De Spaanse plicht een auto uit te rusten met een V-16 noodlamp in plaats van een gevarendriehoek |
|
Hester Veltman-Kamp (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de aankomende wijziging in Spanje (per 1 januari 2026) waarbij een V-16 knipperlicht de gevarendriehoek zal vervangen?1.
Ja, via de Spaanse ambassade is het ministerie geïnformeerd dat vanaf 1 januari 2026 het voor voertuigen met een Spaans kenteken verplicht is om een «V-16 hazard warning device» (hierna: V-16 noodlamp) te gebruiken in plaats van een gevarendriehoek.
Het bericht van de Spaanse ambassade stelt dat de V-16 noodlamp vanaf 1 januari 2026 in Spanje de enige legale manier is om andere voertuigen te waarschuwen bij een stilgevallen voertuig en om die reden in alle personenauto’s, personenbussen en vrachtauto’s met een Spaans kenteken aanwezig moet zijn.
Op grond van het Weense Verdrag inzake het wegverkeer hoeven voertuigen die zich in Spanje bevinden maar die zijn geregistreerd in een ander land dan Spanje en die daardoor worden beschouwd als internationaal verkeer geen V-16 noodlamp aanwezig te hebben. Voor deze voertuigen is het voldoende om een gevarendriehoek te hebben of een ander apparaat dat overeenkomstig de regelgeving uit het land van herkomst een soortgelijke functie vervult.
Bent u bekend met de technische details van de V-16 lamp zoals door Movistar aangeboden, met onder andere automatische melding via NB-IoT, ingebouwde simkaart en 10-jaarsconnectiviteit?2
Ja. Het ministerie staat in contact met autoriteiten uit andere lidstaten op het gebied van verkeersveiligheid en veiligheidswaarschuwingen. Vanuit contacten met de Spaanse autoriteiten zijn de technische details derhalve bekend.
Deelt u de zorgen dat het plaatsen van een gevarendriehoek op de vluchtstrook tot gevaarlijke situaties kan leiden en dat een automatisch zichtbaar en connected lampje veiliger kan zijn?
De V16 noodlamp heeft twee functies. De lamp contact met hulpdiensten en straalt knipperend of zwaaiend waarschuwingslicht uit. Dat is mogelijk veiliger dan het plaatsen van een gevarendriehoek, omdat het plaatsen van een gevarendriehoek in veel gevallen meer tijd kost dan het inschakelen van een V16 noodlamp. Of er voor een gestrande weggebruiker meerwaarde is ten opzichte van het aanzetten van de alarmlichten in een auto (indien deze werken) en het zelf bellen van hulpdiensten is niet op voorhand te zeggen. Ook is niet op voorhand te zeggen welke invloed een V16 noodlamp heeft op de bereikbaarheid van hulpdiensten.
Het is in Nederland niet verplicht om een gevarendriehoek in het voertuig te hebben en te plaatsen in het geval van een ongeval. Hoewel artikel 58 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) voorschrijft dat bij een stilgevallen voertuig met meer dan twee wielen een gevarendriehoek geplaatst moet worden in de richting van het verkeer waarvoor het voertuig gevaar oplevert, geldt dat niet «wanneer knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd»3. Het gaat hier om de alarmlichten van het voertuig.
Over het algemeen is het verstandig om bij pech langs de snelweg het voertuig bij gebruik van de vluchtstrook zo ver mogelijk van de rijbaan af te plaatsen, alarmlichten in te schakelen, zo snel mogelijk met alle inzittenden achter de geleiderail te gaan staan en dan een pechhulpdienst in te schakelen. Het plaatsen van een gevarendriehoek kan daarna gebeuren indien mogelijk. Bij het ontbreken van een vluchtstrook kan een voertuig met pech terecht in een pechhaven langs de weg. Het plaatsen van een gevarendriehoek kan ervoor zorgen dat men zich langer op de rijbaan begeeft dan wanneer alleen de alarmlichten worden ingeschakeld. Dit kan risico’s met zich meebrengen voor degene die de driehoek plaatst.
In hoeverre overlegt Nederland met landen die dergelijke regelgeving invoeren om te bezien of vergelijkbare of compatibele regels wenselijk zijn in Nederland of tussen lidstaten?
Nederland is lid van verschillende internationale organisaties die zich bezighouden met voertuigregelgeving, verkeersregelgeving en verkeersveiligheid. Hierbij moet worden gedacht aan VN/ECE-werkgroepen en overleggen in het kader van de Europese Unie. Dit onderwerp staat voor zover bekend op dit moment niet op de agenda in deze overleggen.
Bent u bereid dit onderwerp actief in te brengen in Europese overleggen en te pleiten voor harmonisatie van regels en techniek, zodat automobilisten in alle lidstaten met hetzelfde systeem uit de voeten kunnen?
Zoals in het antwoord op vraag 4 staat, is Nederland lid van verschillende internationale organisaties op dit gebied. Ik volg de ontwikkelingen daar met interesse. Op dit moment lijken er voldoende alternatieven voor de V-16 noodlamp, namelijk de waarschuwingslichten die in elk voertuig aanwezig zijn en de gevarendriehoek. Ondertussen wordt uiteraard gewerkt aan innovaties die de verkeersveiligheid stimuleren. Zo wordt, volgens de Europese verordening voor uniforme verkeersveiligheidsinformatie4, met navigatiediensten en de auto-industrie gewerkt aan het rechtstreeks doorgeven van signalen vanuit voertuigen of meldingen van gebruikers – zoals een lekke band of een stilstaand voertuig – naar de verkeerscentrales.
In hoeverre acht u het mogelijk en wenselijk om hetzelfde systeem in Nederland toe te passen?
Er is op dit moment geen aanleiding om een noodlamp zoals de V-16 noodlamp voor te schrijven. In Nederland is een goed werkend systeem van het gebruik van alarmlichten (aanwezig in elk voertuig) en de gevarendriehoek. Ook zijn er voor burgers kosten verbonden aan een noodlamp zoals in Spanje verplicht wordt gesteld.
Acht u het V-16 systeem gebruiksvriendelijker en sneller inzetbaar dan een gevarendriehoek, en kan dit bijdragen aan het verkorten van onveilige situaties langs de weg?
In aanvulling op het antwoord op vraag 3 is vooral in algemene zin te zeggen dat het bij geval van pech van belang dat er snel een veilige plek gezocht kan worden door de automobilist, voor de eigen veiligheid en die van het overige verkeer. Dit kan waarschijnlijk het snelst wanneer alleen de alarmlichten worden aangezet, waarna hulpdiensten kunnen worden gebeld.
Bent u bereid te onderzoeken of Nederland een soortgelijk lampje bij pech, in plaats van of aanvullend op de gevarendriehoek, zou willen verplichten? Zo ja, welke stappen worden hiertoe gezet? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen noodzaak om dit te onderzoeken. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 3 is het gebruik van een gevarendriehoek niet verplicht wanneer een knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd. Uiteraard worden de ontwikkelingen in Spanje met interesse gevolgd.
Welke juridische en technische belemmeringen, zoals Europees recht, interne markt, typegoedkeuringen of handhaafbaarheid, zouden er kunnen zijn bij het introduceren van zo een V-16 noodlampje?
Een juridische belemmering is momenteel dat het gebruik van een dergelijke lamp voor normale personenauto’s niet is toegestaan. In de Regeling voertuigen is limitatief voorgeschreven van welke lampen een voertuig voorzien mag zijn. Alleen voor voertuigen die voor bijzondere werkzaamheden, zoals werk aan de weg, worden ingezet, gelden andere regels. Voor nader onderzoek naar eventuele juridische en technische belemmeringen zie ik nu geen aanleiding
Zijn er evaluaties gedaan van dergelijke systemen in samenwerking met andere landen om het aantal ongevallen bij pech of stilstand te verminderen?
Ik ben niet bekend met dergelijke evaluaties.
Bent u bereid om de ervaringen en data uit Spanje na invoering van dit systeem te betrekken bij een Nederlandse afweging?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is genoemd, is het ministerie in gesprek met andere Europese lidstaten en in VN/ECE-werkgroepen over verkeersveiligheid en veiligheidswaarschuwingen. Via deze gesprekken worden de ontwikkelingen uit Spanje met interesse gevolgd.
Staat u ervoor open om samen met branchepartijen (automotive-industrie, verzekeraars, pechhulporganisaties) pilots te starten of verkenningen te doen naar de introductie van zo een V-16 lamp?
Er zijn geen signalen dat het systeem zoals we dat in Nederland kennen, met alarmlichten en de gevarendriehoek, onvoldoende werkt. Daarom is er geen aanleiding om pilots te starten of verkenningen te doen. Uiteraard worden de ontwikkelingen in Spanje met interesse gevolgd.
De toepassing van het Europese solidariteitsmechanisme |
|
Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgen om het migratiepact: Van Weel wil dure rekening of extra opvang vermijden»?1
Ja.
Klopt het bericht dat u recent heeft deelgenomen aan een overleg met een aantal landen over de toepassing van het solidariteitsmechanisme van het EU-migratiepact voor het jaar 2026, dat voor 15 oktober 2025 moet zijn vastgesteld door de Europese Commissie?
Dat klopt.
Wat is in dit overleg concreet uw inzet geweest ten aanzien van de verdeelsleutel die in 2026 zal worden gehanteerd voor de herplaatsing van asielzoekers binnen de Europese Unie (EU) van landen die «onder migratiedruk» staan naar ontvangende landen?
De kabinetsinzet met betrekking tot het solidariteitsmechanisme is erop gericht dat de solidariteitspool berust op een objectieve analyse, waarbij de hoogte van de pool realistisch is en niet extra druk legt op lidstaten. Daarnaast is de werking van Dublin voor het kabinet een belangrijke voorwaarde voor het ontvangen van solidariteit om de delicate balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Pact te waarborgen. Het kabinet zet in op een duidelijk plan van aanpak voor het hervatten van Dublinoverdrachten naar verscheidene lidstaten. Het kabinet zal conform het regeerprogramma financieel bijdragen aan het solidariteitsmechanisme.
De verdeelsleutel is geen onderdeel van deze overleggen. De verdeelsleutel is vastgesteld in de Asiel- en migratiebeheerverordening (AMMR). Een lidstaat kan niet worden verplicht tot een hogere bijdrage dan het vastgesteld aandeel op basis van de verdeelsleutel (gebaseerd op bevolkingsomvang en BBP).
Hoe groot zal de «solidariteitspool» van over te nemen asielzaken in 2026 zijn, wat is daarbij de status van Nederland (wel of niet «onder migratiedruk», een «risico op migratiedruk in het komende jaar» of «te maken met een situatie van aanzienlijke migratie») en welk procentueel aandeel moet Nederland leveren in de herplaatsing van asielzoekers?
De Europese Commissie beoordeelt of er sprake is van migratiedruk op grond van de AMMR. Wanneer de Commissie de migratiesituatie beoordeelt en nagaat of in een lidstaat sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie, houdt de Commissie rekening met het jaarverslag en alle nadere informatie op grond van artikel 9 van de AMMR. De Commissie zal de komende periode een mededeling publiceren ter bepaling hiervan.
Ook de omvang van de solidariteitspool is nog niet vastgesteld. De hoogte van de benodigde solidariteit wordt jaarlijks vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Europese Commissie. De Raad dient in december een besluit te nemen over de eerste solidariteitspool.
Het aandeel dat elke lidstaat in deze totale solidariteitsbijdragen heeft, waarvan de financiële bijdrage één mogelijkheid is, wordt, zoals reeds in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, berekend volgens een verdeelsleutel gebaseerd op de omvang van de bevolking en het BBP van de lidstaat. Op basis van deze verdeelsleutel ligt het percentuele aandeel van Nederland voor het aankomend jaar rond de 5–6%. Nederland kan niet verplicht worden om meer bij te dragen dan op basis van die betreffende verdeelsleutel.
Het kabinet zal conform het regeerprogramma financieel bijdragen aan het solidariteitsmechanisme. Nederland kan niet verplicht worden tot de herplaatsing van asielzoekers wanneer Nederland ervoor heeft gekozen om financieel bij te dragen. Wanneer op EU-niveau de minimumdrempel van het aantal beoogde herplaatsingen niet wordt gehaald, is het binnen het solidariteitsmechanisme wel mogelijk dat lidstaten worden verplicht om afgebakende aantallen «Dublinclaimanten» niet over te dragen aan de begunstigde lidstaat onder migratiedruk (de zogenoemde verantwoordelijkheidscompensaties). Als dit het geval is, zal dit verrekend worden met de hoogte van de financiële bijdrage. Hierdoor is het dus niet zo dat er een financiële bijdrage wordt geleverd én dat Nederland daarnaast ook nog extra asielzaken op zich neemt.
Wordt Nederland behalve netto-betaler nu ook een netto-ontvanger van extra asielzaken, door de toepassing van deze Europese Spreidingswet?
Het solidariteitsmechanisme is onderdeel van het Migratiepact. Het Migratiepact omvat onder meer strengere controles aan de buitengrenzen, snellere asielprocedures en beperkingen voor asielzoekers om door te reizen naar andere EU-landen om daar asiel aan te vragen. Daarbij is een balans afgesproken tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Migratiepact. Zoals hierboven ook aangegeven is de inzet van het kabinet erop gericht dat de solidariteitspool berust op een objectieve analyse, waarbij de hoogte van de pool realistisch is en niet extra druk legt op lidstaten. Daarnaast is de werking van Dublin voor het kabinet een belangrijke voorwaarde voor het ontvangen van solidariteit om de delicate balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Migratiepact te waarborgen. Het kabinet zet in op een duidelijk plan van aanpak voor het hervatten van Dublinoverdrachten naar verscheidene lidstaten.
Het kabinet is voornemens een financiële bijdrage te leveren aan het solidariteitsmechanisme. Er is dan geen verplichting voor herplaatsingen. Wanneer er sprake is van verantwoordelijkheidscompensaties, zoals in vraag 4 nader toegelicht, zal de financiële bijdrage overeenkomstig verminderd worden. Hierdoor is het dus niet zo dat er een financiële bijdrage wordt geleverd én dat Nederland daarnaast ook nog extra asielzaken op zich neemt.
Deelt u de mening dat Nederland bij de toepassing van het solidariteitsmechanisme moet worden aangewezen als een land dat «onder migratiedruk» staat, mede omdat het migratiesaldo de bandbreedte van 40.000–60.000 per jaar (zoals geadviseerd door de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050) ver overstijgt en de asielketen in ons dichtbevolkte land al onder grote druk staat?
De Europese Commissie beoordeelt of er sprake is van migratiedruk aan de hand van de regels van de AMMR. Wanneer de Europese Commissie de migratiesituatie beoordeelt en nagaat of in een lidstaat sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie, gebruikt de Commissie hiervoor het jaarverslag en houdt rekening met alle nadere informatie op grond van artikel 9 van de AMMR. Hiermee zijn de factoren die ten grondslag liggen aan de beoordeling vastgelegd in de AMMR.
