De toegankelijkheid van historische NPO-, NOS- en Beeld & Geluid-archieven voor het publiek |
|
Martin Oostenbrink (BBB) |
|
Moes |
|
|
|
|
Heeft u zelf wel eens geprobeerd om nichefragmenten, zoals een uitzending van de zendtijd voor politieke partijen van een willekeurige partij uit de jaren ’60, te bekijken of op te vragen? Zo ja, wat waren uw ervaringen? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Bent u zich bewust van de huidige omvang van archiefmateriaal van publieke omroepen (waaronder de NOS) dat slechts onder strikte voorwaarden, uitsluitend in studiezalen, of helemaal niet beschikbaar wordt gesteld wegens rechtenbeperkingen en kunt u hiervoor kwantitatieve gegevens verstrekken, zoals aantallen verzoeken, afwijzingen en de bijbehorende redenen?
Op welke juridische gronden worden publieke omroeparchieven momenteel beperkt in hun beschikbaarheid voor burgers (bijvoorbeeld auteursrecht, contractuele afspraken met producenten of rechtenhouders, privacyregelgeving) en kunt u per grond kort uiteenzetten hoe deze beperking technisch en juridisch wordt toegepast?
In hoeverre kan en wilt u via beleidsinstrumenten (zoals subsidievoorwaarden, convenanten of moderatie) bevorderen dat met publieke middelen geproduceerde of publiek gefinancierde rechten zodanig worden beheerd dat het publieke belang gediend wordt, in het bijzonder door open toegang voor onderzoek en publieke controle te waarborgen?
Bent u bereid te onderzoeken of, en onder welke voorwaarden, publieke omroepen en nationale archiefinstellingen verplicht kunnen worden transparante, reproduceerbare en niet-discriminerende procedures te hanteren voor toegang tot historisch politiek geluid- en beeldmateriaal?
Welke mogelijkheden ziet u om rechtenconflicten met private rechthebbenden op te lossen, bijvoorbeeld via onderhandelingen over vrijgave, inkoop van rechten, modellicenties of tijdelijke openstelling voor onderzoeksdoeleinden, en bent u bereid hiervoor extra financiële ruimte of overheidsbemiddeling beschikbaar te stellen?
Bent u bereid te onderzoeken of een beperkte en proportionele uitzondering (een publiek-interesse-clausule) in het Nederlandse auteursrecht mogelijk en wenselijk is voor historisch politiek archiefmateriaal, teneinde de toegankelijkheid voor onderwijs, onderzoek en publiek debat te bevorderen?
Kunt u aangeven welke privacy- en veiligheidsvoorwaarden naar uw oordeel wél relevant blijven (bijvoorbeeld bij kinderarbeid, slachtofferschap of lopende rechtszaken) en hoe deze selectief kunnen worden gewaarborgd zonder de algemene toegankelijkheid onnodig te beperken? Indien nee, waarom niet?
Bent u bereid om het Nationaal Archief, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en de publieke omroepen (bijvoorbeeld de NOS) te verzoeken om binnen drie maanden transparante statistieken openbaar te maken over verzoeken tot inzage, toegekende en geweigerde verzoeken, inclusief de juridische gronden van weigering, en bent u bereid inzicht te geven of, en zo ja hoe, deze instellingen publiek onderzoek mogelijk maken zonder dat verzoeken moeten worden gemotiveerd op inhoudelijke gronden?
Ziet u mogelijkheden om vanaf de volgende subsidiecyclus subsidievoorwaarden te koppelen aan openbaarheid, bijvoorbeeld door standaard publicatie van metadata of onbeperkte archieftoegang voor publiek gebruik? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel hierover verwachten? Zo nee, waarom niet?
De aangekondigde reductie van 500 regels in het actieprogramma regeldruk. |
|
Folkert Idsinga (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven welke concrete regels op dit moment in de eerste tranche van het regeldrukprogramma zijn opgenomen, inclusief de stand van zaken per dossier en de verwachte termijn van besluitvorming?
Voor de onderwerpen van de eerste tranche van het verwijs ik naar de brief over het Actieprogramma Minder Druk Met Regels van 9 december 20241. In de brief aan de Kamer van 5 september 20252 heb ik de resultaten met stand van zaken met betrekking tot deze dossiers opgenomen. Hieronder is kort deze stand van zaken van de dossiers opgenomen.
Voorlichting en tools:
– Verbeterde handreiking
– Hulpmiddelen om het verzamelen van data over woon-werk verkeer te vergemakkelijken.
Voorstellen uitwerken voor een uitzondering voor het mkb.
Tussentijdse evaluatie van het Besluit WPM waarin o.a. wordt besloten over het aanpassen van het besluit om de regeldruk te verminderen, rekening houdend met de CO2-reductieopgave
Het in kaart brengen en verhelpen van de belemmeringen om te komen tot een erkende branche-RI&E.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es.
Inrichten van de juiste ondersteuning aan brancheorganisaties voor het opstellen van erkende branche RI&Es.
Verder in tweede tranche met:
– Voorstel voor herziening van het arbeidsongeschiktheids-stelsel naar aanleiding van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS)1.
– Wetsvoorstel uitwerken waarmee eerder duidelijk wordt tot wanneer de eigen functie van de zieke werknemer beschikbaar moet blijven.
– Wetsvoorstel uitwerken om het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid leidend te maken bij de toets van UWV (RIV-toets).
– Voorlichting AP over de AVG meer toegespitst op het mkb
– Gesprek kabinet en AP over sectoroplossingen en gedragscodes
– Omnibusvoorstel IV van de Europese Commissie
– AP publiceert lijst van verwerkingen waarvoor geen DPIA nodig is
Voor meer informatie over het adviesrapport van OCTAS, zie link
Aanvullend daarop is voor het Besluit Werkgebonden personenmobiliteit (WPM) besloten dat organisaties met minder dan 250 medewerkers niet meer hoeven te rapporteren over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers.
Hoe definieert u precies een «regel» in de doelstelling om 500 regels te schrappen of te vereenvoudigen? Wordt hierbij gerekend in wetsartikelen, uitvoeringsregelingen of administratieve verplichtingen?
In de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken worden de meest belastende verplichtingen per sector uitgelicht; dit komt in totaal neer op circa dertig verplichtingen. Voorbeelden van verplichtingen zijn regels en procedures bij ontslag van werknemers, vakbekwaamheidseisen, en de keuring van installaties en arbeidsmiddelen. Voor deze verplichtingen geldt dat zij bestaan uit afzonderlijke regels. Die regels kunnen onderdeel zijn van een wet, een algemene maatregel van bestuur, een regeling of beleid (zoals het beleid van uitvoeringsorganisaties en toezichthouders). Iedere regel die bijdraagt aan een verplichting telt mee in de doelstelling om 500 regels aan te pakken.
Hoeveel van de beoogde 500 regels betreffen nationale regelgeving en hoeveel vloeien voort uit EU-verplichtingen of internationale afspraken?
Op dit moment maakt het kabinet een lijst met de beoogde 500 regels die voor het einde van het jaar met de Kamer zal worden gedeeld3. Op dit moment is nog niet aan te geven welk deel daarvan voortkomt uit nationale regels en welk deel daarvan voortvloeit uit EU-verplichtingen of internationale afspraken.
Hoe berekent u de daadwerkelijke regeldrukreductie (in uren en in euro’s) per aangepaste of afgeschaafde regel?
De daadwerkelijke regeldrukreductie zal volgens het standaardkostenmodel (SKM) worden berekend. Dit kostenmodel is opgenomen in het Handboek Meting Regeldrukkosten4. Deze methode is ook gehanteerd bij het kwantificeren van regeldruk in de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken. Deze meetmethodiek is uniform van opzet en is daarom toepasbaar binnen de gehele overheid. Het SKM stelt de ondernemer centraal. Het gaat na welke stappen/handelingen men moet maken om de verplichtingen na te kunnen leven (q) en hoeveel tijd en welke uitgaven hiermee gepaard gaan (p). Vervolgens worden de regeldrukkosten berekend (pxq).
Kunt u per dossier aangeven of het gaat om een inhoudelijke lastenverlichting (regels verdwijnen of worden eenvoudiger) of om een procesmatige wijziging (andere afstemming, uitstel, vereenvoudigde rapportage)?
Op dit moment vindt de inventarisatie van de 500 regels plaats. Per regel wordt gekeken naar de aanpak om tot regeldrukreductie te komen. In de Kamerbrief van 5 september5 noem ik daarvoor een aantal (combinaties van) mogelijkheden, zoals:
Daarnaast zal in de toelichting bij de teller op de website www.regeldrukmonitor.nl worden aangeven welke aanpassingen worden uitgevoerd.
In hoeverre worden lopende wetswijzigingen of eerder aangekondigde maatregelen meegeteld in de 500-regeldoelstelling? Kunt u een overzicht geven welk deel van de 500 al voor deze kabinetsperiode in voorbereiding was?
Op dit moment wordt de lijst van 500 regels samengesteld en is deze informatie nog niet beschikbaar. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat regels die per 1 januari 2025 – de start van het Actieprogramma Minder Druk Met Regels – zijn aangepakt, worden meegenomen in het overzicht van behaalde resultaten.
Hoe verhoudt de doelstelling van 500 regels zich tot de aangenomen motie-Kisteman (Kamerstuk 36 450, nr. 37) die vraagt om een 20% reductie van regeldrukkosten in negen sectoren? Worden regels dubbel geteld of zijn dit twee afzonderlijke trajecten?
Bij het realiseren van de 20% reductiedoelstelling voor eind 2026 ligt de focus nu op de 500 regelaanpak die voor de zomer van komend jaar tot resultaat moet leiden. Het doel van kwantificeren blijft uiteraard om te komen tot merkbare regeldrukvermindering.
Kunt u aangeven hoeveel van de al aangepakte regels leiden tot daadwerkelijke lastenverlichting die merkbaar is voor ondernemers of burgers en op welke wijze dit wordt gemeten?
De verplichtingen waaraan de 500 regels ten grondslag liggen, komen grotendeels uit de MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken waarvoor ondernemers input hebben geleverd. Ondernemers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven worden betrokken bij de aanpak. Zo worden de regels aangepakt die daadwerkelijk bijdragen aan regeldrukvermindering voor ondernemers. Een deel van de regels geldt echter ook voor (maatschappelijke) organisaties en overheden, die daardoor ook baat hebben bij de ingezette regeldrukvermindering. Op de regeldrukmonitor [www.regeldrukmonitor.nl] staat een overzicht van de reeds aangepakte regels voor ondernemers. Een voorbeeld van een merkbare aanpassing voor ondernemers is het besluit dat ondernemers met minder dan 250 medewerkers niet meer hoeven te rapporteren over de zakelijke en woon-werkreizen van hun werknemers.
Bent u bereid de Kamer per kwartaal een overzicht te sturen van de voortgang, inclusief het aantal daadwerkelijk aangepaste of afgeschaafde regels, de geschatte lastenverlichting per regel en de verdeling per departement?
De voortgang van de 500-regelaanpak is «real time» zichtbaar op de website www.regeldrukmonitor.nl. Naast de grafische weergave van de voortgang van de aanpak van de 500 regels wordt aangegeven wat de aanpassing betreft en van welke departement de regel afkomstig is. Na de update zal een indicatie van de verminderende regeldrukkosten worden meegegeven.
Kunt u per voorgenomen regel een haalbaarheidsinschatting geven wanneer de maatregel daadwerkelijk kan worden doorgevoerd en welke daarvan een wetswijziging vergen en welke via lagere regelgeving kunnen worden gerealiseerd?
Dit is nu nog prematuur, omdat het overzicht momenteel wordt opgesteld. In het overzicht op de website www.regeldrukmonitor.nl wordt aangegeven wat de maatregel voor regeldrukreductie is. Op een later moment kan deze informatie worden aangevuld met een tijdsindicatie waarop de maatregel van kracht wordt.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk te beantwoorden en de beantwoording uiterlijk drie dagen voor de verkiezingen naar de Kamer te sturen?
Zie bovenstaande beantwoording.
De randweg Abdissenbosch |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de randweg Abdissenbosch al jarenlang op zich laat wachten, terwijl de verkeersdruk en leefbaarheidsproblemen in de dorpskern aanhouden?1
Wat is de huidige stand van zaken van het project «Randweg Abdissenbosch» en de verbindingsweg naar de Duitse B221n?
Klopt het dat door de aanleg van de randweg de woonwijken veiliger en leefbaarder kunnen worden gemaakt, met meer ruimte voor langzaam verkeer zoals fietsers en voetgangers?
Kunt u bevestigen dat de aanleg van een randweg ook bijdraagt aan de economische vitaliteit en bereikbaarheid van de regio Parkstad en daarmee een belangrijke impuls kan geven aan een gebied dat al langere tijd met achterstanden kampt?
Deelt u de analyse dat het uitblijven van deze randweg de achterstandspositie van deze regio verder vergroot?
Wat is uw analyse waarom de start van de aanleg van de randweg in Nederland niet van gang komt, terwijl Duitsland al in de startblokken staat om met de aanleg van haar deel van het traject te beginnen?
In hoeverre is de vertraging in Nederland van invloed op de Duitse plannen en welke gevolgen heeft dit voor de grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas-Rijn?
Klopt het dat de vertraging komt doordat Nederlandse milieuregelgeving strenger is dan in Duitsland?
Deelt u de zorgen dat de huidige milieuregelgeving onevenredig hard uitpakt voor (grens)regio’s, omdat noodzakelijke infrastructuurprojecten hierdoor moeilijker of later van de grond komen?
Wat vindt u ervan dat Nederland bij de aanleg van deze randweg achterblijft, terwijl Duitsland wél doorpakt en middelen beschikbaar stelt, waardoor de regio kansen dreigt mis te lopen?2
Wat gaat u doen zodat deze randweg sneller kan worden gerealiseerd, de leefbaarheid wordt verbeterd én een grensoverschrijdend project met Duitsland niet spaak loopt?
De getekende joint letter of intent met Tata Steel |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
In hoeverre is de Nederlandse overheid nu al juridisch aansprakelijk voor het naleven van de Joint Letter of Intent (JLoI)? Waarom zijn er dan ontbindende voorwaarden afgesproken als de overheid niet juridisch aansprakelijk/gebonden is?
