Het gebruik van chemicaliën bij gaswinning in de omgeving van Wijk en Aalburg en Brakel |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis kunnen nemen van de berichten «Gaswinning verhult chemische risico’s»1 en «Dubieus Dubai aan de Afgedamde Maas»?2
Ja.
Klopt het dat er in 2008 voor de gaswinning bij Wijk en Aalburg en Brakel twaalf, deels giftige chemicaliën zijn gebruikt? Welke absolute hoeveelheden van deze chemicaliën zijn er gebruikt en in welke precieze combinaties en onderlinge verhoudingen? Waren deze chemicaliën geregistreerd voor deze toepassing (hydraulic fracturing) bij het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA)?
Bij het uitvoeren van fracbehandelingen in de boorputten Brakel-1 en Wijk en Aalburg-1 (voorheen ook wel Andel-6 genoemd) is een vloeistof gebruikt die voor ruim 97% (gewichtsfractie) bestaat uit water en korreltjes (proppant) en voor 2 à 3 % uit toevoegingen (additieven). Dat zijn stoffen die een speciale functie hebben, zoals het verminderen van de wrijving, het tijdelijk verdikken van het water (voor het meevoeren van de korreltjes) en het voorkomen van de groei van bacteriën. De additieven en de korreltjes tellen bij elkaar op tot twaalf onderscheiden chemicaliën. De naam van de gebruikte stoffen wordt vermeld in de bijlagen die aan deze antwoorden zijn toegevoegd. In de bijlagen worden tevens de absolute hoeveelheden opgesomd.3 Ten tijde van de toepassing van deze stoffen had er nog geen registratie plaatsgevonden bij ECHA, omdat de registratieplicht op grond van de REACH-verordening nog niet gold ten aanzien van deze stoffen. Voor een deel van de stoffen geldt de registratieplicht overigens nog steeds niet. De stoffen die zijn toegepast om de groei van bacteriën te voorkomen (biociden) zijn aangemeld bij een ander orgaan, namelijk het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Deze stoffen zijn daarmee uitgezonderd van de registratieplicht onder REACH.
Was u op de hoogte van het gebruik van de twaalf giftige chemicaliën? Heeft u toestemming gegeven voor het gebruik ervan? Zo ja, op basis van welke onderzoeken achtte u de risico’s voor volksgezondheid en milieu acceptabel? Zo nee, wie heeft besloten over het gebruik van deze chemicaliën?
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), de toezichthouder op de delfstofwinning, was op de hoogte van het gebruik van chemicaliën op basis van het door de uitvoerder, Northern Petroleum Nederland B.V. (NPN), ingediende werkprogramma op basis van de Mijnbouwwetgeving. Uit het werkprogramma bleek dat de fracbehandeling op de gebruikelijke wijze zou worden uitgevoerd, wat betekent dat NPN op basis van de op dat moment geldende veiligheidsinformatiebladen alle maatregelen had getroffen om de risico’s voor de mens (Arbo-wetgeving) en het milieu (Milieuwetgeving) te beheren en beheersen. SodM zag dan ook geen reden om de activiteit te verbieden. Over de wijze waarop de risico’s van het gebruik van chemicaliën worden beoordeeld, verwijs ik naar de antwoorden die ik heb gegeven op eerdere vragen over dit onderwerp4.
Kunt u aangeven waarom u aanvankelijk niet bekend wilde maken in welke samenstelling de chemicaliën zijn gebruikt en later alsnog besloot dat wel te doen? Welke argumenten hebben u overtuigd om de gevraagde informatie alsnog openbaar te maken?
In juni 2011 is met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gevraagd naar de chemicaliën die gebruikt zijn bij het fraccen van de Brakel-1 en de Wijk & Aalburg-1 boorputten. Om de mate van bedrijfsvertrouwelijkheid te beoordelen van de documenten over deze chemicaliën heb ik de zienswijze gevraagd van NPN. Uit deze zienswijze kwam naar voren dat een deel van de gevraagde informatie, onder andere over de precieze samenstelling van het gebruikte mengsel, vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld. Mede gelet hierop heb ik besloten deze informatie niet te verstrekken. Naderhand heeft NPN mij bericht dat de toeleverancier van de chemicaliën de informatie over de samenstelling van het mengsel niet langer beschouwd als informatie die vertrouwelijk aan de overheid overlegd is. Aangezien artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob alleen van toepassing is als het informatie betreft die vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld, was deze weigeringsgrond niet langer relevant.
Overigens heeft NPN mij recentelijk aanvullende informatie toegezonden met nog meer details over de componenten van de toegepast vloeistoffen, het zogenoemde «disclosure report». Ik heb besloten die aanvullende informatie te publiceren op de website van het Nederlandse Olie- en Gas Portaal (www.nlog.nl), de website waarop alle openbare informatie over de boorputten in Nederland gepubliceerd wordt.
Klopt het dat de biociden CMI en MI bij het fraccen in Brakel en Wijk en Aalburg zijn gebruikt? Zo ja, waarom heeft u deze stoffen in uw brief van 12 december 20113 niet toegevoegd aan de NOGEPA-lijst van chemicaliën, die volgens u in Nederland gebruikt worden voor fracking? Was u ervan op de hoogte dat Northern Petroleum Nederland (NPN) deze chemicaliën gebruikte? Zo ja, op grond van welke onderzoeken achtte u de risico’s voor milieu en volksgezondheid acceptabel? Zijn er bij fracking of bij andere onshore boringen door NPN of door andere bedrijven nog meer chemicaliën gebruikt die u niet in uw brief vermeld heeft en zijn deze chemicaliën voor dit gebruik geregistreerd bij ECHA?
Het is juist dat de biociden CMI en MI bij het fraccen in de boorputten Brakel en Wijk & Aalburg zijn gebruikt, overigens in een uiterst geringe hoeveelheid: 0,00023% (gewichtsprocent) van de gebruikte vloeistof. Door een omissie van de leverancier is het product M275 niet op de NOGEPA-lijst vermeld. Behalve CMI en MI bevat M275 tevens de stof magnesiumnitraat. Ook deze stof ontbrak op de lijst. Deze vergissing is inmiddels hersteld en NOGEPA heeft de lijst aangepast en gepubliceerd op haar website. Ik heb NOGEPA verzocht om nogmaals na te gaan of de lijst nu wel compleet is en anders alsnog compleet te maken.
SodM was op de hoogte van het gebruik van chemicaliën op basis van het door NPN ingediende werkprogramma. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 3.
Hoe vindt de verwerking van de bij deze boringen ontstane afvalstromen plaats? Worden de afvalstromen gemonitord? Zo ja, kunnen de rapportages over eventueel aangetroffen verontreiniging openbaar gemaakt worden?
De vloeistoffen die na een fracbehandeling worden teruggeproduceerd, moeten worden afgevoerd naar een erkende verwerker, zoals voorgeschreven in de daarvoor geldende procedures. In het geval van Brakel en van Wijk & Aalburg is dat gebeurd. De afgevoerde hoeveelheden afvalstoffen zijn gemonitord. Bij de afvoer van de stoffen zijn – voor zover mij bekend – geen verontreinigingen opgetreden. Er is geen melding over verontreiniging van de puttenlocaties gerapporteerd aan SodM.
Deelt u de mening dat de veiligheid voor mens en milieu voorop zou moeten staan bij conventionele en eventuele onconventionele gaswinning en dat dit zwaarder zou moeten wegen dan bedrijfseconomische belangen?
Ja. Bij gaswinning, of dat nu conventioneel of onconventioneel plaatsvindt, moeten de producenten zich houden aan de vigerende wet- en regelgeving, waarin veiligheid voor mens en milieu centraal staat.
Deelt u de mening dat experts en maatschappelijke organisaties standaard inzicht zouden moeten hebben in het gebruik van chemicaliën bij gaswinning, zodat zij een gedegen analyse kunnen (laten) maken van de risico’s en zodat omwonenden indien nodig voorzorgsmaatregelen kunnen treffen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat alle relevante informatie over het gebruik van chemicaliën voortaan standaard openbaar gemaakt wordt? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de verplichtingen die voortvloeien uit het Aarhus Verdrag en uit EU-richtlijn 2003/4/EG inzake openbaarheid van milieu-informatie?
Ik sta positief tegenover een grotere mate van transparantie over het gebruik van chemicaliën bij fracbehandelingen. Ik maak hierbij de kanttekening, dat het vooral van belang dat er een toezichthouder is (SodM) die al in het voortraject, dus voor dat de fracbehandeling plaatsvindt, verifieert of de te gebruiken stoffen voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving.
Ik zal in overleg treden met NOGEPA, de brancheorganisatie van de olie- en gasproducenten en de leveranciers van mijnbouwhulpstoffen om een effectieve wijze van ontsluiting van informatie over chemicaliën die bij fraccing worden gebruikt te ontwikkelen. Ik denk hierbij aan een «hydraulic fracture chemical registry» vergelijkbaar met de Amerikaanse FracFocus website (http://fracfocus.org/).
Hoe heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) toezicht gehouden op boringen bij Brakel en Wijk en Aalburg? Klopt het dat SodM geen controle ter plaatse heeft uitgevoerd tijdens het fraccen? Heeft er na afloop van de boringen monitoring van verontreiniging in de bodem en het grondwater plaatsgevonden? Hebben SodM en/of andere toezichthoudende instanties het gebruik van de twaalf chemicaliën door NPN getoetst aan vigerende wet- en relgeving?
SodM voert inspecties uit op basis van risico’s. Hoe groter het risico van een bepaalde activiteit, hoe intensiever het toezicht. Inmiddels zijn er bij (conventionele) gaswinning ruim 200 fracbehandelingen uitgevoerd. Geen van deze behandelingen heeft geleid tot een milieu-incident. Op basis van de opgedane kennis en ervaring (ook elders in de wereld) is SodM van mening dat de risico’s voor volksgezondheid en milieu bij fraccen beperkt zijn, mits de fracbehandelingen op een verantwoorde manier worden uitgevoerd. Fracbehandelingen voor de winning van schaliegas hebben tot nu toe in Nederland niet plaatsgevonden. Mochten dergelijke behandelingen in de toekomst wel worden uitgevoerd, dan zal SodM daar vanzelfsprekend extra aandacht aan besteden.
SodM heeft het verloop van het boorproces van de boringen Brakel-1 en Andel-6 (huidige naam Wijk & Aalburg-1) destijds van dag tot dag gevolgd aan de hand van rapporten die de uitvoerder van de boringen dagelijks bij SodM indiende. De analyse van deze rapporten gaf geen aanleiding tot een inspectie ter plaatse. Noch bij het boren, noch bij het fraccen. Deze gang van zaken is niet abnormaal. Het is niet effectief om bij elke diepboring of bij elke fracbehandeling voltijds een inspecteur te stationeren.
Op alle mijnbouwwerken op land worden – op grond van de omgevingsvergunning – periodiek (jaarlijks) grondwatermonsters genomen en geanalyseerd. Bij Wijk & Aalburg en bij Brakel zijn daarbij geen verontreinigingen geconstateerd. Dat is conform verwachting omdat alleen bij incidenten de bodem verontreinigd zou kunnen raken en er geen incidenten zijn gemeld.
Ten aanzien van de toetsing van chemicaliën verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Over de wijze van inspecteren door SodM wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd door toezending van het jaarverslag. Daarnaast is als uitvloeisel van de «Kaderstellende visie op toezicht» (Handelingen II 2005/06, 27 831, nr. 15) het SodM-document «Strategie en Programma 2007–2011» aangeboden aan de Kamer (Handelingen II 2006/07, 22 831, nr. 22). Hierin wordt de systematiek van selectief toezicht en risicoanalyse ten aanzien van mijnbouwlocaties uitvoerig behandeld. SodM beziet om de vijf jaar of haar strategie nog toereikend is en maakt dan een nieuw strategiedocument. Inmiddels nadert het nieuwe document («Strategie en Programma 2012–2016») haar voltooiing. Het zal binnen enkele maanden aan uw Kamer worden aangeboden. Het toezicht op basis van risico’s zal daarin niet worden gewijzigd.
