplan over lerarenopleidingen van de VSNU. Gestreefd wordt naar invoering in 2016.

Het belang van verdergaande scholing is niet specifiek voor leraren die beschikken over een beperkte tweedegraads bevoegdheid. De huidige regelgeving bevat al bepalingen over onderhoud en verdere ontwikkeling van de bekwaamheid van leraren. Met het wetsvoorstel over invoering van het beroepsregister wordt dat verder van instrumenten voorzien. Het wetsvoorstel over het lerarenregister wordt in september 2015 ingediend, zodat het wetgevingstraject uiterlijk in 2016 kan worden afgerond. De wet kan dan op 1 januari 2017 in werking treden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met onderwijsinstellingen en landelijke studentenorganisaties (ISO, LSVB en JOB) te komen tot betere voorlichting over de klachtenregeling, zodat studenten exact weten waar zij terecht kunnen met hun klachten binnen de eigen onderwijsinstelling.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Mohandis c.s.

Met de Strategische Agenda Hoger Onderwijs van 7 juli 2015 is de Tweede Kamer over de uitvoering van de motie geïnformeerd. Begin 2016 wordt de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met de NVAO te bezien hoe de opleidingscommissies explicieter een plaats kunnen krijgen in zowel de instellingstoets als in het kader voor de opleidingsaccreditatie.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (HO)

Motie-Duisenberg/Mohandis

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Voorhang accreditatiekader NVAO en verbeteringen in het accreditatieproces van 18 september 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe de administratieve lasten van het accreditatiestelsel substantieel kunnen worden verlaagd en pilots te starten die erop gericht zijn concrete vermindering van deze lastendruk te kunnen realiseren en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [15-10-2013] Heropening Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (33 472)

Motie-Rog c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Accreditatie op maat van 1 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met instellingen en studentenorganisaties om te bevorderen dat schakelprogramma's bij voorkeur geïntegreerd worden in de bacheloropleiding en studenten goed voor te lichten over de aanwezigheid van een (ingebed) schakelprogramma;

verzoekt de regering tevens in het komende jaar te onderzoeken in welke mate schakelprogramma's ingebed in de bacheloropleiding voorkomen en wat op dit gebied goede praktijken zijn, en de resultaten van dat onderzoek onder de aandacht te brengen bij de instellingen, en hierover in het najaar van 2014 te rapporteren aan de Tweede Kamer.

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid

Motie-Schouten

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Aanbieding rapport Schakelen van HBO-bachelor naar universitaire master van 15 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een verkenning te starten naar de mogelijkheden van extra bekostiging dan wel differentiatie binnen de bekostiging van opleidingen met een excellent keurmerk, in samenhang met het lopende onderzoek naar aanleiding van de motie-Lucas, 31 288, nr. 211.

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid

Motie-Van Meenen

Deze verkenning zal worden meegenomen bij de evaluatie van het experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs. De evaluatie vindt plaats uiterlijk in 2017.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de inwerkingtreding van het wetsartikel dat collegegelddifferentiatie bij excellente opleidingen regelt pas te effectueren op het moment dat er meer duidelijkheid is over de effecten die een sociaal leenstelsel heeft op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

Debat [23-4-2013] WGO Kwaliteit in Verscheidenheid – 2e termijn

Motie-Mohandis

De Tweede Kamer ontvangt het beleidskader voor het einde van 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het experiment (Bindend Studieadvies) in samenspraak met de koepelorganisaties in het hoger onderwijs qua omvang en deelname van het aantal instellingen nadrukkelijk te beperken;

verzoekt de regering voorts het aantal bij het experiment betrokken studenten van de deelnemende instellingen te maximeren tot 10 procent van de totale studentenpopulatie in Nederland;

verzoekt de regering tot slot te zorgen voor voldoende studiekeuzemogelijkheden voor studenten om een opleiding te volgen zonder deel te nemen aan het experiment en over de exacte uitwerking van deze randvoorwaarden tijdig terug te rapporteren aan de Tweede Kamer.

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Mohandis

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering van de motie van het Kamerlid Van Meenen met betrekking tot het experiment met een bindend studieadvies van 15 september 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voor deze opleidingen uiterlijk augustus 2014 inzichtelijk te maken welke kwaliteitsverbeteringen voor onderwijs en begeleiding zij hebben doorgevoerd om zich voor dit experiment te kwalificeren.

Debat [9-4-2013] VAO Bindend Studieadvies

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Uitvoering van de motie van het Kamerlid Van Meenen met betrekking tot het experiment met een bindend studieadvies van 15 september 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor verheldering dan wel aanpassing van verordening 492/2011, in eerste instantie door een inbreng bij de OJCS Raad van 13 februari 2013, in die zin dat lidstaten de vrijheid hebben om redelijke eisen te stellen aan kinderen van migrerend werknemers.

Debat [22-1-2013] Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel

Motie-Bisschop/Rog

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer van 12 maart 2015 met Verslag OJCS-Raden 25 november en 12 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Tweede Kamer na invoering van het bursalenstelsel op de hoogte te houden van de effecten van het toelaten van bursalen, waarin aantallen promotieplaatsen van de verschillende vormen opgenomen worden en de beschikbaarheid van universitair docenten.

Debat [26-9-2011] Strategische agenda Hoger Onderwijs

Motie-Klaver

De AMvB is op 10 februari 2015 in de Eerste Kamer en Tweede Kamer voorgehangen. De AMvB voorziet erin dat het experiment wordt gevolgd en geëvalueerd op de in de motie genoemde punten. De AMvB ligt ter advisering bij de Raad van State. Beoogd wordt dat universiteiten op 1 januari 2016 met de experimenten kunnen starten.

DIRECTIE INTERNATIONAAL BELEID

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in ieder geval de in de grensregio's gelegen roc's actief te wijzen op de mogelijkheid tot kosteloze verstrekking van het Europass-certificaatsupplement bij diploma's.

Debat [2-4-2015] Afstemming van erkenning beroepskwalificatie buurlanden

Motie-Straus c.s.

SBB heeft in overleg met de MBO-Raad de ROC's nogmaals gewezen op het nut van het instrument Europass-certificaat suplement. De motie is hiermee uitgevoerd (in samenhang met motie-Straus/Jadnanansing).

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in samenspraak met de grensprovincies in bilateraal overleg met de aangrenzende Duitse deelstaten tot erkenning van Nederlandse (mbo)-beroepsdiploma's te komen, in het bijzonder voor bovengenoemde sectoren, en de Tweede Kamer hierover voor het zomerreces te informeren.

Debat [2-4-2015] Afstemming van erkenning beroepskwalificatie buurlanden

Motie-Straus c.s.

Inmiddels is gesproken met de relevante ministeries in Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen om dit probleem te agenderen. Met de Euregio’s is overlegd op welke punten het goed gaat met die erkenning, en welke niet. Uit eerste overleg met de Euregio’s blijkt dat er veel goed gaat in de erkenning van de Nederlandse diploma’s in Duitsland. Met name in het mbo is echter wel degelijk sprake van een – beperkt – aantal opleidingen waar problemen worden ervaren. De gesprekken gaan verder, ook met de Duitse ambassade in Nederland. Aan Duitse en Nederlandse kant is er bereidheid te kijken waar verbetering mogelijk is.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om:

– in overleg te treden met de buurlanden om de implementatie van de herziene Richtlijn erkenning beroepskwalificaties zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen;

– de informatievoorziening rondom diploma-erkenning met de buurlanden te stroomlijnen;

– de Tweede Kamer uiteindelijk uiterlijk eind 2014 over de voortgang te informeren.

Debat [25-6-2014] VSO OJCS-Raad op 20 en 21 mei 2014 (21501–34, nr. 227)

Motie-Straus/ Jadnanansing

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op Commissiebrief met informatie over de uitwerking van de motie van de leden Straus en Jadnanansing inzake afstemming met buurlanden betreffende de erkenning van beroepskwalificaties van 25 november 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met lokale eilandsbestuurders en schoolbesturen realistische tijdstippen van inwerkingtreding van nieuwe onderwijswetgeving op de BES-eilanden te hanteren.

Debat [3-11-2011] Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32 640)

Motie-Ortega-Martijn

De motie wordt uitgevoerd. Bij het invoeren van nieuwe onderwijswetgeving is een realistische inwerkingtreding een vast punt van aandacht.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om tot aan de eerste evaluatie van de nieuwe verhoudingen jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de staat van het onderwijs en de zorg op de BES-eilanden en de voortgang van de te realiseren verbeteringen op deze terreinen.

Debat [4-3-2010] BES-wetten

Motie-Leerdam c.s.

De Tweede Kamer is via de brief van 20 juni 2014 geïnformeerd over de voortgang van te realiseren verbeteringen van het onderwijs in Caribisch Nederland. In deze brief heeft de Staatssecretaris toegezegd om de inspectie in 2016 opnieuw een overkoepelende rapportage over de kwaliteit van het onderwijs op Caribisch Nederland te laten maken, en deze rapportage aan de Tweede Kamer toe te sturen.

DIRECTIE JEUGD, ONDERWIJS EN ZORG

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering op zo kort mogelijk termijn te komen tot de verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Antwoord op Commissiebrief met informatie over de Uitvoering van de motie-Van Meenen over een verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten van 15 juli 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering per direct het maximale te doen om de geschillencommissie publiek bekend, toegankelijk en ontvankelijk te maken en de uitspraken van de commissie opgevolgd te doen worden.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actualiteiten passend onderwijs van 14 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een pilot op te starten, waarbij scholen die vooroplopen in het hoogbegaafdenonderwijs de gelegenheid krijgen dit onderwijs verder te ontwikkelen, de werkwijze en effecten daarvan te onderzoeken en hun bevindingen en expertise ter beschikking te stellen aan andere scholen die geïnteresseerd zijn om deze over te nemen.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Straus/ Ypma

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zesde voortgangsrapportage passend onderwijs van 2 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de Staatssecretaris in overleg met de Minister van VWS te verkennen in hoeverre de ondersteuning van onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes uitgezonderd kan worden van de «medische handelingen» in navolging van andere landen;

verzoekt het kabinet de verkenning in samenspraak met scholen, leraren en ouders van kinderen met diabetes op te stellen en de Tweede Kamer voorafgaand aan het nieuwe schooljaar over de verkenning te informeren.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Siderius/ Ypma

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Antwoord op Commissiebrief met informatie over de Uitvoering van de motie-Van Meenen over een verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten van 15 juli 2014.

DIRECTIE KENNIS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering om het CBP en de Inspectie voor het Onderwijs te vragen samen de privacy van leerlingen te bewaken en in te grijpen bij mogelijke misstanden.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Motie-Ypma c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015. De Inspectie van het Onderwijs zal in haar eigen jaarwerkplan ook een passage over de afspraken met CBP opnemen. Dit jaarwerkplan zal in oktober 2015 ook aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

De Tweede Kamer overwegende dat gewerkt wordt aan pseudonimisering van deze gegevens zodat er geen enkele reden resteert voor uitgevers om te beschikken over de persoonlijke gegevens;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de persoonlijke gegevens van leerlingen in handen van commerciële bedrijven worden vernietigd.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Motie-Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015. De Tweede Kamer wordt voorts in oktober 2015 nader geïnformeerd over de invoering en de planning van de pseudonimisering.

De Tweede Kamer verzoekt de regering samen met het onderwijsveld, waaronder ook de ouderorganisaties, afspraken te maken op welke wijze, op de kortst mogelijke termijn, geborgd gaat worden dat persoonsgegevens van leerlingen alleen nog maar gepseudonimiseerd worden verstrekt aan leveranciers en ontwikkelaars van digitaal lesmateriaal en de Tweede Kamer over de voortgang van deze afspraken uiterlijk in april 2015 te informeren.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Motie-Rog

De motie is uitgevoerd met de brief Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs aan de Tweede Kamer van 3 juli 2015. De Tweede Kamer wordt voorts in oktober 2015 nader geïnformeerd over de invoering en de planning van de pseudonimisering.

De Tweede Kamer constaterende dat het Nationaal Cyber Security Centrum concludeert dat de potentiële impact van cyberaanvallen en verstoringen toeneemt door verdergaande digitalisering;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat digitale hulpmiddelen in het onderwijs volgens de principes van privacy en security by design gemaakt worden.

Debat [21-1-2015] Privacy in het Onderwijs

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering waar op initiatief van de regio gewerkt wordt aan structurele versterkingen van de economie, daar waar mogelijk bij te dragen aan actieplannen om innovaties te stimuleren met behulp van rijksbeleid.

Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie

Motie-Slob/Samsom

De uitvoering van de motie ligt primair bij de Minister van Economische Zaken.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in kaart te brengen wat de mogelijke effecten van toenemende automatisering zijn op de arbeidsmarkt en de Kamer hierover uiterlijk 2014 te informeren.

Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie

Motie-Van Ojik

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Effect van technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van 19 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheden te verkennen voor een Nederlandse oplossing voor het ongelijke BTW-speelveld voor digitale leermiddelen, en deze ook te betrekken bij haar overwegingen over een nieuw belastingstelsel;

verzoekt de regering parallel hieraan, conform de motie-Peters, dit ongelijke BTW-speelveld ook in EU-verband te blijven agenderen en een oplossing te vinden.

Debat [3-7-2014] VAO Onderwijs en digitalisering

Motie-Duisenberg/Jadnanansing

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Doorbraakproject Onderwijs en ict van 17 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in overleg met het veld te komen met een aanpak voor outcome criteria voor het onderwijs.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie-Straus/Ypma

Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen over de voortgang op de moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die relateert aan deze motie, naar aanleiding van een toezegging hierover in het wetgevingsoverleg verantwoordingsonderzoek OCW 2014.

De Tweede Kamer overwegende dat de governance in het onderwijs zich niet beperkt tot het scheppen van de randvoorwaarden waarin onderwijzers, leraren en docenten hun werk kunnen doen, maar met regelmaat direct ingrijpt in de vormgeving van het primaire proces;

professionele onderwijzers, leraren en docenten;

verzoekt de regering onderwijsteams instemmingsrecht te verlenen op de vormgeving van het onderwijsleerproces.

Debat [27-5-2013] Nota-overleg Governance

Motie-Beertema

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd.

DIRECTIE MIDDELBAAR ONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met het onderwijsveld, waaronder de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer, en de wenselijkheid en mogelijkheid te onderzoeken of:

– aan docenten die het vak burgerschapsvorming geven bevoegd-heidseisen dienen te worden gesteld, analoog aan het voortgezet onderwijs;

– het vak burgerschapsvorming een minder vrijblijvend karakter kan krijgen, en de Kamer hierover te informeren vóór de begrotingsbehandeling van 2015.

Debat [10-6-2015] VAO Radicalisering

Motie-Rog

Er is overleg met partijen en de MBO Raad. Er wordt naar gestreefd om de motie uit te voeren nog vóór de begrotingsbehandeling in najaar 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering meer ambitie te tonen en zich maximaal in te spannen om de voorgenomen wetswijziging en de daaruit voortvloeiende oplossing in werking te laten treden per studiejaar 2016–2017.

Debat [9-6-2015] Stemming over motie ingediend bij het VSO over de Nederlandse taaleis aan buitenlandse studenten bij Engelstalige mbo-opleidingen

Motie-Van Meenen

De motie wordt uitgevoerd. Het wetgevingstraject is ter hand genomen.

De Tweede Kamer verzoekt de regering flexibiliteit in het lesprogramma te bieden en de mogelijkheid te onderzoeken van een lespakket op maat voor herintreders en bijscholers.

Debat [23-4-2015] VAO Stages en subsidieregeling praktijkleren

Motie-Van Meenen

De uitvoering van de motie wordt meegenomen in de voortgangsbrief Leven Lang Leren die in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer wordt gezonden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de sociale partners via de Stichting van de Arbeid te verzoeken om met elkaar in gesprek te gaan en te bezien of er, in het belang van de leerlingen, nieuwe afspraken gemaakt kunnen worden die leiden tot meer kans voor jongeren op een BBL-plek en daarmee een baan.

Debat [23-4-2015] VAO Stages en subsidieregeling praktijkleren

Motie-Lucas

Er zal nog in 2015 contact worden opgenomen met de Stichting van de Arbeid en de Tweede Kamer zal dan worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ook bij het experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl het mogelijk te maken af te wijken van de urennorm, mits op grond van de behaalde resultaten en de tevredenheid daarover van studenten en hun toekomstige werkgevers kan worden vastgesteld dat de opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is en dat dit geborgd is in het kwaliteitszorgsysteem van de instelling en de studenten- of deelnemersraad heeft ingestemd, zoals vastgelegd in de wet.

Debat [12-2-2015] VSO Ontwerpbesluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl

Motie-Van Meenen/Jadnanansing

De motie is verwerkt in het besluit experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl. Het is nu mogelijk om af te wijken van de urennormen onder dezelfde voorwaarde als bij de reguliere bol en bbl. Het besluit is op 23 februari 2015 verzonden aan de Raad van State ter advisering. Nadat het advies is verwerkt, wordt in het nader rapport aangegeven wat er met het advies is gedaan. Het besluit en het nader rapport met advies wordt dan openbaar gemaakt. Het besluit wordt dan gepubliceerd in het staatsblad. Het nader rapport en advies in een bijvoegsel van de Staatscourant. Ook de Tweede Kamer heeft hier toegang toe.

