De mediasituatie in Arabische landen, en in Jemen en Bahrein in het bijzonder |
|
Arjan El Fassed (GL), Frans Timmermans (PvdA), Mariko Peters (GL), Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Deelt u de zorgen dat nu ook in Jemen en Bahrein in reactie op de betogingen het internet van overheidswege zwaar wordt beperkt qua bandbreedte en toegang? Deelt u de zorgen dat burgers en betogers als gevolg daarvan nauwelijks toegang tot informatie meer hebben en nauwelijks meer video en beelden kunnen uploaden, terwijl steeds gewelddadiger op hen wordt ingegrepen1
Wij delen uw zorgen over de beperkingen op toegang tot vrije media en de mogelijkheden tot vrije nieuwsgaring die in verschillende Arabische landen worden opgelegd.
Deelt u de zorgen dat lokale en onafhankelijke media in Jemen en Bahrein steeds minder in staat zijn de betogingen en gewelddadige overheidsreacties te verslaan, nu mediastations uit de lucht worden gehaald?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de zorgen over de beperkingen voor internationale media, nu in Jemen Westerse journalisten en journalisten van Al Jazeera het land worden uitgezet?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid het gewelddadige ingrijpen en de mediarestricties in Bahrein en Jemen net zo scherp te veroordelen als in het geval van Libië? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het gewelddadig ingrijpen tegen vreedzame demonstranten, het opleggen van mediarestricties en het beperken van internetvrijheid zijn zware inbreuken op de vrijheid van meningsuiting. Wij veroordelen deze inbreuken waar ze ook ter wereld plaatsvinden.
De verslechtering van de mediavrijheid in Jemen baart niet alleen Nederland maar ook de EU zorgen. Dit is zowel bilateraal als in EU-kader aan de orde gesteld bij de Jemenitische overheid. Zo heeft Nederland, bijvoorbeeld, zorg uitgesproken bij de Jemenitische autoriteiten over een voorstel voor een restrictievere nieuwe mediawet. Naar aanleiding van diezelfde wet heeft de EU later gedemarcheerd om zijn zorg te uiten.
De EU ministers van Buitenlandse Zaken hebben zich meerdere malen publiekelijk uitgesproken over de situatie in Bahrein, meest recentelijk op 23 mei jl. Onze collega’s en wij hebben onze zorgen uitgesproken over de arrestaties van personen die hun recht op vrijheid van meningsuiting vreedzaam hebben gebruikt. De autoriteiten zijn opgeroepen hen direct vrij te laten en de mensenrechten te respecteren, inclusief de vrijheid van meningsuiting. Op 15 mei jl. heeft de EU een demarche uitgevoerd bij de Onderminister voor Buitenlandse Zaken, waarbij de zorgen van de EU over mensenrechtenschendingen aan de orde zijn gesteld. Op ons verzoek zijn dezelfde grote zorgen ook bilateraal overgebracht door de Nederlandse ambassadeur te Koeweit in een gesprek met de Onderminister voor Buitenlandse Zaken op 19 mei jl.
Op welke wijze zullen de Verenigde Staten de vrije toegang tot internet in het Midden-Oosten bevorderen, nu minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton middelen heeft vrijgemaakt voor het ondersteunen van internettechnologie en het omzeilen van internetcensuur in onder andere Egypte en Iran?4
Op welke wijze bent u van plan u in te zetten voor het veiligstellen van toegang tot internet in de regio en met name in partnerland Jemen, waar Nederland zich inzet voor democratisering en mensenrechten? Bent u bereid hier met urgentie stappen te ondernemen, voordat de situatie in deze landen verder verslechtert? Zo nee, waarom niet?
Persvrijheid is een belangrijke prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In Jemen wordt gewerkt aan een project ter ondersteuning van de media, gericht op de versterking van een journalistensyndicaat en training van journalisten en NGOs. De voorbereidingen voor dit project worden sinds de repatriëring van de ambassadestaf vanwege de veiligheidssituatie voor zover mogelijk vanuit Den Haag voortgezet.
Daarnaast worden in de regio uit het Mensenrechtenfonds projecten ondersteund gericht op bevordering van mediadiversiteit en internetvrijheid. Voor de bredere inzet van Nederland op de bevordering van internetvrijheid verwijzen wij u naar de Kamerbrief die u over dit onderwerp zult ontvangen.
Bent u bereid initiatieven voor het ter beschikking stellen van satellietmodems aan burgerjournalisten in die landen te ondersteunen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over de Arabische regio op 28 juni 2011?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
Oost-Europeanen die frauderen om een uitkering te krijgen |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat in België tweederde van de Roemenen, Polen en Bulgaren die een werkvergunning als zelfstandig ondernemer aanvragen, dat doen om vervolgens een uitkering aan te vragen?12
Ja.
Zijn er aanwijzingen dat dit ook in Nederland het geval zou kunnen zijn? Zo nee, waarom niet, wat maakt Nederland anders dan België?
Op 1 januari 2011 stonden er 18 227 personen uit Midden- en Oost-Europa ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waarvan 7 831 uit Bulgarije en Roemenië. Inschrijving bij de Kamer van Koophandel is echter geen voorwaarde om als zelfstandige actief te zijn in Nederland: men kan ook zijn ingeschreven in het land van herkomst. Het werkelijke aantal zelfstandigen uit Midden- en Oost-Europa is niet exact bekend. De laatste schatting dateert van 1 januari 2009 en bedroeg toen 23 300.3
Uit de momenteel beschikbare CBS-cijfers blijkt dat ultimo 2009 690 bijstandsontvangers afkomstig waren uit Midden- en Oost-Europa. Dit is 0,22% van het totaal. Deze cijfers bevatten geen onderscheid naar ex-werknemers en ex-zelfstandigen. Naar verwachting komen in de loop van de zomer de CBS-cijfers over 2010 beschikbaar.
Gedurende de eerste 3 maanden van verblijf hebben EU-burgers in Nederland geen recht op bijstand. Na deze periode van 3 maanden geldt het volgende. Een EU-burger komt alleen in aanmerking voor bijstand als hij rechtmatig (dus: met een EU-verblijfsrecht) in Nederland woont en dus ingezetene van Nederland is. Dit betekent dat EU-burgers die tijdelijk naar Nederland komen om te werken, hoe dan ook niet in aanmerking komen voor bijstand.
Verder kan een beroep op bijstand gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. In mijn brief ´Maatregelen arbeidsmigratie Midden- en Oost-Europa´ van 14 april jl.4 is een aantal maatregelen opgenomen ter aanscherping van zowel de toegang tot de bijstand als de verblijfsbeëindiging bij een beroep op bijstand door EU-burgers die niet (meer) economisch actief zijn, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000.
Een belangrijk verschil tussen Nederland en België is dat sommige Belgische steden al vanaf de eerste dag dat een EU-burger zich meldt bij de gemeente een financiële voorziening toekennen die vergelijkbaar is met bijstand.
In Nederland vergroot het ingeschreven staan als zelfstandige op zichzelf niet de kans op een toekenning van een bijstandsuitkering. Op dit moment herken ik dan ook niet het misbruik zoals dat in België mogelijk voorkomt. Ik zie geen aanleiding hier nu onderzoek naar te doen.
Bent u bereid te onderzoeken of dit in Nederland voorkomt? Zo ja, op welke schaal denkt u dat misbruik voorkomt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u er aan doen om te voorkomen dat EU burgers zich inschrijven in Nederland als zelfstandige om vervolgens een uitkering aan te vragen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat hard optreden, zoals dat succesvol plaatsvindt in België, van belang is om een einde te maken aan dit soort praktijken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel Oost-Europeanen schrijven zich per jaar in als zelfstandige in Nederland? Wanneer kunnen zij aanspraak maken op de bijstand? Op welke schaal maken zij gebruik van dit recht?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verloopt de controle op de als zelfstandig ingeschreven Oost-Europeanen? Bent u van mening dat het hier een risicogroep betreft? Zo ja, hoe wordt hier in de controle rekening mee gehouden?
Sinds de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie op 1 januari 2007 kunnen Bulgaren en Roemenen wel zonder beperking als zelfstandige werken in Nederland, maar niet als werknemer. Werkgevers hebben voor Bulgaren en Roemenen een tewerkstellingsvergunning nodig. Het komt voor dat Bulgaren en Roemenen zich als zelfstandige voordoen, terwijl zij dit feitelijk niet zijn. Hier treedt het kabinet tegen op met een aantal maatregelen. Voor een overzicht van deze maatregelen verwijs ik u kortheidshalve naar mijn eerder genoemde brief over arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa van 14 april jl.
Doden die zijn gevallen op Papoea als gevolg van ingrijpen door de lokale politie |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de doden die zijn gevallen op Papoea als gevolg van ingrijpen door de lokale politie?1
Ja, ik heb daar met zorg kennis van genomen.
Hoe beoordeelt u de oproep van Amnesty om een effectief en onafhankelijk onderzoek te doen naar deze gebeurtenissen?2 Bent u van mening dat de Indonesische autoriteiten hieraan hebben voldaan? Zo nee, op welke manier zult u de start van een dergelijk onderzoek bevorderen?
Ik onderschrijf het belang van effectief en onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen. Ik heb vernomen dat de Indonesische politie een onderzoek is gestart naar deze kwestie. Daarnaast heeft het provinciale parlement, in samenwerking met de officiële mensenrechtencommissie Komnasham Papua, het Dogiyai district bezocht om de gebeurtenissen te onderzoeken. Beide onderzoeken zijn nog niet afgerond. Ik heb de Nederlandse ambassade in Jakarta opdracht gegeven dit op de voet te blijven volgen.
Deelt u de mening dat de politie op Papoea een cruciale functie heeft bij de verbetering van de mensenrechtensituatie op Papoea? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier krijgt deze gedachte vorm in de toekomstige ontwikkelingsrelatie met Indonesië?
Ik deel de mening dat het correct functioneren van de politie van groot belang is voor verbetering van de mensenrechtensituatie in Papoea. Om deze reden heeft de Nederlandse ambassadeur in Indonesië tijdens een recent bezoek aan Papua dan ook met het hoofd van de politie gesproken over de mensenrechtensituatie en het optreden van de politie. Daarnaast vonden gesprekken plaats met de legercommandant en de lokale mensenrechtenorganisatie Komnasham Papua.
Op dit moment wordt onderzocht in hoeverre Nederland steun kan blijven geven aan de hervormingen van de politie in Indonesië.
Welke initiatieven heeft u inmiddels ondernomen om tot een open en constructief overleg over Papoea met Indonesië te komen, waartoe u werd opgeroepen in de motie Van der Staaij c.s.?3
Mede op Nederlands initiatief is tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog van 9 maart jl. gesproken over mensenrechtenschendingen in Papua. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Van der Staaij om in internationaal verband te streven naar een open en constructieve dialoog over Papoea met Indonesië.
Het bericht "Wrak krijgt kenteken" |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wrak krijgt kenteken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het in het artikel beschreven verschijnsel een zeer ongewenst effect van EU-regelgeving is? Zo nee, waarom niet?
Het Europese Hof van Justitie heeft op 20 09 2007 (C-297/05) een uitspraak gedaan over de Nederlandse importprocedure van voertuigen uit andere EU-landen. Het Hof achtte de door Nederland uitgevoerde verplichte identiteitscontroles van deze voertuigen niet strijdig met de Europese regelgeving. Hiertegen had de Europese Commissie bezwaar aangetekend bij het Hof. Het Hof stelde Nederland op dit punt in het gelijk.
De tot dan toe door Nederland verplichte technische controle werd wel strijdig bevonden met het EU verdrag. De RDW voerde echter deze controles sedert 1 januari 2006 al niet meer uit.
Zie verder de antwoorden op onderstaande vragen.
Deelt u ook de mening dat het van het grootst mogelijke belang is dat de verplichte APK keuring voor auto’s uit Europese lidstaten direct bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) dient plaats te vinden? Zo nee, waarom niet?