Het kabinet is voornemens financieel bij te dragen aan het solidariteitsmechanisme en niet via herplaatsingen. Het kabinet is daarnaast momenteel met enkele lidstaten en de Commissie in gesprek over hoe lidstaten die buiten de in de AMMR gedefinieerde migratiedruk vallen maar niettemin wel een specifieke druk ervaren erkenning kunnen krijgen van die situatie. Het kabinet zal uw Kamer over de uitkomsten van de gesprekken via de gebruikelijke kanalen, zoals de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van december, of bij relevante ontwikkelingen informeren.
Hoeveel asielzaken heeft Nederland in 2024 moeten overnemen van andere EU-landen, omdat aan de EU-buitengrens de asielprocedures en/of de kwaliteit van de opvang niet in orde waren? Hoeveel overdrachten hebben er plaatsgevonden in 2024 en in de vijf jaren daarvoor in het kader van de Dublinprocedure (per land, uitgedrukt in aantallen en in percentage van het aantal Dublinclaims)?
In 2024 waren geen Dublinoverdrachten mogelijk naar Griekenland, Malta, Hongarije en Italië. Deze hebben dan ook niet plaatsgevonden. In beginsel wordt de asielaanvraag in dat geval inhoudelijk door Nederland in behandeling genomen.
In 2024 had Nederland circa 790 Dublinclaims kunnen indienen bij Griekenland en circa 10 bij Hongarije. Bij Malta zijn in 2024 circa 70 claims ingediend, maar vinden geen overdrachten plaats. Voor Italië worden potentiële Dublinclaims niet systematisch door de IND geregistreerd.2
In onderstaande tabel is per land het aantal ingediende claims, ontvangen akkoorden en geeffectueerde Dublinoverdrachten opgenomen. Voorts is vermeld welk percentage van de Dublinclaims waarop een akkoord is ontvangen heeft geleid tot een overdracht. Het is niet mogelijk om binnen de gestelde termijn gegevens over 2019 te genereren.
België
Aantal ingediende claims
180
180
230
450
490
Waarop ontvangen claim akkoorden
130
130
160
350
370
Waarvan geeffectueerde overdrachten
70
50
50
100
90
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
52%
39%
32%
27%
26%
Duitsland
Aantal ingediende claims
1.870
1.590
1.850
2.990
2.440
Waarop ontvangen claim akkoorden
1.380
1.200
1.340
2.190
1.840
Waarvan geeffectueerde overdrachten
740
500
680
1.270
1.030
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
54%
42%
51%
58%
56%
Bulgarije
Aantal ingediende claims
40
60
290
510
420
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
20
180
310
250
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
<5
10
30
30
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
13%
4%
11%
13%
Cyprus
Aantal ingediende claims
10
30
10
30
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
10
10
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
0%
0%
0%
36%
Denemarken
Aantal ingediende claims
80
170
120
80
50
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
130
80
50
30
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
30
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
1%
1%
1%
1%
2%
Estland
Aantal ingediende claims
<5
10
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
100%
17%
17%
10%
Finland
Aantal ingediende claims
30
10
20
30
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
20
10
20
30
20
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
0
10
10
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
14%
13%
60%
38%
19%
Frankrijk
Aantal ingediende claims
630
510
920
1.060
1.040
Waarop ontvangen claim akkoorden
450
360
660
670
660
Waarvan geeffectueerde overdrachten
170
90
150
240
240
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
37%
24%
22%
36%
36%
Griekenland
Aantal ingediende claims1
1.160
1.030
500
420
790
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
0%
0%
Hongarije
Aantal ingediende claims1
10
20
30
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
0
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
Ierland
Aantal ingediende claims
10
10
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
25%
33%
100%
0%
IJsland
Aantal ingediende claims
10
10
<5
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
10
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
25%
60%
67%
100%
Italië
Aantal ingediende claims1
1.510
1.450
2.610
1.570
150
Waarop ontvangen claim akkoorden
1.240
1.250
2.330
1.400
100
Waarvan geeffectueerde overdrachten
120
90
80
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
10%
7%
3%
0%
0%
Kroatië
Aantal ingediende claims
100
70
80
640
960
Waarop ontvangen claim akkoorden
60
50
70
580
820
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
80
140
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
3%
2%
3%
14%
16%
Letland
Aantal ingediende claims
10
10
30
70
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
30
60
20
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
10
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
15%
31%
14%
10%
9%
Liechtenstein
Aantal ingediende claims
<5
<5
<5
<5
<5
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
100%
100%
0%
0%
Litouwen
Aantal ingediende claims
50
30
40
40
20
Waarop ontvangen claim akkoorden
50
20
40
40
20
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
<5
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
10%
9%
3%
5%
5%
Luxemburg
Aantal ingediende claims
40
30
30
20
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
20
20
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
20
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
51%
45%
60%
58%
77%
Malta
Aantal ingediende claims1
60
70
130
120
70
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
50
100
90
60
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
5%
0%
0%
0%
0%
Noorwegen
Aantal ingediende claims
20
10
20
10
20
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
<5
10
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
<5
10
<5
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
22%
25%
46%
43%
55%
Oostenrijk
Aantal ingediende claims
150
250
680
930
390
Waarop ontvangen claim akkoorden
90
170
390
550
220
Waarvan geeffectueerde overdrachten
30
30
80
190
80
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
33%
20%
21%
34%
38%
Polen
Aantal ingediende claims
90
100
290
210
200
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
80
260
190
180
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
20
20
30
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
4%
7%
6%
12%
17%
Portugal
Aantal ingediende claims
20
20
30
70
60
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
30
50
60
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
20
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
0%
16%
29%
40%
Roemenië
Aantal ingediende claims
130
170
150
110
110
Waarop ontvangen claim akkoorden
90
110
90
70
80
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
2%
5%
14%
11%
12%
Slovenië
Aantal ingediende claims
140
100
90
110
80
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
70
60
70
50
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
4%
11%
19%
21%
16%
Slowakije
Aantal ingediende claims
10
10
10
20
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
10
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
14%
44%
50%
63%
56%
Spanje
Aantal ingediende claims
560
680
960
1.160
740
Waarop ontvangen claim akkoorden
390
530
700
740
550
Waarvan geeffectueerde overdrachten
110
110
220
300
170
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
27%
20%
31%
40%
32%
Tsjechië
Aantal ingediende claims
30
30
50
60
50
Waarop ontvangen claim akkoorden
30
20
40
50
40
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
38%
25%
18%
22%
14%
Zweden
Aantal ingediende claims
130
100
190
210
150
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
70
150
160
120
Waarvan geeffectueerde overdrachten
20
10
40
40
50
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
27%
14%
25%
24%
39%
Zwitserland
Aantal ingediende claims
290
260
290
480
440
Waarop ontvangen claim akkoorden
190
150
170
260
240
Waarvan geeffectueerde overdrachten
80
50
70
120
110
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
40%
31%
38%
46%
46%
Totaal aantal ingediende claims
7.380
7.010
9.670
11.410
8.850
Totaal waarop ontvangen claim akkoorden
4.570
4.490
6.950
7.940
5.770
Totaal waarvan geeffectueerde overdrachten
1.410
1.010
1.470
2.490
2.060
Totaal overdrachten t.o.v. totaal claim akkoorden
31%
22%
21%
31%
36%
Betreft het aantal Dublinclaims dat had kunnen worden ingediend.
De cijfers kunnen afwijken van eerdere cijfers over eenzelfde periode in vorige rapportages, omdat de cijfers zijn geactualiseerd. In een aantal zaken worden correcties uitgevoerd na het verstrijken van de rapportageperiode die pas zichtbaar worden in cijfers met een latere peildatum. Cijfers afgerond op tientallen en getallen 1 t/m 4 gecodeerd als «<5». Het betreft een cohortanalyse waarbij het jaar waarin het claimverzoek is verzonden als uitgangspunt geldt. Deze cijfers kunnen nog wijzigingen door overdrachten die op een later moment plaatsvinden
Deelt u de mening dat van Nederland geen solidariteitsbijdrage kan worden gevraagd, zolang de afwikkeling van asielzaken aan de buitengrens van de EU niet op orde is, en de rechter het verbiedt om asielzoekers terug te sturen naar landen van binnenkomst omdat de kwaliteit van de opvang daar onder de maat is?
De inzet van het kabinet is erop gericht dat de balans in het Migratiepact tussen verantwoordelijkheid enerzijds en solidariteit anderzijds gewaarborgd moet worden. Het Migratiepact omvat onder meer strengere controles aan de buitengrenzen, snellere asielprocedures en beperkingen voor asielzoekers om door te reizen naar andere EU-landen om daar asiel aan te vragen. Daarbij is een balans afgesproken tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Migratiepact. Het kabinet verwacht van alle lidstaten dat zij voldoen aan deze verplichtingen. Ik zal hier ook alert op zijn en gebreken agenderen indien dit nodig is. Het kabinet hecht daarom ook zeer aan de monitoring die de Europese Commissie uitvoert op de voortgang van de implementatie van het Migratiepact. Op basis van deze monitoring kunnen tijdig tekortkomingen, knelpunten en uitdagingen geïdentificeerd en geadresseerd worden. Het kabinet is momenteel ook met gelijkgezinde lidstaten en de Commissie in gesprek om tot een plan van aanpak te komen voor het hervatten van Dublinoverdrachten.
Is het kabinet nog steeds voornemens om een eventuele solidariteitsbijdrage financieel af te kopen? Kan worden uitgesloten dat Nederland daar bovenop nog extra asielzaken krijgt overgedragen?
Het kabinet is nog steeds voornemens om, overeenkomstig het regeerprogramma, een financiële bijdrage te leveren aan het solidariteitsmechanisme. Wanneer er sprake is van verantwoordelijkheidscompensaties, zoals in vraag 4 nader toegelicht, zal de financiële bijdrage overeenkomstig verminderd worden. Hierdoor is het dus niet zo dat er een financiële bijdrage wordt geleverd én dat Nederland daarnaast ook nog extra asielzaken op zich neemt.
Wat gaat u er concreet aan doen om ervoor te zorgen dat Nederland pas een solidaire bijdrage levert aan de Europese herplaatsing van asielzoekers als de processen en opvang aan de EU-buitengrens op orde zijn?
In het antwoord op vraag 8 is de kabinetsinzet uiteengezet.
Bent u bereid om de Kamer op 15 oktober a.s. terstond te informeren over de besluiten van de Europese Commissie over de toepassing van het solidariteitsmechanisme, zodat de uitkomsten kunnen worden betrokken bij het Kamerdebat over de Europese top van 16 oktober a.s.?
De Commissie publiceert in de komende periode het Europees jaarverslag, een besluit betreffende de lidstaten die onder migratiedruk en een voorstel voor een Raadsbesluit over de solidariteitspool. Het Europese jaarverslag en het besluit van de Europese Commissie betreffende de lidstaten onder migratiedruk zullen door de Commissie openbaar gemaakt worden, waardoor deze voor uw Kamer direct te raadplegen zijn. Uw Kamer zal kort na de publicatie een appreciatie ontvangen van deze stukken volgens de gebruikelijke procedures.
Het voorstel van de Europese Commissie voor een raadsbesluit over de solidariteitspool is op grond van artikel 12 lid 6 van de AMMR en andere relevante uniewetgeving vertrouwelijk. Wel kan ik uw Kamer toezeggen dat in algemene zin de inzet van het kabinet erop gericht is dat de solidariteitspool realistisch is en geen extra druk legt op de bijdragende lidstaten. Uw Kamer zal over de specifieke inzet van het kabinet ten aanzien van dit voorstel worden geïnformeerd via de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad in december of eerder bij relevante ontwikkelingen.
Bent u bereid om deze vragen uiterlijk op 15 oktober a.s. een voor een te beantwoorden?
Daartoe ben ik bereid.
De brief houdende het advies van de procesregisseur over clustering omroepen in omroephuizen |
|
Claire Martens-America (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Moes |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting van de VVD-fractie dat modernisering van het publieke omroepbestel nodig is om de NPO toekomstbestendig te maken? Deelt u voorts dat het daarbij van belang is dat de publieke omroep teruggaat naar haar kerntaken en ook de transparantie van haar organisatie vergroot?
Ja. Ik deel de opvatting van de VVD-fractie dat modernisering noodzakelijk is en dat het vergroten van transparantie hierbij belangrijk is. Ik zal bij de hervorming daarnaast aandacht besteden aan de publieke media-opdracht, in lijn met de aangenomen motie om de wettelijke taken van de landelijke publieke omroep te heroverwegen, zoals aangegeven in de brief van 28 mei over de kaders clustering omroephuizen.1
Heeft u kennisgenomen van het plan dat de VVD-fractie eerder heeft ingebracht met betrekking tot de hervorming van de publieke omroep? Zo ja, hoe beoordeelt u dit in relatie tot het advies van de procesregisseur?
Ik heb kennisgenomen van het plan van uw fractie. Dit plan is net als andere adviezen, rapporten en reflecties betrokken bij het opstellen van de Kamerbrief van 4 april over de hervorming van de landelijke publieke omroep waarin de maatregelen zijn beschreven om de landelijke publieke omroep fundamenteel te hervormen.2 Ik constateer dat het advies van de procesregisseur aangeeft dat een aantal omroepen voorstander is van het aantal van drie omroephuizen en dat dit aantal overeenkomt met het aantal uit het plan van de VVD-fractie. Dit is echter geen opvatting dat door alle omroepen gedragen wordt. Nog belangrijker is dat de procesregisseur het standpunt van het kabinet herbevestigt dat de randvoorwaarden belangrijker zijn dan het aantal huizen.
Hoe geeft u uitvoering aan de door de Kamer aangenomen motie Martens-America en Mohandis waarin is uitgesproken dat «dat een omroephuis uit ten minste twee omroepen moet bestaan» in dit hervormingsproces?1
In de Kamerbrief van 28 mei is aangegeven hoe uitvoering gegeven wordt aan deze motie. Kort gezegd leiden de kaders voor clustering ertoe dat het meestal zo zal zijn dat er minimaal twee omroepen opgaan binnen één omroephuis. Enig denkbaar alternatief is het scenario dat een zogeheten fusieomroep (BNNVARA, KRO-NCRV, AVROTROS) alleen opgaat binnen één omroephuis. De huidige fusieomroepen zijn immers qua grootte in termen van budget en producerend vermogen van een andere orde dan de andere omroepen.
Wanneer gaat u de Kamer informeren over de uitvoering van de bij het notaoverleg over Media van 14 april 2025 aangenomen moties?