De Tweede Kamer verzoekt de regering expliciet ruimte te geven aan initiatieven die het makersonderwijs ontwikkelen en uitbreiden;

verzoekt de regering tevens onderzoek te doen naar het opzetten van een samenwerkingsverband dat in het pionierskarakter dat hoort bij deze makersbeweging, de sterke lokale initiatieven verbindt en makersonderwijs op de kaart zet van Nederland.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehande-ling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Jadnanansing/Lucas

De stand van zaken naar aanleiding van het rondetafelgesprek wordt meegenomen in de brief over de flexibilisering in het mbo die de Tweede Kamer in september 2015 ontvangt.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om bij de herziening van de kwalificatiedossiers extra goed toe te zien op de eisen aan burgerschap en in een goede samenwerking met veldpartijen ervoor te zorgen dat er samenwerking en uitwisseling ontstaat op het gebied van materialen en methoden om burgerschapsvorming onderdeel van het onderwijs te maken, bijvoorbeeld door het opzetten van een (online) platform;

verzoekt de regering tevens om hierbij nadrukkelijk aandacht te besteden aan burgerschapsvorming in het beroepsonderwijs en bij het vernieuwen van de curricula dit thema nadrukkelijk mee te nemen.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehande-ling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Jadnanansing

In het voorjaar is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie met de brief Tel mee met taal van 6 maart 2015. De motie is uitgevoerd met de brief Voortgang versterking burgerschapsvorming in het onderwijs van 29 april 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om samen met het onderwijs en werkgevers de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren, de huidige knelpunten voor jongeren te definiëren, oplossingen aan te dragen en deze uit te voeren.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Jadnanansing/Van Meenen

De motie is verwerkt in de wet Macrodoelmatigheid in het mbo. De wet is aangenomen en is op 1 augustus 2015 inwerking getreden. Daarmee is de motie uitgevoerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in samenspraak met betrokken partijen te verkennen op welke manier jongeren die wel over de praktische vaardigheden beschikken om de arbeidsmarkt te betreden maar nu niet in staat zijn een startkwalificatie te behalen vanwege de generieke taal- en rekeneisen, toch uitzicht kan worden gegeven op een diploma op mbo-niveau 2;

verzoekt de regering tevens bij dit plan de suggestie van een onderscheid tussen een arbeidsmarktdiploma (dat jongeren afdoende voorbereidt op een baan) en een doorstroomdiploma (dat jongeren ook in staat stelt om door te studeren) nadrukkelijk in overweging te nemen.

Debat [30-9-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de Visienota beroepsonderwijs

Motie-Jadnanansing c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Stand van zaken invoering referentieniveaus taal en rekenen in vo en mbo van 17 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de in haar reactie op de initiatiefnota «Elke mbo'er een goede stage» genoemde verdere analyse over de aard van deze stageproblematiek op korte termijn uit te voeren;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken welke barrières werkgevers ervaren bij het aanbieden van stageplaatsen en leerwerkplekken en hierover voor 1 maart 2015 de Tweede Kamer te informeren.

Debat [30-9-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de Visienota beroepsonderwijs

Motie-Jadnanansing/Lucas

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op de moties van de leden Jadnansing (PvdA)/Lucas (VVD) en Van Meenen (D66) naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota «Elke mbo'er een goede stage» over de aard van de stageproblematiek van 2 maart 2015.

De Tweede Kamer constaterende dat de Rotterdamse roc's Albeda en Zadkine een plan hebben om zich op te splitsen in vijf zelfstandige mbo-colleges zonder overkoepelend bestuur;

verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken hoe dit plan versneld kan worden doorgezet.

Debat [22-9-2014] Notaoverleg Visienota Beroepsonderwijs

Motie-Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Bestuursmodellen middelbaar onderwijs Rotterdam van 3 november 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, ten behoeve van goede opleidingen en baankansen voor jong en oud, bij de uitwerking van de brief over Leven Lang Leren ook het huidige mbo-bestel kritisch te bezien en de vraag van de toekomstige arbeidsmarkt daarbij leidend te laten zijn, en voor de zomer van 2015 deze visie te vertalen in voorstellen voor versterking van de flexibiliteit van het beroepsonderwijsbestel.

Debat [22-9-2014] Notaoverleg Visienota Beroepsonderwijs

Motie-Lucas/ Jadnanansing

De brief wordt in september 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin zal onder andere het pamflet van het Tweede Kamerlid Lucas worden meegenomen.

De Tweede Kamer constaterende dat, anders dan in het primair- en voortgezet onderwijs, er geen instemmingsrecht is van de medezeggenschap op fusies in het middelbaar beroepsonderwijs;

verzoekt de regering, een voorstel uit te werken voor een wettelijk instemmingsrecht op fusies voor medezeggenschapsraden in het mbo.

Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders

Motie-Van Meenen/Jasper van Dijk

Om de motie uit te voeren is een wetswijziging noodzakelijk. Nagegaan wordt of deze kan worden meegenomen in een lopend wetgevingstraject.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met gemeenten in gesprek te gaan, daarbij eventueel gebruikmakend van de VNG, zodat deze gemeenten hun opdrachtnemers stageplekken kunnen laten aanbieden bij uitbesteding van opdrachten.

Debat [30-9-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het notaoverleg over de Visienota beroepsonderwijs

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op de moties van de leden Jadnansing (PvdA)/Lucas (VVD) en Van Meenen (D66) naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota «Elke mbo'er een goede stage» over de aard van de stageproblematiek van 2 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, gelijktijdig met de overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs en bedrijfsleven, te komen tot de inrichting van landelijke vakinstellingen voor kleinschalig uniek vakmanschap, waarin onder andere de Dutch HealthTec Academy wordt opgenomen.

Debat [18-6-2014] Wetgevingsoverleg Slotwet, Jaarverslag 2013 en Onderwijsverslag 2012–2013

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen van 26 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, gezamenlijk met de betrokken ministeries – OCW, VWS en SZW – gemeenten en de aanbieders van educatietrajecten tot een plan te komen waarmee zij zich inspannen, de beoogde doelgroep te bereiken en meer laaggeletterden aan trajecten deel te laten nemen en hierover de Tweede Kamer te informeren.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

Motie-Siderius/ Jadnanansing

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actieprogramma Tel mee met Taal van 6 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of en op welke termijn ook leerlingen van 16 en 17 jaar met een startkwalificatie, die hun vakkenpakket willen verbreden ten behoeve van hun vervolgopleiding, toegang kunnen krijgen tot het vavo en de Tweede Kamer hierover dit najaar te informeren.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

Motie-Lucas/Jadnanansing

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Motie inzake vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) van 6 januari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met een nationale aanpak te komen voor de bestrijding van laaggeletterdheid bij ouderen, met inbegrip van een intensievere samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), bibliotheken, zorginstellingen en zorgaanbieders, en daarbij aansluiting te zoeken bij initiatieven als Nederland Leest, de Boekenweek en De Nationale Voorleesdagen.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actieprogramma Tel mee met Taal van 6 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om:

1.in overleg te treden met de ambassade van Duitsland om te kijken hoe het belang van het beheersen van de Duitse taal in Nederland beter onder de aandacht kan worden gebracht;

2.het «Mach mit!»-programma bij scholen onder de aandacht te brengen en op die manier studenten te enthousiasmeren voor het vak Duits.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

Motie-Straus c.s.

Gesprekken zijn gehouden met medewerkers van de Duitse ambassade en «Mach Mit!» om verder uitvoering te kunnen geven aan deze motie. De Tweede Kamer wordt naar verwachting in 2016 nader geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de Kamer op korte termijn te berichten hoe in het onderwijs de ruimte voor vakmanschap wordt vergroot door concrete maatregelen die de tijd en capaciteit die besteed worden aan controle en verantwoording te beperken, zonder tekort te doen aan de kwaliteit van het onderwijs.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling OCW

Motie-Bisschop

De motie is uitgevoerd met de brieven aan de Tweede Kamer Aanbieding Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017 van 18 december 2014 en de Voortgangsrapportage Aanpak regeldruk onderwijs 2013–2014 van 17 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in de evaluatie van het Actieplan laaggeletterdheid, inclusief de pilots Taal voor het Leven, te onderzoeken welke landelijke taken en welke budgetten nodig zijn om de regionale aanpak van laaggeletterdheid efficiënt en effectief uit te voeren.

Debat [3-7-2013] Invulling van de subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek

Motie-Rog/Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Actieprogramma Tel mee met Taal van 6 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij uitvoering van de pilots voor unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen in het mbo ook het aspect van extra bekostiging mee te nemen, onder de erkenning van een medeverantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor deze bekostiging.

Debat [12-6-2013] VAO Macro-doelmatigheid in het onderwijs

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen van 26 februari 2015.

DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering te bezien welke mogelijkheden er zijn om de combinatieverkoop te verruimen voor individuele boekhandelaren zodat ondernemerschap kan worden bevorderd en het boek kan worden gepromoot.

Debat [23-4-2015] VAO Boeken

Motie-Van Veen/Bergkamp

De Tweede Kamer wordt voor het eind van 2015 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer overwegende dat niet alleen jongeren, ouders, scholen en mediaproducenten een eigen verantwoordelijkheid hebben, maar ook de overheid een rol heeft bij het bevorderen van mediawijsheid;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de ondertekenaars van het manifest «Recht op mediawijsheid» over de aanbevelingen en de Tweede Kamer hierover voor maart 2015 te informeren.

Debat [24-11-2014] Mediabegroting

Motie-Segers/Mohandis

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Manifest Recht op Mediawijsheid van 29 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in het voorstel om maximaal 50 procent van het budget open te stellen, de omroepen altijd als co-producent te laten fungeren.

Debat [24-11-2014] Mediabegroting

Motie-Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief Reactie op moties en het amendement bij de OCW-begroting aan de Tweede Kamer van 19 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met de VNG, de VOB en de Oogvereniging in gesprek te gaan over de toegankelijkheid van informatie voor blinden en slechtzienden, eventuele knelpunten in kaart te brengen en de Kamer hierover najaar 2014 te informeren.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Dik-Faber c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over Bibliotheekvoorziening Leesgehandicapten (motie-Dik-Faber 33 846, nr. 39) van 15 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich met de bibliotheekbranche en de Koninklijke Bibliotheek in te spannen voor een landelijke bibliotheekpas die de gebruiker toegang verleent tot de fysieke en digitale collectie en diensten van alle openbare bibliotheken en van de Koninklijke Bibliotheek, en de Tweede Kamer medio 2015 over de voortgang te informeren.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Dik-Faber

Na de zomer volgt een bestuurlijk overleg met de bibliotheekbranche, de KB, de VNG en het IPO. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het bestuurlijk overleg vóór het einde van het jaar 2015.

De Tweede Kamer roept de regering op om in de op te stellen algemene maatregel van bestuur in te gaan op de mogelijkheid van het regelen van:

– welke eisen gelden voor het door ingezetenen en maatschappelijke initiatieven laten uitvoeren van taken van het college;

– op welke wijze en aan de hand van welke criteria de effecten worden geëvalueerd.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Keijzer

De VNG heeft in april 2015 de handreiking over de openbare bibliotheek in het digitale tijdperk gepubliceerd. In 2016 zal een monitor verschijnen over de stand van zaken in 2015, het eerste jaar na invoering van de bibliotheekwet. In de monitor wordt aandacht gegeven aan de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de mate waarin het netwerk dekkend is.

De Tweede Kamer verzoekt de regering deze aanbeveling (dat de bibliotheek meer zou kunnen doen om laaggeletterden te bereiken en daarvoor de verbinding zou moeten -aangaan met partners op het gebied van zorg en welzijn en werk en inkomen die laaggeletterdheid kunnen signaleren, waarbij gedacht kan worden aan het UWV en sociale werkvoorzieningsbedrijven, maar bijvoorbeeld ook aan vluchtelingenwerk, inburgeringsloketten en gezondheidscentra) uit het rapport van de commissie-Cohen over te nemen en in gesprek te gaan met bibliotheken en sociale partners die laaggeletterdheid kunnen signaleren, om te bezien op welke wijze deze instellingen elkaar kunnen versterken in de bestrijding van laaggeletterdheid.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Bergkamp/ Faber

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Tel mee met Taal van 6 maart 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg met de VNG te bezien of in de handreiking van de VNG voor bibliotheken aanwijzingen kunnen worden opgenomen voor het overleg tussen de gemeente en de bibliotheek over de invulling van de vijf functies.

Debat [3-6-2014] Plenair debat Bibliotheekwet 15/5: Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (33 846)

Motie-Bergkamp/ Monasch

De VNG heeft in april 2015 de handreiking over de openbare bibliotheek in het digitale tijdperk gepubliceerd. In 2016 zal een monitor verschijnen over de stand van zaken in 2015, het eerste jaar na invoering van de bibliotheekwet. In de monitor wordt aandacht gegeven aan de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de mate waarin het netwerk dekkend is.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met voorstellen te komen hoe de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op internet op vergelijkbare wijze in de wet kunnen worden vormgegeven als de regels over reclame- en telewinkelboodschappen op radio en tv.

Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Verhoeven

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om naast de voorgenomen samenwerking en integratie van taken parallel aan het ingezette traject tussen de regionale omroepen met de landelijke publieke omroep ook, in overleg met OLON en ROOS, nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot meer horizontale regionale integratie en verticale samenwerking van regionale omroepen met de lokale omroepen en voor 1 juli 2014 de Tweede Kamer hierover te berichten.

Debat [25-11-2013] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Heerema

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om

– indien de uitkomsten van rechtszaken en beroepsprocedures in het voordeel van de regionale omroep uitvallen

– het bedrag van deze uitkomsten te onttrekken aan het Provinciefonds en structureel toe te voegen aan de mediabegroting ten gunste van de regionale omroep.

Debat [17-10-2013] Heropening Wijz. van o.m. de Mediawet 2008 i.v.m. o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage

Motie-Segers c.s.

De Tweede Kamer wordt in de Mediabegrotingsbrief 2016 geïnformeerd. Deze zal omstreeks november 2015 naar de Tweede Kamer worden verstuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de invulling van de bezuiniging de voorgenomen bezuiniging op de regionale omroepen van 25 miljoen euro te verlagen met 8 miljoen euro;

verzoekt de regering tevens de overige 42 miljoen euro op te nemen als vermindering van de bezuiniging op de landelijke publieke omroep, onder de voorwaarde dat 16,6 miljoen euro wordt geoormerkt voor ontwikkeling en vervaardiging van – nu door het Mediafonds gerealiseerd – media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard (zijnde Nederlandse documentaires, drama en andere culturele mediaproducties) volgens een door de Nederlandse Publieke Omroep en Raad voor Cultuur overeen te komen regeling, eventueel door dit te garanderen in de prestatieafspraken en indien nodig via wettelijke verankering.

Debat [17-10-2013] Heropening Wijz. van o.m. de Mediawet 2008 i.v.m. o.m. aanpassing van de rijksmediabijdrage

Motie-Verhoeven c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in elk geval de volgende zaken uit te werken:

– bezuinigingsmogelijkheden op distributie zoals de «free to air»-distributie door de ether en de «free to view»-distributie via de satelliet;

– besparingsmogelijkheden op de auteursrechtelijke vergoedingen die de publieke omroep moet afdragen, gelet op de dalende programmabudgetten;

– verschillende varianten voor het verhogen van de distributievergoeding die de publieke omroep ontvangt van pakketaanbieders, waaronder het zo veel als mogelijk versterken van de onderhandelingspositie van de publieke omroep;

– een plan om eventuele wettelijke en organisatorische belemmeringen weg te nemen voor de exploitatie van Video-On-Demand en abonnementsdiensten, sponsoring voor zover die past bij het publieke karakter van de publieke omroep, merchandise, de verkoop van content en formats en alle andere nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten uit het rapport van BCG;

– mogelijkheden om de verdiencapaciteit van de Ster te vergroten, waarbij gekeken kan worden naar onder meer opties uit het BCG-rapport met uitzondering van de opties «commercieel programmeren» en «programma-onderbrekende reclame op TV» zodanig dat de hoeveelheid reclame blijft passen bij het publieke karakter van de publieke omroep en het uitgangspunt blijft dat de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep leidend is en de Ster-inkomsten daaruit volgend;

verzoekt de regering tevens om ervoor zorg te dragen dat deze opties waar mogelijk al in 2014 worden geïmplementeerd en de Kamer in elk geval voor de behandeling van de mediabegrotingen voor 2016 en 2017 een evaluatie te doen toekomen van het resultaat van deze inspanningen.

Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet 2008 – Regionale Omroepen i.v.m. onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage

Motie-Van Dam/Huizing

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak NPO over verhoging eigen inkomsten publieke omroep van 24 september 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering af te zien van programmaonderbrekende reclame op de publieke omroep.

Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet 2008 – Regionale Omroepen i.v.m. onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage

Motie-Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over de Mediabegroting 2015 van 12 november 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de uitwerking van haar voornemens te overleggen met regionale gesprekspartners en rekening te houden met bovenstaande voorwaarden die van belang zijn voor het behoud van de bijzondere positie van de regionale omroep.

Debat [10-10-2013] 2e deel Wetswijziging Mediawet 2008 – Regionale Omroepen i.v.m. onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage

Motie-Heerma

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de mogelijkheid voor het afnemen van kleinere pakketten dan wel van individuele zenders, het zogeheten à-la-carte-menu, expliciet mee te nemen in de toekomstverkenning.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008

Motie-Segers/ Huizing

De motie is uitgevoerd met de brief Uitvoering motie «à-la-carte-menu» aan de Tweede Kamer van 22 juni 2015.

De Tweede Kamer overwegende dat de publieke omroep een extra taakstelling krijgt die verzacht kan worden door het genereren van extra eigen inkomsten;

overwegende dat de regering het aantrekken van externe financiering ziet als een coproductie waarmee het een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van zowel de publieke omroep als de regering;

overwegende dat de regering heeft toegezegd te streven naar minimaal 45 miljoen euro extra eigen inkomsten voor de publieke omroep

verzoekt de regering, de verantwoordelijkheid hiervoor niet eenzijdig neer te leggen bij de publieke omroep.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008»

Motie-Heerma c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak NPO over verhoging eigen inkomsten publieke omroep van 24 september 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met werkgevers bij de omroep, met als inzet een substantiële vermindering van het aantal tijdelijke contracten.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008 ivm de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen dmv omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen

Motie-Jasper van Dijk

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over de Mediabegroting 2015 van 12 november 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering alle salarissen bij de publieke omroep zo snel mogelijk onder de premiernorm te brengen.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008»

Motie-Jasper van Dijk

Op 1 januari 2017 zou het lagere maximum normbedrag moeten gelden voor alle werknemers in de (semi)publieke sector. Het is noodzakelijk dat eerst duidelijkheid wordt verkregen op juridische, economische en arbeidsmarktaspecten.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voorts om in het bijzonder de positie van Omrop Fryslân te waarborgen.

Debat [10-12-2012] Wetgevingsoverleg Media

Motie-Heerma

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomst van het publieke mediabestel van 13 oktober 2014.

DIRECTIE ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering te bevorderen dat de geesteswetenschappen in verband met het belang voor de grote maatschappelijke uitdagingen voldoende aan bod komen in de Nationale Wetenschapsagenda.

