De productiecapaciteit voor munitie en defensiematerieel |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u, in het kader van de garantstelling en financiering van startups en andere bedrijven in deze sector, voornemens om bijvoorbeeld ook een (strategisch) aandeel in dit soort bedrijven te nemen? Zo ja, wat is hiervan de status? Zo nee, zou het kabinet kunnen onderzoeken of dit een optie zou kunnen zijn?
In de Kamerbrief «Voortgang Structureel Versterken Europese productie munitie en Defensiematerieel» is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang die Defensie met partners maakt om de financieringspositie van start-ups, scale-ups, het MKB en de gevestigde defensie-industrie te versterken.1 Mocht Defensie overwegen om staatsdeelnemingen in een bedrijf in de sector te nemen, staat daar bijvoorbeeld de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid voor ter beschikking.2 Uw Kamer wordt in Q1 2025 geïnformeerd over hoe Defensie en Economische Zaken (EZ) de strategische positie van de defensie-industrie verder gaan versterken op de lange termijn. Het instrumentarium dat de rijksoverheid daarin voorhanden heeft, waaronder de mogelijkheid van een strategisch aandeel in bedrijven, wordt hierin meegenomen. Ook wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang die Defensie en haar partners hebben geboekt met het recent aangekondigde publiek-private platform Defport.
Bent u bereid contact op te nemen met de Duitse Minister van Economische Zaken om te onderzoeken of een deel van de tekorten aan munitie en defensiematerieel bij deze bedrijven (die te kampen hebben met productie-uitval door de afgenomen vraag) kan worden geproduceerd, om niet alleen de Europese productie snel op te schalen maar ook een economische impuls te geven en daarbij ook Nederlandse bedrijven te betrekken?
Defensie is voortdurend in gesprek met Duitsland over verschillende materieelprojecten, bijvoorbeeld de aanschaf van de Leopard gevechtstanks en de Boxer gevechtsvoertuigen. Het leveren van gevechtskracht voor de krijgsmacht staat hierbij centraal, Defensie staat open voor kansen voor versnelling. De Staatssecretaris heeft regelmatig overleg met zijn Duitse collega over de voortgang van deze materieelprojecten. Daarnaast spreekt de Minister regelmatig met zijn Duitse collega over concrete mogelijkheden om gezamenlijk de Defensieproductie op te schalen, zoals onlangs bij zijn officiële bezoek aan Berlijn en gedurende de Raad Buitenlandse Zaken Defensie in Brussel. In deze gesprekken positioneren wij, in samenwerking met het Ministerie van EZ, actief de Nederlandse (defensie-)industrie. Zo kunnen onze internationale partners rekenen op Nederlandse (technologische) oplossingen en versterken wij de positie van Nederlandse bedrijven in de keten. Wij zoeken zo veel als mogelijk de samenwerking op, maar elk land maakt hier een eigen afweging in, bijvoorbeeld op basis van de militaire behoefte, industriële productiecapaciteit of economische grondslagen. Het is aan Duitsland om te beoordelen of er sprake is van overcapaciteit bij haar nationale (civiele) industrie en zo ja, of men het opportuun acht deze in te zetten voor de opschaling van de defensie-industrie.
Het bericht ‘Minister van Defensie: Nederlandse wetten ongeschikt voor ‘grijze zone’ tussen oorlog en vrede’ |
|
Jesse Six Dijkstra (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), David van Weel (minister ) , Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht d.d. 3 oktober 2024, getiteld «Minister van Defensie: Nederlandse wetten ongeschikt voor «grijze zone» tussen oorlog en vrede»?1
Ja.
Kunt u toelichten waaruit het huidige handelingsrepertoire van Defensie bestaat met betrekking tot de Russische schepen die vermoedelijk de Noordzee infrastructuur in kaart brengen om deze later mogelijk onklaar te kunnen maken? Wordt er nagedacht over de uitbreiding van het huidige handelingsrepertoire in de huidige «grijze zone» tussen oorlog en vrede? En zo ja, is de huidige capaciteit op de Noordzee toereikend ten aanzien van deze uitbreiding?
Het kabinet beschikt over verschillende manieren om op mogelijke dreigingen te reageren, waar het handelingsrepertoire van Defensie deel van uitmaakt. Het kabinet doet publiekelijk op voorhand geen uitspraken over hoe de Nederlandse overheid handelt bij specifieke voorvallen, om te voorkomen dat kwaadwillende partijen in hun handelen kunnen anticiperen op Nederlandse handelwijzen.
Defensie draagt op verschillende manieren bij aan de bescherming van de vitale infrastructuur op de Noordzee, binnen de kaders van wat Defensie in vredestijd mag. De MIVD voert onderzoeken uit naar heimelijke activiteiten van statelijke actoren die een mogelijk risico stellen voor de nationale veiligheid, zo ook op de Noordzee. Verder heeft Defensie sinds juli 2023 een permanente taak op de Noordzee. In het kader van deze taak doet Defensie aan beeldopbouw en houdt daarmee zicht op mogelijke dreigingen. Daartoe heeft Defensie diverse maatregelen in uitvoering om vroegtijdig heimelijke activiteiten te detecteren, identificeren en attribueren. Zo investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee en verwerft Defensie vaartuigen met kleine bemanning en onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet om dreigingen op zee op te sporen en nader te onderzoeken. Ook escorteert de marine wanneer nodig verdachte schepen en ontmoedigt daarmee de mogelijke ontplooiing van kwaadwillende activiteiten. Tot slot kan de krijgsmacht, in lijn met de derde hoofdtaak, militaire bijstand leveren aan bevoegd civiel gezag om onze infrastructuur veilig te houden.
Verder vraagt de bescherming van vitale infrastructuur van de Noordzee ook om preventieve maatregelen, zoals het verhogen van de weerbaarheid van dit type infrastructuur. Vanuit het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur worden onder andere extra maatregelen genomen om de weerbaarheid van de vitale infrastructuur op de Noordzee te verhogen. Daarom heeft het vorige kabinet besloten om te investeren in het interdepartementale Actieplan strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur voor de jaren 2024 en 2025. Ook het huidige kabinet is voornemens om extra te investeren in de bescherming van de Noordzee infrastructuur. Door middel van het Actieplan wordt ook de detectie en duiding van dreigingen op de Noordzee verbeterd, wat leidt tot een snellere reactie als zich verdachte situaties voordoen. Op korte termijn worden belangrijke stappen gezet, waaronder het inkopen van satellietbeelden en de inhuur van patrouillecapaciteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de meest kwetsbare infrastructuurpunten en het uitrollen van additionele sensoren op de Noordzee. Ook wordt er geïnvesteerd in de ontwikkeling van nieuwe technologieën, zoals bijvoorbeeld met de oprichting van het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC). Tot slot wordt er gewerkt aan de realisatie van een Alliantie tussen publieke en private partijen om informatie-uitwisseling te versterken voor een verbeterde bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Over dit Actieplan en de investeringen in de jaren 2024 en 2025 is uw Kamer afgelopen voorjaar per brief geïnformeerd. Eind dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang hiervan.
Is reeds in kaart gebracht welke wegen, bruggen en sporen versterkt dienen te worden voor zware militaire transporten? Zo ja, is de Tweede Kamer daar, al dan niet vertrouwelijk, over te informeren? Wordt dit samen ontwikkeld door de betrokken bewindspersonen en zijn hier financiële middelen voor beschikbaar?
De Ministeries van IenW en Defensie werken intensief samen aan de verbetering en instandhouding van het wegen- en spoorwegennet in Nederland ten behoeve van militaire transporten.
In 2019 is in opdracht van IenW een uitgebreide analyse van het transportnetwerk van Nederland gemaakt, op basis van de destijds geldende militaire eisen voor militaire mobiliteit en gedefinieerde routes. De Kamer is over de uitkomsten hiervan geïnformeerd (Kamerstuk 21 501, nr. 33). In 2023 heeft de Europese Unie deze eisen en routes geëvalueerd en aangepast. Het transportnetwerk voor militaire mobiliteit wordt daarom opnieuw geëvalueerd door Defensie en IenW, in samenwerking met relevante partijen als Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail. Aan de hand van deze evaluatie worden op dit moment knelpunten geïnventariseerd. Op basis van de inventarisatie zal bekeken worden welke knelpunten prioriteit hebben en in de meerjarenprogrammering van RWS kunnen worden opgenomen. Specifieke informatie over militaire transportroutes en corridors kan i.v.m. het vertrouwelijke karakter van deze informatie niet publiekelijk gedeeld worden. Wel heeft Defensie uw Kamer eerder geïnformeerd over het Nationaal Plan Militaire Mobiliteit (Kamerstuk 35 570 X, nr. 75). De implementatie van dit plan richt zich onder andere op de inrichting van drie multimodale corridors, met routes de geschikt moeten zijn voor grootschalige verplaatsingen van militair materieel vanuit de verbonden zeehavens naar het Europese achterland.
Bij de verbetering van en instandhouding van de transportinfrastructuur voor militaire mobiliteit, wordt ook bekeken welke financieringsmogelijkheden er zijn. Voor het treffen van infrastructurele maatregelen ten behoeve van zwaar militair transport zijn op dit moment geen specifieke (aparte) financiële middelen bij IenW en Defensie beschikbaar. De Europese Commissie beschikt over financieringsprogramma’s voor cofinanciering van zogenaamde dual use infrastructurele projecten, die zowel civiele als militaire mobiliteit verbeteren. Voorbeelden van eerdere projecten die met Europese cofinanciering zijn gerealiseerd zijn de uitbreiding van een spooraansluiting in de haven van Vlissingen en de aanpassing van een vijftal spooremplacementen voor treinen met een lengte van 740 meter. Momenteel wordt door het Directorate-General for Mobility and Transport (DG MOVE) gewerkt aan de voorbereiding van een nieuw co-financieringsfonds voor het aankomende meerjarig financieel kader. IenW en Defensie hebben in dit kader gezamenlijk voorstellen gedaan voor mogelijke projecten op de belangrijkste voor militaire mobiliteit gebruikte transportroutes.
Wat is uw visie op het advies van RAND dat een vorm van (actieve) dienstplicht de betrokkenheid van Nederlandse burgers, en daarmee de weerbaarheid van de samenleving, zou kunnen vergroten? Zou volgens u een vorm van dienstplicht naar Scandinavisch model met een gradueel verplichtend karakter bovendien een wenselijke toevoeging kunnen zijn aan het opschalen van het Dienjaar en het werven van meer reservisten in het licht van de personele uitdagingen bij Defensie?
In de Defensienota 2024: Sterk, slim en samen (Kamerstuk 36 295, nr. 1) heeft Defensie plannen gepresenteerd om de juiste en voldoende mensen te vinden, te binden, te behouden en het beste in hen naar boven te halen. Dat is nu de grootste uitdaging waar Defensie voor staat. Defensie werkt in hoog tempo toe naar een schaalbare krijgsmacht en voert een dienmodel in dat daarbij past. Deze schaalbare krijgsmacht krijgt vorm in een organisatie die is ingericht op taakuitvoering door vaste en mobilisabele organisatiedelen. Hierin werken militairen in actieve dienst, burgerpersoneel, reservisten en dienjaarmilitairen in wisselende samenstellingen. Zoals aangekondigd door mijn ambtsvoorganger in de brief van 3 juni jl. (Kamerstuk 36 124, nr. 45), verkent Defensie de mogelijkheden voor een dienmodel dat ook voorziet in maatregelen met een (gradueel) meer verplichtend karakter tussen vredestijd en oorlogstijd. Want er zijn effectievere manieren om op te schalen en de personele gereedheid te verhogen dan een generieke opkomstplicht. Als eerste stap zal een vrijwillige enquête worden ingevoerd. Deze enquête wordt een instrument dat beoogt het dienmodel en daarmee de schaalbare krijgsmacht als geheel te ondersteunen. De enquête richt zich op een bredere doelgroep van jongeren, in de leeftijd van 18–27 jaar. Ook breidt Defensie het aantal reservisten uit en gaat Defensie voortaan minder vrijblijvend om met reservisten, door ze in te bedden in de organisatie. Het aantal dienjaarmilitairen wordt uitgebreid om structureel te beschikken over meer militairen. Defensie richt zich daarnaast nadrukkelijk op specifieke doelgroepen; zo wordt meer aandacht besteed aan het werven van vrouwen – en andere groepen die nu onbedoeld onvoldoende worden bereikt.
Wat is uw reactie op de suggestie van RAND dat «Den Haag lessen kan trekken van Estland, dat één vast aanspreekpunt heeft aangesteld voor bedrijven in het geval van cyberdreigingen»?
In de Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS 2022–2028) zijn de ambities en acties voor een digitaal weerbare samenleving opgenomen. Met de NLCS worden door het kabinet verschillende acties ondernomen om ongewenste versnippering binnen het cybersecuritystelsel tegen te gaan. Zo worden het NCSC, Digital Trust Centre (DTC) en het Computer Security Incident Response Team voor digitale diensten (CSIRT-DSP) vanaf 2026 tot één centraal expertisecentrum en informatieknooppunt samengevoegd. Deze nationale cybersecurity organisatie zal organisaties in Nederland, groot of klein, publiek of privaat, vitaal- of niet-vitaal, onder meer van relevante informatie en kennis over dreigingen en incidenten voorzien en waar mogelijk ook verdere hulp bieden bij incidenten.
Daarnaast is er echter ook behoefte aan decentrale cybersecurity expertise. Om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat organisaties goed weten om te gaan met dreigingen is het van belang dat daar goede informatie over beschikbaar is. Met de doorontwikkeling van het Landelijk Dekkend Stelsel (LDS) naar het Cyberweerbaarheidsnetwerk (CWN) zorgt het kabinet ervoor dat algemene informatie over digitale veiligheid en specifieke dreigings- en risico-informatie zo veel als mogelijk breed zal worden gedeeld, met als doel de weerbaarheid en slagkracht van hun achterbannen van schakelorganisaties te verhogen. Op deze manier combineren we sectorspecifieke kennis met cybersecurity expertise. In de visie op het CWN is de behoefte geadresseerd dat er meer regie nodig is op het netwerk als geheel en op de uitvoering daarvan. Het Nationaal Cybersecurity Centrum (NCSC) treedt op als uitvoeringscoördinator binnen het netwerk. Het CWN staat onder beleidsmatige verantwoordelijkheid van de NCTV.
Waar ziet het kabinet nog de grootste kansen voor Nederland wat betreft het bevorderen van de nationale digitale weerbaarheid in tijden van oorlogsdreiging?
Cyberactiviteiten lenen zich bij uitstek voor hybride conflictvoering onder de grens van gewapend conflict. Nederland bevindt zich reeds in de grijze zone tussen vrede en conflict, waar we toenemende hybride aanvallen zien, zoals in het cyberdomein.
In de NLCS zijn de ambities en acties voor een digitaal weerbare samenleving opgenomen2. Met deze maatschappij brede aanpak zet het kabinet in op het verhogen van de digitale weerbaarheid van Nederland door o.a. het intensiveren van de samenwerking op het gebied van informatiedeling en analyse van cyberdreigingen en -incidenten tussen publieke- en private organisaties in het kader van het programma Cyclotron van het Cyberweerbaarheidsnetwerk. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan de randvoorwaarden zoals voldoende gekwalificeerd personeel en bewustzijn bij burgers. Uw Kamer wordt spoedig geïnformeerd over de voortgang van deze strategie. Daarnaast ontvangt uw Kamer voor het einde van het jaar een Kamerbrief over de maatschappijbrede aanpak voor de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen. De NLCS draagt voor het digitale domein in grote mate bij aan de weerbaarheid tegen dit type dreigingen.
Verdergaande samenwerking tussen overheidsorganisaties om te komen tot een zo actueel mogelijk situationeel beeld is van groot belang, voor het nemen van preventieve maatregelen en het organiseren van adequate incident respons tot aan het actief verstoren, opsporen en vervolgen. Dit geldt te meer in tijden van toegenomen oorlogsdreiging. Ten behoeve van het verhogen van de digitale weerbaarheid van publieke en private organisaties in Nederland is daarnaast de totstandbrenging van wetgeving, zoals de Cyberbeveiligingswet, een belangrijke stap om de digitale weerbaarheid van Nederland te verhogen.3 Daarnaast zet de overheid in op intensieve publiek-private informatie uitwisseling die aansluit bij de behoefte van de doelgroepen, dit doet het kabinet onder meer door de bovengenoemde doorontwikkeling van het Cyberweerbaarheidsnetwerk en het programma Cyclotron.
Het kabinet ziet kansen in het vergroten van de slagkracht van de cybercapaciteiten van Defensie in dit grijze gebied. Met de nieuwe Defensie Cyberstrategie (publicatie voorzien in Q1 2025) die past binnen de kapstok van de NLCSgeeft Defensie richting aan hoe haar cybercapaciteiten doeltreffender in te zetten. We blijven investeren in de cybercapaciteiten van de MIVD en de krijgsmacht. Met de «Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensieve cyberprogramma» kunnen de diensten hun capaciteiten sneller en beter benutten.
Daarnaast is het van belang dat de hele krijgsmacht in het hier en nu effectief en op basis van passende juridische kaders kan oefenen en optreden. Hierbij horen bevoegdheden afhankelijk van de taakstelling en de gereedstellingsstatus van de krijgsmacht. Defensie werkt hiertoe aan passende wet- en regelgeving. Aspecten voor effectief optreden in het cyberdomein in het grijze gebied worden hierin meegenomen.
