De verkrijgbaarheid van levensgevaarlijke abortuspillen via internet |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Alarm over abortuspil», waaruit blijkt dat abortuspillen via internet beschikbaar zijn?1
Ja.
In welke landen zijn de sites ingeschreven? Is de verkoop van abortuspillen in die landen toegestaan?
De nu bekende sites waar de zwangerschapafbrekende middelen te koop worden aangeboden zijn geregistreerd en/of worden gehost in diverse landen. Door de wirwar aan hosts en providers zijn er vele landen wereldwijd betrokken. Onbekend is of de verkoop van mifepriston bevattende producten in die landen is toegestaan en onder welke voorwaarden. Indien er voor dergelijke producten in die landen een handelsvergunning bestaat, is het niet aannemelijk dat verkoop daar verboden is.
Is het waar dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet tegen de sites die deze pillen verkopen, op kan treden, omdat zij in het buitenland gevestigd zijn?
Het klopt dat de IGZ niet direct kan ingrijpen bij buitenlandse websites die deze middelen aanbieden. De jurisdictie van de IGZ op basis van de Nederlandse wetgeving beperkt zich tot in Nederland gevestigde personen en ondernemingen/organisaties. De IGZ kan in voorkomende gevallen contact opnemen met collega-organisaties met het verzoek om in het betreffende land actie te ondernemen.
Welke mogelijkheden zijn er in het algemeen om op te treden tegen verkoop via internet van illegale producten, zoals de abortuspil of medicijnen?
In Nederland is het op grond van de Geneesmiddelenwet (art. 67) verboden via internet geneesmiddelen voor te schrijven zonder dat een arts de patiënt persoonlijk ontmoet heeft, een arts de patiënt kent of een arts de beschikking heeft over de medicatiehistorie van de patiënt. Op dit moment is daar nog geen sanctiemaatregel aan gekoppeld. Er ligt een voorstel tot een wetswijziging teneinde voor deze overtreding een boete op te kunnen leggen.
Ook is het verboden reclame te maken voor geneesmiddelen zonder handelsvergunning (art. 84) en om publieksreclame te maken voor receptplichtige geneesmiddelen zoals Mifegyne (art. 85). De Inspectie houdt toezicht op reclame van receptgeneesmiddelen op internet, voor zover het reclame op Nederlandstalige sites (dus gericht op Nederlands publiek) betreft en is ondergebracht bij een provider in Nederland. In samenwerking met de Douane oefent de IGZ grenscontroles uit op de illegale invoer van via internet bestelde geneesmiddelen.
Is het mogelijk bij gebleken strafbaarheid in de landen van vestiging wel in Nederland op te treden tegen deze verkoop?
Zie ook mijn antwoord op vraag 3 en 4.
De IGZ kan optreden op basis van de Nederlandse wet op Nederlands grondgebied.
Welke stappen gaat u concreet zetten om in overleg met overheden of Inspecties voor de Gezondheidszorg van die landen te bereiken dat de verkoop van abortuspillen wordt stopgezet, en dat wordt opgetreden tegen ondernemingen of organisaties die deze pillen aanbieden?
Als «abortuspillen» in een bepaald land toegelaten zijn, mogen zij daar worden verkocht. In Nederland is één product met mifepriston als actief bestanddeel geregistreerd, te weten Mifegyne. Hier is geen sprake van een illegaal product. De verstrekking van Mifegyne is in Nederland gekanaliseerd: alleen in instellingen (klinieken of ziekenhuizen) die een vergunning volgens de Wet Afbreking zwangerschap (Waz) hebben, mag dit geneesmiddel gebruikt worden. De Waz-vergunning brengt allerlei vangnetten met zich mee qua medische begeleiding, zorgvuldigheid en registratie.
In Europees verband wordt er gewerkt aan een pakket van extra wettelijke regels (richtlijn) om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen terecht komen. Hierin zullen ook eisen worden vastgelegd voor het aanbieden van geneesmiddelen via internet. De richtlijn is inmiddels vastgesteld (Richtlijn 2011/62/EU van 8 juni 2011, PB EG L 174 van 1 juli 2011) en zal in de opvolgende 18 maanden worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
Wat gaat u doen aan de bewustwording bij potentiële gebruiksters dat abortuspillen gevaarlijk zijn?
Op de website internetpillen.nl van het ministerie van Volksgezondheid. Welzijn en Sport is een waarschuwing geplaatst over de risico’s van het via internet bestellen van abortuspillen en wordt gewezen op de bestaande laagdrempelig toegankelijke abortushulpverlening in Nederland.
Het bericht ‘Medicijnkastjes ouderen jaarlijks doorgelicht’ |
|
Fleur Agema (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medicijnkastjes ouderen jaarlijks doorgelicht?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de resultaten van het onderzoek dat uitgevoerd is in Groningen? Klopt het dat ouderen onnodig medicijnen voorgeschreven kregen?
Ik heb uit dit onderzoek opgemaakt dat de resultaten van een betere monitoring van deze patiëntengroep zowel positief kunnen worden beoordeeld uit het oogpunt van doelmatigheid als van medicatieveiligheid. Dergelijke goede uitkomsten waren er ook al eerder. Zij zijn voor mijn ambtsvoorganger in 2007 aanleiding geweest om de uitvoering van een periodieke medicatiebeoordeling (medication review) onder verzorgingshuisbewoners te stimuleren.
Hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot de landelijke gegevens? Als deze u niet bekend zijn, bent u dan bereid dit onderzoek landelijk uit te laten voeren? Zo nee, kunt u toelichten waarom u hier niet toe bereid bent?
Ik beschik niet over dergelijke specifieke onderzoeksresultaten op landelijk niveau. Ik zie echter geen reden om aan te nemen dat een dergelijk resultaat in een andere regio niet te verwachten is. Ik beschik wel over landelijke resultaten op het terrein van (potentieel) vermijdbare ziekenhuisopnames, veroorzaakt door verkeerd geneesmiddelengebruik (Hospital Admissions Related to Medication, verder te noemen HARM-studie). Dit onderzoek gaf inzicht in de grootste risicofactoren die kunnen leiden tot ziekenhuisopnames. Als belangrijke risicofactoren kwamen hier onder andere naar voren polyfarmacie, een leeftijd boven de 65 jaar en het niet zelfstandig wonen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft mijn ambtsvoorganger verbeteringen gestimuleerd. Dit onderzoek naar vermijdbare ziekenhuisopnames wordt herhaald. De uitkomsten daarvan verwacht ik begin 2012. Ik zal de Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat het onnodig voorschrijven van medicijnen grote gezondheidsrisico’s voor de patiënt met zich meedraagt? Welke gevolgen kan het onnodig gebruik van medicijnen hebben voor oudere patiënten?
Ik onderschrijf de opvatting dat het onnodig voorschrijven van medicijnen grote gezondheidsrisico’s voor de patiënt met zich mee kan brengen, zeker ook bij ouderen. Tegelijkertijd moet niet onderschat worden dat ook onderbehandeling grote risico’s met zich mee kan brengen. Ik verwacht dat de multidisciplinaire richtlijn «Polyfarmacie bij ouderen: naar een beter medicatiebeleid» (die ontwikkeld wordt door het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) in samenwerking met de NVKG (Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie), de OMS (Orde van Medisch Specialisten), Verenso (Beroepsvereniging van Verpleeghuisartsen en Sociaal Geriaters), LEVV (Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging), IVM (Nederlands Instituut Voor Verantwoord Medicijngebruik) en KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie) zal bijdragen aan een betere en gerichtere afweging door de betrokken beroepsgroepen in hun voorschrijfgedrag.
Het doel van deze richtlijn is te komen tot een eenduidig begrippenkader, tot gezondheidszorgbrede afspraken over communicatie en regie bij de behandeling en begeleiding van ouderen met polyfarmacie en afspraken over de indicatiestelling voor en de inhoud van de medicatiebeoordeling. Deze richtlijn zal bijdragen aan het veiliger en doelmatiger inzetten van medicatie bij ouderen met complexe problematiek en zal daarmee de risico’s van onbedoelde schade door polyfarmacie reduceren. De totstandkoming van deze richtlijn verwacht ik nog in 2011.
Deelt u de mening dat het schokkend is dat huisartsen het medicijngebruik van hun oudere patiënten niet goed controleren?
Het is ondenkbaar dat een arts zou kunnen volstaan met het slechts een keer per jaar controleren van het medicijngebruik van hun oudere patiënten. In elk geval bij elk moment van voorschrijven van medicatie dient de (huis)arts zich ervan te vergewissen dat het voor te schrijven geneesmiddel verantwoord is, gezien de individuele situatie van de patiënt en de mogelijk andere voorgeschreven geneesmiddelen. Daarbij zal ook nagegaan moeten worden of de patiënt nog andere geneesmiddelen slikt (bijvoorbeeld zelfzorggeneesmiddelen) en zal nagevraagd moeten worden of deze middelen ook daadwerkelijk door de patiënt worden gebruikt. De arts zal voor een goede beoordeling moeten beschikken over een actueel medicatieoverzicht, aanvullende informatie vanuit de patiënt is daarbij onmisbaar. Een uitgebreide beoordeling van de medicatie (en mogelijke bijwerkingen van deze middelen) is aangewezen bij oudere patiënten die meer dan vijf geneesmiddelen gebruiken. Dit zou een keer per jaar moeten plaatsvinden. Bespreking met de patiënt van de resultaten is aangewezen. Het verdient aanbeveling dat artsen bij een dergelijke beoordeling gebruik maken van de expertise en deskundigheid van de apotheker. Met de ontwikkeling van de aangegeven richtlijn wordt het belang erkend van een dergelijk beoordelingsmoment. Het is aan verzekeraars om resultaatsafspraken te maken met de apothekers en de huisartsen op dit terrein. Van de inzet van extra middelen kan geen sprake zijn.
Deelt u de mening dat jaarlijks controleren van het medicijngebruik door de huisarts niet vaak genoeg is? Zo ja, wat gaat u eraan doen zodat huisartsen vaker het medicijngebruik van hun oudere patiënten controleren? Zo nee, hoe vaak denkt u dat een huisarts het medicijngebruik van zijn oudere patiënten moet controleren?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het voorstel van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) om extra geld te vragen, zodat huisartsen hun gebruikelijke taken uit kunnen voeren? Deelt u de mening dat het schandalig is dat huisartsen die hun taken niet goed uitvoeren hiervoor beloond willen worden?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat Nederland een gezamenlijk EU-standpunt over het Midden-Oosten blokkeert |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nederland blokkeert gezamenlijk EU-standpunt Midden-Oosten»?1
Ik heb er kennis van genomen.
Klopt het dat het overleg over het gezamenlijke standpunt werd afgebroken omdat vooral Nederland dwars zou liggen?
Net als een aantal andere EU-lidstaten heeft Nederland meerdere keren concrete tekstvoorstellen gedaan voor een evenwichtige EU-verklaring. Op het moment dat de verklaring zou worden afgegeven was er nog geen consensus over deze voorstellen, waardoor de EU niet tot een gemeenschappelijke verklaring kon komen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde persoonlijk door u werd geïnstrueerd om de verklaring niet te steunen?
Nee, instructieverlening vond plaats langs reguliere ambtelijke lijnen.
Klopt het dat de Nederlandse afgevaardigde een uur voordat het formele debat in Geneve begon aangaf dat Nederland de Europese verklaring niet kon steunen?
Nee, het formele debat was al begonnen toen definitief bleek dat EU-consensus niet mogelijk was.
Klopt het dat Nederland niet gelukkig was met «bepaalde formuleringen uit de verklaring, zoals het veelvuldig noemen van de «tweestatenoplossing»? Zo ja, waarom vond u dit onwenselijk?
