De benoeming van een interim-bestuurder bij ProRail |
|
Paulus Jansen |
|
Zal het in het artikel genoemde lid van de Raad van Commissarissen inderdaad per 5 januari 2011 benoemd worden tot interim-bestuurder bij ProRail?1 Zo ja, is de benoeming gebonden aan een maximale termijn? Wat is de honorering van de interim-bestuurder?
Ja, mevrouw Zuiderwijk-Jacobs is per 5 januari 2011 benoemd als tijdelijk bestuurder van ProRail. Per 1 februari 2011 zal ze tevens optreden als tijdelijk President-directeur.
De benoeming is voor bepaalde tijd, namelijk tot het moment dat er een definitieve opvolger van de heer Klerk wordt aangesteld. Het streven is deze opvolger op korte termijn te kunnen presenteren.
Mevrouw Zuiderwijk-Jacobs werkt voltijds en ontvangt daarvoor een vast salaris van 188 000 euro op jaarbasis. Ze ontvangt geen bonussen. Daarmee wordt voldaan aan de Balkenendenorm. Zoals mijn ambtsvoorganger in zijn brief aan uw Kamer van 22 september 2010 heeft aangegeven, is ProRail voor het beloningsbeleid ingedeeld in de categorie «publiek», waarop de Balkenendenorm van toepassing is.2
Bij wie berust de bevoegdheid om een interim-bestuurder te benoemen en te ontslaan?
Bij de aandeelhouder van ProRail, zijnde Railinfratrust, waarvan de Staat 100% aandeelhouder is. Omdat de besturen van Railinfratrust en ProRail een personele unie vormen, betekent dit dat wanneer de Staat een bestuurder van Railinfratrust benoemt (of ontslaat), deze bestuurder tevens benoemd (of ontslagen) dient te worden als bestuurder van ProRail. Derhalve is mevrouw Zuiderwijk-Jacobs zowel bestuurder van Railinfratrust als bestuurder van ProRail.
Is het benoemen van een interim-bestuurder uit de gelederen van de zittende Raad van Commissarissen in overeenstemming met Code Tabaksblat? Indien een dergelijke benoeming aan voorwaarden gebonden is: kunt u onderbouwen dat voldaan is aan deze voorwaarden?
Ja. Wel gaat de Code Tabaksblat ervan uit dat de desbetreffende commissaris dan uit de Raad van Commissarissen terugtreedt. Dit is in het geval van mevrouw Zuiderwijk-Jacobs ook gebeurd.
Hoe luidde het functieprofiel op basis waarvan de nieuwe interim-bestuurder van ProRail is geselecteerd?
Gelet op het snelle terugtreden van de heer Klerk en de noodzaak om in afwachting van een definitieve opvolger, de continuïteit en de slagkracht van het bestuur van ProRail te waarborgen, heeft de voorzitter van de Raad van Commissarissen voorgesteld een tijdelijk bestuurder te benoemen. Gelet op de continuïteit, het belang van een goede bekendheid met ProRail en het vereiste van directe inzetbaarheid, heeft de Raad van Commissarissen gekeken of iemand uit haar midden de tijdelijke functie zou kunnen vervullen. Daarbij is als voorwaarde gesteld het beschikken over bestuurservaring in klantgerichte organisaties. Mevrouw Zuiderwijk-Jacobs voldeed aan dit profiel en is daarom door de Raad van Commissarissen aan mij voorgedragen. Ik acht mevrouw Zuiderwijk-Jacobs geschikt voor de tijdelijke functie.
Wat is de planning voor de definitieve invulling van de vacature die is ontstaan door het vertrek van de huidige President-directeur van ProRail?
Op dit moment wordt er door de Raad van Commissarissen gezocht naar geschikte kandidaten voor de functie van President-directeur waarmee ik dien in te stemmen. Het streven is de nieuwe President-directeur op korte termijn te kunnen presenteren.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 11 januari 2011 wanneer de Kamer haar werkzaamheden hervat?
Om een zorgvuldige beantwoording van deze vragen te waarborgen, was het helaas niet mogelijk deze vóór 11 januari naar uw Kamer te sturen.
Uitlatingen van de korpschef van de politie Amsterdam-Amstelland over handhaving van het boerkaverbod |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitlatingen die zijn gedaan door de korpschef van de politie Amsterdam-Amstelland, de heer Welten, in het NTR-programma «5 jaar later» van dinsdag 4 januari 2011?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is indien een korpschef van de Nederlandse politie met gebruikmaking van het individuele recht, namelijk de discretionaire bevoegdheid van de individuele politieman, democratisch aangenomen formele wetgeving in zijn geheel niet wil uitvoeren met als motivatie: «mindere prioriteit»? Zo nee, waarom niet?
Wetten worden gehandhaafd in het hele land. De korpsbeheerder heeft mij bevestigd dat er in de Amsterdamse driehoekgeen misverstand over bestaat dat de wet ook in Amsterdam geldt en wordt gehandhaafd.2
Deelt u de mening dat wanneer bij een mogelijk boerkaverbod de politie enkel waarschuwend wil optreden, met andere woorden niet verbaliserend, de politie in casu de korpschef, zichzelf indirect boven de wet stelt en dat dit in een rechtsstaat onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet komt met een voorstel voor een algemeen verbod op gelaatsbedekkende kleding zoals boerka’s. Daarin zal worden opgenomen welke sancties zullen volgen op het overtreden van dit verbod.
Bent u bereid met de heer Welten zo snel mogelijk een functioneringsgesprek te voeren naar aanleiding van dit interview waarin hij de mogelijkheid krijgt geboden om zijn woorden publiekelijk terug te nemen en indien hij dit niet wenst te doen, zijn ontslagprocedure per direct in te zetten? Zo nee, waarom niet?
De Amsterdamse driehoek, waar de heer Welten onderdeel van uitmaakt, heeft inmiddels publiekelijk bevestigd dat de wet (ook) in Amsterdam wordt gehandhaafd.
Kunt deze vragen voor 12 januari 2011, 12.00 uur beantwoorden?
Ja.
De onrust in Tunesië |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
|
|
![]() |
Kent u de berichten over de demonstraties tegen het bewind van president Zine el Abidine Ben Ali van Tunesië?1
Gaan op verschillende plaatsen in Tunesië vele duizenden demonstranten de straat op om te protesteren tegen de nijpende economische situatie, het gebrek aan vrijheid en de alles verstikkende corruptie van het regime Ban Ali? Zo ja, waarom kan hierover niet rechtstreeks worden bericht door de media en is men aangewezen op anonieme bloggers voor informatie?
Is dit het gevolg van een persbreidel door het regime? Zo ja, bent u bereid via de EU met kracht te protesteren tegen de persbreidel in Tunesië?
Deelt u de mening dat het gebrek aan economisch perspectief, de ernstige tekortkomingen op het vlak van mensenrechten, het gebrek aan politieke vrijheden en de enorme corruptie een voedingsbodem vormen voor radicalisering, die dankbaar door islamitische fundamentalisten zal worden gebruikt om hun invloed uit te breiden en meer terreur te veroorzaken? Zo ja, bent u bereid in EU-verband met spoed een speciale EU-strategie te bepleiten die er aan moet bijdragen dat in Tunesië de mensenrechten verbeteren, de politieke vrijheden toenemen, de persbreidel stopt, de corruptie wordt aangepakt, als voorwaarden om radicalisering tegen te gaan en economische ontwikkeling mogelijk te maken?
Bent u tevens bereid Frankrijk aan te sporen tot het verhogen van de bilaterale inspanningen om verbeteringen in Tunesië te bereiken, aangezien Frankrijk een speciale band heeft met Tunesië en veel invloed heeft in dat land?
Het KNMG-concept standpunt over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het KNMG-concept standpunt over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde?1
Ja.
Wat is de status van dit KNMG-concept standpunt?
De KNMG verwerkt de komende periode de uitkomsten van een ledenraadpleging in het definitieve standpunt, dat naar verwachting in het voorjaar verschijnt.
Hoe beoordeelt u het KNMG-concept standpunt in relatie tot tekst en intentie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, namelijk dat de arts de overtuiging moet krijgen dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt?
Ik zie het concept standpunt en de ledenraadpleging als een bezinning van de KNMG over de invulling van het uitzichtloos en ondraaglijk lijden en acht dit een nuttige discussie. Ik zal, gezien de conceptstatus van het standpunt, hier niet inhoudelijk op ingaan.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG) over de uitspraak in het concept-standpunt dat het «geen absolute voorwaarde» is «dat er een omschreven medische classificeerbare aandoening aanwezig moet zijn om als arts te beoordelen of er sprake is van ondraaglijk lijden in de zin van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (pagina1» terwijl de Hoge Raad voor de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, bepaalde dat bij toetsing sprake moet zijn van medisch geclassificeerde lichamelijke of psychische ziekten of aandoeningen?2 Deelt u de mening dat het KNMG-concept standpunt verwarring bij artsen veroorzaakt wanneer zij een verzoek tot hulp bij levensbeëindiging beoordelen? Zo ja, hoe gaat u dat voorkomen?
Zoals gezegd zie ik geen aanleiding een inhoudelijke beoordeling te geven van het concept-standpunt van het KNMG. Het huidige systeem biedt voldoende waarborgen voor het naleven van de wettelijke toetsingscriteria. De KNMG geeft in haar conceptstandpunt een invulling aan een van de wettelijke zorgvuldigheidseisen zoals vastgelegd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl). De RTE’s beoordelen van elk gemeld geval of de arts heeft voldaan aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen. Hiermee hebben de RTE’s sinds 2002 nadere invulling gegeven aan het wettelijke kader en de KNMG verwijst hiernaar in het concept standpunt. De beroepsgroep geeft in haar concept standpunt uitdrukking aan een voortschrijdend inzicht over de invulling van de criteria uit de wet, de adviezen van de RTE’s en jurisprudentie. Wanneer de beroepsgroep deze invulling in de praktijk toepast toetsen de RTE’s aan de hand van de wet en bestaande jurisprudentie of de meldend arts conform de zorgvuldigheidseisen heeft gehandeld. Deze rolverdeling heeft tot op heden tot volle tevredenheid gewerkt.
Dioxine in diervoeders |
|
Henk van Gerven |
|
Is het mogelijk dat ook in Nederland partijen diervoeders met dioxine worden geleverd? Zo nee, welke garantie kunt u daarvoor geven?1
Voor zover op dit moment bekend en, door de Duitse autoriteiten aangegeven, zijn er geen partijen diervoeders met dioxine geleverd in Nederland.
Welke maatregelen zijn er genomen sinds het dioxineschandaal met veevoer in 1999?
Tot eind 2004 was het toezicht op de diervoederregelgeving in handen van het Productschap Diervoeders. Daartoe was in productschapverordeningen uitvoering gegeven aan de Europese richtlijnen ten aanzien de productie, opslag en distributie van diervoeders. Vanaf 2004 wordt via de kaderwet Diervoeders uitvoering aan de Europese regelgeving gegeven en houdt de overheid hier zelf toezicht op. Daarnaast zijn er op het Europese vlak een aantal nieuwe verordeningen van kracht waaronder de Diervoederhygiëneverordening (nr. (EG) 183/2005). De belangrijkste aspecten hiervan zijn de nadrukkelijk eigen verantwoordelijkheid van het diervoederbedrijf voor de veiligheid van haar producten, en de verplichting een Hazard Analyses Critical Control Point (HACCP) plan geïmplementeerd te hebben. Dit laatste moet ervoor zorgen dat het bedrijf de risico’s van grondstoffen en productieproces in kaart brengt en beheerst.
De nVWA houdt toezicht op naleving.