Is er een registratie bijgehouden van de hoeveelheden chemicaliën die na de boringen in de grond achtergebleven zijn? Zo niet, bent u van mening dat een dergelijke registratie uit het oogpunt van milieu en volksgezondheid wenselijk zou zijn, en bent u bereid dit verplicht te stellen?
In het antwoord op vraag 5 heb ik uiteengezet, dat de afgevoerde hoeveelheden worden geregistreerd. Daaruit kan bij benadering worden afgeleid welke hoeveelheid in het reservoirgesteente is achtergebleven. In de loop van de productiefase wordt -in een tijdsbestek van meerdere jaren- hiervan nog een deel alsnog geproduceerd. Het is niet doenlijk dit continu te registreren en telkens de schatting van achtergebleven hoeveelheden bij te stellen, omdat er bij terugproduceren vermenging is met de productie van water dat van nature in het reservoir aanwezig is. Zoals ik eerder heb aangegeven6 is de kans dat grondwater verontreinigd raakt door de gebruikte chemicaliën zeer gering. Dit wordt mede gewaarborgd door de eisen die aan de putintegriteit worden gesteld. Ook liggen de reservoirs ver onder het grondwaterniveau. Ik zie dan ook geen aanleiding om het bijhouden van schattingen van achtergebleven hoeveelheden verplicht te stellen.
Hoe heeft toetsing van deze chemicaliën aan de REACH-richtlijn plaatsgevonden en wat was de uitkomst daarvan? Heeft er communicatie plaatsgevonden tussen SodM en ECHA over de door NPN gebruikte chemicaliën? Zo ja, wat was de inhoud van die communicatie?
Ten tijde van het fracbehandelingen in 2008 in de boorputten Brakel-1 en Wijk & Aalburg-1 was er nog geen sprake van een verplichting tot registratie, zie het antwoord op vraag 2. Biociden zijn uitgesloten van registratie bij ECHA, maar moeten voldoen aan de regels die gesteld worden door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Zijn er door NPN bij SodM chemicaliën aangemeld voor fracwerkzaamheden, die toetsing aan de REACH-richtlijn en toepasselijke Nederlandse wetgeving niet doorstaan hebben? Zo ja, welke chemicaliën waren dat en door welke stoffen zijn deze vervangen bij de daadwerkelijke boringen?
Zie de antwoorden op vragen 2 en 11.
Herkent u het beeld zoals dat geschetst wordt in het artikel «Dubieus Dubai aan de Afgedamde Maas»4? Zo nee, wat klopt er volgens u niet in het geschetste verhaal? Zo ja, wat gaat u doen om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen? Bent u bijvoorbeeld voornemens om in de toekomst voorafgaand aan eventuele fracwerkzaamheden te verifiëren of alle benodigde vergunningen verleend en actueel zijn, of er voldoende en adequaat overleg plaatsvindt tussen NPN, SodM, de milieudiensten, verschillende gemeenten en veiligheidsregio's en andere stakeholders over de aard van de werkzaamheden, het gebruik van chemicaliën en het calamiteitenplan?
Ik herken het beeld dat geschetst wordt niet. In mijn antwoord op vraag 9 heb ik toegelicht hoe SodM toeziet op de uitvoering van fracbehandelingen. Het extra onafhankelijk onderzoek naar de mogelijke risico’s en gevolgen van de opsporing en winning van schalie- en steenkoolgas, dat ik heb aangekondigd, zal ook de techniek van het fraccen onder de loep nemen. Indien dit onderzoek daar aanleiding toe geeft, zal SodM die wijze van toezicht aanpassen. Vooralsnog geven de ervaringen met de ruim 200 fracs, die in Nederland zijn uitgevoerd, geen aanleiding om de huidige wijze van toezicht te veranderen.
Hoe oordeelt u over het voornemen van NPN om in 2012 een tweede winningsput bij Geesbrug te openen en in mogelijke sidetracks bij Wijk en Aalburg en Brakel te boren, waarbij mogelijkerwijs wederom schadelijke chemicaliën gebruikt zullen worden?5 Heeft u NPN conform uw eerdere toezegging6 gesommeerd alle (proef)boringen op te schorten en geen onomkeerbare stappen te zetten totdat duidelijk is wat de risico’s voor mens en milieu zijn? Zo nee, gaat u dat alsnog doen?
De toezegging, die ik heb gedaan, is dat er geen proefboringen naar schalie- of steenkoolgas geplaatst zullen worden, alvorens de resultaten van het extra onafhankelijke onderzoek bekend zijn. Aan deze toezegging zal ik mij houden. Het gas in de voorkomens Geesbrug, Wijk & Aalburg en Brakel bevindt zich echter in zandsteenlagen, niet in schalies of steenkoollagen. Zij vallen dan ook buiten mijn toezegging. De boringen die geplaatst worden in gashoudende zandsteenlagen, zijn vergelijkbaar met de boringen die produceren uit bijvoorbeeld de zandsteenlagen van het Groningen gasveld.
Dat de toe te passen technieken in conventionele gas- en olievelden veilig kunnen worden toegepast, blijkt uit de ongevals- en milieustatistieken die de olie- en gasindustrie heeft opgebouwd. Ik verwijs hierbij naar de jaarverslagen van SodM.
Het belang van het kunnen blijven ontwikkelen van conventionele gasvoorkomens is groot voor de gasvoorzieningszekerheid en de economie van ons land. Daar hoort het plaatsen van extra boringen bij.
De veiligheid van en controle op geneesmiddelen |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw opvatting over de ontwikkeling dat steeds meer geneesmiddelen in goedkope (ontwikkelings)landen worden geproduceerd? Vindt u dit een wenselijke ontwikkeling met het oog op het toezicht op zowel de deugdelijkheid van het product als de sociale omstandigheden waaronder het is geproduceerd?
Ik constateer eveneens de trend dat steeds meer geneesmiddelen worden geproduceerd in de niet-westerse wereld. Hierbij geldt in algemene zin dat door steeds complexer wordende handelsstromen het een toenemende opgave is om hier nog een strak en sluitend toezicht op te voeren. We zetten ons daar niettemin langs vele wegen voor in.
Ook bij de productie in derde landen buiten de Europese Unie kan er soms sprake zijn van incidenten. Om die reden hebben we in Nederland en de EU een hele keten voor het toezicht op de veiligheid geregeld, om ondeugdelijk gefabriceerde geneesmiddelen te kunnen weren. Daarnaast worden er door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Europese inspectiediensten ook zogenaamde on-site inspecties afgelegd in derde landen buiten de EU. Indien de productiefaciliteit aan alle vereisten voldoet, wordt een GMP-certificaat afgegeven (Good Manufacturing Practice). Dit systeem, samen met het snel reageren op incidenten en interventie als dat nodig is, waarborgt in beginsel de kwaliteit van de geneesmiddelen. Over het toezicht op de sociale en arbeidsomstandigheden ter plaatse kan ik geen uitspraak doen, aangezien dit niet onder mijn verantwoordelijkheid valt.
Wat is in dit licht uw reactie op de recente casus met vervuilde maagzuurremmers van de Indiase fabrikant Ranbaxy?1
Klachten vanuit Nederland over Omeprazol tabletten met een onaangename geur zijn op verzoek van Ranbaxy Ierland uitgebreid onderzocht door Ranbaxy India. De oorzaak van de geur is geïdentificeerd als een geringe en onschadelijke hoeveelheid oplosmiddel dat aan de aluminiumfolie van de verpakking is achtergebleven. Het rapport van het onderzoek is door de IGZ bekeken. Ranbaxy Ierland heeft een paar dagen na het contact met de IGZ actie ondernomen door de desbetreffende charges van de markt te halen.
Ranbaxy India staat onder toezicht van de Europese inspectiediensten. Concreet zijn de Roemeense en de Ierse inspectie recent in de fabriek in Paonta Sahib (India) geweest en hebben geconstateerd dat de bereiding van geneesmiddelen aan de Europese GMP-normen voldoet.
Bent u zich ervan bewust dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) waarschuwt dat de moeilijkheid van toezicht op geneesmiddelen of grondstoffen uit lagelonenlanden een risico vormt voor de volksgezondheid? Welke consequenties verbindt u hieraan?2
In de door mij aan uw Kamer verzonden brief d.d. 22 juli 2011 betreffende de veiligheid van grondstoffen voor geneesmiddelen, heb ik uiteengezet hoe in Europa de kwaliteitsborging is geregeld van geneesmiddelen (de eindproducten) én van de actieve grondstoffen.
De mondialisering van de geneesmiddelenproductieketen trekt, zoals de IGZ eerder heeft aangegeven, een wissel op de robuustheid van de inspectiesystemen. Het systeem van toezicht moet steeds meer wereldwijd plaatsvinden, en dat maakt dat het zicht op en de risico’s in de productieketen minder systematisch in beeld zouden kunnen zijn. Om die reden werken inspectiediensten in toenemende mate samen om de veiligheid zo goed mogelijk te borgen en schade aan de volksgezondheid te voorkomen. Zie de brief d.d. 22 juli 2011.
De IGZ heeft inmiddels met de toezichthouder in China (de State Food and Drug Administration) een Memorandum of Understanding (MoU) ontwikkeld dat binnenkort door beide partijen wordt ondertekend. Dit MoU is vooral bedoeld om aanspreekpunten te waarborgen als het gaat om de veiligheid van producten (ten aanzien van onder andere chemisch en biologisch geproduceerde geneesmiddelen en medische hulpmiddelen).
Kan de kwaliteit van geneesmiddelen nog geborgd worden als deze steeds vaker worden geproduceerd in lagelonenlanden, buiten bereik van de IGZ? Vindt u de huidige steeksproefsgewijze benadering afdoende? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op de vragen 1 en 3.
Voor alle in Nederland (of Europees) geregistreerde geneesmiddelen geldt dat de veiligheid en effectiviteit van geneesmiddelen door de bevoegde autoriteit(en) (in Nederland het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen) is beoordeeld. Alle fabrikanten van een eindproduct dienen te beschikken over een vergunning en door de IGZ of door de inspectie van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) te zijn geïnspecteerd. Door de mondialisering van onder andere de geneesmiddelenproductie vinden toezichtbezoeken van de IGZ en toezichthouders uit andere lidstaten van de EER ook buiten Europa plaats. De rapporten van de inspectiediensten worden tussen de lidstaten gedeeld. Daarnaast is de eindconclusie zichtbaar voor het publiek op de website http://eudragmp.eudra.org . Ook moet elke charge van een geneesmiddel van buiten de EER door de importeur worden getest. Het is wel juist om te constateren dat door de mondialisering van de geneesmiddelenproductie de risico’s toenemen. Bovenstaande maatregelen zijn er op gericht die risico's zoveel mogelijk te reduceren.
Wat is uw reactie op waarschuwingen van organisaties, zoals apothekersorganisatie Napco, die stellen dat er steeds vaker vervuilde medicijnen uit lagelonenlanden op de Nederlandse markt terecht komen? Beschikt u over cijfers? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Het gebeurt niet vaak dat vervuilde geneesmiddelen op de Nederlandse markt komen. Zo heeft de IGZ in 2010 en 2011 slechts enkele meldingen ontvangen betreffende verontreiniging bij eindproducten. En wanneer dit gebeurt, betreft het niet uitsluitend producten uit lagelonenlanden, maar ook bijvoorbeeld uit de VS en Europa.
Zijn na de terugroepactie van maagzuurremmers van Ranbaxy behalve bij apothekers ook de medicijnen teruggehaald die via postorderbedrijven zijn verzonden aan patiënten?
Postorderbedrijven mogen zelfstandig geen Omeprazol versturen, behalve als het feitelijk apotheken zijn of in opdracht van een apotheek. Wanneer het apotheken zijn, worden deze gewoon inbegrepen in een terughaalactie.
Wat is uw reactie op het feit dat apothekers, indien zij een analysecertificaat van een in het buitenland geproduceerde batch of charge geneesmiddelen willen opvragen, dikwijls van het kastje naar de muur worden verwezen en stranden bij een vestiging in Europa, zonder het certificaat te krijgen?