Debat [21-5-2015] Plenair debat Betere medezeggenschap en het behoud van unieke studies in de Geesteswetenschap-pen (debat Maagdenhuis)

Motie-Schouten/Mohandis

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitvoering van de motie bij de presentatie van de Wetenschapsagenda in november 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van de Wetenschapsvisie te kijken naar de mogelijkheden om deze acquisitiedruk te verminderen of efficiënter in te richten.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie-Van Meenen

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft dit onderwerp opgenomen in de NWO Strategie 2015–2018.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de verdere uitwerking van de structuur van de NWO als uitgangspunt te nemen dat wetenschappers het primaire mandaat houden bij de inhoudelijke afweging en beoordeling van onderzoeksvoorstellen.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie-Van Meenen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Rapportage nadere uitwerking contouren NWO organisatie van 14 april 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om door het Rathenau Instituut de kansen, risico's en strategische keuzes voor ons wetenschapsbestel voor alle vier de scenario's (Nationale vertrouwdheid, Regionale kracht, Europese variatie, Internationale selectie) in kaart te laten brengen;

verzoekt de Kamer tevens om de Wetenschapsvisie op haar kansen en risico's te laten toetsen in elk van de scenario's.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie-Duisenberg c.s.

Het Rathenau Instituut voert de motie uit. De Tweede Kamer ontvangt in september 2015 een definitief rapport van het Rathenau Instituut.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de promotievorm «industrial doctorates» gezamenlijk door overheid en bedrijfsleven te ontwikkelen en voor wat betreft de overheid tijdelijk dekking te reserveren in het onderbenutte ho/wo-deel van de subsidieregeling praktijkleren en voor de lange termijn de thematiek en facilitering van «industrial doctorates» mee te nemen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en de uitwerking van de Wetenschapsvisie van het kabinet om een structurele oplossing te realiseren.

Debat [2-4-2015] VAO Wetenschapsbeleid

Motie-Duisenberg c.s.

Dit punt is opgenomen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die op 7 juli 2015 naar de Tweede Kamer is gestuurd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een samenhangende toekomststrategie te ontwikkelen op basis van het WRR-rapport Naar een lerende economie;

verzoekt de regering tevens om uiterlijk op Prinsjesdag 2014 een voorstel te doen voor een Toekomstfonds, gericht op duurzame economische groei, mede gevoed door een deel van de gasbaten, dat zonder aantasting van de hoofdsom afkomstig uit gasbaten wordt ingezet voor de financiering van innovatieve mkb-ondernemingen en waarvan het rendement bestemd wordt voor (fundamenteel) onderzoek.

Debat [24-6-2014] Debat over het WRR-rapport Naar een lerende economie

Motie-Pechtold c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer over het Toekomstfonds van de Minister van Economische Zaken van 16 september 2014.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering de herindicatie Wlz versneld mogelijk te maken voor ouders die dat wenselijk vinden, zodat er extra ruimte komt voor ouders van kinderen die veel zorg thuis en op school nodig hebben;

verzoekt de regering tevens met het CIZ te gaan verkennen of het mogelijk is voor deze kinderen proactief dagbesteding toe te voegen aan hun profiel;

verzoekt de regering voorts ervoor te zorgen dat het maatwerkprofiel in de Wlz voor kinderen met een ernstige meervoudige beperking zo snel mogelijk gereed is.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Ypma

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de garantie te geven dat emb-kinderen tot hun 20ste levensjaar onderwijs kunnen blijven volgen, indien ouders dit wenselijk vinden voor de ontwikkeling van hun kind.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Ypma c.s.

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering één loket op te richten dat ouders van chronisch zieke kinderen en kinderen met ernstige meervoudige beperkingen, indien zij dat wensen, kan helpen de praktische bureaucratische zaken.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Van Meenen/ Bergkamp

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer overwegende dat de Staatssecretarissen van OCW en VWS nu samen gaan werken aan een oplossing;

verzoekt de regering in het vervolg in de voortgangsrapportages over passend onderwijs apart aandacht te besteden aan het onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Straus c.s.

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de Staatssecretaris de handreiking niet alleen te schrijven voor leerlingen met een Wlz-indicatie, maar ook voor leerlingen met een Zvw-indicatie of individuele voorziening uit de Jeugdwet.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Keijzer/Voortman

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat het CIZ deze negen dagdelen automatisch toevoegt aan de indicatie zonder tussenkomst van een herindicatieproces.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Voordewind/Dik-Faber

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering het maatwerkprofiel binnen de WLZ zo spoedig mogelijk gereed te hebben;

verzoekt de regering tevens in de tussenliggende periode pragmatische maatregelen te treffen, teneinde te voorkomen dat kinderen met een meervoudige beperking niet naar school kunnen gaan.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Debat [7-4-2015] Stemmingen over moties ingediend bij: – VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Voordewind/Dik-Faber

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te zorgen voor één loket voor ondersteuningsvragen en klachten van ouders en scholen en de Tweede Kamer hierover voor de zomer van 2015 te informeren.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Voordewind

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering, tot het moment waarop de individuele Wlz-indicatie verloopt, het budget voor zorg op school aan de huidige Wlz-indicatie van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen toe te voegen, zodat het overgangsrecht in de Wlz wordt gerespecteerd.

Debat [2-4-2015] VAO Bekostiging onderwijs en zorg aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

Motie-Siderius

De motie is uitgevoerd met de aanbieding aan de Tweede Kamer van de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs op 12 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om een vraagbaak pesten in samenwerking met ervaringsdeskundigen op te starten.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

Motie-Bergkamp

De motie wordt uitgevoerd in het 4de kwartaal van 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de effecten op de beheersing van de Nederlandse taal op scholen waar gedeeltelijk les in een vreemde taal gegeven wordt, nadrukkelijk te monitoren en de Kamer over de uitkomsten in 2018 te informeren.

Debat [24-3-2015] Wetsvoorstel Onderwijs in Engelse/Duitse/Franse taal

Motie-Rog

De Tweede Kamer zal over de effecten op de beheersing van de Nederlandse taal op scholen waar gedeeltelijk les in een vreemde taal wordt gegeven, in 2018 geïnformeerd worden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering in overleg te treden met onderwijsinstellingen in de grensregio die reeds actief zijn op het gebied van buurtaalonderwijs en samen met hen een plan van aanpak te ontwikkelen om buurtaalonderwijs in Nederland een impuls te geven, en de Tweede Kamer hierover nog voor de zomer van 2015 te informeren.

Debat [24-3-2015] Wetsvoorstel Onderwijs in Engelse/Duitse/Franse taal

Motie-Straus

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om nadrukkelijk te communiceren naar basisscholen dat zij altijd het recht hebben om gecombineerde schooladviezen te geven en dat het schooladvies bindend is voor de toelating tot het voortgezet onderwijs.

Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies

Debat [3-3-2015] Stemmingen over moties ingediend bij het debat over het omzeilen van het schooladvies

Motie-Ypma/Rog

Het verzoek om communicatie is uitgevoerd door onder andere brieven aan alle scholen en besturen in het Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs, verstuurd op 5 maart 2015. Het verzoek om snellere evaluatie krijgt vorm via een kleinschalig onderzoek van de inspectie. De Tweede Kamer wordt hierover in oktober 2015 geïnformeerd.

De Tweede Kamer verzoekt de regering voortgezet onderwijsscholen te sanctioneren die het toelaten van leerlingen niet baseren op het schooladvies van de leerkracht.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Ypma

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op verzoek van het lid Ypma over de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, naleving wet-en regelgeving van 11 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of het niet langer verstrekken van eindtoetsresultaten aan de inspectie en DUO, maar het slechts ter inzage te geven, ervoor zorgt dat deze resultaten niet meer onder de Wet openbaarheid van bestuur vallen.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Rog c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op verzoek van het lid Ypma over de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, naleving wet-en regelgeving van 11 februari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering bij de voorgenomen peiling de inspectie specifiek te laten rapporteren welk percentage van de lessen bewegingsonderwijs door bevoegde (vak)leerkrachten wordt gegeven en hoeveel scholen onder de norm van twee lesuren blijven, en de Tweede Kamer hierover te informeren.

Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs

Debat [7-10-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Bewegingsonderwijs

Motie-Rog/Bruins Slot

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak bewegingsonderwijs van 27 januari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de vraag en het aanbod van vakleraren bewegingsonderwijs beter te matchen en zo het aantal onbevoegde leraren bewegingsonderwijs voor de klas te verminderen en de Tweede Kamer over de voortgang voor 1 januari 2015 te informeren.

Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs

Debat [7-10-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Bewegingsonderwijs

Motie-Van Veen

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak bewegingsonderwijs van 27 januari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de Inspectie van het Onderwijs als onderdeel van het risicogericht toezicht erop toeziet dat er minimaal twee uur bewegingsonderwijs wordt gegeven op de basisscholen en dat deze informatie door de scholen voor ouders inzichtelijk wordt gemaakt;

verzoekt de regering de Tweede Kamer hier vóór 1 januari 2015 over te informeren.

Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs

Motie-Van Veen/Ypma

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Plan van aanpak bewegingsonderwijs van 27 januari 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering een brief te sturen over de ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs en daarin een voorstel te doen om deze ongelijkheid voor zover mogelijk weg te nemen en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor de zomer van 2015.

Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs

Motie-Straus c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Wegnemen ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs van 2 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering advies te vragen aan de Onderwijsraad over hoe de zorgplicht van scholen in het kader van passend onderwijs zich verhoudt tot de mogelijkheid van bijzondere scholen om een toelatingsbeleid te voeren;

verzoekt de regering tevens advies te vragen aan de Onderwijsraad over in hoeverre artikel 23 GW in overeenstemming is met artikel 2 van het protocol EVRM (recht op onderwijs).

Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs

Debat [7-10-2014] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Bewegingsonderwijs

Motie-Ypma/ Straus

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op advies Onderwijsraad «Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan» van 17 december 2014.

De Tweede Kamer constaterende dat vanwege het verbod in artikel 48 WPO het openbaar onderwijs niet formeel opgenomen kan worden in de statuten en geen samenwerkingsschool in stand kan houden;

verzoekt de regering ook te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor het versoepelen van artikel 48 WPO, met inachtneming van artikel 23 van de Grondwet, om op deze wijze een gelijkwaardige uitgangspositie te creëren voor het openbaar onderwijs.

Debat [3-7-2014] Stemmingen over: moties ingediend tijdens het notaoverleg over de Initiatiefnota-Ypma over samenwerkingsscholen

Motie-Jadnanansing

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer van Wegnemen ongelijkheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs van 2 juli 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering zich maximaal in te spannen zodat het geld door scholen wordt aangewend om minimaal 3.000 extra arbeidsplaatsen te behouden of te creëren en niet via de lumpsum wordt gespendeerd aan andere posten dan de personeelslasten;

verzoekt de regering tevens, hierover bij de jaarlijkse terugkerende Lerarenagenda te rapporteren over het gerealiseerde aantal vaste aanstellingen voor jonge docenten.

Debat [11-12-2013] Leraren, lerarenopleidingen en het Nationaal Onderwijsakkoord

Motie-Ypma c.s.

In de arbeidsmarktbrief die op 28 oktober 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is aandacht besteed aan de arbeidsmarktpositie van jonge leraren. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat dit onderwerp wederom aan de orde komt in de nieuwe arbeidsmarktbrief, die in oktober 2015 verschijnt. Daar zullen de resultaten van diverse onderzoeken bij betrokken worden.

De Tweede Kamer verzoekt de regering haar inspanning te vergroten om de doelstelling voor de functiemix in het vmbo te halen om zo beter betaalde arbeids-plaatsen voor vmbo-leraren in te stellen;

verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer voor de behandeling van de Onderwijsbegroting voor het jaar 2015 te informeren over de voortgang hiervan.

Debat [30-10-2013] Begrotingsbehandeling Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Motie-Klaver/ Mohandis

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Onderwijsarbeidsmarkt van 28 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering met maatregelen te komen die ertoe leiden dat talentvolle afgestudeerde leerkrachten basisonderwijs voor het onderwijs kunnen worden behouden;

en verzoekt de regering deze maatregelen toe te spitsen op regio's daar waar lerarentekorten optreden vanaf 2015.

Debat [4-7-2013] Krimp in het onderwijs

Motie-Voordewind/ Ypma

In de arbeidsmarktbrief die op 28 oktober 2014 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is aandacht besteed aan de arbeidsmarktpositie van jonge leraren. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat dit onderwerp wederom aan de orde komt in de nieuwe arbeidsmarktbrief, die in oktober 2015 verschijnt. Daar zullen de resultaten van diverse onderzoeken bij betrokken worden.

DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS

   

De Tweede Kamer verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de terugkoppeling van rendementscijfers in de onderbouw richting basisscholen verbeterd wordt;

verzoekt de regering om binnen 5 maanden een voorstel aan de Tweede Kamer te sturen met een nieuwe wijze voor het beoordelen van opbrengsten in het voortgezet onderwijs, met enerzijds positieve prikkels voor scholen in geval van dubbeladvies om hoge verwachtingen van kinderen zo veel mogelijk waar te maken en ze op het hoogste niveau te krijgen of te houden door het bieden van goed onderwijs, maar anderzijds scholen niet worden bestraft als zij kinderen het voordeel van de twijfel hebben gegeven;

verzoekt de regering scholen voor voortgezet onderwijs duidelijk te maken dat bij gecombineerde schooladviezen zij in hun procedure kinderen dienen te accepteren op het hoogst geadviseerde niveau.

Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies

Debat [3-3-2015] Stemmingen over moties ingediend bij het debat over het omzeilen van het schooladvies

Motie-Van Meenen c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief Nieuw model leerresultaten voortgezet onderwijs aan de Tweede Kamer van 25 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering duidelijk te communiceren naar ouders, basisscholen en het voortgezet onderwijs dat toelating van leerlingen tot het voortgezet onderwijs niet gebaseerd mag worden op toetsen uit eerdere jaren of toelatingstoetsen en dat behoudens de wettelijke uitzonderingen vo-scholen kinderen enkel en alleen moeten toelaten op basis van het schooladvies, tenzij de eindtoets hoger uitvalt dan het schooladvies;

verzoekt de regering tevens met een snellere evaluatie te komen, kort na de zomer van 2015, van deze nieuwe wetgeving, zodat ook snel duidelijk wordt of er dingen misgaan en, zo ja, wat dit dan is en er volgend schooljaar niet langer dezelfde onzekerheid bestaat;

verzoekt de regering voorts in deze evaluatie dan ook te laten meenemen hoe de plaatsingswijzers functioneren.

Debat [25-2-2015] Debat Omzeilen Schooladvies

Debat [25-2-2015] VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs

Motie-Ypma

In maart 2015 zijn alle scholen per brief geïnformeerd. Kort na de zomer van 2015 is een quick scan uitgevoerd waarin het in de motie gevraagde thema wordt meegenomen. Nadat de quick scan is afgerond, wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten ervan geïnformeerd.

De Tweede Kamer (constaterende dat loopbaanoriëntatie – LOB – een vast onderdeel wordt van de beroepsgerichte examenprogramma's in het vmbo) verzoekt de regering het project «VMBO On Stage» als programma op te nemen in het LOB-voorbeeldmateriaal, zodat meer scholen ermee in aanraking komen en dit project in meerdere regio's kan worden uitgerold.

Debat [25-2-2015] VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs

Motie-Straus c.s.

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Toekomstroom LOB, een stroompunt loopbaangericht onderwijs van 19 juni 2015.

De Tweede Kamer van mening dat het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs toegankelijk moeten zijn en dat er selectief en terughoudend moet worden omgegaan met het stellen van aanvullende diploma-eisen voor vervolgopleidingen;

verzoekt de regering niet akkoord te gaan met het stellen van extra toelatingseisen, uitgezonderd de pabo en lerarenopleiding, om zo het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs toegankelijk te houden.

Debat [10-2-2015] Stemmingen over moties ingediend bij het VAO Rekentoets voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

Motie-Klaver/Mohandis

De Tweede Kamer wordt voor het herfstreces van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de motie. Dit is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus rekenen 2015 van 25 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de definitie van leerplicht, rekening houdend met de situatie van leerbare thuiszitters, te versoepelen;

verzoekt de regering tevens te voorkomen dat scholen worden afgerekend op schoolverzuim in relatie tot leerbare thuiszitters die onderwijs deels (of geheel) thuis moeten volgen;

verzoekt de regering voorts mogelijk te maken dat het budget dat de school krijgt voor kinderen die niet fulltime op school onderwijs kunnen volgen, naar rato van aanwezigheid verdeeld kan worden over de school en de maatwerkoplossing voor onderwijs buiten de school.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Ypma

De Tweede Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om te zorgen dat het lerarenregister echt voor én door docenten is en het instemmingsrecht van werkgevers om te zetten in adviesrecht;

verzoekt de regering tevens om in gesprek te gaan met de vakbonden om erop aan te dringen dat het recht op persoonlijk budget voor bijscholing enkel toegankelijk wordt gemaakt voor docenten die ingeschreven staan in het lerarenregister.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Ypma/ Straus

De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind september 2015 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de motie.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om in 2015 5 miljoen euro in te zetten voor een innovatiefonds dat ambitieuze leerkrachten die het onderwijs willen vernieuwen in staat stelt om dit te doen;

verzoekt de regering voorts om hiervoor vanaf 2016 met structurele dekking te komen.

Debat [11-11-2014] Stemmingen over plenaire behandelingen en AO die gehouden zijn in week 45

Motie-Ypma/ Straus

De voorbereidingen voor het Lerarenfonds zijn in volle gang. Op 7 oktober 2015 wordt op het Lerarencongres een aftrap voor het fonds gegeven. Voorts wordt een regeling voorbereid waarmee voor verdere jaren structurele bekostiging voor het fonds wordt ingericht. De voorbereidingen voor de regeling worden naar verwachting najaar 2015 afgerond.

De Tweede Kamer constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat het lerarenregister in 2017 formeel wordt;

roept de regering op ervoor te zorgen dat het register gaat functioneren naar het voorbeeld van het register in de zorg en dat ook leraren die niet bij vakorganisaties zijn aangesloten, zich herkennen in het lerarenregister en zich eigenaar voelen van het register.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Motie-Straus/ Ypma

Bij de vormgeving van het wettelijke lerarenregister is het register in de zorg een belangrijk voorbeeld. Hierbij wordt wel een «vertaling» gemaakt om het lerarenregister goed te laten aansluiten bij het onderwijs. Een belangrijke voorwaarde is dat álle geregistreerde leraren gelijkwaardig invloed op het register kunnen uitoefenen, of ze nu lid zijn van een vakorganisatie of niet. De Staatssecretaris is in nauw overleg met de Onderwijscoöperatie over de manier waarop het register en de zeggenschap vorm krijgen. De Tweede Kamer ontvangt het wetsvoorstel in de tweede helft van 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning (arrangement) van een instelling cluster 1 of 2 op het beleid van deze instelling in te stellen en dit binnen de Wet medezeggenschap school te borgen.

