Nederlandse jongeren die zich zorgen maken over oorlog |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Foort van Oosten (VVD), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Herkent u de zorgen van kinderen en jongeren over oorlog en veiligheid, zoals blijkt uit het onderzoek van UNICEF?1
Welke verantwoordelijkheden ziet u voor de overheid om ervoor te zorgen dat kinderen in Nederland zich veilig voelen?
Op welke manier worden kinderen en hun specifieke behoeften en kwetsbaarheden momenteel meegenomen in plannen om Nederland veilig en weerbaar te houden? Kunt u hierbij ingaan op fysieke kwetsbaarheden van jongeren, maar ook op kwetsbaarheden omdat zij midden in hun ontwikkeling zitten en bijvoorbeeld zo veel mogelijk voorkomen moet worden dat zij onderwijs missen?
Hoe borgt u dat de belangen van kinderen in crisistijd niet van tafel vallen?
Is er in de communicatie vanuit de overheid over oorlog en mogelijke rampen specifieke aandacht voor kinderen (van 0 tot 18), aangezien veel kinderen aangeven dat hun zorgen een direct gevolg zijn van wat ze zien op televisie en op sociale media?
Is bij communicatie vanuit de overheid over crisisparaatheid aandacht voor het feit dat kinderen dit ook zien en dat dit tot zorgen kan leiden? Welke acties neemt u om te zorgen dat kinderen hierover in gesprek kunnen gaan?
Bent u voornemens om binnen de middelen die gereserveerd zijn voor het vergroten van de maatschappelijke weerbaarheid een deel specifiek te bestemmen voor het vergroten van de weerbaarheid van kinderen? Zo ja, welke plannen heeft u hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier bent u van plan er voor te zorgen dat meer kinderen en jongeren er vertrouwen in krijgen dat de overheid weet wat zij nodig hebben om zich veilig te voelen, aangezien uit de peiling van UNICEF blijkt dat nu slechts een kwart van hen denkt dat de overheid weet wat hiervoor nodig is?
Het bericht ‘Nederland bezit grootste hoeveelheid kinderporno in Europa’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
van Marum , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland bezit grootste hoeveelheid kinderporno in Europa»1
Wat is uw reactie op het onderzoek waaruit blijkt dat circa 60 procent van al het in Europa gehoste kinderseksmisbruikmateriaal zich in Nederland bevindt, en bijna een derde van het wereldwijde totaal? Hoe verklaart u dat Nederland in zo’n uitzonderlijke positie verkeert?
Welke wettelijke verplichtingen gelden op dit moment voor hostingbedrijven en internetproviders om kinderseksmisbruikmateriaal te detecteren, te melden en te verwijderen? Acht u deze verplichtingen toereikend, gezien de recente bevindingen? Kunt u hierbij ingaan op het toezichtkader en het ontbreken van afdwingbare meld- en verwijderverplichtingen?
Bent u bereid beleid te ontwikkelen zodat hostingbedrijven verplicht kunnen worden om proactieve detectiemethoden toe te passen, zoals hash-databanken of AI-gebaseerde beeldherkenning, teneinde het verspreiden van kinderseksmisbruikmateriaal sneller te stoppen?
Hoe verhoudt de Nederlandse wetgeving zich tot de voorgenomen Europese verordening inzake seksueel misbruik van kinderen, die lidstaten verplicht om hosting van dergelijk materiaal actiever te bestrijden? Welke voorbereidingen treft Nederland voor implementatie van deze verordening?
Hoeveel capaciteit is er binnen politie en Openbaar Ministerie beschikbaar voor digitale opsporing en handhaving op het gebied van kinderseksmisbruikmateriaal? Zijn er signalen dat het huidige capaciteitsniveau onvoldoende is om de omvang van het probleem aan te pakken?
Hoeveel tijd verstrijkt er gemiddeld tussen het moment dat kinderseksmisbruikmateriaal wordt gemeld en het moment dat het daadwerkelijk van Nederlandse servers is verwijderd? Zijn er streefwaarden of normen vastgesteld voor een maximale doorlooptijd? Zo ja, in hoeveel procent van de gevallen worden deze normen gehaald?
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de samenwerking tussen Nederland en internationale partners zoals Europol, INHOPE en NCMEC, om hosting en verspreiding van kinderseksmisbruikmateriaal grensoverschrijdend te bestrijden?
Bent u voornemens om krachtige, afdwingbare maatregelen, zoals strengere wetgeving die hostingbedrijven verplicht tot actieve detectie en snelle verwijdering van dergelijk materiaal, stevige handhaving bij overtredingen, en intensievere internationale samenwerking te nemen om te voorkomen dat Nederland het knooppunt blijft voor het hosten van kinderseksmisbruikmateriaal?
Welke mogelijkheden ziet u om extra financiële middelen en capaciteit beschikbaar te stellen om de digitale opsporing en handhaving te versterken, de verwijdering van kinderseksmisbruikmateriaal te versnellen en slachtoffers beter te identificeren en te ondersteunen?
Bent u voornemens om hostingbedrijven en datacenters wettelijk te verplichten tot transparante rapportage over het aantal meldingen, verwijderingen en handhavingsacties met betrekking tot kinderseksmisbruikmateriaal?
Bent u bereid om de Kamer jaarlijks te rapporteren over de omvang van kinderseksmisbruikmateriaal dat in Nederland wordt gehost, de resultaten van verwijderingen en de voortgang van beleid en handhaving?
Het fiscaal belasten van persoonlijk pensioenadvies |
|
Agnes Joseph (BBB) |
|
Heijnen , Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het standpunt van de Kennisgroep loonheffingen van de Belastingdienst dat persoonlijke pensioenadviezen, betaald door de werkgever, als belast loon worden beschouwd?1
Ja.
Hoe verhoudt dit standpunt zich tot de doelstellingen van de Wet toekomst pensioenen, die juist inzet op meer maatwerk en persoonlijke begeleiding bij pensioenkeuzes?
Met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is verplichte keuzebegeleiding geïntroduceerd. Pensioenuitvoerders worden verplicht om werknemers te begeleiden bij het maken van een keuze binnen de pensioenregeling door middel van een (digitale) keuzeomgeving. Pensioenuitvoerders kunnen hierin bijvoorbeeld informatie verstrekken die werknemers enerzijds activeert, maar anderzijds ook keuze-ondersteunend is, met als doel werknemers in staat te stellen passende keuzes te maken.
De verplichte keuzebegeleiding is een open norm, maar het is niet zo dat deze keuzebegeleiding ook een verplichting bevat om persoonlijk individueel advies te geven. Met een persoonlijk individueel advies doel ik dan op advies waar informatie voor nodig is naast de pensioenregeling, zoals persoonlijke informatie over de hypotheek of aangifte inkomstenbelasting.
De nieuwe open norm van keuzebegeleiding zit als het ware tussen informeren en adviseren in. Adviseren gaat net een stapje verder. Er is voor de pensioenuitvoerder op grond van de Pensioenwet geen plicht tot adviseren, maar de Pensioenwet verbiedt dit niet. Een pensioenuitvoerder mag adviseren over keuzes die voortvloeien uit de pensioenregeling zelf of de pensioenregelgeving maar mag geen productgerelateerd advies (zogeheten Wft-advies) geven.
Ook de werkgever heeft geen plicht tot adviseren, maar heeft op basis van goed werkgeverschap een zorgplicht als het gaat om pensioen. De werkgever is op basis van goed werkgeverschap gehouden de werknemer te begeleiden bij de keuzes in de aan hem toegekende pensioenregeling. In de praktijk zal een werkgever vaak niet zelf de keuzebegeleiding aanbieden, maar zal de pensioenuitvoerder deze taak op zich nemen.
Een werkgever kan besluiten de werknemers toch te (laten) adviseren over de verschillende keuzemogelijkheden binnen de pensioenregeling. Anders dan bij keuzebegeleiding kan vervolgens ook de persoonlijke financiële situatie van de werknemer in de advisering worden betrokken. Daartoe bestaat voor de pensioenuitvoerder dus geen verplichting.
Wanneer de werkgever een financieel adviseur in aanvulling op de verplichte keuzebegeleiding vraagt om de werknemer persoonlijk te adviseren is sprake van een persoonlijk pensioenadvies. Dit persoonlijk pensioenadvies levert werknemers een «voordeel» op. De werkgever neemt immers in deze situatie privéuitgaven van de werknemer voor zijn rekening. Fiscaal gezien kwalificeert dit persoonlijke advies als belast loon (in natura), omdat dit voordeel voortvloeit uit de dienstbetrekking. Een werkgever kan er, onder voorwaarden, mogelijk ook voor kiezen om de kosten van dit persoonlijke advies ten laste te brengen van de vrije ruimte (generieke vrijstelling binnen de werkkostenregeling). Daardoor blijft het advies onbelast voor de werknemer.
De kosten die gepaard gaan met keuzebegeleiding zoals verplicht wordt voorgeschreven in de Pensioenwet, vormen geen «voordeel» voor de werknemer. De werknemers besparen zich immers geen privéuitgaven bij enkel voorlichting over de keuzes binnen de pensioenregeling.
Deelt u de mening dat het fiscaal belasten van persoonlijke pensioenadviezen, die werknemers helpen weloverwogen keuzes te maken binnen hun pensioenregeling, een drempel opwerpt voor adequate keuzebegeleiding?
Nee, die mening deel ik niet. Het doel van de verplichte keuzebegeleiding is om werknemers te helpen om weloverwogen keuzes te maken binnen hun pensioenregeling. Met de Wtp is voorzien in die verplichte keuzebegeleiding. Dat is wat anders dan een uitgebreid persoonlijk pensioenadvies.
Kunt u toelichten waarom de Belastingdienst onderscheid maakt tussen «verplichte keuzebegeleiding» (onbelast) en «persoonlijk pensioenadvies» (belast), terwijl de grens tussen informeren en adviseren in de Pensioenwet bewust open is gelaten?
Kennisgroepen van de Belastingdienst beantwoorden rechtsvragen. De Belastingdienst baseert zich daarbij op het geldende wettelijke fiscale kader. Het verstrekken van keuzebegeleiding en persoonlijk pensioenadvies is door de Belastingdienst beoordeeld in relatie tot het loonbegrip (wanneer is er sprake van belast loon). In oktober 2023 is hierover een standpunt van de Kennisgroep loonheffing algemeen gepubliceerd.2 In het nu gepubliceerde standpunt wordt nader ingegaan op de vraag of de voorgelegde variant van een pensioen APK-gesprek valt te kwalificeren als een (belast) persoonlijk pensioenadvies. Dat is het geval, zo volgt uit het standpunt, als een dergelijk gesprek keuzebegeleiding overstijgt. Overigens is de precieze vertaling van een standpunt naar de praktijk ter beoordeling aan de inspecteur en afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Alleen een standpunt maakt dus niet of iets wel of niet belast is. Daarvoor is ook een weging van de feiten en omstandigheden nodig in het concrete geval.
Op welke wijze is dit standpunt van de Belastingdienst afgestemd met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wet toekomst pensioenen?
De kennisgroepen van de Belastingdienst publiceren met enige regelmaat standpunten. Het is ter afweging aan de Belastingdienst een standpunt breder af te stemmen. Bijvoorbeeld als er ergens (beleidsmatige) onduidelijkheid over is. In dit geval is het standpunt niet afgestemd met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het gaat bij dit standpunt om een vervolg op het eerdere standpunt uit 2023. Daarnaast is de strekking van dit standpunt van de Belastingdienst eerder bij de parlementaire behandeling van de Wijziging van de Pensioenwet in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel aan de orde geweest.3 Tijdens het plenaire debat op 23 april 2025 is hierbij het volgende aangegeven: «Als een werkgever in aanvulling op de keuzebegeleiding van de uitvoerder de kosten van een persoonlijk financieel pensioenadvies voor zijn rekening neemt, vormt dat een voordeel voor de werknemer. (...) Omdat de werknemer hier een voordeel aan ontleent, zijn de kosten voor het pensioenadvies belast met loonbelasting. Dat volgt uit het loonbegrip dat is vastgelegd in de fiscale wetgeving. Financieel advies vanuit de werkgever valt daarmee onder loon. Hier is geen ruimte voor een andere interpretatie. Vrijstellen van het financieel advies voor de heffing van loonbelasting vraagt om een wetswijziging. Omdat met die wijziging het fiscale kader wordt verruimd, heeft het ook nog weer budgettaire consequenties die berekend moeten worden. Een eerste inschatting is dat het mogelijk miljoenen tot tientallen miljoenen euro's betreft. Die budgettaire effecten zijn inkomstenkaderrelevant. Dat betekent dat ze gedekt moeten worden. Verder zou dit een nieuwe fiscale regeling inhouden, wat in het kader van transparantie en vereenvoudiging niet wenselijk is.»
Acht u het wenselijk dat werkgevers, die werknemers juist willen helpen om beter financieel inzicht te krijgen, hierdoor extra loonheffingen moeten afdragen?
In antwoorden op voorgaande vragen is reeds naar voren gekomen dat adequate keuzebegeleiding binnen de pensioenregeling niet tot het belaste loon hoort. Het verstrekken van een daarop aanvullend financieel advies door een werkgever aan een werknemer kan bijdragen aan een beter financieel inzicht. Daar sta ik positief tegenover. Dat neemt niet weg dat een dergelijke verstrekking tot het belaste loon behoort, omdat dergelijke adviezen privékosten vormen. Ik zie geen aanleiding dat te veranderen.
Bent u bereid te onderzoeken of persoonlijke adviezen, mits gericht op het totale arbeidsvoorwaardenpakket van de werkgever inclusief pensioenkeuzes, onder een gerichte vrijstelling van loonbelasting kunnen vallen?