Erkent u dat het Nederlandse cybersecuritystelsel bovengemiddeld complex en gesegmenteerd is ten opzichte van andere EU-landen als Duitsland, Frankrijk en België, waar met respectievelijk BSI, ANSSI en CCB één aangewezen cyberautoriteit bestaat verantwoordelijk voor beleid en uitvoering? Hoe kijkt het kabinet aan tegen de benadering van andere EU-landen? Welke lessen kan Nederland daaruit trekken?
In het antwoord op vraag 5 is reeds benoemd dat er met de NLCS verschillende acties worden ondernomen om ongewenste versnippering binnen het cybersecuritystelsel tegen te gaan.
De voorbeelden die genoemd worden, Duitsland, Frankrijk en België hebben een andere constitutionele basis. De centrale belegging van bijvoorbeeld de Franse Cybersecurity Autoriteit (ANSSI) is mogelijk in Frankrijk dankzij de executieve macht die bij de Franse President ligt. In Nederland heeft elk ministerie een eigen verantwoordelijkheid en is er veelal gekozen voor een scheiding tussen de taken van uitvoering en beleid.
Het bericht 'Aan Oekraïne geleverde NAVO-wapens in beslag genomen die in criminele circuit waren beland' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), David van Weel (minister ) |
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Aan Oekraïne geleverde NAVO-wapens in beslag genomen die in criminele circuit waren beland» uit de Volkskrant van 6 september jongstleden?1
Ja, hier ben ik mee bekend.
Kunt u ingaan op de conclusie in het artikel dat er op nationaal, NAVO of EU-niveau «geen plan [is] om de verspreiding van wapens na de oorlog in Oekraïne te beteugelen»?
Oekraïne en zijn internationale partners waaronder ook Nederland zijn zich bewust van het risico op mogelijke omleiding van wapens naar het illegale circuit. Het kabinet heeft dit risico ook meermaals besproken met de Tweede Kamer. Het risico weegt echter niet op tegen het grote belang Oekraïne militair te blijven steunen in zijn strijd tegen Rusland. Die strijd raakt immers ook de Europese en Nederlandse veiligheid.
De Oekraïense autoriteiten tonen zich zeer bewust van de risico’s van omleiding en nemen mitigerende maatregelen om dit actief te voorkomen, te monitoren, en tegen te gaan. Ook staat de dreiging van de verspreiding van wapens vanuit Oekraïne naar andere landen al geruime tijd hoog op de internationale agenda van de Europese Unie. Daarom is vanaf het begin van het conflict een «EU-list of actions» met 11 actiepunten opgesteld, waaraan de EU-lidstaten en Oekraïense autoriteiten aandacht moeten schenken en invulling dienen te geven. Deze acties richten zich onder meer op een strikte controle van legaal wapenbezit (via nationale wetgeving), registratie, import en export van wapens, en de bestrijding van illegale wapenhandel, onder meer door de verscherping van goederencontroles aan de buitengrenzen van de EU en de oprichting van de nationale Firearms Focal Points (NFFP). Oekraïne wordt hierbij ondersteund door EU-organisaties zoals EMPACT, Europol en Frontex, en internationale organisaties zoals de VN, Interpol, SEESAC en de OVSE.
Het naleven van deze actielijst en de daarbij geboden ondersteuning door partners is essentieel om zoveel mogelijk te voorkomen dat wapens tijdens en na de oorlog in illegale handen terechtkomen. Ook binnen Nederland is deze dreiging tijdig onderkend. In lijn met het uitgangspunt dat voorkomen beter is dan genezen, ondersteunt Nederland actief de uitvoering van de acties uit de «EU-list of actions». Daarnaast is een interdepartementaal overleg ingericht waar onder andere het Ministerie van Defensie, Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid en de Nationale Politie vertegenwoordigd zijn, en informatiedeling centraal staat. Dit stelt ons in staat vroegtijdig in te grijpen waar nodig, om de verspreiding van illegale wapens te voorkomen. Ook is in de bilaterale veiligheidsovereenkomst tussen Nederland en Oekraïne vastgelegd dat Nederland en Oekraïne zullen samenwerken om wegsluizen en illegale omloop van aan Oekraïne verstrekt militair materieel te voorkomen.
Bent u voornemens extra maatregelen te nemen in nationaal, NAVO en/of EU verband? Zo ja, welke concrete maatregelen heeft u voor ogen?
De «EU-list of actions», zoals hierboven beschreven, is een dynamisch en flexibel instrument. Dit betekent dat de lijst continu geëvalueerd en bijgewerkt wordt om relevant te blijven en effectief in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en behoeften. Wanneer er in de toekomst nieuwe uitdagingen of prioriteiten binnen de EU opkomen, kan besloten worden om extra acties aan de lijst toe te voegen.
Welke maatregelen zijn al genomen om te voorkomen dat wapens uit het Oekraïense conflict terechtkomen in het Nederlandse criminele circuit?
Allereerst is Oekraïne zeer bewust van mogelijke risico’s op omleiding van wapens naar het illegale circuit, en werkt daarom intensief samen met bilaterale partners, de EU en andere internationale organisaties om omleiding actief tegen te gaan.
Daarnaast speelt Nederland een actieve rol in de internationale samenwerking op het gebied van illegale wapenhandel, met speciale aandacht voor de wapens die vanuit Oekraïne richting Nederland kunnen komen. In nauwe samenwerking met de Europese Unie, Europol en Interpol deelt Nederland informatie over wapenstromen, onder andere afkomstig uit Oekraïne. Door deel te nemen aan diverse operaties, zoals het trainen en opleiden van grenspersoneel aan de EU-buitengrenzen in de landen van het Oostelijk Partnerschap (EaP), draagt Nederland bij aan het vroegtijdig opsporen van wapensmokkel, de inbeslagname van illegale wapens en de aanhouding van verdachten.
Het recent opgerichte Oekraïense en Nederlandse nationale Firearms Focal Point (NFFP) fungeert daarbij als een centraal knooppunt voor informatie en analyse op het gebied van vuurwapens. Dit knooppunt vergemakkelijkt zowel de nationale als internationale uitwisseling van informatie, waardoor sneller en doelgerichter kan worden ingegrepen wanneer wapens vanuit Oekraïne in Europa worden aangetroffen. Hierdoor wordt de opsporing van illegale wapens effectiever en kan tijdig worden gehandeld om verdere verspreiding te voorkomen.
Welke waarborgen en controles zijn op voorhand ingesteld om ervoor te zorgen dat door NAVO-landen aan Oekraïne geleverde wapens niet ter plaatse in handen van criminelen vallen? Acht u deze waarborgen voldoende robuust?
Nederland onderwerpt leveringen van militaire goederen aan Oekraïne aan een wapenexporttoets. In deze toets wordt het risico op omleiding naar het illegale circuit al sinds de start van de Nederlandse leveringen in februari 2022 meegewogen. In de beoordeling wordt eveneens gekeken naar het Oekraïense recht zichzelf te verdedigen tegen de Russische agressie, de mitigerende maatregelen die Oekraïne neemt en de toegevoegde waarde van de militaire goederen op het slagveld.
Het risico op omleiding staat niet in verhouding tot de urgente behoeftes van Oekraïne en het Nederlandse belang Oekraïne met militaire goederen te blijven steunen. De voortdurende Russische agressie heeft ook ingrijpende gevolgen voor de Europese en Nederlandse veiligheid. Tegelijkertijd moeten risico’s tot omleiding zoveel mogelijk worden gemitigeerd.
Zoals genoemd, lopen er verschillende initiatieven van o.a. vanuit de Europese Commissie, Europol, de OVSE en de VS, waarbij met Oekraïne wordt samengewerkt in het actief voorkomen, monitoren en tegengaan van omleiding van wapens naar het illegale circuit. Nederland is betrokken bij meerdere van deze initiatieven.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat ongeregistreerde, buitgemaakte Russische wapens, de zogenoemde «trophy weapons», niet onder de radar blijven?
Dit is inderdaad een zorg die Oekraïne en internationale partners, waaronder ook Nederland, delen. Veel van deze wapens blijven, door de aard van de voortdurende agressie tegen Oekraïne, buiten het zicht. In verschillende internationale gremia, waar ook Oekraïne deel van uitmaakt, heeft Nederland zijn bezorgdheid hierover uitgesproken. Daarbij is zowel de internationale gemeenschap als Oekraïne opgeroepen om hier aandacht voor te blijven hebben. Sinds begin 2022 zijn er in Oekraïne organisaties actief die zich richten op het documenteren, registreren en traceren van Russische en Iraanse wapensystemen die in het conflict worden ingezet. Daarnaast heeft de Oekraïense regering burgers en militairen de opdracht gegeven om deze wapens te melden en te registreren bij de bevoegde autoriteiten.
Uit het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC-) onderzoek «Smokkel van handvuurwapens vanuit voormalige Oostbloklanden naar Nederland' blijkt dat «machinepistolen en verborgen vuurwapens die in Nederland in het illegale circuit worden gebruikt voor vrijwel honderd procent uit voormalige Oostbloklanden afkomstig zijn»;2 welke lessen zijn er getrokken uit de situatie van rond de millenniumwisseling?
Na de reeks aan conflicten in de voormalige Oostbloklanden, die plaatsvonden tussen 1991 en 2001, werd Europa geconfronteerd met een onverwachte stroom van wapens, handgranaten en explosieven die daar ongeregistreerd aanwezig waren en naar het Westen werden gesmokkeld. Een belangrijke les hieruit is het belang van vroegtijdig ingrijpen, zoals nu ook in Oekraïne wordt toegepast. Specifiek in Nederland zijn na 2000 diverse maatregelen genomen om de handel in illegale wapens terug te dringen. Dit gebeurde door het aanscherpen van wetgeving, intensievere (internationale) samenwerking, gerichte opsporingsacties en preventieve maatregelen, zoals wapeninleveracties. Daarnaast is er geïnvesteerd in geavanceerde technologieën voor politie en douane, waaronder digitale tools om criminele netwerken te identificeren en scantechnologieën bij grenzen en havens.
Nederland werkt actief samen met Oekraïne, Europese landen en andere internationale partners (zoals EMPACT en SEESAC) in de strijd tegen wapenhandel, met een blijvende focus op wapens afkomstig uit vroegere conflictgebieden, zoals de Oostbloklanden en de Balkan. De combinatie van betere informatiepositie van inlichtingendiensten, grensoverschrijdende acties en publieke bewustwording heeft de aanpak van illegale wapens in Nederland aanzienlijk verbeterd.
Het blijkt dat wapens afkomstig uit voormalig Joegoslavië, Slowakije, Bosnië en Servië nog altijd een gestage stroom vormen richting Nederland;3 welke specifieke afspraken zijn er gemaakt met deze landen om deze stroom te verminderen?
Het in 2002 door de Verenigde Naties opgerichte SEESAC (South Eastern and Eastern Europe Clearinghouse for the Control of Small Arms and Light Weapons)4 werkt aan het bevorderen van samenwerking, beleidsontwikkeling, wapenvernietiging en het versterken van de capaciteit van nationale en regionale instanties in Zuidoost- en Oost-Europa. Het specifieke doel hiervan is de bestrijding van illegale wapenhandel in deze regio.
SEESAC is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Western Balkans Small Arms and Light Weapons Roadmap, een lijst van acties die is opgesteld om onder meer te voorkomen dat wapens uit deze regio illegaal worden verhandeld. Zo wordt ingezet op het volledig uitvoeren én monitoren van hun nationale wet- en regelgeving, het verbeteren van processen en capaciteiten van rechtshandhavingsinstanties, en samenwerking op bilateraal, regionaal en internationaal niveau. Nederland levert een substantiële financiële bijdrage, te weten 1,5 miljoen euro in zowel 2019 als in 2023, aan het MPTF (Multi partner Trust Fund) van de UNDP en UNODC ter implementatie van de Roadmap en ondersteunt zo de internationale inspanningen om illegale wapenstromen vanuit Zuidoost-Europa tegen te gaan.
Slowakije wordt binnen de Europese Unie momenteel niet langer als bronland voor illegale wapens beschouwd, na wetswijzigingen in 2015 en 2021 in dat land die de legale verkoop van zogenaamde akoestische wapens (alarmwapens) en Flobert-wapens aanzienlijk hebben beperkt.
De interne communicatie en adviezen met betrekkingen tot de overbrenging van Afghaanse bewakers |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Marjolein Faber (minister ) (PVV), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Kunt u uiterlijk donderdag 3 oktober om 12.00 uur alle interne communicatie en adviezen met betrekking tot het besluit om Afghaanse bewakers niet over te brengen naar Nederland binnen en tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie & Veiligheid/Asiel & Migratie sinds het aantreden van uw kabinet naar de Kamer sturen?
Wij komen gedeeltelijk tegemoet aan uw verzoek door de ambtelijke adviezen te verstrekken die zijn opgesteld sinds het aantreden van het nieuwe kabinet met betrekking tot de overbrenging van Afghaanse bewakers.
Het bericht 'Rusland bespioneert systematisch onze wateren' |
|
Hanneke van der Werf (D66), Jan Paternotte (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rusland bespioneert systematisch onze wateren»?1
Ja.
Hoe reflecteert u op de Russische activiteiten in de Noordzee, overwegende dat honderden Russische schepen, die eerder in verband zijn gebracht met sabotage en/of spionage, sinds de invasie van Oekraïne door Europese wateren hebben gevaren (EEZ) en dat het in minstens tientallen gevallen ging om schepen die expliciet verdacht gedrag vertonen in de buurt van kritieke infrastructuur (denk aan gasleidingen, datakabels, energiekabels en militaire infrastructuur)?
Deze dreiging is nog altijd actueel. Onze inlichtingendiensten waarschuwen dat er mogelijke voorbereidingshandelingen plaatsvinden voor verstoring en sabotage van onderzeese kabels en leidingen. Russische entiteiten brengen de Noordzee infrastructuur in kaart en ondernemen activiteiten die duiden op spionage en op voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage. Het kabinet vindt daarom dat er extra aandacht moet zijn voor veiligheid van de Noordzee infrastructuur en neemt hiervoor aanvullende maatregelen.2
Hoeveel gevallen van Russische schepen die verdacht gedrag vertonen in de Nederlandse EEZ sinds de invasie van Oekraïne zijn er bij u bekend? In hoeveel gevallen zijn er expliciete aanwijzingen voor sabotage en/of spionage?
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken.
Welke juridische mogelijkheden hebben Nederland en andere EU-landen om misbruik van de mare liberum voor doeleinden van spionage en/of het verzamelen van inlichtingen over onze kritieke infrastructuur tegen te gaan?
De juridische mogelijkheden om het verzamelen van inlichtingen over vitale infrastructuur op zee in specifieke gevallen tegen te gaan, zijn afhankelijk van de omstandigheden van het betreffende incident of activiteit. Daarbij moet onder andere rekening worden gehouden met het zeegebied waarin de betreffende activiteiten plaatsvinden. In algemene zin worden in de zeegebieden die onder Nederlandse soevereiniteit of rechtsmacht vallen weerbaarheidsmaatregelen uitgevoerd, zoals omschreven in de Kamerbrief «Voortgang Strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur»3 die de verschillende Nederlandse autoriteiten in staat stellen om (in overeenstemming met het internationaal recht) handelingsopties te genereren in specifieke gevallen.
Op dit moment ligt een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionageactiviteiten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat, naast het delen van geheime informatie dat op dit moment al strafbaar is, ook het delen van niet geheime maar wel gevoelige informatie met een buitenlandse mogendheid of het verrichten van andere spionageactiviteiten strafbaar wordt. Dit wetsvoorstel strekt zich niet uit tot de EEZ, maar biedt wel meer mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden bij spionageactiviteiten op Nederlands grondgebied.
Welke contacten vinden er plaats (of hebben er plaatsgevonden) tussen de Nederlandse overheid en de Russische overheid over deze voorvallen? Welke afstemming vindt hierover plaats binnen EU, NAVO en/of Noordzee-verband?
Het kabinet staat zowel bilateraal als in EU-, NAVO- en Noordzee-verband in nauw contact met andere landen om informatie over het dreigingsbeeld uit te wisselen en gezamenlijke maatregelen te treffen om de nationale en gedeelde weerbaarheid te versterken. De EU Maritime Security Strategybiedt verschillende instrumenten ter verhoging van de weerbaarheid van vitale (onderzeese) infrastructuur, waaronder samenwerking met de NAVO. Ook is Nederland aangesloten op verschillende NAVO-initiatieven. Zo is er de in 2023 opgerichte Critical Undersea Infrastructure Coordination Cell van de NAVO, die onder andere advies levert over het beschermen van onderzeese infrastructuur. Daarnaast is recent het NATO Maritime Centre for the Security of Critical Undersea Infrastructureopgericht bij het Maritiem Hoofdkwartier van de NAVO, dat bondgenoten zal voorzien in een gedeeld beeld van mogelijke dreigingen op en onder zee en kan een rol spelen in het coördineren van acties. Nederland zet zich actief in voor een verbetering van de samenwerking tussen de EU en de NAVO. Verschillende Noordzeelanden (BEL, DUI, DEN, NOO, NL, VK) hebben een intentieverklaring ondertekend die aanstuurt op nauwere samenwerking en het nemen van coherente weerbaarheidsmaatregelen.
Het kabinet kan geen uitspraken doen over hoe de Nederlandse overheid richting de Russische overheid communiceert over specifieke voorvallen, om geen inzicht te geven in hoe Nederland in de toekomst mogelijk zal reageren.
