Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Britse premier Starmer en de Duitse Bondskanselier Scholz gaan onderhandelen over een bilateraal verdrag over thema’s als defensie, migratie, technologie, wetenschapen jongerenmobiliteit?1
Ja.
Deelt u de mening dat het positief is dat de Britse premier Starmer zich inzet voor nieuwe bilaterale partnerschappen en verdragen met Europese Unie (EU)-lidstaten als Frankrijk en Duitsland?
Het kabinet verwelkomt de hernieuwde betrokkenheid van het VK met de EU en haar lidstaten. Het VK is en blijft voor NL een belangrijke partner als buurland, NAVO-bondgenoot, G7-lid en permanent lid van de VN Veiligheidsraad. De illegale grootschalige Russische invasie van Oekraïne heeft het belang van nauwere samenwerking op het Europese continent verder onderstreept. Het kabinet kijkt daarom positief naar het versterken van zowel de bilaterale relatie als de betrekkingen tussen de EU en het VK, met inachtneming van de bestaande EU-VK verdragen en het behouden van de integriteit van de interne markt.
Zijn ook vanuit het Nederlandse kabinet inmiddels initiatieven genomen tot zo’n veel intensievere bilaterale afstemming met het Verenigd Koninkrijk op zulke belangrijke thema’s?
De bilaterale relatie tussen Nederland en het VK is sterk en is onderhevig aan een positief momentum sinds implementatie van het Windsor Raamwerk. Het kabinet zet onverminderd in op het bestendigen van de samenwerking met het VK en staat open voor het intensiveren van de relatie. Momenteel is er een NL-VK-verklaring – in 2022 ondertekend – die toeziet op samenwerking op het gebied van veiligheid, energie en klimaat, migratie, duurzame ontwikkeling en humanitaire hulp en multilaterale samenwerking.
Ook zet Nederland zich in voor bilaterale samenwerking op het terrein van wetenschap en onderwijs. Tussen Nederlandse en Britse kennisinstellingen bestaan van oudsher stevige banden en een intensieve uitwisseling. Een groot deel van de wetenschappelijke samenwerking vindt plaats binnen het Europese kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, Horizon Europe, waaraan het VK sinds 2024 weer geassocieerd is.
Het Verenigd Koninkrijk en Nederland komen verder regelmatig bijeen in de zogenaamde «Calaisgroep» (naast het VK en Nederland nemen ook Frankrijk, België, Duitsland en de Europese Commissie aan deze groep deel) om gezamenlijke uitdagingen bij de aanpak van irreguliere migratie en mensensmokkel te bespreken. Ook zet het kabinet zich in voor bilaterale uitwisseling over de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Nederland en het VK hebben daarnaast een lange geschiedenis wanneer het gaat om defensiesamenwerking. In februari 2024, en marge van de NAVO DMM (defence Ministers meeting), ondertekende de Minister van Defensie het hernieuwde Joint Vision Statement met haar Britse counterpart. In de overeenkomst staan concrete ambities en doelen om deze samenwerking in de komende jaren verder te versterken op strategisch, operationeel en tactisch niveau en daarmee bij te dragen aan de trans-Atlantische en Europese veiligheid.
Jaarlijks houden Nederland en het VK een Strategische Dialoog gericht op het verbreden en verdiepen van samenwerking op de beleidsterreinen uit de gezamenlijke verklaring. Ook is er een bilaterale conferentie – de North Sea Neighbours conferentie – gericht op samenwerking in het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, academici, denktanks en andere stakeholders in de NL-VK relatie. Beide zullen naar verwachting dit najaar weer plaatsvinden in Londen.
Deelt u de mening dat het verslag van Minister Veldkamp over de Europese Politieke Gemeenschap van 18 juli jongstleden belangrijke aanknopingspunten bevat voor een dergelijke intensivering van de bilaterale relaties met het Verenigd Koninkrijk, ook in het kader van de Europese Politieke Gemeenschap?
Tijdens de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) op 18 juli jl. benadrukte de toen recent aangetreden premier Starmer open te staan voor versterkte samenwerking met Europese landen. Zoals hierboven aangegeven verwelkomt het kabinet de hernieuwde betrokkenheid van het VK.
De EPG biedt een informeel forum voor politiek dialoog tussen Europese landen over onderwerpen die het continent aangaan. Tijdens de laatste EPG-bijeenkomst is gesproken over veiligheid, migratie en energie.2 De meerwaarde van de EPG is dat hier van gedachten kan worden gewisseld met een brede groep landen uit zowel de EU alsook Europese nabuurschapslanden, in aanvulling op bestaande multilaterale fora en bilaterale relaties.
Zou, gelet op de thema’s die de Britse premier Starmer in zijn bilateraal overleg met bondskanselier Scholz en president Macron heeft besproken, het voor de hand liggen dat ook in de bilaterale relaties met ons land zulke thema’s aan de orde komen? Wilt u hiertoe het initiatief nemen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag informeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wilt u voor zo’n initiatief premier Starmer uitnodigen voor een bezoek aan ons land in vervolg op zijn gesprekken in Berlijn en Parijs?
Er hebben al verschillende gesprekken plaats gevonden tussen de leden van het kabinet en hun Britse evenknieën; de Minister-President sprak bijvoorbeeld met premier Starmer en marge van de NAVO-top in Washington. Het kabinet kijkt positief naar het versterken van de bilaterale samenwerking.
Het opblazen van de Nord Stream |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat volgens een artikel in de Wall Street Journal van 14 augustus 2024 Oekraïne betrokken zou zijn geweest bij het opblazen van de Nord Stream-pijpleiding?1
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht af.
Klopt het dat Nord Stream (deels) in handen was van de Nederlandse Gasunie en dat met het opblazen van Nord Stream dus ook Nederlandse (energie)infrastructuur is aangevallen?
Nord Stream 1 bevindt zich niet op Nederlands grondgebied en maakt geen onderdeel uit van onze nationale infrastructuur. Er is dus geen Nederlandse (energie)infrastructuur aangevallen. Het feit dat Gasunie als aandeelhouder een beperkt belang heeft in Nord Stream 1, waarvan de waarde overigens volledig is afgeschreven, maakt dit niet anders.
Wordt het opblazen van de Nord Stream door het kabinet beschouwd als een «daad van agressie» richting Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht af.
Waarom hijst u op 24 augustus 2024 – tien dagen nadat het hierboven genoemde artikel in de Wall Street Journal is verschenen – de Oekraïense vlag, de vlag van een land dat dus volgens de Wall Street Journal betrokken is bij een vijandige militaire aanval op vitale Nederlandse (energie)infrastructuur, boven het Ministerie van Defensie?2
Op 24 augustus vierde Oekraïne zijn Onafhankelijkheidsdag. De onafhankelijkheid van Oekraïne is helaas niet vanzelfsprekend. Sinds de illegale annexatie van de Krim in 2014 en de grootschalige invasie van februari 2022 verdedigt Oekraïne zich tegen de Russische agressie. Daarmee vecht Oekraïne niet alleen voor de eigen vrijheid en veiligheid, maar ook voor die van heel Europa, en daarmee Nederland. Uit solidariteit met Oekraïne en om te benadrukken dat Nederland de steun aan Oekraïne onverminderd voortzet, is de Oekraïense vlag gehesen.
Kunt u deze keer de bovenstaande vragen wél afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom weigert u, indien dit uitdrukkelijk verzocht wordt, vragen afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
Het reizen van Nederlandse militairen met civiele vluchten naar conflictgebieden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat op 2 augustus 2024 Nederlandse militairen naar Irak zijn gevlogen met Turkish Airlines vlucht 1954?
Ja.
Is het gebruikelijk om Nederlandse militairen naar conflictgebieden te sturen met civiele vluchten?
Deze aanpak is inderdaad gebruikelijk. Militaire (strategische) verplaatsingen kunnen zowel uitgevoerd worden door middel van civiele als militaire luchttransporten. Dit kan gelden voor groepsgewijze in- en uitrotatievluchten, maar zeker ook voor individuele vluchten, denk aan (buitengewoon) verlof of repatriëring.
Waarom was hiervoor geen militaire vlucht beschikbaar? Nederland heeft immers toch recht op vlieguren in militaire toestellen via het Multi Role Tanker Transport Capability (MRTT) programma?
Voor de verplaatsing van militairen wordt, mits de veiligheid dit toestaat, vaker gekozen voor civiele vluchten. Indien de situatie dit vereist, wordt er gekozen voor militaire vluchten, maar dit was op 2 augustus niet het geval. Overigens namen MRTT-toestellen, een schaarse en kostbare tankercapaciteit, op dat moment deel aan een grote oefening elders.
Nord Stream |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u september 2022 (in zijn hoedanigheid als lid van de Tweede Kamer) bij BNR het volgende heeft beweerd naar aanleiding van de aanslag op Nord Stream: «Maar ik denk dat nu de reactie vooral is dat we ons niet moeten laten intimideren door deze actie van Rusland, en duidelijk maken dat dit voor Europa niet acceptabel is.»?
Ja.
Bent u (nog steeds) van mening dat Rusland Nord Stream heeft opgeblazen? Zo ja, waarom?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Bent u (nog steeds) van mening dat het opblazen van Nord Stream voor Europa niet acceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Bent u het eens of oneens met deze tweet, verstuurd door mevrouw Von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, op 27 september 2022: «Andy deliberate disruption of active European energy infrastructure is unacceptable & will lead to the strongest possible response.»?
Het kabinet neemt beschadiging van energie-infrastructuur zeer serieus en acht het onderzoek naar de toedracht van de explosies bij de Nord Stream-pijpleidingen dan ook van groot belang. Het kabinet wacht de uitkomst van het Duitse onderzoek af en loopt hier niet op vooruit.
Wordt het opblazen van, voor Nederland, vitale infrastructuur door een statelijke actor, door de Nederlandse regering beschouwd als een «daad van agressie» richting Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt de aanslag (door een statelijke actor) op Nord Stream door de Nederlandse regering beschouwd als «een daad van agressie»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ligt het, wat u betreft, voor de hand (militaire) steun te verlenen aan landen die betrokken zijn bij aanslagen op voor Nederland vitale infrastructuur?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af. Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen om zich te kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Samen met internationale partners moet Rusland een halt worden toegeroepen. Een Oekraïens verlies zou verregaande gevolgen hebben voor Nederland, Europa en de mondiale veiligheid.
Wanneer wist de MIVD (en dus het kabinet) over de betrokkenheid van Oekraïne bij de aanslag op Nord Stream?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Of ontkent het kabinet (nog steeds) dat Oekraïne betrokken is bij deze aanslag?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Waarom is informatie over de betrokkenheid van Oekraïne bij de aanslag op Nord Stream niet met de Tweede Kamer gedeeld?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Wat betekent de betrokkenheid van Oekraïne bij de aanslag op Nord Stream voor de (militaire) steun die Oekraïne van Nederland ontvangt?
Het kabinet speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek en wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen om zich te kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Samen met internationale partners moet Rusland een halt worden toegeroepen. Een Oekraïens verlies zou verregaande gevolgen hebben voor Nederland, Europa en de mondiale veiligheid.
Heeft Oekraïne de (militaire) capaciteit om een aanslag te plegen op Nord Stream zonder steun van andere landen?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij Nord Stream en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Was premier Rutte (of een ander lid van het kabinet of de Nederlandse inlichtingendiensten) op voorhand op de hoogte van de aanslag op Nord Stream?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten. In het algemeen geldt dat bewindspersonen via de daartoe geëigende kanalen worden geïnformeerd.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Om herhaling te voorkomen zijn antwoorden waar nodig samengevoegd.
Bent u bekend met de berichten «WSJ: Zelensky wist van sabotage Nord Stream en keurde die goed»1 en «A Drunken Evening, a Rented Yacht: The Real Story of the Nord Stream Pipeline Sabotage»?2
Ja.
Kunt u aangeven of de informatie dat president Zelensky van tevoren wist van de aanslag op de Nord Stream-pijpleidingen en deze goedkeurde klopt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek af.
Kunt u, indien het klopt dat president Zelensky van tevoren wist van de aanslag, aangeven wat de gevolgen hiervan zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ben u bekend met het bericht «Internationaal aanhoudingsbevel tegen Oekraïner om Nord Stream-sabotage»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dit bericht waaruit blijkt dat er een internationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd door een Duitse rechter tegen een Oekraïner die betrokken zou zijn bij de aanslag op Nord Stream en twee andere Oekraïners die ook als verdachte zijn aangemerkt? Wilt u een uitgebreide reactie geven op deze ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen, speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek en wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Deelt u de mening dat de aanslag op de ook voor ons relevante energie-infrastructuur een zeer ernstig misdrijf is, ook tegen essentiële belangen van de Nederlandse Staat met grote gevolgen ook voor de Nederlandse samenleving, en dat alles in het werk moet worden gesteld om de verantwoordelijkheid daarvoor te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
De weerbaarheid van kritieke infrastructuur, waaronder onderzeese infrastructuur, staat hoog op de agenda van het kabinet. Er wordt door de Duitse autoriteiten onderzoek gedaan naar de toedracht van de explosies bij de Nordstream-pijpleidingen.
Denkt u dat Oekraïne achter deze aanslag zit? Heeft u of hebben de Nederlandse inlichtingendiensten eerder signalen ontvangen over mogelijke betrokkenheid van Oekraïne? Zo ja, wanneer heeft u die informatie precies ontvangen, waar bestond die uit en wat heeft u daar precies mee gedaan en wanneer?
Het kabinet speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek. Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze inlichtingendiensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat, als Oekraïne inderdaad achter deze aanslag zou blijken te zitten, dit niet zonder gevolgen kan blijven als het gaat om de relatie van Nederland met Oekraïne? Bent u bereid die relatie dan te heroverwegen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet speculeert niet over de uitkomsten van het Duitse onderzoek en wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen om zich te kunnen verdedigen tegen de Russische agressie. Samen met internationale partners moet Rusland een halt worden toegeroepen. Een Oekraïens verlies zou verregaande gevolgen hebben voor Nederland, Europa en de mondiale veiligheid.
Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord, tegelijkertijd met de andere Kamervragen die over Nord Stream zijn gesteld.
Nord Stream 2 |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Isa Kahraman (NSC) |
|
Schoof , Caspar Veldkamp (NSC), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Internationaal aanhoudingsbevel tegen Oekraïner om Nord Stream-sabotage»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van dit artikel, volgt de ontwikkelingen nauwlettend en wacht de resultaten van het Duitse onderzoek naar de toedracht van de explosies bij de Nord Stream pijpleidingen af.
Welk overleg heeft er tussen Nederland en Oekraïne plaatsgevonden over Nord Stream tussen 1/1/2020 en 31/12/2021? Kunt u zo precies mogelijk zijn?
Zo ver bekend heeft er tussen 1/1/2020 en 31/12/2021 geen overleg tussen de Nederlandse en Oekraïense overheden plaatsgevonden over Nord Stream.
Welk overleg heeft er tussen Nederland en Rusland plaatsgevonden over Nord Stream tussen 1/1/2020 en 31/12/2021? Kunt u zo precies mogelijk zijn?
Zo ver bekend heeft er in de genoemde tijdsperiode geen specifiek overleg over Nord Stream plaatsgevonden tussen Rusland en Nederland. Wel heeft op 5 februari 2020 in Moskou een bijeenkomst van de Energiewerkgroep Rusland – Nederland plaatsgevonden. Daar is gesproken over gas, maar Nord Stream is daarbij niet genoemd of aan de orde gesteld vanuit de overheid, wel door enkele private partijen die een deel van de bijeenkomst bijwoonden (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1661).2
Klopt het de VS Oekraïne waarschuwde Nord Stream niet te saboteren? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Het kabinet kan niet spreken voor de regering van de Verenigde Staten, daarnaast doet het kabinet over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten in het openbaar geen uitspraken. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Klopt het dat de MIVD alarm sloeg over het plannen over het opblazen van Nordstream?
Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van onze diensten doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken. In het algemeen geldt dat de Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Hoeveel geld heeft Gasunie (100% staatsdeelneming) afgeschreven op de deelnemingen in de twee pijplijnen Nord stream 1 en 2 de afgelopen 3 jaar?
Gasunie heeft de waarde van het belang in Nord Stream 1 eind 2022 volledig afgeschreven (de waarde ultimo 2021 was € 508,1 miljoen). Het geïnvesteerde bedrag is in de eerste ruim tien jaar van operaties overigens reeds terugverdiend met de dividendontvangsten uit Nord Stream. Gasunie heeft geen belang in Nord Stream 2.
