Het bericht ‘Of slapen er terroristen in Zwolle’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Of slapen er terroristen in Zwolle»?1
Ja.
Blijft u bij uw standpunt dat er geen aanwijzingen zijn voor islamitische asielterroristen in Nederland, terwijl asielzoekers die aanwijzingen wèl hebben? Zo ja, waarom?
Tijdens het mondelinge vragenuur van 7 oktober 2014 ben ik naar aanleiding van vragen van leden van uw Kamer ingegaan op de berichtgeving in Bild am Sontag van 5 oktober jl. Ik heb toen aangegeven dat het in die berichtgeving over vooropgezet misbruik van de vreemdelingenketen door ISIS of andere jihadistische organisaties, gaat om mogelijke scenario’s, waarvoor tot nu toe nog geen concrete aanwijzingen zijn.
In het artikel van 15 oktober jl. in NRC.NEXT wordt de bredere vraag opgeworpen, of zich onder de grote aantallen asielzoekers uit Syrië individuen bevinden die met name de terroristische organisatie ISIS aanhangen. Hier gaat het dus niet om het vooropgezette plan van een jihadistische organisatie om de vreemdelingenketen te misbruiken, maar om de situatie dat zich onder de asielzoekers personen kunnen ophouden die sympathiseren met een terroristische organisatie en/of mogelijk een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Ik heb op 30 oktober 2014 een brief aan uw Kamer gestuurd over hoe er binnen de vreemdelingenketen signalen over dergelijke personen worden opgepakt (Maatregelen om misbruik van vluchtelingenstromen door jihadistische organisaties te voorkomen). Vanwege operationele belangen kan ik geen specifieke mededelingen doen over eventuele aanwijzingen hieromtrent.
Hoe beoordeelt u, uit het oog van veiligheid, het feit dat vermeende asielterroristen gewoon een land uit kunnen kiezen en daar naartoe reizen?
In geval van een ernstige bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid kunnen grenscontroles aan de binnengrenzen tijdelijk worden heringevoerd. De situatie is echter niet zodanig dat Nederland dergelijke grenscontroles zal herinvoeren. Conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet een afwijking van het grondbeginsel van het vrije verkeer van personen als restrictief worden opgevat. Tijdelijke herinvoering van grenscontroles kan alleen als uiterste middel. Een beoordeling dient plaats te vinden in hoeverre de tijdelijke maatregel de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voldoende kan verhelpen, en of de maatregelen tot die bedreiging in verhouding staan. Op dit moment staat het inzetten van deze uiterste maatregelen niet in verhouding tot de effectiviteit daarvan. Bovendien zou het ook economische schade ten gevolge hebben voor Nederland.
De EU-lidstaten zetten in op betere samenwerking en het delen van informatie in plaats van op het sluiten van de binnengrenzen. Ik heb nationaal gekozen voor de 38 maatregelen zoals beschreven in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Kamerstuk 29 754, nr. 253) en met uw Kamer besproken in het aansluitende debat op 4 september 2014.
Bovendien, zoals reeds gesteld in mijn brief van 30 oktober 2014, worden door de IND vreemdelingenrechtelijke mogelijkheden bezien en eventuele vreemdelingenrechtelijke acties ondernomen, wanneer in voorkomende gevallen vreemdelingen kunnen worden gerelateerd aan terrorisme en radicalisering.
Deelt u de mening dat u onverantwoordelijk handelt door het huidige beleid aangaande opname van mogelijke asielterroristen voort te zetten? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bereid alsnog de grenzen te sluiten voor mensen uit islamitische landen en de subsidies voor Vluchtelingenwerk en de asieladvocatuur te stoppen? Zo neen, waarom niet?
Het grenscontroleproces is een integer en veilig proces gebaseerd op internationale en Europese wet- en regelgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende belangen, waaronder de mobiliteit van de passagier, waarbij niet wordt ingeboet aan veiligheid. De Koninklijke Marechaussee controleert van elke passagier die de Schengen buitengrens passeert de echtheid van het paspoort en controleert eveneens of de houder van het paspoort hoort bij het aangeboden paspoort.
In mijn brief van 31 oktober 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 269) heb ik toegelicht dat de inzet binnen de vreemdelingenketen zich richt op het investeren in het veiligheidsbewustzijn (awareness) van de medewerkers zodat medewerkers alert zijn op dergelijke signalen en weten op welke wijze dit signaal kan worden doorgeleid naar de AIVD of de Nationale Politie. Het stopzetten van de subsidie voor Vluchtelingenwerk draagt hier niet aan bij en vind ik dan ook geen te overwegen optie.
Elke asielzoeker heeft recht op juridische bijstand van een advocaat in het geval hij een aanvraag doet om een verblijfsvergunning asiel. Op grond van de regelgeving op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand ontvangt de advocaat voor deze werkzaamheden een vergoeding. De IND zal de aanvraag volgens de gebruikelijke regels beoordelen. Daarbij zullen alle relevante feiten die boven water komen worden betrokken. Daarbij hoort niet dat een advocaat op voorhand geen vergoeding krijgt voor zijn werkzaamheden.
Hebt u kennisgenomen van het nieuws dat Turkije de man heeft vrijgelaten die in februari 2013 in Kopenhagen de Deense journalist Lars Hedegaard probeerde te vermoorden en die vervolgens in Turkije is gearresteerd?1
Ja.
Deelt u de mening dat het een schande is dat Turkije de man die een aanslag pleegde op Lars Hedegaard, heeft vrijgelaten? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse verontwaardiging hierover kenbaar maken in het kader van de strijd tegen terrorisme?
Denemarken heeft navraag gedaan over deze kwestie, die in eerste instantie een strafrechtelijke zaak is tussen Denemarken en Turkije, bij de Turkse autoriteiten. De Turkse autoriteiten hebben beloofd de zaak grondig uit te zoeken. Het kabinet ziet geen reden het NAVO-lidmaatschap van Turkije aan de orde te stellen.
Deelt u de mening dat Nederland alles moet doen om Denemarken te helpen de Turken onder druk te zetten om de aanslagpleger op Lars Hedegaard opnieuw op te pakken en uit te leveren aan Denemarken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een land dat terroristen vrijlaat, niet in de NAVO thuishoort?
Zie antwoord vraag 2.
De overname van Ziggo door Liberty Global (UPC) |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Bart de Liefde (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «KPN voelt zich benadeeld bij fusie van Ziggo en UPC»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de overname van Ziggo door Liberty Global en de mogelijke gevolgen voor respectievelijk de (vaste) telefonie-, TV- en internetmarkt, dus zowel voor de gehele triple play markt als de deelmarkten die daar onderdeel van zijn?
De overname van Ziggo door Liberty Global past in de Europese consolidatieslag die zichtbaar is in de telecommunicatiesector. Schaalgrootte levert bedrijven kostenvoordelen op, wat van belang is in een markt waar grote investeringen in netwerken gedaan moeten worden om de groeiende vraag naar capaciteit aan te kunnen. Met de overname transformeert de Nederlandse consumentenmarkt zich van een structuur met één sterke speler en twee sterke regionale spelers, naar een markt met twee spelers die beiden op nationaal niveau actief zijn.
Voor Nederland betekent de overname dat er een sterke speler naast KPN ontstaat op de (vaste) telefonie-, televisie- en internetmarkt. Dat er naast KPN een tweede sterke nationale speler ontstaat, is op zichzelf een goede zaak. De Europese Commissie heeft op 10 oktober 2014 haar besluit bekendgemaakt met daarin haar onafhankelijk oordeel over de gevolgen van de overname. De Europese Commissie heeft geconcludeerd dat er, met een aantal voorwaarden die de Europese Commissie stelt aan Liberty Global, geen extra mededingingsproblemen zijn te verwachten als gevolg van de overname. Het is aan de ACM om, gegeven het besluit van de Europese Commissie, te beoordelen welke regulering onder de huidige marktomstandigheden nodig is.
De ACM heeft op 31 oktober 2014 haar onafhankelijk oordeel bekend gemaakt over de vraag welke ex-ante marktregulering in de komende jaren nodig is, om te borgen dat de Nederlandse telecommunicatiemarkt effectief concurrerend is. In dat oordeel heeft de ACM de gevolgen van de overname van Ziggo door Liberty Global meegewogen. De ACM heeft geconcludeerd dat er een risico is dat een gefuseerd Ziggo/UPC en KPN niet voldoende met elkaar concurreren. Daarnaast constateert de ACM dat er een risico is dat KPN op de zakelijke markten over aanmerkelijke marktmacht beschikt. De ACM constateert verder dat op de kabelnetwerken geen vorm van toegang mogelijk is, die vergelijkbaar is met de «ontbundelde» toegang tot het netwerk van KPN. Omdat regelgeving vraagt om concurrentieproblemen op deze markten allereerst op het niveau van de «ontbundelde toegang» op te lossen, oordeelt de ACM dat de verplichting voor KPN om die «ontbundelde toegang» te leveren in de komende drie jaar gecontinueerd moet worden. De ACM komt tot de conclusie dat met het reguleren van de toegang tot de netwerken van KPN, er voldoende andere aanbieders op de internetmarkt zijn die concurreren met KPN en Ziggo/UPC. Met die ontbundelde toegang kunnen concurrenten van KPN en Ziggo/UPC zelf bepalen welke diensten zij aanbieden over de aansluitnetwerken van KPN.
Het is aan de ACM om binnen het kader van de Telecommunicatiewet te beoordelen wat de noodzakelijke toegangsregulering is om effectieve concurrentie op de Nederlandse telecommunicatiemarkten te borgen in de komende jaren. Het kabinet zou het wenselijk vinden dat niet alleen KPN, maar ook kabelbedrijven zoals Ziggo en UPC direct worden geprikkeld door het toelaten van concurrenten op hun netwerk. Gezien de conclusies van de ACM is daar, onder de huidige marktomstandigheden, een aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader voor nodig.
Kunt u aangeven hoe de nieuwe marktstructuur op deze markten er uit zal zien? Welke marktaandelen ontstaan er? Is straks in één of meerdere van deze markten sprake van een economische machtspositie in de zin van art. 24 van de Mededingingswet? Kunt u de Autoriteit Consument en Markt (ACM) verzoeken hier onderzoek naar te doen? Op welke termijn kan de Kamer deze analyse tegemoet zien?
Op de consumentenmarkten ontstaat na de overname van Ziggo door Liberty Global een marktstructuur met twee sterke, vergelijkbare partijen. Onderzoeksbureau Telecompaper rapporteert over het tweede kwartaal van 2014 de volgende marktaandelen in de onder vraag 2 genoemde markten.
Televisie
Internet
Vaste Telefonie
Triple play
Ziggo/UPC
59,8%
44,1%
41,4%
61%
KPN
20,9%
39,9%
41,8%
21%
Overig
19,3%
16%
16,8%
18%
Marktaandelen consumentenmarkten (bron: Telecompaper)
Daarnaast zijn de verhoudingen in de zakelijke en mobiele markten van belang. De ACM concludeert dat er zonder regulering een risico bestaat dat KPN een machtspositie op de zakelijke markten heeft. De ACM rapporteert over de zakelijke markten en de mobiele markt de volgende marktaandelen.
Bedrijfsnetwerken
Tweevoudige telefoonaansluitingen
Meervoudige telefoonaansluitingen
Mobiele Telefonie
Ziggo/UPC
5–10%
10–15%
5–10%
0–5%
KPN
55–60%
80–85%
45–50%
30–35%
Overig
25–40%
5–10%
35–40%
65–70%
Marktaandelen zakelijke en mobiele markten (bron: ACM)
De ACM heeft in het marktonderzoek dat ten grondslag ligt aan het ontwerpbesluit dat zij op 31 oktober 2014 heeft bekendgemaakt, rekening gehouden met de overname van Ziggo door Liberty Global. Dat betekent dat de ACM in haar bevindingen rekening heeft gehouden met bovenstaande marktverhoudingen. De ACM concludeert dat KPN op de wholesalemarkt voor ontbundelde toegang beschikt over aanmerkelijke marktmacht. Om de uit die machtspositie voortvloeiende mededingingsproblemen op te lossen, legt de ACM regulering op aan KPN.
Het begrip aanmerkelijke marktmacht uit de Telecommunicatiewet komt overeen met het begrip economische machtspositie uit het mededingingsrecht. Omdat deze begrippen overeenkomen, ligt het niet voor de hand om de telecommunicatiemarkten die de ACM op grond van de Telecommunicatiewet heeft onderzocht en gereguleerd, vervolgens te onderzoeken op basis van artikel 24 van de Mededingingswet. De ACM kan desondanks, wanneer zij daartoe aanleiding ziet, een onderzoek starten naar de vraag of een partij misbruik maakt van een economische machtspositie. Die aanleiding kan liggen in bijvoorbeeld een klacht van een concurrent. Het is op zichzelf niet verboden om te beschikken over een economische machtpositie. Wel is het verboden voor een partij met een economische machtspositie om misbruik te maken van die sterke positie. Van misbruik kan sprake zijn als een dominante partij bijvoorbeeld concurrenten uitsluit ten koste van de consument. Het is aan de ACM om te beslissen of zij aanleiding ziet een onderzoek te starten. De ACM heeft desgevraagd aangegeven daar op dit moment geen aanleiding toe te zien.
Kan de nieuwe marktstructuur zo spoedig mogelijk meegenomen worden in nieuwe en lopende marktanalyses? Wanneer kunnen deze analyses verwacht worden? Bent u bereid met ACM af te spreken dat zij daarbij ook kijken naar de effecten op de markt voor analoge TV, digitale TV, snel internet en telefonie? Zo nee, waarom niet?
De ACM heeft de nieuwe marktstructuur en de gevolgen van de overname van Ziggo door Liberty Global al meegewogen in het door haar op 31 oktober 2014 gepubliceerde ontwerpbesluit. Dat betekent dat de effecten van de overname van Ziggo op de geanalyseerde markten voor internet, telefonie en de zogenaamde zakelijke netwerkdiensten door de ACM zijn geanalyseerd, en ten grondslag liggen aan de door de ACM bekendgemaakte voorgenomen regulering van KPN. De ACM heeft de televisiemarkt niet afzonderlijk geanalyseerd. In december 2011 heeft de ACM geconcludeerd dat deze markt naar haar oordeel niet langer in aanmerking komt voor regulering. Dat oordeel is door het College van Beroep voor het bedrijfsleven geaccepteerd. De ACM heeft aangegeven op dit moment geen aanleiding te zien om haar oordeel over de televisiemarkt te heroverwegen.