Tevens heeft de diervoedersector het GMP+ kwaliteitssysteem in het leven geroepen. Belangrijke aspecten hierin zijn risicobeoordeling van diervoedergrondstoffen en certificering van bedrijven.
Onderdeel daarvan is dat diervoederbedrijven uitsluitend mogen afnemen van bedrijven die GMP+ gecertificeerd zijn.
Bovendien zijn er nog de initiatieven in de diervoedersector van TrusQ en Safefeed, die specifiek op de risico’s van de inkoop van grondstoffen gericht zijn.
Zowel het overheidstoezicht als het private toezicht binnen de diervoedersector hebben ertoe geleid dat de naleving is verbeterd en de kans op misstanden is verkleind.
Wat zijn de belangrijkste bronnen van dioxine in Nederland? Hoe vindt controle en handhaving hierop plaats?
Er zijn diverse oorzaken van een verontreiniging van diervoeders met dioxine denkbaar. Contact met verbrandingsgassen bij droogprocessen, verontreiniging vanuit de lucht en vroegere vulkanische activiteit bij delfstoffen zijn daarbij bekende voorbeelden.
In de eerste plaats is, zoals ook al is aangegeven bij vraag 2, het diervoederbedrijf verantwoordelijk voor de veiligheid van de geproduceerde diervoeders, en daarmee voor de controle op ongewenste stoffen. De nVWA controleert hierop op basis van het Nationaal Plan Diervoeders. In dit plan heeft de nVWA grondstoffen opgenomen die een potentieel risico vormen voor de dier- en volksgezondheid. Dit Nationaal Plan Diervoeders is openbaar en inzichtelijk op de website van de nVWA.
Hoe is de handhaving en controle op opslag en verkoop van partijen vetten op dioxine in Nederland geregeld?
De nVWA houdt risicogebaseerd toezicht. Alle diervoederbedrijven (productiebedrijven en opslagbedrijven) worden jaarlijks minimaal één keer gecontroleerd. Het Nederlandse bedrijf dat in deze crisis betrokken is, staat onder regulier toezicht van de nVWA.
Daarnaast wordt via het hierboven reeds genoemde Nationaal Plan diervoeders een monitoring uitgevoerd op ongewenste stoffen in diervoeders. In 2011 worden daartoe 550 monsters onderzocht op dioxines. Vetten en oliën maken hier ook deel vanuit (100 monsters).
De partij vetten die via Nederland is verhandeld betreft zogenaamde technische vetten. Dat wil zeggen dat deze vetten niet toegepast mogen worden in diervoeders of in de levensmiddelenindustrie.
Na de melding dat de verontreinigde vetten afkomstig waren uit Nederland heeft de nVWA een uitgebreid (dossier)onderzoek verricht bij de betreffende Nederlandse tussenhandelaar. Uit dit onderzoek van onder andere de vervoersdocumenten en het leveringscontract blijkt dat dit bedrijf de vetten als technisch vet heeft verkocht en dus te goeder trouw heeft gehandeld. Ook de Duitse autoriteiten en de Europese Commissie hebben dit in een eerder stadium geconcludeerd.
Acht u de controle en handhaving op vetten voor de veevoerindustrie voldoende? Zo ja, hoe kon deze partij via Nederland verhandeld worden? Zo nee, welke maatregelen gaat u dan nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat er nog altijd niet per ingekochte partij vetten door vetsmelterijen en handelaren in afvalvetten wordt gecontroleerd op dioxine? Zo ja, bent u bereid om per partij ingekochte afvalvetten een dioxinetest te verplichten? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij vraag 2 en 3 heb aangegeven is het diervoederbedrijf primair verantwoordelijk voor de veiligheid van de diervoeders die het produceert. Een bedrijf dient de risico’s te beoordelen van haar grondstoffen en eindproduct en deze risico’s te borgen. Dit kan per vet en oorsprong verschillend zijn. De nVWA controleert bij haar inspecties of het diervoederbedrijf, in dit geval de vetsmelterij of handelaar, de risico’s voldoende benoemt en controleert. In geval van nalatigheid op dit vlak riskeert het bedrijf een proces-verbaal of een bestuurlijke maatregel in de vorm van intrekking van de registratie of stilleggen van het bedrijf.
De aanpak van strategische sectoren in de Europese Unie |
|
Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de uitspraken van EU-commissaris Antonio Tajani (Industrie) in de Duitse krant Handelsblatt?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het zeer gewenst is om – ook in het kader van de EU-2020 strategie – de industriebelangen van en binnen de EU zorgvuldig te wegen, innovatieve industrie voor Europa te behouden en te versterken en een strategie te hanteren die moet voorkomen dat bedrijven die voor de Europese Unie van strategisch belang zijn of kennis en patenten bezitten die voor de Europese Unie van strategisch belang zijn, risico’s lopen door overname of verkoop? Zo nee, waarom niet?
Industrie en aan de industrie verwante diensten (zoals logistiek en zakelijke dienstverlening) zijn cruciaal voor economische groei, welvaart en voor maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Daarom geeft dit kabinet het ondernemers volop de ruimte in het nieuwe bedrijfslevenbeleid. Enerzijds door in te zetten op goede randvoorwaarden voor alle ondernemers (o.a. fiscaliteit, infrastructuur, onderwijs en aanpak regeldruk). Anderzijds zet dit kabinet in op het versterken van economische topgebieden, zoals agrofood, high tech, water, chemie en logistiek. Nederland heeft unieke sterktes, waarmee internationaal het verschil wordt gemaakt en het kabinet wil samen met bedrijven en kennisinstellingen deze sterktes verder uitbouwen.
Het versterken van de concurrentiekracht van de industrie is een belangrijk onderdeel van de Europa 2020-strategie gericht op slimme, duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid. Op 28 oktober 2010 heeft de Europese Commissie de Mededeling over een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering (COM (2010) 614 final) uitgebracht. Dit is een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Op 10 december 2010 heeft de Raad voor het Concurrentievermogen conclusies over deze Mededeling aangenomen (Raad van de Europese Unie, 17838/10). Belangrijke actiepunten voor de komende periode zijn o.a. het verder versterken van de interne markt, slimme regelgeving, betere toegang tot financiering van bedrijven, het zorgen voor een eerlijk speelveld, aandacht voor het MKB en het stimuleren van innovatie.
Cruciaal voor de concurrentiekracht van bedrijven is een goede marktdynamiek (inclusief de mogelijkheden van bedrijfsovername of -verkoop). Buitenlandse investeringen spelen hierbij een belangrijke rol, omdat hiermee nieuwe kennis, vaardigheden en technologie vanuit het buitenland kunnen binnenstromen. Dit verhoogt de productiviteit. De andere kant van deze medaille is dat hierdoor ook kennis naar het buitenland kan stromen. Veel fusies en overnames hebben o.a. als doel het binnenhalen van technologische onderzoekscapaciteit. Dit hoeft zeker niet nadelig te zijn: voor bedrijven in het thuisland van het overgenomen bedrijf is dit vaak zelfs een extra prikkel om verder te innoveren om zo de meest geavanceerde technologie in huis te blijven houden.
Ten behoeve van marktdynamiek ziet de overheid (zowel nationaal als in Europa) toe op gezonde concurrentieverhoudingen via toezicht op mededinging en toetsing van fusies en overnames. Verder is het van belang dat publieke belangen geborgd blijven. Bedrijfsactiviteiten en kennis die van publiek belang zijn, zijn in Nederland op verschillende wijzen goed beschermd. Zo geldt voor niet beursgenoteerde bedrijven in strategische sectoren dat cruciale delen van strategische bedrijven of infrastructuur via (meerderheids- of zelfs 100%) aandeelhouderschap in eigendom zijn van de staat. Verder worden publieke belangen geborgd via specifieke sectorale wet- en regelgeving (bijvoorbeeld op het terrein van energie en telecom) in combinatie met toezichthoudende organen. Tenslotte voorkomt het concentratietoezicht door de NMa ongewenste machtsposities in strategische sectoren. Voor alle beursgenoteerde bedrijven geldt verder een verplichte melding van belangen vanaf een belang van 5%. Er is een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer waarbij deze grens wordt verlaagd naar 3% en waarbij aandeelhouders tevens moeten aangeven of zij voor of tegen de strategie van de vennootschap zijn (2009, TK 32 014, nr. 2). In Europa is er een belangrijke rol voor DG Mededinging, die toeziet op gezonde concurrentieverhoudingen en een eerlijk speelveld binnen de Europese Unie.
Zo ja, deelt u de opvatting dat een dergelijke strategie op de meest korte termijn in werking dient te treden? Zo nee, waarom niet?
In februari zal de Tweede Kamer een nadere uitwerking van het bedrijfslevenbeleid ontvangen. Dit beleid en het Europese industriebeleid liggen in elkaars verlengde en vormen tezamen een offensieve strategie die is gericht op het versterken van het vestigingsklimaat en de concurrentiekracht van de Nederlandse en Europese industrie. Dit is de beste garantie voor het ontstaan, behoud en aantrekken van toonaangevende en innovatieve bedrijven. Ik zie geen aanleiding om hier extra elementen aan toe te voegen, bijvoorbeeld in de vorm van extra toetsing van fusies en overnames. Dit zou namelijk leiden tot extra bureaucratie. Ook draagt extra regelgeving niet bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en schrikt dit investeerders af. Daarnaast bestaat het gevaar dat een dergelijke stap zal leiden tot protectionistische maatregelen door derde landen. Een open en internationaal georiënteerde economie zoals de Nederlandse economie zal hiervan schade ondervinden.
Zo ja, deelt u de opvatting dat het hierbij niet alleen moet gaan om defensieve industriële belangen maar ook om de verspreiding en het vermarkten van kennis en onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het stimuleren van innovatie is een belangrijk onderdeel van het bedrijfslevenbeleid. Alleen door voortdurend te vernieuwen kunnen bedrijven de internationale concurrentiestrijd aan. De uitdaging voor de komende tijd is vooral het beter vermarkten van kennis en patenten (valorisatie), want Nederland heeft veel hoogwaardige kennis in huis, maar slaagt er nog onvoldoende in om die kennis om te zetten in nieuwe producten en diensten en vernieuwend ondernemerschap.
Ook in het Europese industrie en innovatiebeleid is valorisatie een belangrijk aandachtspunt, getuige de Raadsconclusies van het vlaggenschipinitiatief Innovatie Unie van 26 november 2010 en het vlaggenschipinitiatief Europees Industriebeleid van 10 december 2010. Kernpunten naast verbetering van de interne markt zijn o.a. een goed en betaalbaar EU-octrooisysteem, verbetering van de toegang tot (risico)kapitaal, verbetering van toegang tot Europese programma’s en innovatief aanbesteden. Nederland zet zich actief in de EU in om door versterkte samenwerking tussen een groep van lidstaten een EU-octrooi van de grond te krijgen, wat veel positieve gevolgen zal hebben voor Europese ondernemers. Verder is Nederland voorstander dat de Europese Commissie onderzoekssamenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven bevordert.
Dit draagt bij aan betere verspreiding en vermarkting van kennis en onderzoek binnen Europa. Bovendien draagt dit bij aan het creëren van een interessant vestigingsklimaat voor bedrijven, omdat zij hiermee het excellente kennispotentieel dat in Europa voorhanden is kunnen benutten.
Zo ja, bent u voornemens deze onderwerpen bij de eerstvolgende EuropeseRaad voor het Concurrentievermogen inhoudelijk aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 25 november en 10 december jl. is gesproken over de Mededeling en zijn Raadsconclusies aangenomen over de Europese strategie voor industriebeleid. Het komt nu aan op uitvoeren van de verschillende actiepunten. Uiteraard zal Nederland de voortgang van de beleidsacties scherp volgen.