Debat [3-7-2014] VAO Passend onderwijs

Motie-Ypma c.s.

De motie is uitgevoerd met de zevende voortgangsrapportage Passend Onderwijs passend onderwijs van 12 juni 2015, waarin een voorstel wordt gedaan tot uitwerking van de motie. Op basis daarvan spreekt de Staatssecretaris verder met de Tweede Kamer over de uitvoering.

De Tweede Kamer verzoekt de regering de PO-raad en VO-raad dringend aan te sporen om voor 1 oktober aanstaande samen met scholen te komen tot een aanpak voor de verbetering van de veilige omgeving op scholen en een effectievere bestrijding van pesten.

Debat [3-7-2014] VSO Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later

Motie-Bergkamp/Van der Burg

De motie is uitgevoerd met brief aan de Tweede Kamer Plan van Aanpak tegen pesten en uitvoering van de motie Bergkamp/Van der Burg van 3 oktober 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de Onderwijsinspectie een uitdrukkelijke rol te geven bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens en dit aspect voortaan ook aan bod te laten komen in het Onderwijsverslag.

Debat [3-7-2014] VAO Ontwikkelingen in het onderwijstoezicht

Motie-Jadnanansing

De uitvoering van de motie wordt in 2015 in gang gezet. Er wordt overleg gevoerd met de Inspectie van het Onderwijs over haar rol bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens. Eind 2016 zal over de uitvoering van de motie worden gerapporteerd aan de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om aan de externe experts die zich zullen buigen over de uitwerking van aanbeveling 4 (leg de referentiecesuur voorlopig niet vast) van de commissie Bosker:

– een open opdracht te geven, waarbij in ieder geval rekening gehouden dient te worden met de verschillen tussen de prestaties in de onderwijsniveaus, met daarbij specifieke aandacht voor de onderkant van het vmbo en mbo en

– om ook inzichtelijk te maken hoe op een verantwoorde manier toegegroeid kan worden naar de beoogde eindsituatie.

Debat [3-7-2014] VAO Rekentoets en Referentieniveau's Taal en Rekenen

Motie-Jadnanansing/Straus

De motie is uitgevoerd met brief aan de Tweede Kamer Stand van zaken invoering referentieniveaus taal en rekenen in vo en mbo van 17 december 2014.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om voor 1 januari 2015 de Kamer te hebben geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur en om de Kamer voor 1 juni 2015 te informeren over de implementatie van de adviezen van de commissie Bosker met betrekking tot de vorm en inhoud van de toets.

Debat [3-7-2014] VAO Rekentoets en Referentieniveau's Taal en Rekenen

Motie-Jadnanansing/Straus

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur met de brief Stand van zaken invoering referentieniveaus taal en rekenen in vo en mbo van 17 december 2014. Deel twee van de motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus rekenen van 25 juni 2015.

De Tweede Kamer verzoekt de regering om de kennisbasis science voor aanvang van het schooljaar 2014–2015 beschikbaar te stellen en te bevorderen dat deze door scholen gebruikt wordt als richtinggevend kader voor science-onderwijs in de onderbouw;

de Tweede Kamer verzoekt de regering tevens om in december 2014 de Kamer te informeren over de ondersteuningsvragen die de SLO gekregen heeft bij de voortgang van de implementatie van de leerlijn science in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

Debat [4-2-2014] Wijziging van de WVO en WBES in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur en het schrappen van het verplichte vak ANW

Motie-Jadnanansing/Straus

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Informatie over ondersteuningsvragen SLO aangaande kennisbasis natuurwetenschappen en technologie van 15 december 2014.

De Tweede Kamer overwegende, dat in samenhang met het wetsvoorstel Passend Onderwijs het uitgangspunt van het speciaal onderwijs moet zijn wat de leerling kan in plaats van wat hij of zij niet kan;

verzoekt de regering de Inspectie voor het Onderwijs te laten toezien op het percentage leerlingen per uitstroomprofiel per school, het percentage leerlingen van de school dat na uitstroom een Wajong-uitkering ontvangt en deze gegevens op te nemen in het Onderwijsjaarverslag.

Debat [8-3-2012] Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs

Motie-Elias

De motie is uitgevoerd met de brief aan de Tweede Kamer Reactie op schriftelijke vragen alsmede beleidsreactie op Onderwijsverslag Inspectie van 4 juni 2015.

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Moties Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

De Eerste Kamer overwegende dat het in wetsvoorstel 33 519 voorgestelde artikel 6.8, vijfde lid het mogelijk maakt dat collegegeld voor door NVAO aangewezen excellente opleidingen maximaal vijf maal het wettelijk collegegeld mag bedragen;

overwegende dat een hoog collegegeld voor veel studenten een barrière kan vormen om vorenbedoelde excellente opleidingen te volgen;

roept de Minister op om voor de toestemming van een hoger collegegeld als vorenbedoeld niet alleen te toetsen aan de in het voorgestelde artikel 6.8, tweede lid gestelde voorwaarden maar ook aan de voorwaarde dat het instellingsbestuur aannemelijk dient te maken dat de verhoging van het collegegeld noodzakelijk is ter bestrijding van de kosten die zijn of worden gemaakt voor het verkrijgen of behouden van het specifieke eindoordeel excellent.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Motie-Essers c.s.

De Minister heeft in het debat deze motie zo geïnterpreteerd dat ze een marginale toets op de extra kosten heeft toegezegd. Dit wordt opgenomen in het eveneens toegezegde beleidskader dat aan het einde van 2015 naar de Eerste Kamer wordt gezonden.

B. Door de Staten-Generaal gedane toezeggingen

Toezeggingen Tweede Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van Zaken

DIRECTIE BESTUURSONDERSTEUNING EN ADVIES

   

Om de aandacht in het mbo voor burgerschapsonderwijs te vergroten, wordt de wet wat betreft kritische denkvaardigheden en het kunnen voeren van een dialoog over complexe thema’s als radicalisering, racisme, discriminatie, democratische waarden, vrijheid van meningsuiting en religie aangescherpt.

Debat [3-6-2015] De rol van het onderwijs in de aanpak van radicalisering

Het Examen- en kwalificatiebesluit wordt hiertoe aangepast met ingang van 1 augustus 2016.

In de veiligheidsmonitor, die periodiek uitkomt, wordt ook het cyberpesten (inclusief meldknop.nl) meegenomen.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

De volgende veiligheidsmonitor wordt in 2016 uitgevoerd en zal in het najaar van 2016 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

Vanaf 2015 ontvangt de Tweede Kamer steeds aan het begin van het jaar de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting.

Debat [30-10-2014] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek OCW 2015

Aan de toezegging is voor de eerste keer uitvoering gegeven met de brief aan de Tweede Kamer Invulling motie Harbers beleidsdoorlichtingen 2015 van 3 maart 2015.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van het overleg over het betrekken van de opleidingscommissies bij de medezeggenschapsmonitor.

Debat [23-4-2014] Versterking governance in de praktijk

De Tweede Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging tijdens de nog te plannen behandeling van het Wetsvoorstel versterking bestuurskracht. Dit overleg wordt naar verwachting in het najaar van 2015 door de Tweede Kamer geagendeerd.

DIRECTIE EMANCIPATIE

   

De Staatssecretaris zegt toe het stimuleren van de aandacht voor seksualiteit in de voortgangsrapportage mee te nemen.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

In de volgende monitor Sociale Veiligheid in het najaar van 2016 wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd over dit thema.

In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over de voorlichting seksuele diversiteit op scholen.

Debat [13-3-2014] Emancipatie

In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs over de voorlichting seksuele diversiteit op scholen.

In december 2015 komen de resultaten van het thematisch onderzoek lhbt-ouderenbeleid.

Debat [13-3-2014] Emancipatie

Met de brief van 20 juni 2014 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid is de Tweede Kamer geïnformeerd over de coördinatie van het ouderenbeleid. In december 2015 komen de resultaten van het thematisch onderzoek naar lhbt-ouderenbeleid. Daarna wordt de Tweede Kamer over de resultaten geïnformeerd.

Met betrekking tot de voortgang van de evaluatie Vrouwen aan de top worden de resultaten van een panel in dit kader gepresenteerd. De evaluatie wordt in 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Debat [13-6-2013] Emancipatie

De tweede bedrijvenmonitor wordt in oktober 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Voor de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief over het bloeddonorschap van homoseksuelen.

Debat [15-3-2012] AO Emancipatiebeleid

De Minister van VWS heeft op 6 maart 2015 het onderzoekrapport MSM & Bloeddonatie van Sanquin bloedvoorziening en Universiteit Maastricht aan de Tweede Kamer aangeboden. Een brief met standpunt van de Minister van VWS wordt in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Tweede Kamer ontvangt voor het eind van het jaar, na ontvangst van de aanbevelingen van het Europees hof, voorstellen inzake bloeddonatie door homoseksuele mannen.

Debat [9-6-2011] Tweede termijn AO Emancipatiebeleid

De Minister van VWS heeft op 6 maart 2015 het onderzoekrapport MSM & Bloeddonatie van Sanquin bloedvoorziening en Universiteit Maastricht aan de Tweede Kamer aangeboden. Een brief met standpunt van de Minister van VWS wordt in het najaar van 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

DIRECTIE ERFGOED EN KUNSTEN

   

Ratificatie van het waterverdrag. Daarvoor worden voorbereidingen getroffen. De betekenis van het verdrag voor Nederland en de Caribische delen wordt onderzocht. Als de ratificatie is afgerond, kan besloten worden tot toetreding. De Minister verwacht na deze zomer in overleg met Buitenlandse Zaken de conclusies daarover aan de Tweede Kamer te kunnen voorleggen.

Debat [2-6-2015] Plenaire behandeling erfgoedwet (bundeling en aanpassing op het terrein van cultureel erfgoed, Erfgoedwet)

De Tweede Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

In de zomer ontvangt de Tweede Kamer de kabinetsreactie inzake de relatie in de wet tussen auteurs en archieven en over de status van onderzoek. De erfgoedinstellingen en de Federatie Auteursrechthebbenden hebben twee jaar geleden al aan de Staatssecretaris van V en J en de Minister van OCW aangegeven dat voor grote projecten het ondernemen van een zorgvuldige zoektocht naar alle rechthebbenden veelal onhaalbaar is en dat er dus echt een probleem is. Er is een onderzoeksrapport over geschreven. Dat is onlangs aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en aan de Minister van EZ aangeboden. Er is ook een seminar over gehouden, samen met het departement van OCW, om de uitkomsten van het onderzoek te bespreken met genoemde partijen. De uitkomsten van het onderzoek en het seminar worden meegenomen in de kabinetsreactie. Die krijgt de Tweede Kamer ergens in de zomer.

Debat [2-6-2015] Plenaire behandeling erfgoedwet (bundeling en aanpassing op het terrein van cultureel erfgoed, Erfgoedwet)

In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer de kabinetsreactie inzake de relatie in de wet tussen auteurs en archieven en over de status van het onderzoek.

In 2015 ontvangt de Tweede Kamer een gecombineerde analyse van de Raad voor Cultuur en de SER van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in de cultuursector.

Debat [15-1-2015] Cultuur in Beeld + BIS

Eind december 2015 ontvangt de Tweede Kamer een gecombineerde analyse van de Raad van Cultuur en de SER inzake de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in de cultuursector.

Een onderzoek naar inkomens- en arbeidsmarktpositie naar aanleiding van de cultuurbezuinigingen in 2014 wordt opgenomen in de volgende editie van Cultuur in Beeld.

Debat [15-1-2015] Cultuur in Beeld + BIS

Begin november 2015 ontvangt de Tweede Kamer de publicatie van Cultuur in Beeld 2015, opdat deze betrokken kan worden bij het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting van eind november.

De Tweede Kamer ontvangt Cultuur in beeld mogelijk in de loop van november 2015, opdat deze betrokken kan worden bij het WGO over de Cultuurbegroting, eind november.

Debat [15-1-2015] Cultuur in Beeld + BIS

Begin november 2015 ontvangt de Tweede Kamer de publicatie van Cultuur in Beeld 2015, opdat deze betrokken kan worden bij het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting van eind november.

Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer het vervolg op het CBS-onderzoek naar de arbeidspositie van kunstenaars.

Debat [3-11-2014] Wetgevingsoverleg OCW-begroting, onderdeel Cultuur

In het najaar van 2015, vóór het wetgevingsoverleg over de Cultuurbegroting eind november, ontvangt de Tweede Kamer het vervolg op het CBS-onderzoek naar de arbeidspositie van kunstenaars.

De Minister zal de Tweede Kamer informeren over de resultaten van haar overleg met de Museumvereniging over aandacht voor «de beste regionale/lokale verankering» bij de toekenning van de museumprijs.

Debat [3-11-2014] Wetgevingsoverleg OCW-begroting, onderdeel Cultuur

De Tweede Kamer is met de brief Goede voorbeelden regionale en lokale samenwerking musea en scholen van 2 april 2015 verzocht om uitstel voor de invulling van de toezegging tot eind 2015.

De Inspectie van het Onderwijs is gevraagd om in 2015 een rapportage cultuureducatie te maken.

Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013

De planning is een jaar opgeschoven. In de brief aan de Tweede Kamer Voortgangsrapportage cultuuronderwijs van 20 juni 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over deze aangepaste planning.

De Inspectie van het Onderwijs zal in 2016 rapporteren over het cultuuronderwijs in het primair onderwijs. Basis voor deze rapportage is een in het najaar van 2015 uit te voeren periodieke peiling onderwijs niveau (PPON) van het leergebied Kunstzinnige Oriëntatie. Deze peiling geeft meer inzicht in hoe het is gesteld met de kennis en vaardigheden van leerlingen. De Tweede Kamer zal voor 1 mei 2016 verder worden geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Staatssecretaris zegt toe in het kader van de reguliere monitoring de Tweede Kamer te informeren of het doel van een «landelijke kaart betreffende archeologisch erfgoed» daadwerkelijk wordt bereikt.

Debat [23-5-2012] Erfgoed en Monumenten

De toezegging komt aan bod in de Erfgoedbalans. Deze verschijnt eind 2016.

DIRECTIE FINANCIEEL ECONOMISCHE ZAKEN

   

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over alle stappen die binnen de onderwijssector worden genomen in relatie tot de WNT (Wet normering topinkomens). Dit betreft onder meer de ministeriële regeling gericht op de afstemming van salarissen van leraren en bestuurders (deze regeling bevat ook de Sectorale beloningsmaxima, de indexering en bonussen).

Debat [20-2-2014] AO CAO VO-Bestuurders

OCW is het overleg met de onderwijssectoren over de verlaagde WNT-norm in september vorig jaar gestart. In voorjaar 2015 heeft OCW de onderwijssectoren gevraagd om een voorstel te doen t.a.v. salarisklassen onder het WNT-maximum van € 178.000; het is zeker niet de bedoeling dat alle onderwijsbestuurders dit maximum kunnen bereiken. De reacties van de sectoren zijn recentelijk ontvangen. Bestuurdersbeloningen moeten zich verhouden tot de arbeidsvoorwaarden van het eigen personeel. In dat kader heeft OCW ook gesproken met de werknemersorganisaties. OCW zal toewerken naar een systeem van beloningsdifferentiatie dat redelijk, transparant en controleerbaar is. Dit systeem zal worden verankerd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren 2016. Het ontwikkelen hiervan is complex, op dit moment nog in volle gang en vereist een grote mate van zorgvuldigheid. De Minister van BZK stuurt in zomer 2015 een brief aan de Tweede Kamer met daarin ook de stand van zaken van de staffels van Wonen, Onderwijs en Zorg.

Na de zomer van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief inzake de complexe taken binnen het werkgeverschap.

Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag

In het najaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief inzake de complexe taken binnen het werkgeverschap.

Voor het AO lerarenagenda ontvangt de Tweede Kamer een voortgangsrapportage over de uitvoering van afspraken in de sectorakkoorden.

In de voortgangsrapportage Lerarenopleiding zal de Minister de lessen die zij trekt uit haar «tour» langs de lerarenopleidingen opnemen.

Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag

In oktober 2015 ontvangt de Tweede Kamer de voortgangsrapportage over de uitvoering van afspraken in de sectorakkoorden.

Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer de drie beleidsdoorlichtingen:

– Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders;

– Doelmatigheid en focus op onderwijs;

– Prestaties leerlingen en studenten omhoog;

in 1 document aangeboden.

Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag

Eind 2015 ontvangt de Tweede Kamer de drie beleidsdoorlichtingen tezamen in één document.

DIRECTIE HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

In het hoger onderwijs is burgerschapsvorming vastgelegd als de wettelijk taak tot brede vorming en bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Er is een wetswijziging in voorbereiding waarmee ook niet-bekostigde universiteiten en hogescholen deze wettelijke taak krijgen. Nu geldt deze taak alleen nog voor bekostigde instellingen.

Debat [3-6-2015] De rol van het onderwijs in de aanpak van radicalisering

Met het wetsvoorstel Bescherming namen en graden hoger onderwijs wordt de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef weer als opdracht opgenomen voor niet-bekostigde instellingen. Het streven is dit wetsvoorstel aan het eind van 2015 naar de Tweede Kamer te sturen.

In de volgende voortgangsrapportage wordt aandacht besteed aan de effecten van opleiding in de school en ervaringen van voorlopersgroepen.

Debat [13-11-2014] AO Lerarenbeleid

In de voortgangsrapportage Lerarenagenda wordt de Tweede Kamer hierover op 5 oktober 2015 geïnformeerd.

De Minister zal in de eerstkomende brief ter zake de Tweede Kamer informeren over de nascholing van docenten. Tevens wordt in de brief meegenomen hoe informatie over pesten en pestmethodes in de lerarenopleiding is opgenomen.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

In de voortgangsrapportage Lerarenagenda wordt de Kamer hierover eind oktober 2015 geïnformeerd.

De Minister is bereid te onderzoeken wat de kosten zijn van het gebruik van het studievoorschot door studenten van boven de dertig jaar oud.

Debat [12-2-2015] VAO Leven Lang Leren

Als antwoord op de motie-Van Meenen c.s. over dezelfde kwestie ontvangt de Tweede Kamer voor de behandeling van de OCW- begroting 2016 de resultaten van onderzoek naar de behoefte en mogelijkheden.