De RDW controleert de identiteit van te importeren voertuigen. Volgens de Europese regelgeving mag de RDW geen technische controle uitvoeren, dus ook geen APK. Wel is na het verstrekken van het Nederlands kenteken de Nederlandse APK-regelgeving van toepassing. Indien van toepassing heeft de eigenaar de keuze een APK tegelijk met de registratie door de RDW te laten uitvoeren, of na de registratie bij een APK-erkenninghouder. Bij niet naleving hiervan volgt een sanctie. Bij grote schade aan het voertuig plaatst de RDW een Wacht-op-keuren signaal in het kentekenregister. In deze situatie ontvangt de eigenaar geen compleet kenteken en mag met het voertuig geen gebruik worden gemaakt van de weg. Na herstel van het voertuig moet de eigenaar het voertuig opnieuw voor een schadekeuring bij de RDW aanbieden. Het betreft hier een schadevoertuig als bedoeld in artikel 58 tweede lid onder d van de Wegenverkeerswet 1994.
Volgt u de stelling dat het faciliteren van autodiefstal en het omkatten van auto’s nooit het gevolg mag zijn van EU-regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Door de identificatiecontrole die bij invoer van een voertuig vanuit een EU-lidstaat wordt toegepast wordt het omkatten lastig gemaakt en zeker niet bevorderd.
Deelt u de mening dat, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, dit ook een zeer onwenselijke gang van zaken is? Zo nee, waarom niet?
Het huidige regime is sedert vijf jaar in werking. De door Nederland uitgevoerde identiteitscontroles geven geen aanleiding om te veronderstellen dat er meer voertuigen dan voorheen zijn omgekat. Er is geen verband tussen het vervallen van een APK-keuring, verplicht uitgevoerd door de RDW en een verhoogde kans op autodiefstal en omkatten. Ook zijn mij geen negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid bekend.
Deelt u de mening dat deze versoepeling van het invoeren van auto's een zodanig negatief effect heeft, dat deze door Nederland direct teruggedraaid dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het doden van duizenden in beslag genomen hamsters, muizen, ratten en andere knaagdieren |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over het lot van de duizenden hamsters, muizen en ratten, die de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) op 4 april jl. zonder eten en drinken in een loods van een dierenhandelaar in Sint Anthonis (Noord-Brabant) heeft aangetroffen?1 Is het waar dat de LID 5 900 hamsters, muizen en ratten en 4 ara’s in beslag heeft genomen?2 Zo nee, om wat voor aantallen gaat het dan? Kunt u bevestigen dat deze knaagdieren door de LID naar het papegaaienpark te Veldhoven zijn gebracht?
Ja, ik ben van deze berichtgeving op de hoogte. Nadat de LID had geconstateerd dat het welzijn van de dieren ernstig te wensen overliet, heeft Dienst Regelingen (DR) de dieren op 1 april 2011 bestuursrechtelijk in bewaring genomen.
Het betrof ca. 5900 knaagdieren (ratten, muizen, hamsters, gerbils en degoe’s), 5 ara’s en 1 grijze roodstaartpapegaai. De dieren zijn naar het Nederlands Opvangcentrum voor Papegaaien (N.O.P.) gebracht.
Zijn de LID en de Algemene Inspectiedienst (AID) verplicht in beslag genomen dieren onder te brengen bij een van de opslaghouders waarmee de overheid (Dienst Regelingen) een contract heeft afgesloten? Wie beslist bij welke opslaghouder in beslag genomen dieren worden ondergebracht?
Op grond van de bevindingen van de nVWA en de LID neemt Dienst Regelingen of het Openbaar Ministerie (OM) dieren in bewaring/in beslag. Deze dieren worden door DR ondergebracht bij opslaghouders waarmee een overeenkomst is gesloten.
Is het waar dat er inmiddels al een groot aantal hamsters, muizen en ratten zijn afgemaakt? Zo ja, hoeveel dieren zijn er afgemaakt? Waarom en wanneer zijn deze dieren afgemaakt en op welke wijze? Hebben deze dieren veterinaire zorg gekregen van een onafhankelijke dierenarts? Zo nee, waarom niet?
Zoals gebruikelijk zijn de dieren bij de opslaghouder direct door een dierenarts geïnspecteerd. De conditie van de dieren was slecht bij binnenkomst. Tijdens de periode van bewaring zijn er 35 knaagdieren gestorven. Er zijn geen dieren gedood.
Het wettelijk kader voorziet in het verkopen van de in bewaring genomen dieren zodra de kosten van bewaring in verhouding tot de waarde van de dieren onevenredig hoog worden, maar niet eerder dan twee weken nadat de dieren in bewaring zijn genomen. In dit geval heeft DR besloten dat de bewaring kon worden beëindigd. In overleg met de opslaghouder is vervolgens voor de verschillende categorieën dieren een bestemming gezocht.
Eén van de eigenaren heeft na betaling van de bestuursdwangkosten 503 knaagdieren en 6 papegaaien teruggekregen. Daarnaast zijn alle daarvoor geschikte knaagdieren (ca. 1700 incl. jongen) bij particulieren herplaatst. Het resterend aantal knaagdieren was niet voor plaatsing geschikt (het merendeel had een neurologische afwijking) en is als voedseldier verkocht. Of dieren voor plaatsing geschikt waren is mede door een dierenarts bepaald.
Volgens de overeenkomst die DR met het N.O.P. heeft afgesloten, dient zij zich te houden aan de wettelijke gestelde eisen. Hierbij moet u denken aan de Flora- en faunawet, de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en aan milieueisen. Hier voldoet het N.O.P. aan.
Het N.O.P. wordt periodiek bezocht door zowel de nVWA als DR. Uit deze controlebezoeken blijkt dat de opslaghouder aan de wettelijke voorschiften voldoet.
Hoe verklaart u dat er bij de opslaghouder binnen vier weken meer dieren zijn gedood dan her- of geplaatst? Welke afspraken heeft Dienst Regelingen (DR) met deze opslaghouder gemaakt en op welke wijze wordt gecontroleerd of de afspraken worden nageleefd? Kunt u uiteenzetten hoe de beslissing om de dieren af te maken tot stand is gekomen en hoe deze zich verhoudt tot de wettelijke en contractuele dierenbeschermingsnormen waaraan een opslaghouder zich dient te houden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bekend met het omstreden imago van deze papegaaienopvang en de misstanden die over dit centrum naar buiten zijn gekomen? Erkent u dat het onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van deze gebeurtenissen niet onafhankelijk is geweest en dat uw voorganger een toezegging aan de Kamer om een onafhankelijke deskundige toe te voegen aan de onderzoekscommissie niet is nagekomen? Waarom heeft u nog steeds een contract met dit opvangcentrum voor (betaalde) opvang van in beslag genomen dieren, terwijl de opvangvereniging waarbij deze papegaaienopvang is aangesloten (Vereniging Opvang Niet-gedomesticeerde Dieren) het vertrouwen in dit opvangcentrum allang heeft opgezegd?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op de vorige vraag geven de controles bij het N.O.P mij geen reden te twijfelen aan de naleving van de welzijnsregelgeving aldaar. Mijn voorganger twijfelde niet aan de kwaliteit of de integriteit van het destijds uitgevoerde onderzoek. Ik heb geen aanleiding hier wel aan te twijfelen. Ten aanzien van uw overige vragen verwijs ik u naar het destijds gegeven antwoord in een brief aan uw Kamer (TK 28 286, nr. 290).
Is het waar dat deze papegaaienopvang heeft gezegd dat als geen veilig onderkomen voor 1 500 hamsters en knaagdieren wordt gevonden, deze dieren binnen 24 uur worden gedood om gebruikt te worden als voer voor roofvogels en slangen in andere dierenparken? Zo ja, heeft de papegaaienopvang de bevoegdheid om een dergelijke beslissing te nemen volgens het contract dat u met ze gesloten heeft en hoe verhoudt dit besluit zich tot de wettelijke verplichtingen waaraan het opvangcentrum zich moet houden? Staat u achter deze beslissing? Zo ja, kunt u uitleggen waarom u het afmaken van deze dieren acceptabel vindt? Zo nee, mag de Kamer erop rekenen dat u deze papegaaienopvang tijdig tot de orde roept om het afmaken van deze dieren te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom u voor de opvang van knaagdieren een contract heeft gesloten met een opvangcentrum voor niet-gedomesticeerde dieren, terwijl er al jarenlang gespecialiseerde knaagdierenopvangcentra zijn in Nederland? Erkent u dat de eerder door ons geuite zorg dat er zowel in kwalitatieve (expertise) als kwantitatieve zin te weinig opvangplaatsen beschikbaar zijn, terecht is gebleken? Zo ja, wat gaat u doen om de opvangcapaciteit te vergroten, mede gelet op de komst van een dierenpolitie waarmee te verwachten valt dat jaarlijks een groter aantal dieren in beslag zal worden genomen en dus opvang behoeft? Zo nee, waarom niet en hoe verklaart u dan dat opslaghouders overgaan tot het afmaken van dieren wegens plaatsgebrek?
DR heeft met een aantal opslaghouders een contract afgesloten om knaagdieren op te vangen. Op het moment dat de inbewaringneming zich voordeed hadden deze opslaghouders onvoldoende capaciteit om de gehele groep dieren op te vangen. Het N.O.P daarentegen beschikte wel over de benodigde capaciteit om de dieren op te vangen.
Er is op dit moment noch in kwalitatieve zin, noch in kwantitatieve zin sprake van een gebrek aan opvangcapaciteit. DR maakt geen dieren af wegens plaatsgebrek.
Hoe verhoudt het doorplaatsen van dieren door de papegaaienopvang naar andere opvangcentra (en particulieren) zich tot de vergoedingen die deze opslaghouder ontvangt van DR? Kunnen opvangcentra die een deel van de dieren opnemen aanspraak maken op een evenredig deel van de vergoeding die DR verstrekt voor de opvang van deze in beslag genomen dieren? Zo ja, op welke wijze wordt hier uitvoering aan gegeven? Zo nee, waarom niet?
Na het vrijgeven van de dieren zijn deze herplaatst of verkocht. Na herplaatsing van de dieren stopt de vergoeding door DR. De dieren zijn niet elders tegen vergoeding opgevangen.
Kunt u bevestigen dat de kosten voor de opvang van de in beslag genomen dieren zullen worden verhaald op de betreffende handelaar? Zo ja, onderschrijft u dat financiële overwegingen hier in elk geval geen rol kunnen spelen bij de beslissing over de toekomst van deze dieren? Zo nee, waarom niet?
Ja, bij bestuursrechtelijke handhaving worden de gemaakte kosten verhaald op de overtreder(s). Uit de toepasselijke wetgeving volgt dat bij het in bewaring nemen van de dieren de verhouding tussen de kosten van opvang en de waarde van de dieren een rol speelt. Dat betekent dat wanneer de kosten van opvang in relatie tot de waarde van de dieren onevenredig hoog worden in voorkomende gevallen dieren eerder worden herplaatst of verkocht dan de gebruikelijke termijn van 13 weken. Dieren worden niet om financiële motieven geëuthanaseerd.
Kunt u een uitvoerige uiteenzetting geven van de stand van zaken in het opslaghoudersbeleid, zodat de Kamer kan nagaan hoeveel en welke opslaghouders worden ingeschakeld door DR, welke capaciteits- en expertisegaranties er zijn en welke afspraken er zijn gemaakt met betrekking tot de vergoedingen en de uitvoering van en verantwoordelijkheid voor het te voeren dierenwelzijnsbeleid?
DR heeft voor het opvangen van dieren met 24 opslaghouders regelmatig contact.
Een opslaghouder moet aan alle wettelijke, administratieve en extra welzijnseisen voldoen die gesteld zijn in het bestek «Opvang en verzorging van gezelschapdieren» en het bestek «Opvang en verzorging van landbouwhuisdieren en paarden». Als gevolg van de aanbesteding «Opvang en verzorging van in- en uitheemse levende (beschermde) dieren» zullen deze eisen binnenkort ook voor de categorie in- en uitheemse dieren gaan gelden.
Opslaghouders krijgen per dier een startvergoeding. Deze is bedoeld voor kosten voor verplichte vaccinaties, chippen/I&R, arbeid en een dierenartsconsult dat in de eerste 48 uur plaats moet vinden. Daarna geldt een dagvergoeding waarmee voer, water, strooisel, arbeid, onderdak, verplichte herhalingsvaccinaties en lichte medische zorg worden vergoed. Voor overige noodzakelijke kosten moet vooraf toestemming gevraagd worden aan DR.