Welke maatregelen zijn er reeds door Nederland en/of andere EU-landen getroffen om deze Russische spionage en sabotage tegen te gaan? Welke concrete stappen zijn er gezet in het beter beveiligen van kritieke infrastructuur op de Noordzee sinds het ondertekenen van het Noordzee-veiligheidspact?
Vanuit het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur worden extra maatregelen genomen om de weerbaarheid van de vitale infrastructuur op de Noordzee te verhogen. Het vorige kabinet heeft geïnvesteerd in het interdepartementale Actieplan strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur voor de jaren 2024 en 2025. Ook het huidige kabinet is voornemens om extra te investeren in de bescherming van de Noordzee infrastructuur.4 Op korte termijn worden belangrijke stappen hierop ondernomen, waaronder het inkopen van satellietbeelden en de inhuur van patrouillecapaciteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de meest kwetsbare infrastructuurpunten en het uitrollen van additionele sensoren op de Noordzee. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een Alliantie tussen publieke en private partijen om informatie-uitwisseling te versterken voor een verbeterde bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Sinds het ondertekenen van de intentieverklaring (Joint Declaration on Cooperation regarding protection of infrastructure in the North Sea) werken de Noordzeelanden intensiever samen om informatie over verdachte incidenten te delen. Ook is er meer contact over geleerde lessen en operationele samenwerking, waardoor er bij een mogelijk incident of een verhoogde dreiging makkelijker en sneller gezamenlijk kan worden opgetreden. Eind dit jaar wordt de kamer weer geïnformeerd over de verdere voortgang van het programma.
Daarnaast neemt Defensie militaire maatregelen om civiele autoriteiten te ondersteunen in het tegengaan van hybride dreigingen. Ten eerste investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee, in de vorm van sensoren en commerciële satellietcapaciteit.5 Ten tweede verwerft Defensie vaartuigen met kleine bemanning en onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet om dreigingen op zee op te sporen en nader te onderzoeken.6 Ten derde investeert Defensie in de ontwikkeling van nieuwe technologieën met de oprichting van het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC). Tot slot verwerft Defensie in de komende jaren verschillende hoogwaardige capaciteiten, zoals mijnenbestrijdingsvaartuigen, hulpvaartuigen voor hydrografische taken, ASW-fregatten en NH90-helikopters. Deze capaciteiten hebben een bredere taakstelling, maar zijn ook geschikt voor de bescherming van de infrastructuur op de zeebodem en kunnen ook als zodanig worden ingezet.
Het kabinet werkt ook aan de implementatie van de netwerk- en informatiebeveiliging (de NIS2-richtlijn, ter vervanging van de NIS1-richtlijn) en richtlijn weerbaarheid kritieke entiteiten (de CER-richtlijn).7 Uit deze richtlijnen volgen (wettelijke) verplichtingen om, aan onder andere aanbieders van de energie- en digitale infrastructuur op de Noordzee, te helpen zorg te dragen om hun (digitale) systemen weerbaar te maken tegen digitale en fysieke dreigingen. Daarnaast verplicht het Ministerie van Klimaat en Groene Groei alle nieuwe vergunninghouders voor de bouw van windparken op zee om een veiligheidsstrategie te maken en aan te leveren. Daarin moeten ze ingaan op de risico’s die ze zien (o.a. op het gebied van fysieke weerbaarheid, economische veiligheid en cybersecurity) en hoe ze daarmee omgaan.
Herkent u het beeld dat Russische schepen met ankers over de bodem van onze EEZ slepen in de hoop zo kritieke infrastructuur te raken? Zo ja, hoe vaak en wanneer is dit voorgekomen sinds de invasie van Oekraïne?
Zoals in het openbaar jaarverslag van de MIVD staat vermeld, brengt Rusland infrastructuur op de Noordzee heimelijk in kaart en onderneemt het activiteiten die duiden op spionage en voorbereidingshandelingen voor verstoren en sabotage. Het beeld zoals geschetst in de vraag is een scenario waar rekening mee wordt gehouden. Het heeft zich voor zover bekend echter niet voorgedaan in de Nederlandse EEZ.
Welke juridische consequenties heeft het feit dat Russische schepen hun automatisch identificatiesysteem (AIS) uitschakelen wanneer zij zich bevinden in de EEZ van EU-landen, en welke acties heeft Nederland, of hebben andere EU-landen, tot op heden hiertegen ondernomen?
De verplichting voor schepen om met AIS te varen volgt uit het internationaal zeerecht, meer specifiek uit IMO-regelgeving en het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS). Deze verplichting geldt echter niet voor alle schepen. Uitgezonderd zijn onder meer oorlogsschepen, marinehulpsschepen (auxiliaries) of andere overheids- of staatsschepen. Onder deze laatste categorie valt ook een schip dat tijdelijk ingehuurd is door die staat en uitsluitend gebruikt wordt voor niet-commerciële overheidsdoeleinden. Voor schepen die wel verplicht met AIS zijn uitgerust, geldt dat deze ook verplicht zijn het AIS in werking te hebben. Nederland en andere EU-kuststaten hebben in beginsel geen rechtsmacht over derde gevlagde schepen die hun AIS uitschakelen in de EEZ. Nederland kan een dergelijk schip erop attenderen dat het AIS uit staat en verzoeken dit aan te zetten. Wordt daar geen gevolg aan gegeven dan kan Nederland dit melden bij de vlagstaat van het schip. Het is bij Russisch gevlagde schepen in dat geval aan Rusland als vlagstaat om erop toe te zien dat het schip voldoet aan de internationale regels, waaronder het voeren van AIS.
Het uitschakelen van AIS kan een vorm zijn van verdacht gedrag. Dit kan aanleiding zijn om een schip verder te monitoren. Het kabinet kan geen uitspraken doen over hoe de Nederlandse overheid communiceert of handelt bij specifieke voorvallen, om geen inzicht te geven in hoe Nederland in de toekomst mogelijk zal reageren.
Hoe is op dit moment het toezicht belegd op Russische schepen die de Europese en specifiek de Nederlandse EEZ binnenvaren?
Op dit moment houden verschillende organisaties vanuit verschillende taakstellingen de Noordzee in de gaten. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten analyseren en duiden activiteiten van statelijke actoren die mogelijk een risico vormen voor de nationale veiligheid, ook als deze op de Noordzee plaatsvinden. Defensie doet aan beeldopbouw in het kader van haar permante taak op de Noordzee. De Kuswacht houdt in het kader van handhavingstaken zicht op wat er op de Noordzee gebeurt.
Erkent u dat, gezien de invasie in Oekraïne en de oplopende spanning met Rusland, meer specifieke kennis en ervaring nodig is binnen de NCTV, AIVD en MIVD op het gebied van Russische spionage/sabotage en op het gebied van het beschermen van kritieke infrastructuur, zoals op de Noordzee? Op welke manier wordt er binnen deze diensten gewerkt aan het uitbreiden van deze specifieke kennis en ervaring?
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. De Tweede Kamer wordt via het geëigende kanaal hierover geïnformeerd.
Het ontwikkelen van kennis en ervaring op deze onderwerpen staat niet stil. Het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur richt zich specifiek op deze dreiging. Daarnaast wordt er periodiek onderzoek gedaan naar dreigingen voor de nationale veiligheid en is daarover gerapporteerd in onder meer de Strategie van het Koninkrijk der Nederlanden, het Dreigingsbeeld Statelijke actoren, het Cybersecuritybeeld Nederland en de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid. De bescherming van de vitale infrastructuur is al langere tijd onderdeel van het kabinetsbeleid. Het dreigingslandschap verandert als gevolg van actuele ontwikkelingen en wordt veelzijdiger. Dit heeft geleid tot een versterkte aanpak. U bent hierover geïnformeerd in de brief «Versterkte aanpak bescherming vitale infrastructuur» van 17 mei 2023.8
Kunt u deze vragen uiterlijk binnen drie weken beantwoorden zodat antwoorden meegenomen kunnen worden bij de aankomende defensiedebatten (waaronder de behandeling van de begroting)?
Ja.
Het persbericht ‘Rusland bespioneert systematisch onze wateren’ |
|
Isa Kahraman (NSC), Olger van Dijk (NSC) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het persbericht d.d. 24 september 2024 «Rusland bespioneert systematisch onze wateren» van Pointer? (uitzending donderdag 26 september om 20:25 bij NPO2)1
Ja.
Heeft u een actueel en scherp beeld van hetgeen er op de Noordzee gebeurt?
Het Nederlandse deel van de Noordzee is ongeveer anderhalf keer zo groot als Nederland zelf en tevens een van de drukst bevaren gebieden ter wereld. Een actueel beeld opbouwen van al hetgeen wat er op een dusdanig groot gebied als de Noordzee gebeurd vraagt een enorme inspanning. Met het oog op het efficiënt en gericht inzetten van middelen, wordt daarom aan de hand van een informatie gestuurde aanpak doorlopend een actueel beeld van de dreiging op de Noordzee opgebouwd. Met dit doel houden verschillende organisaties vanuit verschillende taakstellingen de Noordzee in de gaten. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten analyseren en duiden activiteiten van statelijke actoren die een mogelijk risico vormen voor de nationale veiligheid, zo ook op de Noordzee. De Koninklijke Marine voert dagelijks operaties uit op de Noordzee en ondersteunt de Kustwacht bij het maken van een actueel beeld van de dreiging en risico’s. De Kustwacht kijkt hier met extra aandacht naar. In het kader van handhavingstaken voert de Kustwacht patrouilles uit met varende en vliegende eenheden, zowel binnen de territoriale wateren als in de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Ook wordt er actief informatie uitgewisseld met andere Noordzeelanden.
Om de beeldopbouw te verstevigen treft het kabinet verschillende maatregelen. Zo investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op de Noordzee, zoals sensoren.2 Ook wordt, in het kader van het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur, extra geïnvesteerd in beeldopbouw op de Noordzee.3
Kunt u toelichten of er op dit moment adequaat en proportioneel gereageerd wordt op de Russische schepen?
Zoals toegelicht in de jaarverslagen van de MIVD, onderneemt Rusland heimelijke activiteiten die mogelijk een dreiging vormen voor onze vitale infrastructuur op zee. Wanneer nodig, neemt de Nederlandse overheid maatregelen om de heimelijkheid van deze activiteiten te verstoren en daarmee de activiteiten te ontmoedigen. Zo begeleidt onze Koninklijke Marine geregeld Russische schepen door de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) van de Noordzee. Dit gebeurt in nauwe coördinatie met de ons omringende landen wier wateren aan de onze grenzen. Hiermee laten Defensie en haar partners zien dat Russische schepen niet ongezien hun gang kunnen gaan op de Noordzee.
Het kabinet beschikt over verschillende manieren om op mogelijke dreigingen te reageren, waar het handelingsrepertoire van Defensie deel van uitmaakt. Het kabinet doet publiekelijk op voorhand geen uitspraken over hoe de Nederlandse overheid handelt bij specifieke voorvallen, om te voorkomen dat kwaadwillende partijen in hun handelen kunnen anticiperen op Nederlandse handelwijzen.
Kunt u aangeven welke gezamenlijke maatregelen met NAVO-partners genomen worden om systematische spionage op de Noordzee tegen te gaan?
Nederland werkt nauw samen met andere Noordzeelanden. Onze marine wisselt bijvoorbeeld informatie uit met marines van buurlanden en stemt het escorteren van Russische schepen met hen af. Ook in NAVO-verband wordt de samenwerking versterkt. Nederland is aangesloten bij de in 2023 opgerichte Critical Undersea Infrastructure Coordination Cell van de NAVO, die onder andere advies levert over het beschermen van onderzeese infrastructuur. Recent is bij het NAVO Maritieme Hoofdkwartier het Maritime Centre for the Security of Critical Undersea Infrastructureopgericht. Hier wordt een gedeeld beeld gemaakt van mogelijke dreigingen op en onder zee, waaronder de Noordzee. Dit beeld wordt gedeeld met bondgenoten. Ook kan het centre een rol spelen in het coördineren van acties.
Kunt u aangeven of de maatregelen geïntensiveerd worden met het oog op de toename van Russische dreigingen tegen de NAVO-landen?
Ja, vanuit het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur worden extra maatregelen genomen om de weerbaarheid van de vitale infrastructuur op de Noordzee te verhogen. Het vorige kabinet heeft geïnvesteerd in het interdepartementale Actieplan strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur voor de jaren 2024 en 2025. Ook het huidige kabinet is voornemens om extra te investeren in de bescherming van de Noordzee infrastructuur.4 Door middel van het Actieplan wordt onder andere de detectie en duiding van dreigingen op de Noordzee verbeterd, wat leidt tot een snellere reactie als zich verdachte situaties voordoen. Op korte termijn worden belangrijke stappen gezet, waaronder het inkopen van satellietbeelden en de inhuur van patrouillecapaciteit. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar de meest kwetsbare infrastructuurpunten en het uitrollen van additionele sensoren op de Noordzee. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een Alliantie tussen publieke en private partijen om informatie-uitwisseling te versterken voor een verbeterde bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Over dit Actieplan en de investeringen in de jaren 2024 en 2025 is uw Kamer per brief geïnformeerd.5 Eind dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang hiervan.
Daarnaast neemt Defensie maatregelen om gereed te zijn voor haar oorlogstaak ter afschrikking van militaire dreigingen. Defensie neemt ook maatregelen om in vredestijd civiele autoriteiten te ondersteunen in het tegengaan van hybride dreigingen. Ten eerste investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee, in de vorm van sensoren en commerciële satellietcapaciteit.6 Ten tweede verwerft Defensie vaartuigen met kleine bemanning en onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet om dreigingen op zee op te sporen en nader te onderzoeken.7 Ten derde investeert Defensie in de ontwikkeling van nieuwe technologieën met de oprichting van het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC). Tot slot verwerft Defensie in de komende jaren verschillende hoogwaardige capaciteiten, zoals mijnenbestrijdingsvaartuigen, hulpvaartuigen voor hydrografische taken, ASW-fregatten en NH90-helikopters. Deze capaciteiten hebben een bredere taakstelling, maar zijn ook geschikt voor de bescherming van de infrastructuur op de zeebodem en kunnen ook als zodanig worden ingezet.
Ziet u de noodzaak om de maatregelen tegen Russische spionage te verscherpen in het Nederlandse kustgebied en de Nederlandse havens?
Ja. Op de Noordzee geldt vrijheid van scheepvaart en spionage is onder het internationaal recht in de Exclusieve Economische Zone (EEZ) niet expliciet verboden. Ondanks de beperkte rechtsmacht van Nederland in de EEZ, zijn er wel mogelijkheden voor Nederland om te handelen, bijvoorbeeld door verdachte schepen te monitoren en escorteren. Daarnaast is het noodzakelijk om de verschillende weerbaarheid verhogende maatregelen vanuit het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur uit te voeren. Denk aan het investeren in middelen om het beeld op de Noordzee te verbeteren, maar ook het verbeteren van de beveiliging en de bescherming van de vitale infrastructuur in samenwerking met de energie- en datasector.
Met de introductie van de aanpak statelijke dreigingen in 2019 is bovendien een werkwijze ontstaan waarbij alle relevante partijen op een blijvende en continue basis bijdragen aan de weerbaarheid tegen statelijke actoren.8 De landenneutrale aanpak richt zich op de gehele maatschappij en werkt volgens een vaste systematiek van belangen-dreiging-weerbaarheid: welke veiligheidsbelangen moeten worden beschermd, wat is de dreiging vanuit statelijke actoren en hoe kan de weerbaarheid worden vergroot? Voor de dreiging van spionage door statelijke actoren is tot op heden vooral ingezet op het verhogen van de weerbaarheid.
Op dit moment ligt een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de strafbaarstelling van spionageactiviteiten voor in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat, naast het delen van geheime informatie dat op dit moment al strafbaar is, ook het delen van niet geheime maar wel gevoelige informatie met een buitenlandse mogendheid of het verrichten van andere spionageactiviteiten strafbaar wordt. Dit wetsvoorstel strekt zich niet uit tot de EEZ, maar biedt wel meer mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden bij spionageactiviteiten op Nederlands grondgebied.
Kunt u deze vragen een voor een onderbouwd beantwoorden binnen een termijn van drie weken?
Gaten in de beveiliging van defensiecomplexen |
|
Hanneke van der Werf (D66), Bart van Kent |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het nieuws dat er (nog steeds) grote gaten zitten in de beveiliging van defensielocaties en dat insluiping op kazernes daardoor kinderspel is?1
Zodra het probleem met de tourniquets bij ons bekend werd, heeft Defensie meteen een noodmaatregel genomen, waardoor het insluipen nog voor de uitzending onmogelijk is gemaakt. Ook is direct aan de leverancier van de tourniquets opdracht gegeven een duurzame oplossing te ontwikkelen zodat insluipen op deze manier niet meer mogelijk is.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is dat toegangspoorten van diverse defensiekazernes eenvoudig te omzeilen zijn gezien de daar aanwezige wapens, explosieven en data?
Nee, deze mening deel ik niet. Het betreden van een defensieterrein door onbevoegden is verboden en strafbaar. Echter, ook na het passeren van de toegangspoort is er geen directe toegang tot wapens, explosieven en data. De beveiliging van defensieterreinen is ingedeeld in vier categorieën. Binnen deze categorieën zijn de zogenaamde te beschermen belangen (TBB) gedefinieerd. Hoe zwaarder het TBB weegt, hoe robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregel per TBB-categorie is. Op basis van risicomanagement wordt per categorie beoordeeld wat proportionele maatregelen zijn.