Na de zomer van 2015 ontvangt de Tweede Kamer de toekomstvisie van de VSNU, decanen en het Regieorgaan Geesteswetenschappen inzake de bachelor en masters in relatie tot de ontwikkeling van «bredere opleidingen'

Debat [11-2-2015] Wetenschapsbeleid

Deze visie wordt opgesteld en de Tweede Kamer zal daarover in oktober 2015 worden geïnformeerd.

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van gesprekken tussen de Minister en betrokkenen over welke opleidingen in ieder geval aangeboden moeten worden en de procesafspraken over het al dan niet stopzetten van unieke opleidingen.

Debat [11-2-2015] Wetenschapsbeleid

Deze vraag is gesteld in de motie-Rog, bij het debat over geesteswetenschappen op 21 mei 2015. De motie is aangehouden omdat dit onderwerp zal terugkomen in een brief over talenopleidingen die de Minister in oktober 2015 aan de Tweede Kamer zal sturen.

De Minister van OCW zegt toe dat in de loop van het voorjaar 2015 de regeling rond de «experimenten vraagfinanciering LLL» gereed is, waarna de uitwerking in de «experimenteer-amvb» aan de Tweede Kamer zal worden voorgehangen.

Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren

De Tweede Kamer wordt in oktober 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Minister van OCW komt rond de OCW-begroting 2016 met een voortgangsrapportage inzake de experimenten Leven Lang Leren met vraagfinanciering en zal daarin ook ingaan op de verkenning van andere sectoren dan zorg en techniek.

Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren

Voor de behandeling van de OCW-begroting 2016, in het najaar van 2015 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

Inzake strengere eisen en de kennisbasis betreffende lerarenopleidingen: de instroomcijfers 2015 kunnen goed weergegeven worden in januari 2016. De Minister zegt de Tweede Kamer daarom toe dat zij in januari 2016 een rapportage krijgt en dat de Minister daarbij ook de ervaringen met de studiekeuzecheck bij de lerarenopleidingen betrekt.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

De Tweede Kamer ontvangt in januari 2016 een brief over de uitvoering van de toezegging samen met de toegezegde rapportage.

Eind 2015 zal de eindrapportage van de Taskforce reisvoorziening studenten naar de Tweede Kamer gezonden worden.

Debat [5-11-2014] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs voortzetting

Hierover wordt de Tweede Kamer in het voorjaar van 2016 geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe dat zij de Tweede Kamer zal informeren over de resultaten van haar overleg met de koepels hoger onderwijs en de aanjager van regionale initiatieven over de effecten van de capaciteitsnumerus-fixus en het stimuleren dat alle techniekstudenten worden toegelaten. De Tweede Kamer wordt vóór 1 april 2015 geïnformeerd over de aanvragen voor de numerus fixi.

Debat [1-10-2014] AO Voortgangsrapportage Nationaal Techniekpact 2020

Het bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden. De Tweede Kamer wordt hierover in het najaar 2015 geïnformeerd.

De Minister zegt toe dat de Tweede Kamer eind 2014 een wetsvoorstel kan verwachten inzake de wettelijke bescherming van de titel «universiteit».

Debat [22-1-2014] Islam en imam opleidingen

Het Wetsvoorstel bescherming naam universiteit zal in het najaar 2015 naar de Tweede Kamer worden verstuurd. Over de planning is de Tweede Kamer geïnformeerd met de brief van 26 januari 2015.

De Minister zegt toe dat een experiment met de honours tracks wordt aangehouden. Zij zal het niet sturen naar de Raad van State zolang er met de Tweede Kamer gesproken wordt over het sociaal leenstelsel. De Minister geeft aan dus eigenlijk hetzelfde te zullen doen als met de algemene collegegelddifferentiatie.

Debat [11-12-2013] 1e termijn wetsvoorstel Sociaal leenstelsel

In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die 7 juli 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is aangekondigd dat wordt afgezien van het experiment.

Het wetsartikel dat betrekking heeft op de aanwijzingsbevoegdheid wordt binnen drie jaar geëvalueerd.

Debat [30-9-2013] Wetgevingsoverleg kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (HO)

Na inwerkingtreding op 1 januari 2014 wordt na drie jaar het wetsartikel geëvalueerd (2017).

De Tweede Kamer zal naar verwachting medio 2014 worden geïnformeerd over zowel de herordening van het opleidingenaanbod als het traject om het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen via strenge selectie te reduceren (blz. 60).

Brief [17-9-2013] OCW-begroting 2014 (33 750 VIII, nr. 2)

In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die op 7 juli 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is de herordening van het opleidingenaanbod behandeld in het kader van het macrodoelmatigheidsbeleid.

De reducties in het aantal bachelorplaatsen in de kunstopleidingen valt onder de sectorafspraken met het kunstvakonderwijs. Er zijn vanaf 2012 twee voortgangsrapportages verschenen en het beeld is dat de instellingen goed op koers liggen. De afspraken lopen in 2016 af en aansluitend daaraan zal de eindrapportage begin 2017 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Een AMvB over flexibilisering van deeltijdstudies is in ontwikkeling en zal rond de zomer van 2013 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Brief [6-12-2012] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2013 OCW

De Tweede Kamer ontvangt de AMvB eind oktober 2015.

DIRECTIE KENNIS

   

Dit voorjaar komt de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies «Een onderwijsstelsel met veerkracht», alsmede op de rapporten van WRR en SCP (Gescheiden werelden). De Minister zal ingaan op het ontwikkelen van lesmateriaal en verslag doen van een gesprek met mbo-scholen over burgerschap, tevens zal zij ingaan op de Wet integratie uit 2005.

Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs

De Tweede Kamer ontvangt in het vierde kwartaal van 2015 een kabinetsreactie op het Onderwijsraadadvies.

De Staatssecretaris zegt toe de planning van de pseudonimisering van leerlinggegevens naar de Tweede Kamer te sturen en daarbij voor elke fase aan te geven waarom deze de betreffende lengte in tijd heeft.

Debat [15-1-2015] Toekomstgericht funderend onderwijs

Met de brief aan de Tweede Kamer Privacy en informatiebeveiliging in het primair en voortgezet onderwijs van 3 juli 2015 is aan de toezegging voldaan. De Tweede Kamer wordt in oktober 2015 nader geïnformeerd over de invoering en de planning van de pseudonimisering.

13-1-2015 Na de jaarwisseling 2014/2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief van de bewindslieden inzake de overweging om de OESO te vragen om in internationaal perspectief eens wat dieper naar het onderwijsstelsel te kijken. Wellicht kan onderwijstijd als aandachtspunt worden meegegeven aan de onderzoekers van de OESO.

Debat [10-12-2014] Plenair debat Onderwijstijd (34 010)

Na de jaarwisseling 2015/2016 ontvangt de Tweede Kamer een brief. In juli 2015 zijn de reviewers in Nederland geweest voor een voorbereidend gesprek. Eind september 2015 zal de daadwerkelijke review plaatsvinden. De reviewers zullen dan ook spreken met de Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer.

In het voorjaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een goede representatieve set outcome indicatoren (betreffende het primair en voortgezet onderwijs).

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen over de voortgang van de moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die relateert aan de motie, naar aanleiding van een toezegging hierover in het wetgevingsoverleg verantwoordingsonderzoek OCW 2014.

In het voorjaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief met een voorstel voor de uitwerking van de motie Straus/Ypma over «outcome-criteria».

Debat [30-10-2014] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek OCW 2015

Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen met de voortgang van de uitvoering van de moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die relateert aan deze motie, n.a.v. een toezegging hierover in het wetgevingsoverleg verantwoordingsonderzoek OCW 2014.

Het eindrapport van het onderzoek naar de effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt eind 2014. De Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd.

Debat [28-5-2013] Pesten

Het eindrapport van het onderzoek naar de effectiviteit van de KIVA-methodes verschijnt het vierde kwartaal van 2015. Daarna wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.

In het kader van actieprogramma «onderwijs bewijs» zijn meerdere onderzoeken uitgezet naar effectieve en efficiënte onderwijsverbindingen tussen onderwijsveld en wetenschappelijk onderzoek (p.36).

Debat [21-9-2011] Algemene Politieke Beschouwingen APB

Na afloop van het actieprogramma Onderwijs Bewijs, in de loop van 2016, zal de Tweede Kamer via een verslag geïnformeerd worden.

DIRECTIE MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

Betreffende de informatievoorziening voor ouders over passend onderwijs in het mbo wordt de Tweeede Kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage òf in een brief van de Minister.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015.

Op 15 oktober a.s. verschijnt het eindrapport van de commissie Meurs inzake huisvestingbekostiging en bestuurders, mede als gevolg van «lessons learned» n.a.v. de casus ROC Leiden. Dit wordt zo snel mogelijk daarna naar de Tweede Kamer gestuurd.

Debat [11-6-2015] AO ROC Leiden

Na oplevering van het rapport van de Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden zal de Tweede Kamer zo snel mogelijk geïnformeerd worden. Het streven van de commissie is nog steeds om het rapport uiterlijk 15 oktober 2015 uit te brengen.

De Tweede Kamer ontvangt in het najaar van 2015 een brief over de vorming van gemeenschappen van mbo-colleges, gericht op samenwerking en ter voorkoming van onderlinge concurrentie. Toegezegd is daarbij ook een advies van de commissie fusietoets bij te betrekken i.v.m. keuzevrijheid voor studenten en «too big to fail» principe.

Debat [11-6-2015] AO ROC Leiden

In het najaar van 2015 wordt de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de uitvoering.

De brief over de motie-Lucas/Jadnanansing inzake voorstellen betreffende de flexibilisering van het beroepsonderwijs, zal de Tweede Kamer nog voor het zomerreces ontvangen.

Debat [10-6-2015] Wetsvoorstel Educatie & Beroepsonderwijs in verband met regelen keuzedelen waar op beroepsopleidingen mede worden gebaseerd (34 160)

De Minister treft op dit moment voorbereidingen voor de uitvoering van de toezegging. De beleidsreactie komt in het najaar van 2015 naar de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer ontvangt een wetsvoorstel dat toelatingsrecht in het mbo regelt met een verwachte inwerkingtreding per 1 januari 2017.

Debat [10-6-2015] wetgevingsoverleg jaarverslag / onderwijsverslag

Het streven is dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel in het voorjaar van 2016 ontvangt.

In de zomer van 2015 komt een plan van aanpak rond LOB. Hierin wordt ook aandacht besteed aan coaches en rolmodellen.

Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs

De evaluatie wordt in het najaar of uiterlijk eind van 2015 afgerond, zodat de evaluatie van het huidige lob-programma en de verkenningen meegenomen kunnen worden in het nieuwe lob-plan. In de brief aan de Tweede Kamer over voortijdig schoolverlaten van 3 maart 2015 is de aangepaste planning van de evaluatie aangekondigd.

Het wetsvoorstel inzake recht op toelating zal in 2016 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs

Het wetsvoorstel «1 april-aanmelding en toelatingsrecht in het mbo» wordt voor het zomerreces 2016 bij de Tweede Kamer ingediend.

De Tweede Kamer ontvangt na de zomer van 2015 de resultaten van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar effectieve leerroutes, inclusief een beleidsreactie.

Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs

De Tweede Kamer ontvangt na de zomer van 2015 de resultaten van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar effectieve leerroutes, inclusief een beleidsreactie.

De Minister van OCW zegt toe dat zij met de MBO Raad over het Steunpunt Studerende Moeders zal spreken en de Tweede Kamer daarover rapporteren.

Debat [21-1-2015] AO Leven Lang Leren

Er is inmiddels met de MBO raad gesproken. De Tweede Kamer wordt vroeg in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg.

De Minister zegt toe met de SBB en in Benelux-verband in overleg te treden over de erkenning van buitenlandse leerbedrijven en zal hier bij de strategische agenda op terugkomen of het meenemen in de brief over internationalisering die voor de zomer van 2015 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

Debat [17-12-2014] AO Internationalisering

De Tweede Kamer wordt over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd in de beleidsreactie op de motie-Lucas/Jadnanansing over de flexibilisering van het mbo-stelsel. De beleidsreactie komt in het najaar van 2015 naar de Tweede Kamer. Veel landen kennen geen criteria waaraan leerbedrijven moeten voldoen om erkend te worden. OCW en de Inspectie van het onderwijs hebben aangegeven dat de Nederlandse criteria in gelijke mate van toepassing moeten zijn en blijven op zowel binnenlandse als buitenlandse leerbedrijven. SBB heeft daarom de gevraagde internationale afstemming vooral gezocht in afspraken over samenwerking met soortgelijke organisaties in het buitenland en het online registreren van buitenlandse leerbedrijven, die vanaf 1 augustus 2015 ingaan.

Over het opnemen van de bpv-monitor in de studiebijsluiter wordt de Tweede Kamer bij de evaluatie van de studiebijsluiter over twee jaar geïnformeerd.

Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo

Eerst wordt de bpv-monitor beproefd in de praktijk. Bij de evaluatie van de studiebijsluiter over twee jaar wordt bepaald of deze indicator erbij wordt opgenomen.

In 2015 ontvangt de Tweede Kamer de uitwerking van mogelijkheden voor cross-over experimenten (zoals tussen bijvoorbeeld techniek en zorg).

Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo

Vanaf eind 2016 wil de Minister op experimentele basis meer ruimte bieden voor cross-overs, waarbij innovatieve opleidingen kunnen ontstaan buiten de gebaande paden door combinaties van onderdelen uit meerdere kwalificaties. In haar brief van september 2015 komt zij hier nader op terug naar aanleiding van haar reactie op onder andere de motie-Lucas/Jadnanansing over voorstellen voor de flexibilisering van het beroepsonderwijs. In de brief over de flexibilisering gaat de Minister nader in op het experiment cross-overs en hiermee komt zij tegemoet aan de toezegging.

De Minister zegt toe mogelijke verstoringen in het publiek en private aanbod van middelbare beroepsopleidingen te gaan monitoren en de Tweede Kamer bij de evaluatie te informeren.

Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo

De evaluatie zal na twee jaar plaatsvinden. Daarbij zal ook gekeken worden naar mogelijke verstoringen in het publiek en private aanbod van middelbare beroepsopleidingen.

De Tweede Kamer ontvangt voor de zomer 2015 de uitwerking van de motie-Lucas/Jadnanansing inzake een accreditatie-systeem in de context van het mbo.

Debat [15-12-2014] Wetgevingsoverleg Wetsvoorstel Macrodoelmatigheid mbo

De Minister treft op dit moment voorbereidingen voor de uitvoering van de motie.

Naar analogie van een aanpak in het Verenigd Koninkrijk wil de Minister een experiment inrichten waarbij een school met steun van minimaal vijf werkgevers een nieuw kwalificatiedossier kan opstellen. Zij komt hier uitgebreider op terug naar aanleiding van haar reactie op de motie van de leden Lucas en Jadnanansing.

Debat [6-11-2014] Begrotingsbehandeling OCW (onderwijsdeel)

Vanaf eind 2016 wil de Minister op experimentele basis meer ruimte bieden voor cross-overs, waarbij innovatieve opleidingen kunnen ontstaan buiten de gebaande paden door combinaties van onderdelen uit meerdere kwalificaties. In haar brief van september 2015 komt zij hier nader op terug naar aanleiding van haar reactie op onder andere de motie-Lucas/Jadnanansing over voorstellen voor de flexibilisering van het beroepsonderwijs. In de brief over flexibilisering gaat de Minister nader in op het experiment cross-overs en hiermee komt zij tegemoet aan de toezegging.

De Tweede Kamer wordt actief op de hoogte gehouden van de implementatie van het wetsvoorstel. In zijn algemeenheid wordt de Tweede Kamer, als het relevant is, geïnformeerd over datgene wat bij roc's en gemeenten op dit terrein gebeurt en wat de consequenties van de implementatie van dit wetsvoorstel zullen zijn.

Debat [12-6-2014] Wetsvoorstel Educatie Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra (33 911)

De wet inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van verplichte besteding is aangenomen door de Tweede Kamer en door de Eerste Kamer. De wetswijziging is in werking getreden per 1 januari 2015. De Tweede Kamer wordt, als het relevant is, geïnformeerd over datgene wat bij roc's en gemeenten op dit terrein gebeurt en wat de consequenties van de implementatie van dit wetsvoorstel zullen zijn.

De Minister zegt toe dat een reactie op het cijfermatig overzicht over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in het onderwijs (van Stamos, juli 2013), onderdeel mbo, wordt meegenomen in een van de volgende brieven over het mbo.

Debat [12-3-2014] Algemeen overleg mbo kwalificatiedossiers gecombineerd met Macrodoelmatigheid in het MBO

De reactie komt terug in de brief aan de Tweede Kamer over de onderwijsarbeidsmarkt, die naar verwachting in het najaar van 2015 wordt gestuurd.

Inzake motie van het lid Jadnanansing (Kamerstuk 31 524, nr. 198): mocht de motie worden aangenomen, dan wil de Minister haar betrekken bij de brief die de Tweede Kamer in juni 2014 zal krijgen naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over overgangen in het onderwijs. Dat is eigenlijk het moment om meer structureel met elkaar te spreken over de overgang van vmbo naar mbo. Vaste VM2-trajecten zullen daar ook een plek in krijgen. Wij zullen dan ook nagaan hoe wij tegemoet kunnen komen aan de strekking van deze motie, namelijk zo min mogelijk belemmeringen in onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader bij doorlopende leerlijnen.

Debat [10-4-2014] VAO Macrodoelmatigheid en Kwalificatiedossiers

De uitwerking van de motie en de toezegging zal worden betrokken bij de uitwerking van de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo die zijn aangekondigd in de brief Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo. Bij de uitwerking van de experimenten zal onder meer worden gekeken in hoeverre onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader belemmeringen opwerpen bij het opzetten van doorlopende leerlingen vmbo-mbo. Het wetstraject (wijzigen huidige AMvB) is inmiddels in gang gezet en zal naar verwachting worden afgerond halverwege 2015 zodat de experimenten die van start gaan in schooljaar 2016–2017 hier gebruik van kunnen maken. Het conceptwetsvoorstel wijziging experimenten doorlopende leerlijnen is op vrijdag 29 mei 2015 aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer aangeboden voor voorhang.

De Tweede Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de mogelijkheden voor één loket, met betrekking tot onderwijstoezicht, voor vmbo-mbo samenwerking.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

De toezegging wordt betrokken bij de motie van het lid Jadnanansing (Kamerstuk 31 524, nr. 198) en de daarop terugslaande toezegging dat de motie zal worden betrokken bij de brief over het Onderwijsraadadvies over overgangen in het onderwijs. Bij de uitwerking van de experimenten zal onder meer worden gekeken in hoeverre onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader belemmeringen opwerpen bij het opzetten van doorlopende leerlingen vmbo-mbo. Het conceptwetsvoorstel wijziging experimenten doorlopende leerlijnen is op vrijdag 29 mei 2015 aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer aangeboden voor voorhang.