Acht u de gestelde voorwaarden bij de overname, namelijk het afstoten van Film1 en het creëren van meer ruimte voor TV via internet, afdoende? Zo ja, waarom? Zo nee, kunt u of de ACM hier nog maatregelen aan toevoegen? Hoe beziet u in dit licht de positie van andere partijen die met de kabelaanbieders concurreren en:2 hun eigen diensten over het kabelnetwerk zouden willen aanbieden en/of3 diensten van de fusiecombinatie zouden willen wederverkopen als onderdeel van hun eigen bundels?
Ik merk allereerst op dat de Europese Commissie tot een onafhankelijk oordeel is gekomen over de vraag wat de gevolgen voor de concurrentie zijn van de overname van Ziggo door Liberty Global. In de door de haar gestelde voorwaarden onderkent de Europese Commissie het belang van het ongehinderd kunnen leveren van televisiediensten over het internet. Netneutraliteit is voor Nederland een belangrijke pijler die de concurrentiemogelijkheden van dienstenaanbieders over het internet moet borgen. De Europese Commissie laat zien dat ook zij daarvoor aandacht heeft.
De Europese Commissie concludeert dat, omdat Ziggo en UPC actief zijn in verschillende geografische gebieden en niet met elkaar concurreren om dezelfde eindgebruikers, de overname de concurrentie in de televisie, internet en telefoniemarkt niet aanzienlijk beperkt. De Europese Commissie onderkent daarnaast weliswaar een risico dat de Nederlandse marktstructuur onvoldoende concurrentie borgt, maar heeft niet kunnen vaststellen dat dit door de overname van Ziggo door Liberty Global wordt veroorzaakt of versterkt. Gezien de wijze waarop de Europese Commissie de overname heeft beoordeeld, is deze uitkomst niet onverwacht.
De ACM is de onafhankelijke autoriteit die, gegeven het besluit van de Europese Commissie, op grond van de Telecommunicatiewet beoordeelt welke regulering onder de huidige marktomstandigheden nodig is. Op grond van die bevoegdheid kan de ACM, wanneer er sprake is van een of meer partijen met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt, passende toegangsregulering opleggen.
De conclusie die de ACM op 31 oktober 2014 heeft bekendgemaakt, is dat KPN beschikt over aanmerkelijke marktmacht op de markt voor ontbundelde toegang en gereguleerd wordt.
De conclusies van de Europese Commissie en de ACM betekenen dat andere partijen die hun diensten via het kabelnetwerk van Ziggo/UPC willen aanbieden dit over het internet kunnen doen (zogenaamde «over the top» diensten). Voor andere mogelijkheden, zoals het wederverkopen van de diensten van Ziggo/UPC of het aanbieden van eigen diensten over het kabelnetwerk, geldt dat partijen hierover commercieel zullen moeten onderhandelen met Ziggo/UPC. Wel kunnen andere partijen gebruik maken van de gereguleerde toegang op de netwerken van KPN en op die wijze concurreren met Ziggo/UPC.
Deelt u nog steeds de mening dat «two is not enough» omdat hiermee sprake is van onvoldoende concurrentie en innovatie op de telecom, TV en internetmarkten? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen en op welke termijn mogen die stappen verwacht worden?
Ja, die mening deel ik nog steeds. Dat betekent wat mij betreft dat er structureel sprake moet zijn van toegangsmogelijkheden tot deze netwerken. Ik heb ook aangegeven dat het wat mij betreft logisch zou zijn om beide netwerken te reguleren.
Ik heb onder andere in de middellangetermijnvisie op telecommunicatie, media en internet aangegeven, zorgen te hebben over de vraag of het Europese kader voldoende is toegerust om concurrentie te waarborgen in convergerende telecommunicatiemarkten. Twee grote spelers is wat mij betreft niet genoeg voor een duurzaam concurrerende markt. Dat betekent dat toegangsregulering wat betreft het kabinet ook nodig is in een markt met twee grote spelers. Het kabinet zou het wenselijk vinden dat niet alleen KPN, maar ook kabelbedrijven direct worden geprikkeld door het toelaten van concurrenten op hun netwerk. Gezien de conclusies van de ACM is daar, onder de huidige marktomstandigheden, een aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader voor nodig. Om dat te realiseren is het noodzakelijk om anderen in Europa te overtuigen van ons standpunt dat het onder dit soort marktomstandigheden wenselijk is beide netwerken te reguleren. Dat betekent dat wat betreft Nederland de lat voor het reguleren van beide netwerken lager moet worden gelegd, zodat het makkelijker wordt om twee partijen te reguleren.
Het kabinet heeft in het afgelopen jaar op nationaal niveau gesproken met de sector over de wenselijke en noodzakelijke aanpassingen in het huidige marktreguleringskader. Daarnaast heeft het kabinet zich ingezet om een evaluatie en de discussie over de noodzakelijk aanpassingen in het Europese kader op de Europese agenda te krijgen. De Europese Commissie start mogelijk in 2015 met het proces van herziening van de Europese telecommunicatierichtlijnen. Een evaluatie en herziening van het Europese kader is een proces dat een aantal jaren in beslag zal nemen.
Ik zal in 2015 in Europa aandacht blijven vragen voor de noodzaak om het Europese kader te heroverwegen en geschikt te maken voor convergerende markten. De ACM zal de marktontwikkelingen nauwlettend monitoren en ik heb de ACM verzocht mij een jaar na haar definitieve besluit te informeren over de ontwikkelingen in de internet-, televisie- en vaste telefoniemarkt.
Is uw mening over toegangsregulering ongewijzigd gebleven, namelijk dat de toegang tot het netwerk van KPN in stand moet blijven zoals het nu is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord gedetailleerd toelichten?
Ik vind het van groot belang dat effectieve toegang tot het netwerk van KPN verzekerd blijft. Of deze in stand moet blijven zoals dat het geval was, is aan de ACM om te beoordelen. Daarbij moet de ACM een afweging maken tussen de effectiviteit van de toegangsregulering en de mogelijkheden voor KPN om met Ziggo/UPC te concurreren. Ik vind het van belang dat beide goed geborgd zijn.
Wat vindt u van de uitspraken van KPN in de media, namelijk dat deregulering van KPN nu voor de hand zou liggen? Hoe beoordeelt u die roep om deregulering?
Ik ben van mening dat de Nederlandse telecommunicatiemarkt gebaat is bij open netwerken en dat een marktstructuur met twee partijen voldoende aanleiding vormt om te reguleren.
Na het bekendmaken van de voorlopige bevindingen van de ACM, volgt nu allereerst een nationale consultatie. KPN kan in de nationale consultatie haar zienswijze geven op de conclusies van de ACM. De ACM zal daar vervolgens op reageren, waarna een Europese consultatie volgt. Uiteindelijk is het aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven om, indien daarom wordt gevraagd, zich een oordeel te vormen over het besluit van de ACM.
Kunt u een analyse geven van de overeenkomsten en verschillen tussen KPN en de fusiecombinatie op de telecom, TV en internetmarkten? Zo ja, wilt u dan ook ingaan op de verschillen in markt- en machtspositie met betrekking tot de consumenten-, business tot business-, retail- en wholesalemarkt? Wilt u per markt aangeven of, en zo ja, en welke vorm van regulering wenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs voor de marktposities naar mijn antwoord op vraag 3. Uit de marktaandelen blijkt dat de posities van KPN en de fusiecombinatie Ziggo/UPC op de telefonie-, internet- en televisiemarkten voor consumenten in toenemende mate vergelijkbaar zijn. De fusiecombinatie kent een sterkere positie op televisie, de verhouding op de internetmarkt is vrijwel gelijk en KPN heeft een sterkere positie op vaste telefonie. Op de zakelijke markten en mobiele markten heeft KPN een significant sterkere positie dan Ziggo/UPC. De ACM constateert dat er in de zakelijke markten een risico bestaat dat KPN over een machtspositie beschikt.
De ACM concludeert in haar onderzoek dat de kabel, omdat zij geen vergelijkbaar toegangsproduct kan bieden, niet actief is op de wholesalemarkt voor ontbundelde toegang. Dat is de markt voor het leveren van aansluitingen aan concurrerende aanbieders, die daarmee hun eigen diensten kunnen aanbieden aan eindgebruikers. KPN heeft op die wholesalemarkt een marktaandeel van nagenoeg 100 procent.
Op grond van de geldende regelgeving is het voorbehouden aan de ACM om zich een onafhankelijk oordeel te vormen over de vraag welke regulering, gezien deze marktverhoudingen, op welke markt noodzakelijk is. De ACM heeft dat nu gedaan voor de wholesalemarkt voor ontbundelde toegang en heeft geconcludeerd dat regulering van KPN noodzakelijk is. De ACM zal ook binnen enkele maanden bekendmaken welke regulering op de telefoniemarkt zij noodzakelijk acht.
Acht u het wenselijk dat beide netwerken onder dezelfde regelgeving vallen om zo tot eerlijke concurrentie te komen? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht dat zeker wenselijk. Beide netwerken vallen ook onder dezelfde regelgeving. De ACM is de bevoegde autoriteit om relevante telecommunicatiemarkten te onderzoeken, en, indien dat nodig is, daar maatregelen op te leggen. De ACM heeft dat inmiddels gedaan.
Het is de vraag of de uitgangspunten van het Europese ex-ante marktreguleringskader in de toekomst ongewijzigd gehandhaafd moeten blijven. Zo is in het Europese kader een voorkeur neergelegd voor het reguleren van de zogenaamde «ontbundelde toegang» tot netwerken. Dat is een vorm van toegang waarbij een aanbieder een aansluitlijn huurt van bijvoorbeeld KPN, en die aansluit op zijn eigen netwerk. Het kader heeft die voorkeur, omdat concurrenten met die toegang worden gestimuleerd hun eigen infrastructuur aan te leggen en zich goed kunnen onderscheiden in hun dienstenaanbod. Het Europese kader sorteert daarmee voor op regulering van die netwerken die technisch geschikt zijn om die vorm van toegang te bieden. Het is de vraag of dat uitgangspunt in de toekomst gehandhaafd moet blijven. Ik ben van plan dat Europees ter discussie te stellen. Ik vind het meer voor de hand liggen om de concurrentiesituatie op de retailmarkten leidend te laten zijn, voor het beantwoorden van de vraag op welke netwerken regulering nodig is. Dat kan dan zijn op één netwerk of op meerdere netwerken. Het is aan de toezichthouders om op basis van de marktverhoudingen in de retailmarkten te bepalen op welke netwerken regulering nodig is. Vervolgens, bij het formuleren van de toegangsverplichtingen op die netwerken, kan de toezichthouder dan rekening houden met de technische mogelijkheden van een netwerk.
Daarnaast geldt er op grond van het Europese kader voor de ACM een additionele bewijslast wanneer de ACM aanleiding zou zien de televisiemarkt te onderzoeken. De televisiemarkt is niet door de Europese Commissie vooraf aangemerkt als een verplicht te onderzoeken telecommunicatiemarkt. De ACM moet in dat geval aantonen dat deze markt in aanmerking komt voor ex-ante regulering door deze aan drie criteria te toetsen. Alleen als de markt aan die drie criteria voldoet, komt deze voor ex-ante regulering in aanmerking en kan de ACM onderzoeken of er sprake is van effectieve concurrentie of dat een of meer partijen beschikken over aanmerkelijke marktmacht. De ACM heeft in 2011 geoordeeld dat de televisiemarkt niet aan deze drie criteria voldoet en daarmee niet voor ex-ante regulering in aanmerking komt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft dit oordeel bevestigd.
Het is de vraag of dit onderscheid tussen de televisiemarkt en de traditionele telecommunicatiemarkten voor internet en telefonie gehandhaafd moet blijven, gezien de mate waarin deze inmiddels met elkaar verweven zijn. Ik zal bij de nog te starten herziening van het regelgevend kader in Europa pleiten voor een vereenvoudiging van het systeem en mogelijk een ander reguleringsmodel. Ik zal eveneens aan de orde stellen dat, in geval van het handhaven van het huidige systeem, bovenstaande uitgangspunten heroverwogen worden.
Kunt u of de ACM toegang tot de kabel van de fusiecombinatie afdwingen? Welke bevoegdheden staan u of de ACM daarbij ter beschikking? Welke bevoegdheden bent u of de ACM voornemens in dit dossier concreet in te zetten en op welke termijn mag die inzet verwacht worden? Indien verdere regulering van de kabel niet mogelijk is, welke Europese danwel nationale wetgeving staat dat niet toe? Wat vindt u daarvan?
Op 29 oktober 2014 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Mediawet 2008 omtrent verplichtingen voor aanbieders van programmadiensten aan de Kamer gestuurd(Kamerstuk 33 991, nr. 5)Daarin geef ik aan dat uit de uitspraak van het Hof van Justitie van 7 november 2013 (C-518, UPC/Hilversum, PvEU 2014 C9) volgt dat het elektronisch transport over het kabelnetwerk als een elektronische communicatiedienst moet worden gekwalificeerd. Dat betekent dat de levering van internettoegang, televisiediensten en vaste telefonie door kabelbedrijven onder het Europese telecommunicatiekader vallen en alleen gereguleerd kunnen worden op basis van het Europese regime dat in hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet is opgenomen. In het Europese kader is eveneens bepaald dat de taken benoemd in hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet moeten worden uitgevoerd door een onafhankelijke nationale regelgevende instantie, die dit op onpartijdige en transparante wijze uitvoeren. In Nederland is dit de ACM. In het Europese kader zijn voorts regels neergelegd om een zorgvuldige procedure te borgen. Deze zijn in hoofdstuk 6b van onze Telecommunicatiewet opgenomen. Zo moet de ACM wanneer een voorgenomen besluit aanzienlijke gevolgen heeft voor de desbetreffende markt, haar voornemen volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht nationaal consulteren.