Kunt u alle memo’s en andere stukken die aan u drieën geschreven zijn over Nord stream sinds 2020 aan de Kamer doen toekomen?
Er wordt op dit moment een inventarisatie gemaakt van relevante documenten. De beoordeling van deze documenten wordt zo snel mogelijk afgerond. U wordt hier uiterlijk eind september 2024 separaat over geïnformeerd. Met betrekking tot gerubriceerde documenten geldt dat uw Kamer hierover via geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk' |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum , Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Is het u bekend dat er in de provincie Groningen al sinds 2012 sprake is van aardbevingsproblematiek, die duizenden bewoners treft en die door inadequaat dan wel falend overheidsbeleid nog steeds voortduurt, zoals ook is vastgesteld en vorig jaar gerapporteerd door de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
Het kabinet is zich terdege bewust van de problematiek in het aardbevingsgebied en werkt daarom hard aan het herstel van Groningen. De noodzaak hiervan wordt onderstreept door het onderzoek van Gronings Perspectief, dat al enkele jaren aantoont dat bewoners en hun kinderen in het gaswinningsgebied tot de dag van vandaag last hebben van stress en gezondheidsklachten. De bevindingen uit dit onderzoek acht het kabinet zorgelijk. Ook zijn de conclusies uit het rapport Groningers boven gas van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen glashelder. Mensen in het gaswinningsgebied hebben onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling van schades en onzekerheid over hun veiligheid door falend overheidsbeleid. Dit heeft geleid tot een «Ereschuld» die het kabinet heeft om de gemaakte fouten door zestig jaar gaswinning richting de regio en haar bewoners recht te zetten. Het kabinet geeft daarom onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit kabinetsreactie Nij Begun, waarbij de generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van deze ereschuld wordt vastgelegd in de Groningenwet.
Het kabinet begrijpt dat bewoners in het aardbevingsgebied – net als andere mensen in dezelfde situatie – bezorgd zijn over het onderzoek naar een mogelijke locatie voor een munitiedepot in hun buurt. Gelet op de stapeling van problematiek is het meer dan duidelijk dat dit bij de bewoners in het aardbevingsgebied extra hard aankomt. Mensen in het gaswinningsgebied hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk en hun recht te halen. Het herstel van vertrouwen van bewoners in de overheid is nodig en er moet uitermate zorgvuldig om worden gegaan met deze specifieke situatie. Bij het kiezen van een voorkeurslocatie voor opslag van snel inzetbare munitie zal daarom nadrukkelijk rekening gehouden worden met het feit dat deze zoektocht zich afspeelt binnen de context van de aardbevingsproblematiek. Deze maatschappelijke context is onderdeel van de afweging. Daarbij ziet het kabinet de aangenomen motie als een politieke bevestiging van een gebrek dat we zien aan bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in het mijnbouwschadegebied voor de behoefte die Defensie heeft aan ruimte in Groningen.
De zoektocht van het kabinet naar uitbreidingsruimte voor Defensie moet transparant en zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit betekent dat vroegtijdig in het proces van zoeken naar geschikte locaties dit al aan de bewoners kenbaar gemaakt wordt en hen de gelegenheid geboden wordt om daarop te reageren. Dit is in lijn met PEGA-maatregel 42, om in gesprek te gaan met burgers. Juist hun ervaringsverhalen en signalen over knelpunten in beleid en uitvoering zijn essentieel voor het maken van de juiste afwegingen. De keerzijde van vroegtijdige transparantie is dat ook al vroegtijdig onzekerheid en onrust ontstaat over de uitkomst van het programma bij bewoners die mogelijk door deze plannen geraakt worden, bij mensen die daar werken en recreëren, en bij maatschappelijke organisaties.
Het Ministerie van Defensie is in gesprek met de bewoners, gemeente Midden-Groningen en de provincie Groningen over de zoektocht naar potentiële locaties voor een munitiedepot. Daarbij worden bewoners worden geïnformeerd over het proces hoe tot een definitieve keuze voor een locatie van een munitiedepot gekomen wordt, en welke informatie zij op welk moment mogen verwachten. Bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat dit tot grootschalige ernstige gezondheids- en sociale problemen leidde en nog onverminderd leidt bij de gedupeerden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is het u bekend dat sommige zoeklocaties voor munitiedepots in het Groningse aardbevingsgebied liggen, – en sommige ervan, zoals Luddeweer en Slochteren, zelfs in het centrum daarvan – waar hele gebieden en dorpen op de schop gaan of zijn gegaan, en waar praktisch alle betrokken bewoners met de genoemde problematiek kampen?
Ja, dit is mij bekend en de veiligheid, het beschermen van bezit, de gezondheid en het welzijn van Groningen zullen in belangrijke mate onderdeel zijn van de afwegingen door het kabinet naar de voorkeurslocatie
Kunt u duidelijk maken wat de veiligheidsrisico’s zijn die gepaard gaan met de aanleg van een munitieopslagplaats in Luddeweer of Slochteren, hoe deze worden beoordeeld en wat de gevolgen zijn voor bewoners van de zogenoemde C-C1-C2-D-zones?
De mogelijke alternatieve locaties voor de opslag van munitie (met snel inzetbare capaciteit) worden onderzocht in een planMER-onderzoek. De locaties worden daarbij met elkaar vergeleken op basis van onder meer de veiligheidscontouren. De uiteindelijke contouren kunnen anders en kleiner van vorm worden door optimalisatie. De gevolgen voor bewoners in de zogenoemde C-C1 C2 en D zones zijn vastgelegd en terug te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).2 Als een locatie in een aardbevingsgevoelig gebied (Luddeweer en Slochteren) ligt, dan wordt dit meegenomen in het planMER-onderzoek.
Heeft het kabinet zich georiënteerd op de bestaande sociale en menselijke situatie en verhoudingen in de Groningse zoekregio's?
De context van de aardbevingsproblematiek maakt geen deel uit van het planMER-onderzoek dat zich richt op de effecten op de leefomgeving. Maar bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat in de omgeving van sommige zoeklocaties tot medio juli van dit jaar vrijwel niemand op de hoogte was, laat staan op de hoogte is gesteld, van de zoektocht naar locaties voor munitiedepots in die regio's?
Bij de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in december 2023 is in alle huis-aan-huis bladen van de betrokken gemeenten de aankondiging gedaan van het onderzoek. Begin februari heeft de regio aangegeven dat ze de genoemde locaties niet geschikt vindt en mee wil zoeken naar een alternatieve locatie omdat ze de behoefte naar opslag nabij de Eemshaven begrijpt.
Kunt u zich voorstellen dat, doordat in de aanvankelijke schaarse berichtgeving hierover werd gesproken met de aanduiding «kleinere opslagplaatsen voor munitie» in de provincie Groningen, zelfs toen nog niet duidelijk werd dat het gaat om grote gebieden met een grote impact op veel bewoners?
Op 18 december 2023 is de NRD gepubliceerd voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. Daarin staat genoemd dat het fysieke gebied een omvang heeft van 0,22 vierkante kilometer, en worden de externe veiligheidszones daaromheen geduid. Daarmee is aangegeven wat de omvang is van deze ruimtelijke behoefte. In het NRD spreekt het Ministerie van Defensie niet over een kleinschalig munitiedepot, maar over een nieuwe opslaglocatie Snel Inzetbare Capaciteit (SIC). De invulling van deze behoefte kan bestaan uit een enkele centrale locatie, of uit meerdere kleine locaties. De provincie Groningen waarin de onderzochte locaties liggen, is geïnformeerd voorafgaand aan de publicatie van de NRD en heeft in haar zienswijze ook gereageerd op de twee locaties in de gemeente Midden-Groningen. Voorafgaand aan de publicatie van de nota van antwoord die is opgesteld in reactie op de ingediende zienswijzen, is de provincie opnieuw geïnformeerd. De gemeente is vervolgens rechtsreeks geïnformeerd over de twee te onderzoeken kavels inclusief de door de regio voorgestelde derde locatie.
Deelt u de mening dat inclusief de A t/m C-zones rond een munitiedepot op geen enkele wijze sprake is van «kleinschaligheid»?
Ja, de invulling van deze behoefte heeft impact op een groot gebied.
Is het u bekend dat er, door gemankeerde communicatie, in enkele Groningse regio's praktisch niemand op de hoogte was van een ver van deze regio verwijderd plaatsvindende informatiebijeenkomst op 1 juli jongstleden?
Ik deel uw mening niet dat er sprake is van gemankeerde communicatie. Wel heb ik in mijn reactienota aangegeven te onderkennen dat er door omwonenden rondom de onderzoekslocaties een grotere behoefte bestaat aan duidelijkheid en rechtsreeks contact. In het vervolgproces komt Defensie aan deze behoefte tegemoet door middel van huis-aan-huis bladen en bewonersbrieven voor de mensen op en rondom de onderzoekslocaties. De locatie van de informatiebijeenkomst is in samenspraak met de regio tot stand gekomen en lag in het midden van de gebieden die onderdeel van het onderzoek zijn.
Is het u bekend dat bekendheid in de betrokken regio van het zoeken naar locaties überhaupt pas is ontstaan door een terloopse passage in een bericht van de NOS van 15 juli 2024, dus twee weken ná die bijeenkomst?2
Nee, dit was ons niet bekend. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven deze locaties ongeschikt te vinden. Hier is in de regionale media (Dagblad van het Noorden en RTV Noord) aandacht aan besteed. Daarnaast zijn in de communicatie met de regio deze signalen niet afgegeven. Op de informatiebijeenkomst op 1 juli jl. is wel geconstateerd dat er nog veel vragen waren over de onderzoekslocaties in de gemeente Midden-Groningen. Op deze bijeenkomst werd het Ministerie van Defensie nogmaals gewezen op de effecten die het onderzoek heeft op de omwonenden die ook zijn getroffen door de aardbevingen. Hierdoor heeft Defensie besloten om, zoals verwoord in de reactienota op de informatie bijeenkomsten, een extra informatiebijeenkomst te organiseren voor de omwonenden van de onderzoekslocaties en inwoners van Midden-Groningen. Deze heeft plaatsgevonden op 19 september jl. in Zuidbroek.
Is het u bekend dat mede als gevolg daarvan (vrijwel) geen enkele feedback vanuit deze bewoners is geleverd, terwijl u met die non-existente feedback wel verder ging met de uitwerking van de plannen voor munitiedepots?
De onderzoeken die na het verschijnen van het NRD zijn uitgevoerd door het onderzoeksbureau gaan over de impact van de komst van een munitieopslag op een groot aantal aspecten in de fysieke leefomgeving zoals bodem, natuur en landbouw. Op de informatieavond van 1 juli jl. heeft Defensie geconstateerd dat er veel zorgen waren over de behoefte naar een munitieopslag voor de snel inzetbare capaciteit onder inwoners waardoor er een extra bijeenkomst is georganiseerd en gesproken is met de bestuurders in Groningen. Defensie is zich ervan bewust dat de maatschappelijke effecten en gevoelens die bewoners in en nabij het voormalig aardgaswinningsgebied tot op de dag van vandaag ervaren een effect hebben op deze zoektocht. Deze maatschappelijke effecten in de regio worden meegenomen in de afweging voordat het kabinet een keuze maakt voor de voorkeurslocaties. In deze fase van het proces in het NPRD, het planMER onderzoek, gaat het om een onderzoek tussen verschillende alternatieven. In de aanvullende sessies met de gemeenten en de provincie maar ook op de inwonersavond in Zuidbroek van 19 september jl. is expliciet het belang van het gebied en de impact die het onderzoek heeft op de inwoners naar voren gekomen en dit zal nadrukkelijk worden meegenomen in de afwegingen van het kabinet.
Kunt u alsnog uitleggen waarom u potentiële gedupeerden van uw mogelijke keuzes niet rechtsreeks heeft geïnformeerd, waar u bijvoorbeeld wel in staat was in de informatie van 1 juli jl. exacte aantallen van de betrokken huizen te noemen?
Het Ministerie van Defensie heeft alle informatie bijeenkomsten door heel Nederland via verschillende media aangekondigd. Er zijn geen persoonlijke uitnodigingen verstuurd. Op de informatiebijeenkomst in Meerhuizen op 1 juli jl. heeft het advies- en ingenieursbureau Antea een eerste inzicht gegeven in de onderzoeksresultaten op de externe veiligheid en de aantallen woningen voor de verschillende locaties. Voor de bijeenkomst van 19 september heeft Defensie de bewoners van de A/B zonering wel geattendeerd op de avond in Zuidbroek zodat zij rechtstreeks door Defensie zich konden laten voorlichten.
Realiseert u zich dat in het door u aangelegde, in het presentatie-document van 1 juli genoemde omvangrijke beoordelingskader, desondanks op geen enkele wijze de consequenties voor de eerdergenoemde reeds jaren onder het falend overheidsbeleid lijdende bewoners zijn terug te vinden?
Ja. Het toetsen van bestaand overheidsbeleid maakt geen deel uit van het beoordelingskader van het planMER in het NPRD, aangezien dit zich richt op de effecten van de voorgenomen uitbreiding van Defensie-activiteiten op de fysieke leefomgeving. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Realiseert u zich dat bij uw keuze van hun woongebied als locatie voor een munitiedepot, de aardbevingsgedupeerden die recent of over enige tijd eindelijk weer rustig dachten te kunnen gaan wonen, alsnog uit hun huis zullen worden gezet en opnieuw ontheemd zullen raken?
Ja. Aardbevingsgedupeerden hebben niet alleen recht op concrete resultaten op het gebied van veiligheid en herstel van schade, maar ook op brede bewustwording van het verdriet dat deze mensen is aangedaan. Daarom zijn het maatschappelijk draagvlak en de impact van de aardbevingen op de inwoners van het aardbevingsgebied nadrukkelijk een onderdeel van de afweging.
Is het kabinet in staat zich een beeld te vormen van wat deze stapeling van ellende psychosociaal doet met die bewoners, met nadruk ook met hun kinderen?
Heeft u kennisgenomen van de jaarlijkse rapportages van Gronings Perspectief (Rijksuniversiteit Groningen/GGD Groningen/Sociaal Planbureau Groningen) over de emotionele gesteldheid van de aardbevingsgedupeerden?3
Bent u bekend met het feit dat op basis van deze onderzoeken aanvankelijk werd geschat dat er door die gezondheidseffecten vijf doden per jaar vallen (vermeld in rapportage 2018), een getal dat later is bijgesteld naar zestien?
Realiseert u dat hier een stapeling plaatsvindt van voor de potentiële gedupeerden keiharde, schadelijke maatregelen en dat er alsdan sprake is van disproportionele en onmenselijke benadeling, belasting en bejegening van deze bewoners?
Realiseert u zich dat u met het onderhavige voornemen zowel fysiek als moreel en mentaal dreigt te vernietigen wat – na ruim een decennium van trage procedures, ontheemding en bouwkundige projecten – uw collega's van de Ministeries van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de gedaante van respectievelijk de Staatssecretaris Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen, eindelijk zijn begonnen weer op te bouwen?
Kent u, in verband met de Parlementaire Enquête, het begrip «Ereschuld»? Kunt u zich herinneren wat die Ereschuld aan de bewoners inhoudt, en hoe ziet u het tegen de achtergrond van die Ereschuld uw zoeken naar locaties voor munitiedepots en de consequenties daarvan voor de bewoners/gedupeerden aan wie die Ereschuld uitstaat?
Realiseert u zich dat er naast de menselijke ellende voor de desbetreffende grote aantallen bewoners, sprake zal zijn van omvangrijke kapitaalvernietiging als gevolg van slopen van zojuist herstelde, versterkte en zelfs nieuwgebouwde huizen?
Kunt u zich een voorstelling maken van wat alleen al de nu bestaande káns op een munitiedepot in hun directe omgeving en de daaruit voortvloeiende rampzalige perspectieven doet met deze bewoners?
Bent u bereid vanwege het voorgaande het aanwijzen van zoeklocaties in het aardbevingsgebied en de zoeklocaties die in het centrum daarvan liggen uit uw plannen te schrappen?