Enkele voorbeelden per TBB zijn:
TBB-1: jachtvliegtuigen, cryptosleutels en STG-Zeer geheim gerubriceerde informatie;
TBB-2: helikopters, marineschepen, voertuigen en wapens;
TBB-3: niet-operationele gevechtsvoertuigen, pepperspray en medische voorraad;
TBB-4: defensieterreinen.
Op de delen van defensieterreinen die onder het beveiligingsregime van TBB 4 vallen en waar geen hogere TBB’en aanwezig zijn, zijn de reguliere beveiligingsmaatregelen van toepassing. De door u genoemde wapens, explosieven en informatiesystemen waarmee hoog gerubriceerde informatie wordt verwerkt, vallen binnen de zwaarst beveiligde categorieën, TBB-2 en TBB-1, met bijbehorende beveiligingsmaatregelen. De inhoud van deze maatregelen kan ik niet delen in het openbaar omdat dit hoog gerubriceerde informatie betreft.
Op hoeveel en bij welke defensielocaties zijn nog tourniquetpoorten in gebruik die insluiping mogelijk maken?
Zie antwoord onder vraag 4.
Kunt u toezeggen dat voor het eind van dit jaar alle tourniquetpoorten die insluiping mogelijk maken zijn vervangen? Kunt u daarnaast toezeggen dat op alle defensielocaties de ruimte naast de tourniquetpoortjes die insluiping mogelijk maakt per direct worden gedicht?
Insluipen via het tourniquet is niet meer mogelijk. Er zijn direct noodmaatregelen genomen op alle betreffende tourniquetpoorten op alle Defensieterreinen, waarbij de laatste aanpassing op zaterdag 14 september jl. gereed was, voor de uitzending op die zondag (zie eveneens antwoord bij vraag 1). De leverancier zorgt voor een duurzame aanpassing van de bestaande tourniquets die insluiping permanent onmogelijk maakt. De leverancier is reeds begonnen om de aanpassing te realiseren. Alle betreffende tourniquets zijn voor het eind van het jaar structureel aangepast. De aanpassingen zijn voldoende en complete vervanging van de betreffende tourniquets is niet nodig.
Wat is er sinds de herhaaldelijke infiltraties van undercoverjournalisten ondernomen om het veiligheidsbewustzijn bij defensiepersoneel te verhogen?
Er wordt continu gewerkt aan het beveiligingsbewustzijn van defensiemedewerkers. Dat gebeurt onder andere met behulp van campagnes gericht op verhoging van het beveiligingsbewustzijn, voorlichtings- en themadagen en het uitvoeren van testen. Hierbij wordt onder andere ingezet op het versterken van de aanspreekcultuur en het vergroten van kennis over specifiek objectbeveiliging. Ook is het zichtbaar dragen van een defensiepas verplicht.
Welke risico’s loopt defensiepersoneel, werkzaam op de diverse defensielocaties, als gevolg van de gaten in de beveiliging van defensiecomplexen?
Veiligheid van ons personeel heeft onze hoogste prioriteit. Daarom zijn direct maatregelen genomen (zie het antwoord op vraag 1). Het risico dat defensiepersoneel als gevolg van de gaten in de tourniquets loopt, is laag, maar elk beveiligingsrisico is onwenselijk.
Kunt u aangeven wat er is gedaan met de waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer over het niet op orde zijn van de beveiliging van militaire objecten, de zogenoemde te beschermen belangen (TBB)? (Kamerstuk 36 360 X, nr. 2)
Naar aanleiding van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft toegekend, is een projectofficier aangesteld. Er is een oorzakenanalyse in uitvoering en op basis daarvan wordt een plan van aanpak verder uitgewerkt en voor het eind van 2024 aan de Algemene Rekenkamer aangeboden. Er wordt ingezet op digitale beveiligingsmaatregelen en het aanstellen van extra bewakingspersoneel. Een Red Team test de beveiliging met inbraakpogingen. Tevens is een defensiebreed onderzoek uitgevoerd naar de beveiligingsbewustwording van het defensiepersoneel. Dat wordt omgezet in een communicatieplan, in aanvulling op de maatregelen, zoals verwoord in het antwoord op vraag 5.
Is sinds het uitbrengen van het rapport van de Algemene Rekenkamer getest of de geldende beveiligingsmaatregelen zorgen voor een adequate beveiliging van militaire objecten, zoals is aanbevolen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inzichten en acties heeft dit opgeleverd?
Ja, onze beveiliging wordt regelmatig getest. Deze testen worden uitgevoerd door de defensieonderdelen zelf en ook door een extern bedrijf. Indien een test punten oplevert die kunnen worden verbeterd, wordt een verbeterplan opgesteld en in uitvoering genomen. De testen worden de komende jaren verder geïntensiveerd.
Welke maatregelen gaat u nu treffen om toekomstige infiltratie onmogelijk te maken?
De toegangspoorten dienen in orde te zijn en daar ligt de focus op. Daar blijf ik op toezien. Hierbij vormt ook het gedrag van de defensiemedewerkers zelf een belangrijke schakel in de naleving van de regelgeving. Ook het gedrag draagt bij aan het succes van de getroffen beveiligingsmaatregelen. Met de aanpassing op de tourniquets sluiten we uit dat insluiping op deze manier mogelijk is.
Zoals u in deze beantwoording heeft kunnen lezen, hanteert Defensie verschillende beveiligingsniveaus. Wat betreft de algemene toegang tot een defensieterrein, kan ik niet garanderen dat niemand binnen kan komen. Dat betekent niet dat indringers ook meteen bij zeer belangrijke eigendommen (TBB’en), zoals wapens, explosieven en data kunnen komen. Defensie maakt de afweging welke beveiligingsmaatregel proportioneel is ten opzichte van het risico dat Defensie loopt. Hoe zwaarder het te beschermen belang is, des te robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregelen zijn.
De demonstratie waarbij de Kromhout Kazerne urenlang werd geblokkeerd |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat de demonstranten die urenlang de hoofdingang van de Kromhout Kazerne in Utrecht hebben geblokkeerd pas zijn vertrokken nadat het evenement van de Nederlandse Industrie Defensie en Veiligheidheid (NIDV) is geannuleerd?1
Ja. In de ochtend van dinsdag 25 september verzamelden ongeveer 50 actievoerders zich bij de Kromhoutkazerne (KHK). Het doel van hun actie was om het evenement van de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) zodanig te verstoren dat deze niet kon plaatsvinden of vroegtijdig beëindigd zou worden. Daartoe hebben enkele van deze actievoerders zich vastgeketend aan de toegangspoort van de KHK zodat de toegang tot de KHK geblokkeerd werd. Doordat de blokkade enige uren duurde, konden de deelnemers aan het evenement niet gemakkelijk op de juiste bestemming komen. Daarom is door Defensie en NIDV in samenspraak besloten het evenement te annuleren. Niet veel later na dat besluit zijn de demonstranten vertrokken.
Deelt u de mening dat het in principe niet zo kan zijn dat evenementen afgebroken moeten worden vanwege blokkades door demonstranten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is zeer teleurstellend dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Vooral omdat we daar voor de veiligheid van Nederland en onze bondgenoten de relatie met het bedrijfsleven koesteren. Evenementen als deze dragen bij aan gewenste kennisuitwisseling tussen krijgsmacht, industrie en kennisinstellingen.
Als er sprake is van een demonstratie rondom een militaire terrein dient door de burgemeester te worden bezien of er gronden bestaan om het demonstratierecht te beperken, in het bijzonder de vrees voor of bestrijding van wanordelijkheden. Bij de afweging of er sprake is van (vrees voor) wanordelijkheden wordt in voorkomende gevallen de nationale veiligheid betrokken. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden. Overigens is via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden voor een versteviging van het handelingsperspectief van alle betrokkenen en de bestendigheid van het wettelijke kader rond demonstraties. Dat onderzoek richt zich ook op demonstraties waarbij de nationale veiligheid in het gedrang kan komen.
Hebben de betogers strafbare feiten begaan door zich binnen de publiekelijk aangegeven grenzen van het kazerneterrein te begeven en zich vast te ketenen?
Het is aan het Openbaar Ministerie om achteraf te bepalen of er sprake is van een verdenking van strafbare feiten.
Zou u in overleg willen treden met de gemeente Utrecht over of deze demonstratie was aangemeld bij de gemeente, de vraag of deze demonstratie op deze plek mocht plaatsvinden en de mogelijkheid tot gebiedsverboden voor deze demonstranten?
Ja, op ambtelijk niveau heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente over deze specifieke demonstratie. Daaruit is gebleken dat de demonstratie niet was aangekondigd. Er is ook in algemene zin gesproken over het demonstratierecht en de verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden hieromtrent. Bij het beoordelen hoe om te gaan met demonstraties spelen de specifieke omstandigheden een belangrijke rol. Het gaat daarbij niet alleen om het verloop van de demonstratie, maar bijvoorbeeld ook of de demonstratie plaatsvindt op een publiek toegankelijke plaats of op een privéterrein dat niet voor eenieder toegankelijk is. Het opleggen van gebiedsverboden is de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Naar aanleiding van de vorige demonstratie zijn voor de toegangshekken extra hekken geplaatst op de juridische erfgrens van de Kromhoutkazerne. Het toegangsverbod dat daardoor bestaat voor de omheinde ruimte kan door de burgemeester worden meegewogen in de beoordeling of maatregelen noodzakelijk zijn.
Deelt u de mening dat het niet aanmelden van deze demonstratie in combinatie met het feit dat door deze demonstratie de hoofdingang van de Kromhout Kazerne urenlang geblokkeerd was en een evenement daardoor niet door kon gaan, voldoende reden was voor de burgemeester om de demonstratie te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2, ben ik teleurgesteld dat dit evenement afgebroken moest worden vanwege een demonstratie. Het is niet aan mij te beoordelen of de genoemde omstandigheden voldoende reden gaven om het evenement af te breken. De burgemeester is immers verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde en maakt daarin haar eigen afwegingen. De burgemeester legt verantwoording af aan de gemeenteraad.
Op grond van welke overwegingen heeft de driehoek besloten niet in te grijpen?
De noodzaak voor de driehoek te komen tot een nader besluit, verviel op het moment dat het evenement werd geannuleerd, hetgeen leidde tot het afbreken van de demonstratie. Er is uiting gegeven aan het beginsel dat de vrijheid van meningsuiting zo veel mogelijk moet worden gefaciliteerd. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Waarom kan niet ingegrepen worden om te voorkomen dat mensen zich vastketenen aan toegangspoorten van kazernes?
Op kazernes vindt toegangscontrole plaats door middel van pascontrole bij de toegangshekken. In de situatie van 24 september kwamen ongeveer 50 demonstranten tegelijk bij de toegangspoort aan. De beveiligers belast met de toegangscontrole concentreerden zich op de veiligheid van de medewerkers van de kazerne en op het waarschuwen van de politie en Koninklijke Marechaussee (KMar). De demonstranten hebben het terrein niet betreden, maar ketenden zich direct vast aan de buitenkant van de toegangshekken, waardoor de verantwoordelijkheid om in te grijpen onder de verantwoordelijkheid van de driehoek kwam te vallen. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Waarom is er eerst overleg met de driehoek nodig voordat ingegrepen wordt? Is het terrein direct voor de poorten van de Kromhout Kazerne openbaar terrein of is Defensie – en daarmee de Koninklijke Marechaussee – daar verantwoordelijk en bevoegd om in te grijpen om te voorkomen dat mensen zich vastketenen aan toegangshekken?
De burgemeester is op grond van de Wet openbare manifestaties en de Gemeentewet de aangewezen verantwoordelijke om de openbare orde en veiligheid in de gemeente te handhaven. Het terrein buiten het defensieterrein valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie, maar van de burgemeester. Defensie kan in beginsel niet zelfstandig besluiten tot handhavend optreden.
Deelt u de mening dat het tolereren van deze strafbare feiten buitengewoon ongewenst is?
Zoals bij vraag 3 is aangegeven is het aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er een verdenking van strafbare feiten is.
Zijn er na de vorige blokkade van de Kromhout Kazerne in juli 2024 plannen gemaakt om dergelijke acties in het vervolg te kunnen voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit soort onverwachte en niet aangekondigde demonstraties kunnen niet worden voorkomen. Spontane demonstraties worden ook beschermd door het demonstratierecht. Wel zijn sinds de vorige demonstratie op het terrein voor de toegangshekken extra hekken geplaatst op de juridische erfgrens van de Kromhoutkazerne met daarop de boodschap dat onbevoegde toegang leidt tot overtreding van art 461 Wetboek van Strafrecht.
Bent u van mening dat er een restrictiever beleid zou moeten zijn omtrent demonstraties waarmee kazernes worden geblokkeerd, gezien het belang voor de nationale veiligheid van deze kazernes? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de demonstratie plaatsvond buiten de kazerne, en dus niet op militair terrein, is het een aangelegenheid voor het lokale gezag. De burgemeester maakt daarin haar eigen afwegingen. Voor Defensie is het daarbij in de huidige geopolitieke situatie van eminent belang dat de uitvoering van de grondwettelijke taken onverminderd doorgang kunnen vinden.
Wat is het protocol voor dit soort verstoringen op of nabij kazerneterreinen?
Het protocol is dat indien een verstoring zich voordoet op een defensieterrein direct de KMar wordt gewaarschuwd. Dit kan rechtstreeks of via de beveiligingsorganisatie van de betreffende locatie.
Indien de verstoring zich nabij een kazernelocatie op publiek terrein plaatsvindt, wordt direct contact opgenomen met de politie. In dit geval zijn zowel de KMar als de politie direct geïnformeerd.
Op welke wijze kunnen gemeenten ervoor zorgen dat demonstraties waarmee de toegang tot kazernes wordt geblokkeerd standaard verboden worden? Welke mogelijkheden hebben gemeenten tot het in hun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) opnemen van een bufferzone rondom kazernes? Welke kansen ziet u om gemeenten hierbij te helpen, bijvoorbeeld door middel van het opstellen van een aanpassing van de model-APV, in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)?
Het is niet mogelijk om demonstraties op openbaar terrein vooraf standaard te verbieden. Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt duidelijk dat van autoriteiten een zekere mate van tolerantie wordt gevraagd, ook wanneer een demonstratie hinder oplevert.2 Op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) kan de burgemeester steeds in elk individueel geval aan de hand van lokale omstandigheden beoordelen of een beperking of verbod nodig is vanwege één of meerdere van de in de Wom (artikel 2) genoemde belangen. Daarbij beschikt de burgemeester over een zekere beoordelingsruimte om te bepalen of een beperking (of verbod) van een betoging nodig is. Het voorgaande betekent ook dat de Wom (en lagere regelgeving zoals de APV) geen grondslag biedt voor een algeheel verbod vooraf op demonstraties bij bepaalde locaties. Dus ook niet bij defensielocaties. Een burgemeester zou het bestaan van een toegangsverbod conform het Wetboek van Strafrecht (artikel 461) door het markeren van een voorterrein als militair terrein (of het feit dat demonstranten dit overtreden) wel mee kunnen wegen in zijn beoordeling van de demonstratie en de risico’s die daarmee gepaard gaan.
Nederlandse leveranciers van gevechtshonden aan het Israelische leger |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat in Gaza een man met het syndroom van Down is doodgebeten door een gevechtshond van het Israëlische leger?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat in Gaza een oudere vrouw in haar slaap is aangevallen door een gevechtshond van het Israëlische leger?2
Ja.
Is het mogelijk dat deze en andere gevechtshonden van het Israëlische leger door een Nederlands bedrijf geleverd worden? Kunt u dit bevestigen of uitsluiten?
Bedrijven dienen een vergunning aan te vragen voor goederen/technologie die kwalificeren als dual-use volgens de EU Dual-Use Verordening of onder nationale controlemaatregelen vallen. Wanneer dit niet het geval is, zoals bij honden (zie ook het antwoord op vraag 7 en 8), heeft de overheid geen overzicht van de uitvoer van betreffende goederen.
Het kabinet doet daarnaast geen uitspraken over mogelijke leveranties van individuele bedrijven. Informatie over de exportaangiftes van individuele bedrijven is bedrijfsgevoelig en daarom vertrouwelijk.
Bent u bekend met de reportage van Left Laser bij het Nederlandse bedrijf Four Winds?3
Ja.
Deelt u de mening dat dit bedrijf transparant zou moeten zijn over het al dan niet exporteren van gevechtshonden naar Israël? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet juicht transparantie vanuit bedrijven toe, maar zolang een bedrijf zich houdt aan de toepasselijke wet- en regelgeving is de mate van transparantie een keuze van het bedrijf zelf.
Is het u bekend of het Nederlandse bedrijf Four Winds K9 nog steeds gevechtshonden exporteert naar Israël?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 heeft het kabinet geen overzicht van de uitvoer van honden. Ook doet het kabinet geen uitspraken over individuele bedrijven of vergunningaanvragen.
Aan welke regels moeten Nederlandse bedrijven voldoen bij de export van gevechtshonden zoals gebruikt bij de genoemde incidenten in Gaza? Zijn de wetten, verdragen en afspraken voor de export van strategische/militaire goederen van toepassing?
Voor de uitvoer van speciaal getrainde honden is geen vergunning nodig, omdat deze honden niet worden gekwalificeerd als strategische goederen. De kwalificatie van een goed als strategisch goed gebeurt op basis van consensus in de relevante internationale exportcontroleregimes of omdat deze onder nationale controle zijn gebracht. Voor speciaal getrainde honden geldt dat er internationaal geen consensus is om deze onder exportcontrole te brengen en dat deze ook niet nationaal zijn gecontroleerd.