De tweestatenoplossing is staand Nederlands beleid. De concepttekst van de EU-verklaring was echter niet evenwichtig en sloot niet aan op de inhoudelijke ontwikkelingen van het EU-overleg in New York tijdens de lopende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). De concepttekst stond op gespannen voet met het doel om tot hervatting van deze onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen te komen.
Zoals bekend hecht de Nederlandse regering zeer aan het bereiken van de tweestatenoplossing door middel van onderhandelingen gebaseerd op de zgn EU-parameters:
Klopt het dat u het onwenselijk vond dat de verklaring melding maakte van de arrestatie door Israël van demonstrerende mensenrechtenactivisten?
Nederland wilde deze kwesties via tekstsuggesties evenwichtiger tot uitdrukking gebracht zien. De wijze waarop de positie van mensenrechtenverdedigers in Israël en de Palestijnse Gebieden werd gepresenteerd, deed geen recht aan de mogelijkheden binnen het Israëlisch rechtsstelsel. Ook de verwoording van de onrechtmatige huizensloop op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem was onevenwichtig.
Nederland beschouwt de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem als illegaal. Op 28 september jl. heb ik een verklaring afgegeven waarin ik het besluit om 1 100 nieuwe wooneenheden in Oost-Jeruzalem te bouwen betreur, omdat het contraproductief is voor het vredesproces. Ik heb de Israëlische regering opgeroepen dit besluit terug te draaien.
Klopt het dat u de afbraak van Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem en op de Westoever niet in de verklaring wilde hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het optreden van Nederland in dit besluitvormingsproces constructief? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom?
Ja. De Nederlandse tekstsuggesties werden door een aantal EU-lidstaten gesteund. Nederland houdt onverkort vast aan de noodzaak van hervatting van de onderhandelingen gericht op een tweestatenoplossing op basis van de bovenstaande EU-parameters. Zoals ik in mijn toespraak voor de AVVN heb gezegd en ook in rechtstreekse gesprekken met premier Netanyahu en president Abbas heb benadrukt, moet het devies zijn: onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen.
Bent u, vanwege de urgentie van de vragen en de dynamiek van dit EU-overleg en de dynamiek van de vredesproces, bereid deze vragen binnen 48 uur te beantwoorden?
Ja.
Een diplomatruc voor gezakte vwo-leerlingen |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), Metin Çelik (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Waarom is het onderzoek van de onderwijsinspectie nog altijd niet afgerond, terwijl dat begin september al klaar moest zijn?
Allereerst verwijs ik u naar mijn beantwoording van uw Kamervragen van 26 juli jl. (2011Z15766) waarbij ik bij het antwoord op vraag 7 heb aangegeven dat de vakantieperiode voor het noorden op 4 september 2011 eindigde.
Diverse leden van het schoolbestuur en van de directie van de school waren tot die tijd ook met vakantie.
Dit betekende dat de Inspectie eerst vanaf 5 of 6 september nadere informatie heeft kunnen opvragen. Na verwerking wordt dit besproken met de schoolleiding/bestuur. Gebruikelijk is het ook dat als een concept-eindrapport is opgesteld het schoolbestuur nogmaals een reactie mag geven. Dit alles kost enige weken. De zorgvuldigheid staat voorop, er moet sprake zijn van hoor- en wederhoor.
Waarom blijft u onderzoeksuitkomsten afwachten en spreekt u niet direct de intentie uit om de wet te wijzigen?
Zoals ik in antwoord 4 van de reeds eerder genoemde Kamervragen heb aangegeven kan ik pas op basis van de uitkomst van het onderzoek van de Inspectie beoordelen of en op welke wijze wet- en regelgeving moet worden aangepast. Eerst moet de aard van de gedraging helder zijn voordat duidelijk is welke regels moeten worden aangepast.
Het opzeggen van pachtcontract door Staatsbosbeheer |
|
Henk van Gerven , Paulus Jansen |
|
Klopt het dat Gijs en Ans Evers uit Baarn gedwongen hun boerderij dreigen te moeten verlaten omdat Staatsbosbeheer hen wil ontpachten wegens het laten grazen van IJslandse paarden?
Landgoed Groeneveld is een rijksmonument met een uniek voorbeeld van Engelse landschapsstijl in Nederland. Deze landschapsstijl vereist dat een landschap van bos, weide en waterpartijen als symbool voor de band tussen mens en natuur kan worden beleefd. Daar hoort ook bij dat er zo min mogelijk hekken en zo min mogelijk verstoring plaats vindt om de vredige beelden (grazers, dichte bosranden, verstilde vijvers e.d.) te kunnen beleven.
Het houden van paarden leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen, een toename van het aantal hekken op het landgoed, beschadiging van de graszode door zeer intensieve betreding door de paarden en tot beschadiging van solitaire bomen. Staatsbosbeheer is van mening dat met het houden van paarden de essentie van het gecreëerde landschap en daarmee het rijksmonument wordt ondermijnd. De karakteristieke eigenschappen van het landgoed Groeneveld zijn ook vastgelegd in het bestemmingsplan van de gemeente Baarn
De heer Evers pacht gronden van Staatsbosbeheer op landgoed Groeneveld. Hij heeft in 2004 de wens te kennen gegeven bij derden in eigendom zijnde IJslandse paarden op zijn gepachte gronden te stallen.
Staatsbosbeheer heeft toen geen toestemming gegeven voor het houden van paarden. Bovendien was en is het houden van paarden in strijd met het bestemmingsplan van de gemeente Baarn.
Ondanks dat de heer Evers geen toestemming heeft gekregen van Staatsbosbeheer en handelde in strijd met het bestemmingsplan is de heer Evers wel paarden gaan houden. Er is sindsdien veelvuldig gecommuniceerd met de heer Evers en gezocht naar alternatieven om de heer Evers zijn bedrijf continuïteit te geven. De heer Evers hield vast aan de paarden en heeft het aantal zelfs uitgebreid. Bovendien is er een groot stuk grond verhard, staan er vele trailers, is er een toename van het aantal over het landgoed ongewenste verkeersbewegingen en is er illegaal een uitrijbak aangelegd. Al deze paardenactiviteiten zijn in strijd met de pachtovereenkomst tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers.
De gemeente Baarn heeft op 2 maart 2011 een handhavingsbesluit (last onder dwangsom) genomen, wegens voornoemde strijdigheid met het bestemmingsplan. De heer Evers dient op grond van dat besluit de paarden uiterlijk 1 januari 2012 te hebben verwijderd. Tegen dit besluit heeft de heer Evers beroep aangetekend
De rechtbank van Utrecht (pachtkamer) heeft op 22 juni 2011 uitspraak gedaan: pachtontbinding. De rechtbank heeft de heer Evers veroordeeld alle onroerende zaken uiterlijk 1 januari 2012 te ontruimen en te verlaten. Eveneens moet het gepachte weer in goede staat worden hersteld. Tegen dit vonnis heeft de heer Evers ook hoger beroep ingesteld. Staatsbosbeheer heeft met familie Evers afgesproken dat zij hangende het hoger beroep de boerderij nog niet hoeft te ontruimen per 1 januari 2012, maar dat de paarden wel per die datum weg moeten zijn, want Staatsbosbeheer kan de datum in het handhavingsbesluit van 2 maart 2011 niet veranderen.
Welke criteria worden er gehanteerd alvorens over te gaan tot ontpachten? Hoe zijn deze regels in dit geval toegepast? Welke landschappelijke en natuurbelangen zijn er in welke mate in het geding en welke negatieve gevolgen zijn er nu al aanwijsbaar?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het opzeggen van het pachtcontract een proportionele maatregel in dergelijke gevallen? Wat is uw beleid in zake ontpachten? Bent u het ermee eens dat het opzeggen van het pachtcontract een uiterste maatregel is die alleen in extreme gevallen moet worden ingeroepen?
Als gezamenlijk overeengekomen afspraken uit een pachtovereenkomst stelselmatig niet worden nagekomen en ook na aandringen er geen verbetering op treedt, dan kan Staatsbosbeheer als uiterste maatregel bij de rechter vragen om een pachtovereenkomst te ontbinden. Naar mijn mening was daar in dit geval sprake van. Staatsbosbeheer is daarbij zorgvuldig te werk gegaan. Dit is iets waar overigens ook de pachtrechter naar heeft gekeken.
Is er serieus werk gemaakt van de mogelijkheid om via bemiddeling tot een constructieve oplossing te komen voor de betreffende pachter en voor Staatsbosbeheer?
Staatsbosbeheer heeft van het begin af aan aangegeven dat het houden van paarden geen optie is. Er is uitgebreid contact geweest tussen Staatsbosbeheer en de heer Evers over andere mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen, dat niet ten koste van het landgoed zou gaan. De heer Evers zelf heeft de gesprekken beëindigd. Staatsbosbeheer heeft geen ander voorstel van de heer Evers ontvangen dan toch door te gaan met paarden of het om niet krijgen van veel melkrechten.
Wordt er bij dergelijke beslissingen rekening gehouden met individuele omstandigheden, zoals in dit geval het feit dat het bedrijf niet levensvatbaar kan zijn met alleen 23 koeien en dat uitbreiding met koeien niet wordt toegestaan? Klopt het dat de stalling van IJslandse paarden overgenomen is van de buurman en dat er netto dus weinig veranderd is qua paardenactiviteit in het gebied?
Ja, bij dergelijke beslissingen wordt naast de overeengekomen afspraken in het pachtcontract rekening gehouden met individuele omstandigheden. Om die reden heeft Staatsbosbeheer meegedacht over mogelijkheden om op het landgoed een levensvatbaar bedrijf te ontwikkelen.
Het klopt dat een deel van de IJslandse paarden, zij het veel geringer in aantal, is overgenomen van de buurman. Dat de buurman tijdelijk paarden hield (in de periode 2000–2005) werd gedoogd, gezien de gezondheidsomstandigheden van de buurman, waarbij ook meespeelde dat het vlak voor de pensionering en het vertrek van het landgoed was van de buurman. Bekend was – ook bij de heer Evers – dat het houden van paarden daarna afgelopen zou zijn op het landgoed. Er was geen sprake van een gelijk geval dat gelijk behandeld zou moeten worden. Zo oordeelde ook de rechter in het vonnis van 22 juni 2011.
Bent u van mening dat het in zijn algemeenheid gewenst is dat in de ambtenarij, de uitvoerende organisaties en de zelfstandige bestuursorganen een mensgerichte cultuur wordt gecultiveerd en geen regeltjescultuur? Wat doet u om klantgerichtheid te bevorderen bij de uitvoeringsorganisaties?
Ja. Ik vind het van belang dat bij besluiten een goede afweging wordt gemaakt tussen de vaak tegenstrijdige belangen. Daarbij behoort natuurlijk de menselijke maat gehanteerd te worden. Ik ben van mening dat dit bij de heer Evers is gebeurd. Er kan naar mijn mening niet worden gesteld dat er in algemene zin iets mis is met de klantgerichtheid van Staatsbosbeheer.
Wat doet Staatsbosbeheer aan klanttevredenheidsonderzoek en klanttevredenheidsbevordering?
Staatsbosbeheer onderzoekt steekproefsgewijs de tevredenheid van stakeholders. De resultaten daarvan worden gebruikt om verbeteringen in de dienstverlening door te voeren.
Het bericht ‘Verpleegkundigen doen zelden aangifte van geweld’ |
|
Fleur Agema (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verpleegkundigen doen zelden aangifte van geweld»?1
Ja.
Klopt het dat verpleegkundigen in het Albert Schweizer Ziekenhuis gemiddeld drie maal per week te maken krijgen met geweld? Hoe verhoudt zich dit tot het landelijk gemiddelde?