Behoeftes waarvoor nieuwe locaties worden onderzocht hebben grote effecten op de leefomgeving en dit kan tot onrust en onzekerheid leiden bij mensen die daar wonen, werken en recreëren, zeker bij inwoners in het aardbevingsgebied. Juist om die reden is een planMER, die de effecten op de leefomgeving in kaart brengt, onderdeel van het proces. Ik besef dat de keuze voor een proces waarbij in een vroeg stadium alle alternatieve locaties bekend worden gemaakt voor onzekerheid zorgt, maar ik meen dat we hiermee voor een transparant en navolgbaar proces zorgen. De locaties Slochteren en Luddeweer voldoen aan de feitelijke selectiecriteria voor een locatie voor opslag van munitie voor de snel inzetbare capaciteit van de krijgsmacht. In de bestuurlijke overleggen met de regio in oktober wil ik toetsen op basis van de eerste onderzoeksresultaten van Antea welke alternatieve locaties in de regio het meest kansrijk zijn voor de verschillende behoeften. In deze overleggen luister ik vanzelfsprekend ook naar de standpunten van de regio. Zowel de ideeën van de regio over alternatieve locaties als het maatschappelijk draagvlak neem ik mee in de vervolgstappen van het proces. De uitkomsten van het onderzoek zullen met uw Kamer en inwoners worden gedeeld. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven dat beide locaties niet geschikt zijn voor een munitieopslag vanwege de dichte nabijheid van de bebouwde kern en mogelijk toekomstige woningbouwlocaties en/of bedrijventerreinen. Daarnaast gaf men aan dat door het te verwachten hoge waterpeil op deze locaties deze ook niet geschikt zijn. De regio kwam zelf met het alternatief Tjuchem die we nu ook onderzoeken in het planMER. Na de bestuurlijke ronde van gesprekken in oktober communiceert Defensie zo snel als mogelijk over welke locaties als kansrijk verder worden onderzocht en welke locaties als niet-kansrijk kunnen worden beoordeeld.
Is dit kabinet zich er bewust van dat mensen die door opeenvolgende kabinetten jarenlang in een kapot en onveilig huis hebben gewoond en hebben moeten strijden voor schadeherstel en versterking van hun huis nu daaruit dreigen te worden gezet vanwege plannen om in de omgeving een munitiedepot te plaatsen? Is dit kabinet van mening dat dit op geen enkele manier helpt het vertrouwen van betrokkenen in de overheid te herstellen? Deelt u de mening dat dit ten enenmale onacceptabel is en dit voornemen direct van tafel moet?
Ja, het kabinet is zich bewust van de ereschuld die het heeft naar de Groningers in het aardbevingsgebied. Daarom is in het regeerprogramma ook opgenomen dat Groningen en het herstel van vertrouwen een belangrijke prioriteit is voor dit kabinet. Het kabinet zal al het mogelijke doen om het vertrouwen in de overheid weer te herstellen, ook binnen het proces van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. De zorgen en onrust in het mijnbouwschadegebied zijn volstrekt helder en ook zeer begrijpelijk. Zoals eerder aangegeven weegt dat ook nadrukkelijk mee bij de afweging die wordt gemaakt op basis van niet alleen planMER en het militair belang, maar juist ook maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak.
Heeft u kennisgenomen van de brief van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) van 23 juli jl. waarin de toezichthouder aangeeft dat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) al vier jaar lang de notificatieplicht niet nakomt en dus mensen niet meedeelt dat een bijzondere bevoegdheid zoals post ongemerkt onderscheppen, een telefoontap, een internettap, het heimelijk plaatsen van een microfoon of het inbreken in de woning, is ingezet, terwijl het wel de wettelijke plicht is om dat vijf jaar na dato te doen (tenzij een uitzonderingsbepaling van toepassing is)?1
Ja.
Herinnert u zich nog dat de CTIV in 2017 vernietigend oordeelde velde over de notificatieplicht in toezichtsrapport 51: «Bij de MIVD bestaat een volledig gebrek aan procedurele waarborgen in het notificatieporces. Het gaat met name om het ontbreken van centrale coördinatie en sturing, een dekkend overzicht van notificatieonderzoeken, dienstbreed beleid en/of werkinstructie, dossiervorming aan de voorkant van het proces in de vorm van een voorgenomen besluit en verslaglegging van het notificatieonderzoek. Hierin schuilen grote risico’s die kunnen resulteren in een onrechtmatige uitvoering van de notificatieverplichting»?2
Ja.
Kunt u per aanbeveling aan de MIVD in toezichtsrapport 51 aangeven of en hoe deze is opgevolgd?
De MIVD heeft de aanbevelingen uit het toezichtsrapport 51 destijds overgenomen en geïmplementeerd. Zo is er reeds in 2017 het beleidskader «notificeren bij de MIVD» opgesteld en is dit in 2018, na inwerkingtreding van de Wiv 2017, geactualiseerd. Ook wordt reeds bij de aanvraag van de inzet van notificeerbare bijzondere bevoegdheden bezien of er op voorhand al een afstelgrond van toepassing is. De achterstanden waarover in rapport 51 wordt gesproken zijn destijds binnen afzienbare tijd weggewerkt.
In november 2023 heeft een afdeling van de MIVD, naar aanleiding van een navraag van de CTIVD, een melding gedaan bij het Compliance & Risk Office (CRO) van de MIVD. Deze melding had betrekking op een achterstand bij het uitvoeren van notificatieonderzoeken die is ontstaan vanwege capaciteitsgebrek binnen deze afdeling van de MIVD.
Dit toonde aan dat het belang van notificeren alsmede het opvolgen van de aanbevelingen destijds nog onvoldoende structureel in de organisatie waren ingebed. Dit had beter moeten worden ingericht.
Na de compliance-melding in november 2023 is de MIVD begonnen met het in kaart brengen en herstellen van de notificatieachterstand. Uit het interne onderzoek is gebleken dat de achterstand ziet op de periode vanaf 2019 tot november 2023. Een dergelijke achterstand had niet mogen ontstaan. Inmiddels zijn er diverse maatregelen genomen om de notificatieachterstand te herstellen. Zo is er een plan van aanpak opgesteld om de achterstand met prioriteit aan te pakken en zijn er werknemers aangenomen die zich richten op het wegwerken van de achterstand. Het streven is dat de MIVD de achterstand voor 1 april 2025 volledig heeft hersteld.
De notificatieonderzoeken worden, door de genomen maatregelen, vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd. De Minister van Defensie informeert uw Kamer zodra de achterstanden zijn ingelopen.
Kunt u per jaar vanaf 2014 melden:
De MIVD en AIVD zijn op grond van artikel 59, eerste lid van de Wiv 2017 verplicht om vijf jaar na beëindiging van de inzet van bepaalde bijzondere bevoegdheden te onderzoeken of de persoon tegen wie deze bevoegdheden zijn ingezet hiervan op de hoogte kan worden gebracht of dat de in wet genoemde gronden dit in de weg staan. Indien dit op basis van het onderzoek kan, wordt betrokkene genotificeerd. Indien dit op basis van het onderzoek niet kan, wordt de CTIVD hiervan gemotiveerd op de hoogte gesteld.
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de modus operandi van de diensten. Het openbaar maken van dergelijke informatie gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid. Daarom doen wij geen uitspraken over de hoeveelheid, aard en ontwikkeling van bepaalde, jegens een persoon ingezette, bijzondere bevoegdheden, waarop artikel 59 Wiv 2017 van toepassing is.
Wel kunnen wij u aangeven hoe vaak er per jaar is genotificeerd. Daarbij moeten wij de kanttekening maken dat de opgelopen achterstand ten aanzien van het aantal te notificeren personen door de MIVD ziet op de periode vanaf 2019. Het daadwerkelijk aantal te notificeren personen zal waarschijnlijk dus hoger liggen dan de huidige cijfers. In het jaarverslag van de MIVD zullen de ingehaalde notificaties per jaar worden uitgesplitst.
De diensten zijn met betrekking tot een aantal in de wet genoemde bevoegdheden verplicht natuurlijke personen te notificeren ten aanzien van wie een bijzondere bevoegdheid is uitgeoefend. Daarbij is ook wettelijk vastgelegd dat in bepaalde gevallen de plicht om te notificeren wordt uitgesteld of vervalt. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
De cijfers van de notificaties zijn bij de MIVD lager dan die van de AIVD. Dit komt doordat de AIVD meer (binnenlandse) onderzoeken doet en de onderzoeken van de MIVD meer gericht zijn op het buitenland en/of fenomenen, en in mindere mate persoonsgericht van aard zijn. Zo ligt het voor de hand dat een buitenlandse inlichtingenofficier niet wordt genotificeerd, gelet op het feit dat dit de betrekkingen met dat land of die specifieke organisatie kan schaden. Bij een binnenlands extremisme- dan wel contraterreur-target zijn deze redenen minder vaak relevant. Voor beide diensten geldt dat slechts in een klein percentage van de gevallen er een notificatieverslag uitgebracht kan worden.
2014
2
29
2015
0
22
2016
0
38
2017
4
30
2018
4
29
2019
2
61
2020
0
41
2021
0
34
2022
0
17
2023
0
30
Kunt u de mail en briefwisselingen over notificatie tussen MIVD en CTIVD sinds toezichtsrapport 51 aan de Kamer doen toekomen?
In de bijlage treft u de correspondentie aan die de Minister van Defensie met de CTIVD heeft gevoerd. Tevens treft u de ongerubriceerde reactie van de directeur van de MIVD op de brief van de CTIVD aan.
Kunt u de standaardbrieven waarmee de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en MIVD notificeren aan de Kamer doen toekomen?
Deze treft u aan in de bijlage bij deze beantwoording.
Hoeveel politici, advocaten en journalisten zijn sinds 2014 onderwerp geweest van bijzondere bevoegdheden van de AIVD en de MIVD?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de modus operandi van de diensten. Het geven van inzicht daarin gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid. Daarom doen wij geen uitspraken over aantallen.
Kunt u aangeven hoe de notificatieplicht is opgevolgd bij elk van de inzetten van bijzondere beroepsgroepen tegen deze drie groepen?
Artikel 59 van de Wiv 2017 regelt de notificatieplicht. De notificatieplicht houdt in dat de AIVD en MIVD vijf jaar na de beëindiging van het toepassen van een bepaalde bijzondere bevoegdheid, moeten onderzoeken of degene tegen wie deze is ingezet hiervan in kennis kan worden gesteld. De AIVD en MIVD onderzoeken of het mogelijk is de betrokken persoon te informeren, of dat in de wet geregelde gronden hieraan in de weg staan. In bepaalde gevallen komt de plicht om te notificeren te vervallen, of is er reden voor uitstel. Dit vergt een individuele afweging bij elk te notificeren persoon. Dit wettelijk kader is evenzeer van toepassing op politici, advocaten, journalisten of andere categorieën van bijzondere beroepsgroepen.
Waarom is er geen mededeling gegaan dat de MIVD zich structureel niet aan de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) houdt, bijvoorbeeld in het jaarverslag of aan de Kamer?
Deze kwestie ziet op een achterstand in het uitvoeren van notificatieonderzoeken bij één afdeling van de MIVD die niet had mogen ontstaan. De notificatieonderzoeken worden, door de genomen maatregelen, vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd.
Met de CTIVD is overeengekomen dat bij het systeemtoezicht van de CTIVD door de MIVD een intern compliance-managementsysteem wordt ingericht, waar een intern inschalingsmodel voor compliance-incidenten deel van uitmaakt. De diensten en de CTIVD hebben hiervoor gezamenlijk een incidentenprotocol opgesteld waarin is opgenomen hoe moet worden omgegaan met compliance-incidenten.
Gelet op het functioneren van het interne compliancemanagementsysteem informeren wij uw Kamer doorgaans niet over compliance-incidenten. De CTIVD houdt toezicht op dit proces.
Op welke termijn zal de achterstand in notificatiebesluiten zijn ingelopen en zal het notificatieproces fatsoenlijk zijn ingericht, volgens de aanbevelingen van de CTIVD uit 2017 of zoals de AIVD het wel fatsoenlijk heeft ingericht volgens de toezichthouder?
De MIVD streeft ernaar de achterstand voor 1 april 2025 volledig te hebben hersteld. De Minister van Defensie informeert uw Kamer voor 1 april 2025 over de stand van zaken ten aanzien van het herstellen van de achterstanden. Daarbij zullen ook de aantallen ingehaalde notificaties sinds 2019 per jaar worden uitgesplitst.
Door de genomen maatregelen, worden de notificatieonderzoeken vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd.
Zijn er behalve artikel 59 van WIV, andere artikelen van deze of andere wet, waaraan de MIVD en/of de AIVD zich structureel of regelmatig niet houdt? Zo ja, welke?
De inzet van de diensten is er altijd op gericht om conform wet- en regelgeving en beleid te handelen.
Het personeel van de diensten wordt opgeleid om de Wiv en de Wvo in alle facetten te kennen en rechtmatig toe te passen en heeft integer en compliant handelen hoog in het vaandel staan.
Is het proces van notificatie op dit moment op orde bij de AIVD?
De CTIVD beschrijft in rapport 51 dat de AIVD de uitvoering van de notificatieverplichting op een gedegen wijze heeft ingericht en georganiseerd. Hoewel het proces op orde is, heeft de AIVD een achterstand die wordt veroorzaakt door het volume. Er zijn diverse maatregelen genomen om de achterstand weg te werken.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
We hebben de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
De olieramp voor een Houthi-aanval op olietanker Chios Lion |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven hoe groot u de potentiële schade acht van de enorme explosie op de Chios Lion, als gevolg van een drone-aanval van de Houthi’s?
Welke gevolgen heeft de olievlek van meer dan 220 kilometer voor de militaire operaties in het gebied waar Nederland aan deelneemt, waaronder Operation Prosperity Guardian en Aspides?
Bent u het eens dat dit soort olielekken leidt tot een verdere verslechtering van de doorvaart en de doelstelling van Aspides juist is zulke belemmeringen te voorkomen?
Deelt u de opvatting dat een Europese Unie (EU)-bijdrage zou passen onder het reeds bestaande diplomatieke spoor van Aspides en de inzet van de EU in de regio?
Bent u bereid op korte termijn hulp te bieden door een Nederlands schoonmaakschip onder Aspides-vlag uit te laten varen en zo niet, hiertoe in EU-verband op te roepen zodat een andere lidstaat onder Aspides-mandaat deze bijdrage kan leveren?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen 5 dagen beantwoorden?
Het artikel 'AIVD en MIVD rekruteerden journalisten als agent, ‘ondermijning geloofwaardigheid’ van het vak' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (NSC), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het volgende artikel in de Volkskrant «AIVD en MIVD rekruteerden journalisten als agent, «ondermijning geloofwaardigheid» van het vak»?1
Ja.
Is de bewering in de Volkskrant, dat de AIVD en MIVD journalisten rekruteerden als agent, correct? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 41 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) hebben de diensten de mogelijkheid tot het inzetten van agenten. Een agent is een natuurlijk persoon die weloverwogen door de diensten wordt ingezet en aangestuurd om gericht informatie te verzamelen die voor de taakuitvoering van de diensten van belang is. De diensten kunnen hiervoor in beginsel eenieder benaderen, dus ook journalisten. Het kan namelijk zijn dat alleen een journalist over informatie beschikt of kan beschikken die van belang is voor een onderzoek van de diensten en derhalve van belang is voor de bescherming van de nationale veiligheid. Er zal vanwege de positie van de journalist (geheimhouder) altijd worden afgewogen of deze informatie niet op een andere wijze verkregen kan worden. Zo wordt bezien of dat noodzakelijk, subsidiair, proportioneel en zo gericht mogelijk is.
Voor journalisten wordt – net als voor een aantal andere maatschappelijke functies en verschoningsgerechtigden – apart beleid met extra waarborgen gehanteerd. De bevindingen in de CTIVD-rapporten laten zien dat de diensten aandacht hebben voor de specifieke omstandigheden en bijbehorende extra waarborgen die nodig zijn bij het inzetten van journalisten als agent. De aanbevelingen die de CTIVD heeft gedaan worden overgenomen.
Worden er, op dit moment, nog steeds journalisten gerekruteerd door de AIVD of MIVD?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel journalisten worden er, gemiddeld, op jaarbasis gerekruteerd door de AIVD?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de bronnen, het actuele kennisniveau en de modus operandi van de diensten.
Bronbescherming is een van de hoogste prioriteiten van de diensten, en is ook van toepassing op de inzet van agenten. Voor de veiligheid van agenten doen wij geen uitspraken over aantallen. De diensten kunnen hun wettelijke taak uitsluitend binnen een zekere mate van geheimhouding effectief uitoefenen. Het geven van inzicht daarin gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid.
