Testaanbieders die alsnog geld vragen voor een reizigerstest of te laat een uitslag doorgeven |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het bericht van het NRC: Tevergeefs wachten op de testuitslag, terwijl het vliegtuig al vertrekt: «Wat een toestand is dit, hè?»1
Reizen in coronatijd is voor veel reizigers een flinke opgave geweest. In het project «testen voor uitgaande reizigers» zijn op dit moment al meer dan 2 miljoen testen afgenomen. Hier geldt de wet van de grote getallen. Er zal altijd wat misgaan bij de inmiddels twintig testaanbieders die op 750 locaties testen uitvoeren. Elke reiziger die door een fout in of door het ontbreken van een testuitslag strandt, is er één te veel. Helaas is dit nooit helemaal te vermijden. Een klein deel van de testen leidt tot geen uitslag, met opnieuw testen tot gevolg.
Voor alle partijen (overheid en testaanbieders) geldt dat de snelheid om het proces in te richten en het grote aantal testen waarin wordt voorzien een enorme opgave zijn geweest.
Ik constateer dat een aantal testaanbieders het belang van de gewenste korte doorlooptijden wellicht heeft onderschat, waardoor problemen zijn opgetreden.
Na eerst een aantal testaanbieders gericht te hebben aangesproken, is op 21 juli jl. aan alle commerciële testaanbieders van testenvoorjereis.nl een brief gestuurd om nogmaals te wijzen op de vereiste kwaliteit van de dienstverlening. Daarnaast vinden er gesprekken plaats. Afhankelijk van de uitkomst hiervan (en de verbetermaatregelen die als gevolg daarvan worden doorgevoerd) wordt ingegrepen indien de klachten zich blijven voordoen.
Zijn er afspraken gemaakt met deze testaanbieders binnen hoeveel uur de testuitslag bekend moet zijn? Zo ja, hoe wordt dat gecontroleerd en wat zijn de (financiële) consequenties indien een test niet binnen de afgesproken tijd bekend is? Zo nee, waarom niet?
Ja, contractueel is afgesproken met de testaanbieders van testenvoorjereis.nl dat de uitslagen van PCR-testen binnen maximaal 24 uur en antigeen-testen binnen maximaal 3 uur verstrekt dienen te worden.
Indien testaanbieders de testuitslag, niet op tijd of niet leveren moeten zij een passende oplossing bieden aan de betreffende reiziger. Het is aan de commerciële testaanbieder en de klant om te kijken wat mogelijk is. Soms is dat een hele snelle her-test (zie ook het antwoord op vraag 3), soms is dat een tegemoetkoming in de kosten, in andere gevallen een cadeaubon. Pas op het moment dat klant en testaanbieder er samen niet uitkomen komt de overheid in beeld. De klachten worden gebundeld en er wordt overlegd met de testaanbieders over de afhandeling van de verzamelde klachten.
De tijdige verstrekking van testuitslagen wordt gemonitord. Testaanbieders worden hier in voorkomende gevallen op aangesproken en wanneer het testresultaat niet (op tijd) geleverd wordt, wordt de test niet vergoed.
Klopt het dat er testaanbieders zijn, zoals COVIDIA NEDERLAND, die het advies geven om een betaalde test te laten doen als zij sneller een uitslag willen?2 Zo ja, wat vindt u hiervan en wat zijn de afspraken hierover met de testaanbieders die gratis tests aanbieden via testenvoorjereis.nl?
Ja dat klopt. Het goedbedoelde advies van een aantal testaanbieders heeft echter geleid tot een onjuist beeld. Navraag leert namelijk dat zij beoogden een passende oplossing te bieden, voor reizigers die meteen willen gaan reizen. Dus zonder tussenkomst van testenvoorjereis.nl of als er onverhoopt iets mis is gegaan met een testuitslag.
Testaanbieders mogen geen vergoeding vragen aan de reiziger die een test heeft geboekt via testenvoorjereis.nl. Ook mogen zij niet beweren of adviseren dat de reiziger beter een commerciële test bij dezelfde aanbieder kan laten afnemen omdat dan wel gegarandeerd zou kunnen worden dat de testresultaten tijdig worden teruggekoppeld.
Klopt het dat mensen met een betaalde PCR-test voorrang krijgen op hun uitslag ten koste van mensen die gratis hun test laten afnemen?
Voor zover bekend is dat niet het geval bij testaanbieders die deelnemen aan testenvoorjereis.nl. Er is overigens geen reden voor voorrang, omdat er meer dan voldoende testcapaciteit in Nederland beschikbaar is. Reizigers hebben de keuze om voor eigen rekening op de markt een betaalde commerciële test af te laten nemen. Dit zijn gescheiden systemen.
Welke afspraken zijn er met testaanbieders ten aanzien van de minimale bereikbaarheid van hun klantenservice?
Hierover zijn geen afspraken gemaakt. Een goede klantenservice is onderdeel van het contact tussen klant en ondernemer.
Wel is met testaanbieders een afspraak gemaakt over klachtenservice. De testaanbieder moet een effectieve en laagdrempelige schriftelijke klachtenregeling instellen voor de ontvangst en afhandeling van op hem betrekking hebbende klachten.
Verder kent het afsprakenportaal een klantcontactcentrum dat dagelijks van 08.00 tot 20.00 uur bemenst is. Dit klantcontactcentrum heeft contact met alle testaanbieders en monitort de telefonische bereikbaarheid. Op basis van deze monitoring heeft het Ministerie van IenW op 14 en 17 juli berichten aan de testaanbieders gezonden dat de telefonische bereikbaarheid verbeterd diende te worden. Aanvullend zijn in gesprekken door het ministerie met de testaanbieders de resultaten van uitgevoerde telefonische bereikbaarheidstesten teruggekoppeld en is hen verzocht de bereikbaarheid te verbeteren.
Welke stappen heeft u als opdrachtgever ondernomen richting de testaanbieders in het geval zij de afspraken niet nakomen?
Op 21 juli jl. is een brief aan alle testaanbieders gestuurd om nogmaals te wijzen op de vereiste kwaliteit van hun dienstverlening. Daarnaast heeft een datalek bij een van de aanbieders geleid tot het meteen afsluiten van de betreffende testaanbieder. Indien testaanbieders niet aan de met de overheid overeengekomen voorwaarden voldoen kan dit ook gevolgen hebben voor de betaling van de door hen ingediende facturen.
Bent u bereid om de standaard overeenkomst met testaanbieders voor het organiseren van reizigerstesten, waarvan de overheid de opdrachtgever is en financiert, de Kamer te doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, als bijlage3 bij de beantwoording van deze Kamervragen doe ik u de standaardovereenkomst toekomen.
Constaterende dat u het inuw brief van 18 juli jl. heeft over een benodigde capaciteit van 3,5 miljoen reizigerstesten in het meest pessimistische scenario, bevinden we ons nu in dat meest pessimistische scenario?3 Zo ja, wat verklaart de vertraging bij de testuitslagen?
Ja, met inmiddels ruim 2 miljoen afgenomen testen bevinden we ons in het scenario dat is beschreven in de brief van 18 juni jl. Het merendeel kent geen vertragingen. Indien er wel vertraging optreedt dan kan dit liggen aan onvoorziene pieken in de vraag naar testen. Ook kan een aantal testaanbieders de gewenste korte doorlooptijd onderschat hebben, zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 1.
Heeft u bij deze prognoses van het aantal benodigde tests voor reizigers rekening gehouden met het feit dat Nederland op rood zou verschijnen en dat veel andere EU-landen een negatieve test zouden vragen?4
Ja.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Valse toegangsbewijzen met de app CoronaCheck |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat iedereen met de app CoronaCheck valse toegangsbewijzen kon krijgen?1
Ja. Ik heb uw Kamer hierover een brief gestuurd op 18 juli jl. (kenmerk 2021Z13855).2
Deelt u de constatering van hoogleraar ICT & Recht Frederik Zuiderveen Borgesius van de Radboud Universiteit («Veel gevoeliger dan dit wordt het niet. Dit is juist waar medische privacy voor is: dat mensen zich durven te laten testen omdat ze erop moeten kunnen vertrouwen dat hun gegevens veilig zijn. Je merkt dat dit nog niet voldoende leeft bij partijen die sinds kort massaal de testindustrie zijn ingestapt, en daardoor gaat het nu zo mis») dat dit datalek heel schokkend is?
Duidelijk is dat er een ernstige tekortkoming in de informatiebeveiliging aanwezig was bij Testcoronanu BV. Dit is één van de op CoronaCheck aangesloten testaanbieders en er zijn daarom direct maatregelen getroffen. De toegang tot CoronaCheck is voor deze testaanbieder afgesloten en de testaanbieder is in het afsprakenportaal op inactief gezet. Daarnaast heeft de testaanbieder aangegeven het lek te hebben gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Hoeveel valse toegangsbewijzen zijn (bij benadering) verkregen door het lek bij Testcoronanu?
Er hebben ons geen signalen bereikt dat anderen dan de RTL-journalist zich toegang hebben verschaft tot de database om valse coronabewijzen te verkrijgen. De testaanbieder is verantwoordelijk om hier onderzoek naar te doen. Testcoronanu BV heeft aangegeven een extern onderzoeksbureau in te schakelen om dit incident nader te onderzoeken.
Kunt u garanderen dat er geen andere lekken optreden of zijn opgetreden?
Naar aanleiding van de kwetsbaarheid in de ICT-systemen van Testcoronanu BV heb ik onderzocht of een vergelijkbaar probleem speelt bij andere testaanbieders. Hierbij hebben de onderzoekers niet kunnen vaststellen dat dat het geval is. Testbedrijven die zijn aangesloten op CoronaCheck worden periodiek gemonitord. Het Ministerie van VWS monitort in het kader van stelselcontrole of aangesloten testaanbieders de aansluitvoorwaarden naleven en met pentesten of er kwetsbaarheden zijn die moeten worden opgelost. Bevindingen uit deze monitoring worden met de testaanbieders gedeeld zodat zij deze kunnen oplossen. Indien nodig kan in voorkomende gevallen tot afsluiting worden over gegaan zoals bij Testcoronanu BV het geval is geweest. Naast de monitoring wordt in het aansluitproces de pentest van de testaanbieder vanaf nu geverifieerd met een extra controle door het Ministerie van VWS.
Deelt u de mening dat het lek een ernstige ondermijning in de geloofwaardigheid van de app CoronaCheck betekent?
Nee. Het gaat hier om een ernstige kwetsbaarheid bij één van de op CoronaCheck aangesloten testaanbieders waarbij direct maatregelen zijn genomen. De veiligheid en betrouwbaarheid van CoronaCheck zijn niet in het geding gekomen.
Wat betekent het lek voor de acceptatie door andere landen van de Nederlandse app CoronaCheck?
Dit incident heeft geen gevolg voor de acceptatie van een Digitaal Corona Certificaat (DCC) via CoronaCheck door andere landen. De reeds uitgegeven QR-codes bleven geldig.
Waarom grijpt het ministerie pas achteraf in, in plaats van te waarborgen dat alleen met partners in zee wordt gegaan die ervoor in kunnen staan dat geen lekken optreden?
Het Ministerie van VWS stelt vooraf strenge aansluitvoorwaarden aan testaanbieders die aangesloten willen worden op CoronaCheck. De testaanbieder moet dat aantonen met bewijsstukken. Hieruit moet blijken dat voldaan wordt aan wet- en regelgeving én aan de geldende normen voor informatiebeveiliging in de zorg (waaronder NEN7510, 7512, 7513) door onder meer het overleggen van een DPIA en pentestrapportage. Naast deze zelf aan te leveren pentestrapportage wordt in de aansluitprocedure nu ook een extra pentest ter verificatie hiervan uitgevoerd door het Ministerie van VWS, zoals ook te lezen in mijn antwoord op vraag 4. Deze voorwaarden zijn ook openbaar in te zien via rijksoverheid.nl.3 Het Ministerie van VWS start een nader onderzoek naar de juistheid van de aangeleverde bewijsstukken door Testcoronanu BV. Mocht dit onderzoek hiertoe aanleiding geven dan zullen de aansluitvoorwaarden op CoronaCheck worden aangescherpt en wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Wat zijn de gevolgen voor de klanten van Testcoronanu en hoe zorgt u ervoor dat zij niet de dupe worden van dit falen?
Ik heb Testcoronanu BV verzocht om mensen die al wel getest waren en op korte termijn reizen hun testuitslag op een veilige andere wijze (bijvoorbeeld op papier) te verstrekken. Daarnaast is Testcoronanu BV verzocht om alle personen die nog een testafspraak hebben staan persoonlijk te informeren en door te verwijzen naar andere testaanbieders via het afsprakenportaal. Reeds uitgegeven QR-codes naar aanleiding van een test door Testcoronanu BV bleven geldig.
Zijn de «signalen» dat geen andere mensen toegang hebben gehad tot de gegevens gebaseerd op een deugdelijke onderbouwing, of is dit slechts een signaal dat het Ministerie van VWS een slag in de lucht slaat?
Nadat de informatie van RTL Nieuws is ontvangen heb ik een externe partij gevraagd om een verificatie te doen van de kwetsbaarheid. Hieruit bleek dat deze inderdaad bestond en er een tekortkoming in de informatiebeveiliging aanwezig was. Er hebben ons geen signalen bereikt dat anderen dan de RTL-journalist zich toegang hebben verschaft tot de database teneinde gegevens in te zien of te wijzigen. De testaanbieder is verantwoordelijk om hier nader onderzoek naar te doen.
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De uitvoering van de motie jaarverantwoordingsplicht (Kamerstuk 35 830 XVI, nr. 14) |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Aukje de Vries (VVD) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven wanneer het aangekondigde overleg in de brief d.d. 7 juli 2021 met de Eerstelijnscoalitie zal plaatsvinden?1 Bent u bereid om dit gesprek open in te gaan? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de reacties op de internetconsultatieversie van de concept-Regeling openbare jaarverantwoording WMG (hierna: de Regeling) is in het voorjaar van 2021 veelvuldig overleg geweest met de Eerstelijnscoalitie en ook met de toezichthouders IGJ en NZa en met het CBS. Op basis van deze overleggen is er een compromisvoorstel tot stand gekomen dat met de brief van 7 juni jl. aan u is voorgelegd. Naar aanleiding van uw motie3 om nog een keer in overleg te gaan met de Eerstelijnscoalitie is in de brief van 7 juli jl.4 toegelicht dat dit compromisvoorstel een minimumvariant van een jaarverantwoording is, passend bij het doel van de wet en het unaniem aangenomen amendement Ellemeet5. SIRA heeft berekend dat een kleine zorgaanbieder maximaal 2 uur per jaar kwijt is aan deze minimumvariant. Daarbij is in de brief van 7 juli jl. aangegeven nogmaals in gesprek te gaan met de Eerstelijnscoalitie om te bezien of en hoe we de uitvoering van de Regeling verder kunnen vereenvoudigen. Daarbij wordt gedacht aan het faciliteren van de voorlichting en communicatie over de openbare jaarverantwoording en het inrichten van een klantvriendelijk elektronisch aanleverportaal.
Gelet op uw verzoek is op 18 augustus jl. nogmaals een gesprek met de Eerstelijnscoalitie geweest over eventuele alternatieve oplossingen die hetzelfde doel bereiken. De Eerstelijnscoalitie heeft in dit overleg twee alternatieve oplossingen benoemd. Het eerste alternatief betreft een uitzondering van alle eerstelijnszorgaanbieders van de jaarverantwoordingsplicht onder een bepaalde omzetgrens. Het tweede alternatief betreft een inventarisatie onder alle eerstelijnszorgaanbieders naar de gegevens die zij nu al aanleveren aan derden en of en hoe met deze gegevens invulling gegeven kan worden aan de openbare jaarverantwoording. Op 30 augustus jl. heeft de Eerstelijnscoalitie een brief gestuurd met daarin een uiteenzetting van hun opvattingen en bezwaren bij de regeling.Ook verzocht de Eerstelijnscoalitie om nogmaals hierover in gesprek te gaan. Ik lees in de brief echter geen nieuwe argumenten.
Zoals ook op 8 juli jl.6 aan de Eerstelijnscoalitie geschreven, is het begrijpelijk dat de openbare jaarverantwoordingsplicht, voor de sectoren van zorgaanbieders waarvoor deze verplichting nieuw is, weerstand oproept. Het is een extra verplichting en geeft regeldruk, terwijl zorgaanbieders hun tijd zoveel mogelijk willen besteden aan het verlenen van goede zorg. Echter voor het verlenen van goede zorg is het ook van belang om de bedrijfsvoering goed op orde te hebben. Gezien de grote hoeveelheid van zorgaanbieders en tegen de achtergrond van het beperken van de toezichtslast voor aanbieders is het onwenselijk en ondoenlijk dat externe toezichthouders iedere aanbieder afzonderlijk controleren. Anderzijds geeft het uitsluitend afgaan op signalen voor het toezicht onvoldoende basis. De jaarlijkse openbare jaarverantwoording geeft een basisset voor het risicogericht toezicht. Daarbij hebben ook andere betrokkenen belang bij deze basisset, zoals zorginkopers, interne toezichthouders, cliëntenraden, onderzoekers, journalisten, etc. Hierbij geldt het adagium van «eenmalige aanlevering, meervoudig gebruik».
Het eerste alternatief van een uitzondering van alle eerstelijnszorgaanbieders van de jaarverantwoordingsplicht onder een bepaalde omzetgrens past m.i. niet bij het doel van de wet, namelijk een maatschappelijke verantwoording door in beginsel alle zorgaanbieders. Het past ook niet bij het unaniem aangenomen amendement Ellemeet c.s. dat juist een toereikende financiële verantwoording door kleine zorgaanbieders beoogt.
Het tweede alternatief (het inventariseren onder alle eerstelijnszorgaanbieders van de gegevens die zij nu al aanleveren aan derden en of en hoe hiermee invulling gegeven kan worden aan de openbare jaarverantwoording) past ook niet bij het doel van de wet. De informatie die eerstelijnszorgaanbieders aan derden leveren is geen openbare informatie. Bovendien verschilt die informatiestroom aan derden. Naast een verscheidenheid aan eerstelijnszorgaanbieders en een verscheidenheid aan derden, is er ook sprake van ongecontracteerde zorg. De openbare jaarverantwoording is juist bedoeld opdat allerlei partijen, ook zorgverzekeraars, hiervan gebruik kunnen maken. Bij de jaarverantwoording geldt het adagium van «eenmalige aanlevering, meervoudig gebruik». Wel steun ik de oproep om dubbele uitvragen te voorkomen. Zoals ook in de brief van 7 juli jl. is aangegeven, is de NZa gevraagd met verzekeraars het gesprek aan te gaan om te bezien hoe gegevens uit de jaarverantwoording benut kunnen worden voor hun informatiebehoefte en niet alsnog uitgevraagd hoeven te worden in de contractering.
De door de Eerstelijnscoalitie genoemde alternatieven zijn ook voorgelegd aan de toezichthouders IGJ, NZa en aan het CBS. De toezichthouders en CBS delen de opvatting dat deze twee alternatieven geen alternatieven zijn die overeenstemmen met het doel van de wettelijke openbaarmakingsplicht. Met het eerder aan u voorgelegde compromisvoorstel is echt gekomen tot een minimale regeldruk passend bij het doel van de wet. De Minister voor Medische Zaken en Sport zal de Regeling hierom uiterlijk op 21 september voor publicatie in de Staatscourant aanbieden. Dit is noodzakelijk om tijdig duidelijkheid te bieden aan alle zorgaanbieders over «wat» wordt verwacht bij de openbare jaarverantwoording over het verslagjaar 2022 en voor zorgaanbieders om zich in te stellen op de nieuwe Regeling.
Waarom bent u niet bereid om, indien er goede alternatieve oplossingen uit het overleg zouden komen om hetzelfde doel te bereiken, alsnog de regeling aan te passen, want dit was wel de intentie van de motie?2
Zie antwoord vraag 1.
Aan welke mogelijkheden denkt u, als wordt aangegeven dat wordt bezien of en hoe het in de uitvoering nog gemakkelijker kan worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunnen de Kamer en de Eerstelijnscoalitie de beschikking krijgen over het rapport van SIRA met de doorrekening, aangezien u aangeeft dat u de aangepaste regeling opnieuw heeft laten doorrekenen door SIRA? Zo nee waarom niet? Waarop zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd?
Bij het antwoord op deze Kamervragen is het rapport met de doorrekening van de aangepaste Regeling toegevoegd.
De gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op de cijfers in het vorige rapport7 en de voorschriften voor het berekenen van de regeldruk uit het rijksbrede «Handboek Meting Regeldrukkosten». De Eerstelijnscoalitie ontvangt het rapport ook.
U geeft in uw brief aan dat voor kleine zorgaanbieders er een regeldrukvermindering is van 90% ten opzichte van de eerdere regeldrukberekening bij de internetconsultatieversie van de ontwerpRegeling, bent u het ermee eens dat dit relatief is en dat dit dus nog niets zegt over de proportionaliteit? Zo nee, waarom niet? Waar is de uitspraak met betrekking tot 90% regeldrukvermindering op gebaseerd en kan een onderbouwing gegeven worden van de 90%?