Het is ongebruikelijk dat apothekers analysecertificaten opvragen van eindproducten die binnen of buiten Europa zijn gemaakt. Het systeem is namelijk zo dat de importeur de middelen test (zie vraag 4). Zolang de apotheker inkoopt bij een leverancier die beschikt over de juiste vergunningen, hoeft hij de test niet over te doen. Dat laat onverlet dat bij vermoeden van een kwaliteitsgebrek de apotheker de leverancier moet waarschuwen die vervolgens onderzoek doet en in overleg met de inspectie de geëigende maatregelen neemt. Mede om die reden staat de naam van het bedrijf dat verantwoordelijk is voor het in de handel brengen op de verpakking.
Deelt u de mening dat de apotheker altijd een analysecertificaat moet kunnen opvragen bij de fabrikant, zodat hij zich ervan kan vergewissen dat de batch of charge voor vrijgave door een laboratorium is geanalyseerd? Zo nee, hoe kan een apotheker zijn verantwoordelijkheid voor de medicijnveiligheid dan waarmaken? Zo ja, op welke wijze wilt u dit bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat het systeem en de uitkomst van kwaliteitscontroles bij grote internationale geneesmiddelenproducenten niet transparant zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat buitenlandse medicijnfabrikanten op regelmatige basis moeten worden gecontroleerd door een Nederlandse of Europese inspecteur, en dat de rapportages hiervan openbaar moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunnen apothekers en burgers zich nog effectief informeren over de veiligheid en deugdelijkheid van in het buitenland geproduceerde medicijnen?
Ik deel de mening dat regelmatige controles nodig zijn. Deze controles gebeuren en de uitkomsten zijn openbaar. Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Ongeregeldheden in Noord-Marokko |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Khadija Arib (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over ongeregeldheden in de steden Bouayach en Imzouren?1
Ja.
Kunt u aangeven of bij demonstraties in deze twee steden betogers zijn opgepakt? Zo ja, kunt u bevestigen of de Nederlands-Marokkaanse Yoba Zalen door de Marokkaanse autoriteiten is opgepakt? Kunt u aangeven onder welke omstandigheden hij is opgepakt en wat volgens de Marokkkaanse autoriteiten de verklaring is voor zijn arrestatie?
Bij de demonstraties zijn betogers opgepakt. Daarbij is betrokkene aangehouden omdat hij foto’s nam van een demonstratie.
Deelt u de mening dat deze arrestaties bijzonder ernstige schendingen zijn van fundamentele mensenrechten?
In diverse gebieden in Marokko is het momenteel onrustig. Het is belangrijk dat de nieuwe regering aantoont het moderniseringsproces serieus te nemen en vreedzame demonstraties toestaat. De roep van de lokale afdeling van de «Parti de Justice et de Développement» van premier Benkirane om een onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen in de omgeving van Al Hoceima acht ik daarom bemoedigend. Ik heb de ambassade verzocht de situatie nauwgezet te volgen.
Zo ja, bent u bereid hiertegen een krachtig protest te laten horen, zowel bilateraal als via de EU, tegenover de Marokkaanse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot democratische hervormingen en het mensenrechtenbeleid in Marokko?
In januari 2012 is de regering-Benkirane aangetreden. Na aanname van de nieuwe grondwet vorig jaar wachten haar nu grote uitdagingen. Dit geldt ook voor de aangekondigde grondwettelijke hervormingen en verbetering van de mensenrechtensituatie. Dit proces verloopt langzaam. Toch is voorzichtige vooruitgang zichtbaar. De ruimte van de media om kritiek uit te oefenen op de overheid en de koning is toegenomen. De regering Benkirane vervolgt actief corruptiegevallen en heropent oude zaken. De corruptiepreventie commissie en de ombudsman hebben een versterkt mandaat en benadrukken een respectvollere benadering van burgers.
Bent u bereid bilateraal en via de EU vrijlating en ontslag van rechtsvervolging te bepleiten bij de Marokkaanse autoriteiten voor betogers en in het bijzonder voor de Nederlands-Marokkaanse Yoba Zalen? Zo nee, waarom niet?
De heer Yoba Zalen verkeert inmiddels op vrije voeten maar dient zich nog steeds te verantwoorden voor de rechter. Afhankelijk van de uitkomst van de rechterlijke procedure zal ik mij beraden op eventuele vervolgstappen.
De voor- en nadelen van liquiditeitssteun van de Europese Centrale Bank |
|
den Blanksma-van Heuvel |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Achter de liquiditeitssteun van de ECB schuilt een kapitaalvlucht»?1
Ja
Wat zijn volgens u de kansen en risico’s van de verstrekking van ruim € 1000 mld. door de ECB aan driejaarsleningen in het kader van de Long Term Refinancing Operation (LTRO)2? Wat zijn volgens u de risico's op een hogere inflatie? Wat zijn volgens u de gevolgen van deze faciliteit voor de groei van de reële economie?
Bij beantwoording van deze vragen past mij als minister van Financiën terughoudendheid, omdat zij direct raken aan de monetaire taken van de ECB en DNB als onderdeel van het Eurosysteem, die onafhankelijk zijn in de uitvoering van het monetaire beleid.
Het Eurosysteem heeft aangegeven dat de belangrijkste reden voor het uitzonderlijke liquiditeitsbeleid was gelegen in liquiditeitsspanningen die eind 2011 in het eurogebied escaleerden. De twee 3-jaars LTRO’s geven Europese banken de kans om liquiditeitsschokken te ondervangen, zonder dat dit gepaard hoeft te gaan met een snelle en abrupte terugval in de kredietverlening aan de reële economie. Dit is van groot belang om een credit crunch te voorkomen, aangezien dit grote schade aan de reële economie zou toebrengen. De risico’s op inflatie nemen door de ruimhartige liquiditeitsvoorziening volgens de ECB niet direct toe. Veeleer was er een risico dat, wanneer de ECB de liquiditeit niet verstrekt zou hebben, de kredietverlening aan gezinnen en bedrijven sterk onder druk zou komen te staan met negatieve consequenties voor de economische groei en inflatie tot gevolg.
Op zichzelf bezien kan een monetair beleid dat in generieke zin te lang te ruim is tot oplopende inflatie of negatieve prikkelwerking leiden in financiële markten. De ECB stelt echter over voldoende instrumenten te beschikken om de monetaire condities aan te scherpen, indien de inflatievooruitzichten hierom vragen. De ECB heeft in het verleden aangetoond zeer goed in staat te zijn om haar primaire mandaat, prijsstabiliteit in het eurogebied als geheel, te handhaven. Het zou ongepast zijn wanneer ik als minister van Financiën reageer op de maatregelen die hiervoor noodzakelijk zijn.
In hoeverre wordt door het Nederlandse bankwezen van deze faciliteit gebruik gemaakt? Hoe komt het dat er relatief veel, dan wel weinig, gebruik van wordt gemaakt?
Deze informatie valt onder de monetaire vertrouwelijkheid van DNB. Enkele Nederlandse banken hebben echter zelf aangegeven of en in hoeverre zij gebruik hebben gemaakt van de LTRO. Hieronder de door banken gecommuniceerde bedragen:
Op basis van welke criteria zou volgens u moeten worden bepaald of voortzetting en uitbreiding van de LTRO in de nabije toekomst verantwoord en wenselijk is?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre vindt er bij de besluitvorming over de LTRO door de ECB overleg plaats met de regeringen?
De liquiditeitsverschaffing is onderdeel van het monetaire beleid van de ECB. De ECB draagt zorg voor het monetair beleid in de EMU en is daarin strikt onafhankelijk. Het is de leden van de Raad van Bestuur van de ECB bij Verdrag verboden om instructies te vragen dan wel te aanvaarden van regeringen van lidstaten en het is regeringen verboden te trachten het monetaire beleid te beïnvloeden (art. 130 VWEU). Er vindt dus geen overleg plaats met nationale regeringen bij de besluitvorming over de LTRO.
In hoeverre is het in het kader van deze LTRO mogelijk om goed onderscheid te maken tussen liquiditeitssteun en solvabiliteitssteun? Op welke wijze wordt in Europees verband voorkomen dat banken eventueel kunstmatig in leven worden gehouden?
De ECB kan alleen maar liquiditeitssteun verlenen. Solvabiliteitssteun zou een overtreding van het verbod op monetaire financiering impliceren, omdat in ultimo de lidstaten hier verantwoordelijk voor zijn. Om dit te waarborgen geldt dat alleen solvabele instellingen gebruik mogen maken van de liquiditeitsfaciliteiten van de ECB. De ECB toetst dit in samenwerking met de nationale centrale banken en toezichthouders. Het Eurosysteem kan indien nodig op prudentiële gronden een bank de toegang tot haar liquiditeitsfaciliteiten ontzeggen. Verder moeten banken voldoende adequaat onderpand aandragen wanneer zij gebruik maken van ECB-liquiditeit. Wel bestaat het risico dat doordat de markten in rustiger vaarwater zijn gekomen, banken en overheden zich minder gedwongen voelen tot hervormingen. Zo is het versterken van de kapitaalbuffers een belangrijke maatregel die de toegang tot marktfinanciering van banken zou verbeteren en zo de afhankelijkheid van ECB liquiditeit zou verminderen. Deze hervormingen en versterkingen blijven essentieel; de ECB kan er met haar ruime liquiditeitverstrekking alleen tijd voor kopen. Hier moet in Europees verband, onder andere door de EBA, dan ook voldoende aandacht naar blijven uitgaan.
Hoe kijkt u aan tegen de in het artikel genoemde risico’s uit hoofde van de TARGET2 claims?
De oplopende target-2 saldi illustreren een gebrek aan vertrouwen in (het bankwezen van de) perifere landen, maar het bestaan ervan vormt niet direct een probleem. De Target-2 saldi zijn feitelijk administratieve saldi, die niet worden verrekend – wat in principe ook niet nodig is in een muntunie. Echter indien een lidstaat met een negatief Target-2 saldo zou besluiten zijn nationale munteenheid opnieuw in te voeren en uit het Eurosysteem te treden, dan houdt de NCB van dat land een schuld ten opzichte van de ECB. Echte problemen met de Target-2 saldi ontstaan dan indien de uittredende lidstaat bepaalt dat haar ingezetenen (inclusief de centrale bank) hun externe verplichtingen niet langer mogen nakomen. Er zullen dan (eventueel in Club van Parijs verband) afspraken moeten worden gemaakt over hoe om te gaan met deze schuldenkwestie. In het uiterste geval zou het Eurosysteem dan een verlies kunnen lijden. Deze mogelijke verliezen zouden vervolgens volgens de kapitaalsleutel worden verdeeld over de achterblijvende centrale banken, ongeacht hun Target-2 saldo.
Voor meer toelichting over de aard en risico’s van de Target-2 saldi verwijs ik u naar mijn kamerbrief over dit onderwerp3
De claim van DNB op de ECB uit hoofde van target-2 bedroeg eind februari € 144 mrd.
Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van belegger Pimco dat de liquiditeitsinjecties van de ECB leiden tot ongelegitimeerde divergentie tussen de balansen van Noord- en Zuid-Europese centrale banken? Hoe groot is dit risico?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe groot waren de Nederlandse TARGET2 claims eind februari 2012? Waaruit bestonden deze claims? Wat zijn de risico’s voor de Nederlandse belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre zijn de onderpandeisen in het kader van de LTRO sinds eind december 2011 versoepeld? Wat zijn hiervan de risico’s voor de Nederlandse belastingbetaler? Op welke wijze worden deze risico’s beheerst?