In de Kamerbrief van 28 mei is voor een aantal moties die gaan over de hervorming van de landelijke publieke omroep beschreven hoe hieraan uitvoering gegeven wordt. Daarnaast is op 10 juli 2025 de Kamerbrief Stand van zaken moties en toezeggingen mediabeleid aan uw Kamer gestuurd.4 Hierin wordt ingegaan op andere moties die tijdens het notaoverleg zijn aangenomen. Ten slotte is er een aantal moties aangenomen dat vraagt bepaalde onderwerpen te betrekken bij de verdere uitwerking van de hervorming. Op deze moties zal dan ook teruggekomen worden bij het indienen van het wetsvoorstel waarin een groot deel van de uitwerking van de hervorming zijn beslag krijgt.
Hoe geeft u uitvoering aan de door de Kamer aangenomen motie Martens-America die u verzocht heeft bij de uitwerking van de hervormingsplannen het ledencriterium los te laten?2
In de Kamerbrief van 4 april is ingegaan op deze motie. Eén van de meeste fundamentele voorstellen om de landelijke publieke omroep te hervormen is het loslaten van het systeem van toetreding en uittreding en het verlenen van erkenningen. Hiermee zou ook het ledencriterium vervallen.
Acht u, net als de VVD-fractie, dat de afgelopen maanden in feite verloren tijd zijn geweest doordat er geen breed gedragen variant voor clustering tot stand is gekomen?
Deels. Het is goed dat het gesprek in Hilversum hierover is gevoerd en het is ook goed dat duidelijk is geworden hoe omroepen hierin staan en wat hun redeneringen zijn. Dit is relevante informatie die door de politiek betrokken kan worden bij het maken van keuzes ten aanzien van de hervorming. De clustering van omroepen in omroephuizen is echter maar één onderdeel van de bredere hervorming die meer omvat. Los van het clusterproces is en wordt ambtelijk doorgewerkt aan het voorbereiden van het wetsvoorstel, dus in dat opzicht wordt deze periode goed benut.
Bent u het met de VVD-fractie eens dat het teleurstellend is dat het er nu op lijkt dat een meerderheid aan omroepen, inclusief de NPO, voorstander is van hervorming, er bij een aantal omroepen dusdanig weinig bereidheid lijkt daadwerkelijk om stappen te zetten en dat dit het proces remt?
Uiteraard had ik het liefste gezien dat omroepen eensgezind gezamenlijk tot een clustering waren gekomen op een manier die volledig voldoet aan de eerder geschetste kaders. Ik vind het in die zin teleurstellend dat dit niet is gelukt. Tegelijkertijd is er breed draagvlak bij omroepen voor het vormen van omroephuizen en heeft dit proces de verschillende standpunten en onderbouwingen zichtbaar gemaakt. Dit is wat mij betreft relevante informatie die de politiek kan betrekken bij het maken van keuzes ten aanzien van de hervorming.
De VVD-fractie ziet de eerste berichten over omroepen die samen gaan. Er zijn gevallen waarbij een inhoudelijke grond van samenwerken ver te zoeken lijkt. Hoe beoordeelt u dit en deelt u de visie van de VVD-fractie dat alleen door samenhang en samenwerking efficiency, effectiviteit en rust in het bestel gerealiseerd kunnen worden?
In de Kamerbrieven van 4 april en 28 mei is uitgebreid ingegaan op het criterium van passende inhoudelijke verwantschap en waarom dit belangrijk is voor het laten ontstaan van goed functionerende omroephuizen en daarmee voor het slagen van de bredere hervorming. Zoals ik ook in de Kamerbrief van 3 oktober over het advies van de procesregisseur over clustering omroepen in omroephuizen heb toegelicht, signaleer ik ook risico’s op dit vlak bij combinaties die nu worden overwogen.6 Tegelijkertijd is het aan omroepen om binnen de gestelde kaders geslaagde combinaties te maken die de gezamenlijkheid versterken. Daarbij vind ik het van belang om te benoemen dat het wettelijke kader duidelijke eisen zal stellen aan de inrichting van omroephuizen en hoe omroephuizen complementair aan elkaar dienen te werken aan de uitvoering van de publieke media-opdracht. Het is belangrijk dat de te vormen omroephuizen zich hiervan rekenschap geven.
Bent u bereid om meer regie te nemen in dit proces? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Ja. Ik vind het belangrijk dat de politiek meer regie pakt nu duidelijk is gebleken dat omroepen er onderling niet uitkomen. Mijn departement blijft met de omroepen en NPO in gesprek. In deze gesprekken zullen de adviezen worden meegenomen waarvan de procesregisseur aangeeft dat een vervolgproces hier aandacht aan moet geven. Ik vind het daarbij van groot belang dat de kaders die eerder zijn vastgesteld – waaronder geen extra bestuurslagen, passende inhoudelijke verwantschap, het daadwerkelijk functioneren als één organisatie en medewerkers in dienst van het omroephuis – strikt worden nageleefd. Deze kaders zijn immers bedoeld om te zorgen voor een sterk, doelmatig en samenhangend bestel.
In mijn gesprekken met de omroepen zal ik de komende tijd benadrukken dat het naleven van deze kaders niet vrijblijvend is, maar een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het slagen van de hervorming.
Bent u voorts bereid om in samenspraak met de NPO nadrukkelijk in te zetten op een model met drie omroephuizen plus één NOS-NTR?
De discussie rondom clustering gaat veel over het precieze aantal omroephuizen. Daar heb ik begrip voor, want het heeft duidelijke gevolgen voor mogelijke combinaties die kunnen ontstaan en maakt de hervorming daarmee ook tastbaar. Ik vind het tegelijkertijd ook van belang om de overige maatregelen te benadrukken. De hervorming is immers een samenhangend pakket aan maatregelen. De vorming van omroephuizen heeft mijns inziens niet veel zin als andere maatregelen niet tegelijkertijd ook worden doorgevoerd. Ik denk hierbij aan het sluiten van het bestel voor nieuwe organisaties, het opener maken van het bestel voor ontbrekende geluiden en het laten opgaan van omroepen in omroephuizen op een dusdanige manier dat omroephuizen echt als eenheid kunnen functioneren. Er mag geen twijfel bestaan over het feit dat het omroephuis in het nieuwe bestel de omroep is.
De procesregisseur herbevestigt vanuit zijn onafhankelijke blik dan ook de randvoorwaarde dat alle medewerkers in dienst moeten komen van het omroephuis. Ik vind het goed kunnen functioneren van het omroephuis als één geheel en bestuurlijke effectiviteit belangrijker dan het uiteindelijke aantal omroephuizen waarop uitgekomen wordt. Daarbij zie ik nog steeds een groot risico wanneer gestreefd wordt naar een te klein aantal omroephuizen omdat dit de kans vergroot dat hierbinnen verschillende eilandjes blijven bestaan en het huis niet effectief en als eenheid kan opereren.
In hoeverre is de eerdere contourenbrief van uw voorganger als Minister nog actueel? Bent u nog steeds voornemens om deze contouren verder om te zetten in het uiteindelijke wetsvoorstel of verschilt u daarin van uw voorganger?
De hervorming is een samenhangend pakket aan maatregelen waarbij de gehele hervorming moet worden heroverwogen op het moment dat steun voor een specifieke maatregel zou ontbreken. In de Kamerbrief van 28 mei is geconstateerd dat het notaoverleg van 14 april en de aangenomen moties laten zien dat er in de Kamer draagvlak bestaat voor de fundamenten van het nieuwe bestel. Ook ikzelf steun in grote lijnen de maatregelen waarlangs de publieke omroep fundamenteel wordt herzien. De maatregelen zullen verwerkt worden in een wetsvoorstel die uiteraard het gebruikelijke parlementaire proces zal doorlopen.
Wanneer verwacht u de Kamer de verdere contouren van de hervorming dan wel de benodigde wetgeving te kunnen sturen?
Er wordt op dit moment gewerkt aan een wetsvoorstel waarin de hervorming zijn beslag moet krijgen. Lettende op de krappe planning om een nieuw bestel in te kunnen laten gaan, zal het wetsvoorstel in de loop van 2026 aangeboden moeten worden ter internetconsultatie.
De huisvesting van migranten |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Migratie is niet hét probleem van de woningmarkt: «dat is onzin»«?1
Deelt u de opvatting van de deskundigen die in het artikel worden geciteerd dat migratie slechts voor een beperkt deel bijdraagt aan de huidige wooncrisis en dat het werkelijke probleem is dat er gewoon te weinig wordt gebouwd?
Welke cijfers en prognoses hanteert het kabinet over de bijdrage van migratie (in verschillende subcategorieën: asielmigratie, arbeidsmigratie, gezinsmigratie, studiemigratie) aan de jaarlijkse vraag naar woonruimtes (totaal, huur, sociale huur, middenhuur, koop)? In hoeverre houdt het kabinet bij de gehanteerde cijfers en prognoses rekening met regionale verschillen in de druk op de woningmarkt door migratie? Welke gemeenten of regio’s hebben relatief grote druk als gevolg van migratie?
Welke analyses heeft het kabinet laten uitvoeren naar de mate waarin starters en doorstromers door migratie in hun kansen worden belemmerd, bijvoorbeeld doordat migranten woningen innemen die anders voor deze groepen beschikbaar zouden zijn? En wat waren de uitkomsten? Wat is bijvoorbeeld het effect van arbeids-, asiel- en studiemigratie op de wachtlijsten voor een huurwoning?
Welke concrete uitwerking geeft het kabinet aan de aanbeveling van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen om ambities en het beleid op het gebied van woningbouw beter af te stemmen op de demografische ontwikkeling, inclusief de netto migratie?
Op welke wijze geeft het kabinet opvolging aan de aanbeveling van de Staatscommissie om daadwerkelijk te gaan sturen op alle vormen van migratie, op basis van een bandbreedte voor gematigde groei van de bevolking met 40.000–60.000 per jaar?
Welke beleidsinstrumenten (nationaal of via gemeenten) brengt het kabinet in stelling om migratie-gerelateerde huisvestingsdruk te beperken, zoals tijdelijke huisvesting (flexwoningen), en wat is het effect van deze instrumenten?
Is het kabinet bereid om extra middelen (nationaal of regionaal) beschikbaar te stellen voor tijdelijke huisvesting, versnelde vergunningverlening, juridisch-ambtelijke capaciteit en infrastructuur (o.a. netcapaciteit) om zo de bouwproductie op te voeren en knelpunten weg te nemen?
Kunt u concreet aangeven hoe u gemeenten helpt bij het creëren van doorstroomwoningen voor statushouders om zo de druk op de asielopvang te verminderen?
Kunt u concreet aangeven hoeveel woningen er beschikbaar zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten en hoe dit zich verhoudt tot de jaarlijkse instroom? Hoeveel daarvan beschikken over een SNF- of AKF-keurmerk?
Kunt u aangeven hoeveel woningen er in handen zijn van uitzendbedrijven en van private investeerders die woonruimtes verhuren aan uitzendbedrijven?
Kunt u concreet aangeven hoe u gemeenten helpt om de grootschalige ondermaatse en deels illegale verhuur voor arbeidsmigranten aan te pakken en de kwaliteit van deze huisvesting te waarborgen?
Deelt u onze mening dat in de uitingen en het beleid van het kabinet onevenredig veel aandacht is voor de druk op de woningmarkt door de asielinstroom, terwijl de druk door arbeidsmigranten en uitzendbedrijven op de woningmarkt vele malen hoger is?
Hoe waarborgt het kabinet dat statushouders en arbeidsmigranten die legaal in Nederland wonen en verblijven een gelijke toegang tot woonruimte behouden, zonder dat dit tot verdringing leidt van kwetsbare groepen zoals jongeren en langdurig woningzoekenden?
Bent u bereid deze vragen uiterlijk binnen twee weken te beantwoorden?
Nederlandse onderdelen in Russische drones en raketten |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Kati Piri (PvdA), Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van President Zelensky dat de rakketten en drones die Rusland gebruikt om Oekraïense doelen te raken onderdelen uit Nederland bevatten?1
Ja.
Was u op de hoogte van het feit dat in Nederland gemaakte onderdelen voor drones en raketten door Rusland gebruikt worden? Zo ja, waarom is hier niet eerder actie op ondernomen?
Uw Kamer heeft hier eerder in 2022 vragen over gesteld.2 Sinds medio 2022 is het duidelijk dat de Russische militaire industrie in hoge mate afhankelijk is van westerse componenten, waaronder ook componenten uit Nederland. Rusland slaagt er nog altijd in om – via omwegen en tegen hoge kosten – dergelijke componenten te importeren. Hiervoor gebruikt het een uitgebreid netwerk van tussenhandelaren in derde landen.
De aanpak van sanctieomzeiling is dan ook al sinds 2022 een prioriteit binnen het Nederlandse sanctiebeleid. Dit behelst nationaal een combinatie van onderzoek, voorlichting en handhaving. Daarnaast wordt met derde landen samengewerkt om omzeiling via hun grondgebied tegen te gaan. Nederland spreekt hier zelf actief landen op aan en EU Sanctiegezant David O’Sullivan speelt hierin een belangrijke rol. Binnen de EU zet Nederland zich consequent in voor een effectieve aanpak van omzeiling. Dit is steevast een van de speerpunten in EU sanctiepakketten. Waar diplomatieke inspanningen niet genoeg opleveren, verbindt de EU hieraan consequenties door passende en gerichte maatregelen in te stellen. De EU legde al sancties op aan 132 bedrijven in derde landen die aantoonbaar sancties omzeilen en daarmee het Russisch militair industrieel complex ondersteunen. Hierbij wordt samengewerkt met G7-partners en Nederland draagt hier actief aan bij.
Kunt u toelichten welke acties u concreet ondernomen heeft naar aanleiding van berichten uit 2024 waaruit bleek dat oude ASML-machines door Rusland gebruikt werden voor de productie van chips voor drones? En hoe effectief zijn deze maatregelen geweest?2
Het kabinet kan geen inzicht geven in concrete acties die mogelijk worden gedaan bij individuele bedrijven. Zoals destijds is geantwoord is Rusland sterk afhankelijk van het westen voor technologie en componenten.4 Deze situatie is nog steeds van toepassing.
De handhaving van sanctiemaatregelen ten aanzien van de export van gesanctioneerde goederen is een verantwoordelijkheid van de Douane in opdracht van de Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarbij wordt nadrukkelijk ingezet op het tegengaan van omzeiling. Bedrijven die ervan worden verdacht zich bewust schuldig te maken aan sanctieomzeiling worden ter vervolging voorgelegd aan het Openbaar Ministerie. De meeste Nederlandse bedrijven die betrokken raken bij sanctieomzeiling zijn zich daarvan echter niet bewust. Daarom worden bedrijven, waarvan uit onderzoek blijkt dat zij mogelijk (onbewust) betrokken zijn bij omzeiling, actief benaderd en voorgelicht over de risico’s van omzeiling. De bedrijven worden daarmee in de gelegenheid gesteld om passende interne maatregelen te nemen. Op die manier zijn al veel malafide distributeurs in derde landen uitgesloten van handel.
Erkent u dat hiermee de Nederlandse steun aan Oekraïne ernstig ondermijnd wordt?