Uit de herberekening van de regeldruk door SIRA Consulting bv blijkt dat de structurele regeldruk van de openbare jaarverantwoording voor kleine zorgaanbieders 91% lager uitvalt ten opzichte van de initiële regeldruk van de versie uit de internetconsultatieversie. In tijdsbesteding kost de openbare jaarverantwoording kleine zorgaanbieders in totaal minder dan twee uur per jaar. Deze tijdsbesteding ziet de Minister van Medische Zorg en Sport als proportioneel voor een maatschappelijke verantwoording. Voor nadere informatie over de herberekening verwijs ik u naar bijgevoegd SIRA rapport8.
In de motie werd gevraagd om het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) nogmaals te laten kijken naar specifiek de proportionaliteit van de regeling, waarom wordt hieraan niet tegemoet gekomen?3
Bij het advies van 6 augustus 2020 over een eerder concept van de Regeling heeft het ATR geadviseerd om ten aanzien van de vragen over de bedrijfsvoering (de «vragenlijst») te verduidelijken wat het nut en de noodzaak zijn van de gevraagde informatie. Daarbij heeft het ATR geadviseerd voor het onderdeel bedrijfsvoering te starten met een beperkte basisset. Ook adviseerde het ATR tot invoering van een digitale beslisboom.
Na dit advies is de concept-Regeling aangepast waarbij onder meer de uitvraag over de bedrijfsvoering is beperkt tot een basisset en per vraag wordt uitgelegd om welke reden de vraag wordt gesteld. Ten opzichte van de regeling zoals die bij de internetconsultatie is voorgelegd is de vragenlijst vrijwel gehalveerd. Het aantal vragen dat een zorgaanbieder maximaal moet beantwoorden is teruggebracht van 119 naar 65 vragen. Ook is besloten tot een digitale beslisboom. De wijzigingen die zijn aangebracht na het overleg dit voorjaar met de Eerstelijnscoalitie leidden tot een aanmerkelijke daling van de regeldruk. Daarom heeft het ATR op 1 juli een zienswijze als aanvulling op het eerdere advies gegeven. Een afschrift daarvan is bijgevoegd10.
In de aanvullende zienswijze constateert het ATR dat de Minister naar aanleiding van het eerdere ATR-advies nut en noodzaak van de jaarlijks te verantwoorden gegevens nader heeft onderzocht, hetgeen ertoe heeft geleid dat gegevens waarvan niet aantoonbaar was waarom ze zouden moeten worden uitgevraagd, zijn geschrapt.
Ook stelt het ATR vast dat door het integreren van een digitale beslisboom in het verantwoordingsmodel van DigiMV voor zorgaanbieders een minder belastende uitvoering mogelijk is.
ATR geeft aan niet te verwachten dat individuele burgers op basis van de jaarverantwoording in staat zullen zijn om zorgaanbieders aan te spreken op hun rechtmatigheid, professionaliteit en integriteit. Anders dan ATR stelt, richt de doelstelling van de openbare jaarverantwoording zich niet specifiek op individuele burgers. De openbare jaarverantwoording betreft een maatschappelijke verantwoording over de besteding van collectieve middelen. Onder andere zorginkopers, interne toezichthouders, cliëntenraden, onderzoekers en journalisten hebben een belang bij deze jaarverantwoording.
Verder constateert ATR dat er een aanvulling in de toelichting nodig is, als het gaat om de omvang van de regeldruk ten opzichte van de regeldruk die er nu al is als gevolg van de jaarverantwoordingsplicht onder de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Dit is in de toelichting aangevuld. Samengevat hoeft de categorie van kleine zorgaanbieders in tegenstelling tot de WTZi jaarlijks geen beoordelingsverklaring meer openbaar te maken. Daarnaast is voor alle zorgaanbieders nu zoveel mogelijk aangesloten bij de al bestaande verplichtingen op grond van het Burgerlijk Wetboek en wordt de vragenlijst tot een minimum beperkt. Daarmee neemt dus de totale regeldruk voor de huidige verantwoordingsplichtigen af. De regeldruk voor de doelgroep van zorgaanbieders waarvoor de jaarverantwoording nieuw is neemt toe. Dit vloeit echter voort uit het feit dat zij onder de wettelijke openbaarmakingsplicht komen te vallen en niet uit de inhoud van de Regeling.
ATR stelt in de aanvullende zienswijze geen andere vragen over het nut en noodzaak van de concept-regeling. Wel uit het ATR in de aanvullende visie twijfel over de nut en noodzaak van de stapeling van de verschillende controle- en verantwoordingsverplichtingen in het kader van de Wtza en de AWtza. Deze opmerking gaat over de verschillende wettelijke instrumenten. Het gaat daarbij om de meldplicht, de vergunningplicht, de eisen voor de bestuursstructuur en de verantwoordingsplicht. Naar aanleiding van deze opmerking van het ATR wordt opgemerkt dat dit afzonderlijke wettelijke verplichtingen betreft met ieder een eigen doelstelling en doelgroep. De verschillende verplichtingen zijn gelet op de doelstellingen complementair aan elkaar en in de Wtza en de AWtza afzonderlijk geregeld.
Constaterende dat het ATR eerder van oordeel was dat nut en noodzaak van de verschillende controle- en verantwoordingseisen onvoldoende zijn aangetoond, kunt u dit alsnog per ommegaande per controle- en verantwoordingseis doen, voor publicatie van de desbetreffende regeling? Zo nee, waarom niet? Kunnen de Kamer en de Eerstelijnscoalitie de aanvullende zienswijze van de ATR d.d. 1 juli 2021 ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Constaterende dat verantwoording ook voor u belangrijk is, maar dat dit wel proportioneel moet zijn, kunt u aangeven wat nut en noodzaak zijn van de aanvullende informatie en de vragenlijst die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vraagt van de zorgaanbieders voor de uitvoering van de wet? Waar is deze informatie voor nodig?
Ten behoeve van het maken van statistieken en doen van onderzoek, kan het CBS op grond van diens eigen wettelijke bevoegdheden, gebaseerd op de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek, aanvullende niet-openbare informatie bij zorgaanbieders uitvragen. De niet-openbare vragenlijst maakt geen onderdeel uit van de openbare jaarverantwoording, bedoeld in de Wmg.
Wateroverlast in Limburg |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat er eind juni ook sprake was van ernstige wateroverlast als gevolg van extreme regenval in Limburg, zoals in Eygelshoven1, 2 en Meerssen3?
Ja.
Bent u van mening dat deze extreme wateroverlast deels dezelfde oorzaak heeft als de ramp die momenteel gaande is in Limburg?
De wateroverlast van de buien eind juni en de ramp medio juli zijn in hevigheid en schaal van de gevolgen niet vergelijkbaar. De buien die eind juni vielen komen vaker voor dan die tijdens de ramp. Het KNMI geeft aan dat de buien eind juni eens per 20 tot 40 jaar voorkomen en de buien medio juli eens per 1.000 jaar. Bovendien was er bij de ramp van medio juli sprake van overstroming vanuit de Maas als gevolg van heftige regenval bovenstrooms.
Vindt u dat ook gedupeerden van de wateroverlast twee weken geleden moeten worden ondersteund bij het vergoeden van de schade wanneer de verzekering niet uitkeert?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is de situatie eind juni niet vergelijkbaar met de ramp medio juli. De Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) is niet van toepassing op de wateroverlast eind juni. Bovendien geeft het Verbond van Verzekeraars aan dat de schade door hevige regenval zoals eind juni goed verzekerbaar is. Ons hebben geen signalen bereikt dat verzekeraars hier niet zouden willen uitkeren.
Bent u bereid de schaderegeling zo uit te werken dat ook gedupeerden van de ernstige wateroverlast twee weken geleden in Limburg aanspraak kunnen maken op schadevergoeding wanneer hun verzekeraar deze schade niet dekt?
De Wts kan enkel van toepassing worden verklaard op situaties die classificeren als ramp als bedoeld in de Wet Veiligheidsregio’s. Daarvoor dient sprake te zijn van een gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Hiervan was eind juni geen sprake. Het is daarom binnen de huidige wetgeving niet mogelijk de wateroverlast eind juni onder de ministeriële regeling voor de ramp medio juli te laten vallen.
Zo nee, bent u bereid om getroffenen van deze eerder geleden waterschade anderszins tegemoet te komen, bijvoorbeeld vanuit een Noodfonds?
Er zijn momenteel geen plannen om de getroffenen van deze eerder geleden waterschade anderszins tegemoet te komen. Op basis van overleg met het Verbond van Verzekeraars concludeer ik dat regenschade goed verzekerbaar is en de dekkingsgraad voor deze verzekering ook erg hoog is.
Bent u bereid ook omzetderving op te nemen in de schaderegeling voor getroffenen ondernemers van de ramp in Limburg?
De Wts biedt de mogelijkheid om een tegemoetkoming te verlenen in de geleden schade, maar omzetderving is hiervan uitgesloten. Het kabinet wil evenwel het gesprek hierover met de regio en ondernemersvertegenwoordigers voeren, waarbij ook aandacht is voor proportionaliteit, uitvoerbaarheid en precedentwerking. Gedupeerden kunnen tevens, wanneer zij aan de voorwaarden voldoen, bij omzetderving aanspraak maken op de NOW 4. De NOW 4 is beschikbaar met terugwerkende kracht van 1 juli tot en met 30 september van dit jaar. Een bedrijf maakt aanspraak op NOW indien het over 3 aaneengesloten maanden gemiddeld een omzetverlies van minimaal 20% heeft ten opzichte van een kwart van de omzet van 2019. De NOW biedt een tegemoetkoming voor de loonkosten, zodat bedrijven hun personeel kunnen doorbetalen.
De vaccinatie van Nederlanders in het buitenland |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat er nog steeds problemen zijn met het vaccineren van Nederlanders in het buitenland, zoals in Thailand, Vietnam, Maleisië, Ethiopië, Indonesië, maar ook in Roemenië? Wat is de situatie daar? In welke (andere) landen zijn er problemen?
In het algemeen lopen Nederlanders in het buitenland goed mee in de vaccinatieprogramma’s in de landen waar zij wonen. Het kabinet heeft op dit moment geen aanwijzingen dat Nederlanders stelselmatig worden achtergesteld ten opzichte van de lokale bevolking in de vaccinatieprogramma’s van andere landen. Eerder (d.d. 9 juni jl.) is er contact geweest met de Stichting Nederlanders Buiten Nederland (SNBN). Op dat moment werd aangegeven dat de meeste Nederlanders in het land waar zij wonen in aanmerking komen voor vaccinatie. Uit het recente contact (d.d. 1 oktober jl.) blijkt dat SNBN sinds het gesprek van 9 juni geen signalen heeft ontvangen van Nederlanders die niet meelopen in het vaccinatieprogramma van het land waar zij wonen. Mocht op enig moment blijken dat Nederlanders wel stelselmatig worden achtergesteld ten opzichte van de lokale bevolking, wordt dat langs diplomatieke kanalen aangekaart, veelal samen met andere EU-posten in dat land. Dit heeft bijvoorbeeld in Thailand gezorgd voor betere toegang voor buitenlanders tot het Thaise vaccinatieprogramma. Ten aanzien van de landen waar de vaccinatieprogramma’s over de hele linie achterlopen, steunt Nederland het COVAX-programma van de WHO alsmede enkele bilaterale initiatieven, waaronder de donatie van extra vaccins voor Indonesië. Verder is voor Nederlanders die buiten Nederland wonen de optie om in Nederland gevaccineerd te worden. De procedure om in Nederland gevaccineerd te worden is op verschillende aspecten vereenvoudigd of versneld. Dit wordt verder toegelicht in antwoord 6.
In hoeverre klopt het dat landen als Frankrijk wel degelijk vanuit hun ambassade de vaccinatie voor hun landgenoten regelen, gelet op de berichten van de Franse ambassadeur in Thailand op 16 juli 20211 en de Franse ambassadeur in Zuid-Afrika?2
In eerdere formele contacten gaf Frankrijk aan dat zij geen vaccins naar het buitenland sturen specifiek voor hun voormalige inwoners. Zij gaven toen aan dat voormalig inwoners van Frankrijk onder bepaalde voorwaarden wel in Frankrijk zelf gevaccineerd kunnen worden. Inmiddels is gebleken dat Frankrijk wel tijdelijke vaccinatiecampagnes heeft opgezet in verschillende landen om Franse burgers te vaccineren, onder andere in Vietnam, Thailand, Tunesië, Rwanda en Zuid-Afrika.
Hoe moeten deze berichten gezien worden in relatie tot de eerdere antwoorden en reacties van uw kant over het vaccineren van Nederlanders in het buitenland, in relatie tot het voorbeeld Frankrijk, want eerder gaf u aan dat er contact is geweest met Frankrijk, Duitsland en Portugal, en dat zij hebben aangegeven geen vaccins naar het buitenland te sturen specifiek voor hun (voormalige) inwoners?
Uit officiële contacten met deze landen kwam op dat moment naar voren dat zij geen vaccins opsturen naar het buitenland specifiek voor hun voormalig inwoners. Inmiddels is gebleken dat dit voor Frankrijk anders ligt.
Wat is het Franse beleid voor het vaccineren van Fransen in het buitenland nu precies? Wat hebben de Fransen geregeld voor hun landgenoten in het buitenland? Wat kan Nederland daarvan leren c.q. overnemen? Met andere woorden, hoe kan Nederland in een aantal landen, zoals Thailand, samenwerken met andere EU-landen, zoals Frankrijk, voor het vaccineren van landgenoten?
In de hierboven genoemde landen heeft Frankrijk kortstondige campagnes opgezet om de eigen burgers te vaccineren. Franse burgers die buiten Frankrijk wonen konden zich op de website van hun ambassade in o.a. Vietnam, Zuid-Afrika, Thailand, Tunesië, Rwanda inschrijven voor vaccinatie, georganiseerd door de Franse overheid. Dit was naar verluidt steeds in overleg met de lokale autoriteiten en via diverse kanalen (NGO’s, Franse of lokale ziekenhuizen). Ik blijf met de Franse autoriteiten en andere EU-landen in contact om te bezien wat nodig is om EU-burgers te beschermen. Ik wil daarbij nogmaals benadrukken dat COVAX het primaire programma is om wereldwijd ook voor de landen die met hun vaccinatieprogramma achterlopen vaccins beschikbaar te stellen en dat Nederlanders in het buitenland zoveel mogelijk meelopen in de landen waar zij wonen. Naast de logistieke uitdaging is het ook voor de beeldvorming niet wenselijk om (alleen) Nederlanders in het buitenland een vaccin aan te bieden, terwijl een groot deel van de lokale kwetsbare bevolking nog niet de mogelijkheid heeft gehad.
Herinnert u zich de toezegging over Nederlanders in het buitenland in het notaoverleg Ontwikkelingen rondom het coronavirus op 7 juli 2021 om te kijken of het mogelijk is om misschien nog wat extra te doen voor bijvoorbeeld een aantal landen waar een grote Nederlandse gemeenschap is? Wat is de stand van zaken op dat punt? Wat heeft u nog meer kunnen regelen c.q. organiseren, dan wel wat gaat u nog doen?
In het debat van 7 juli heb ik erop gewezen daar moeilijkheden bij te zien, maar dit ook te zullen bespreken met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De huidige stand van zaken, evenals het besluit om extra vaccins te doneren aan Indonesië, is toegelicht in het antwoord op vraag 1. Dit laat onverlet dat de situatie in het buitenland voortdurend wordt gemonitord. Hierover onderhouden VWS en BZ regelmatig contact.
Hoe is het vaccineren van landgenoten die in het buitenland wonen en werken zoveel mogelijk vereenvoudigd, zoals in de stand van zakenbrief COVID-19 d.d. 18 juni 2021 is aangegeven?3 Wat zijn nog de knelpunten en wie vallen nog buiten de boot?
Voor Nederlanders die in het buitenland wonen is het volgende aangepast:
Hiermee kan dus een Nederlander die in het buitenland woont in Nederland gevaccineerd worden.
Wat is de stand van zaken betreffende het verwerken van de vaccinatie van Nederlanders die in het buitenland zijn gevaccineerd in de Nederlandse systemen, en dus ook voor het Digitale Corona Certificaat (DCC)?
In mijn brief over de maatregelen COVID-19 van 6 juli (Kamerstuk 25 295, nr. 1297) heb ik uiteengezet hoe ik zou gaan regelen dat mensen die in het buitenland zijn gevaccineerd toch een coronatoegangsbewijs of een Digitaal Corona Certificaat kunnen verkrijgen. Iedereen die in Nederland is gevaccineerd heeft, op basis van de Europese verordening, ongeacht hun nationaliteit, recht op een DCC van de Nederlandse overheid. De verordening biedt voor Lidstaten daarnaast de ruimte om ook een DCC uit te geven aan mensen die buiten de EU zijn gevaccineerd. Zoals in de brief aangegeven, vul ik dit in door aan mensen die in Nederland wonen (geregistreerd in de BRP of RNI) én aan mensen met een Nederlandse nationaliteit (paspoort of ander ID) die buiten de EU wonen, ook een DCC of een coronatoegangsbewijs uit te geven indien zij buiten de EU zijn gevaccineerd en een geldig vaccinatiebewijs hebben.
Deze mensen kunnen zich met hun vaccinatiebewijs uit het land waar de vaccinatie is gezet, wenden tot de GGD-Utrecht voor het verkrijgen van een DCC.
Vaccinatiebewijs na vaccinatie in het buitenland | Coronavirus COVID-19 | rijksoverheid.nl
Daarnaast registreert de GGD GHOR deze vaccinaties. Voor mensen die hiervoor toestemming hebben gegeven zullen de vaccinatiegegevens worden doorgegeven aan CIMS zodra dit systeem hierop is aangepast.
Bent u bereid om in overleg met VNO-NCW en Stichting Nederlanders Buiten Nederland tot een praktische en werkbare oplossing te komen (zoals samenwerking met andere EU-landen) voor Nederlanders in het buitenland en over de uitkomsten daarvan uiterlijk in de stand van zakenbrief COVID-19 medio augustus 2021 te rapporteren? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van VWS en het Ministerie van BZ zijn frequent in gesprek met VNO-NCW, Stichting Nederlanders Buiten Nederland en andere relevante partijen. Het beschermen en vaccineren van Nederlanders in het buitenland is dan ook regelmatig onderwerp van gesprek geweest en we zoeken in goed overleg naar de meest effectieve en werkbare oplossingen voor het oplossen van problemen.
Het bericht ‘Rooiseizoen voor biologische aardappeltelers in rook op door schimmelziekte’ |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Hoe zijn de 23 resistente biologische rassen tot stand gekomen, heeft u hierbij een stimulerende rol gehad en in hoeverre wordt er nu al gebruikgemaakt van deze rassen?1
Ja, in 2009 is voor de ontwikkeling van plantenrassen met resistentie tegen ziekten en plagen het programma Groene veredeling gestart. Voor dit programma, uitgevoerd door kennisinstellingen in samenwerking met veredelingsbedrijven, is 1 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld. In dit programma zijn voor aardappelen resistentiegenen voor de schimmelziekte Phytophthora geïdentificeerd en geïntroduceerd in het zogenaamde pre-breeding materiaal. Dat materiaal hebben de aardappelveredelaars gebruikt voor 23 Phytophthora-resistente commerciële rassen. In 2020 waren 80% van de biologisch geteelde aardappelen in Nederland afkomstig van deze rassen. In het schap is het aandeel zelfs 90%.
Wat is de reden dat biologische boeren niet alleen resistente aardappelrassen telen? Hoe kunt u hen helpen om dit meer te gaan doen?
Bij de keuze van rassen spelen diverse factoren een rol. Zo kijken de biologische boeren niet alleen naar Phytophthora, maar spelen ook andere aardappelziekten een rol. Verder is opbrengst, smaak, bewaarbaarheid en de geschiktheid voor bewerking (zoals voor chips en friet) van belang.
Bionext (de biologische ketenorganisatie) heeft in 2017 het initiatief genomen voor een convenant waarin 28 partijen uit de biologische aardappelketen, aardappelveredelaars, aardappeltelers én supermarktketens, deelnemen. Het doel van het convenant was om stapsgewijs op te schalen tot gebruik van 100% aan robuuste biologische aardappels in 2020. Dit is nog niet gerealiseerd. De convenantpartners streven nog steeds naar 100% robuuste rassen in de teelt en in het schap. Daarvoor betrekken ze ook de importeurs en exporteurs actiever. Hetzelfde geldt voor partijen uit de biologische friet- en chipsmarkt. Ik wil hier met aanvullend onderzoek aan bijdragen indien gewenst.
Bent u ermee bekend dat klassieke veredeling de sector op dit moment onvoldoende in staat stelt om tijdig de juiste resistenties tegen phytophtora in te bouwen bij de juiste aardappelrassen met de juiste eigenschappen (ook qua opbrengstpotentieel, smaak en uiterlijk)? Hoe kunt u de sector hierbij helpen, bijvoorbeeld via nieuwe veredelingstechnieken als CRISPR-Cas en cisgenese? Erkent u dat dit een enorme milieuwinst kan betekenen voor de aardappelsector?