De onderpandeisen zijn sinds de financiële crisis van 2008 een aantal keer aangepast. Het ging hierbij overigens niet uitsluitend om versoepelingen in het onderpandraamwerk. Zo werden begin 2011 bijvoorbeeld nieuwe beleenbaarheidsvoorwaarden geïntroduceerd die beter aansluiten op het risicoprofiel van verschillende typen onderpand (graduated haircut scheme). In december 2011 heeft er nog een aanpassing plaatsgevonden. Ten eerste is de minimum vereiste rating voor bepaalde asset-backed securities (ABS) verlaagd. Ten tweede zijn nationale centrale banken toegestaan om tijdelijk additionele/extra kredietvorderingen (bancaire leningen) die aan bepaalde minimumvereisen voldoen te accepteren. De financiële risico’s op dit laatste type onderpand liggen bij de nationale centrale bank die het onderpand accepteert en dus niet bij het eurosysteem als geheel. De ECB heeft aangegeven dat het hier gaat om een tijdelijke maatregel, die genomen is vanwege de exceptionele omstandigheden. Overigens worden op het onderpand dat Eurosysteem breed geaccepteerd wordt, de verliezen in het geval van een faillissement van een tegenpartij gedeeld door de nationale centrale banken naar rato van de kapitaalsleutel. Om de kans op verliezen te minimaliseren is sprake van een uitgebreid risicobeheersingsraamwerk. Zo wordt onder meer op onderpand een haircut toegepast en wordt het dagelijks op marktwaarde gewaardeerd.
De verkiezingen van 6 mei aanstaande in Armenië |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat is de inzet van Hoge Vertegenwoordiger Ashton, de Europese Commissie en het kabinet om eerlijke verkiezingen in Armenië te bevorderen?
De EU steunt samen met de OVSE en UNDP programma’s ter bevordering van vrije en eerlijke verkiezingen in Armenië. Deze programma’s zijn gericht op zowel overheid, media als maatschappelijk middenveld.
Zullen de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie overwegen om de EU-delegatie in Armenië genoeg middelen te verschaffen om eerlijke verkiezingen in Armenië te bevorderen, en om de waarnemersmissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) te steunen? Hoe zult u hieraan bijdragen?
Ja. De EU-delegatie in Armenië heeft voldoende middelen om de in antwoord 1 genoemde programma’s te ondersteunen. Nederland zal – in het kader van het amendement Ormel/Ten Broeke (Kamerstuk 33 000 V, nr. 115) – vanuit het MATRA-programma activiteiten steunen gericht op het bevorderen van eerlijke en representatieve verkiezingen, door middel van ondersteuning van het Armeense maatschappelijk middenveld bij verkiezingswaarneming, en bevordering van de deelname van vrouwen aan het verkiezingsproces. Nederland levert voorts één lange termijn- en vier korte termijn waarnemers aan de OVSE/ODIHR-waarnemersmissie. Hierbij is één plaats ingeruimd voor een Kamerlid.
Bent u bereid in EU verband de Armeense autoriteiten aan te moedigen nieuwe verkiezingsregels op te stellen die minder gevoelig zijn voor fraude?
De Armeense verkiezingswetgeving is onlangs herzien, met inachtneming van aanbevelingen van de OVSE en de Venetië Commissie van de Raad van Europa. Nu is met name adequate implementatie van die wetgeving van belang.
Hoe zullen de Europese Commissie en het kabinet bij de Armeense autoriteiten het belang van mediavrijheid benadrukken, in het bijzonder in aanloop naar de verkiezingen?
Zowel de Europese Commissie als het kabinet benadrukten keer op keer het belang van mediavrijheid.
De uitlating van de burgemeester van Almere over de dierenpolitie |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitlating van de burgemeester van Almere dat «de dierenpolitie, nee die komt er niet.»?1
Ja.
Klopt het dat de burgemeester deze uitlating gedaan heeft? Kunt u aangeven of de politie in Almere inderdaad weigert de dierenpolitie in te voeren? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
De burgemeester van Almere, tevens korpsbeheerder van het korps Flevoland, heeft naar eigen zeggen deze uitspraak niet op deze wijze gedaan. De korpsbeheerder van het korps Flevoland werkt mee aan de invoering van de dierenpolitie. Zij is echter van mening dat de dierenpolitie-taak moet worden vervuld door zogeheten «taakaccenthouders» en niet door agenten die volledig voor deze taak zijn vrijgesteld.
Zoals ik aan Uw Kamer heb bericht, behoren de medewerkers van de dierenpolitie 100% inzetbaar te zijn voor de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing. Het betreft evenwel volwaardig opgeleide agenten, die indien mogelijk en nodig ook ingezet kunnen worden voor andere politietaken. Het korpsbeheerdersberaad heeft deze lijn als opdracht mijnerzijds aanvaard. Ik zal deze lijn nogmaals onder de aandacht brengen van de korpsbeheerder van Flevoland. Ik ga er van uit dat de korpsbeheerder van Flevoland de dierenpolitie inzet zoals hierboven omschreven.
Belastingvrije donaties aan sektes |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Schatkist subsidieert Scientology»?1
Ja.
Bent u van mening dat sektes in aanmerking komen voor de status van algemeen nut beogende instelling (anbi)?
Het begrip «sekte» heeft maatschappelijk geen eenduidige betekenis. Van belang is dat een instelling voldoet aan de wettelijke voorwaarden die gelden voor kwalificatie als algemeen nut beogende instelling.
Wat vindt u van het feit dat de rechter heeft geoordeeld dat de Scientology Kerk niet aangemerkt kan worden als een anbi, maar nu via een sluiproute alsnog profiteert van de belastingvoordelen die de anbi-status met zich meebrengt?
De wettelijke geheimhoudingsplicht staat mij niet toe in te gaan op feiten of veronderstellingen ten aanzien van individuele instellingen. Ik beantwoord de vraag daarom in algemene zin. Het is ontoelaatbaar dat een instelling die niet als ANBI kwalificeert via oneigenlijk gebruik van wel als zodanig aangewezen instellingen toch kan profiteren van de voordelen die uitsluitend voor
ANBI’s zijn bedoeld. Als dit zich in de praktijk voordoet, dan roept dat vooral de vraag op of de aangewezen instelling haar ANBI-kwalificatie wel kan behouden. Hiertoe stelt de Belastingdienst dan een onderzoek in bij de betrokken instelling. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan de ANBI-kwalificatie met terugwerkende kracht worden ingetrokken.
Wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 3.
Komt het vaker voor dat er met een anbi gefraudeerd wordt? Bijvoorbeeld voor het witwassen van geld?
Bij het Openbaar Ministerie zijn thans geen fraudegevallen met ANBI’s in onderzoek. Indien de Belastingdienst strafbare feiten constateert, kunnen deze, op basis van de zgn. aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen, via de boete-fraudecoördinator van de Belastingdienst en de FIOD, worden voorgelegd aan het Functioneel Parket. Indien daartoe aanleiding bestaat, wordt in dat traject beslist of een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart.
Hoe voorkomt u dit en hoe pakt u dit aan?
Zie antwoord vraag 5.
Pink Pearls |
|
Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het conflict tussen de organisatie Pink Pearls en de in de brief genoemde organisaties?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de lastercampagne die wordt gevoerd door gesubsidieerde instellingen die een neutrale positie behoren te hebben?
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is geen partij bij dit conflict, waarover de Rechtbank in Utrecht al een uitspraak heeft gedaan. Ik kan me dan ook niet mengen in een zaak als deze.
Is er sprake van marktuitsluiting door stichtingen die worden gesubsidieerd met overheidsgeld? Zo ja, is dit een geoorloofde handelswijze voor gesubsidieerde stichtingen?
Het is niet aan mij, maar aan de rechter, om te oordelen of sprake is van marktafsluiting.
Bent u bereid te bemiddelen in dit conflict? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie het antwoord op vraag 2.
De aanpak van geluidsoverlast bij Lansingerland |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat het is feit voor het feit dat het bureau M+P het niet voor de hand vindt liggen om in de pilotfase aanpassingen van de geluidsschermen als maatregel uit te proberen, zoals u schrijft in uw brief van de gemeente Lansingerland?1
Aan M+P is gevraagd om eventuele maatregelen voor te dragen die in aanmerking komen om de geluidbelastingen in de eindsituatie te verminderen. Het plan van aanpak van M+P richt zich met name op de halfverdiepte open bak in Lansingerland. Op basis van de verwachte effectiviteit van de maatregelen voor die situatie zijn door M+P aanvullende geluidmaatregelen voorgesteld. In het plan van aanpak van M+P is aanpassing van de geluidsschermen niet opgenomen, vanwege de verwachting dat de door M+P wel voorgestelde maatregelen effectiever zijn. Ten aanzien van de schermen zal TNO de geluidisolatie van het materiaal waarvan de schermen zijn gemaakt, onderzoeken. De eventuele akoestische lekkage van de geluidschermen zal door TNO worden beoordeeld.
Deelt u de mening dat het op voorhand uitsluiten van deze optie niet verstandig is? Zo nee, waarom niet?
Ik sluit op voorhand deze optie niet uit, maar zal mij in de pilot richten op de aanvullende maatregelen die M+P heeft voorgesteld. De voorgestelde maatregelen zijn besproken met de diverse betrokken partijen (ProRail, TNO en gemeente Lansingerland) en zijn naar verwachting het meest effectief. Overigens bouwt TNO op dit moment een akoestisch detailrekenmodel voor de bak, waarmee de effectiviteit van aanvullende maatregelen beter kan worden voorspeld. Op basis van dat rekenmodel zal ook het effect van aanpassing van de schermen worden bezien.
Welke binnen uw mogelijkheden liggende maatregelen kunnen worden genomen om ook in 2012 al geluidsreductie te realiseren?
Door M+P zijn diverse maatregelen voorgesteld in haar plan van aanpak die op dit moment nader worden uitgewerkt. Ik verwacht dat deze maatregelen, indien er geen veiligheidstechnische aspecten van invloed zijn, eind van de zomer zijn getroffen, zodat er in 2012 al sprake zal zijn van geluidreductie.
De trage afhandeling van klachten over en door luchtvaartmaatschappijen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de Nationale Ombudsman over de lange afhandeltermijn van klachten over luchtvaartmaatschappijen, door uw Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)?1
Ja.
Deelt u de mening dat een afhandelingtermijn van klachten van maar liefst 6 maanden onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
In complexe zaken kan een afhandeltermijn van maximaal zes maanden nodig zijn. In eenvoudige zaken duurt de procedure ongeveer twaalf weken. Of een zaak complex is, blijkt pas tijdens het onderzoek en daarom is de behandeltermijn van een klacht niet van te voren vast te stellen.
De tijd is nodig om de klacht grondig te onderzoeken en de juiste afwegingen te maken. Zo onderzoekt de Inspectie Leefomgeving en Transport (verder: de inspectie) of er buitengewone omstandigheden van toepassing waren op een vlucht, als een luchtvaartmaatschappij zich daarop beroept. Hiervoor wordt regelmatig gedetailleerde technische en operationele informatie opgevraagd bij de luchtvaartmaatschappij en beoordeeld door inspecteurs. Alleen als er eerder een zaak onderzocht is op dezelfde vlucht en bij een gelijke situatie, is diepgaand onderzoek niet meer nodig en ontvangt de passagier sneller een besluit.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat klachten eerder en fatsoenlijk afgehandeld worden?
Ik vind dat de procedure voor het behandelen van klachten in zijn algemeenheid nu goed geregeld is bij de inspectie. Waar mogelijkheden voor verbetering worden vastgesteld, worden deze ook doorgevoerd. Zo is onlangs, mede naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman, actie ondernomen om de passagiers nog beter te informeren over proces en termijnen van de klachtafhandeling. In de ontvangstbevestiging wordt de passagier geïnformeerd over de behandeltermijn voor eenvoudige en complexe zaken, over de wettelijke vervaltermijn voor zaken bij de kantonrechter en over de mogelijkheid om een «small claim procedure» te starten als het een luchtvaartmaatschappij betreft uit een ander land. Dit is een Europese procedure voor geringe vordeningen en deze is eenvoudig, snel en goedkoop.
Zodra bij het behandelen van de klacht blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is, wordt de passagier daarover schriftelijk geïnformeerd en krijgt hij te horen dat de behandeltermijn vanaf dat moment nog maximaal drie maanden zal zijn.
Acht u deze werkwijze door luchtvaartmaatschappij en vervolgens uw eigen Inspectie, in strijd met consumentenbelang? Zo ja, hoe gaat u de positie van de consument versterken?