De ACM is in Nederland de bevoegde autoriteit die op grond van hoofdstuk 6a van de Telecommunicatiewet toegang tot de kabel kan afdwingen. Aan een dergelijk besluit van de ACM dient op grond van artikel 6a.1 van de Telecommunicatiewet een bepaling van de relevante markt en een onderzoek naar de concurrentiesituatie op die relevante markt ten grondslag te liggen. Wanneer uit dat onderzoek blijkt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, legt de ACM de onderneming of ondernemingen die beschikken over een aanmerkelijke marktmacht passende verplichtingen op. De ACM is nu tot een oordeel gekomen over de noodzakelijke regulering en dat onafhankelijk oordeel respecteer ik. Zoals gezegd, zal ik in Europa pleiten voor aanpassing van het Europese ex-ante marktreguleringskader.
Bent u van plan de Europese Commissie en de lidstaten een voorstel te doen om de regulering van de kabel gelijk te stellen aan die van het telecomnetwerk? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik zal pleiten voor een snel te starten herziening van het regelgevend kader. Ik heb al eerder bij Eurocommissaris Kroes aandacht gevraagd voor de wijze waarop het Europese ex-ante telecomkader uitpakt in de Nederlandse marktstructuur. Het is mijn inzet om aan de Europese Commissie en lidstaten een alternatief reguleringsmodel voor te leggen. Het is mijn inzet is om te komen tot een eenvoudiger reguleringsmodel waarbij het makkelijker wordt om toegangsregulering bij twee, technologisch verschillende, vaste netwerken, te realiseren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen overleg Telecom voorzien op 12 november a.s.?
Ja.
Misdaden van ISIS tegen Yezidi’s in Irak |
|
Han ten Broeke (VVD), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de bevindingen van de onderzoekers van het kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties?1
Ja.
Kunt u de in deze rapportage gepubliceerde aantallen omtrent moord, verkrachting en slavernij bevestigen? Hoe kwalificeert u deze?
Nee. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die dergelijke berichten kan bevestigen.
In algemene zin kan gesteld worden dat het kabinet vertrouwen heeft in de rapportage van het kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR).
Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat ISIS hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige internationale misdrijven, zoals misdaden tegen de menselijkheid en genocide.
Beschikt u over cijfers, al dan niet aangeleverd door de Verenigde Naties, van het aantal Yezidi’s dat door ISIS-terroristen is vermoord of gevangengenomen? Zo ja, kunt u deze cijfers met de Kamer delen?
De cijfers waarover het kabinet beschikt komen uit de meest recente rapportage (bijgevoegd) van OHCHR en UNAMI2 . Daarin wordt ingegaan op vermeende mensenrechtenschendingen, waaronder moord en detentie, in de periode van 6 juli tot en met 10 september. Het rapport stelt dat Yezidi’s, net als andere etnische en religieuze gemeenschappen, systematisch doelwit zijn van het geweld van ISIS.
Bent u voorts bekend met de berichten dat ISIS mosterdgas zou hebben ingezet? Hoe kwalificeert u deze berichten?2
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die dergelijke berichten kan bevestigen.
In hoeverre dragen de Nederlandse (militaire) inspanningen in Noord-Irak bij aan de bescherming van minderheden in de regio? Verwacht u dat de inzet van de coalitie op korte termijn zal leiden tot bevrijding van burgers die op dit moment gevangen zitten?
De militaire inspanningen van de internationale coalitie dragen bij aan het vermogen van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten om gebieden waarin minderheden door ISIS worden bedreigd opnieuw onder controle te krijgen. Nederland draagt bij aan dit doel door middel van de inzet van het luchtwapen en het trainen van lokale strijdkrachten. Voorts heeft Nederland middelen beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan vluchtelingen en ontheemden, waaronder minderheden. Het is moeilijk in te schatten of dit op korte termijn zal leiden tot bevrijding van burgers die gevangen zitten.
De ebola uitbraak |
|
Geert Wilders (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat president Obama vandaag met Europese leiders een spoedoverleg houdt over de ebola-epidemie?1
Ja.
Waarom neemt u niet deel aan dit overleg over de ebola-crisis?
De Nederlandse regering heeft hiervoor geen uitnodiging ontvangen.
Neemt u de gevaren van de ebola-epidemie voor de Nederlandse volksgezondheid wel serieus?
Ja. Ik verwijs naar mijn brief van 21 oktober 2014 over het risico op ebola in Nederland.
Bent u bereid het initiatief te nemen om ervoor te zorgen dat alle Europese landen alle vluchten van en naar met ebola besmette gebieden in West-Afrika, en in het bijzonder Sierra Leone, Liberia en Guinee, met onmiddellijke ingang staken? Zo ja, vanaf wanneer? Zo nee, waarom niet?
Nee. De drie getroffen landen hebben, conform de WHO richtlijnen, exit screening ingesteld. Voor verdere toelichting daarop verwijs ik naar de hierboven genoemde brief. Wij staan op het standpunt dat het virus moet worden geïsoleerd, niet de drie getroffen landen. Het is belangrijk dat grenzen in de regio open blijven: voor effectieve bestrijding van de crisis zelf, maar ook voor de economie in de regio en voor de Nederlandse bedrijven die daar handel drijven.
Het bericht "Wildgroei aan medische zelftesten" |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wildgroei aan medische zelftesten; huisartsen pleiten voor keurmerk»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de in het artikel genoemde enorme groei aan niet gevalideerde medische zelftesten die vrij verkrijgbaar zijn?
Online verkrijgbare zelftesten voldoen vaak niet aan de eisen van de richtlijn in-vitro diagnostica en het Besluit in-vitro diagnostica of hebben geen of een onjuiste CE-markering. Deze testen zijn daarom mogelijk niet betrouwbaar en er is dan een grotere kans op vals-positieve of vals-negatieve uitslagen. Hierin zit een potentieel risico voor de individuele gezondheid en de volksgezondheid.
Het online bestellen van zelftesten is een mogelijkheid waar steeds meer mensen gebruik van zullen gaan maken. Dit geeft ook volop kansen voor het vergroten van de zelfredzaamheid, mits er voldoende aandacht is voor de eventuele risico’s van de zelftesten. Het Ministerie van VWS en de inspectie besteden hier gezamenlijk aandacht aan (zie antwoord op vraag 5). Mensen die deze testen bestellen, moeten zich ook bewust zijn van de risico’s.
Wat is bekend over de invloed van medische zelftesten op de ontwikkeling van de zorg en de zorgkosten in Nederland?
Over de invloed van medische zelftesten op de ontwikkeling van de zorg en de zorgkosten in Nederland is weinig bekend. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd in haar advies over health checks om te onderzoeken wat de gevolgen van screening zijn voor de zorg; levert het onnodige wachtlijsten en vervolgkosten in de zorg op of stelt het juist een hoop mensen gerust?
Daarnaast heb ik, om meer inzicht te krijgen in de vraag of preventief (zelf)onderzoek in het algemeen leidt tot meer of minder kosten in de zorg, dit jaar door Panteia een Quickscan laten uitvoeren. Op 2 juli 2014 heb ik de Kamer het onderzoek toegestuurd, vergezeld van een toelichting (Kamerstuk 32 793, nr. 152).
In de onderzoeken wordt uitgegaan van testen die doen wat ze beloven. Er wordt online ook veel troep aangeboden. Dat is niet altijd gemakkelijk aan te pakken wanneer de aanbieder in het buitenland is gevestigd.
Deelt u de opvatting van de in het artikel genoemde artsen dat er sprake is van een wildgroei aan medische zelftesten?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kan de consument zien dat medische zelftesten betrouwbaar zijn? Zijn hiervoor aanvullende maatregelen gewenst? Zo ja, welke maatregelen moeten volgens u worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Het advies vanuit het Ministerie van VWS is om bij (ernstige) klachten of het vermoeden van een SOA of HIV een test door een huisarts of een GGD te laten doen. Een zorgverlener kan beter inschatten of er sprake is van een verkeerde uitslag, afgaande op de klachten die iemand heeft en de aanleiding om te testen. Daarnaast kan een zorgverlener adviseren, direct behandelen of doorverwijzen.
Na overleg tussen VWS en IGZ is extra informatie geplaatst op rijksoverheid.nl waarmee wordt gewezen op de risico’s van zelftesten. De website adviseert om zelf waakzaam te zijn bij het aanschaffen van zelftests via internet. Het advies is om er vooral op te letten of een zelftest een CE-markering met een viercijferige code heeft, een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing en de vermelding dat de test bestemd is voor thuisgebruik. Dan voldoet de test tenminste aan de veiligheids- en kwaliteitseisen uit de wetgeving. Om mensen te informeren over de gevaren van het aanschaffen van geneesmiddelen via het internet is de website www.internetpillen.nl opgericht. Ik ben voornemens om op deze website ook informatie toe te voegen over de risico’s die kleven aan de aanschaf van zelftesten op internet.
Daarnaast besteedt de inspectie in haar toezicht aandacht aan zelftesten op basis van het Besluit in-vitro diagnostica, dat is gebaseerd op de Europese Richtlijn medische hulpmiddelen voor in-vitro diagnostiek. Daarbij richt zij zich in het bijzonder op illegale zelftesten en hoogrisico-zelftesten. De inspectie heeft hiervoor ook al waarschuwingen uitgedeeld en boetes opgelegd in het kader van de Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (WUBHV). Veel aanbieders van zelftesten zijn echter buiten Europa gevestigd en daarom is het moeilijk aanbieders aan te spreken en de wet te handhaven. Daarnaast is uit onderzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en SOA-Aids Nederland gebleken dat websites die thuistesten aanbieden een groot verloop kennen waardoor deze moeilijk aan te pakken zijn.
In oktober 2012 heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel gedaan voor een Verordening voor in-vitro diagnostica. In Brussel wordt momenteel over deze nieuwe verordeningen onderhandeld en daarbij vraag ik onder andere aandacht voor de problematiek rond de (online) zelftesten. Het probleem blijft dat de internethandel van buiten de EU moeilijk te controleren is. Voor meer informatie verwijs ik ook naar de beantwoording van de vragen van de Kamerleden Bouwmeester en Wolbert (beiden PvdA) over HIV zelftests (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1935) en de Kamerbrief Aanpak illegale handel in geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (Kamerstuk 33 599, nr. 12).
Homoacceptatie en coming out day |
|
Tamara van Ark (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het benchmark rapport van Workplace Pride over LHBT1 acceptatie op de werkvloer?
Ja.
Wat vindt u van een initiatief als het homo-acceptatieplan van de KNVB2 en van de verschillende initiatieven in het land zoals de campagne «Homo! is geen scheldwoord» van Bureau Gelijke Behandeling tijdens Coming Out Day op zaterdag 11 oktober jl.?
Het is heel goed als organisaties als de KNVB laten zien dat zij werk maken van veiligheid en sociale acceptatie van LHBT’s. Dat is een mooi resultaat van de landelijke Gay-Straight Alliantie (hierna: GSA) Gelijke Spelen. Ook de andere GSA’s (onderwijs, ouderen, woonomgeving) richten zich op maatschappelijke organisaties in hun domein. Maar daar kan nog heel wat winst geboekt worden. Komende maand verschijnt een evaluatie van de GSA’s door het Verwey-Jonkerinstituut inclusief aanbevelingen voor de toekomst. Ik kom ook dit jaar zoals afgesproken met een midterm review emancipatie, met daarbij plannen voor de komende twee jaar. Hierbij zal ik ook de aanbevelingen van het Verwey-Jonkerinstituut betrekken.
Deelt u de mening dat er ook veel goede initiatieven zijn binnen organisaties, scholen, bedrijven en sportclubs die de acceptatie van LHBT’ers de afgelopen jaren hebben verbeterd?
Ja.
Ziet u mogelijkheden om een overleg tussen partijen te faciliteren om best practices op het gebied van diversiteitsbeleid te delen en te kijken of zij elkaar en het onderwerp kunnen versterken (waarbij te denken valt aan bijvoorbeeld de KNVB, de VNG3, bonden, onderwijsorganisaties, maar ook bedrijven die een goed diversiteitsbeleid hebben)?
Ja, ik ben graag bereid om met zoveel mogelijk betrokken organisaties in de week rond IDAHO (de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie – 17 mei 2015) een gezamenlijk, geregisseerd, en duidelijk signaal af te geven.
Daartoe zal ik organisaties op verschillende maatschappelijke domeinen uitnodigen met mij aan tafel te gaan om te bespreken hoe zo’n geregisseerde actie tot stand kan komen. Ik streef ernaar de rondetafelbijeenkomst voor het einde van dit jaar te houden. Ik zal de Tweede Kamer over de uitkomsten daarvan informeren.
Wilt u daarbij het idee bespreken of het mogelijk is alle marketingactiviteiten van participerende organisaties gedurende een week te koppelen aan het thema homo-acceptatie? Deelt u de mening dat er op deze manier een duidelijk signaal afgegeven kan worden? Is de overheid (Rijk, Gemeenten, Provincies) bereid om hier ook zelf aan mee te doen in de eigen uitingen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het mogelijk een dergelijke rondetafel nog dit jaar te organiseren zodat er in mei 2015 tijdens de internationale dag tegen homofobie een geregisseerde actie kan plaatsvinden? Bent u bereid de Kamer hierover voor 1 november 2014 te informeren?
Zie antwoord vraag 4.
Vervanging windturbines |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat windturbines die zijn ondersteund met de MEP-regeling momenteel worden vervangen met gebruikmaking van de SDE+-regeling?1 2
Ja.
Kunt u een inventarisatie maken van windturbines die worden vervangen door nieuwe windturbines met de SDE+-regeling en daarbij aangeven welke leeftijd de turbines hebben die vervangen worden?
SDE+ subsidie is aangevraagd voor 34 bestaande windprojecten waarbij sprake is van vervanging. Het vermogen van de bestaande turbines bedraagt ca. 56 MW. De oudste van de te vervangen windturbines is in 1996 in gebruik genomen en de jongste turbine in 2007. Gemiddeld zijn de turbines ten tijde van aanvragen van de SDE+ subsidie bijna 11 jaar in gebruik; enkele projecten zullen ten tijde van de geplande vervanging korter dan 10 jaar in gebruik zijn en komen daarom (nog) niet in aanmerking voor een SDE subsidie.