In het geval van Phytophthora heeft de aardappelsector al veel resistentiegenen met klassieke veredeling kunnen opnemen. Met nieuwe veredelingstechnieken als CRISPR-Cas en cisgenese kunnen de resistenties echter nog sneller worden opgenomen in bestaande succesvolle rassen en daarmee opbrengst en hun geschiktheid voor specifieke afzet behouden. Bovendien kunnen veredelaars met deze technieken meer en sneller resistentiegenen voor Phytophthora en andere aardappelziekten stapelen, waardoor de resistentie duurzamer wordt. Echter, de biologische landbouw sluit het gebruik van deze technieken uit, omdat dit leidt tot genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Voor de gangbare aardappelsector kunnen deze technieken potentieel een vermindering in het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen opleveren.
Op welke manier kunt u bespoedigen dat er, onder andere via voornoemde nieuwe veredelingstechnieken, versneld resistenties tegen phytophtora ingebouwd kunnen worden in aardappelrassen?
Het ontwikkelen van goede commerciële rassen ligt voornamelijk bij de sector en deze ontwikkeling gaat al snel. Belangrijk is dat de sector verstandig omgaat met het resistente materiaal, bijvoorbeeld door in de praktijk en de teelt vooral in te zetten op rassen met meerdere (gestapelde) resistentiegenen in combinatie met gewasrotatie (Good Agricultural Practices). Dit helpt om te voorkomen dat het pathogeen de resistenties doorbreekt. Ook biedt de Kennis- en Innovatieagenda van de rijksoverheid diverse mogelijkheden om innovatie te stimuleren in samenwerking met de sector. Zo ondersteunt het Meerjaren Missiegedreven Innovatie Programma Biotechnologie en Veredeling de sleuteltechnologie biotechnologie en projecten die gericht zijn op technologieontwikkeling en hiermee een bijdrage leveren aan de realisatie van diverse maatschappelijke opgaven. Het doel van dit programma is het ontwikkelen van kennis, concepten en ondersteunende technologieën om de land- en tuinbouw te voorzien van optimaal uitgangsmateriaal onder meer via robuust zaaizaad en pootgoed. Daarnaast is de inzet om de veredeling in staat te stellen in te spelen op veranderingen in productiesystemen, bijvoorbeeld passend bij kringlooplandbouw. Dit programma draagt ook bij aan de ontwikkeling en toepassing van resistenties tegen Phytophthora en andere ziekten in aardappel.
Als u van mening bent dat het op dit moment niet mogelijk is om versneld nieuwe resistente aardappelrassen met de juiste eigenschappen te creëren, hoe verhoudt dat zich dan tot het EU-actieplan om de productie en consumptie van biologische producten te stimuleren, waarbij uiterlijk in 2030 ten minste 25% van de landbouwgrond gebruikt zou moeten worden voor biologische landbouw, en tot het Aardappelconvenant, waarin is afgesproken om in 2020 compleet over te zijn op robuuste rassen? Wat betekent dit voor de voedselzekerheid?
Het ontwikkelen van nieuwe rassen kost vele jaren, zeker in het geval van aardappel. Sinds 2009 zet ik in op het onderzoeksprogramma Groene veredeling, met onder andere onderzoek naar nieuwe robuuste aardappelrassen. Ik verwacht dat uit dit programma de komende jaren goede nieuwe robuuste rassen op de markt komen. Het daadwerkelijk op de markt brengen van rassen ligt bij de veredelingsbedrijven. Gezien het voorgaande en de al in gang gezette ontwikkeling van resistente gewassen wordt er geen significant effect voor de voedselzekerheid verwacht.
Deelt u de mening dat dit soort mislukte oogsten geen positieve bijdrage levert aan de afwegingen van boeren om om te schakelen naar biologische teelt? Welke rol ziet u hierbij voor uzelf weggelegd?
Een mislukte oogst is voor een teler altijd een forse tegenslag, zowel financieel als in werkplezier. Phytophthora voorkomen en bestrijden is in de aardappelteelt een belangrijk punt in de bedrijfsvoering. Dat er ook (nog) phytophthora gevoelige aardappelrassen gewild zijn in de markt maakt het opnemen daarvan in het teeltplan aantrekkelijk, maar omdat de biologische teler geen chemische bestrijding kan toepassen zal hij of zij hier rekening mee moeten houden en wellicht maar op een deel van zijn aardappelareaal deze rassen telen. Het verkleinen van de kans op een aardappelmisoogst vanwege phytophthora is een onderdeel van het risicomanagement voor het biologische bedrijf.
Met het omschakelprogramma duurzame landbouw en met de premiesubsidie voor de Brede weersverzekering (verzekering tegen schade door extreem weer) ondersteun ik het agrarisch risicomanagement. Dit geldt ook voor de biologische landbouw en specifiek ook in verband met risico’s bij omschakeling.
Het sinds 1 januari 2021 geldend verbod van Zilveren Kruis om medische hulpmiddelen via apotheken en apotheekhoudende huisartsen te verstrekken |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Tamara van Ark (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de beleidswijziging die Zilveren Kruis sinds 1 januari 2021 heeft ingesteld waardoor verzekerden hun medische hulpmiddelen zoals incontinentiemateriaal, diabetesteststrips, medische voeding en verbandmaterialen alleen bij gecontracteerde medische speciaalzaken kunnen bestellen en niet meer kunnen afhalen bij de apotheek maar deze thuis bezorgd moeten laten krijgen?
Ja, ik ben bekend met de beleidswijziging van Zilveren Kruis. De toenmalig Minister voor MZS is hierop ingegaan in de brief van 26 april 2021.
Bent u bekend met signalen van apothekers en verzekerden dat deze wijziging negatief uitpakt als het gaat om gebruiksvriendelijkheid, snelle service en maatwerk, omdat de verplichte bijkomende kosten zeer hoog worden, waardoor leveranciers zich genoodzaakt zien om alleen grote hoeveelheden te bezorgen?1
Ja, ik ben bekend met signalen hierover. De voormalig Minister voor MZS heeft hierover op 26 april 2021, naar aanleiding van een verzoek om een reactie van de vaste commissie voor VWS, een brief gestuurd naar de Tweede Kamer (zie Kamerstuk 32 805, nummer 115). 2
Kunt u aangeven aan welke kwaliteitsstandaarden Zilveren Kruis moet voldoen met betrekking tot het inkopen van medische hulpmiddelen? Vindt u dat Zilveren Kruis daar nu aan voldoet?
Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij zorgen voor goede, betaalbare en toegankelijke zorg voor alle verzekerden, gericht op het bevorderen van gezondheid en kwaliteit van leven. Concreet betekent dit dat zorgverzekeraars voldoende zorg van goede kwaliteit moeten inkopen voor verzekerden, maar daarin ook zelf keuzes mogen maken. Een voorwaarde hierbij is wel dat zorgverzekeraars deze zorgplicht naar hun verzekerden kunnen nakomen, dat betekent dat zorgverzekeraars aanbieders voor natura-zorg voldoende moeten contracteren, zodat verzekerden hun recht op zorg ook kunnen verkrijgen. Het staat zorgverzekeraars echter vrij om met aanbieders wel of geen overeenkomst aan te gaan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de zorgplicht (artikel 11 van de Zorgverzekeringswet). In de «Beleidsregel toezichtkader zorgplicht zorgverzekeraars (TH/BR-025)» is opgenomen wat van zorgverzekeraars verwacht wordt ten aanzien van tijdigheid, kwaliteit en bereikbaarheid. In «De zorgplicht: handvatten voor zorgverzekeraars (PUC_323566_22)» benoemt de NZa handvatten bij de uitvoering van de zorgplicht.
Kunt u aangeven welke eisen een verzekeraar mag stellen aan gecontracteerde zorgverleners? Kunnen eisen over manier van bezorgen (thuis) daarbij horen? Met welk doel voor ogen mogen zorgverzekeraars deze eisen stellen?
Voor zorgverzekeraars is het van belang dat zij hun zorgplicht naar hun verzekerden nakomen en zorgen voor het betaalbaar en toegankelijk houden van goede zorg. Dit betekent dat zorgverzekeraars aanbieders moeten contracteren, zodat verzekerden hun recht op zorg ook kunnen verkrijgen. Eisen over de manier van bezorgen kunnen daarbij horen. Daarover maken zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken. De NZa ziet toe op de naleving van de zorgplicht (artikel 11 van de Zorgverzekeringswet).
Zorgverzekeraar Zilveren Kruis geeft aan onder andere afspraken gemaakt te hebben over de gestelde kwaliteitseisen, levertijden, afleverhoeveelheden en spoedzorg. Zo werken bij de gecontracteerde medisch speciaalzaken gespecialiseerde verpleegkundigen en wondconsulenten die bij medische problemen direct telefonisch of online kunnen ondersteunen en adviseren. Ook zijn er afspraken gemaakt over bereikbaarheid en bezorging. Een medisch speciaalzaak is 24 uur, 7 dagen per week bereikbaar voor bestellingen, vragen en advies. Spoedbestellingen worden binnen 6 uur afgeleverd op het verblijfadres in Nederland.
Kunt u schetsen wat de gevolgen zijn voor chronische patiënten als zij te laat, te weinig of niet passende medische hulpmiddelen ontvangen?
De gevolgen die kunnen optreden als chronische patiënten te laat, te weinig of niet passende hulpmiddelen ontvangen, zijn afhankelijk van het soort hulpmiddel. Het niet tijdig verkrijgen van een passend medisch hulpmiddel kan gevolgen hebben voor de mogelijkheden van participatie in de maatschappij, het kan gevolgen hebben voor de levenskwaliteit en kan ook vergaande medische gevolgen hebben.
Juist om te voorkomen dat dit soort gevolgen optreedt, heeft Zilveren Kruis afspraken gemaakt met medisch speciaalzaken over kwaliteitseisen, levertijden, afleverhoeveelheden en spoedzorg. Zilveren Kruis monitort of de gecontracteerde aanbieders zich aan de overeengekomen vereisten houden. Hiermee verwacht ik dat negatieve gevolgen voor patiënten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Welke mogelijkheden hebben verzekerden in de praktijk om van verzekeraar te veranderen en als chronisch patiënt zich aanvullend te verzekeren?
Alle verzekerden hebben jaarlijks de mogelijkheid om desgewenst over te stappen naar een andere zorgverzekeraar en zich aanvullend te verzekeren. De angst dat chronisch zieken door een andere zorgverzekeraar niet geaccepteerd worden voor de aanvullende verzekering blijkt volgens de cijfers niet terecht. Cijfers van Zorgweb laten namelijk zien dat in 2021 bij
slechts 2,4 procent van de aanvullende verzekeringen sprake was van medische selectie. Omdat ik het belangrijk vind dat ook chronisch zieken zich vrij voelen om over te kunnen stappen, heb ik tijdens de informatiecampagne van het afgelopen overstapseizoen de boodschap verspreid dat voor een aanvullende verzekering vrijwel geen acceptatievoorwaarden gelden (zie Kamerstuk 29 689, nummer 1099).
Zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft zijn gewijzigde beleid tijdig, voor 1 april 2020, gepubliceerd op zijn website en in oktober 2020 de betreffende verzekerden geïnformeerd. Deze datum ligt ruim voor het einde van de overstapperiode. Dit heeft de verzekerden in staat gesteld om voordat het gewijzigde beleid inging, indien gewenst, te kiezen voor een andere zorgverzekeraar.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Zilveren Kruis over de inkoopvoorwaarden voor medische hulpmiddelen en de benodigde verbetering voor verzekerden?
Ik organiseer regelmatig overleggen met zorgverzekeraars. Dat neemt niet weg dat ik ook uw zorgen hoor. Maar zolang de keuzes van de zorgverzekeraar binnen de kaders van de wet passen, is het niet aan mij om daarop te interveniëren.
Het bericht dat experts van de Verenigde Naties melden dat er orgaanhandel plaatsvindt in China |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van het Hoog Commissariaat van de Mensenrechten (OHCHR): «China: UN human rights experts alarmed by «organ harvesting» allegations»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van het Hoog Commissariaat dat etnische, linguïstische en religieuze minderheden die gevangen zitten in China, zoals Falung Gong beoefenaars, Oeigoeren, Tibetanen, Moslims en Christenen, geforceerd worden om bloedtesten en orgaanonderzoeken te ondergaan zonder geïnformeerde toestemming en zodoende in een database terecht komen, waarbij er vervolgens organen worden verwijderd bij deze gevangenen zoals harten, levers en hoornvliezen?
Het kabinet acht de berichtgeving inzake gedwongen orgaantransplantatie in China, waarvan met name leden van religieuze groepen het slachtoffer zouden zijn, zeer zorgwekkend en blijft de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het kabinet is niet in staat om deze aanklachten te verifiëren noch te ontkrachten.
Bent u bekend met het rapport van de China Tribunaal: «Independent Tribunal Into Forced Organ Harvesting of Prisoners of Conscience in China»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen in dit rapport die vele voorbeelden van directe en indirecte orgaanroof betreffen, waarbij organen zoals harten en levers op grote, zelfs industriële, schaal worden verwijderd bij levende personen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe de Chinese wetgeving omtrent orgaanhandel zich verhoudt tot de internationale wetgeving, en kunt u daarbij voornamelijk ingaan op de naleving van de in 2007 geïntroduceerde Chinese wetgeving die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt?
De Chinese overheid heeft in het verleden het probleem van illegale orgaanhandel erkend. In 2007 is in China nationale regelgeving aangenomen die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt. Volgens de Chinese autoriteiten is deze wet opgesteld met steun van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) om de wetgeving in lijn te brengen met internationale normen. Echter, Nederland en de EU blijven bezorgd over de implementatie van de regelgeving en de onduidelijkheid rondom de statistieken van orgaantransplantaties, waardoor onduidelijkheid bestaat over de afkomst van organen. Er zijn vermoedens dat er nog steeds een handel in illegaal verkregen organen bestaat.
Zijn er na 2007 wetten aangenomen in China omtrent orgaandonatie en orgaanhandel? Dan wel aanscherpingen of versoepelingen?
De ambassade in Peking heeft twee ontwikkelingen geregistreerd sinds 2007. Ten eerste is er een aanscherping geweest op het toezicht van orgaantransplantatie «Notice of the Ministry of Health on Further Tightening the Suvervision on Human Organ Transplantation, effective as of 11th June, 2009»3. Ten tweede is een amendement aangenomen, namelijk «Amendment VIII to the Chinese Criminal Law (Presidential Decree No. 41)» waarin het niet volgen van procedures van instemming strafbaar is vanaf 1 mei 20114.
Bent u bereid de kwestie van orgaanroof en orgaanhandel hoog op de EU-agenda te plaatsen, en daarbij aan te sturen op medewerking van China om onafhankelijk onderzoek te laten plaatsvinden naar deze zwarte markt?
Het kabinet deelt de mening dat orgaanverwijdering zonder instemming van de persoon, waar ook ter wereld, onaanvaardbaar is. Nederland zal zich blijven inspannen om deze kwestie op de agenda van de EU te houden.
Hoe staat het met de ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa tegen de handel in menselijke organen? Hoe staat het met de toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken om de Kamer hier schriftelijk over te informeren?3
Over de ondertekening en ratificatie van dit Verdrag vindt overleg plaats tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Justitie en Veiligheid (JenV) en Buitenlandse Zaken (BZ). Er wordt een brief voorbereid om Uw Kamer hierover voor eind 2021 te informeren.
Bent u bereid China in de VN Mensenrechtenraad aan te bespreken op dit onderwerp?
Nederland, in gezelschap van gelijkgezinde landen, spreekt China aan op de mensenrechtensituatie in het land, tijdens bijeenkomsten van de VN Mensenrechtenraad. Meest recent steunde Nederland op 22 juli 2021 een gezamenlijke verklaring met 43 andere landen met daarin o.a. uiting van zorgen over de situatie in Tibet, Hongkong en Xinjiang. Nederland zal zich inzetten om ook zorgen over orgaanhandel in de tekst van een volgende verklaring op te nemen.
Zijn er aanwijzingen dat de orgaanhandel in China verband heeft met Nederland, bijvoorbeeld door het uitreizen van Nederlandse staatsburgers naar China voor nieuwe organen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat Nederlandse staatsburgers specifiek naar China afreizen voor nieuwe organen. Het is wel bekend dat het soms voorkomt dat iemand vanuit Nederland naar het buitenland afreist voor een orgaantransplantatie. Indien iemand in Nederland in aanmerking komt voor een orgaantransplantatie, wordt diegene op de wachtlijst van Eurotransplant geplaatst. De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) krijgt jaarlijks data van Eurotransplant over het aantal nier-, long- en levertransplantaties die hebben plaatsgevonden bij Nederlandse burgers buiten het Eurotransplant netwerk en dus van de lijst af zijn gehaald. Sinds 2010 tot op heden zijn er 2 op een totaal van 900 longen, 1 op een totaal van 1778 levers en 24 op een totaal van 10.368 nieren getransplanteerd buiten het Eurotransplant netwerk. Er is op dit moment bij de NTS geen informatie bekend waar deze transplantaties dan wel hebben plaatsgevonden en of ze binnen of buiten het reguliere lokale transplantatienetwerk plaats heeft gevonden.
Zijn er aanwijzingen dat de orgaanhandel in China verband heeft met artsen of ziekenhuizen in Nederland? Zo ja, wat wordt hier aan gedaan?
Volgens de Nederlandse Transplantatie Stichting zijn er geen signalen bekend dat er een verband zou kunnen bestaan tussen artsen of ziekenhuizen in Nederland met de orgaanhandel in China.
Heeft u een indicatie van de ziekenhuizen in China waar illegale orgaandonatie en orgaanhandel plaatsvindt? Kunt u deze ziekenhuizen op een zwarte lijst plaatsen?
Aangezien onafhankelijke verificatie of bevestiging van de verdachtmakingen tot nu toe niet mogelijk is gebleken, is het opstellen van een zwarte lijst van Chinese ziekenhuizen niet aan de orde.
Kunt u uiteenzetten hoe de zwarte markt voor orgaanhandel in elkaar steekt en hoe gestolen organen uiteindelijk in landen als Nederland terecht komen?
Hiervoor beschikt het kabinet op dit moment niet over voldoende gegevens.
Onderschrijft u de conclusie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat het «van groot belang [is] dat ook in Nederland meer kennis wordt ontwikkeld over het slachtofferschap, de werkwijzen van daders en eventuele internationale netwerken betrokken bij deze ernstige vorm van uitbuiting»?4 Zo ja, wat gaat u doen om deze kennis te ontwikkelen?
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft in zijn laatste Slachtoffermonitor 2015–20197 gesteld dat vanwege het feit dat de aanwezige meldingen niet eenduidig zijn en ook vanwege de kleine totale aantallen, geen concluderende uitspraken kunnen worden gedaan over gedwongen orgaanverwijdering in Nederland. Wel beveelt de Nationaal Rapporteur aan om actief beleid te voeren tegen deze vorm van uitbuiting. Het kabinet onderschrijft dat indien deze vorm van uitbuiting voorkomt hier tegen opgetreden moet worden.
Om een beter beeld te krijgen van de omvang van deze illegale activiteiten en waar mensen eventueel naar afreizen voor een mogelijke illegale orgaantransplantatie worden er momenteel voorbereidingen getroffen voor de inrichting van een meldpunt voor het melden van vermoedens van orgaanhandel.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor het commissiedebat over China (gepland op 7 september a.s.) beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Verbod thuiswerken grenswerkers dreigt’ |
|
Folkert Idsinga (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verbod thuiswerken grenswerkers dreigt»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland met Duitsland en België afspraken heeft gemaakt over de fiscale behandeling van thuiswerkdagen tijdens Corona en dat deze afspraken gelden tot en met 30 september 2021?
Ja, Nederland heeft met Duitsland en België afspraken gemaakt over de fiscale behandeling van thuiswerkdagen onder de belastingverdragen tijdens corona.2 De afspraken met Duitsland liepen oorspronkelijk tot 30 april 2020. De afspraken met België liepen oorspronkelijk tot 31 mei 2020. Deze afspraken zijn daarna diverse keren verlengd, meest recentelijk tot en met 30 september 2021.3
Voorziet u dat deze afspraken zullen worden verlengd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, tot wanneer worden deze regelingen verlengd?
De overeenkomsten met België en Duitsland kunnen worden toegepast voor zover er wordt thuisgewerkt als gevolg van de maatregelen die door de Nederlandse regering en de regering van België respectievelijk Duitsland zijn getroffen om de coronacrisis te bestrijden. Als niet vanwege deze maatregelen wordt thuisgewerkt, gelden de reguliere regels van het desbetreffende belastingverdrag. De overeenkomsten zijn eerder verlengd tot en met september van dit jaar. Nederland zet in op een verdere verlenging van de overeenkomsten tot het eind van dit jaar. Ik ben hiervoor mede afhankelijk van België en Duitsland. Ik kan daarom op dit moment nog niet aangeven of de afspraken inderdaad verder worden verlengd.