Bent u daarnaast bereid dit onderwerp te (doen) agenderen op de eerstvolgende Europese top over de EU-2020 strategie? Zo ja, met welke inzet van Nederland zal dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Op 17 juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid aangenomen. De thematische kant van de Europa 2020-strategie heeft de afgelopen maanden vorm gekregen door de invulling van de zeven vlaggenschipinitiatieven. Zo zijn de vlaggenschipinitiatieven Innovatie Unie en Industriebeleid in het najaar van 2010 uitgebracht en zal het laatste vlaggenschipinitiatief over Hulpbronnenefficiëntie eind deze maand worden gepubliceerd. Het komt nu aan op het uitvoeren van alle actiepunten uit de vlaggenschipinitiatieven zowel op nationaal als Europees niveau. De vakraden en de Europese Raad zullen regelmatig de voortgang bespreken. Zo zal de Europese Raad van 4 februari in het teken staan van innovatie en energie, twee belangrijke thema’s van de Europa 2020-strategie.
Op welke wijze krijgt geopolitieke industrie- en kennisstrategie een plaats in de nota over een nieuwe industriepolitiek, die u aan het ontwikkelen bent?
In toenemende mate zijn geopolitieke ontwikkelingen van invloed op randvoorwaarden en het speelveld waarmee bedrijven te maken hebben. Dit is mede een gevolg van de toenemende internationalisering en voortschrijdende mondialisering van de economie, waardoor «nieuwe» spelers op de markten zijn gekomen die soms andere spelregels hanteren. Landen die bijvoorbeeld sterk gedomineerd worden door staatskapitalisme, kunnen de regels van het economisch spel veranderen. Het is ook een gevolg van toenemende schaarste van grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen die geconcentreerd zijn in bepaalde landen of werelddelen. Dit alles heeft tot gevolg dat economische diplomatie steeds belangrijker wordt voor de concurrentiekracht voor bedrijven, bijvoorbeeld bij het aantrekken van (hoogwaardige) buitenlandse investeringen of de toegang van bedrijven tot grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen. Economische diplomatie is dan ook een onlosmakelijk onderdeel van het nieuwe bedrijfslevenbeleid: mocht onverhoopt een bedrijf uit Nederland tegen problemen aanlopen bij het zakendoen in het buitenland, dan zal ik niet aarzelen om via economische diplomatie, waar nodig, te interveniëren.
Deelt u de opvatting dat het niet wenselijk is om hierbij op voorhand te pleiten voor een nieuwe autoriteit, met alle nieuwe institutionele en financiële effecten en extra kosten van dien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat er opnieuw een EU-instituut bijkomt?
Gelet op bovenstaande antwoorden zie ik zie geen aanleiding om een dergelijke autoriteit op te richten. Overigens ligt er bij mijn weten geen concreet voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot dit punt.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 15 januari 2011?
De chaos bij de spermabank |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat chaos bij de spermabank de zoektocht van kinderen frustreert?1
Ja.
Wat is de oorzaak dat er veel gegevens van bepaalde spermabanken volledig verloren zijn gegaan? Is er een mogelijkheid om deze verloren gegevens alsnog te achterhalen?
Vanaf 1 juni 2004 zijn spermaklinieken verplicht gegevens over donoren aan te leveren bij de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB).
Deze aanleveringsplicht geldt ook voor de gegevens van vóór 1 juni 2004, indien de klinieken hier de beschikking over hebben. Niet van alle donoren van vóór 1 juni 2004 zijn de persoonsgegevens beschikbaar, onder meer omdat de administraties van klinieken die ophielden te bestaan voordat de wet in werking trad, vernietigd zijn. Het is helaas niet mogelijk om deze vernietigde gegevens alsnog te achterhalen.
Hoe verloopt de administratie van zaaddonoren sinds de anonimiteitswaarborg voor zaaddonoren is komen te vervallen?
Spermaklinieken leveren de persoonsgegevens van donoren aan bij de SDKB. Het gaat hierbij om de medische, fysieke, sociale en de persoonsidentificerende gegevens van de donor. De SDKB bewaart en beheert de donorgegevens en verstrekt op verzoek bepaalde gegevens aan het kind, de ouders en de huisarts van het kind. De SDKB ziet er op toe dat de klinieken deze gegevens aanleveren en dit verloopt voor de gegevens van na 1 juni 2004 naar tevredenheid van de SDKB.
Deelt u de mening dat donorregistratie uiterst zorgvuldig dient te gebeuren, zodat kinderen die geboren worden door kunstmatige bevruchting niet alleen het recht hebben op het kennen van hun biologische ouders, zoals conform de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, maar ook de mogelijkheid hebben om hun biologische ouders daadwerkelijk te vinden?
Het zorgvuldig registreren van de donorgegevens is van groot belang om de werking van de wet te waarborgen. De wet biedt voldoende waarborgen voor kinderen die na 1 juni 2004 geboren zijn om, wanneer zij 16 jaar of ouder zijn, niet alleen de fysieke en sociale gegevens, maar ook de persoonsidentificerende gegevens van de donor op te kunnen vragen. Voor kinderen geboren vóór 1 juni 2004 is de situatie complexer, omdat gegevens over de donor om verschillende redenen regelmatig ontbreken. Hierdoor heeft de SDKB tot nu toe van de 74 aanvragen er slechts 11 kunnen honoreren. Achtmaal zijn er sociale en fysieke gegevens over de donor verstrekt aan ouders en driemaal is de SDKB in staat gebleken om donorkinderen van 16 jaar en ouder in contact te brengen met hun verwekker.
Burgemeesters die stoppen vanwege de FPU |
|
Roos Vermeij (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de diverse berichten over burgemeesters die vanwege dreigend pensioenverlies stoppen met hun functie?1
Ja. Andere geluiden trof u aan in De Pers (vrijdag 7 januari 2011) en het Financieel Dagblad (donderdag 6 januari 2011).
Hoeveel burgemeesters zullen de komende jaren nog voor het dilemma komen te staan tussen het volmaken van de ambtstermijn en verlies van pensioen of vóór het einde van de ambtstermijn stoppen en behoud van pensioen?
Het aantal burgemeesters dat tijdens de huidige ambtstermijn 65 jaar wordt, en dus voor de keus staat om al dan niet vóór de leeftijd van 65 jaar te stoppen, bedraagt 45.
Overigens is er geen sprake van verlies van pensioen. Er wordt alleen een bepaald voordeel niet verkregen. Dat voordeel was daar ook niet voor bedoeld. Het kiezen om door te werken vanaf de leeftijd van 62 jaar, is een individuele keuze. Zo is het ook voor het doorwerken vanaf 65 jaar.
In 2006 is de fiscale facilitering van de VUT-premie afgeschaft; met andere woorden de Vut is niet langer mogelijk. Voor personen geboren voor 1 januari 1950 is in het zicht van de finish afgesproken, dat zij nog wel vervroegd kunnen uittreden. De overgangsmaatregel is een voorwaardelijk recht dat omslaggefinancierd is: de kosten worden betaald door alle werkenden, zij betalen daartoe een Vut-premie. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel (de wet Vut Prepensioen en Levensloop; Wet VPL), heeft TK-lid Vendrik voorgesteld het doorwerken voor deze groep gedurende de Vut-leeftijd te stimuleren door een actuariële herrekening van de uitkering. Het amendement Vendrik is aangenomen met steun van onder andere de PvdA. Iedere maand die men later uittreedt vanaf de Vut spilleeftijd (ongeveer 62 jaar), wordt het maandelijkse Vut-uitkeringsbedrag verhoogd. Bij uittreden op de leeftijd van 64 jaar en 11 maanden is de Vut-uitkering op zijn hoogst, en mag die eenmalig aan het pensioen worden toegevoegd. Treedt men uit bij de leeftijd van 65 jaar, dan is men te laat om voor een stimuleringsmaatregel Vut in aanmerking te komen. Men heeft geen recht op een voorwaardelijke Vut-uitkering. Dat is de uitwerking van amendement Vendrik, of de »64.11 bonus». Het gegeven dat meer personen nu langer doorwerken vanaf de leeftijd van 62 jaar tot en met de leeftijd van 64 jaar en 11 maanden, geeft aan dat de stimuleringsmaatregel – van doorwerken gedurende de Vut-gerechtigde leeftijd – werkt.
Overigens ligt een vergelijking tussen uittreden bij 64 jaar en 11 maanden en bij 65 jaar niet voor de hand, want personen die willen doorwerken treden in de regel niet al uit bij de leeftijd van 65 jaar en nul maanden. Dat is slechts één maand later dan 64 jaar en 11 maanden. Het doorwerken zal over het algemeen een aanzienlijk langere periode beslaan. Alleen in de situatie waarin slechts enkele maanden wordt doorgewerkt, kan uittreden bij de leeftijd van 64 jaar en 11 maanden financieel aantrekkelijker zijn.
Voor hoeveel andere medewerkers in overheidsdienst die zijn aangesloten bij het ABP en fpu-gerechtigd zijn, geldt dat zij verplicht moeten stoppen op hun 65ste willen ze pensioenverlies voorkomen?
In totaal zijn er nog 43 302 personen bij de overheid met uitzicht op FPU. Dat is 4,36% van het personeelsbestand bij de overheid. Het gaat om overheidswerknemers die vóór 1 januari 1950 geboren zijn. Voor deze groep geldt de overgangsregeling in de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL). De maatregel is uitsluitend als stimulans bedoeld voor doorwerken tijdens de VUT-periode.
Er is geen sprake van een «verplichting of dwang» om te stoppen. Als wordt gekozen voor langer doorwerken vanaf 65 jaar, loont dat. Er wordt loon verkregen (in plaats van Abp-pensioen: wat een percentage van het loon is), er is vrijstelling van sociale zekerheidspremies en men ontvangt AOW. Tevens wordt een hoger maandbedrag aan Abp-pensioen opgebouwd.
Wat vindt u ervan dat burgemeesters, respectievelijk medewerkers in overheidsdienst, eerder stoppen dan wenselijk is onder invloed van verlies aan pensioenopbouw?
Het moment van uittreden is een persoonlijke keuze. In het algemeen stimuleert de hierboven genoemde maatregel juist dat overheidswerknemers langer doorwerken gedurende de VUT-periode.
Kunt u de Kamer informeren over de pogingen die zijn gedaan om deze ongewenste ontwikkeling te voorkomen? Waarom heeft dit tot op heden niet tot resultaten geleid?
De maatregel die stimuleert tot uitstel van vervroegde uittreding is gebaseerd op het overgangsrecht voor prepensioenregelingen en regelingen voor vervroegde uitkeringen in de Wet VPL2. De invulling van de wet VPL is overgelaten aan de sociale partners. Voor de overheid is de wijze van invulling tot stand gekomen in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Daarbij is afgesproken dat de maatregel alleen geldt voor werknemers die doorwerken gedurende de periode waarin zij vervroegd kunnen uittreden. Omwille van een evenredige verdeling tussen jong en oud hebben sociale partners, die verantwoordelijk zijn voor de FPU-regeling, niet gekozen voor een extra financieel voordeel bij doorwerken vanaf de leeftijd van 65 jaar. In het antwoord op vraag 3 treft u de voordelen aan van doorwerken na 65 jaar.