Uit navraag blijkt dat in het Albert Schweitzer Ziekenhuis gemiddeld inderdaad ongeveer drie incidenten per week plaatsvinden waarbij verpleegkundigen te maken hebben met geweld. Volgens voorlopige cijfers heeft 2% van het verplegend, verzorgend en sociaal-agogisch personeel in 2011 aangegeven vaak te maken te hebben met fysieke agressie van een patiënt (duwen, slaan, schoppen en dergelijke)2. Bij 14% komt dit een enkele keer voor. 84% van de medewerkers geeft aan nooit te maken hebben met fysieke agressie van een patiënt. In het najaar zijn de definitieve cijfers beschikbaar en wordt een uitsplitsing gemaakt naar andere vormen van agressie en geweld.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat ziekenhuizen hun eerste-hulp-afdeling moeten beveiligen met kogelvrijglas en bewakers moeten uitrusten met kogelvrije vesten en politiehonden?
Geweld tegen zorgverleners is ontoelaatbaar. Zorgverleners verdienen extra bescherming en steun om ervoor te zorgen dat zij hun belangrijke werk voor onze samenleving ongehinderd kunnen uitvoeren. Ik heb begrepen dat bepaalde ziekenhuizen hun eerste-hulp afdeling daarom beveiligen met kogelvrij glas en dat één ziekenhuis tijdens evenementen bewakers uitrust met kogelvrije vesten en politiehonden. Ik betreur het dat dergelijke maatregelen nodig zijn. Mede daarom heb ik onlangs in de Arbeidsmarktbrief diverse maatregelen uiteengezet om geweld in de zorg terug te dringen3.
Komen geweldsincidenten tegen verpleegkundigen net zo vaak voor in verzorgingshuizen en verpleeghuizen? Zo nee, hoe vaak krijgen verpleegkundigen die werkzaam zijn in de ouderenzorg te maken met geweld?
Uit voorlopige cijfers blijkt dat 17% van het verzorgend, verplegend en sociaal-agogisch personeel in 2011 te maken heeft met fysieke agressie van cliënten2. Bij 40% komt dit een enkele keer voor. 43% van de medewerkers geeft aan nooit te maken hebben met fysieke agressie van een cliënt.
Deelt u de mening dat, wanneer iemand geweld gebruikt tegen zorgpersoneel, hij/zij te allen tijde zelf de zorg dient te betalen, en dit dus niet gedeclareerd mag worden bij de zorgverzekeraar?
De aard en omvang van geweld verschillen per zorgbranche. Volgens voorlopige cijfers komt fysieke agressie van cliënten met name voor in de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en verpleeg- en verzorgingshuizen2. Geweld van cliënten in deze branches is direct of indirect gerelateerd aan het ziektebeeld of de beperking van cliënten. In deze gevallen acht ik het onwenselijk dat iemand die geweld gebruikt tegen zorgpersoneel zelf de zorg dient te betalen.
Met name in ziekenhuizen wordt fysieke agressie veroorzaakt door direct betrokkenen bij de cliënt, zoals familie en vrienden. Ik onderstreep daarbij het belang om schade en letsel op de dader te verhalen. Onlangs hebben de Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) maatregelen uiteengezet om het verhalen van schade verder te bevorderen4. Ik zal me inzetten om de uitvoering van deze maatregelen te stimuleren in de zorg.
Klopt het dat cultuurverschillen vaak de aanleiding zijn voor geweldsincidenten? Wat gaat u eraan doen om zorgpersoneel te beschermen tegen allochtonen die lak hebben aan onze normen en waarden?
Zoals ik heb aangegeven bij mijn antwoord op vraag 5 is geweld tegen zorgverleners veelal direct of indirect gerelateerd aan het ziektebeeld of de beperking van cliënten. Dat laat onverlet dat de Minister van V&J, de Minister van BZK en ik nadrukkelijk aandacht hebben voor de juridische bescherming van slachtoffers van agressie-incidenten. Voor de invulling van dit beleid verwijs ik u naar hun recente brief hierover4. Het is aan het Openbaar Ministerie om daders al dan niet te vervolgen. Het is vervolgens aan rechters om tot een eventuele strafbepaling te komen waarbij de persoonlijke omstandigheden van de dader, inclusief eventuele culturele verschillen, worden meegewogen.
Wat vindt u ervan dat verpleegkundigen uit angst voor represailles zelden aangifte doen wanneer een geweldsincident plaatsgevonden heeft,? Deelt u de mening dat in het belang van het zorgpersoneel aangifte namens de zorginstelling gedaan moet kunnen worden? Welke regel(s) en/of wet(ten) zou(den) hiervoor aangepast moeten worden? Bent u bereid deze aanpassing(en) door te voeren?
De aangiftebereidheid neemt toe. Van tweederde van alle incidenten van agressie tegen zorgverleners in ziekenhuizen wordt inmiddels aangifte gedaan5. De Minister van V&J, de Minister van BZK en ik vinden het belangrijk om de aangiftebereidheid verder te stimuleren in met name de curatieve zorg. Daarbij is het van belang de bereidheid te vergroten van werknemers om incidenten te melden bij hun werkgever en van werkgevers om aangifte te doen en schade te verhalen. De werkgever is immers al bevoegd tot het doen van aangifte op grond van artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering.
Deelt u de mening dat het aanbieden van zelfverdedigingcursussen geen bijdrage levert aan een oplossing van het probleem? Welke maatregelen gaat u treffen om geweld tegen zorgpersoneel uit te bannen, zodat zelfverdediging niet nodig is?
Het is belangrijk om geweld in de zorg terug te dringen. Een zelfverdedigingscursus draagt daar in het algemeen niet aan bij. In de Arbeidsmarktbrief heb ik onlangs diverse maatregelen uiteengezet om geweld in de zorg terug te dringen3.
Deelt u de mening dat dergelijke berichten niet bijdragen aan het aantrekkelijk maken van werken in zorg? Welke maatregelen gaat u treffen om werken in de zorg aantrekkelijk te maken?
Ruim 80% van de mensen die in de zorg werken, is (zeer) tevreden over hun baan6. Evenwel zijn er aandachtspunten, zoals geweld en dragen berichten in de media daaromtrent niet bij aan het imago van werken in de zorg. In de Arbeidsmarktbrief heb ik onlangs aangegeven hoe ik zowel de instroom als het behoud van zorgverleners wil stimuleren3.
Spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul |
|
|
|
Kent u de berichten over oplopende spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, naar aanleiding van een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Kabul?1
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van de Verenigde Staten dat dit netwerk wordt gefinancierd en getraind door de Pakistaanse spionagedienst ISI?
Deelt u de mening dat Pakistan een cruciale rol speelt bij de wederopbouw van Afghanistan, dat de Pakistaanse overheid zich tot het uiterste in moet zetten om terroristische netwerken te bestrijden en dat deze inzet een voorwaarde is voor de steun die dit land ontvangt van onder andere de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in internationaal verband te pleiten voor een onderzoek naar de door de Verenigde Staten genoemde bewijzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Kunt u de, in het artikel genoemde, informatie van experts die aangeven dat het Haqqani-netwerk meer westerse slachtoffers maakt dan de Taliban bevestigen? Kunt u deze informatie met de Kamer delen?
Hoe beoordeelt u de berichten dat dit Pakistaanse terreurnetwerk ook in andere Afghaanse provincies aanslagen pleegt?2 Kunt u aangeven in hoeverre deze eenheden ook actief zijn in de provincies waar Nederland actief is?
De praktijken van privékliniek Geertgen uit Elsendorp |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de privékliniek Geertgen, die mensen die zwanger willen worden of een kind willen, aanzet tot donorschap?1
De kliniek Geertgen past aldus de website waarnaar deze vraag verwijst, een systeem van coöperatieve wederkerigheid toe.
Onlangs heeft de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) haar standpunt «Gameetdonatie in een systeem van faire wederkerigheid» uitgebracht. In dit standpunt geeft de NVOG in haar conclusie aan (zie hiervoor ook www.nvog.nl) dat terughoudendheid is geboden omdat het een kwetsbare patiëntengroep betreft, deze stellen zich in een afhankelijkheidspositie bevinden en daarmee de vraag rijst of zij wel in volledige vrijheid een beslissing kunnen nemen over eventuele gameetdonatie. De NVOG is daarom van mening dat er procedurele waarborgen moeten komen om deze vrijheid te garanderen. Zolang deze waarborgen ontbreken meent de NVOG dat medewerking aan spiegeldonatie van gameten in een systeem van faire wederkerigheid onzorgvuldig en derhalve ongewenst is.
Ik waardeer het initiatief van de NVOG tot het opstellen van een standpunt over een dergelijk gevoelig onderwerp. Het standpunt roept echter, juist waar het gaat over de vraag in hoeverre mensen in deze situatie in vrijheid kunnen beslissen, nog veel vragen op. Tegelijkertijd zien we dat de problemen door draagmoederschap in het buitenland, waarnaar steeds meer Nederlandse stellen hun toevlucht zoeken, toenemen. Daarom wil ik mij beraden op deze problematiek. Ik zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2012 een bredere analyse schetsen en mijn standpunt hierover doen toekomen. Deze tijd neem ik omdat grote zorgvuldigheid op dit onderwerp is vereist, mede gezien de samenhang met andere vraagstukken rondom donatie.
Vindt u het geoorloofd dat mensen, waarbij een grote kinderwens bestaat, zo tot een handelwijze worden gedwongen waar de privékliniek voordeel aan heeft doordat deze kliniek extra behandelingen kan verrichten? Is dit geen misbruik maken van de moeilijke situatie waarin deze mensen verkeren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat uw oordeel over het volgende geval waarbij een patiënt door Geertgen een medisch zwaardere behandeling krijgt aangeboden als zij eicellen doneert terwijl een lichtere ingreep op medische gronden is geïndiceerd?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de financiële voordelen voor deze privékliniek bij deze handelwijze?
Meer behandelingen zal leiden tot een hoger omzet voor de kliniek. Ik heb er geen zicht op of en in hoeverre dat leidt tot financieel voordeel.
Past deze handelwijze binnen de Nederlandse wetgeving, zeker ook gezien het feit dat deze kliniek geen vergunning heeft voor In Vitrofertili-satie (IVF) behandelingen?3 Zo neen, wat gaat u daartegen ondernemen?
De ivf-vergunning regelt niets over eiceldonatie. De vraag of de handelswijze van Geertgen past binnen de Nederlandse wetgeving en in het bijzonder binnen artikel 5 Embryowet, maakt onderdeel uit van mijn beraad.
Is de handelwijze van Geertgen niet in strijd met artikel vijf van de Embryowet?3
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor personeelsleden werken bij Geertgen? Zijn zij bevoegd? Is er sprake van dat zij ooit te maken hebben gekregen met een of andere tuchtmaatregel als waarschuwing, berisping, boete, schorsing of doorhaling?
Op de website van de kliniek Geertgen wordt aangegeven dat er verschillende disciplines in het centrum werken, waaronder gynaecologen, een embryoloog en verpleegkundigen. Voor alle artsen van Geertgen is nagegaan of zij een BIG-registratie hebben dan wel of er een doorhaling is opgelegd door een tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Bovendien is nagegaan of deze personeelsleden beperkingen zijn opgelegd in de zin van schorsing, opleggen van voorwaarden of gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid. Hieruit is gebleken dat de artsen werkzaam bij de kliniek Geertgen over een BIG-registratie beschikken. Aan geen van hen is een beperking opgelegd. De persoonsgegevens van de verpleegkundigen op de website zijn te beperkt om gegevens in het BIG-register te kunnen vinden. Ik zie geen aanleiding nadere onderzoekingen te doen om die gegevens alsnog te achterhalen.
Is het waar dat Geertgen bepaalde behandelingen in het buitenland (België) laat doen om de Nederlandse wetgeving te ontduiken? Zo ja, om welke behandelingen gaat het dan en wat is daarover uw oordeel?
Op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV) is het buiten het menselijk lichaam tot stand brengen van embryo’s vergunningplichtig. Dit is de verrichting die Geertgen in Düsseldorf laat uitvoeren, omdat de kliniek zelf geen vergunning heeft voor het verrichten van deze handeling.