Ik vind de werkwijze van de inspectie niet in strijd met het consumentenbelang. Sinds de inwerkingtreding van de Verordening is al het nodige gebeurd. Zo heeft bijvoorbeeld de Sturgeon-uitspraak over recht op compensatie bij vertraging vooral in de eerste periode na de uitspraak een hausse aan klachten opgeleverd. Dit werd mede veroorzaakt door de terugwerkende kracht van de uitspraak. In die periode is een achterstand ontstaan in de afhandeling van klachten, waardoor de behandeltermijn is toegenomen. De inspectie heeft extra personeel ingezet om de grote hoeveelheid klachten/handhavingverzoeken te behandelen. De achterstand is inmiddels weggewerkt en klachten worden binnen een vaste termijn afgehandeld. Deze is in overeenstemming met Europese afspraken.
Sinds de opheffing van de geschillencommissie luchtvaart handelt de ILT de klachten af, welk deel wordt nu door de overheid betaald en welk deel door de vliegmaatschappijen?
De klachtenafhandeling door de inspectie komt volledig voor rekening van de overheid.
Bent u bereid om de Kamer vόόr het algemeen overleg Luchthaventarieven en passagiersrechten d.d. 20 maart 2012 een reactie op het rapport van de Nationale Ombudsman te doen toekomen?
De inspectie heeft de Nationale ombudsman inmiddels schriftelijk laten weten zijn aanbeveling over te nemen om de indiener van een klacht tussentijds te informeren. Dat houdt in dat de inspectie de indiener ervan in kennis zal stellen als blijkt dat er meer dan twaalf weken nodig zijn om goed te kunnen reageren op de klacht. Daarbij zal dan een redelijke termijn worden aangegeven waarbinnen de reactie kan worden verwacht. In totaal zal de afhandeling, behoudens een enkel uitzonderlijk geval, nooit langer dan zes maanden duren.
CO2-maatregelen op Europees niveua |
|
Richard de Mos (PVV), Dion Graus (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Wat is de uitkomst van uw pleidooi, in de Milieuraad in Brussel, waarin u heeft opgeroepen te komen tot een EU-breed onderzoek naar de gevolgen van het Emissiehandelssysteem voor de Luchtvaart (ETS)?
Tijdens de Milieuraad van 9 maart jl. heb ik in mijn inbreng duidelijk gemaakt dat ik het EU beleid gericht op de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart steun. Ik heb ook mijn zorgen herhaald over het «level playing field» bij het uitblijven van een mondiaal systeem en over mogelijke tegenmaatregelen, die landen buiten Europa dreigen te treffen in reactie op de invoering van het CO2-emissiehandelssysteem voor de luchtvaart. Daarbij heb ik onder meer gewezen op de uitkomsten van het recent onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid naar de gevolgen die de Nederlandse luchtvaart zou kunnen ondervinden, wanneer er tegenmaatregelen worden getroffen door derde landen, zoals een boycot. Ik heb andere lidstaten opgeroepen een vergelijkbaar onderzoek uit te voeren. Ik heb erop aangedrongen dat de Europese Commissie «alles op alles zet» om te voorkomen, dat landen als de VS, Rusland en China tegenmaatregelen nemen ten nadele van de EU of haar lidstaten. Het is van belang dat de EU één front vormt. In zijn algemeenheid werden mijn zorgen door andere lidstaten erkend.
Van twee lidstaten kreeg ik expliciet bijval waar het ging om de zorgen over het «level playing field» en de mogelijke effecten van tegenmaatregelen. Commissaris Hedegaard sloot af met te constateren dat ze de bevestiging van het belang tot gezamenlijk optreden in het kader van ICAO en ten aanzien van mogelijke tegenmaatregelen ziet als steun voor haar beleid.
Parallel aan de behandeling in de Milieuraad stond het onderwerp ook bij de Transportraad van 22 maart op de agenda. Zoals aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van 15 maart heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu ook daar de Nederlandse zorgen in gelijke bewoordingen naar voren gebracht. Ook in de Transportraad kreeg Nederland bijval en hebben meerdere landen blijk gegeven van hun zorgen over de ontwikkelingen en de uitvoering van tegenmaatregelen.
Uit de terugmelding van de Europese Commissie is gebleken dat tijdens topontmoetingen tussen de EU en landen als China, India, VS, het onderwerp aan de orde komt.
Heeft u tevens gepleit, aangezien u de motie De Mos/Leegte1 typeerde als ondersteuning van beleid, voor het naar een hoger niveau, te weten de Transportraad en de Raad voor Regeringsleiders, tillen van het ETS-luchtvaartdossier? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het bericht «Europese Unie niet onder de indruk van Chinees verzet tegen CO2-heffing luchtvaart»2 en klopt de uitspraak van Eurocommissaris Hedegaard dat zolang er geen mondiaal akkoord is, de EU zal vasthouden aan het huidige systeem en dat «Alle lidstaten die positie steunen»? Zo ja, hoe strookt dit dan met uw uitspraak in de Telegraaf van 6 maart 20123 dat «als er geen mondiaal akkoord komt, er sprake is van oneerlijke concurrentie en de ETS-maatregel van de baan moet»? Gaarne een duidelijk antwoord.
Ja, ik ben bekend met het bericht. Eurocommissaris Hedegaard heeft naar verluid deze uitspraken gedaan in reactie op de vraag naar de kans dat het EU ETS wordt uitgesteld of ingetrokken nu er binnen ICAO wordt gewerkt aan een mondiaal systeem voor de reductie van broeikasgassen door de luchtvaart.
Zoals ook blijkt uit mijn brief van 6 maart 2012 aan de Tweede Kamer steun ik het beleid van de Europese Commissie, maar heb ik grote zorgen over de mogelijke ongewenste gevolgen van het EU ETS voor de Europese luchtvaart in het algemeen en die van Nederland in het bijzonder. Voorts heb ik aangegeven dat inzet binnen ICAO om te komen tot een mondiaal systeem de beste manier is om tegenmaatregelen van derde landen en verstoring van het level playing field te voorkomen.
Bent u bereid de implementatie van de ETS-wetgeving terug te draaien, zeker nu negen grote luchtvaartmaatschappijen willen dat de ETS-heffing wordt uitgesteld en China haar eerste tegenmaatregel ten uitvoer heeft gebracht door de order van 45 Airbus-toestellen, met een waarde van 12 miljard dollar, stil te leggen?
Het oplossen van de ontstane problemen en het voorkomen van verdere escalatie moet op mondiaal niveau plaatsvinden, waarbij we als Europa gecoördineerd moeten blijven optreden en lidstaten niet zouden moeten kiezen voor een individuele route. Dit zou de positie van Europa verzwakken, ook met het oog op het proces binnen ICAO om te komen tot een mondiaal systeem, hetgeen ook de luchtvaartmaatschappijen nastreven. Tegelijkertijd zal ik de Europese Commissie blijven attenderen op de noodzaak voortvarend in te zetten op een mondiaal systeem en voorts om op alle niveaus alles op alles te zetten om tegenmaatregelen te voorkomen.
Deelt u de mening dat door de CO2-heffing imagoschade bij anti-ETS landen wordt opgelopen en dat het terugdraaien van de wetgeving veel sympathie kan opwekken bij de landen die tegen het systeem zijn en kan de BV Nederland hier wellicht zelfs voordeel uithalen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voorts bereid bij voorbaat duidelijk te maken dat u tegen de, door Commisaris Hedegaard, aangekondigde CO2-reductie maatregelen in de zeescheepvaartsector bent, zeker wanneer het een emissierechten systeem betreft? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet tegen CO2-reductie maatregelen in de zeevaartsector. Alle sectoren zullen zich moeten inspannen. Gezien het mondiale karakter van de zeevaart heeft het mijn sterke voorkeur klimaatbeleid voor deze sector op mondiaal niveau te regelen, dat wil zeggen in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). In juli 2011 heeft IMO, als eerste sector met zulke afspraken, voor nieuw te bouwen schepen regelgeving opgesteld gericht op beperking van de CO2-uitstoot (betreft technische en operationele maatregelen).
IMO heeft nog geen besluiten genomen over marktgerichte maatregelen. De Europese Commissie heeft daarop conform de opdracht van de Raad en het Europees Parlement het initiatief naar zich toe getrokken. Indien de Europese Commissie een regionale benadering voorstelt, moet zo’n EU systeem – gezien de ervaringen met de luchtvaart – juist bijdragen aan de totstandkoming van en compatibel zijn met een mondiaal systeem. Het mag er in geen geval aan in de weg staan. Ik zal ieder voorstel van de Commissie dan ook zeer kritisch bezien.
Ik heb nog géén voorkeur voor een marktgerichte reductiemaatregel. Bij de ontwikkeling van marktgerichte reductiemaatregelen heb ik enkele belangrijke uitgangspunten, zoals de reikwijdte en de effectiviteit van de maatregel en het voorkomen van negatieve effecten op de concurrentiekracht van de Nederlandse maritieme sector en de havens. Aspecten als «carbon leakage», uitvoerbaar- en handhaafbaarheid, administratieve lasten, het gevaar van het verschuiven van ladingsstromen van zee naar land (modal-back-shift) en de positie van Rotterdam als bunkerhaven zijn daarbij voor mij essentieel.
De budgettaire opbrengsten en kosten van verschillende veranderingen in het huidige belastingstelsel |
|
Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid de zogenoemde Sleuteltabel 2012, die indicaties geeft van de budgettaire opbrengsten en kosten van veranderingen in het belastingstelsel, voor dinsdag 13 maart 2012 te 12:00 uur naar de Kamer te sturen? Zo nee, kunt u dan vraag 2 t/m 75 voor 13 maart 2012 te12:00 uur beantwoorden?
Ja, zie onderstaand
SLEUTELTABEL 2012
niveau 2011
per
2012 (€ mln)
Box 1, tarief
Belastingtarief eerste schijf
1,85%
1%-punt
1 884
Belastingtarief tweede schijf
10,80%
1%-punt
863
Belastingtarief derde schijf
42,00%
1%-punt
467
Belastingtarief vierde schijf
52,00%
1%-punt
265
Schijflengtes
Verlengen eerste schijf
€ 18 628
€ 1 000
989
Verlengen tweede schijf en
€ 14 808
€ 1 000
Verlengen tweede schijf geboren vóór 1946
€ 14 857
€ 1 000
150
Verlengen derde schijf en
€ 22 258
€ 1 000
Verlengen derde schijf geboren vóór 1946
€ 22 209
94
Verkorten eerste schijf
€ 18 628
€ 1 000
1 005
Verkorten tweede schijf en
€ 14 808
€ 1 000
Verkorten tweede schijf geboren vóór 1946
€ 14 857
€ 1 000
159
Verkorten derde schijf en
€ 22 258
€ 1 000
Verkorten derde schijf geboren vóór 1946
€ 22 209
€ 1 000
99
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting
€ 1 987
€ 100
1 287
Alleenstaande ouderkorting
€ 931
€ 100
13
Aanvullende alleenstaande ouderkorting
€ 1 523
€ 100
3
Arbeidskorting (verhogen of verlagen maximum)
€ 1 574
€ 100
631
Arbeidskorting (verhogen of verlagen en % op- en afbouw constant))
€ 1 574
€ 100
550
verlengen inkomensdrempel max.arbeidskorting
€ 20 861
€ 1 000
93
verkorten inkomensdrempel max. arbeidskorting
€ 20 861
€ 1 000
91
Extra arbeidskorting voor ouderen (max)
€ 2 362
€ 100
49
Ouderenkorting
€ 739
€ 100
157
Inkomensgrens ouderenkorting
€ 34 857
€ 1 000
16
Alleenstaande ouderenkorting
€ 421
€ 100
105
Inkomensafhankelijke combinatiekorting:
(verhogen of verlagen basis en maximum, zelfde opbouw%)
€ 780
€ 100
€ 1 871
€ 100
93
verkorten inkomensgrens voor maximum
€ 33 445
€ 1 000
14
Overig
Eigenwoningforfait tot € 1 020 000
0,55%
0,05%-punt
173
Eigenwoningforfait vanaf € 1 020 000
1,05%
0,05%-punt
0,4
Doorwerkbonus:
opbouwpercentage 63-jarigen doorwerkbonus
5%
1%-punt
14
opbouwpercentage 64-jarigen doorwerkbonus
7%
1%-punt
13
opbouwpercentage 65-jarigen doorwerkbonus
10%
1%-punt
4
opbouwpercentage 66–67-jarigen doorwerkbonus
2%
1%-punt
2
opbouwpercentage 68-jarigen doorwerkbonus
1%
1%-punt
6
Box 2
Tarief
25%
1%-punt
24
Box 3
Forfaitair rendement
4%
1%-punt
1 141
Belastingtarief
30%
1%-punt
148
Heffingsvrij vermogen
€ 20 785
€ 1 000
41
Heffingsvrij vermogen per minderjarig kind
€ 2 779
€ 1 000
8
Maximum ouderentoeslag bij laag inkomen
€ 27 516
€ 1 000
3
Maximum ouderentoeslag bij hoog inkomen
€ 13 758
€ 1 000
7
Schenk- en erfbelasting
Tariefgroep 1 (partners en kinderen)
0 – € 118 708
10%
1%-punt
46,5
€ 118 708 en meer
20%
1%-punt
25,1
Tariefgroep 1a ((achter)kleinkinderen)
0 – € 118 708
18%
1%-punt
1,3
€ 118 708 en meer
36%
1%-punt
0,5
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers)
0 – € 118 708
30%
1%-punt
13,4
€ 118 708 en meer
40%
1%-punt
6,5
VPB
Verlengen eerste schijf
€ 200 000
€ 10 000
15
Tarief eerste schijf
20,00%
1%-punt
148
Tarief hoogste schijf
25,00%
1%-punt
433
BTW
Algemeen tarief
19%
1%
2 080
Lage tarief
6%
1%
713
Energiebelasting (EB)
Aardgas in eurocenten per m3
eurocent
0 – 5 000
16,30
1 cent
126
5 000 – 170 000
14,19
1 cent
38
170 000 – 1 mln.