Ik zie geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek. Verplichte keuzebegeleiding leidt niet tot belast loon zoals hiervoor aangegeven. Deze keuzebegeleiding biedt werknemers adequate begeleiding bij de door hen te maken keuzes in de pensioenregeling. Dat sluit aan bij de doelstellingen van de Wtp. Het in aanvulling op de verplichte keuzebegeleiding door de werkgever aan de werknemer verstrekken van een persoonlijk pensioenadvies gaat echter verder dan keuzebegeleiding.
Zou het volgens u fiscaal en maatschappelijk wenselijk zijn om (persoonlijk) pensioenadvies fiscaal aftrekbaar te maken?
Voor een werkgever zijn de kosten van een pensioenadvies voor de werknemer aftrekbaar. Ik begrijp de vraag dan ook zo dat wordt gevraagd naar een gerichte vrijstelling in de loonbelasting zodat het verstrekken van persoonlijk pensioenadvies door de werkgever aan de werknemer niet tot het belaste loon van de werknemer wordt gerekend. In het antwoord op vraag 7 ben ik reeds gedeeltelijk ingegaan op deze vraag. Het belang van persoonlijk pensioenadvies zie ik zeker in bepaalde gevallen. De vraag om een persoonlijk pensioenadvies generiek belastingvrij te kunnen verstrekken aan de werknemer is echter een andere vraag. Voor dat laatste zie ik geen aanleiding.
Hoe waarborgt u dat de Belastingdienst geen beleidslijn hanteert die feitelijk het beoogde maatwerk en de keuzebegeleiding van de Wet toekomst pensioenen belemmert?
Het standpunt van de Kennisgroep loonheffing algemeen van de Belastingdienst betreft de beantwoording van een rechtsvraag. Het is aan de inspecteur om in het concrete geval aan de hand van de feiten en omstandigheden te toetsen of er sprake is van een product zoals behandeld in het kennisgroepstandpunt en daarmee van belast loon. Dit standpunt belemmert de verplichte keuzebegeleiding die de Wtp voorschrijft niet. Het standpunt geeft alleen aan wanneer vanuit de fiscaliteit bezien keuzebegeleiding en persoonlijk pensioenadvies tot het belaste loon behoren en wanneer niet.
Bent u bereid de Kamer te informeren over mogelijke beleidsopties of aanpassingen, zodat pensioenadvies en -begeleiding niet fiscaal worden ontmoedigd?
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven vraagt het opnemen van een gerichte vrijstelling in de loonbelasting voor persoonlijk pensioenadvies om een wetswijziging met budgettaire consequenties. Daarnaast is de regering niet van mening dat pensioenadvies fiscaal wordt ontmoedigd. Het feit dat een verstrekking tot het belaste loon behoort is wat anders dan ontmoedigen. In het antwoord op vraag 7 heb ik al aangegeven geen aanleiding te zien met een onderzoek te komen naar een gerichte vrijstelling in de loonbelasting voor persoonlijk pensioenadvies. Ik zie om dezelfde redenen ook geen aanleiding om met beleidsopties of aanpassingen te komen van fiscale wetgeving. Overigens en wellicht ten overvloede kan een werkgever onder voorwaarden wel de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling benutten, mits die voldoende is, om een persoonlijk pensioenadvies zonder loonheffingen te verstrekken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Door afstemming met andere departementen konden de vragen niet binnen de reguliere termijn van drie weken worden beantwoord.
Het bericht ‘Woningbouw in gevaar door nieuwe regels netcongestie’ |
|
Henri Bontenbal (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Woningbouw in gevaar door nieuwe regels netcongestie»1?
Klopt het dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op 1 januari met een nieuw prioriteringskader voor netcapaciteit komt, maar dat het nog onduidelijk is of de voorrang voor woningbouw daarin blijft bestaan?
Wat is uw reactie op de waarschuwing van de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht dat zonder duidelijke afspraken en landelijke regie de bouw van ruim 160.000 woningen en maatschappelijke voorzieningen zoals scholen en laadinfrastructuur in gevaar komt? Hoe groot acht u dit risico?
Kunt u garanderen dat de nu geldende voorrang voor woningbouw ook in het nieuwe prioriteringskader overeind blijft?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er al ruim vóór 1 januari 2026 voldoende duidelijkheid is voor projectontwikkelaars en gemeenten over het prioriteringskader, zodat lopende woningbouwprojecten niet onverwacht stagneren of stilvallen?
Wat is uw reactie op de oproep van deze gemeenten met betrekking tot heldere communicatie over de invoering en gevolgen van nieuwe prioriteitsregels, garanties voor een zorgvuldige overgang zodat lopende projecten niet stilvallen en hun betrokkenheid bij gesprekken met o.a. de ACM over het nieuwe prioriteringskader? Kunt u in ieder geval toezeggen dat de gemeenten bij deze gesprekken worden betrokken?
Het bericht ‘Nieuwe socialemediaregels uitdaging voor partijen in campagnetijd’ |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe socialemediaregels uitdaging voor partijen in campagnetijd»?1
Ja.
Wanneer verwacht u dat de nationale uitvoeringswet van de Europese Transparantieverordening in werking kan treden?
Ik verwacht de uitvoeringswet voor het einde van dit jaar bij uw Kamer in te dienen voor behandeling. Op 26 september jl. heb ik uw Kamer bij brief geïnformeerd over de uitvoering van de Europese verordening over transparantie en gerichte politieke reclame (hierna: de verordening).2 De verordening is vanaf 10 oktober 2025 rechtstreeks van toepassing in de EU-lidstaten. Het kabinet werkt sinds 2024 aan een uitvoeringswet, waarin het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat), de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) en de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) worden belast met de uitvoering van de taken uit de verordening. De uitvoeringswet is in het voorjaar voor een uitvoeringstoets gedeeld met de betrokken instanties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is op 8 september jl. uitgebracht. Momenteel werk ik aan het nader rapport, waarna het wetsvoorstel bij uw Kamer wordt ingediend. Uw Kamer gaat vervolgens over de snelheid waarmee deze wordt behandeld.
Vooruitlopend op de uitvoeringswet heb ik samen met het Commissariaat, de AP en de ACM gewerkt aan een aanwijzingsbesluit. Dit besluit is ook op 26 september jl. aan uw Kamer gestuurd.3 Daarin wordt het Commissariaat aangewezen als bevoegde autoriteit en krijgen de andere betrokken instanties enkele noodzakelijke taken toebedeeld. Zo wordt duidelijk welke instanties de verordening in Nederland gaan uitvoeren. Hierdoor kan het Commissariaat vooruitlopend op de inwerkingtreding van de uitvoeringswet al werken aan normuitleg, uitvoeringsbeleid en voorlichting geven aan marktpartijen die politieke reclame aanbieden en uitgeven. In het aanwijzingsbesluit worden de toezichts- en sanctietaken die volgen uit de verordening nog niet belegd bij de betrokken instanties. Ik acht hiertoe een formele wet noodzakelijk, omdat in de verordening zelf niet is opgenomen welke organisaties in Nederland belast worden met het toezicht op de naleving van de verschillende onderdelen van de verordening. Uitzondering hierop is de AP, die in de verordening rechtstreeks wordt belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 18 en 19 en hiertoe ook sanctietaken krijgt. Zodra de uitvoeringswet in werking is getreden, zullen de handhavende bevoegdheden voor de overige onderdelen ook zijn belegd.
Hoe zal er gecontroleerd worden of sociale mediaplatforms, zoals X, voldoen aan de Europese regels omtrent politieke advertenties?
Het toezicht op in hoeverre een platform zich aan de in de verordening gestelde regels voor politieke reclame houdt, ligt in beginsel bij de toezichthouder van het land waar het platform zijn Europese hoofdkantoor heeft. Aangezien veel grote socialemediaplatformen, zoals X, hun hoofdkantoor in Ierland hebben, ligt toezicht en handhaving bij de Ierse toezichthouders. Als daar aanleiding toe is, zullen de Nederlandse toezichthouders de Ierse collega's op de hoogte stellen van signalen of klachten.
Aangezien de Europese Transparantieverordening politieke advertenties beperkt maar niet volledig verbiedt, hoe wordt in deze verordening omgegaan met situaties waarin sociale mediaplatforms bepaalde politieke partijen wel toestaan om te adverteren, terwijl andere partijen worden geweigerd?
Het zou onwenselijk zijn als zich de situatie voordoet dat socialemediaplatformen bepaalde politieke partijen wel toestaan om te adverteren, terwijl andere partijen worden geweigerd. Dat deze situatie zich gaat voordoen, is in dit stadium echter geen gegeven. Wanneer platformen bepaalde politieke partijen of andere adverteerders ongelijk zouden behandelen, dan is het, gezien de vestiging van de meeste platformen in Ierland, aan de Ierse toezichthouder of de Europese Commissie om te beoordelen of hier sprake is van een overtreding van Europese regelgeving en om in dat geval op gepaste wijze te handhaven.
Acht u het wenselijk om additionele maatregelen te nemen om ongelijke behandeling tussen politieke partijen door sociale mediaplatforms te voorkomen?
Deze regelgeving is voor alle lidstaten en ketenpartners in de EU nieuw. De precieze toepassing van de verordening moet gaandeweg vorm krijgen in de praktijk. Door de uitwisseling van informatie en vragen wordt de uitvoering van de verordening verder verduidelijkt en beter uitvoerbaar. Zo gaat in de komende periode blijken wat er mogelijk is binnen de huidige wet- en regelgeving. Na de door de Europese Commissie geplande evaluatie van de verordening kan bezien worden of additionele maatregelen wenselijk zijn.4
In hoeverre vallen berichten van influencers die gesponsord zijn door politiek partijen onder dezelfde transparantieverplichtingen en beperkingen als reguliere online politieke advertenties?
Influencers die boodschappen overbrengen waarvoor door een politieke partij een betaling in geld of natura wordt verricht, vallen onder de werkingssfeer van de verordening. Zij zijn dan zogeheten «uitgevers van politieke reclame» die de verplichtingen moeten nakomen die op hen van toepassing zijn. In de door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren bij de verordening wordt dit helder weergegeven.5 Dit betekent dat influencers bij de plaatsing van zulke content de politieke reclame als zodanig moeten labelen en een transparantieverklaring beschikbaar moeten stellen.
Hoe zal gecontroleerd worden of deze influencerberichten zich aan de regelgeving houden?
Het is per 10 oktober 2025 mogelijk om bij het Commissariaat voor de Media een melding te doen over mogelijke overtreding van de verordening. Voor het gevolg geven aan handhavende bevoegdheden is de uitvoeringswet echter vereist. Wanneer deze in werking is getreden, kan het Commissariaat, bij het houden van risicogestuurd toezicht, bepaalde influencers nauwlettender volgen en, indien nodig, gepaste maatregelen treffen. Tot die tijd zal het Commissariaat inzetten op preventieve maatregelen zoals voorlichting, bewustmaking en normuitleg.
Welke sancties acht u passend tegen platformen die de Transparantieverordening overtreden?
Het is van belang dat sancties voldoende afschrikwekkend zijn, maar ook rekening houden met aspecten als ernst, impact en recidive. De verordening biedt daarvoor ruime mogelijkheden.6 Het is echter aan de toezichthouders om te bepalen wat gepaste sancties zijn bij overtredingen van de verordening. Bij overtredingen door de grote platformen zullen dit veelal de Ierse toezichthouders zijn.
Acht u het wenselijk om additionele regelgeving in te stellen om niet alleen sociale mediaplatformen maar ook politieke partijen te kunnen sanctioneren als ze zich niet houden aan de regels in de transparantieverordening?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het artikel ‘Gemeente Utrecht treedt op tegen verkoop losse kamers’ |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Op welke wettelijke basis kan een gemeente optreden tegen de verkoop van losse kamers (gebruiksovereenkomsten, splitsingsregels, woningdelen, gebruiksrechten) zoals wordt vermeld in het artikel «gemeente Utrecht treedt op tegen verkoop losse kamers»?1
Gemeenten kunnen op basis van de Huisvestingswet 2014 een eigen gemeentelijke huisvestingsverordening vaststellen. Hierin staan de lokale voorschriften, bijvoorbeeld een vergunning voor het wijzigen van een woonruimte; zoals omzetten van zelfstandig naar onzelfstandig of splitsen, of de opkoopbescherming waarmee kan worden voorkomen dat woonruimten worden opgekocht voor de verhuur. De Huisvestingswet 2014 biedt ook de grondslag voor de bestuursrechtelijke handhaving, inclusief het opleggen van een bestuurlijke boete.
Is er jurisprudentie of rechtspraak waarin dergelijke verkoopconstructies al zijn geblokkeerd of vernietigd?
Voor zover mij bekend is er nog geen jurisprudentie waarbij sprake is van handhaving op de verkoop van losse kamers als exclusief gebruiksrecht.
In hoeverre is het toegestaan volgens de huidige wet- en regelgeving dat een deelwoning (bijvoordbeeld een kamer) wordt aangeboden als «los eigendom» of als apart gebruiksrecht zonder formele splitsing?
Het staat een eigenaar in principe vrij om zijn of haar woning of een deel daarvan te verkopen aan wie hij of zij wil, omdat eigendom het meest omvattende zakelijke recht is. Een «deel van een woning verkopen» kan vanuit zakenrechtelijk oogpunt slechts indien die woning in appartementsrechten is gesplitst waardoor delen van die woning zelfstandige eenheden zijn. De koper van een appartementsrecht wordt juridisch volledig nieuwe eigenaar van dat appartementsrecht.