Geertgen overtreedt daarmee niet de WBMV.
Klopt het dat het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven de samenwerking met Geertgen heeft opgezegd? Zo ja, wat was daarvan de reden?
Ik heb niet bij Geertgen navraag gedaan naar de redenen voor het beëindigen van de samenwerking met het Catharina ziekenhuis en vind dat ook niet op mijn weg liggen.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg ten aanzien van zowel kwalitatieve als ethische aspecten van de behandelingen van Geertgen?
De IGZ volgt de kliniek Geertgen al vele jaren, daarbij uiteraard toetsend aan alle relevante wetgeving. Recent contact met Geertgen heeft ertoe geleid dat de IGZ Geertgen heeft aangesproken op het ontbreken van externe kwaliteitstoetsing. Geertgen heeft tot december 2011 de tijd gekregen om dit op orde te brengen. Buiten dit heeft de IGZ geen andere feiten geconstateerd die aanleiding gaven tot maatregelen. Vanzelfsprekend blijft de IGZ de betreffende kliniek in de gaten houden, net als zij dat bij andere zorginstellingen doet.
Wat is het standpunt van de beroepsvereniging, de Nederlandse Vereniging van Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), in deze?
Zie het antwoord op de vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de mening, dat wanneer het gaat om verzekerde zorg, slechts medische redenen doorslaggevend mogen zijn bij de behandeling van patiënten en dat iedereen op zijn of haar beurt moet wachten tenzij er sprake is van een medische noodsituatie, dus dat voorkruipzorg uit den boze is? Wilt u uw standpunt toelichten?
Ik sta op het standpunt dat medische criteria leidend moeten zijn bij het bepalen van de behandelvolgorde in geval van begrensde behandelmogelijkheden. Dit vloeit ook voort uit de Kwaliteitswet zorginstellingen die bepaalt dat aanbieders gehouden zijn verantwoorde zorg te leveren. Op de vraag in hoeverre dit standpunt voor de vragen over Geertgen relevant is kom ik terug in mijn hierboven toegezegde standpunt.
Ook de in de vraag gebruikte term voorkruipzorg lijkt niet erg van toepassing. Die term is enige jaren geleden ontstaan vanuit situaties waarin verzekeraars met ziekenhuizen afspraken hadden gemaakt over een snelle behandeling voor de eigen verzekerden en situaties met bedrijvenpoli die een snelle behandeling van werknemers in het vooruitzicht hadden gesteld.
Mogelijk zijn wel bepaalde elementen uit de discussies over voorkruipzorg bij het systeem dat Geertgen hanteert aan de orde. Ik zal hierop terugkomen in mijn standpunt.
Bent u bereid in te grijpen bij Geertgen? Zo neen, waarom niet? «Een maatschappelijk vernieuwend beleid door coöperatieve wederkerigheid tussen Behandelcentrum Geertgen en de patiënt in donatie van geslachtscellen»
De beoordeling of er reden is in te grijpen bij Geertgen laat ik aan de IGZ over. Het antwoord op vraag 10 geeft wat dit betreft de stand van zaken weer.
«Een maatschappelijk vernieuwend beleid door coöperatieve wederkerigheid tussen Behandelcentrum Geertgen en de patiënt in donatie van geslachtscellen»
Een paar met een onvervulde kinderwens, veroorzaakt door een ernstige oligozoöspermie, bezoekt het spreekuur van een fertiliteitscentrum. Ze willen gaan voor donorinseminatie met onbekende donor en niet voor ICSI, een variant van IVF.
Het IVF centrum heeft geen donorbank en daarom maken zij een afspraak in Geertgen. Zij willen gaan voor inseminatie met donorzaad, maar krijgen daar te horen dat ze eerder behandeld kunnen worden zonder wachtlijst, als zij bereid is ook eicellen af te staan. Het afstaan van eicellen kan niet tijdens een inseminatie behandeling en daarom wordt IVF aangeraden. Daarbij kun je de helft van de eicellen gebruiken voor eigen voortplanting met donorzaad en kun je de andere helft doneren. Het paar wil graag snel door met de behandeling en kiest daarom voor de optie van IVF met donorzaad, waarbij de vrouw een deel van de eicellen doneert aan derden. Daartoe moet ze dus wel IVF ondergaan en niet de eenvoudigere behandeling «inseminatie». Eigenlijk ondergaat ze dus een zwaardere en duurdere behandeling (IVF) terwijl medisch gezien er slechts een indicatie bestaat voor de goedkopere en minder belastende behandeling (IUI). Dat vooral dus omdat ze daarmee de wachtlijst ontloopt.
Het bericht ‘Steenmarter verjaagt schoolkinderen’ |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «steenmarter verjaagt schoolkinderen»?1
Ja.
Bent u bekend met het gevecht tegen de steenmarter dat de school al sinds 2007 voert? Bent u ermee bekend dat de school na een vlooienplaag, stankoverlast en slechte hygiënische omstandigheden, allen veroorzaakt door de steenmarters, nu op last van de GGD moet uitwijken naar andere gebouwen?
Ja.
Klopt het dat de GGD besloten heeft dat de school zeker voor drie maanden dicht moet? Acht u het wenselijk dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat?
Mij is niet bekend hoe lang de school dicht moet en het spreekt vanzelf dat ik niet van mening ben dat het beschermen van de steenmarter boven het welzijn van kinderen gaat.
Klopt het dat ontheffing is verleend voor het vangen van steenmarters om deze elders uit te zetten? Acht u deze maatregel effectief, aangezien uit de literatuur en de ervaring blijkt dat het verjagen slechts tijdelijk (of helemaal niet) werkt tegen steenmarters omdat de geurvlagen van het territorium juist steenmarters aantrekt? Deelt u de mening dat, om dit te voorkomen, de gevangen steenmarters beter uitgezet kunnen worden in gebieden waar vandaan ze minder rap terug zullen keren, zoals IJsland of Siberië?
Ontheffingverlening voor de bestrijding van steenmarters is een taak van de provincie. Mij is niet bekend of ontheffing is verleend of dat aan een verleende ontheffing speciale voorschriften zijn verbonden. Voorts is bestrijding van plaagdieren de verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor informatie over de meest effectieve vorm van plaagdierbeheersing (preventie en bestrijding) kunnen gemeenten terecht bij het Kenniscentrum Dierplagen te Wageningen.
Klopt het dat de steenmarterpopulatie goed gedijt in Nederland, terwijl in de rest van Europa het diertje gewoon wordt bestreden?
De steenmarter is in Nederland niet langer een bedreigde soort. De steenmarter is opgenomen in bijlage III van de Conventie van Bern (Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa) en is mede daarom wel een beschermde inheemse soort. Dat neemt niet weg dat in het geval van overlast kan worden toegestaan om steenmarters te bestrijden. Dat is nu onder de Flora- en faunawet het geval en dat zal ook het geval zijn onder de nieuwe Wet natuur.
Bent u bereid om de beschermde status van de steenmarter bij invoering van de nieuwe Natuurwet op te heffen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bewerkstelligen dat de schoolleiding zo spoedig mogelijk weer zijn eigen schoolgebouw steenmartervrij in gebruik kan nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Gemeente en provincie zijn in deze verantwoordelijk. Zie mijn antwoord op vraag 4.
Onveilige seks en extra bezuinigingen op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek dat in opdracht van de farmaceutische onderneming Bayer in 26 landen is gedaan, waaruit blijkt dat jongeren steeds minder weten over voorbehoedsmiddelen en over bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen, waardoor onveilige seks wereldwijd in opmars is?1
De regering is zich bewust van de problemen die wereldwijd bestaan met onveilige seksualiteit, speciaal onder jongeren. Seksualiteit onder jongeren is in veel landen nog steeds een taboe. Veel jongeren hebben geen toegang tot eerlijke, feitelijke informatie over seksualiteit of voorbehoedsmiddelen, noch tot reproductieve gezondheidszorg. Daarbij zijn veel jongeren (vooral meisjes) vaak niet in een positie om nee te zeggen tegen seksuele toenaderingen waar ze niet van gediend zijn. Dit heb ik nog onlangs benadrukt tijdens een bijeenkomst bij de Wereldbank over het demografisch dividend van SRGR.
Het recente onderzoek «Clueless or clued up: your right to be informed about contraception», uitgevoerd in opdracht van Bayer Health Care en ondersteund door een aantal gezaghebbende internationale NGO’s illustreert nog eens de Nederlandse analyse van het probleem van onveilige seksualiteit. Het onderwerp seksualiteit en jongeren vormt daarom één van de speciale aandachtspunten van het speerpunt Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten van dit Kabinet.
Klopt het dat het aantal jongeren dat met een nieuwe partner onveilige seks bedrijft overal in de wereld stijgt?
De vraag in hoeverre de genoemde studie representatief is voor de hele wereld kan ik nog niet beantwoorden. Ik begrijp dat momenteel het Amerikaanse Guttmacher Institute, een gerenommeerde onderzoeksorganisatie, de resultaten nader bestudeert. Tot die tijd zou ik voorzichtig willen zijn met het trekken van conclusies over de vraag of deze bevindingen voor alle jongeren wereldwijd zouden gelden.
Wereldwijd vindt wel een aantal ontwikkelingen plaats die het risico verhogen dat jongeren onveilige seks hebben met een nieuwe partner. Ten eerste stijgt het aantal jongeren in absolute termen. UNFPA schat dat ongeveer een kwart van de wereldbevolking nu tussen de tien en vierentwintig jaar oud is. Ten tweede trouwen mensen steeds later na hun eerste seksuele contact, zodat er meer kans is op het hebben van verschillende seksuele contacten (veilig en onveilig). Ten derde hebben volgens de VN wereldwijd naar schatting 215 miljoen vrouwen (waaronder ook jonge vrouwen) wél de wens om een zwangerschap te voorkomen of uit te stellen maar géén toegang tot moderne voorbehoedsmiddelen (ook wel de ongedekte behoefte aan «family planning» genoemd).
Deelt u de conclusie van het onderzoek dat er overal op de wereld hindernissen bestaan die voorkomen dat tieners betrouwbare informatie krijgen over veilige seks en voorbehoedsmiddelen?
Ja.
Welke financieringskanalen worden in 2012 ingezet, bilateraal en multilateraal, om tieners betrouwbare informatie te verschaffen en om hindernissen die deze toegang belemmeren te reduceren?
Ik zet alle beschikbare kanalen in. Zo ondersteunen wij uit het MFS 2 de «Unite For Body Rights» alliantie voor een programma met speciale focus op jongeren en hun seksuele en reproductieve rechten. Deze alliantie werkt in negen landen (Ethiopië, Kenia, Malawi, Tanzania, Oeganda, Bangladesh, India, Indonesië en Pakistan). Uit het Keuzes en Kansen fonds financieren wij activiteiten van vier internationale NGO’s (IPPF, IPAS en PSI/Guttmacher Institute) die zich allen (ook) op jongeren richten met dienstverlening, voorlichting en pleitbezorging. Daarnaast werkt het recent gestarte «Key Populations Fonds» o.a. aan training over veilige seks voor jongeren in kwetsbare groepen.
In een aantal partnerlanden (Zuid-Afrika, Ethiopië, Bangladesh, Tanzania en Nicaragua) financiert Nederland nu al rechtstreeks activiteiten met partnerorganisaties op het terrein van voorlichting en dienstverlening aan jongeren aangaande seksuele en reproductieve gezondheid. In Burkina Faso, Zambia, Ghana, Mali en Tanzania steunt Nederland grotere programma’s met de overheid waarvan dergelijke activiteiten onderdeel uit maken. De plannen voor 2012 en volgende zijn ingediend maar nog niet beoordeeld. Daaruit blijkt dat er specifieke activiteiten zijn gepland op dit terrein in 12 partnerlanden.