Het feit dat onderdelen afkomstig van Nederlandse bedrijven nog steeds worden teruggevonden in Russische drones en raketten die gebruikt worden in de oorlog tegen Oekraïne, is zeer onwenselijk. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in samenwerking met andere overheidsorganen, zet zich sterk in om sanctieomzeiling van deze goederen tegen te gaan.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in nauw contact met Oekraïense autoriteiten over deze kwestie. Net als alle andere signalen van (mogelijke) sanctieomzeiling worden signalen die gedeeld worden vanuit de Oekraïense autoriteiten zeer serieus genomen en opgevolgd met acties die gericht zijn om sanctieomzeiling tegen te gaan.
Vallen alle onderdelen voor drones en raketten onder de huidige sancties tegen Rusland en zo niet, bent u bereid om deze alsnog toe te voegen aan de Europese sanctielijst?
De onderdelen in kwestie vallen al sinds 2022 onder de sancties tegen Rusland, mede op aandringen van Nederland. Binnen de aanpak van sanctieomzeiling ligt sterk de nadruk op goederen die op de zogeheten lijst van «Common High Priority Items»5 staan. Dit zijn goederen die de Russische oorlogsindustrie het hardst nodig heeft. De goederen op deze lijst zijn voor een groot gedeelte van belang voor de productie van componenten bestemd voor Russische drones en raketten. Het kabinet zet zich voortdurend in om met nieuwe sanctiemaatregelen en verbeteringen in de naleving van sancties de effectiviteit van het beleid te optimaliseren om omzeiling zo effectief mogelijk aan te pakken.
Heeft u een indicatie van welke Nederlandse bedrijven hierbij direct of indirect betrokken zijn? Zo nee, bent u bereid hier met spoed onderzoek naar te doen?
De overheid werkt actief samen met Nederlandse producenten om hen te helpen de omzeiling van hun goederen tegen te gaan. Dikwijls gaat het om kleine onderdelen die via vele tussenschakels in Rusland terecht komen en worden verwerkt in raketten en drones. De lange ketens maken het een hardnekkig probleem. Echter, diezelfde lange ketens zijn een direct gevolg van de verrichte inspanningen en maken het complexer en duurder voor Rusland om aan componenten te komen bedoeld voor haar wapenindustrie. De sancties zijn bedoeld als economisch drukmiddel en in dat opzicht dienen sancties dus hun doel. Het kabinet blijft zich onophoudelijk inzetten om de effectiviteit hiervan te optimaliseren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor 12:00 uur op dinsdag 7 oktober?
De vragen zijn één voor één beantwoord. Het bleek helaas niet mogelijk deze vragen per ommegaande te beantwoorden, zoals door u verzocht.
Het artikel 'Wethouder eist dat ontwikkelaar niet meer dan 2 procent winst maakt' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wethouder eist dat ontwikkelaar niet meer dan 2 procent winst maakt»?1
Deelt u de mening dat het stellen van een maximale winstnorm van 2 procent voor projectontwikkelaars volstrekt marktverstoring in de hand werkt, het investeringsklimaat ondermijnt en de toch al stagnerende woningbouw verder kan frustreren?
Hoe beoordeelt u de actie van de wethouder in het licht van het landelijk beleid, waarin juist uniformiteit en voorspelbaarheid richting marktpartijen wordt nagestreefd om nieuwbouw te versnellen?
Acht u het wenselijk dat individuele gemeenten verregaande eigen voorwaarden opleggen aan projectontwikkelaars, die afwijken van landelijke kaders? Zo ja, hoe voorkomt u dan dat er een lappendeken van regels ontstaat die de bouw verder vertraagt?
Erkent u dat projectontwikkeling per definitie risico’s en fluctuaties kent, waardoor een maximumwinst van 2 procent feitelijk betekent dat investeerders wegblijven of kosten elders doorschuiven, bijvoorbeeld richting kopers of huurders?
Deelt u de analyse dat dit beleid op termijn juist kan leiden tot mínder betaalbare woningen, omdat minder marktpartijen bereid zullen zijn in te schrijven op aanbestedingen?
Bent u voornemens om de gemeente Heemskerk of andere gemeenten die vergelijkbare plannen hebben, terug te fluiten? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten hoe dit gemeentelijke experiment zich verhoudt tot de aangenomen landelijke doelstellingen voor woningbouw en betaalbaarheid, en of deze aanpak daar niet haaks op staat?
Acht u het aanvaardbaar dat een wethouder in een lopende verkiezingsperiode beleid voert dat sterk afwijkt van het landelijke kader, terwijl zij zelf kandidaat is voor de Tweede Kamer namens GroenLinks-PvdA? Hoe voorkomt u dat beleid op lokaal niveau als politiek podium wordt gebruikt in plaats van als middel voor solide woningbouwbeleid?
Deelt u de mening dat transparantie in kosten wenselijk is, maar dat het afdwingen van volledige openheid in bedrijfsadministratie de concurrentiepositie van bedrijven kan ondermijnen en leidt tot een oneerlijke verhouding tussen overheid en markt?
Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat landelijke spelregels leidend blijven, zodat woningbouwprojecten niet verder vastlopen door willekeurige gemeentelijke ingrepen?
Het bericht '2325 schuldeisers, tienduizenden gedupeerden en miljoenen euro’s verdwenen: dit is het verhaal van Groupcard' |
|
Jimmy Dijk |
|
Nobel |
|
Wat is uw reactie op het bericht van het AD over het eerste verslag van de curator over het faillissement van Groupcard?1
Erkent u, net zoals de curator, dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan dit faillissement voor gemeenten onverwacht zijn gekomen, als blijkt dat Groupcard al jaren haar financiën niet op orde had, geen administratie bijhield, verliezen leed en commerciële afspraken maakten die onrealistisch waren?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst, bij verwante bedrijven die gemeenten ondersteunen, deze situatie zich niet opnieuw zal voordoen, nu we weten van de curator dat er hier sprake is van het schuiven van gemeenschapsgeld om gaten te dichten?
Hoe verantwoordt u dat gemeenten dit soort taken uitbesteden aan commerciële partijen als dit zo grandioos mis kan gaan? Deelt u de mening dat het beter zou zijn om dit publiek te organiseren zodat er, onder andere, beter toezicht op gehouden kan worden? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Hoe zorgt u ervoor dat de gedupeerden en schuldeisers niet met niks achterblijven, nu blijkt dat er geen zicht is op een nieuwe overnamekandidaat?
Zijn er manieren waarop de gedupeerde groepen het geld op deze passen toch kunnen besteden of gecompenseerd kunnen krijgen, nu blijkt dat de schuld in de tientallen miljoenen loopt en er tienduizenden gedupeerden zijn? Zo ja, wilt u uitzoeken hoe deze compensatie toch kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Selectieprocedures bij collectieve en groene woonprojecten (CPO, Cohousing, Buurtschappen) en de toegankelijkheid van de woningmarkt. |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de voorbeelden van woonprojecten in onder meer Eindhoven en Amsterdam, waarbij bewoners via een «sollicitatie» of andere selectieprocedure worden gekozen op basis van mindset, gewenste bijdrage aan de gemeenschap of mate van «natuurliefhebberij»?
Bent u het eens dat deze procedure in strijd kan zijn met de beginselen van eerlijke en openbare toewijzing van woningen?
Welke juridische kaders gelden er voor CPO-verenigingen of projecten met een collectief beheer om te voorkomen dat selectieprocedures voor woningen, waaronder sociale huur of door de gemeente gefaciliteerde kavels leiden tot discriminatie of uitsluiting van bepaalde groepen woningzoekenden die niet voldoen aan de (soms subjectieve) eisen van een «juiste mindset»?
In hoeverre is het toelaatbaar dat een dergelijke selectieprocedure wordt toegepast op sociale huurwoningen binnen deze projecten, gezien de wettelijke toewijzingsregels op basis van inkomen en urgentie?
Welke concrete stappen onderneemt u om te controleren of woningcorporaties zich aan de regels voor de toewijzing houden bij gemengde woonvormen als deze?
Deelt u de mening dat, gelet op de woningnood, de focus bij de toewijzing van woningen (zeker in het sociale en middensegment) primair moet liggen op woonbehoefte in plaats van op de mate van betrokkenheid bij de gemeenschap of de levensstijl van de aanvrager? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen is de Minister bereid te nemen om te garanderen dat gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars bij de ontwikkeling en toewijzing van collectieve projecten een transparante en objectieve selectieprocedure hanteren, zodat deze innovatieve woonvormen toegankelijk blijven voor alle lagen van de bevolking, inclusief mensen die wel in de buurt willen wonen maar niet noodzakelijk direct kunnen of willen bijdragen?
De brief van de staatsecretaris van Financiën aan de kamer ‘Overstap kantoorautomatisering naar M365’ |
|
Hanneke van der Werf (D66) |
|
Heijnen , van Marum |
|
|
|
|
In de brief wordt gesteld dat Europese alternatieven binnen afzienbare termijn niet voldoen aan het niveau van Microsoft 365; welke Europese alternatieven zijn onderzocht voordat de keuze gemaakt is voor Microsoft?
Welke tekortkomingen zijn vastgesteld bij deze Europese aanbieders die ertoe hebben geleid dat zij niet als toereikend alternatief zijn aangemerkt?
Kunt u toelichten aan welke vereisten en prestatienormen Europese aanbieders moeten voldoen om wel als een toereikend alternatief te kunnen gelden voor Microsoft 365?
Is er perspectief op een Europees alternatief dat wel kan dienen als een alternatief voor Microsoft 365? Zo ja, welke aanbieder(s) worden dan als kansrijk beschouwd?
Welke maatregelen worden er op dit moment genomen om de ontwikkeling en verbetering van Europese cloud- en software-alternatieven te stimuleren en te versnellen, zodat deze in de toekomst als volwaardig alternatief voor Microsoft 365 kunnen dienen?
In berichtgeving van NRC wordt gesteld dat een van de redenen dat het gebruik van Microsoft 365 toch is doorgezet, is dat er al een aanbetaling was gedaan. In hoeverre heeft dit een rol gespeeld in de uiteindelijke besluitvorming?1
Welke technische en contractuele maatregelen zijn getroffen om te zorgen dat de Amerikaanse overheid niet zomaar toegang heeft tot Nederlandse overheidsdata?
De berichtgeving omtrent uitlatingen van de heer Wilders die door de politie zijn weersproken. |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van NOS en de berichtgeving van Nieuwsuur waarin de politie vraagtekens plaatst bij het door de heer Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen geschetste verhaal over een mishandelde vuilnisvrouw in Utrecht?1
Klopt het dat de politie dit incident heeft gekwalificeerd als een verkeersruzie die uitmondde in een eenvoudige mishandeling, en dat daarbij geen sprake was van een «toeloop van twintig Marokkanen», zoals door de heer Wilders werd beweerd?
Hoe beoordeelt u het dat een fractievoorzitter tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een incident aanhaalt, terwijl de politie dit beeld nadrukkelijk tegenspreekt? Acht u dit een vorm van misleiding van de Kamer?
Vindt u dat volksvertegenwoordigers een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om feiten juist en zorgvuldig weer te geven, zeker tijdens een belangrijk debat als de Algemene Politieke Beschouwingen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u daaraan wanneer dat niet gebeurt?
Deelt u de opvatting dat het onterecht framen van bevolkingsgroepen, in dit geval «Marokkanen», op basis van onjuiste of overdreven verhalen een negatieve impact heeft op het maatschappelijk vertrouwen en de sociale cohesie?
Welke mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat dergelijke misleidende of onjuiste uitspraken door politici zoals de heer Wilders bijdragen aan stigmatisering en polarisatie in de samenleving?
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de politie en het Openbaar Ministerie om te bezien of er aanvullende richtlijnen nodig zijn om misbruik of manipulatief gebruik van politie-informatie in politieke debatten tegen te gaan?
Klopt het dat de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma inmiddels in overleg met de betrokken vrouw heeft besloten dat er alsnog aangifte wordt gedaan? Zo ja, kunt u aangeven hoe dit traject verder wordt begeleid en welke juridische kwalificatie daarbij nu voorligt?
Welke waarborgen zijn er dat de uitkomst van een dergelijke aangifte op objectieve wijze wordt beoordeeld, los van politieke framing of druk vanuit welke partij dan ook?
Kunt u bevestigen dat dit incident van het verschaffen van valse informatie door de heer Wilders over strafrechtelijke zaken niet op zichzelf staat, aangezien de politie enkele weken eerder eveneens uitspraken van de heer Wilders over de zaak-Lisa publiekelijk moest corrigeren?
Acht u het zorgelijk dat er sprake lijkt van een patroon waarin dezelfde politicus onjuiste of overdreven beweringen doet die door de politie ontkracht worden, met het risico van onrust, stigmatisering en verlies van vertrouwen in instituties?
Bent u ermee bekend dat bushalte Mooiland in Doorwerth, gelegen nabij de zorginstellingen Philadelphia en Vilente, wordt opgeheven?
Nee, van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat inmiddels is besloten om de bushalte niet op te heffen.
Bent u ermee bekend dat de zorginstellingen en buurtbewoners hun zorgen hebben geuit in diverse regionale media en middels een brief aan de provinciale staten van Gelderland, omdat de bushalte van grote waarde is voor de inwoners van de zorginstellingen, die vaak slecht ter been zijn, en voor het woon-werkverkeer van de zorgmedewerkers?1, 2, 3
Ja.
Deelt u de mening dat het opheffen van bushalte Mooiland een negatieve invloed heeft op de mobiliteit, autonomie, sociale verbondenheid en bewegingsvrijheid van de bewoners en zorgmedewerkers? Zo nee, waarom niet?
Van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat inmiddels is besloten om de bushalte niet op te heffen.
Deelt u de mening dat het in het algemeen van groot belang is om de bereikbaarheid van zorginstellingen met het openbaar vervoer te waarborgen, om de toegankelijkheid van zorg te garanderen, sociale isolatie tegen te gaan en de continuïteit van de zorg te faciliteren in verband met het woon-werkverkeer van zorgmedewerkers? Zo ja, deelt u de mening dat de rendabiliteit van een buslijn of bushalte ondergeschikt is aan deze maatschappelijke belangen? Zo nee, waarom niet?
In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder zorginstellingen, onderschreven.4 Bereikbaarheid raakt ons allemaal. Meedoen in de samenleving en in de economie kan niet zonder in verbinding te staan met elkaar en met de vitale maatschappelijk-economische voorzieningen zoals onderwijs, zorg, wonen, werken, winkels en recreatie. Bereikbaarheid is een belangrijke sleutel in de keuzevrijheid van burgers om de voor hen belangrijke rechten als wonen, werken, gezondheid en onderwijs in te vullen op basis van de voorkeuren. Hoe dit invulling te geven, is maatwerk. Daarbij gaat het om zoeken naar balans tussen meerdere factoren, waaronder bereikbaarheid en rendabiliteit.