Kunt u uiteenzetten hoe het zover heeft kunnen komen dat duizenden knaagdieren onder deze erbarmelijke omstandigheden zijn aangetroffen? Welke hiaten signaleert u in het tot nu toe gevoerde beleid op het gebied van de handel in gezelschapsdieren?
De overheid kan niet ten alle tijde voorkomen dat een dergelijke situatie zich voordoet omdat er dan achter elke houder een handhaver zou moeten staan. De primaire verantwoordelijkheid voor het goed omgaan met dieren ligt bij de houder van dieren.
Wel ben ik bezig met het opstellen van welzijnsregels voor de handel in gezelschapsdieren waarmee o.a. een bewijs van vakbekwaamheid zal worden geëist van de beheerder van de inrichting en waarmee regels worden gesteld aan de verzorging en het houden van gezelschapsdieren. Ik ga er vanuit dat met de te stellen eisen aan de deskundigheid van de handelaar en het verzorgen van de dieren in de handel de kans op misstanden bij handelaren kleiner wordt.
Is het u bekend voor welke bestemming deze knaagdieren werden gefokt en via welke kanalen ze zouden worden verhandeld? Zo nee, waarom heeft u daar geen zicht op? Is u bekend dat de handel in knaagdieren voor gezelschap nauw verbonden is met de handel in knaagdieren als voedsel voor o.a. reptielen en roofvogels? Deelt u de mening dat dit een ongewenste situatie is? Bent u bereid mede in dit licht stappen te nemen naar een verbod op het houden van reptielen en roofvogels in Nederland?
De onderhavige knaagdieren zijn gefokt als voedsel- en huisdier. Omdat er op dit moment geen registratieplicht geldt voor handelaren in gezelschapsdieren heb ik geen zicht op alle kanalen via welke deze dieren worden verhandeld en het exacte doel van deze handel.
Indien een bepaald dier, zoals een roofvogel of een reptiel, mag worden gehouden dan moet dit dier ook geschikt voedsel kunnen krijgen. Ten aanzien van voedseldieren gelden het verbod op dierenmishandeling en de algemene bepalingen van het besluit doden van dieren.
Wanneer stuurt u de AMvB gezelschapsdieren naar de Kamer, waarin u zoals toegezegd op onze eerdere vragen een aanmeldplicht gaat opnemen voor bedrijfsmatige handelaren en fokkers van gezelschapsdieren? Op welke termijn denkt u eindelijk zicht te kunnen krijgen op de fok van en handel in gezelschapsdieren in ons land?
De AMvB gezelschapsdieren is onlangs aangeboden ter internetconsultatie.
Op dit moment worden de geplaatste reacties geïnventariseerd. Het concept-besluit zal naar verwachting in de tweede helft van dit jaar aangeboden worden aan de Kamers conform de procedure op grond van artikel 110, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (de zgn. nahangprocedure).
Bent u bereid lering te trekken uit deze gebeurtenissen en deze mee te nemen bij de uitvoering van de motie Ouwehand3 voor een plan van aanpak voor de opvang van gezelschapsdieren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De motie Ouwehand gaat over het verminderen van zwerfdieren en de opvang van gevonden dieren door de gemeente. De onderhavige casus betreft de bestuursrechtelijke in bewaring neming en plaatsing van een groep, door de eigenaar verwaarloosde, knaagdieren waarvoor DR een vergoeding betaalt aan de opslaghouder. Zoals hiervoor uiteen gezet voldoet de genoemde opslaghouder aan de welzijnseisen welke ingevolg de wet zijn gesteld.
Om situaties zoals de onderhavige tegen te gaan ben ik bezig, zoals hiervoor aangegeven, met het Besluit Gezelschapsdieren. In dit besluit worden onder anderen eisen gesteld aan de verzorging van dieren maar ook aan de vakbekwaamheid van handelaren in dieren.
Ik verwacht dat met de toename van kennis bij handelaren en verzorgingsnormen voor dieren die worden verhandeld ook de kans op misstanden zal afnemen.
De verkoop van persoonsgegevens |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de publiciteit rond het delen van gegevens door TomTom met de politie, zoals door RTL nieuws op woensdag 27 april 2011?1
Ja.
Voor welke doeleinden gebruiken de politiekorpsen de gegevens van TomTom?
De politie heeft mij meegedeeld dat het gaat om zogeheten «speed profiles» die zijn ontwikkeld door een verkeersbureau op grond van door TomTom beschikbaar gestelde reistijdeninformatie. Speed profiles geven informatie over de werkelijk gereden snelheden van het gemotoriseerd verkeer, onder meer gebaseerd op anonieme GPS-metingen van TomTom. De speed profiles geven voor een groot deel van het wegennet inzicht in gemiddelde rijsnelheden per wegonderdeel, in tijdsblokken van 15 minuten.
De politie gebruikt de speed profiles om te kunnen bepalen waar sprake is van risicovolle verkeerssituaties met als doel het vergroten van de verkeersveiligheid. In combinatie met andere informatiebronnen, zoals ongevalanalyses, bepaalt het Landelijk Parket Team Verkeer (LPTV) op advies van het regionale politiekorps, het plaatselijke Openbaar Ministerie en de wegbeheerder onder meer de locaties van snelheidscontroles en flitspalen.
Welke informatiebronnen van welke commerciële bedrijven gebruikt de politie nog meer voor haar werkzaamheden? Voor welke concrete doeleinden wordt die informatie gebruikt?
In individuele zaken kan de politie gebruik maken van gegevens uit diverse bronnen. Dat kunnen ook commerciële bedrijven zijn. Daarvan bestaat geen totaaloverzicht.
In zijn algemeenheid is wel te zeggen dat banken melding maken van ongebruikelijke transacties bij de financial intelligence unit van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) en dat de politie NAW-gegevens van klanten van telecombedrijven van deze bedrijven verkrijgt. Het gebruik van deze informatie kent een wettelijke basis en kan slechts voor bepaalde doeleinden en onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden.
Hebben de korpsen betaald voor het verkrijgen van deze informatie? Zo ja, hoeveel? Zo nee, heeft op andere wijze compensatie plaatsgevonden?
TomTom levert de gegevens niet rechtstreeks aan de politie, maar aan een verkeersadviesbureau dat beleidsmakers helpt om analyses te kunnen maken op het gebied van verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Overheidsorganen kunnen een abonnement nemen op deze speed profiles en inloggen op het systeem. De daaraan verbonden prijsstelling is afhankelijk van de regio waar het overheidsorgaan onder valt.
Bent u van mening dat er in casu sprake is van een schending van de privacy van de gebruikers van een TomTom?
Volgens TomTom zijn de gegevens die het bedrijf beschikbaar heeft gesteld anoniem verwerkt. Mij hebben geen signalen bereikt dat toch sprake is van herleidbaarheid naar personen. Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) is overigens het aangewezen orgaan om te beoordelen of de gegevens door TomTom dusdanig zijn geanonimiseerd dat er redelijkerwijs geen sprake meer is van herleidbaarheid naar personen. Het Cbp is onafhankelijk en bepaalt zelf in welke gevallen het een onderzoek instelt.
Bent u bereidt het College bescherming persoonsgegeven te vragen hierover te adviseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u het voldoende dat de gebruiksvoorwaarden van TomTom vermelden dat gegevens kunnen worden gedeeld met derden? Acht u het wenselijk dat consumenten voorafgaand aan de aankoop van of huur van een TomTom of soortgelijk apparaat of dienstverlening expliciet worden geïnformeerd dat onder derden ook overheidsinstanties, zoals de politie, worden verstaan?
Het betreft in dit geval de relatie tussen een producent en consumenten. Er zijn heldere wettelijke (informatie)verplichtingen voor producenten opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (artikel 6:193a en verder) en – als sprake zou zijn van verwerking van persoonsgegevens – in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; artikelen 33 en 34). Verder hebben de Europese privacytoezichthouders, verenigd in de Artikel 29-werkgroep, in een gemeenschappelijk standpunt van 16 mei 2011 (zie http://www.cbpweb.nl/downloads_int/wp185_en.pdf) aanbevelingen omtrent het verwerken van locatiegegevens opgesteld die een aanknopingspunt bieden voor verantwoordelijken in de zin van de Wbp. Als consumenten klachten zouden hebben over de naleving van de wettelijke (informatie)verplichtingen, kunnen zij zich wenden tot toezichthouders als de Consumentenautoriteit en het College bescherming persoonsgegevens. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 10.
Is naar uw mening de consument door TomTom adequaat op de hoogte gebracht van wat zij verder met gegevens doet?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er andere producten op de consumentenmarkt die privacy gevoelige gegevens aan derden verkopen?
Het is niet aan mij om een (totaal)overzicht bij te houden van de verkoop van (privacy gevoelige) gegevens door commerciële bedrijven aan derden.
Bent u bereid te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van een privacybijsluiter waarin de 5 W’s worden verduidelijkt, te weten:
Ik hecht eraan dat het bedrijfsleven zoveel mogelijk transparantie biedt over de producten en diensten die zij aanbieden. Het is evenwel niet aan het kabinet om een oordeel uit te spreken over modellen die het bedrijfsleven zou kunnen hanteren om aan de in de mijn antwoord op vragen 7 en 8 genoemde (informatie)verplichtingen te voldoen.
Maakt de politie zelf ook gebruik van TomTom of soortgelijke apparaat of dienstverlening? Welke risico’s brengt het delen van locatiedata met zich mee voor de politie, andere justitiële instellingen en defensie?
De politie maakt gebruik van navigatiesystemen. Het gaat doorgaans om van fabriekswege ingebouwde navigatiesystemen die niet zijn gesynchroniseerd. Doordat de systemen niet gesynchroniseerd zijn, worden er geen locatiedata gedeeld en brengt het gebruik van de navigatiesystemen geen risico’s met zich mee.
Het bericht 'Miljarden euro's klimaatgeld onderhevig aan corruptie' |
|
Geert Wilders (PVV), Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Miljarden euro's klimaatgeld onderhevig aan corruptie»1?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlands belastinggeld richting landen gaat die bovenaan de corruptieladder staan? Zo ja, kunt u elke eurocent specificeren?
Voor de korte termijn (tot en met 2012) besteedt Nederland 300 miljoen euro aan klimaatfinanciering die in meerdere arme landen wordt uitgegeven. De focus van de uitgaven ligt op landen in Sub Sahara Afrika, met name in Rwanda, Burundi, Mozambique, Oeganda, en in Indonesië. Net als bij andere uitgaven van belastinggeld, worden de ontvangende organisaties en landen vooraf beoordeeld om de meest geschikte hulpvorm te kunnen selecteren. Achteraf dienen alle organisaties die het geld hebben ontvangen zich altijd te verantwoorden voor de uitgaven. Zodoende kunnen wij iedere cent verantwoorden. Zodra corruptie wordt geconstateerd, wordt dit onderzocht en wordt zo nodig geld teruggevorderd.
Hoeveel graden zal de aarde afkoelen en met hoeveel meter zal de zeespiegel gedaald zijn als al die miljarden aan klimaatgeld zijn uitgegeven?
Deze vraag is zo niet te beantwoorden. Er bestaat nu geen zicht op de gemiddelde kosten en de gemiddelde vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de maatregelen die dankzij het toekomstige klimaatfonds zullen worden genomen. Bovendien zal een deel van het klimaatfonds ook gebruikt worden voor adaptatiemaatregelen.
De Nederlandse uitgaven zijn onderdeel van de internationaal afgesproken klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden, waarvan de Europese Unie een eerlijk aandeel zal leveren.
Zitten er in het klimaatbureau ook klimaatsceptici? Welke controlemiddelen heeft de Nederlandse overheid op het klimaatbureau dat straks een deel van het Nederlandse belastinggeld gaat beheren?
In het nog op te richten orgaan dat zal toezien op de legitieme, doeltreffende en doelmatige aanwending van de middelen uit het op te zetten klimaatfonds zullen in gelijke mate vertegenwoordigers van ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden plaatsnemen. Nederland hecht er zeer aan dat er heldere criteria komen voor aanwending van de gelden en er een effectieve verantwoording van en toezicht op de aanwending van de middelen plaatsvindt. De Wereldbank zal voor het nog op te richten klimaatfonds op gaan treden als «trustee» en bewaken dat de gebruikelijke strikte «fiduciaire» standaarden worden toegepast.