Verwacht u, indien de afspraken worden verlengd, wijzigingen ten opzichte van de huidige regelingen?
Ik verwacht dat als deze overeenkomsten worden verlengd, er geen wijzigingen ten opzichte van de huidige regelingen zullen plaatsvinden.
Voorziet u, gelet op het feit dat thuis- en/of hybride werken ook na Corona het nieuwe normaal lijken te worden, mogelijkheden om hierover tot werkbare fiscale afspraken te komen met beide buurlanden?
Zoals ik eerder heb aangegeven sta ik positief tegenover het idee van een permanente regeling voor thuiswerkdagen in de belastingverdragen met onze buurlanden.4 Ik heb daarom het initiatief genomen om dit onderwerp op de agenda te zetten bij besprekingen met beide landen. Ik kan echter nog geen uitspraken doen over de uitkomst van deze besprekingen. Hierbij is ook aandacht voor de samenloop met regels op het gebied van sociale zekerheid.5 De tijdelijke overeenkomsten met België en Duitsland in het kader van de coronacrisis zijn specifiek gekoppeld aan de coronamaatregelen en voorzien in een afwijking van de geldende verdragstekst. Deze afspraken lenen zich daarom niet voor een permanente maatregel. Voor een aanpassing van de belastingverdragen ben ik afhankelijk van onze verdragspartners en hun visie op een dergelijke regeling. Of een dergelijke permanente regeling er komt en, zo ja, hoe deze er precies uit zou zien kan ik u derhalve nog niet melden.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Quin Dokters kampt met een acuut tekort aan huisartsen’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Quin Dokters kampt met een acuut tekort aan huisartsen»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er voor 14.000 patiënten dagenlang geen huisarts beschikbaar is geweest?
Het is belangrijk dat patiënten te allen tijde met hun zorgvragen terecht kunnen bij de huisarts waarbij ze staan ingeschreven. De toegankelijkheid en continuïteit van zorg is een groot goed in Nederland. De huisarts is de poortwachter van de zorg en vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen. Het is daarom een onwenselijke situatie wanneer er patiënten tijdelijk niet bij hun eigen huisarts terecht kunnen.
Een toenemend huisartsentekort (met name een gebrek aan jonge praktijkhouders) maakt dat het steeds meer knelt in bepaalde regio’s. VWS en de LHV zijn daarom een aanpak gestart om regio’s waar het knelt gerichte ondersteuning te bieden in regionale arbeidsmarktvraagstukken, met als doel situaties als deze te kunnen voorkomen. Door onder andere de extra activiteiten omtrent COVID-19, in combinatie met de vakantieperiode, is de werklast voor veel huisartsen toegenomen, zo ook bij Quin Dokters.
Bij spoed moet er in ieder geval direct zorg beschikbaar zijn. Bij spoedgevallen kunnen patiënten zich altijd wenden tot een andere huisarts (in de avond-, nacht- en weekenduren tot een huisartsenpost) en in het uiterste geval tot de spoedeisende hulp in het ziekenhuis. Dit is niet in het geding gekomen.
Hoe is de veiligheid en de betrouwbaarheid van de app gecontroleerd waarmee Quin Dokters werkt?
Medische hulpmiddelen moeten voldoen aan Europese normen voor veiligheid, gezondheid, milieuen consumentenbescherming (CE-certificering). De IGJ ziet daarop toe. Ook apps met therapeutische of diagnostische functies worden beschouwd als medische hulpmiddelen en de app van Quin Dokters is dan ook voorzien van een CE Klasse I certificering. Overigens wordt met een CE-certificering niet de klinische relevantie aangetoond en blijft het daadwerkelijke geven van kwalitatief goede zorg uiteraard de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder zelf.
Verder ziet de autoriteit persoonsgegevens (AP) toe op een juiste wijze van verwerking van de gezondheidsgegevens, die moet voldoen aan de AVG.
Deelt u het uitgangspunt dat digitalisering een mogelijkheid is naast andere opties in een huisartsenpraktijk, zoals spreekkamerbezoek en visite rijden, maar dat een huisarts bij het aannemen van patiënten er rekening mee moet houden dat fysieke consulten ook nodig zijn?
De huisartsenzorg kampt met een dreigend tekort aan huisartsen. Digitalisering kan eraan bijdragen dit tekort deels op te vangen, maar de fysieke zorg zal daarmee niet verdwijnen. Onder meer door toename van het aantal ouderen die steeds vaker met complexere en chronische aandoeningen kampen, zal de benodigde tijd per patiënt alleen maar verder gaan toenemen. Zogenaamde hybride zorgvormen, dus fysieke zorg gecombineerd met digitale zorg kunnen daarbij een deel van de oplossing vormen. Digitale zorg kan bijvoorbeeld bijdragen aan de efficiëntie, zodat de huisarts meer tijd kan besteden aan het geven van de fysieke zorg aan de patiënt. Tegelijkertijd dient de mogelijkheid van fysieke consulten voor situaties waarin daar behoefte aan is altijd gewaarborgd te zijn.
Vindt u dat er een zorgonderneming gestart kan worden zonder dat eerst gekeken wordt of men voldoende medewerkers heeft om adequate zorg te kunnen bieden?
Een zorgaanbieder mag niet zomaar zorg verlenen, maar moet voldoen aan allerlei eisen zoals opgenomen in onder meer de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Geneesmiddelenwet en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
De zorgaanbieder is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de IGJ ziet daarop toe.
Na inwerkingtreding van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) per 1 januari 2022 moeten zorgaanbieders voorafgaand aan toetreding op de markt melden en nagaan of ze aan de wettelijke voorwaarden voldoen. Daarmee worden zorgaanbieders beter bewust gemaakt van hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg en komen zorgaanbieders ook beter in beeld bij het risicogerichte toezicht van de inspectie.
Klopt het dat de patiënten die nu bij Quin Dokters zitten niet voor deze huisartsenpraktijk gekozen hebben, maar dat huisartspraktijken door Quin Dokters zijn overgenomen?
De praktijken van Quin Dokters in Amsterdam zijn overgenomen van de voormalig praktijkhouder, inclusief patiëntenbestand. Er zijn daarnaast ook praktijken die alleen gebruik maken van het digitale platform van Quin Dokters, maar verder volledig onafhankelijk zijn gebleven en zelf de praktijkvoering zijn blijven doen.
Het gebeurt vaker dat een praktijk wordt overgenomen, bijvoorbeeld bij pensionering van een huisarts of bij verhuizing. Belangrijk is dan dat duidelijk naar patiënten wordt gecommuniceerd dat er een andere huisarts is of een ander concept. Ten tijde van de overname door Quin Dokters zijn alle patiënten daarover geïnformeerd. Volgens Quin Dokters is patiënten ook de gelegenheid geboden om bezwaar aan te tekenen tegen de overdracht van het dossier. Het staat patiënten in Nederland daarnaast altijd vrij om over te stappen naar een andere huisartsenpraktijk, indien gewenst.
Kunt u ingaan op de klachten van patiënten over Quin Dokters, die het grootst waren in Amsterdam, maar die ook speelden in Ridderkerk?
Vanwege een tekort aan huisartsen was het voor de praktijken van Quin Dokters in Amsterdam en Ridderkerk op een aantal dagen niet (goed) mogelijk om aan de zorgvraag van haar patiënten te voldoen. Dit heeft geleid tot een slechte bereikbaarheid van de praktijk en lange wachttijden voor patiënten. De praktijk in Amsterdam is medio juli zelfs een aantal dagen gesloten geweest.
Al vanaf de overname van de praktijken in Amsterdam was er een capaciteitstekort om goed aan de zorgvraag te voldoen, en door onder andere de extra activiteiten vanwege COVID-19 in combinatie met de vakantieperiode leidde dit tot extra werklast per huisarts. Er zijn inmiddels maatregelen getroffen om het aantal ingeschreven patiënten per huisarts te verlagen waardoor continuïteit van zorg beter geborgd zal zijn. Zo zijn er extra huisartsen in dienst en is een aanzienlijk deel van de patiënten overgeschreven naar andere praktijken in de regio.
Kunt u aangeven in hoeverre er overleg tussen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en Quin Dokters plaatsvindt?
De IGJ volgt de ontwikkelingen op de voet en heeft periodiek contact met Quin Dokters Amsterdam en met het hoofdbestuur van Quin Dokters.
De IGJ heeft signalen ontvangen over de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de praktijken van Quin Dokters. Dat op zich is al een risico voor de patiënt en maakt dat de IGJ Quin Dokters daarop heeft aangesproken en verder onderzoek doet naar de situatie.
Kunt u aangeven hoe het gesteld is met de kwaliteit van zorg bij Quin Dokters?
Zie antwoord vraag 8.
Doet de IGJ verder onderzoek naar de kwaliteit van zorg bij Quin Dokters?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is de uitkomst van de gesprekken die Zilveren Kruis en Quin Dokters hebben gehad?
Er zijn gesprekken tussen de preferente zorgverzekeraar, Quin Dokters, de IGJ, de NZa en de alliantie huisartsen. De gesprekken zijn gericht op het bereiken van een oplossing, waarbij het belang van de patiënten voorop staat.
Met de stappen die nu in het overleg tussen de zorgverzekeraar, Quin Dokters en de alliantie huisartsen Amsterdam zijn en worden gezet, is er op korte termijn een oplossing gekomen waarmee de grote patiëntengroep verzekerd blijft van huisartsenzorg. Dit met name doordat een groot deel van de patiënten wordt overgeschreven naar andere praktijken in de regio waar nog ruimte is en het team van Quin Dokters is voorzien van extra huisartsen.
Bent u bereid de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek te laten doen naar Quin Dokters? Kunt u aangeven waarom u dit wel of waarom u dit niet bereid bent te doen?
In eerste instantie ligt het initiatief voor een dergelijk onderzoek bij de IGJ. Zij zien toe op de kwaliteit van zorg. IGJ heeft over de situatie van Quin dokters contact met diverse betrokken partijen, waaronder de NZa.
De NZa houdt toezicht op de naleving van de zorgplicht van zorgverzekeraars om voldoende zorg te contracteren (in geval van natura verzekeringen). Uit de berichtgeving krijg ik geen signalen dat zorgverzekeraars hun zorgplicht onvoldoende uitvoeren. Daarnaast is de NZa op de hoogte van de situatie en heeft nauw contact met de IGJ en de preferente zorgverzekeraar. Ik zie daarom geen reden om de NZa te verzoeken onderzoek te laten doen naar de betrokkenheid van zorgverzekeraars bij de situatie.
Het artikel Twee medewerkers Haagse ggz-instelling ernstig gewond bij geweldsincident, verdachte dood gevonden |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Kent u het artikel Twee medewerkers Haagse ggz-instelling ernstig gewond bij geweldsincident, verdachte dood gevonden?1
Ja.
Klopt het dat het schietincident begon in het pand van GGZ-instelling Parnassia?
Er heeft een schietincident plaatsgevonden in het pand van Parnassia aan de Leggelostraat in Den Haag. Meer kan ik daar op dit moment nog niet over zeggen, omdat het onderzoek naar dit incident nog gaande is.
Wat ik hier wel over kwijt wil is dat ik deze gebeurtenis ronduit verschrikkelijk vind voor alle betrokkenen.
Welke maatregelen zijn er bij Parnassia en andere GGZ-instellingen genomen om mensen te controleren op wapens voordat ze binnenkomen?
Het betreffende pand is een polikliniek, waar de zorgbedrijven Parnassia, PsyQ en Youz gebruik van maken. In het algemeen kan worden gezegd dat bij dit soort panden met deze doelgroepen geen controles op wapens of andere contrabande plaatsvinden voordat mensen het pand betreden. We hebben het hier over vrij toegankelijke, laagdrempelige zorgvoorzieningen, en niet over een zware afdeling met hoog risico op geweld. Hoe afschuwelijk deze gebeurtenis ook is, het is niet wenselijk om op dergelijke locaties op wapens te gaan controleren. Dit creëert schijnveiligheid die kan leiden tot angst of argwaan onder kwetsbare mensen die juist de behoefte hebben aan rust.
Indien er eerder incidenten zijn geweest met deze betrokkene zijn daarvan dan meldingen gemaakt?
De IGJ geeft aan dat bij hen voor zover nu bekend geen eerdere meldingen zijn gedaan over de betreffende persoon.
Hebben die meldingen gevolgen gehad voor de pleger van het incident?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen worden er genomen voor medewerkers wanneer zij met agressie in welke vorm dan ook te maken hebben gehad?
Ten eerste is het van groot belang om te melden dat er binnen de sector een heldere veroordelende lijn ligt: de ggz-branche veroordeelt iedere vorm van geweld tegen haar professionals. Dat statement heeft de branchevereniging de Nederlandse ggz samen met vele leden ook afgegeven in een advertentie in diverse dagbladen. Daarnaast vind ik het belangrijk om het stigma te bestrijden dat geweld en psychische problematiek hand in hand gaan. Verreweg de meeste van de cliënten ontvangen ggz-zorg zonder dat daar incidenten en agressie bij komen kijken.
Parnassia heeft aangegeven dat bij een dergelijk ernstig incident intensieve begeleiding geboden wordt aan de medewerkers door een deskundige externe partij die gespecialiseerd is in screening, diagnostiek en behandeling van psychotrauma klachten.
Welke protocol is er met betrekking tot de behandeling van personen die blijk hebben gegeven agressief en/of gewelddadig te kunnen zijn?
Er zijn verschillende professionele richtlijnen en standaarden die betrekking hebben op het behandelen of voorkomen van agressie, bijvoorbeeld de generieke module acute psychiatrie. Afhankelijk van de aard van de agressie/gewelddadigheid worden deze ingezet.
Om te voorkomen dat agressie escaleert in geweld wordt ggz-personeel getraind om dergelijk gedrag te herkennen, waar mogelijk te de-escaleren of anders hoe hier het beste mee om te gaan. Wanneer er risicofactoren aanwezig zijn worden er voorzorgsmaatregelen genomen. Dit kan variëren van het voeren van een gesprek samen met een collega tot politieondersteuning bij een gesprek.
De Nederlandse ggz ontwikkelt in samenwerking met andere partners een branche-brede aanpak met daarin een visie op omgang met agressie en ongewenst gedrag. Van daaruit zullen zij acties in bewustwording van professionals via bij- en nascholing verder faciliteren. Er wordt een plan van aanpak geformuleerd over wat ggz-instellingen en hun professionals nodig hebben bij het omgaan met agressie en ongewenst gedrag. Hiervoor wil de Nederlandse ggz onder meer gebruik maken van de subsidiemogelijkheid die VWS biedt als onderdeel van de zorg en welzijn brede aanpak van agressie en ongewenst gedrag (zie ook het antwoord op vraag 10). In de afgelopen maanden zijn hierover sessies met de leden georganiseerd. De komende maanden vindt er nog een aantal sessies plaats.
Herinnert u zich de case van GGNet die hij begin 2020 aangereikt heeft gekregen? (bijgevoegd)
Ja.
Welke maatregelen zijn er intussen genomen om te zorgen dat geweldplegers gevolgen ondervinden?
Elke vorm van agressie en geweld tegen hulpverleners is onacceptabel. Zij moeten hun werk veilig kunnen doen zonder te worden uitgescholden, belaagd of aangevallen. Het is van belang dat werkgevers zorgen voor een veilige werkomgeving van hun medewerkers en hen goed informeren over de mogelijkheden van de medewerkers om aangifte te doen. Werkgevers kunnen bovendien ook zelf aangifte doen van geweld tegen hun medewerkers en geven daarmee een krachtig signaal af dat dit gedrag tegen ggz-professionals niet wordt geaccepteerd.
De Nederlandse ggz sluit zich aan bij de oproep van GGNet dat het belangrijk is te kijken naar mogelijkheden om dader en slachtoffer zo goed mogelijk van elkaar te scheiden als dat in het kader van een goede en veilige behandeling beter is. Het is daarom bijvoorbeeld belangrijk dat een instelling serieus beoordeelt of de betrokken zorgprofessional zich veilig genoeg voelt om de behandeling voort te zetten.
Om te zorgen voor een passende afhandeling zijn in 2010 in de zogenaamde Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA), opsporings- en vervolgingsafspraken vastgelegd tussen politie en het openbaar ministerie (OM) die een eenduidige, effectieve harde daderaanpak bewerkstelligen. Voorbeelden hiervan zijn een prioritaire afhandeling van zaken, schade verhalen op daders en een hogere strafeis conform de OM-richtlijn.
De boodschap is en blijft om altijd melding te doen van agressie en geweld tegen zorgverleners.
Welke maatregelen zijn er intussen getroffen om medewerkers te beschermen?
In mijn brief aan uw Kamer van 21 februari 20202, heb ik naar aanleiding van deze casus medegedeeld welke maatregelen de ggz sector eerder heeft genomen om met geweld in de ggz om te gaan. Voor nadere details verwijs ik naar deze brief.
Werkgevers zijn op grond van de Arbowet verplicht om een beleid te voeren dat erop gericht is om agressie en geweld tegen medewerkers zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit moet vooral op de werkvloer gebeuren. Werkgevers en werknemers in de ggz nemen hierin hun verantwoordelijkheid. VWS ondersteunt hen en andere werkgevers en werknemers in zorg en welzijn bij het (verder) ontwikkelen en implementeren van een branchegerichte aanpak van agressie en ongewenst gedrag. De Minister voor Medische Zorg en Sport heeft de Tweede Kamer eind vorig jaar over deze aanpak geïnformeerd in de vierde voortgangsrapportage van het actieprogramma Werken in de zorg.3
Eerste stap die sindsdien is ondernomen betreft het instellen van een grootschalig onderzoek om een scherper beeld te krijgen waar agressie en ongewenst gedrag voorkomen en welke ondersteuningsbehoeften medewerkers in zorg en welzijn hebben op dit gebied. De resultaten hiervan zijn in april gedeeld met de Kamer,4 en besproken met de sector. Het is nu aan vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers om met behulp van dit onderzoek gericht aan de slag te gaan om een branchegerichte aanpak (verder) te ontwikkelen. VWS biedt hen de mogelijkheid om hiervoor subsidie aan te vragen. De Nederlandse GGZ heeft aangegeven hiervan gebruik te willen maken (zie antwoord vraag 7).
Rammelende feitenonderzoeken in de jeugdbescherming |
|
Michiel van Nispen , Peter Kwint |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rammelende rapporten Jeugdbescherming beschadigen ouders en kinderen», waarin pijnlijk duidelijk wordt dat de jeugdbeschermingsketen niet in alle gevallen goed functioneert?1
Ja.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak: «De meeste meldingen die bij Veilig Thuis binnenkomen, worden afgevinkt zonder dat ook maar één medewerker de mensen uit deze meldingen ooit heeft gezien. Zonder hoor en wederhoor stoppen medewerkers van Veilig Thuis een vermoeden in de pijplijn. Als de raadsonderzoeker denkt dat het vermoeden gegrond is, beslist de rechter op grond van wat de Raad aandraagt.»? Schrikt u hiervan? Of komt dit voor u niet als een verrassing? Onderschrijft u deze tekst? En wat gaat u hieraan doen?
De uitspraak die u aanhaalt in deze vraag, kan ik niet onderschrijven. Veilig Thuis (hierna: VT) neemt een melding die betrekking heeft op huiselijk geweld of kindermishandeling altijd in ontvangst en legt deze vast. Als eerste stap voert VT naar aanleiding van een melding standaard een veiligheidsbeoordeling uit. Het doel hiervan is dat VT zicht krijgt op de veiligheid in het gezin of huishouden. Op basis daarvan worden verdere vervolgstappen genomen. Bij de veiligheidsbeoordeling is soms al contact met de direct betrokkenen. Dat is echter in deze fase niet altijd nodig, bijvoorbeeld als VT voldoende informatie uit eigen systemen beschikbaar heeft, of over de melding voldoende informatie van professionals gekregen heeft om de veiligheidsbeoordeling te kunnen doen. Na de veiligheidsbeoordeling kan de vervolgstap zijn dat VT contact opneemt met een lokaal team of andere betrokken professionals om hulp en indien nodig veiligheid te organiseren, waarbij aan hen gevraagd wordt contact op te nemen met de betrokkenen naar aanleiding van de melding. Als de veiligheidsbeoordeling uitwijst dat mogelijk sprake is van acuut of structureel geweld is de vervolgstap dat VT zelf de casus in behandeling neemt. Wanneer VT bij de veiligheidsbeoordeling nog geen contact heeft gelegd met de direct betrokkenen, dan doet zij dat in deze fase. De VT-medewerker luistert naar alle betrokkenen, wijst op ondersteuningsmogelijkheden en informeert hen over hun rechten. Van dit voorgaande wordt alleen afgeweken als de veiligheid voor een van de betrokkenen of VT zelf in het geding is.