In hoeverre draagt volgens u de vervanging van bestaande nog draaiende windturbines bij aan de toename van duurzame energieproductie?
Eén op één vervanging van bestaande windturbines zal de eerste jaren een beperkte toename van de productie laten zien. Een nieuwe vergelijkbare turbine kent namelijk een hoger rendement en een betere prestatie dan een turbine van ca. tien jaar oud. De toename van de energieproductie kan 5 tot 10% bedragen.
Daarnaast is bij vervanging sprake van behoud van vermogen of van opschaling.
Klopt het volgens u dat het basisbedrag in de SDE+-regeling in het geval van het vervangen van een bestaande windturbine gunstiger is omdat investeringen in de fundering en de aansluiting niet nodig zijn? Zo nee, waarom niet?
Het basisbedrag in de SDE+-regeling heeft bij het vervangen van een bestaande windturbine een gunstiger effect omdat enkele investeringen niet nodig zijn. Een voorwaarde voor het verkrijgen van SDE+ subsidie is overigens dat de fundering wordt vernieuwd. Deze kosten worden betrokken bij het bepalen van het basisbedrag.
Bent u bereid om te bezien hoe deze gunstigere behandeling van de vervanging van bestaande windturbines ten opzichte van nieuwe windturbines voorkomen kan worden in de SDE+-regeling?
Ja. Als gevolg van enkele maatregelen zal deze gunstigere uitwerking met ingang van 2015 worden voorkomen. Voor vervanging van bestaande windturbines zal in de SDE+ een categorie worden opgenomen met een daarop toegesneden basisbedrag, dat lager is dan voor volledig nieuwe windturbines.
Daarnaast zal ik voor windturbines die zijn ondersteund vanuit de MEP-regeling3 maar nog niet de einddatum van de 10 jaarstermijn hebben bereikt, letten op cumulatie met de SDE+- subsidie voor de vervangende windturbines. Bij één op één vervanging zal de SDE+- subsidie voor de vervangende windturbines dus pas beginnen na de 10 jaarstermijn. Ter voorkoming van overstimulering voor aanvragen uit 2014 geldt de cumulatietoets uit het Europese Milieubescherming en Energiesteunkader (MESK). Deze toets zal ik strikt toepassen.
Ik zal uw Kamer op korte termijn nader informeren over de SDE+ 2015.
Bent u bereid om te bekijken of de SDE+-regeling aangepast kan worden zodat bestaande windmolens niet worden vervangen terwijl ze nog niet versleten zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid te bezien in welke mate vervanging van windmolens ondersteuning verdient. Momenteel berekent ECN de basisbedragen. Voor vervanging van bestaande windturbines zal in de SDE+ een categorie worden opgenomen met een basisbedrag, dat lager is dan voor nieuwe windturbines. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Ten slotte wijs ik erop dat er in de SDE+ een maximum is gesteld aan de jaarlijkse subsidie voor een windmolen. Om de maximale subsidie te ontvangen moet een producent dus de windmolen gedurende de 15 jaarstermijn in stand houden. Bij de MEP was dit niet het geval.
De verlaging van de huwbare leeftijd in Bangladesh |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «HRW: Don’t lower marriage age»1 en «Bangladesh: don’t lower marriage age»?2
Ja, ik heb kennisgenomen van deze berichten.
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pathways to Power: Creating Sustainable Change for Adolescent Girls»3 van Plan International?
Ja, ik heb kennisgenomen van het rapport van Plan International.
Deelt u de conclusie van het rapport van Plan dat kindhuwelijken een serieuze bedreiging vormen voor de gezondheid, het welzijn en de kansen op onderwijs en een goede toekomst voor meisjes en daarom bestreden moeten worden?
Ik deel deze conclusie van Plan volledig. Kindhuwelijken hebben niet alleen een desastreus effect op de gezondheid, het welzijn en de toekomst van meisjes en vrouwen, maar ook op de ontwikkeling van samenlevingen als geheel. Het terugdringen en uiteindelijk beëindigen van kindhuwelijken is daarom een belangrijke prioriteit in mijn beleid.
Deelt u de mening van Human Rights Watch dat de voorgenomen verlaging van de huwbare leeftijd in Bangladesh voor meisjes van 18 jaar naar 16 jaar in de wet in strijd is met het internationaal recht en de VN-verklaring van de rechten van het kind, die iedereen onder de 18 als kind kwalificeert? Zo ja, bent u bereid om, eventueel samen met andere landen en/of via de VN, Bangladesh aan te spreken op de verlaging van de huwbare leeftijd? Ziet u in internationaal verband mogelijkheden om deze verlaging tegen te houden?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening van Human Rights Watch dat deze voorgenomen verlaging indruist tegen de verklaring «alles te doen om kindhuwelijken te bestrijden» die Bangladesh op de Girl Summit in Londen, onder andere op aandringen van Girls Not Brides waarmee Nederland samenwerkt, heeft afgelegd? Zo ja, bent u bereid hierover met Bangladesh in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het Bengaalse voorstel om de huwbare leeftijd voor meisjes te verlagen van 18 jaar naar 16 jaar is onder andere in strijd met de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, de Conventie voor uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en het Kinderrechtenverdrag. Het voorstel gaat in tegen inspanningen van de internationale gemeenschap om een einde aan kindhuwelijken te maken en staat haaks op de uitspraken van de Minister-President Hasina van Bangladesh op de Girl Summit van 22 juli jongstleden. Recent leek er langzaam maar zeker een omslag in Bangladesh te ontstaan naar vermindering van kindhuwelijken.
Als de wettelijk toegestane huwbare leeftijd voor meisjes 16 jaar wordt, zal dit een ernstige terugslag betekenen voor de aanpak van kindhuwelijken. Het Bengaalse maatschappelijke middenveld heeft zich scherp uitgelaten over deze plannen. Verlaging van de huwelijksleeftijd frustreert tevens het werk van onze partners in Bangladesh om de oorzaken van kindhuwelijken aan te pakken en zich in te zetten om schadelijke normen en waarden te corrigeren.
Het Bengaalse Ministerie van Vrouwen en Kinderen onderzoekt thans de wenselijkheid van het voorstel. Er zijn krantenberichten die melden dat de regering de huwelijksleeftijd voor meisjes handhaaft op 18 jaar, maar dit wordt vooralsnog niet bevestigd.
De Nederlandse ambassade in Dhaka werkt samen met andere landen, de Verenigde Naties en non-gouvernementele organisaties (NGO’s) om de ernstige gevolgen van het voornemen voor de verlaging van de wettelijke huwelijksleeftijd over te brengen aan de Bengaalse autoriteiten. Tevens zal ik onze zorgen over deze ontwikkeling waar mogelijk aan de orde stellen in gesprekken met Bengaalse Ministers en de internationale gemeenschap.
Steunt Nederland op dit moment non-gouvernementele organisaties die zich in Bangladesh inzetten voor de rechten van meisjes? Ziet u mogelijkheden om deze NGO’s meer te steunen?
Nederland steunt momenteel al een aantal NGO’s die zich specifiek inzetten op het terrein van de rechten voor meisjes en het beëindigen van kindhuwelijken. Via UNICEF worden projecten tegen kindhuwelijken in onder andere Bangladesh gefinancierd voor een periode van 4 jaar (2014–2017). Save the Children en de Stichting Kinderpostzegels – gefinancierd uit het Kindhuwelijken fonds – bereiden de uitvoering van projecten in Bangladesh voor. De Population Council is in 2012 met Nederlandse financiering een onderzoeksprogramma gestart met drie partnerorganisaties in drie districten met een hoog percentage kindhuwelijken (het zogenaamde «Balika project»).
Het bericht 'Asschers banenplannen: 200,000 euro per baan |
|
Pieter Heerma (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Asschers banenplannen: 200.000 euro per baan»?1
Ja.
Klopt het dat bij 84% van de 185.000 mensen die tot nu toe «geraakt» worden door de sectorplannen sprake is van coachingsplannen, leerwerkplekken, sollicitatietrainingen of gezondsheidschecks? Indien nee, om hoeveel mensen gaat het dan wel?
In mijn brief van 30 mei jl. (Kamerstuk 33 566, nr. 69) heb ik aangegeven dat met de goedgekeurde plannen in de eerste tranche van de Regeling cofinanciering sectorplannen 185 duizend mensen «geraakt» worden door de maatregelen uit de goedgekeurde plannen.
In dezelfde brief staat in grafiek 2 een overzicht van de maatregelen (zoals van-werk-naar-werk, behoud vakkrachten, scholing, bevorderen instroom en gezondheid op het werk) met de aantallen beoogde deelnemers per maatregel.
Recentelijk heb ik uw kamer geïnformeerd over de stand van zaken tot en met 7 november 2014 (Kamerstuk 33 566, nr. 71). In totaal worden meer dan 300 duizend mensen «geraakt» door de sectorplannen. Dit onder andere met 20.000 extra leerwerkplekken voor jongeren die anders geen plek zouden hebben. Ook worden meer dan 40 duizend mensen die met ontslag worden bedreigd of inmiddels werkloos zijn naar een andere baan begeleid. Er krijgen ongeveer 150.000 mensen bij- en omscholing, zodat werkloosheid kan worden voorkomen of mensen opgeleid kunnen worden voor een ander beroep.
Klopt het dat het aantal écht nieuwe banen binnen de sectorplannen slechts 2120 betreft? Zo ja, hoe beoordeelt u dit aantal? Zo nee, hoe groot is aantal dan wel?
De sectorplannen van sociale partners in de sector of in de regio dragen bij aan het voorkomen van werkloosheid en het verbeteren van het functioneren van de arbeidmarkt, zodat de kansen die er zijn optimaal benut kunnen worden.
Er zijn veel goede voorbeelden te noemen waarbij essentiële vakkrachten worden behouden voor de sector, waarbij mensen omgeschoold worden naar een andere plek met een beter arbeidsmarktperspectief of waarbij jongeren een kans krijgen op de arbeidmarkt doordat extra leerwerkplekken worden gecreëerd.
In bijvoorbeeld het sectorplan Transport en logistiek krijgen 2.000 werkloze ex-werknemers noodzakelijke opleidingen zodat de vakbekwaamheid op peil blijft en waarmee ze direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt zodra er vacatures ontstaan.
In de zorg zijn er ongeveer 70 duizend opleidingstrajecten waardoor mensen worden om- en opgeschoold voor ander werk in de sector. Dit kan bijdragen aan het voorkomen van onnodige ontslagen en tegelijkertijd zorgt het voor voldoende aanbod van gekwalificeerd personeel nu en in de toekomst.
In de mobiliteitsbranche worden de komende 2 jaar 2.900 extra BBL plekken gecreëerd om de noodzakelijke groei van de instroom te realiseren en daarmee jongeren een kans te geven op een baan in de sector.
Bent u van mening dat de sectorplannen tot op heden voldoende mensen écht aan het werk hebben gekregen? Zo ja, waarom? Zo nee, had dit doel niet beter bereikt kunnen worden door bijvoorbeeld lastenverlichting?
Sociale partners hebben in het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 aangegeven zich in te zetten om op korte termijn een verdere oploop van de werkloosheid te voorkomen. Daarnaast moeten sectorplannen bijdragen aan duurzame inzetbaarheid van werknemers en een betere werking van de arbeidsmarkt binnen en/of tussen sectoren, ook op langere termijn. Dit door mensen geschoold en gezond te houden en waar nodig mobiel te kunnen laten zijn op de arbeidsmarkt.
De goedgekeurde maatregelen in de sectorplannen voldoen naar mijn mening aan deze voorwaarden. Ze helpen om onmisbare vakkrachten te behouden voor de sector, om mensen die hun baan verliezen naar een andere baan te begeleiden en door jongeren een kans te geven op de arbeidsmarkt via een leerwerkplek. Ook wordt door sociale partners stevig ingezet op het geschoold en gezond houden van werknemers.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Pieter Heerma c.s. (Kamerstuk 33 930 XV, nr. 6) met betrekking tot de informatievoorziening ten aanzien van doelen en behaalde resultaten van de sectorplannen?
Per goedgekeurd sectorplan zijn de maatregelen en aantallen toepassingen vastgesteld waarmee sociale partners de knelpunten op de arbeidsmarkt gaan aanpakken. De subsidie wordt verstrekt op basis van deze prestaties. De projecten lopen over het algemeen twee jaar en rapporteren één keer tussentijds en één keer aan het eind over de gerealiseerde aantallen en daarmee bereikte resultaten. Twee maal per jaar (voorjaar en najaar) zal een quick scan worden uitgevoerd om de voortgang van de uitvoering van de sectorplannen te monitoren. Deze quick scans geven een kernachtig en duidelijk beeld van de stand van zaken met betrekking tot de inhoud van de plannen en de voortgang van de realisatie van de vooraf bepaalde doelen.
In 2016 wordt er een (tussen)evaluatie uitgevoerd. In deze evaluatie wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de maatregelen zijn gerealiseerd en de gestelde doelen zijn behaald. Ook zal gekeken worden op welke wijze de sectorplannen hebben bijgedragen aan het overbruggen van de crisis en op welke wijze de sectorplannen hebben bijgedragen aan het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt.
Scholen die ouders verplichten tot aanschaf van een iPad |
|
Tjitske Siderius (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de meldingen van ouders in de uitzending van Kassa, die stellen dat zij door de school worden verplicht om een iPad aan te schaffen voor hun kinderen, waardoor zij kosten hebben oplopend tot wel 1.000 euro?1
Ik heb in het programma Kassa toegelicht dat scholen ouders niet mogen verplichten om een tablet of laptop aan te schaffen, maar ouders wel om een vrijwillige bijdrage mogen vragen. Ook bijdragen voor bijvoorbeeld excursies, schoolkampen of kerstvieringen mogen niet verplichtend zijn voor ouders. Wanneer ouders deze bijdrage niet kunnen of willen betalen, moet de school zorgen voor een kosteloos alternatief. Daarnaast kunnen ouders de klachtenprocedure van de school volgen of hun rechten via de medezeggenschapsraad laten gelden indien de besteding en de hoogte van de ouderbijdrage volgens hen niet passend zijn. Tenslotte kunnen ouders zonodig een signaal geven aan de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) als de school zich niet houdt aan de «vrijwilligheid» van de bijdrage.