Bent u bekend met het feit dat ook de CO2-handel eerder al sterk onderhevig was aan fraude en witwassen2? Zo ja, wat is de status van de bestrijding van deze grootschalige klimaatfraude?
Met de brief van 17 december 2010 (Kamerstuk 31 252 nr. 11) heb ik de Kamer geïnformeerd over de frauderisico’s bij handel in emissierechten. In deze brief is geconcludeerd dat er voor de meeste vormen van fraude reeds afdoende maatregelen zijn getroffen. Tegelijkertijd is vastgesteld dat er met name op het gebied van witwassen nog risico’s resteren. Naar aanleiding daarvan wordt er op nationaal niveau gewerkt aan een meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties van emissierechten en aan strenge identificatie-eisen voor dienstverleners op de (spot)markt voor emissierechten. Tevens zal Nederland in internationaal verband inzetten op verdergaande maatregelen om fraude met emissiehandel tegen te gaan. In Europees verband worden er momenteel verschillende maatregelen voorgesteld. Aanleiding daarvoor is de diefstal van emissierechten in vijf Europese landen begin dit jaar. Inmiddels zijn de beveiligingseisen aan de registers fors verscherpt.
De verkoop van gegevens aan de politie door Vodafone en TomTom |
|
Ard van der Steur (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
|
|
![]() |
Kent u de berichtgeving rond de verkoop van (locatie)gegevens door Vodafone en TomTom aan de politie?1
Wat vindt u van de verkoop van deze gegevens? Is hierover overleg geweest met het College bescherming persoonsgegevens? Zo ja, wat was zijn oordeel?
Wat is de aard van deze gegevens? Hoe gedetailleerd zijn de gegevens? Waartoe worden deze gegevens gebruikt? Wat is daarvan het resultaat? Kan de met de informatie ook de locatie van een individu worden afgeleid?
Welke andere (markt)partijen kunnen deze gegevens kopen van deze bedrijven?
Plastic afvalbergen in zee |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Vogels poepen de natuur vol met plastic afval»1 en »64 duizend stukjes plastic in de Atlantische Oceaan erbij»2?
Ja.
Deelt u de mening dat de grote plastic afvalbergen die in zee gevonden worden, grote gevolgen hebben voor het ecosysteem, zeker nu bekend is geworden dat het plastic via vogelmagen ook nog ruim wordt verspreid over tot op heden ongerept gebleven natuurgebieden? Zo ja, wat gaat u doen om de plastic soep, die in oppervalkte twee keer groter is dan de Verenigde Staten, met hand en tand te bestrijden?
Ja, de belangrijkste vorm van verspreiding van plastic afval vindt echter plaats via zeestromen.
De aanwezigheid van grote hoeveelheden plastic in het mariene milieu is een wereldwijd probleem dat om een gezamenlijke oplossing vraagt. Het plastic blijft zeer lang in het mariene milieu en breekt af tot kleine deeltjes (microplastics). Daarom heeft Nederland het probleem van plastic soep en microplastics geagendeerd in Europees en mondiaal verband. Op 21 oktober 2009 heeft Nederland het probleem voor het eerst in de Europese Milieuraad aan de orde gesteld.
Daarbij is de Europese Commissie gevraagd na te gaan hoe de Europese Unie op dit probleem kan reageren. Tijdens de Europese Workshop Marine Litter op 8 november 2010 heeft Nederland nogmaals het belang van internationale inzet naar voren gebracht.
De Europese Commissie erkent het probleem en werkt aan een Actieplan.
In november 2010 heeft DG Environment van de Commissie het rapport «Plastic waste in the environment» uitgebracht. Dit rapport gaat onder meer in op richtlijnen voor duurzame verpakkingen, recycling en preventie, alsmede op het daarvoor benodigde onderzoek naar innovatieve oplossingen.
De verwachting is dat de hoeveelheid plastics die wordt geproduceerd en gebruikt nog zal toenemen. In de EU wordt 21% van het plastic afval gerecycled en 30% wordt gebruikt als energiebron (cijfers 2008). In de Kaderrichtlijn afvalstoffen is in 2008 een doelstelling vastgelegd voor de recycling van afval uit huishoudens (zoals kunststof) van 50 gewichtsprocenten in 2020. Dit betekent dat een aantal EU lidstaten nog veel moet doen.
Naast bovengenoemd instrumentarium, is onder de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie het probleem van (plastic) afval meegenomen als één van de elementen waarvoor in 2020 een «Goede Milieu Toestand» moet worden bereikt. Wat een Goede Milieu Toestand met betrekking tot afval op zee is en hoe dat te meten, wordt op dit moment in Europees kader ingevuld.
In mondiaal kader heeft Nederland met succes het onderwerp geagendeerd in het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP). De UNEP heeft mede door deze inzet het onderwerp in het jaarboek 2011 opgenomen als een van de belangrijkste «emerging issues». In UNEP verband zal het onderwerp de komende jaren verder worden gebracht. Tijdens een mondiale bijeenkomst in maart 2011 van de UNEP in samenwerking met de USA/NOAA (National Oceanic and Atmospheric Administration), hebben overheden, industrie, wetenschap en NGO’s de basis gelegd voor samenwerking om mariene afval, zoals plastic, te verminderen. Dit heeft geresulteerd in de Honolulu Strategie; een resultaatgericht actieplan met het doel om de impact van mariene afval de komende 10 jaar te reduceren. Van belang is ook dat tijdens die bijeenkomst de «Declaration of the Global Plastics Associations for Solutions on Marine Litter» is ondertekend door 47 vertegenwoordigers van de plastic industrie, teneinde verdere toename van afval in zee te voorkomen.
Ook nationaal heeft Nederland zich de afgelopen jaren ingezet om het probleem van zwerfafval en afval op zee tegen te gaan. In de periode 2007–2009 is het impulsprogramma zwerfafval uitgevoerd. Een van de acties betrof de «schoonste strand competitie.
Samen met KIMO, een internationale organisatie van kustgemeenten, wordt het Fishing for Litter programma uitgevoerd, waarbij vissers door hen opgevist afval gratis af kunnen geven in de havens waar voor verwerking gezorgd wordt. Met Stichting de Noordzee, KIMO en vele kustgemeenten wordt daarnaast het bewustwordingsprogramma Zwervend langs Zee uitgevoerd, vooral gericht op de strandtoeristensector.
Daarnaast laat ik momenteel een eerste onderzoek uitvoeren naar de omvang en mogelijke gevolgen van microplastics in de Noordzee.
Hebt u de bereidheid het probleem rondom de plastic soep hoog op de internationale politieke agenda te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat onze eigen Noordzee een afvalberg van 20 000 ton per jaar te verwerken krijgt? Deelt u de mening dat deze hoeveelheid niet bevorderlijk werkt voor al het leven in en rondom de Noordzee? Zo ja, wat wilt u hieraan gaan doen?
Ja. Zie antwoord vraag 2 en 5.
Deelt u de mening dat voor de scheepvaart een grote rol is weggelegd in het bestrijden van de afvalberg? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat schepen minder afval overboord gooien?
Scheepvaart is – naast toerisme, visserij en afval vanuit rivieren en drainagekanalen – één van de sectoren die bijdraagt aan het afval op zee. Mondiaal gezien wordt ervan uitgegaan dat ongeveer 80% van het afval op zee van land komt, vooral via rivieren. Voor de Noordzee wordt van een andere verdeling uitgegaan. Uit monitoring van strandafval blijkt dat zeker 30–40% afkomstig is van zee gerelateerde activiteiten als scheepvaart en visserij.
In IMO-verband (Internationale Maritieme Organisatie) worden in het Marpol-verdrag bijlage V regels gesteld ten aanzien van het lozen van vuilnis door zeeschepen. Zo geldt nu een verbod op het lozen van plastics en gelden er lozingsvoorwaarden voor veel andere soorten vuilnis. Vorig jaar september is, met actieve inbreng van Nederland, een voorstel ingebracht om bijlage V aan te scherpen. Met dit voorstel gaat een algemeen lozingsverbod gelden voor al het vuilnis, met enkele kleine uitzonderingen.
Doordat voor al het vuilnis (met een enkele uitzondering) een lozingsverbod gaat gelden wordt de regelgeving, de naleving en de handhaving eenduidiger en eenvoudiger. De verwachting is dat de IMO de aanscherpingvoorstellen in juli 2011 definitief aanneemt.
In de EU geldt daarnaast de Richtlijn Havenontvangstvoorzieningen om er voor te zorgen dat de beschikbaarheid en het gebruik van havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingsresiduen verbetert. Nederland heeft deze Richtlijn adequaat geïmplementeerd en boekt hier goede resultaten mee. Sinds de implementatie van de Richtlijn in 2005 is de afgifte van scheepsafval in Nederland met 50% toegenomen. Tijdens de aankomende herziening van de Richtlijn zet Nederland in op verdere aanscherping van de afgifteplicht voor schepen die vertrekken naar een haven buiten de EU.
De verbouwing van het oud-ministerie van VROM aan de Rijnstraat |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de plannen van het voormalige ministerie van VROM om het pand aan de Rijnstraat, waar dit ministerie was gevestigd, te verbouwen?
Ja.
Kunt u inzicht geven in de doelen van deze plannen? Is het waar dat de verbouwing ook tot doel heeft om het nog vrij recente gebouw nóg duurzamer te maken? Wat is er nu níet duurzaam aan het gebouw? Hoe kan het dat dit soort plannen worden gemaakt?
Het plan voor Rijnstraat 8 staat niet op zichzelf. De Tweede Kamer heeft in het kader van de vernieuwing van de rijksdienst in maart 2009 de motie1 van het lid Schinkelshoek c.s. aangenomen. Daarin wordt onderschreven dat meer departementen in één gebouw moeten worden ondergebracht, dat met name beleidskernen bij voorkeur op loopafstand van elkaar en van het Binnenhof dienen te worden gehuisvest en wordt de regering verzocht met concrete voorstellen te komen voor gezamenlijke huisvesting van departementen. Naar aanleiding daarvan heeft mijn ambtsvoorganger bij brief van 9 juni 20092 de Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit van de Ministerraad, en daarbij ondermeer aangegeven: «Na de al geplande renovatie van de Rijnstraat 8 zullen de beleidskernen van Verkeer en Waterstaat en VROM in 2015 samen dit duurzame gebouw gaan betrekken».
Voor de uitwerking van het besluit van de Ministerraad is een masterplan kantoorhuisvesting Den Haag opgesteld, waarvan de verbouwing van Rijnstraat 8 deel uitmaakt. Dat masterplan wordt op dit moment geactualiseerd naar aanleiding van de taakstellingen voor de rijksdienst in het regeerakkoord van het huidige kabinet. Daar heb ik ook naar verwezen tijdens het algemeen overleg met uw Kamer over het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst op 26 april 2011.
De verbouwing van Rijnstraat 8 heeft binnen dat masterplan meerdere doelen. De start van de bouw van Rijnstraat 8 was in maart 1989, dus 22 jaar geleden. Bij hoofdzetels worden de installaties in 15 jaar afgeschreven en de inbouwpakketten in 20 jaar, zoals dat ook in de markt gebruikelijk is. Daarnaast is er een technische noodzaak tot vervanging, het aantal bedrijfsstoringen neemt toe. Voorts is het voornemen in het gebouw meerdere ministeries, waaronder de beleidskern van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, te huisvesten en het aantal werkplekken te vergroten. Het uitgangspunt is het realiseren van een rijksverzamelkantoor met rijkswerkplekken, zoals die in het programma Compacte Rijksdienst zijn aangekondigd. Het huidige kabinet heeft besloten de norm voor het aantal werkplekken per formatieplaats, dat door het vorige kabinet was verlaagd van 1,3 naar 1,1 nu verder te verlagen naar 0,9 met de ambitie naar 0,7. Hierdoor kunnen meer werkplekken in onder andere Rijnstraat 8 worden gerealiseerd en kunnen andere gebouwen worden afgestoten.