3,93
1 cent
28
1 mln – 10 mln.
1,25
1 cent
26
> 10 mln. (zakelijk gebruik)
0,82
1 cent
48
Bij gebruik als autobrandstof via CNG-vulstation
3,16
1 cent
0
Elektriciteit in eurocenten per kWh
0 – 10 000
11,21
1 cent
288
10 000 – 50 000
4,08
1 cent
95
50 000 – 10 mln.
1,09
1 cent
336
> 10 mln. (bruto)
0,10
1 cent
168
> 10 mln. (effectief, incl. vrijstelling zakelijk)
0,05
1 cent
18
Belastingvermindering EB per aansluiting
318,62
per € 10
76
Belastingen van rechtsverkeer
Overdrachtsbelasting
6%
1%-punt
657
Assurantiebelasting
7,5%
1%-punt
119
Brandstofaccijnzen per liter
eurocent
Benzineaccijns (ongelood)
71,83
1 cent
57
Dieselaccijns (zwavelvrij)
42,36
1 cent
76
LPG-accijns (d = 0,538 kg/l)
8,34
1 cent
7
Alcoholaccijns per liter
Gedistilleerd (per liter ad 100%)
€ 15,04
10%
33
Bier
€ 0,3264
10%
39
Wijn
€ 0,7056
10%
30
Tabaksaccijns
Sigaretten (per pakje van 19 stuks)
€ 2,96
€ 0,05 p/p
35
Shag (per pakje van 42,5 gram)
€ 2,79
€ 0,05 p/p
10
stand CEP 2011
Disclaimer:
Bijgaande sleutellijst is slechts een indicatie van de budgettaire opbrengsten/kosten.
Sleutel geldt alleen voor aangegeven mutatie en gelijkblijvende overige parameters
Sleutels zijn niet optelbaar.
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de eerste schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de tweede schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de derde schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de vierde schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire kosten indien het belastingtarief van de eerste schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire kosten indien het belastingtarief van de tweede schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire kosten indien het belastingtarief van de derde schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire kosten indien het belastingtarief van de vierde schijf van Box 1 met één procentpunt wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de schijflengte van de eerste schijf van Box 1 met € 1000 wordt verlengd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de schijflengte van de tweede schijf van Box 1 met € 1000 wordt verlengd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de schijflengte van de derde schijf van Box 1 met € 1000 wordt verlengd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de schijflengte van de vierde schijf van Box 1 met € 1000 wordt verlengd?
Wat zijn de budgettaire kosten indien de schijflengte van de eerste schijf van Box 1 met € 1000 wordt verkort?
Wat zijn de budgettaire kosten indien de schijflengte van de tweede schijf van Box 1 met € 1000 wordt verkort?
Wat zijn de budgettaire kosten indien de schijflengte van de derde schijf van Box 1 met € 1000 wordt verkort?
Wat zijn de budgettaire kosten indien de schijflengte van de vierde schijf van Box 1 met € 1000 wordt verkort?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de algemene heffingskorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de alleenstaande ouderenkorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de aanvullende alleenstaande ouderenkorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de arbeidskorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de inkomensdrempel voor de maximale arbeidskorting met € 1000 wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire kosten indien de inkomensdrempel voor de maximale arbeidskorting met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de ouderenkorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de Inkomensgrens ouderenkorting met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de alleenstaande ouderenkorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de basis van de inkomensafhankelijke combinatiekorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het maximum van de inkomensafhankelijke combinatiekorting met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de inkomensgrens voor het maximum van de inkomensafhankelijke combinatiekorting met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het eigenwoningforfait tot de villagrens van € 1 040 000 met 0,05%-punt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het eigenwoningforfait vanaf de villagrens van € 1 040 000 met 0,05%-punt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de werkbonus voor 61-plussers met € 100 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van Box 2 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het forfaitair rendement van Box 3 met 0,1%-punt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van Box 3 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het heffingsvrij vermogen van Box 3 met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het heffingsvrij vermogen per minderjarig kind van Box 3 met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de maximale ouderentoeslag bij laag inkomen met van Box 3 met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de maximale ouderentoeslag bij hoog inkomen met van Box 3 met € 1000 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de schenk- en erfbelasting voor tariefgroep 1 (partners en kinderen) op € 0–€ 118 708 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de schenk- en erfbelasting voor tariefgroep 1 (partners en kinderen) op € 118 708 en meer met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de schenk- en erfbelasting voor tariefgroep 1a ((achter)kleinkinderen) op € 0–€ 118 708 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de schenk- en erfbelasting voor tariefgroep 1a ((achter)kleinkinderen) op € 118 708 en meer met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de schenk- en erfbelasting voor tariefgroep 2 (overige verkrijgers) op € 0–€ 118 708 met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de schenk- en erfbelasting voor tariefgroep 2 (overige verkrijgers) op € 118 708 en meer met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de schijflengte van de eerste schijf van de vennootschapsbelasting met € 10 000 wordt verlengd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de schijflengte van de tweede schijf van de vennootschapsbelasting met € 10 000 wordt verlengd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de eerste schijf van de vennootschapsbelasting met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de tweede schijf van de vennootschapsbelasting met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het belastingtarief van de derde schijf van de vennootschapsbelasting met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het algemeen tarief van de BTW met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het lage tarief van de BTW met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas 0–5000 m3 met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas 5000–170 000 m3 met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas 170 000–1 000 000 m3 met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas 1 000 000–10 000 000 m3 met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas vanaf 10 000 000 m3 met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas vanaf 10 000 000 m3 met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op aardgas bij gebruik als autobrandstof via CNG-vulstation met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op elektriciteit 0–10 000 kWh met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op elektriciteit 10 000–50 000 kWh met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op elektriciteit 50 000–10 000 000 kWh met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op elektriciteit vanaf 10 000 000 kWh (bruto) met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien het tarief van de energiebelasting op elektriciteit vanaf 10 000 000 kWh (effectief, incl. vrijstelling zakelijk) met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de belastingvermindering energiebelasting per aansluiting met € 10 wordt verlaagd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de overdrachtsbelasting met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de assurantiebelasting met één procentpunt wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de benzineaccijns (ongelood) met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de dieselaccijns (zwavelvrij) met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de LPG-accijns met 1 cent wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de alcoholaccijns op gedistilleerd (per liter ad 100%) met 10% wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de alcoholaccijns op bier met 10% wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de alcoholaccijns op wijn met 10% wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de tabaksaccijns op sigaretten (per pakje van 19 stuks) met € 0,05 per pakje wordt verhoogd?
Wat zijn de budgettaire opbrengsten indien de tabaksaccijns op shag (per pakje van 45 gram) met € 0,05 per pakje wordt verhoogd?
Een Palestijnse christen |
|
Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Henk Jan Ormel (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht dat de Palestijnse christen Daoud Nassar een bezoek aan Nederland heeft afgezegd?1
Ja.
Klopt het bericht dat de Israëlische autoriteiten de familie Nassar hebben aangegeven dat zij illegaal op deze boerderij verblijft? Hoe beoordeelt u deze beschuldiging in het licht van het feit dat de boerderij van de familie Nassar al zeer lange tijd op dezelfde plek op de Westelijke Jordaanoever gevestigd is?
Nee. Volgens de familie Nassar zijn twee stukken land geregistreerd op naam van de familie sinds 1916; een landbouwperceel in de vallei en – een paar honderd meter hiervan verwijderd – een stuk land op een heuvel waarop tevens de boerderij is gebouwd. De Israëlische autoriteiten verklaarden het landbouwperceel in 1991 als «state land» en niet het stuk land waarop de boerderij is gebouwd.
Klopt de bewering dat de familie Nassar al twintig jaar verwikkeld is in rechtszaken met de Israëlische autoriteiten? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze rechtszaken en op basis van welke feiten wordt het verblijf van de familie nu als illegaal bestempeld?
In 1991 ging de familie Nassar in beroep tegen de beslissing van de Israëlische autoriteiten om het landbouwperceel tot «state land» te verklaren aldus informatie van de advocaat van de familie. Tot februari jl. bewerkte de familie het land zonder enige inmenging van de Israëlische autoriteiten. Recentelijk heeft het leger agrarische installaties afgebroken op het perceel van de familie. Hiertegen diende de familie een petitie in, aldus de advocaat. Zodra de staat hierover een uitspraak heeft gedaan, zal een datum worden vastgesteld waarop de zaak wordt voorgelegd aan het Hooggerechtshof.
Bent u bereid zich in te zetten voor een oplossing in deze zaak? Zo ja, op welke manier zult u dit doen?
Op basis van de beschikbare informatie zie ik op dit moment geen aanleiding voor Nederland om zich te mengen in deze kwestie.
Het bericht dat gruwelijke wraakacties worden uitgevoerd op Irakese homoseksuelen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EenVandaag van 8 maart 2012 waarin werd bericht dat in Irak gruwelijke wraakacties plaatsvinden gericht op homoseksuelen? Wat is uw reactie hierop?
Ja, ik heb met afschuw kennisgenomen van de uitzending van Een Vandaag van 8 maart 2012 waarin werd bericht over gewelddadige wraakacties gericht tegen homoseksuelen in Irak.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat het geweld niet enkel gericht lijkt tegen homoseksuelen. De recente gewelddadigheden lijken gericht tegen jongeren die zich openlijk distantiëren van de heersende normen voor uiterlijk vertoon, waaronder zogenaamde «Emo’s».1 De berichtgeving in de uitzending van Een Vandaag dient te worden geplaatst in een breder kader, waar ook lesbische, homoseksuelen, biseksuele en transgender (LHBT) personen onder vallen.
Hoe verhoudt deze buitengewoon ernstige berichtgeving zich tot de kwalificatie «homoseksualiteit als sociaal taboe», zoals u dit in uw meest recente ambtsbericht over Irak van december 2011 heeft aangegeven?