Via het multilaterale kanaal zal UNFPA ook in 2012 worden ondersteund via de algemene vrijwillige bijdrage. Voor de nieuwe Executive Director van UNFPA, dr. Babatunde Osotimehin, is verbetering van de positie van adolescenten en in het bijzonder van adolescente meisjes, een speciaal aandachtspunt. UNFPA’s vier speerpunten daarbij zijn: meer aandacht in nationaal overheidsbeleid voor de speciale positie van jongeren, seksueel vormingsonderwijs, bevordering van een pakket van basis gezondheidsdiensten voor jongeren en bevordering van medezeggenschap door jongeren. Ik verwijs ook naar dr. Osotimehins recente artikel in het internationale medische vaktijdschrift The Lancet2 waarin hij pleit voor veel meer investering in de seksuele en reproductieve gezondheid en weerbaarheid van adolescenten en speciaal meisjes.
Tot slot teken ik bij dit alles aan dat naast financiële steun juist ook de politieke en morele steun van de regering aan nationale en internationale SRGR organisaties door deze organisaties zeer wordt gewaardeerd. Nederland maakt zich, zowel in VN fora als in de bilaterale politieke dialoog met landen, hard voor jongeren en hun behoeften aan SRGR informatie en dienstverlening. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Nederlands uitgesproken rol in VN fora als de jaarlijkse Commission on Population and Development (onderdeel van ECOSOC).
Is het waar dat u voor drie van uw vier prioritaire thema’s extra budget beschikbaar stelt, maar op het prioritaire thema Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) 40 miljoen euro bezuinigt? Waarom heeft u hiervoor gekozen?
Nee. Nederland was, is en blijft een voorvechter op het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid (SRGR). Ik werd echter in een heel laat stadium van de voorbereiding van de begroting geconfronteerd met een korting op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking als gevolg van een neerwaartse BNP bijstelling. Er is daardoor minder geld voor het artikel waaruit SRGR, hiv/aids en gezondheid worden gefinancierd, maar van dat geld gaat volgend jaar ruim twee derde naar SRGR en hiv/aids.
Voor SRGR trek ik in de ontwerpbegroting 3 miljoen euro meer uit dan vorig jaar. In de komende periode onderzoek ik of ik dit bedrag nog verder kan verhogen. Tijdens de begrotingsbehandeling kom ik hier op terug.
Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot het kabinetsbeleid dat er geïntensiveerd wordt op de prioritaire thema’s? Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de noodzaak die u in meerdere brieven uitspreekt over de urgentie van betere toegang tot anticonceptiemiddelen en verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg, inclusief toegang tot veilige abortus?
Nederland is en blijft een actief pleitbezorger voor verbetering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten, inclusief de lastige onderwerpen als abortus en SRGR voor jongeren. Wij hebben ons immers gecommitteerd aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, waaronder het met 75% terugbrengen van moedersterfte en het verzorgen van universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg. Het behalen van deze doelen is niet alleen van het grootste belang voor de mensen om wie het gaat, maar heeft ook een breder effect. Als de grote ongedekte behoefte aan voorbehoedsmiddelen beter vervuld zou zijn, dan zou dit immers leiden tot een daling van geboortecijfers wat in veel landen een positief ontwikkelingseffect zou hebben. Zoals ik in de focusbrief al toelichtte zijn er belangrijke dwarsverbanden tussen de vier speerpunten en het is dan ook mijn intentie om die speerpunten in onderlinge samenhang te verwezenlijken.
Is het waar dat u van het totale ontwikkelingsbudget 12% besteedt aan voedselzekerheid en private sector ontwikkeling, 4% aan water, 8% aan vrede en veiligheid, en 2,5% aan SRGR? Zo ja, deelt u de mening dat laatstgenoemd percentage en weinig blijk van geeft en dat SRGR een «prioritair thema» is?
Het aandeel voedselzekerheid bedraagt 5 % en dat van private sector ontwikkeling 7,5%. Voor veiligheid en rechtsorde is 6,4% gereserveerd; de rest van de uitgaven op dat thema zijn geen ODA. Het is wel mijn intentie om de bijdrage voor SRGR verder te laten stijgen maar dit zal mede afhankelijk zijn van de beschikbare middelen en de kwaliteit van de voorstellen die ik ontvang voor financiering.
Ik deel overigens niet uw mening, dat hieruit blijkt dat SRGR geen prioritair thema zou zijn. Het prioritaire karakter van SRGR is niet alleen afhankelijk van de financiële ruimte maar ook van de niet-financiële inzet die Nederland levert. Deze is omvangrijk en in sommige opzichten uniek.
Waarom heeft u in de begroting de budgetten voor HIV/AIDS en algemene gezondheidszorg samengevoegd? Deelt u de mening dat dit transparanter had gekund, aangezien de optelsom van het budget voor algemene gezondheidszorg en het budget voor SRGR suggereert dat er een intensivering op SRGR plaatsvindt, terwijl dit niet het geval is?
De samenvoeging van de twee operationele doelstellingen en de uitsplitsing in de begroting 2012 naar thema en kanaal (zie de figuur op pagina 65 van de begroting voor 2012) is juist bedoeld om de transparantie te verhogen. De cijfers met betrekking tot de verdeling over de drie sub-thema’s geven de werkelijkheid beter weer dan in het verleden. Bovendien dragen alle middelen bij aan de gezamenlijke doelstelling «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids».
Ik maak graag gebruik van deze gelegenheid om mijn besluit nader toe te lichten. In vorige begrotingen hanteerden mijn voorgangers twee operationele doelstellingen die overeenkwamen met MDG 5 en 6 (reproductieve gezondheid en Aids, TB en malaria). Bevordering van algemene gezondheidszorg had daarin geen plaats terwijl dat wel een doel op zich was. Mede als gevolg daarvan was het historisch zo gegroeid dat niet alle uitgaven onder de meest logische operationele doelstellingen stonden.
De relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Kent u het door het Islamic Republic of Iran News Agency (IRNA) gepubliceerde verslag van de ontmoeting die u vorige week in New York had met uw Iraanse ambtgenoot Ali Salehi, met de titel «Iran's FM Blasts Anti-Islamic Moves in Europe»?1
Ja.
Over welke «provocatieve acties» door welke «personen en groepen in Europa» heeft Salehi met u gesproken? Hoe heeft u op deze démarche van minister Salehi gereageerd?
Minister Salehi heeft in zijn gesprek met mij het woord «provocatieve acties» niet gebruikt. Hij geeft tegen mij opgemerkt dat hij afstand nam van de standpunten over de Islam die door de Partij voor de Vrijheid worden uitgedragen. Ik heb gewezen op de te onderscheiden standpunten van de regering en van de PVV. Tevens heb ik het belang benadrukt van de in Nederland geldende vrijheid van meningsuiting. Ik heb ook gezegd dat in Nederland iedereen vrij is om zijn of haar eigen godsdienst te belijden, inclusief het veranderen van godsdienst en het opgeven van een godsdienst. Ik heb onderstreept dat dit een belangrijk kenmerk is van een democratische rechtsstaat.
Welke positieve ontwikkelingen ontwaart minister Salehi in de relatie tussen Teheran en «Amsterdam», en het weghalen van welke barrières kan volgens hem de weg plaveien voor de uitbreiding van die relaties? Hoe beoordeelt u deze opmerking van minister Salehi?
De conclusies die minister Salehi volgens het artikel van het Iraanse persbureau heeft getrokken uit ons gesprek, laat ik voor rekening van hemzelf en van het persbureau. Voor zover deze opmerkingen betrekking zouden hebben op de consulaire dialoog die in mei jl. is gestart, en de medewerking die de Iraanse autoriteiten hebben verleend om de heer Abramian en zijn echtgenote veilig naar Nederland te laten terugkeren, verwijs ik naar het antwoord op vraag zeven.
Hoe verhoudt de door minister Salehi geconstateerde toename van het (bilaterale) handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zich met het sanctieregime en met uw beleid, dat erop gericht is de relaties met Iran te minimaliseren?
Het handelsvolume en de economische samenwerking tussen Iran en Nederland zijn niet aan de orde geweest in het gesprek. Zie verder het antwoord op vraag zes.
Heeft u in uw gesprek met minister Salehi «the growing trend in the two countries relations» toegejuicht?
Ik heb tijdens mijn gesprek geconstateerd dat er in het specifieke kader van de informatievoorziening over gedetineerde bipatride Nederlanders in Iran, sprake was van vooruitgang. Zie verder het antwoord op vraag zeven.
Deelt u de mening dat het ongewenst zou zijn als de omvang en de kwaliteit van de relaties tussen Iran en Nederland zouden toenemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde minimalisering te bevorderen?
De regering is onverkort uitermate bezorgd over het nucleaire programma van Iran en de dreiging die daarvan uitgaat. In dit verband spant de regering zich in voor een strikte handhaving en aanscherping van de (internationale) sancties die ingesteld zijn om deze proliferatie tegen te gaan. Ook is de regering ernstig bezorgd over de mensenrechtensituatie in Iran. De regering spant zich in voor samenwerking in EU-verband ten behoeve van nadere aanvullende maatregelen, zodat een sterk gezamenlijk signaal wordt afgegeven aan de Iraanse autoriteiten. De regering spant zich op dit moment in Brussel in voor een uitbreiding van de lijst van mensenrechtenschenders waartegen sancties zijn ingesteld.
Om de juiste informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen heeft de regering besloten tot het instellen van een bilaterale consulaire dialoog.
Heeft u inderdaad de noodzaak onderstreept voor voortgezette dialoog en het door partijen zetten van stappen? Zo ja, welke dialoog wordt hier bedoeld en over welke stappen gaat het?
De dialoog die aan de orde is geweest in mijn gesprek met minister Salehi is de consulaire dialoog die Nederland in mei 2011 is gestart. Zoals vermeld in mijn brief van vandaag met kenmerk DAM-814/2011, heeft deze dialoog tot doel om betere informatie over en toegang tot bipatride Nederlandse gedetineerden in Iran te verkrijgen. In het geval van Vahik Abramian heeft de samenwerking met de Iraanse autoriteiten ertoe geleid dat de heer en mevrouw Abramian veilig naar Nederland hebben kunnen terugkeren. Dat heb ik «een stap in de goede richting» genoemd. De getoonde medewerking heeft mij bovendien doen besluiten om een deel van de unilaterale sancties die tegen Iran waren ingesteld, op te heffen. Ik heb tijdens mijn gesprek met minister Salehi in dit kader onderstreept dat het van belang is verdere stappen in de consulaire dialoog te zetten.
Welke boodschap heeft u in New York aan uw ambtsgenoot Salehi overgebracht met betrekking tot.:
Minister Salehi kent mijn ernstige zorgen over deze onderwerpen. Het korte gesprek in de wandelgangen van de AVVN heeft zich vrijwel uitsluitend beperkt tot consulaire aangelegenheden.
Hoe typeert u de relaties tussen Nederland en de Islamitische Republiek Iran?
Deze relaties worden gedomineerd door ernstige zorgen over het Iraanse nucleaire programma, de rol van Iran in de regio, de mensenrechtenschendingen in Iran en het welzijn van aldaar gedetineerde bipatride landgenoten.
Wilt u deze (deel)vragen vanwege de gewenste duidelijkheid ieder afzonderlijk beantwoorden en de Kamer uw antwoordbrief uiterlijk vrijdag 30 september doen toekomen?
Ja.
Nederlandse Iraniërs in detentie in Iran |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat in Iran 20 tot 30 Nederlandse Iraniërs in de gevangenis zitten, zoals een Nederlandse vrouw stelt?1 Is het waar dat een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken dit aantal tegenover haar heeft bevestigd? Indien dit niet waar is, wat is dan het aantal u bekende Nederlandse Iraniërs dat thans in de gevangenis in Iran verblijft?