De eigenaar van een zelfstandige woning kan ook het gebruiksrecht van een gedeelte van een woning die niet in appartementsrechten is gesplitst, bijvoorbeeld een kamer, verkopen. Dit heeft echter geen zakenrechtelijke werking.
Een koper moet zich bij de koop van een exclusief gebruiksrecht van een kamer vergewissen wat dit exclusieve gebruiksrecht precies inhoudt, en wat de mogelijke risico’s zijn. Een nieuwe koper van de woning is niet per definitie gehouden dit exclusieve gebruiksrecht te respecteren. Het exclusieve gebruiksrecht is bovendien niet financierbaar voor banken aangezien het niet als onderpand kan dienen bij een hypothecaire lening. Tot slot kan het zijn dat het gebruiksrecht niet gebruikt kan worden bij handhaving van de gemeente.
In hoeverre zijn er landelijke cijfers beschikbaar over de omvang van de handel in losse kamers (in aantal, in maatschappelijke spreiding)?
De gevraagde cijfers zijn niet beschikbaar. Voor de levering van een exclusief gebruiksrecht van een losse kamer is geen notariële akte en inschrijving bij het kadaster vereist. Omdat er geen registergoed wordt overgedragen, zijn er geen cijfers beschikbaar bij bronnen zoals het Kadaster.
Heeft u zicht op mogelijke meerkosten of winstmarges die in dergelijke gevallen worden gerealiseerd ten koste van kopers?
De waarde van een registergoed wordt meestal bepaald door een taxatie. Bij de verkoop van een exclusief gebruiksrecht van een losse kamer is de waarde echter gebaseerd op hoe dat recht in de praktijk wordt gebruikt. De prijs, inclusief eventuele extra kosten of winstmarges, wordt afgesproken tussen de verkoper en de koper. Aangezien er voor de levering van dit recht geen inschrijving bij het kadaster is vereist, is het niet mogelijk om hier inzicht in te krijgen.
Hoe beoordeelt u de impact van dergelijke praktijken op de ongelijkheid op de woningmarkt (met name voor jongeren, huurders en starters)?
Vanwege het grote tekort aan woonruimte, studentenwoningen en starterswoningen in het bijzonder, ben ik voorstander van het omzetten en juridisch splitsen van woningen in gemeenten (conform de regelgeving in Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). Woonruimte dient echter wel op een ordentelijke manier gerealiseerd te worden met aandacht voor lokale verordeningen. Daarbij dienen de belangen van kopers goed beschermd te worden.
Is het de praktijk dat hypotheekverstrekkers weigeren financiering te verstrekken voor zulke losse kamers, zoals in het artikel wordt gesteld? Zo ja, op welke juridische of risicogronden?
Hypotheekverstrekkers zullen geen financiering geven voor de aankoop van een exclusief gebruiksrecht van een kamer zonder dat de woning, waar de kamer deel vanuit maakt, in appartementsrechten is gesplitst (conform de regelgeving in Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). Een recht van hypotheek kan immers slechts gevestigd worden op een registergoed. Dit zijn goederen die, om ze geldig over te dragen of een recht erop te vestigen, moeten worden ingeschreven in een register. Een exclusief gebruiksrecht op een kamer valt daar niet onder. Een appartementsrecht valt daar wel onder.
Welke rol kan de rijksoverheid spelen in het reguleren of afdwingen van transparantie in de verkoop van kamers (bijvoorbeeld verplichte meldingen, waarschuwingsplicht, indexatie van verkoopprijzen)?
Vooralsnog voorzie ik geen rol vanuit de Rijksoverheid in de regulering van de verkoop van kamers. Zoals benoemd in mijn antwoord op vraag 1 beschikken gemeenten over verschillende instrumenten om hierop te handhaven. Verkopers benadrukken veelal in de verkooptekst dat er geen hypotheek gevestigd kan worden op het exclusieve gebruiksrecht. Daarnaast geldt dat een koper ook altijd een onderzoeksplicht heeft.
Is het mogelijk om kopers beter te beschermen via verplicht voorafgaand juridisch onderzoek of certificering van dergelijke transacties?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 8 heeft een koper de onderzoeksplicht om te onderzoeken wat hij of zij koopt. Daarnaast zal de koper op diverse momenten in het koopproces tegen rode vlaggen aanlopen die de koper op de hoogte zouden moeten stellen van hetgeen de koper koopt. De eerste rode vlag is dat hypotheekverstrekkers geen financiering zullen verstrekken. Daarnaast zal er geen sprake zijn van een levering bij notariële akte want er is geen sprake van een registergoed. Er is hier immers geen sprake van een standaard koopproces. Ik vind het een taak van makelaarsorganisaties om potentiële kopers hierop te wijzen.
In hoeverre ondersteunt de rijksoverheid gemeenten in het opsporen en handhaven van dit soort oneigenlijke verkoopconstructies (bijvoorbeeld via informatie-uitwisseling, subsidie, instrumentarium)?
Het handhaven van een dergelijke verkoopconstructies ligt primair bij gemeenten zelf. Vanuit de huisvestingswet hebben zij hier verschillende instrumenten voor, zie hiervoor het antwoord op vraag 1. Om deze reden zie ik geen noodzaak om hier vanuit de Rijksoverheid in bij te sturen.
Welke maatregelen zijn denkbaar (of in voorbereiding) op nationaal niveau om dit fenomeen te beteugelen?
Op dit moment zijn er geen maatregelen om dit fenomeen op nationaal niveau aan te pakken. Zoals beschreven in antwoord 10 beschikken gemeenten over verschillende instrumenten om dit indien gewenst lokaal aan te pakken.
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten reeds soortgelijke praktijken aanpakken, en wat daar de uitkomsten van zijn (aantal boetes, beëindigingen, dwangsommen)?
Op dit moment zijn er geen cijfers beschikbaar over deze praktijken aangepakt worden omdat dit een overeenkomst betreft die niet verplicht wordt gepasseerd bij een notaris en er vindt geen inschrijving bij het kadaster plaats. Na navraag bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bleek dat ook daar geen additionele gemeenten bekend zijn die specifiek sturen op deze praktijken.
Bent u bereid te onderzoeken of het wenselijk is om in wetgeving expliciet te verbieden dat binnen een woning losse kamers als «eigendomsrechten» worden verhandeld zonder splitsing? Waarom wel of niet?
Zakenrechtelijk kan een kamer enkel verkocht worden als kamer wanneer deze voortkomt als een appartementsrecht door splitsing (als vermeld in Boek 5 B.W.). Het exclusief gebruiksrecht dat wordt aangehaald in het genoemde artikel over de gemeente Utrecht betreft een ander recht dat weliswaar vrij verhandelbaar is, maar verschillende risico’s kent ten aanzien van de verhandelbaarheid en vestiging van zekerheid. Omdat gemeenten kunnen handhaven of een persoon gebruik mag maken van het gebruiksrecht, ben ik van mening dat er geen verdere wetgeving benodigd is om dit te verbieden.
Kut u overwegen om een landelijk meldpunt of registratie in te voeren van verkoop van woningen in deelrechten (bijvoorbeeld kamerrechten) om transparantie en toezicht te verbeteren? Waarom wel of niet?
Zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 13 betreft de verkoop van losse kamers geen zakelijk recht op basis van een registergoed. Dat recht is vrij verhandelbaar. Of het recht gebruikt mag worden dat is aan gemeenten. Indien gemeenten een meldpunt of registratie willen invoeren dan staat hen dat vrij om dat desgewenst in te richten.
Hoe ziet de planning en fasering eruit voor eventuele beleidsvoorstellen of wetswijzigingen op dit terrein?
Aangezien de verkoopconstructie nieuw is2 en gemeenten verschillende instrumenten tot hun beschikking hebben om adequaat te handhaven, vind ik dat hier op korte termijn geen beleidsvoorstellen of wetswijziging voor benodigd zijn. Ik zal contact houden met de VNG op dit punt en de Kamer informeren als dat verandert.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De toegankelijkheid van historische NPO-, NOS- en Beeld & Geluid-archieven voor het publiek |
|
Martin Oostenbrink (BBB) |
|
Moes |
|
|
|
|
Heeft u zelf wel eens geprobeerd om nichefragmenten, zoals een uitzending van de zendtijd voor politieke partijen van een willekeurige partij uit de jaren ’60, te bekijken of op te vragen? Zo ja, wat waren uw ervaringen? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Bent u zich bewust van de huidige omvang van archiefmateriaal van publieke omroepen (waaronder de NOS) dat slechts onder strikte voorwaarden, uitsluitend in studiezalen, of helemaal niet beschikbaar wordt gesteld wegens rechtenbeperkingen en kunt u hiervoor kwantitatieve gegevens verstrekken, zoals aantallen verzoeken, afwijzingen en de bijbehorende redenen?
Op welke juridische gronden worden publieke omroeparchieven momenteel beperkt in hun beschikbaarheid voor burgers (bijvoorbeeld auteursrecht, contractuele afspraken met producenten of rechtenhouders, privacyregelgeving) en kunt u per grond kort uiteenzetten hoe deze beperking technisch en juridisch wordt toegepast?
In hoeverre kan en wilt u via beleidsinstrumenten (zoals subsidievoorwaarden, convenanten of moderatie) bevorderen dat met publieke middelen geproduceerde of publiek gefinancierde rechten zodanig worden beheerd dat het publieke belang gediend wordt, in het bijzonder door open toegang voor onderzoek en publieke controle te waarborgen?
Bent u bereid te onderzoeken of, en onder welke voorwaarden, publieke omroepen en nationale archiefinstellingen verplicht kunnen worden transparante, reproduceerbare en niet-discriminerende procedures te hanteren voor toegang tot historisch politiek geluid- en beeldmateriaal?
Welke mogelijkheden ziet u om rechtenconflicten met private rechthebbenden op te lossen, bijvoorbeeld via onderhandelingen over vrijgave, inkoop van rechten, modellicenties of tijdelijke openstelling voor onderzoeksdoeleinden, en bent u bereid hiervoor extra financiële ruimte of overheidsbemiddeling beschikbaar te stellen?
Bent u bereid te onderzoeken of een beperkte en proportionele uitzondering (een publiek-interesse-clausule) in het Nederlandse auteursrecht mogelijk en wenselijk is voor historisch politiek archiefmateriaal, teneinde de toegankelijkheid voor onderwijs, onderzoek en publiek debat te bevorderen?
Kunt u aangeven welke privacy- en veiligheidsvoorwaarden naar uw oordeel wél relevant blijven (bijvoorbeeld bij kinderarbeid, slachtofferschap of lopende rechtszaken) en hoe deze selectief kunnen worden gewaarborgd zonder de algemene toegankelijkheid onnodig te beperken? Indien nee, waarom niet?
Bent u bereid om het Nationaal Archief, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en de publieke omroepen (bijvoorbeeld de NOS) te verzoeken om binnen drie maanden transparante statistieken openbaar te maken over verzoeken tot inzage, toegekende en geweigerde verzoeken, inclusief de juridische gronden van weigering, en bent u bereid inzicht te geven of, en zo ja hoe, deze instellingen publiek onderzoek mogelijk maken zonder dat verzoeken moeten worden gemotiveerd op inhoudelijke gronden?
Ziet u mogelijkheden om vanaf de volgende subsidiecyclus subsidievoorwaarden te koppelen aan openbaarheid, bijvoorbeeld door standaard publicatie van metadata of onbeperkte archieftoegang voor publiek gebruik? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel hierover verwachten? Zo nee, waarom niet?
Het bericht '2325 schuldeisers, tienduizenden gedupeerden en miljoenen euro’s verdwenen: dit is het verhaal van Groupcard' |
|
Jimmy Dijk |
|
Jurgen Nobel (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van het AD over het eerste verslag van de curator over het faillissement van Groupcard?1
Erkent u, net zoals de curator, dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan dit faillissement voor gemeenten onverwacht zijn gekomen, als blijkt dat Groupcard al jaren haar financiën niet op orde had, geen administratie bijhield, verliezen leed en commerciële afspraken maakten die onrealistisch waren?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in de toekomst, bij verwante bedrijven die gemeenten ondersteunen, deze situatie zich niet opnieuw zal voordoen, nu we weten van de curator dat er hier sprake is van het schuiven van gemeenschapsgeld om gaten te dichten?
Hoe verantwoordt u dat gemeenten dit soort taken uitbesteden aan commerciële partijen als dit zo grandioos mis kan gaan? Deelt u de mening dat het beter zou zijn om dit publiek te organiseren zodat er, onder andere, beter toezicht op gehouden kan worden? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Hoe zorgt u ervoor dat de gedupeerden en schuldeisers niet met niks achterblijven, nu blijkt dat er geen zicht is op een nieuwe overnamekandidaat?
Zijn er manieren waarop de gedupeerde groepen het geld op deze passen toch kunnen besteden of gecompenseerd kunnen krijgen, nu blijkt dat de schuld in de tientallen miljoenen loopt en er tienduizenden gedupeerden zijn? Zo ja, wilt u uitzoeken hoe deze compensatie toch kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
De aangekondigde reductie van 500 regels in het actieprogramma regeldruk. |
|
Folkert Idsinga (VVD) |
|
Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven welke concrete regels op dit moment in de eerste tranche van het regeldrukprogramma zijn opgenomen, inclusief de stand van zaken per dossier en de verwachte termijn van besluitvorming?
Voor de onderwerpen van de eerste tranche van het verwijs ik naar de brief over het Actieprogramma Minder Druk Met Regels van 9 december 20241. In de brief aan de Kamer van 5 september 20252 heb ik de resultaten met stand van zaken met betrekking tot deze dossiers opgenomen. Hieronder is kort deze stand van zaken van de dossiers opgenomen.