Rijnstraat 8 is ruim 20 jaar geleden gebouwd als een duurzaam pand. Sindsdien is de techniek voortgeschreden. Nu het gebouw om bovenstaande redenen moet worden gerenoveerd, kunnen tegelijkertijd duurzaamheidsmaatregelen worden getroffen. In de zomer van 2010 is ten tijde van het vorige kabinet een document opgesteld met een aantal duurzaamheidsscenario’s. Dit document is bedoeld voor een eerste consultatie van de markt, want voor de verbouwing en exploitatie wordt gestreefd naar een PPS-constructie. Het desbetreffende document wordt nu aangepast met als randvoorwaarde van het huidige kabinet dat duurzaamheidsmaatregelen in ieder geval tot kostenbesparingen leiden en binnen de afschrijvingstermijn worden terugverdiend. Bij een PPS-constructie zal bovendien de initiële investering voor duurzaamheidsmaatregelen door de markt worden gefinancierd.
Heeft de Rijksgebouwendienst deze verbouwing in de planning staan?
Naar verwachting zal de Ministerraad dit voorjaar een besluit nemen over het geactualiseerde masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Afhankelijk van dat besluit kan de Rijksgebouwendienst opdracht krijgen deze verbouwing en de exploitatie van Rijnstraat 8 via PPS aan een marktconsortium aan te besteden. Vooralsnog wordt uitgegaan van realisatie in de periode begin 2013 – begin 2016.
Is het waar dat deze verbouwing ongeveer 200 miljoen euro gaat kosten, en dat dit slechts een gering voordeel met zich brengt op de begroting van het ministerie van Infrastructuur & Milieu?
Neen. In het ambitiedocument dat ten tijde van het vorige kabinet is opgesteld was onder andere een maximaal scenario inclusief een uitbreiding van het gebouw opgenomen, met een geraamd investeringsbedrag in de genoemde orde van grootte.
De hoogte van de investering dient nog te worden bepaald. Het gaat om marktfinanciering via PPS met een jaarlijkse gebruiksvergoeding die door de gebruiker moet worden betaald. Het masterplan kantoorhuisvesting Den Haag kan, afhankelijk van het te kiezen scenario en de huidige ramingen, op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in de periode 2011–2023 een aanzienlijke nettobesparing opleveren ten behoeve van het realiseren van de taakstelling op de bedrijfsvoering. Zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
Deelt u onze opvatting dat dit soort luxueuze verbouwingen, zeker in deze tijd van grote, maar noodzakelijke bezuinigingen, niet door zouden moeten gaan?
Het is geen luxueuze verbouwing. Zie de antwoorden op de vragen 1 tot en met 4.
Kunt u een lijst geven van geplande verbouwingen, de bijbehorende begrote en/of geraamde kosten en kan daarbij, per project, een overzicht worden gegeven van de geraamde kostenvoordelen?
Zodra de Ministerraad een besluit heeft genomen over het geactualiseerde masterplan kantoorhuisvesting Den Haag zal ik de Tweede Kamer hierover informeren en een overzicht verstrekken van kantoorpanden die betrokken worden in het masterplan.
Kunt u uiteenzetten welk van deze projecten door moeten gaan en welke projecten beter kunnen worden stopgezet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Het bestaan van een private kliniek voor plastische chirurgie binnen de muren van ziekenhuis Bernhoven |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat het Ziekenhuis Bernhoven in Veghel een inpandige privékliniek heeft, de Berne kliniek, waarin commerciële cosmetische plastische chirurgie wordt bedreven?
Ja.
Is het toegestaan dat een ziekenhuis met de maatschappen binnen het ziekenhuis een privékliniek opzet waarin de artsen uit het ziekenhuis werken? Krijgen deze artsen in de Berne kliniek per verrichting betaald of zijn zij in loondienst bij het ziekenhuis?
Het is toegestaan dat een ziekenhuis en een maatschap besluiten om een privékliniek op te zetten. Op welke manier de individuele afspraken zijn vormgegeven betreffende de vergoeding die de artsen ontvangen voor het werk in de privékliniek is aan de instelling en de maatschap.
Ik heb mij door het ziekenhuis laten informeren over de constructie tussen de kliniek en het ziekenhuis. Het ziekenhuis sluit contracten af met de betreffende maatschap waarin geregeld is dat de specialisten per verrichting betaald worden en waarin is vastgelegd dat specialisten betalen voor gebruik van de ruimte, de middelen en van het ziekenhuispersoneel. Ik benadruk hier dat deze kliniek alleen onverzekerde zorg levert.
In hoeverre komen dit soort samenwerkingsverbanden voor in andere ziekenhuizen in Nederland? Als u het antwoord niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Mij is bekend dat ook andere ziekenhuizen onverzekerde zorg leveren. Het aantal en de omvang hiervan is mij niet bekend. Een onderzoek acht ik niet nodig. Wel vind ik dat de verhoudingen en verantwoordelijkheden duidelijk vast moeten liggen.
Vindt u het wenselijk dat een ziekenhuis, gefinancierd uit collectieve middelen, ruimte beschikbaar stelt om cosmetische plastische chirurgie te bedrijven? Vindt u het wenselijk dat artsen van een ziekenhuis in een privékliniek bijklussen? Verdient een chirurg in een ziekenhuis tegenwoordig zo weinig dat hij een bijbaantje nodig heeft om rond te komen?
Of een ziekenhuis ruimte beschikbaar stelt voor de werkzaamheden van een privékliniek is aan de instelling zelf. Tegen het beschikbaar stellen van ruimtes en personeel heb ik geen bezwaar zolang medisch noodzakelijke zorg tijdig en verantwoord geleverd blijft worden.
De keuze om naast het werk in het ziekenhuis ook in een privékliniek te werken is een gezamenlijk besluit van de arts en de instelling waar deze werkzaam is. Het honorarium van medisch specialisten ligt, ook in vergelijking met andere landen, op een aanvaardbaar niveau. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer ben ik voornemens om per 2012 een beheersmodel in te voeren voor de vrijgevestigd medisch specialisten. De beschikbare middelen binnen het budgettair kader zorg voor de medisch specialisten zijn de afgelopen jaren toegenomen met de beschikbare groeiruimte.
Bent u ervan op de hoogte dat bij de opening van de Berne kliniek is «gestunt» met een aanbieding voor korting op een ooglidcorrectie?1 Vindt u het juist dat een ziekenhuis op deze manier het ondergaan van cosmetische plastische chirurgie bevordert? Kunnen we in de toekomst ook de kiloknaller bij de plastisch chirurg verwachten?
Het staat een ziekenhuis vrij om de zorg op eigen manier aan te bieden zolang aan de landelijke normen voor kwaliteit en veiligheid wordt voldaan. In de gedragsregels voor artsen van de KNMG uit 2002 staat: «publiciteit voor en door artsen moet feitelijk, controleerbaar en begrijpelijk zijn». Het onder noot 1 genoemde bericht voldoet aan dat vereiste.
Bent u op de hoogte van de samenwerking tussen het Academisch Medisch Centrum (AMC) en oogziekenhuis Zonnestraal in een oogkliniek in de vorm van een zelfstandige behandelcentrum (ZBC)?2 Vindt u dit een wenselijke samenwerking? Hoe staat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) hiertegenover? Speelt het feit dat het hier om een academisch ziekenhuis gaat nog een rol in uw beoordeling van deze samenwerking?
Ja, hiervan ben ik op de hoogte. De Raad van Bestuur van het AMC is zich ervan bewust dat dit een meldingsplichtige samenwerking is en heeft aangegeven dat zij deze samenwerking aan de NMa zullen voorleggen. Het feit dat het hier om een academisch ziekenhuis gaat speelt geen rol in een beoordeling over deze samenwerking door de NMa.
Zijn de AMC-artsen die in dit ZBC gaan werken in loondienst van het ziekenhuis of krijgen zij in het ZBC per verrichting betaald? Wat is hierover uw oordeel?
Ik heb mij door het AMC laten informeren dat artsen die medische diensten gaan verlenen aan dit ZBC in loondienst blijven bij het AMC en worden niet per verrichting betaald. Voor het tweede deel van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Een mobiel alarmsysteem voor slachtoffers van huiselijk geweld |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de brief van 5 april 2011 aan u gericht van de het College van burgemeesters en wethouders van Capelle aan den IJssel met betrekking tot het verkorten van de aanmeldprocedure voor AWARE?
Ja.
Hoe lang duurt het gemiddeld voordat een slachtoffer van stalking na aanmelding daadwerkelijk op het alarmeringsysteem met ingebouwd GPS-systeem (AWARE) wordt aangesloten?
Dat hangt af van de regio waarin het slachtoffer woont. Iedere centrumgemeente vrouwenopvang is samen met de omliggende regiogemeenten zelf verantwoordelijk voor het al dan niet werken met AWARE en een goede toepassing daarvan. Een korte inventarisatie bij de regio’s laat zien dat de aansluiting op AWARE gemiddeld één tot enkele dagen duurt, afhankelijk van de eerste beoordeling van de casus.
Deelt u de mening dat in het kader van de veiligheid van het slachtoffer aansluiting op AWARE zo snel mogelijk moet volgen op een aanmelding voor dat systeem? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. De veiligheid van slachtoffers van huiselijk geweld en stalking moet voorop staan. Wanneer het om een situatie gaat, waar AWARE een passende oplossing biedt, is het aan de gemeenten om dit zo snel en zo goed mogelijk te regelen. De veiligheid van slachtoffers is echter nog meer gebaat bij een structurele oplossing voor de bron van onveiligheid. Het is dan ook van belang om op te merken dat AWARE meer is dan alleen persoonsbeveiliging, en een geïntegreerd programma omvat waarvan ook hulpverlening een deel uitmaakt. Het doel is om de slachtoffers op een duurzame manier weerbaarder te maken in gevallen van bedreiging en/of stalking.
Wordt de ervaring in de gemeente Capelle aan den IJssel dat aansluiting op AWARE soms tot een maand kan duren door u herkend? Zo ja, zijn dergelijke wachttijden ook in andere gemeenten gebruikelijk en wat is uw mening over de duur van deze wachttijden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 herken ik dit niet. Het is mij wel bekend dat in specifieke omstandigheden de aansluiting langer kan duren. Het toepassen van een AWARE-traject is maatwerk, waarbij zorgvuldigheid geboden is. Deze zorgvuldigheid vraagt dat de betrokken partijen op lokaal niveau eerst een risicotaxatie uitvoeren, indien nodig kan dit in beginsel zeer snel. Verder is gebleken dat de volledige medewerking van slachtoffers – afhankelijk van hun dispositie – niet altijd een gegeven is. Ook dit kan voor vertraging in de procedure en aansluiting op AWARE zorgen.
Deelt u de mening van College van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel dat bij verkorting van de wachttijden er levens kunnen worden gered? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat – zeker in een dringende situatie – een wachttijd van vier tot vijf weken te lang is. Volgens mijn informatie gaat het hier echter om uitzonderingen en zijn er zoals gezegd ook andere (nood)oplossingen. In het algemeen geldt dat hoe sneller een adequate maatregel wordt genomen, hoe beter.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 2003 een modelaanpak voor de toepassing van AWARE gepubliceerd. In 2011 is daarnaast een nieuwe methodebeschrijving gepubliceerd. In beide documenten ligt de nadruk op een zorgvuldige afweging alvorens AWARE toe te passen en er wordt niet voorzien in een overgangsperiode voor de periode waarin AWARE nog niet is aangesloten. Ik zal de voorzitter van de VNG vragen om goede voorbeelden voor deze overgangsperiode en de spoedprocedure die reeds in gebruik zijn bij gemeenten, te identificeren en beschikbaar te stellen aan haar leden. Daarnaast zal ik in een bestuurlijk overleg nogmaals de aandacht vragen voor de landelijke dekking van AWARE, de snelle toepassing van de procedure en het voorzien van een adequaat pakket aan maatregelen voor de overgangsperiode.
Deelt u de mening dat een wachttijd van enkele weken tot meer dan een maand te lang is gezien de veiligheidsrisico’s die slachtoffers kunnen lopen? Zo ja, wat gaat u doen om die wachttijden te bekorten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw mening over de door College van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel voorgestelde snelle risicotaxatie?
Een snelle risicotaxatie is nu al mogelijk en wordt niet verhinderd door beleid van de Rijksoverheid. De invulling van een dergelijke spoedprocedure is aan de centrumgemeente.