Nu de leeftijd waarop overheidswerknemers vervroegd uittreden daadwerkelijk oploopt (van 59,4 jaar in 2005 tot 62,0 jaar in 2009), is er geen aanleiding de maatregel bij te stellen. Daarbij komt dat de overgangsmaatregel automatisch afloopt op 1 januari 2015. Op dat moment heeft iedereen die vóór 1 januari 1950 is geboren, de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn maatregelen te treffen, zodat burgemeesters en andere fpu-gerechtigden, ongestraft hun termijn kunnen volmaken, ook als dat betekent dat men langer doorwerkt dan tot 65 jaar?
Zie antwoord vraag 5.
De terroristische moordaanslag op Koptische Christenen in Egypte |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de aanslag op een koptische kerk in Alexandrië op oudejaarsavond, waarbij 21 mensen zijn omgekomen en vele mensen gewond?1
Met afschuw heb ik kennis genomen van de aanslag op een koptische kerk in Alexandrië op oudejaarsavond. Ik heb mijn Egyptische ambtgenoot een brief geschreven waarin ik mijn medeleven betuig aan de Egyptische regering en aan hen die vrienden of familie bij deze aanslag hebben verloren. Daarnaast roep ik de Egyptische regering in de brief op om al het mogelijke te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Is er een verband tussen de recente terroristische aanslagen op christenen in Irak en deze aanslag, zoals wordt gesuggereerd door een militante Irakese website, «Netwerk van Islamitische glorie», die oproept om kerken aan te vallen?
Zowel in Irak als in Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Naar verluidt zouden de gijzelnemers bij de gijzeling in de koptische kerk in Bagdad in oktober 2010 de vrijlating hebben geëist van de (islamitische) echtgenotes van twee koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dat kan ik echter niet bevestigen. De aanslag is niet opgeëist. In een toespraak van de Egyptische minister van Binnenlandse Zaken, Habib al-Adly, op 23 januari 2011 heeft deze aangegeven dat onderzoek van de Egyptische autoriteiten naar de (daders van de) aanslag heeft uitgewezen dat een splintergroepering van Al Qaida, met de naam «het Palestijnse Leger van de islam» achter de aanslag zit. Inmiddels is de hoofdverdachte in deze zaak, de 28-jarige Ahmed Lotfi Ibrahim Mohamed gearresteerd.Het Palestijnse Leger van de Islam zelf heeft alle betrokkenheid bij de aanslag ontkend. Verdere informatie over het resultaat van het onderzoek van de Egyptische autoriteiten is niet openbaar gemaakt.
Waarom zijn de drie verdachten die tijdens de vorige koptische Kerstviering (6 januari 2010) opgepakt zijn, nadat zeven koptische christenen in Nag Hammadi (Egypte) werden vermoord, nog niet berecht? Bent u bereid bij de Egyptische autoriteiten aan te dringen op een spoedige rechtsgang?
Het proces van de drie verdachten van de aanslag in Naga Hammadi op 6 januari 2010 neemt veel tijd in beslag, onder andere vanwege onenigheid tussen de advocaten van de verdachten. Op 17 januari 2011 heeft een staatsveiligheidsrechtbank vonnis gewezen tegen de hoofdverdachte (de schutter). Hij is ter dood veroordeeld. Een uitspraak tegen de twee medeverdachten wordt op 20 februari 2011 verwacht. Omdat het vonnissen van een staatsveiligheidsrechtbank betreft is geen hoger beroep mogelijk. Of de doodstraf daadwerkelijk zal worden uitgevoerd is nog niet bekend. Daarover worden in de regel geen mededelingen gedaan. De Nederlandse ambassade heeft op een aantal momenten als waarnemer deelgenomen aan de procesgang.
Kunnen koptische christenen in Egypte en Irak nog wel de koptische Kerst op 6 januari in hun kerkgemeenschappen vieren?
De veiligheidsmaatregelen rond koptische doelen zijn in aanloop naar de koptische kerst op 6 januari j.l. verscherpt. Voor zover mij bekend is de koptische kerst zonder incidenten verlopen en hebben de kopten in Egypte en Irak hun kerst inderdaad in hun kerkgemeenschappen kunnen vieren.
Wat vindt u van de reactie van de Arabische Liga op het toenemende geweld tegen religieuze minderheden, aanslagen op kerken en gijzelingsacties?
De Secretaris Generaal van de Arabische Liga, de heer Amr Moussa, heeft de aanslag op de koptische kerk in Alexandrië veroordeeld. In zijn reactie heeft hij de Egyptische bevolking tevens opgeroepen vast te houden aan hun nationale eenheid en zich collectief tegen dergelijke criminele aanvallen te scharen. Dat is een passende reactie.
Op welke wijze proberen de Europese Unie en de internationale gemeenschap bij te dragen aan vermindering van spanningen tussen christenen en moslims in Egypte en Irak?
Op 11 januari heb ik EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden in diverse landen op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 31 januari te zetten. Tijdens deze vergadering zal worden besproken wat de EU concreet kan doen om spanningen tussen religieuze groepen en geweld tegen religieuze minderheden in derde landen tegen te gaan. Ik heb voorgesteld de informatie van speciaal VN-rapporteur Bieleveldt bij de discussies te betrekken. Voorts gaf mevrouw Ashton aan dat de positie van religieuze minderheden een vast onderdeel zal vormen van de EDEO mensenrechtenrapportages.
In het kader van het EU-Associatieakkoord wordt dit onderwerp met de Egyptische autoriteiten besproken. Mensenrechten, waaronder godsdienstvrijheid, maken deel uit van de reguliere mensenrechtendialoog die plaatsvindt tussen de EU en Egypte in het kader van het Associatieakkoord. In de periode tussen 2007–2010 heeft de EU € 17 miljoen ingezet voor het bevorderen van mensenrechten in Egypte. Dit is ingezet voor programma’s ten behoeve van het bevorderen van fundamentele mensenrechten, waaronder burger- en politieke rechten.
Ook de VN Mensenrechtenraad biedt een forum om dit onderwerp te bespreken. Tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Egypte in de Mensenrechtenraad heeft Nederland aandacht gevraagd voor de rechten van religieuze minderheden in Egypte. Nederland heeft met name aangedrongen op het afschaffen van discriminerende bepalingen en de aanname van uniforme regels voor het bouwen en renoveren van kerken en andere gebedshuizen.
De aanzwellende islamitische jihad tegen christenen in Irak |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Kent u de nieuwsberichten «Two killed and eight injured in bomb attacks on Baghdad Christians»1 en «Resurgent al-Qaida threatens Christians in Iraq with «destruction'»?2
Ja.
Deelt u de mening dat de tegen Irakese christenen gerichte bedreigingen met vernietiging en terreuraanslagen niet op zichzelf staan, maar dat deze onderdeel uitmaken van een islamitische jihad die erop gericht is de christenen uit de islamitische wereld te verdrijven? Ziet u wat dat betreft een verband tussen de in december 2010 gepleegde aanslagen tegen christenen in Alexandrië (Egypte), Jos (Nigeria) en Bagdad (Irak)?
Naar verluidt zouden de gijzelnemers in Bagdad de vrijlating hebben geëist van twee (tot de islam bekeerde) echtgenotes van Koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een Koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dit kan ik echter niet bevestigen. Er zijn verder geen concrete aanwijzingen voor een verband tussen de gebeurtenissen in Alexandrië, Jos en Bagdad.
In genoemde landen doen zich al geruime tijd plaatselijk spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Het is van belang deze incidenten in de lokale context te plaatsen en niet slechts te verklaren op basis van religie. In het geval van Irak spelen onder andere de slechte veiligheidssituatie, georganiseerde criminaliteit en sektarisch geweld een rol.
Welke acties worden er door u en de internationale gemeenschap ondernomen om te voorkomen dat de Irakese christelijke gemeenschap daadwerkelijk vernietigd wordt?
Ik heb mij, op grond van hun primaire verantwoordelijkheid, allereerst tot de Iraakse autoriteiten gewend om te bevorderen dat de veiligheidssituatie in Irak zal verbeteren en dat de veiligheid van alle Iraakse burgers gewaarborgd zal worden. Een verbetering in de algemene veiligheidssituatie zal naar verwachting zijn weerslag hebben op de veiligheid van de minderheden. In Irak vinden incidenten waarbij religieuze groepen betrokken zijn voornamelijk plaats in de onrustige gebieden in en rond Bagdad, Mosul en Anwar. In andere gebieden waar ook christenen wonen maar waar de veiligheidssituatie beter is, zoals Basra, vinden geen incidenten plaats. Door deelname aan de NAVO Trainingsmissie in Irak en de EU-missie EUJUST LEX, die tot doel heeft de Iraakse veiligheids- en justitiële sector te versterken, draagt Nederland bij aan de versterking van de Iraakse rechtsstaat.
Nederland spreekt in bilateraal en EU-verband met de Iraakse autoriteiten over deze problematiek en benadrukt daarbij continu het belang van het waarborgen van de veiligheid en de mensenrechten van religieuze minderheden. De Iraakse autoriteiten nemen de zaak serieus en hebben maatregelen genomen om de christelijke Irakezen te beschermen. Een voorbeeld hiervan is het beveiligen door leger en politie van plaatsen waar christenen samenkomen en het feit dat christenen in Mosul wapens mogen dragen. De Iraakse autoriteiten benadrukken dat de christelijke Irakezen historisch gezien onderdeel uitmaken van Irak en vragen hen in Irak te blijven. Iraakse religieuze leiders zijn op 12 januari in Kopenhagen bijeengekomen om te bespreken hoe het religieuze geweld een halt toegeroepen kan worden. De EU financiert al langere tijd activiteiten op het gebied van dialoog tussen religieuze leiders.
Onlangs heb ik EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton gevraagd de recente incidenten tegen religieuze minderheden in een aantal landen te agenderen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari a.s., wat door haar is toegezegd. Samen met andere Europese ministers van Buitenlandse Zaken zal ik daar bespreken wat de EU concreet kan doen om de positie van religieuze minderheden beter te beschermen en hun vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen.
De vondst van explosieven bij de milieudienst in Dordrecht |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Weer explosief gevonden in Dordrecht»?1
Ja.
Heeft u informatie over het bericht dat deze bedreigingen zouden komen uit de hoek van de «huisjesmelkers»?2
Naar aanleiding van de vondst van explosieven bij de milieudienst is een grootschalig onderzoek gestart door de politie Zuid-Holland-Zuid. In het belang van het onderzoek kunnen hierover verder geen mededelingen worden gedaan.
Zijn er andere voorbeelden in Nederland van vergelijkbare bedreigingen? Zo ja, kunt u nader ingaan op de aard en de omvang van deze bedreigingen?
Er worden met regelmaat diverse inventarisaties gemaakt van geweld tegen ambtsdragers, onder andere in het kader van het programma Veilige Publieke Taak, Daarbij gaat het veelal om verbaal of fysiek geweld tijdens toevallige confrontaties. Ernstige bedreigingen, zoals in de onderhavige casus, zijn van een andere orde en komen minder vaak voor. Uit veiligheidsoverwegingen ga ik, zoals gebruikelijk, niet nader in op de aard en omvang van bedreigingen.
Heeft het college van burgemeester en wethouders hulp gevraagd om maatregelen te nemen om de veiligheid van de medewerkers van de milieudienst van Dordrecht te garanderen of ziet u noodzaak dit aanbod te doen?
Het college van burgemeester en wethouders heeft geen hulp gevraagd om de veiligheid van medewerkers te garanderen. Ik zie op dit moment geen noodzaak om dit aanbod te doen.
Ontstaat er door deze bedreigingen een handhavingstekort in de regio Zuid-Holland Zuid? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Er ontstaat door deze bedreigingen geen handhavingstekort omdat tijdelijke uitval is opgevangen door extra inzet van andere medewerkers.