Is een vergunning nodig voor de export van dit soort gevechtshonden? Zo ja, wat voor vergunning? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Welke verantwoordelijkheden hebben Nederlandse bedrijven die gevechtshonden exporteren voor het dierenwelzijn, ook na de export? Op welke manier wordt daar toezicht op gehouden?
De bedrijven die in Nederland honden trainen voor de export moeten zich houden aan de Wet dieren, en specifiek het Besluit houders van dieren waarin voorschriften staan over onder andere huisvesting en verzorging van de honden. Het toezicht hierop vindt plaats door handhavende partijen, zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de politie en de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn. Na export is de wet- en regelgeving van het land waar de honden naar geëxporteerd zijn van toepassing en is het aan het betreffende land om toezicht te houden op het welzijn van de dieren aldaar.
Het kabinet verwacht evenwel van Nederlandse bedrijven die internationaal zaken doen dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen toepassen. Volgens dit kader dienen bedrijven risico’s voor mens en milieu in hun waardeketens te identificeren, ook bij export, en waar nodig aan te pakken. Dierenwelzijn is hier onderdeel van.
Kunt u een overzicht geven van de export van dergelijke honden die door politie en militaire diensten kunnen worden ingezet, van de afgelopen tien jaar, naar Israël en andere landen?
Zie het antwoord op de vragen 3, 5 en 6.
Hoe voorkomt u dat Nederlandse export, van bijvoorbeeld honden voor het Israëlische leger, bijdraagt aan het in stand houden van de bezetting en schendingen van het oorlogsrecht en voldoet aan de recente uitspraak van het Internationaal Gerechtshof?
Nederland staat onverkort voor naleving van het internationaal recht en het kabinet blijft zich hierover onverminderd uitspreken. Het kabinet roept Israël zowel bilateraal als in multilaterale fora op om zich te houden aan het internationaal recht, inclusief het recht dat geldt tijdens bezetting. Dat betekent dat de honden, net als ieder geweldsmiddel, uitsluitend mogen worden ingezet in overeenstemming met internationaal recht, in het bijzonder de regels van het bezettingsrecht en de rechten van de mens.
Daarnaast hebben betrokken bedrijven ook een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en zijn zij zelf verantwoordelijk voor de opvolging daarvan. Het kabinet verwacht dat zij in lijn met de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rightsrisico’s voor mens en milieu in hun waardeketens identificeren en waar nodig aanpakken. In het geval van gewapende conflicten wordt daarbij van bedrijven extra zorgvuldigheid verwacht.
Hoe bekijkt u de export van deze honden in zowel het licht van berichten over het doden en verminken van Palestijnse burgers als het oordeel van het Internationaal Gerechtshof dat staten de verplichting hebben om stappen te ondernemen om te voorkomen dat Nederlandse handels- en investeringsbetrekkingen bijdragen aan de instandhouding van de Israëlische bezetting, nederzettingen en annexatie van bezet Palestijns gebied?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de mening dat het verwerpelijk is om gevechtshonden af te sturen op onschuldige burgers?
Laat ik duidelijk stellen dat het kabinet burgerslachtoffers altijd betreurt. In zijn algemeenheid zijn geweldsmiddelen, zoals politiehonden, niet bestemd om te worden ingezet tegen burgers die geen bedreiging vormen.
Deelt u de mening dat er een verbod moet komen op de export van deze honden naar Israël? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit verbod zo snel mogelijk te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Een voorstel voor een verbod of een vergunningplicht op export van speciaal getrainde honden vereist internationale afspraken om effectief te zijn en een gelijk speelveld te garanderen. In 2016 heeft het toenmalige kabinet de mogelijkheden hiervoor onderzocht. Voor de uitkomst van dit onderzoek verwijs ik u naar de kamerbrief «Exportcontrole op honden» van 9 februari 2016.4 In deze brief werd geconcludeerd op basis van juridisch advies van de Europese Commissie dat de dual-use verordening geen rechtsbasis biedt voor export beperkende maatregelen ten aanzien van diensthonden. Deze conclusie is niet veranderd sindsdien.
Het bericht 'Zwaarbeveiligd Defensie-netwerk wist even niet meer hoe laat het was' |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel, getiteld «Zwaarbeveiligd Defensie-netwerk wist even niet meer hoe laat het was»?1
Ja.
In uw brief aan de Kamer van 28 augustus 2024 heeft u toegezegd dat Defensie, gezamenlijk met andere betrokkenen, de storing en de weerbaarheid van de desbetreffende IT-systemen zal evalueren; kunt u inmiddels aangeven wat precies de oorzaak is geweest van de fout in de softwarecode die u in uw brief aan de kamer van 28 augustus 2024 aanmerkt als de oorzaak van de storing van het NAFIN-Netwerk? Of zijn er inmiddels andere oorzaken gevonden?
In zijn brief van 28 augustus 2024 schreef de Minister van Defensie dat door een fout in de softwarecode een probleem was ontstaan in de tijdsynchronisatie op het NAFIN-netwerk en dat hierdoor het niet mogelijk was om verbinding te maken met dit netwerk. De foute softwarecode zat in een redundant uitgevoerde netwerkcomponent die Defensie als standaardproduct van een leverancier inzet. Defensie heeft geen zicht op hoe deze softwarefout in dit standaardproduct bij de leverancier is ontstaan. De leverancier heeft een nieuwe versie van de software geleverd waarin dit probleem is opgelost. Defensie evalueert nog hoe deze fout tot deze grote storing heeft kunnen leiden. Er is geen indicator gevonden die duidt op betrokkenheid van een kwaadwillende partij. Dit betreft een voorlopige conclusie.
In uw brief aan de Kamer heeft u tevens aangegeven dat er vooralsnog geen indicatie is dat de storing door een kwaadwillende partij zou zijn veroorzaakt; is dat nog altijd het geval en op basis van welke informatie bent u tot deze conclusie gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de kwetsbaarheid van het NAFIN-netwerk voor sabotage, zoals het verstoren van de klok van het netwerk, time spoofing?
Het NAFIN-netwerk kent bescherming tegen time spoofingen een hoge mate van redundantie. Vanwege veiligheidsredenen verstrekt Defensie echter geen nadere inhoudelijke informatie over het al dan niet aanwezig zijn van kwetsbaarheden. Defensie zorgt voor voortdurende evaluatie van de staat van het netwerk en het doorvoeren van wijzigingen waar nodig. Voorts onderzoekt de Algemene Rekenkamer periodiek de mate van weerbaarheid van het NAFIN-netwerk tegen zowel fysieke en cyberaanvallen, hierbij worden tevens aanbevelingen meegegeven.
Verstoringen, zoals door fouten in de software, kunnen nooit volledig uitgesloten worden. Defensie onderhoudt het netwerk dagelijks en evalueert en verbetert gevonden kwetsbaarheden. Wat betreft noodvoorzieningen hebben Defensie en de andere gebruikers van het NAFIN-netwerk een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid en veiligheid van de NAFIN-gerelateerde systemen. We helpen elkaar in deze verantwoordelijkheid.
Hoe is de redundantie van het NAFIN-netwerk? Zijn er voor bijvoorbeeld de aangesloten civiele overheidsdiensten noodvoorzieningen beschikbaar en zo nee, wordt dit naar aanleiding van dit incident overwogen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten waarom het bijna 15 uur duurde voordat de oorzaak van de storing werd ontdekt en verholpen? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is, gegeven de grote gevolgen zoals bijvoorbeeld de impact op het civiele luchtvaartverkeer van vliegveld Eindhoven? In hoeverre hebben de vele aansluitingen op het netwerk van andere overheidsdiensten invloed gehad op dit proces?
Ik heb volledig begrip dat voor gedupeerden vijftien uur te lang heeft geduurd. De eerste meldingen over verstoringen werden gedaan in de late avond van 27 augustus 2024. In de ochtend van 28 augustus 2024 werd de omvang van de verstoring volledig zichtbaar. Omdat de richting van de problemen en de gevolgen niet op voorhand bepaald kon worden, is er stap voor stap naar de oorzaak gezocht, inclusief naar indicaties van activiteiten van kwaadwillenden. Echter, de falende netwerkcomponent belemmerde ook de analyse- en herstelwerkzaamheden. Bij deze storing had het aantal aansluitingen op het netwerk van andere overheidsdiensten geen invloed op de hersteltijd van het NAFIN-netwerk. Na het herstel van het NAFIN-netwerk moesten IT-systemen, die gebruik maken van het NAFIN-netwerk, opnieuw worden opgestart. Dit dient veilig te gebeuren, waarbij veiligheidseisen en protocollen gevolgd worden. Dit kost extra tijd. Defensie evalueert de directe oorzaak, de gevolgen en het hele proces om het netwerk weer te herstellen. Een onderdeel van de evaluatie zal gericht zijn om te onderzoeken of de oplossing van deze verstoring sneller had gekund.
Kunt u toelichten of en zo ja welke concrete maatregelen inmiddels zijn genomen om te voorkomen dat dergelijke storingen zich in de toekomst opnieuw voordoen?
Defensie heeft een tijdelijke wijziging doorgevoerd in de configuratie van netwerkcomponenten die betrokken zijn bij tijdsynchronisatie. Daardoor is de kans op herhaling van deze specifieke verstoring van de tijdsynchronisatie geminimaliseerd. Deze wijziging heeft echter weer andere nadelen waar ik vanwege veiligheidsredenen geen details over kan verstrekken. Onderdeel van de evaluatie is het heroverwegen wat het optimale ontwerp is van de configuratie van de netwerkcomponenten. Als uit het onderzoek blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn zal Defensie deze doorvoeren.
Kunt u toelichten of en zo ja welke concrete maatregelen inmiddels zijn genomen om te verzekeren dat bij een storing in het NAFIN-netwerk de storing sneller opgespoord en verholpen wordt?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of er scenario’s ontwikkeld zijn voor het opvangen van de effecten bij systeemuitval? Zo ja, hoe worden deze scenario’s getest en voorbereid om de impact van dergelijke storingen te minimaliseren?
Defensie heeft scenario’s en crisisstructuren indien systemen uitvallen. Defensie moet zich namelijk voorbereiden op een scenario waarbij IT-diensten niet beschikbaar zijn. Deze scenario’s worden meegenomen in de evaluatie die Defensie momenteel uitvoert.
Kunnen de toegezegde vervolgbrief met de nadere evaluatie alsook de antwoorden op de afzonderlijke vragen binnen 3 weken aan de Kamer worden toegestuurd?
Gelet op de diepte en breedte van de evaluatie verwacht ik de finale oplevering hiervan niet voor het einde van dit jaar. Voor de informatie van de Kamer en ter aanvulling wijs ik erop dat de Algemene Rekenkamer binnenkort een onderzoek zal publiceren over het NAFIN-netwerk. De beoogde oplevering van dit onderzoek is op 7 november aanstaande.
De uitspraak dat Oekraïne Nederlandse F-16's in mag zetten in Rusland. |
|
Sarah Dobbe , Bart van Kent |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
Klopt het dat u het standpunt heeft ingenomen dat Oekraïne Nederlandse F-16’s op Russisch grondgebied mag inzetten?
Ja, mits Oekraïne zich bij de inzet houdt aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht.
Wanneer heeft de ministerraad tot dit standpunt besloten en wanneer kan de Tweede Kamer een brief en toelichting van dit besluit verwachten?
De beraadslagingen van de Ministerraad zijn geheim. Per de openbare besluitenlijst van de Ministerraad van 22 december 2023 is besloten om personele- en financiële middelen toe te wijzen voor de gereedstelling en levering van Nederlandse F-16’s aan Oekraïne. Voorafgaand aan de besluitvorming is gesproken over inzetvoorwaarden. De inzetvoorwaarden voor de F-16’s volgen het staande beleid voor de levering en inzet van militair materieel aan Oekraïne. Oekraïne heeft het recht zichzelf te verdedigen tegen de Russische agressie. Het uitvoeren van militaire operaties door Oekraïne ter verdediging van het grondgebied is geografisch niet beperkt tot het eigen grondgebied en kan dus ook plaatsvinden tegen legitieme militaire doelwitten die zich op het grondgebied van de agressor – in dit geval Rusland – bevinden. Beide partijen moeten zich houden aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Bij elke levering wordt een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin dit wordt onderschreven, en waarin zij verder verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze enkel ten behoeve van zelfverdediging in te zetten.
Wat is uw analyse ten opzichte van de risico's op escalatie die met dit besluit gepaard gaan? Kunt u deze analyse en de onderliggende adviezen of informatie die u hierover heeft ontvangen met de Kamer delen?
Het is belangrijk te benadrukken dat Rusland de agressor is. Met de grootschalige illegale invasie en de voortdurende agressie tegen Oekraïne veroorzaakt en continueert Rusland terreur, instabiliteit en onveiligheid in Oekraïne, en indirect ook in de bredere Europese regio. Oekraïne is een soeverein land dat het recht heeft om zich tegen deze grootschalige Russische agressieoorlog te verdedigen, op basis van artikel 51 van het VN-Handvest. Nederland, de NAVO en EU zijn niet uit op een conflict met Rusland. Tot nu toe heeft de militaire steunverlening aan Oekraïne er niet toe geleid dat Nederland of andere NAVO-landen direct bij het conflict betrokken zijn geraakt. Om Oekraïne ook in deze fase van het conflict in staat te stellen invulling te geven aan het legitieme recht op zelfverdediging, heeft een groot aantal internationale partners de militaire steun aan Oekraïne geïntensiveerd. Dat heeft ook geleid tot het kabinetsbesluit tot levering van de F-16’s. Oekraïne beschikte al over jachtvliegtuigen en bijbehorende munitie waardoor het leveren van F-16’s geen escalerende stap is. Om verdere escalatie te voorkomen kan Rusland zich overigens ieder moment terugtrekken uit Oekraïne, waarmee de oorlog zal stoppen.
Het besluit omtrent de inzet van F-16’s boven Russisch grondgebied is getoetst aan het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport. Het risico tot mogelijke escalatie wordt standaard meegenomen in de overweging tot levering van geleverde militaire goederen aan Oekraïne, inclusief goederen die nog niet eerder aan Oekraïne zijn overhandigd. Sinds februari 2022 hebben Nederland en internationale partners in toenemende mate geavanceerde militaire goederen geleverd aan Oekraïne. Deze leveringen hebben tot op heden niet geleid tot substantieel escalerende maatregelen door Rusland. De afwegingen voorafgaand aan de levering van F-16’s zijn gebaseerd op interne en externe discussies, gesprekken met partners op verschillende niveaus, voorgaande ervaringen en andere analyses door derden. Gezien de vertrouwelijke aard van deze overwegingen en de afspraken met internationale partners omtrent informatieveiligheid kan het kabinet hierover niet communiceren.
Kunt u uitsluiten dat Nederland of andere NAVO-landen door deze stap direct bij het conflict betrokken raken? Kunt u uitgebreid reageren?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dit standpunt zich tot restricties die andere NAVO-landen, zoals de Verenigde Staten, wel opgelegd hebben aan de militaire steun en wapens die ze leveren?
Het kabinet gaat niet in op de beleidskeuzes van individuele landen. Verschillende Europese partners leggen geen restricties op aan inzet van gedoneerd materieel door Oekraïne, buiten de eerder genoemde juridische overwegingen. Nederland pleit in internationaal verband voor het opheffen van restricties omtrent het inzetten van aan Oekraïne gedoneerd militair materieel, omdat het van cruciaal belang is dat Oekraïne zich zo goed mogelijk kan verdedigen tegen de Russische agressie. Dit is ook van belang voor onze veiligheid aangezien het tegengaan van de illegale agressie ook bepalend is voor de toekomst van Nederland en Europa.
Welke andere middelen worden momenteel onderzocht om de druk op Rusland om tot vredesonderhandelingen te komen te vergroten?
Rusland kan deze oorlog op elk moment stoppen door zijn troepen terug te trekken. Daar wijst de Nederlandse regering Rusland rechtstreeks op, bijvoorbeeld in de Verenigde Naties en in de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Helaas wijst niets erop dat Rusland voornemens is deze oorlog te stoppen. Nederland blijft zich, samen met Oekraïne en partners, inzetten voor een rechtvaardige en duurzame vrede, waarbij de principes uit het VN-Handvest, zoals het geweldsverbod, territoriale integriteit en soevereiniteit, leidend zijn.
In vrijwel alle bilaterale besprekingen met andere landen stelt Nederland de noodzaak van een vredesproces aan de orde. Zo moedigt het kabinet derde landen die nauwere banden hebben met Rusland aan Rusland te stimuleren deel te nemen aan het vredesproces. Op deze manier wil Nederland bijdragen aan de totstandkoming van een steeds grotere groep landen die het eens is over de basisprincipes voor een vredesproces om op die manier uiteindelijk Rusland en Oekraïne te overtuigen met elkaar aan tafel te gaan.
Ten slotte dient de politieke, militaire, financiële en morele steun aan Oekraïne ertoe om te zorgen dat Rusland zich gedwongen voelt om vredesonderhandelingen te starten. Het vergroot bovendien de kans dat dergelijke vredesonderhandelingen resulteren in een resultaat dat ook voor Oekraïne rechtvaardig en duurzaam is.
Welke andere sancties, naast de bestaande sanctiepakketten, of welk nieuw sanctiepakket zou op korte termijn opgelegd kunnen worden aan Rusland om de druk op te voeren en hoe bent u bereid om zich daarvoor in te zetten?