Deelt u de mening dat als scholen iPads gebruiken tijdens de les, deze ook door de school voor alle leerlingen aangeschaft moeten worden?
Nee, dat hoeft niet. Wel ben ik van mening dat als een school besluit om tablets of laptops te gebruiken tijdens de les, scholen het zo moeten organiseren dat alle leerlingen mee kunnen doen. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de tablets (deels) te betalen uit de eigen middelen, of door te zorgen dat er tablets in de klas beschikbaar zijn, of door ouders een vrijwillige bijdrage voor de tablet te vragen, of een vrijwillige huurkoopregeling aan te bieden en daarbij al dan niet een regeling te treffen die het ook voor minder draagkrachtige ouders mogelijk maakt deel te nemen aan het onderwijs. Een school is daar vrij in.
Deelt u de mening dat het schrijnend is dat kinderen zonder iPad een computer in de klas mogen gebruiken en vervolgens gepest worden omdat hun ouders de iPad niet kunnen betalen?
Het is altijd onacceptabel als kinderen gepest worden, ongeacht de reden. Het al dan niet hebben van een tablet mag geen aanleiding zijn tot uitsluiting en pesten. Scholen hebben hierin een verantwoordelijkheid en moeten deze goed vormgeven.
Vindt u het pedagogisch en didactisch verantwoord om leerlingen van minder vermogende ouders op scholen die schoolboeken vaak of enkel digitaal aanbieden, een alternatief te bieden zoals een computer, een leen-iPad of mogelijk schoolboeken? Beoordeelt u deze alternatieven als «volwaardig»?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Wat is uw definitie van een «informatiedrager»? Kunt u van respectievelijk de iPad, een schoolboek, onderwijs-apps en educatieve software aangeven of het informatiedragers zijn of niet? Kunt u per onderdeel uw antwoord toelichten en wat daarvan de consequentie is?
De definitie van informatiedrager is een medium waarop informatie digitaal kan worden opgeslagen en/of overgedragen. Tablets of laptops zijn informatiedragers. Als ik het heb over een schoolboek, onderwijs-apps en educatieve software heb ik het over lesmateriaal. Onder lesmateriaal wordt verstaan (artikel 6e lid 2 WVO): lesmateriaal dat naar vorm en inhoud is gericht op informatieoverdracht in onderwijssituaties en waarvan het gebruik binnen het onderwijsaanbod door het bevoegd gezag specifiek voor het desbetreffende leerjaar is voorgeschreven.
Consequentie van deze definitiebepalingen is dat lesmaterialen, zoals schoolboeken, onderwijsapps en educatieve software(licenties) die door de schoolleiding voor één specifiek leerjaar worden voorgeschreven voor rekening komen van de school en dus gratis verstrekt moeten worden aan leerlingen.
Wilt u een helder en eenduidig antwoord geven op de vraag of alles wat op school een verplicht programmaonderdeel is, door de school moet worden verschaft? Hebben de scholen voldoende financiële middelen om aan deze verplichting te voldoen?
Alle scholen ontvangen de bekostiging in een zogenaamde lumpsum. Dit is één budget voor materiële en personele kosten, waarbij het aan de schoolleiding is om te bepalen hoe zij dat binnen de wettelijke kaders besteedt. Hoe hoog de lumpsum is, hangt grotendeels af van het leerlingenbestand van een onderwijsinstelling (aantal leerlingen, leerjaren en onderwijssoort). In het voortgezet onderwijs ontvangt een school per leerling gemiddeld € 7.900. Ook de bekostiging van het lesmateriaal voor een specifiek leerjaar is onderdeel van deze lumpsum.
Niet alles wat op school gebruikt wordt voor deelname aan een verplicht programmaonderdeel moet door de school worden verschaft. Voorbeelden hiervan zijn sportkleding voor de gym, een atlas voor aardrijkskunde of woordenboeken voor de taallessen. De bekostiging aan scholen is niet bedoeld voor deze zaken. De gedachte hierachter is dat het gaat om materiaal dat persoonsgebonden is, langer dan een jaar meegaat, door meer gezinsleden kan worden gebruikt en/of eigendom wordt van de leerling. In de brochure «Schoolkosten en onderwijstijd» wordt toegelicht hoe hiermee om te gaan.
Wat bedoelde u met uw opmerking tijdens de uitzending dat er «ook scholen zijn, die zeggen: dat hebben we democratisch besloten in een MR: dan is er ook een consequentie dat uw kind niet meekan»? Betrof het hier verplichte of niet-verplichte schoolactiviteiten? Deelt u de mening dat het zeer pijnlijk is als kinderen van activiteiten worden uitgesloten, ongeacht of deze activiteiten verplicht zijn of niet?
Ik doelde hier op de niet-verplichte schoolactiviteiten, zoals excursies of kerstvieringen. Met deze opmerking bedoelde ik dat de oudergeleding van de medezeggenschapraad instemmingsrecht heeft bij de vaststelling van de hoogte en de bestemming van de vrijwillige ouderbijdrage. Als de oudergeleding van de medezeggenschap heeft ingestemd met de vrijwillige ouderbijdrage, dient de schoolleiding de ouders hierover te informeren, overigens ook dat deze bijdrage vrijwillig is. De beslissing van een individuele ouder om al dan niet te betalen, kan als consequentie hebben dat een leerling niet mee kan doen aan de betreffende niet-verplichte activiteit. De school moet dan voorzien in een kosteloos alternatief.
Welke stappen heeft u inmiddels ondernomen om uw belofte tijdens de uitzending van Kassa waar te maken om «te kijken» naar scholen, die stellen dat de aanschaf van iPads niet vrijwillig is? Om hoeveel scholen gaat het volgens u? Is de Inspectie al in contact getreden met die scholen, zoals u tijdens de uitzending van Kassa beloofde?
Ik heb de inspectie gevraagd of zij signalen hebben ontvangen over scholen waar vragen zijn gerezen over de ouderbijdrage en schoolkosten voor ouders. Zij geeft aan dat het aantal meldingen de afgelopen periode ongeveer gelijk is gebleven. In schooljaar 2012/13 waren er 95 meldingen en in schooljaar 2013/14 waren dat er 97. Bij uitvoering van de kwaliteitsonderzoeken die de inspectie in het schooljaar 2013/2014 heeft uitgevoerd, bleek dat bij 17 van deze scholen de vrijwilligheid in de schoolgids niet (volledig) is vermeld. Deze scholen hebben de opdracht gekregen dit te herstellen. De inspectie ziet er op toe dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.
Verder heb ik op 14 oktober jl. de brochure «Schoolkosten en onderwijstijd» nogmaals onder de aandacht gebracht van een grote groep betrokkenen (schoolleiders, bestuurders) via de VO-nieuwsbrief. In deze brochure wordt toegelicht hoe het precies zit met de schoolkosten en vrijwillige ouderbijdrage.
Tot slot spreek ik binnenkort met de Landelijke Ouderraad onder meer over hun rol ten aanzien van voorlichting over schoolkosten richting ouders.
Wat is exact het onderscheid tussen de termen «gratis» onderwijs (waarvan u bij Kassa zei: «Gratis bestaat niet, daar verzet ik me tegen») en «kosteloos» onderwijs (waarvan u zei dat «we kosteloos onderwijs hebben in Nederland»)?
De overheid vindt het belangrijk dat kinderen goed opgeleid worden en neemt daarom de meeste kosten voor haar rekening. Goed onderwijs kost geld. In die context is onderwijs dus niet «gratis».
Kunt u uitleggen waarom u een verschil maakt tussen de begrippen «gratis» en «kosteloos», waar de Dikke Van Dale Online bij kosteloos als betekenis geeft «gratis» en bij gratis als betekenis geeft «voor niets; kosteloos»?2
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Wat is volgens u de betekenis van «om niet»?
«Om niet» is een juridische term waarmee wordt aangegeven dat iets gebeurt zonder dat daar een tegenprestatie tegenover staat.
Kunt u aangeven wat de ouders van schoolgaande kinderen concreet merken in de kosten van het door u gemaakte onderscheid tussen «gratis» en «kosteloos»?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om nog in 2014 uw interpretatie van het onderscheid tussen «gratis» en «kosteloos» voor te leggen aan een gezaghebbend taalinstituut (zoals de Nederlandse Taalunie), om duidelijkheid te creëren of u óf de Dikke Van Dale Online het bij het juiste eind heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Neen. De bedoeling van dit onderscheid is volstrekt helder.
Bent u bereid om – als dit instituut aangeeft dat onderscheid tussen deze twee begrippen niet of moeilijk kan worden gemaakt – dit te erkennen en dat onderscheid nooit meer te maken?
Neen, zie mijn antwoord op vraag 13.
Deelt u de mening dat de iPad voor bepaalde scholen essentieel is geworden voor het onderwijs op die scholen? Zo ja, deelt u de mening dat een iPad niet uit de vrijwillige ouderbijdrage gefinancierd dient te worden? Zo nee, hoe rijmt u dit met uw antwoord op vraag 3 van eerdere vragen?3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe beoordeelt u het bericht op Geen Stijl4, dat onder O4NT niet alleen het schoolbestuur van de Steve Jobs scholen huist, maar ook enkele BV’s schuilgaan, waarbij de directeur van een Steve Jobsschool ook directeur is van één van die BV’s? Deelt u de mening van de schrijver dat het «ontzettend lastig wordt om subsidiegelden en commerciële initiatieven te blijven scheiden?» Kunt u uw antwoord toelichten?
Het investeren van onderwijsmiddelen in commerciële initiatieven is onrechtmatig. Elk schoolbestuur dient verantwoording af te leggen over de besteding van de ontvangen rijksbijdrage. Schoolbesturen leggen verantwoording af over hun financiële handelingen met het publiceren van het jaarverslag en de jaarrekening inclusief een accountantsverklaring. De accountant van het bestuur moet bij zijn controle de aanwijzingen van het jaarlijkse onderwijscontroleprotocol volgen. De accountant stelt onder andere vast dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid.
Wilsbekwaamheid bij zieke kinderen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de uitzending «Wanneer is een kind wilsbekwaam»?1, en het onderzoek van de in de uitzending genoemde kinder- en jeugdpsychiater?
Ja.
Deelt u de mening van deze psychiater dat kinderen onder de 12 jaar «vaak heel goed in staat zijn mee te beslissen over hun behandeling»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De basis voor de uitzending ligt in een artikel van kinderpsychiater Irma Hein in de Jama Pediatrics van 13 oktober 2014. Het artikel gaat over de competentie van kinderen om te beslissen over deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek. In het artikel wordt omschreven in hoeverre een specifiek meetinstrument, in dit geval de MacArthur Competence Assessment Tool for Clinical Researsch (MacCAT-CR), behulpzaam kan zijn bij het bepalen van de bekwaamheid van een kind tussen de zes en achttien jaar. Het ging daarbij specifiek om de bekwaamheid ten aanzien van beslissingen gericht op deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek.
Het artikel laat zien dat er een sterke correlatie is tussen leeftijd en bekwaamheid om beslissingen omtrent deelname te nemen. De door de onderzoekers voor de beschreven studie gemodificeerde versie van de MacCAT-CR laat zien dat statistisch onder de negen jaar en zeven maanden bekwaamheid onwaarschijnlijk is, terwijl deze boven de elf jaar en tweeënhalve maand waarschijnlijk is. Aan de hand van het toegepaste meetinstrument zou het in individuele gevallen moeten worden aangetoond. Daarnaast is aangegeven dat het onderzoek beperkingen kent. Zo geven de onderzoekers aan dat deelnemers van uiteenlopende soorten medisch-wetenschappelijk onderzoek zijn onderzocht, zodat de gevonden leeftijdsgrenzen minder goed toepasbaar kunnen zijn op specifieke patiëntengroepen.
Het onderzoek laat dus zien dat, met behulp van het aangepaste meetinstrument, bekwaamheid om te beslissen over deelname aan bepaalde typen medisch-wetenschappelijk onderzoek kan worden aangetoond bij kinderen onder de twaalf jaar. De resultaten van het onderzoek lenen zich er daarmee naar mijn mening niet voor om uitspraken te doen over de bekwaamheid van kinderen in het algemeen over beslissingen in of buiten wetenschappelijk onderzoek, daargelaten dat het slechts één studie betreft.
Bent u van mening dat deze kinderen zouden moeten kunnen meebeslissen over hun medische behandeling, waaronder het testen van nieuwe medicijnen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het recht om zelf te kunnen beslissen over behandeling en deelname aan onderzoek is een groot goed, en vind ik zeer belangrijk. Dat geldt ook voor kinderen, voor zover die in staat zijn daarin een weloverwogen besluit te nemen. De Commissie Doek, die in 2009 adviseerde over medisch-wetenschappelijk onderzoek met minderjarigen, en de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, hebben aangegeven dat de grens waarop kinderen zelfstandig over hun deelname zouden moeten kunnen beslissen aangepast zou kunnen worden, en gelijk getrokken met de WGBO. Een voorstel tot aanpassing van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen in verband met het wijzigen van de mogelijkheden voor het verrichten van onderzoek met minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen (Kamerstukken 33 508) ligt momenteel voor advies bij de Raad van State. In dat voorstel worden de genoemde adviezen gevolgd, en de wet gewijzigd zodat minderjarigen vanaf zestien jaar zelfstandig over deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek kunnen beslissen (zie hierover de brief van 12 juni 2014, Kamerstukken II 2013–2014, 33 508, nr. 12).
De Commissie Doek stelde voorts in haar rapport dat «schaarse studies naar het begrip van wat deelname aan een onderzoek inhoudt [laten] zien dat zieke kinderen vanaf een jaar of twaalf in het algemeen begrijpen wat het doel is van een onderzoek en dat aan deelname bepaalde risico’s kleven. Sommige kinderen bereiken dit denkstadium pas bij een latere leeftijd dan twaalf jaar». Daarmee ben ik van mening dat er geen prangende reden is om kinderen onder de twaalf jaar zelf over hun behandeling of deelname aan onderzoek te laten beslissen. Ook het loslaten van de vaste leeftijdsgrens acht ik niet wenselijk. Zoals aangegeven bij de totstandkoming van de WGBO bevordert een vaste leeftijdsgrens de rechtszekerheid, en maakt die de wetsbepaling goed hanteerbaar voor hulpverleners (Kamerstukken II 1989–1990, 21 561, nr. 3, p. 19).