Voorlichting en tools:
– Verbeterde handreiking
– Hulpmiddelen om het verzamelen van data over woon-werk verkeer te vergemakkelijken.
Voorstellen uitwerken voor een uitzondering voor het mkb.
Tussentijdse evaluatie van het Besluit WPM waarin o.a. wordt besloten over het aanpassen van het besluit om de regeldruk te verminderen, rekening houdend met de CO2-reductieopgave
Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende branche-RI&E.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es.
Verder in tweede tranche met:
– Voorstel voor herziening van het arbeidsongeschiktheids-stelsel naar aanleiding van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS)1.
– Wetsvoorstel uitwerken waarmee eerder duidelijk wordt tot wanneer de eigen functie van de zieke werknemer beschikbaar moet blijven.
– Wetsvoorstel uitwerken om het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid leidend te maken bij de toets van UWV (RIV-toets).
– Voorlichting AP over de AVG meer toegespitst op het mkb
– Gesprek kabinet en AP over sectoroplossingen en gedragscodes
– Omnibusvoorstel IV van de Europese Commissie
– AP publiceert lijst van verwerkingen waarvoor geen DPIA nodig is
Voor meer informatie over het adviesrapport van OCTAS, zie link
Aanvullend daarop is voor het Besluit Werkgebonden personenmobiliteit (WPM) besloten dat organisaties met minder dan 250 medewerkers niet meer hoeven te rapporteren over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers.
Hoe definieert u precies een «regel» in de doelstelling om 500 regels te schrappen of te vereenvoudigen? Wordt hierbij gerekend in wetsartikelen, uitvoeringsregelingen of administratieve verplichtingen?
In de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken worden de meest belastende verplichtingen per sector uitgelicht; dit komt in totaal neer op circa dertig verplichtingen. Voorbeelden van verplichtingen zijn regels en procedures bij ontslag van werknemers, vakbekwaamheidseisen, en de keuring van installaties en arbeidsmiddelen. Voor deze verplichtingen geldt dat zij bestaan uit afzonderlijke regels. Die regels kunnen onderdeel zijn van een wet, een algemene maatregel van bestuur, een regeling of beleid (zoals het beleid van uitvoeringsorganisaties en toezichthouders). Iedere regel die bijdraagt aan een verplichting telt mee in de doelstelling om 500 regels aan te pakken.
Hoeveel van de beoogde 500 regels betreffen nationale regelgeving en hoeveel vloeien voort uit EU-verplichtingen of internationale afspraken?
Op dit moment maakt het kabinet een lijst met de beoogde 500 regels die voor het einde van het jaar met de Kamer zal worden gedeeld3. Op dit moment is nog niet aan te geven welk deel daarvan voortkomt uit nationale regels en welk deel daarvan voortvloeit uit EU-verplichtingen of internationale afspraken.
Hoe berekent u de daadwerkelijke regeldrukreductie (in uren en in euro’s) per aangepaste of afgeschaafde regel?
De daadwerkelijke regeldrukreductie zal volgens het standaardkostenmodel (SKM) worden berekend. Dit kostenmodel is opgenomen in het Handboek Meting Regeldrukkosten4. Deze methode is ook gehanteerd bij het kwantificeren van regeldruk in de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken. Deze meetmethodiek is uniform van opzet en is daarom toepasbaar binnen de gehele overheid. Het SKM stelt de ondernemer centraal. Het gaat na welke stappen/handelingen men moet maken om de verplichtingen na te kunnen leven (q) en hoeveel tijd en welke uitgaven hiermee gepaard gaan (p). Vervolgens worden de regeldrukkosten berekend (pxq).
Kunt u per dossier aangeven of het gaat om een inhoudelijke lastenverlichting (regels verdwijnen of worden eenvoudiger) of om een procesmatige wijziging (andere afstemming, uitstel, vereenvoudigde rapportage)?
Op dit moment vindt de inventarisatie van de 500 regels plaats. Per regel wordt gekeken naar de aanpak om tot regeldrukreductie te komen. In de Kamerbrief van 5 september5 noem ik daarvoor een aantal (combinaties van) mogelijkheden, zoals:
Daarnaast zal in de toelichting bij de teller op de website www.regeldrukmonitor.nl worden aangeven welke aanpassingen worden uitgevoerd.
In hoeverre worden lopende wetswijzigingen of eerder aangekondigde maatregelen meegeteld in de 500-regeldoelstelling? Kunt u een overzicht geven welk deel van de 500 al voor deze kabinetsperiode in voorbereiding was?
Op dit moment wordt de lijst van 500 regels samengesteld en is deze informatie nog niet beschikbaar. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat regels die per 1 januari 2025 – de start van het Actieprogramma Minder Druk Met Regels – zijn aangepakt, worden meegenomen in het overzicht van behaalde resultaten.
Hoe verhoudt de doelstelling van 500 regels zich tot de aangenomen motie-Kisteman (Kamerstuk 36 450, nr. 37) die vraagt om een 20% reductie van regeldrukkosten in negen sectoren? Worden regels dubbel geteld of zijn dit twee afzonderlijke trajecten?
Bij het realiseren van de 20% reductiedoelstelling voor eind 2026 ligt de focus nu op de 500 regelaanpak die voor de zomer van komend jaar tot resultaat moet leiden. Het doel van kwantificeren blijft uiteraard om te komen tot merkbare regeldrukvermindering.
Kunt u aangeven hoeveel van de al aangepakte regels leiden tot daadwerkelijke lastenverlichting die merkbaar is voor ondernemers of burgers en op welke wijze dit wordt gemeten?
De verplichtingen waaraan de 500 regels ten grondslag liggen, komen grotendeels uit de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken waarvoor ondernemers input hebben geleverd. Ondernemers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven worden betrokken bij de aanpak. Zo worden de regels aangepakt die daadwerkelijk bijdragen aan regeldrukvermindering voor ondernemers. Een deel van de regels geldt echter ook voor (maatschappelijke) organisaties en overheden, die daardoor ook baat hebben bij de ingezette regeldrukvermindering. Op de regeldrukmonitor [www.regeldrukmonitor.nl] staat een overzicht van de reeds aangepakte regels voor ondernemers. Een voorbeeld van een merkbare aanpassing voor ondernemers is het besluit dat ondernemers met minder dan 250 medewerkers niet meer hoeven te rapporteren over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers.
Bent u bereid de Kamer per kwartaal een overzicht te sturen van de voortgang, inclusief het aantal daadwerkelijk aangepaste of afgeschaafde regels, de geschatte lastenverlichting per regel en de verdeling per departement?
De voortgang van de 500-regelaanpak is «real time» zichtbaar op de website www.regeldrukmonitor.nl. Naast de grafische weergave van de voortgang van de aanpak van de 500 regels wordt aangegeven wat de aanpassing betreft en van welke departement de regel afkomstig is. Na de update zal een indicatie van de verminderende regeldrukkosten worden meegegeven.
Kunt u per voorgenomen regel een haalbaarheidsinschatting geven wanneer de maatregel daadwerkelijk kan worden doorgevoerd en welke daarvan een wetswijziging vergen en welke via lagere regelgeving kunnen worden gerealiseerd?
Dit is nu nog prematuur, omdat het overzicht momenteel wordt opgesteld. In het overzicht op de website www.regeldrukmonitor.nl wordt aangegeven wat de maatregel voor regeldrukreductie is. Op een later moment kan deze informatie worden aangevuld met een tijdsindicatie waarop de maatregel van kracht wordt.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden en de beantwoording uiterlijk drie dagen voor de verkiezingen naar de Kamer te sturen?
Zie bovenstaande beantwoording.
Selectieprocedures bij collectieve en groene woonprojecten (CPO, Cohousing, Buurtschappen) en de toegankelijkheid van de woningmarkt. |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de voorbeelden van woonprojecten in onder meer Eindhoven en Amsterdam, waarbij bewoners via een «sollicitatie» of andere selectieprocedure worden gekozen op basis van mindset, gewenste bijdrage aan de gemeenschap of mate van «natuurliefhebberij»?
Bent u het eens dat deze procedure in strijd kan zijn met de beginselen van eerlijke en openbare toewijzing van woningen?
Welke juridische kaders gelden er voor CPO-verenigingen of projecten met een collectief beheer om te voorkomen dat selectieprocedures voor woningen, waaronder sociale huur of door de gemeente gefaciliteerde kavels leiden tot discriminatie of uitsluiting van bepaalde groepen woningzoekenden die niet voldoen aan de (soms subjectieve) eisen van een «juiste mindset»?
In hoeverre is het toelaatbaar dat een dergelijke selectieprocedure wordt toegepast op sociale huurwoningen binnen deze projecten, gezien de wettelijke toewijzingsregels op basis van inkomen en urgentie?
Welke concrete stappen onderneemt u om te controleren of woningcorporaties zich aan de regels voor de toewijzing houden bij gemengde woonvormen als deze?
Deelt u de mening dat, gelet op de woningnood, de focus bij de toewijzing van woningen (zeker in het sociale en middensegment) primair moet liggen op woonbehoefte in plaats van op de mate van betrokkenheid bij de gemeenschap of de levensstijl van de aanvrager? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen is de Minister bereid te nemen om te garanderen dat gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars bij de ontwikkeling en toewijzing van collectieve projecten een transparante en objectieve selectieprocedure hanteren, zodat deze innovatieve woonvormen toegankelijk blijven voor alle lagen van de bevolking, inclusief mensen die wel in de buurt willen wonen maar niet noodzakelijk direct kunnen of willen bijdragen?
Het illegale “Israëlische” enteren van de Global Sumud Flotilla |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de Global Sumud Flotilla aangeeft dat het «Israëlische» bezettingsleger de schepen van de Global Sumud Flotilla illegaal heeft onderschept en geënterd?
Ja, ik ben bekend met de onderschepping van de schepen van de Global Sumud Flotilla door de Israëlische autoriteiten tussen 1 en 2 oktober jl.
Wat is uw reactie op het feit dat «Israël» hiermee de Flotilla illegaal heeft geënterd en het de moedige opvarenden onmogelijk heeft gemaakt om de illegale blokkade van Gaza te doorbreken en hulp te brengen naar de mensen in Gaza? Bent u bereid om deze daden van het «Israëlische» bezettingsleger tegen de Flotilla te veroordelen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen.
Ten aanzien van humanitaire hulp is het standpunt van het kabinet dat deze onmiddellijk en aanzienlijk moet worden opgeschaald en alle burgers in nood in de gehele Gazastrook moet kunnen bereiken. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land, aangezien dit de enige manier is om humanitaire hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Deelt u de mening dat de daden van het bezettingsleger tegen de Flotilla in strijd zijn met het internationaal recht?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van de onderschepping van de schepen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Wat doet Nederland om ervoor te zorgen dat de opvarenden zo snel mogelijk in veiligheid worden gebracht en niet in gevangenschap van «Israël» blijven?
Sinds de onderschepping van de schepen van de Flotilla heeft het kabinet zich op alle mogelijke niveaus ingezet voor een spoedig vertrek van alle betrokken Nederlanders uit Israël. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contacten met de Israëlische autoriteiten meermaals aangedrongen op een goede behandeling van de Nederlandse deelnemers.
Bent u bereid om sancties in te stellen tegen «Israël» vanwege de onwettige daden die het «Israëlische» bezettingsleger heeft gepleegd tegen de Global Sumud Flotilla?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid om deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk morgen om 12:00 te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Door angst voor schijnzelfstandigheid worden wachtlijsten bij UWV nog langer' |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Claire Martens-America (VVD) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Heijnen , Sandra Palmen (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat het UWV per 1 oktober afscheid neemt van tientallen verzekeringsartsen die als zzp’er hun werkzaamheden verrichtten? Wat heeft u gedaan om dit te voorkomen?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Zoals uiteengezet in de voortgangsbrief van 11 juni jl.2 zijn er bij UWV-verzekeringsartsen die werken als zzp’ers. UWV heeft deze artsen de afgelopen tijd meerdere keren een aanbod gedaan om bij UWV in dienst te treden, omdat in deze gevallen sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid. Slechts een klein deel is hierop ingegaan. Uiteraard is dit uiteindelijk een individuele afweging van de betreffende artsen.
In de motie-Aartsen c.s.2 werd de regering verzocht de handhavingsstrategie zo te wijzigen dat risicogericht gehandhaafd wordt, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling en evidente schijnzelfstandigen; is daar naar uw oordeel en dat van de Belastingdienst sprake van bij verzekeringsartsen die in opdracht van het UWV werken? Zo nee, waarom worden deze contracten dan beëindigd? Handhaaft de Belastingdienst op dit soort gevallen?
UWV houdt bij de inhuur van verzekeringsartsen rekening met de regels voor het werken met zelfstandigen, maar onderkent ook dat het werk kenmerken heeft die kunnen wijzen op schijnzelfstandigheid (zie ook het UWV-jaarverslag 2023). UWV is tot het oordeel gekomen dat inhuur van verzekeringsartsen een groot risico op schijnzelfstandigheid oplevert. Daarom wil UWV-artsen niet langer inhuren als zelfstandigen.
De Belastingdienst handhaaft risicogericht. Dat is niet veranderd op 1 januari 2025 en ook de wet- en regelgeving rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie is niet gewijzigd op 1 januari 2025. Het enige dat veranderd is, is dat het handhavingsmoratorium voor de Belastingdienst op de kwalificatie van de arbeidsrelaties voor de loonheffingen is opgeheven. De Belastingdienst kan op grond van zijn geheimhoudingsplicht niet beantwoorden of van handhaving sprake is bij verzekeringsartsen die in opdracht van UWV werken.