Hoeveel journalisten worden er, gemiddeld, op jaarbasis gerekruteerd door de MIVD?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel journalisten werken op dit moment (deels) voor de AIVD?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel journalisten werken op dit moment (deels) voor de MIVD?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel van de door Nederlandse inlichtingendiensten gerekruteerde journalisten werken in het buitenland?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel van de door Nederlandse inlichtingendiensten gerekruteerde journalisten werken in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom rekruteren Nederlandse inlichtingendiensten journalisten in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de bewering van Thomas Bruning, secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, dat het inzetten van verslaggevers door geheime diensten «zeer kwalijk» is? Zo nee, waarom niet?
Het kan noodzakelijk zijn voor de bescherming van de nationale veiligheid om een journalist op grond van artikel 41 van de Wiv 2017 in te zetten als agent.
De bevindingen in de rapporten laten zien dat de diensten aandacht hebben voor de specifieke omstandigheden en bijbehorende extra waarborgen die nodig zijn bij het inzetten van journalisten als agent. Wij achten het daarnaast van belang te benadrukken dat agenten altijd op basis van vrijwilligheid samen met de diensten werken. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft in haar onderzoeken ook geen aanleiding gevonden om te veronderstellen dat de inzet van de betreffende journalisten niet vrijwillig heeft plaatsgevonden.
Bent u van mening dat het in het publiek belang is te weten welke journalisten in Nederland (deels) werken voor Nederlandse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
Nee. De diensthoofden zijn, conform artikel 23 van de Wiv 2017, verantwoordelijk voor de geheimhouding van hun bronnen en de veiligheid van agenten. Het delen van een dergelijke lijst zou die geheimhouding schenden en de veiligheid van de agent in gevaar kunnen brengen. Daarnaast is bronbescherming een van de hoogste prioriteiten van de diensten. Dit is intrinsiek ingebed in de gehele organisatie. Dit is daarom ook in de praktijk van toepassing op alle agenten binnen de AIVD en MIVD, waaronder journalisten. De CTIVD bevestigt in beide rapporten dat de werkwijze van de diensten is gericht op geheimhouding van de identiteit van de (journalist als) agent door middel van interne maatregelen.
Kunt u de Tweede Kamer een lijst doen toekomen met de namen van journalisten die werkzaam zijn in Nederland en (deels) werken voor Nederlandse inlichtingendiensten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord. Gelet op de aard van de vragen zijn sommige vragen gezamenlijk beantwoord.
Het landenbeleid Ethiopië |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de beschuldigingen van (ernstige) mensenrechtenschendingen van Fano zowel tijdens de Tigray oorlog (2020–2022) als recent?
Ja.
Deelt u de mening dat leden van Fano die zich schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen in Ethiopië geen asiel horen te krijgen in Nederland?
Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag (hierna: Vlv) bepaalt – kort gezegd – dat personen uitgesloten zijn van de bescherming die het Verdrag biedt wanneer er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid, een ernstig niet-politiek misdrijf buiten het land van toevlucht voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten, dan wel handelingen die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. Dit geldt ook voor personen die aanzetten tot of anderszins deelnemen aan de hiervoor genoemde misdrijven en daden. Ook vanuit de EU bestaat de verplichting voor lidstaten om te voorkomen dat zij een veilige haven zijn voor oorlogsmisdadigers.
Het Nederlandse 1F-beleid maakt deel uit van het bredere Nederlandse streven om geen vluchthaven te zijn voor oorlogsmisdadigers en straffeloosheid van plegers van internationale misdrijven tegen te gaan. De gedachte daarachter is dat internationale bescherming onder meer bedoeld is voor slachtoffers van ernstige misdrijven en mensenrechtenschendingen, en niet voor de daders.
Indien er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat Fano-leden weet hebben gehad van misdrijven die onder de reikwijdte van artikel 1F Vlv vallen en daar persoonlijk (mede) verantwoordelijk voor kunnen worden gehouden, ligt het in de rede dat zij vanwege de toepasselijkheid van artikel 1F Vlv van een verblijfsrecht worden uitgesloten.
Welke informatie en middelen zal de IND gebruiken om vast te stellen dat leden van Fano wel of geen (ernstige) mensenrechtenschendingen hebben begaan? Welke concrete maatregelen kunnen genomen worden om erop toe te zien dat de IND geen 1F-indicaties over het hoofd ziet bij een asielaanvraag?
Binnen de asielprocedure is er bij elke stap specifieke aandacht voor het onderkennen van signalen die er op kunnen wijzen dat de betreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van internationale misdrijven. Het signaal dat een persoon betrokken is (geweest) bij internationale misdrijven komt in het merendeel van de gevallen naar voren uit de verklaringen van de persoon zelf, die afgelegd worden in het kader van diens asielaanvraag.
Op basis van zorgvuldig en gedegen onderzoek van het individuele relaas, documentatie en context kan de IND concluderen dat er ernstige vermoedens bestaan van persoonlijke betrokkenheid bij het plegen en/of faciliteren van internationale misdrijven. Ondanks alle inspanningen is het niet volledig uit te sluiten dat personen misbruik maken van de asielprocedure. Het doen van een zorgvuldig en gedegen onderzoek geldt uiteraard ook in zaken waarin reeds een verblijfsvergunning of het Nederlanderschap is verleend en waarin de IND meldingen of indicaties krijgt dat de persoon mogelijk in verband moet worden gebracht met internationale misdrijven.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken brengt periodiek met betrekking tot de belangrijkste landen van herkomst van asielzoekers (algemene/thematische) ambtsberichten uit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is een zeer belangrijke bron van landeninformatie voor het landgebonden beleid en de asielpraktijk. Tussen het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken bestaan vaste afspraken over de informatievoorziening ten behoeve van de asielpraktijk. In dit kader is het mogelijk om vragen te stellen ter verkrijging van informatie die kan helpen om 1F-indicaties vast te stellen. Deze vragen worden opgenomen in de zogeheten Terms of Reference en vormen de basis voor de ambtsberichten die door het Ministerie van Buitenlandse zaken worden opgesteld.
Ambtsberichten vormen echter niet de enige bron van informatie bij het bepalen van het asielbeleid en de beslissingen in individuele zaken. In aanvulling hierop gebruiken mijn ministerie en de IND ook steeds actuele informatie van andere gezaghebbende bronnen, zoals rapporten van gouvernementele organisaties en informatie van ngo’s, zoals Amnesty International en Human Rights Watch.
Herkent u de signalen dat Fano-rebellen zich schuldig maken aan het plegen van verschillende misdrijven tegen Nederlandse bedrijven in Fano-gecontroleerde delen van Ethiopië, zoals afpersing, intimidatie, bedreiging en diefstal?
Het is sinds zomer 2023 onrustig in de Amhara regio, nadat de federale overheid alle regionale troepen heeft verzocht om hun wapens in te leveren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft signalen gekregen dat er sprake is geweest van misdrijven tegen Nederlandse bedrijven in de Amhara regio van Ethiopië, waar Fano-rebellen actief zijn. Er zijn geen signalen dat Nederlandse (of in het algemeen buitenlandse) bedrijven specifiek het doelwit zijn van Fano, noch is er sprake van serieuze geweldsincidenten bij Nederlandse bedrijven waar Fano bij betrokken was. Daarbij moet worden opgemerkt dat Fano geen georganiseerde gewapende oppositiebeweging is met een heldere commandostructuur, of met criteria voor lidmaatschap. Dit maakt het lastig om met zekerheid uitsluitsel te geven dat een misdrijf tegen een Nederlands bedrijf begaan is door leden van Fano, of dat hier sprake is van een verband tussen het misdrijf en hun betrokkenheid bij activiteiten van Fano. Zo is een aantal bedrijven gevraagd om bepaalde goederen (e.g., wapens, voertuigen, mobiele telefoons) aan rebellen te leveren. Het is echter onduidelijk of dit Fano of andere rebellen betreft.
Indien het antwoord op voorgaande vraag nee is, bent u bereid om te onderzoeken hoe vaak deze signalen voorkomen en op basis daarvan eventueel het landgebonden asielbeleid voor Ethiopië bij te stellen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is, met name via de Nederlandse ambassade in Addis Abeba, in zeer nauw contact met Nederlandse bedrijven en investeerders in Ethiopië, waaronder bedrijven die aanwezig zijn in de Amhara regio. De ambassade biedt ook, waar mogelijk, ondersteuning aan bedrijven die het doelwit van aanvallen zijn. Het Ministerie van Buitenlandse zaken ziet dan ook geen aanleiding voor verder onderzoek.
Met betrekking tot het bijstellen van het landgebonden asielbeleid in de context van de toepasselijkheid van artikel 1F Vlv kan in zijn algemeenheid worden aangegeven dat in een enkel geval over een bepaalde categorie personen zodanig veel belastende informatie voorhanden is inzake betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen dat ik kan besluiten dat ten aanzien van die categorie de bewijslast voor de toepasselijkheid van artikel 1F Vlv wordt verlegd. In het landgebonden beleid kan dan worden neergelegd dat er ten aanzien van bepaalde categorieën vreemdelingen in de regel wordt aangenomen dat er sprake is van «personal and knowing participation» in de zin van artikel 1F Vlv. Het gaat hier om een omkering van de bewijslast. Aan de gebruikelijke bewijslast die bij de Staat ligt om aan te tonen dat er ernstige redenen zijn om betrokkenheid bij handelingen in de zin van artikel 1F Vlv aan te nemen, is voor die categorie personen door genoemde belastende informatie in de regel al voldaan. Aan de vreemdeling die heeft gewerkt bij een organisatie, waarvan de IND heeft aangetoond dat deze organisatie op systematische wijze en/of op grote schaal zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die genoemd worden in artikel 1F Vlv óf de vreemdeling heeft behoord tot een groep die door de Minister is aangewezen als groep waarop in de regel artikel 1F Vlv van toepassing is, wordt dan in beginsel artikel 1F Vlv tegengeworpen. Het is dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de belastende informatie niet voor hem/haar geldt (de zogenoemde «significante uitzondering»).
Een en ander is bij een dergelijke beoordeling vooral afhankelijk van de specifieke positie van een vreemdeling en de informatie die daar verder over bekend is. Juist om die reden vindt ook in deze gevallen altijd een individuele toets plaats.
Naar aanleiding van de berichtgeving van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik thans geen aanleiding om het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Ethiopië op de hiervoor uiteengezette wijze bij te stellen.
Wel zal ik in de eerstvolgende Terms of Reference die de basis vormen voor een nieuw algemeen ambtsbericht inzake Ethiopië vragen stellen ten aanzien van signalen van misdrijven tegen Nederlandse bedrijven in Fano-gecontroleerde delen van Ethiopië.
In hoeverre doet de IND bij asielaanvragen van Fano-leden onderzoek of er signalen zijn dat de asielzoeker zich in Ethiopië schuldig zou hebben gemaakt aan misdrijven zoals afpersing, intimidatie, bedreiging en diefstal?
Zie het antwoord op vraag 3.
Is het mogelijk dat Fano leden die verantwoordelijk zijn voor dit soort misdrijven in Ethiopië op grond van artikel 1F sub b van het VN-vluchtelingenverdrag een asielvergunning in Nederland kan worden geweigerd?
Artikel 1F, onder b, van het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat een persoon wordt uitgesloten van de bescherming die het Verdrag biedt wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat hij: «hij een ernstig, niet politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten.»
Om artikel 1F onder b Vlv te kunnen toepassen, dient aan een aantal elementen te worden voldaan. Het misdrijf dient niet-politiek te zijn, voldoende ernstig en dient te zijn gepleegd buiten Nederland én voordat de persoon naar Nederland is gekomen. Om dit te kunnen vaststellen vindt een beoordeling aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden plaats.
Sommige misdrijven worden aangemerkt als absoluut niet-politiek, zoals genocide, foltering en slavernij. Bij andere misdrijven dient eerst vastgesteld te worden of een misdrijf van politieke aard is. Hiertoe wordt de zogenoemde pre-dominantietest uitgevoerd, waarbij onder andere wordt vastgesteld of er sprake is van een overwegend niet-politieke motivatie en of het misdrijf in redelijke verhouding staat tot het nagestreefde politieke doel.
Daarnaast dient het misdrijf «ernstig» te zijn in de zin van het Verdrag. Ook dit is een beoordeling aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden. Elementen die onder andere bij deze individuele beoordeling betrokken kunnen worden zijn de aard van het gepleegde feit/handeling, de omvang van de gevolgen c.q. de schade die is teweeggebracht, de strafmaat en de internationale (rechterlijke) consensus dat het gepleegde feit is aan te merken als ernstig misdrijf. Het is afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden welke elementen – al dan niet in samenhang – relevant zijn en moeten worden betrokken bij de beoordeling.
Of het mogelijk is om Fano-leden die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen vanwege de toepasselijkheid van artikel 1F onder b Vlv een verblijfsvergunning te weigeren, is zodoende sterk afhankelijk van de individuele omstandigheden van het geval, maar is niet op voorhand uitgesloten.
Indien het antwoord op vraag 7 ja is, kunt u aangeven bij hoeveel Fano-leden die in Nederland een asielvergunning aanvragen artikel 1F sub b van het VN-vluchtelingenverdrag succesvol tegengeworpen is?
Van 1992 tot en met 18 juli 2024 is in totaal aan 6 personen met de Ethiopische nationaliteit 1F tegengeworpen.1 Uit deze cijfers volgt niet of sub a, b of c van artikel 1F Vlv of een combinatie daarvan is tegengeworpen en evenmin welke redenen daaraan ten grondslag liggen.
Indien het antwoord op vraag 7 nee is, bent u bereid om te onderzoeken welke juridische mogelijkheden er zijn om een extra afwijzingsgrond te maken voor asielzoekers waarbij ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van misdrijven, maar waarbij de misdrijven die zij hebben begaan niet worden gedekt door artikel 1F van het VN-vluchtelingenverdrag? Wanneer kunt u de Kamer over deze juridische verkenning informeren?
Zie het antwoord op vraag 7.
Het bericht dat de nieuwe partij NL Plan steunt op organisaties verbonden aan de Chinese Communistische Partij |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66), Silvio Erkens (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht van RTL «Nieuwe partij NL Plan steunt op organisaties verbonden aan de Chinese Communistische Partij»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer afkeurenswaardig is dat buitenlandse mogendheden ongewenste invloed kunnen uitoefenen op politieke partijen in Nederland?
Ja.
Herkent u de signalen over NL Plan en Chinese inmenging in die partij via intensieve betrokkenheid en steun van het Verenigd Front?
In algemene zin stelt het kabinet dat sommige landen al dan niet heimelijk de westerse democratische rechtsorde, publieke opinie of politieke besluitvorming proberen te beïnvloeden, zoals beschreven is in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren 2 en de jaarverslagen van de inlichtingen en veiligheidsdiensten.
Welke instrumenten kunnen worden ingezet om de banden van NL Plan met de Chinese overheid en Communistische Partij nader in kaart te brengen?
Op grond van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) houdt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) toezicht op de financiering van politieke partijen. De wet is van toepassing op politieke partijen en aan de politieke partij geallieerde neveninstellingen met een zetel in de Staten-Generaal, en politieke partijen, neveninstellingen en kandidaten die deelnemen aan de Tweede Kamerverkiezingen.
De politieke partij «Nederland met een PLAN (S.V.P.)» heeft in september 2023 haar aanduiding geregistreerd bij de Kiesraad.2 Op grond van artikel 29 van de Wfpp moest de partij, omdat zij deelnam aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 een overzicht van bijdragen en schulden verstrekken aan de Minister van BZK. Het ging daarbij om bijdragen van in totaal € 4.500,– of meer in de periode van 1 januari 2022 tot en met de eenentwintigste dag vóór de dag van de stemming. Ook het verbod op bijdragen van niet-Nederlanders was in deze periode van toepassing op de partij.
NL Plan heeft in november 2023 aangegeven geen bijdragen boven de € 4.500,– te hebben ontvangen. Ook heeft de partij verklaard de regels die volgens de Wfpp van toepassing waren, te hebben nageleefd.
In hoeverre is er zicht op de activiteiten van het Verenigd Front in Nederland? Op welke manier kan buitenlandse inmenging van deze organisatie tegengegaan worden?