Dit betekent overigens niet dat kinderen tot twaalf jaar geen invloed op deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek kunnen uitoefenen. Artikel 4, tweede lid, van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen stelt immers dat wanneer een minderjarige of wilsonbekwame meerderjarige proefpersoon zich verzet tegen handelingen waaraan hij wordt onderworpen of tegen een aan hem opgelegde gedragswijze, het onderzoek niet met die proefpersoon mag plaatsvinden. Op die wijze kunnen kinderen tot twaalf jaar, en overigens ook oudere wilsonbekwame minder- en meerderjarige proefpersonen, te kennen geven dat ze niet willen meedoen.
Kunt u schetsen hoe wet- en regelgeving ten aanzien van de wilsbekwaamheid van kinderen beneden de 12 jaar geregeld is, met name daar waar het gaat om het (mee)beslissen over medische handelingen? Wat is de rol van de ouders ten opzichte van het kind in deze?
Er zijn verschillende wetten waarin de wilsonbekwaamheid een belangrijke rol spelen. Voor een thematische benadering hiervan verwijs ik graag naar het rapport van de thematische wetsevaluatie Wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging (bijlage bij Kamerstukken II 2011–2012, 25 424, nr. 184). Het vertrekpunt voor de verschillende regelingen is steeds de WGBO. Deze wet kent voor minderjarigen twee leeftijdsgrenzen. Bij minderjarige patiënten tot twaalf jaar wordt de toestemming gegeven door de ouders die met het gezag belast zijn of de voogd (artikel 7:465 eerste lid BW). Bij kinderen van twaalf jaar tot zestien jaar dient behalve de ouders die het gezag uitoefenen of de voogd ook het kind toestemming te geven (artikel 7:450 eerste lid BW), tenzij de verrichting kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen of als de patiënt de verrichting, na de weigering van de toestemming van de ouders of voogd, weloverwogen blijft wensen (artikel 7:450, tweede en derde lid, van BW). Minderjarigen kunnen vanaf zestien jaar zelf een behandelingsovereenkomst aangaan, en ook zelf over de behandeling beslissen op basis van de WGBO (artikel 7:447 eerste lid BW).
Kunt u de medisch-ethische kant van dit vraagstuk schetsen?
Het artikel van kinderpsychiater Irma Hein gaat over deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek en de bekwaamheid van jonge kinderen daarover te beslissen. Als het gaat om dergelijke beslissingen, dient er voldoende ruimte te zijn voor de eigen waarden en opvattingen van het kind, zoals de commissie Doek al aangaf. Tegelijk zal rekening gehouden moeten worden met de mogelijkheden van kinderen om weloverwogen tot een goede waardering van de eigen belangen te kunnen komen. Bovendien is van belang dat ouders hun rol als opvoeders van het kind vorm kunnen geven. Daarnaast speelt ook steeds een rol de weging van het belang van medisch-wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe therapieën of diagnostiek, ook bij jonge kinderen, tegen de belangen van de kinderen die aan dergelijk onderzoek zouden moeten deelnemen en de risico’s en belasting die dergelijk onderzoek met zich meebrengt.
Zoals aangegeven meen ik dat een juiste balans gevonden kan worden door de grens waarop minderjarigen zelfstandig kunnen beslissen over deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek gelijk te trekken met die in de WGBO, en zal ik een voorstel voor aanpassing van de thans voorliggende wetswijziging zo snel mogelijk aan de Kamer sturen.
Misbruik van EU subsidie voor de kweek van meervallen |
|
Henk Leenders (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht van KRO Reporter: Vissen naar Subsidie?1
Ja.
Klopt het dat de Europese Unie nu de subsidie terugvordert van Nederland?
Ik verwijs u voor de beantwoording naar de Kamerbrief inzake subsidie ontwikkeling aquacultuur die gelijktijdig aan uw Kamer is verzonden.
Deelt u de mening dat het verkeerd is dat er subsidie is verstrekt voor het kweken van tilapia, welke vervolgens gebruikt wordt om meerval/clarresse te kweken, waardoor kwekers van meerval die geen subsidie krijgen oneerlijk beconcurreerd worden?
Nee. Ik deel uw mening dat dit verkeerd zou zijn geweest, maar dit is hier niet aan de orde. De rechtbank Oost-Brabant heeft in 2013 hierover geoordeeld. Kortheidshalve verwijs ik naar het antwoord op de vragen 9 en 10 van het lid Van Gerven (SP) die gelijktijdig aan uw Kamer is verzonden.
Gaat u deze subsidie verhalen op de ontvanger? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u voor de beantwoording naar de Kamerbrief inzake subsidie ontwikkeling aquacultuur die gelijktijdig aan uw Kamer is verzonden.
Op welke wijze gaat (met terugwerkende kracht) gecontroleerd worden of de overige subsidies voor kweekvis juist zijn toegepast?
Zie antwoord vraag 4.
Dit was niet de eerste keer dat de EU onjuist verstrekte subsidies op gebied van landbouw en visserij heeft teruggevorderd; kunt u een totaaloverzicht geven over de afgelopen 5 jaar met de onterecht verstrekte bedragen? Zijn deze onterecht verstrekte bedragen teruggevorderd?
Ik verwijs u hiervoor naar de Kamerbrief van 20 december 2013 (TK 21 501, nr. 762) over de in 2013 opgelegde correcties en naar de Kamerbrief van 12 mei 2012 over de in de periode 2002–2012 opgelegde correcties (TK 28 625, nr. 150).
Welke initiatieven gaat u nemen om de controle op subsidies te versterken?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat er een ongeval heeft plaatsgevonden op de spoorwegovergang bij Winsum |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht over een ongeval op de spoorovergang bij Winsum?1
Ja.
Welke maatregelen gaat ProRail nemen om in de toekomst ongevallen te voorkomen?
Specifiek voor de overweg Voslaan in Winsum lopen gesprekken tussen ProRail en de gemeente Winsum om te kijken of deze overweg opgeheven dan wel beveiligd zou kunnen worden (zie ook het antwoord op vraag 3).
De overweg in Winsum is een openbare en niet-actief beveiligde overweg, waarvan er in Nederland nog circa 95 zijn. Vanuit het Programma Verbeteren Veiligheid op Overwegen (PVVO) is de afgelopen tijd gewerkt aan het verbeteren van de veiligheid bij onder meer niet-actief beveiligde overwegen. Het aanleggen van beveiliging is echter een kostbare zaak, omdat deze systemen aan diverse (o.a. failsafe) eisen moeten voldoen. Mijn streven is en blijft om het aantal niet-actief beveiligde overwegen, in overleg met omwonenden en andere belanghebbenden, verder terug te brengen en de veiligheid op een kosteneffectieve manier te verbeteren. Daartoe zal ik ProRail vragen in de komende maanden een evaluatie te doen op de effectiviteit van de aanpak van de niet-actief beveiligde overwegen in de afgelopen jaren en mij spoedig een voorstel te doen voor een vervolgaanpak. Op basis daarvan zal ik bekijken welke vervolgaanpak wenselijk en passend is.
Wanneer is de overgang bij Winsum zo beveiligd dat ongelukken tot het verleden gaan behoren, gezien het fatale ongeluk eerder dit jaar op dezelfde overgang?
ProRail heeft recent samen met de regio een onderzoek gedaan naar 22 overwegen in de gemeente Winsum, waarbij gekeken is naar mogelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid. Er zijn concrete maatregelen bedacht waarvoor op dit moment de financiële consequenties worden ingeschat.
Concrete maatregelen zijn het opheffen van overwegen door het aanleggen van een alternatieve ontsluiting, het beveiligen d.m.v. een mini- Automatische Halve Overweg Boominstallaties (AHOB), het gebruik beperken tot alleen fietsers/voetgangers en het uitbreiden van een actief beveiligde overweg met vrijliggende fietspaden. Voor het einde van dit jaar vindt ambtelijk overleg plaats tussen ProRail, de gemeente Winsum en de provincie Groningen over de haalbaarheid van de verschillende verbetermaatregelen.
Naast de gekozen aanpak in de gemeente Winsum kijkt ProRail overigens in samenspraak met de provincie ook naar mogelijkheden ter verbetering van overwegveiligheid op andere locaties in Groningen. Ik heb ProRail gevraagd mij op de hoogte te houden van de voortgang en resultaten van dit overleg.
De opvang van Nederlandse kinderen in gezinsopvanglocaties |
|
Gerard Schouw (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Staat moet hoge vergoeding betalen aan asielkinderen»?1
Ja.
Waarom zijn twee Nederlandse kinderen samen met hun Guinese moeder twintig maanden opgevangen in een vrijheidsbeperkende gezinsopvanglocatie (GOL) terwijl dat onrechtmatig is?
Op gezinslocaties wordt onderdak geboden aan gezinnen met minderjarige kinderen zonder recht op opvang, die anders in een humanitaire noodsituatie zouden geraken. Deze gezinslocaties zijn in beginsel niet bedoeld om onderdak te bieden aan personen met een verblijfsvergunning, EU-burgers of personen met de Nederlandse nationaliteit. Deze personen kunnen immers veelal aanspraak maken op andere regelingen en voorzieningen, zoals de Wet werk en bijstand, de Wet op de Jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning. In bijzondere individuele situaties kan er echter aanleiding bestaan om kinderen met de Nederlandse nationaliteit onderdak te bieden in een gezinslocatie. Dit kan voorkomen wanneer een deel van het gezin niet-rechtmatig in Nederland verblijft. Of Nederlandse kinderen onderdak krijgen op een gezinslocatie betreft echter een keuze van de ouders zelf.
Vanzelfsprekend wordt aan de leden van het gezin met de Nederlandse nationaliteit die onderdak krijgen in de gezinslocatie, geen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Deze maatregel uit de Vreemdelingenwet 2000 kan immers enkel aan vreemdelingen worden opgelegd. In de casus waarover het bericht van vraag 1 gaat, heeft de rechter bepaald dat deze maatregel derhalve ten onrechte aan de twee kinderen is opgelegd.
Op welke wijze waren uw diensten bij de in beperkingstelling bekend met het Nederlanderschap van de kinderen en is dit aspect, inclusief de onrechtmatigheid, vooraf meegewogen in de beslissing?
Op het moment dat de Nederlandse nationaliteit van de kinderen bekend werd bij de diensten in de vreemdelingenketen, is onvoldoende onderkend dat de opgelegde maatregel beëindigd had moeten worden. Naar aanleiding van deze casus is dit expliciet onder de aandacht gebracht van de medewerkers in de vreemdelingenketen die werken op de gezinslocaties.
Bent u in meer zaken dan deze door de rechtbank veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding vanwege het onrechtmatig beperken van de vrijheid van Nederlandse kinderen in een GOL?2 Zo ja, in hoeveel zaken?
Voor zover mij bekend is dit de eerste keer dat schadevergoeding op deze grond is toegekend.
Zijn er op dit moment meer kinderen met de Nederlandse nationaliteit die in een vrijheidsbeperkende GOL verblijven? Zo ja, hoeveel?
Er verblijven op dit moment circa tien kinderen in de acht gezinslocaties die de Nederlandse nationaliteit hebben. Voor deze kinderen geldt geen vrijheidsbeperkende maatregel ex. art. 56 Vw. Zij ontvangen in het kader van het bieden van maatwerk onderdak op de gezinslocatie. Er wordt in deze zaken gezocht naar een oplossing waarbij deze kinderen elders onderdak kan worden verleend. Hierbij is de medewerking van de Nederlandse ouder, indien in beeld, van belang, evenals de medewerking van de ouder die geen rechtmatig verblijf heeft.
Deelt u de mening dat het uw verantwoordelijkheid is geen kinderen onrechtmatig in vrijheidsbeperking te plaatsen en dat kinderen met de Nederlandse nationaliteit daarom nooit in GOL’s mogen worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is mijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat een vrijheidsbeperkende maatregel enkel wordt opgelegd als dit rechtmatig is. Dat betekent echter niet dat nimmer aan kinderen met de Nederlandse nationaliteit onderdak kan worden geboden op een gezinslocatie. Zoals aangegeven kan daartoe in bijzondere individuele situaties aanleiding bestaan indien er sprake is van een humanitaire noodsituatie. Het bieden van onderdak aan deze kinderen geschiedt in die situaties echter enkel op basis van vrijwilligheid.
De vrije artsenkeuze en Europeesrechtelijke belemmeringen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Inperking vrije artsenkeuze mag niet van Brussel»?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van dit onderzoek dat de voorgenomen inperking van de vrije artsenkeuze in strijd is met de Europese wet?
Die conclusie deel ik niet. De voorgestelde wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet (Zvw) maakt het mogelijk dat een zorgverzekeraar een lagere of in het geheel geen vergoeding geeft indien een verzekerde met een naturapolis gebruik maakt van zorg bij een niet door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieder. In grensoverschrijdende situaties kan dit een belemmering van het vrij verkeer van diensten opleveren in relatie tot niet-gecontracteerde zorgaanbieders in andere EU-lidstaten. Met betrekking tot het onderwerp van grensoverschrijdende zorg in relatie tot de verkeersvrijheden is er in Europees verband een afzonderlijke richtlijn vastgesteld: Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg2 (hierna: de Patiëntenrichtlijn). Zoals uitgebreid uiteengezet in de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer ben ik er van overtuigd dat de voorgestelde wijziging van artikel 13 Zvw in overeenstemming is met deze richtlijn. Ook de Raad van State concludeert in zijn voorlichting aan de Eerste Kamer van 22 oktober 2014 over de voorgestelde wijziging van artikel 13 Zvw dat er sprake is van een verschil in opzet tussen de Patiëntenrichtlijn en het Nederlandse stelsel. De patiëntenrichtlijn lijkt uit te gaan van een publiek georganiseerd zorgverzekeringsstelsel en het Nederlandse stelsel gaat uit van een private verzekering onder publieke randvoorwaarden. De voorgestelde regeling sluit echter in grote lijnen aan bij het stelsel van de Patiëntenrichtlijn.