Bent u bereid zich in te zetten voor het behoud van bushalte Mooiland, oftewel voor het tegemoetkomen van de bewoners van de zorginstellingen die nu geen kant op kunnen, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met betrokken partijen zoals de provincie Gelderland? Zo nee, waarom niet?
Van de provincie Gelderland heb ik begrepen dat zij reeds besloten heeft bushalte Mooiland te behouden, maar dat er wel nog een oplossing wordt gezocht voor een vraagstuk rondom verkeersveiligheid ter hoogte van de halte en de voor veel overige reizigers van belang zijnde versnelling van de buslijn.
Bent u bereid om – nu inwoners toen bezwaar kon worden gemaakt niet op de hoogte waren – samen met de provincie en andere betrokken partijen te onderzoeken hoe inwoners beter geïnformeerd kunnen worden over dit soort ingrijpende besluiten? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp van de provincie Gelderland dat zij in gesprek zijn met betrokkenen over de situatie. De provincie heeft reeds besloten bushalte Mooiland te behouden. Er wordt nog wel een oplossing gezocht voor een vraagstuk rondom verkeersveiligheid ter hoogte van de halte en de voor veel overige reizigers van belang zijnde versnelling van de buslijn.
Heeft u in beeld of er op andere plekken in Nederland ook plannen zijn om bushaltes bij zorginstellingen te verwijderen? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven? Zo nee, bent u bereid met de provincies en vervoersregio’s hier een inventarisatie van te maken?
In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is het belang van de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder zorginstellingen, onderschreven. Daarbij is ook het instrument van het bereikbaarheidspeil geïntroduceerd om de ontwikkeling van de bereikbaarheid van voorzieningen in heel Nederland te gaan monitoren. Bij de toepassing hiervan is een integrale aanpak voorzien, waarbij naar alle vormen van vervoer wordt gekeken, evenals naar de locaties van instellingen. Deze toepassing vindt conform het kabinetsstandpunt gebiedsgericht plaats. De eerste stap daarbij is het opstellen van regionale bereikbaarheidsanalyses door de regionale overheden. Daarvoor wordt samen met de regionale bestuurlijke partners momenteel een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak ligt komende maand voor in de bestuurlijke overleggen MIRT en zal vervolgens aan de Kamer worden toegezonden.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat bushaltes worden opgeheven bij zorginstellingen en andere voorzieningen waar mensen die slecht ter been zijn afhankelijk van zijn?
De verantwoordelijkheid voor de afweging van het wel of niet opheffen van bushaltes berust bij de concessieverlenende overheid. In het kabinetsstandpunt Bereikbaarheid op Peil van eerder dit jaar is aangegeven hoe met het instrument van het bereikbaarheidspeil de (integrale) bereikbaarheid van voorzieningen, zoals zorginstellingen, in beeld wordt gebracht. Hierbij is ook aangegeven hoe dit gebiedsgericht uitwerking krijgt. Een belangrijke vervolgstap hierbij is het opstellen van regionale bereikbaarheidsanalyses door de medeoverheden, met hun bevoegdheid en verantwoordelijkheden in de regionale bereikbaarheid en hun inzichten in de regionale en lokale staat van bereikbaarheid. Het plan van aanpak om te komen tot deze regionale bereikbaarheidsanalyses ontvangt u later dit jaar.
De aangekondigde reductie van 500 regels in het actieprogramma regeldruk. |
|
Folkert Idsinga (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Karremans |
|
|
|
|
Kunt u aangeven welke concrete regels op dit moment in de eerste tranche van het regeldrukprogramma zijn opgenomen, inclusief de stand van zaken per dossier en de verwachte termijn van besluitvorming?
Voor de onderwerpen van de eerste tranche van het verwijs ik naar de brief over het Actieprogramma Minder Druk Met Regels van 9 december 20241. In de brief aan de Kamer van 5 september 20252 heb ik de resultaten met stand van zaken met betrekking tot deze dossiers opgenomen. Hieronder is kort deze stand van zaken van de dossiers opgenomen.
Voorlichting en tools:
– Verbeterde handreiking
– Hulpmiddelen om het verzamelen van data over woon-werk verkeer te vergemakkelijken.
Voorstellen uitwerken voor een uitzondering voor het mkb.
Tussentijdse evaluatie van het Besluit WPM waarin o.a. wordt besloten over het aanpassen van het besluit om de regeldruk te verminderen, rekening houdend met de CO2-reductieopgave
Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende branche-RI&E.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es.
Verder in tweede tranche met:
– Voorstel voor herziening van het arbeidsongeschiktheids-stelsel naar aanleiding van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS)1.
– Wetsvoorstel uitwerken waarmee eerder duidelijk wordt tot wanneer de eigen functie van de zieke werknemer beschikbaar moet blijven.
– Wetsvoorstel uitwerken om het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid leidend te maken bij de toets van UWV (RIV-toets).
– Voorlichting AP over de AVG meer toegespitst op het mkb
– Gesprek kabinet en AP over sectoroplossingen en gedragscodes
– Omnibusvoorstel IV van de Europese Commissie
– AP publiceert lijst van verwerkingen waarvoor geen DPIA nodig is
Voor meer informatie over het adviesrapport van OCTAS, zie link
Aanvullend daarop is voor het Besluit Werkgebonden personenmobiliteit (WPM) besloten dat organisaties met minder dan 250 medewerkers niet meer hoeven te rapporteren over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers.
Hoe definieert u precies een «regel» in de doelstelling om 500 regels te schrappen of te vereenvoudigen? Wordt hierbij gerekend in wetsartikelen, uitvoeringsregelingen of administratieve verplichtingen?
In de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken worden de meest belastende verplichtingen per sector uitgelicht; dit komt in totaal neer op circa dertig verplichtingen. Voorbeelden van verplichtingen zijn regels en procedures bij ontslag van werknemers, vakbekwaamheidseisen, en de keuring van installaties en arbeidsmiddelen. Voor deze verplichtingen geldt dat zij bestaan uit afzonderlijke regels. Die regels kunnen onderdeel zijn van een wet, een algemene maatregel van bestuur, een regeling of beleid (zoals het beleid van uitvoeringsorganisaties en toezichthouders). Iedere regel die bijdraagt aan een verplichting telt mee in de doelstelling om 500 regels aan te pakken.
Hoeveel van de beoogde 500 regels betreffen nationale regelgeving en hoeveel vloeien voort uit EU-verplichtingen of internationale afspraken?
Op dit moment maakt het kabinet een lijst met de beoogde 500 regels die voor het einde van het jaar met de Kamer zal worden gedeeld3. Op dit moment is nog niet aan te geven welk deel daarvan voortkomt uit nationale regels en welk deel daarvan voortvloeit uit EU-verplichtingen of internationale afspraken.
Hoe berekent u de daadwerkelijke regeldrukreductie (in uren en in euro’s) per aangepaste of afgeschaafde regel?
De daadwerkelijke regeldrukreductie zal volgens het standaardkostenmodel (SKM) worden berekend. Dit kostenmodel is opgenomen in het Handboek Meting Regeldrukkosten4. Deze methode is ook gehanteerd bij het kwantificeren van regeldruk in de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken. Deze meetmethodiek is uniform van opzet en is daarom toepasbaar binnen de gehele overheid. Het SKM stelt de ondernemer centraal. Het gaat na welke stappen/handelingen men moet maken om de verplichtingen na te kunnen leven (q) en hoeveel tijd en welke uitgaven hiermee gepaard gaan (p). Vervolgens worden de regeldrukkosten berekend (pxq).
Kunt u per dossier aangeven of het gaat om een inhoudelijke lastenverlichting (regels verdwijnen of worden eenvoudiger) of om een procesmatige wijziging (andere afstemming, uitstel, vereenvoudigde rapportage)?
Op dit moment vindt de inventarisatie van de 500 regels plaats. Per regel wordt gekeken naar de aanpak om tot regeldrukreductie te komen. In de Kamerbrief van 5 september5 noem ik daarvoor een aantal (combinaties van) mogelijkheden, zoals:
Daarnaast zal in de toelichting bij de teller op de website www.regeldrukmonitor.nl worden aangeven welke aanpassingen worden uitgevoerd.
In hoeverre worden lopende wetswijzigingen of eerder aangekondigde maatregelen meegeteld in de 500-regeldoelstelling? Kunt u een overzicht geven welk deel van de 500 al voor deze kabinetsperiode in voorbereiding was?
Op dit moment wordt de lijst van 500 regels samengesteld en is deze informatie nog niet beschikbaar. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat regels die per 1 januari 2025 – de start van het Actieprogramma Minder Druk Met Regels – zijn aangepakt, worden meegenomen in het overzicht van behaalde resultaten.
Hoe verhoudt de doelstelling van 500 regels zich tot de aangenomen motie-Kisteman (Kamerstuk 36 450, nr. 37) die vraagt om een 20% reductie van regeldrukkosten in negen sectoren? Worden regels dubbel geteld of zijn dit twee afzonderlijke trajecten?
Bij het realiseren van de 20% reductiedoelstelling voor eind 2026 ligt de focus nu op de 500 regelaanpak die voor de zomer van komend jaar tot resultaat moet leiden. Het doel van kwantificeren blijft uiteraard om te komen tot merkbare regeldrukvermindering.
Kunt u aangeven hoeveel van de al aangepakte regels leiden tot daadwerkelijke lastenverlichting die merkbaar is voor ondernemers of burgers en op welke wijze dit wordt gemeten?
De verplichtingen waaraan de 500 regels ten grondslag liggen, komen grotendeels uit de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken waarvoor ondernemers input hebben geleverd. Ondernemers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven worden betrokken bij de aanpak. Zo worden de regels aangepakt die daadwerkelijk bijdragen aan regeldrukvermindering voor ondernemers. Een deel van de regels geldt echter ook voor (maatschappelijke) organisaties en overheden, die daardoor ook baat hebben bij de ingezette regeldrukvermindering. Op de regeldrukmonitor [www.regeldrukmonitor.nl] staat een overzicht van de reeds aangepakte regels voor ondernemers. Een voorbeeld van een merkbare aanpassing voor ondernemers is het besluit dat ondernemers met minder dan 250 medewerkers niet meer hoeven te rapporteren over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers.
Bent u bereid de Kamer per kwartaal een overzicht te sturen van de voortgang, inclusief het aantal daadwerkelijk aangepaste of afgeschaafde regels, de geschatte lastenverlichting per regel en de verdeling per departement?
De voortgang van de 500-regelaanpak is «real time» zichtbaar op de website www.regeldrukmonitor.nl. Naast de grafische weergave van de voortgang van de aanpak van de 500 regels wordt aangegeven wat de aanpassing betreft en van welke departement de regel afkomstig is. Na de update zal een indicatie van de verminderende regeldrukkosten worden meegegeven.
Kunt u per voorgenomen regel een haalbaarheidsinschatting geven wanneer de maatregel daadwerkelijk kan worden doorgevoerd en welke daarvan een wetswijziging vergen en welke via lagere regelgeving kunnen worden gerealiseerd?
Dit is nu nog prematuur, omdat het overzicht momenteel wordt opgesteld. In het overzicht op de website www.regeldrukmonitor.nl wordt aangegeven wat de maatregel voor regeldrukreductie is. Op een later moment kan deze informatie worden aangevuld met een tijdsindicatie waarop de maatregel van kracht wordt.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden en de beantwoording uiterlijk drie dagen voor de verkiezingen naar de Kamer te sturen?
Zie bovenstaande beantwoording.
De toegankelijkheid van historische NPO-, NOS- en Beeld & Geluid-archieven voor het publiek |
|
Martin Oostenbrink (BBB) |
|
Moes |
|
|
|
|
Heeft u zelf wel eens geprobeerd om nichefragmenten, zoals een uitzending van de zendtijd voor politieke partijen van een willekeurige partij uit de jaren ’60, te bekijken of op te vragen? Zo ja, wat waren uw ervaringen? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Bent u zich bewust van de huidige omvang van archiefmateriaal van publieke omroepen (waaronder de NOS) dat slechts onder strikte voorwaarden, uitsluitend in studiezalen, of helemaal niet beschikbaar wordt gesteld wegens rechtenbeperkingen en kunt u hiervoor kwantitatieve gegevens verstrekken, zoals aantallen verzoeken, afwijzingen en de bijbehorende redenen?
Op welke juridische gronden worden publieke omroeparchieven momenteel beperkt in hun beschikbaarheid voor burgers (bijvoorbeeld auteursrecht, contractuele afspraken met producenten of rechtenhouders, privacyregelgeving) en kunt u per grond kort uiteenzetten hoe deze beperking technisch en juridisch wordt toegepast?
In hoeverre kan en wilt u via beleidsinstrumenten (zoals subsidievoorwaarden, convenanten of moderatie) bevorderen dat met publieke middelen geproduceerde of publiek gefinancierde rechten zodanig worden beheerd dat het publieke belang gediend wordt, in het bijzonder door open toegang voor onderzoek en publieke controle te waarborgen?
Bent u bereid te onderzoeken of, en onder welke voorwaarden, publieke omroepen en nationale archiefinstellingen verplicht kunnen worden transparante, reproduceerbare en niet-discriminerende procedures te hanteren voor toegang tot historisch politiek geluid- en beeldmateriaal?
Welke mogelijkheden ziet u om rechtenconflicten met private rechthebbenden op te lossen, bijvoorbeeld via onderhandelingen over vrijgave, inkoop van rechten, modellicenties of tijdelijke openstelling voor onderzoeksdoeleinden, en bent u bereid hiervoor extra financiële ruimte of overheidsbemiddeling beschikbaar te stellen?
Bent u bereid te onderzoeken of een beperkte en proportionele uitzondering (een publiek-interesse-clausule) in het Nederlandse auteursrecht mogelijk en wenselijk is voor historisch politiek archiefmateriaal, teneinde de toegankelijkheid voor onderwijs, onderzoek en publiek debat te bevorderen?
Kunt u aangeven welke privacy- en veiligheidsvoorwaarden naar uw oordeel wél relevant blijven (bijvoorbeeld bij kinderarbeid, slachtofferschap of lopende rechtszaken) en hoe deze selectief kunnen worden gewaarborgd zonder de algemene toegankelijkheid onnodig te beperken? Indien nee, waarom niet?
Bent u bereid om het Nationaal Archief, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en de publieke omroepen (bijvoorbeeld de NOS) te verzoeken om binnen drie maanden transparante statistieken openbaar te maken over verzoeken tot inzage, toegekende en geweigerde verzoeken, inclusief de juridische gronden van weigering, en bent u bereid inzicht te geven of, en zo ja hoe, deze instellingen publiek onderzoek mogelijk maken zonder dat verzoeken moeten worden gemotiveerd op inhoudelijke gronden?
Ziet u mogelijkheden om vanaf de volgende subsidiecyclus subsidievoorwaarden te koppelen aan openbaarheid, bijvoorbeeld door standaard publicatie van metadata of onbeperkte archieftoegang voor publiek gebruik? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel hierover verwachten? Zo nee, waarom niet?