In algemene zin geldt dat beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten verschillende openlijke en heimelijke vormen kunnen aannemen, van beïnvloeding via (des)informatiecampagnes, tot intimidatie of bedreiging en zelfs tot het toepassen van geweld en liquidatie. Nederland is helaas evenals vele andere landen een doelwit van (heimelijke) beïnvloedingsactiviteiten van statelijke actoren.
Het kabinet hanteert als uitgangspunt dat het andere landen vrij staat om banden te onderhouden met personen die in Nederland wonen, mits dat gebeurt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en het de participatie van Nederlandse burgers niet belemmert. Om ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) tegen te gaan, heeft het kabinet reeds in 2018 een nationale drie sporenaanpak ontwikkeld, bestaande uit het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijke/strafrechtelijke spoor. Deze aanpak is in april 2023 geïntensiveerd, waarover uw Kamer per brief van 6 april 2023 is geïnformeerd.
Personen in Nederland die te maken krijgen met OBI, kunnen hiervan melding doen bij onderdelen van de rijksoverheid, zowel binnen het sociale, als het veiligheidsdomein. In het geval van mogelijke strafbare feiten, kunnen mensen aangifte of melding doen bij de politie. OBI-signalen die via de zogenoemde centrale meldfunctie binnenkomen worden allereerst geanonimiseerd vastgelegd. Vervolgens worden deze geanonimiseerde signalen op een centraal punt bijeengebracht, waar de betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties de ontvangen signalen analytisch kunnen duiden. Dit draagt bij aan een integraal beeld van de mogelijke dreiging. Indien van toepassing worden passende beleidsmaatregelen getroffen. Daarnaast zorgen de betrokken uitvoeringsorganisaties voor opvolging, waar dit noodzakelijk is in het kader van de bestaande taken en bevoegdheden. Uw Kamer wordt binnenkort nader schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak en nadere verkenningen.
Heeft het Verenigd Front, al dan niet via haar mantelorganisaties zoals de CCPPNR, eerder donaties gedaan aan Nederlandse politici of politieke partijen, zoals in veel andere landen reeds is gerapporteerd?
De Wfpp schrijft voor welke bijdragen politieke partijen moeten melden aan de Minister van BZK. Sinds 1 januari 2024 is de drempel verlaagd van in totaal € 4.500,– of meer naar in totaal € 1.000,– of meer per gever per jaar. Bij Tweede Kamerverkiezingen zijn politieke partijen verplicht aanvullende overzichten van bijdragen bij de Minister van BZK aan te leveren. Deze overzichten worden ook openbaar gemaakt.
Het Australian Strategic Policy Institute(ASPI) beschrijft in haar rapport «the party speaks for you» het Verenigd Front als een systeem en een netwerk.3 Het Verenigd Front is dan ook geen formele organisatie met rechtspersoonlijkheid en/of inschrijving in de Kamer van Koophandel. Omdat onbekend is welke (rechts)personen tot dit netwerk behoren, is geen definitief uitsluitsel te geven over de hoogte van mogelijke bijdragen van rechtspersonen uit dit netwerk aan politieke partijen en politici in Nederland. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat Nederlandse politieke partijen wel bijdragen van individuen of organisaties die gelieerd zijn aan het Verenigd Front hebben ontvangen, maar dat deze bijdragen tot op heden onder de grens van de meldplicht (€ 4.500) zijn gebleven.
Hoe kijkt u naar de wereldwijde activiteiten van het Verenigd Front, zoals omkoping van politici, bedreigingen van journalisten en spionage? Welke maatregelen hebben andere Europese en westerse landen genomen om dit tegen te gaan, die als voorbeeld of inspiratie voor Nederland kunnen dienen?
Het kabinet hanteert, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 5, als uitgangspunt dat het andere landen vrij staat om banden te onderhouden met personen die in Nederland wonen, mits dat gebeurt op basis van vrijwilligheid en zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en het de participatie van Nederlandse burgers niet belemmert. Om ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) tegen te gaan, heeft het kabinet reeds in 2018 een nationale drie sporenaanpak ontwikkeld, bestaande uit het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijke/strafrechtelijke spoor. Deze aanpak is in april 2023 geïntensiveerd, waarover uw Kamer per brief van 6 april 2023 is geïnformeerd. Nederland onderhoudt geregeld contact met gelijkgezinde landen over ongewenste buitenlandse inmenging. In deze contacten vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden
Is de financiële steun aan NL Plan vanuit het Verenigd Front c.q. de CCPPNR in strijd met artikel 23a van de Wet financiering politieke partijen, die stelt dat partijen geen gelden of bijdragen in natura mogen ontvangen van niet-Nederlandse gevers? Beschikt u over voldoende informatie om vast te kunnen stellen of artikel 23a is overtreden?
Zie het antwoord op vraag 4. De politieke partij «Nederland met een PLAN (S.V.P.)» valt alleen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 november 2023 onder de reikwijdte van de Wet financiering politieke partijen. Verder doe ik als toezichthouder geen uitspraken over een individuele casus. Indien ik als toezichthouder een concrete aanwijzing heb dat in de Wfpp neergelegde verplichtingen niet zijn nagekomen, dan kan dat aanleiding zijn tot het doen van nader onderzoek (art. 36 Wfpp). Dit onderzoek kan ertoe leiden dat er een bestuurlijke boete wordt opgelegd (art. 37 Wfpp). Voorafgaand aan het besluit tot een boete dient de Commissie toezicht financiering politieke partijen (Ctfpp) om advies gevraagd te worden.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het toezicht op de naleving van artikel 23a?
Vooralsnog kan ik geen algemene uitspraken doen over de effectiviteit van het toezicht op de naleving van artikel 23a van de Wfpp. Bijdragen van niet-Nederlandse gevers zijn sinds 1 januari 2023 verboden. Bij de financiële verantwoording over 2023, die politieke partijen voor 1 juli 2024 moeten indienen, is het verbod dus voor het eerst van kracht. Of het verbod is nageleefd of niet, wordt gecontroleerd door de accountant, die door middel van een accountantsverklaring moet verklaren of een politieke partij heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften. De Auditdienst Rijk (ADR) voert daarnaast jaarlijks nog een review uit over het werk van de accountants van drie tot vier politieke partijen.
Kan er gesteld worden dat bij de partij NL Plan het verbod op het ontvangen van giften uit het buitenland, zoals vastgelegd binnen de Wet Financiering Politieke Partijen, voor politieke partijen en/of politici omzeild wordt?
Zie het antwoord op vraag 9. Verder doe ik, zoals aangegeven in antwoord op vraag 8, als toezichthouder op de Wfpp geen uitspraken over de individuele casus.
Indien blijkt dat de Wet Financiering Politieke Partijen is overtreden, bent u dan bereid om een bestuurlijke boete op te leggen?
Laat ik vooropstellen dat ik ervan uit ga dat politieke partijen handelen op integere wijze en conform de wettelijke voorschriften. Als blijkt dat de regels uit de Wfpp zijn overtreden, ben ik bereid om een bestuurlijke boete op te leggen. Voorafgaand aan het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete dient de Commissie toezicht financiering politieke partijen (Ctfpp) daarover om advies gevraagd te worden.
In het licht van de giften aan NL Plan, hoe beoordeelt u de effectiviteit en doelmatigheid van het huidige verbod op giften vanuit het buitenland aan politieke partijen?
Het giftenverbod voor niet-Nederlanders is een duidelijke wettelijke norm die geldt in de Wfpp vanaf 1 januari 2023. Als toezichthouder op de Wfpp verwacht ik van politieke partijen dat zij handelen naar deze norm. Hierbij houdt het Ministerie van Binnenlandse Zaken continue aandacht voor mogelijke omzeilingsroutes en nieuwe manieren waarop financieel invloed uitgeoefend zou kunnen worden op politieke partijen. Indien hier aanleiding toe is zal het wettelijk kader worden aangepast.
Bent u bereid om te bezien, eventueel na overleg met de commissie toezicht financiering politieke partijen, welke extra maatregelen kunnen worden getroffen binnen het huidige wettelijk kader om het verbod op buitenlandse giften beter te handhaven?
Aangezien artikel 23a met ingang van 1 januari 2023 van toepassing is, zal ik de Commissie toezicht financiën politieke partijen vragen om bij haar advisering over de verantwoording van het jaar 2023 extra aandacht te besteden aan de effectiviteit van het toezicht en de handhaving op het verbod op bijdragen uit het buitenland.
Bent u het ermee eens dat de casus de noodzaak onderstreept van de nieuwe Wet Politieke Partijen? Wanneer verwacht u dat het advies van de Raad van State beschikbaar is en wanneer kan deze wet bij de Kamer worden ingediend?
De Wet op de politieke partijen (Wpp) is een volgende stap in het robuuster maken van het Nederlandse partijstelsel. Zodra de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies heeft uitgebracht over het ontwerp wetsvoorstel zal ik een nader rapport opstellen en het wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer. De planning hiervan is afhankelijk van zowel het moment waarop het advies wordt ontvangen als de inhoud daarvan.
Welke nog niet-bestaande instrumenten heeft de nieuwe Nederlandse autoriteit politieke partijen straks om ongewenste buitenlandse beïnvloeding via steun aan politieke partijen tegen te gaan?
De Wpp voorziet in de oprichting van de Nederlandse autoriteit politieke partijen (Napp). Als aangewezen toezichthouder heeft de Napp alle toezichtsbevoegdheden tot zijn beschikking die zijn vastgelegd in titel 5.2 van de algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van artikelen 5:18 en 5:19. Daarbij is van belang dat de Napp alleen toezicht houdt op het naleven van de regels zoals gesteld in de Wpp.
Heeft u signalen dat er sprake is geweest van Chinese inmenging bij politieke partijen in andere landen van de Europese Unie (EU), in aanloop naar de verkiezingen van het Europees Parlement? Zo ja, bent u bereid om in overleg te treden met andere EU-lidstaten om ervaringen en ideeën uit te wisselen om onze weerbaarheid tegen Chinese inmenging te vergroten?
Ik verwijs hier graag naar de uitgebreide berichtgeving in de media over de recent gearresteerde medewerker van de Duitse AfD-lijsttrekker Maximilian Krah die gespioneerd zou hebben voor China en over de Belgische politicus Filip de Winter die jarenlang in opdracht van de Chinese Communistische Partij gewerkt zou hebben. Het kabinet staat zowel bilateraal als in multilateraal verband in nauw contact met bevriende landen over de problematiek van buitenlandse inmenging en Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI), ook rond de verkiezingen. Dit betreft o.a. uitwisseling van informatie in EU-verband, in de G7, binnen de NAVO en via het Hybrid Centre of Excellence. Via deze wegen worden campagnes gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. In de aanloop naar de verkiezingen zijn deze trajecten geïntensiveerd, waarin ook een evaluatie van het verloop van de verkiezingen zal worden meegenomen.
Bent u bereid om onderzoek te (laten) doen naar de omvang en impact van de activiteiten van het Verenigd Front in Nederland en Europa, zoals eerder voor Australië en Canada gedaan door hetAustralian Strategic Policy Institute (ASPI)?
Ja.
Het kabinet heeft eerder een onderzoek laten uitvoeren door ASPI naar de aard, structuur en internationale inzet van het Verenigd Front.4 Momenteel wordt gewerkt aan een onderzoek naar Chinese inmenging in Nederlandse media, conform motie Brekelmans.5 Publicatie is verwacht eind deze zomer. Het rapport zal (deels) publiek worden en met uw Kamer worden gedeeld.
Bent u bereid om in gesprek te treden met uw Chinese ambtgenoten om uw ongenoegen over deze inmenging kenbaar te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke boodschap zult u overbrengen?
Het kabinet kan stappen ondernemen indien er sprake is van ongewenste buitenlandse inmenging. Het onderwerp is o.a. opgebracht tijdens het bezoek aan Beijing vorig jaar van toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken Hoekstra. Het kabinet zal de Chinese autoriteiten hierop aan blijven spreken.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat een Iraniër in Duitsland veroordeeld is voor brandstichting in opdracht van de Iraanse staat. |
|
Don Ceder (CU), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van het Oberlandesgericht in Düsseldorf waarin een Duitse Iraniër is veroordeeld wegens poging tot brandstichting op een synagoge in opdracht van de Iraanse staat?1
Ja.
Klopt het bericht in de Duitse media2 dat deze uitspraak volgens de juridische dienst van de Europese Raad de basis zou kunnen vormen voor de beslissing de Iraanse Revolutionaire Garde op de Europese Unie (EU)-terrorismelijst te plaatsen?
Het advies van de Juridische Dienst van de Raad van de Europese Unie is vertrouwelijk. Daar kan ik niet in het openbaar over communiceren.
Bent u het eens met de conclusie dat deze uitspraak van een Duitse rechter kan dienen als basis voor een beslissing de Iraanse Revolutionaire Garde op de terreurlijst te plaatsen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de verhoudingen in de Raad schetsen ten aanzien van een besluit de Iraanse Republikeinse Garde op de terreurlijst te zetten?
Inmiddels hebben, naast Nederland, meerdere landen aangegeven er voorstander van te zijn van dat de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst wordt gezet. Er is op dit moment echter geen consensus binnen de Raad.
Bent u van plan de uitspraak van deze Duitse rechter als argument aan te voeren bij uw blijvende pogingen de Iraanse Revolutionaire Garde op deze lijst te krijgen conform de motie Ceder c.s.?3
Ik ben sterk voorstander van de plaatsing van de Iraanse Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst. Bij de inspanningen om de Revolutionaire Garde op de EU-terrorismelijst te plaatsen benut Nederland alle mogelijkheden die zich aandienen. Daarbij trekt Nederland nauw op met Duitsland en andere gelijkgestemde lidstaten.
Het bericht 'Rwandese ambassade in Den Haag intimideert en bedreigt critici van regime-Kagame in Nederland' |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66), Ruben Brekelmans (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories waarin wordt gesteld dat de Rwandese ambassade in Den Haag betrokken zou zijn bij het intimideren en bedreigen van Rwandese critici van het regime-Kagame die in Nederland wonen?1
Ja, de bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories uit het genoemde artikel zijn bekend.
Bent u bekend met het onderzoek van de Belgische justitie naar de betrokkenheid van de Rwandese ambassadeur in Nederland bij laster, smaad en intimidatie via een anoniem X-account? Welke stappen heeft u gezet of bent u van plan te zetten om ondersteuning te bieden voor dit onderzoek?
Het is het kabinet bekend dat er een justitieel onderzoek loopt in België tegen de Rwandese ambassadeur in Nederland. In zijn algemeenheid is het zo dat staten elkaar om assistentie kunnen vragen bij opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daarbij moet worden opgemerkt dat de ambassadeur in Nederland onschendbaarheid en immuniteit geniet hetgeen (het ondersteunen van) een onderzoek in de weg staat.
Bent u daarnaast bekend met de beschuldiging dat de Rwandese ambassade in Den Haag betrokken zou zijn geweest bij het beramen van moordaanslagen op vijf critici van het Rwandese bewind in 2009? Heeft er onderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van deze beschuldiging? Is de ambassade aangesproken op deze beschuldiging? En welke acties zijn sindsdien ondernomen om ervoor te zorgen dat Rwandese opposanten in Nederland niet hoeven te vrezen voor intimidatie of erger? Hoe houdt u toezicht op deze activiteiten?
De bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories uit het genoemde artikel zijn bekend. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft kort na het uitkomen van het genoemde artikel de Rwandese ambassadeur in Nederland uitgenodigd voor een gesprek en om opheldering gevraagd. Het kabinet keurt elke vorm van geweld af, vindt ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) volstrekt onwenselijk en zet zich ervoor in dat iedereen in Nederland vrij en ongehinderd van ongewenste buitenlandse inmenging kan leven. Het Openbaar Ministerie (OM) en de Nationale Politie zijn verantwoordelijk voor opsporing en vervolging van mogelijk strafbare zaken, waarbij het van belang is op te merken dat de onschendbaarheid en immuniteit van de ambassadeur onderzoek en vervolging in Nederland in de weg staan, tenzij Rwanda daar afstand van doet.
Bent u ook bekend met de intimidatie die mensen die in Nederland tegen de Rwandese overheid demonstreren ervaren? Deelt u de mening dat we niet mogen tolereren dat buitenlandse overheden Nederlandse demonstranten schaduwen?