Wat is uw mening over het standpunt van deskundigen die stellen dat de wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet geen stand zal houden voor het Europees Hof van Justitie?
Dat standpunt deel ik niet. Zij lijken hun standpunt mede te baseren op uitspraken van het Europees Hof van Justitie in zaken waarbij het ging om publiek georganiseerde ziektekostenstelsels (volledige naturastelsels). Die zijn niet te vergelijken met het huidige private Nederlandse stelsel onder publieke randvoorwaarden, waarin een verzekerde voorafgaand aan het kalenderjaar een keuze maakt voor natura- of een restitutiepolis. Dat maakt vergelijken lastig. De algemene lijn die volgt uit de uitspraken van het Europees Hof van Justitie op het terrein van de vergoeding van grensoverschrijdende zorg is enkele jaren geleden gecodificeerd in de Patiëntenrichtlijn. Zoals hierboven reeds aangegeven ben ik er van overtuigd dat de voorgestelde wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet in overeenstemming is met deze richtlijn.
Deelt u de mening dat het kunnen kiezen voor een bepaalde polis een andere keuze is dan een vrije artsenkeuze? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Er is een verschil tussen het kiezen voor een bepaalde polis en de vrije artsenkeuze, maar in ons stelsel bepaalt de polis van welk zorgaanbod de verzekerde gebruik kan maken indien hij een volledige danwel marktconforme vergoeding wenst. Een verzekerde kan kiezen voor een naturapolis of restitutiepolis (of mengvorm daarvan). Bij een naturapolis heeft een verzekerde recht op volledige vergoeding indien hij kiest uit het door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbod. De verzekerde heeft dan nog steeds de vrijheid om te kiezen voor een niet-gecontracteerde aanbieder, maar dan bestaat de mogelijkheid dat hij een lagere vergoeding krijgt. Het is aan de verzekerde om te beoordelen of hij het gecontracteerde aanbod binnen de naturapolis bevredigend vindt. Indien het niet bevredigend is kiest de verzekerde een andere polis en daarmee voor een ander gecontracteerd zorgaanbod. Hiernaast heeft de verzekerde keuze voor een restitutieverzekering. In dit geval blijft de verzekerde recht hebben op een markconforme vergoeding voor gebruik van zorg, ongeacht of de zorg gecontracteerd is of niet. De keuzevrijheid van de patiënt wordt niet ingeperkt door de wetswijziging van artikel 13 Zvw. Door de wetswijziging wordt het mogelijk om een meer gedifferentieerd aanbod van naturapolissen aan te gaan bieden. Hierdoor neemt het aantal keuzeopties voor de verzekerde toe.
Wat vindt u van het standpunt van de aangehaalde deskundigen dat bijna de helft van alle zelfstandige behandelcentra failliet gaat door de inperking van de vrije artsenkeuze, dat dit leidt tot lange wachtlijsten en dat zorgverzekeraars minder innovatieve en effectieve behandelingen zullen inkopen?
Een mogelijke consequentie van de wijziging van artikel 13 Zvw is dat zorgaanbieders zonder contract minder zekerheid hebben over de inkomsten die zij zullen genereren. Echter het staat niet vast dat zorgaanbieders zonder contract failliet gaan, restitutieverzekerden kunnen gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg tegen een marktconforme vergoeding en ook naturaverzekerden kunnen gebruik blijven maken van niet-gecontracteerde zorg, hierbij kan de vergoeding echter lager (of op 0) worden vastgesteld. Voor mij staat het belang van de patiënt/verzekerde voorop. Zolang zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen en ervoor zorgen dat zorg binnen een redelijke afstand en op een redelijke termijn kan worden geleverd is er geen knelpunt. Ik verwacht ook niet dat de wijziging van artikel 13 Zvw zal leiden tot wachtlijsten.
Hiernaast zijn in de voorgestelde wetswijziging een aantal transparantievereisten voor verzekeraars opgenomen met betrekking tot de inkoop van zorg. Deze transparantievereisten schrijven voor dat verzekeraars inzicht moeten geven in hoe zij invulling geven aan hun non-discriminatoir inkoopbeleid, hoe zij ruimte bieden aan innovatief aanbod en dat zij voor 1 april hun inkoopbeleid inzichtelijk dienen te maken (inclusief de kwaliteitscriteria op basis waarvan zij inkopen). De NZa zal op deze verplichtingen toezien en hierover jaarlijks rapporteren.
Bent u op de hoogte van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie2 over vergoeding van zorg in een ander EU-land, waar volgens het Hof planbare zorg in een ander EU-land volledig vergoed moet worden als die zorg in het eigen land niet binnen redelijke termijn gegeven kan worden? Wat betekent deze uitspraak voor de vergoeding van zorg die Nederlanders in het buitenland hebben genoten, omdat de zorg niet binnen redelijke termijn in Nederland gegeven kon worden?
Ja, ik ben op de hoogte van deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Petru.4 Deze zaak ging over een Roemeense vrouw die aan haar ziektekosteninstelling op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening nr. 1408/71 toestemming had gevraagd voor een medische behandeling in een andere lidstaat. Bij dit toestemmingsmechanisme, waarvan verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet en de Zorgverzekeringswet ook al enkele decennia gebruik kunnen maken, worden de volledige behandelingskosten vergoed zonder maximering tot het tarief van het verzekeringsland. Die toestemming mag door de ziektekosteninstelling niet geweigerd worden indien de zorg behoort tot het verzekerde pakket en niet binnen een termijn die medisch verantwoord is in eigen land kan worden gegeven. In deze uitspraak heeft het Hof gepreciseerd, dat ook een gebrek aan geneesmiddelen en de meest fundamentele medische benodigdheden ertoe leiden dat toestemming moet worden gegeven aan een sociaal verzekerde om zich in een andere lidstaat te laten behandelen.
Ook Zvw-verzekerden kunnen hun zorgverzekeraar op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening nr. 883/2004 (sinds 2010 de rechtsopvolger van verordening nr. 1408/71) vragen om toestemming voor een behandeling in een andere lidstaat. Die toestemming mag niet worden geweigerd indien de zorg niet binnen een termijn die medisch verantwoord is in Nederland kan worden gegeven.
Behalve een nadere precisering van het Hof bevat de genoemde uitspraak geen verandering in de reeds jaren bestaande praktijk.
Overigens hebben verzekerden op basis van de Zvw op dit moment reeds recht op een volledige vergoeding van zorg indien de verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen (de zorg niet binnen redelijke afstand en redelijke termijn kan leveren). In het wetsvoorstel waarmee artikel 13 Zvw wordt gewijzigd, is hierover expliciet een bepaling opgenomen (art 13 Zvw lid 2 sub b).
Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor de houdbaarheid van het wetsvoorstel dat de wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet bevat?
De uitspraak heeft geen gevolgen voor het genoemde wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel doet, net als de Patiëntenrichtlijn, niets af aan het toestemmingsmechanisme in de Europese sociale zekerheidsverordening dat al enkele decennia bestaat. Een verzekerde kan, naast zijn rechten op grond van de Zorgverzekeringswet, jegens zijn zorgverzekeraar een beroep blijven doen op dit toestemmingsmechanisme.
Heeft deze uitspraak tot gevolg dat de zorgverzekeraar straks toch niet-gecontracteerde zorg in het buitenland volledig moet vergoeden, indien de zorg niet binnen redelijke termijn in Nederland kon worden gegeven?
Ja, dit is echter geen nieuwe ontwikkeling maar een systeem dat al decennia lang bestaat. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 6 hebben verzekerden op basis van de Zvw op dit moment reeds recht op een volledige vergoeding van zorg indien de verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen.
Kent u de analyse van de uitspraak door de Frankfurter Rundschau3, waarin wordt gewezen op het kwaliteitsverschil van de gezondheidszorg in Duitsland en met name Bulgarije en Roemenië? Bent u van mening dat, aangezien het Hof nu heeft bepaald dat zorg in een ander EU-land ook vergoed moet worden als in het thuisland het essentiële medische materiaal ontbreekt om tijdig de behandeling uit te voeren, dit zou kunnen leiden tot medisch toerisme vanuit die landen? Voorziet u medisch toerisme in Nederland als gevolg van het arrest? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen kan dit volgens u hebben voor de Nederlandse ziekenhuizen?
Ja, die analyse ken ik. De uitspraak kan er inderdaad toe leiden dat er meer verzekerden uit landen met een gebrek aan essentieel medisch materiaal zorg gaan inroepen in een andere lidstaat. In hoeverre die verzekerden er voor zullen kiezen om voor dergelijke behandelingen naar Nederland te komen kan ik niet inschatten. Overigens geldt op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening 883/2004 een betalingsverplichting voor de lidstaat waar de betrokkenen verzekerd zijn.
Medisch toerisme kan beslag leggen op de capaciteit van zorgaanbieders. Zorgaanbieders dienen een eigen keuze te maken voor wat betreft het behandelen van buitenlandse patiënten, tenzij er sprake is van acute zorg, die dient altijd verleend te worden. Zorgaanbieders kunnen zorg bieden aan buitenlandse patiënten, zolang zij hun contractuele afspraken met zorgverzekeraars nakomen (indien van toepassing) en zorgverzekeraars aan hun zorgplicht blijven voldoen.
De situatie in de IJsselhallen in Zwolle |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zwolle importeert de spanningen van de burgeroorlog in Syrië»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe lang het verblijf van een vluchteling in de IJsselhallen momenteel maximaal duurt?
De opvang die geboden wordt in de IJsselhallen is een tijdelijke noodmaatregel en wijkt daarmee af van de opvang die normaal gesproken geboden wordt. De aanhoudend hoge asielinstroom maakt dat het COA op dit moment in sommige gevallen niet anders kan dan asielzoekers opvangen in locaties die onder normale omstandigheden niet gebruikt zouden worden voor de opvang van asielzoekers. Gelet op de omstandigheden kan ik niet uitsluiten dat het COA de komende tijd wederom gebruik moet maken van dit soort noodmaatregelen. Asielzoekers op straat laten staan is immers geen optie. Het afgelopen half jaar heb ik uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de verhoogde asielinstroom en de moeite die het COA moet doen om tijdig voldoende opvang te bieden. Zoals u weet blijft de realisatie van uitplaatsing van statushouders naar gemeenten achter bij de toenemende instroom. Ondanks dat hieraan door alle betrokken partijen hard wordt gewerkt verbleven op 1 oktober jl. circa 8.500 vergunninghouders in de opvang.
Het COA heeft mij laten weten zich niet te herkennen in het beeld dat er sprake is van verhoogde spanningen op de locatie. De voorzieningen in de IJsselhallen zijn niet optimaal op het gebied van privacy. Er is voldoende toegang tot de zorg. Het COA heeft goede afspraken gemaakt met de zorgverleners van GC A en GGD. De afspraak is gemaakt dat, indien er zich medische situaties voordoen waardoor de opvang in de IJsselhal niet geschikt is, betrokkene wordt overgeplaatst naar een andere locatie van het COA.
Voor aanvulling van het aantal opvangplaatsen kijkt het COA in eerste instantie naar leegstaand Rijksvastgoed en of dit in overeenstemming te brengen is met het programma van eisen ten aanzien van de opvang van asielzoekers. Het kost enige tijd om nieuwe locaties te vinden en deze vervolgens in te richten voor de opvang. Hierbij spelen elementen als medewerking van de gemeente, maar ook regelgeving, zoals bestemmingsplan en omgevingsvergunningen, een belangrijke rol. In de komende maanden komen er locaties beschikbaar die beter geschikt zijn voor de opvang van asielzoekers dan de IJsselhallen.
Tussen 1 januari 2014 en 1 oktober 2014 is de bezetting in de opvang gegroeid met meer dan 8.000 personen. Het COA heeft die tot op heden alle weten te huisvesten. De IJsselhallen zijn als noodoplossing voor de opvang van mannen ingericht, waarin zij verblijven voorafgaande aan de start van de asielprocedure. Het verblijf van de asielzoeker in de IJsselhallen is zo kort mogelijk. Het moment van de start van de asielprocedure is onder meer afhankelijk van de capaciteit van de IND en andere ketenpartners, die betrokken zijn bij de asielprocedure. Gezinnen en kinderen worden niet in de IJsselhallen opgevangen. Het huurcontract met de IJsselhallen eindigt in december 2014.
Begin dit jaar werd nog uitgegaan van 17.000 1e en herhaalde aanvragen. Inmiddels is dit bijgesteld naar ruim 21.000. Voor volgend jaar ga ik uit van minimaal dezelfde aantallen. Het COA bereidt zich daar op voor en zoekt locaties die meerdere jaren beschikbaar zijn.
Wat is uw reactie op de oplopende aantallen zieken onder deze vluchtelingen en de onvoldoende toegang tot medische hulp?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de hoeveelheid privacy die deze mensen geboden wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Vluchtelingenwerk Nederland dat opvang op deze manier niet veel langer verantwoord is?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe lang blijft deze opvang in de IJsselhallen nog doorgaan?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het mogelijk dat er nog vaker dergelijke grootschalige noodlocaties komen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn uw plannen om het tekort aan opvangplaatsen voor vluchtelingen structureel op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het transformeren van leegstaande panden onder het beheer van de Rijksgebouwendienst prioriteit dient te krijgen in het kader van de structurele opvang van vluchtelingen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg vreemdelingen- en asielbeleid voorzien op 29 oktober a.s.?
Ja.
Het tekenen van de deal ‘Stroomversnelling’ |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «En weer een succes van Stef Blok» over de deal Stroomversnelling voor koopwoningen?1
Ik neem dit bericht voor kennisgeving aan. Ik heb de deal Stroomversnelling op 29 september jongstleden symbolisch gestart en ondersteun het initiatief van harte. De deal draagt bij aan een verdere verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. De deal is opgesteld en ondertekend door meer dan 175 partijen vanuit diverse sectoren. Het Rijk is geen medeondertekenaar, maar faciliteert wel via het innovatieprogramma Energiesprong. De antwoorden zijn derhalve in samenspraak met de initiatiefnemers tot stand gekomen.