Het besluit van de rechter dat Meta aanbevelingsalgoritmen moet aanpassen |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
van Marum , Karremans |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse organisatie wint zaak: tijdlijn Facebook en Instagram moet anders»?1
Kunt u toezeggen dat, als het vonnis van de rechter standhoudt, u zal pleiten om de strengere nationale norm voor meer keuzevrijheid in de algoritmes op sociale media als Europese standaard te hanteren?
Deelt u de mening dat niet de rechter, maar de toezichthouder moet afdwingen dat bedrijven als Meta de Europese wet- en regelgeving naleven?
Wat gaat u doen om toezichthouders als de Autoriteit Consument & Markt en de Autoriteit Persoonsgegevens in staat te stellen om proactief toe te zien op de naleving van Europese wet- en regelgeving?
Waarom maakt de Rijksoverheid nog steeds gebruik van online platforms die de Europese wet- en regelgeving niet naleven? Hoe treedt u normerend op tegen de desbetreffende techbedrijven?
Wat doet u om maatschappelijke organisaties, zoals Bits of Freedom, te ondersteunen in hun acties om grote techbedrijven ter verantwoording te roepen?
Bent u bereid om, in zoverre mogelijk, bijstand te verlenen aan maatschappelijke organisaties die juridisch de strijd aan gaan met grote techbedrijven die willens en wetens de wet niet naleven?
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Het bericht ‘OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «OP wil alsnog volledige sanering vervuilde grond Havenhoofd en Veerdam, maar dat lijkt een utopie»?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat de desbetreffende grond met minstens achttien gifstoffen, waarond polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), kwikdichloride en arseen is vergiftigd?
De uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor bodemsanering zijn gedecentraliseerd. Daarom is naar aanleiding van de vragen contact gezocht met het bevoegd gezag voor deze saneringslocaties, de provincie Zuid-Holland en via de provincie met de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ). De provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor beheer en nazorg op de locatie, behalve voor de periode van 2011 tot en met 2020. In die periode was via een bestuurlijke overeenkomst de gemeente Papendrecht opdrachtgever voor het beheer van de nazorglocaties namens de provincie. De OZHZ heeft taken uitgevoerd namens de provincie en gemeente. Veel informatie is te vinden in de recente beantwoording van vragen aan de provincie2 en de gemeente3 over deze locatie.
Van het bevoegd gezag is vernomen dat in het verleden op de locatie een houtverduurzamingsbedrijf stond waardoor de bodem verontreinigd is geraakt. In 1996–1997 is de locatie gesaneerd. Onder de toen aangebrachte leeflaag van ongeveer een meter dik is een restverontreiniging aanwezig. In 1999 heeft de provincie, toen bevoegd gezag, vastgesteld dat de sanering voltooid is en dat in het kader van zogenaamde nazorg een monitoring moest worden uitgevoerd. Deze monitoring heeft in de periode 1999–2024 plaatsgevonden. Op basis van de resultaten van de monitoring is geconcludeerd dat een stabiele eindsituatie is bereikt, waarna met de monitoring kon worden gestopt. Hiermee is ingestemd door de OZHZ, waar de provincie Zuid-Holland de uitvoering van de betreffende bodemtaken heeft belegd.
Bent u ermee bekend dat er boven op de toxische grond 26 huizen zijn gebouwd waarvan 14 huishoudens te maken hebben gekregen met kanker?
De enige bij het ministerie bekende informatie hierover is een citaat van het Kamerlid El Abassi in een bericht in de lokale media4. Ook bij de provincie is hierover geen informatie bekend.
Is het uws inziens verantwoord dat de betreffende bewoners pas vijftien jaar na aankoop van hun huizen werden geïnformeerd over de toxische grond waarboven ze leefden? Snapt u hun zorgen over hun eigen gezondheid en veiligheid en die van hun kinderen?
De verontreiniging onder de leeflaag was in 2009 al bekend. Dit blijkt uit het saneringsverslag en de beslissing van de provincie hierop. Hierin wordt aangegeven dat de locatie geschikt is om op te wonen. Hierbij geldt wel de gebruiksbeperking dat de aangebrachte leeflaag in stand gehouden moet worden. Door de leeflaag is er bij gewoon gebruik geen blootstelling aan de verontreinigde grond onder deze laag en zijn er dus ook geen gezondheidsrisico's. De verkoper moet de koper hierover informeren. Informatie over de verontreinigingssituatie staat in de koopcontracten van de nieuw gebouwde woningen, zie ook de antwoorden op de vragen die hierover aan de gemeente Papendrecht gesteld zijn (zie voetnoot 3, antwoord 1.20 en 2.1 van de gemeente).
De bewoners zijn vertegenwoordigd in een bewonerscomité. In 2009 is in overleg met dit comité een verifiërend deklaagonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestond onder meer uit het vaststellen van de dikte en van de kwaliteit van de leeflaag in de tuinen en uit het uitvoeren van luchtmetingen in verschillende kruipruimten (zie ook het antwoord op vraag 6). Het onderzoek en de metingen waren voor het bevoegd gezag geen aanleiding om terug te komen op het oordeel dat door de sanering de locatie geschikt was voor de functie. Er bleken uit dat onderzoek geen risico’s voor de menselijke gezondheid.
Snapt u dat de bewoners zich zorgen maken dat de gemeente miljoenen ontvangen heeft om de grond te reinigen, maar uiteindelijk van totale sanering heeft afgezien, terwijl het ook onduidelijk is wat er wél met het geld is gebeurd?
Het is goed voorstelbaar dat bewoners vragen hebben over de besteding van middelen.
Bij een sanering wordt doorgaans niet alle verontreinigde grond verwijderd. Doel is vaak om een locatie geschikt te maken voor het beoogd gebruik. Dat kan door het aanbrengen van een leeflaag, zoals bij het Havenhoofd en de Veerdam is gedaan. Dit is een gangbare en bewezen techniek. Door de leeflaag wordt contact met de onderliggende verontreinigde grond voorkomen. Daarom is het ook belangrijk om de leeflaag in stand te houden. Bijzonderheid bij de locatie in kwestie was dat sprake was van een verlaagd terrein. Daarom is vooral grond aangebracht (ophoging) om de reguliere leeflaagdikte van één meter te bereiken. Er hoefde daarom maar beperkt grond afgegraven en afgevoerd te worden.
De sanering (aanbrengen van een leeflaag) is dus wel uitgevoerd. Dit was in opdracht en op kosten van de provincie, het bevoegd gezag. De gemeente Papendrecht heeft de sanering namens de provincie uitgevoerd. Als bevoegd gezag heeft de provincie ingestemd met het behaalde saneringsresultaat en het nazorgplan. De besteding van middelen aan de sanering door de gemeente is door een accountant gecontroleerd en correct bevonden, zo blijkt uit de beantwoording van de vragen door gedeputeerde staten van Zuid-Holland.2
Wat vindt u ervan dat de kruipruimten in hun huizen niet dampdicht zijn en dat de bewoners aangeven dat er pas na hun aankoop van de betreffende huizen, gasmeters zijn geplaatst waarvan nog altijd niet bekend is door wie ze zijn geplaatst en hoe ze zijn gemonitord?
Voor zover bij het ministerie bekend zijn bij de locatie Havenhoofd en Veerdam geen permanente gasmeters geplaatst. Die hoeven dus ook niet gemonitord te worden. Wel zijn na de sanering periodiek controlemetingen uitgevoerd om de situatie te monitoren. In 2010 is een verhoogde binnenluchtwaarde (kwik) gemeten in een kelder en een studeerkamer. Dit was waarschijnlijk te wijten aan een stukgevallen kwikthermometer. Voor de zekerheid zijn daarna in 2015, 2018 en 2021 binnenluchtmetingen uitgevoerd. In 2015 is bij één woning een verhoogde concentratie kwik gemeten in een kruipruimte. In de verblijfsruimte was het gehalte kwik onder de detectiegrens. Sinds 2018 zijn geen verhoogde concentraties meer gemeten. De resultaten zijn beoordeeld door het bevoegd gezag en akkoord bevonden.
Tot slot is het dampdicht maken van kruipruimtes een maatregel die genomen kan worden, maar dat is niet altijd nodig. Ook door voldoende ventilatie kan voorkomen worden dat gassen zich ophopen in de kruipruimtes en de kwaliteit van de binnenlucht beïnvloeden. In deze situatie is destijds door het bevoegd gezag beoordeeld dat ventilatie voldoende was.
Bent u het er, uit het oogpunt van preventieve veiligheid, mee eens dat dit soort maatregelen voorafgaand aan de verkoop van huizen genomen moet worden? Bent u het ermee eens dat de desbetreffende bewoners daarom het recht hebben om hier alsnog nader en compleet over geïnformeerd te worden?
In de praktijk is het treffen van maatregelen voorafgaand alleen mogelijk als op het moment van verkoop de verontreiniging bekend is. Bij Havenhoofd en Veerdam was een deel van de woningen al bestaand toen de historische verontreiniging werd ontdekt en de sanering is uitgevoerd. Dan kunnen alleen maatregelen achteraf worden genomen.
Er is veel aandacht besteed aan het informeren van de bewoners wat betreft nazorg. De beschikking op het nazorgplan is aan alle bewoners binnen het nazorggebied toegestuurd. Daarnaast is door de gemeente ook een toegankelijke informatiefolder over de sanering en nazorg beschikbaar gesteld.
In het verleden vond jaarlijks een overleg plaats met het bewonerscomité en de wethouder van de gemeente. Hierin werd de stand van zaken rondom de nazorg toegelicht, waarna het nazorgstatusrapport (inclusief samenvatting) aan het bewonerscomité werd toegezonden.
De rapportages en beoordelingsbrieven van de nazorg zijn conform beschikking elk jaar naar het bewonerscomité verzonden. Vanaf 2020 is op verzoek van het bewonerscomité de communicatie afgebouwd. Het nazorgstatusrapport (inclusief samenvatting) wordt vanaf 2021 ter informatie gemaild naar het comité en een bewoner die daar specifiek om verzocht heeft. Het laatste nazorgstatusrapport is op 24 juli 2024 ter informatie verzonden.
Bent u bereid om contact op te nemen met de relevante partijen om de lokale bestuurlijke impasse te doorbreken, aangezien de kwestie dermate zwaarwegend is?
Zoals aangegeven bij antwoord 1, is contact opgenomen met het lokaal bevoegd gezag. Uit de aangeleverde informatie blijkt niet dat er sprake is van een bestuurlijke impasse. Bovendien heeft het bewonerscomité een brief geschreven aan de gemeente Papendrecht waarin aangegeven wordt dat het overgrote deel van de bewoners zich geen zorgen maakt over de uitgevoerde bodemsanering en aanwezige restverontreiniging onder de afdeklaag.
Bent u het ermee eens dat er te veel onduidelijkheid bestaat omtrent dit dossier en dat het alle partijen helpt als er een feitenonderzoek komt waar het ministerie het overzicht over behoudt?
In provinciale staten van Zuid-Holland en in de gemeenteraad van Papendrecht zijn veel vragen gesteld in het verleden en beantwoord. Eventuele aanvullende vragen kunnen het beste worden beantwoord door de overheden die op basis van de bodemregelgeving hiervoor verantwoordelijk zijn.
De getekende joint letter of intent met Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
In hoeverre is de Nederlandse overheid nu al juridisch aansprakelijk voor het naleven van de Joint Letter of Intent (JLoI)? Waarom zijn er dan ontbindende voorwaarden afgesproken als de overheid niet juridisch aansprakelijk/gebonden is?
Wat is er gebeurd met de doelstelling om de Kooks- en Gasfabrieken (KGF) 2 vóór 2029 te sluiten, aangezien het een grote bron is van schadelijke stoffen?
Klopt het dat de maatwerkafspraken met Tata Steel niet door kunnen gaan als er handhavingsprocedures en juridische procedures lopen tegen (delen van) het bedrijf? Wat betekent dit voor het handhavings- en toezichtproces dat nu loopt bij KGF 2 en KGF 1? Met welke beslissing van de omgevingsdienst of de rechter zouden de maatwerkafspraken niet doorgaan?
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht van juni 2023 op de beide Kooksgasfabrieken van kracht blijft en Tata Steel heeft de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet behaald1; hoe is dit meegenomen bij het opstellen en tekenen van JLoI en welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de maatwerkafspraken? Deelt u de mening dat dit geen vertrouwen wekt in Tata Steel als een partner waar je goede afspraken mee kan maken?
De OD NZKG, die al decennia intensief met Tata Steel te maken heeft, beschrijft het bedrijf als opportunistisch en calculerend2, deelt u de mening dat dit geen goede basis is om afspraken te maken?
Wat gebeurt er als door handhaving eerdere sluiting van de kooksgasfabrieken wordt afgedwongen, gezien het feit dat het huidige plan van Tata dat het kabinet wil subsidiëren uitgaat van de situatie dat de kooksgasfabrieken nog jarenlang open mogen blijven, maar de kooksgasfabrieken zwaar verouderd zijn (99 van 108 ovens voldoen niet aan de vereisten) en er kans is dat door goede handhaving de kooksgasfabrieken eerder dicht moeten dan nu gepland? Welke gevolgen heeft het voor de maatwerkafspraken en wat is het risico van de investering van de 2 miljard euro van de belastingbetaler?
Hoe plaatst u deze maatwerkafspraak in het kader van het recente onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) dat concludeert dat de business case voor de Tata Steel verduurzaming onhoudbaar is3?
Waarom geeft u een buitenlandse multinational de ruimte om via de genoemde opzeggingsgronden nationaal beleid te beïnvloeden?
Waarom draagt u 600 miljoen euro bij aan de overkapping, terwijl milieu-experts stellen dat dit een wettelijke verplichting betreft4?
Waarom pretendeert u dat er klimaatwinst is tegen 2030, als zelfs Tata Steel toegeeft dat deze fabriek niet tussen eind 2026 (vroegste moment voor akkoord) en 2030 gebouwd kan worden?
Welke consequenties heeft eventuele vertraging van de plannen voor Tata Steel?
Waarom is er niets opgenomen over een sociaal plan voor de 1.200 werknemers die in de huidige ontslagronde hun baan verliezen, en werknemers die mogelijk in de toekomst ontslagen worden?
Deelt u de mening dat de omwonenden van Tata Steel jarenlang groot onrecht is aangedaan doordat hun terechte zorgen over hun gezondheid jarelang zijn genegeerd en er heel lang onvoldoende gehandhaafd is? Wilt u daarvoor uw excuses aanbieden?
Staat de bescherming van gezondheid van omwonenden nu wel op de eerste plek en is het leidend in het verdere proces van de maatwerkafspraken en beleid rondom Tata Steel? Zo ja, waarom heeft u niet alle adviezen van Expertgroep Gezondheid IJmond overgenomen?
De omwonenden zijn niet blij met de JLoI; waarom tekent u dan alsnog, terwijl de overheid nog veel goed te maken heeft met omwonenden?