De stelling dat als de raadsonderzoeker denkt dat het vermoeden gegrond is, de kinderrechter vervolgens beslist op grond van wat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) aandraagt, kan ik niet onderschrijven. Het systeem van kinderbescherming is met checks and balances omgeven. Een lokaal team of VT kan een verzoek tot onderzoek indienen bij de RvdK wanneer er zorgen zijn over de veiligheid en de ontwikkeling van een kind. Onderzoek naar het al dan niet ingrijpen in het ouderlijk gezag over een kind dient zorgvuldig te gebeuren. De RvdK voert dit onderzoek onafhankelijk en eigenstandig uit. Op basis van zijn onderzoek kan de RvdK de kinderrechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken. Een kinderrechter toetst eigenstandig of aan de wettelijke gronden is voldaan. Dit doet hij op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter zitting. Ik verwijs u in dit kader naar mijn antwoord van 25 januari jl. op vraag 3 van de leden Peters (CDA) en Van Toorenburg (CDA) over kinderen die «onterecht uit huis worden geplaatst door slecht feitenonderzoek» (2020Z25605). Daarin wordt de werkwijze van de RvdK en de kinderrechter uitgebreid beschreven.
Kunt u in zijn algemeenheid eens uitgebreid ingaan op de vraag of er in de keten wel voldoende kritisch naar elkaar wordt gekeken? Zijn er wel voldoende waarborgen om te garanderen dat in alle gevallen het feitenonderzoek zonder fouten verloopt? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Een ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing of een omgangsregeling heeft grote gevolgen voor het leven van een kind en de ouders. Zij hebben er recht op dat dergelijke beslissingen goed onderbouwd en onderzocht zijn. Het belang van goed feitenonderzoek in de gehele jeugdzorgketen is daarmee evident. Dit realiseren de betrokken partijen zich heel goed. Alle betrokken partijen in de keten hebben hun eigen (wettelijke) opdracht waaraan ze moeten voldoen. Het gaat dus niet zozeer om kritisch naar elkaar kijken, maar op een juiste manier voldoen aan de opdracht die ze hebben, namelijk steeds in het belang van het kind de juiste beslissingen nemen. Vanuit hun eigen taak verrichten de betrokken partijen in de keten feitenonderzoek.
VT beoordeelt of een melding voldoende aanleiding geeft tot een onderzoek waarna beoordeeld moet worden of de geuite vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld kunnen worden bevestigd dan wel weerlegd. In die situaties waarin een vermoeden noch weerlegd noch bevestigd kan worden, kan VT de veiligheidssituatie monitoren of sluit VT het dossier en brengt de betrokkenen daarvan op de hoogte. In het onderzoek worden feiten gescheiden van meningen. Dit wordt gedaan op verschillende manieren: er wordt hoor en wederhoor toegepast (en dit wordt vastgelegd in het dossier), hypothesen worden onderbouwd met feiten en de weergave van de melding en informatie door professionals wordt door hen geaccordeerd. Als wordt verwezen naar onderzoek of diagnostiek wordt de volledige rapportage daarvan als bijlage toegevoegd aan het onderzoek.
Voor de RvdK en de gecertificeerde instellingen (hierna: GI’s) geldt een wettelijke verplichting in rapportages of verzoekschriften de van belang zijn de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (art. 3.3 Jeugdwet). Zij moeten zich richten op het verzamelen van feiten, gebeurtenissen en omstandigheden die objectiveerbaar zijn. De besluitvorming moet worden onderbouwd, waarbij feiten, visies van betrokkenen en de interpretaties duidelijk zijn gescheiden. De RvdK hanteert de kwaliteitseisen van onderzoek zoals vastgesteld in het kwaliteitskader.4 De GI’s werken daarbij volgens de richtlijn «Feiten volledig en naar waarheid aanvoeren».5 Medewerkers van VT, de GI en RvdK worden opgeleid om feitelijk te rapporteren. De medewerkers van de RvdK die de onderzoeken uitvoeren en de jeugdzorgmedewerkers van de GI en de medewerkers van VT zijn geregistreerd bij het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) en werken volgens de afgesproken professionele standaarden (bestaande uit de Beroepscode en de Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming).
Bovengenoemde instellingen investeren in het doen van zorgvuldig en navolgbaar onderzoek en in een goede samenwerking met kinderen en ouders. Daarmee moeten beslissingen op basis van onjuiste informatie en onvrede bij ouders over de inhoud van de rapportages, zoveel mogelijk worden voorkomen. Het werk van instellingen zoals VT, RvdK en GI kenmerkt zich echter door ingewikkelde gezinssituaties, ingrijpende beslissingen en grote verantwoordelijkheid. Feitenonderzoek gaat over het scheiden van feiten en meningen en het benoemen van bronnen. Als in rapportages, verzoekschriften e.d. informatie is opgenomen waarvan op een later moment blijkt dat deze niet juist is, moet dit duidelijk kenbaar in het dossier zijn en mag de onjuiste informatie niet verder worden verwerkt. Indien ouders en/of kinderen van mening zijn dat foutieve informatie door een betreffende organisatie ten onrechte niet wordt gecorrigeerd, dan kunnen zij hierover een formele klacht indienen bij de desbetreffende organisatie. Het advies is wel altijd om eerst het gesprek aan te gaan. Zo hebben de organisaties de mogelijkheid om onjuistheden in dossiers te corrigeren. Als een klager niet tevreden is over de wijze waarop de klacht wordt afgehandeld, kan hij zich wenden tot de Nationale ombudsman of Kinderombudsman. Ook is er het Advies en Klachtbureau Jeugdzorg, waar mensen terecht kunnen voor gratis onafhankelijke hulp en bijstand. Tegen een beslissing tot uithuisplaatsing staat bovendien de mogelijkheid voor hoger beroep open.
Om het doen van goed feitenonderzoek te ondersteunen is bovendien door VT, RvdK en GI’s gezamenlijk opdracht gegeven tot het uitvoeren van een Actieplan verbetering feitenonderzoek. De uitvoering van dit actieplan loopt tot eind 2021. Volgend jaar staat de eindevaluatie gepland. Dan zal worden onderzocht in hoeverre de opgaven uit het actieplan zijn gerealiseerd en of mogelijk aanvullende acties wenselijk zijn. Vooruitlopend daarop zal ik met de betrokken partijen bezien of er aanscherpingen nodig zijn in aanvulling op het Actieplan. Hierover zal ik uw Kamer in de voortgangsbrief Jeugd van november informeren.
Wat zegt het dat de problemen met waarheidsvinding meer dan tien jaar geleden ook al speelden in de jeugdbeschermingsketen?2 Kunt u eens reflecteren op de afgelopen tien jaar en de vraag beantwoorden of er wel voldoende progressie geboekt is op dit vlak? Heeft uw ministerie genoeg gedaan om tot goede waarheidsvinding te komen in de jeugdbeschermingsketen?
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 3 is er de afgelopen jaren veel in het werk gesteld om zorgvuldig en navolgbaar onderzoek te realiseren. Er is in 2015 een wettelijke verplichting gekomen voor de RvdK en GI om de van belang zijnde feiten te achterhalen. Sinds 2018 voeren instellingen het Actieplan verbetering feitenonderzoek uit. Daarnaast is er veel aandacht geweest voor de kwaliteit van jeugdprofessionals. Zo is er inmiddels een SKJ registratie voor professionals. Dit betekent blijvend opleiden in onder meer bejegening, reflectie op eigen normenkaders en het versterken van (methodische) kennis.
Trekt u zich de opmerking van de heer Dullaert aan dat er te weinig met zijn conclusies is gedaan en dat er nog altijd te weinig mensen zijn om ingewikkelde zaken op te pakken? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Hoe verklaart u dat er, hoewel de roep om beter personeel al jaren klinkt, kennelijk toch geen stappen zijn gemaakt op dit vlak, zeker ook kijkend naar het feit dat er op dit moment in drie provincies geen adequate jeugdbescherming geboden kan worden?
In het rapport van de Kinderombudsman uit 2013 zijn waardevolle aanbevelingen gedaan om de kwaliteit van rapportages en verzoekschriften te verbeteren.7 Daarmee zijn instellingen in eerste instantie zelf aan de slag gegaan. In 2015 is er een wettelijke verplichting gekomen voor RvdK en GI om de van belang zijnde feiten te achterhalen. Sinds 2018 voeren instellingen het Actieplan verbetering feitenonderzoek uit. Ik herken mij niet in de uitspraak dat de zaken zijn blijven liggen. Wel constateer ik, net zoals de Kinderombudsman dat ook in zijn rapport in 2013 signaleerde, dat de werkelijkheid van de jeugdzorg weerbarstig en ingewikkeld is. De druk op de jeugdsector is groot, mede door problemen op de arbeidsmarkt en het tekort aan passende jeugdhulp. Binnen de jeugdbescherming wordt hard gewerkt om te waarborgen dat tijdig de gepaste jeugdhulp en jeugdbescherming wordt ingezet. Ook wordt gewerkt aan de arbeidsmarktproblematiek. Er zijn verschillende initiatieven gaande zoals de arbeidsmarkttafel jeugd van de vakbonden FNV, CNV en Jeugdzorg Nederland, gericht op inwerken en behouden van personeel en agressievrij werken. Specifiek voor de jeugdbescherming verken ik momenteel of aanvullende acties hierop mogelijk zijn. Ik informeer uw Kamer hier binnenkort over. Daarnaast wordt het verbeteren van de klacht- en tuchtprocedures aangepakt (zie ook antwoord vraag 7).
Erkent u dat er sprake is van structureel mismanagement van een overheid die haar zaken niet op orde heeft? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van structureel mismanagement. Wel ligt er een opgave voor VT, GI en RvdK om voortdurend te (blijven) investeren in het verbeteren van het feitenonderzoek, in een kwalitatief hoogwaardige uitvoering van protocollen en werkwijzen, in goede diagnostiek en in opleidingen en trainingen voor professionals. Het streven is en blijft fouten te voorkomen, omdat de impact op kinderen en hun ouders groot is. Juist daarom hebben betrokken instellingen de opdracht gegeven tot de uitvoering van het eerdergenoemde Actieplan verbetering feitenonderzoek. Samen met de Staatssecretaris van VWS ondersteun ik de uitvoering van dit actieplan. Zoals gezegd maken we volgend jaar de balans op en bekijken we in samenspraak met de instellingen, ouders en kinderen wat er verder verbeterd kan worden en wat er nodig is.
Erkent u dat klachtenprocedures nu vaak te lang duren, met bijvoorbeeld als gevolg dat een rechter een beslissing neemt op verkeerde gronden en dat het dan mosterd na de maaltijd is als een klacht alsnog gegrond wordt verklaard? Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat klachtenprocedures snel en adequaat worden afgehandeld?
Uit recent onderzoek van het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) over de (in)formele klachtenprocedures van de RvdK, GI en VT blijkt, dat het huidige klachtsysteem helaas niet altijd optimaal functioneert.8 Knelpunten zijn onder andere de ontoegankelijkheid van de te volgen procedures, met name ook voor jeugdigen. Ook de stapeling van klacht- en tuchtprocedures kan leiden tot onduidelijkheid bij ouders en jeugdigen en werkbelasting bij instellingen en professionals. Dit vormt aanleiding om de klacht- en tuchtprocedures kritisch tegen het licht te houden en te verbeteren. Tijdens een expertbijeenkomst over het klacht- en tuchtrecht (18 mei 2021), waaraan onder andere RvdK, GI en VT en vanuit het perspectief van de cliënten het LOC deelnamen, zijn de diverse knel- en verbeterpunten die volgen uit onderzoeksrapporten, zoals die van het AKJ, besproken. Tijdens deze bijeenkomst zijn afspraken gemaakt om een vervolg te geven aan de al eerder in gang gezette maatregelen.
Hoe reflecteert u op de opmerking van jeugdbeschermers in het artikel van FTM dat zij geen tijd hebben voor eigen feitenonderzoek? Hoe kwalijk vindt u het dan dat, omdat de Raad niet rectificeert, wat het dossier aan «feiten» oplepelt leidend blijft, in plaats van wat de jeugdbeschermers zelf zouden moeten constateren?
Het gaat hier om professionals, die op basis van hun beroepscode handelen en zich, soms onder zware omstandigheden, inzetten voor een kwetsbaar kind en een gezin. De realiteit is wel dat er op dit moment bij een aantal GI’s een tekort is aan jeugdbeschermers die dit moeilijke werk willen en kunnen doen. Dit kan leiden tot verhoging van de caseload waardoor de jeugdbeschermers nog meer onder druk komen te staan. Deze arbeidsmarktproblematiek heeft onze volle aandacht. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en vraag 7.
In het antwoord op vraag 3 is beschreven dat het systeem van kinderbescherming met verschillende checks en balances is omgeven. Onderzoek naar het al dan niet ingrijpen in het ouderlijk gezag over een kind, waar de veiligheid en de ontwikkeling ernstig in het geding is, dient met alle zorgvuldigheidsbeginselen te worden omkleed.
Hoe kan het bestaan dat Jeugdbescherming een uitspraak van de klachtencommissie naast zich neer kan leggen? Hoe vaak gebeurt dit? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Ik interpreteer uw vraag zo dat het hier gaat om uitspraken van een klachtencommissie van een GI, waaraan geen opvolging wordt gegeven.
Als ouders of een kind niet tevreden zijn over het handelen van (medewerkers van) een GI, dan kunnen zij conform het klachtenreglement van de betrokken instelling daarover een formele klacht indienen. Dit is in artikel 4.2.1 en verder van de Jeugdwet neergelegd. Als de klacht niet in een informeel gesprek wordt opgelost of als de klager niet voor een informele weg kiest, dan wordt de klacht formeel in behandeling genomen door de GI. GI’s zijn verplicht een klachtenregeling te hebben die erin voorziet dat klachten van een cliënt worden behandeld door een klachtencommissie. Nadat de uitspraak van de klachtencommissie is ontvangen, deelt de instantie binnen een maand schriftelijk aan cliënt en de klachtencommissie mee of naar aanleiding van de uitspraak maatregelen worden genomen. Uitspraken van een klachtencommissie zijn niet bindend. Het is niet bekend hoe vaak het voorkomt, dat een GI afwijkt van de uitspraak van de klachtencommissie. Ik zal met Jeugdzorg Nederland in gesprek treden hoe hier beter inzicht in gekregen kan worden.
Als de klager niet tevreden is over de wijze waarop de klacht vervolgens door de GI wordt afgehandeld, dan kan de klager zich wenden tot de Nationale ombudsman of de Kinderombudsman. Klagers kunnen zich in de klachtprocedures laten bijstaan door het AKJ. Indien sprake is van ernstige ethische of vakinhoudelijke verwijten die zien op een individuele geregistreerde jeugdprofessional, kan er een klacht bij het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd worden ingediend. Anders dan bij een klacht die bij de GI of de Nationale ombudsman of Kinderombudsman wordt ingediend, is een tuchtklacht niet gericht tegen de instelling, maar tegen een individuele professional. Als een klager zich vervolgens niet kan vinden in de beoordeling door het College van Toezicht, dan kan de klacht nog worden voorgelegd aan het College van Beroep. Ook in deze tuchtrechtelijke procedures kan een klager zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon van AKJ.
Wat denkt u dat het met ouders doet als zij constant tegen muren aanlopen en het gevoel hebben een roepende in een woestijn te zijn? Is dat hoe de overheid met haar eigen burgers hoort om te gaan?
In veel gevallen vraagt het veel van kinderen en ouders als zij om wat voor reden dan ook te maken krijgen met jeugdbescherming. Het is daarom belangrijk dat er goed wordt geluisterd naar de kritische geluiden van jeugdigen en ouders, van instellingen en toezichthouders, van rechtspraak, advocaten, etc. Die signalen nemen wij uiterst serieus. Als blijkt dat wetten, regels en werkwijzen in de praktijk niet goed uitpakken, waardoor kinderen en ouders vastlopen, dan zullen wij niet wegkijken en waar nodig maatregelen nemen.
Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om het stelsel van jeugdbescherming zo in te richten dat feitenonderzoek altijd gedegen is en betrokkenen op eenvoudige wijze aantoonbaar onjuiste weergaven van feiten kunnen laten aanpassen?
Op basis van het bovenstaande ben ik van mening dat het huidige systeem voldoende waarborgen bevat om het door u geschetste probleem te ondervangen. Dit neemt niet weg dat we altijd blijven zoeken naar mogelijkheden om het uitvoeren van feitenonderzoek te verbeteren. Ook zien we dat het stelsel van jeugdbescherming effectiever en transparanter moet worden. Daarom hebben wij het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming naar uw Kamer gestuurd.9 De resultaten van de consultatie worden momenteel verwerkt. Uw Kamer zal hierover in het najaar nader worden geïnformeerd.
Het bericht dat het ministerie van buitenlandse zaken actief naar argumenten voor het ontkennen van de Armeense genocide zocht |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact heeft opgenomen met de Nederlandse ambassade in Turkije met de vraag naar wetenschappelijke argumenten die de Armeense genocide tegenspreken?1
Vanuit het kerndepartement in Den Haag is op 7 februari 2018 contact geweest met de Nederlandse ambassade in Ankara over mogelijke wetenschappelijke publicaties die zouden concluderen dat de grootschalige moordpartij van 1915 niet voldoet aan de juridische term «genocide». Dit betrof een verzoek om informatie en vond plaats in het kader van de reguliere werkprocessen binnen het ministerie.
Heeft het Ministerie niet zelf kunnen nagaan dat er wetenschappelijke consensus bestaat over het feit dat de massamoord op Armeniërs, ruim honderd jaar geleden, aangemerkt dient te worden als een genocide?
Het postennet is een integraal onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is goed gebruik dat medewerkers in Den Haag zich laten informeren door de ambassades. Deze nauwe samenwerking is een voorwaarde voor goed geïnformeerd buitenlands beleid.
Wat is de bedoeling geweest van deze vraag aan de ambassade daar? Had u reden om te twijfelen aan de reeds beschikbare wetenschappelijke feiten over de Armeense genocide?
Eén van de voorwaarden in het regeerakkoord ten aanzien van de erkenning van genocides betreft «eenduidige wetenschappelijke conclusies». Vanuit dat oogpunt is het vanzelfsprekend dat het kabinet diverse wetenschappelijke bronnen raadpleegt. Er was reeds goed zicht op studies die pleiten voor erkenning. Het was van belang om ook kennis te nemen van wetenschappelijke studies die tot een andere conclusie komen. In voorbereiding op het debat dat uiteindelijk plaatsvond op 22 februari 2018, is daarom ook informatie ingewonnen over dergelijke wetenschappelijke publicaties.
Waarom wordt het commentaar vanuit Turkije op Nederlandse acties zo nauwlettend gevolgd? Waarom hecht Nederland zoveel waarde aan de opvattingen van Turkije?
Het kabinet is bekend met de gevoeligheden en de verschillende standpunten in zowel Turkije als Armenië over deze gebeurtenissen. Het is in algemene zin gebruikelijk om goed op de hoogte te zijn van de standpunten van andere landen ten aanzien van diverse dossiers. Nederland komt daarbij uiteraard eigenstandig tot een inhoudelijke positiebepaling.
Waarom stelt het kabinet drie voorwaarden aan de erkenning van genocide waaraan in het geval van de Armeense genocide nooit voldaan kan worden?
Deze drie voorwaarden volgen de afspraken uit het Regeerakkoord van 2017, te weten: voor het erkennen van genocides zijn uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de Verenigde Naties (VN Veiligheidsraad bijvoorbeeld) leidend.
Begin maart 2017 ontving het kabinet het gezamenlijk advies van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) over het gebruik door politici van de term «genocide». Het Kabinet had om dit advies gevraagd ter uitvoering van de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 34 550 V, nr. 32, aangenomen op 29 november 2016. In deze motie werd het kabinet opgeroepen om de CAVV en de EVA te vragen een gemeenschappelijk rapport voor te bereiden met als doel duidelijkheid te scheppen rondom de wenselijkheid, mogelijkheden en betekenis van het gebruik van de term «genocide» door politici, zowel in algemene zin als ten aanzien van wreedheden begaan door IS.
De CAVV en EVA lieten, in hun advies, historische kwesties nadrukkelijk buiten hun advisering: zij beperkten zich tot lopende situaties. Volgens de CAVV en EVA zijn bij historische situaties vooral vragen over genoegdoening en excuses aan de orde, hetgeen voor het kabinet primair een zaak is tussen de betrokken partijen.
Bent u het eens met het advies en de inschatting van hoogleraar Ugur Üngör dat Nederland beter door de zure appel heen kan bijten en dan «hooguit een paar maanden ruzie met Turkije [krijgt], maar daarna [...] de diplomatieke banden en handelsrelaties gewoon weer verder [gaan]?»2 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in beraad over de uitvoering van de motie Voordewind (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2277).
Deelt u de mening dat erkenning van de genocide juist kan bijdragen tot een evenwichtiger en duurzamer toekomstige relatie met Turkije en zal bijdragen aan oprechte verzoening tussen Turkije en Armenië en tussen Turken en Armeniërs wereldwijd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven vermeld is het kabinet bekend met de gevoeligheden en verschillende standpunten in Turkije en Armenië ten aanzien van deze vreselijke gebeurtenissen. Van belang is de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door beide landen. Nederland hoopt dan ook dat Turkije en Armenië met elkaar hierover het gesprek voeren, met het oog op een duurzame verzoening.