In 2015 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de vervolgresultaten van de vsv-aanpak en de meest succesvolle instrumenten.

Debat [3-4-2014] Vroegtijdig schoolverlaten en kwalificatieplicht

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het CPB is gestart in 2013 en wordt in 2017 afgerond.

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau start in 2013 en wordt in 2015 afgerond.

Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013

Het experimenteel onderzoek naar de effectiviteit van vsv-maatregelen door het Centraal Planbureau is gestart in 2013. Het onderzoek wordt in 2017 afgerond; de eerdere planning om het eerder af te ronden blijkt niet haalbaar.

De volgende evaluatie van de Regeling stagebox beroepsonderwijs over de periode 2010–2012 vindt in 2013 plaats.

Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013

De regeling stagebox is eerder reeds geëvalueerd (de evaluatie van de innovatiebox- en stageboxregeling is op 4 oktober 2010 naar de Tweede Kamer gezonden. Mede op basis van deze evaluatie is besloten dat verschillende regelingen samengevoegd zouden worden. Dit wordt nu uitgewerkt in de kwaliteitsafspraken. Een van de doelen van de kwaliteitsafspraken is het verbeteren van de begeleiding van stagiaires door de mbo-instelling.

Daarnaast zijn er twee nieuwe regelingen die moeten stimuleren dat het bedrijfsleven betrokken is bij het middelbaar beroepsonderwijs zodat er onder andere voldoende stages beschikbaar zijn. De subsidieregeling praktijkleren heeft tot doel het stimuleren van werkgevers tot het bieden van praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen. De regeling wordt jaarlijks gemonitord: ieder studiejaar wordt de besteding van het budget geanalyseerd, op basis van de subsidieaanvragen, de toekenningen en ontwikkeling van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Voor 1 januari 2019 zal een evaluatie van de regeling plaatsvinden. Met de subsidieregeling «Regionaal investeringsfonds mbo» stelt het Ministerie van OCW tussen 2014 tot en met 2017, 100 miljoen euro subsidie beschikbaar voor duurzame publiek-private samenwerking (pps) in het beroepsonderwijs. Hiermee wordt de betrokkenheid van het bedrijfsleven vergroot en dit moet ook een effect hebben op het aantal beschikbare stageplekken voor studenten. Inmiddels zijn er in 2014 en 2015 in totaal 47 aanvragen toegekend. Uiterlijk in 2016 wordt de regeling geëvalueerd.

Het brede evaluatieonderzoek betreffende vsv (door een extern onderzoeksbureau) is in het voorjaar van 2012 gestart en wordt naar verwachting eind 2014 afgerond.

Brief [14-11-2012] Antwoord op Lijst van vragen commissie inzake 33 400-VIII Vaststelling van de begroting van het Ministerie van OCW 2013

Het evaluatieonderzoek is in juli 2015 opgeleverd. De resultaten worden gebruikt in de vormgeving van de vervolgaanpak voortijdig schoolverlaten (vsv) voor na afloop van de vsv-convenanten plus het verlengingsjaar. De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 per brief over de resultaten van het evaluatieonderzoek geïnformeerd.

Als de Minister in juli 2012 het inspectie onderzoek van het Arcus College te Heerlen ontvangt, zal zij de Tweede Kamer hierover informeren.

Debat [31-5-2012] Debat over onderwijshuisvesting

Er hebben zich tot op heden geen nieuwe problemen voorgedaan.

Als de Staatssecretaris constateert dat er meer problemen zijn dan de vier genoemde problemen bij de financiële tekorten van mbo-instellingen, zal zij de Tweede Kamer daarover informeren.

Debat [4-3-2009] Verzamel algemeen overleg over het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

Op het moment dat de Minister meer problemen constateert, wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.

DIRECTIE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

Voor de zomer van 2015 ontvangt de Tweede Kamer wetgeving die per 1 januari 2016 in zou moeten gaan over bijvoorbeeld het aanpassen van de taakopdracht en de opdracht om te komen tot meer publieksverantwoording. Dat is een taak voor de NPO. Het gaat om directe toegang tot externe makers en ook dat vraagt een wijziging van de Mediawet. Het gaat om het schrappen van de zendtijdgaranties en de plaatsingsgaranties, de introductie van de functie van genrecoördinatoren en het omdraaien van het erkenningsproces.

Debat [24-11-2014] Mediabegroting

De Tweede Kamer wordt in september 2015 per brief geïnformeerd over de toezegging.

Een aantal wetswijzigingen gaat in vanaf 2017. Dat zijn wijzigingen die met name betrekking hebben op de regionale omroep. De voorstellen daartoe zullen later naar de Tweede Kamer komen.

Debat [24-11-2014] Mediabegroting

Tegelijk met het huidige wetsvoorstel Publieke Omroep (wet 2016 over o.a. landelijke publieke omroep) zal er een beleidsreactie worden verstuurd inclusief het plan van de regionale omroepen. De Tweede Kamer ontvangt het wetsvoorstel en de beleidsreactie in het najaar van 2015. Het wetsvoorstel inzake de regionale omroep zelf zal naar verwachting eind 2015 verstuurd worden.

Bij de kabinetsreactie op het initiatief-wetsvoorstel van D66 over Open overheid zal worden meegenomen: de relatie met de Archiefregeling, het informatieregister en de rol voor het Nationaal Register, de reikwijdte van de wet, de kosten van het informatieregister en de bevoegdheden van de informatiecommissaris.

Debat [29-1-2014] Archiefbeheer

De toezegging hangt samen met de behandeling van de initiatiefwet Open Overheid van BZK. De datum van behandeling is nog niet bekend.

De Staatssecretaris zegt toe de wet twee jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren, mede om de diversiteit in het media-aanbod te waarborgen.

Debat [25-6-2013] Mediawet (33 426) «Wijziging Mediawet 2008»

De Tweede Kamer wordt voor het verstrijken van de einddatum (1 januari 2017) geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

DIRECTIE PRIMAIR ONDERWIJS

   

In de volgende voortgangsrapportage wordt ingegaan op de ontvlechting van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015.

In de volgende voortgangsrapportage komt de Staatssecretaris terug op het verzoek van de leden Ypma en Siderius inzake leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015.

De Staatssecretaris zal schriftelijk reageren op het rapport van de SP «het speciaal onderwijs aan het woord».

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

De Tweede Kamer zal in oktober 2015 worden geïnformeerd over de reactie op dit rapport.

De eerder toegezegde brief met een inventarisatie van onderwijs buiten de school komt nà het zomerreces. Daarin wordt ook ingegaan op argumentatie en voor- en nadelen van de scheiding tussen reguliere en particuliere niet-bekostigde instellingen. Ook wordt aandacht besteed aan maatwerkoplossingen om via regulier onderwijs bij wijze van uitzondering particulier onderwijs in te kopen.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

De gevraagde onderwerpen zullen worden meegenomen in de brief over onderwijs buiten de school die naar verwachting in september 2015 aan de Tweede Kamer zal worden toegestuurd.

In het kader van de motie medezeggenschap van het lid Ypma ontvangt de Tweede Kamer na de zomer een brief met voor- en nadelen van de varianten:

– iedere school een zetel in de medezeggenschap, aangevuld met informele panels;

– ondersteuningsgelden van leerlingen cluster 1 en 2 overhevelen naar samenwerkingsverbanden;

– een laagdrempelige medezeggenschap i.v.m. de landelijke spreiding.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

De gevraagde informatie over de aangegeven varianten zal aan de Tweede Kamer worden gestuurd in oktober 2015.

Zoals eerder toegezegd, ontvangt de Tweede Kamer een brief over de transparantie en openheid van scholen in relatie tot schoolkeuzeprocessen.

Debat (10-6-2015) Wetgevingsoverleg jaarverslag/onderwijsverslag

In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het primair en voortgezet onderwijs.

Begin 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over de transparantie en openheid van scholen in relatie tot schoolkeuzeprocessen.

Debat [30-10-2014] Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek OCW 2015

In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het primair en voortgezet onderwijs.

Eind 2015 vindt er een peiling plaats waarover de Tweede Kamer in 2016 wordt geïnformeerd.

Debat [30-9-2014] VAO Bewegingsonderwijs

Eind 2016 vindt er een peiling plaats waarover de Tweede Kamer in 2017 wordt geïnformeerd.

Voor de zomer van 2015 zal de Kamer het wetsvoorstel inzake «van kleur verschieten» ontvangen.

Debat [29-9-2014] Notaoverleg artikel 23 Grondwet

Het wetsvoorstel is vertraagd en wordt naar verwachting wel nog in 2015 bij de Tweede Kamer ingediend.

In de volgende monitor van bewegingsonderwijs (ppon) wordt ook aandacht besteed aan de kostenfactor van sportfaciliteiten.

Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs

Er zal in de volgende monitor van bewegingsonderwijs (Peil.), die in het najaar van 2015 uitkomt, aandacht besteed worden aan de kostenfactor van sportfaciliteiten.

De Staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de stand van zaken betreffende de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord. Daarbij vormen ontwikkelingen rond het bewegingsonderwijs een expliciet onderdeel.

Debat [24-9-2014] Bewegingsonderwijs

De Tweede Kamer ontvangt een voortgangsrapportage «stand van zaken bewegingsonderwijs» in het najaar van 2015.

In 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie over cultuureducatie.

Debat [2-7-2014] Cultuureducatie

In de eerste helft van 2016 ontvangt de Tweede Kamer het onderzoek van de Inspectie over cultuureducatie.

Het Wetsvoorstel inzake samenwerkingsscholen ontvangt de Tweede Kamer rond de zomer van 2015.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art.23 Grondwet

De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel inzake samenwerkingsscholen naar verwachting in november 2015.

Het Wetsvoorstel inzake krimp ontvangt de Tweede Kamer in het tweede kwartaal van 2015.

Debat [30-6-2014] Notaoverleg Initiatiefnota Ypma + Krimp Samenwerkingsscholen en notaoverleg Art.23 Grondwet

De Tweede Kamer ontvangt het Wetsvoorstel inzake krimp eind 2015 of begin 2016.

In het voorjaar van 2014 ontvangt de Tweede Kamer de uitkomsten van gesprekken van de Staatssecretaris met de Algemene Rekenkamer over de mogelijkheden van open data ten behoeve van het inzichtelijk maken van de bekostiging van het primair onderwijs. Deze open data zouden in de plaats kunnen komen van de eerder toegezegde financiële monitor. Ook de mogelijkheid van open personele data wordt hierbij meegenomen.

Debat [4-9-2013] Financiën Primair Onderwijs (Rekenkamer)

In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het po en vo. Hierin wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De evaluatie van deze wet zal plaatsvinden in het kader van het Onderwijsverslag 2015.

Debat [14-3-2012] Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32 812)

De bevindingen van de evaluatie worden meegenomen in het Onderwijsverslag van 2015, dat zal worden gepubliceerd in april 2016.

De Minister zegt toe dat bij de evaluatie van de wet op de samenwerkingsscholen over vijf jaar, indien dat tijdstip anders is hoort de Tweede Kamer dat nog, het functioneren van de opheffingsnorm wordt meegenomen.

Debat [15-6-2011] Onderzoek naar de relatie tussen financiële prikkels, fusies en schaalgrootte in het onderwijs

Op 30 juni 2014 is in de Tweede Kamer uitgebreid gesproken over de werking van artikel 17d samenwerkingsschool in het primair onderwijs. De afgesproken verruimingen van de mogelijkheden om een samenwerkingsschool te vormen, worden ter hand genomen.

DIRECTIE VOORTGEZET ONDERWIJS

   

In een latere voortgangsrapportage zal de Staatssecretaris reageren op NRO-onderzoek over verevening in lwoo/pro.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 9e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in juni 2016.

De Staatssecretaris zal rapporteren over zijn bevindingen van het bezoek aan de onderwijsinstelling in Haren.

Debat [30-6-2015] Voortgangsrapportage Passend Onderwijs

Dit onderwerp zal worden opgenomen in de 8e Voortgangsrapportage over passend onderwijs in december 2015.

De Staatssecretaris zegt toe een verkenning uit te voeren naar de tijd die beschikbaar is voor leraren voor verbeteractiviteiten.

Debat [13-11-2014] AO Lerarenbeleid

De Tweede Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd.

Voor de zomer van 2015 stuurt de Staatssecretaris een brief met voorstellen die de transparantie in het onderwijs moeten bevorderen. In deze brief wordt ook het mogelijke ongewenste effect meegenomen dat scholen gegevens inzake de veiligheid op school niet openbaar maken (het is namelijk vrijwillig om dit d.m.v. Vensters te rapporteren). Ook wordt in deze brief de gedachte meegenomen of die informatie ook via een moderne app beschikbaar kan worden gesteld. Ook de verantwoording aan ouders en leerlingen over veiligheid op school zal onderdeel uitmaken van de brief.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

In september 2015 ontvangt de Tweede Kamer een brief over transparantie in het primair en voortgezet onderwijs.

Inzake het ingetrokken amendement van de leden Bergkamp c.s. zegt de Staatssecretaris toe dat bij veiligheidsbeleid niet alleen hoort wat je doet, maar ook hoe je in kaart brengt of het effectief is en dus wel degelijk hoe de school dat monitort. De Staatssecretaris zegt toe dit punt ook in de communicatie naar de scholen expliciet te maken.

Debat [19-3-2015] Wetsvoorstel Sociale Veiligheid op School

De Tweede Kamer wordt over de uitvoering van de toezegging geïnformeerd in de brief over transparantie, die de Tweede Kamer in september 2015 ontvangt.

De Minister stuurt de Tweede Kamer een «procesbrief» om te informeren over de termijn waarop de AMvB vavo kan worden gewijzigd.

Debat [22-1-2015] VMBO / MBO en overgangen in het onderwijs

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging in de brief over flexibilisering.

In het najaar van 2015 ontvangt de Tweede Kamer het advies van het Platform Onderwijs 2032 plus de kabinetsreactie daarop.

Debat [15-1-2015] Toekomstgericht funderend onderwijs

In november 2015 adviseert het platform Onderwijs2032 over een toekomstgericht curriculum. De Staatssecretaris zal naar verwachting vóór het kerstreces 2015 een beleidsreactie naar de Tweede Kamer sturen.

De Staatssecretaris zegt toe de pilotexamens vmbo mee te nemen in het wetsvoorstel over de examenbank.

Debat [9-10-2014] Examens in het onderwijs VO/MBO

De Tweede Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

De Staatssecretaris bekijkt flexibilisering en differentiatie in de verkenning voor het voortgezet onderwijs. Het is de bedoeling om voor de zomer van 2015 fundamenteler op dit soort aspecten terug te komen. Gedifferentieerde doorstroom neemt de Staatssecretaris hierin mee, alsmede de manier waarop andere landen de kwalificatie voor het vervolgonderwijs hebben georganiseerd.

Debat [9-10-2014] Examens in het onderwijs VO/MBO

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging in de brief over transparantie, die de Tweede Kamer in september 2015 ontvangt.

De Tweede Kamer ontvangt een themaonderzoek over hoogbegaafdheid in passend onderwijs naast de aandacht hiervoor in de reguliere voortgangsrapportages passend onderwijs.

Debat [3-7-2014] Passend Onderwijs

De Tweede Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd.

Het wetsvoorstel dat regelt dat ouders instemmingsrecht krijgen op het zorgdeel van het ontwikkelingsperspectief komt in de eerste helft van 2014 naar de Tweede Kamer.

Debat [18-12-2013] Passend onderwijs

De Tweede Kamer wordt in september of oktober 2015 per brief geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging.

Inzake wetsvoorstel versterking positie onderwijspersoneel (32 396): intentie is om het eerder ingediende wetsvoorstel in gewijzigde vorm voor de zomer van 2014 aan de Tweede Kamer te zenden (vooral als doel de wettelijke verankering van de professionele statuten).

Brief [30-10-2013] Schriftelijke beantwoording vragen over begroting 2014 OCW

De professionele ruimte van leraren en de vertaling daarvan in professionele statuten op schoolniveau zullen onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel Lerarenregister dat naar verwachting eind 2015 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN

   

De Staatssecretaris stelt alle inhoudelijke informatie die in vervolg-AMvB's wordt verwerkt, aan de Tweede Kamer ter beschikking.

Debat [9-12-2009] Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen

Conform de toezegging is op 11 december 2014 een vervolg-AMvB toegestuurd aan de Tweede Kamer.

De Minister zal de Tweede Kamer informeren zodra meer bekend is over het mogelijke strafbare feit inzake Amarantis, dat in handen is gesteld van het Openbaar Ministerie.

Debat [20-3-2013] Amarantis

Als daar aanleiding toe is, wordt de Tweede Kamer geïnformeerd door de Minister van Veiligheid en Justitie.

B. Door de Staten-Generaal gedane toezeggingen

Toezeggingen Eerste Kamer

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

ERFGOED EN KUNSTEN

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma (PvdA), toe om met alle betrokken partijen normen te ontwikkelen waaraan cultuurhistorisch onderzoek moet voldoen en dat hij deze normen een zodanige plaats in het bestel zal geven dat deze het meest effectief zijn. Zodra deze normen gereed zijn, zal de Staatssecretaris beide Kamers informeren. Tevens zegt de Staatssecretaris toe dat hij zal monitoren op welke wijze gemeenten omgaan met de cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Eerste Kamer zal drie jaar na het verschijnen van de nulmeting «Verantwoord moderniseren», worden geïnformeerd over het effect van het beleid en of er verbeteringen nodig zijn.

Brief [27-5-2011] Reactie op de motie van het lid Meindertsma c.s. over normen en cultuurhistorisch onderzoek

Aan één deel van de toezegging is voldaan. Het rapport over normen cultuurhistorisch onderzoek is op 31 januari 2013 aangeboden aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer. Het tweede deel van de toezegging (vervolg op nulmeting Verantwoord moderniseren) staat nog open. Deze rapportage komt terug in de Erfgoedbalans die uitkomt in 2016.

HOGER ONDERWIJS EN STUDIEFINANCIERING

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe een ex ante raming van de macro-economische effecten van het wetsvoorstel en de effecten van de maatregelen op arbeid mee te nemen bij de wetsevaluatie.