Buitenlandse overheden hebben zich te houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving en kunnen zonder medeweten en instemming van de Nederlandse overheid geen overheidstaken uitvoeren op Nederlands grondgebied. Het schaduwen van mensen in Nederland valt niet binnen de kaders van diplomatieke of consulaire taken van een ambassade die zij uit mogen oefenen op Nederlands grondgebied.
Bent u op de hoogte van intimidatie en bedreigingen die de Nederlandse freelance journaliste Anneke Verbraeken en de Belgische journalist Peter Verlinden zeggen te hebben ondervonden? Zo ja, welke maatregelen zijn genomen om hun veiligheid te waarborgen? Zo nee, bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen om journalisten in Nederland veilig te houden? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat mensen in Nederland met wortels in het buitenland moeten vrezen voor bemoeienis vanuit hun herkomstland?
De bevindingen van het onderzoek door NRC en Forbidden Stories uit het genoemde artikel zijn bekend. De Nederlandse overheid treft aanvullende beveiligingsmaatregelen op basis van dreiging en risico’s. Het kabinet kan niet ingaan op individuele beveiligingssituaties. Wel kan worden aangegeven dat het kabinet elke vorm van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) volstrekt onwenselijk vindt en zich ervoor inzet dat iedereen in Nederland zijn leven vrij en ongehinderd van ongewenste buitenlandse inmenging kan leiden. Intimidatie en bedreigingen zijn verwerpelijk en in voorkomende gevallen strafbaar. Opsporing en vervolging van strafbare feiten ligt bij het OM en de Nationale Politie.
Hoe kunnen mensen die zich bedreigd voelen door een buitenlandse mogendheid hier melding van maken? Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag hierin? Deelt u de noodzaak van een toegankelijk meldpunt om problematisch gedrag te melden? Welke middelen heeft de overheid om in te grijpen bij een vermoeden van een dergelijke bedreiging?
Binnen de rijksoverheid is een zogenoemde centrale meldfunctie rond Ongewenste Buitenlandse Inmenging (OBI) ingericht. Hierbij worden de OBI-signalen die binnenkomen bij verschillende onderdelen van de rijksoverheid allereerst geanonimiseerd vastgelegd. Vervolgens worden deze geanonimiseerde signalen op een centraal punt bijeengebracht, waar de betrokken departementen en uitvoeringsorganisaties de ontvangen signalen analytisch kunnen duiden. Dit draagt bij aan een integraal beeld van de mogelijke dreiging. Indien van toepassing worden passende beleidsmaatregelen getroffen. Daarnaast zorgen de betrokken uitvoeringsorganisaties voor opvolging, waar dit noodzakelijk is in het kader van de bestaande taken en bevoegdheden. Uw Kamer wordt binnenkort nader schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.
Uw Kamer is mede namens de deelnemende departementen eerder geïnformeerd over het feit dat er geen werkzaamheden meer plaats vinden binnen het kader van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.2 Alle departementen werken nog steeds goed samen binnen hun eigen wettelijke grondslag, maar niet onder de noemer van de Taskforce.3
Deelt u de mening dat de acties van de Rwandese overheid op Nederlands grondgebied een zeer zorgwekkende ontwikkeling zijn? Bent u het daarom eens dat het des te meer van belang is om kritisch te wegen hoe we vanuit de Nederlandse overheid steun geven aan Rwanda? Heeft u er een beeld van hoe de 144 miljoen euro in de opbouw van onafhankelijke rechtspraak in Rwanda is besteed? Wat is uw beeld van het effect van de Nederlandse investeringen in de Rwandese rechtspraak? Bent u bereid deze te evalueren?
Het kabinet neemt de in het genoemde artikel geuite beschuldigen zeer serieus en heeft dat ook richting de Rwandese ambassadeur uitgedragen.
Nederland onderkende direct na de genocide tegen de Tutsi in 1994 dat wederopbouw hand in hand diende te gaan met verzoening, gerechtigheid voor de slachtoffers en adequate berechting van de daders. Als enige ontwikkelingspartner van Rwanda heeft Nederland vanaf het vroege begin en consistent, over een periode van zo’n dertig jaar, de door de genocide weggevaagde justitiële sector ondersteund.
De Nederlandse financiële ondersteuning aan de Rwandese rechtsstaat bedroeg sinds 1995 tot heden afgerond EUR 144 miljoen. Het genoemde bedrag betreft projecten die in brede zin de rechtsstaatopbouw van Rwanda ten goede kwamen en gaat dus verder dan ondersteuning van de Rwandese rechtspraak alleen. De steun ging onder meer naar de training van rechters en advocaten, herstel van kritieke infrastructuur zoals rechtbanken en gevangenissen, wetgevingsadvies en steun aan de gacaca (lokale genociderechtspleging). Steun aan het maatschappelijk middenveld maakte een groot deel uit van de inzet. Daarnaast betrof het ook de bevordering van mensenrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en persvrijheid en steun aan maatschappelijke organisaties die werkten aan traumaverwerking en sociale cohesie.
In 2018 heeft toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag besloten om de ontwikkelingssamenwerking met Rwanda geleidelijk af te bouwen. Dit past binnen de wens van Rwanda om op den duur onafhankelijk van buitenlandse donoren te worden. Daarom is tussen 2018 en 2022 deze steun geleidelijk afgerond, m.u.v. vertraagde projecten die eind 2023 ten einde zijn gekomen.
De uitkomsten van de Nederlandse steun aan de juridische sector in Rwanda waren in 2021 onderwerp van een conferentie, waaraan naast Rwandese ook Nederlandse deskundigen deelnamen. Over het algemeen werden de resultaten van de door Nederland gesteunde interventies, die zich uitstrekten over een groot aantal onderdelen van deze sector, positief beoordeeld. Ook zijn in de loop van de jaren een aantal individuele projecten geëvalueerd.
Daarnaast is in augustus 2023 de Nederlandse bijdrage aan stabiliteit, veiligheid en rechtsorde in fragiele contexten en conflictgebieden door IOB geëvalueerdvoor de periode 2015–2022. De wederopbouw van het justitieapparaat in Rwanda maakte ook onderdeel uit van deze evaluatie, die focust op algemene beleidsontwikkelingen, aan de hand van een aantal case studies.
Wat is uw reactie op de kritiek dat Nederland onvoldoende actie onderneemt tegen de lange arm van het Rwandese regime, die zich uitstrekt tot in Nederland en Europa? Op welke manier kunt u de bescherming van Rwandezen in Nederland intensiveren?
Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) volstrekt onwenselijk en zet zich er voor in dat iedereen in Nederland zijn leven vrij en ongehinderd van ongewenste buitenlandse inmenging kan leiden. Sinds 2023 heeft het kabinet die aanpak geïntensiveerd, waarbij op drie sporen wordt ingezet, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor.4 Uw Kamer wordt binnenkort nader schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van deze aanpak.
Hoe beoordeelt u de paragraaf «1F-procedure» in het NRC-artikel? Vindt u dat het onderzoek naar Rwandese verdachten van oorlogsmisdrijven of genocide zorgvuldig verloopt? Hoe wordt gewaarborgd dat de 1F-procedure nooit door Rwanda en andere staten misbruikt wordt om wegens politieke redenen af te rekenen met mensen?
Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag (Vlv) beoogt te voorkomen dat landen van toevlucht een veilige haven worden voor overtreders van het internationale recht. De gedachte daarachter is dat slachtoffers van ernstige misdrijven en mensenrechtenschendingen bescherming verdienen, niet de daders.
Het Vluchtelingenverdrag beschrijft de voorwaarden om een persoon als vluchteling te erkennen. Als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan internationale misdrijven, wordt deze persoon op grond van artikel 1F uitgesloten van de bescherming die het Vluchtelingenverdrag biedt. Het gaat hier altijd om de meest ernstige misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, moord, verkrachting en genocide. Bij vaststelling van 1F-gedraging door de IND kan zij een besluit nemen het Nederlanderschap in te trekken. Voor meer informatie over deze procedure van de IND verwijs ik naar de kabinetsreactie op het NRC/Forbidden Stories-artikel dat tijdens de Procedurevergadering van de Tweede Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid is verzocht door het Lid Koekkoek (Volt).
Bent u bereid om in overleg te treden met Europese collega’s met Rwandese diasporagemeenschappen die met vergelijkbare inmenging te maken kunnen hebben en om met hen samen te werken in het tegengaan hiervan? Zo ja, hoe?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat veelvuldig in contact met Europese en andere gelijkgestemde collega’s, onder wie ook vertegenwoordigers van landen met Rwandese gemeenschappen. Uit deze internationale contacten blijkt dat veel landen OBI niet of anders hebben gedefinieerd en de aanpak op verschillende wijzen vormgeven. Nederland blijft inzetten op het agenderen van dit thema, het uitwisselen van kennis en ervaring en het verkennen van mogelijkheden tot gezamenlijk optreden in EU-verband.
Hoe beoordeelt u de stelling dat Nederland het intrekken van paspoorten van Rwandese oppositieleden zou hebben gedaan op basis van twijfelachtige betrouwbaarheid van getuigenverklaringen?
Het kabinet herkent zich niet in deze stellingname. De Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hebben u daarover geïnformeerd in de kabinetsreactie op het NRC/Forbidden Stories-artikel dat tijdens de Procedurevergadering van de Tweede Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid is verzocht door het Lid Koekkoek (Volt).
Het optreden van de Russische propagandisten Vladimir Pozner en Ivan Urgant in Theater Amsterdam op 28 mei 2024 |
|
Claire Martens-America (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gräper-van Koolwijk |
|
![]() |
Bent u bekend met de voorstelling «Journey of Pozner & Urgant» van de Russische propagandisten Vladimir Pozner en Ivan Urgant in Theater Amsterdam op 28 mei 2024?
Ja.
Bent u bekend met de achtergrond van deze propagandisten, die in hun werk een sterk pro-Russisch geluid laten horen en kent u bijvoorbeeld de uitspraken van Pozner waarin hij Georgië de schuld geeft voor de Russische inval in 2008, de grenzen van Oekraïne niet erkent, de Russische invasie in Oekraïne niet veroordeelt, en het Westen hier de schuld van geeft door uitlokking van Rusland?
Het kabinet is bekend met de achtergrond en het werk van deze individuen.
Bent u ermee bekend dat Pozner en Urgant een show hadden op de Russische staatszender Rossiya 1 (Kanaal 1), die door de EU is geboycot vanwege het verspreiden van Russische propaganda en bent u ermee bekend dat Pozner en Urgant hebben aangekondigd hun show na de Russische invasie weer te hervatten, wanneer de programmering van Rossiya 1 weer wordt aangepast?
Vladimir Pozner en Ivan Urgant hadden beiden hun eigen programma op Perviy Kanal (Kanaal 1). Het kabinet is alleen bekend met een dergelijke uitspraak van dhr. Pozner.
Wat vindt u ervan dat dergelijke pro-Russische propagandisten optreden in een Nederlands theater?
In een democratische rechtstaat is vrijheid van meningsuiting een groot goed en deze dient zwaar te wegen naast de bescherming van de democratische rechtsstaat (zie de antwoorden op vragen 7 en 8). Het kabinet legt de verantwoordelijkheid bij culturele instellingen, gesubsidieerd of zoals in dit geval ongesubsidieerd, om de afweging te maken welke voorstellingen worden geprogrammeerd. Het kabinet heeft echter begrip voor het ongemak dat dit in sommige situaties kan veroorzaken.
Aangezien de website voor het kopen van tickets voor dit evenement geheel in het Russisch is, deelt u het vermoeden dat dit optreden voornamelijk is bedoeld voor Russen in Nederland?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de doelgroep van individuele theatervoorstellingen.
Gezien de achtergrond van Pozner en Urgant, de Russische taal van de show, en de verwachting dat vrijwel uitsluitend Russen de show zullen bezoeken, hoe beoordeelt u het risico dat deze show (impliciet of expliciet) zal bijdragen aan het verspreiden van Russische desinformatie en het Russisch narratief?
Het Russisch leiderschap gebruikt informatiemanipulatie als middel om instabiliteit te creëren, waaronder in EU-landen. Het kabinet is zich daarvan bewust en maakt Nederland weerbaarder tegen dergelijke dreigingen.
We moeten onderscheid maken tussen dergelijke desinformatiecampagnes en culturele of entertainmentproducties in de Russische taal en/of voor een Russische doelgroep – en er met dien verstande voor waken de grondrechten van individuen te schenden.
Hoe verhoudt deze voorstelling zich tot de ambitie en beleidsagenda van het kabinet om ongewenste buitenlandse beïnvloeding tegen te gaan?
Het kabinet heeft op 6 april 2023 in een brief omtrent de geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse invloed (OBI) aangegeven de zorgen van de Kamer te delen waar het signalen van ongewenste inmengingsactiviteiten door buitenlandse overheden betreft1. In deze situatie wijst het kabinet er echter op dat er geen signalen zijn van dwang door een statelijke actor, en dat burgers de voorstelling bezoeken uit vrije keuze. Vrijheid van expressie en vrijheid van meningsuiting zijn een groot goed in onze open en democratische samenleving.
We moeten ervoor waken dat deze niet in het geding komen. Tot aan de grens van de nationaal juridische kaders geldt dus dat kunstenaars vrij zijn zich uit te drukken en dat theaters vrij zijn te programmeren. Dat is essentieel in een democratische rechtsstaat.
Wanneer het kabinet wel dergelijke signalen ontvangt zullen deze in samenwerking met geëigende partners worden geduid en onderzocht – en zal het desbetreffende land, conform het diplomatieke spoor uit de interdepartementale OBI-aanpak, worden aangesproken wanneer sprake is van onacceptabel of grensoverschrijdend gedrag.
Hoe verhoudt deze voorstelling zich tot het beleid van de EU en Nederland om de verspreiding van Russische propaganda tegen te gaan, bijvoorbeeld door het boycotten van diverse Russische staatszenders?
Het Russisch leiderschap gebruikt informatiemanipulatie als middel om de destabilisatie van de EU te bewerkstelligen. Hiertegen kunnen verschillende instrumenten ingezet worden in het kader van FIMI (Foreign Information Manipulation and Interference) van de EU, zoals diplomatieke reacties, versterken van het maatschappelijk middenveld en fact-checking. Daarnaast is één van de instrumenten waarvan de EU zich bedient in het tegengaan van Russische propaganda de uitzendverboden die gelden voor meerdere Russische nieuwsmedia waaronder het Perviy Kanal, waar de heren Pozner en Urgant voor aanvang van de oorlog in dienst waren. Deze sanctie is ingesteld nadat Pozner en Urgant de zender hebben verlaten. Een uitzendverbod behelst ook niet automatisch een inreisverbod voor alle individuele (oud-)medewerkers van een kanaal. Daarnaast werkt de EU aan het tegengaan van een voedingsbodem voor de verspreiding van desinformatie en manipulatie van het informatiedomein. Op 12 december 2023 heeft de Europese Commissie het Defence for Democracy-pakket gepubliceerd. Dit pakket heeft als doel om o.a. vrije en eerlijke verkiezingen te bevorderen, desinformatie tegen te gaan en vrije media te ondersteunen.
Hoe verhoudt deze voorstelling zich tot het beleid van andere culturele instellingen om de banden met Rusland te verbreken, waartoe bijvoorbeeld eerder de Hermitage Amsterdam besloten heeft?
Artikel 13 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie stelt dat de kunsten en het wetenschappelijk onderzoek vrij zijn. Tot aan de grens van de nationaal juridische kaders geldt dus dat kunstenaars vrij zijn zich uit te drukken en dat theaters vrij zijn te programmeren.
Bent u bereid met Theater Amsterdam een kritische dialoog aan te gaan over de keuze om (ondanks vele kritische vragen) deze voorstelling doorgang te laten vinden, en te bespreken welke afweging hier is gemaakt tussen de vrijheid van meningsuiting en het tegengaan van Russische propaganda?
Het is aan de Nederlandse instellingen zelf om hun programmering vorm te geven; om die reden willen wij daar niet in treden. Wel herhalen we de oproep tot opschorting van formele en institutionele samenwerkingen met de overheid in de Russische Federatie en Belarus, evenals met de aan hen gelieerde culturele instellingen. Daarbij verwijzen wij naar de brief die op 9 maart 2022 aan uw Kamer is gestuurd inzake dit onderwerp2.