Is er door juristen in opdracht van het UWV per individuele zzp’er besloten of deze aan de hand van het geldend wettelijk kader als zzp’er opdrachten bij het UWV mag aannemen? Zo ja, is er ook met elke individuele zzp’er een gesprek opgestart om te kijken wat de mogelijkheden zijn om wél aan het wettelijk kader te voldoen? Zo nee, waarom niet? Het wettelijk kader en de holistische weging laat immers ruimte voor individuele weging. Geeft de handhavingsstrategie van de Belastingdienst reden tot generieke beëindiging van alle opdrachtovereenkomsten?
Zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 2 heeft UWV geconstateerd dat het verrichten van werkzaamheden als verzekeringsarts bij UWV door een zelfstandige tot schijnzelfstandigheid kan leiden. Om deze reden is een besluit genomen om niet langer UWV-artsen in te huren als zelfstandigen. Dit besluit is in een gesprek met elke zelfstandige verzekeringsarts toegelicht. In deze gesprekken is aan iedere goed functionerende zelfstandige verzekeringsarts die ingezet was bij UWV de mogelijkheid geboden om in dienst te treden.
Het is niet aan de Belastingdienst of opdrachtovereenkomsten al dan niet beëindigd moeten worden. Het is aan contractpartijen (in dit geval UWV en de zzp’er) om een beslissing te nemen over het al dan niet beëindigen of aanpassen van contracten.
Vindt u het proportioneel dat de Belastingdienst, met beperkte handhavingscapaciteit, de reikwijdte van de handhaving op alle segmenten en sectoren van de arbeidsmarkt legt in plaats van risicogericht op gevallen van kwade trouw en onderbetaling?
Schijnzelfstandigheid komt in alle sectoren voor. Daarom handhaaft de Belastingdienst risicogericht. Bovendien is het vooraf niet bekend of er sprake is van kwade trouw of onderbetaling. Dat kan pas vastgesteld worden als de Belastingdienst een boekenonderzoek heeft gedaan. Verder is het onderbetalen op zich niet relevant voor de vraag of er sprake is van een arbeidsrelatie die voor de loonheffingen kwalificeert als een dienstbetrekking. Daarvoor zijn alle feiten en omstandigheden van het individuele geval relevant, de hoogte van de beloning en de wijze waarop de beloning tot stand is gekomen (heeft de zzp’er veel of weinig onderhandelingsruimte over het tarief) zijn slechts enkele elementen.
De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de arbeidswetten, waaronder ook eventuele onderbetaling op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De Arbeidsinspectie doet dit risicogericht.
Bent u bereid om, indien nodig, de handhavingsstrategie van de Belastingdienst aan te scherpen om ontwrichtende en onwenselijke gevolgen van de handhaving op schijnzelfstandigheid te voorkomen?
Er zijn geen signalen bekend dat de handhavingsstrategie van de Belastingdienst leidt tot ontwrichtende en onwenselijke gevolgen. Het opheffen van het handhavingsmoratorium is met de hoogst mogelijke zorgvuldigheid gedaan. Het opheffen van het handhavingsmoratorium is lang van tevoren aangekondigd (2022), zodat de markt voldoende ruimte heeft gehad om zich hierop voor te bereiden. We hebben veel energie gestoken in de samenwerking met de markt en in de communicatie om zo veel mogelijk duidelijkheid te geven over wanneer er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Er is sprake van een ingroeimodel, hetgeen betekent dat de Belastingdienst pas in 2030 weer tot 5 jaar terug correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen loonheffingen kan opleggen. Voor 2025 geldt verder een zachte landing.
Dat betekent dat de Belastingdienst in beginsel start met een bedrijfsgesprek, in beginsel kiest voor een onderzoek van het meest recente tijdvak en er over 2025 geen boetes worden opgelegd. Verder heeft de Belastingdienst in zijn handhaving ruimte voor maatwerk en oog voor de menselijke maat.
Wat is de rationale dat er bij de UHT nog generiek met zzp’ers gewerkt wordt, maar bij het UWV in zijn geheel niet? Was dit een besluit van de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen? Zijn er andere (lagere) overheidsorganisaties (uitvoering of niet) waar zzp’ers nog wel opdrachten krijgen? Zo ja, waarom daar wel en bij het UWV niet?
De UHT is een tijdelijke organisatie die vanaf 2020 is opgericht om de hersteloperatie voor gedupeerde ouders vorm te geven. De inhuur van zzp’ers via bemiddelingsbureaus was hierbij noodzakelijk om ouders herstel te kunnen bieden. In de voortgangsrapportages Hersteloperatie Toeslagen die uw Kamer vanaf 2020 ontvangt van de Staatssecretaris van Herstel en Toeslagen en haar voorgangers is hier ook melding van gemaakt. Per 1 september 2025 zijn er geen schijnzelfstandigen meer werkzaam bij UHT. Daarmee is voldaan aan de toezegging aan uw Kamer om het aantal potentieel schijnzelfstandigen binnen de herstelorganisatie uiterlijk eind 2025 volledig af te bouwen. Een deel van de – voorheen (potentieel) – schijnzelfstandigen is behouden voor de hersteloperatie door indiensttreding bij UHT ofwel door detachering via een broker.
Er zijn zeker overheidsorganisaties waar zzp’ers nog opdrachten krijgen. Ook worden nog altijd zzp’ers ingezet bij UWV. U kunt dan bijvoorbeeld denken aan opdrachten met een resultaatsverplichting die kortdurend van aard zijn. De inzet vindt met name plaats op ICT-opdrachten, maar ook op een aantal andere domeinen.
In algemene zin is het voorstelbaar dat organisaties hun bestaande samenwerkingen beoordelen en zo nodig aanpassen als zij twijfels hebben of er in lijn met de geldende wetgeving wordt gewerkt. Dat is ook de oproep die aan werkgevenden en werkenden wordt gedaan, bijvoorbeeld via de publiekscampagne en www.hetjuistecontract.nl. Dit geldt ook voor overheidsorganisaties. Deze zijn in het bijzonder door de Minister van BZK opgeroepen om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De Minister van BZK zal op korte termijn uw Kamer informeren over de voortgang op het afbouwen van schijnzelfstandigheid binnen de Rijksoverheid.
Hoe vordert de uitvoering van de motie-Aartsen c.s. waarin de regering werd verzocht een publiekscampagne op te starten om opdrachtgevers te wijzen op de mogelijkheden die er wél zijn om met zzp’ers te werken?3
In augustus 2025 is de publiekscampagne gestart. Dit betreft een vervolg op de eerdere campagne die in de maanden november en december 2024 heeft plaatsgevonden. De huidige campagne bestaat uit twee delen, waarbij het tweede gedeelte in november en december 2025 zal plaatsvinden.
In deze campagne wordt onder meer gebruik gemaakt van advertenties op online media, podcasts en radio. De inzet van deze campagne is tweeledig. Er wordt ingezet op het informeren over het voorkomen van schijnzelfstandigheid, maar ook op hoe juist wel met of als zelfstandige(n) kan worden gewerkt. Zo wordt er geadverteerd met artikelen op nieuwssites waar wordt uitgelegd wanneer sprake is van werken als zelfstandige, ook om onnodige angst bij opdrachtgevers en werkenden tegen te gaan. De effectiviteit van de campagne wordt gemonitord en zal na afloop (na december 2025) bekend worden. Ook is er in de gesprekken met sectorpartijen en de voorlichtingsbijeenkomsten die door de Belastingdienst en het Ministerie van SZW worden georganiseerd voortdurend aandacht voor wanneer juist wel met zelfstandigen gewerkt kan worden. Ook in 2026 zal hiervoor – in lijn met de motie Aartsen c.s. – nadrukkelijk aandacht blijven.
Vindt u oplopende wachtlijsten bij het UWV een wenselijk en proportioneel gevolg van de handhaving op schijnzelfstandigheid?
Het is belangrijk om schijnzelfstandigheid te bestrijden en dat ook de overheid daarin zijn verantwoordelijkheid neemt. Er worden bij de aanpak van schijnzelfstandigheid ook geen uitzonderingen gemaakt. UWV neemt afscheid van verzekeringsartsen, omdat mogelijk sprake zou kunnen zijn van schijnzelfstandigheid. Deze artsen hebben allemaal het aanbod gekregen om bij UWV in dienst te komen, maar een groot deel is niet op dat aanbod ingegaan. Zoals uiteengezet in de voortgangsbrief van 11 juni jl. heeft het vertrek van verzekeringsartsen impact op het aantal mensen dat te lang wacht op een sociaal-medische beoordeling en op de duur van de wachttijden. UWV blijft zich maximaal inzetten voor de werving van artsen, en we werken samen aan oplossingen voor de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Dit uiteraard binnen de kaders van wet- en regelgeving.
Hoe verhoudt het besluit van het UWV om helemaal niet meer met zzp’ers te werken zich tot de breed aangenomen motie-Aartsen c.s. die de regering verzocht om rijksbreed, op voorhand en categorisch geen zzp’ers meer uit te sluiten bij opdrachten?4 Worden zzp’ers door het UWV categorisch uitgesloten?
Zoals vermeld bij antwoord 6 zijn er nog altijd zzp’ers werkzaam bij het UWV.
De randweg Abdissenbosch |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de randweg Abdissenbosch al jarenlang op zich laat wachten, terwijl de verkeersdruk en leefbaarheidsproblemen in de dorpskern aanhouden?1
Wat is de huidige stand van zaken van het project «Randweg Abdissenbosch» en de verbindingsweg naar de Duitse B221n?
Klopt het dat door de aanleg van de randweg de woonwijken veiliger en leefbaarder kunnen worden gemaakt, met meer ruimte voor langzaam verkeer zoals fietsers en voetgangers?
Kunt u bevestigen dat de aanleg van een randweg ook bijdraagt aan de economische vitaliteit en bereikbaarheid van de regio Parkstad en daarmee een belangrijke impuls kan geven aan een gebied dat al langere tijd met achterstanden kampt?
Deelt u de analyse dat het uitblijven van deze randweg de achterstandspositie van deze regio verder vergroot?
Wat is uw analyse waarom de start van de aanleg van de randweg in Nederland niet van gang komt, terwijl Duitsland al in de startblokken staat om met de aanleg van haar deel van het traject te beginnen?
In hoeverre is de vertraging in Nederland van invloed op de Duitse plannen en welke gevolgen heeft dit voor de grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas-Rijn?
Klopt het dat de vertraging komt doordat Nederlandse milieuregelgeving strenger is dan in Duitsland?
Deelt u de zorgen dat de huidige milieuregelgeving onevenredig hard uitpakt voor (grens)regio’s, omdat noodzakelijke infrastructuurprojecten hierdoor moeilijker of later van de grond komen?
Wat vindt u ervan dat Nederland bij de aanleg van deze randweg achterblijft, terwijl Duitsland wél doorpakt en middelen beschikbaar stelt, waardoor de regio kansen dreigt mis te lopen?2
Wat gaat u doen zodat deze randweg sneller kan worden gerealiseerd, de leefbaarheid wordt verbeterd én een grensoverschrijdend project met Duitsland niet spaak loopt?
De getekende joint letter of intent met Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (VVD), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
In hoeverre is de Nederlandse overheid nu al juridisch aansprakelijk voor het naleven van de Joint Letter of Intent (JLoI)? Waarom zijn er dan ontbindende voorwaarden afgesproken als de overheid niet juridisch aansprakelijk/gebonden is?
Wat is er gebeurd met de doelstelling om de Kooks- en Gasfabrieken (KGF) 2 vóór 2029 te sluiten, aangezien het een grote bron is van schadelijke stoffen?
Klopt het dat de maatwerkafspraken met Tata Steel niet door kunnen gaan als er handhavingsprocedures en juridische procedures lopen tegen (delen van) het bedrijf? Wat betekent dit voor het handhavings- en toezichtproces dat nu loopt bij KGF 2 en KGF 1? Met welke beslissing van de omgevingsdienst of de rechter zouden de maatwerkafspraken niet doorgaan?
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht van juni 2023 op de beide Kooksgasfabrieken van kracht blijft en Tata Steel heeft de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet behaald1; hoe is dit meegenomen bij het opstellen en tekenen van JLoI en welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de maatwerkafspraken? Deelt u de mening dat dit geen vertrouwen wekt in Tata Steel als een partner waar je goede afspraken mee kan maken?
De OD NZKG, die al decennia intensief met Tata Steel te maken heeft, beschrijft het bedrijf als opportunistisch en calculerend2, deelt u de mening dat dit geen goede basis is om afspraken te maken?
Wat gebeurt er als door handhaving eerdere sluiting van de kooksgasfabrieken wordt afgedwongen, gezien het feit dat het huidige plan van Tata dat het kabinet wil subsidiëren uitgaat van de situatie dat de kooksgasfabrieken nog jarenlang open mogen blijven, maar de kooksgasfabrieken zwaar verouderd zijn (99 van 108 ovens voldoen niet aan de vereisten) en er kans is dat door goede handhaving de kooksgasfabrieken eerder dicht moeten dan nu gepland? Welke gevolgen heeft het voor de maatwerkafspraken en wat is het risico van de investering van de 2 miljard euro van de belastingbetaler?
Hoe plaatst u deze maatwerkafspraak in het kader van het recente onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) dat concludeert dat de business case voor de Tata Steel verduurzaming onhoudbaar is3?
Waarom geeft u een buitenlandse multinational de ruimte om via de genoemde opzeggingsgronden nationaal beleid te beïnvloeden?