Het kabinet pleit in Europees verband actief voor aanvullende en verbeterde sancties om de druk op Rusland te verhogen waarbij alle opties op tafel liggen. Het kabinet brengt dit thema actief ter sprake in iedere Raad Buitenlandse Zaken en in bilaterale gesprekken met Europese en G7-partners. Het is niet in het belang van dit proces en de effectiviteit van sancties om hier in verder detail inzicht in te verschaffen.
Kunt u een stand van zaken geven over de ontwikkelingen ten aanzien van de inzet van bevroren Russische tegoeden op Westerse bankrekeningen waartoe opgeroepen in de motie Dobbe c.s.? (Kamerstuk 36 410 V, nr. 65)
Conform moties Krul c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.1 zet Nederland zich in de EU in met de ambitie om aanvullende maatregelen op basis van (rente-inkomsten van) bevroren tegoeden van de Russische Centrale Bank te onderzoeken. Ten aanzien van het gebruik van de rente-inkomsten lopen op dit moment twee sporen. Ten eerste bereikte de EU op 21 mei jl. een akkoord over het heffen van een financiële bijdrage (van 99.7%) op de rente-inkomsten over de bevroren Russische Centrale Banktegoeden, die worden aangehouden door Europese centrale effectenbewaarinstellingen. Deze heffing komt ten goede aan Oekraïne. Volgens huidige inschatting zal dit circa 3 miljard euro per jaar beschikbaar maken voor steun aan Oekraïne, waarbij de precieze inkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de rentestanden. De eerste tranche van € 1,5 miljard rente-inkomsten is op 26 juli jl. vrijgemaakt voor Oekraïne. Ten tweede heeft de G7 op 13 juli jl. een politiek akkoord bereikt over het verstrekken van leningen ter waarde van circa 50 miljard dollar waarbij de toekomstige rente-inkomsten worden gebruikt om deze te faciliteren. Het doel is om deze lening uiterlijk eind dit jaar rond te hebben. Verdere uitwerking van dit akkoord vindt op dit moment plaats in EU-verband. De Nederlandse inzet is dat de toekomstige Europese lening door Oekraïne op korte termijn kan worden besteed daar waar de noden het hoogst zijn, dit kan militaire steun zijn, maar ook steun voor wederopbouw of compensatie van schade. Dit moet waar mogelijk in consultatie met Oekraïne worden vastgesteld en dient bovenop de steun te komen die reeds op EU-niveau door lidstaten is toegezegd. Het kabinet blijft tevens onderzoeken of aanvullende maatregelen op basis van de bevroren tegoeden kunnen worden genomen.
Kunt u een stand van zaken geven ten aanzien van het ontduiken van bestaande sancties om de druk tegen Rusland op te voeren, en wat dit betekent voor de effectiviteit van deze sancties?
Rusland is in staat gebleken om via omwegen aan gesanctioneerde goederen te komen en zodoende EU-sancties te omzeilen. Hoewel deze omwegen de aanvoer compliceren en de kosten van de goederen aanzienlijk verhogen, zijn het zorgelijke signalen, in het bijzonder waar het zogenaamde common high priority-goederen betreft. Door omzeiling actief aan te blijven pakken kunnen de EU en haar partners het voor Rusland zo kostbaar mogelijk blijven maken om zijn aanvalsoorlog voort te zetten. De aanpak van omzeiling blijft dan ook een prioriteit voor het kabinet.
Kunt u een stand van zaken geven over de effectiviteit van de aanpak om sanctie-ontduiking tegen te gaan?
Op basis van onderzoeken van de EU heeft de diplomatieke outreach van de EU-sanctiegezant, alsmede de internationale en nationale maatregelen die zijn genomen om omzeiling tegen te gaan, wisselend succes. Een aantal landen waar voorheen veel omzeiling plaatsvond heeft nu maatregelen genomen waardoor dit afneemt. De kosten voor Russische afnemers blijven onverminderd hoog. Ook het listen van schepen, betrokken bij omzeiling, heeft impact, getuige ook het recente stilleggen van twee schepen die kort daarvoor op sanctielijsten geplaatst waren. Tegelijkertijd vindt omzeiling via nieuwe routes en wisselende methoden plaats. Realisme en een lange adem zijn daarom noodzakelijk; een robuuste en adaptieve aanpak van omzeiling zal nodig blijven zolang de sancties van kracht zijn.
Welke inspanningen worden momenteel geleverd om een vervolg op de vredesconferentie van afgelopen juni in Zwitserland te organiseren waarbij Russische vertegenwoordigers wel aanwezig zijn? Zijn hierover contacten tussen Westerse en Russische diplomaten?
Sinds de vredestop in Zwitserland (15-16 juni jl.) spreekt Oekraïne met andere landen over de organisatie van een tweede vredestop dit najaar. Nederland steunt deze ambitie en benadrukt in bilaterale gesprekken met andere landen de noodzaak om blijvende steun voor dit vredesproces om een rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne te kunnen bewerkstelligen. Het kabinet moedigt landen, onder andere in bilaterale contacten, aan om een volgende vredesbijeenkomst te organiseren dan wel om deel te nemen aan deze vredesbesprekingen. Het kabinet onderstreept dat de principes van het VN-Handvest, zoals territoriale integriteit en soevereiniteit op basis van de internationaal erkende grenzen, de basisvoorwaarden voor zo’n proces moeten zijn, en dat Oekraïne het volste recht heeft zichzelf te blijven verdedigen. Het is aan Oekraïne om te bepalen wanneer en onder welke voorwaarden vredesbesprekingen plaatsvinden.
Rusland continueert zijn agressie tegen Oekraïne en maakt geen aanstalten zijn troepen uit Oekraïne terug te trekken. Rusland toont geen enkele serieuze intentie om een vredesproces te starten. Het kabinet kan geen uitspraken doen over wat andere landen in hun diplomatieke contacten bespreken met de Russische overheid, maar onderschrijft het grote belang van Russische deelname in besprekingen over het bewerkstelligen van een rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne. Het kabinet moedigt derde landen die nauwere banden hebben met Rusland dan ook aan om Rusland te stimuleren een volgende keer wel aanwezig te zijn. In dit verband zij gemeld dat Oekraïne zelf ook meerdere malen publiekelijk heeft bevestigd dat het de wens heeft dat Rusland deelneemt.
Het bericht ‘Starmer begint zijn ‘reset’ met EU, Brexiteers vrezen dat hij het VK er weer ‘in rommelt’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eppo Bruins (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Britse premier Starmer en de Duitse Bondskanselier Scholz gaan onderhandelen over een bilateraal verdrag over thema’s als defensie, migratie, technologie, wetenschapen jongerenmobiliteit?1
Ja.
Deelt u de mening dat het positief is dat de Britse premier Starmer zich inzet voor nieuwe bilaterale partnerschappen en verdragen met Europese Unie (EU)-lidstaten als Frankrijk en Duitsland?
Het kabinet verwelkomt de hernieuwde betrokkenheid van het VK met de EU en haar lidstaten. Het VK is en blijft voor NL een belangrijke partner als buurland, NAVO-bondgenoot, G7-lid en permanent lid van de VN Veiligheidsraad. De illegale grootschalige Russische invasie van Oekraïne heeft het belang van nauwere samenwerking op het Europese continent verder onderstreept. Het kabinet kijkt daarom positief naar het versterken van zowel de bilaterale relatie als de betrekkingen tussen de EU en het VK, met inachtneming van de bestaande EU-VK verdragen en het behouden van de integriteit van de interne markt.
Zijn ook vanuit het Nederlandse kabinet inmiddels initiatieven genomen tot zo’n veel intensievere bilaterale afstemming met het Verenigd Koninkrijk op zulke belangrijke thema’s?
De bilaterale relatie tussen Nederland en het VK is sterk en is onderhevig aan een positief momentum sinds implementatie van het Windsor Raamwerk. Het kabinet zet onverminderd in op het bestendigen van de samenwerking met het VK en staat open voor het intensiveren van de relatie. Momenteel is er een NL-VK-verklaring – in 2022 ondertekend – die toeziet op samenwerking op het gebied van veiligheid, energie en klimaat, migratie, duurzame ontwikkeling en humanitaire hulp en multilaterale samenwerking.
Ook zet Nederland zich in voor bilaterale samenwerking op het terrein van wetenschap en onderwijs. Tussen Nederlandse en Britse kennisinstellingen bestaan van oudsher stevige banden en een intensieve uitwisseling. Een groot deel van de wetenschappelijke samenwerking vindt plaats binnen het Europese kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, Horizon Europe, waaraan het VK sinds 2024 weer geassocieerd is.
Het Verenigd Koninkrijk en Nederland komen verder regelmatig bijeen in de zogenaamde «Calaisgroep» (naast het VK en Nederland nemen ook Frankrijk, België, Duitsland en de Europese Commissie aan deze groep deel) om gezamenlijke uitdagingen bij de aanpak van irreguliere migratie en mensensmokkel te bespreken. Ook zet het kabinet zich in voor bilaterale uitwisseling over de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Nederland en het VK hebben daarnaast een lange geschiedenis wanneer het gaat om defensiesamenwerking. In februari 2024, en marge van de NAVO DMM (defence Ministers meeting), ondertekende de Minister van Defensie het hernieuwde Joint Vision Statement met haar Britse counterpart. In de overeenkomst staan concrete ambities en doelen om deze samenwerking in de komende jaren verder te versterken op strategisch, operationeel en tactisch niveau en daarmee bij te dragen aan de trans-Atlantische en Europese veiligheid.
Jaarlijks houden Nederland en het VK een Strategische Dialoog gericht op het verbreden en verdiepen van samenwerking op de beleidsterreinen uit de gezamenlijke verklaring. Ook is er een bilaterale conferentie – de North Sea Neighbours conferentie – gericht op samenwerking in het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, academici, denktanks en andere stakeholders in de NL-VK relatie. Beide zullen naar verwachting dit najaar weer plaatsvinden in Londen.
Deelt u de mening dat het verslag van Minister Veldkamp over de Europese Politieke Gemeenschap van 18 juli jongstleden belangrijke aanknopingspunten bevat voor een dergelijke intensivering van de bilaterale relaties met het Verenigd Koninkrijk, ook in het kader van de Europese Politieke Gemeenschap?
Tijdens de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) op 18 juli jl. benadrukte de toen recent aangetreden premier Starmer open te staan voor versterkte samenwerking met Europese landen. Zoals hierboven aangegeven verwelkomt het kabinet de hernieuwde betrokkenheid van het VK.
De EPG biedt een informeel forum voor politiek dialoog tussen Europese landen over onderwerpen die het continent aangaan. Tijdens de laatste EPG-bijeenkomst is gesproken over veiligheid, migratie en energie.2 De meerwaarde van de EPG is dat hier van gedachten kan worden gewisseld met een brede groep landen uit zowel de EU alsook Europese nabuurschapslanden, in aanvulling op bestaande multilaterale fora en bilaterale relaties.
Zou, gelet op de thema’s die de Britse premier Starmer in zijn bilateraal overleg met bondskanselier Scholz en president Macron heeft besproken, het voor de hand liggen dat ook in de bilaterale relaties met ons land zulke thema’s aan de orde komen? Wilt u hiertoe het initiatief nemen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag informeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wilt u voor zo’n initiatief premier Starmer uitnodigen voor een bezoek aan ons land in vervolg op zijn gesprekken in Berlijn en Parijs?
Er hebben al verschillende gesprekken plaats gevonden tussen de leden van het kabinet en hun Britse evenknieën; de Minister-President sprak bijvoorbeeld met premier Starmer en marge van de NAVO-top in Washington. Het kabinet kijkt positief naar het versterken van de bilaterale samenwerking.
Het opblazen van de Nord Stream |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat volgens een artikel in de Wall Street Journal van 14 augustus 2024 Oekraïne betrokken zou zijn geweest bij het opblazen van de Nord Stream-pijpleiding?1
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht af.
Klopt het dat Nord Stream (deels) in handen was van de Nederlandse Gasunie en dat met het opblazen van Nord Stream dus ook Nederlandse (energie)infrastructuur is aangevallen?
Nord Stream 1 bevindt zich niet op Nederlands grondgebied en maakt geen onderdeel uit van onze nationale infrastructuur. Er is dus geen Nederlandse (energie)infrastructuur aangevallen. Het feit dat Gasunie als aandeelhouder een beperkt belang heeft in Nord Stream 1, waarvan de waarde overigens volledig is afgeschreven, maakt dit niet anders.
Wordt het opblazen van de Nord Stream door het kabinet beschouwd als een «daad van agressie» richting Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht af.
Waarom hijst u op 24 augustus 2024 – tien dagen nadat het hierboven genoemde artikel in de Wall Street Journal is verschenen – de Oekraïense vlag, de vlag van een land dat dus volgens de Wall Street Journal betrokken is bij een vijandige militaire aanval op vitale Nederlandse (energie)infrastructuur, boven het Ministerie van Defensie?2
Op 24 augustus vierde Oekraïne zijn Onafhankelijkheidsdag. De onafhankelijkheid van Oekraïne is helaas niet vanzelfsprekend. Sinds de illegale annexatie van de Krim in 2014 en de grootschalige invasie van februari 2022 verdedigt Oekraïne zich tegen de Russische agressie. Daarmee vecht Oekraïne niet alleen voor de eigen vrijheid en veiligheid, maar ook voor die van heel Europa, en daarmee Nederland. Uit solidariteit met Oekraïne en om te benadrukken dat Nederland de steun aan Oekraïne onverminderd voortzet, is de Oekraïense vlag gehesen.
Kunt u deze keer de bovenstaande vragen wél afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom weigert u, indien dit uitdrukkelijk verzocht wordt, vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het reizen van Nederlandse militairen met civiele vluchten naar conflictgebieden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat op 2 augustus 2024 Nederlandse militairen naar Irak zijn gevlogen met Turkish Airlines vlucht 1954?
Ja.
Is het gebruikelijk om Nederlandse militairen naar conflictgebieden te sturen met civiele vluchten?
Deze aanpak is inderdaad gebruikelijk. Militaire (strategische) verplaatsingen kunnen zowel uitgevoerd worden door middel van civiele als militaire luchttransporten. Dit kan gelden voor groepsgewijze in- en uitrotatievluchten, maar zeker ook voor individuele vluchten, denk aan (buitengewoon) verlof of repatriëring.
Waarom was hiervoor geen militaire vlucht beschikbaar? Nederland heeft immers toch recht op vlieguren in militaire toestellen via het Multi Role Tanker Transport Capability (MRTT) programma?
Voor de verplaatsing van militairen wordt, mits de veiligheid dit toestaat, vaker gekozen voor civiele vluchten. Indien de situatie dit vereist, wordt er gekozen voor militaire vluchten, maar dit was op 2 augustus niet het geval. Overigens namen MRTT-toestellen, een schaarse en kostbare tankercapaciteit, op dat moment deel aan een grote oefening elders.
Nord Stream |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u september 2022 (in zijn hoedanigheid als lid van de Tweede Kamer) bij BNR het volgende heeft beweerd naar aanleiding van de aanslag op Nord Stream: «Maar ik denk dat nu de reactie vooral is dat we ons niet moeten laten intimideren door deze actie van Rusland, en duidelijk maken dat dit voor Europa niet acceptabel is.»?
Ja.
Bent u (nog steeds) van mening dat Rusland Nord Stream heeft opgeblazen? Zo ja, waarom?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Bent u (nog steeds) van mening dat het opblazen van Nord Stream voor Europa niet acceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Bent u het eens of oneens met deze tweet, verstuurd door mevrouw Von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, op 27 september 2022: «Andy deliberate disruption of active European energy infrastructure is unacceptable & will lead to the strongest possible response.»?
Het kabinet neemt beschadiging van energie-infrastructuur zeer serieus en acht het onderzoek naar de toedracht van de explosies bij de Nord Stream-pijpleidingen dan ook van groot belang. Het kabinet wacht de uitkomst van het Duitse onderzoek af en loopt hier niet op vooruit.
Wordt het opblazen van, voor Nederland, vitale infrastructuur door een statelijke actor, door de Nederlandse regering beschouwd als een «daad van agressie» richting Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt de aanslag (door een statelijke actor) op Nord Stream door de Nederlandse regering beschouwd als «een daad van agressie»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ligt het, wat u betreft, voor de hand (militaire) steun te verlenen aan landen die betrokken zijn bij aanslagen op voor Nederland vitale infrastructuur?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af. Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen om zich te kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Samen met internationale partners moet Rusland een halt worden toegeroepen. Een Oekraïens verlies zou verregaande gevolgen hebben voor Nederland, Europa en de mondiale veiligheid.
Wanneer wist de MIVD (en dus het kabinet) over de betrokkenheid van Oekraïne bij de aanslag op Nord Stream?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Of ontkent het kabinet (nog steeds) dat Oekraïne betrokken is bij deze aanslag?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Waarom is informatie over de betrokkenheid van Oekraïne bij de aanslag op Nord Stream niet met de Tweede Kamer gedeeld?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Wat betekent de betrokkenheid van Oekraïne bij de aanslag op Nord Stream voor de (militaire) steun die Oekraïne van Nederland ontvangt?
Het kabinet speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek en wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen om zich te kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Samen met internationale partners moet Rusland een halt worden toegeroepen. Een Oekraïens verlies zou verregaande gevolgen hebben voor Nederland, Europa en de mondiale veiligheid.