Er bevinden zich voor zover bekend drie bipatride Nederlanders in detentie in Iran. Ik heb geen aanwijzingen dat er zich 20 tot 30 Nederlandse Iraniërs in detentie of anderszins in problemen bevinden. Dit aantal is nimmer genoemd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wat onderneemt u om de Iraanse autoriteiten te bewegen om melding te maken van gevallen van detentie van Nederlandse Iraniërs?
Bij elk vermoeden van detentie van een Nederlander in Iran, of deze nu bipatride is of niet, verzoekt Nederland de Iraanse autoriteiten om informatie. Zoals aan uw Kamer per brief is medegedeeld op 23 mei 2011, is een consulaire dialoog gestart met Iran om de juiste feitelijke informatie over, en toegang tot, gedetineerden in Iran te verkrijgen, en om hen consulaire bijstand te kunnen verlenen. Tijdens de eerste bijeenkomst in mei jl. was Iran voor het eerst bereid om informatie over bipatriden uit te wisselen. Beide zijden zijn overeen gekomen om een contactpersoon te benoemen om uitwisseling van informatie te bevorderen.
In mijn brief d.d. 30 september 2011 met kenmerk DAM-814/2011 heb ik uw Kamer verder geïnformeerd over de voortgang in deze dialoog.
In welke mate kunt u consulaire bijstand verlenen aan Nederlandse Iraniërs?
Iran erkent niet het recht van Nederland om consulaire bijstand te verlenen aan Nederlandse gedetineerden die tevens de Iraanse nationaliteit bezitten, hoewel daar door Nederland in alle gevallen om wordt verzocht. Waar rechtstreeks consulaire bijstand niet wordt toegestaan, wordt steeds gepoogd via derden contact te onderhouden. Verder onderhoudt Nederland hiervoor met Iran een consulaire dialoog.
Bent u bereid om in het belang van de veiligheid van de in een Amerikaans telegram genoemde Sahar Nahrvar haar volledig te blijven informeren over alle relevante ontwikkelingen? Indien neen, waarom niet?2
Ja. Mevrouw Nahrvar is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgenodigd om haar situatie te bespreken. De kwestie omtrent mevrouw Nahrvar is tevens onder de aandacht gebracht van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van Nederlandse burgers.
Bent u bereid contact op te nemen met familie van mevrouw Nahrvar in Iran? Indien neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer daarover, indien noodzakelijk vertrouwelijk, te informeren?
De veiligheid van de familie van mevrouw Nahrvar staat voorop bij zowel het bepalen als het in het openbaar bespreken van mogelijke stappen.
Het door ontwikkelingsorganisatie Cordaid ondersteunen van illegale vreemdelingen |
|
Johan Driessen (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ontwikkelingsorganisatie Cordaid een protestactie van illegalen ondersteunt?1
Ja.
Zo ja, deelt u de mening dat het bericht van Cordaid (waarin dit bekend wordt gemaakt) misleidend is, omdat bijvoorbeeld wordt gesproken over «vluchtelingen» (terwijl die status bij deze vreemdelingen juist niet is vastgesteld) en dat ook wordt gesproken over «gedwongen op straat leven» (terwijl deze mensen juist terug dienen te keren naar hun land van herkomst)?
Voorop staat dat de Nederlandse regering de standpunten geuit in deze demonstratie niet deelt. Feitelijk is het bericht van Cordaid dat vluchtelingen op straat worden gezet onjuist. Terecht wordt in de vraag het onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen en vreemdelingen die geen verblijf krijgen op grond van een vluchtelingenstatus.
Vluchtelingen krijgen bescherming en huisvesting van de Nederlandse overheid en worden dus juist niet op straat gezet. Vreemdelingen die geen verblijf hebben gekregen dienen Nederland te verlaten, bij voorkeur zelfstandig en als het moet gedwongen. De overheid helpt de vreemdeling daar waar mogelijk bij dit vertrek. Het is en blijft echter de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf om zijn vertrek ter hand te nemen. Daar waar de vreemdeling de eigen verantwoordelijkheid niet neemt kan de overheid de voorzieningen, dus ook de opvang, beëindigen. Als de vreemdeling tijdig terugkeert is dit echter niet aan de orde.
Hoe beoordeelt u het dat een met belastinggeld gesubsidieerde organisatie zich actief inzet om staand regeringsbeleid (dat er op gericht is dat mensen zonder verblijfsrecht niet in Nederland mogen zijn) te dwarsbomen?
CORDAID is een maatschappelijke organisatie met een eigenstandige rol in de Nederlandse samenleving. Deze rol kan zij spelen vanwege de steun van 370 000 burgers c.q. donateurs. Het is van groot belang dat maatschappelijke organisaties met een duidelijke achterban in dialoog blijven met de Nederlandse regering op allerlei beleidsthema’s. Een dergelijke open dialoog is namelijk onmisbaar voor een actieve dynamische en veerkrachtige samenleving. De ondersteuning die CORDAID verleent aan genoemde protestactie dient dan ook niet als dwarsbomen van het regeringsbeleid beschouwd te worden maar als een reactie vanuit het maatschappelijk middenveld op het regeringsbeleid.
Voor de uitvoering van specifieke programma’s gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden ontvangt CORDAID subsidie. Deze activiteiten mogen niet strijdig zijn met het Nederlands buitenlands beleid. Deze subsidies staan echter geheel los van de steun van CORDAID aan de protestactie.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat de voor Cordaid bestemde subsidie wordt ingetrokken daar het niet de bedoeling is dat de burger belasting betaalt voor het saboteren van democratisch tot stand gekomen regeringsbeleid? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet ziet geen reden de samenwerking met CORDAID te herzien. CORDAID is een gewaardeerde ontwikkelingsorganisatie die met behulp van subsidie mede uitvoering geeft aan het Nederlands beleid voor internationale samenwerking. In ontwikkelingslanden wordt met partners succesvol gewerkt aan het verbeteren van de levensomstandigheden van de armen.
Het bericht dat gemeente Amsterdam komt met een eigen pgb-regeling |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht waarin wethouder Eric van der Burg (VVD) aangeeft dat de gemeente Amsterdam zelf een Persoons Gebonden Budget (pgb)-regeling gaat opzetten?1
Ja.
Is een dergelijke gemeentelijke pgb-regeling vergelijkbaar met de huidige gemeentelijke pgb-afspraken? Zo nee, op welke punten zitten de verschillen?
Het voornemen van de gemeente Amsterdam betreft het mogelijk maken van een pgb voor begeleiding in de situatie dat deze taak vanuit de AWBZ, volgens plan vanaf 2013 voor nieuwe cliënten, onder verantwoordelijkheid van gemeenten wordt gebracht. Amsterdam bereidt zich op die situatie voor en wil de voordelen van pgb als zelfregie en keuzevrijheid zoveel mogelijk benutten. De gemeente wil tegelijkertijd het onbedoelde en oneigenlijke gebruik tegengaan.
Kan een gemeente ervoor zorgen dat alle inwoners die nu een pgb hebben hun budget kunnen behouden?
De gemeente Amsterdam maakt een pgb-regeling voor begeleiding en zal bij elke ondersteuningsvraag bezien of begeleiding nodig is vanaf 2013 en of zorg in natura of pgb daarbij het meest geschikt is gezien de ondersteuningsvraag. De gemeente kan dus niet op voorhand garanderen dat iedereen die nu een pgb heeft voor begeleiding, dat straks ook vanuit de gemeente zal krijgen.
De gemeente Amsterdam gaat geen pgb aanbieden voor de AWBZ-functies verzorging, verpleging en behandeling. Deze functies blijven onder de werking van de AWBZ vallen.
Bent u systeemverantwoordelijk voor een gemeentelijke pgb-regeling?
Het is mijn verantwoordelijkheid om de Wet maatschappelijke ondersteuning zo vorm te geven dat de met de wet beoogde doelen in de feitelijke uitvoering zo goed mogelijk gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent dat ik op het landelijke niveau aandacht besteed aan keuzes en randvoorwaarden. De decentralisatie van de begeleiding is voor mij aanleiding de huidige compensatieplicht te verbreden met de, met de begeleiding van cliënten beoogde resultaten. Het is vervolgens aan het lokale bestuur om binnen de kaders van de wet tot een lokaal beleid en lokale uitvoering te komen. Zoals u weet biedt de Wmo gemeenten bewust veel beleidsruimte, teneinde op basis van de lokale situatie, dicht bij de burger, tot een optimale afstemming van op participatie gerichte ondersteuningsvragen en ondersteuningmogelijkheden te komen. Met het oog op dat belang van lokaal maatwerk ben ik voornemens gemeenten niet langer te verplichten om cliënten naast een voorziening in natura ook de keuze voor een pgb te bieden.
De keuzes met betrekking tot de lokale invulling van beleid en de uitvoering daarvan is een zaak van de betreffende gemeente, die zich daarover verantwoordt aan de gemeenteraad. Het is aan de gemeenteraad een oordeel over het lokale beleid en de uitvoering daarvan te vormen.
Op welke manier is de gemeente Amsterdam van plan de eigen pgb-regeling te financieren?
Amsterdam is voornemens een pgb-regeling te maken voor de begeleiding in de Wmo vanaf 2013. Deze pgb-regeling komt naast het aanbod van zorg in natura voor begeleiding.
Financiering van zowel natura zorg als pgb’s zal geschieden uit het budget dat vanaf 2013 naar de gemeente zal worden overgeheveld in verband met de decentralisatie begeleiding.
Het opslaan van kernafval |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Medisch kerndossier in Rijnmond krijgt brede steun»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat een tiental zorgaanbieders zegt zich hard te zullen maken voor brede invoering van een medisch kerndossier?
Recent is er een convenant gesloten met 10 zorgpartijen in de regio Rijnmond om samen verder te werken aan de ontwikkeling van het medisch kerndossier. Op dit moment behelst het project medisch kerndossier een pilot van een kleine groep patiënten in het Erasmus MC. Ik zie dit als een initiatief om te komen tot standaardisatie van gegevensuitwisseling in de zorg. Nictiz is ook betrokken bij dit initiatief om lering te trekken uit de ervaring die worden opgedaan.
Hoe verhoudt dit initiatief zich tot de doorstart van het Elektronisch Patiëntendossier/Landelijke Schakel Punt (EPD/LSP)?
Het Zorgportaal wordt ontwikkeld door een consortium van samenwerkende partijen (Erasmus Medisch Centrum, St. Fransiscus Gasthuis, STAR MDC, Brink&, Leenecommunicatie, Intermax, Stichting RijnmondNet, Stichting Zorgimpuls, Erasmus Universiteit, instituut Beleid en Management Gezondheidszorg). Dit initiatief staat los van de doorstart van de landelijke infrastructuur waaraan door vijf koepelorganisaties wordt gewerkt.
Heeft het CBP dit medisch kerndossier getoetst ten aanzien van de privacy? Zo ja wat was zijn oordeel? Zo nee, waarom niet?
Het medisch kerndossier is niet getoetst door het CBP. Het is aan het CBP als toezichthouder om haar toezichtprogramma te bepalen.
Is dit medisch kerndossier afdoende beveiligd? Zo ja, waarop is dat gebaseerd?
Uit de informatie die ik heb ontvangen over het project medisch kerndossier valt af te leiden dat er in opzet aandacht is voor beveiliging. Het oordeel of dit in de praktijk afdoende is, is aan de toezichthouders IGZ en CBP.
Bent u ervan op de hoogte dat de patiënt kan inloggen op zijn medisch kerndossier door middel van DigiD? Wat is uw mening over die constructie, gezien de DigiNotar affaire en het falend toezicht op deze verstrekker van beveiligingscertificaten?
Logius (de beheerder van DigID) geeft aan dat op dit moment vervanging en testen zodanig gevorderd zijn dat DigiD weer veilig kan worden gebruikt door mensen die al een DigiD hebben. Ook is het volgens Logius nu ook weer helemaal veilig om een DigiD aan te vragen.