Welke preventieve maatregelen treft u op dit moment om dit soort bedreigingen te voorkomen en vindt u dat deze maatregelen volstaan? Zo nee, welke andere maatregelen bent u voornemens te treffen?
Werkgevers met een publieke taak zijn verantwoordelijk voor het beschermen van hun werknemers (o.a. Arbeidsomstandighedenwet) en de publieke taak. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak (VPT) van mijn ministerie zijn 8 veiligheidsmaatregelen opgesteld als minimum waarmee werkgevers hun werknemers zo veel mogelijk tegen agressie en geweld kunnen beschermen.
Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor het treffen van aanvullende beveiligingsmaatregelen voor de werknemers van de milieudienst bij het lokaal bevoegd gezag. In dit specifieke geval is door het lokaal bevoegd gezag een aantal maatregelen getroffen. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat deze maatregelen onvoldoende zijn.
Om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak met kracht te bestrijden heb ik vanaf 2007 een fors en breed pakket van maatregelen neergezet in het programma Veilige Publieke Taak (VPT). Het stevig aanpakken van daders, met als uitgangspunt dat er altijd een reactie volgt, werkt preventief. De afgelopen maanden zijn regiobijeenkomsten georganiseerd om werkgevers te informeren hoe zij hun mogelijkheden beter kunnen benutten om daders aan te pakken.
Het door moslims op Kerstavond aangerichte bloedbad tegen christenen in Nigeria |
|
Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nigeria seeks to contain violence after Christmas attacks»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de aanslagen van moslimsop christenen in Nigeria geen deel uitmaken van een geïsoleerd conflict, maar van oorlogen uitgevoerd over de hele wereld, waarbij de islam de imperialistische partij is met het islamitische einddoel van werelddominantie als motor?
Er is geen informatie die erop wijst dat de gewelddadigheden in Nigeria deel uitmaken van een brede, wereldwijde strijd gericht op het vergroten van de invloedssfeer van de islam.
De aanslagen op kerstavond zijn opgeëist door Boko Haram, een radicale islamitische groepering. Momenteel wordt onderzocht of deze groepering daadwerkelijk verantwoordelijk is voor de aanslagen.
In Nigeria doen zich al geruime tijd plaatselijke spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Het is van belang deze incidenten in de lokale context te plaatsen en niet slechts te verklaren op basis van religie.
De antwoorden op eerdere Kamervragen hierover (vergaderjaar 2009–2010, nr. 2066) hebben niet aan betekenis ingeboet.
Kan er wat u betreft gesproken worden van volkerenmoord nu er in Nigeria in 2010 een geschatte 2000 doden onder christenen zijn gevallen door aanslagen?2
De geweldsuitbarstingen in Nigeria zijn ernstig van aard en baren mij grote zorgen. De afgelopen jaren zijn er in Nigeria bij aanslagen en onderling geweld duizenden doden gevallen, zowel aan de zijde van christenen als van moslims. Ten aanzien van de kwalificatie «volkerenmoord» verwijs ik graag naar de definitie van genocide zoals opgenomen in het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide uit 1948. Om van genocide te kunnen spreken dienen de daaronder geschaarde misdrijven te worden gepleegd «met het oogmerk om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep behorend tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk, als zodanig te vernietigen». Dit is hier niet aan de orde. Dit neemt niet weg dat ik de gepleegde aanslagen en gewelddadigheden scherp veroordeel. Verdachten van dergelijke gewelddadigheden dienen te worden opgespoord en berecht.
Welke acties worden er door u en de internationale gemeenschap ondernomen om een eind te maken aan deze bloedige aanslagen?
De internationale gemeenschap, inclusief Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon, en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, hebben de aanslagen scherp veroordeeld. Ashton riep de Nigeriaanse overheid op om de verdachten van de aanslagen op te sporen en te berechten en om voldoende maatregelen te nemen om de burgerbevolking te beschermen.
Verschillende landen hebben assistentie aangeboden bij het onderzoek naar de aanslagen.
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari jl. is, op verzoek van onder meer Nederland, besproken wat de EU concreet kan doen om de positie van religieuze minderheden beter te beschermen en hun vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen.
Nederland draagt vanuit het Mensenrechtenfonds bij aan het Centrum voor Conflictmanagement en Vredesopbouw van de universiteit van Jos. Dit centrum doet onderzoek naar de oorzaken van geweld en besteedt aandacht aan voorlichtingscampagnes ter voorkoming van geweld.
Nederland zal, mede in EU-verband, de Nigeriaanse overheid nogmaals met klem aanspreken op zijn verantwoordelijkheden op het gebied van mensenrechten en stabiliteit. In april 2011 zullen er verkiezingen worden gehouden in Nigeria. Juist ook in deze tijd is het van belang dat de Nigeriaanse overheid iedere burger bescherming biedt tegen politiek, etnisch of godsdienstig gemotiveerd geweld.
Een zelfmoordaanslag voor een kerk in Alexandrië, Egypte |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht van de zelfmoordaanslag voor de kerk in Alexandrië, Egypte op oudejaarsnacht, waarbij zeker 21 mensen zijn omgekomen en 80 mensen zijn gewond geraakt?1
Ja.
Kunt u inmiddels bevestigen dat deze aanslag is gepleegd door een groep die zichzelf de Islamitische Staat van Irak noemt, de groepering die eerder Koptische christenen in Egypte bedreigde en die eerder zei ook verantwoordelijk te zijn voor de aanslag op een kerk twee maanden geleden in Bagdad, waarbij 44 kerkgangers, twee priesters en zeven beveiligers omkwamen?
Zowel in Irak als in Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Naar verluidt zouden de gijzelnemers bij de gijzeling in de koptische kerk in Bagdad in oktober 2010 de vrijlating hebben geëist van de (islamitische) echtgenotes van twee koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dat kan ik echter niet bevestigen. De aanslag is niet opgeëist. In een toespraak van de Egyptische minister van Binnenlandse Zaken, Habib al-Adly, op 23 januari 2011 heeft deze aangegeven dat onderzoek van de Egyptische autoriteiten naar de (daders van de) aanslag heeft uitgewezen dat een splintergroepering van Al Qaida, met de naam «het Palestijnse Leger van de islam» achter de aanslag zit. Inmiddels is de hoofdverdachte in deze zaak, de 28-jarige Ahmed Lotfi Ibrahim Mohamed gearresteerd. Het Palestijnse Leger van de Islam zelf heeft alle betrokkenheid bij de aanslag ontkend. Verdere informatie over het resultaat van het onderzoek van de Egyptische autoriteiten is niet openbaar gemaakt.
Bent u bereid bij uw collega-ministers in de EU ervoor te pleiten om tot een gezamenlijke veroordeling te komen van de bomaanslag in Alexandrië en er bij de Egyptische overheid op aan te dringen de christelijke minderheid beter te beschermen?
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, mevrouw Catherine Ashton, heeft reeds een verklaring uitgegeven waarin de bomaanslag in Alexandrië wordt veroordeeld. In haar verklaring wordt het recht van christenen om zich te verenigen en het christelijk geloof te belijden onderstreept. In de condoleancebrief die ik namens de Nederlandse regering aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul Gheit verstuurde, vraag ik al het nodige te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Bent u tevens bereid er zowel bilateraal (Egypte is een partnerland) als in EU-verband bij de Egyptische overheid voor te pleiten om tot gelijke rechten en behandeling te komen voor moslims en christenen (bijvoorbeeld bij de bouw van kerken), zoals dit ook het geval is in Nederland?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u dat bij de voorgenomen vermindering van het aantal partnerlanden voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, het respecteren van godsdienstvrijheid meegewogen zou moeten worden als indicator voor politieke stabiliteit van een land?
Momenteel beraden wij ons op de criteria op basis waarvan wij de partnerlanden zullen selecteren. Wij willen hierop niet vooruit lopen en verwijzen naar de beantwoording van vraag 34 gesteld ter voorbereiding op het WGO (Kamerstuknummer: 32500-V-00 d.d. 6 december 2010):
«Begin 2011 zal de uiteindelijke groep van partnerlanden geselecteerd worden. Bij de definitieve selectie van partnerlanden zal een breed scala van criteria worden meegewogen. Het gaat hierbij naast specifieke elementen van nationaal belang (brede maatschappelijke en commerciële belangen) om onder meer belangen van de partnerlanden zelf, andere departementen, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Ook zal er gekeken worden naar de mate waarin op de prioritaire thema’s ingezet kan worden en er MDG’s bereikt kunnen worden».
Bent u bereid niet alleen incidenteel aandacht te besteden aan godsdienstvrijheid in het buitenlands beleid, maar ook structureel? Zo ja, op welke wijze zal het kabinet dit vormgeven?
Nederland stelt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing systematisch aan de orde in de contacten met derde landen. Dat zal ik ook doen tijdens mijn bezoek aan Egypte, dat gepland staat voor begin februari van dit jaar. De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft jaarlijks contact met zijn Egyptische counterpart. Ook daar wordt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing aan de orde gesteld. Daarnaast zet Nederland zich in vijf pilot-landen extra in voor de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing. Egypte behoort tot die vijf landen. In dat verband worden de Egyptische autoriteiten regelmatig aangesproken op de behandeling van religieuze minderheden, waaronder ook Baha’is, Ahmadis en Shiieten.
Ook in multilateraal verband zal Nederland zich blijven inzetten voor godsdienstvrijheid. Tijdens mijn gesprek op 11 januari met EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton, gaf zij aan dat de positie van religieuze minderheden een vast onderdeel wordt van de EDEO mensenrechtenrapportages. Ik heb haar gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden ook op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 31 januari te zetten. Ik heb voorgesteld de informatie van speciaal VN-rapporteur Bieleveldt bij de discussies te betrekken.
In het kader van het EU-Associatieakkoord wordt vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing eveneens met de Egyptische autoriteiten besproken. Binnen VN-kader heeft Nederland recentelijk tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Egypte in de Mensenrechtenraad aandacht gevraagd voor de rechten van religieuze minderheden in Egypte. Nederland heeft met name aangedrongen op het afschaffen van discriminerende bepalingen en de aanname van uniforme regels voor het bouwen en renoveren van kerken en andere gebedshuizen.
Preventie via de site gezondheidsrisicotest.nl |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de site gezondheidsrisicotest.nl, waar preventiezelftesten worden aangeboden?1 Is dit een wetenschappelijk verantwoorde test?
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de site gezondheidsrisicotest.nl in de huidige vorm. De Gezondheidsraad heeft op 23 januari 2009 geadviseerd over de gezondheidsrisicotest zoals die is aangeboden voor vergunningverlening in het kader van de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO). De Gezondheidsraad heeft – over de vergunningplichtige onderdelen, met name onderzoek naar kanker en onbehandelbare aandoeningen – geoordeeld dat een test die is gebaseerd op de richtlijnen voor de zorg niet zondermeer toepasbaar is op de algemene bevolking en daarmee wetenschappelijk ondeugdelijk was. De gezondheidsrisicotest is daarop aangepast, zie mijn antwoord op vraag 5.
Bent u van mening dat goede toepassing van laagdrempelige preventietesten een goede aanvulling van de Nederlandse gezondheidszorg betekent? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja. Een goede preventietest kan een bijdrage leveren aan de volksgezondheid, bijvoorbeeld door tijdige opsporing van bepaalde aandoeningen of door mensen bewuster te maken van de noodzaak van een goede leefstijl. Er worden op dit moment veel verschillende testen aangeboden waarvan het nut niet is onderzocht. Ik verwacht van de aanbieders van dergelijke testen dat zij ervoor zorgen dat hun aanbod van goede kwaliteit is. Belangrijk daarbij zijn bijvoorbeeld eerlijke en volledige voorlichting, een deugdelijke test en dat de deelnemer bij een afwijkende uitslag goed wordt begeleid.