Wat is er gebeurd met de doelstelling om de Kooks- en Gasfabrieken (KGF) 2 vóór 2029 te sluiten, aangezien het een grote bron is van schadelijke stoffen?
Klopt het dat de maatwerkafspraken met Tata Steel niet door kunnen gaan als er handhavingsprocedures en juridische procedures lopen tegen (delen van) het bedrijf? Wat betekent dit voor het handhavings- en toezichtproces dat nu loopt bij KGF 2 en KGF 1? Met welke beslissing van de omgevingsdienst of de rechter zouden de maatwerkafspraken niet doorgaan?
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) heeft na een tweede evaluatie besloten dat het verscherpt toezicht van juni 2023 op de beide Kooksgasfabrieken van kracht blijft en Tata Steel heeft de gestelde doelen van het verscherpt toezicht nog niet behaald1; hoe is dit meegenomen bij het opstellen en tekenen van JLoI en welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de maatwerkafspraken? Deelt u de mening dat dit geen vertrouwen wekt in Tata Steel als een partner waar je goede afspraken mee kan maken?
De OD NZKG, die al decennia intensief met Tata Steel te maken heeft, beschrijft het bedrijf als opportunistisch en calculerend2, deelt u de mening dat dit geen goede basis is om afspraken te maken?
Wat gebeurt er als door handhaving eerdere sluiting van de kooksgasfabrieken wordt afgedwongen, gezien het feit dat het huidige plan van Tata dat het kabinet wil subsidiëren uitgaat van de situatie dat de kooksgasfabrieken nog jarenlang open mogen blijven, maar de kooksgasfabrieken zwaar verouderd zijn (99 van 108 ovens voldoen niet aan de vereisten) en er kans is dat door goede handhaving de kooksgasfabrieken eerder dicht moeten dan nu gepland? Welke gevolgen heeft het voor de maatwerkafspraken en wat is het risico van de investering van de 2 miljard euro van de belastingbetaler?
Hoe plaatst u deze maatwerkafspraak in het kader van het recente onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) dat concludeert dat de business case voor de Tata Steel verduurzaming onhoudbaar is3?
Waarom geeft u een buitenlandse multinational de ruimte om via de genoemde opzeggingsgronden nationaal beleid te beïnvloeden?
Waarom draagt u 600 miljoen euro bij aan de overkapping, terwijl milieu-experts stellen dat dit een wettelijke verplichting betreft4?
Waarom pretendeert u dat er klimaatwinst is tegen 2030, als zelfs Tata Steel toegeeft dat deze fabriek niet tussen eind 2026 (vroegste moment voor akkoord) en 2030 gebouwd kan worden?
Welke consequenties heeft eventuele vertraging van de plannen voor Tata Steel?
Waarom is er niets opgenomen over een sociaal plan voor de 1.200 werknemers die in de huidige ontslagronde hun baan verliezen, en werknemers die mogelijk in de toekomst ontslagen worden?
Deelt u de mening dat de omwonenden van Tata Steel jarenlang groot onrecht is aangedaan doordat hun terechte zorgen over hun gezondheid jarelang zijn genegeerd en er heel lang onvoldoende gehandhaafd is? Wilt u daarvoor uw excuses aanbieden?
Staat de bescherming van gezondheid van omwonenden nu wel op de eerste plek en is het leidend in het verdere proces van de maatwerkafspraken en beleid rondom Tata Steel? Zo ja, waarom heeft u niet alle adviezen van Expertgroep Gezondheid IJmond overgenomen?
De omwonenden zijn niet blij met de JLoI; waarom tekent u dan alsnog, terwijl de overheid nog veel goed te maken heeft met omwonenden?
Bent u bereid alleen maatwerkafspraken met Tata Steel aan te gaan als de omwonendenorganisaties zoals Dorpsraad Wijk aan Zee, Frisse Wind en Gezondheid op 1 ook akkoord hebben gegeven? Zo nee, waarom laat u dan weer de omwonenden in de steek?
Wat zijn de korte termijn harde garanties voor de verbetering van de gezondheid van omwonenden?
Kunt u ons het oordeel (laten) sturen van Expertgroep Gezondheid IJmond over de laatste en ondertekende versie van de JLoI?
Er is veel kritiek geweest op de Milieueffectrapportage (MER) van het plan van Tata Steel en de toezichthouder omgevingsdienst heeft Tata gevraagd om de MER te corrigeren; is het MER inmiddels goedgekeurd door de toezichthouder?5
Waarom is er niet gewacht op de publicatie van de Gezondheidseffectrapportage (GER) of in ieder geval een onafhankelijke rapportage dat laat zien hoeveel gezondheidswinst er wordt gehaald?
Door wie wordt precies vastgesteld hoeveel gezondheidswinst het plan van Tata daadwerkelijk gaat opleveren en wanneer krijgt de Kamer dit te horen?
Waarom komt er in de JLoI nauwelijks naar voren hoe de gezondheid van de omwonenden bewaakt moet worden?
Vertrouwt u de uitstootmetingen van Tata Steel, aangezien milieurapportage al eens teruggestuurd is en opnieuw berekend moest worden en Tata Steel eerder op de vingers is getikt door Reclame Code Commissie? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Hoe staat het met het nakomen van afspraken uit het milieuconvenant uit 1992, waarin doelen werden gesteld over vermindering van bijvoorbeeld fijnstof en stikstof (voor 2010) waaraan ook de staalfabriek in de IJmond moest voldoen?6 Wat waren uiteindelijk de resultaten in 2010 (graag een volledig overzicht delen van de uitstoot in relatie tot de doelen) en hoe staat het nu met de uitstoot in relatie tot de doelen die in het milieuconvenant waren gesteld (graag een leesbaar overzicht meesturen)?
Klopt het dat er niet aan de doelen is voldaan uit de afspraken van de jaren 90 en waarom is dit niet alsnog afgedwongen?
Klopt het dat in zijn eentje Tata Steel nog altijd veel meer fijnstof, zwaveldioxide en stikstof uitstoot dan de hele sector volgens de afspraken mocht uitstoten in 2010? Zo nee, hoe zit het dan precies?
Klopt het dat dat een belangrijke milieu-installatie die in 2013 in gebruik werd genomen bij Tata er vooral kwam omdat omwonenden van Tata Steel in 2007 een rechtszaak hadden aangespannen tegen de nieuwe vergunning van de staalfabriek en afdwongen dat er een doekfilter moest komen bij de sinterfabriek, terwijl de provincie die zelf niet in de vergunning had gezet?
Is het milieuconvenant destijds ook gepaard gegaan met steun aan de staalindustrie, ten koste van de belastingbetaler? Zo ja, hoeveel heeft dat gekost?
Bent u zich bewust van het feit dat van het staal dat Tata Steel in IJmuiden produceert, ongeveer 90% wordt geëxporteerd? Waarom neemt u dan de misleidende opmerking op in de eerste alinea van de JLoI dat Tata Steel Nederland jaarlijkse productie (6-t Mton) ongeveer gelijk is aan de staalconsumptie in Nederland (5–6 Mton)?
Het gaat in de JLoI vaak over de circulaire economie; deelt u de mening dat gevaarlijke stoffen hergebruiken zonder dat ze getoetst zijn op milieu- en gezondheidseffecten tegen het principe van de circulaire economie ingaat? Op welke manier komen er onafhankelijke toetsen op gezondheidseffecten?
Begrijpt u dat zolang we voor staal afhankelijk zijn van aanvoer van nieuw ijzererts uit verre landen, we niet onafhankelijk worden? Uit welke landen wilt u ijzererts blijven aanvoeren?
Begrijpt u dat zolang we nieuw ijzererts blijven winnen voor staal, er geen sprake is van volledige circulaire economie?
Bent u bereid om te verkennen op welke manier we volledig zouden kunnen overgaan naar echt circulair gebruik van staal, zonder winning van nieuw ijzerts en met inzet op nieuwe, bio-based materialen? Bent u het met ons eens dat dat een wenselijke transitie zou zijn, ook om echt Europees onafhakelijk te kunnen worden?
Wat gebeurt er als uit het onderzoek naar nieuwe toepassingen voor staalslakken, de enige toezegging die Tata Steel Nederland doet over het verantwoord omgaan met deze afvalstof, geen goedkoop alternatief komt?
Kunt u uitsluiten dat de er belastinggeld gaat naar onderzoek naar of ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor staalslakken? Zo niet, waarom laat u de belastingbetaler weer opdraaien voor problemen van staalbedrijven als Tata Steel?
Wordt in het risicodocument ook gekeken naar de lange termijneffecten van contact met staalslak en de lange termijneffecten van staalslak in het milieu? Zo ja, naar welke termijn wordt gekeken?
Klopt het dat de GER gewoon genegeerd kan worden in het verdere proces en verder niet juridisch bindend is? Zo nee, welke verplichtingen zijn hier dan wel over opgenomen?
Waar in de JLoI kunnen we de afspraak over de reductie voor oa PAK’s zien, aangezien de Kamer heeft uitgesproken alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als randvoorwaarde te willen voor de maatwerkafspraken en de Expertgroep adviseerde een reductie van 90% voor PAK’s, benzeen en een selectie aan metalen? Als deze niet is opgenomen, waarom negeert u dan de Kamer hierin?
Waarom zijn de geadviseerde reductiedoelen voor PM2.5 en fijnstof niet meegenomen terwijl deze een groot risico vormen voor de volksgezondheid?
Waarom is er geen voorwaarde opgenomen dat de uitstoot van dioxines niet mag stijgen, aangezien de uitstoot van dioxines stijgt flink in het plan dat beschreven wordt in de JLoI?
Waarom is het advies voor een onafhankelijke gezondheidsmonitoring voor (ex-)werknemers niet overgenomen?
Kunt u meer vertellen over het proces van Tata Steel over de update voor REACH-classificatie van staalslak en wat Tata Steel precies hoopt te bereiken en wanneer hier een beslissing over gemaakt wordt?
Klopt het dat de afspraak ontbonden kan worden als Tata extra kosten moet maken voor het verwerken van staalslakken, bijvoorbeeld als het schoonmaken voordat deze gedumpt worden verplicht wordt gesteld?
De ontbindende voorwaarden over de staalslakken in de JLoI gaan volgens de Staatssecretaris over «de classificatie van het product» en niet over de «toepassing» van staalslakken, maar in de tekst van JLoI wordt dat onderscheid niet gemaakt, dus waar in de tekst van JLoI staat precies dit onderscheid beschreven?
Waarom wilde Tata Steel deze ontbindende voorwaarde per se in de JLoI en waarom bent u ermee akkoord gegaan?
Geldt zo’n ontbindende voorwaarde op het moment dat Nederland staalslakken gaat aanmerken als een afvalproduct? Of als we export en import van staalslakken op een bepaalde manier zouden willen beperken?
De Staatssecretaris zei in het laatste debat over de leefomgeving: «Tata heeft een opzeggrond die het bedrijf kan inroepen op het moment dat het nationaal beleid ten aanzien van het product dusdanig verandert dat de businesscase significant negatief wordt beïnvloed.» Kunt u drie voorbeelden noemen – anders dan het voorbeeld in het commissiedebat – waarin zo’n opzeggrond zou gelden?
Kunt u per ontbindende voorwaarde waar Tata Steel zich op kan beroepen precies uitleggen wat ermee wordt bedoeld en bij elke voorwaarde twee voorbeelden noemen?
Waar moet het aardgas dat één van de twee kolencentrales moet vervangen vandaan komen? Verhogen wij daarmee onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten? Zo niet, van welke regimes stijgt dan de afhankelijkheid?
Klopt het dat CO2-emissie in werkelijkheid de afgelopen 5 jaar gemiddelde 10,7 miljoen ton C02 (niet 12,6 wat het theoretisch maximum is) en dat de eerste 1,9 ton reductie dus geen extra inspanningen vragen van Tata Steel?
Klopt het dat de beschikbaarheid van biomethaan zeer onzeker is? Zo niet, waar baseert u zich dan precies op?
Waarom doet de overheid de toezegging dat (de onrendabele top van) biomethaan en waterstof wordt gedekt? In hoeverre bent u hiermee kwetsbaar voor juridische procedures als er in de toekomst geen subsidie wordt gegeven?
Waarom is er geen vereiste opgenomen voor sanering van de bodem (tenzij productie stopt), terwijl bekend is dat de bodem zeer ernstig vervuild is? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Hoe bent u op 2 miljard subsidie uitgekomen vanuit het Rijk?
Uit welke post wilt u de 2 miljard euro gaan betalen, aangezien er in het Klimaatfonds nu 640 miljoen gereserveerd is? Wat zal daarvoor gelaten moeten worden?
Klopt het dat er in de JLoI geen besluit wordt genomen over de subsidiering van energiekosten? Kunt u garanderen dat er geen additionele subsidie komt om de netwerkkosten te dekken, gezien de verwachte stijging in netwerkkosten de komende jaren (zie bijv. vooruitzichten Aurora)?
Hoe gaat u de stimulans voor biomethaan en groene waterstof financieren en wat zijn de kosten en risico’s voor de belastingbetaler concreet?
Welke garanties geeft u voor de subsidiering vancarbon capture and storage (CCS)vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidie (SDE++)? Komt dit bovenop de 2 miljard euro of is dit hier onderdeel van?
Klopt het dat er nog wordt gekeken naar andere nationale subsidies zoals Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) om deze subsidie aan te vullen?
Klopt het dat er niet uitgesloten is dat er naast die 2 miljard nog extra geld vanuit de overheid in Tata Steel wordt gestoken? Zo ja, kunt u dit toelichten en vertellen over hoeveel geld het mogelijk gaat en waar dat dan naartoe zou gaan?
Wat verstaat u onder «reasonable, suitable and explainable» salarissen en bonussen voor de top van Tata Steel Nederland tijdens het proces van de maatwerkafspraken en wanneer de belastingbetaler 2 miljard in Tata Steel stopt? Hoe groot zijn die bonussen dan concreet (maximaal)?