Het bericht 'Krakers zutten klussers dwars' |
|
Jan van Bochove (SGP) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Krakers zitten klussers dwars»1?
Ja.
Deelt u de mening dat door middel van de Wet Kraken en Leegstand de klussers in de Arnhemse wijk Sint Marten beschermd kunnen worden voor de krakers?
De aanpak van deze concrete situatie is aan de lokale driehoek. Mij is gemeld dat al geruime tijd wordt gewerkt aan een oplossing van de problemen rond de krakers in de wijk Sint Marten. Dit heeft ertoe geleid dat er in drie gevallen een kort geding is of wordt gevoerd (voor panden gekraakt voor de inwerkingtreding van de Wet Kraken en Leegstand op 1 oktober 2010) en dat in vijf andere gevallen (voor panden gekraakt na 1 oktober 2010) is overgegaan tot het aanzeggen van een ontruiming door het Openbaar Ministerie op grond van de Wet Kraken en Leegstand. Verder verwijs ik naar het antwoord op de vragen 4 en 5.
Kunt u de Kamer informeren over wat de veiligheidsdriehoek van de gemeente Arnhem heeft ondernomen om de overlast aan te pakken, nu sprake lijkt te zijn van huisvredebreuk? Wat heeft de politie bijvoorbeeld gedaan nadat zij reeds elf meldingen heeft ontvangen? Deelt u de mening dat gehandhaafd dient te worden om deze buitenrechtelijke toe-eigening van bezit aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem aan te spreken op de mogelijkheden die de Wet Kraken en Leegstand biedt om tegen deze krakers op te treden?
Ik vertrouw er zonder meer op dat het College van Burgemeester en Wethouders goed bekend is met de mogelijkheden van de Wet Kraken en Leegstand. Het College heeft aangifte gedaan en het Openbaar Ministerie heeft strafrechtelijke ontruiming aangekondigd.
Is u bekend waarom deze problemen zo lang voorturen en er niet eerder adequaat is opgetreden? Op welke wijze zorgen deze problemen ervoor dat de wijk verloedert in plaats van opleeft?
De burgemeester van Arnhem heeft mij hierover het volgende gemeld. Toen de gemeente Arnhem en woningcorporatie Portaal in 2009 begonnen met het project kluswoningen, hebben zij overleg gevoerd met de toenmalige krakers om de panden vrij te krijgen. Daarover zijn begin vorig jaar afspraken met hen gemaakt. Alle toenmalige krakers hebben via Portaal vervangende huisvesting aangeboden gekregen. Een aantal van hen is inderdaad vertrokken. De vrijgekomen woningen zijn daarna ofwel onklaar gemaakt voor bewoning (gestript en dichtgezet met stalen panelen) ofwel ingevuld met anti-kraak, in afwachting van levering aan de nieuwe eigenaren (klussers). Tegen de krakers die zijn blijven zitten wordt civielrechtelijk geprocedeerd, hetgeen tot nu toe twee keer tot ontruiming heeft geleid. Toen de leeg gekomen kraakpanden wederom werden gekraakt heeft de gemeente hiervan aangifte gedaan. De krakers is vervolgens op grond van de Wet Kraken en Leegstand een strafrechtelijke ontruiming aangekondigd.
Over de gevolgen voor de wijk heeft de gemeente Arnhem mij gemeld dat enkele omwonenden en toekomstige eigenaren (klussers) veel last van de krakers hebben. Er is sprake van geluidsoverlast en de krakers zetten de door de klussers alvast leeggemaakte tuinen weer vol met caravans, meubels en andere goederen. Verder kunnen de klussers geen voorbereidingen treffen voor de renovatie, zoals het opmeten van de panden. Het opknappen van de woningen vertraagt op deze manier, en daarmee ook het «opleven» van de wijk.
Zijn er bij u meer voorbeelden in andere steden bekend waar deze problemen zich voordoen?
Er zijn mij geen vergelijkbare gevallen gemeld.
De brandweerkorpsen die te weinig tegen agressie en geweld tegen hun personeel doen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Arbeidsinspectie waarschuwt brandweer»?1
Ja.
Waarin schieten de elf brandweerkorpsen die een waarschuwing van de Arbeidsinspectie hebben gekregen tekort in het nemen van voldoende maatregelen om agressie en geweld tegen brandweerlieden tegen te gaan?
De tekortkomingen betreffen vooral het melden en registreren van incidenten.
Welke korpsen voldoen nog niet aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen ten aanzien van de aanpak van agressie en geweld?
De korpsen Apeldoorn, Ede, Almere en de (nu verantwoordelijke) veiligheidsregio’s Haaglanden, Brabant-Zuidoost, Brabant Noord, Utrecht en Hollands Midden voldoen nog niet aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen. Tijdens de inspecties zijn naast gemeentelijke korpsen ook veiligheidsregio’s met regionale brandweerkorpsen aangeschreven. Hoewel in een artikel in Binnenlands Bestuur melding wordt gemaakt van een aantal van 11, voldoen in werkelijkheid 8 korpsen niet aan de eisen van de Arbeidsinspectie. Dit verschil is te verklaren door het feit dat in drie gevallen zowel het korps als de veiligheidsregio een brief heeft gekregen.
Waarom hebben niet alle korpsen maatregelen genomen om risico´s van agressie en geweld tegen brandweerlieden te voorkomen en beheersen? Zijn dit korpsen die zelf in de praktijk weinig te maken hebben gehad met agressie of geweld tegen hun brandweerlieden? Zijn er ook korpsen die wel praktijkervaring hebben met agressie of geweld en toch onvoldoende voortgang tonen ten aanzien van het beschermen van hun eigen personeel?
Uit de inspecties blijkt dat het merendeel van de gecontroleerde korpsen geen waarschuwing heeft gekregen van de Arbeidsinspectie. Aan het onvoldoende nemen van maatregelen om agressie en geweld tegen brandweerlieden tegen te gaan, liggen volgens de korpsen diverse redenen ten grondslag. Belangrijkste is dat veel korpsen in geringe mate met agressie en geweld te maken hebben. Daarom is de urgentie om hierover beleidsafspraken te maken kleiner.
Als er sprake is van agressie en geweld tegen de brandweer, dan is dat vooral rondom de jaarwisseling. In die periode worden zoals u bekend is door politie, gemeenten en hulpdiensten – maar ook door OM en rechtbanken (snelrecht) – extra maatregelen getroffen.
Overigens geven de betreffende brandweerkorpsen aan dat zij naar aanleiding van de constateringen van de Arbeidsinspectie maatregelen hebben genomen in de aanpak van agressie en geweld. Deze maatregelen betreffen het registreren en rapporteren en het, stimuleren van het doen van aangifte door de werkgever. Ook vanuit politie wordt gestimuleerd om aangifte te doen en het niet bij een melding te laten en wordt de opsporing en vervolging voortvarend opgepakt.
De Minister van Veiligheid en Justitie zal er op aandringen dat de brandweerkorpsen op zo kort mogelijke termijn voldoen aan de door de Arbeidsinspectie gestelde eisen en dat zij de acht maatregelen voor een effectief veiligheidsbeleid van het programma Veilige Publieke Taak invoeren.
Wat zeggen genoemde resultaten van het Programma agressie en geweld tegen werknemers in publieke functies van de Arbeidsinspectie over de wenselijkheid om dit programma ook na het einde van dit jaar nog voort te zetten?
Het betreffende programma van de Arbeidsinspectie bestaat uit inspectie -en voorlichtingsactiviteiten. Het voorlichtingsmateriaal dat in het kader van het programma is ontwikkeld biedt werkgevers in de publieke sectoren de nodige aanknopingspunten om maatregelen te nemen. Zo is er een Zelfinspectie Aanpak Agressie en Geweld2 waarmee werkgevers zelf hun aanpak van agressie en geweld kunnen toetsen en waar nodig verbeteren. De komende jaren zullen de inspecties in de publieke sectoren worden voortgezet om na te gaan of en in hoeverre werkgevers op basis van het aanwezige materiaal maatregelen hebben genomen om agressie en geweld te bestrijden. In deze inspecties zal vooral de aanpak van zogenaamde niet-nalevers centraal staan. Ook de brandweer blijft hierbij in beeld.
Verder hebben wij u eerder toegezegd (tijdens het AO over de Veilige Publieke Taak van 8 maart 2011) dat dit kabinet het programma Veilige Publieke Taak zal voortzetten. Dit programma van BZK wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Er zal bijzondere aandacht zijn voor zowel preventie als repressie. Wat betreft repressie zijn de strafeisen in zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, waaronder de brandweer, sinds december 2010 verhoogd naar drie keer zo zware straffen. De toepassing door OM en ZM van deze verhoogde strafmaat wordt, zoals toegezegd door de minister van Veiligheid en Justitie, actief gemonitord. Ook wordt via de Eenduidige Landelijke Afspraken met politie en OM een lik-op-stukbeleid gevoerd richting de daders. De resultaten hiervan blijven wij tevens monitoren.
Is het waar dat er door brandweerlieden te weinig aangifte wordt gedaan van bedreiging, intimidatie of geweld en dat dit komt omdat «het vervolg [van een aangifte] vaak niet bevredigend is, omdat er te weinig met de aangifte wordt gedaan»? Zo, ja wat is de rol van het Openbaar Ministerie (OM) hierin en hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
Uit onderzoek3 vanuit het programma Veilige Publieke Taak blijkt dat bij de brandweer 28% van de werknemers het meest recente voorval van verbaal geweld heeft gemeld en/of aangifte heeft gedaan bij de politie. 63% heeft het meest recente voorval van fysiek geweld gemeld en/of aangifte gedaan. Belangrijkste redenen om geen aangifte te doen, was dat men het incident niet erg genoeg vond.
Wij zijn van mening dat van elk geval van verbaal en/of fysiek geweld aangifte moet worden gedaan. Wij hebben daarom flink geïnvesteerd om de aangiftebereidheid te verhogen, onder meer door voorlichtingscampagnes. Daarnaast is de mogelijkheid om aangifte te laten doen door de werkgever (namens de werknemer/slachtoffer) verder onder de aandacht gebracht. Voorts is sinds 1 januari 2011 wettelijk vastgelegd (Wet versterking positie slachtoffer) dat het slachtoffer/de aangever altijd geïnformeerd wordt over de voortgang van zijn aangifte. Ook dit verhoogt de aangiftebereidheid. Met de politie is afgesproken dat de aangifte altijd wordt opgenomen. Dit is opgenomen in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) voor agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak die met politie en OM zijn gemaakt.4 In deze afspraken is opgenomen dat het OM hoge prioriteit geeft aan de vervolging van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak en zoveel mogelijk «lik op stuk» toepast. Ook zijn de zaken van geweld tegen de publieke taak opgenomen als categorie waarvoor toepassing van snelrecht is geïndiceerd. In het voorjaar 2012 wordt de invoering van de ELA geëvalueerd, zoals eerder aan de Tweede Kamer is toegezegd2.
Waaruit bestaan de plannen van aanpak die er al wel zijn en welke kwaliteitscriteria worden daarbij gehanteerd?
Deelt u de mening dat voor een kwalitatieve goede aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden in ieder geval afgesproken moet worden dat er standaard aangifte dient te worden gedaan van een incident, desnoods door de werkgever, dat de politie met voorrang de daders opspoort en de werkgever op de hoogte houdt van de voortgang van het onderzoek, dat wordt gefaciliteerd dat werkgever altijd de schade bij de dader kan verhalen en dat brandweerkorpsen standaard in hun sociaal jaarverslag inzicht geven in de aard, omvang en aanpak van de problematiek? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie ons antwoord op vraag 6. Er is flink geïnvesteerd in de aangiftebereidheid en in de opsporing en vervolging van deze zaken. De aspecten waar u naar vraagt en die in ons antwoord op vraag 6 zijn genoemd, maken onderdeel uit van de acht maatregelen voor werkgevers voor een effectief veiligheidsbeleid en in het verlengde hiervan de Eenduidige Landelijke Afspraken voor opsporing en vervolging, die beiden de ruggengraat vormen van de huidige aanpak vanuit het programma Veilige Publieke Taak. Vanuit veel werkgevers wordt de schade al direct vergoed aan de werknemer, in afwachting van de formele schadevergoedingsmaatregel in de straf- en/of civiele zaak. Met betrekking tot het opnemen van cijfers in een sociaal jaarverslag willen wij aangeven dat de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan een melding en/of aangifte van agressie en geweld belangrijker is dan het aantal voorvallen. Voor een kwalitatief goede aanpak zijn goed overleg en afspraken tussen brandweer en politie onontbeerlijk.