Waarom draagt u 600 miljoen euro bij aan de overkapping, terwijl milieu-experts stellen dat dit een wettelijke verplichting betreft4?
Waarom pretendeert u dat er klimaatwinst is tegen 2030, als zelfs Tata Steel toegeeft dat deze fabriek niet tussen eind 2026 (vroegste moment voor akkoord) en 2030 gebouwd kan worden?
Welke consequenties heeft eventuele vertraging van de plannen voor Tata Steel?
Waarom is er niets opgenomen over een sociaal plan voor de 1.200 werknemers die in de huidige ontslagronde hun baan verliezen, en werknemers die mogelijk in de toekomst ontslagen worden?
Deelt u de mening dat de omwonenden van Tata Steel jarenlang groot onrecht is aangedaan doordat hun terechte zorgen over hun gezondheid jarelang zijn genegeerd en er heel lang onvoldoende gehandhaafd is? Wilt u daarvoor uw excuses aanbieden?
Staat de bescherming van gezondheid van omwonenden nu wel op de eerste plek en is het leidend in het verdere proces van de maatwerkafspraken en beleid rondom Tata Steel? Zo ja, waarom heeft u niet alle adviezen van Expertgroep Gezondheid IJmond overgenomen?
De omwonenden zijn niet blij met de JLoI; waarom tekent u dan alsnog, terwijl de overheid nog veel goed te maken heeft met omwonenden?
Bent u bereid alleen maatwerkafspraken met Tata Steel aan te gaan als de omwonendenorganisaties zoals Dorpsraad Wijk aan Zee, Frisse Wind en Gezondheid op 1 ook akkoord hebben gegeven? Zo nee, waarom laat u dan weer de omwonenden in de steek?
Wat zijn de korte termijn harde garanties voor de verbetering van de gezondheid van omwonenden?
Kunt u ons het oordeel (laten) sturen van Expertgroep Gezondheid IJmond over de laatste en ondertekende versie van de JLoI?
Er is veel kritiek geweest op de Milieueffectrapportage (MER) van het plan van Tata Steel en de toezichthouder omgevingsdienst heeft Tata gevraagd om de MER te corrigeren; is het MER inmiddels goedgekeurd door de toezichthouder?5
Waarom is er niet gewacht op de publicatie van de Gezondheidseffectrapportage (GER) of in ieder geval een onafhankelijke rapportage dat laat zien hoeveel gezondheidswinst er wordt gehaald?
Door wie wordt precies vastgesteld hoeveel gezondheidswinst het plan van Tata daadwerkelijk gaat opleveren en wanneer krijgt de Kamer dit te horen?
Waarom komt er in de JLoI nauwelijks naar voren hoe de gezondheid van de omwonenden bewaakt moet worden?
Vertrouwt u de uitstootmetingen van Tata Steel, aangezien milieurapportage al eens teruggestuurd is en opnieuw berekend moest worden en Tata Steel eerder op de vingers is getikt door Reclame Code Commissie? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Hoe staat het met het nakomen van afspraken uit het milieuconvenant uit 1992, waarin doelen werden gesteld over vermindering van bijvoorbeeld fijnstof en stikstof (voor 2010) waaraan ook de staalfabriek in de IJmond moest voldoen?6 Wat waren uiteindelijk de resultaten in 2010 (graag een volledig overzicht delen van de uitstoot in relatie tot de doelen) en hoe staat het nu met de uitstoot in relatie tot de doelen die in het milieuconvenant waren gesteld (graag een leesbaar overzicht meesturen)?
Klopt het dat er niet aan de doelen is voldaan uit de afspraken van de jaren 90 en waarom is dit niet alsnog afgedwongen?
Klopt het dat in zijn eentje Tata Steel nog altijd veel meer fijnstof, zwaveldioxide en stikstof uitstoot dan de hele sector volgens de afspraken mocht uitstoten in 2010? Zo nee, hoe zit het dan precies?
Klopt het dat dat een belangrijke milieu-installatie die in 2013 in gebruik werd genomen bij Tata er vooral kwam omdat omwonenden van Tata Steel in 2007 een rechtszaak hadden aangespannen tegen de nieuwe vergunning van de staalfabriek en afdwongen dat er een doekfilter moest komen bij de sinterfabriek, terwijl de provincie die zelf niet in de vergunning had gezet?
Is het milieuconvenant destijds ook gepaard gegaan met steun aan de staalindustrie, ten koste van de belastingbetaler? Zo ja, hoeveel heeft dat gekost?
Bent u zich bewust van het feit dat van het staal dat Tata Steel in IJmuiden produceert, ongeveer 90% wordt geëxporteerd? Waarom neemt u dan de misleidende opmerking op in de eerste alinea van de JLoI dat Tata Steel Nederland jaarlijkse productie (6-t Mton) ongeveer gelijk is aan de staalconsumptie in Nederland (5–6 Mton)?
Het gaat in de JLoI vaak over de circulaire economie; deelt u de mening dat gevaarlijke stoffen hergebruiken zonder dat ze getoetst zijn op milieu- en gezondheidseffecten tegen het principe van de circulaire economie ingaat? Op welke manier komen er onafhankelijke toetsen op gezondheidseffecten?
Begrijpt u dat zolang we voor staal afhankelijk zijn van aanvoer van nieuw ijzererts uit verre landen, we niet onafhankelijk worden? Uit welke landen wilt u ijzererts blijven aanvoeren?
Begrijpt u dat zolang we nieuw ijzererts blijven winnen voor staal, er geen sprake is van volledige circulaire economie?
Bent u bereid om te verkennen op welke manier we volledig zouden kunnen overgaan naar echt circulair gebruik van staal, zonder winning van nieuw ijzerts en met inzet op nieuwe, bio-based materialen? Bent u het met ons eens dat dat een wenselijke transitie zou zijn, ook om echt Europees onafhakelijk te kunnen worden?
Wat gebeurt er als uit het onderzoek naar nieuwe toepassingen voor staalslakken, de enige toezegging die Tata Steel Nederland doet over het verantwoord omgaan met deze afvalstof, geen goedkoop alternatief komt?
Kunt u uitsluiten dat de er belastinggeld gaat naar onderzoek naar of ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor staalslakken? Zo niet, waarom laat u de belastingbetaler weer opdraaien voor problemen van staalbedrijven als Tata Steel?
Wordt in het risicodocument ook gekeken naar de lange termijneffecten van contact met staalslak en de lange termijneffecten van staalslak in het milieu? Zo ja, naar welke termijn wordt gekeken?
Klopt het dat de GER gewoon genegeerd kan worden in het verdere proces en verder niet juridisch bindend is? Zo nee, welke verplichtingen zijn hier dan wel over opgenomen?
Waar in de JLoI kunnen we de afspraak over de reductie voor oa PAK’s zien, aangezien de Kamer heeft uitgesproken alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als randvoorwaarde te willen voor de maatwerkafspraken en de Expertgroep adviseerde een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Als deze niet is opgenomen, waarom negeert u dan de Kamer hierin?
Waarom zijn de geadviseerde reductiedoelen voor PM2.5 en fijnstof niet meegenomen terwijl deze een groot risico vormen voor de volksgezondheid?
Waarom is er geen voorwaarde opgenomen dat de uitstoot van dioxines niet mag stijgen, aangezien de uitstoot van dioxines stijgt flink in het plan dat beschreven wordt in de JLoI?
Waarom is het advies voor een onafhankelijke gezondheidsmonitoring voor (ex-)werknemers niet overgenomen?
Kunt u meer vertellen over het proces van Tata Steel over de update voor REACH-classificatie van staalslak en wat Tata Steel precies hoopt te bereiken en wanneer hier een beslissing over gemaakt wordt?
Klopt het dat de afspraak ontbonden kan worden als Tata extra kosten moet maken voor het verwerken van staalslakken, bijvoorbeeld als het schoonmaken voordat deze gedumpt worden verplicht wordt gesteld?
De ontbindende voorwaarden over de staalslakken in de JLoI gaan volgens de Staatssecretaris over «de classificatie van het product» en niet over de «toepassing» van staalslakken, maar in de tekst van JLoI wordt dat onderscheid niet gemaakt, dus waar in de tekst van JLoI staat precies dit onderscheid beschreven?
Waarom wilde Tata Steel deze ontbindende voorwaarde per se in de JLoI en waarom bent u ermee akkoord gegaan?
Geldt zo’n ontbindende voorwaarde op het moment dat Nederland staalslakken gaat aanmerken als een afvalproduct? Of als we export en import van staalslakken op een bepaalde manier zouden willen beperken?
De Staatssecretaris zei in het laatste debat over de leefomgeving: «Tata heeft een opzeggrond die het bedrijf kan inroepen op het moment dat het nationaal beleid ten aanzien van het product dusdanig verandert dat de businesscase significant negatief wordt beïnvloed.» Kunt u drie voorbeelden noemen – anders dan het voorbeeld in het commissiedebat – waarin zo’n opzeggrond zou gelden?
Kunt u per ontbindende voorwaarde waar Tata Steel zich op kan beroepen precies uitleggen wat ermee wordt bedoeld en bij elke voorwaarde twee voorbeelden noemen?
Waar moet het aardgas dat één van de twee kolencentrales moet vervangen vandaan komen? Verhogen wij daarmee onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten? Zo niet, van welke regimes stijgt dan de afhankelijkheid?
Klopt het dat CO2-emissie in werkelijkheid de afgelopen 5 jaar gemiddelde 10,7 miljoen ton C02 (niet 12,6 wat het theoretisch maximum is) en dat de eerste 1,9 ton reductie dus geen extra inspanningen vragen van Tata Steel?
Klopt het dat de beschikbaarheid van biomethaan zeer onzeker is? Zo niet, waar baseert u zich dan precies op?
Waarom doet de overheid de toezegging dat (de onrendabele top van) biomethaan en waterstof wordt gedekt? In hoeverre bent u hiermee kwetsbaar voor juridische procedures als er in de toekomst geen subsidie wordt gegeven?
Waarom is er geen vereiste opgenomen voor sanering van de bodem (tenzij productie stopt), terwijl bekend is dat de bodem zeer ernstig vervuild is? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Hoe bent u op 2 miljard subsidie uitgekomen vanuit het Rijk?
Uit welke post wilt u de 2 miljard euro gaan betalen, aangezien er in het Klimaatfonds nu 640 miljoen gereserveerd is? Wat zal daarvoor gelaten moeten worden?
Klopt het dat er in de JLoI geen besluit wordt genomen over de subsidiering van energiekosten? Kunt u garanderen dat er geen additionele subsidie komt om de netwerkkosten te dekken, gezien de verwachte stijging in netwerkkosten de komende jaren (zie bijv. vooruitzichten Aurora)?
Hoe gaat u de stimulans voor biomethaan en groene waterstof financieren en wat zijn de kosten en risico’s voor de belastingbetaler concreet?
Welke garanties geeft u voor de subsidiering vancarbon capture and storage (CCS)vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidie (SDE++)? Komt dit bovenop de 2 miljard euro of is dit hier onderdeel van?
Klopt het dat er nog wordt gekeken naar andere nationale subsidies zoals Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) om deze subsidie aan te vullen?
Klopt het dat er niet uitgesloten is dat er naast die 2 miljard nog extra geld vanuit de overheid in Tata Steel wordt gestoken? Zo ja, kunt u dit toelichten en vertellen over hoeveel geld het mogelijk gaat en waar dat dan naartoe zou gaan?
Wat verstaat u onder «reasonable, suitable and explainable» salarissen en bonussen voor de top van Tata Steel Nederland tijdens het proces van de maatwerkafspraken en wanneer de belastingbetaler 2 miljard in Tata Steel stopt? Hoe groot zijn die bonussen dan concreet (maximaal)?
Bent u zich bewust van het feit dat de vergoeding per lid van de Board of Management bij Tata Steel Nederland de afgelopen 10 jaar 2,5x zo snel zijn gestegen als het gemiddelde salaris per werknemer (uit Tata Steel Nederland jaarverslagen)? Zo niet, wat vindt u hiervan? Valt dit nog binnen uw definitie van «reasonable, suitable and explainable»?
Wat gebeurt er met het al toegekende geld aan Tata Steel Nederland als Tata Steel Nederland tijdens het proces failliet gaat?
Hoe wilt u het geld aan Tata Steel gaan uitlenen voor het gebruik van biomethaan en waterstof, en onder welke financiële voorwaarden?
Hoe is geconcludeerd dat Tata Steel Nederland genoeg kapitaal heeft om zelf bij te dragen gezien het feit dat Tata Steel Nederland de laatste jaren verlies draait en de balansreserves (op dit moment ongeveer 400 miljoen euro) zeer beperkt zijn?
Wat gebeurt er als er u constateert dat Tata Steel Nederland niet voldoende kapitaal heeft om aan de verplichtingen te kunnen voldoen?
Wat gebeurt er als Tata Steel India besluit om toch niet te investeren, gegeven hun eigen website: «There are a lot of issues to resolve and work to be done before us. This includes work we have to do internally, including the completion of the engineering preparedness for this very complex transition & addressing statutory and regulatory aspects related to the coke and gas plants. It also involves external issues including satisfactory resolution of critical policy matters impacting the investment case, obtaining permits for the projects, and agreeing on detailed terms in the binding agreement, before we can consider proceeding towards the investment decision.»?
Is er in lijn met het advies van de Commissie mer een onafhankelijke en transparante nulmeting uitgevoerd bij Tata Steel of wordt die nog uitgevoerd als voorwaarde voor eventuele maatwerkafspraken? Zo niet, hoe kunnen dan afspraken met Tata Steel worden gemaakt op kosten van de belastingbetaler, waaronder de omwonenden?