Hoe beoordeelt u de stap van president Biden die namens de Verenigde Staten de Armeense Genocide nu officieel heeft erkend?
Ik heb kennisgenomen van het besluit van de VS. Het Nederlandse kabinet neemt hierover een eigenstandige beslissing. Zie verder het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband te overleggen – met bijvoorbeeld een land als Duitsland – om gezamenlijk met andere EU-lidstaten en in navolging van de Verenigde Staten te komen tot een officiële erkenning van de Armeense Genocide?
Zie het antwoord op vraag 6 en vraag 8. Het Nederlandse kabinet neemt hierover een eigenstandige beslissing.
De afschuwelijke onverdoofde slacht van tienduizenden dieren tijdens het Offerfeest en het toezicht hierop |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat Comité Dierennoodhulp waarschuwt voor illegale slacht van dieren tijdens het Offerfeest? Wat voor maatregelen heeft u getroffen om illegale slacht te voorkomen?1
Ja, dit bericht heb ik gezien. Gedurende het Offerfeest zijn er naast de NVWA-teams in de slachthuizen mobiele NVWA-teams onderweg die onder andere controleren op illegale slacht. De NVWA staat in nauw contact met de politie en reageert op meldingen en tips over mogelijke illegale praktijken. Hiervoor is de NVWA 24 uur per dag bereikbaar en inzetbaar. Op 20 juli jl. heeft de NVWA, in samenwerking met de politie en de omgevingsdienst, in de Gelderse plaats Acquoy in een schuur bij een melkveehouder een illegale schapenslachterij aangetroffen na een anonieme melding. Een dag later troffen de NVWA en politie achter een woonhuis in Gelderland 6 illegaal geslachte schapen en 2 levende schapen aan. Deze schapen hadden geen oormerken, waardoor niet duidelijk is waar ze vandaan kwamen. De levende dieren zijn daarom overgedragen aan Comité Dierennoodhulp.
Herinnert u zich dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) vorig jaar in juni een illegale slachtplaats met een grote hoeveelheid resten van schapen en geiten ontdekte op een boerderij in de Betuwe, waar particulieren dieren mochten uitzoeken om ze eigenhandig te slachten? Welke maatregelen zijn uiteindelijk opgelegd in deze zaak en wat was de hoogte van eventuele boetes?2
Het Functioneel Parket heeft mij geïnformeerd dat de zaak nog niet is afgedaan. In mei 2021 zijn er nog twee aanvullende processen-verbaal aangeleverd. De zaak zal medio oktober 2021 inhoudelijk worden behandeld door de economische politierechter te Arnhem.
Kunt u bevestigen dat de NVWA vorig jaar tijdens het Offerfeest op nog eens twee plekken stuitte waar schapen illegaal werden geslacht? Welke maatregelen zijn hierbij opgelegd en wat was de hoogte van eventuele boetes?
Dat kan ik bevestigen. In één van de zaken betrof het een (veel-)pleger die in totaal 22.000 euro aan bestuurlijke boetes, 20 uur taakstraf en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf kreeg opgelegd. In een ander geval werd een bedrijfssubsidiekorting opgelegd en loopt er daarnaast nog een strafrechtelijke procedure.
Vindt u het nog steeds verstandig dat het aantal NVWA-medewerkers dat tijdens het Offerfeest wordt ingezet in de mobiele toezichtteams meer dan gehalveerd is in de periode 2014–2016 en sindsdien nagenoeg gelijk gebleven is? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, heeft u de toezichtteams uitgebreid?
Zoals ik uw Kamer vorig jaar heb laten weten (kenmerk 2020D34011)3 wordt de beschikbare inspectiecapaciteit, waaronder die in de mobiele toezichtteams, zo veel mogelijk risicogericht ingezet. Op basis van toezichtsbeelden, risicobeelden en fraudebeelden wordt bepaald waar de risico’s het hoogst zijn en waar de inspectiecapaciteit op gericht moet zijn bij het vaststellen van het opdrachtenpakket.
Hoeveel capaciteit is er dit jaar beschikbaar bij de mobiele toezichtteams om illegale slacht van dieren op te kunnen sporen?
Tijdens het Offerfeest zijn op 20, 21 en 22 juli jl. respectievelijk 18, 16 en 14 inspecteurs actief geweest.
Kunt u bevestigen dat van alle dieren die in heel 2020 onverdoofd zijn geslacht, meer dan 37% is geslacht tijdens het Offerfeest, namelijk 24.195 van de in totaal 64.431 onverdoofd geslachte dieren?
Ja, dit kan ik bevestigen.
Kunt u bevestigen dat er tijdens het Offerfeest in 2020 in totaal 46.739 dieren zijn geslacht, waarvan meer dan de helft onverdoofd is gedood?
Ja, dit kan ik bevestigen. Tijdens het Offerfeest in 2020 is 51,8% van de dieren onbedwelmd aangesneden.
Hoeveel slachthuizen hebben zich dit jaar gemeld voor slachtingen in het kader van het Offerfeest?
Voor het Offerfeest 2021 hebben 48 slachterijen van de NVWA toestemming gekregen voor deelname, waarvan er 46 uiteindelijk ten behoeve van het Offerfeest hebben geslacht.
Hoeveel capaciteit heeft de NVWA uitgetrokken om toezicht te houden tijdens het Offerfeest, in totaal en per slachthuis?
Tijdens Offerfeest 2021 zijn er voor de eerste slachtdag 90 toezichthouders, voor de tweede slachtdag 78 toezichthouders en voor de derde slachtdag zeven toezichthouders beschikbaar gesteld voor NVWA-werkzaamheden op de deelnemende slachthuizen. KDS heeft voor de eerste slachtdag 90 officiële assistenten, voor de tweede slachtdag 55 officiële assistenten en voor de derde slachtdag twee officiële assistenten beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van de post-mortem keuring op de deelnemende slachthuizen. Daarnaast waren de mobiele toezichtteams actief om illegale slacht van dieren op te kunnen sporen. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 5.
Omdat de NVWA de slachthuizen die ten behoeve van het Offerfeest slachten niet met naam naar buiten brengt, zijn de gevraagde cijfers niet nader gespecificeerd. In algemene zin kan worden gesteld dat het aantal toezichthouders op een slachthuis dat slacht ten behoeve van het Offerfeest afhangt van o.a. de grootte van het bedrijf en de activiteiten die er plaatsvinden.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Overgebleven AstraZeneca-vaccins |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Houdbaarheid bijna verstreken: wat te doen met al die AstraZeneca-vaccins in de koelkasten van huisartsen?» uit de Volkskrant van 13 juli 2021?1
Ja.
Hoeveel AstraZeneca-vaccins verwacht u dat er overblijven nu mensen mogen kiezen of ze een tweede prik met AstraZeneca of een ander vaccin nemen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wat gebeurt er met de overgebleven vaccins?
Huisartsen, die alle tweede prikken hebben gezet en die ongeopende flacons over hebben, kunnen deze al geruime tijd melden bij de RIVM-vaccinmakelaar. Waar mogelijk zijn zij in Nederland ingezet voor naleveringen aan uitvoerders die nog met AstraZeneca vaccineren en tekortkomen.
Zie «Instructie overgebleven COVID-19 vaccins» in de uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie2.
Overgebleven open flacons zijn maximaal 8 uur houdbaar bij bewaring tussen 2 en 8°C. Hierna moeten de resterende doses vernietigd worden.
Ongeopende flacons met vaccins die over de houdbaarheidsdatum zijn, moeten vernietigd worden.
Klopt het dat er nu, verdeeld over het land, tussen de 100- en 200 duizend vaccins liggen, waarvan het merendeel in augustus over de datum raakt en dus onbruikbaar wordt? Zo nee, wat is het aantal?
Er is veel aan gedaan om verspilling van vaccins tegen te gaan, zie daarvoor het antwoord bij vraag 7. Ik verwacht daarom ook niet dat er tegen de 200.000 AstraZeneca-vaccins overblijven. Tot en met 28 juli kreeg het RIVM melding van zo’n 8.290 flacons (niet over de datum) AstraZeneca via de vaccinmakelaar. Dat correspondeert met ongeveer 91.1903 vaccins.
Bij een vaccinatieprogramma blijft altijd een (kleine) hoeveelheid vaccin over aan het einde van het programma. Dat is ook nu het geval; de huisartsen hebben bijna iedereen die dat wil uit de groep 60–64-jarigen gevaccineerd.
De vaccins die overblijven zullen na expiratie worden vernietigd omdat zij vanwege de wettelijke eisen rondom borging van de traceerbaarheid niet meer kunnen worden gebruikt. Voor een enkele uitvoerder die grote hoeveelheden AstraZeneca over heeft gaat het RIVM na wat daarbij de specifieke situatie is.
Het is op dit moment moeilijk in te schatten wat er precies overblijft aan AstraZeneca-vaccins. Tot en met 11 juli is de schatting dat er 1,2 miljoen eerste prikken zijn gezet bij de huisartsen en 1,1 miljoen tweede prikken4. De bestellingen voor tweede prikken met AstraZeneca door de huisartsen waren ook lager dan voor de eerste prikken. Deels omdat huisartsen verwachtten dat niet alle mensen een tweede prik komen halen, deels omdat de huisartsen nog vaccins hadden.
De meeste huisartsen hebben inmiddels ook de tweede prikken gezet. Enkele huisartsen hebben nog afspraken staan. We weten nog niet of de mensen die naar de afspraak voor de tweede prik komen in lijn is met de verwachting en daarmee de bestelling van de huisartsen.
Daarnaast hebben tot en met 27 juli circa 23.000mensen zich aangemeld bij de GGD om een tweede prik met Pfizer te krijgen in plaats van met AstraZeneca. De groep mensen die na 5 juni van de mogelijkheid gebruik maakte om met een ander vaccin dan AstraZeneca gevaccineerd te worden (dus vanaf de eerste prik) was met circa 39.000 personen ook beperkt in omvang. Dat geeft aan dat de verreweg de meeste mensen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met AstraZeneca gevaccineerd te worden.
Gelet op deze aantallen en gelet op het aantal bij de vaccinmakelaar gemelde vaccins, is de verwachting dat het aantal vaccins dat overblijft bij huisartsen minder is dan de genoemde 200.000.
Heeft u contact met andere landen, waar weinig tot geen vaccins beschikbaar zijn, om de overgebleven vaccins daarheen te sturen? Zo ja, welke landen zijn dat? Hoe bent u van plan om de vaccins vanuit Nederland naar andere landen te vervoeren?
Uitgangspunt van de Nederlandse regering is zoveel mogelijk vaccindonatie via COVAX te laten lopen. Donatie via COVAX betreft een solidaire en eerlijke verdeling van vaccins op basis van hoogste noden met als doel om zo snel mogelijk de wereldwijde vaccinatiegraad te verhogen. Dat verkleint het risico op nieuwe varianten en beschermt de 30% meest kwetsbaren. In uitzonderlijke gevallen doneert Nederland vaccins uit de centrale voorraad ook bilateraal. Al eerder hebben we aan uw Kamer gemeld dat Nederland vaccins vanuit de centrale voorraad van RIVM aan Suriname en Kaapverdië heeft gedoneerd, en dat ook aan Indonesië een donatie in voorbereiding is. Ook zijn we ingegaan op een verzoek van de Ierse regering om een klein deel tegen kostprijs voor Ierland te reserveren, maar Ierland heeft hier recent toch van afgezien. Daarnaast wordt een donatie beoogd aan Namibië. Het RIVM coördineert het transport van de vaccins naar Namibië. De vaccins worden via de bestaande dienstverleners van het RIVM, met luchtvracht verstuurd naar de betreffende landen.
Is er contact met de in het artikel genoemde huisarts Bernard Leenstra die een initiatief is gestart om de vaccins die overtollig dreigen te worden naar Namibië te verschepen? Zo ja, sinds wanneer is er contact en wat zijn de afspraken?
De heer Leenstra heeft contact met VWS en het RIVM opgenomen. Zaterdag 9 juli is met hem overlegd en maandag 19 juli is met hem en enkele andere betrokkenen in een overleg toegelicht wat ook in deze antwoorden staat.
Kunt u garanderen dat er hier geen grote hoeveelheden vaccins worden vernietigd, omdat ze niet meer houdbaar zijn? Zo nee, waarom niet? Welke acties worden ondernomen om dit te voorkomen? Deelt u de mening dat het ethisch onacceptabel is om in rijke landen vaccins te verspillen, terwijl in grote delen van de wereld een tekort is aan vaccins?
We hebben diverse maatregelen genomen om geen vaccins te verspillen. Aan huisartsen is gevraagd niet meer te bestellen dan zij dachten nodig te hebben. Vervolgens zijn de vaccins aan de huisartsen met instemming van Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd voor een aanzienlijk deel als herpakte kleinverpakking uitgeleverd, zodat het aantal beter aansloot bij hun vraag. Ook is er een spillageprotocol waarmee de huisartsen overgebleven vaccins – conform de vaccinatiestrategie – mochten wegprikken in nog niet gevaccineerde personen. Zoals bij het antwoord op vraag 4 aangegeven waren de bestellingen voor de tweede prikken AstraZeneca door de huisartsen ook lager dan voor de eerste prikken, dit vanwege de voorraad die zij nog hadden en vanwege de bijgestelde verwachting ten aanzien van de opkomst.
En daarnaast kunnen huisartsen al geruime tijd hun overgebleven vaccins aanmelden bij de vaccinmakelaars van het RIVM zodat deze in Nederland herverdeeld konden worden.
In de meest recente cijfers is nu ook te zien dat de vaccinatiegraad onder de groep 60–64-jarigen die voor het merendeel bij de huisarts gevaccineerd werden hoog was. Van deze leeftijdsgroep heeft ongeveer 91% een eerste vaccinatie ontvangen. Dit getal is enkele procenten overschat, omdat tweede prikken door de GGD bij mensen die hun eerste prik bij de huisarts haalden, nog meegeteld worden als een eerste prik. Er wordt aan gewerkt dit te corrigeren. Tegelijkertijd zal, omdat in CIMS alleen personen geregistreerd worden die daarvoor toestemming geven, de werkelijke opkomst weer een aantal procenten hoger zijn dan in deze rapportage, ook in deze leeftijdsgroep5.
Er zijn nog huisartsen bezig met het vaccineren. Daarbij wordt de registratie van de vaccinaties onder huisartsen nog verder op orde gebracht. Dat maakt het onmogelijk nu al een definitieve uitspraak te doen over hoeveel vaccins over blijven.
Iedere verspilling van vaccin is zonde en als het om grote hoeveelheden gaat, zou dat in deze mondiale crisis waar vele landen nog vaccins nodig hebben ontzettend jammer zijn. Daarom zijn de inspanningen ook steeds gericht op het tegengaan van verspilling. Echter de voorraad die niet meer in de originele verpakking bij huisartsen ligt is niet inzetbaar voor donatie6. Dit vloeit voort uit Europese farmaceutische wet- en regelgeving, zoals de Falsified Medicine Directive (FMD)7, de Good Distribution Practise (GDP), de Geneesmiddelenwet en de Regeling geneesmiddelenwet, en daarmee de kwaliteitseisen die nodig zijn om de werkzaamheid van medicijnen te borgen8. Het gaat bijvoorbeeld om het kunnen garanderen van continue stabiele koeling in het hele proces tot aan de arm, maar ook om het risico op fraude en vervalsingen te voorkomen en om te kunnen zorgen dat ieder vaccin altijd traceerbaar is. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft het RIVM en VWS op die manier ook deze aspecten ter overweging meegegeven.
Mensen in landen waaraan we doneren mogen niet het risico lopen onnodig ziek te worden van vaccins of onterecht te denken dat ze beschermd zijn tegen Covid-19. Daarnaast is inzet elders aan contractuele voorwaarden gebonden; fabrikanten willen weten waar hun vaccins exact zijn om eventuele bijwerkingen te kunnen bijhouden, daarbij is de staat als eigenaar ook aansprakelijk als de kwaliteit niet gegarandeerd is en dat tot problemen leidt.
Ik vind ook dat vaccins ingezet moeten worden waar nodig. Zie daarom het antwoord op vraag 5 over wat we doen met vaccins die wij in Nederland niet meer nodig hebben.
In lijn met de bedoeling van het initiatief van de huisartsen, het verzoek van Namibië en de verwachtingen die in Namibië zijn gewekt, heb ik de keuze gemaakt om uit de centrale voorraad vaccins ter beschikking te stellen.
Kunt u, gezien de tijdsdruk en het belang om verspilling tegen te gaan, deze vragen voor woensdag 21 juli a.s. beantwoorden?
Helaas is dit niet gelukt.
Het betrekken van ook dieren in de nood- en evacuatieplannen voor de overstroomde gebieden in Limburg |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u uiteenzetten in hoeverre en op welke wijze óók dieren worden betrokken in de nood- en evacuatieplannen op het moment dat wordt overgegaan tot evacuatie van mensen in de delen van Limburg die reeds zijn overstroomd of dreigen te overstromen? Welke hulp biedt de overheid hierbij?
Ik leef erg mee met de betrokkenen. Voor mij is het van het grootste belang dat mens en dier tijdig in veiligheid worden gebracht. Er zijn gedurende de overstromingen en overlast ook daadwerkelijk dieren geëvacueerd. Het is goed te zien dat boeren in andere delen van het land hun hulp aanbieden om dieren uit de overstroomde gebieden onderdak te bieden. Ook medewerkers van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en vele vrijwilligers hebben geholpen bij de evacuatie van dieren.
In 2021 is het Landelijk Crisisplan Hoogwater en Overstromingen opgesteld. Hierin worden de rollen en verantwoordelijkheden beschreven voor het evacueren van dieren bij hoogwater en/of overstromingen. Daarnaast is in 2014 een leidraad voor het evacueren van vee opgesteld. Deze voorziet in handvatten voor het evacueren van dieren in noodsituaties zoals een overstroming. Het uitgangspunt is dat de houder van dieren primair verantwoordelijk is voor het evacueren van dieren en dat overheden hierbij faciliteren. Ik heb gezien dat de houders conform dit uitgangspunt de evacuatie van dieren hebben opgepakt. Ook de (regionale) sectororganisaties hebben hierin een belangrijke rol gespeeld. Zo heeft de Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) een noodnummer ingesteld specifiek voor calamiteiten met vee, waar actief wordt opgeroepen om transportmiddelen en huisvestingslocaties beschikbaar te stellen voor te evacueren dieren.
Er is op donderdag 15 juli jl. een bericht op de website van RVO geplaatst waarin houders van dieren zijn opgeroepen om hun dieren in veiligheid te brengen. Daarbij is benadrukt dat de veiligheid van mens en dier voorop staat; houders hoeven zich tijdens de evacuatie geen zorgen te maken over de verplichte aan- en afvoermeldingen in I&R, zij kunnen dit in alle rust in de dagen na de evacuatie doen. Op de site van RVO staat een specifiek stappenplan hiervoor. Belangrijk is om aan RVO door te geven dat het om evacuatie gaat, zodat maatwerk achteraf mogelijk is. Ik kijk met RVO en NVWA samen naar de invulling hiervan. Verder heb ik nauw contact met sectororganisaties en de Gezondheidsdienst voor Dieren om ook ten aanzien van de gevolgen voor de diergezondheid elkaar te informeren en te bezien welke maatregelen nodig zijn om de bestaande gezondheidsstatus van zowel geëvacueerde bedrijven als van bedrijven die de dieren hebben opgevangen te blijven garanderen. Ook dit zal maatwerk betreffen. Ik heb oog voor de benauwde situatie waarin deze veehouders zich bevinden en zal daarom met coulance en maatwerk omgaan met de normaal geldende wettelijke verplichtingen die gelden bij het verplaatsen van dieren. Dit wordt in een later stadium verder uitgewerkt.
Welke maatregelen zijn er getroffen om gehouden dieren te evacueren? Waar zijn of worden deze dieren naartoe gebracht?
De LLTB heeft mogelijke evacuatielocaties geïnventariseerd, en onderhield contact met de Veiligheidsregio’s. Dieren kunnen naar andere veehouderijen zijn gebracht, naar hoger gelegen of droge gebieden, naar lege stallen of naar locaties waar normaliter geen dieren worden gehouden. Ik zie dat er onder de agrarische ondernemers veel hulp is geboden om dieren op te vangen. Houders die dieren geëvacueerd hebben, zijn gevraagd om dit aan RVO door te geven, zodat inzichtelijk wordt welke dieren waar naartoe zijn gebracht. Daarbij is aangegeven dat dit niet direct hoefde te gebeuren, maar dat dit ook enkele dagen na de evacuaties gedaan kon worden.