Deelt u de mening dat de aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden niet alleen de verantwoordelijkheid is van de desbetreffende brandweerkorpsen maar ook van u? Zo ja, wat doet u om aan die verantwoordelijkheid concrete invulling te geven? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn van mening dat de zorg voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van het personeel – conform de Arbowet – in eerste instantie een verantwoordelijkheid is voor de werkgevers, i.c. de brandweerkorpsen zelf. In dit geval zijn dat de gemeentebestuurders of bestuurders van de veiligheidsregio’s die deze verantwoordelijkheid hebben overgenomen. Veiligheidsregio's zijn een vorm van verlengd lokaal bestuur, waarbij de aan de regio deelnemende gemeenten als eerste aan zet zijn om invulling te geven aan de aanpak van geweld en agressie tegen brandweerlieden. Uiteraard stelt de minister van Veiligheid en Justitie door middel van wetgeving de kaders voor (brand)veiligheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing vast. Gezien de verlengd lokaal bestuurconstructie van de veiligheidsregio, waarin de brandweertaken zijn ondergebracht, mengt de minister van Veiligheid en Justitie zich echter niet direct in de zorg voor het personeel. De veiligheid van het personeel heeft uiteraard nadrukkelijk onze aandacht evenals de algemene veiligheid in het publieke domein.
De inspanningen en aanpassingen die nodig zijn binnen de eigen organisatie om zicht te krijgen op de aard en omvang van incidenten waarmee brandweerlieden te maken krijgen en het weerbaar maken van brandweerlieden is een verantwoordelijkheid van de korpsen. Vanuit het programma Veilige Publieke Taak wordt een intensieve regierol vervuld om bewustwording op gang te brengen en om uniformiteit in de aanpak en samenwerking aan te jagen bij (vertegenwoordigers van) werknemers, werkgevers en ketenpartners en vanuit politie en justitie wordt stevig ingezet op de bestrijding van dit soort agressie en geweld.
Daarnaast worden werkgevers en sectoren vanuit het programma ondersteund en gefaciliteerd om hun rol zo optimaal en effectief mogelijk uit te voeren. Wij ondersteunen de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) ook bij haar inspanningen om de aanpak van agressie en geweld bij de korpsen te helpen implementeren.
Een weggepest gezin uit Utrecht |
|
Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Opnieuw gezin weggepest uit Utrechtse wijk»?1
Ja.
Deelt u de visie dat de bestrijding van Marokkaans straattuig niet in goede handen is bij een burgemeester die homo's laat verjagen en nu dus opnieuw een geterroriseerd gezin in de kou laat staan? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Navraag bij de gemeente Utrecht heeft opgeleverd dat alle mogelijke inspanningen zijn verricht om de overlast te doen verminderen. Denk hierbij aan inzet extra recherchecapaciteit, opleggen van een gebiedsverbod, samenwerking met de woningcorporatie om de overlast aan te pakken, afleggen van huisbezoeken. Burgemeester Wolfsen had en heeft tevens nog steeds persoonlijk contact met het gepeste gezin.
Welke mogelijkheden ziet u om de eindverantwoordelijke voor de veiligheid in Utrecht, burgemeester Wolfsen, na dit zoveelste brevet van onvermogen, uit zijn functie te zetten?
Dit is niet aan de orde.
Welke maatregelen gaat u treffen ten einde straatterroristen en hun gezin uit huis te kunnen laten plaatsen, een levenslang gebiedsverbod op te leggen en de slachtoffers van straatterreur een veilige woonomgeving te garanderen?
Het bestaande instrumentarium omvat een scala aan maatregelen om deze vormen van overlast en intimidatie in een woonwijk aan te pakken. Een burgemeester kan op grond van artikel 172a van de Gemeentewet (Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast) een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden opleggen aan één van de overlastgevers. De officier van justitie kan op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering, in het geval van ernstig belastend gedrag jegens personen, een gedragsaanwijzing opleggen. Verder is het mogelijk om de betrokkenen strafrechtelijk te vervolgen voor bijvoorbeeld intimiderend gedrag en stalking. Dit laatste is echter lastig bij gebrek aan bewijsmiddelen.
Op termijn kan ook op basis van het thans bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel vrijheidsbeperkende maatregelen2 door de rechter een maatregel in de vorm van een gebiedsverbod, contactverbod of meldplicht voor maximaal twee jaar worden opgelegd. Deze maatregel kan bijdragen aan de bescherming van de woonomgeving van slachtoffers van strafbare feiten.
Een levenslang gebiedsverbod behoort niet tot de mogelijkheden. Een maatregel van een dergelijke duur zal de proportionaliteitstoets niet doorstaan.
Het arrest van het Europese Hof van Justitie inzake El Dridi |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Terugkeerrichtlijn zich verzet tegen het opleggen van een gevangenisstraf bij illegaal verblijf?1
Ja.
Welke gevolgen heeft deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie voor uw voornemen om illegaal verblijf in Nederland strafbaar te stellen?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding, waarbij vanzelfsprekend rekening wordt gehouden met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Ik wil op die behandeling echter thans niet vooruitlopen.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord? Deelt u de mening dat de in het vooruitzicht gestelde maatregelen ter strafrechtelijke bestrijding van illegaliteit met grote waarschijnlijkheid niet zullen voldoen aan de toets der kritiek van de in de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Europees Hof van de Rechten voor de Mens ontwikkelde criteria?
Nee. In het regeerakkoord is expliciet opgenomen dat het kabinet de door Nederland ondertekende verdragen, waaronder het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zal respecteren. Daarnaast spreekt het voor zich dat toekomstige regelgeving niet in strijd mag zijn met de Europese richtlijnen waaraan Nederland is gebonden.
Bent u bereid om af te zien van het sanctioneren van illegaal verblijf? Zo nee, waarom niet? Bent u dan bereid om het Hof van Justitie een prejudicieel oordeel te vragen over de haalbaarheid van een dergelijk verbod?
Nee. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is een wetsvoorstel om tot strafbaarstelling van illegaliteit te komen in voorbereiding. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen. Het stellen van prejudiciële vragen is verder niet aan mij. Dat is aan de rechter, indien deze dat van belang acht in een juridische procedure om een vraag over de juiste toepassing van het Europese recht te beantwoorden.
Uitbreiding van de Ring Utrecht binnen de bestaande bak van Amelisweerd |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
![]() |
Herinnert u uw uitspraak tijdens het Notaoverleg MIRT van afgelopen december, dat het uitbreiden van het aantal rijbanen binnen de bestaande bak van Amelisweerd niet mogelijk is vanwege Nederlandse en Europese vereisten?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke vereisten u hierbij exact doelde? Waar kunnen deze vereisten worden teruggevonden? Gaat het inderdaad om een verplichting, of kan er gemotiveerd worden afgeweken van deze regels?
Het gaat hierbij om Europese Richtlijnen die zijn ontwikkeld voor de zgn. Trans-Europese Netwerken (TEN’s). De A27 maakt deel uit van een TEN (E30). Daarnaast heeft Nederland de NOA (Nieuwe Ontwerprichtlijn Autosnelwegen) uit 2007, waarin de Europese uitgangspunten voor TEN’s zijn verwerkt. Het betreft in beide gevallen Richtlijnen, waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden.
Soms gebeurt dat ook, bijvoorbeeld in het spoedaanpakproject Lunetten–Rijnsweerd. Het afwijken van de ontwerprichtlijnen gebeurt alleen nadat de ontwerp- en verkeersveiligheidsdeskundigen het voorstel hebben bestudeerd en hebben aangegeven dat het veilig en verantwoord is. Bij de variant door de bestaande Bak uit de 1e Fase MER Ring Utrecht waar ik in december 2010 met uw Kamer over sprak, was het advies van de deskundigen duidelijk: deze variant is zodanig onveilig dat hij niet acceptabel is, ook niet met het treffen van aanvullende maatregelen (o.a. 80 km/u en intensief verkeers- en incidentmanagement). Uit de analyses bleek daarnaast dat in deze variant de verkeersproblemen op de A27 niet zijn opgelost: de reistijdfactor is groter dan 2.
Bent u bereid om, in overleg met de regio, nogmaals te kijken naar de mogelijkheid om binnen de bestaande bak van Amelisweerd te zoeken naar een oplossing voor de fileproblematiek op de A27?
Nee. Op basis van de onderzoeken die in de 1e Fase van de planstudie Ring Utrecht uitgevoerd zijn en het advies van de deskundigen (zoals ik in mijn antwoord hierboven heb aangegeven) hebben de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het rijk in november 2009 de voorkeur uitgesproken voor het verbreden van de bestaande bak met ongeveer 15 meter aan weerszijden (met in iedere rijrichting 7 rijstroken). Op 3 december 2010 hebben de provincie, de gemeente en ik deze voorkeur herbevestigd toen wij afspraken maakten over het voorkeursalternatief voor de Ring Utrecht.
Daarnaast strookt dit verzoek niet met de wens van uw Kamer. Op 16 december 2010 heeft uw Kamer een motie verworpen van het lid Van Gent, waarin mij verzocht werd een dergelijke variant in studie te nemen (TK, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 A, nr. 25).
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de verenigbaarheid van strafbaarstelling van illegaliteit met de, tevens in Nederland te implementeren, Terugkeerrichtlijn?1
Ja.
Op welke wijze zult u gevolg geven aan deze uitspraak?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving en geeft geen rechtstreeks oordeel over het Nederlandse voornemen om illegaal verblijf strafbaar te stellen. Vanzelfsprekend zal ik deze uitspraak wel betrekken bij de totstandkoming van voorgenomen wet- en regelgeving.
Is het gevolg van deze uitspraak dat de strafbaarstelling van illegaliteit, die u voornemens bent in te voeren, strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie betreft een beoordeling van de Italiaanse wet- en regelgeving. Ten aanzien van de uitwerking van het kabinetsvoornemen om te komen tot een strafbaarstelling van illegaal verblijf is op dit moment een wetsvoorstel tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 in voorbereiding. Dat wetsvoorstel zal, na voorafgaande consultatie van de meest betrokken partijen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Daarna zal het wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend. Het lijkt mij niet opportuun nu reeds op de behandeling van dit wetsvoorstel vooruit te lopen.
Is het gevolg van deze uitspraak dat de door u voorgestelde strafbaarstelling van de overtreding van het inreisverbod (zoals bij de implementatie van de Terugkeerrichtlijn is voorzien, en welk voorstel nu ter voorlichting bij de Raad van State ligt) strijdig is met de Terugkeerrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op dit moment een aantal door uw Kamer gestelde voorlichtingsvragen2 onder beraad over juist dit onderwerp. Gelet op de gevolgde procedure lijkt het mij verstandig niet op de uitkomsten van dit advies vooruit te lopen.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak volgt dat, indien de terugkeer van een uitgeprocedeerde vreemdeling niet binnen de gegeven vertrektermijn is gerealiseerd, dit geen reden mag zijn om de vreemdeling, enkel vanwege zijn illegaal verblijf in Nederland, een gevangenisstraf op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 3. Ik wil niet op het lopende wetgevingsproces vooruitlopen. Uiteraard zal staande en toekomstige wet- en regelgeving zodanig moeten zijn, dat deze niet in strijd is met Europees recht. Daarmee houd ik terdege rekening.