Bent u bereid om een kritisch en indringende dialoog te starten met de culturele sector over de vraag hoe een juiste afweging kan worden gemaakt tussen de vrijheid van meningsuiting en het tegengaan van Russische propaganda, en of in deze afweging ondersteuning vanuit de Rijksoverheid gewenst is?
Zie het antwoord op vraag 10.
Mogelijkheden om bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor hulp aan Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA), Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66), Ruben Brekelmans (VVD), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u ermee bekend dat het parlement van Estland een wet aangenomen heeft waarmee het mogelijk wordt gemaakt om bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor hulp aan Oekraïne?1
Ja, deze wet gaat specifiek over het nationaal mogelijk maken om private tegoeden van Russische gesanctioneerde entiteiten voor Oekraïne in te zetten.
In het artikel wordt erop gewezen dat er de afgelopen zes maanden, in aanloop naar deze wetgeving, door meerdere internationale bondgenoten en organisaties is gewerkt aan het wegwerken van mogelijke juridische knelpunten, kunt u aangeven welke landen en internationale organisaties hierbij betrokken waren?
Estland heeft bilateraal contact gehad met verschillende landen van de G7 en de EU die een dergelijke wet overwegen. Ook de Europese Commissie was betrokken bij het proces.
De wet is voorbereid in samenwerking tussen het Estse Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie. Ook het Estse parlement heeft verschillende juristen, academici en voormalige Kanseliers van Justitie gehoord in zowel open als gesloten sessies.
Inmiddels heeft de Estse President de wet ondertekend en zal deze in werking treden 10 dagen na publicatie in de State Gazette. De Kanselier van Justitie heeft de mogelijkheid om een grondwettelijke toets uit te voeren.
Wat is de stand van zaken van het onderzoek in internationaal verband naar de mogelijkheden voor het inzetten van het onderliggende vermogen van geïmmobiliseerde tegoeden ten behoeve van Oekraïne?2
Er lopen verschillende initiatieven, met name in EU- en G7-verband. Vooralsnog is er geen internationale overeenstemming over of er een internationaalrechtelijke basis bestaat voor het gebruik van het onderliggende vermogen. Daarnaast zijn er zorgen omtrent de financieel-economische risico’s van het gebruik van onderliggend vermogen. Ondertussen wordt er gekeken wat er op korte termijn al wel mogelijk is. Het kabinet is positief over de stappen die de EU nu al zet en blijft ambitieus in het verkennen van verdergaande stappen.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de aangenomen motie Brekelmans c.s. waarin verzocht wordt een voortrekkersrol te nemen in de EU voor een plan om bevroren Russische tegoeden in te zetten als onderpand voor financiële steun aan Oekraïne?3
Nederland is ambitieus als het gaat om het verkennen van verregaander mogelijkheden voor gebruik en probeert aan te sluiten bij initiatieven in G7-verband. Daarnaast zet het kabinet actief in om het ambitieniveau in de EU te verhogen, zoals ook aan uw Kamer is gecommuniceerd in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken op 27 mei 2024.
Vindt u dat we moeten streven naar het invoeren van een zogenoemde «Navalny Act» zoals voorgesteld door Bill Browder, die eerder voor de «Magnitsky Act» lobbyde?4
Linksom of rechtsom, voor het kabinet staat vast dat Rusland moet betalen voor de schade die het aanricht in Oekraïne. Daarvoor worden verschillende paden en middelen verkend. Momenteel vindt er geen discussie plaats over de naamgeving van eventuele maatregelen.
Kunt u aangeven in hoeverre de wet die door het parlement van Estland is aangenomen, een basis zou kunnen vormen voor soortgelijke wetgeving in Nederland en/of in de Europese Unie (EU)?
De wet die nu is aangenomen in Estland is alleen toepasbaar binnen de Estse nationale wetgeving en context. Voor Nederland geldt dat het Nederlandse sanctie-instrumentarium, gericht op buitenlandpolitieke doelstellingen en als bestuursrechtelijke, tijdelijke maatregel, zich niet leent voor gebruik van private tegoeden van gesanctioneerde entiteiten.
Op dit moment voorziet Nederlandse wetgeving niet in mogelijkheden voor confiscatie op basis van ingestelde sancties, zoals de wet die nu is aangenomen in Estland voorziet. Confiscatie van private tegoeden is in Nederland enkel mogelijk als een uitkomst van een strafrechtelijk proces. Zonder dit strafrechtelijk kader roept het overgaan tot confiscatie op basis van sancties serieuze vragen op omtrent de waarborg van individuele rechten zoals het eigendomsrecht. Bovendien zouden nationale sanctiemaatregelen de werking van de interne markt kunnen aantasten, het vrije verkeer beperken en een concurrentieverstorend effect hebben. Wel geeft Nederland – via Nederlandse wetgeving – uitvoering aan alle VN- en EU-sancties.
Om Rusland te laten betalen voor de schade die het aanricht, is het kabinet ambitieus in het verkennen van alle opties samen met internationale partners. Nederland pleit voor een actieve verkenning van verdergaande mogelijkheden ten aanzien van de geïmmobiliseerde tegoeden van de Russische Centrale Bank, hetgeen niet gaat over confiscatie van private tegoeden buiten de strafrechtketen om. Op dit moment is er echter internationaal gezien geen overeenstemming over een dergelijke stap. Mocht dat er wel komen dan zal Nederland daar uitvoering aan geven.
Bent u bereid om een voorstel te ontwikkelen om soortgelijke wetgeving in Nederland in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Nieuw beeld van daders seksuele uitbuiting: bijna 90 procent heeft migratieachtergrond en ze vallen na straf terug in oud gedrag’ |
|
Judith Tielen (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuw beeld van daders seksuele uitbuiting: bijna 90 procent heeft migratieachtergrond en ze vallen na straf terug in oud gedrag»?1
Ja.2
Bent u bekend met het rapport «Weet jij wie ik ben?» waar het bericht over gaat? Zo ja, wat is uw eerste reactie op het beeld dat wordt geschetst in het rapport?2
Ja.4 Het beeld dat blijkt uit het rapport toont aan dat we blijvend moeten inzetten op de aanpak van mensenhandel. Deze inspanning is nodig om slachtoffers te beschermen tegen seksuele uitbuiting.
Bent u het met de onderzoekers eens dat er meer aandacht moet zijn voor daders met een licht verstandelijke beperking? Deelt u het vermoeden dat deze problematiek een niet te verwaarlozen factor is bij deze vorm van criminaliteit? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat in de strafrechtketen aandacht is voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Om die reden is er een werkagenda «Strafrechtketen LVB-proof». Het doel van deze werkagenda is de recidive en het slachtofferschap bij mensen met een LVB te verminderen en de instroom van deze mensen binnen de (jeugd)strafrechtketen te voorkomen. De werkagenda richt zich op alle daders en is dus breder dan seksuele uitbuiting. De agenda beschrijft vijf doelen waarmee de omgang met LVB-problematiek in de (jeugd)strafrechtketen kan worden verbeterd: het op peil brengen van de kennis over LVB bij professionals, een betere samenwerking met het zorg en sociaal domein, een betere signalering van een LVB en dit vaker met andere ketenpartners delen, het aanpassen van de communicatie op de doelgroep en een passend handelingsperspectief voor professionals. De Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer op 4 maart 2024 over de voortgang van deze werkagenda geïnformeerd.5
Welke acties zijn ondernomen naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek mensen met een Licht Verstandelijke Beperking? En wat zijn daarvan de effecten gebleken?
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek is uitgevoerd in 2019 en geeft inzicht in de wijze waarop het systeem van ondersteuning dat de overheid heeft ingericht, werkt voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Het richt zich op diverse beleidsterreinen, waaronder justitie, maatschappelijke ondersteuning, langdurige zorg en jeugdhulp. Dit is essentieel omdat de (potentiële) behoefte aan ondersteuning vaak meerdere leefdomeinen betreft. De aanbevelingen van het onderzoek zijn gericht op passende communicatie, preventie, integrale ondersteuning, betere toerusting van professionals en publieksvoorzieningen, en zowel kennisverspreiding als kennisontwikkeling. Ten aanzien van deze aanbevelingen is onder andere ingezet op toegankelijke overheidscommunicatie, het programma Tel mee met Taal, de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking en de Werkagenda Strafrechtketen LVB-proof.
In de kabinetsreactie op het IBO «Mensen met een lichtverstandelijke beperking» zijn, op het beleidsterrein van Justitie en Veiligheid, eerder enkele acties met uw Kamer gedeeld.6 Sindsdien hebben strafrechtketenpartners verder gewerkt aan het LVB-proof maken van de strafrechtketen, zie het antwoord op vraag 3.
In hoeverre zijn de in het onderzoek «weet jij wie ik ben» benoemde aspecten, zoals onvoldoende herkenning en verkeerde inschatting door professionals, ook van toepassing op professionals in de jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg?
De jeugdzorgprofessional moet de context en achtergrond van jeugdigen goed in kaart brengen zodat passende hulp kan worden geboden. Er bestaan verschillende werkwijzen die hieraan bij dragen. De richtlijn «Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp», waarbij jeugdzorgprofessionals zo goed mogelijk de context waarin de jongere zich bevindt in kaart dienen te brengen en vervolgens samen met de jongere en of het gezin de meest passende hulp inzetten. De jeugdzorgprofessional heeft de taak om alle factoren die spelen goed af te wegen, een samenwerkingsrelatie op te bouwen en in gesprek te gaan met de jongere. Dit doen zij door middel van vraagverheldering en een probleem- en krachtenanalyse.
Herinnert u zich dat u de motie-Tielen over gehechtheid als onderwerp van de ontwikkelingsfactoren, heeft ontraden, omdat u aangaf dat dit «in principe al onderdeel is van het basistakenpakket van de jeugdgezondheidszorg en daarom een overbodige motie zou zijn»? Hoe verhoudt dit zich tot wat in het rapport staat, namelijk dat onveilige hechting een van de meest voorkomende psychologische kenmerken is van daders van seksuele uitbuiting? En is bekend in hoeverre dit ook geldt voor slachtoffers?3
Ja, ik herinner me de motie en sta achter de gegeven appreciatie. De JGZ-richtlijn Ouder-kindrelatie geeft handvatten over hoe JGZ-professionals hechting kunnen adresseren en hoe verstoring van dit proces vroeg kan worden gesignaleerd. Binnen het basistakenpakket JGZ gaat het om lichte ondersteuning, bijvoorbeeld 1–3 keer een extra gesprek. Ouders of jeugdigen die tot een specifieke doelgroep behoren kunnen een interventie vanuit de gemeente aangeboden krijgen zoals Stevig Ouderschap, Triple P of Voorzorg. Gemeenten kopen deze interventies in bij hun JGZ-uitvoerder. Bij aanhoudende, ernstige problematiek kan verwezen worden naar meer intensieve hulp buiten de JGZ. Daarnaast biedt de JGZ-richtlijn Kindermishandeling handvatten voor factoren die kindermishandeling voorkomen en voor hoe JGZ-professionals signalen, risico- en beschermende factoren actief moeten onderzoeken en uitvragen. De meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling is hierbij belangrijk. Deze meldcode geldt voor alle zorgverleners. De JGZ-professional ondersteunt waar het kan, overlegt met andere professionals en verwijst waar nodig door naar intensieve hulp buiten de JGZ. De toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg en ondersteuning na signalering, lichte hulp en eventuele doorverwijzing van de JGZ, bepalen mede het succes van de eerdere inzet die de JGZ-professional in het kader van het basistakenpakket JGZ heeft geleverd. Net als in de JGZ is aandacht voor het bevorderen van gezonde hechting een van de basiselementen van het werk van de jeugdzorgprofessional en is dit onder andere onderdeel van de opleiding. In vraag 7 ga ik hier nader op in.
Uit onderzoek blijkt dat professionals vaak aangeven dat (signalen van) hechtingsproblematiek een regelmatig voorkomende onderliggende kwestie is bij jongeren die slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting. De Nationaal Rapporteur heeft casuïstiekonderzoek uitgevoerd naar seksueel geweld tegen jonge vrouwen in Amsterdam. Hieruit blijkt dat meiden die slachtoffer zijn van seksueel geweld vaak een lange hulpgeschiedenis hebben met gebrek aan fundamentele veiligheid in de jeugd. Hechtingsproblematiek is vaak niet goed aangepakt.8 Ook ander onderzoek wijst uit dat hechtingsproblematiek kan leiden tot een hoger risico op het meemaken van seksueel geweld. Door zowel angst en drang naar acceptatie zijn deze jongeren minder in staat seksuele grenzen aan te geven.9
Bent u bereid alsnog met zowel de jeugdgezondheidszorg als de jeugdzorg in gesprek te gaan om dit onderwerp steviger te verankeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hier voor het zomerreces over informeren?
Het is uiteraard belangrijk dat er voldoende aandacht is voor een gezonde hechting en dat het signaleren van eventuele problematische gehechtheid verankerd is in de werkwijze van professionals in de jeugdhulp en de jeugdgezondheidszorg. Dit is op verschillende manieren geborgd. Zo is voor de jeugdgezondheidszorg in de Wet Publieke gezondheid beschreven dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de jeugdgezondheidzorg. Vanuit het basistakenpakket JGZ heeft de JGZ-professional een rol om gezonde hechting te stimuleren en (dreigende) verstoorde hechting en kindermishandeling vroegtijdig te signaleren. In professionele richtlijnen zoals de richtlijn Ouder-kind relatie worden de taken en werkwijze verder uitgewerkt.
Voor de jeugdzorgsector is dit thema onderdeel van de opleidingen. Het NJI heeft ter ondersteuning van onder andere professionals en ouders een kennisdossier op dit thema. Ook is het opgenomen in diverse kwaliteitskaders en richtlijnen voor professionals waarvan er een specifiek ingaat op problematische gehechtheid.10
We zien dat de implementatie van kwaliteitskaders en richtlijnen nog aandacht behoeft, hiervoor is in de Hervormingsagenda afgesproken dat er een duurzame structuur wordt ingericht voor Kwaliteit en Blijvend Leren waarin betrokken partijen (cliënten, professionals, aanbieders en gemeenten) vertegenwoordigd zijn. Deze is operationeel sinds januari jl. Zij zijn aan de slag met het opstellen van een onderzoeks- en implementatieagenda, het ontwikkelen van gedragen kwaliteitskaders voor (het merendeel van) de jeugdhulp en ervoor zorgen dat blijvend leren geborgd wordt en ondersteuning beschikbaar is voor de implementatie van kwaliteitskaders en richtlijnen. Gezien bovenstaande zie ik op dit moment geen aanleiding om specifiek over dit thema nader in gesprek te gaan met de jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg.
Bent u bereid nader onderzoek te doen naar de invloed van kenmerken die kunnen leiden tot potentieel daderschap van seksuele uitbuiting, zoals in het rapport wordt aanbevolen? En bent u bereid daarin ook onderzoek mee te nemen naar kenmerken die leiden tot potentieel slachtofferschap?
Uw Kamer is per brief van 23 april jl. geïnformeerd over onder meer het recentelijk onderzoek van de Nationaal Rapporteur recentelijk «Brede blik op daderschap»11. Dit onderzoek brengt verschillende soorten pleeggedrag van daders van binnenlandse seksuele uitbuiting in kaart en neemt hierin hun achtergronden en persoonlijke situaties mee. Binnenkort ontvangt uw Kamer een beleidsreactie.
Voor toelichting op nader onderzoek naar daders van seksuele uitbuiting verwijs ik u naar vraag 9.
Inzake (potentiële) slachtoffers van seksuele uitbuiting is in het actieplan Samen tegen mensenhandel actielijn 3 opgenomen. Deze actielijn investeert in en werkt aan betere vaststelling van slachtofferschap. Onderdeel hiervan is het kijken naar kenmerken van (potentiële) slachtoffers. Voor de zomer ontvangt uw Kamer het versterkte Actieplan Samen tegen mensenhandel. Hierin zal ook aandacht zijn voor het versterken van de positie van minderjarige slachtoffers.
Ten slotte wordt door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen jaarlijks onderzoek uitgevoerd naar (de kenmerken van) daders en slachtoffers van seksuele uitbuiting.
Op welke termijn kan de Kamer een voorstel verwachten met effectieve maatregelen die seksuele uitbuiting verminderen en kunnen voorkomen?