Staatsbosbeheer heeft ook geholpen bij de evacuatie van dieren. Tevens heeft Staatsbosbeheer enkele natuurgebieden afgesloten voor publiek. Dit is nodig voor de rust van de dieren en zo wordt voorkomen dat dieren vanuit een droge, veilige plek het water in worden gedreven. Op de website van Staatsbosbeheer is informatie hierover te vinden. Ook Natuurmonumenten en dierenambulances uit de getroffen gebieden hebben zich met man en macht ingezet om dieren te evacueren.
Welke maatregelen zijn er getroffen om wilde dieren, zoals reeën, hazen, konijnen en zwijnen, in veiligheid te brengen?
Kleinere dieren zoals ree, haas, das en konijn, maar ook de allerkleinsten zoals muizen en mollen zoeken zelf de hoogwatervrije gebieden op. Dit gaat alleen goed als ze niet verstoord worden. Om geen onnodige stress te veroorzaken en om te voorkomen dat dieren niet het water in worden gejaagd, is rust nodig in de laatste droge delen van de overstroomde uiterwaarden. De meeste grote grazers die in de uiterwaarden leven hebben al vaker hoogwater meegemaakt. Ze zoeken de laatste droog gebleven, hoge randen en koppen op. Meestal doen ze dit uit eigen beweging en soms met een beetje hulp van de beheerder. Staatsbosbeheer heeft mensen opgeroepen om de dieren rust en ruimte te gunnen.
De oorzaken van de actuele watersnood in delen van Nederland, België en Duitsland |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (staatssecretaris economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
|
![]() |
Bent u het eens met de volgende stelling van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI): «Klimaatverandering heeft hier een bijdrage aan geleverd doordat de lucht warmer en vochtiger is dan voorheen»? Zo nee, waarom niet?1
Ja, de recente studie2 uitgevoerd door een groep van internationale wetenschappers, waaronder van het KNMI, constateert dat de hevige regenval die zorgde voor ernstige overstromingen afgelopen juli in Duitsland, Luxemburg, België en Nederland samenhangt met klimaatverandering. Zowel de kans op als de intensiteit van dergelijke hevige regenval is door klimaatverandering aanzienlijk groter geworden. De kans op een soortgelijke zware regenval is sinds 1900 met een factor tussen 1,2 tot 9 toegenomen en kan zich nu op een bepaalde locatie eens in de 400 jaar voordoen. Ook blijkt uit de studie dat klimaatverandering de intensiteit van regenval in het zomerseizoen in de West-Europese regio heeft doen stijgen met ongeveer 3 tot 19% ten opzichte van het klimaat rond 1900 toen de wereld gemiddeld 1,2 °C koeler was dan vandaag. Verdere klimaatverandering vergroot zowel de kans op extreme neerslag als de intensiteit.
Bent u het eens met de stelling van waterexpert Alphons van Winden dat als gevolg van het opgewarmde klimaat er – met inachtneming van bepaalde aannames – mogelijk 15 tot 20% meer neerslag gevallen is? Zo nee, waarom niet?2
Dat is niet met zekerheid te zeggen. Het KNMI geeft aan dat de hoeveelheid vocht in de atmosfeer in de zomer sinds 1951 in Nederland met zo’n 8% is toegenomen (sinds 1951 is vocht in de atmosfeer op consistente wijze gemeten). Modelmatig verwacht het KNMI dat dit leidt tot een vergelijkbare toename voor de hoeveelheid neerslag die uit een extreme bui valt. Metingen laten evenwel zien dat voor de zeldzame extremen de neerslaghoeveelheden sneller omhoog gaan dan de luchtvochtigheid, tot ongeveer tweemaal zo sterk.
Bent u het eens met de stelling van klimatoloog Reinier van den Berg dat deze extreme omstandigheden een onderdeel zijn van het opwarmende klimaat? Zo nee, waarom niet?3
Zoals in antwoord 1 geschetst constateert een recente wetenschappelijke studie dat de hevige regenval die zorgde voor ernstige overstromingen afgelopen juli in Duitsland, Luxemburg, België en Nederland samenhangt met klimaatverandering.
Bent u het eens met de volgende stelling van meteoroloog Gerrit Hiemstra: «Deze regenramp is een praktijkvoorbeeld van hoe klimaatverandering in de praktijk kan uitpakken; we hebben vaker extreme regenval gehad, maar klimaatverandering doet er een grote schep bovenop en zorgt er ook voor dat dit vaker voorkomt dan vroeger»? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord 1 geschetst blijkt uit een recente wetenschappelijke studie dat de recente hevige regenval samenhangt met klimaatverandering en dat de kans op een soortgelijke extreme neerslag en de intensiteit daarvan toeneemt door verdere klimaatverandering.
Bent u het eens met de volgende stelling van meteoroloog Gerrit Hiemstra: «En ja, we kunnen de verdere toename van extreme neerslag afremmen door klimaatmaatregelen te nemen; dat kan door zo snel mogelijk de CO2-emissie (en andere broeikasgassen) terugbrengen naar nul. Dat betekent vooral stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen»? Zo nee, waarom niet?4
Wanneer de emissies van broeikasgassen worden beperkt, wordt de verdere stijging van de temperatuur afgeremd en daarmee ook de kans op en de intensiteit van extreme neerslag.
Waar is uw (in dit geval: demissionair Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat) uitspraak op gebaseerd dat dit een waterstand is die «1 keer in de 200» jaar voorkomt?5
Rijkswaterstaat gebruikt historische gegevens en modelberekeningen om de kans op een bepaalde waterstand te berekenen op een specifieke locatie langs een rivier. De kans op een bepaalde waterstand is dus niet op alle locaties langs een rivier hetzelfde; de lokale situatie (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van zijrivieren) en de ligging (bovenstrooms of benedenstrooms) hebben hierop grote invloed. De door de Staatssecretaris genoemde kans van 1 keer in de 200 jaar gold globaal voor het eerste, meest zuidelijke gedeelte van de Maas (traject tot Borgharen).
Is deze inschatting nog wel toekomstbestendig gezien de steeds verder escalerende klimaatcrisis?
In de bij antwoord 6 genoemde modelberekeningen wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke verwachtingen rond klimaatverandering. De klimaatscenario’s voor Nederland die hiervoor worden gebruikt worden periodiek door het KNMI geactualiseerd (eens per circa zeven jaar) aan de hand van de meest actuele wetenschappelijke inzichten uit de Global Assessment Reports van het IPCC. De huidige verwachting is dat extreme weersomstandigheden en hoge waterstanden van de Maas steeds vaker zullen voorkomen. De vraag welke maatregelen daarvoor nodig zijn, komt aan de orde op de beleidstafel die ik, zoals op 27 juli jongstleden aan uw Kamer gemeld, zal inrichten. Doel van deze tafel is met alle betrokken partijen de leerpunten van de wateroverlast in Limburg te vertalen naar concrete adviezen voor Limburg en voor andere delen van Nederland.
Bent u bereid om, in navolging van uw Duitse collega’s, een heldere uitspraak te doen over het verband tussen de overstromingen en klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?6
Ja; zie het antwoord op vraag 1. Verder zal met behulp van de hydrologische modellen van RWS en Deltares de relatie tussen de toename van de neerslag en het overstromingsrisico worden bepaald.
Hoe kijkt u nu naar het veel te lage tempo waarin Nederland momenteel werkt aan het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen? Vormen de overstromingen voor u aanleiding om het maximale te doen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan en mens en dier te beschermen tegen de gevolgen van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich met de nationale klimaatwet vastgelegd op een ambitieus streefdoel van 49% reductie in 2030. De aanscherping van het Europese doel naar 55% reductie in 2030 betekent ook extra inspanningen voor Nederland. Het voorkomen van overstromingen vormt één van de vele argumenten voor een ambitieus klimaatbeleid.
Kunt u – zodra daar meer informatie over beschikbaar is – de Kamer informeren over de omvang van de schade die is veroorzaakt door de actuele watersnood in delen van Nederland, België en Duitsland?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft een Quick Scan uitgevoerd om op hoofdlijnen een eerste beeld te krijgen van de omvang van de schade in Nederland. De uitkomst daarvan is op 13 augustus 2021 door de Minister van Justitie en Veiligheid met uw Kamer gedeeld. In Wallonië en Duitsland zijn de gevolgen zeer ernstig. In Wallonië zijn 41 doden gevallen en in Duitsland 183. Er is nog geen vastgestelde informatie beschikbaar over de omvang van de schade in Wallonië en Duitsland.
Erkent u dat de kosten van schade door extreem weer in de komende jaren zullen toenemen als gevolg van de steeds verder escalerende klimaatcrisis? Zo nee, waaruit blijkt dat dit niet zo zal zijn?
Door toename van de temperatuur neemt de kans op weersextremen toe. Daarmee neemt ook de kans op schade door weersextremen toe. De kans op schade is te beperken door klimaatbeleid te voeren en tijdig klimaatadaptiemaatregelen te treffen.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De tarieven, de kwaliteit en de aanbestedingen van tolk- en vertaaldiensten door politie en justitie |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat bij het Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers van de Raad voor Rechtsbijstand een zogenaamde «noodlijst» voor crisissituaties bestaat waar tolken en/of vertalers op staan die niet in het Register van beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Register) zijn opgenomen?
Ik kan u bevestigen dat Bureau Wbtv administratief een lijst beheert genaamd de «noodlijst». Op deze lijst worden tolken, geen vertalers, geregistreerd op taalcombinaties. Het kan zijn dat een tolk voor een andere talencombinatie wel in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) is ingeschreven dan de talencombinatie waarmee hij op de noodlijst staat geregistreerd.
Staan op die lijst ook tolken en/of vertalers die een lager niveau hebben dan C1 of zelfs B2?
Voor de tolken op de noodlijst wordt het taalvaardigheidsniveau niet aangetoond voor de talencombinaties waarvoor zij op de noodlijst staan. Hieruit volgt dat geen uitspraak kan worden gedaan over het taalvaardigheidsniveau van tolken op de noodlijst. Een tolk wordt aangedragen voor de noodlijst door een intermediair, voor inzet in noodsituaties. Voor opname op de noodlijst is een recente verklaring omtrent het gedrag met screeningsprofiel 80 (hierna: een geldige VOG-80) vereist. Ook is in de aanbesteding opgenomen dat de intermediair die de tolk aandraagt, de kwaliteit van zijn tolkdiensten strikt monitort. Dit doet de intermediair onder andere door na iedere inzet navraag te doen bij de opdrachtgever over de kwaliteit en de integriteit.
Kunt u uitleggen waarom er naast het Register en de «uitwijklijst» ook nog een «noodlijst» bestaat?
Er zullen zich situaties voordoen, waarin een registertolk niet of niet tijdig beschikbaar is voor een opdracht. U moet hierbij denken aan een onverwacht hoge vraag naar tolken in een bepaalde talencombinatie of de situatie waarin er geen tolken voor een bepaalde talencombinaties in het Rbtv staan. In die gevallen kan dan soms in overleg met de opdrachtgever, een opdracht soms verzet worden. Maar in bepaalde situaties moeten opdrachten doorgang vinden in het belang van de continuïteit van de primaire processen van de overheidsorganisaties. Het is ook in het belang van bijvoorbeeld een verdachte dat deze direct bijgestaan kan worden door een tolk. Dan is het belangrijk dat partijen terug kunnen vallen op een noodmechanisme. Daarmee voorkomt men dat primaire processen onder druk komen te staan. Zou er niet centraal een noodmechanisme ontwikkeld zijn, dan bestaat de kans dat overheidsorganisaties en/of intermediairs in die situaties gaan werken met eigen tolkenlijstjes en recruitmentstrategieën. Daarmee zou de onwenselijke situatie ontstaan dat het overzicht verloren gaat op de tolken die diensten uitvoeren voor rijksoverheidsorganisaties en loopt men het risico dat de tolken worden ingezet die niet beschikken over de benodigde integriteit. Daarom is er als noodmechanisme een noodlijst met tolken die een VOG-80 kunnen overleggen, maar voor de talencombinaties waarmee zij op de noodlijst zijn opgenomen niet in het Rbtv staan.
Er kan gebruik worden gemaakt van de noodlijst op het moment dat een tolkopdracht absoluut doorgang moet vinden en een registertolk niet beschikbaar is. Dit gebeurt altijd in overleg en na goedkeuring met de opdrachtgever en wordt schriftelijk vastgelegd en met redenen omkleed. Hierop zal ook gemonitord worden. Met de administratieve verwerking van de noodlijst door Bureau Wbtv wordt er vorm gegeven aan een gestroomlijnde uitvoering van artikel 28 lid 4 Wbtv.
De uitwijklijst kan niet dienen als noodmechanisme voor tolken, omdat de uitwijklijst alleen bestemd is voor tolken die werkzaam zijn in een niet toetsbare taal en de taalbeheersing van die taal dan ook niet kunnen aantonen, maar verder wel kunnen aantonen dat zij voldaan aan de andere voorwaarden voor inschrijving op C1 niveau. Hierdoor konden deze tolken voorheen niet opgenomen worden in het Rbtv. Door het toevoegen van het B2-niveau aan het register is gebleken, dat door het overleggen van een portfolio, een aanzienlijk deel van de tolken van de uitwijklijst op B2-niveau in het register is ingeschreven. Desondanks blijven er talen die niet getoetst kunnen worden en ook niet in het register opgenomen kunnen worden, bijvoorbeeld Pidgin Engels (Nigeria) of Rohinja.
Kunt u garanderen dat deze noodlijst in het verleden niet is ingezet in situaties anders dan een noodsituatie en dat dit in de toekomst ook niet zal gaan gebeuren?
In het verleden was er geen noodlijst, maar stonden tolken op eigen lijstjes van de opdrachtgevers. De noodlijst is er sinds 1 juli 2021. Er kunnen, door de intermediairs, tolken aangeleverd worden voor de noodlijst. In de werking van de Wbtv is niets veranderd. Het uitgangspunt blijft dat tolken ingezet worden vanuit het register. Afwijking geschiedt slechts in de situaties zoals omschreven in de beantwoording van vraag 3. Wanneer dit gebeurt zal zulks gemotiveerd moeten worden en dient de opdrachtgever hier goedkeuring voor te hebben geven. Doormiddel van de monitoring wordt dit inzichtelijk gemaakt.
Hoe wordt crisissituatie/noodsituatie gedefinieerd en in welke gevallen mag naar deze noodlijst worden uitgeweken? Mogen bemiddelaars bijvoorbeeld ook naar deze noodlijst uitwijken als er geen tolken beschikbaar zijn uit het Register, maar de politie er per direct één nodig heeft voor verhoor?
De noodsituatie wordt omschreven in artikel 28 lid 3 Wbtv.1 Dit is tevens nader uitgelegd in de beantwoording op vraag 3.
Mag een bemiddelaar een B2-tolk of een noodlijsttolk inzetten als die bemiddelaar geen C1-tolk beschikbaar heeft voor het tarief dat die bemiddelaar zelf maximaal aan C1-tolken wenst te betalen? Geldt een dergelijke situatie naar uw mening als een crisissituatie?
Als de inzet van een C1-tolk gevraagd wordt en een C1-tolk tijdig beschikbaar is dan heeft een intermediair geen geldige reden om uit te wijken naar een registertolk met B2-taalvaardigheidsniveau. Dit betreft geen noodsituatie, waarmee inzet van een tolk op de noodlijst uitgesloten is.
Deelt u de mening dat tolk- en vertaaldiensten binnen de strafrechtketen altijd van zo’n hoog mogelijke kwaliteit moeten zijn, dus minstens het niveau C1, en dat daarom de inzet van deze noodlijst strikt moet worden beperkt tot noodsituaties?
Ja, deze mening deel ik. In eerdere brieven heb ik toegelicht dat afnameplichtige organisaties exclusief C1-tolken blijven oproepen.2 Zoals bij vraag 3 aangegeven is, is de noodlijst een noodmechanisme dat alleen gebuikt wordt nadat er zowel geen C1-tolk als geen B2-tolk uit het register tijdig beschikbaar is én er sprake is van een spoedeisende situatie.
Bent u bereid om te bekijken wat nodig is om de inzet van deze noodlijst strikt te beperken tot noodsituaties en zo te voorkomen dat dit tot valse concurrentie en uitholling van de kwaliteit van tolk- en vertaaldiensten leidt? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit zal middels de monitoring ingericht worden. De eerste contracten zijn op 1 juli jl. in werking getreden. Hieruit volgt de eerste informatie voor de monitoring. Dit zal zich in de komende periode verder uitbreiden en zoals eerder toegezegd is zal uw Kamer hierover medio 2022 geïnformeerd worden.3 In artikel 28 Wbtv en de contracten met de intermediairs zijn kaders gesteld voor de inzet van een C1-tolk. Zo is er opgenomen dat er voor de afnameplichtige organisaties binnen een bepaald tijdbestek toegewerkt moet worden naar een inzet van 95% aan registertolken. Deze KPI is opgenomen in de monitoring. Wanneer intermediairs zich, structureel, niet aan de contractuele verplichtingen houden zullen zij hierop aangesproken worden of worden hier consequenties aan verbonden.
Daarnaast dient een intermediair op voorhand contact op te nemen met de opdrachtgever om gemotiveerd en met redenen omkleed aan te geven waarom er geen registertolk ingezet kan worden. De opdrachtgever dient hiermee op voorhand akkoord te gaan. Deze prestaties worden in het kader van de monitoring in beeld gebracht.
Kunt u uitleggen hoe het gunnen van tolk- en vertaaldiensten aan tolken en vertalers op de noodlijst verloopt? Is dat ook via aanbesteding of mag dat wel direct gegund worden?
De noodlijst wordt niet separaat aanbesteed. Deze lijst is alleen inzichtelijk voor intermediairs die een aanbesteding van de overheid gegund hebben gekregen. Dezelfde intermediairs hebben exclusief de mogelijkheid om een tolk op de noodlijst te plaatsen. Hierdoor vinden er geen aparte aanbestedingen voor de tolken van de noodlijst plaats en is er ook geen sprake van een directe gunning.
Voor welke partijen en instellingen is deze noodlijst inzichtelijk?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u bevestigen dat het bedrijf AVB het tolken en vertalers bij overeenkomst verbiedt om onderling met elkaar over de door AVB aangeboden tarieven te spreken? Zo ja, wat vindt u daarvan?
De overeenkomsten die de tolken en vertalers met AVB kunnen afsluiten, bevatten een wederzijds geheimhoudingsbeding. Dit beding houdt in dat partijen elkaars vertrouwelijke niet-openbare (bedrijfs)informatie niet aan derden mogen worden prijsgegeven. Dit gaat om de (bedrijfs)informatie die in het kader van de samenwerking over en weer worden gedeeld. Het gaat daarmee om een algemeen geheimhoudingsbeding zoals dat gebruikelijk is in de zakelijke markt. In het contractrecht staat het partijen vrij om met elkaar aanvullende afspraken te maken. Het is aan de individuele partijen om hier al dan niet mee akkoord te gaan door het wel of niet ondertekenen van de overeenkomst.
In hoeverre is het toegestaan om te verbieden dat tolken en vertalers met elkaar spreken over tarieven die zij van aanbestedingsbemiddelaars betaald krijgen?
De mate waarin marktpartijen uit verschillende sectoren met elkaar in gesprek gaan of afspraken maken over prijzen of gedragingen is bepaald in de Mededingingswet. Hierin zijn bepalingen opgenomen voor beiden partijen.4 Daarnaast zijn hierover voor tolken en vertalers voorwaarden gesteld in de Gedragscode Wbtv, in het bijzonder in artikel 3:1.5
In de geschetste situatie is er geen sprake van een verbod over het spreken van tarieven, maar om een algeheel geheimhoudingsbeding. Dit is een wederzijdse contractuele afspraak.
Kunt u ook bevestigen dat AVB met een boete dreigt voor tolken en vertalers die toch onderling over tarieven spreken? Is dat ook/wel toegestaan?
Nee, dit kan ik niet bevestigen. AVB heeft mij gemeld dat er in de huidige overeenkomsten geen boetebeding voorkomt, ook niet in het kader van de geheimhoudingsplicht. Wel is er in het geheimhoudingsbeding een bepaling over de aansprakelijkheid van eventuele schade opgenomen.
Wat gaat u doen om aan deze bizarre praktijk een einde te maken en tolken en vertalers zich te laten verenigen om voor de kwaliteit van tolk- en vertaaldiensten te strijden?
Tolken en vertalers hebben de mogelijkheid om zich te verenigen via de beroepsorganisaties. Wanneer tolken en vertalers hier actief gebruik van maken kan ik dit alleen maar toejuichen. Met de beroepsorganisaties wordt structureel overleg gevoerd, een essentieel onderdeel van de monitoring van de systematiek. Via de beroepsorganisaties worden de belangen van aangesloten tolken en vertalers behartigd. Het ministerie is reeds met verschillende partijen in gesprek.