Debat [20-1-2015] Plenair debat Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035)

De effecten worden onderzocht bij de evaluatie van de wet Studievoorschot. Dit is een doorlopende toezegging.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe bij de uitvoering van de motie-Mohandis c.s. uit de Tweede Kamer te bezien of de aard en de omvang van het profileringsfonds van de instellingen voldoende zijn en de studenten daarbij te betrekken. Resultaten van de monitoring worden ook naar de Eerste Kamer gestuurd.

Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035)

De Tweede en Eerste Kamer worden hierover in oktober 2015 geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA) en Ganzevoort (GroenLinks), toe dat zij in overleg met haar collega's van VWS nog eens zal kijken of er aanleiding is om extra aandacht te besteden aan de specifieke situatie van de coschappen van geneeskundestudenten. Zij zal de Eerste Kamer daarover informeren.

Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035)

De Eerste Kamer wordt hierover voor eind 2015 geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe te borgen dat de extra investeringen inhoudelijk gestuurd worden en dat de studenten daarin een belangrijke stem hebben. De relevante concept-AMvB wordt, na overleg met VSNU, de Vereniging Hogescholen en de studentenorganisaties, naar beide Kamers gestuurd.

Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035)

De Strategische Agenda Hoger Onderwijs, die op 7 juli 2015 naar de Tweede en Eerste Kamer is gezonden, bevat een investeringsagenda, gericht op de extra investeringen. De relevante concept-AMvB wordt in beide Kamers voorgehangen. Deze concept-AMvB verschijnt na de evaluatie van de prestatieafspraken die uiterlijk in 2017 plaatsvindt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat bij de evaluatie in 2016 en bij de doorwerking van de prestatieafspraken de docent op de werkvloer wordt betrokken en dat zij tussendoor hierover met de VSNU en de Vereniging Hogescholen zal spreken.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De hogescholen en universiteiten zijn onder meer in het kader van de midterm review nadrukkelijk uitgenodigd docenten en studenten te betrekken bij het gesprek over de voortgang van de prestatieafspraken en de koers van de eigen instelling. Ook bij de evaluatie in 2016 zal de doorwerking naar en betrokkenheid van docenten en studenten bij de prestatieafspraken een thema zijn.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Engels (D66), toe over twee studiejaren te bezien of de voorlichting en communicatie over de gelijkschakeling van titulatuur voor hbo en wo helder genoeg zijn. Tevens zegt zij toe over dit onderwerp te praten met andere partijen, waaronder werkgevers, teneinde verwarring te voorkomen.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

De invoeringsdatum van de ministeriële Regeling titulatuur hoger onderwijs is 1 januari 2014. De evaluatie van de invoering van de nieuwe titulatuur vindt na twee studiejaren (te weten 2014/2015 en 2015/2016) plaats. De Eerste Kamer zal in de tweede helft van 2016 worden geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe over twee jaar te zullen rapporteren over opleidingen aan hogescholen en universiteiten die aanvullende eisen gaan stellen.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

In de voortgangsrapportage Lerarenagenda wordt aan de Eerste Kamer op 5 oktober 2015 gerapporteerd over opleidingen die aanvullende eisen gaan stellen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Essers (CDA), Engels (D66), Ganzevoort (GroenLinks), Gerkens (SP), Koole (PvdA) en Kuiper (ChristenUnie), met betrekking tot collegegelddifferentiatie voor excellente opleidingen toe:

1. een beleidskader voor excellente opleidingen te ontwikkelen en aan de Kamer toe te zenden;

2. in dat beleidskader een marginale toets op te nemen op de onderbouwing van de extra kosten;

3. als richtsnoer twee maal het wettelijk collegegeld te hanteren en dit met de sector te blijven bespreken en

4. geen toestemming te geven voor collegegelddifferentiatie voordat er parlementaire duidelijkheid is over het sociaal leenstelsel.

Debat [9-7-2013] overleg Wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid

Het beleidskader wordt in aan het einde van 2015 aan de Eerste Kamer aangeboden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de evaluatie van de loopbaanbegeleiding in het mbo naar de Eerste Kamer te sturen.

Debat [20-1-2015] Plenair debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs (34 035)

De evaluatie wordt in het najaar of uiterlijk eind van 2015 afgerond, zodat de evaluatie van het huidige lob-programma en de verkenningen meegenomen kunnen worden in het nieuwe lob-plan. In de brief aan de Tweede Kamer over voortijdig schoolverlaten van 3 maart 2015 is de aangepaste planning van de evaluatie aangekondigd.

MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Backer (D66) en Linthorst (PvdA), toe de aantallen inschrijvingen bij de entreeopleidingen te monitoren en te bezien of herijking van het budget noodzakelijk is.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen

In augustus 2014 is gestart met de entreeopleidingen en met het monitoren van de aantallen. De eerste gegevens over de inschrijvingen zijn in het voorjaar van 2015 bekend geworden. In augustus 2015 zijn deze gegevens definitief geworden. Op dit moment wordt op basis van deze gegevens bekeken of herijking van het budget noodzakelijk is.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ganzevoort (GroenLinks), Linthorst (PvdA) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe de veranderingen rond het extraneusexamen, met name de hoogte van de examengelden, mee te nemen in de evaluatie. Tevens zal zij met de mbo-sector en de MBO Raad praten om de zorgen van de Eerste Kamer over te brengen. Zo nodig komt zij eerder dan bij de evaluatie op de kwestie terug. De Minister neemt ook de vraag over het verlenen van vrijstellingen mee in de bespreking met de MBO Raad.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen

De genoemde onderwerpen worden meegenomen in de evaluatie van de wet. Deze evaluatie is gestart. Daarnaast worden deze onderwerpen besproken met de MBO Raad. De Eerste Kamer wordt geïnformeerd over de evaluatie zodra er meer gezegd kan worden over de resultaten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe de evaluatie van de wet, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan de urennorm en de verkorting van de opleidingsduur, ook naar de Eerste Kamer te sturen.

Debat [18-6-2013] Wetsvoorstel Doelmatige Leerwegen

De evaluatie wordt binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de Wet Doelmatige leerwegen aan de Eerste en Tweede Kamer gezonden. Augustus 2017 is uiterlijke termijn.

MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

   

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe in de loop van het proces samen met de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), die een handreiking maakt over de invulling van de vijf functies, zal beoordelen of sprake is van een dekkend netwerk van bibliotheekvoorzieningen.

Debat [18-11-2014] Stemmingen Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

De VNG heeft in april 2015 de handreiking over de openbare bibliotheek in het digitale tijdperk gepubliceerd. In 2016 zal een monitor verschijnen over de stand van zaken in 2015, het eerste jaar na invoering van de bibliotheekwet. In de monitor wordt aandacht gegeven aan de spreiding van bibliotheekvoorzieningen en de mate waarin het netwerk dekkend is.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe bij de koppeling van lidmaatschappen van de fysieke en de digitale bibliotheek en bij de inrichting van een gezamenlijke bibliotheekpas met de branche te bespreken hoe de privacy van leners gewaarborgd blijft met name ten aanzien van leengegevens die raken aan gevoelige persoonsgegevens.

Debat [18-11-2014] Stemmingen Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Dit onderwerp is besproken met de Koninklijke Bibliotheek als beheerder van de digitale bibliotheek en met de bibliotheekbranche. De inrichting van de gebruikersadministratie zal voldoen aan de geldende eisen ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sylvester (PvdA), toe na twee jaar een midterm review te houden waarin een duiding van bibliotheekmonitor word gegeven.

Debat [18-11-2014] Stemmingen Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

In 2017 ontvangt het parlement een midterm review over het functioneren van de Bibliotheekwet.

PRIMAIR ONDERWIJS

   

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bruijn (VVD), toe dat hij het tweede deel van het plan van aanpak voor Engels ook aan de Eerste Kamer zal doen toekomen.

Debat [3-12-2013] Plenair debat 33 157 centrale eindtoets en leerling- en onder-wijsvolgsysteem primair onderwijs

De toezegging loopt mee in het traject van het toekomstgericht funderend onderwijs (curriculum).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Backer (D66), toe de centrale eindtoets op zorgvuldige wijze in te voeren in het speciaal basisonderwijs, ná invoering van het passend onderwijs en pas als een adaptieve toets beschikbaar is.

Debat [3-12-2013] Plenair debat 33 157 centrale eindtoets en leerling- en onder-wijsvolgsysteem primair onderwijs

Op dit moment is invoering van de eindtoets in het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs nog niet aan de orde. Aan de Eerste Kamer is gemeld dat op zijn vroegst 2018 een «Centrale adaptieve eindtoets» beschikbaar is. Vooralsnog worden deze sectoren in de gelegenheid gesteld om op geheel vrijwillige basis bij (een deel van) hun leerlingen een eindtoets af te nemen.

VOORTGEZET ONDERWIJS

   

De Staatssecretaris zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ganzevoort (GroenLinks), Vlietstra (PvdA) en Bruijn (VVD), toe de inspectie de komende twee schooljaren te laten monitoren hoe door scholen invulling wordt gegeven aan de wettelijke burgerschapstaak. Daarbij wordt mede gekeken naar door de Eerste Kamer genoemde elementen als eventuele onderscheidende effecten, ontwikkelingen met betrekking tot de maatschappelijke stage, financiële ruimte en het behalen van de leerdoelen.

Debat [10-6-2014] Plenair Debat Afschaffing Maatschappelijke Stage

De Eerste Kamer wordt in augustus 2016 per brief geïnformeerd.

BIJLAGE 4. SUBSIDIES

Tabel Subsidies artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Regeling Onderwijsvoorzieningen jongeren met een handicap (UWV)

23.000

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

23.862

4.653

geen

2019

jaarlijks1

Regeling Onderwijs in het buitenland (Stichting NOB)

13.400

13.400

13.400

10.100

10.100

10.100

10.100

1

geen

2019

jaarlijks1

WOOS: Herstart en Op de Rails

7.098

0

0

0

0

0

0

0

http://kennisbank.portaal- hs-odr.nl/terugblik/herstart

geen2

2014

WOOS: Basis voor Presteren («School aan Zet» en «Bèta en Techniek»)

15.975

 

7.080

0

0

0

0

0

http://www.ru.nl/its/lopend- onderzoek/onderwijsbestuur/school-zet/

2016

2016

WOOS: Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs

9.464

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

1

geen

2019

2016

WPO: Academische ziekenhuizen en SBD’s voor onderwijs aan zieke leerlingen3

6.840

6.840

6.840

6.840

6.840

6.840

6.840

27

geen

2019

jaarlijks1

WOOS: Arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po

0

2.020

         

1

geen

geen4

2015

WOOS: aanpassen lesmaterialen ten behoeve van visueel gehandicapte en dyslectische leerlingen (Dedicon)

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

4.270

1

geen

2019

2016

WOOS: Bèta en Techniek

4.600

3.600

0

3.500

0

0

0

0

http://www.rijksoverheid.nl/ bestanden/documenten-en-publicaties/ rapporten/2013/12/01/ review-activiteitenplan-meer- betere-beta-s/review-activiteitenplan-meer- betere-beta-s.pdf

2017

2016

WOOS: FODOK

100

100

100

100

100

100

100

1

http://www.rijksbegroting.nl/system/ files/18/ocw-beleidsdoorlichting-scholen- maken-resultaten-inzichtelijk.pdf

2017

2015

WOOS: Goed Worden, Goed Blijven (PO-Raad)

525

916

0

0

0

0

0

1

geen5

2017

2015

SLOA/WOOS: Nederlands Gebarencentrum

487

487

487

487

487

487

487

1

geen

2019

2016

WOOS: Ondersteuning combinatiefuncties en brede scholen (VBS)

443

30

0

0

0

0

0

0

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/12/18/beleidsdoorlichting-ambitieus-leerklimaat.html

geen6

2014

WOOS: Ouderorganisatie

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1

http://www.rijksbegroting.nl/system/files/18/ocw-beleidsdoorlichting-scholen-maken-resultaten-inzichtelijk.pdf

2019

2016

WOOS: PO-Raad diversen7

862

1.826

0

0

0

0

0

3

geen

geen6

2015

WOOS: Stichting Gedragswerk

301

640

640

640

640

640

640

1

geen

2015

2015

WOOS: Vensters po (PO-Raad)

1.900

630

0

0

0

0

0

0

http://www.rijksbegroting.nl/ system/files/18/ocw-beleidsdoorlichting- scholen-maken-resultaten-inzichtelijk.pdf

geen6

2015

WOOS: Onderwijsconsulenten (Stichting Ondersteuning Scholen en ouders)

1.987

2.000

2.000

2.000

1.900

1.900

1.900

1

geen

2018

2018

WOOS: Q voor besturen

 

5.576

5.600

5.600

5.600

     

geen5

2017

2016

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom

   

22.000

22.000

20.000

20.000

20.000

 

2015

2016

2017

Kaderregeling Subsidiëring onderzoek en wetenschap: Pre COOL-onderzoek (NWO)

400

400

400

400

400

400

400

0

http://www.nro.nl/de-voorschoolse- periode-onderzocht-pre-cool/

2019

2020

Overige beschikkingen op basis van WOOS/SLOA

6.143

23.552

21.748

21.449

24.660

30.405

30.405

divers

divers

divers

divers

Totaal subsidie(regelingen)

98.795

101.149

119.427

112.248

109.859

110.004

110.004

       
X Noot
1

De regeling wordt jaarlijks vernieuwd en opnieuw toegekend.

X Noot
2

Geen volgende evaluatie. Middelen vanaf schooljaar 2014–2015 naar samenwerkingsverbanden VO.

X Noot
3

Wettelijke grondslag op basis van de Wet op het primair onderwijs.

X Noot
4

Geen volgende evaluatie. Planning vanaf 2016 in lumpsum.

X Noot
5

Evaluatie via monitor Bestuursakkoord PO 2017.

X Noot
6

Geen volgende evaluatie. Deze subsidie is beëindigd.

X Noot
7

Betreffen kortlopende subsidies met een looptijd korter dan 4 jaar

Tabel Subsidies artikel 3 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Regionale verwijzingscommissies (RVC’s) vo1

6.866

6.985

0

0

0

0

0

1

geen

 

2015

WOOS:

                     

Basissubsidie Stichting Kennisnet

17.500

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

12.000

1

Kennisnet jaarverslag 2014

2020

jaarlijks2

ICT projecten

1.390

1.000

0

0

0

0

0

2

geen

   

Beter presteren: School aan zet + Platform Bèta & Techniek

0

2.600

3.000

0

0

0

0

0

Platform betatechniek jaarverslag 2013

2016

2016

Onderwijsbewijs

1.468

1.176

474

0

0

0

0

0

Onderwijsbewijs resultaten

2016

2016

Pilot zomerscholen

0

9.000

9.000

0

0

0

0

0

Rapport zittenblijven in het voortgezet onderwijs

2015

2016

Overig totaal

23.801

38.426

30.116

27.507

26.911

27.532

27.639

52

     

Bestaande uit:

                     

Regeling LAKS, Combo voor LAKS

480

477

477

477

477

477

477

2

Laks jaarverslag

geen

jaarlijks3

WOOS:

                     

Centrum Sociale Veiligheid

1.113

1.195

1.310

1.095

0

0

0

1

School en veiligheid jaarverslag 2014

2017

jaarlijks2

Nederlands Jeugd Instituut

948

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1

Nederlands Jeugd Instituut jaarverslag 2014

2020

jaarlijks2

Skills Netherlands

708

706

650

650

650

650

650

1

jaarlijks aan DUO

2020

jaarlijks2

Europees Platform

1.073

1.375

1.290

1.000

1.000

1.000

1.000

1

EP-Nuffic

2020

jaarlijks2

Ingrado

762

1.010

590

590

590

590

590

1

Ingrado onderzoek

2020

jaarlijks2

International Association for the Evaluation of Educational Achievement

60

80

80

0

0

0

0

1

activiteitenoverzicht jaarlijks naar DUO

2016

2016

overige subsidies4

18.657

32.583

24.719

22.695

23.194

23.815

23.922

44

Divers

Divers

Divers

Totaal subsidieregelingen

51.025

71.187

54.590

39.507

38.911

39.532

39.639

56

     
X Noot
1

Het budget voor de Regionale verwijzingscommissies zal per 1-1-2016 worden overgeheveld naar het budget voor de «bekostiging lichte ondersteuning».

X Noot
2

Subsidie wordt jaarlijks verlengd.

X Noot
3

Regeling wordt jaarlijks verlengd (betreft jaarlijkse instellingssubsidie op basis van een bestuurlijke verplichting).

X Noot
4

Onder meer subsidies voor excellente en zwakke scholen, loopbaanoriëntatie en -begeleiding en sport en bewegen.

Tabel Subsidies artikel 4 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Subsidieregeling praktijkleren

197.055

206.500

206.500

206.500

206.500

206.500

206.500

1

geen

2018

2019

Subsidieregeling Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met taal

3.715

4.000

11.300

10.750

10.200

7.000

7.000

2

Evaluatie laaggeletterdheid

2018

2018

Pilots laaggeletterdheid

5.000

5.000

0

0

0

0

0

1

Evaluatie laaggeletterdheid

2018

2018

Loopbaanorientatie

700

2.100

1.300

1.300

1.300

1.300

1.300

1

LOB tussenrapportage 2015

2016

2015

ROC Leiden

0

0

20.000

20.000

0

0

0

0

     

Sectorplan mbo-hbo techniek

0

0

1.800

1.300

0

0

0

0

Evaluatie sectorplan

2016

2017

Netwerkscholen1

3.500

0

0

0

0

0

0

0

2015

geen

2014

                       

Overig totaal

28.622

38.580

11.240

10.808

9.641

1.272

1.264

       

Programmamanagement MBO15

2.900

1.095

0

0

0

0

0

1

geen

2016

2015

Beoordeling kwaliteitsplannen/exellentieplannen

0

0

1.500

1.500

1.500

400

0

0

geen

2017

2019

LIS2

0

3.000

0

0

0

0

0

1

Voortgangsrapportage 2015

jaarlijks

2016

Overig

25.722

34.485

9.740

9.308

8.141

872

1.264

diversen

divers

divers

divers

Totaal subsidieregelingen

238.592

256.180

252.140

250.658

227.641

216.072

216.064

       
X Noot
1

FES geld

X Noot
2

De subsidie maakt onderdeel uit van het Techniekpact dat jaarlijks geëvalueerd wordt. Op 15 juni 2015 is de tweede voortgangsrapportage naar de kamer verstuurd.