Bent u bereid alleen maatwerkafspraken met Tata Steel aan te gaan als de omwonendenorganisaties zoals Dorpsraad Wijk aan Zee, Frisse Wind en Gezondheid op 1 ook akkoord hebben gegeven? Zo nee, waarom laat u dan weer de omwonenden in de steek?
Wat zijn de korte termijn harde garanties voor de verbetering van de gezondheid van omwonenden?
Kunt u ons het oordeel (laten) sturen van Expertgroep Gezondheid IJmond over de laatste en ondertekende versie van de JLoI?
Er is veel kritiek geweest op de Milieueffectrapportage (MER) van het plan van Tata Steel en de toezichthouder omgevingsdienst heeft Tata gevraagd om de MER te corrigeren; is het MER inmiddels goedgekeurd door de toezichthouder?5
Waarom is er niet gewacht op de publicatie van de Gezondheidseffectrapportage (GER) of in ieder geval een onafhankelijke rapportage dat laat zien hoeveel gezondheidswinst er wordt gehaald?
Door wie wordt precies vastgesteld hoeveel gezondheidswinst het plan van Tata daadwerkelijk gaat opleveren en wanneer krijgt de Kamer dit te horen?
Waarom komt er in de JLoI nauwelijks naar voren hoe de gezondheid van de omwonenden bewaakt moet worden?
Vertrouwt u de uitstootmetingen van Tata Steel, aangezien milieurapportage al eens teruggestuurd is en opnieuw berekend moest worden en Tata Steel eerder op de vingers is getikt door Reclame Code Commissie? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Hoe staat het met het nakomen van afspraken uit het milieuconvenant uit 1992, waarin doelen werden gesteld over vermindering van bijvoorbeeld fijnstof en stikstof (voor 2010) waaraan ook de staalfabriek in de IJmond moest voldoen?6 Wat waren uiteindelijk de resultaten in 2010 (graag een volledig overzicht delen van de uitstoot in relatie tot de doelen) en hoe staat het nu met de uitstoot in relatie tot de doelen die in het milieuconvenant waren gesteld (graag een leesbaar overzicht meesturen)?
Klopt het dat er niet aan de doelen is voldaan uit de afspraken van de jaren 90 en waarom is dit niet alsnog afgedwongen?
Klopt het dat in zijn eentje Tata Steel nog altijd veel meer fijnstof, zwaveldioxide en stikstof uitstoot dan de hele sector volgens de afspraken mocht uitstoten in 2010? Zo nee, hoe zit het dan precies?
Klopt het dat dat een belangrijke milieu-installatie die in 2013 in gebruik werd genomen bij Tata er vooral kwam omdat omwonenden van Tata Steel in 2007 een rechtszaak hadden aangespannen tegen de nieuwe vergunning van de staalfabriek en afdwongen dat er een doekfilter moest komen bij de sinterfabriek, terwijl de provincie die zelf niet in de vergunning had gezet?
Is het milieuconvenant destijds ook gepaard gegaan met steun aan de staalindustrie, ten koste van de belastingbetaler? Zo ja, hoeveel heeft dat gekost?
Bent u zich bewust van het feit dat van het staal dat Tata Steel in IJmuiden produceert, ongeveer 90% wordt geëxporteerd? Waarom neemt u dan de misleidende opmerking op in de eerste alinea van de JLoI dat Tata Steel Nederland jaarlijkse productie (6-t Mton) ongeveer gelijk is aan de staalconsumptie in Nederland (5–6 Mton)?
Het gaat in de JLoI vaak over de circulaire economie; deelt u de mening dat gevaarlijke stoffen hergebruiken zonder dat ze getoetst zijn op milieu- en gezondheidseffecten tegen het principe van de circulaire economie ingaat? Op welke manier komen er onafhankelijke toetsen op gezondheidseffecten?
Begrijpt u dat zolang we voor staal afhankelijk zijn van aanvoer van nieuw ijzererts uit verre landen, we niet onafhankelijk worden? Uit welke landen wilt u ijzererts blijven aanvoeren?
Begrijpt u dat zolang we nieuw ijzererts blijven winnen voor staal, er geen sprake is van volledige circulaire economie?
Bent u bereid om te verkennen op welke manier we volledig zouden kunnen overgaan naar echt circulair gebruik van staal, zonder winning van nieuw ijzerts en met inzet op nieuwe, bio-based materialen? Bent u het met ons eens dat dat een wenselijke transitie zou zijn, ook om echt Europees onafhakelijk te kunnen worden?
Wat gebeurt er als uit het onderzoek naar nieuwe toepassingen voor staalslakken, de enige toezegging die Tata Steel Nederland doet over het verantwoord omgaan met deze afvalstof, geen goedkoop alternatief komt?
Kunt u uitsluiten dat de er belastinggeld gaat naar onderzoek naar of ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor staalslakken? Zo niet, waarom laat u de belastingbetaler weer opdraaien voor problemen van staalbedrijven als Tata Steel?
Wordt in het risicodocument ook gekeken naar de lange termijneffecten van contact met staalslak en de lange termijneffecten van staalslak in het milieu? Zo ja, naar welke termijn wordt gekeken?
Klopt het dat de GER gewoon genegeerd kan worden in het verdere proces en verder niet juridisch bindend is? Zo nee, welke verplichtingen zijn hier dan wel over opgenomen?
Waar in de JLoI kunnen we de afspraak over de reductie voor oa PAK’s zien, aangezien de Kamer heeft uitgesproken alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als randvoorwaarde te willen voor de maatwerkafspraken en de Expertgroep adviseerde een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Als deze niet is opgenomen, waarom negeert u dan de Kamer hierin?
Waarom zijn de geadviseerde reductiedoelen voor PM2.5 en fijnstof niet meegenomen terwijl deze een groot risico vormen voor de volksgezondheid?
Waarom is er geen voorwaarde opgenomen dat de uitstoot van dioxines niet mag stijgen, aangezien de uitstoot van dioxines stijgt flink in het plan dat beschreven wordt in de JLoI?
Waarom is het advies voor een onafhankelijke gezondheidsmonitoring voor (ex-)werknemers niet overgenomen?
Kunt u meer vertellen over het proces van Tata Steel over de update voor REACH-classificatie van staalslak en wat Tata Steel precies hoopt te bereiken en wanneer hier een beslissing over gemaakt wordt?
Klopt het dat de afspraak ontbonden kan worden als Tata extra kosten moet maken voor het verwerken van staalslakken, bijvoorbeeld als het schoonmaken voordat deze gedumpt worden verplicht wordt gesteld?
De ontbindende voorwaarden over de staalslakken in de JLoI gaan volgens de Staatssecretaris over «de classificatie van het product» en niet over de «toepassing» van staalslakken, maar in de tekst van JLoI wordt dat onderscheid niet gemaakt, dus waar in de tekst van JLoI staat precies dit onderscheid beschreven?
Waarom wilde Tata Steel deze ontbindende voorwaarde per se in de JLoI en waarom bent u ermee akkoord gegaan?
Geldt zo’n ontbindende voorwaarde op het moment dat Nederland staalslakken gaat aanmerken als een afvalproduct? Of als we export en import van staalslakken op een bepaalde manier zouden willen beperken?
De Staatssecretaris zei in het laatste debat over de leefomgeving: «Tata heeft een opzeggrond die het bedrijf kan inroepen op het moment dat het nationaal beleid ten aanzien van het product dusdanig verandert dat de businesscase significant negatief wordt beïnvloed.» Kunt u drie voorbeelden noemen – anders dan het voorbeeld in het commissiedebat – waarin zo’n opzeggrond zou gelden?
Kunt u per ontbindende voorwaarde waar Tata Steel zich op kan beroepen precies uitleggen wat ermee wordt bedoeld en bij elke voorwaarde twee voorbeelden noemen?
Waar moet het aardgas dat één van de twee kolencentrales moet vervangen vandaan komen? Verhogen wij daarmee onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten? Zo niet, van welke regimes stijgt dan de afhankelijkheid?
Klopt het dat CO2-emissie in werkelijkheid de afgelopen 5 jaar gemiddelde 10,7 miljoen ton C02 (niet 12,6 wat het theoretisch maximum is) en dat de eerste 1,9 ton reductie dus geen extra inspanningen vragen van Tata Steel?
Klopt het dat de beschikbaarheid van biomethaan zeer onzeker is? Zo niet, waar baseert u zich dan precies op?
Waarom doet de overheid de toezegging dat (de onrendabele top van) biomethaan en waterstof wordt gedekt? In hoeverre bent u hiermee kwetsbaar voor juridische procedures als er in de toekomst geen subsidie wordt gegeven?
Waarom is er geen vereiste opgenomen voor sanering van de bodem (tenzij productie stopt), terwijl bekend is dat de bodem zeer ernstig vervuild is? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Hoe bent u op 2 miljard subsidie uitgekomen vanuit het Rijk?
Uit welke post wilt u de 2 miljard euro gaan betalen, aangezien er in het Klimaatfonds nu 640 miljoen gereserveerd is? Wat zal daarvoor gelaten moeten worden?
Klopt het dat er in de JLoI geen besluit wordt genomen over de subsidiering van energiekosten? Kunt u garanderen dat er geen additionele subsidie komt om de netwerkkosten te dekken, gezien de verwachte stijging in netwerkkosten de komende jaren (zie bijv. vooruitzichten Aurora)?
Hoe gaat u de stimulans voor biomethaan en groene waterstof financieren en wat zijn de kosten en risico’s voor de belastingbetaler concreet?
Welke garanties geeft u voor de subsidiering vancarbon capture and storage (CCS)vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidie (SDE++)? Komt dit bovenop de 2 miljard euro of is dit hier onderdeel van?
Klopt het dat er nog wordt gekeken naar andere nationale subsidies zoals Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) om deze subsidie aan te vullen?
Klopt het dat er niet uitgesloten is dat er naast die 2 miljard nog extra geld vanuit de overheid in Tata Steel wordt gestoken? Zo ja, kunt u dit toelichten en vertellen over hoeveel geld het mogelijk gaat en waar dat dan naartoe zou gaan?
Wat verstaat u onder «reasonable, suitable and explainable» salarissen en bonussen voor de top van Tata Steel Nederland tijdens het proces van de maatwerkafspraken en wanneer de belastingbetaler 2 miljard in Tata Steel stopt? Hoe groot zijn die bonussen dan concreet (maximaal)?
Bent u zich bewust van het feit dat de vergoeding per lid van de Board of Management bij Tata Steel Nederland de afgelopen 10 jaar 2,5x zo snel zijn gestegen als het gemiddelde salaris per werknemer (uit Tata Steel Nederland jaarverslagen)? Zo niet, wat vindt u hiervan? Valt dit nog binnen uw definitie van «reasonable, suitable and explainable»?
Wat gebeurt er met het al toegekende geld aan Tata Steel Nederland als Tata Steel Nederland tijdens het proces failliet gaat?
Hoe wilt u het geld aan Tata Steel gaan uitlenen voor het gebruik van biomethaan en waterstof, en onder welke financiële voorwaarden?
Hoe is geconcludeerd dat Tata Steel Nederland genoeg kapitaal heeft om zelf bij te dragen gezien het feit dat Tata Steel Nederland de laatste jaren verlies draait en de balansreserves (op dit moment ongeveer 400 miljoen euro) zeer beperkt zijn?
Wat gebeurt er als er u constateert dat Tata Steel Nederland niet voldoende kapitaal heeft om aan de verplichtingen te kunnen voldoen?
Wat gebeurt er als Tata Steel India besluit om toch niet te investeren, gegeven hun eigen website: «There are a lot of issues to resolve and work to be done before us. This includes work we have to do internally, including the completion of the engineering preparedness for this very complex transition & addressing statutory and regulatory aspects related to the coke and gas plants. It also involves external issues including satisfactory resolution of critical policy matters impacting the investment case, obtaining permits for the projects, and agreeing on detailed terms in the binding agreement, before we can consider proceeding towards the investment decision.»?
Is er in lijn met het advies van de Commissie mer een onafhankelijke en transparante nulmeting uitgevoerd bij Tata Steel of wordt die nog uitgevoerd als voorwaarde voor eventuele maatwerkafspraken? Zo niet, hoe kunnen dan afspraken met Tata Steel worden gemaakt op kosten van de belastingbetaler, waaronder de omwonenden?
Kunt een actueel overzicht geven van emissies, immissies en deposities bij Tata Steel, conform het advies van Cmmissie mer?
De Kamer heeft met de motie Teunissen c.s. (Kamerstuk 28 089, nr. 302) al als voorwaarde uitgesproken dat er zo snel mogelijk gezorgd moest worden voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en dat deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar gemaakt moesten worden; waarom is dit niet in de JLoI geregeld en wanneer gaat u dit alsnog regelen?
Deelt u de mening dat er zonder een breed, voor burgers transparant en onafhankelijk monitoringsysteem geen deal kan komen omdat het de basis vormt om te kunnen controleren of de doelen gehaald worden, aangezien in de JLoI wordt gesproken over de wens om tot een overeenkomst over een monitoringsysteem te komen?
Waarom wordt er pas vanaf 2027 monitoring voor geur en geluid voorzien en kan dit versneld worden?
Wanneer wordt de monitoring op de schadelijke stoffen die worden uitgestoten voorzien?
Klopt het dat het ontbreekt aan een controle- en boetesysteem in relatie tot de emissiereductiedoelen?
Klopt het dat het alleen door kan gaan als aan veel aannames wordt voldaan zoals de nationale CO2 geeft geen kosten voor Tata Steel, verwerking van staalslakken blijven goedkoop voor het bedrijf, de markt voor groen staal wordt lucratief genoeg voor Tata Steel om te concurreren, nettarieven en overige energiekosten worden gesubsidieerd en de kooksgasfabriek 2 hoeft niet eerder dicht door alle overtredingen?
Hoe garandeert u dat de provincie, nu zij als mede-contractspartij bestuurlijk gecommitteerd is aan het slagen van de langetermijntransitie in de JLoI, in de praktijk volledig onafhankelijk blijft bij het uitvoeren van haar wettelijke taak tot onmiddellijke handhaving – zelfs als strenge handhaving (zoals een stillegging) de afgesproken transitietermijnen en de gehele JLoI in gevaar brengt?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en in ieder geval vóór het plenaire debat over Tata Steel?
De randweg Abdissenbosch |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de randweg Abdissenbosch al jarenlang op zich laat wachten, terwijl de verkeersdruk en leefbaarheidsproblemen in de dorpskern aanhouden?1
Wat is de huidige stand van zaken van het project «Randweg Abdissenbosch» en de verbindingsweg naar de Duitse B221n?
Klopt het dat door de aanleg van de randweg de woonwijken veiliger en leefbaarder kunnen worden gemaakt, met meer ruimte voor langzaam verkeer zoals fietsers en voetgangers?