Deelt u de mening dat derhalve uit de uitspraak volgt dat het opleggen van een gevangenisstraf, enkel op grond van het niet tijdig verlaten van Nederland door een uitgeprocedeerde vreemdeling, strijdig is met Europees recht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak ondubbelzinnig volgt dat de Terugkeerrichtlijn slechts tot doel dient om in Europees verband gezamenlijke normen te bepalen voor de terugkeer van vreemdelingen, en dat het opleggen van strafrechtelijke sancties om terugkeer af te dwingen niet in overeenstemming is met dat doel? Volgt daaruit dat Nederland voornemens is de Terugkeerrichtlijn op zo’n wijze te implementeren dat deze strijdig is met Europees recht? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u dat voorafgaand aan deze uitspraak verscheidene deskundigen op het terrein van Europees recht, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en, meer in algemene zin, Europees Commissaris Malmström reeds hebben verklaard dat het strafbaar stellen van de overtreding van het inreisverbod (strafbaar stellen van illegaal verblijf) in het kader van de implementatie van de Terugkeerrichtlijn, niet strookt met die richtlijn? Waarom bent u desondanks blijven volharden in het indienen van een wetsvoorstel dat strijdig is met een Europese richtlijn? Bent u bereid gezaghebbende instanties in dit kader voortaan serieuzer te nemen?
Vanzelfsprekend ben ik bereid gezaghebbende instanties serieus te nemen. Wat uw vraag over het advies van de ACVZ betreft, verwijs ik graag naar de nadere nota naar aanleiding van het verslag waarin ik hierop reeds ben ingegaan. Verder deel ik niet uw mening dat de Europese Commissie zich tegen de strafbaarstelling van het inreisverbod zou hebben uitgesproken. In haar reactie op parlementaire vragen heeft de Europese Commissie, in lijn met hetgeen nu ook door het Hof is geoordeeld, zich uitgesproken tegen strafrechtelijke sancties die de uitvoering van de terugkeerrichtlijn belemmeren, zoals de gevangenisstraf die in de door u genoemde uitspraak aan de orde was.
Hoe beoordeelt u dat de staat al meerdere malen door Europese rechters op de vingers is getikt over nationale vreemdelingrechtelijke regels en voorstellen, mede in het licht van het gedoogakkoord, dat meerdere voorstellen bevat die mogelijk strijdig zijn met bestaande Europese richtlijnen en verdragen? Deelt u de mening dat steeds meer moet worden geconcludeerd dat die voorstellen niet haalbaar zullen blijken te zijn? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet acht zich vanzelfsprekend gebonden aan de Europese regelgeving. Uit het regeer- en gedoogakkoord blijkt echter tevens de ambitie om in te zetten op de aanpassing van die Europese regelgeving. In het position paper Nederlandse inzet EU-migratiebeleid heb ik uiteen gezet welke voorstellen met welk verwacht effect ik daartoe zal doen.
Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak van het Europees Hof van Justitie noodzakelijk is om de tweede Nota van Wijziging bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn in te trekken? Bent u daartoe bereid? Kunt u deze antwoorden toelichten?
Nee. Daarbij verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Nigeria |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving uit Nigeria, waaruit blijkt dat een groot aantal geweldsincidenten is uitgebroken na de presidentsverkiezingen? Kunt u een oordeel geven over de actuele situatie in Nigeria?1
Ja, deze berichten zijn mij bekend. Inmiddels is aan de ernstige geweldsuitbarstingen die na bekendmaking van de voorlopige uitslagen van de presidentsverkiezingen op 17 april uitbraken een einde gekomen. Naar schatting van Nigeriaanse NGO’s zijn daarbij tot dusver ongeveer 500 dodelijke slachtoffers te betreuren.
Hoe beoordeelt u het verkiezingsproces en de manier waarop de verliezende kandidaat Buhari heeft gereageerd op zijn verkiezingsnederlaag?
Zowel lokale als internationale verkiezingswaarnemers bestempelden de presidentsverkiezingen in Nigeria als de meest geloofwaardige verkiezingen sinds de hervatting van de democratie in 1999. Oppositiekandidaat Buhari heeft zich niet bereid getoond tot een inhoudsvolle politieke dialoog en heeft nagelaten zijn volgelingen op te roepen om af te zien van geweld. Zijn partij, de Congress for Progressive Change (CPC) is in beroep gegaan tegen de verkiezingsuitslag in 22 van de 36 deelstaten.
Kunt u een inschatting geven van de omvang van de vluchtelingenstroom, die als gevolg van het geweld op gang is gekomen, en de manier waarop deze vluchtelingen worden opgevangen?
Tot nu toe zijn ruim 74 000 mensen door het Nigeriaanse Rode Kruis als ontheemd geregistreerd. De Nigeriaanse overheid, het Rode Kruis en UNICEF zijn betrokken bij de hulpverlening aan en de opvang van slachtoffers.
Klopt de inschatting dat de geweldsincidenten hoofdzakelijk langs religieuze lijnen plaatsvinden, dat met name christenen slachtoffer worden van het geweld en dat kerken worden verbrand? Welke maatregelen worden genomen om dit geweld te beëindigen en de daders van deze gewelddadigheden te berechten?
In eerste instantie was het geweld vooral gericht op christelijke wijken, kerken en woningen van partijgenoten van president Jonathan. De daders waren voornamelijk ongeschoolde moslimjongeren uit de armste gelederen van de samenleving met weinig perspectief op sociaaleconomische vooruitgang. De Nigeriaanse overheid heeft na het uitbreken van het geweld de veiligheidsmaatregelen fors opgevoerd en tijdelijk een avondklok ingesteld in grote delen van Noord-Nigeria. Ook werden de gouverneursverkiezingen op 26 april 2011 in de noordelijke deelstaten Kaduna en Bauchi uitgesteld. Mede hierdoor verliepen de gouverneursverkiezingen relatief rustig. President Jonathan heeft inmiddels een overheidscommissie ingesteld die moet onderzoeken wat de exacte toedracht was en wie verantwoordelijk moet worden gehouden voor deze gewelddadigheden.
Welke initiatieven worden door de internationale gemeenschap ondernomen om beëindiging van dit geweld te bespoedigen? Welke betrokkenheid heeft de Afrikaanse Unie in dit proces?
De internationale gemeenschap en de EU hebben het verkiezingsgeweld veroordeeld. EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton benadrukte in haar verklaringen van 18 en 21 april en 4 mei 2011 het geloofwaardige karakter van het verkiezingsverloop maar veroordeelde tegelijkertijd het geweld. Evenals de EU stuurde de Afrikaanse Unie (AU) een verkiezingswaarnemingsmissie naar Nigeria. In een voorlopige verklaring van de AU op 16 april 2011 werd het positieve verloop van het verkiezingsproces benadrukt en werd opgeroepen om verder geweld te voorkomen. Voor het overige is de betrokkenheid van de AU in dit proces gering.
Het bericht "Taxi's Schiphol weigeren ritten" |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Taxi’s Schiphol weigeren ritten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het weigeren van zakenpartners en toeristen door taxichauffeurs niet alleen schadelijk is voor het imago van de taxibranche, maar mogelijk ook negatieve consequenties heeft voor onze economie en toeristische sector? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze ritweigeraars geen schade meer aanrichten?
Het weigeren van klanten door taxichauffeurs is ongewenst. Het is klant-onvriendelijk en schaadt het imago van de taxibranche. Mogelijk negatieve (financiële) consequenties voor de economie en toeristische sector zijn mij niet bekend.
Op luchthaven Schiphol controleert de Stichting Taxicontrole Schiphol het gebruik van de taxistandplaats en de kwaliteit van de door de aanbieders geleverde diensten. De (rijks)overheid staat hier geheel buiten. Schiphol is als privaatrechtelijk eigenaar van het luchthavengebied gerechtigd om regels te stellen die gelden voor de gebruikers van de luchthaven, waaronder taxibestuurders.
Naast controle van kwaliteitseisen aan de taxi’s en het gebruik van schone auto’s, ziet de stichting ook toe op klantvriendelijkheid en gastvrijheid. Klanten kunnen bij de coördinator op de standplaats melding doen van ritweigering en/of andere misstanden door chauffeurs. De dienstdoende coördinator maakt van deze meldingen een rapport. Ook maakt de coördinator rapport op van ongewenste zaken en misstanden die hij zelf waar neemt, waaronder ritweigering. Nadat is vastgesteld dat een ritweigering en/of misstand heeft plaatsgevonden bepaalt het management van de stichting welke maatregel(en) genomen worden.
Schiphol heeft het gebruik van de taxistandplaats aanbesteed en concessies verleend aan enkele grote taxiondernemingen. Daarnaast hebben ook een groot aantal individuele chauffeurs een vergunning om als aanvullend vervoerder taxi-diensten op de luchthaven aan te bieden. Op de luchthaven Schiphol zijn in totaal 14 taxistandplaatsen beschikbaar op een door slagbomen afgesloten gebied (taxi opstelstrook). Van de 14 plaatsen zijn 10 plaatsen gereserveerd voor concessionarissen. 4 plaatsen zijn gereserveerd voor aanvullende vervoerders (zelfstandige taxiondernemers).
Indien een ritweigering of andere misstand een concessietaxi betreft, wordt de directie van de onderneming, die de betreffende concessie heeft gekregen, opgedragen de nodige maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Indien het een aanvullende taxi betreft, wordt de chauffeur en/of ondernemer van die taxi daarop aangesproken en wordt er zo nodig en sanctie opgelegd. Ook iedere aanvullende taxi is gebonden aan de vastgestelde regelingen. Zie ook http://www.stichtingtaxicontrole.nl.
Daar Schiphol stelt dat er 24 uur per dag een coördinator rondloopt, hoe is het dan toch mogelijk dat dit kennelijk op grote schaal voorkomt? Heeft deze coördinator wel voldoende bevoegdheden om op te treden? Zo ja, waarom gebeurt dit dan niet?
Navraag bij de Stichting Taxi Controle Schiphol maakt duidelijk dat men de beweringen van veelvuldige ritweigering niet herkent. Het weigeren van (korte) ritten door taxichauffeurs op de door middel van slagbomen afgesloten taxistandplaats komt weinig voor. Een coördinator houdt toezicht op het gedrag van taxichauffeurs en hun klanten. Bij de coördinator en/of de Stichting Taxi Controle kunnen klanten melding maken van ritweigeringen. In 2010 is blijkens de ontvangen informatie een marginaal aantal ritweigeringen aangemeld en is door Schiphol in een enkel geval een sanctie opgelegd aan de chauffeur. In bepaalde situaties is een chauffeur overigens gerechtigd een klant te weigeren, zoals bij dronkenschap en agressief gedrag.
Bent u bereid, in overleg met Schiphol en de taxibranche, de functie van de coördinator te verbeteren naar een functie als taxigastheer, welke de bevoegdheid heeft om actief service te verlenen richting klanten en weigerende taxichauffeurs en andere misstanden direct aan te pakken en te rapporteren aan de bevoegde instanties? Zo nee, waarom niet?
4. Nee, zoals in de antwoorden op de vragen 2 en 3 is aangegeven, is de Stichting Taxi Controle Schiphol een onafhankelijke organisatie die tot doel heeft het aanbieden van taxivervoer op de luchthaven Schiphol te controleren op onder andere het nakomen van de gemaakte afspraken, kwaliteit van de dienstverlening en het coördineren van het logistieke proces. Het Rijk kan en wil niet treden in deze louter privaatrechtelijke constellatie.
Bent u bereid met de gemeente Haarlemmermeer in overleg te treden over een nieuwe verordening gebaseerd op de aanstaande taxiwet, waardoor vrije rijders gedwongen worden om in een groep te opereren zodat ze straks bij ritweigering of andere misstanden het risico lopen dat de hele groep de/zijn vergunning voor Schiphol kwijt raakt?
Niet de gemeente Haarlemmermeer, maar luchthaven Schiphol is verantwoordelijk voor het functioneren van de taxistandplaats Schiphol. Met het verlenen van concessies loopt de luchthaven vooruit op de verplichte groepsvorming die onder andere de gemeente Amsterdam, na invoeren van de taxiwet, kan eisen aan taxiondernemers. Voor de concessiehouders geldt al dat bij onvoldoende presteren de concessie niet wordt verlengd (geen gebruik maken van de verlengingsoptie). Bij het (ernstig) in gebreke blijven kan een concessieovereenkomst ook onmiddellijk worden opgezegd.
De gemeente Haarlemmermeer is een van de zeven gemeenten die het model van groepsvorming kan toepassen op het (aanpalende) gemeentelijke grondgebied. Met de zeven gemeenten ben ik in overleg over nieuwe verordeningen op basis van de aanstaande taxiwet.