Bent u zich bewust van het feit dat de vergoeding per lid van de Board of Management bij Tata Steel Nederland de afgelopen 10 jaar 2,5x zo snel zijn gestegen als het gemiddelde salaris per werknemer (uit Tata Steel Nederland jaarverslagen)? Zo niet, wat vindt u hiervan? Valt dit nog binnen uw definitie van «reasonable, suitable and explainable»?
Wat gebeurt er met het al toegekende geld aan Tata Steel Nederland als Tata Steel Nederland tijdens het proces failliet gaat?
Hoe wilt u het geld aan Tata Steel gaan uitlenen voor het gebruik van biomethaan en waterstof, en onder welke financiële voorwaarden?
Hoe is geconcludeerd dat Tata Steel Nederland genoeg kapitaal heeft om zelf bij te dragen gezien het feit dat Tata Steel Nederland de laatste jaren verlies draait en de balansreserves (op dit moment ongeveer 400 miljoen euro) zeer beperkt zijn?
Wat gebeurt er als er u constateert dat Tata Steel Nederland niet voldoende kapitaal heeft om aan de verplichtingen te kunnen voldoen?
Wat gebeurt er als Tata Steel India besluit om toch niet te investeren, gegeven hun eigen website: «There are a lot of issues to resolve and work to be done before us. This includes work we have to do internally, including the completion of the engineering preparedness for this very complex transition & addressing statutory and regulatory aspects related to the coke and gas plants. It also involves external issues including satisfactory resolution of critical policy matters impacting the investment case, obtaining permits for the projects, and agreeing on detailed terms in the binding agreement, before we can consider proceeding towards the investment decision.»?
Is er in lijn met het advies van de Commissie mer een onafhankelijke en transparante nulmeting uitgevoerd bij Tata Steel of wordt die nog uitgevoerd als voorwaarde voor eventuele maatwerkafspraken? Zo niet, hoe kunnen dan afspraken met Tata Steel worden gemaakt op kosten van de belastingbetaler, waaronder de omwonenden?
Kunt een actueel overzicht geven van emissies, immissies en deposities bij Tata Steel, conform het advies van Cmmissie mer?
De Kamer heeft met de motie Teunissen c.s. (Kamerstuk 28 089, nr. 302) al als voorwaarde uitgesproken dat er zo snel mogelijk gezorgd moest worden voor onafhankelijk, continu en fijnmazig meten van gevaarlijke stoffen bij Tata Steel, inclusief het voor handhaving benodigde cameratoezicht en dat deze data zo veel mogelijk openbaar beschikbaar gemaakt moesten worden; waarom is dit niet in de JLoI geregeld en wanneer gaat u dit alsnog regelen?
Deelt u de mening dat er zonder een breed, voor burgers transparant en onafhankelijk monitoringsysteem geen deal kan komen omdat het de basis vormt om te kunnen controleren of de doelen gehaald worden, aangezien in de JLoI wordt gesproken over de wens om tot een overeenkomst over een monitoringsysteem te komen?
Waarom wordt er pas vanaf 2027 monitoring voor geur en geluid voorzien en kan dit versneld worden?
Wanneer wordt de monitoring op de schadelijke stoffen die worden uitgestoten voorzien?
Klopt het dat het ontbreekt aan een controle- en boetesysteem in relatie tot de emissiereductiedoelen?
Klopt het dat het alleen door kan gaan als aan veel aannames wordt voldaan zoals de nationale CO2 geeft geen kosten voor Tata Steel, verwerking van staalslakken blijven goedkoop voor het bedrijf, de markt voor groen staal wordt lucratief genoeg voor Tata Steel om te concurreren, nettarieven en overige energiekosten worden gesubsidieerd en de kooksgasfabriek 2 hoeft niet eerder dicht door alle overtredingen?
Hoe garandeert u dat de provincie, nu zij als mede-contractspartij bestuurlijk gecommitteerd is aan het slagen van de langetermijntransitie in de JLoI, in de praktijk volledig onafhankelijk blijft bij het uitvoeren van haar wettelijke taak tot onmiddellijke handhaving – zelfs als strenge handhaving (zoals een stillegging) de afgesproken transitietermijnen en de gehele JLoI in gevaar brengt?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en in ieder geval vóór het plenaire debat over Tata Steel?
De Global Sumud Flotilla |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de Israëlische marine de humanitaire schepen van de Global Sumud Flotilla momenteel enter(t) en dat eerder al in de nacht van 23 september aanvallen met drones en explosieven plaatsvonden, met schade en gewonden tot gevolg?
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichten over de onderschepping van de schepen van de Global Sumud Flotilla door de Israëlische autoriteiten tussen 1 en 2 oktober jl., en over de explosies en vermeende droneaanvallen in de nacht van 23 september jl.
Erkent u dat het enteren en aanvallen van schepen met burgers en hulpgoederen in internationale wateren een ernstige schending van internationaal recht en van de vrijheid van vreedzaam protest vormt?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping om tot een definitief oordeel te komen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen.
Bent u bereid deze aanvallen en het enteren van schepen met burgers en hulpgoederen in internationale wateren krachtig te veroordelen en dit onmiddellijk onder de aandacht te brengen in de EU en de VN? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om sancties tegen Israël in te zetten? Zo ja, welke sancties overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Wilt u, gezien het acute gevaar voor de opvarenden, deze vragen binnen 24 uur te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het illegale “Israëlische” enteren van de Global Sumud Flotilla |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de Global Sumud Flotilla aangeeft dat het «Israëlische» bezettingsleger de schepen van de Global Sumud Flotilla illegaal heeft onderschept en geënterd?
Ja, ik ben bekend met de onderschepping van de schepen van de Global Sumud Flotilla door de Israëlische autoriteiten tussen 1 en 2 oktober jl.
Wat is uw reactie op het feit dat «Israël» hiermee de Flotilla illegaal heeft geënterd en het de moedige opvarenden onmogelijk heeft gemaakt om de illegale blokkade van Gaza te doorbreken en hulp te brengen naar de mensen in Gaza? Bent u bereid om deze daden van het «Israëlische» bezettingsleger tegen de Flotilla te veroordelen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen.
Ten aanzien van humanitaire hulp is het standpunt van het kabinet dat deze onmiddellijk en aanzienlijk moet worden opgeschaald en alle burgers in nood in de gehele Gazastrook moet kunnen bereiken. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land, aangezien dit de enige manier is om humanitaire hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Deelt u de mening dat de daden van het bezettingsleger tegen de Flotilla in strijd zijn met het internationaal recht?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van de onderschepping van de schepen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Wat doet Nederland om ervoor te zorgen dat de opvarenden zo snel mogelijk in veiligheid worden gebracht en niet in gevangenschap van «Israël» blijven?
Sinds de onderschepping van de schepen van de Flotilla heeft het kabinet zich op alle mogelijke niveaus ingezet voor een spoedig vertrek van alle betrokken Nederlanders uit Israël. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contacten met de Israëlische autoriteiten meermaals aangedrongen op een goede behandeling van de Nederlandse deelnemers.
Bent u bereid om sancties in te stellen tegen «Israël» vanwege de onwettige daden die het «Israëlische» bezettingsleger heeft gepleegd tegen de Global Sumud Flotilla?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid om deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk morgen om 12:00 te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het feit dat de vergoeding van vervoerskosten voor een deel van de mensen met een beperking is verlaagd |
|
Sarah Dobbe , Jimmy Dijk |
|
Heijnen , Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Wat is uw reactie op de onderhands meegestuurde brief, waaruit blijkt dat de desbetreffende persoon er dit jaar fors op achteruit gaat als gevolg van de aanpassing van de aftrekpost voor medische vervoerskosten?1
Wij hebben kennisgenomen van de zorgen die de schrijver van de meegestuurde brief uit en begrijpen dat de aanpassing van de regeling voor sommige mensen ingrijpend kan zijn. De wijziging van de regeling aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten ten aanzien van vervoerskosten, is bedoeld om de regeling te vereenvoudigen, beter uitvoerbaar te maken en aan te sluiten bij de gebruikelijke normbedragen voor reiskostenvergoedingen.
Met ingang van 2025 wordt in de regeling onderscheid gemaakt tussen zogenoemde «zorgkilometers» en «leefkilometers». Zorgkilometers zien op het vervoer voor het verkrijgen van genees -en heelkundige hulp (medische behandeling) of voor het verkrijgen van (farmaceutische) hulpmiddelen. Leefkilometers zien op het extra vervoer dat nodig is voor mensen die door ziekte of invaliditeit, al dan niet met hulpmiddelen, niet meer dan 100 meter zelfstandig kunnen lopen. De bedragen die sinds 2025 voor zorgkilometers en leefkilometers voor aftrek in aanmerking komen vervangen de vroegere berekening op basis van werkelijke kosten, die in de praktijk complex en foutgevoelig bleek te zijn.
Het forfaitaire bedrag van € 0,23 per kilometer is vastgesteld om aan te sluiten bij de gebruikelijke normbedragen voor reiskostenvergoedingen en om de regeling te vereenvoudigen. Dit bedrag past bij de variabele kosten (in enge zin) van autogebruik van een middenklasser en vormt daarmee een gemiddelde benadering. Daarbij is onderkend dat dit bedrag niet in alle individuele situaties volledig kostendekkend zal zijn, maar het forfaitaire karakter zorgt voor eenvoud en duidelijkheid voor mensen en in de uitvoering. Hiermee vervalt de noodzaak voor belastingplichtigen om hun werkelijke vervoerskosten afzonderlijk te berekenen en te onderbouwen. Deze berekening was niet voor elke belastingplichtige even gemakkelijk te maken en leidde vaak tot discussies. Met deze vereenvoudiging wordt beoogd dat de regeling beter uitvoerbaar, doelmatiger en minder foutgevoelig wordt voor zowel burgers als de Belastingdienst.
We realiseren ons dat de vereenvoudiging in individuele gevallen kan leiden tot een lagere aftrek dan voorheen. De regeling is toegankelijker gemaakt voor burgers die de werkelijke kosten per kilometer lastig konden bepalen en bereikt daarmee meer mensen die dat nodig hebben. Naast de aftrek van € 0,23 per kilometer blijven de werkelijk gemaakte parkeer-, tol- en veergelden aftrekbaar, zoals tijdens de wetsbehandeling vorig jaar bij nota van wijziging is verduidelijkt.
In hoeverre is er bij het aanpassen van deze regeling rekening gehouden met het feit dat een deel van de mensen die hier gebruik van maken er hierdoor fors op achteruit zou gaan?
Bij de voorbereiding van de aanpassing is nadrukkelijk gekeken naar de gevolgen voor verschillende groepen belastingplichtigen. In de evaluatie van de regeling «aftrek specifieke zorgkosten» uit 2022 door Dialogic is geconcludeerd dat de toenmalige systematiek met werkelijke kostenberekening, naast complex en foutgevoelig leidt tot onduidelijkheid en een enorme administratieve last voor zowel burgers als de Belastingdienst.
De voorgestelde aanpassingen van de aftrek van vervoerskosten beogen de regeling te vereenvoudigen. Daarbij is onderkend dat sommige mensen minder aftrek zullen ontvangen. Door de vereenvoudiging zullen naar verwachting meer mensen de regeling benutten en neemt het niet-gebruik af. Er is € 1 miljoen euro extra structureel beschikbaar gemaakt. Dit laat zien dat de verwachting is dat de regeling als geheel juist meer gebruikt zou worden.
Deze aanpassing past binnen de eerder aan de Kamer toegezegde vereenvoudiging van de regeling voor de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de evaluatie.2 Daarbij zijn de gevolgen voor de verschillende groepen in kaart gebracht.
Deelt u de mening dat mensen met een beperking toegang moeten hebben tot goed en betaalbaar medisch vervoer?
Ja. Mensen met een beperking moeten kunnen rekenen op goed en betaalbaar vervoer naar medische zorg. De fiscale aftrek is een van de instrumenten die daaraan kan bijdragen, maar niet de enige. Indien gebruik wordt gemaakt van ander vervoer dan een auto (niet zijnde een taxi) blijven de werkelijke vervoerskosten aftrekbaar. Onderkend is dat dit niet voor iedereen een optie zal zijn. In dat verband wordt gewezen op andere (vergoedings)mogelijkheden zoals via de Zorgverzekeringswet (Zvw-vervoer)en de Wmo, of via aanvullende regelingen van gemeenten of zorgverzekeraars. Met de vereenvoudiging van de fiscale regeling wordt beoogd dat deze beter aansluit bij het bestaande stelsel van voorzieningen en voor meer mensen begrijpelijk en toepasbaar is.
Voor mensen met relatief hoge vervoerskosten die mogelijk nadeel ondervinden van de forfaitaire regeling, kunnen deze bestaande voorzieningen een aanvullende tegemoetkoming bieden. Deze regelingen zijn niet nieuw, maar bestonden al voorafgaand aan de aanpassing van de fiscale aftrek.
Hoe verhoudt deze aanpassing zich tot het «standstill»-principe uit het VN-Verdrag Handicap, dat stelt dat de positie van mensen met een beperking niet mag verslechteren?
Het kabinet acht de aanpassing in overeenstemming met het VN-verdrag Handicap. Het zogeheten «standstill» principe verplicht staten om geen maatregelen te nemen die leiden tot een verslechtering van de positie van mensen met een beperking.
De wijziging van de regeling beoogt geen verslechtering, maar een vereenvoudiging en verduidelijking van de fiscale ondersteuning. Daarbij is het vaste bedrag voor de zogenoemde leefkilometers verhoogd naar € 925, en is aanvullend € 1 miljoen structureel beschikbaar gesteld. Hierdoor verwacht het kabinet dat de regeling als geheel beter toegankelijk wordt en de doelgroep er per saldo op vooruitgaat. De overige vervoersvoorzieningen via de Zvw en de Wmo blijven ongewijzigd beschikbaar, waardoor het recht op toegankelijk en betaalbaar vervoer behouden blijft.
Zoals ook in de kabinetsreactie op de evaluatie van de regeling is aangegeven, wordt de werking van de aftrek specifieke zorgkosten onderdeel van structurele monitoring en evaluatie. Daarnaast zal bij de herziening van de onbelaste reiskostenvergoeding in 20283 specifiek aandacht worden besteed aan de hoogte van de kilometervergoeding en de vaste bedragen in de fiscale vervoersregeling, waaronder deze aftrekpost.