Binnen het overleg kan van gedachten worden gewisseld over een eventuele focusgroep van tolken en vertalers of andere manieren waarop beroepsorganisaties als kanaal voor de beroepssector signalen, vragen en ideeën kunnen overbrengen. Na de zomervakantie staat het eerstvolgende overleg gepland.6
Hoe wordt uitvoering gegeven aan en gecontroleerd op de naleving van het zesde en laatste punt van de motie van de leden Van Dam en Groothuizen? Kunt u dit op enige wijze transparant maken waardoor het ook voor tolken en vertalers inzichtelijk is hoeveel geld de bemiddelaars krijgen en hoeveel geld naar de tolken en vertalers zelf gaat?1
Bij elke aanbesteding is een bandbreedte meegegeven waarbinnen inschrijvers hun prijzen aanbieden. Die informatie is openbaar beschikbaar via de gepubliceerde aanbesteding. Aan de hand van de inschrijving zijn er contracten gesloten met de rijksoverheid. Het zesde en laatste punt van de motie van de leden Van Dam en Groothuizen ziet op de feitelijke vergoedingen van de intermediair in redelijkheid tot de feitelijke werkzaamheden van de intermediair. Deze vergoeding is afhankelijk van de contracten die zijn gesloten met de rijksoverheid, maar ook met de contracten van de individuele tolken en vertalers. Het staat de tolken en vertalers vrij om al dan niet een contract aan te gaan met de betreffende intermediair. Uiteraard kan commercieel vertrouwelijke informatie van inschrijvers of opdrachtnemers niet openbaar gemaakt worden.
Bent u ook op de hoogte van de voorlichtingscampagne van tolken en vertalers waarin zij advocaten wijzen op het kwaliteitsverschil tussen B2 en C1 tolken en waarin zij advocaten oproepen om B2 tolken te weigeren?
Ik ben bekend dat advocaten actief aangeschreven worden om tolken van het juiste niveau in te zetten. Dat zijn ook de instructies die de advocaten bij het gebruik van het contract meegegeven worden door de opdrachtgever en waarop actief monitoring en sturing gegeven wordt in het nieuwe stelsel, zoals omschreven bij de beantwoording van vraag 3.
Wat vindt u ervan dat deze beroepsgroep zelf de touwtjes in hand moeten nemen om te voorkomen dat zij als beroepsgroep worden uitgehold door ongeschikte tolken en vertalers?
Ik ben van mening dat met een eenduidige vertegenwoordiging van de verschillende kwaliteitsniveaus in de verschillende beroepsgroepen en het gezamenlijke onderlinge overleg het stelsel goed kan worden uitgedragen en verder worden doorontwikkeld. Ik hoop dat de beroepsgroepen mijn ministerie goed weten te vinden om met elkaar hierover in gesprek te gaan. Inmiddels heeft, mede daarom, ook een kennismakingsgesprek met een vertegenwoordiging van de nieuwe beroepsgroep, de Orde van Registertolken en -vertalers, plaatsgevonden.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat, ondanks uw antwoord op vraag 3, er wel degelijk tolken en vertalers zijn die sinds 1 januari hogere tarieven hebben weten te ontvangen voor tolk- en vertaaldiensten? Hoe kunt u dat verklaren?
Ja, dit kan ik bevestigen. In een beperkt aantal gevallen is een hoger tarief bedongen dan in het Btis is vastgesteld. De besteller is ter goede trouw hiermee akkoord gegaan nadat tolken hem hadden overtuigd dat tarieven sinds 1 januari waren gewijzigd. In één ander geval is een hoger tarief betaald specifiek voor de desbetreffende aanvraag/bestelling in verband met schaarste in de benodigde taalcombinatie en operationele noodzaak. In deze casus heeft de Stuurgroep Tolken en Vertalers positief geadviseerd op het hogere tarief.
Kunt u vraag 5 opnieuw beantwoorden, met de notitie dat de vraag zich focust op de tolk- en vertalerlijsten van politie en justitie zelf?
In afwachting van de invoering van de contracten met marktpartijen beheert de politie voor de eigen planningsadministratie gegevens van tolken. Deze gegevens zijn dynamisch en kunnen al naargelang de actuele vraag naar tolken verschillen. Uitschrijven zoals bedoeld in vraag 5 is hierop niet van toepassing. Wel ben ik nagegaan of het voorkomt dat de politie geen gebruik meer maakt van tolken vanwege tarieven. Dat is niet het geval.
In het antwoord op vraag 9 geeft u aan dat reisbewegingen in het nieuwe stelsel zo efficiënt mogelijk in dienen te worden gepland, maar hoe kijkt u aan tegen het voorbeeld uit de vraag binnen het huidige stelsel?
Zonder op dit specifieke voorbeeld in te gaan, kan ik aangeven dat het nieuwe stelsel is ingevoerd omdat onder meer is vastgesteld dat er in de oude situatie sprake was van een inefficiënte inzet van tolken. Het nieuwe stelsel begint nu zichtbaar te worden met de aanbestedingen die thans worden uitgevoerd. Deze aanbestedingen worden tot eind 2022 gefaseerd uitgezet zodat het stelsel verder vorm krijgt. Uiteraard neemt dat niet weg dat niet uitgesloten kan worden dat ook in het nieuwe stelsel incidenteel inefficiënte reisbewegingen worden gemaakt.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er ook voldoende gekwalificeerde tolken en vertalers van minder gangbare talen zijn?
Door middel van de monitoring wordt inzichtelijk gemaakt welke behoefte de overheid heeft en waar knelpunten zijn ten aanzien van gevraagde en beschikbare talencombinaties in het Rbtv. Met deze gegevens kan er gericht ingezet worden op het toetsen en/of opleidingen stimuleren met als doel om voor alle talencombinaties (naar rato van behoefte) voldoende registertolken te hebben en te houden.
Kunt u bevestigen dat er binnen de politie een bericht van de stuurgroep Tolk en Vertalers wordt verspreid waarin het «bestellers» wordt verboden om met tolken of vertalers te onderhandelen over de prijs, waarin nadrukkelijk wordt gewezen op de optie om tolken of vertalers die verder weg wonen in te zetten en waarin tevens wordt gewezen op het grote netwerk van tolken en vertalers dat de politie heeft?
Het bericht waarop u waarschijnlijk doelt, betreft een handelingskader dat de politie heeft opgesteld in afwachting van de aanbesteding van tolkdiensten op locatie die binnenkort wordt afgerond. Het document is opgesteld door de stuurgroep Tolken en Vertalers en verspreid onder de tolkenliaisons van alle eenheden, met het verzoek dit binnen de opsporingsketen kenbaar te maken. In dit handelingskader wordt onder andere het uitgangspunt verwoord dat het niet is toegestaan te onderhandelen over tarieven. Tevens wordt aangegeven dat de gegevens van tolken uit de planningsadministratie van de politie moeten worden aangewend om een tolk te vinden voor het huidige tarief. Indien dit niet lukt, wordt vermeld welke stappen moeten worden ondernomen om te zoeken naar een passende oplossing.
Wat vindt u van het document?
Ik ben van mening dat het opstellen van een handelingskader een geoorloofde manier is om ervoor zorg te dragen dat er binnen de organisatie een uniforme werkwijze gehanteerd wordt.
De huidige situatie in Zuid-Afrika |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de huidige, nijpende situatie in Zuid-Afrika, waar aanhangers van de voormalige president Jacob Zuma de straat op zijn gegaan en waar massaal geweld, plunderingen en vernielingen hebben plaatsgevonden?
Ja.
Deelt u de mening dat Zuid-Afrika «state capture» ondergaat en dat er in dit land weinig onderscheid bestaat tussen de staat en de regeringspartij, het ANC? Zo ja, hoe beïnvloedt dit de relatie tussen Nederland en het ANC? Zo nee, kunt u de huidige staat van de rechtsstaat in Zuid-Afrika beschrijven?
In Zuid-Afrika maken politieke benoemingen («cadre deployment») bij overheidsinstanties officieel onderdeel uit van het beleid van een aantal politieke partijen, waaronder het ANC. Dientengevolge zijn staat en regeringspartij met elkaar verweven. Zuid-Afrika is hierin niet uniek.
De Nederlandse regering onderhoudt relaties met de Zuid-Afrikaanse regering, sinds 1994 geleid door het ANC die tot op heden alle nationale verkiezingen op democratische wijze met een absolute meerderheid heeft gewonnen.
Sinds januari 2018 loopt er in Zuid-Afrika een omvangrijk openbaar onderzoek naar het fenomeen «state capture», de zogenaamde Judicial Commission of Inquiry into Allegations of State Capture, onder leiding van plaatsvervangend opperrechter van het Constitutioneel Gerechtshof, Raymond Zondo. Het onderzoek richt zich op aantijgingen van vermeende corruptie en fraude in de publieke sector. Ook ANC-leden worden verhoord. Dit onderzoek loopt nog tot eind september 2021. Het rapport van de commissie met bevindingen en aanbevelingen wordt gedeeld met het Zuid-Afrikaanse Openbaar Ministerie (OM).
Het onafhankelijk opererende OM kan op basis van het door de «Zondo-commissie» vergaarde bewijs en aanbevelingen besluiten tot vervolging van individuen over te gaan. De Zuid-Afrikaanse politie en het OM doen daarnaast ook zelf onderzoek naar corruptie. Op basis van cijfers van het OM resulteerde dit in 2020–2021 in de veroordeling van 220 overheidsvertegenwoordigers1. Ook lopen er momenteel rechtszaken, o.a. tegen hooggeplaatste leden van het ANC, zoals de (thans geschorste) secretaris-generaal.
Zuid-Afrika is een rechtsstaat met onafhankelijke rechterlijke instanties. Na jaren van bezuinigingen en leiderschapswissels, is het OM onder president Ramaphosa weer in stabieler vaarwater gekomen en wordt geïnvesteerd in capaciteit en kwaliteit.
Deelt u de mening dat onderlinge strijd, factievorming en de strijd om de macht binnen het ANC, nu geuit in een «protest» tegen de opsluiting van voormalig president Jacob Zuma, de belangrijkste aanleidingen zijn geweest voor dit geweld? Zo ja, hoe beïnvloedt dit de relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika? Zo nee, wat waren volgens u dan de belangrijkste factoren die tot dit geweld hebben geleid?
De Zuid-Afrikaanse politie voert momenteel onderzoek uit naar de recente geweldsuitbarsting. President Ramaphosa heeft in een televisietoespraak op 12 juli jl. aangegeven dat het om een doelbewuste, gecoördineerde en goed geplande aanval op de democratie ging. Naast het samenvallen met, en de reactie op, de in hechtenis genomen voormalige president Zuma, worden ook opportunistisch crimineel gedrag en armoede van delen van de bevolking genoemd als aanleiding voor het geweld en de plunderingen. De Zuid-Afrikaanse autoriteiten hebben aangekondigd de verantwoordelijken voor het geweld en plunderingen te zullen vervolgen. Tot dusver zijn er ruim 2.500 individuen aangehouden voor hun aandeel in het geweld en de plunderingen. Daarnaast heeft de overheid meerdere individuen in het vizier die verantwoordelijk lijken voor het organiseren van en aanzetten tot geweld waarvan er reeds een aantal gearresteerd zijn.
Deelt u de mening dat het huidige geweld en de plunderingen, die de bevoorradingsketens in Zuid-Afrika hebben getroffen, gevolgen zullen hebben voor de voedselzekerheid in Zuid-Afrika? Zo ja, denkt u dat dit aanleiding zal zijn tot meer geweld en onrust? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het recente geweld en de plunderingen hebben invloed op de diverse aanvoerroutes van voedsel, medicijnen en andere goederen naar afzetgebieden. Dit leidde in de provincie KwaZulu Natal tot lange rijen voor supermarkten en benzinestations. Tot dusver zijn er geen meldingen dat dit tot nieuw geweld en onrust heeft geleid. Er zijn veel initiatieven, privaat en publiek, op touw gezet om getroffen burgers van levensmiddelen te voorzien. De regering heeft 25.000 legertroepen ingezet, o.a. om kritieke infrastructuur, voedselmagazijnen en aanvoerroutes te beschermen. Dit heeft ertoe geleid dat de situatie geleidelijk weer terugkeert naar normaal.
Bent u op de hoogte van de aanval op 113 netwerktorens1 en het in brand steken van een waterzuiveringsinstallatie in Pietermaritzburg2 door «demonstranten»?
Ja. Ik heb de berichten hierover in de media gelezen.
Deelt u de mening dat dergelijke aanvallen op belangrijke infrastructuur een verontrustend teken kunnen zijn dat facties binnen Zuid-Afrika trachten het land te destabiliseren om het onregeerbaar te maken? Zo ja, erkent u dat dit tot een burgeroorlog in Zuid-Afrika kan leiden? Zo nee, hoe beziet u dan de aanvallen op infrastructuur?
Elke vorm van bewuste aanvallen door geweldplegers op kritieke publieke infrastructuur is zorgelijk, zo ook in Zuid-Afrika. Mede door de inzet van het leger, heeft de regering het geweld, dat zich concentreerde in twee provincies, een halt toe kunnen roepen en is de orde inmiddels hersteld. De verklaring van president Ramaphosa alles in werking te stellen om de vrede te handhaven en de verantwoordelijken te identificeren en te vervolgen is een goed teken. Ook gaf hij aan dat er een evaluatie zal plaatsvinden om te voorkomen dat dit opnieuw kan gebeuren.
Wat vindt u ervan dat zelfs de Zuid-Afrikaanse Minister van Politie heeft uitgesproken dat mensen niet alleen plunderen omdat ze honger hebben, maar dat er een oorlog komt?3
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat de politie het geweld niet in bedwang kan houden, dat het leger is ingezet, en dat georganiseerde, gewapende groepen burgers gedwongen zijn hun gemeenschappen te beschermen tegen geweld en plundering?
Nadat de politie onvoldoende in staat bleek de orde te handhaven in de verschillende gebieden waar de onrust plaatsvond, heeft de regering de hulp van het leger ingeroepen. Ik heb ook uit de media vernomen dat groepen burgers zich hebben verenigd om hun buurten en winkelcentra te beveiligen. Zoals opgetekend in de verklaring[5] van de vertegenwoordigingen van de Europese Unie en EU-lidstaten in Zuid-Afrika, steunt Nederland de Zuid-Afrikaanse regering in het nemen van maatregelen om de vrede en de rechtsstaat te herstellen.
Bent u op de hoogte van «reports of tribal attacks pitting blacks against Indians in suburbs in the province [Kwazulu Natal]»?4
Ja.
Welke stappen bent u bereid te ondernemen om de veiligheid van minderheden in Zuid-Afrika te waarborgen?
De veiligheid van minderheden is de verantwoordelijkheid van de Zuid-Afrikaanse regering. Zuid-Afrika is een democratische rechtsstaat, met een vocaal maatschappelijk middenveld en als lid van de Verenigde Naties, gehouden aan internationale verklaringen en conventies inzake de bescherming van mensenrechten. Zo ook de rechten en veiligheid van minderheden. Artikel 27 van het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten roept staten op de rechten van etnische, religieuze en linguïstische minderheden te respecteren.
De internationale gemeenschap werkt nauw samen met Zuid-Afrika in multilateraal (bijvoorbeeld in de Mensenrechtenraad) en bilateraal verband op het terrein van mensenrechten. Nederland heeft ook een bilaterale mensenrechtendialoog met Zuid-Afrika, waar verschillende elementen van de brede mensenrechtenagenda besproken worden.
Welke instrumenten heeft Nederland tot zijn beschikking om de veiligheid van minderheidsgroepen in Zuid-Afrika te waarborgen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat minderheden in Zuid-Afrika het grootste risico lopen het eerste doelwit te worden als het geweld zich uitbreidt en escaleert? Zo ja, welke minderheidsgroepen denkt u dat het grootste risico lopen? Zo nee, waarom niet?
In een televisietoespraak op 12 juli jl. noemde president Ramaphosa het recente geweld en de plunderingen een doelbewuste, gecoördineerde en goed geplande aanval op de Zuid-Afrikaanse democratie. De chaos werd ook gebruikt om kritieke onderdelen van de Zuid-Afrikaanse economie en dienstverlening aan te vallen. De plunderingen en geweld waren met name gericht op winkels en andere eigendommen, waarbij de eigenaren, waaronder de staat, en werknemers de grootste schade hebben ondervonden. De orde is inmiddels hersteld.
Het sluiten van de grenzen in Groot-Brittannië voor de invoer van pootgoed uit de Europese Unie |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Britten sluiten grenzen voor pootgoed uit EU»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat een einde aan de wederzijdse import en export van aardappelpootgoed als gevolg van de Brexit schadelijk is voor zowel Nederland, de Europese Unie als het Verenigd Koninkrijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om in de toekomst alsnog tot afspraken te komen en wat gaat u daar aan doen in bilaterale contacten met het Verenigd Koninkrijk en in EU-verband?
Ik deel uw mening dat een einde aan de wederzijdse import en export van aardappelpootgoed als gevolg van Brexit nadelig is voor de handel en de teelt in zowel de EU als in het VK. Het in stand houden van wederzijdse markttoegang voor aardappelpootgoed is niet zozeer een technische kwestie, maar vooral een gevolg van een politieke keuze. Volgens EU wet- en regelgeving is onbelemmerde markttoegang voor pootaardappelen vanuit een derde land is alleen mogelijk indien dat derde land zich blijvend committeert aan de fytosanitaire regels van de EU voldoet, dus ook als deze over een bepaalde tijd zouden wijzigen («dynamic alignment»). Het VK wenst zicht niet te committeren aan dergelijke afspraken en heeft als reactie de import van pootaardappelen uit de EU aan banden gelegd. Hierdoor is van wederzijdse markttoegang voor pootaardappelen geen sprake meer. Het is voor Nederland op grond van de Europese plantgezondheidsregelgeving niet mogelijk om bilateraal met het VK tot andere afspraken te komen. De oplossing zal gevonden moeten worden tussen de EU en het VK. Zowel de Europese Commissie als het VK zijn op de hoogte van de wens van NL dat er een oplossing wordt gevonden voor deze situatie. Onlangs heeft Nederland de Europese Commissie nogmaals gewezen op het belang van wederzijdse markttoegang voor aardappelpootgoed.
Hoe groot is de schade aan Nederlandse telers, hun coöperaties en handelshuizen?
Officiële statistieken van intra-EU handel worden niet bijgehouden. De consequentie hiervan is dat de intra-EU handelsstromen van vóór Brexit niet in officiële cijfers bekend zijn omdat het VK onderdeel was van de interne markt. De cijfers die bij ons bekend zijn schattingen en zijn afkomstig van de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO). Daaruit blijkt dat de EU naar schatting jaarlijks ca. 25.000 tot 30.000 ton aardappelpootgoed naar het VK exporteerde en een vergelijkbare hoeveelheid werd jaarlijks vanuit het VK geïmporteerd in de EU. Het is niet bekend wat de impact van het wegvallen van deze goederenstromen is voor Nederlandse bedrijven.
Welke mogelijkheden ziet u om schade te mitigeren, bijvoorbeeld door te helpen bij het aanboren van nieuwe markten?
In gesprek met de sector is aangegeven dat zij gebruik kunnen maken van de reeds bestaande faciliteiten die er vanuit RVO zijn voor het aanboren van nieuwe markten. Zo kan het bedrijfsleven gebruik maken van de Brexitvouchers die RVO aanbiedt waarmee advies kan worden verkregen over alternatieve markten. Daarnaast worden momenteel de mogelijkheden verkend om vanuit de Brexit Adjustment Reserve te voorzien in een Brexit-gerelateerd internationaliseringsprogramma voor getroffen bedrijven. Daarnaast is er vanuit het Ministerie van LNV voortdurende inzet op het openen van nieuwe markten en openhouden van bestaande markten door de teams voor fytosanitaire markttoegang derde landen. Dit gebeurt in nauwe afstemming met de sectororganisatie NAO.
Welke activiteiten heeft u hiervoor al ondernomen, en welke zijn nog voorzien?
Zie 4.
Op welke manier trekt u hier samen op met de sector?
LNV onderhoudt via de reguliere LNV Brexit stakeholderbijeenkomsten en gesprekken met de sector nauw contact over de gevolgen van Brexit en de Brexit Adjustment Reserve. Zie ook 4.
Kan het Brexit Adjustment Reserve ingezet worden om de schade te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Vanuit de Brexit Adjustment Reserve (BAR) kan het bedrijfsleven tegemoet worden gekomen in kosten die gemaakt zijn ten behoeve van aanpassing aan de nieuwe situatie als gevolg van Brexit (zie de Kamerbrief van d.d. 30 april 2021). Middelen uit de BAR zullen langs drie verschillende sporen worden ingezet, in afstemming met belanghebbenden: 1) regeling(en) voor het algemene bedrijfsleven, 2) specifieke regeling(en) voor de visserijsector en 3) vergoeding van publieke kosten gemaakt door decentrale overheden en het Rijk. Deze sporen worden momenteel uitgewerkt. Dit is via Kamerbrieven, LNV Brexit stakeholderbijeenkomsten en gesprekken met de sector aan de sector gecommuniceerd.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de reactie en de genomen maatregelen van het kabinet op dit dossier?
Met de antwoorden op de vragen hierboven vertrouw ik erop u voldoende te hebben geïnformeerd.