Uw Kamer is per brief van 23 april jl. geïnformeerd over de stand van zaken van het Actieplan programma Samen tegen mensenhandel (hierna: het Actieplan). In deze brief heeft de Staatssecretaris Asiel en Migratie toegelicht hoe het Actieplan wordt versterkt op basis van de wensen van de Tweede Kamer naar aanleiding van de moties Bikker c.s, Krul & Bikker en Veltman c.s.
Vanuit het Actieplan wordt breed ingezet op de aanpak van mensenhandel.12 Om onder andere seksuele uitbuiting te verminderen en voorkomen wordt beoogd om vanuit het Actieplan in te zetten op: het beschermen van (potentiële) slachtoffers, een betere daderaanpak, het aanpakken van klanten, verbeteren van de positie van minderjarige slachtoffers en het tegengaan van recidive. Ook zal worden ingezet op brede bewustwording van het fenomeen mensenhandel. Meer mensen moeten bewust worden gemaakt van wat mensenhandel is, zodat mensenhandel eerder wordt gesignaleerd en kan worden voorkomen.
De voorstellen zijn vertaald naar een nieuw versterkt Actieplan en worden binnenkort naar uw Kamer gestuurd, zodat er voor de zomer kan worden gestart met de uitvoering van het Actieplan.
De Tent of Nations in de buurt van Bethlehem |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66), Ruben Brekelmans (VVD), Kati Piri (PvdA), Caspar Veldkamp (NSC), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de zorgelijke situatie rond de educatieve boerderij met het vredesproject «Tent of Nations» in Bethlehem?1 2
Ja.
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer in het verleden vaker aandacht heeft gevraagd voor deze zaak?3 4
Ja.
Klopt het dat het Israëlische Hooggerechtshof in 2006 de uitspraak deed dat de familie Nassar hun herregistratie van het land kon gaan regelen? Klopt het tevens dat de familie Nassar aan alle vereisten hiervoor heeft voldaan, maar dat desondanks tot op de dag van vandaag procedures voortdurend vertraagd worden door de Israëlische autoriteiten?
Ja. Het klopt dat de herregistratiezaak van eigendom al jaren loopt. Volgens de familie Nassar en hun advocaat voldoen ze aan alle vereisten. Tot de dag van vandaag heeft dit nog niet tot erkenning geleid van het eigendom door de Israëlische autoriteiten.
Klopt het dat er juridisch gezien geen land mag worden ingenomen terwijl het herregistratieproces lopende is? Zo nee, waarom zou dat volgens u niet het geval zijn?
Zie het antwoord op vraag 5.
Indien juridisch gezien inderdaad geen land mag worden ingenomen, hoe oordeelt u dan over de aanleg van een weg en de voorbereidingen voor de aanleg van een tweede weg op het land van de familie Nassar? Deelt u de mening dat er direct gestopt moet worden met de aanleg van deze wegen? Zo nee, waarom niet?
Het humanitair oorlogsrecht verbiedt de confiscatie van privébezit in bezet gebied, tenzij de inbeslagname door dwingende militaire noodzaak wordt vereist. Daar is in dit geval geen sprake van. Ingebruikname van het land van de familie Nassar en aanleg van een weg zijn dan ook illegaal onder het internationaal recht en dienen direct te worden gestopt.
Klopt het dat de toegang tot de boerderij vanaf Road 60 naar Tent of Nations recent is afgesloten omdat het nu een «gesloten militair gebied» zou zijn? Zo ja, deelt u de mening dat de toegang tot de boerderij weer geopend zou moeten worden?
Navraag heeft geen bevestiging opgeleverd dat het officieel tot militair gebied is verklaard. Vanaf road 60 is de toegangsweg voor auto’s al enkele jaren afgesloten. Daar is recentelijk de versperring verhoogd waardoor de boerderij nu te voet ook moeilijk te bereiken is. Toegang tot de boerderij is nu beperkt tot één kant die alleen via een omweg te bereiken is.
Deelt u de mening dat er geen enkele rechtvaardiging is voor het belemmeren van de toegang tot het eigen land van de familie Nassar en/of het intimideren en het plegen van vernielingen op het land van de familie Nassar?
Ja, er lijkt in dit geval geen rechtvaardiging voor de belemmering van de toegang tot het land van de familie Nassar. Intimidatie en het plegen van vernielingen zijn in geen enkel geval gerechtvaardigd.
Bent u bereid bij de Israëlische autoriteiten om opheldering te vragen over deze zaak en dit terug te koppelen aan de Tweede Kamer?
De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah vraagt, al dan niet samen met gelijkgezinde landen, regelmatig aandacht voor de situatie bij Tent of Nations.
De Israëlische autoriteiten (COGAT) meldden naar aanleiding van Nederlandse vragen te hebben geconstateerd dat er werkzaamheden op het gebied van Tent of Nations hebben plaatsgevonden en dat deze werkzaamheden niet in opdracht van het leger of de Israëlische autoriteiten plaatsvinden. Zij meldden dat het aanleggen van de weg niet is toegestaan en dat zij hierop zullen handhaven. Nederland zal hier op blijven aandringen. Het Israëlische Supreme Court heeft op 21 april jl. bevolen dat de staat tot nader order geen verandering in de staat van het land van Tent of Nations mag aanbrengen. Deze order ziet niet toe op veranderingen die om redenen van veiligheid of urgente gevechtsbelangen noodzakelijk zijn.
Bent u bereid zich in te zetten voor een oplossing in deze zaak? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Nederland zet zich actief in voor de problemen van Tent of Nations. Recentelijk nog organiseerde de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah een bezoek voor enkele EU-lidstaten aan de Tent of Nations en werd navraag gedaan bij COGAT over het al dan niet verklaren tot militair gebied. Nederland neemt bilateraal en in EU-verband altijd duidelijk stelling tegen landonteigening en het nederzettingenbeleid in de bezette Palestijnse Gebieden. Dit zal Nederland blijven doen. Daarnaast zet Nederland zich in EU-verband in voor het aannemen van sancties tegen gewelddadige kolonisten. Hier gaat een belangrijke signaalwerking vanuit dat kolonistengeweld voor Nederland onacceptabel is en dat het moet stoppen.
In hoeverre acht u de betreffende kwestie typerend voor de situatie van Palestijnse boeren in (area C van) de Westelijke Jordaanoever en kunt u aangeven hoe deze zich heeft ontwikkeld sinds de terreurdaden door Hamas van 7 oktober jl.?
In veel opzichten is dit exemplarisch voor wat Palestijnse bewoners in area C meemaken. Palestijnse boeren in dit gebied worden al jaren bedreigd in hun activiteiten door Israël, bijvoorbeeld door landonteigening, het wijzigen van bestemmingsplannen of het verklaren van «staatsgrond». Organisaties als «Peace Now» en «B'Tselem» hebben uitgebreid gepubliceerd over de methoden die Israël gebruikt om controle te krijgen over land voor de bouw van illegale nederzettingen.
Het uitroepen van «staatsgrond» is een van de belangrijkste methoden waarmee Israël probeert controle te krijgen over land op de Westelijke Jordaanoever. Land dat is uitgeroepen tot staatsgrond wordt door Israël niet langer beschouwd als privébezit van Palestijnen. Israël verhuurt staatsgrond uitsluitend aan Israëliërs.
Volgens de organisatie Peace Now heeft Israël in 2024 de grootste hoeveelheid land ooit op de Westelijke Jordaanoever tot «staatsgrond» uitgeroepen. Dit lijkt te duiden op een toename sinds de terreurdaden van 7 oktober jl.
De levering van Patriot-systemen en raketten aan Oekraïne |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de oproep van Oekraïne (President Zelensky en Minister van Buitenlandse Zaken Kuleba) om meer Patriot-systemen en raketten te leveren, gegeven de intensivering van luchtaanvallen door Rusland op onder andere Kharkiv?
Ja.
Deelt u de mening dat Nederland, Europese landen, de Verenigde Staten (VS) en andere partners zich maximaal moeten inspannen om de luchtverdediging van Oekraïne te versterken?
Ja, het leveren van luchtverdedigingssystemen blijft één van de prioriteiten ten aanzien van de internationale militaire steun aan Oekraïne. Luchtverdedigingssteun is dermate belangrijk dat het kabinet onlangs heeft toegezegd € 150 miljoen bij te dragen aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en daarnaast € 60 miljoen vrij te maken voor het verwerven van korte afstand luchtverdedigingsmiddelen om op korte termijn de Oekraïense luchtverdediging te versterken. Ook blijft het kabinet partners en bondgenoten actief aansporen om materieel te leveren.
Welke mogelijkheden zijn er nog voor Nederland om (reserve-)onderdelen en raketten te leveren uit de bestaande voorraad, binnen de relevante kaders ten aanzien van NAVO-verplichtingen en de gereedheid van onze Patriot-eenheden?
Nederland heeft reeds twee Patriot-lanceerinrichtingen geleverd en onderzoekt momenteel met maximale flexibiliteit en creativiteit, zoals verzocht door de recente motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024), de mogelijkheden om aanvullende middelen uit eigen voorraad te leveren. Hierbij wordt in de afweging kritisch gekeken naar de gevolgen voor de operationele gereedheid, internationale verplichtingen en de mogelijkheid om Nederlandse militairen te blijven trainen.
Zijn er mogelijkheden om in samenwerking met andere landen die over Patriot-systemen beschikken meer te leveren uit bestaande voorraden?
Het Patriot-systeem is een schaarse capaciteit voor Nederland en binnen de NAVO. Echter, gezien de noden aan het Oekraïense front, onderzoekt het kabinet momenteel conform de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024) de mogelijkheden om aanvullende luchtverdedigingsmiddelen en andere militaire steun aan Oekraïne te leveren. Een eventuele levering van Patriot-systemen zal in samenwerking met andere landen moeten gebeuren.
Wanneer gaat het aangekondigde initiatief van vier Europese Unie (EU)-landen, waaronder Nederland, om via een nieuwe productielijn in Zuid-Duitsland 1.000 Patriot-raketten te produceren daadwerkelijk leiden tot de realisatie van nieuwe Patriot-raketten? Is het mogelijk om dit te versnellen? Zo ja, hoe?
In de eerste week van januari 2024 heeft het NATO Supply and Procurement Agency (NSPA) namens Nederland, Duitsland, Roemenië en Spanje de opdracht voor Europese productie tot een totaal van 1.000 Patriot-raketten gegund aan de joint venture van het Amerikaanse Raytheon en het Europese MBDA. De assemblagelijn van de Patriot-raketten zal in Zuid-Duitsland gerealiseerd worden. De Kamer is in de vertrouwelijke bijlage bij de Kamerbrief «Aanvulling inzetvoorraad munitie» (Kamerstuk 27 830, nr. 395 van 18 april 2023) geïnformeerd over de jaren waarin de Patriot-raketten geleverd worden.
Ziet u aanvullende kansen om de productie van Patriot-raketten te versnellen of op te schalen? Zo ja, welke?
Nederland heeft zich actief ingezet voor de uitbreiding van de bestaande productiecapaciteit van Patriot-raketten. Deze inzet is in lijn met het verzoek van de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en Europese productie van Patriot-raketten. Op dit moment ziet Nederland weinig aanvullende mogelijkheden om de Europese productie verder te versnellen of op te schalen. Meer Patriot-raketten zullen wel in de Verenigde Staten en Japan, worden geproduceerd. Nederland is over dit onderwerp met verschillende internationale partners in gesprek. Hierover kunnen wij op dit moment geen verdere uitspraken doen.
Bent u bekend met de uitspraak van Thomas Laliberty, President van Raytheon Land & Air Defense Systems, dat de productiecapaciteit om één Patriot-batterij per maand te produceren nu nog onderbenut is? Herkent u deze uitspraak?
Ja. Het kabinet heeft geen exact beeld van de mate waarin het betreffende bedrijf de productiecapaciteit benut en doet daarover dan ook geen verdere uitspraken. Wel is bekend dat de internationale vraag naar Patriot-systemen hoog is. Zo heeft Nederland, ter vervanging van de geleverde systemen, direct na donatie van materieel aan Oekraïne een verzoek tot het verwerven van Patriot-lanceerinrichtingen ingediend, maar daarvoor nog geen aanbod ontvangen. Defensie verwacht in de zomer een reactie op dit verzoek.
Overweegt Nederland om samen met andere landen actie te ondernemen om de productie van Patriot-batterijen te stimuleren, bijvoorbeeld door de vraag te bundelen en een gezamenlijke bestelling te doen? Zo ja, welke mogelijkheden worden verkend en wanneer verwacht u hierover te besluiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich actief ingespannen om de productie van Patriot-batterijen te stimuleren en zal blijven zoeken naar additionele mogelijkheden daartoe in lijn met het verzoek van de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en de Europese productie van Patriot-raketten. Via diverse werkgroepen vindt overleg met andere landen plaats over mogelijkheden tot vraagbundeling voor versterking van de eigen capaciteiten en die voor Oekraïne.
Welke stappen worden gezet om de interoperabiliteit tussen Nederlandse Patriots-luchtafweersystemen en die van andere NAVO-partners te verbeteren?
Nederland investeert in de doorontwikkeling van de huidige Patriot-communicatieapparatuur om beter te voldoen aan de nieuwste technische NAVO-standaarden die interoperabiliteit vergroten (Federated Mission Network). Ook voert Nederland gesprekken met Duitsland om barrières in regelgeving weg te nemen waardoor de procedurele interoperabiliteit wordt vergemakkelijkt.
Overweegt Nederland om Norwegian Advanced Surface to Air Missile System (NASAMS) aan Oekraïne te leveren? Zo ja, wat zijn de belangrijkste afwegingen en wanneer verwacht u hierover te besluiten? Zo nee, waarom niet?
NASAMS luchtverdedigingssystemen zijn op dit moment benodigd voor nationale operationele taken en kunnen dus niet aan Oekraïne gedoneerd worden zonder dat dit onacceptabele gevolgen heeft voor de gereedheid van onze krijgsmacht. Al het materieel dat niet essentieel is voor operationele taken of voor afstoting bestemd is wordt overwogen voor donatie aan Oekraïne, dit is op korte termijn voor NASAMS systemen niet voorzien.
Ziet u kansen om de productie van alternatieve luchtverdedigingssystemen in Europese landen op te schalen (buiten Patriots en NASAMS)? Zo ja, welke rol zou Nederland hierin, eventueel via de EU of NAVO, kunnen spelen?
Nederland zoekt actief naar mogelijkheden om de productie van luchtverdedigingssystemen op te schalen. Het kabinet inventariseert hiervoor, via de interdepartementale Task Force Productiezekerheid, mogelijkheden om dit multilateraal en/of in NAVO/EU verband te bewerkstelligen. Uw Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de inzet en eerste resultaten van deze Task Force.
Ziet u kansen om wereldwijd raketten voor luchtverdediging voor Oekraïne op te kopen, zoals Tsjechië doet voor artilleriemunitie? Zo ja, welke rol zou Nederland hierin kunnen spelen?
Het kabinet herkent de noden van Oekraïne, in het bijzonder op het gebied van luchtverdediging en heeft daarom onlangs aangekondigd € 150 miljoen bij te dragen aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en € 60 miljoen voor het verwerven van korte afstand luchtverdedigingsmiddelen. Verder is Nederland via bilaterale en multilaterale initiatieven zoals de Ukraine Defense Contact Group (UDCG), het International Fund for Ukraine (IFU) en een door het Verenigd Koninkrijk geleid initiatief ten behoeve van luchtverdedigingsmiddelen actief betrokken bij verschillende initiatieven ten behoeve van de Oekraïense luchtverdediging. Hierbij worden ook luchtverdedigingsmiddelen commercieel verworven ten behoeve van Oekraïne.
Welke overige acties onderneemt Nederland om de luchtverdediging van Oekraïne te versterken, zowel zelfstandig als samen met onze partners?
Nederland heeft sinds het begin van de grootschalige invasie van Oekraïne onder andere Patriot-lanceerinrichtingen, raketten, mobiele luchtdoelkanonnen, Stinger-raketten en verschillende type radars geleverd. Nederland benadert daarnaast internationale partners en bondgenoten actief om zo veel mogelijk opties tot het versterken van de luchtverdediging van Oekraïne te onderzoeken en realiseren. Ook draagt Nederland multilateraal als lid van de Integrated Air and Missile Defence en de Air Force Capability Coalition bij aan de toekomstige luchtverdediging van Oekraïne.
Bent u gezien de ernst van de recente Russische luchtaanvallen in Oekraïne bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.