Bent u bereid om stappen te zetten, waardoor deze achteruitgang voor mensen met een beperking hersteld wordt? Zo ja, wat gaat u hiervoor doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht dat het UWV per 1 oktober afscheid neemt van tientallen verzekeringsartsen die als zzp’er hun werkzaamheden verrichtten? Wat heeft u gedaan om dit te voorkomen?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Zoals uiteengezet in de voortgangsbrief van 11 juni jl.2 zijn er bij UWV-verzekeringsartsen die werken als zzp’ers. UWV heeft deze artsen de afgelopen tijd meerdere keren een aanbod gedaan om bij UWV in dienst te treden, omdat in deze gevallen sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid. Slechts een klein deel is hierop ingegaan. Uiteraard is dit uiteindelijk een individuele afweging van de betreffende artsen.
In de motie-Aartsen c.s.2 werd de regering verzocht de handhavingsstrategie zo te wijzigen dat risicogericht gehandhaafd wordt, met de focus op probleemgevallen zoals gedwongen zelfstandigheid, onderbetaling en evidente schijnzelfstandigen; is daar naar uw oordeel en dat van de Belastingdienst sprake van bij verzekeringsartsen die in opdracht van het UWV werken? Zo nee, waarom worden deze contracten dan beëindigd? Handhaaft de Belastingdienst op dit soort gevallen?
UWV houdt bij de inhuur van verzekeringsartsen rekening met de regels voor het werken met zelfstandigen, maar onderkent ook dat het werk kenmerken heeft die kunnen wijzen op schijnzelfstandigheid (zie ook het UWV-jaarverslag 2023). UWV is tot het oordeel gekomen dat inhuur van verzekeringsartsen een groot risico op schijnzelfstandigheid oplevert. Daarom wil UWV-artsen niet langer inhuren als zelfstandigen.
De Belastingdienst handhaaft risicogericht. Dat is niet veranderd op 1 januari 2025 en ook de wet- en regelgeving rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie is niet gewijzigd op 1 januari 2025. Het enige dat veranderd is, is dat het handhavingsmoratorium voor de Belastingdienst op de kwalificatie van de arbeidsrelaties voor de loonheffingen is opgeheven. De Belastingdienst kan op grond van zijn geheimhoudingsplicht niet beantwoorden of van handhaving sprake is bij verzekeringsartsen die in opdracht van UWV werken.
Is er door juristen in opdracht van het UWV per individuele zzp’er besloten of deze aan de hand van het geldend wettelijk kader als zzp’er opdrachten bij het UWV mag aannemen? Zo ja, is er ook met elke individuele zzp’er een gesprek opgestart om te kijken wat de mogelijkheden zijn om wél aan het wettelijk kader te voldoen? Zo nee, waarom niet? Het wettelijk kader en de holistische weging laat immers ruimte voor individuele weging. Geeft de handhavingsstrategie van de Belastingdienst reden tot generieke beëindiging van alle opdrachtovereenkomsten?
Zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 2 heeft UWV geconstateerd dat het verrichten van werkzaamheden als verzekeringsarts bij UWV door een zelfstandige tot schijnzelfstandigheid kan leiden. Om deze reden is een besluit genomen om niet langer UWV-artsen in te huren als zelfstandigen. Dit besluit is in een gesprek met elke zelfstandige verzekeringsarts toegelicht. In deze gesprekken is aan iedere goed functionerende zelfstandige verzekeringsarts die ingezet was bij UWV de mogelijkheid geboden om in dienst te treden.
Het is niet aan de Belastingdienst of opdrachtovereenkomsten al dan niet beëindigd moeten worden. Het is aan contractpartijen (in dit geval UWV en de zzp’er) om een beslissing te nemen over het al dan niet beëindigen of aanpassen van contracten.
Vindt u het proportioneel dat de Belastingdienst, met beperkte handhavingscapaciteit, de reikwijdte van de handhaving op alle segmenten en sectoren van de arbeidsmarkt legt in plaats van risicogericht op gevallen van kwade trouw en onderbetaling?
Schijnzelfstandigheid komt in alle sectoren voor. Daarom handhaaft de Belastingdienst risicogericht. Bovendien is het vooraf niet bekend of er sprake is van kwade trouw of onderbetaling. Dat kan pas vastgesteld worden als de Belastingdienst een boekenonderzoek heeft gedaan. Verder is het onderbetalen op zich niet relevant voor de vraag of er sprake is van een arbeidsrelatie die voor de loonheffingen kwalificeert als een dienstbetrekking. Daarvoor zijn alle feiten en omstandigheden van het individuele geval relevant, de hoogte van de beloning en de wijze waarop de beloning tot stand is gekomen (heeft de zzp’er veel of weinig onderhandelingsruimte over het tarief) zijn slechts enkele elementen.
De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de arbeidswetten, waaronder ook eventuele onderbetaling op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De Arbeidsinspectie doet dit risicogericht.
Bent u bereid om, indien nodig, de handhavingsstrategie van de Belastingdienst aan te scherpen om ontwrichtende en onwenselijke gevolgen van de handhaving op schijnzelfstandigheid te voorkomen?
Er zijn geen signalen bekend dat de handhavingsstrategie van de Belastingdienst leidt tot ontwrichtende en onwenselijke gevolgen. Het opheffen van het handhavingsmoratorium is met de hoogst mogelijke zorgvuldigheid gedaan. Het opheffen van het handhavingsmoratorium is lang van tevoren aangekondigd (2022), zodat de markt voldoende ruimte heeft gehad om zich hierop voor te bereiden. We hebben veel energie gestoken in de samenwerking met de markt en in de communicatie om zo veel mogelijk duidelijkheid te geven over wanneer er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Er is sprake van een ingroeimodel, hetgeen betekent dat de Belastingdienst pas in 2030 weer tot 5 jaar terug correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen loonheffingen kan opleggen. Voor 2025 geldt verder een zachte landing.
Dat betekent dat de Belastingdienst in beginsel start met een bedrijfsgesprek, in beginsel kiest voor een onderzoek van het meest recente tijdvak en er over 2025 geen boetes worden opgelegd. Verder heeft de Belastingdienst in zijn handhaving ruimte voor maatwerk en oog voor de menselijke maat.
Wat is de rationale dat er bij de UHT nog generiek met zzp’ers gewerkt wordt, maar bij het UWV in zijn geheel niet? Was dit een besluit van de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen? Zijn er andere (lagere) overheidsorganisaties (uitvoering of niet) waar zzp’ers nog wel opdrachten krijgen? Zo ja, waarom daar wel en bij het UWV niet?
De UHT is een tijdelijke organisatie die vanaf 2020 is opgericht om de hersteloperatie voor gedupeerde ouders vorm te geven. De inhuur van zzp’ers via bemiddelingsbureaus was hierbij noodzakelijk om ouders herstel te kunnen bieden. In de voortgangsrapportages Hersteloperatie Toeslagen die uw Kamer vanaf 2020 ontvangt van de Staatssecretaris van Herstel en Toeslagen en haar voorgangers is hier ook melding van gemaakt. Per 1 september 2025 zijn er geen schijnzelfstandigen meer werkzaam bij UHT. Daarmee is voldaan aan de toezegging aan uw Kamer om het aantal potentieel schijnzelfstandigen binnen de herstelorganisatie uiterlijk eind 2025 volledig af te bouwen. Een deel van de – voorheen (potentieel) – schijnzelfstandigen is behouden voor de hersteloperatie door indiensttreding bij UHT ofwel door detachering via een broker.
Er zijn zeker overheidsorganisaties waar zzp’ers nog opdrachten krijgen. Ook worden nog altijd zzp’ers ingezet bij UWV. U kunt dan bijvoorbeeld denken aan opdrachten met een resultaatsverplichting die kortdurend van aard zijn. De inzet vindt met name plaats op ICT-opdrachten, maar ook op een aantal andere domeinen.
In algemene zin is het voorstelbaar dat organisaties hun bestaande samenwerkingen beoordelen en zo nodig aanpassen als zij twijfels hebben of er in lijn met de geldende wetgeving wordt gewerkt. Dat is ook de oproep die aan werkgevenden en werkenden wordt gedaan, bijvoorbeeld via de publiekscampagne en www.hetjuistecontract.nl. Dit geldt ook voor overheidsorganisaties. Deze zijn in het bijzonder door de Minister van BZK opgeroepen om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. De Minister van BZK zal op korte termijn uw Kamer informeren over de voortgang op het afbouwen van schijnzelfstandigheid binnen de Rijksoverheid.
Hoe vordert de uitvoering van de motie-Aartsen c.s. waarin de regering werd verzocht een publiekscampagne op te starten om opdrachtgevers te wijzen op de mogelijkheden die er wél zijn om met zzp’ers te werken?3
In augustus 2025 is de publiekscampagne gestart. Dit betreft een vervolg op de eerdere campagne die in de maanden november en december 2024 heeft plaatsgevonden. De huidige campagne bestaat uit twee delen, waarbij het tweede gedeelte in november en december 2025 zal plaatsvinden.
In deze campagne wordt onder meer gebruik gemaakt van advertenties op online media, podcasts en radio. De inzet van deze campagne is tweeledig. Er wordt ingezet op het informeren over het voorkomen van schijnzelfstandigheid, maar ook op hoe juist wel met of als zelfstandige(n) kan worden gewerkt. Zo wordt er geadverteerd met artikelen op nieuwssites waar wordt uitgelegd wanneer sprake is van werken als zelfstandige, ook om onnodige angst bij opdrachtgevers en werkenden tegen te gaan. De effectiviteit van de campagne wordt gemonitord en zal na afloop (na december 2025) bekend worden. Ook is er in de gesprekken met sectorpartijen en de voorlichtingsbijeenkomsten die door de Belastingdienst en het Ministerie van SZW worden georganiseerd voortdurend aandacht voor wanneer juist wel met zelfstandigen gewerkt kan worden. Ook in 2026 zal hiervoor – in lijn met de motie Aartsen c.s. – nadrukkelijk aandacht blijven.
Vindt u oplopende wachtlijsten bij het UWV een wenselijk en proportioneel gevolg van de handhaving op schijnzelfstandigheid?
Het is belangrijk om schijnzelfstandigheid te bestrijden en dat ook de overheid daarin zijn verantwoordelijkheid neemt. Er worden bij de aanpak van schijnzelfstandigheid ook geen uitzonderingen gemaakt. UWV neemt afscheid van verzekeringsartsen, omdat mogelijk sprake zou kunnen zijn van schijnzelfstandigheid. Deze artsen hebben allemaal het aanbod gekregen om bij UWV in dienst te komen, maar een groot deel is niet op dat aanbod ingegaan. Zoals uiteengezet in de voortgangsbrief van 11 juni jl. heeft het vertrek van verzekeringsartsen impact op het aantal mensen dat te lang wacht op een sociaal-medische beoordeling en op de duur van de wachttijden. UWV blijft zich maximaal inzetten voor de werving van artsen, en we werken samen aan oplossingen voor de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Dit uiteraard binnen de kaders van wet- en regelgeving.
Hoe verhoudt het besluit van het UWV om helemaal niet meer met zzp’ers te werken zich tot de breed aangenomen motie-Aartsen c.s. die de regering verzocht om rijksbreed, op voorhand en categorisch geen zzp’ers meer uit te sluiten bij opdrachten?4 Worden zzp’ers door het UWV categorisch uitgesloten?
Zoals vermeld bij antwoord 6 zijn er nog altijd zzp’ers werkzaam bij het UWV.
Het bericht ‘Voor 325.000 huishoudens dreigt pensioenarmoede’ |
|
Ilse Saris (CDA) |
|
Mariëlle Paul (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Voor 325.000 huishoudens dreigt pensioenarmoede»?1
Wat verstaat u onder een toereikend pensioen? Op welke wijze worden daarin inzichten meegenomen uit rapporten van bijvoorbeeld de Commissie sociaal minimum?
Kunt u een overzicht geven van het huidige beleid dat wordt gevoerd om het aantal mensen dat geen of te weinig aanvullend pensioen opbouwt terug te dringen?
Hoe kijkt u naar de grote verschillen in de hoogte van pensioenen die Nederlandse huishoudens opbouwen, waarbij de 10% hoogste inkomens kunnen rekenen op 85.000 euro bruto per jaar en de 10% laagste inkomens slechts op zo’n 18.000 euro?
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ongeveer 325.000 huishoudens na pensionering dreigen te moeten rondkomen van minder dan de AOW en zo door de armoedegrens zakken? Zo ja, hoe bent u voornemens dit aantal zoveel mogelijk terug te dringen?
Hoe beoordeelt u dat migranten achterlopen op alle pijlers van het pensioen, en dat het mediane pensioen voor mensen met migratieachtergrond 27.000 euro bruto per jaar is ten opzichte van 55.000 euro voor mensen zonder migratieachtergrond?
Op welke wijze kan er meer inzicht worden verkregen in de eerdere pensioenopbouw van migranten in het buitenland?
Wat zou er volgens u moeten worden meegenomen in de vaststelling van de hoogte van het pensioen van een zelfstandige, en horen daar wat u betreft spaargeld, beleggingen, overwaarde van het huis en de waarde van het bedrijf van de zelfstandige bij? Zo ja, waarom?
Beschietingen door de Libische kustwacht op NGO schepen in de Middellandse Zee |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de beschietingen van het schip Sea-Watch 5 op 26 september jl. en de Ocean Viking op 24 augustus jl.?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van het feit dat de betreffende schepen onder vuur zijn genomen, dat deze aanvallen ogenschijnlijk door de Libische kustwacht zijn gepleegd, dat deze aanvallen plaatsvonden op internationale wateren en dat onder de bemanning van de getroffen schepen ook Nederlandse staatsburgers waren?
Het kabinet heeft kennisgenomen van deze incidenten in de Middellandse Zee. Het kabinet beschikt niet over geverifieerde en bevestigde informatie dat de beschietingen werden gepleegd door de Libische kustwacht, en beschikt daarnaast niet over informatie dat zich onder de bemanning van de getroffen schepen zich ook Nederlandse staatsburgers bevonden. Voor zover bekend hebben zich geen Nederlandse staatsburgers aangemeld voor consulaire bijstand.