Er zijn verschillende initiatieven om te komen tot kwaliteitsnormen voor verantwoorde screening. Die initiatieven juich ik toe.
Onderschrijft u de stelling van de initiatiefnemers dat een euro die vroeg in het ziekteproces wordt besteed een grotere gezondheidswinst oplevert dan een euro die later in het ziekteproces wordt besteed?2 Kunt u dit toelichten?
Deze stelling gaat niet onverkort op voor het screenen van grote groepen mensen die geen klachten hebben. Het doel, gezondheidswinst, behaal je bij slechts een relatief kleine groep mensen, terwijl daarvoor een grote groep gezonde mensen een onderzoek moet ondergaan. Aan screening kleven namelijk ook nadelen. Vroege opsporing leidt niet altijd tot gezondheidswinst. Iemand kan jaren eerder patiënt worden, zonder dat dit leidt tot betere vooruitzichten of overlevingskansen. Ook uitslagen die niet kloppen zijn een nadeel van de screening.
De overheid biedt enkel bevolkingsonderzoek aan als er sprake is van een bewezen effectieve en kosteneffectieve vroege interventie voor een aandoening waarvoor een goede behandeling bestaat. Ook als het gaat om een gezondheidstest waar de consument zelf voor betaalt, moet de consument erop kunnen rekenen dat de kwaliteit van de aangeboden testen goed is.
Bent u van mening dat voor een dergelijke test zo weinig mogelijk drempels zouden moeten worden opgeworpen? Wat vindt u in dat licht van de eigen bijdrage van 19,95 euro die wordt gevraagd voor de experttest? Zou die eigen bijdrage ook worden gevraagd als een dergelijk onderzoek door de huisarts werd uitgevoerd?
Als iemand dit bedrag wil betalen voor de gezondheidsrisicotest, is dat aan de consument zelf. Zoals ik bij vraag 3 heb aangegeven, vind ik dat de consument dan wel waar voor zijn geld mag verwachten.
Zolang er geen bewijs is dat een dergelijke test daadwerkelijk gezondheidswinst oplevert, kan er wat mij betreft geen sprake zijn van financiering uit de basisverzekering of de rijksbegroting.
Zijn testen als op gezondheidsrisico.nl wettelijk toegestaan in relatie tot de Wet op het bevolkingsonderzoek? Zo ja, kunt u dit toelichten? Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in dezen?
De gezondheidsrisicotest opereert buiten de reikwijdte van de WBO, omdat de test zich beperkt tot de vragenlijst zonder een vervolg hierop te bieden. De vergunningplicht van de WBO beperkt zich bovendien tot geneeskundig onderzoek naar kanker, onbehandelbare aandoeningen en onderzoek met behulp van ioniserende straling, dus een deel van de gezondheidsrisicotest valt buiten deze reikwijdte. Feitelijk levert de internetapplicatie informatie over de bestaande richtlijnen in relatie tot iemands leefstijl en familiegeschiedenis. Als hier een verhoogd risico uit blijkt, volgt een algemeen advies om gezonder te leven of om naar de huisarts te gaan. Er is geen sprake te zijn van een geneeskundig onderzoek in de zin van artikel 1, sub c, van de WBO. De risicotest is dus niet vergunningplichtig conform de WBO. De IGZ steunt dit standpunt.
Bent u bereid te onderzoeken of deze preventietest evidence based is en of deze in het basispakket kan worden opgenomen, zodat deze test zonder financiële drempels voor iedereen toegankelijk is? Zo nee, waarom niet?
VWS stimuleert ten algemene onderzoek naar het nut van dergelijke gezondheidstesten. De aanbieders van de preventietest kunnen bij ZonMw een subsidieaanvraag indienen om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de test. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw oordeel over Prescan?3 Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg hierover mede in relatie tot het antwoord van uw ambtsvoorganger op eerdere Kamervragen?4
Prescan biedt consumenten een total body scan, waarbij met behulp van straling onder andere gezocht kan worden naar kanker. Dit is vergunningplichtig op grond van de WBO. Prescan heeft hiervoor geen vergunning, maar opereert in het buitenland. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 5.
Een bomaanslag op Kopten in Alexandrië |
|
Harry van Bommel |
|
Wat zijn naar het oordeel van de Raad van de Associatieovereenkomst van de EU en Egypte de achterliggende oorzaken («root causes») van religieuze intolerantie in Egypte?1 Deelt u die analyse?
De achterliggende oorzaken («root causes») van de religieuze intolerantie in Egypte worden onder meer gezocht in discriminerend overheidsbeleid ten aanzien van religieuze minderheden. Bijvoorbeeld discriminerende bepalingen en regels voor het bouwen en renoveren van kerken en gebedshuizen. Onvoldoende bescherming van religieuze minderheden door de Egyptische overheid en het achterwege blijven van strafrechtelijke vervolging bij discriminatie of onderdrukking van deze groepen zijn eveneens achterliggende oorzaak van religieuze intolerantie in Egypte.
Deelt u de analyse dat er geen vorderingen zijn gemaakt bij het wegnemen van die oorzaken? Zo ja, wat dient naar uw oordeel te moeten gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Inderdaad zouden er meer vorderingen moeten worden gemaakt bij het wegnemen van de achterliggende oorzaken («root causes») van religieuze intolerantie in het Midden-Oosten. Ik heb tijdens mijn gesprek op 11 januari j.l. met de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, mevrouw Catherine Ashton, daarom gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden op de agenda te zetten van de Raad Externe Betrekkingen, die op 31 januari a.s. zal plaatshebben. Dan zal worden besproken op welke wijze de EU sterker zou kunnen inzetten op het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en het voorkomen van interreligieus geweld.
Juist het Associatieakkoord en de Egyptische wens de relaties met de EU te intensiveren bieden mogelijkheden om de dialoog met de Egyptische autoriteiten over onderwerpen als democratisering, discriminatie, mensenrechten en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te intensiveren. Het huidige EU-actieplan voor Egypte, waarmee uitvoering wordt gegeven aan hetgeen in het Associatieovereenkomst is afgesproken, zal in de loop van dit jaar worden besproken. Nederland zal daarbij pleiten voor meer aandacht voor deze onderwerpen.
Wat is uw opvatting over de mogelijkheden van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Egypte om de oorzaken van discriminatie te helpen wegnemen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de ondemocratische praktijk in Egypte een rol speelt bij de oplopende spanningen in dat land? Zo ja, wat stelt Nederland voor? Zo nee, waarom niet?
Uitsluiting kan leiden tot oplopende spanningen in een land. Nederland steunt daarom initiatieven voor inspraak voor burgers in gemeenteraden, dialoog over burgerschap tussen jeugdleiders met uiteenlopende achtergronden en monitoren van het politieke proces door maatschappelijk organisaties, journalisten en bloggers. Bij de Egyptische autoriteiten pleit Nederland, bilateraal en als onderdeel van de EU, voor meer openheid en participatie in de politieke arena. De afgelopen parlementaire verkiezingen in Egypte voldeden volstrekt niet aan de internationale standaarden die hiervoor gelden.
Deelt u de opvatting dat het Associatieakkoord niet voldoet als middel tot bevordering van democratie in Egypte en het wegnemen van oorzaken van allerlei vormen van discriminatie? Zo ja, wat behelzen de veranderingsvoorstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Een bomaanslag op Egyptische christenen |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Egyptische veiligheidseenheid die zich op 31 december 2010 bevond bij de christelijke kerk in Alexandrië, zich een uur voor de bomaanslag op die kerk terugtrok?1
Ik heb kennis genomen van het artikel. Verklaringen van aanwezigen (zowel in de pers als tegenover onderzoekende NGO’s) over de gebeurtenissen rondom de bomaanslag en de aanwezigheid van beveiligingspersoneel lopen echter uiteen. Tot nu toe heeft de Egyptische overheid daarover geen uitlatingen gedaan. Het onderzoek naar de bomaanslag in Alexandrië wordt geleid door de openbaar hoofdaanklager. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn 23 januari jl. bekend gemaakt. Daarbij zijn echter geen mededelingen gedaan over de rol van het beveiligingspersoneel. Wel is geconcludeerd dat drie leden van de beveiligingseenheid bij de aanslag zijn omgekomen.
Kunt u bevestigen dat dit niet de eerste keer is dat Egyptische veiligheidsdiensten het moslimterroristen wel heel gemakkelijk maken om de christenen daar te terroriseren?
In Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen christenen en moslims. De Egyptische veiligheidsdiensten zijn goed op de hoogte van de spanningen tussen religieuze groeperingen. In oktober 2010 werden de Egyptische autoriteiten en de Egyptische koptische kerk door een – aan Al-Qaeda gelieerde – groep gewaarschuwd voor mogelijke aanslagen op christenen in Egypte. Daarop hebben de Egyptische autoriteiten extra veiligheidsmaatregelen getroffen.
Wilt u de ambassadeur van Egypte op het matje roepen om hem tekst en uitleg hierover te vragen en hem duidelijk te maken dat Nederland wil dat de christenen in Egypte beter worden beschermd tegen salafisten en ander islamitisch gespuis?
In mijn condoleancebrief aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Ahmed Aboul Gheit, heb ik de Egyptische autoriteiten gevraagd al het nodige te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Wilt u ook uw verontrusting uitspreken over het feit dat moslims onmiddellijk Israël verantwoordelijk hebben gesteld voor deze verachtelijke terreurdaad?
Ik ben niet bekend met serieuze beschuldigingen van Israël voor deze aanslag.
Het aantal vlieguren per F-16 gedurende de afgelopen jaren |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer een actualisering geven van het overzicht «totaal aantal vlieguren F-16 (per tail nummer) per 20 september 2007» voor de volgende data: 31 december 2007, 31 december 2008, 31 december 2009 en 31 december 2010?
Een overzicht van de aantallen vlieguren is in de bijlage opgenomen. Het betreft een overzicht van de vlieguren van zowel de 87 F-16 toestellen die Defensie aanhoudt, als van de achttien overtollige F-16 toestellen die zijn verkocht aan Chili als gevolg van de maatregelen uit de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» (Kamerstuk 31 243, nr. 1). Over deze verkoop is de Kamer geïnformeerd op 25 mei 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 183). Nederland heeft in november 2010 zes toestellen aan Chili overgedragen en de overige twaalf toestellen zullen dit jaar volgen. De tailnummers van al deze toestellen zijn met een asterisk aangegeven.
Tot welke ontwikkeling leidt dit voor het aantal gemiddelde vlieguren per F-16 over de afgelopen vijf jaar?
In de brief van 31 maart 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 160) zijn de gemiddelde aantallen vlieguren per toestel in de afgelopen jaren tot en met 2008 vermeld.
In de beantwoording van vragen over de aantallen vlieguren per F-16 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel 1479) is het gemiddelde aantal vlieguren per toestel in 2009 gemeld. Dat bedroeg 183,3 uur. Het gemiddelde aantal vlieguren in 2010 was 182,5 uur. Dit aantal heeft betrekking op de 87 toestellen die Defensie aanhoudt. Het jaarlijkse aantal vlieguren per toestel heeft zich als volgt ontwikkeld.
Het totale aantal begrote vlieguren voor de F-16 in 2010 bedroeg 17 000. In totaal zijn 16 013 uren gevlogen. Hiervan zijn 15 879 uren gevlogen door de 87 F-16’s die Defensie aanhoudt en 134 uren door de andere F-16’s.