Kunt een actueel overzicht geven van emissies, immissies en deposities bij Tata Steel, conform het advies van Cmmissie mer?
De Kamer heeft met de motie Teunissen c.s. (Kamerstuk 28 089, nr. 302) al als voorwaarde uitgesproken dat er zo snel mogelijk gezorgd moest worden voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en dat deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar gemaakt moesten worden; waarom is dit niet in de JLoI geregeld en wanneer gaat u dit alsnog regelen?
Deelt u de mening dat er zonder een breed, voor burgers transparant en onafhankelijk monitoringsysteem geen deal kan komen omdat het de basis vormt om te kunnen controleren of de doelen gehaald worden, aangezien in de JLoI wordt gesproken over de wens om tot een overeenkomst over een monitoringsysteem te komen?
Waarom wordt er pas vanaf 2027 monitoring voor geur en geluid voorzien en kan dit versneld worden?
Wanneer wordt de monitoring op de schadelijke stoffen die worden uitgestoten voorzien?
Klopt het dat het ontbreekt aan een controle- en boetesysteem in relatie tot de emissiereductiedoelen?
Klopt het dat het alleen door kan gaan als aan veel aannames wordt voldaan zoals de nationale CO2 geeft geen kosten voor Tata Steel, verwerking van staalslakken blijven goedkoop voor het bedrijf, de markt voor groen staal wordt lucratief genoeg voor Tata Steel om te concurreren, nettarieven en overige energiekosten worden gesubsidieerd en de kooksgasfabriek 2 hoeft niet eerder dicht door alle overtredingen?
Hoe garandeert u dat de provincie, nu zij als mede-contractspartij bestuurlijk gecommitteerd is aan het slagen van de langetermijntransitie in de JLoI, in de praktijk volledig onafhankelijk blijft bij het uitvoeren van haar wettelijke taak tot onmiddellijke handhaving – zelfs als strenge handhaving (zoals een stillegging) de afgesproken transitietermijnen en de gehele JLoI in gevaar brengt?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en in ieder geval vóór het plenaire debat over Tata Steel?
De Global Sumud Flotilla |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de Israëlische marine de humanitaire schepen van de Global Sumud Flotilla momenteel enter(t) en dat eerder al in de nacht van 23 september aanvallen met drones en explosieven plaatsvonden, met schade en gewonden tot gevolg?
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichten over de onderschepping van de schepen van de Global Sumud Flotilla door de Israëlische autoriteiten tussen 1 en 2 oktober jl., en over de explosies en vermeende droneaanvallen in de nacht van 23 september jl.
Erkent u dat het enteren en aanvallen van schepen met burgers en hulpgoederen in internationale wateren een ernstige schending van internationaal recht en van de vrijheid van vreedzaam protest vormt?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping om tot een definitief oordeel te komen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen.
Bent u bereid deze aanvallen en het enteren van schepen met burgers en hulpgoederen in internationale wateren krachtig te veroordelen en dit onmiddellijk onder de aandacht te brengen in de EU en de VN? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om sancties tegen Israël in te zetten? Zo ja, welke sancties overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Wilt u, gezien het acute gevaar voor de opvarenden, deze vragen binnen 24 uur te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het feit dat de vergoeding van vervoerskosten voor een deel van de mensen met een beperking is verlaagd |
|
Sarah Dobbe , Jimmy Dijk |
|
Heijnen , Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Wat is uw reactie op de onderhands meegestuurde brief, waaruit blijkt dat de desbetreffende persoon er dit jaar fors op achteruit gaat als gevolg van de aanpassing van de aftrekpost voor medische vervoerskosten?1
Wij hebben kennisgenomen van de zorgen die de schrijver van de meegestuurde brief uit en begrijpen dat de aanpassing van de regeling voor sommige mensen ingrijpend kan zijn. De wijziging van de regeling aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten ten aanzien van vervoerskosten, is bedoeld om de regeling te vereenvoudigen, beter uitvoerbaar te maken en aan te sluiten bij de gebruikelijke normbedragen voor reiskostenvergoedingen.
Met ingang van 2025 wordt in de regeling onderscheid gemaakt tussen zogenoemde «zorgkilometers» en «leefkilometers». Zorgkilometers zien op het vervoer voor het verkrijgen van genees -en heelkundige hulp (medische behandeling) of voor het verkrijgen van (farmaceutische) hulpmiddelen. Leefkilometers zien op het extra vervoer dat nodig is voor mensen die door ziekte of invaliditeit, al dan niet met hulpmiddelen, niet meer dan 100 meter zelfstandig kunnen lopen. De bedragen die sinds 2025 voor zorgkilometers en leefkilometers voor aftrek in aanmerking komen vervangen de vroegere berekening op basis van werkelijke kosten, die in de praktijk complex en foutgevoelig bleek te zijn.
Het forfaitaire bedrag van € 0,23 per kilometer is vastgesteld om aan te sluiten bij de gebruikelijke normbedragen voor reiskostenvergoedingen en om de regeling te vereenvoudigen. Dit bedrag past bij de variabele kosten (in enge zin) van autogebruik van een middenklasser en vormt daarmee een gemiddelde benadering. Daarbij is onderkend dat dit bedrag niet in alle individuele situaties volledig kostendekkend zal zijn, maar het forfaitaire karakter zorgt voor eenvoud en duidelijkheid voor mensen en in de uitvoering. Hiermee vervalt de noodzaak voor belastingplichtigen om hun werkelijke vervoerskosten afzonderlijk te berekenen en te onderbouwen. Deze berekening was niet voor elke belastingplichtige even gemakkelijk te maken en leidde vaak tot discussies. Met deze vereenvoudiging wordt beoogd dat de regeling beter uitvoerbaar, doelmatiger en minder foutgevoelig wordt voor zowel burgers als de Belastingdienst.
We realiseren ons dat de vereenvoudiging in individuele gevallen kan leiden tot een lagere aftrek dan voorheen. De regeling is toegankelijker gemaakt voor burgers die de werkelijke kosten per kilometer lastig konden bepalen en bereikt daarmee meer mensen die dat nodig hebben. Naast de aftrek van € 0,23 per kilometer blijven de werkelijk gemaakte parkeer-, tol- en veergelden aftrekbaar, zoals tijdens de wetsbehandeling vorig jaar bij nota van wijziging is verduidelijkt.
In hoeverre is er bij het aanpassen van deze regeling rekening gehouden met het feit dat een deel van de mensen die hier gebruik van maken er hierdoor fors op achteruit zou gaan?
Bij de voorbereiding van de aanpassing is nadrukkelijk gekeken naar de gevolgen voor verschillende groepen belastingplichtigen. In de evaluatie van de regeling «aftrek specifieke zorgkosten» uit 2022 door Dialogic is geconcludeerd dat de toenmalige systematiek met werkelijke kostenberekening, naast complex en foutgevoelig leidt tot onduidelijkheid en een enorme administratieve last voor zowel burgers als de Belastingdienst.
De voorgestelde aanpassingen van de aftrek van vervoerskosten beogen de regeling te vereenvoudigen. Daarbij is onderkend dat sommige mensen minder aftrek zullen ontvangen. Door de vereenvoudiging zullen naar verwachting meer mensen de regeling benutten en neemt het niet-gebruik af. Er is € 1 miljoen euro extra structureel beschikbaar gemaakt. Dit laat zien dat de verwachting is dat de regeling als geheel juist meer gebruikt zou worden.
Deze aanpassing past binnen de eerder aan de Kamer toegezegde vereenvoudiging van de regeling voor de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de evaluatie.2 Daarbij zijn de gevolgen voor de verschillende groepen in kaart gebracht.
Deelt u de mening dat mensen met een beperking toegang moeten hebben tot goed en betaalbaar medisch vervoer?
Ja. Mensen met een beperking moeten kunnen rekenen op goed en betaalbaar vervoer naar medische zorg. De fiscale aftrek is een van de instrumenten die daaraan kan bijdragen, maar niet de enige. Indien gebruik wordt gemaakt van ander vervoer dan een auto (niet zijnde een taxi) blijven de werkelijke vervoerskosten aftrekbaar. Onderkend is dat dit niet voor iedereen een optie zal zijn. In dat verband wordt gewezen op andere (vergoedings)mogelijkheden zoals via de Zorgverzekeringswet (Zvw-vervoer)en de Wmo, of via aanvullende regelingen van gemeenten of zorgverzekeraars. Met de vereenvoudiging van de fiscale regeling wordt beoogd dat deze beter aansluit bij het bestaande stelsel van voorzieningen en voor meer mensen begrijpelijk en toepasbaar is.
Voor mensen met relatief hoge vervoerskosten die mogelijk nadeel ondervinden van de forfaitaire regeling, kunnen deze bestaande voorzieningen een aanvullende tegemoetkoming bieden. Deze regelingen zijn niet nieuw, maar bestonden al voorafgaand aan de aanpassing van de fiscale aftrek.
Hoe verhoudt deze aanpassing zich tot het «standstill»-principe uit het VN-Verdrag Handicap, dat stelt dat de positie van mensen met een beperking niet mag verslechteren?
Het kabinet acht de aanpassing in overeenstemming met het VN-verdrag Handicap. Het zogeheten «standstill» principe verplicht staten om geen maatregelen te nemen die leiden tot een verslechtering van de positie van mensen met een beperking.
De wijziging van de regeling beoogt geen verslechtering, maar een vereenvoudiging en verduidelijking van de fiscale ondersteuning. Daarbij is het vaste bedrag voor de zogenoemde leefkilometers verhoogd naar € 925, en is aanvullend € 1 miljoen structureel beschikbaar gesteld. Hierdoor verwacht het kabinet dat de regeling als geheel beter toegankelijk wordt en de doelgroep er per saldo op vooruitgaat. De overige vervoersvoorzieningen via de Zvw en de Wmo blijven ongewijzigd beschikbaar, waardoor het recht op toegankelijk en betaalbaar vervoer behouden blijft.
Zoals ook in de kabinetsreactie op de evaluatie van de regeling is aangegeven, wordt de werking van de aftrek specifieke zorgkosten onderdeel van structurele monitoring en evaluatie. Daarnaast zal bij de herziening van de onbelaste reiskostenvergoeding in 20283 specifiek aandacht worden besteed aan de hoogte van de kilometervergoeding en de vaste bedragen in de fiscale vervoersregeling, waaronder deze aftrekpost.
Bent u bereid om stappen te zetten, waardoor deze achteruitgang voor mensen met een beperking hersteld wordt? Zo ja, wat gaat u hiervoor doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Onveilige plekken voor vrouwen |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Foort van Oosten (VVD), Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het onderzoek van Pointer en het Algemeen Dagblad waaruit blijkt dat meldingen en aangiftes van vrouwen over onveilige plekken vaak zonder opvolging blijven?1
Wat is uw verklaring voor het feit dat slechts een minderheid van de meldingen en aangiftes leidt tot actie door politie of gemeente?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat meldingen en aangiftes van vrouwen structureel serieuzer en sneller worden opgepakt?
Hoe komt het dat vrouwen bij de gemeente nog minder vaak een terugkoppeling ontvangen dan bij de politie?
Bent u bereid samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten na te gaan hoe door alle gemeenten dit verbeterd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het argument dat maatregelen om plekken veiliger te maken «te duur» zijn, niet opweegt tegen het feit dat vrouwen zich onveilig voelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Wat is het tekort nu en het verwachte tekort aan capaciteit bij de politie om meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan wel zedendelicten tijdig en goed te behandelen? Welke acties worden hiertoe genomen?
Zijn of worden er extra middelen vrij gemaakt om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van onveilige plekken die vrouwen zelf hebben aangegeven? Zo ja hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen acht u passend om onveilige plekken veiliger te maken?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten met vrouwen en buurtbewoners betrokken worden bij maatregelen om onveilige plekkenveiliger te maken?
Bent u bereid jaarlijks te rapporteren over hoe er met deze meldingen wordt omgegaan, hoe daar opvolging aan is gegeven en welke effecten dat op de veiligheidsbeleving van vrouwen heeft?
Het bericht ‘Voor 325.000 huishoudens dreigt pensioenarmoede’ |
|
Ilse Saris (CDA) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Voor 325.000 huishoudens dreigt pensioenarmoede»?1
Wat verstaat u onder een toereikend pensioen? Op welke wijze worden daarin inzichten meegenomen uit rapporten van bijvoorbeeld de Commissie sociaal minimum?
Kunt u een overzicht geven van het huidige beleid dat wordt gevoerd om het aantal mensen dat geen of te weinig aanvullend pensioen opbouwt terug te dringen?
Hoe kijkt u naar de grote verschillen in de hoogte van pensioenen die Nederlandse huishoudens opbouwen, waarbij de 10% hoogste inkomens kunnen rekenen op 85.000 euro bruto per jaar en de 10% laagste inkomens slechts op zo’n 18.000 euro?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ongeveer 325.000 huishoudens na pensionering dreigen te moeten rondkomen van minder dan de AOW en zo door de armoedegrens zakken? Zo ja, hoe bent u voornemens dit aantal zoveel mogelijk terug te dringen?
Hoe beoordeelt u dat migranten achterlopen op alle pijlers van het pensioen, en dat het mediane pensioen voor mensen met migratieachtergrond 27.000 euro bruto per jaar is ten opzichte van 55.000 euro voor mensen zonder migratieachtergrond?
Op welke wijze kan er meer inzicht worden verkregen in de eerdere pensioenopbouw van migranten in het buitenland?