Kunt u bevestigen dat de aanleg van een randweg ook bijdraagt aan de economische vitaliteit en bereikbaarheid van de regio Parkstad en daarmee een belangrijke impuls kan geven aan een gebied dat al langere tijd met achterstanden kampt?
Deelt u de analyse dat het uitblijven van deze randweg de achterstandspositie van deze regio verder vergroot?
Wat is uw analyse waarom de start van de aanleg van de randweg in Nederland niet van gang komt, terwijl Duitsland al in de startblokken staat om met de aanleg van haar deel van het traject te beginnen?
In hoeverre is de vertraging in Nederland van invloed op de Duitse plannen en welke gevolgen heeft dit voor de grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas-Rijn?
Klopt het dat de vertraging komt doordat Nederlandse milieuregelgeving strenger is dan in Duitsland?
Deelt u de zorgen dat de huidige milieuregelgeving onevenredig hard uitpakt voor (grens)regio’s, omdat noodzakelijke infrastructuurprojecten hierdoor moeilijker of later van de grond komen?
Wat vindt u ervan dat Nederland bij de aanleg van deze randweg achterblijft, terwijl Duitsland wél doorpakt en middelen beschikbaar stelt, waardoor de regio kansen dreigt mis te lopen?2
Wat gaat u doen zodat deze randweg sneller kan worden gerealiseerd, de leefbaarheid wordt verbeterd én een grensoverschrijdend project met Duitsland niet spaak loopt?
Het memo uniforme beoordeling duurzaamheid long covid |
|
Ilse Saris (CDA) |
|
Mariëlle Paul (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het memo uniforme beoordeling duurzaamheid long covid?1
Ja.
Hoeveel mensen ontvangen er op dit moment een arbeidsongeschiktheidsuitkering waarbij a) long covid de hoofddiagnose betreft en b) long covid als nevendiagnose is vermeld?
Op 31 augustus 2025 was het aantal lopende WIA-uitkeringen met post-COVID2:
Bent u bereid om jaarlijks aan de Kamer te rapporteren in de vorm van een long covid monitor over de ontwikkeling van het aantal mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering met long covid als hoofd- of nevendiagnose, inclusief beoordeling, bezwaar en cliënttevredenheid?
UWV monitort kwantitatief alle instroom in de WIA en rapporteert daar periodiek over, op hoger abstractieniveau. Daarop is vraaggerichte analyse mogelijk, ook op basis van de diagnose post-COVID. Overigens is de huidige verwachting dat er steeds minder mensen met post-COVID in de WIA terecht zullen komen door een toegenomen immuniteit, waardoor het aantal gevallen met een ernstig ziekteverloop daalt. Tot 2024 was een stijgende trend te zien in het aantal mensen dat een WIA-aanvraag doet met als hoofd- of nevendiagnose post-COVID. In 2021 ging het om ruim 600 WIA-beoordelingen. In 2022 om ruim 3.000, in 2023 ruim 5.000 en in 2024 bijna 7.000 WIA-beoordelingen. In 2025 is er tot nu toe sprake van een dalende trend. Tot oktober 2025 zijn 2.850 mensen beoordeeld voor de WIA met als hoofd- of nevendiagnose post-COVID. Alles overziend is er dus geen aanleiding tot een jaarlijkse post-COVID monitor. Een breder beeld van de ontwikkeling van de WIA-instroom vind ik wel van belang, omdat de WIA-instroom door andere oorzaken juist stijgt.
Hoe beoordeelt u de aanbevelingen voor uniforme beoordeling uit het memo?
UWV is als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk voor uitvoering van de WIA. In afwachting van de handreiking post-COVID van de Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) ondersteunt UWV met dit memo haar professionals om meer uniformiteit te creëren in de beoordeling van duurzaamheid van arbeidsbeperkingen bij post-COVID. De doelstelling van deze aanbevelingen onderschrijf ik.
De NVVG is de wetenschappelijke beroepsvereniging van verzekeringsartsen en artsen in opleiding tot verzekeringsarts. Zij zijn in de afrondende fase van de ontwikkeling van de handreiking post-COVID. In deze handreiking wordt ook ingegaan op de prognose bij post-COVID. Na het verschijnen is deze handreiking van de NVVG leidend.
Op welke wijze gaat er binnen het UWV opvolging worden gegeven aan de aanbevelingen uit het memo?
Het memo van UWV is een ondersteuning voor de medisch professionals binnen UWV in afwachting van de handreiking post-COVID van de Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskunde (NVVG). UWV heeft het memo gedeeld met alle verzekeringsartsen en artsen binnen UWV.
In welk stadium verkeert de aangekondigde actualisering van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid uit 2015?
De standaard duurbelastbaarheid in arbeid is dit jaar verrijkt met de wetenschappelijke inzichten vanuit een promotieonderzoek van een verzekeringsarts. Er loopt momenteel een onderzoek of de standaard daarnaast verder geactualiseerd moet worden.
Hoe worden ervaringsdeskundigen met long covid betrokken bij de ontwikkeling van kennis en expertise over long covid in de beoordeling door het UWV?
De afgelopen twee jaar zijn er bijeenkomsten georganiseerd waarbij er gesproken is over wat mogelijke manieren zijn om de situatie van mensen met «moeilijk objectiveerbare» aandoeningen die arbeidsongeschikt raken te verbeteren. Een actie die daaruit volgt, is dat UWV jaarlijks een bijeenkomst organiseert om in gesprek te gaan met alle vertegenwoordigers van verschillende patiëntenorganisaties. In die bijeenkomst informeert UWV-patiëntenverenigingen over ontwikkelingen over kennis en expertise, zo ook over post-COVID. Een eerste bijeenkomst organiseert UWV eind dit jaar.
Welke stappen bent u voornemens te zetten om op zowel beleidsinhoudelijk als financieel vlak meer interdepartementaal samen te werken met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om mensen met long covid zo goed en passend mogelijk te ondersteunen?
Mijn ministerie spreekt periodiek met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de ontwikkelingen rondom post-COVID op de verschillende terreinen. Afgelopen jaar hebben er verschillende universitair medische centra een post-COVID expertisecentrum geopend zodat er meer kennis en betere zorg komt voor patiënten met post-COVID. Het beeld is niet dat er meer voor mensen met post-COVID gedaan moet worden op financieel vlak, omdat uit cijfers van UWV blijkt dat ruim 85% van de WIA-aanvragen waarbij post-COVID een rol speelt leidt tot een WIA-uitkering vanwege (volledige of gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Als een WIA-aanvraag wordt afgewezen, zijn er verschillende vangnetten (WW en bijstand) en ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar in om financiële problemen te voorkomen.
Omdat er signalen waren dat de kennis van sommige verzekeringsartsen over post-COVID verbeterd kon worden, zijn er verschillende maatregelen in gang gezet zodat verzekeringsartsen praktische handvatten krijgen voor de beoordeling van mensen met post-COVID. Zo ontwikkelt de NVVG een handreiking post-COVID met ondersteuning vanuit mijn ministerie.
Wat is de stand van zaken van de aangenomen motie Saris/Ceder over onderzoek naar regionale verschillen in kennis en expertise over long covid in de beoordeling door het UWV? Hoe wordt dit memo hierbij betrokken?2
Het onderzoek van UWV naar regionale verschillen is in volle gang en de uitkomsten hiervan worden in december van dit jaar verwacht. Het onlangs verschenen memo heeft geen rol in dit onderzoek. Wel is het doel van het memo eventuele regionale verschillen verder te verkleinen.
Wanneer gaat u duidelijkheid verschaffen over de gevolgen voor lopende en toekomstige beoordelingen van de tussenuitspraken van de Centrale Raad van Beroep over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van mensen met ME/CVS?3
Deze uitspraken hebben gevolgen voor de besluiten die UWV na de uitspraken gaat nemen in vergelijkbare gevallen. Die moeten in overeenstemming zijn met het oordeel in de drie uitspraken. Het betreft aanvragen voor een WIA-uitkering die worden gedaan na deze uitspraken op 17 juli 2025, maar ook besluiten waar nog bezwaar of beroep tegen open staat, die met andere woorden nog niet onherroepelijk zijn geworden (nog geen formele rechtskracht hebben verkregen). Besluiten die al wel formele rechtskracht hebben gekregen, worden in beginsel niet geraakt door deze uitspraken.
De toezegging over de minimale stagevergoeding gedaan bij het commissiedebat MBO van 1 oktober 2025 |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Rosanne Hertzberger (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Moes |
|
|
|
|
Herinnert u zich dat u tijdens het commissiedebat MBO van 1 oktober 2025 heeft toegezegd de voorbereidingen te treffen voor een wettelijk verplichte minimale stagevergoeding en de contouren van dit voorstel in Q2 2026 naar de Kamer te sturen?
Ja.
Klopt het dat u nog aangaf in een verkenning naar de verschillende manieren voor de wetgeving, bijvoorbeeld via onderwijswetgeving, of via arbeidsrechtwetgeving maar dat u in ieder geval sprak over een wettelijke regeling zonder voorwaarden vooraf?
In de verkenning ben ik bezig met het inzichtelijk maken welke mogelijkheden er zijn om stagevergoedingen via de wet te verplichten. Ik kijk onder andere naar onderwijswetgeving en arbeidswetgeving. De verkenning geeft inzicht in wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn als het gaat om een wettelijke stagevergoeding. Ik wil wachten op de opbrengsten hiervan, om te bezien welke vorm mogelijke wetgeving kan krijgen.
Klopt het dat u diezelfde middag op X heeft geschreven dat «werkgevers hun verantwoordelijkheid moeten nemen» en dit eerst te onderzoeken en wetgeving slechts als optie beschreef indien het met de werkgevers niet lukt?
Ik vind het belangrijk dat iedere student een stagevergoeding krijgt. Hier wordt al lang over gesproken en ik vind dat dit gewoon geregeld moet worden. Idealiter nemen werkgevers hierin hun verantwoordelijkheid en maken zij nú het verschil voor al die studenten. En hoewel ik zie dat er voortgang wordt geboekt, zie ik ook dat we nog lang niet zover zijn als ik zou willen. Daarom verken ik nu hoe we dit wettelijk kunnen verplichten en ontvangt u, zoals toegezegd, de contouren van een wetsvoorstel voor de zomer 2026. Deze stappen zijn nodig om te komen tot een wettelijke verplichting en worden momenteel gezet. Parallel aan dit proces worden begin 2026 de nieuwe CBS-cijfers over de afgegeven stagevergoedingen gepubliceerd. Deze kan ik dus meewegen, maar als de gewenste verbetering dan niet in beeld is, is een wettelijke verplichting wat mij betreft de volgende stap.
Kent u het Stagepact MBO uit 2023 waarin OCW al afspraken heeft gemaakt met de werkgevers? Heeft dit in uw ogen geleid tot een standaard stagevergoeding voor alle studenten uit het mbo? Zo niet, waarom denkt u dat werkgevers «hun verantwoordelijkheid» nu wel gaan nemen en een verplichte stagevergoeding realiteit wordt?
Ja, ik ben bekend met de afspraken in het Stagepact. Ik zie dat de voortgang op de afspraken op stagevergoedingen nog onder de maat is. Uit de cijfers blijkt dat maar 42% van de mbo-studenten in maart 2024 een stagevergoeding ontving.1 Ik zie dat werkgevers wel stappen maken, bijvoorbeeld doordat het aantal afgesproken stagevergoedingen in cao’s toeneemt.
Ik monitor de voortgang jaarlijks, om te zien of werkgevers hun verantwoordelijkheid gaan nemen. De eerstvolgende monitoringscijfers zijn begin 2026 beschikbaar. Parallel aan de aanpak uit het veld neem ik de nodige stappen om wetgeving voor te bereiden. Ik werk de contouren uit voor een wetsvoorstel, deze ontvangt uw Kamer Q2 2026.
Gaat u de toezegging nakomen dat de contouren van het wetsvoorstel voor een verplichte stagevergoeding in Q2 van 2026 naar de Kamer worden gestuurd?
Ja.
Kunt u deze vragen allemaal afzonderlijk en binnen de termijn beantwoorden?
Ja, uw vragen zijn binnen termijn beantwoord. Vanwege het verkiezingsreces ontvangt u de beantwoording buiten de termijn.
Bent u bekend met het bericht dat het UWV per 1 oktober afscheid neemt van tientallen verzekeringsartsen die als zzp’er hun werkzaamheden verrichtten? Wat heeft u gedaan om dit te voorkomen?1
In de motie-Aartsen c.s.2 werd de regering verzocht de handhavingsstrategie zo te wijzigen dat risicogericht gehandhaafd wordt, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling en evidente schijnzelfstandigen; is daar naar uw oordeel en dat van de Belastingdienst sprake van bij verzekeringsartsen die in opdracht van het UWV werken? Zo nee, waarom worden deze contracten dan beëindigd? Handhaaft de Belastingdienst op dit soort gevallen?
Is er door juristen in opdracht van het UWV per individuele zzp’er besloten of deze aan de hand van het geldend wettelijk kader als zzp’er opdrachten bij het UWV mag aannemen? Zo ja, is er ook met elke individuele zzp’er een gesprek opgestart om te kijken wat de mogelijkheden zijn om wél aan het wettelijk kader te voldoen? Zo nee, waarom niet? Het wettelijk kader en de holistische weging laat immers ruimte voor individuele weging. Geeft de handhavingsstrategie van de Belastingdienst reden tot generieke beëindiging van alle opdrachtovereenkomsten?
Vindt u het proportioneel dat de Belastingdienst, met beperkte handhavingscapaciteit, de reikwijdte van de handhaving op alle segmenten en sectoren van de arbeidsmarkt legt in plaats van risicogericht op gevallen van kwade trouw en onderbetaling?
Bent u bereid om, indien nodig, de handhavingsstrategie van de Belastingdienst aan te scherpen om ontwrichtende en onwenselijke gevolgen van de handhaving op schijnzelfstandigheid te voorkomen?
Wat is de rationale dat er bij de UHT nog generiek met zzp’ers gewerkt wordt, maar bij het UWV in zijn geheel niet? Was dit een besluit van de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen? Zijn er andere (lagere) overheidsorganisaties (uitvoering of niet) waar zzp’ers nog wel opdrachten krijgen? Zo ja, waarom daar wel en bij het UWV niet?
Hoe vordert de uitvoering van de motie-Aartsen c.s. waarin de regering werd verzocht een publiekscampagne op te starten om opdrachtgevers te wijzen op de mogelijkheden die er wél zijn om met zzp’ers te werken?3
Vindt u oplopende wachtlijsten bij het UWV een wenselijk en proportioneel gevolg van de handhaving op schijnzelfstandigheid?
Hoe verhoudt het besluit van het UWV om helemaal niet meer met zzp’ers te werken zich tot de breed aangenomen motie-Aartsen c.s. die de regering verzocht om rijksbreed, op voorhand en categorisch geen zzp’ers meer uit te sluiten bij opdrachten?4 Worden zzp’ers door het UWV categorisch uitgesloten?