Veroordeelt u deze beschietingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt geweld tegen burgers, waaronder hulpverleners, altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli dan ook bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Welke acties heeft u sinds 24 augustus jl. ondernomen om Nederlandse staatsburgers en humanitaire hulpverleners op de Middellandse Zee te beschermen?
Sinds 24 augustus zijn geen verzoeken binnengekomen voor consulaire bijstand of dergelijke van Nederlandse staatsburgers op de Middellandse Zee. Het kabinet volgt de situatie en vraagt waar opportuun om aandacht voor het waarborgen van veiligheid van hulpverleners in het algemeen en Nederlanders in het bijzonder (zie ook vraag 3).
In welke mate zijn de acties van deze Libische kustwacht volgens u gefaciliteerd door Europese gelden en tot in welke mate zijn ze aangemoedigd door Europees beleid?
De Libische kustwacht ontvangt sinds 2017 ondersteuning via Europese fondsen in het kader van het programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL). Deze steun is bedoeld om de zoek- en reddingscapaciteit van de Libische autoriteiten te verbeteren, mensenlevens op zee te redden, irreguliere migratie te beperken en mensensmokkel tegen te gaan. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Het is voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen of de beschietingen door de Libische kustwacht werden gedaan, en als dat wel zo zou zijn is het voor het kabinet ook niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij ngo-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese middelen. Wel laat dit soort incidenten opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met strikte voorwaarden en controlemechanismen. Nederland pleit dan ook consistent voor adequate monitorings- en evaluatiemechanismen in EU-financiering. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden.
Hoe beoordeelt u de rol van Nederland in het mogelijk maken, faciliteren of zelfs aanmoedigen van mensenrechtenschendingen en het niet naleven van internationale zeerecht-standaarden door Libische kustwacht en de Libische regering als geheel?
Nederland heeft de bescherming van migranten als rode draad in het beleid inclusief het naleven van internationale zeerechtstandaarden en Nederland zal betrokken partijen blijven aanspreken op het monitoren van de uitvoering van programma’s op een manier die strookt met de universeel geldende mensenrechten, alsmede de internationale standaarden van het zeerecht. Zie ook het antwoord bij vraag 5.
Hoe verzekeren u en uw Europese collega’s dat de EU-financiering voor de Libische kustwacht niet leidt tot schendingen van het internationaalrecht?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Welke specifieke maatregelen bent u bereid te nemen om de veiligheid van Nederlandse burgers en humanitaire hulpverleners op internationale wateren te beschermen tegen geweldsincidenten?
Het kabinet hecht waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners.2
Nederland neemt op voorhand geen specifieke maatregelen om burgers en hulpverleners op internationale wateren te beschermen, maar blijft wel aandacht vragen voor het respecteren van internationaal recht, waaronder de mensenrechten. Hulpverleners mogen nooit het doelwit zijn van geweld, ook niet wanneer zij zich in internationale wateren bevinden.
Bent u voornemens om respectievelijk uw Libische, Italiaanse en andere Europese collega’s aan te spreken op deze beschietingen door de Libische kustwacht? Zo ja, met welke lezing van de gebeurtenissen en concrete voorstellen bent u van plan dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet is het terugdringen van irreguliere migratie een prioriteit. Het is daarom goed dat de EU een actieve bijdrage levert aan het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit van de kustwacht, ook om verlies van levens op zee te voorkomen. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert en, indien nodig, de misdaden bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Bent u bereid om te pleiten voor opschorting van de Europese steun aan de Libische kustwacht, zolang de Libische autoriteiten geen concrete maatregelen nemen om deze beschietingen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 5 steunt Nederland de EU-inzet om Libisch grensmanagement te versterken en om doden op zee te voorkomen door SAR-capaciteit te verbeteren. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en EU-verband opgeroepen.
Onveilige plekken voor vrouwen |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het onderzoek van Pointer en het Algemeen Dagblad waaruit blijkt dat meldingen en aangiftes van vrouwen over onveilige plekken vaak zonder opvolging blijven?1
Wat is uw verklaring voor het feit dat slechts een minderheid van de meldingen en aangiftes leidt tot actie door politie of gemeente?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat meldingen en aangiftes van vrouwen structureel serieuzer en sneller worden opgepakt?
Hoe komt het dat vrouwen bij de gemeente nog minder vaak een terugkoppeling ontvangen dan bij de politie?
Bent u bereid samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten na te gaan hoe door alle gemeenten dit verbeterd kan worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het argument dat maatregelen om plekken veiliger te maken «te duur» zijn, niet opweegt tegen het feit dat vrouwen zich onveilig voelen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Wat is het tekort nu en het verwachte tekort aan capaciteit bij de politie om meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan wel zedendelicten tijdig en goed te behandelen? Welke acties worden hiertoe genomen?
Zijn of worden er extra middelen vrij gemaakt om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van onveilige plekken die vrouwen zelf hebben aangegeven? Zo ja hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen acht u passend om onveilige plekken veiliger te maken?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten met vrouwen en buurtbewoners betrokken worden bij maatregelen om onveilige plekkenveiliger te maken?
Bent u bereid jaarlijks te rapporteren over hoe er met deze meldingen wordt omgegaan, hoe daar opvolging aan is gegeven en welke effecten dat op de veiligheidsbeleving van vrouwen heeft?
Het bericht ‘Opvarenden Global Sumud Flotilla melden nachtelijke aanvallen van Israël, Italië stuurt fregat’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Opvarenden activistenvloot Global Sumud Flotilla melden nachtelijke aanvallen van Israël, Italië stuurt fregat»?1
Ja.
Heeft u inmiddels eigenstandige informatie over de aanvallen op de Global Sumud Flotilla? Zo neen, waarom nog niet?
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de precieze aard en toedracht van de gerapporteerde aanvallen.
Kunt u de Israëlische aanvallen op de Global Sumud Flotilla bevestigen en in de meest krachtige termen veroordelen? Zo neen, waarom niet?
Nee.
Bent u het met ons eens dat de Israëlische blokkade van Gaza illegaal is en doorbroken moet worden? Zo neen, waarom niet?
Humanitaire hulp moet onmiddellijk en aanzienlijk worden opgeschaald en moet alle mensen in nood kunnen bereiken in de gehele Gazastrook. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Tegelijkertijd was de humanitaire hulp die de Sumud Flotilla hoopte af te leveren symbolisch van aard. Voor verlichting moeten professionele, gemandateerde hulporganisaties structurele en ongehinderde toegang krijgen voor de invoer en distributie van hulpgoederen. Inmiddels is volgens het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) van de VN de toegang voor humanitaire hulp sinds het staakt-het-vuren van 10 oktober jl. iets verbeterd. Nederland blijft aandringen om veilige en ongehinderde humanitaire toegang tot de hele Gazastrook te faciliteren.
Heeft u contact gelegd met de Global Sumud Flotilla en in het bijzonder met de Nederlandse opvarenden? Zo neen, waarom niet?
Ja, het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft meermaals contact met de Nederlandse opvarenden en hun familie gehad, alsook met de organisatie die de Nederlandse deelname aan de Flotilla coördineerde.
Hoe zorgt Nederland ervoor dat Israël de veiligheid van de Global Sumud Flotilla en diens opvarenden respecteert? Zal Nederland er politieke consequenties aan verbinden indien dit niet gebeurt?
Het kabinet heeft de Israëlische autoriteiten destijds geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers op de schepen van de Flotilla en het
Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten meermaals verzocht de veiligheid van de schepen en hun opvarenden te waarborgen.
Daarnaast heeft het kabinet destijds aan Spanje en Italië verzocht om, via hun fregatten die zich op afstand van de Flotilla bevonden voor het leveren van bijstand aan hun burgers en andere deelnemers van de Flotilla, ook eventuele bijstand te bieden aan Nederlandse opvarenden in geval van nood.
Sinds de onderschepping van de schepen van de Flotilla door de Israëlische autoriteiten op 1 en 2 oktober jl. heeft het kabinet zich op alle mogelijke niveaus ingezet voor een spoedig vertrek van alle betrokken Nederlanders uit Israël. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contacten met de Israëlische autoriteiten meermaals aangedrongen op een goede behandeling van de Nederlandse deelnemers.
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen, waarom het heeft verzocht. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla.
Heeft u een plan klaarliggen om de opvarenden en in het bijzonder de Nederlandse staatsburgers te helpen indien zij worden aangevallen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om deze vragen met spoed te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De beschietingen van humanitaire reddingsschepen door de Libische kustwacht en de Nederlandse/Europese verantwoordelijkheid. |
|
Marieke Koekkoek (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Arno Rutte (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving dat de Libische kustwacht op 24 augustus 2025 in internationale wateren gedurende circa 15–20 minuten met scherp heeft geschoten op het reddingsschip Ocean Viking van SOS Méditerranée, terwijl er tientallen geredde mensen en bemanning aan boord waren, met aanzienlijke schade maar zonder fysieke gewonden?1 Zo ja, hoe duidt u dit incident?
Ik heb kennisgenomen van dit incident. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover. Het kabinet veroordeelt geweld tegen hulpverleners altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken, de daders straffen en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Klopt het dat kort daarna opnieuw een humanitair reddingsschip, de Sea-Watch 5, onder vuur is genomen door een Libische patrouilleboot vlak na een redding, terwijl er tientallen mensen waren gered? Wat is uw reactie hierop?
Ook dit incident is bekend bij het kabinet. Zie verder antwoord bij vraag 1.
Wat doet Nederland concreet om het internationaal humanitair recht te beschermen in Europa en langs de Europese buitengrenzen, inclusief – maar niet beperkt tot – de Middellandse Zee, waar dit soort incidenten zich voordoen?
Nederland zet zich actief in voor de bescherming van het internationaal recht en de mensenrechten langs de Europese buitengrenzen, waaronder de Middellandse Zee. Dit wordt door het Kabinet ook bij samenwerking met de landen rondom de buitengrenzen onder de aandacht gebracht.
Het kabinet hecht tevens waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en aan de CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners. In dit advies worden de AIV en de CAVV gevraagd welke diplomatieke, juridische, financiële en eventueel andere instrumenten Nederland kan inzetten om de straffeloosheid voor geweldpleging tegen hulpverleners te bestrijden.2
Kunt u bevestigen of er bij deze incidenten Nederlandse burgers aan boord waren (als bemanningslid, vrijwilliger of waarnemer)? Wat heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gedaan om hun veiligheid te beschermen, en welk plan ligt er klaar om bescherming te bieden bij eventuele toekomstige situaties of om te voorkomen dat deze zich voordoen?
Het kabinet heeft geen bericht ontvangen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van deze schepen waren tijdens deze incidenten.
Bij consulaire hulpverzoeken van Nederlanders in het buitenland bekijkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar gelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Hoe beoordeelt u dit soort aanvallen juridisch in het licht van het internationaal zeerecht en de plicht tot redding op zee, mede gezien dat de Ocean Viking in internationale wateren opereerde? Welke (strafrechtelijke of diplomatieke) stappen acht u passend richting betrokken autoriteiten?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over het incident. In algemene zin onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van verlies van levens op zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.
Dit incident is daarom zorgelijk. Om die reden, en zoals genoemd in antwoord op vraag 1, heeft de Nederlandse ambassade in Tripoli de autoriteiten opgeroepen tot een gedegen onderzoek, bestraffing van de daders en het nemen van gepaste maatregelen.
Hoe kijkt Nederland naar de financiering voor de Europese Unie (EU) en internationale erkenning van de Libische kustwacht, terwijl die herhaaldelijk heeft gefaald om conform de internationale standaard voor zeeredding te handelen, met verlies van mensenlevens en nu ook een directe aanval op hulpverleners tot gevolg?
De steun van de Europese Commissie is gericht op het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit en capaciteit op het gebied van grensbeheer van de Libische kustwacht. Deze EU-inzet in Libië heeft tot doel verlies van levens op zee te voorkomen, irreguliere migratie naar de EU te verminderen en mensensmokkel- en handel aan te pakken. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route om migratie in goede banen te leiden. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Libië heeft een eigen kustwacht en is verantwoordelijk voor het uitvoeren en coördineren van reddingsoperaties in de eigen Search and Rescue (SAR) zones. Naast dat niet met zekerheid is vastgesteld dat de Libische kustwacht de beschietingen heeft gedaan, is het voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij NGO-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese steun. SAR-operaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten, die autonoom handelen. Dit gaat echter gepaard met risico’s. Dit soort incidenten laat dan ook opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met adequate monitorings- en evaluatiemechanismen. Nederland pleit hier consequent voor. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden. Het kabinet blijft er ook op aandringen dat de EU-samenwerking met de Libische kustwacht periodiek wordt geëvalueerd.
Welke informatie heeft Nederland ontvangen via EU-kanalen (Europese Commissie/Frontex) over de toedracht van de beschietingen, en hoe beoordeelt u de reactie van de Europese Commissie dat zij eerst de reactie van de Libische autoriteiten afwacht? Acht u die houding voldoende, gelet op de ernst?
Nederland staat in voortdurend contact met de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden in zowel Tripoli als in Brussel. De incidenten zijn besproken. De woordvoerder van de Commissie veroordeelde het incident eerder en gaf aan dat er contact is opgenomen met de Libische autoriteiten om een onderzoek uit te voeren. Tevens zijn er door het Europees parlement vragen gesteld aan de Raad van de Europese Unie over het voorval.
Welke inzet pleit Nederland in de Raad (JBZ/RBZ) voor een onafhankelijk en transparant onderzoek naar beide incidenten (Ocean Viking en Sea-Watch 5), inclusief de keten van verantwoordelijkheid aan Libische en Europese zijde, en voor mogelijke consequenties, zoals herziening van steun, sancties of restricties op overdracht van materieel?
Nederland heeft zowel zelfstandig als in EU-verband het belang van een gedegen onderzoek benadrukt in gesprekken met de Libische autoriteiten.