Wat zou er volgens u moeten worden meegenomen in de vaststelling van de hoogte van het pensioen van een zelfstandige, en horen daar wat u betreft spaargeld, beleggingen, overwaarde van het huis en de waarde van het bedrijf van de zelfstandige bij? Zo ja, waarom?
De beschietingen van humanitaire reddingsschepen door de Libische kustwacht en de Nederlandse/Europese verantwoordelijkheid. |
|
Marieke Koekkoek (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Arno Rutte (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving dat de Libische kustwacht op 24 augustus 2025 in internationale wateren gedurende circa 15–20 minuten met scherp heeft geschoten op het reddingsschip Ocean Viking van SOS Méditerranée, terwijl er tientallen geredde mensen en bemanning aan boord waren, met aanzienlijke schade maar zonder fysieke gewonden?1 Zo ja, hoe duidt u dit incident?
Ik heb kennisgenomen van dit incident. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover. Het kabinet veroordeelt geweld tegen hulpverleners altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken, de daders straffen en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Klopt het dat kort daarna opnieuw een humanitair reddingsschip, de Sea-Watch 5, onder vuur is genomen door een Libische patrouilleboot vlak na een redding, terwijl er tientallen mensen waren gered? Wat is uw reactie hierop?
Ook dit incident is bekend bij het kabinet. Zie verder antwoord bij vraag 1.
Wat doet Nederland concreet om het internationaal humanitair recht te beschermen in Europa en langs de Europese buitengrenzen, inclusief – maar niet beperkt tot – de Middellandse Zee, waar dit soort incidenten zich voordoen?
Nederland zet zich actief in voor de bescherming van het internationaal recht en de mensenrechten langs de Europese buitengrenzen, waaronder de Middellandse Zee. Dit wordt door het Kabinet ook bij samenwerking met de landen rondom de buitengrenzen onder de aandacht gebracht.
Het kabinet hecht tevens waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en aan de CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners. In dit advies worden de AIV en de CAVV gevraagd welke diplomatieke, juridische, financiële en eventueel andere instrumenten Nederland kan inzetten om de straffeloosheid voor geweldpleging tegen hulpverleners te bestrijden.2
Kunt u bevestigen of er bij deze incidenten Nederlandse burgers aan boord waren (als bemanningslid, vrijwilliger of waarnemer)? Wat heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gedaan om hun veiligheid te beschermen, en welk plan ligt er klaar om bescherming te bieden bij eventuele toekomstige situaties of om te voorkomen dat deze zich voordoen?
Het kabinet heeft geen bericht ontvangen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van deze schepen waren tijdens deze incidenten.
Bij consulaire hulpverzoeken van Nederlanders in het buitenland bekijkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar gelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Hoe beoordeelt u dit soort aanvallen juridisch in het licht van het internationaal zeerecht en de plicht tot redding op zee, mede gezien dat de Ocean Viking in internationale wateren opereerde? Welke (strafrechtelijke of diplomatieke) stappen acht u passend richting betrokken autoriteiten?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over het incident. In algemene zin onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van verlies van levens op zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.
Dit incident is daarom zorgelijk. Om die reden, en zoals genoemd in antwoord op vraag 1, heeft de Nederlandse ambassade in Tripoli de autoriteiten opgeroepen tot een gedegen onderzoek, bestraffing van de daders en het nemen van gepaste maatregelen.
Hoe kijkt Nederland naar de financiering voor de Europese Unie (EU) en internationale erkenning van de Libische kustwacht, terwijl die herhaaldelijk heeft gefaald om conform de internationale standaard voor zeeredding te handelen, met verlies van mensenlevens en nu ook een directe aanval op hulpverleners tot gevolg?
De steun van de Europese Commissie is gericht op het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit en capaciteit op het gebied van grensbeheer van de Libische kustwacht. Deze EU-inzet in Libië heeft tot doel verlies van levens op zee te voorkomen, irreguliere migratie naar de EU te verminderen en mensensmokkel- en handel aan te pakken. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route om migratie in goede banen te leiden. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Libië heeft een eigen kustwacht en is verantwoordelijk voor het uitvoeren en coördineren van reddingsoperaties in de eigen Search and Rescue (SAR) zones. Naast dat niet met zekerheid is vastgesteld dat de Libische kustwacht de beschietingen heeft gedaan, is het voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij NGO-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese steun. SAR-operaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten, die autonoom handelen. Dit gaat echter gepaard met risico’s. Dit soort incidenten laat dan ook opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met adequate monitorings- en evaluatiemechanismen. Nederland pleit hier consequent voor. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden. Het kabinet blijft er ook op aandringen dat de EU-samenwerking met de Libische kustwacht periodiek wordt geëvalueerd.
Welke informatie heeft Nederland ontvangen via EU-kanalen (Europese Commissie/Frontex) over de toedracht van de beschietingen, en hoe beoordeelt u de reactie van de Europese Commissie dat zij eerst de reactie van de Libische autoriteiten afwacht? Acht u die houding voldoende, gelet op de ernst?
Nederland staat in voortdurend contact met de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden in zowel Tripoli als in Brussel. De incidenten zijn besproken. De woordvoerder van de Commissie veroordeelde het incident eerder en gaf aan dat er contact is opgenomen met de Libische autoriteiten om een onderzoek uit te voeren. Tevens zijn er door het Europees parlement vragen gesteld aan de Raad van de Europese Unie over het voorval.
Welke inzet pleit Nederland in de Raad (JBZ/RBZ) voor een onafhankelijk en transparant onderzoek naar beide incidenten (Ocean Viking en Sea-Watch 5), inclusief de keten van verantwoordelijkheid aan Libische en Europese zijde, en voor mogelijke consequenties, zoals herziening van steun, sancties of restricties op overdracht van materieel?
Nederland heeft zowel zelfstandig als in EU-verband het belang van een gedegen onderzoek benadrukt in gesprekken met de Libische autoriteiten.
Bent u bereid om – in afwachting van structurele EU-maatregelen – nationaal te bevorderen dat Nederlandse publieke middelen niet bijdragen aan steun die kan leiden tot schendingen van mensenrechten en het zeerecht door actoren in Libië en dit ook actief uit te dragen richting partnerlanden?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en in EU-verband opgeroepen. Tegelijkertijd zal er naar het oordeel van het kabinet niets verbeteren als de EU zich terugtrekt uit de samenwerking met Libië. De inzet van de EU en lidstaten is er (mede) op gericht de activiteiten van de kustwacht op het gebied van mensenrechten te verbeteren. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Het is vanDeze incidenten onderstrepen belang om voortdurend te blijven monitoren. Daarnaast is het noodzakelijk om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Hoe beoordeelt u de operationele gevolgen van deze aanvallen voor de reddingscapaciteit in het centrale Middellandse Zeegebied (zoals schepen die tijdelijk in haven blijven of missies afgelasten)? Welke maatregelen kan Nederland (bilateraal of via EU/International Maritime Organization) ondersteunen om te waarborgen dat levensreddende operaties veilig kunnen doorgaan?
Zie ook antwoord op vraag 5.
De operationele gevolgen van deze aanvallen zijn op dit moment nog niet bekend. Nederland zal het SAR systeem evenals de conventies die betrekking hebben op SAR en SOLAS bij de relevante landen en instanties onder de aandacht blijven brengen.
Is Nederland bereid in EU-kader te pleiten voor duidelijke rode lijnen (bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van vuurwapens tegen civiele reddingsschepen) met concrete consequenties voor samenwerking met de Libische kustwacht wanneer die lijnen worden overschreden?
Het kabinet wil irreguliere migratie naar Nederland en Europa terugdringen. Het kabinet pleit daarom ook binnen de EU voor een stevige aanpak. De bescherming van migranten op migratieroutes loopt in dat kader als een rode draad door de inzet om uitbuiting, misbruik en mishandeling van migranten te voorkomen. Het gebruik van geweld tegen civiele reddingsschepen is onaanvaardbaar. Het kabinet zal hier ook in de toekomst aandacht voor vragen, in EU-verband en bilateraal richting de Libische autoriteiten.
Welke stappen zet Nederland, samen met partnerstaten, om de criminalisering en bestuurlijke detentie van NGO-reddingsschepen door nationale autoriteiten (zoals Italië) tegen te gaan en de vrijheid van humanitaire hulp op zee te beschermen conform internationaal recht?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert, de daders bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Het kabinet waardeert de inzet van NGO’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones drenkelingen aan boord nemen, criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten juist in stand houden. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Bent u bereid de Kamer te rapporteren over: (a) eventuele Nederlandse betrokkenheid (burgers/organisaties) bij de getroffen schepen; (b) uw diplomatieke contacten met de Europese Commissie, Italië en de Libische autoriteiten; (c) de stand van juridische stappen (bijvoorbeeld onderzoeken door Italiaanse autoriteiten); en (d) uw inzet voor structurele veiligheidsprotocollen voor civiele reddingsschepen in internationale wateren?
Daar waar beschikbaar en mogelijk, zal ik op verzoek van de Kamer nadere informatie over deze incidenten verstrekken.
Beschietingen door de Libische kustwacht op NGO schepen in de Middellandse Zee |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de beschietingen van het schip Sea-Watch 5 op 26 september jl. en de Ocean Viking op 24 augustus jl.?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van het feit dat de betreffende schepen onder vuur zijn genomen, dat deze aanvallen ogenschijnlijk door de Libische kustwacht zijn gepleegd, dat deze aanvallen plaatsvonden op internationale wateren en dat onder de bemanning van de getroffen schepen ook Nederlandse staatsburgers waren?
Het kabinet heeft kennisgenomen van deze incidenten in de Middellandse Zee. Het kabinet beschikt niet over geverifieerde en bevestigde informatie dat de beschietingen werden gepleegd door de Libische kustwacht, en beschikt daarnaast niet over informatie dat zich onder de bemanning van de getroffen schepen zich ook Nederlandse staatsburgers bevonden. Voor zover bekend hebben zich geen Nederlandse staatsburgers aangemeld voor consulaire bijstand.
Veroordeelt u deze beschietingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt geweld tegen burgers, waaronder hulpverleners, altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli dan ook bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Welke acties heeft u sinds 24 augustus jl. ondernomen om Nederlandse staatsburgers en humanitaire hulpverleners op de Middellandse Zee te beschermen?
Sinds 24 augustus zijn geen verzoeken binnengekomen voor consulaire bijstand of dergelijke van Nederlandse staatsburgers op de Middellandse Zee. Het kabinet volgt de situatie en vraagt waar opportuun om aandacht voor het waarborgen van veiligheid van hulpverleners in het algemeen en Nederlanders in het bijzonder (zie ook vraag 3).
In welke mate zijn de acties van deze Libische kustwacht volgens u gefaciliteerd door Europese gelden en tot in welke mate zijn ze aangemoedigd door Europees beleid?
De Libische kustwacht ontvangt sinds 2017 ondersteuning via Europese fondsen in het kader van het programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL). Deze steun is bedoeld om de zoek- en reddingscapaciteit van de Libische autoriteiten te verbeteren, mensenlevens op zee te redden, irreguliere migratie te beperken en mensensmokkel tegen te gaan. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Het is voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen of de beschietingen door de Libische kustwacht werden gedaan, en als dat wel zo zou zijn is het voor het kabinet ook niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij ngo-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese middelen. Wel laat dit soort incidenten opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met strikte voorwaarden en controlemechanismen. Nederland pleit dan ook consistent voor adequate monitorings- en evaluatiemechanismen in EU-financiering. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden.
Hoe beoordeelt u de rol van Nederland in het mogelijk maken, faciliteren of zelfs aanmoedigen van mensenrechtenschendingen en het niet naleven van internationale zeerecht-standaarden door Libische kustwacht en de Libische regering als geheel?
Nederland heeft de bescherming van migranten als rode draad in het beleid inclusief het naleven van internationale zeerechtstandaarden en Nederland zal betrokken partijen blijven aanspreken op het monitoren van de uitvoering van programma’s op een manier die strookt met de universeel geldende mensenrechten, alsmede de internationale standaarden van het zeerecht. Zie ook het antwoord bij vraag 5.
Hoe verzekeren u en uw Europese collega’s dat de EU-financiering voor de Libische kustwacht niet leidt tot schendingen van het internationaalrecht?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Welke specifieke maatregelen bent u bereid te nemen om de veiligheid van Nederlandse burgers en humanitaire hulpverleners op internationale wateren te beschermen tegen geweldsincidenten?
Het kabinet hecht waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners.2
Nederland neemt op voorhand geen specifieke maatregelen om burgers en hulpverleners op internationale wateren te beschermen, maar blijft wel aandacht vragen voor het respecteren van internationaal recht, waaronder de mensenrechten. Hulpverleners mogen nooit het doelwit zijn van geweld, ook niet wanneer zij zich in internationale wateren bevinden.
Bent u voornemens om respectievelijk uw Libische, Italiaanse en andere Europese collega’s aan te spreken op deze beschietingen door de Libische kustwacht? Zo ja, met welke lezing van de gebeurtenissen en concrete voorstellen bent u van plan dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet is het terugdringen van irreguliere migratie een prioriteit. Het is daarom goed dat de EU een actieve bijdrage levert aan het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit van de kustwacht, ook om verlies van levens op zee te voorkomen. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert en, indien nodig, de misdaden bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Bent u bereid om te pleiten voor opschorting van de Europese steun aan de Libische kustwacht, zolang de Libische autoriteiten geen concrete maatregelen nemen om deze beschietingen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 5 steunt Nederland de EU-inzet om Libisch grensmanagement te versterken en om doden op zee te voorkomen door SAR-capaciteit te verbeteren. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en EU-verband opgeroepen.