Heeft Oekraïne de (militaire) capaciteit om een aanslag te plegen op Nord Stream zonder steun van andere landen?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij Nord Stream en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Was premier Rutte (of een ander lid van het kabinet of de Nederlandse inlichtingendiensten) op voorhand op de hoogte van de aanslag op Nord Stream?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat bewindspersonen via de daartoe geëigende kanalen worden geïnformeerd.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Om herhaling te voorkomen zijn antwoorden waar nodig samengevoegd.
Het nieuws dat president Zelensky wist van de sabotage van de Nord Stream-pijpleidingen en deze aanvankelijk goedkeurde. |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV), Joeri Pool (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «WSJ: Zelensky wist van sabotage Nord Stream en keurde die goed»1 en «A Drunken Evening, a Rented Yacht: The Real Story of the Nord Stream Pipeline Sabotage»?2
Ja.
Kunt u aangeven of de informatie dat president Zelensky van tevoren wist van de aanslag op de Nord Stream-pijpleidingen en deze goedkeurde klopt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Kunt u, indien het klopt dat president Zelensky van tevoren wist van de aanslag, aangeven wat de gevolgen hiervan zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het nieuws dat een internationaal aanhoudingsbevel uitgevaardigd is tegen een Oekraïner die bij de aanslagen op Nord Stream betrokken zou zijn. |
|
Joeri Pool (PVV), Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Ben u bekend met het bericht «Internationaal aanhoudingsbevel tegen Oekraïner om Nord Stream-sabotage»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dit bericht waaruit blijkt dat er een internationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd door een Duitse rechter tegen een Oekraïner die betrokken zou zijn bij de aanslag op Nord Stream en twee andere Oekraïners die ook als verdachte zijn aangemerkt? Wilt u een uitgebreide reactie geven op deze ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen, speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek en wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Deelt u de mening dat de aanslag op de ook voor ons relevante energie-infrastructuur een zeer ernstig misdrijf is, ook tegen essentiële belangen van de Nederlandse Staat met grote gevolgen ook voor de Nederlandse samenleving, en dat alles in het werk moet worden gesteld om de verantwoordelijkheid daarvoor te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
De weerbaarheid van kritieke infrastructuur, waaronder onderzeese infrastructuur, staat hoog op de agenda van het kabinet. Er wordt door de Duitse autoriteiten onderzoek gedaan naar de toedracht van de explosies bij de Nordstream-pijpleidingen.
Denkt u dat Oekraïne achter deze aanslag zit? Heeft u of hebben de Nederlandse inlichtingendiensten eerder signalen ontvangen over mogelijke betrokkenheid van Oekraïne? Zo ja, wanneer heeft u die informatie precies ontvangen, waar bestond die uit en wat heeft u daar precies mee gedaan en wanneer?
Het kabinet speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek. Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze inlichtingendiensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat, als Oekraïne inderdaad achter deze aanslag zou blijken te zitten, dit niet zonder gevolgen kan blijven als het gaat om de relatie van Nederland met Oekraïne? Bent u bereid die relatie dan te heroverwegen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek en wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen om zich te kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Samen met internationale partners moet Rusland een halt worden toegeroepen. Een Oekraïens verlies zou verregaande gevolgen hebben voor Nederland, Europa en de mondiale veiligheid.
Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord, tegelijkertijd met de andere Kamervragen die over Nord Stream zijn gesteld.
Nord Stream 2 |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Isa Kahraman (NSC) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Internationaal aanhoudingsbevel tegen Oekraïner om Nord Stream-sabotage»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van dit artikel, volgt de ontwikkelingen nauwlettend en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen af.
Welk overleg heeft er tussen Nederland en Oekraïne plaatsgevonden over Nord Stream tussen 1/1/2020 en 31/12/2021? Kunt u zo precies mogelijk zijn?
Zo ver bekend heeft er tussen 1/1/2020 en 31/12/2021 geen overleg tussen de Nederlandse en Oekraïense overheden plaatsgevonden over Nord Stream.
Welk overleg heeft er tussen Nederland en Rusland plaatsgevonden over Nord Stream tussen 1/1/2020 en 31/12/2021? Kunt u zo precies mogelijk zijn?
Zo ver bekend heeft er in de genoemde tijdsperiode geen specifiek overleg over Nord Stream plaatsgevonden tussen Rusland en Nederland. Wel heeft op 5 februari 2020 in Moskou een bijeenkomst van de Energiewerkgroep Rusland – Nederland plaatsgevonden. Daar is gesproken over gas, maar Nord Stream is daarbij niet genoemd of aan de orde gesteld vanuit de overheid, wel door enkele private partijen die een deel van de bijeenkomst bijwoonden (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1661).2
Klopt het de VS Oekraïne waarschuwde Nord Stream niet te saboteren? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Het kabinet kan niet spreken voor de regering van de Verenigde Staten, daarnaast doet het kabinet over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten in het openbaar geen uitspraken. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Klopt het dat de MIVD alarm sloeg over het plannen over het opblazen van Nordstream?
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Hoeveel geld heeft Gasunie (100% staatsdeelneming) afgeschreven op de deelnemingen in de twee pijplijnen Nord stream 1 en 2 de afgelopen 3 jaar?
Gasunie heeft de waarde van het belang in Nord Stream 1 eind 2022 volledig afgeschreven (de waarde ultimo 2021 was € 508,1 miljoen). Het geïnvesteerde bedrag is in de eerste ruim tien jaar van operaties overigens reeds terugverdiend met de dividendontvangsten uit Nord Stream. Gasunie heeft geen belang in Nord Stream 2.
Kunt u alle memo’s en andere stukken die aan u drieën geschreven zijn over Nord stream sinds 2020 aan de Kamer doen toekomen?
Er wordt op dit moment een inventarisatie gemaakt van relevante documenten. De beoordeling van deze documenten wordt zo snel mogelijk afgerond. U wordt hier uiterlijk eind september 2024 separaat over geïnformeerd. Met betrekking tot gerubriceerde documenten geldt dat uw Kamer hierover via geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk' |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
van Marum , Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er in de provincie Groningen al sinds 2012 sprake is van aardbevingsproblematiek, die duizenden bewoners treft en die door inadequaat dan wel falend overheidsbeleid nog steeds voortduurt, zoals ook is vastgesteld en vorig jaar gerapporteerd door de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
Het kabinet is zich terdege bewust van de problematiek in het aardbevingsgebied en werkt daarom hard aan het herstel van Groningen. De noodzaak hiervan wordt onderstreept door het onderzoek van Gronings Perspectief, dat al enkele jaren aantoont dat bewoners en hun kinderen in het gaswinningsgebied tot de dag van vandaag last hebben van stress en gezondheidsklachten. De bevindingen uit dit onderzoek acht het kabinet zorgelijk. Ook zijn de conclusies uit het rapport Groningers boven gas van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen glashelder. Mensen in het gaswinningsgebied hebben onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling van schades en onzekerheid over hun veiligheid door falend overheidsbeleid. Dit heeft geleid tot een «Ereschuld» die het kabinet heeft om de gemaakte fouten door zestig jaar gaswinning richting de regio en haar bewoners recht te zetten. Het kabinet geeft daarom onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit kabinetsreactie Nij Begun, waarbij de generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van deze ereschuld wordt vastgelegd in de Groningenwet.
Het kabinet begrijpt dat bewoners in het aardbevingsgebied – net als andere mensen in dezelfde situatie – bezorgd zijn over het onderzoek naar een mogelijke locatie voor een munitiedepot in hun buurt. Gelet op de stapeling van problematiek is het meer dan duidelijk dat dit bij de bewoners in het aardbevingsgebied extra hard aankomt. Mensen in het gaswinningsgebied hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk en hun recht te halen. Het herstel van vertrouwen van bewoners in de overheid is nodig en er moet uitermate zorgvuldig om worden gegaan met deze specifieke situatie. Bij het kiezen van een voorkeurslocatie voor opslag van snel inzetbare munitie zal daarom nadrukkelijk rekening gehouden worden met het feit dat deze zoektocht zich afspeelt binnen de context van de aardbevingsproblematiek. Deze maatschappelijke context is onderdeel van de afweging. Daarbij ziet het kabinet de aangenomen motie als een politieke bevestiging van een gebrek dat we zien aan bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in het mijnbouwschadegebied voor de behoefte die Defensie heeft aan ruimte in Groningen.
De zoektocht van het kabinet naar uitbreidingsruimte voor Defensie moet transparant en zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit betekent dat vroegtijdig in het proces van zoeken naar geschikte locaties dit al aan de bewoners kenbaar gemaakt wordt en hen de gelegenheid geboden wordt om daarop te reageren. Dit is in lijn met PEGA-maatregel 42, om in gesprek te gaan met burgers. Juist hun ervaringsverhalen en signalen over knelpunten in beleid en uitvoering zijn essentieel voor het maken van de juiste afwegingen. De keerzijde van vroegtijdige transparantie is dat ook al vroegtijdig onzekerheid en onrust ontstaat over de uitkomst van het programma bij bewoners die mogelijk door deze plannen geraakt worden, bij mensen die daar werken en recreëren, en bij maatschappelijke organisaties.
Het Ministerie van Defensie is in gesprek met de bewoners, gemeente Midden-Groningen en de provincie Groningen over de zoektocht naar potentiële locaties voor een munitiedepot. Daarbij worden bewoners worden geïnformeerd over het proces hoe tot een definitieve keuze voor een locatie van een munitiedepot gekomen wordt, en welke informatie zij op welk moment mogen verwachten. Bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat dit tot grootschalige ernstige gezondheids- en sociale problemen leidde en nog onverminderd leidt bij de gedupeerden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is het u bekend dat sommige zoeklocaties voor munitiedepots in het Groningse aardbevingsgebied liggen, – en sommige ervan, zoals Luddeweer en Slochteren, zelfs in het centrum daarvan – waar hele gebieden en dorpen op de schop gaan of zijn gegaan, en waar praktisch alle betrokken bewoners met de genoemde problematiek kampen?
Ja, dit is mij bekend en de veiligheid, het beschermen van bezit, de gezondheid en het welzijn van Groningen zullen in belangrijke mate onderdeel zijn van de afwegingen door het kabinet naar de voorkeurslocatie
Kunt u duidelijk maken wat de veiligheidsrisico’s zijn die gepaard gaan met de aanleg van een munitieopslagplaats in Luddeweer of Slochteren, hoe deze worden beoordeeld en wat de gevolgen zijn voor bewoners van de zogenoemde C-C1-C2-D-zones?
De mogelijke alternatieve locaties voor de opslag van munitie (met snel inzetbare capaciteit) worden onderzocht in een planMER-onderzoek. De locaties worden daarbij met elkaar vergeleken op basis van onder meer de veiligheidscontouren. De uiteindelijke contouren kunnen anders en kleiner van vorm worden door optimalisatie. De gevolgen voor bewoners in de zogenoemde C-C1 C2 en D zones zijn vastgelegd en terug te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).2 Als een locatie in een aardbevingsgevoelig gebied (Luddeweer en Slochteren) ligt, dan wordt dit meegenomen in het planMER-onderzoek.
Heeft het kabinet zich georiënteerd op de bestaande sociale en menselijke situatie en verhoudingen in de Groningse zoekregio's?
De context van de aardbevingsproblematiek maakt geen deel uit van het planMER-onderzoek dat zich richt op de effecten op de leefomgeving. Maar bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat in de omgeving van sommige zoeklocaties tot medio juli van dit jaar vrijwel niemand op de hoogte was, laat staan op de hoogte is gesteld, van de zoektocht naar locaties voor munitiedepots in die regio's?
Bij de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in december 2023 is in alle huis-aan-huis bladen van de betrokken gemeenten de aankondiging gedaan van het onderzoek. Begin februari heeft de regio aangegeven dat ze de genoemde locaties niet geschikt vindt en mee wil zoeken naar een alternatieve locatie omdat ze de behoefte naar opslag nabij de Eemshaven begrijpt.
Kunt u zich voorstellen dat, doordat in de aanvankelijke schaarse berichtgeving hierover werd gesproken met de aanduiding «kleinere opslagplaatsen voor munitie» in de provincie Groningen, zelfs toen nog niet duidelijk werd dat het gaat om grote gebieden met een grote impact op veel bewoners?
Op 18 december 2023 is de NRD gepubliceerd voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. Daarin staat genoemd dat het fysieke gebied een omvang heeft van 0,22 vierkante kilometer, en worden de externe veiligheidszones daaromheen geduid. Daarmee is aangegeven wat de omvang is van deze ruimtelijke behoefte. In het NRD spreekt het Ministerie van Defensie niet over een kleinschalig munitiedepot, maar over een nieuwe opslaglocatie Snel Inzetbare Capaciteit (SIC). De invulling van deze behoefte kan bestaan uit een enkele centrale locatie, of uit meerdere kleine locaties. De provincie Groningen waarin de onderzochte locaties liggen, is geïnformeerd voorafgaand aan de publicatie van de NRD en heeft in haar zienswijze ook gereageerd op de twee locaties in de gemeente Midden-Groningen. Voorafgaand aan de publicatie van de nota van antwoord die is opgesteld in reactie op de ingediende zienswijzen, is de provincie opnieuw geïnformeerd. De gemeente is vervolgens rechtsreeks geïnformeerd over de twee te onderzoeken kavels inclusief de door de regio voorgestelde derde locatie.
Deelt u de mening dat inclusief de A t/m C-zones rond een munitiedepot op geen enkele wijze sprake is van «kleinschaligheid»?
Ja, de invulling van deze behoefte heeft impact op een groot gebied.
Is het u bekend dat er, door gemankeerde communicatie, in enkele Groningse regio's praktisch niemand op de hoogte was van een ver van deze regio verwijderd plaatsvindende informatiebijeenkomst op 1 juli jongstleden?
Ik deel uw mening niet dat er sprake is van gemankeerde communicatie. Wel heb ik in mijn reactienota aangegeven te onderkennen dat er door omwonenden rondom de onderzoekslocaties een grotere behoefte bestaat aan duidelijkheid en rechtsreeks contact. In het vervolgproces komt Defensie aan deze behoefte tegemoet door middel van huis-aan-huis bladen en bewonersbrieven voor de mensen op en rondom de onderzoekslocaties. De locatie van de informatiebijeenkomst is in samenspraak met de regio tot stand gekomen en lag in het midden van de gebieden die onderdeel van het onderzoek zijn.
Is het u bekend dat bekendheid in de betrokken regio van het zoeken naar locaties überhaupt pas is ontstaan door een terloopse passage in een bericht van de NOS van 15 juli 2024, dus twee weken ná die bijeenkomst?2
Nee, dit was ons niet bekend. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven deze locaties ongeschikt te vinden. Hier is in de regionale media (Dagblad van het Noorden en RTV Noord) aandacht aan besteed. Daarnaast zijn in de communicatie met de regio deze signalen niet afgegeven. Op de informatiebijeenkomst op 1 juli jl. is wel geconstateerd dat er nog veel vragen waren over de onderzoekslocaties in de gemeente Midden-Groningen. Op deze bijeenkomst werd het Ministerie van Defensie nogmaals gewezen op de effecten die het onderzoek heeft op de omwonenden die ook zijn getroffen door de aardbevingen. Hierdoor heeft Defensie besloten om, zoals verwoord in de reactienota op de informatie bijeenkomsten, een extra informatiebijeenkomst te organiseren voor de omwonenden van de onderzoekslocaties en inwoners van Midden-Groningen. Deze heeft plaatsgevonden op 19 september jl. in Zuidbroek.
Is het u bekend dat mede als gevolg daarvan (vrijwel) geen enkele feedback vanuit deze bewoners is geleverd, terwijl u met die non-existente feedback wel verder ging met de uitwerking van de plannen voor munitiedepots?
De onderzoeken die na het verschijnen van het NRD zijn uitgevoerd door het onderzoeksbureau gaan over de impact van de komst van een munitieopslag op een groot aantal aspecten in de fysieke leefomgeving zoals bodem, natuur en landbouw. Op de informatieavond van 1 juli jl. heeft Defensie geconstateerd dat er veel zorgen waren over de behoefte naar een munitieopslag voor de snel inzetbare capaciteit onder inwoners waardoor er een extra bijeenkomst is georganiseerd en gesproken is met de bestuurders in Groningen. Defensie is zich ervan bewust dat de maatschappelijke effecten en gevoelens die bewoners in en nabij het voormalig aardgaswinningsgebied tot op de dag van vandaag ervaren een effect hebben op deze zoektocht. Deze maatschappelijke effecten in de regio worden meegenomen in de afweging voordat het kabinet een keuze maakt voor de voorkeurslocaties. In deze fase van het proces in het NPRD, het planMER onderzoek, gaat het om een onderzoek tussen verschillende alternatieven. In de aanvullende sessies met de gemeenten en de provincie maar ook op de inwonersavond in Zuidbroek van 19 september jl. is expliciet het belang van het gebied en de impact die het onderzoek heeft op de inwoners naar voren gekomen en dit zal nadrukkelijk worden meegenomen in de afwegingen van het kabinet.
Kunt u alsnog uitleggen waarom u potentiële gedupeerden van uw mogelijke keuzes niet rechtsreeks heeft geïnformeerd, waar u bijvoorbeeld wel in staat was in de informatie van 1 juli jl. exacte aantallen van de betrokken huizen te noemen?