DigiD midden met SMS authenticatie, zoals gebruikt bij het medisch kerndossier, is thans het hoogst mogelijke vertrouwensniveau dat de rijksoverheid aanbiedt aan burgers.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg van 6 oktober a.s. over de doorstart van het EPD te beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
Het bericht dat Al Gore een lezing komt geven aan de Rijksuniversiteit van Groningen |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de lezing van Al Gore aan de Rijksuniversiteit van Groningen op 29 september 2011?1
Ja.
Bent u bekend met feit dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de belastingdienst, de gemeente Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen als sponsoren van de lezing optreden? Zo ja, kunt u de Nederlander uitleggen wat deze organisaties van doen hebben met het klimaatbeleid?
Bij navraag bij de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging (EBF) van de Rijksuniversiteit Groningen, de organisator van deze conferentie, blijkt dat er geen sprake is van sponsoring van de lezing door de Belastingdienst en het CBS. Er zijn alleen workshops georganiseerd op de tweede dag van de conferentie met als doel de Belastingdienst en het CBS als organisatie te presenteren. De workshops hadden geen enkele relatie met klimaat.
Bent u bekend met de titel van het congres: «Reboot, responsible leadership, responsible growth»2 Deelt u de mening dat Al Gore wel de laatste persoon is die «responsible leadership» toont door mensen angst aan te praten, door een voorstelling van zaken te geven alzou de wereld bijna vergaan als de mens niet snel zijn leefwijze aanpast?
Ja.
Ik ben bekend met deze titel. Ik deel uw mening over Al Gore niet. Het staat de universiteit en Al Gore vrij om dit onderwerp op hun eigen wijze te presenteren.
Hoeveel euro ontvangt deze klimaatzwetser voor zijn praatje aan de Rijksuniversiteit van Groningen en hoeveel van deze euro’s komen direct of indirect uit de staatskas?
De woorden die u hier gebruikt laat ik voor uw rekening. Navraag bij de Rijksuniversiteit Groningen leert dat de EBF het optreden van Al Gore heeft gefinancierd uit de eigen begroting, die volledig wordt gevuld met bijdragen van het bedrijfsleven.
Bent u bekend met de negen, door het High Court in Londen als leugen aangemerkte, stellingen uit de film «An Inconvient Truth» en bent u bekend met Al Gore’s energieverbruik in 2007 en 2009 dat tot twintig maal hoger was dan het Amerikaanse gemiddelde?3 4 5 Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de Nederlandse belastingbetaler moet meebetalen aan deze lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen, waardoor Nederlandse studenten een eenzijdig beeld krijgen van het klimaatdebat?
Ja, beide door u genoemde berichten zijn mij bekend. Voor het antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. De Rijksuniversiteit Groningen is zelf verantwoordelijk voor deze uitgaven.
Bent u bereid om het bedrag dat de belastingbetaler, via de sponsoren, meebetaalt aan deze lezing, in te houden op de jaarlijkse rijksbijdragen aan diezelfde sponsoren? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2.
Artikelen in het FD over belastingontwijking |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Coöperatie als fiscale vluchtroute», «Fiscale coöperatie schaadt imago», «Nederland fiscaal zeer in trek» en «Nederland in trek bij multinationals» uit het FD van 12 september jl. en van het artikel «Accountant roert zich te weinig in debat» uit het FD van 13 september jl.?
Ja.
Kunt u aangeven waarom voor coöperaties een vrijstelling van de dividendbelasting geldt?
De coöperatie is in beginsel niet inhoudingsplichtig op grond van de Wet op de dividendbelasting 1965. Winstuitkeringen door coöperaties kunnen wel in de heffing van de Nederlandse vennootschapsbelasting worden betrokken, ingeval sprake is van een aanmerkelijk belang in een coöperatie dat niet tot het ondernemingsvermogen behoort.
In het Belastingplan 2012 is voorgesteld om coöperaties in bepaalde situaties uitdrukkelijk inhoudingsplichtig te maken voor de dividendbelasting. Het gaat hier om een anti-misbruikmaatregel tegen gevallen waarin om fiscale redenen coöperaties zonder reële betekenis in een structuur worden tussen geschoven om belasting te ontgaan.
In de bovengenoemde artikelen wordt aangegeven, dat de Kamers van Koophandel in 2010 5 062 coöperaties telden. Bij de Kamer van Koophandel worden alle coöperaties ingeschreven. Het is mij echter niet bekend hoeveel coöperaties deel uitmaakten van een internationale structuur. De Belastingdienst registreert dit niet afzonderlijk. Er is bij deze coöperaties geen dividendbelasting geheven, omdat deze coöperaties niet binnen de reikwijdte van de dividendbelasting vallen. Zoals hiervoor is aangegeven zal in het geval er sprake is van een aanmerkelijk belang in een coöperatie dat niet tot het ondernemingsvermogen behoort, wel belastingplicht voor de vennootschapbelasting aanwezig zijn.
Klopt het dat volgens de belastingdienst wel dividendbelasting kan worden geheven indien een coöperatie deel blijkt uit te maken van een beleggingsstructuur en de belastingdienst gaat ervan uit «dat dat een klein aantal is»? Kunt u aangeven bij hoeveel van de genoemde 5062 coöperaties sprake is van een beleggingsstructuur? Kunt u verder aangeven in hoeveel van die gevallen dividendbelasting wordt geheven?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u de gesignaleerde trend wenselijk dat op de adressen van trustkantoren coöperaties met uitgesloten aansprakelijkheid worden ingeschreven? Zo niet, welke stappen bent u voornemens te nemen om deze groeiende praktijk te stoppen?
Leden van een coöperatie zijn vrij in de keuze van hun vestigingsplaats. Wel moeten de coöperatie en de leden voldoen aan hun fiscale verplichtingen en mogen de activiteiten niet in strijd zijn met wet- en regelgeving. Om toezicht op de naleving van de regels te bevorderen heeft Nederland met een groot aantal landen verdragen gesloten over de uitwisseling van inlichtingen.
Acht u het wenselijk dat leden van een coöperatie gevestigd zijn op fiscaal mild terrein of in belastingparadijzen als de Kaaiman- of Kanaaleilanden, Bermuda of Delaware?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat Nike door middel van een coöperatieconstructie in Nederland geen dividendbelasting betaalt?
Zoals bekend kan ik over individuele belastingplichtigen geen uitspraken doen. In meer algemene zin merk ik op dat bedrijven vrij zijn in hun keuze voor de (internationale) juridische bedrijfsstructuur. Overigens, merk ik ook in meer algemene zin op, dat op basis van de EU-moeder/dochterrichtlijn en de afgesloten belastingverdragen in de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van een BV veelal ook geen dividendbelasting wordt geheven.
Hoe beoordeelt u de signalering van oud-hoofd van de afdeling rulings van de belastingdienst, Wiecher Munting, dat sinds de periode 2005/2006 door de belastingdienst toestemming gegeven wordt om rulings af te geven voor coöperaties, omdat dat een positieve stimulans gaf aan de vestiging van buitenlandse kantoren?
Zoals bij meerdere (fiscale) wetsvoorstellen is aangegeven, acht het kabinet het van belang dat er in Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat heerst, ook voor (regionale) hoofdkantoren. De behandeling van dividenden, zowel de inkomende (deelnemingsvrijstelling), als de uitgaande (dividendbelasting), is daarbij een belangrijke factor. Ook het geven van zekerheid vooraf over de fiscale behandeling van de dividenden is van groot belang. Aangezien dividenduitkeringen door een coöperatie in beginsel niet onder de heffing van de dividendbelasting vallen is de Belastingdienst daarvoor zekerheid vooraf gaan geven. Er is geen bijzondere fiscale faciliteit voor financieringsmaatschappijen, maar wel kan het grote aantal belastingverdragen dat Nederland heeft gesloten het aantrekkelijk maken financiële dienstverleningslichamen in Nederland te vestigen.
Wat is uw mening over de constatering dat 80 van de 100 grootste bedrijven ter wereld in Nederland gevestigd zijn met financieringsfirma’s?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven wat de substance-eisen zijn voor bijzondere financiële instellingen (BFI’s)? Kunt u ook aangeven of de substance-eisen afdoende zijn om doorsluizing te voorkomen zonder dat sprake is van reële economische activiteiten? Indien dat niet het geval is, bent u bereid aanvullende eisen te stellen?
De Nederlandse Bank (hierna: DNB) definieert het begrip «bijzondere financiële instelling» (hierna: BFI’s) en bepaalt welke instellingen het betreft. Uit de gegevens van DNB blijkt dat de BFI’s voor het grootste deel houdstermaatschappijen en financieringsmaatschappijen zijn die deel uitmaken van multinationale concerns1.
Er is echter geen fiscale definitie van het begrip BFI. Onder die financieringsmaatschappijen kunnen ook zogenoemde dienstverleningslichamen vallen.
Dienstverleningslichamen zijn lichamen met financiële dienstverleningsactiviteiten binnen concernverband. Voor dienstverleningslichamen gelden ter verkrijging van zekerheid vooraf fiscale substance-eisen2. De substance-eisen zien op zaken waaruit blijkt dat het lichaam in Nederland gevestigd is en de administratie in Nederland wordt gevoerd, alsmede dat tenminste de helft van het bestuur in Nederland woont. Daarnaast worden meer materiële eisen gesteld, zoals de professionele kennis van de bestuursleden en het personeel en een passende kapitalisatie middels eigen vermogen. Zowel het eigen vermogen van het lichaam als het kennisniveau dienen aan te sluiten bij de functies en risico’s van de desbetreffende instelling.
Zoals ik in mijn brief van 3 november 20113 schreef, worden deze substance-eisen impliciet geëvalueerd aan de hand van reacties van verdragspartners en van ontwikkelingen rond (aanpassingen van) het commentaar bij het OESO Modelverdragen, waarop de meeste verdragen geënt zijn. Geen van beide wijzen erop dat Nederland met deze eisen tekort schiet in zijn verplichtingen tegenover zijn verdragspartners. Naar aanleiding van de bij de behandeling van het Belastingplan aangenomen motie nummer 62 (33003) zal ik op de achtergrond, de invulling, de naleving en de gevolgen van de substance eisen terugkomen.
Klopt de bewering van het oud-hoofd van de afdeling rulings van de belastingdienst, Wiecher Munting, dat het bedrag van € 1 miljard aan belastinginkomsten als gevolg van deze doorsluispraktijken achterhaald is en dat het gaat hooguit om enkele honderden miljoenen? Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Kunt u aangeven hoe het komt dat deze belastinginkomsten in Nederland dalen, terwijl de geldstroom door Nederland groter is geworden (van € 4400 miljard in 2003 tot € 10 005 miljard in 2010)?
Kunt u de gegevens uit 2007 (€ 1 miljard belastingopbrengsten en € 500 miljoen aan «toegevoegde waarde» voor de economie») actualiseren en per jaar sinds 2007 aangeven hoeveel belasting over deze geldstroom wordt afgedragen en op welke gronden?
Zoals uit mijn antwoorden op de kamervragen van de heer Groot (PvdA) van 11 oktober 2011 blijkt, is het bedrag van € 1,5 miljard een inschatting van DNB enCBS van de toegevoegde waarde voor Nederland. DNB is op dit moment bezig met het opzetten van een waarneming van de toegevoegde waarde van BFI’s – inclusief belastingen – op basis van directe rapportages van de jaren 2009 en 2010. DNB verwacht de cijfers van deze nieuwe waarneming in de loop van 2012 te kunnen publiceren.
Overigens merk ik op, net als in mijn brief van 3 november 2011, dat de toegevoegde waarde van deze sector niet te eng beoordeeld moet worden. Het is ook van belang te beseffen dat veel buitenlandse bedrijven die nu van grote betekenis zijn voor de Nederlandse economie, met een veel kleinere aanwezigheid, bijvoorbeeld met slechts een financieringsmaatschappij, begonnen zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat 36% van de hoogleraren op de (sub)afdelingen accountancy van de universiteiten partner is bij een van de grote 4 accountancykantoren (Deloitte, Ernst&Young, PwC en KPMG)?