Bent u bereid om – in afwachting van structurele EU-maatregelen – nationaal te bevorderen dat Nederlandse publieke middelen niet bijdragen aan steun die kan leiden tot schendingen van mensenrechten en het zeerecht door actoren in Libië en dit ook actief uit te dragen richting partnerlanden?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en in EU-verband opgeroepen. Tegelijkertijd zal er naar het oordeel van het kabinet niets verbeteren als de EU zich terugtrekt uit de samenwerking met Libië. De inzet van de EU en lidstaten is er (mede) op gericht de activiteiten van de kustwacht op het gebied van mensenrechten te verbeteren. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Het is vanDeze incidenten onderstrepen belang om voortdurend te blijven monitoren. Daarnaast is het noodzakelijk om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Hoe beoordeelt u de operationele gevolgen van deze aanvallen voor de reddingscapaciteit in het centrale Middellandse Zeegebied (zoals schepen die tijdelijk in haven blijven of missies afgelasten)? Welke maatregelen kan Nederland (bilateraal of via EU/International Maritime Organization) ondersteunen om te waarborgen dat levensreddende operaties veilig kunnen doorgaan?
Zie ook antwoord op vraag 5.
De operationele gevolgen van deze aanvallen zijn op dit moment nog niet bekend. Nederland zal het SAR systeem evenals de conventies die betrekking hebben op SAR en SOLAS bij de relevante landen en instanties onder de aandacht blijven brengen.
Is Nederland bereid in EU-kader te pleiten voor duidelijke rode lijnen (bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van vuurwapens tegen civiele reddingsschepen) met concrete consequenties voor samenwerking met de Libische kustwacht wanneer die lijnen worden overschreden?
Het kabinet wil irreguliere migratie naar Nederland en Europa terugdringen. Het kabinet pleit daarom ook binnen de EU voor een stevige aanpak. De bescherming van migranten op migratieroutes loopt in dat kader als een rode draad door de inzet om uitbuiting, misbruik en mishandeling van migranten te voorkomen. Het gebruik van geweld tegen civiele reddingsschepen is onaanvaardbaar. Het kabinet zal hier ook in de toekomst aandacht voor vragen, in EU-verband en bilateraal richting de Libische autoriteiten.
Welke stappen zet Nederland, samen met partnerstaten, om de criminalisering en bestuurlijke detentie van NGO-reddingsschepen door nationale autoriteiten (zoals Italië) tegen te gaan en de vrijheid van humanitaire hulp op zee te beschermen conform internationaal recht?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert, de daders bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Het kabinet waardeert de inzet van NGO’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones drenkelingen aan boord nemen, criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten juist in stand houden. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Bent u bereid de Kamer te rapporteren over: (a) eventuele Nederlandse betrokkenheid (burgers/organisaties) bij de getroffen schepen; (b) uw diplomatieke contacten met de Europese Commissie, Italië en de Libische autoriteiten; (c) de stand van juridische stappen (bijvoorbeeld onderzoeken door Italiaanse autoriteiten); en (d) uw inzet voor structurele veiligheidsprotocollen voor civiele reddingsschepen in internationale wateren?
Daar waar beschikbaar en mogelijk, zal ik op verzoek van de Kamer nadere informatie over deze incidenten verstrekken.
Het bedrijf Pluspetrol |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de Eindverklaring van het OECD National Contact Point (NCP) over het bedrijf Pluspetrol die op 3 september is gepubliceerd?1
Ja.
Klopt het dat Pluspetrol een Argentijns bedrijf is met tien brievenbusmaatschappijen in Nederland?2 Zo nee, waarom niet?
Het is mij bekend dat Pluspetrol activiteiten in Nederland heeft.
Heeft Pluspetrol in het verleden geprofiteerd van Nederlandse handelsfaciliteiten zoals subsidies, bilaterale investeringsverdragen, deelname aan Nederlandse handelsmissies, exportkredieten en toegang tot overheidsopdrachten en aanbestedingen? Is deze steun openbaar? Zo nee, waarom niet?
Pluspetrol heeft in het verleden niet geprofiteerd van Nederlandse handelsfaciliteiten. Conform internationale afspraken3 investeert de Nederlandse overheid niet langer of verleent geen financiering of actieve ondersteuning met handelsbevordering instrumenten, zoals missies, met betrekking tot de fossiele energiesector in het buitenland. In specifieke gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt als energieleveringszekerheid voor Nederland of Europa in het geding is.
Bent u van mening dat Pluspetrol, na het zeer kritische oordeel van het NCP, nog steeds recht heeft op Nederlandse handelsfaciliteiten, zoals subsidies, deelname aan Nederlandse handelsmissies, exportkredieten en toegang tot overheidsopdrachten en aanbestedingen, indien zij hierom verzoeken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? En welke maatregelen gaat u dan treffen?
Pluspetrol kan geen aanspraak maken op het handelsinstrumentarium vanwege de in het antwoord op vraag 3 benoemde afspraken over de uitfasering van de ondersteuning voor de fossiele energiesector. In principe kan aan Pluspetrol geen toegang tot overheidsopdrachten en aanbestedingen worden ontzegd. Wel kunnen er bij aanbestedingen ten aanzien van mensenrechten eisen worden gesteld waaraan bedrijven moeten voldoen.
In algemene zin verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat ze de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) toepassen.4
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het bedrijf Pluspetrol meer dan 3.200 vervuilde locaties heeft achtergelaten in Peru? Heeft u kennisgenomen van het feit dat Pluspetrol weigert voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen om de vervuilde locaties in Peru te saneren? Deelt u de analyse dat de financiele stromen van Pluspetrol via vennootschappen zonder reële economische activiteit in onder andere Nederland, verborgen blijven? Zo nee, kunt u dan op basis van publiek toegankelijke data aangeven hoeveel belasting de Nederlandse entiteiten van Pluspetrol de afgelopen 15 jaar aan de Nederlandse Belastingdienst hebben betaald?
Ik heb kennisgenomen van de bevindingen van de Eindverklaring van het NCP. Niet alle financiële stromen van bedrijven zijn openbaar. Het is op dit moment niet mogelijk om op basis van openbare data aan te geven hoeveel belasting bepaalde bedrijven in Nederland hebben betaald. Er worden echter relevante stappen gezet op het gebied van transparantie over de belastingafdracht van grote bedrijven. Met ingang van het boekjaar dat begint op of na 22 juni 2024 zijn multinationals in de EU met een totale geconsolideerde omzet van minstens € 750 miljoen jaarlijks verplicht om in het handelsregister onder meer openbaar te maken hoe veel winstbelasting zij betalen in de landen waarin ze actief zijn (de zogenaamde openbare country-by-country reporting, CbCR). Ook grote dochtermaatschappijen in de EU-lidstaten, waarvan de uiteindelijke moedermaatschappij buiten de EU is gevestigd, zijn verplicht openbaar te maken hoe veel winstbelasting het hele concern in elke EU-lidstaat en in de landen daarbuiten betaalt.
Heeft de NCP-uitspraak consequenties voor eventuele afspraken met de Belastingdienst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties?
De Belastingdienst is het op basis van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) niet toegestaan in te gaan op individuele fiscale dossiers. In algemene zin kan wel het volgende worden opgemerkt.
Een belanghebbende kan verzoeken om vooroverleg ter verkrijging van zekerheid vooraf. Dit geldt zowel voor burgers als bedrijven. Zo kun je als belastingplichtige vooraf zekerheid krijgen over de fiscale gevolgen van voorgenomen handelingen of transacties. Dit doet de Belastingdienst binnen de kaders van wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie. Een ruling zorgt dus voor zekerheid vooraf over de uitleg van de wet. De uitleg van fiscale wet- en regelgeving voor belastingplichtigen is echter altijd gelijk, met of zonder ruling. Zekerheid vooraf vervult niet alleen een waardevolle functie voor belastingplichtigen, maar ook een belangrijke functie in het toezicht van de Belastingdienst. De Belastingdienst zal onder andere echter geen zekerheid vooraf geven als het besparen van belasting de enige of doorslaggevende beweegreden is voor het verrichten van de (rechts)handeling(en) waarover zekerheid vooraf wordt gevraagd of wanneer de (rechts)handeling(en) buiten het beoogde fiscale voordeel geen of weinig reële, praktische betekenis heeft (hebben).
Bent u bekend met de observatie van het NCP dat het vanwege een gebrek aan capaciteit en informatie niet in staat was om de belastingontwijking door Pluspetrol te beoordelen? Bent u van mening dat bedrijven en de overheid meer gegevens en informatie moeten verstrekken over de activiteiten van bedrijven als Pluspetrol? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft u hiertoe?
Ik ben bekend met de observaties van het NCP. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zullen grote multinationals meer transparantie moeten betrachten over hun belastingafdracht onder de openbare country-by-country reporting regels. Daarin wordt dus een stap gezet naar meer transparantie. Het kabinet ziet niet de mogelijkheid om vanuit de overheid meer informatie openbaar te maken over de fiscale positie van individuele belastingplichtigen gelet op de fiscale geheimhoudingsplicht. Naast het beschermen van de privacy dient de fiscale geheimhouding het belang van de staat. De fiscale geheimhouding draagt namelijk bij aan de compliance, en daarmee de belastingheffing. Hierover heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane uw Kamer op 21 juli 2025 geïnformeerd.5 Het kabinet verwijst u graag naar die brief voor de afwegingen die hebben geleid tot deze conclusie. Uw Kamer heeft de motie-Stultiens6 aangenomen om opties in kaart te brengen voor het vergroten van transparantie over belastingen door bedrijven en de overheid. De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane zal voor de plenaire behandeling van het Belastingplan 2026 inhoudelijk reageren op deze motie.
Klopt het dat het aantal bedrijven dat de OECD Guidelines heeft erkend, op 35% staat?3 Klopt het dat het streven is om dit percentage naar 90% te brengen? Vallen bedrijven die hier gevestigd zijn als brievenbusfirma, zoals Pluspetrol, onder deze meting? Zo nee, waarom niet? Gaat dit veranderen naar aanleiding van het NCP oordeel, dat stelt dat ook deze bedrijven aan de OECD Guidelines moeten voldoen? Zo nee, waarom niet?
In 2013 is de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote Nederlandse bedrijven in 2023 de OESO-richtlijnen expliciet zou onderschrijven als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Bij de eindmeting in 2023 bleek dat 41% van deze bedrijven de OESO-richtlijnen en/of UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderschreef.8 De onderzoeksgroep betrof in Nederland gevestigde bedrijven die binnen de destijds beoogde reikwijdte van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vielen en waarvoor relevante data beschikbaar was. In het BHOS-jaarverslag 2023 (Kamerstuknummer 36560-XVII-1) is toegelicht dat dit de laatste keer was dat de voortgang op de 90%-doelstelling is gemonitord. Dit met het oog op aanstaande IMVO-wetgeving die het voor een deel van het bedrijfsleven verplicht maakt gepaste zorgvuldigheid toe te passen.
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Radar op 23 september 2025 over de gevolgen van het gebruik van lachgas en de handhaving van het lachgasverbod?
Ja.
Bent u op de hoogte van de toenemende druk op de zorginstellingen door lachgasverslavingen, en hoe schrijnend de situaties zijn die artsen en behandelcentra signaleren?
Er zijn bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geen signalen bekend dat de druk op zorginstellingen door lachgasverslavingen op dit moment toeneemt. Dat neemt niet weg dat verslavingsartsen en andere zorgprofessionals in individuele gevallen mensen in behandeling kunnen hebben met een zware lachgasverslaving en/of ernstige lichamelijke klachten. Landelijke cijfers van het Trimbos-instituut laten zien dat het recreatieve gebruik van lachgas sinds 2020 afneemt. Onder uitgaande jongeren is het laatste-jaar-gebruik afgenomen van 35% in 2020 tot 15% in 2023.1
Wel is er een kleine groep mensen bij wie het gebruik in de loop van de tijd problematisch is geworden. Het duurt vaak een aantal jaren voordat mensen hulp zoeken en voordat dit vervolgens zichtbaar wordt in de behandelcijfers. Uit de kerncijfers verslavingszorg van het LADIS2 blijkt dan ook dat er de afgelopen jaren een stijging was van het aantal mensen in behandeling voor lachgasverslaving: van 20 personen in 2020 tot 190 in 2024. Dit zijn op het totaal aantal cliënten in de verslavingszorg zeer beperkte aantallen, maar de problematiek binnen deze groep kan wel ernstig en schrijnend zijn. Het gaat vaak om jongeren en jongvolwassenen die kampen met bredere problemen op het gebied van gezondheid, onderwijs, schulden of huisvesting.
Welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om de zorg beter toe te rusten voor de behandeling van mensen met een lachgasverslaving, en hoe wordt voorkomen dat de druk op verslavingszorg en ziekenhuizen verder oploopt?
De verslavingszorginstellingen en medisch professionals zijn over het algemeen goed toegerust om deze cliënten te behandelen. Er is de afgelopen jaren door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport veel geïnvesteerd in kennisdeling en handvatten, onder meer via de landelijke Handreiking Lachgas van Verslavingskunde Nederland3 en verschillende factsheets voor professionals van het Trimbos-Instituut. Voor de behandeling van acute en chronische toxiciteit van lachgas kunnen medisch professionals gebruik maken van de expertise van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC).
Volgens signalen van verslavingszorginstellingen komen sommige jongeren met verslavingsproblematiek niet of te laat in zorg. Het is belangrijk dat huisartsen, jongerenwerkers en andere medisch en maatschappelijk professionals signalen van problematisch gebruik in een vroeg stadium oppikken en de jongere doorverwijzen naar passende hulp en zorg. Daarnaast is het van belang dat preventie gericht is op de specifieke doelgroepen. Het zijn met name jongeren- en preventiewerkers die in contact komen met de doelgroep. Voor deze professionals zijn materialen en handvatten beschikbaar. Het Trimbos-instituut heeft een handreiking ontwikkeld voor gemeenten, handhavers en preventieprofessionals gericht op de aanpak van de verkoop en het gebruik van lachgas.4
Deelt u de zorg dat de huidige wetgeving, die sinds 1 juli 2023 wordt gehandhaafd, in de praktijk niet overal effectief genoeg werkt? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe de handhaafbaarheid verbeterd kan worden?