Hoe verklaart u het verschil van 15.000 euro in investeringskosten om een woning energieneutraal te maken?
Het verschil van 15.000 in benodigde investeringskosten omvat de ingeschatte meerkosten voor de huidige generatie «Nul-Op-de-Meter» woningen ten opzichte van de generatie na industrialisatie en verdere innovatie.
Kunt u ingaan op de rekensom uit de laatste alinea van het websiteartikel2, specifiek wat betreft de berekening en het gekozen beginjaartal 1950 door de initiatiefnemers van het project? Kunt u dit antwoord toelichten?
Ik kan u aangeven welke rekensom de initiatiefnemers hebben gemaakt. De woningen die kansvol worden geacht voor een «Nul-Op-de-Meter» renovatie betreffen woningen gebouwd in de periode 1950–1980. De berekening die heeft geleid tot een investeringsbedrag van € 45.000 gaat uit van energiemaandlasten van € 175, een rentepercentage van 3,9% voor belastingaftrek, een belastingspercentage van 42% en een looptijd van de hypotheek van 30 jaar. Er wordt gerekend met het continueren van de hypotheekrenteaftrek.
Waar is de prognose van 50.000 woningen per jaar vanaf 2016, waarvan de eigenaren mee willen doen aan energiebesparingen, op gebaseerd? Hoe verhoudt die zich tot de aantallen die nagestreefd worden in het Energieakkoord?3
In de deal staat dat door opschaling het aantal «Nul-Op-de-Meter» renovaties zal groeien naar 50.000 per jaar in 2020. Of en wanneer dit in werkelijkheid gerealiseerd zal worden is afhankelijk van de ontwikkeling van vraag en aanbod en ook het scheppen van de juiste marktcondities. In het Energieakkoord is geen rekening gehouden met de deal Stroomversnelling voor de koopsector. De Borgingscommissie Energieakkoord heeft aangegeven de deal op te willen nemen in de uitvoeringsagenda van het Energieakkoord. De uiteindelijke opbrengst op het gebied van energiebesparing zal dan additioneel zijn aan wat is ingeschat ten tijde van de totstandkoming van het Energieakkoord.
Wordt het project na de pilotfase geëvalueerd en kan de Kamer daarvan op de hoogte worden gesteld? Gaat het project sowieso door, ongeacht de uitkomsten van een eventuele evaluatie?
Het project is een initiatief van 175 partijen. Daarmee kan ik niet sturen op de evaluatie. Ik laat wel het programma Energiesprong van het Platform 31 evalueren in het voorjaar van 2016. Hierin zal ook de bijdrage van Energiesprong aan de koopdeal worden meegenomen.
Welke wet- en regelgeving (bijvoorbeeld op het gebied van hypotheken) bent u van plan aan te passen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Op dit moment kan op basis van de ministeriële regeling hypothecair krediet 2014 een bedrag van € 13.500 buiten de inkomenstoetsing worden gehouden wanneer sprake is van een «Nul-Op-de-Meter» renovatie. Ik bekijk of dit bedrag in 2015 op een verantwoorde manier kan worden verhoogd. Wanneer dit mogelijk blijkt kan meer dan nu rekening gehouden worden met de garantie die een bouwer geeft op «Nul-Op-de-Meter» renovaties. Over de mogelijkheid van deze eventuele verantwoorde aanpassing laat ik mij adviseren door het Nibud.
Wat is de exacte bijdrage of actie vanuit de rijksoverheid, gezien deze tekst op de site van Energiesprong: «Energiesprong werkt met de diverse partijen aan de juiste condities, waaronder de banken en het ministerie. Eerder communiceerden wij dat op 1 april een landelijke deal rond passende hypotheken voor Nul-op-de-Meter-verbouwingen getekend zou worden, maar dit is niet realistisch gebleken. De gesprekken zijn volop gaande, echter de overvolle agenda’s van betrokkenen hebben voor de nodige vertraging gezorgd. Het proces om banken, bouwers en de Minister met elkaar aan tafel te brengen om definitieve afspraken te maken over passende hypotheken vergt meer tijd.»?5
Energiesprong is een door de rijksoverheid gefinancierd innovatieprogramma voor energiebesparing in de gebouwde omgeving en heeft het proces gefaciliteerd om te komen tot de deal Stroomversnelling koopwoningen.
De totale omvang voor dit project in de huursector is 6,5 miljard euro; wat is de totale omvang van Stroomversnelling voor koopwoningen?6
De partijen van de koopdeal geven aan dat als er inderdaad 50.000 woningen gerealiseerd worden in 2020, de totale omvang circa 2,5 miljard euro zal bedragen.
Hoe verhoudt Stroomversnelling koopwoningen zich tot Stroomversnelling huurwoningen, en waarin zitten de financiële en materiële verschillen? Hoe hoog is de financiële bijdrage vanuit het Rijk voor beide projecten?
Zowel bij de Stroomversnelling Huur als Koop gaat het materieel om dezelfde type renovaties en wordt de investering grotendeels gefinancierd uit de vermeden kosten voor het energiegebruik van de woning. Het onderscheid tussen de Stroomversnelling Huur en de Stroomversnelling Koop is hierbij als volgt.
De Stroomversnelling Huur is een deal tussen bouwers en woningcorporaties waarbij concrete afspraken zijn gemaakt over het aantal te realiseren «Nul-Op-de-Meter» renovaties. Bijdrage van het Rijk is aanpassing van de huurwetgeving middels de introductie van een energieprestatievergoeding (zie ook Kamerstuk 30 196, nr. 249). Het concept wetsvoorstel hiervoor wordt eind oktober in consultatie gebracht.
De Stroomversnelling Koop schept vooral de condities die het mogelijk maken dat een «Nul-Op-de-Meter» renovatie beschikbaar komt voor bewoners van koopwoningen. Dat is de reden dat een groot aantal partijen heeft ondertekend, zoals gemeenten, bouw- en installatiebedrijven, makelaars, taxateurs, garantie-instituten en banken. Het is daarmee geen deal waarin harde afspraken zijn gemaakt over het aantal te behalen renovaties. Hierbij is het wel het streven dat in 2020 een aantal van 50.000 renovaties wordt bereikt.
De Stroomversnelling komt voort uit de Energiesprong, het door Platform31 uitgevoerde innovatieprogramma dat door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gefinancierd wordt. De Energiesprong is adviseur van het bestuur van de Vereniging Stroomversnelling. Binnen het programma Energiesprong zal de bijdrage van BZK aan het onderdeel Stroomversnelling in totaal 2 miljoen euro bedragen in de periode 2013–2015. Doel is het ontwikkelen van de benodigde kennis en het creëren van de voorwaarden voor de grootschalige uitrol van de «Nul-Op-de-Meter» woningen in huur en koop. De bijdrage betreft proceskosten in mensuren en out-of- pocketkosten. Het concept Stroomversnelling is belangrijk voor het halen van de ambities van het Energieakkoord. De voortgebrachte kennis komt beschikbaar voor bouwondernemingen en woningbouwcorporaties die nu nog niet in de Stroomversnelling participeren.
Hoeveel huurwoningen zijn tot nu toe aangepakt en worden de 1.000 geplande huurwoningen in 2014 gehaald? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp van de Vereniging Stroomversnelling dat er nu zo’n 20 prototypes gebouwd zijn. Naar verwachting zijn aan het eind van dit jaar zo’n 350 woningen gerealiseerd. Dat loopt enigszins achter op hun planning van 1.000 gerealiseerde woningen. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bouwers meer tijd nodig hebben voor het bedenken en realiseren van goede, betaalbare, gegarandeerde concepten. Het gaat hier om innovatieve concepten waar de toeleverende industrie beperkte ervaring mee heeft. Vooralsnog zien de initiatiefnemers geen problemen met het behalen van de overall planning: 11.000 woningen binnen 3 jaar.
Komen er inderdaad 19.000 banen bij in de bouw door deze projecten, zoals blijkt uit verschillende berichten, namelijk 10.000 vanwege verbouwingen in de koopsector en 9000 vanwege verbouwingen in de huursector, en op welke termijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De prognose voor extra werkgelegenheid vanwege de renovaties in de huursector is gemaakt door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). Volgens de EIB is de cumulatieve additionele productie van dit plan € 1,8 miljard tot en met 2020. De doelstelling voor de stroomversnelling in de huursector levert volgens het EIB een extra werkgelegenheid van 9.000 mensjaren in die periode. De prognose van economische effecten van de Stroomversnelling Koop is hiervan afgeleid.
Welke (huurprijs)wet- en regelgeving zal worden aangepast om de realisatie van bijvoorbeeld nul-op-de-meter woningen mogelijk te maken en welke vanwege Stroomversnelling voor huurwoningen, zoals gemeld in uw brieven van 15 november 2013 en 20 juni 2014? Kunt u uw antwoord toelichten?7 8
Ik bereid een voorstel tot het wijzigen van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte voor. Het wetsvoorstel maakt het voor verhuurder en huurder mogelijk om in het kader van het energiezuinig maken van de woning een energieprestatievergoeding aan de verhuurder overeen te komen voor een gegarandeerde energieprestatie van de woning en die gebaseerd is op de energieprestatie van die woning. Enerzijds wordt hiermee de verhuurder meer zekerheid gegeven over hetgeen hij bij een huurder als energieprestatie-vergoeding in redelijkheid in rekening mag brengen. Anderzijds wordt de huurder beschermd tegen een te hoge vergoeding die hij voor de geleverde energieprestatie aan zijn verhuurder moet betalen. Bijkomend voordeel hiervan is dat de verhuurder duidelijkheid krijgt over de mogelijkheden een huurprijs te realiseren onder de liberalisatiegrens, waardoor de «Nul-Op-de-Meter» woningen (zo veel mogelijk) voor de doelgroep kunnen worden gerealiseerd zonder dat dit ten koste gaat van de betaalbaarheid en beschikbaarheid van sociale huurwoningen. Eind oktober 2014 zal ik het ontwerp wetsvoorstel in internet consultatie brengen.
Het bericht ‘UN envoy urges Turkey to allow Kurds to protect Syria’s Kobani’ |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «UN envoy urges Turkey to allow Kurds to protect Syria’s Kobani»?1
Ja.
Is het waar dat Kobani «literally surrounded» is op één beperkte doorgang na?
De situatie in en rond Kobani is bijzonder volatiel. Op moment van dit schrijven hebben burgers nog de mogelijkheid naar Turkije te vluchten.
Indien ja, wat betekent dit naar uw opvatting voor de overlevingskansen van burgers die nog in Kobani zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om bij Turkije aan te dringen actie te ondernemen om de inwoners van Kobani een veilige heenkomen naar Turkije te garanderen? Indien neen, waarom niet?
Nee, volgens UNHCR verhindert Turkije niet dat burgers naar Turkije vluchten.
Wat is uw oordeel over de oproep van VN-gezant De Mistura om aan Turkije te vragen vrijwilligers toe te staan naar Kobani te gaan om te helpen bij het verdedigen van de stad?
Het kabinet heeft begrip voor oproepen die worden ingegeven door de wens de burgers in Kobani te beschermen, gezien de toenemende druk op de stad en de mogelijke consequenties indien Kobani geheel in handen van ISIS valt. Zoals al eerder aangegeven in Kamerbrieven en debatten is het echter ook duidelijk dat dit voor Turkije geen gemakkelijk te nemen besluit betreft. De PKK wordt niet alleen door Turkije, maar ook door de EU, aangemerkt als een terroristische organisatie, en Turkije vreest dat directe of indirecte steun aan deze groep ook consequenties zal hebben voor de interne veiligheid. Turkije heeft inmiddels ermee ingestemd gewapende Iraaks-Koerdische strijders van de Koerdische Autonome Regio (de zgn. «peshmerga») via Turks grondgebied naar Kobani te laten reizen, waar zij steun kunnen verlenen aan Syrisch-Koerdische strijders in die stad. Dit plan wordt momenteel uitgevoerd. Daarnaast heeft de VS door parachuteringen Syrische-Koerdische strijders in Kobani voorzien van wapens en munitie, afkomstig uit de Koerdisch Autonome Regio.
Bent u bereid om die oproep te ondersteunen en dit aan Turkije kenbaar te maken? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De aanval op een student in defensie-uniform |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kent u het bericht: «Student defensie bedreigd en aangevallen»?1
Ja.
Kunt u aangeven of de doodsbedreiging van een student in defensie-uniform met een mes verband houdt met de groeiende jihaddreiging in ons land?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat uit onderzoek door de politie is gebleken dat betrokkene een valse aangifte heeft gedaan en er geen sprake is geweest van een doodsbedreiging van een student in defensie-uniform.
Klopt het dat er tevens een auto op een groep studenten in defensie-uniform is ingereden? Zo ja, houden de twee voorvallen verband met elkaar?
Uit onderzoek door de politie is volgens het OM gebleken dat een groep personen in camouflagekleding opzij heeft moeten stappen voor een naderende auto. Niet gebleken is dat er daarbij sprake was van een bewuste actie jegens deze personen.
Zijn er de afgelopen maanden meer voorvallen geweest waarbij personen in defensie-uniform zijn aangevallen of bedreigd? Zo ja, wanneer, waar en op welke wijze is dat gebeurd?
Voor zover bekend zijn er de afgelopen maanden geen voorvallen geweest waarbij personen in defensie-uniform fysiek zijn aangevallen of bedreigd.
Zijn er met betrekking tot de bovengenoemde gebeurtenissen al verdachten opgepakt en vastgezet?
Nee.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om dit gevaar tegen te gaan?
Zoals gesteld in de antwoorden op vragen twee en drie, was er in de genoemde gevallen geen sprake van een gerichte aanval of bedreiging. Los daarvan neemt Defensie de veiligheid van haar personeel zeer serieus. Als daartoe aanleiding bestaat worden voorzorgsmaatregelen genomen om de veiligheid en het beveiligingsbewustzijn van defensiepersoneel te verhogen. Om het beoogde effect hiervan niet te ondergraven, worden over genomen of nog te nemen maatregelen geen mededelingen gedaan.