Tabel Subsidies artikel 6 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Regeling: Stimulering Bèta/techniek

 

2.758

2.524

1.851

     

1

Auditrapport 2012 Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap

2017

2018

                       

WOOS: Overige subsidies ⩽ € 1 miljoen1

752

861

520

302

146

146

146

11

1

1

1

Totaal subsidieregelingen

752

3.619

3.044

2.153

146

146

146

       
X Noot
1

Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk.

Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.

Tabel Subsidies artikel 7 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Regeling: Subsidie Sirius programma 1

5.443

2.407

         

19

Geen

Overall audit 2014 Sirius Programma

2015

                       

Regeling: Subsidie Libertas Noodfonds

605

265

           

Geen2

2

2015

                       

Regeling: Open en online onderwijs

 

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

n.v.t.

Geen

2017

2019

                       

WOOS: Subsidie 3TU’s samenwerking3

1.500

             

Geen

3TU Centres of Excellence

2014

                       

WOOS: Overige subsidies < € 1 miljoen4

2.519

1.301

1.930

1.822

2.023

2.140

2.140

15

4

4

4

Totaal subsidieregelingen

10.067

4.973

2.930

2.822

3.023

3.140

3.140

       
X Noot
1

Middelen zijn inclusief de oude FES-middelen.

X Noot
2

Het Libertas Noodfonds betreft een financiële steun aan studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De middelen 2014 en 2015 hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen). Omdat het een noodfonds betreft is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet voorzien.

X Noot
3

Niet beschikbaar op internet.

X Noot
4

Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk.

Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.

Tabel Subsidies artikel 8 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

656

613

612

612

612

611

611

 

2010

2015

2015

Subsidiebeschikking (WOOS) Duitsland Instituut Amsterdam

117

117

         

1

 

2015

2015

Subsidiebeschikking (WOOS) Neth-ER

450

600

600

600

600

     

2014

 

2018

Subsidiebeschikking (WOOS) Frans-Nederlandse academie

20

             

2010

Geen evaluatie voorzien1

2013

Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur (regeling op het specifiek cultuurbeleid)

24

364

364

364

364

364

364

3

Geen evaluatie voorzien

Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien2

Jaarlijks

Stichting Lezen en Schrijven

                   

2015

Nationale Unesco Commissie

                   

2016

Nationale Jeugdraad

                   

2014

Overige incidentele subsidies

30

120

120

120

50

50

50

2

Geen evaluatie voorzien

Gezien aard regeling geen evaluatie voorzien2

Jaarlijks

Stichting News

                   

2016

Presidentschap International Council Archives

                   

2014

Totaal subsidieregelingen

1.297

1.814

1.696

1.696

1.626

1.025

1.025

       
X Noot
1

Bij de Frans Nederlandse Academie volgt geen nieuwe evaluatie, daar de subsidie is gestopt per 2014 naar aanleiding van de evaluatie 2010. De uitgave in het jaar 2014 betreft een nabetaling naar aanleiding van de verantwoording over de jaren 2012 en 2013.

X Noot
2

Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de WOOS doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen is te vinden in de Beleidsagenda.

Tabel Subsidies artikel 9 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom

81.474

143.850

131.883

128.883

128.892

128.898

124.906

10.845

2015

2016

2017

WOOS: Impuls Lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

16.103

26.215

34.511

0

0

0

0

52

2014

2015

2016

Regeling versterken samenwerking lerarenopleidingen en scholen

17.942

17.100

17.100

0

0

0

0

61

2014

2015

2017

Regeling verankering academische opleidingsschool

2.665

2.640

1.590

0

0

0

0

35

1

2016

2016

Regeling InnovatieImpuls Onderwijs

2.726

1.000

0

0

0

0

0

300

2014

2016

2015

WOOS: Arbeidsmarkt- en kennisactiviteiten po

2.230

0

0

0

0

0

0

1

1

Geen2

2014

WOOS: Onderwijscoöperatie

2.900

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

2.945

1

1

2017

2014

WOOS: Open Universiteit (LOOK)

1.937

0

0

0

0

0

0

1

1

2019

2014

WOOS: Promotiebeurs voor leraren (via NWO)

7.874

7.625

3.375

0

0

0

0

1

1

2018/2019

2019

WOOS: Projecten professionalisering

959

1.900

1.900

2.000

2.000

2.000

2.000

5

1

2019

2015

WOOS: Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

7.335

5.000

5.400

0

0

0

0

30

1

2018

2016

WOOS: Caribisch Nederland

2.097

2.097

0

0

0

0

0

1

1

Jaarrekening 2016

2015

WOOS: Overige projecten

10.742

7.218

0

 

0

0

0

20

divers

divers

divers

Totaal subsidieregelingen

156.984

217.590

198.704

133.828

133.837

133.843

129.851

11.353

     
X Noot
1

Verantwoording vindt plaats via de jaarrekening of het jaarverslag van de subsidieontvangers.

X Noot
2

Geen volgende evaluatie. Deze subsidie is beëindigd.

Tabel Subsidies artikel 14 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Wet Specifiek Cultuurbeleid:

                     

Verbreden inzet cultuur

7.670

9.077

9.470

9.451

9.451

9.951

9.951

32

2012

2013–2016

2021

Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)

6.715

7.355

7.775

7.971

8.471

6.471

6.471

23

2013

2015

2021

Programma bibliotheekvernieuwing

17.963

48

1.248

2.648

4.248

4.248

4.248

1

2011

2020

2021

Programma leesbevordering

2.900

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

2

2015

2018

2020

Programma CRISP

2.940

0

0

0

0

0

0

2

1

1

2014

Programma erfgoed en ruimte

2.016

5.897

6.000

8.000

8.000

8.000

8.000

1

2010

2017 (i.h.k.v. MoMo)

2021

Programma ondernemerschap

1.475

1.737

1.737

500

0

0

0

1

2014

20152

2016–2017

Specifiek cultuurbeleid

16.448

16.229

19.918

23.687

24.653

24.552

24.718

50

1

1

2021

Totaal subsidieregelingen

58.127

43.193

48.998

55.107

57.673

56.072

56.238

112

     
X Noot
1

Bovenstaande subsidies zijn veelal programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)».

De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.

Naast evaluatie is ook monitoring toegevoegd, omdat dit ook inzicht biedt in voortgang en effectiviteit van beleid.

X Noot
2

De programma onderdelen van het Programma Ondernemerschap (Programma Cultuur Ondernemen, Programma Leiderschap in Cultuur, Programma Wijzer Werven) zijn in 2015 voor het laatst geëvalueerd.

De projectsubsidie voor het Programma Cultuur Ondernemen eindigt op 31 december 2016 en de projectsubsidie voor het Programma Leiderschap in Cultuur eindigt op 31 december 2017.

Tabel Subsidies artikel 15 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Wet Specifiek Cultuurbeleid en Mediawet 2008

498

920

919

919

919

919

919

3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Totaal subsidieregelingen

498

920

919

919

919

919

919

       

Bovenstaande subsidie bevat programma’s en activiteiten die niet het karakter hebben van een subsidieregeling. Om die reden is niets ingevuld onder «laatste evaluatie», «volgende evaluatie» en onder «einddatum subsidie (regeling)».

De middelen worden beschikt en verantwoord door het Ministerie van OCW op basis van de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid en de Mediawet 2008. De verantwoording bevat een activiteitenverslag of bestuursverslag en een financieel verslag of jaarrekening die voorzien is van een accountantsverklaring.

Naast evaluatie is ook monitoring toegevoegd, omdat dit ook inzicht biedt in voortgang en effectiviteit van beleid.

Tabel Subsidies artikel 16 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Kaderregeling

             

5

     

exploitatiesubsidies

                     

onderzoek en wetenschap

                     

CPG

261

0

0

0

0

0

0

 

20141

Geen2

2014

Montesquieu Instituut

559

0

0

0

0

0

0

 

20141

Geen2

2014

NBC/ Nationaal Herbarium

10.235

6.235

6.235

6.235

6.235

6.235

6.235

 

20141

2021

Geen3

BPRC

8.635

8.303

8.303

8.303

8.303

8.303

8.303

 

20141

2021

Geen3

NCWT/ NEMO

3.520

3.343

3.343

3.343

3.343

3.343

3.343

 

20141

2021

Geen3

STT

231

219

219

219

219

219

219

 

20141

2021

Geen3

NTU/INL

3.053

0

0

0

0

0

0

 

2014

Geen2

2014

                       

Subsidieregeling St.AAP

1.027

1.028

1.028

1.028

1.028

1.028

1.028

1

Geen

Geen4

20334

                       

Kaderregeling subsidiering

             

4

     

projecten t.b.v. onderzoek

                     

en wetenschap

                     

Kust- en zeeonderzoek

2.500

0

0

0

0

0

0

 

2011

2016

2014

Poolonderzoek

2.942

0

0

0

0

0

0

 

2015

Geen2

2014

Genomics

40.500

0

0

0

0

0

0

 

20102

2017

2017

Nationale Coördinatie

6.098

6.108

5.905

6.129

6.056

6.287

6.295

 

20141

2021

Diverse

Bilaterale samenwerking

3.570

2.750

2.750

1.250

0

0

0

 

20141

2018

2018

Totaal subsidieregelingen

83.131

27.986

27.783

26.507

25.184

25.415

25.423

       
X Noot
1

Deze instellingen zijn onderdeel van het Nederlandse wetenschapsstelsstelsel en zijn vanuit die rol meegenomen in IBO het wetenschappelijk onderzoek. In 2021 vindt er een beleidsdoorlichting plaats.

X Noot
2

Deze subsidie is beëindigd.

X Noot
3

Geen einddatum, betreft een langdurige exploitatiesubsidie

X Noot
4

Met stichting AAP is een in rechte afdwingbaar convenant gesloten over de opvang van alle geïnfecteerde chimpansees van het BPRC. Dit convenant heeft een looptijd van 30 jaar en loopt eind 2033 af.

Tabel Subsidies artikel 25 (bedragen x € 1.000)

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen in 2014

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling)

Subsidieregeling emancipatie

2.590

343

               

2011

Subsidieregeling emancipatie 2011

4.780

7.350

7.194

7.194

7.204

7.234

7.234

21

beleidsevaluaties 2014

 

1

Totaal subsidieregelingen

7.370

7.693

7.194

7.194

7.204

7.234

7.234

       
X Noot
1

Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de WOOS (Subsidieregeling emancipatie 2011 vindt zijn grondslag in de WOOS) heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de regeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In 2014 hebben voor het emancipatiebeleid een beleidsdoorlichting en Midterm Review plaatsgevonden (zie link).

BIJLAGE 5. EVALUATIE EN ONDERZOEK

Artikel 1 (Primair onderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

2015

2015

   

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

2015

2015

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Pre-cool onderzoek (NRO)

2009

2020

   

Effectonderzoek OAB en excellentie (Onderwijsbewijs)

2010

2016

   

Effectief taalonderwijs (NRO)

2011

2016

   

Effectief rekenonderwijs (NRO)

2011

2016

   

Excellente scholen (NRO)

2013

2016

   

Effectieve ouderbetrokkenheid (NRO)

2014

2017

   

Evaluatie Wet centrale eindtoets en verplicht leerlingvolgsysteem

2014

2018

   

Effectstudie Pilot Tweetalig PO

2014

2019

   

Bewegingsonderwijs: relatie sport, bewegen en leerprestaties (NRO)

2015

2018

   

Evaluatieprogramma passend onderwijs (NRO)

2015

2020

   

Beheersing Nederlandse taal op basisscholen met Engels/Duits/Frans

2016

2018

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   

Monitor Techniekpact

2012

2017

   

Monitor Leerlingvervoer

2013

2018

   

Monitor Stimuleringsregeling Bewegingsonderwijs

2014

2018

   

Evaluatie Actieplan Kiezen voor Techniek

2015

2016

   

Monitor Sectorakkoorden PO en VO

2016

2016

   

Monitor buurtaalonderwijs basisonderwijs

2016

2017

   

OESO stelselreview

2015

2016

X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Artikel 3 (Voortgezet onderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

2015

2015

   

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

2015

2015

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Monitor leerwerktrajecten en assistentopleidingen

2014

2017

   

Monitor inzet en aanbod voor toptalenten in po en vo

2013

2016

   

Evaluatie project Boris brengt je bij ‘n baan

2015

2016

   

Monitoring opting out lwoo

2016

2018

   

Evaluatie Wet gratis schoolboeken

2015

2016

   

Evaluatie van de eerste en tweede correctie examens

2016

2016

   

Evaluatie nieuwe profielen vmbo

2016

2021

   

Monitoring experiment regelluwe scholen PO en VO

2015

2021

   

Monitor Techniekpact

2015

2017

   

Evaluatie Actieplan Kiezen voor technologie po en vo

2015

2017

   

Monitor diagnostische tussentijdse toets (dtt)

2014

2016

   

Jaarlijks onderzoek groepsgrootte in het VO

2015

2017

   

Evaluatie doorbraak ict

2013

2017

   

Voortgang sectorakkoord

2015

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Monitoring opting out Iwoo

2016

2018

   

Verevening Iwoo en pro

2015

2016

   

PISA 2015 (internationaal vergelijkend onderzoek naar lezen, wiskunde en science)

2013

2016

   

Digitale doorstroomatlas

Jaarlijkse

update

   

OESO-stelselreview

2015

2016

X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

2015

2015

   

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

Art. 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2015

2019

2015

2019

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Analyse effectrapportage RMC

Jaarlijks

In april

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Project Onderwijs-Arbeidsmarkt (POA)

2 Jaarlijks

Dec 2016

   

Registratie en bestemming uitstroom schoolverlaters (SIS)

Jaarlijks

september

   

Monitor Sociale Veiligheid

2 jaarlijks

2017

   

Arbeidsbarometer leraren MBO

Jaarlijks

April

   

Monitor alfabetisering

Jaarlijks

voorjaar

   

JOB-Monitor

2 jaarlijks

2017

   

Evaluatie Actieplan Laaggeletterdheid

2014

2017

   

Monitor kwaliteitseffecten BPV Protocol

2 jaarlijks

2017

   

NLQF-EQF

2016

2017

   

Monitor experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo

2014

2020

   

Ontwikkeling/ monitoring toetsen taal en rekenen

Jaarlijks

voorjaar

   

Midtermreview tbv Beleidsevaluatie kwaliteitsafspraken met startjaar 2015 en eindjaar 2018

2016

2018

   

Deelname Kennis» OESO Skills strategy

2016

2016

X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Artikel 6 (Hoger beroepsonderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

2015

2015

   

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

2015

2015

   

Art. 6 Hoger beroepsonderwijs

2019

2019

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Studentenmonitor (jaarlijks) (artikel 6, 7, 11)

2016

2016

   

Monitor studie- en leengedrag (beleidsmaatregelenmonitor, jaarlijks) (artikel 6, 7, 11)

2015

2017

   

Evaluatie experiment prestatieafspraken (artikel 6, 7)

2015

2017

   

Medezeggenschapsmonitor (artikel 6, 7) (periodiek t/m 2017)

2015

2017

   

Lerarenagenda: effecten masteropgeleide leraren (artikel 1, 3, 4, 6, 7)

2015

2017

   

Monitor studievoorschot (periodiek) (artikel 6, 7, 11)

2015

2016

   

OESO-stelselreview

2015

2016

X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Artikel 7 (Wetenschappelijk onderwijs)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

2015

2015

   

Doelmatigheid en focus op onderwijs1

2015

2015

   

Art. 7 Wetenschappelijk onderwijs

2019

2019

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Zie bij artikel 6, hbo

   
X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Artikel 8 (Internationaal beleid)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1

2015

2015

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Ramingen onderwijsarbeidsmarkt po, vo en mbo

2013

2016

   

Arbeidsmarktbarometer

2014

2015

   

Loopbaanmonitor

2013

2016

   

Monitoring en evaluatie opleiding leraren beroepsonderwijs

2013

2017

   

Monitoring en evaluatie regeling versterking samenwerking

2013

2017

   

Effecten van een masteropleiding op leraren (po, vo en mbo) en hun omgeving

2014

2017

   

Integrale Personeelstelling VO (IPTO)

2014

2015

   

Effect- en procesevaluatie Impuls leraren tekortvakken VO

2013

2017

   

Monitoring van Lerarenagenda en bestuurs-/ sectorakkoord po, vo

2012

2015

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Initial Teacher Education for Effective Practices (OECD)

2015

2016

   

TALIS Initial Teacher Education Practices country reviews

2015

2016

   

Vraag & aanbod masteropleidingen leraren po en vo

2015

2015

X Noot
1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog zal worden uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Artikel 11 (Studiefinanciering)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Studievoorschot hoger onderwijs

2019

2020

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Monitoring studievoorschot hoger onderwijs

2015

2019

Artikel 12 (Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2017

2017

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Werking WTOS

2016

2016

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 13 (Lesgeld)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 14 (Cultuur)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

n.v.t.

   
 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Evaluatie regeling stimulering herbestemming monumenten (NRF)

2016

2016

   

Evaluatie Geefwet (onderdeel Geven in Nederland, Vrije Universiteit)

2013

2016

   

Beleidsdoorlichting Internationaal Cultuurbeleid (i.s.m. Ministerie BuZa)

2015

2015

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Cultuur/mediaparticipatie bevolking (SCP, Het Culturele Draagvlak)

2016

2016

   

Monitor economische ontwikkelingen culturele sector

2016

2016

   

Inventarisatie onderzoek zorg en cultuur (ZonMW)

2015

2016

   

Onderzoek werking vaste boekenprijs (kruissubsidiëring)

2015

2016

Artikel 15 (Media)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Art. 15 media

2019

2020

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Evaluatie stimuleringsfonds voor de journalistiek 2011–2015

2016

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Inrichting van privaatrechtelijke entiteit naast de NPO

2015

2016

   

Evaluatie financiering lokale omroepen 2013–2015 (Commissariaat vd Media)

2016

2017

Artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

N.v.t.

   
 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t

   

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

IBO

2013–2014

 

3.

Overig onderzoek

   
   

N.v.t.

   
Artikel 25 (Emancipatie)
   

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1.

Onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

1a.

Beleidsdoorlichtingen

   
   

Het bevorderen van emancipatie

2018

2018

 

1b.

Ander onderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

Follow up Genderscan

2014

2016

   

Educatie voor vrouwen met ambitie (laaggeletterde vrouwen)

2014

2017

2.

Ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   
 

2a.

MKBA's

   
   

N.v.t.

   
 

2b.

Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
   

N.v.t.

   

3.

Overig onderzoek

   
   

Emancipatiemonitor

2015

2016

   

Bedrijvenmonitor

2015

2016

   

Economische zelfstandigheid: Aansluiting onderwijs- en arbeidsmarkt jongeren

2015

2017