Op basis van de uitvoeringstoets van de politie is er structureel 14 miljoen euro per jaar toegekend ten behoeve van de handhaving van het lachgasverbod. In 2023 heeft de politie 68.000 lachgascilinders in beslag genomen, in 2024 waren dat er 66.000. Tot september 2025 zijn ongeveer 35.000 lachgascilinders door de politie in beslag genomen. De daling in het aantal in beslag genomen cilinders is in lijn met de aanhoudende afname van het gebruik van lachgas. Er zijn geen signalen dat de handhaafbaarheid van het verbod in het geding is.
Acht u het mogelijk en wenselijk om te werken met een omgekeerde bewijslast, zodat bij het aantreffen van lachgas de verdachte moet aantonen dat dit niet voor recreatief gebruik bestemd is? Zo nee, waarom niet?
Het is niet wenselijk om met een omgekeerde bewijslast te werken, aangezien dit niet binnen de uitgangspunten van het strafrecht past. Voor de Opiumwet geldt dat een stof verboden is, tenzij er sprake is van een ontheffing. Omdat lachgas diverse legale toepassingen heeft en het kabinet die wil blijven toestaan, is er voor gekozen deze oorspronkelijke toepassingen uit te zonderen van het verbod. Om handvatten te bieden voor de grijze gebieden zijn in de memorie van toelichting gebruiksvoorschriften opgenomen. Zo staat hier onder andere in beschreven dat de uitzondering voor het gebruik van lachgas als voedingsadditief alleen geldt voor ampullen (max. 10 stuks) en niet voor cilinders. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat een verdachte kan beweren dat hij de cilinder (met 2kg inhoud) voor het maken van slagroom gaat gebruiken. Ter illustratie: met 10 ampullen kun je ongeveer 5 liter slagroom maken.
Kan bij strafrechtelijke beoordeling worden uitgegaan van het verpakkingsgewicht van een cilinder (zoals op de fles vermeld staat), in plaats van het moeilijk vast te stellen nettogewicht van de resterende inhoud? Zo nee, bent u bereid om het verpakkingsgewicht hierin leidend te laten zijn?
De Richtlijn Opiumwet softdrugs van het OM gaat inderdaad uit van het nettogewicht aan lachgas dat wordt aangetroffen. De inhoud, het gewicht, is vast te stellen door het terragewicht dat op de cilinders is vermeld af te trekken van het bruto gewicht van de cilinder als die op een weegschaal wordt gewogen. Ik zie geen aanleiding om het verpakkingsgewicht in plaats van het nettogewicht leidend te laten zijn.
Hoeveel personen zijn er sinds de invoering van het verbod daadwerkelijk vervolgd op grond van het lachgasverbod, uitgesplitst naar kleine gebruikershoeveelheden en grote cilinders/tanks?
Sinds 1 oktober 2024 wordt in de OM-systemen geregistreerd op de maatschappelijke classificatie «lachgas». Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen kleine gebruikershoeveelheden en grote cilinders/tanks. Bij het OM zijn 1801 lachgaszaken geregistreerd. In 750 zaken is besloten om de zaak aan de rechter voor te leggen en in 479 zaken is een OM-strafbeschikking opgelegd. Hierbij moet worden opgemerkt dat de registratie van zaken bij het OM tussen 17 juli 2025 en 25 september 2025 op basis van noodprocessen is verricht.
Daardoor zijn administratieve achterstanden ontstaan in de verwerking in de ICT-systemen. De cijfers geven daardoor geen volledig beeld.
Welke aanvullende maatregelen kunt u nemen om online illegale verkoop van lachgas tegen te gaan, nu blijkt dat online koop enorm simpel is?
Uit gesprekken met betrokken partijen, zoals het OM en de politie, blijkt dat de handhaving van de online verkoop van drugs niet los te zien is van de online handel in andere verboden middelen zoals wapens, namaakartikelen, geroofde kunst en antiek. De knelpunten in de online handhaving liggen over de hele linie onder andere in het gebruik van het darkweb voor de koop en verkoop van drugs, het gebruik van veelal versleutelde social media communicatie en schaarste in capaciteit bij de opsporingsdiensten. Tussenhandeldiensten op het openbare internet dienen, zodra ze er weet van hebben, een melding over illegale inhoud te beoordelen en daarop te acteren volgens de Digital Services Act (DSA). Doen ze dat niet, dan kan daartegen opgetreden worden. Voor grote online platformen en zoekmachines is de Europese Commissie de handhaver; voor kleinere in Nederland gebaseerde tussenhandeldiensten is dat de Autoriteit Consument en Markt. Indien er een indicatie is dat een platform niet voldoet aan de vereisten van de DSA, kan daartegen worden opgetreden.
Ook wordt de internationale samenwerking opgezocht met andere landen om problemen met jurisdictie te ondervangen en elkaars ervaringen te delen. Verder wordt er gekeken naar de mogelijkheid tot publiek-private samenwerking, onder andere op Europees niveau met internetproviders om zo de uitdagingen – van de online verkoop van verboden middelen – gezamenlijk te adresseren.
Het kabinet investeert in de opsporing van gedigitaliseerde criminaliteit. Deze investering zal ook de handhaving van de online verkoop van drugs ten goede komen.
Worden op dit moment websites die lachgas aanbieden, direct offline gehaald? Welke rol ziet u hierin voor sociale mediaplatforms zoals Telegram en TikTok?
Het verkopen van drugs, waaronder lachgas, is strafbaar op grond van de Opiumwet, ook als dit via het internet gebeurt. Hier kan dus strafrechtelijk tegen worden opgetreden en dat gebeurt ook. Zo is het inmiddels op veel websites waar lachgas wordt aangeboden niet meer mogelijk om als inwoner van Nederland lachgas te bestellen. Bij sommige sites is bovendien alleen verzending mogelijk naar landen waar geen verbod geldt. Daarnaast is het ook verboden onder artikel 3b van de Opiumwet om de verkoop van middelen middels openbaarmaking te bevorderen.
Indien aangetoond kan worden dat sociale media medeplichtig zijn aan deze handel kan daartegen worden opgetreden.
Dan moet er echter wel opzet van de sociale media bij de handel of openbaarmaking aangetoond kunnen worden.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met andere Europese lidstaten om de problematiek van lachgas, inclusief de smokkel en verschillen in regelgeving, op de Europese agenda te zetten, zodat lidstaten gezamenlijk optrekken en illegale handel beter kan worden tegengegaan?
Jazeker. Nederland heeft namelijk veel belang bij het invoeren van een Europees lachgasverbod, aangezien we last hebben van de import vanuit landen waar nog geen verbod geldt. Cilinders kunnen aan de grens niet in beslag worden genomen op grond van de Opiumwet wanneer het lachgas een eindbestemming heeft in een land zonder lachgasverbod. In de praktijk zien we dat de cilinders via andere landen alsnog weer terug naar Nederland komen. Met een Europees verbod kunnen we gezamenlijk optreden om de illegale handel in lachgas een halt toe te roepen. Dat is de reden dat Nederland dit in meerdere Europese gremia nadrukkelijk onder de aandacht brengt, zoals in de Raadswerkgroep die zich bezighoudt met Drugs (Horizontal Working Party on Drugs, HDG).
De gelekte brief waarin Tata Steel 685 miljoen euro moet betalen vanwege trage verduurzaming |
|
Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Tata Steel Nederland (TSN) de komende jaren honderden miljoenen extra kwijt zal zijn aan het kopen van emissierechten, in totaal € 685 miljoen in 2030?1
Ja.
Erkent u dat dit geen onverwachte tegenvaller is, maar een volledig voorzienbare consequentie van de ETS-systematiek waarin de gratis rechten gebaseerd zijn op historische productievolumes? Zo nee, waarom niet?
De hoeveelheid gratis rechten is inderdaad onder andere gebaseerd op historische productievolumes, maar bijvoorbeeld ook op de Europese benchmark en op de langere termijn ook op de implementatie van de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Voor TSN speelt mee dat de werkzaamheden aan Hoogoven 6 begin 2024 zijn uitgelopen waardoor er minder staal is geproduceerd. Dit lagere productievolume heeft geresulteerd in minder gratis rechten. Deze consequentie was van tevoren bekend en daarom ook in de bedrijfsvoering meegenomen.
Deelt u de mening dat het doel van het ETS-systeem is om vervuilers financieel te prikkelen sneller te verduurzamen, en dat het huidige systeem in die zin «werkt» doordat TSN nu met forse kosten wordt geconfronteerd? Hoe rijmt u dit met het beleid om tegelijkertijd via subsidies de financiële prikkels van het ETS-systeem deels teniet te doen?
Het EU ETS is een marktinstrument waarmee de Europese Unie de uitstoot van broeikasgassen kosteneffectief wil verminderen. De handel in emissierechten is de handel in emissieruimte: het recht om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Het aantal beschikbare rechten is beperkt en gaat ook nog eens elk jaar omlaag. Bedrijven, zoals TSN, ontvangen gratis rechten én kunnen handelen in rechten. De prijs voor een emissierecht, de CO2-prijs, wordt bepaald door vraag en aanbod. Dat maakt emissiehandel een marktinstrument om klimaatverandering tegen te gaan.
Het kabinet hecht aan het belang van een verduurzaamde industrie in Nederland. Het Nederlandse beleid ten aanzien van de verduurzaming van de industrie bestaat uit verschillende instrumenten. Zo zijn er beprijzende instrumenten, zoals EU ETS, waardoor bedrijven moeten gaan betalen voor hun CO2-uitstoot. Ook zijn er stimulerende instrumenten gericht op de opbouw van deze duurzame industrie en het behoud van de industrie. Te denken valt aan de ontwikkeling van innovatieve technologieën, ondersteund door bijvoorbeeld de maatwerkaanpak, NIKI, SDE++ en DEI+. Deze instrumenten subsidiëren (een deel van) de onrendabele top van een investering, dus enkel het deel dat nodig is om de business case sluitend te krijgen. De maatwerkaanpak richt zich op bovenwettelijke maatregelen, dus meer of sneller verduurzamen dan de wet vraagt. Dit geldt dus ook voor de maatwerkafspraak met TSN.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van emeritus hoogleraar Sweder van Wijnbergen in het artikel dat subsidie aan Tata Steel de bedoeling van het ETS-systeem ondermijnt?
Zoals ook in het antwoord op vraag 3 vermeld, bestaat het Nederlandse beleid uit een combinatie van instrumenten om verduurzaming te realiseren. Alle bedrijven die onder het EU ETS systeem vallen, kunnen ook aanspraak maken op de stimulerende instrumenten, niet alleen TSN. Daarbij is het ETS een Europees systeem. Ook andere Europese staalfabrieken die onder het ETS systeem vallen worden ondersteund bij hun verduurzamingsopgave.
Was u voor het verschijnen van dit artikel op de hoogte van deze additionele kosten, waarvan het bedrijf zelf in elk geval sinds februari 2024 weet (de datum van het interne document)? Zo ja, heeft u dit meegewogen in de onderhandelingen over maatwerksubsidie? Zo nee, in hoeverre verandert dit uw inzet bij de onderhandelingen?
In de business case voor de maatwerkafspraak wordt gekeken naar meest actuele prognoses van kosten en opbrengsten, in dit geval cijfers en prognoses uit 2025. Dit geldt dus ook voor de CO2 kosten.
Heeft TSN de afgelopen jaren een voorziening aangelegd voor de gratis emissierechten die zij door lagere productie «te veel» ontvingen? Zo ja, wat is de omvang van deze voorziening en hoe wordt deze ingezet? Zo nee, acht u dit prudent ondernemingsbeleid?
Vanwege de bedrijfsvertrouwelijkheid kunnen geen uitspraken worden gedaan over specifieke cijfers of, in dit geval, voorzieningen. Het kabinet wil benadrukken dat de CO2 kosten en de maatregelen die TSN in verband daarmee getroffen heeft integraal zijn meegenomen in de business case die onderdeel is van de maatwerkgesprekken.
Hoe schat u de concurrentiepositie van Tata Steel in nu ze de komende jaren 685 miljoen euro extra kosten kunnen verwachten, zelfs ten opzichte van concurrenten binnen Europa? Ziet u nog een toekomst waarin Tata Steel op eigen kracht kan concurreren, of is dit bedrijf structureel afhankelijk geworden van staatssteun?
Zie het antwoord op vraag 6 wat betreft de bedrijfsvertrouwelijkheid van deze cijfers en het integraal meenemen van de CO2 kosten in de business case en het antwoord op vraag 5 dat we bij de maatwerkafspraak met TSN kijken naar de cijfers en prognoses van 2025. Op basis van die business case ziet het kabinet zeker een toekomst waarin TSN op eigen kracht kan opereren. Ook de Europese Commissie toetst hierop aangezien er onder het relevante staatssteunkader geen staatssteun mag worden gegeven aan een bedrijf in financiële moeilijkheden. Voordat er een subsidie kan worden gegeven is ook akkoord van de Europese Commissie nodig.
Hoe weegt u dat Tata zelf aangeeft dat het «Groen Staal-plan» onder druk komt te staan als er een verbod komt op de verwerking van giftige staalslakken2, terwijl deze ETS rechten financieel een veel grotere tegenvaller kunnen zijn? Wat zegt dit over de kwetsbaarheid van Tata’s plannen?
TSN opereert in een internationale context. Voor het bedrijf is het daarom van belang om stabiliteit in het overheidsbeleid te hebben en vergelijkbare concurrentievoorwaarden met omringende landen. EU-beleid en nationaal beleid hebben impact op de business case van een bedrijf, zo ook beleid omtrent ETS en staalslakken. Het Groen Staal-plan vergt een grote investering van het bedrijf en het moederbedrijf. Het is dus niet meer dan logisch dat het bedrijf mogelijke risico’s ten aanzien van de business case zorgvuldig in kaart brengt. De weging van de verschillende risico’s en het uiteindelijk wel/niet doen van de investering is aan het bedrijf.