Vanwege de beperkte inzetbaarheid van de F-16-vloot in 2010 zijn 1 000 uren minder met de F-16 gevlogen dan verwacht. De inzetbaarheid van de F-16’s staat onder druk door de veroudering van het toestel, teruglopende voorraden van onderdelen en meer in het algemeen de problemen met de materiële exploitatie.
Indien de ontwikkeling van dit gemiddelde aantal vlieguren afwijkt van uw verwachting eerder dit jaar, welke oorzaken kunt u daarvoor dan aangeven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de kostenontwikkeling ten aanzien van het onderhoud per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010?
De uitgaven voor het onderhoud van de F-16’s kunnen worden verdeeld over de volgende posten.
In het onderstaande overzicht zijn de personeelskosten voor het onderhoud aan de in de Verenigde Staten gestationeerde F-16’s niet verwerkt. Voor dit onderhoud wordt personeel van de Air National Guard ingehuurd. Dit maakt deel uit van een overeenkomst met de Amerikaanse overheid waarin onder meer ook het gebruik van de infrastructuur, de transportkosten en de brandstofkosten zijn opgenomen. De waarde van de totale overeenkomst (periode 2007 tot en met 2010) bedraagt $ 122 miljoen. Tot en met 31 december 2010 is in totaal € 75,8 miljoen ($ 102,1 miljoen) betaald. In de financiële administratie worden de uitgaven voor de inhuur van dit onderhoudspersoneel niet afzonderlijk gespecificeerd. Overigens zijn de in de Verenigde Staten gestationeerde F-16’s onlangs verplaatst van de vliegbasis Springfield naar de vliegbasis Tucson.
Bij de uitgaven voor reparaties en vervanging van onderdelen en de instandhoudingsprogramma’s dienen de volgende kanttekeningen te worden geplaatst.
Gelet op het voorgaande kan geen verband worden gelegd tussen de in het onderstaande overzicht vermelde uitgaven in een jaar en de vlieguren in hetzelfde jaar. Ondanks de kanttekeningen kan wel worden geconstateerd dat de uitgaven in de periode 2007 tot en met 2009 zijn gestegen. Zoals toegelicht geven de lagere uitgaven in 2010 een vertekend beeld. De uitgaven zijn vermeld in miljoen euro’s en in het loon- en prijspeil van de desbetreffende jaren.
2007
2008
2009
2010
Uitgaven personeel
€ 50,6
€ 50,7
(+ 0,2%)
€ 51,5
(+ 1,6%)
€ 51,8
(+ 0,6%)
Reparaties, vervangingen, programma’s
€ 58,2
€ 67,4
(+ 15,8%)
€ 71,3
(+ 5,8%)
€ 61,0
(– 14,4%)
Door de veroudering van de vliegtuigconstructie en de mechanische en elektronische componenten zullen de onderhoudsinspanning en de kosten voor preventief en correctief onderhoud blijven toenemen. Komend voorjaar zal ik de Kamer met de beleidsbrief informeren over de wijze waaropeen hernieuwd evenwicht tussen het ambitieniveau, de omvang en samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare middelen tot stand zal worden gebracht.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de procentuele stijging van de onderhoudskosten, uitgesplitst in verschillende kostenposten, per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer een overzicht geven van het aantal gemaakte vlieguren in Afghanistan per tail nummer en per jaar dat de F-16’s actief waren in dit land? Kunt u hierbij inzichtelijk maken wat het verschil was tussen het aantal geplande uren, en het aantal daadwerkelijk gevlogen vlieguren?
In de bijlage is tevens het overzicht opgenomen van de vlieguren per tailnummer in Afghanistan. Het betreft de inzet voor de operatie Enduring Freedom in 2002–2003 en voor ISAF vanaf 2004. De uren in het overzicht zijn inclusief de uren die nodig zijn om toestellen van en naar Afghanistan te vliegen. In de periode 2002–2005 werden vlieguren niet centraal gepland. Enkele van de boven Afghanistan ingezette toestellen hebben een hoog aantal vlieguren. Dit was mogelijk door deze toestellen de hoogste prioriteit te geven bij het onderhoud. Dergelijke hoge aantallen vlieguren zijn niet representatief voor het gemiddelde aantal uren dat voor de volledige F-16 vloot haalbaar is.
Tailnr.
Leverdatum
Totale vlieguren per 31 dec 2007
Totale vlieguren per 31 dec 2008
Totale vlieguren per 31 dec 2009
Totale vlieguren per 31 dec 2010
A1864*
16-7-1984
3 895,9
4 112,3
4 125,1
4 143,5
A1866
16-8-1984
3 793,6
3 906,9
4 135,6
4 293,7
A1867*
28-8-1984
3 754,3
3 754,3
3 755,3
3 756,7
A1868
1-10-1984
3 625,9
3 910,6
4 163
4 294,5
A1869*
31-10-1984
3 740,2
3 886,7
4 035,6
4 056,2
A1870
22-11-1984
3 478,4
3 694,3
3 929,7
4 203,9
A1871
6-12-1984
3 256,3
3 479,1
3 772,6
4 116,2
A1872
18-12-1984
3 906,3
4 201
4 432,8
4 495,1
A1873
25-1-1985
3 309,2
3 599,7
3 928,1
4 266,1
A1874*
13-2-1985
4 212,1
4 531,6
4 636,3
4 637,6
A1875*
25-2-1985
3 896,8
4 191,5
4 251,2
4 251,2
A1876
1-4-1985
3 893,1
4 119,2
4 264,6
4 486,8
A1877
18-4-1985
3 755,3
4 004,1
4 395,4
4 544
A1879
30-5-1985
3 488,7
3 732,8
3 890,4
4 193,2
A1881
26-6-1985
3 675
3 877,7
3 963,9
4 199,2
A1882
27-7-1984
3 311,8
3 542,2
3 663,7
3 879
A1884
18-1-1985
3 894,7
3 911,3
4 043,2
4 181,2
A3192*
24-7-1985
4 190,7
4 216,4
4 229,8
4 249,1
A3193
26-8-1985
4 128,6
4 497,1
4 597,9
4 700,8
A3196
31-10-1985
3 220
3 408,7
3 590,3
3 829,7
A3197
29-11-1985
3 208,6
3 240,2
3 240,2
3 295
A3198*
17-1-1986
3 792,3
4 005,8
4 006,3
4 025,3
A3199
17-2-1986
3 761,2
3 969,6
4 263,2
4 686,9
A3201
2-4-1986
3 134,8
3 297,8
3 492
3 602,4
A3202
28-5-1986
3 688,5
3 919,9
4 193,9
4 370,2
A3203
29-5-1986
3 466,9
3 652,2
3 865,6
4 192,8
A3204*
17-6-1986
3 854,8
3 908,1
3 917,9
3 919,7
A3207*
22-8-1986
3 696,1
3 970,3
4 105,3
4 124
A3208
24-7-1985
3 338
3 609,8
3 897,5
4 161,5
A3209
26-9-1985
3 734,8
3 916,7
4 126,4
4 178,9
A3210
31-1-1986
3 016,4
3 106
3 286,4
3 458,5
A3616
14-5-1982
3 221,6
3 303,5
3 480
3 595,2
A3617*
14-6-1982
3 979,8
4 143,3
4 186,9
4 199,2
A3620*
19-7-1982
3 842,3
3 983,5
3 983,5
3 984,3
A3623
25-10-1982
4 064
4 200,3
4 321,1
4 393,2
A3624
2-12-1982
3 478,4
3 582,2
3 732,2
3 998,2
A3627*
18-2-1983
3 902,1
4 207,3
4 398,2
4 400,4
A3628
1-3-1983
3 788,3
3 796,6
3 892
4 202,8
A3630
5-4-1983
3 521
3 622,4
3 649
3 881,5
A3631
5-4-1983
3 299,2
3 299,2
3 330,7
3 383,5
A3632
2-5-1983
3 419,7
3 444,5
3 451
3 574,1
A3635
30-6-1983
4 049
4 049
4 111
4 314,7
A3636*
21-7-1983
4 282,2
4 377,6
4 398,2
4 401,4
A3637
9-8-1983
3 982,1
4 193
4 399,5
4 697,8
A3638
1-9-1983
3 500
3 674
3 910,7
4 080,9
A3640*
16-9-1983
3 879,5
4 187,8
4 189,7
4 191,7
A3641
3-10-1983
3 526,2
3 603,3
3 863,9
4 006,5
A3642
20-1-1984
3 316
3 513,9
3 610,7
3 905,1
A3643
16-3-1984
3 581,6
3 857,8
4 145,6
4 200,5
A3644
13-4-1984
3 147
3 426,1
3 605
3 900,8
A3646
5-6-1984
3 323,5
3 608
3 762,3
3 896,6
A3647
4-7-1984
3 642
3 808,1
4 010,4
4 191
A3648*
20-7-1984
4 161
4 509,4
4 509,4
4 510,4
A4362
23-12-1986
3 787,9
4 037,8
4 291,6
4 509,2
A4365*
30-3-1987
4 160,6
4 308,4
4 308,4
4 312,3
A4366
29-4-1987
3 592,8
3 789,5
4 109,8
4 345,7
A4367
1-6-1987
3 227,3
3 410,9
3 552,2
3 603,4
A4368
6-10-1986
3 485,4
3 628,7
3 694,4
3 868,4
A4369
4-3-1987
3 522
3 672,6
3 842,7
3 912,7
A5135
30-6-1987
3 604,7
3 895,9
4 046,6
4 206,6
A5136
31-7-1987
3 474,2
3 615,5
3 884,2
4 154,4
A5138*
28-9-1987
3 564,5
3 565,1
3 684
3 702,9
A5142
16-2-1988
3 447,8
3 493,4
3 496
3 496
A5144
7-4-1988
3 567,5
3 641,4
3 643
3 893,5
A5145
26-4-1988
3 301
3 605,6
3 883,9
4 026
A5146
20-5-1988
3 421,9
3 602,8
3 767
3 866,4
A6055
1-8-1988
2 891,8
2 954,8
2 992,2
3 200,9
A6057
14-10-1988
3 577,7
3 740,6
3 829,7
4 114
A6058*
29-11-1988
3 864,9
3 990,2
4 076,5
4 079,7
A6060
22-2-1989
3 486,4
3 586,7
3 852,7
4 021,1
A6061
16-3-1989
3 604,6
3 842,6
4 105,5
4 200,1
A6062
30-3-1989
2 265
2 403,5
2 640,9
2 819,2
A6063
30-5-1989
3 573,3
3 761,4
3 951,8
4 197,3
A6064
8-7-1988
3 111,4
3 255,5
3 323,1
3 387,3
A6065
21-12-1988
3 323,3
3 548,3
3 742,9
3 890,9
A7066
23-6-1989
2 062,1
2 118,7
2 215,1
2 297,4
A7067
8-12-1989
2 995,3
3 208,5
3 507
3 614,9
A7508
3-7-1989
3 234,1
3 443,2
3 585
3 727,2
A7509
1-8-1989
3 945,7
4 201,6
4 405,4
4 526,4
A7510
4-9-1989
3 611,6
3 895,6
4 193,3
4 372,9
A7511
26-9-1989
3 895,8
3 998,8
4 235,1
4 554,3
A7512
12-11-1989
2 991,6
3 286,4
3 432,2
3 592,4
A7513
29-1-1990
3 731,1
3 891,5
4 190,1
4 374,7
A7514
2-3-1990
3 291,2
3 582,4
3 885,6
4 107,5
A7515
3-4-1990
2 832,7
3 089,7
3 277,2
3 521,9
A7516
1-5-1990
3 533,5
3 598,8
3 885,7
4 035,9
A8001
22-6-1990
2 818,9
3 012,3
3 290,5
3 547,4
A8002
3-7-1990
2 912,7
2 965,8
3 235,1
3 468,9
A8003
1-8-1990
3 409
3 592
3 693,6
3 904,1
A8004
9-10-1990
3 126,2
3 196,2
3 404,9
3 435
A8005
5-11-1990
3 463,8
3 572
3 752,6
3 909,1
A8006
13-11-1990
3 395,3
3 468
3 554,5
3 556,1
A8008
31-1-1991
3 487,7
3 619,6
3 783,3
3 992,3
A8009
28-2-1991
3 729,8
3 768,1
3 976,5
4 208,6
A8010
29-3-1991
3 270,5
3 430,3
3 613,1
3 820,9
A8011
26-4-1991
3 198,4
3 285,4
3 503,7
3 769,4
A9013
1-7-1991
2 987,3
3 266,9
3 442,6
3 499,3
A9014
31-7-1991
3 613,4
3 909
4 174,4
4 486,4
A9015
29-8-1991
2 668,8
2 767,6
2 897,7
3 007,1
A9016
8-10-1991
2 667,1
2 973,4
3 117,5
3 333,5
A9017
28-10-1991
3 907,4
4 091,7
4 181,7
4 373,3
A9018
29-11-1991
3 099,6
3 220,7
3 435
3 611,6
A9019
6-1-1992
2 936,7
2 986,4
3 185,7
3 337,9
A9020
30-1-1992
3 586,6
3 761,5
3 824,4
4 081,8
A9021
28-2-1992
3 288,5
3 577,8
3 852,9
4 024,9
*Toestellen die zijn verkocht aan Chili
Tailnr.