De recente berichtgeving heeft betrekking op gewelddadige acties die vanaf begin februari 2012 hebben plaatsgevonden. Het algemeen ambtsbericht van december 2011 bestrijkt de periode van oktober 2010 tot en met november 2011. Dit betekent dat de recente ontwikkelingen niet onder de verslagperiode van dit ambtsbericht vallen. Deze zullen worden betrokken bij het eerstvolgend uit te brengen ambtsbericht (naar verwachting rond augustus 2012). Ik heb mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken gevraagd mij op de hoogte te houden als zich in de tussentijd belangwekkende ontwikkelingen voordoen.
Voorts dient te worden benadrukt dat de uitgelichte zinsnede «sociaal taboe op homoseksualiteit» slechts een klein onderdeel vormt van een uitgebreidere beschrijving van de situatie voor homoseksuelen in Irak in het ambtsbericht. De paragraaf met betrekking tot deze groep gaat tevens in op mogelijke strafrechtelijke vervolging, eerwraak, maatschappelijke discriminatie, geweldplegingen en het gebrek aan bescherming door de overheid of derden.
Heeft u eerder signalen ontvangen van mensenrechtenorganisaties dat het voor homoseksuelen in Irak niet veilig is en dat zij een reëel gevaar lopen het slachtoffer te worden van gruwelijke acties? Zo ja, waarom heeft u daar tot op heden ten aanzien van de uitzetting van Irakese asielzoekers geen verdergaande consequenties aan verbonden? Zo nee, ziet u aanleiding om daar nu wel op te handelen en welke maatregel overweegt u in deze?
De informatie van mensenrechtenorganisaties over de positie van homoseksuelen wordt betrokken bij de totstandkoming van de ambtsberichten voor zover deze informatie objectief en verifieerbaar is. Deze informatie liet zien dat de positie van homoseksuelen in Irak zorgwekkend was. Daarom werden Iraakse homoseksuelen in het asielbeleid ten aanzien van Irak aangeduid als risicogroep. Zoals aangegeven in mijn brief van 20 maart 2012 over het rapport «Evaluatie gevolgen beëindiging categoriaal beschermingsbeleid Irak» heb ik in de informatie uit het meest recente ambtsbericht en andere objectieve bronnen over de situatie van homoseksuelen in Irak aanleiding gezien om het asielbeleid voor Iraakse homoseksuelen te wijzigen. In het asielbeleid worden zij nu aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Met deze extra beschermingsmaatregel meen ik dat met deze wijziging recht wordt gedaan aan de zeer fragiele positie van LHBT’s uit Irak, zoals deze ook uit de meest recente berichtgeving voorvloeit, waaronder de in vraag 1 genoemde berichtgeving.
Bent u bereid om de ernst van de situatie in kaart te brengen door op korte termijn met een aangepast dan wel thematisch ambtsbericht te komen over de situatie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) in Irak?
Aan de specifieke situatie van homoseksuelen in Irak wordt in elk algemeen ambtsbericht over Irak aandacht besteed. Ik zie daarom geen aanleiding om nogmaals een separaat ambtsbericht op te vragen, temeer daar het eerstvolgende algemeen ambtsbericht Irak rond augustus zal verschijnen. Hierin zal ook de situatie van Emo’s en LHBT’s worden meegenomen.
Is het waar dat op dit moment 15 gevallen bekend zijn van Irakese asielzoekers in Nederland die ondanks hun seksuele oriëntatie terug moeten naar hun land van herkomst?
In het registratiesysteem van de IND, INDIS, wordt de seksuele geaardheid van een asielzoeker niet vastgelegd. Het is daarom niet redelijkerwijze mogelijk om binnen een korte termijn te bepalen hoeveel Irakese asielzoekers op dit moment ondanks hun seksuele oriëntatie terug moeten naar hun land van herkomst.
Wel kan ik u zeggen dat homoseksuele Iraakse vreemdelingen die tot nu toe niet in aanmerking kwamen voor bescherming, een beroep kunnen doen op het nieuwe beleid indien zijn menen nu wel in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel. Voor zover sprake is van openstaande (beroeps)procedures zal dit ambtshalve door de IND kunnen worden getoetst.
Bent u bereid om voorlopig een moratorium af te kondigen voor LHBT asielzoekers uit Irak totdat er duidelijkheid is over de reële gevaren die zij lopen in hun land van herkomst?
Ik ben van mening dat ik via de ambtsberichten en andere rapporten voldoende zicht heb op de situatie van homoseksuelen in Irak. De politieke en veiligheidssituatie in de diverse herkomstlanden, en de specifieke positie daarbinnen van minderheidsgroepen zoals bijvoorbeeld homoseksuelen in Iran, laat zich moeilijk met elkaar vergelijken.
Zoals ik heb geantwoord op vraag 3 heb ik een ruimhartiger beleid voor Iraakse homoseksuelen. Deze beleidswijziging doet recht aan hun fragiele positie zoals die blijkt uit de meest recente berichtgeving.
Deelt u de mening, dat als blijkt dat het voor LHBT's in Irak net zo onveilig is als in buurland Iran – doordat zij een reëel gevaar lopen om op grond van hun seksuele oriëntatie te worden vervolgd, mishandeld of anderszins ernstig geschonden in hun mensenrechten – ook aan Irakese LHBT asielzoekers de hoogst beschermde status moet worden toegekend? Zo ja, bent u ook bereid hiertoe over te gaan indien de situatie vergelijkbaar ernstig blijkt? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet en op welke wijze meent u dan afdoende rekening te houden met de risico’s die LHBT’s in Irak lopen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaande aan het algemeen overleg met de Kamer op 21 maart aanstaande over opvang en terugkeer?
Ja.
De actie 'Plant een olijfboom' |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Olijfboomplanters voor nazis uitgescholden» dat staat op de website van de actie «plant een olijfboom»?1
Ja.
Bent u bekend met de actie «plant een olijfboom», een initiatief dat onder andere wordt gesteund door Nederlandse organisaties ICCO, Cordaid, IKV Pax Christi en de YMCA en YWCA en erop is gericht Palestijnse boeren een eigen bestaan op te laten bouwen met de teelt van olijven?
Ja.
Kunt u nagaan of de uitspraken, zoals aangegeven door de actie «plant een olijfboom», inderdaad kloppen?2
De actiegroep «Women in Green» heeft bevestigd de uitspraken te hebben gedaan.
Kunt u nagaan of het land waarop de bomen werden gepland inderdaad eigendom is van de Palestijnse boer Yassin Da'doua?3
Het betreft een juridische kwestie die naar lokaal geldend recht dient te worden geïnterpreteerd. Het is niet aan Nederland daarover een uitspraak te doen.
Is het niet zo dat dergelijke vredelievende activiteiten van actievoerders op Palestijns privéterrein niet verstoord dienen te worden door actievoerders, in dit geval actievoerders van «Woman in Green»?
Eigenaren moeten – binnen de grenzen van de wet – kunnen bepalen wat er op hun land gebeurt, zonder verstoring van buitenaf.
Ziet u aanleiding om in de goede diplomatieke contacten die Nederland met Israël heeft het bespreekbaar te maken dat Nederland vindt dat dergelijke vreedzame initiatieven in de toekomst gewoon doorgang moeten kunnen vinden?
Gezien de nationaliteit van de studenten is dit primair een taak van de Noorse regering. Deze heeft nog geen aanleiding gezien deze zaak bij de Israëlische autoriteiten aan de orde te stellen. In algemene zin geldt dat Nederland op regelmatige basis de situatie in de Palestijnse Gebieden met Israël bespreekt, waaronder het optreden van kolonisten.
De aanhouding van een verslaggever van Omroep Zeeland |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de politie Zeeland een verslaggever van Omroep Zeeland heeft aangehouden? Zo ja, wat was hiervoor de aanleiding? Waarom is hij lopende de oefening niet als verslaggever bejegend?1
Ja. De journalist is op 7 maart aangehouden tijdens een oefening op de Oosterscheldekering. De aanhouding vond plaats binnen de context van de oefening. Door verwarring werd de journalist aangezien voor een acteur betrokken bij de oefening. De journalist was op dat moment niet als zodanig herkenbaar als gevolg van het niet zichtbaar dragen van zijn perskaart en het ontbreken van een gekleurd hesje. Nadat duidelijk was dat het een journalist betrof mocht hij vertrekken. De dag na het incident heeft een gesprek tussen de journalist en afgevaardigden van politie en defensie plaatsgevonden. Hierin is uitgesproken dat politie en defensie de gang van zaken rond het aanhouden van de journalist betreuren.
Tevens wordt de oefening en het incident geëvalueerd, zodat herhaling van een dergelijk incident in de toekomst voorkomen kan worden.
In hoeverre kunnen journalisten nog vrijelijk verslag doen van gebeurtenissen met nieuwswaarde? Welke regels gelden er bijvoorbeeld om journalisten in hun nieuwsgaring te hinderen of (foto)materiaal in beslag te nemen?
Journalisten kunnen vrijelijk verslag doen van gebeurtenissen met nieuwswaarde.
Vrije nieuwsgaring ontslaat degenen die daarin hun professie vinden (fotografen, journalisten enz.) echter niet van de verplichting om zich te houden aan ter plaatse geldende (wettelijke) voorschriften. Daarnaast kunnen factoren als bijvoorbeeld het gedrag van de betrokken journalist omstandigheden creëren op basis waarvan een opsporingsambtenaar een interventie kan plegen.
Deelt u de mening dat, gezien eerdere incidenten (de arrestatie van journalist Damstra vanwege het filmen van een ongeval), de vrije nieuwsgaring gehinderd wordt als niet journalisten, maar politiefunctionarissen bepalen of en zo ja, in welke vorm verslag gedaan kan worden van gebeurtenissen met nieuwswaarde?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om in overleg te treden met de Nederlandse Vereniging voor Journalistiek om dit soort incidenten tussen politiefunctionarissen en journalisten te bespreken en gedragsregels overeen te komen, waardoor politiefunctionarissen hun werk ongestoord kunnen doen en de belangen van andere betrokkenen worden gewaarborgd, zonder dat de vrije nieuwsgaring daardoor beperkt hoeft te worden?
Omgang tussen journalisten en agenten hoort professioneel van aard te zijn. Zowel agenten als journalisten werken binnen de regelgeving en werken binnen die regelgeving professioneel met elkaar. In beginsel moet het voor iedere journalist mogelijk zijn om journalistiek werk te doen. Echter de wijze waarop dit hier is gebeurd – niet als journalist herkenbaar zijn – in relatie tot de gebeurtenis waarvan verslag gedaan wordt – oefening van politie en defensie – kunnen omstandigheden creëren op basis waarvan misverstanden kunnen ontstaan. In dit specifieke geval werd de journalist aangezien voor een bij de oefening betrokken acteur en heeft de opsporingsambtenaar aan de journalist vragen gesteld over zijn identiteit.
De sprekers op het Nationaal Islam Congres 2012 |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de aankondiging van het «Nationaal Islam Congres 2012»?1
Ja.
Welke sprekers op dit salafistisch georiënteerde congres hebben, evenals «sjeik» Al Haddad, opgeroepen tot geweld?
Vreemdelingen die een bedreiging voor de openbare orde en de nationale veiligheid vormen, kan de toegang tot Nederland worden ontzegd. Of het gedrag en de uitlatingen van een vreemdeling maken dat inderdaad sprake is van een dergelijke bedreiging wordt per geval op eigen merites beoordeeld. Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de openbare orde of de nationale veiligheid in het geding is, biedt de Schengenregelgeving ruimte om de toegang aan de grens te weigeren. Hetzelfde geldt indien de aanwezigheid van een vreemdeling een gevaar vormt voor de internationale betrekkingen van Nederland. Voor vreemdelingen die EU-onderdaan zijn gelden striktere eisen voor toegangsweigering. Zij kunnen alleen de toegang worden ontzegd als zij een werkelijk en ernstig gevaar vormen voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen.
In de mij beschikbare informatie zie ik geen aanwijzingen voor een dergelijk gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid. Er is dan ook geen aanleiding de individuele sprekers de toegang tot Nederland te weigeren.