Het Ministerie van Defensie heeft alle informatie bijeenkomsten door heel Nederland via verschillende media aangekondigd. Er zijn geen persoonlijke uitnodigingen verstuurd. Op de informatiebijeenkomst in Meerhuizen op 1 juli jl. heeft het advies- en ingenieursbureau Antea een eerste inzicht gegeven in de onderzoeksresultaten op de externe veiligheid en de aantallen woningen voor de verschillende locaties. Voor de bijeenkomst van 19 september heeft Defensie de bewoners van de A/B zonering wel geattendeerd op de avond in Zuidbroek zodat zij rechtstreeks door Defensie zich konden laten voorlichten.
Realiseert u zich dat in het door u aangelegde, in het presentatie-document van 1 juli genoemde omvangrijke beoordelingskader, desondanks op geen enkele wijze de consequenties voor de eerdergenoemde reeds jaren onder het falend overheidsbeleid lijdende bewoners zijn terug te vinden?
Ja. Het toetsen van bestaand overheidsbeleid maakt geen deel uit van het beoordelingskader van het planMER in het NPRD, aangezien dit zich richt op de effecten van de voorgenomen uitbreiding van Defensie-activiteiten op de fysieke leefomgeving. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Realiseert u zich dat bij uw keuze van hun woongebied als locatie voor een munitiedepot, de aardbevingsgedupeerden die recent of over enige tijd eindelijk weer rustig dachten te kunnen gaan wonen, alsnog uit hun huis zullen worden gezet en opnieuw ontheemd zullen raken?
Ja. Aardbevingsgedupeerden hebben niet alleen recht op concrete resultaten op het gebied van veiligheid en herstel van schade, maar ook op brede bewustwording van het verdriet dat deze mensen is aangedaan. Daarom zijn het maatschappelijk draagvlak en de impact van de aardbevingen op de inwoners van het aardbevingsgebied nadrukkelijk een onderdeel van de afweging.
Is het kabinet in staat zich een beeld te vormen van wat deze stapeling van ellende psychosociaal doet met die bewoners, met nadruk ook met hun kinderen?
Heeft u kennisgenomen van de jaarlijkse rapportages van Gronings Perspectief (Rijksuniversiteit Groningen/GGD Groningen/Sociaal Planbureau Groningen) over de emotionele gesteldheid van de aardbevingsgedupeerden?3
Bent u bekend met het feit dat op basis van deze onderzoeken aanvankelijk werd geschat dat er door die gezondheidseffecten vijf doden per jaar vallen (vermeld in rapportage 2018), een getal dat later is bijgesteld naar zestien?
Realiseert u dat hier een stapeling plaatsvindt van voor de potentiële gedupeerden keiharde, schadelijke maatregelen en dat er alsdan sprake is van disproportionele en onmenselijke benadeling, belasting en bejegening van deze bewoners?
Realiseert u zich dat u met het onderhavige voornemen zowel fysiek als moreel en mentaal dreigt te vernietigen wat – na ruim een decennium van trage procedures, ontheemding en bouwkundige projecten – uw collega's van de Ministeries van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de gedaante van respectievelijk de Staatssecretaris Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen, eindelijk zijn begonnen weer op te bouwen?
Kent u, in verband met de Parlementaire Enquête, het begrip «Ereschuld»? Kunt u zich herinneren wat die Ereschuld aan de bewoners inhoudt, en hoe ziet u het tegen de achtergrond van die Ereschuld uw zoeken naar locaties voor munitiedepots en de consequenties daarvan voor de bewoners/gedupeerden aan wie die Ereschuld uitstaat?
Realiseert u zich dat er naast de menselijke ellende voor de desbetreffende grote aantallen bewoners, sprake zal zijn van omvangrijke kapitaalvernietiging als gevolg van slopen van zojuist herstelde, versterkte en zelfs nieuwgebouwde huizen?
Kunt u zich een voorstelling maken van wat alleen al de nu bestaande káns op een munitiedepot in hun directe omgeving en de daaruit voortvloeiende rampzalige perspectieven doet met deze bewoners?
Bent u bereid vanwege het voorgaande het aanwijzen van zoeklocaties in het aardbevingsgebied en de zoeklocaties die in het centrum daarvan liggen uit uw plannen te schrappen?
Behoeftes waarvoor nieuwe locaties worden onderzocht hebben grote effecten op de leefomgeving en dit kan tot onrust en onzekerheid leiden bij mensen die daar wonen, werken en recreëren, zeker bij inwoners in het aardbevingsgebied. Juist om die reden is een planMER, die de effecten op de leefomgeving in kaart brengt, onderdeel van het proces. Ik besef dat de keuze voor een proces waarbij in een vroeg stadium alle alternatieve locaties bekend worden gemaakt voor onzekerheid zorgt, maar ik meen dat we hiermee voor een transparant en navolgbaar proces zorgen. De locaties Slochteren en Luddeweer voldoen aan de feitelijke selectiecriteria voor een locatie voor opslag van munitie voor de snel inzetbare capaciteit van de krijgsmacht. In de bestuurlijke overleggen met de regio in oktober wil ik toetsen op basis van de eerste onderzoeksresultaten van Antea welke alternatieve locaties in de regio het meest kansrijk zijn voor de verschillende behoeften. In deze overleggen luister ik vanzelfsprekend ook naar de standpunten van de regio. Zowel de ideeën van de regio over alternatieve locaties als het maatschappelijk draagvlak neem ik mee in de vervolgstappen van het proces. De uitkomsten van het onderzoek zullen met uw Kamer en inwoners worden gedeeld. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven dat beide locaties niet geschikt zijn voor een munitieopslag vanwege de dichte nabijheid van de bebouwde kern en mogelijk toekomstige woningbouwlocaties en/of bedrijventerreinen. Daarnaast gaf men aan dat door het te verwachten hoge waterpeil op deze locaties deze ook niet geschikt zijn. De regio kwam zelf met het alternatief Tjuchem die we nu ook onderzoeken in het planMER. Na de bestuurlijke ronde van gesprekken in oktober communiceert Defensie zo snel als mogelijk over welke locaties als kansrijk verder worden onderzocht en welke locaties als niet-kansrijk kunnen worden beoordeeld.
Is dit kabinet zich er bewust van dat mensen die door opeenvolgende kabinetten jarenlang in een kapot en onveilig huis hebben gewoond en hebben moeten strijden voor schadeherstel en versterking van hun huis nu daaruit dreigen te worden gezet vanwege plannen om in de omgeving een munitiedepot te plaatsen? Is dit kabinet van mening dat dit op geen enkele manier helpt het vertrouwen van betrokkenen in de overheid te herstellen? Deelt u de mening dat dit ten enenmale onacceptabel is en dit voornemen direct van tafel moet?
Ja, het kabinet is zich bewust van de ereschuld die het heeft naar de Groningers in het aardbevingsgebied. Daarom is in het regeerprogramma ook opgenomen dat Groningen en het herstel van vertrouwen een belangrijke prioriteit is voor dit kabinet. Het kabinet zal al het mogelijke doen om het vertrouwen in de overheid weer te herstellen, ook binnen het proces van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. De zorgen en onrust in het mijnbouwschadegebied zijn volstrekt helder en ook zeer begrijpelijk. Zoals eerder aangegeven weegt dat ook nadrukkelijk mee bij de afweging die wordt gemaakt op basis van niet alleen planMER en het militair belang, maar juist ook maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak.
Het feit dat de MIVD de wettelijk verplichte notificatieplicht bij afluisteren, aftappen en andere bijzondere bevoegdheden niet nakomt |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Geert Wilders (PVV) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brief van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) van 23 juli jl. waarin de toezichthouder aangeeft dat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) al vier jaar lang de notificatieplicht niet nakomt en dus mensen niet meedeelt dat een bijzondere bevoegdheid zoals post ongemerkt onderscheppen, een telefoontap, een internettap, het heimelijk plaatsen van een microfoon of het inbreken in de woning, is ingezet, terwijl het wel de wettelijke plicht is om dat vijf jaar na dato te doen (tenzij een uitzonderingsbepaling van toepassing is)?1
Ja.
Herinnert u zich nog dat de CTIV in 2017 vernietigend oordeelde velde over de notificatieplicht in toezichtsrapport 51: «Bij de MIVD bestaat een volledig gebrek aan procedurele waarborgen in het notificatieporces. Het gaat met name om het ontbreken van centrale coördinatie en sturing, een dekkend overzicht van notificatieonderzoeken, dienstbreed beleid en/of werkinstructie, dossiervorming aan de voorkant van het proces in de vorm van een voorgenomen besluit en verslaglegging van het notificatieonderzoek. Hierin schuilen grote risico’s die kunnen resulteren in een onrechtmatige uitvoering van de notificatieverplichting»?2
Ja.
Kunt u per aanbeveling aan de MIVD in toezichtsrapport 51 aangeven of en hoe deze is opgevolgd?
De MIVD heeft de aanbevelingen uit het toezichtsrapport 51 destijds overgenomen en geïmplementeerd. Zo is er reeds in 2017 het beleidskader «notificeren bij de MIVD» opgesteld en is dit in 2018, na inwerkingtreding van de Wiv 2017, geactualiseerd. Ook wordt reeds bij de aanvraag van de inzet van notificeerbare bijzondere bevoegdheden bezien of er op voorhand al een afstelgrond van toepassing is. De achterstanden waarover in rapport 51 wordt gesproken zijn destijds binnen afzienbare tijd weggewerkt.
In november 2023 heeft een afdeling van de MIVD, naar aanleiding van een navraag van de CTIVD, een melding gedaan bij het Compliance & Risk Office (CRO) van de MIVD. Deze melding had betrekking op een achterstand bij het uitvoeren van notificatieonderzoeken die is ontstaan vanwege capaciteitsgebrek binnen deze afdeling van de MIVD.
Dit toonde aan dat het belang van notificeren alsmede het opvolgen van de aanbevelingen destijds nog onvoldoende structureel in de organisatie waren ingebed. Dit had beter moeten worden ingericht.
Na de compliance-melding in november 2023 is de MIVD begonnen met het in kaart brengen en herstellen van de notificatieachterstand. Uit het interne onderzoek is gebleken dat de achterstand ziet op de periode vanaf 2019 tot november 2023. Een dergelijke achterstand had niet mogen ontstaan. Inmiddels zijn er diverse maatregelen genomen om de notificatieachterstand te herstellen. Zo is er een plan van aanpak opgesteld om de achterstand met prioriteit aan te pakken en zijn er werknemers aangenomen die zich richten op het wegwerken van de achterstand. Het streven is dat de MIVD de achterstand voor 1 april 2025 volledig heeft hersteld.
De notificatieonderzoeken worden, door de genomen maatregelen, vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd. De Minister van Defensie informeert uw Kamer zodra de achterstanden zijn ingelopen.
Kunt u per jaar vanaf 2014 melden:
De MIVD en AIVD zijn op grond van artikel 59, eerste lid van de Wiv 2017 verplicht om vijf jaar na beëindiging van de inzet van bepaalde bijzondere bevoegdheden te onderzoeken of de persoon tegen wie deze bevoegdheden zijn ingezet hiervan op de hoogte kan worden gebracht of dat de in wet genoemde gronden dit in de weg staan. Indien dit op basis van het onderzoek kan, wordt betrokkene genotificeerd. Indien dit op basis van het onderzoek niet kan, wordt de CTIVD hiervan gemotiveerd op de hoogte gesteld.
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de modus operandi van de diensten. Het openbaar maken van dergelijke informatie gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid. Daarom doen wij geen uitspraken over de hoeveelheid, aard en ontwikkeling van bepaalde, jegens een persoon ingezette, bijzondere bevoegdheden, waarop artikel 59 Wiv 2017 van toepassing is.
Wel kunnen wij u aangeven hoe vaak er per jaar is genotificeerd. Daarbij moeten wij de kanttekening maken dat de opgelopen achterstand ten aanzien van het aantal te notificeren personen door de MIVD ziet op de periode vanaf 2019. Het daadwerkelijk aantal te notificeren personen zal waarschijnlijk dus hoger liggen dan de huidige cijfers. In het jaarverslag van de MIVD zullen de ingehaalde notificaties per jaar worden uitgesplitst.
De diensten zijn met betrekking tot een aantal in de wet genoemde bevoegdheden verplicht natuurlijke personen te notificeren ten aanzien van wie een bijzondere bevoegdheid is uitgeoefend. Daarbij is ook wettelijk vastgelegd dat in bepaalde gevallen de plicht om te notificeren wordt uitgesteld of vervalt. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
De cijfers van de notificaties zijn bij de MIVD lager dan die van de AIVD. Dit komt doordat de AIVD meer (binnenlandse) onderzoeken doet en de onderzoeken van de MIVD meer gericht zijn op het buitenland en/of fenomenen, en in mindere mate persoonsgericht van aard zijn. Zo ligt het voor de hand dat een buitenlandse inlichtingenofficier niet wordt genotificeerd, gelet op het feit dat dit de betrekkingen met dat land of die specifieke organisatie kan schaden. Bij een binnenlands extremisme- dan wel contraterreur-target zijn deze redenen minder vaak relevant. Voor beide diensten geldt dat slechts in een klein percentage van de gevallen er een notificatieverslag uitgebracht kan worden.
2014
2
29
2015
0
22
2016
0
38
2017
4
30
2018
4
29
2019
2
61
2020
0
41
2021
0
34
2022
0
17
2023
0
30
Kunt u de mail en briefwisselingen over notificatie tussen MIVD en CTIVD sinds toezichtsrapport 51 aan de Kamer doen toekomen?
In de bijlage treft u de correspondentie aan die de Minister van Defensie met de CTIVD heeft gevoerd. Tevens treft u de ongerubriceerde reactie van de directeur van de MIVD op de brief van de CTIVD aan.
Kunt u de standaardbrieven waarmee de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en MIVD notificeren aan de Kamer doen toekomen?
Deze treft u aan in de bijlage bij deze beantwoording.
Hoeveel politici, advocaten en journalisten zijn sinds 2014 onderwerp geweest van bijzondere bevoegdheden van de AIVD en de MIVD?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de modus operandi van de diensten. Het geven van inzicht daarin gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid. Daarom doen wij geen uitspraken over aantallen.
Kunt u aangeven hoe de notificatieplicht is opgevolgd bij elk van de inzetten van bijzondere beroepsgroepen tegen deze drie groepen?
Artikel 59 van de Wiv 2017 regelt de notificatieplicht. De notificatieplicht houdt in dat de AIVD en MIVD vijf jaar na de beëindiging van het toepassen van een bepaalde bijzondere bevoegdheid, moeten onderzoeken of degene tegen wie deze is ingezet hiervan in kennis kan worden gesteld. De AIVD en MIVD onderzoeken of het mogelijk is de betrokken persoon te informeren, of dat in de wet geregelde gronden hieraan in de weg staan. In bepaalde gevallen komt de plicht om te notificeren te vervallen, of is er reden voor uitstel. Dit vergt een individuele afweging bij elk te notificeren persoon. Dit wettelijk kader is evenzeer van toepassing op politici, advocaten, journalisten of andere categorieën van bijzondere beroepsgroepen.
Waarom is er geen mededeling gegaan dat de MIVD zich structureel niet aan de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) houdt, bijvoorbeeld in het jaarverslag of aan de Kamer?
Deze kwestie ziet op een achterstand in het uitvoeren van notificatieonderzoeken bij één afdeling van de MIVD die niet had mogen ontstaan. De notificatieonderzoeken worden, door de genomen maatregelen, vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd.
Met de CTIVD is overeengekomen dat bij het systeemtoezicht van de CTIVD door de MIVD een intern compliance-managementsysteem wordt ingericht, waar een intern inschalingsmodel voor compliance-incidenten deel van uitmaakt. De diensten en de CTIVD hebben hiervoor gezamenlijk een incidentenprotocol opgesteld waarin is opgenomen hoe moet worden omgegaan met compliance-incidenten.
Gelet op het functioneren van het interne compliancemanagementsysteem informeren wij uw Kamer doorgaans niet over compliance-incidenten. De CTIVD houdt toezicht op dit proces.
Op welke termijn zal de achterstand in notificatiebesluiten zijn ingelopen en zal het notificatieproces fatsoenlijk zijn ingericht, volgens de aanbevelingen van de CTIVD uit 2017 of zoals de AIVD het wel fatsoenlijk heeft ingericht volgens de toezichthouder?
De MIVD streeft ernaar de achterstand voor 1 april 2025 volledig te hebben hersteld. De Minister van Defensie informeert uw Kamer voor 1 april 2025 over de stand van zaken ten aanzien van het herstellen van de achterstanden. Daarbij zullen ook de aantallen ingehaalde notificaties sinds 2019 per jaar worden uitgesplitst.
Door de genomen maatregelen, worden de notificatieonderzoeken vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd.
Zijn er behalve artikel 59 van WIV, andere artikelen van deze of andere wet, waaraan de MIVD en/of de AIVD zich structureel of regelmatig niet houdt? Zo ja, welke?
De inzet van de diensten is er altijd op gericht om conform wet- en regelgeving en beleid te handelen.
Het personeel van de diensten wordt opgeleid om de Wiv en de Wvo in alle facetten te kennen en rechtmatig toe te passen en heeft integer en compliant handelen hoog in het vaandel staan.
Is het proces van notificatie op dit moment op orde bij de AIVD?
De CTIVD beschrijft in rapport 51 dat de AIVD de uitvoering van de notificatieverplichting op een gedegen wijze heeft ingericht en georganiseerd. Hoewel het proces op orde is, heeft de AIVD een achterstand die wordt veroorzaakt door het volume. Er zijn diverse maatregelen genomen om de achterstand weg te werken.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
We hebben de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.