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
A1864
189,4
332,9
192,3
A1866
142,7
326,5
62,9
A1868
268
A1871
169,5
153,6
312,1
A1872
92,1
A1873
265
293,8
241,7
A1874
107,8
165,2
293,8
75,3
A1875
134,8
A1876
91
A1877
51,2
354,3
46,7
A3192
192,2
290,5
A3193
258,3
A3199
76,1
147,8
126,8
54,3
395,6
A3202
140,1
A3203
283,7
A3205
215,1
A3207
62,5
112,4
A3616
160,8
A3617
145,6
A3636
208
387,2
215,6
A3637
179,9
240
84,4
A3638
37,1
157,1
A3640
135,2
52,8
A3642
248,6
A3643
240,9
A3644
235,9
A3646
253,8
213,1
A3648
216,3
A4362
241,5
A4364
214,9
119,1
105,8
212
A4365
37,4
503,6
19,4
A5135
160,6
72,9
242,3
A5144
31
A5146
78,2
331,5
145,9
A6057
241,6
347,3
206,5
193,5
A6060
258,7
A7508
74,2
A7509
169,3
294,9
272,4
A7511
86,5
73,1
26,1
232,7
A7513
351
265,3
A7514
255,8
228,7
A7516
148,4
A8002
212,5
25,8
A8003
52,5
321,2
136,6
A8005
262,2
A8006
223,4
A8008
263,6
8,6
A8010
182,1
8,8
A9013
252,5
A9014
22,1
186,5
259,6
A9015
65,2
396,2
208,1
260,6
218,9
16,5
A9016
234,4
A9017
286,9
170,9
236,7
260,7
A9018
95,4
25,1
A9020
314,8
164,9
188,2
A9021
227,2
196,6
136,3
–
–
–
–
De situatie van de koptische gemeenschap in Nederland en andere Europese landen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten over bedreigingen op internet van koptische gemeenschappen in verschillende Europese landen?1
Ja.
Zijn zowel in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk als Duitsland extra maatregelen genomen om koptische kerken te beschermen die op een lijst voorkomen die Al Quaida op internet heeft verspreid?
In diverse Europese landen zijn beveiligingsmaatregelen genomen om koptische kerken te beschermen.
Is het waar dat er op een dergelijke lijst ook koptische kerken uit Nederland voorkomen? Zo ja, welke actie heeft u ondernomen om de veiligheid van die kerken en de koptische gemeenschap in Nederland te garanderen?
Op de lijst komen drie koptische Kerken in Nederland voor. Zie verder het antwoord op de vragen 4 en 5.
Zijn er behalve de eerdergenoemde lijst nog andere aanwijzingen dat de veiligheid van kopten in Nederland onder druk staat? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen of gaat u nemen om de veiligheid te waarborgen?
In het najaar 2010 hebben jihadisten op internet oproepen gedaan om wereldwijd aanslagen op de koptische kerken en hun vertegenwoordigers te plegen. Hoewel dit zorgelijke signalen zijn, hebben de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en de met hem samenwerkende politie- en veiligheidsdiensten vooralsnog geen indicaties voor een concrete dreiging tegen de kopten in Nederland. Zij zullen daarop alert blijven. Waar nodig worden beveiligingsmaatregelen genomen. Zo ook rond de koptische kerstviering. Over de aard van deze maatregelen worden, zoals gebruikelijk, geen nadere mededelingen gedaan.
Is er aanleiding voor extra veiligheidsmaatregelen rond de viering van het orthodoxe kerstfeest? Zo ja, waar bestaan deze uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid met spoed in overleg te treden met uw collega’s uit de andere EU-lidstaten ten einde te bezien hoe het beste Europees kan worden samengewerkt om de veiligheid van de kopten in de Europese Unie te waarborgen en potentiële daders van aanslagen tegen kopten op te sporen, te arresteren en te vervolgen?
In Europees verband wordt regelmatig op diverse niveaus overlegd tussen de verantwoordelijke diensten van de lidstaten over de bescherming van personen en objecten, alsmede over de opsporing en vervolging van daders van aanslagen.
De weigering van CanalDigitaal zich aan te sluiten bij een geschillencommissie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met dat CanalDigitaal als één van de weinige televisieproviders al jaren weigert zich aan te sluiten bij een geschillencommissie?1
Het is mij bekend dat CanalDigitaal als aanbieder van televisiediensten niet is aangesloten bij een geschillencommissie.
Bent u van mening dat CanalDigitaal in die gebieden van Nederland waar geen TV-kabelnetwerk aanwezig is, vrijwel een monopoliepositie heeft omdat de weinige alternatieven (o.a. Digitenne, TV via de telefoonlijn) voor consumenten van veel mindere kwaliteit zijn en dat er vaak helemaal geen alternatief voor consumenten is?
De vraag of CanalDigitaal al dan niet een monopoliepositie heeft, is niet aan mij maar aan de toezichthouders om te bepalen. Ik deel uw mening dat het belangrijk is dat consumenten gemakkelijk hun recht moeten kunnen halen bij een geschil. Een onafhankelijke geschillencommissie kan daarbij een goed instrument zijn. Aansluiting bij een geschillencommissie is naar mijn mening niet gelieerd aan het hebben van marktmacht. Het is belangrijk dat alle consumenten gemakkelijk hun recht kunnen halen.
Bent u van mening dat een monopoliepositie feitelijk vereist dat consumenten de gelegenheid krijgen hun klacht onafhankelijk te laten oplossen en dat hiervoor een geschillencommissie een goed instrument kan zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid uw bevoegdheid te gebruiken ex artikel 12.1 lid 1 Telecommunicatiewet2 teneinde te bereiken dat alle televisieproviders zich blijvend aansluiten bij een geschillencommissie? Zo nee, waarom niet?
Ik ben op dit moment in gesprek met CanalDigitaal over aansluiting bij een geschillencommissie op vrijwillige basis. Ik zal hierover voor de zomer uitsluitsel geven. Het heeft mijn voorkeur dat CanalDigitaal zich vrijwillig aansluit bij de geschillencommissie. Als dat niet gebeurt dan overweeg ik een aansluitplicht in te voeren voor aanbieders van programmadiensten. CanalDigitaal zal zich dan, net als de kabelmaatschappijen nu al op vrijwillige basis doen, moeten aansluiten bij een geschillencommissie.
De moeilijkheden die ouders ondervinden bij het opzetten van een integratieklas in Rotterdam |
|
Manja Smits |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bestaan van de integratieklas «De blauwe bloem» op het Novalis college te Eindhoven? Deelt u de mening dat dit een succesvol project is?
Ja, ik ben op de hoogte van de integratieklas «De blauwe bloem». Augustus 2005 is dit experiment van start gegaan. Op basis van de resultaten van een evaluatie van «De blauwe bloem» en een positief advies van de inspectie is het experiment medio 2010 met 5 jaar verlengd.
Deelt u de mening dat een integratieklas (zoals bijvoorbeeld de Blauwe Bloem in Eindhoven) een goed werkzaam model kan zijn voor de integratie van leerlingen met een indicatie voor cluster drie of vier in een reguliere school voor voortgezet onderwijs?
Bij de beantwoording van deze vraag moet een onderscheid gemaakt worden tussen cluster 3 en cluster 4. Cluster 4 leerlingen zijn in de regel in staat om voortgezet onderwijs te volgen leidend tot een een diploma. Landelijk zijn er meer voorbeelden van integratieklassen voor bijvoorbeeld leerlingen met autisme. Bij de integratieklas «De Blauwe bloem» gaat het om zeer moeilijk lerende kinderen uit cluster 3. Deze leerlingen voldoen niet aan de toelatingsvoorwaarden uit het Inrichtingsbesluit omdat zij niet in staat zijn een regulier diploma voortgezet onderwijs te behalen. Daarom moet ook de Experimentenwet toegepast worden. Toepassing van deze wet kan alleen op verzoek van het bevoegd gezag van een school. Zeker bij een experiment als «De blauwe bloem» moeten school en bevoegd gezag hier voluit achter staan. Het is de eigen verantwoordelijkheid van school en bestuur om al dan niet een aanvraag voor een experimentele integratieklas in te dienen.
Hoe verhoudt de wens van de ouders om hun kinderen in een integratieklas te plaatsen zich met uw streven naar «Passend onderwijs»?
Bij passend onderwijs wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wens van de ouders en de capaciteiten van de school. Leerlingen met een zeer moeilijk lerend indicatie behoren niet tot de reguliere doelgroep van het voortgezet onderwijs. Daarom is een integratieklas voor deze leerlingen alleen mogelijk wanneer het schoolbestuur daar zelf voor wil kiezen.
Bent u op de hoogte van het initiatief dat ouders in de omgeving van Rotterdam aan het opzetten zijn? Wat is uw visie op de rol van ouders in het opzetten van zo’n klas? Deelt u de mening dat wanneer ouders zelf het initiatief tot zo’n klas nemen, ze daarin alle steun verdienen van schoolbesturen en uw ministerie?
Ja, ik ben op de hoogte van het initiatief van ouders in de omgeving van Rotterdam.
Uiteraard kunnen ouders zelf het initiatief nemen om schoolbesturen te benaderen met de vraag of zij bereid zijn om een integratieklas op te zetten. Schoolbesturen kunnen er echter niet toe gedwongen worden.
Wat zijn de mogelijke stappen die ouders kunnen ondernemen indien geen enkel schoolbestuur bereid is zo’n klas mogelijk te maken? Wanneer ouders keer op keer «nee» te horen krijgen, bent u dan bereid contact op te nemen of in overleg te treden met de betreffende schoolbesturen?
Het opzetten van een integratieklas behoort niet tot de kerntaken van een reguliere school voor voortgezet onderwijs.
Voor ouders staan er dus verder geen stappen open als er uiteindelijk geen schoolbesturen zijn die een dergelijke klas willen opzetten.
Wel heb ik in de regio Rotterdam het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs gevraagd te helpen bij het zoeken naar een school die een integratieklas zou willen starten. Ik blijf de ontwikkelingen in de regio Rotterdam volgen.