Zie antwoord vraag 11.
Acht u de beroepscode (accountants doen geen uitspraken over elkaar, zonder elkaar te hebben gehoord) en het feit dat een accountant niet vrij kan spreken over zijn eigen klanten, in lijn met de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU, die stelt dat een hoogleraar behalve zorgvuldig, betrouwbaar en controleerbaar ook onpartijdig en onafhankelijk moet zijn?
Bent u bereid te onderzoeken of een einde aan deze praktijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door te kijken naar de Verenigde Staten en Duitsland, waar deze dubbelfuncties niet bestaan?
Zoals door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reeds eerder is aangegeven in antwoord 3 op Kamervragen4 van de kamerleden Jadnanansing en Plasterk (beiden PvdA) over dit onderwerp is het voor een goede wisselwerking tussen theorie en praktijk van belang dat hoogleraren hun functie aan een universiteit kunnen combineren met een functie in een bedrijf of in een maatschappelijke organisatie. Dat geldt niet alleen voor de accountancy, maar bijvoorbeeld ook voor de rechtspraak.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg over de fiscale agenda dat is gepland op 10 oktober 2011?
Ja. Het toepassen van hoor en wederhoor is een belangrijk grondbeginsel. Ik zie dus niet in waarom dit bij accountants een probleem zou opleveren. Daarnaast geeft de VSNU in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening onder artikel IV Onpartijdigheid & artikel V Onafhankelijkheid aan hoe hoogleraren met een nevenfunctie moeten handelen om hun onpartijdige en onafhankelijke positie als hoogleraar te waarborgen. Ik verwijs in dit verband ook naar het antwoord 2 van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op Kamervragen4 van de hiervoor genoemde kamerleden.
De zorgverzekering op de BES-eilanden |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de notitie «Een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningsniveau»?1
Ja.
Klopt het dat de particuliere zorgverzekeraars op de BES-eilanden per brief werden gesommeerd alle particuliere verzekeringen eenzijdig op te zeggen? Klopt het tevens dat de cliënten hiervan niet op de hoogte zijn gesteld? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de gangbare juridische procedures? Zo nee, op welke wijze is dit gebeurd?
De verzekeraars zijn niet door mij of door het Zorgverzekeringskantoor gesommeerd de particuliere verzekeringen op te zeggen. Ik heb per brief de Nederlandse Antilliaanse Vereniging van Verzekeraars wel in kennis gesteld van het overgangrecht dat in het kader van het Besluit zorgverzekering BES is getroffen. De vereniging is er blijkbaar zelf van uitgegaan dat de particuliere ziektekostenverzekeringsovereenkomsten automatisch zouden komen te vervallen door de invoering van de zorgverzekering BES.
Per brief heb ik uitgelegd dat de in het Besluit zorgverzekering BES getroffen overgangsregeling (artikel1 inhoudt, dat particuliere ziektekostenverzekeringen naar Antilliaans of Nederlands recht, uitsluitend vervallen voor zover de dekking overeenkomt met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. Verzekeringen met een ruimere dekking kunnen dus in stand blijven voor dat ruimere deel. Wel is aangegeven dat het de particuliere verzekeraars vrij staat met inachtneming van de polisvoorwaarden en het civiele recht, verzekeringsovereenkomsten te beëindigen. De redelijkheid en billijkheid van een dergelijke opzegging staat ter beoordeling aan de rechter.
Particuliere verzekeraars en inwoners zijn bij communicatie- en voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe zorgverzekering geïnformeerd over wat de nieuwe zorgverzekering betekent voor de toen bestaande particuliere polissen. Ook heb ik in mijn eerder genoemde brief het vertrouwen uitgesproken dat de voorzitter van de Vereniging van Verzekeraars het overgangsrecht onder de aandacht van de bij die vereniging aangesloten leden zou brengen.
Klopt het dat de nieuwe zorgverzekering in bepaalde gevallen onvoordelig uitvalt voor verzekerden in verhouding tot de zorg die zij eerder kregen via de particuliere zorgverzekeraar? Zo ja, deelt de u de conclusie dat hiermee de rechten van deze verzekerden zijn geschonden? Zo nee, waarom niet? Klopt het tevens dat het voor verzekerden niet mogelijk is zich aanvullend te verzekeren? Zo ja, op welke manier kunnen verzekerden zich van hetzelfde niveau van zorg verzekeren als vóór 1 januari 2011?
Het is inderdaad mogelijk dat voor 1-1-2011 sommige particulier verzekerden op enkele punten ruimer verzekerd waren dan de aanspraken die in de nieuwe BES zorgverzekering zijn opgenomen. De rechten van deze verzekerden zijn daardoor echter niet geschonden. Hun particuliere polissen zijn alleen van rechtswege komen te vervallen voor zover de dekking overeenkomt of overeenkwam met de dekking van het Besluit zorgverzekering BES. De eventuele ruimere dekking blijft in beginsel in stand. Het is dus toegestaan om zich aanvullend te verzekeren.
Zoals bij vraag twee is toegelicht is het in stand blijven of het aanbieden van een aanvullende polis aan de verzekeraars en de verzekerden. De particuliere verzekeraars op de Antillen is gevraagd of zij aanvullende verzekeringen konden en wilden aanbieden. De verzekeraars waren op dat moment (najaar 2010) niet commercieel geïnteresseerd een aanvullende verzekering aan te bieden. Dat gegeven heeft ertoe geleid dat ik, deels in de vorm van overgangsrecht, meer aanspraken in het ziektekostenverzekeringspakket voor de BES-eilanden heb opgenomen dan in het Nederlandse basispakket van de Zorgverzekeringswet is voorzien.
Klopt het dat de ID-kaart, welke tevens fungeert als verzekeringskaart, niet altijd in het buitenland, bij medische uitzendingen, als zodanig wordt erkend? Zo ja, blijven verzekerden in dergelijke gevallen van medische zorg verstoken? Zo nee, op welke wijze is de zorgverlening in deze gevallen geregeld?
Het klopt dat de ID-kaart of sedula alleen functioneert als grensdocument en verzekeringsbewijs op de BES eilanden en Sint Maarten, Curaçao en Aruba. Het is echter niet zo dat ingezetenen met alleen een sedula (het identiteitsbewijs) hierdoor van medische zorg verstoken blijven.
Voor de specialistische verwijzingen zijn door het Zorgverzekeringskantoor (de uitvoerder van de zorgverzekering in Caribisch Nederland) contracten aangegaan met de ziekenhuizen op Curaçao en Aruba. Voor Saba en Sint Eustatius zijn contracten voor specialistische zorg aangegaan met het ziekenhuis van Sint Maarten en met enkele specialisten in het Franse deel Saint Martin. Deze eilanden zijn allen bereisbaar met alleen een sedula.
Voor verwijzingen voor topklinische en academische zorg die de gecontracteerde centra overstijgen, worden momenteel contracten aangegaan met het academisch ziekenhuis op het Franse eiland Guadeloupe. Om deze samenwerking praktisch mogelijk te maken, zijn tevens overeenkomsten voorbereid tussen Frankrijk en Nederland betreffende immigratie- en bestuurlijke zorgaspecten. Minister Donner heeft bij een recent bezoek aan Parijs afspraken gemaakt met de Franse minister van binnenlandse zaken over de samenwerking met Guadeloupe.
Hierin is ook geregeld dat de sedula in spoedgevallen als geldig reisdocument wordt erkend voor toelating tot Guadeloupe en het ziekenhuis aldaar.
Er wordt in aanloop naar deze overeenkomsten echter al veelvuldig van de voorzieningen op Guadeloupe gebruik gemaakt. Daarnaast is voor de inwoners van Bonaire dergelijk zwaardere medisch specialistische zorg aangetrokken in Colombia.
Voor een ieder is derhalve toegankelijkheid tot zorgvoorzieningen gegarandeerd.
Het bericht ‘NG hackt telefoons van klanten’ |
|
André Elissen (PVV), Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «ING hackt telefoons van klanten»1 en «Wie liegt er? ING of T-Mobile»?2
Ja.
Hoe oordeelt u over het gegeven dat beide bedrijven ontkennen gegevens uit te wisselen, maar het er alle schijn van heeft dat dit wel gebeurd?
Uit publieke statements van T-Mobile en ING blijkt dat ING en de Nederlandse telecomaanbieders onderling afspraken hebben gemaakt. Deze zien erop dat indien een klant met behoud van hetzelfde mobiele nummer van simkaart wisselt, het mobiele nummer en het tijdstip van de simwissel worden verstrekt aan ING. Door deze afspraken kan identiteitsfraude via mobiele telefoons worden voorkomen. Of deze gegevensuitwisseling geoorloofd is, is niet aan mij, maar aan het College bescherming persoonsgegevens.
Deelt u de mening dat de conclusies van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) onderzoek wel erg snel richting een «niets aan de hand» scenario gingen? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft mij gemeld dat de OPTA naar zijn weten geen onderzoek heeft gedaan naar de door GeenStijl beschreven praktijk. De OPTA is overigens belast met het toezicht op de Telecommunicatiewet. In de onderhavige casus, waar kennelijk een verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt met het doel simwissels te identificeren en zodoende de betreffende gebruikers tegen fraude te beschermen, is met name de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Het toezicht op de naleving van deze wet wordt uitgevoerd door het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Of het CBP onderzoek doet of gaat doen naar de onderhavige praktijk is mij niet bekend, aangezien het CBP een onafhankelijke toezichthouder is die geen mededelingen doet over lopende of voorgenomen onderzoeken.
Vindt u ook dat er eens zeer kritisch gekeken moet worden naar de rol van de OPTA hierin? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke voorvallen zijn er nog meer bij u bekend waarbij bedrijven onderling consumentengegevens uitwisselen? Welke actie is of gaat u hierop ondernemen?
Ik heb geen (totaal)overzicht van de uitwisseling van consumentgegevens door bedrijven. Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Conform de WBP dient de betrokkene (vooraf) te worden geïnformeerd over (het doel van) de verwerking van diens persoonsgegevens (artikel 33 en 34). Bovendien dient dergelijke verwerking niet onverenigbaar te zijn met het doel waarvoor de persoonsgegevens zijn verkregen.
Het bericht “De uitvaart wordt duur betaald” |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De uitvaart wordt duur betaald»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat verzekeraars hun (potentiële) klanten voorhouden dat een gemiddelde uitvaart € 9000 kost en in de komende 20 jaar kan oplopen naar € 40 000 terwijl blijkt dat de kosten van een uitvaart gemiddeld zo rond de € 6500 liggen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u in mijn brief van 23 september jl. geïnformeerd over mijn plannen met betrekking tot uitvaartverzekeringen. Daarbij heb ik de informatie die de AFM deelt op basis van haar voorlopige bevindingen meegestuurd. Ik heb in die brief aangegeven dat als de voorlopige bevindingen van de AFM in het definitieve rapport worden bevestigd, ik geen aanleiding zie om uitvaartverzekeringen uit te zonderen van het provisieverbod. Op basis van het definitieve rapport zal ik bezien of en zo ja, welke stappen eventueel verder nodig zijn.
Vindt u dat binnen de uitvaartverzekeringsbranche een halt toegeroepen moet worden aan provisies, omdat het nu onduidelijk is hoe tussenpersonen beloond worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van het Autoriteit Financiële Markten(AFM) rapport dat aantoont dat er binnen de uitvaartverzekeringsbranche zaken moeten veranderen? Zo ja, hebt u de bereidheid om samen met de branche tot een gedragscode te komen en de Kamer hierover te berichten?
Zie antwoord vraag 2.