Is de regering bereid om uitgenodigde sprekers voor dit haatcongres de toegang tot ons land te weigeren indien zij hebben opgeroepen tot geweld? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bekeuren door particuliere beveiligers |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat Amsterdam particuliere beveiligers aan wil stellen als tijdelijke buitengewone opsporingsambtenaren?1
Ja. Het betreft hier personen die via een beveiligingsbedrijf worden ingehuurd en aangesteld worden als onbezoldigd buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de gemeente Amsterdam.
Welke taken moeten deze beveiligers uit gaan voeren? Welke bevoegdheden krijgen zij hiervoor?
De bevoegdheden van deze boa’s zijn beperkt tot het handhaven van de APV, het parkeerbeleid en het opmaken van een proces-verbaal van bevindingen voor een aantal artikelen uit het wetboek van Strafrecht2, de punten 1.1 tot en met 1.3 van het domein Openbare ruimte zoals beschreven in de Circulaire boa.3
Voor welke periode worden zij tijdelijk aangesteld?
De periode van aanstelling wordt door de werkgever bepaald, in dit geval de gemeente Amsterdam. De maximale looptijd voor een akte van opsporingsbevoegdheid betreft vijf jaren, waarna de akte met wederom vijf jaren kan worden verlengd.
Worden zij, net als de overige bijzondere opsporingsambtenaren, vooraf gescreend? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Aan welke opleidingseisen moeten deze particuliere beveiligers voldoen?
Deze boa’s in onbezoldigde dienst van de gemeente dienen aan dezelfde bekwaamheidseisen te voldoen als alle andere boa’s zoals deze door mij zijn vastgesteld in de Circulaire boa voor het domein Openbare ruimte.4
Moeten zij net als de overige bijzondere opsporingsambtenaren voor de aanvraag van een akte van opsporingsbevoegdheid een examen afleggen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Is het waar dat er vaker particuliere beveiligers worden ingehuurd door gemeenten om kleine klussen van de politie over te nemen, zoals gesteld door een woordvoerder van de VNG? Waar is dit vaker gebeurd? Om wat voor klussen gaat het dan?
Gemeenten mogen sinds 2004 boa’s inhuren bij private partijen. Ook huren gemeenten toezichthouders (zonder opsporingsbevoegdheid) in als extra ogen en oren in de publieke ruimte. Ongeveer 7% van de totale straattoezicht- en handhavingcapaciteit bij gemeenten wordt ingehuurd. Ik verwijs ook naar de verkenning die als bijlage bij mijn brief van 24 maart 2011 aan uw Kamer is toegezonden (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 32 459, nr. 7). Op deze wijze geven gemeenten invulling aan de eigen verantwoordelijkheid voor de lokale veiligheid.
Waarom voert de politie deze taken niet gewoon zelf uit?
Het verzorgen van veiligheid is een zaak van alle betrokken partijen, niet alleen van de politie. De burgemeester kan diverse middelen inzetten bij het waarmaken van zijn verantwoordelijkheden op dit gebied. Eén van die middelen is de inzet van straattoezicht- en handhavingsdiensten. Deze diensten werken naast en samen met de politie, niet in plaats van de politie. Straattoezicht en handhaving zijn vooral gericht op het aanpakken van overlast en verloedering en, door middel van preventief toezicht, het versterken van sociale controle in de openbare ruimte.
Deelt u de mening dat steeds meer politietaken aan het verschuiven zijn van politie naar gemeenten en vervolgens van gemeenten naar de particuliere sector? Wat vindt u van deze ontwikkeling?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw reactie op de constatering van de onderzoeker aan de Vrije Universiteit dat er onduidelijkheid is over wie verantwoordelijk is in het geval de beveiliger dingen doet die niet door de beugel kunnen? Wie is volgens u dan verantwoordelijk?
Ik ben het hier niet mee eens. Waar het gaat om de gedragingen en werkzaamheden die de persoon als boa uitvoert, is het toezicht belegd bij de Politie en het Openbaar Ministerie. Zij zien vanuit hun eigen rollen in de opsporing en handhaving toe op de kwaliteit en de goede samenwerking met de politie. Uiteraard is de gemeente als werkgever verantwoordelijk voor het goed functioneren van de (ingehuurde) boa’s en toezichthouders. Het uitlenende bedrijf en de inlenende werkgevers nemen zo nodig arbeidsrechtelijke stappen als de gedragingen van de boa/toezichthouder niet door de beugel kunnen.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over politieonderwerpen op 29 maart 2012?
Ja.
Het verschuiven van de ingangsdatum van de AOW |
|
Paul Ulenbelt |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Is het waar dat alle pensioenfondsen, net zoals het Pensioenfonds van de Metaalelektro, het Pensioenfonds Zorg en Welzijn en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds op hun website meedelen, de einddatum van het pre-pensioen niet te zullen aanpassen aan de verschoven ingangsdatum van de uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW)?1
Nee. Het wijzigen van de ingangsdatum AOW is voor tweederde deel van de mensen met een lopende VUT- en prepensioenregeling geen probleem. Voor hen loopt het prepensioen door tot het moment waarop de AOW-uitkering begint, ook in de nieuwe situatie.
Voor het derde deel voor wie het wel een probleem kan zijn is, in de praktijk sprake van een divers beeld bij pensioenuitvoerders en VUT-fondsen. Er zijn pensioenuitvoerders die geen maatregelen treffen of overwegen, maar ook uitvoerders die dit wel doen.
Zo zijn er initiatieven om een uitkering uit vervroegd ouderdomspensioen te laten doorlopen tot de 65e verjaardag. Soms is er door de pensioenuitvoerder voor gekozen om dit automatisch te doen voor nog ingaande vervroegde ouderdomspensioenen. De kosten hiervan komen straks geleidelijk ten laste van het ouderdomspensioen van de betrokkene of worden gefinancierd door een hogere premie. Daarnaast zijn er ook fondsen die de gevolgen van het verschuiven van de ingangsdatum AOW voor de deelnemer beperken doordat er een aparte VUT-stichting is met voldoende reserves, waardoor de kosten hiervan niet ten laste komen van de deelnemer.
Tevens zijn er initiatieven om een deel van het ouderdomspensioen te ruilen tegen vroegpensioen en het vroegpensioen daarmee te laten doorlopen tot de 65e verjaardag.
Dit geeft er in mijn ogen blijk van dat er initiatieven worden genomen om de financiële consequenties voor deelnemers te beperken.
Een overzicht van welke vroegpensioenregelingen aangepast zijn en welke niet is niet beschikbaar.
Wat hebben uw gesprekken met pensioenfondsen en verzekeraars over het verschuiven van de AOW-datum van de eerste van de maand naar de 65e verjaardag in die maand opgeleverd?
De eerste gesprekken met pensioenfondsen dateren van begin 2011. Pensioenfondsen waren dus ruim op tijd op de hoogte van de wijziging en hadden hier op kunnen anticiperen. Daarnaast heb ik na het aannemen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer een bericht gestuurd aan de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars. Met hen is afgesproken dat zij dit zullen verspreiden onder hun leden. Pensioenfondsen en verzekeraars kunnen dit dan weer gebruiken in hun communicatie met deelnemers en verzekerden. Uiteindelijk is het al dan niet aanpassen van vroeg- en prepensioenregelingen een zaak van sociale partners.
Welke pensioenfondsen en welke verzekeraars hebben besloten prepensioen te laten doorlopen tot de dag dat iemand 65 jaar wordt?
Een overzicht van welke vroegpensioenregelingen aangepast zijn en welke niet is niet beschikbaar.
Welke verzekeraars hebben besloten het prepensioen niet te laten doorlopen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat het door pensioenfondsen ongewijzigd laten van de einddatum voor prepensioen en verzekeraars mensen in de financiële problemen kan brengen?
Door deze wetswijziging wordt vanaf 1 april 2012 het recht op AOW-ouderdomspensioen met gemiddeld een halve maand uitgesteld. Dit betekent dat mensen gemiddeld eenmalig € 415 bruto minder AOW uitgekeerd krijgen.
Dit inkomensgat voor mensen met een VUT- of prepensioenuitkering weegt niet voor iedereen even zwaar. Het gaat hier immers ook om mensen met een aanvullend pensioen. De ingangsdatum van het aanvullend pensioen blijft aansluiten op het vroegpensioen, ook als de AOW later ingaat en de vroegpensioenregeling niet wordt aangepast. Gezien de in Nederland relatief omvangrijke tweede pijler in vergelijking met de eerste pijler, is het effect voor de deelnemer dan gering. Uiteindelijk is het aan de sociale partners om een afweging te maken of en hoe het missen van gemiddeld twee weken AOW gerepareerd moet worden.
Welke stappen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat er geen inkomensgat ontstaat?
De eerste gesprekken met pensioenfondsen dateren van begin 2011. Pensioenfondsen waren dus ruim op tijd op de hoogte van de wijziging en hadden hier op kunnen anticiperen. Uiteindelijk is al dan niet aanpassen van vroeg- en prepensioenregelingen een zaak van sociale partners.
Geluidsoverlast in Lansingerland |
|
Maarten Haverkamp (CDA), Charlie Aptroot (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wanneer gaan de V250 treinen rijden op de HSL-Zuid? Wat betekent dit voor de referentiemetingen die in Lansingerland uitgevoerd zullen worden?
De metingen hebben tot doel om voor de eindsituatie de te verwachten geluidbelastingen te berekenen. Om deze berekeningen te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk dat er voldoende metingen worden verricht. In het meetprogramma van TNO zijn er daarom per meetlocatie (4 locaties in Lansingerland, 2 in Kaag en Braassem en 1 in Breda) 3 meetdagen voorzien. Op de meetdagen wordt het geluid van het hogesnelheidsmaterieel (V250 en Thalys) dat op hoge snelheid voorbij rijdt, zowel vlakbij het spoor als bij woningen, gemeten. Het is derhalve een omvangrijk meetprogramma dat enige tijd zal vergen. Vanuit het oogpunt van representativiteit is het noodzakelijk dat er per dag voldoende treinpassages gemeten kunnen worden. Op dit moment zijn er voldoende treinpassages om te kunnen starten met het meetprogramma. Dit komt doordat er in het kader van de opleidingsritten voor machinisten met de V250 wordt gereden. Vrijdag 30 maart 2012 is de eerste meetdag geweest. Het meetprogramma is dus van start gegaan en zal zo snel mogelijk worden afgerond.
Hoe is uw opmerking over referentiemetingen in de brief aan gemeente Lansingerland te rijmen met uw toezegging tijdens het algemeen overleg HSA (d.d. 15 februari 2012) dat de referentiemetingen in april van dit jaar plaats zullen vinden?1
In mijn antwoord op vraag 1 heb ik opgemerkt dat TNO de eerste metingen heeft uitgevoerd. Bij de juiste meteorologische omstandigheden kunnen de metingen binnen enkele maanden zijn afgerond. Echter, de ervaring van het eerdere meetprogramma leert dat vanwege het weer metingen kunnen vertragen.
Wat betekent snelheidsverlaging voor de huidige geluidsoverlast situatie?
Afhankelijk van de mate waarin de snelheid wordt verlaagd en voor welke treinen een snelheidverlaging wordt doorgevoerd zal de geluidbelasting op woningen lager zijn.
Is het waar dat een snelheidsverlaging van 160 km/u naar 120 km/u met het huidige materieel een geluidsreductie geeft van 2,5 dBA?
Volgens het vigerende Reken- en Meetvoorschrift zal voor de Thalys het effect globaal 0,9 dB(A) per passage bedragen en voor de Prio-rijtuigen2 2,0 dB(A).
Is de uitspraak dat de overkapping «geen haalbare en wenselijke optie is» niet voorbarig, nu nog niet duidelijk is of andere opties het geluid zodanig kunnen beperken dat aan afspraken en norm wordt voldaan?
Ik richt mij nu eerst op de referentiemetingen en het uitvoeren van de pilot. Een overkapping is, gezien de financiële en technische impact, een maatregel die niet zal worden meegenomen in de pilot. De pilot zal inzicht verschaffen in de kosten en de geluideffecten van aanvullende geluidmaatregelen. Op basis van die inzichten en in samenhang met de resultaten van de metingen zal ik bekijken of en zo ja welke aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Doelmatigheid speelt daarbij een rol.