Kunt u een overzicht geven van de belangrijkste actuele en potentiële financiële risico’s voor TSN, waaronder in elk geval: een mogelijk verbod op de verwerking van staalslakken, het tekort aan gratis ETS-rechten, de invoerheffingen op staal in de VS3 en de werkzaamheden naar aanleiding van de aanzegging tot intrekken van de vergunning van Kooksgasfabriek 2?
Zoals ook in het antwoord op de vorige vraag zijn er externe factoren die impact hebben op de business case van Tata Steel. In de financiële modellen wordt gewerkt met prognoses. Deze prognoses worden getoetst en gevalideerd door de staat en een externe financiële adviseur. De uiteindelijke risico inschatting en afweging van de verschillende factoren is aan het bedrijf.
Bent u bereid de Kamer te informeren over de wijze waarop deze financiële risico’s worden betrokken in de lopende gesprekken over mogelijke steunmaatregelen of maatwerkafspraken met TSN?
De Kamer wordt regelmatig, waar mogelijk openbaar en waar nodig vertrouwelijk, geïnformeerd over de voortgang van de maatwerkafspraken met Tata Steel, bijvoorbeeld via Kamerbrieven en technische briefings. Ook in de toekomst zal het kabinet dit blijven doen.
Hoe beoordeelt u of het verstrekken van substantiële subsidies aan Tata Steel in lijn is met prudent financieel bestuur, gezien de vele vooraanstaande economen4 5 die ons waarschuwen dat dit een zeer onverstandige vorm van staatssteun is?
Zoals al eerder in de beantwoording aangegeven, bestaat het Nederlandse verduurzamingsbeleid uit een mix van instrumenten en wordt er door de staat en de Europese Commissie getoetst op de haalbaarheid van de business case aangezien er onder het relevante staatssteunkader geen steun mag worden verstrekt aan een onderneming in financiële moeilijkheden. Voor de staat is het essentieel dat de subsidie voor het behalen van de beoogde doelen wordt gebruikt: verduurzaming en verbetering van de gezondheid. Er zullen dan ook strenge voorwaarden aan de eventuele subsidie verbonden zijn. Zo wordt de subsidie in tranches uitgekeerd, bij het behalen van vooraf vastgestelde mijlpalen. Indien de doelen niet worden behaald kan de staat de subsidie terugvorderen of boetes opleggen. Daarnaast zullen er clawback-mechanismes komen om oversubsidiëring te voorkomen.
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden, vóór de behandeling van de begroting Klimaat en Groene Groei, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij de beoordeling van de maatwerkafspraken met Tata Steel?
Ja.
De teloorgang van de iconische fietsenfabriek Batavus in Heerenveen en nieuwe kansen voor de maakindustrie |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA), Ilse Saris (CDA) |
|
Vincent Karremans (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de Volkskrant: «Terwijl Batavus vertrekt naar Hongarije, haalt Ebike4Delivery de productie terug uit Polen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van Accell Group om na de overname door Kohlberg Kravis Roberts & Co. (KKR) de productie van Batavus-fietsen te verplaatsen van Heerenveen naar Hongarije, met een verlies van 160 banen tot gevolg?
Het is altijd pijnlijk wanneer banen verloren gaan bij een onderneming die zo lang met de regio is verbonden. Accell Group gaf op 26 augustus 2025 aan dat deze maatregel onderdeel is van een breder Transformation Programme, gericht op vereenvoudiging, efficiëntie, flexibiliteit en kwaliteitsverbetering. De productie in Heerenveen wordt uiterlijk eind eerste kwartaal 2026 overgeheveld naar bestaande locaties in Hongarije en Dijon (Frankrijk), waardoor circa 160 productiefuncties vervallen. In Heerenveen blijft een organisatie van ongeveer 100 medewerkers actief – vooral ingenieurs en ondersteunend personeel – binnen een nieuw kantoor dat een rol krijgt als strategisch centrum voor ontwerp en engineering binnen de One Accell-structuur.
Voor de betrokken medewerkers is een sociaal plan opgesteld, dat gefaseerd wordt uitgevoerd met inachtneming van het advies van de ondernemingsraad en de geldende wet- en regelgeving.
Deelt u het oordeel dat Batavus – ooit een familiebedrijf dat stond voor kwaliteit, continuïteit en goed werkgeverschap – door private equity is gereduceerd tot louter een merk?
Batavus is één van de merken binnen Accell Group, dat meerdere fietsmerken voert zoals Sparta en KOGA. De eigendom en strategische keuzes liggen bij het bedrijf zelf. Het staat ondernemingen vrij om hun merk- en productiestrategie binnen de wettelijke kaders in te richten. De overheid doet geen uitspraak over de waardering van bedrijfsmodellen of investeerdersvormen.
In hoeverre speelt mee dat private equity-bedrijven zoals KKR vooral gericht zijn op kostenreductie en een snelle exit binnen enkele jaren, en minder op duurzame waardecreatie?
Private equity is één van de bestaande vormen van ondernemingsfinanciering. De strategieën van private-equityfondsen lopen uiteen: sommige richten zich op herstructurering, andere op langetermijnontwikkeling en innovatie. Over de motieven of strategische keuzes van individuele investeerders kan ik geen uitspraken doen. Belangrijk is dat ondernemingen binnen de geldende wet- en regelgeving opereren en dat strategische beslissingen over productielocaties en bedrijfsvoering uiteindelijk aan het bedrijf zelf zijn.
Herkent u het feit dat de overheveling van de productie, net als de eerdere verplaatsing van de productie van Vredestein-banden uit Enschede, mede het gevolg is van de Hongaarse industriepolitiek die buitenlandse investeringen en verplaatsingen naar het land actief bevordert?
Nee, dat herken ik niet. Accell heeft in haar verklaring geen verwijzing gemaakt naar Hongaarse industriepolitiek of investeringsmaatregelen. Volgens het bedrijf is de beslissing onderdeel van een bredere strategische herstructurering gericht op vereenvoudiging en efficiëntie.
Heeft het besluit van Accell Group mede te maken met het feit dat Hongarije op basis van EU-regels meer ruimte heeft om staatssteun te geven aan maakbedrijven?
Nee, dat herken ik niet. Accell heeft in haar verklaring geen verwijzing gemaakt naar de ruimte die Hongarije heeft om staatssteun te verlenen. Volgens het bedrijf is de beslissing onderdeel van een bredere strategische herstructurering gericht op vereenvoudiging en efficiëntie.
Staat u, gezien de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in Friesland, in contact met lokale bestuurders en Accell Group, en heeft u geprobeerd om deze verplaatsing van de productie tegen te houden?
Er is geen direct contact geweest met Accell Group over dit besluit. Het betreft een ondernemingsbeslissing van het bedrijf zelf, waarin de overheid geen formele rol heeft en die niet kan worden tegengehouden.
Deelt u de mening dat de maakindustrie in Nederland gekoesterd moet worden, zeker als het gaat om een typisch Nederlands product zoals de fiets?
Ja. De maakindustrie levert een belangrijke bijdrage aan onze economie, innovatie en werkgelegenheid. Daarom zet het kabinet in op het versterken van een concurrerende, duurzame en toekomstgerichte industrie.
Hoe voorkomt u dat zich opnieuw situaties voordoen zoals bij Batavus en eerder bij Vredestein, waar productie en werkgelegenheid naar lage lonenlanden zoals Hongarije verdwijnen?
Binnen de Europese interne markt kunnen ondernemingen vrij bepalen waar zij hun productie onderbrengen. Dat is een belangrijk fundament van onze open economie. Deze vrijheid zorgt niet alleen voor concurrentie en innovatie, maar maakt ook dat bedrijven zich vestigen op plekken waar de omstandigheden het gunstigst zijn. Nederland profiteert daarvan omdat dit ook aanleiding kan zijn voor bedrijven om hier juist activiteiten op te bouwen of uit te breiden. In dit geval heeft Accell zelf aangegeven dat de verplaatsing onderdeel is van een strategische keuze om de organisatie te vereenvoudigen en de efficiëntie en kwaliteit te verbeteren. Het kabinet kan dergelijke besluiten van individuele bedrijven niet voorkomen.
Wat kan geleerd worden van bedrijven als Ebike4Delivery (Nijmegen) en Van Raam (Varsseveld), die er bewust voor kiezen de productie van fietsen in Nederland te houden of zelfs naar ons land terug te brengen?
De redenen waarom bedrijven besluiten om productie te verplaatsen of juist in Nederland te houden, kunnen sterk verschillen. Het is daarom niet altijd zinvol om individuele situaties met elkaar te vergelijken.
Het kabinet is altijd trots op bedrijven die ervoor kiezen om in Nederland te ondernemen en hier te blijven produceren, zoals Ebike4Delivery en Van Raam. Deze ondernemingen leveren een bijdrage aan werkgelegenheid, innovatie en de kracht van onze maakindustrie.
Bent u bereid een nationaal innovatieprogramma «Fabriek van de toekomst» te starten, gericht op slimme en schone productietechnieken, zodat bedrijven productie weer meer in eigen hand nemen of houden?
Er loopt in Nederland al veel om fabrieken van de toekomst vorm te geven. Zo werken bedrijven en kennisinstellingen samen in onder andere Smart Industry aan digitalisering, robotica en slimme productietechnieken. Ook via het Nationaal Groeifonds worden grote innovatieprogramma’s gesteund die bijdragen aan moderne en duurzame productie. Daarnaast zijn er regelingen die bedrijven helpen om schoner en slimmer te produceren. Met deze programma’s wordt de kern van een «Fabriek van de Toekomst» al ondersteund. Daarom is een nieuw nationaal programma op dit moment niet aan de orde.
Het bericht ‘Ministerie 'trekt steun in' voor wereldwijd klimaatcentrum in Rotterdam’ |
|
Laurens Dassen (Volt), Marieke Koekkoek (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Ministerie «trekt steun in» voor wereldwijd klimaatcentrum in Rotterdam»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse overheid de financiële steun aan het Global Centre on Adaptation (GCA) in Rotterdam beëindigt? Zo ja, welke overwegingen lagen ten grondslag aan dit besluit?
De financiering aan het GCA vanuit de Rijksoverheid betreft uitsluitend projectfinanciering. Het huidige project dat door het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gefinancierd loopt in lijn met het gesloten contract op 31 mei 2026 af. Het wordt dus niet vroegtijdig beëindigd of stop gezet. GCA is eerder dit jaar op de hoogte gesteld van de einddatum van deze financiering. Het GCA kan opnieuw een subsidieverzoek indienen. De financiering vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) was bedoeld om de stichting GCA op te zetten. Deze financiering liep in 2024 af.
Hoe verhoudt dit besluit zich tot de jarenlange inspanningen van het kabinet om het GCA juist in Nederland te vestigen?
Vanzelfsprekend zou het jammer zijn als het hoofdkantoor van GCA zou verhuizen. Maar het GCA is een onafhankelijke stichting en besluit hier zelf over.
Hoe beoordeelt u de kritiek van voormalig VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon dat Nederland hiermee zijn internationale voortrekkersrol op het gebied van onderzoek naar klimaatadaptatie verliest?
De voormalig VN secretaris-generaal Ban Ki-Moon is een belangrijk voorvechter van de inzet op klimaatadaptatie en hij is nauw betrokken bij het centrum. Het staat hem vrij om stevig te pleiten voor behoud van het centrum in Rotterdam. Nederland blijft een internationale voortrekker op het gebied van klimaatadaptatie door de kennis en kunde die op dit terrein beschikbaar is. Ook is Nederland een belangrijke financier van adaptatie. Zestig procent van de Nederlandse klimaatfinanciering betreft adaptatie.
Kunt u toelichten wat u bedoelt met het «nieuwe beleid» rond klimaatfinanciering en waarom dit zou betekenen dat financiering van het GCA «niet langer logisch» is?
In de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp die de Kamer op 20 februari jongstleden is toegegaan, is aangekondigd dat we de beschikbare klimaatfinanciering zullen focussen op de grote klimaatfondsen zoals het Green Climate Fund en geen regionale klimaatfondsen meer zullen ondersteunen. Dit betreft onder andere het Africa Adaptation Acceleration Program waar GCA technisch ondersteuning aan geeft. Doorgaan met technische ondersteuning is niet logisch als het fonds zelf niet meer wordt ondersteund door Nederland.
Klopt het dat Noorwegen, Canada en Denemarken bereid zijn hun steun te vergroten en dat het GCA nu overweegt Rotterdam te verlaten als Nederland zich terugtrekt? Hoe weegt u de mogelijke vertrekplannen van het centrum uit Nederland?
De genoemde donoren Noorwegen, Canada en Denemarken hebben een eigen relatie met het GCA. Nederland heeft geen zicht op de voorziene financiering vanuit deze donoren. We hebben kennisgenomen van de afwegingen van het GCA omtrent de vestiging in Rotterdam. Zoals aangegeven zou Nederland het jammer vinden als het GCA besluit te vertrekken, maar als zelfstandige stichting besluiten zij hier zelf over.
Welke gevolgen kan het vertrek van het GCA hebben voor de Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven (zoals Deltares, TU Delft en Wageningen Universiteit) die samenwerken met het centrum?
De stichting GCA heeft wereldwijd een omzet van 21,7 miljoen EUR dus de directe economische impact is beperkt. Het GCA houdt zich niet bezig met implementatie en projecten in Nederland. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zijn wereldwijd actief op het gebied van klimaatadaptatie en water. Betrokkenheid van Nederlandse partijen bij klimaatadaptatie wereldwijd verandert niet.
Hoe schat u de economische impact in van een mogelijk vertrek, gezien de verwachte miljardeninvesteringen wereldwijd in klimaatadaptatieprojecten en de expertise die Nederland daarin kan leveren?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe past dit besluit bij de internationale afspraken en toezeggingen van Nederland op het gebied van klimaatadaptatie en ontwikkelingssamenwerking, met name richting kwetsbare landen?
Deze afspraken en toezeggingen blijven ongewijzigd. Nederland blijft een internationale voortrekker op het gebied van klimaatadaptatie. In 2024 was 60% van de Nederlandse publieke klimaatfinanciering gericht op adaptatie. Hierbij ligt de nadruk op de minst ontwikkelde landen. Nederland houdt zich aan het Parijs akkoord en aan de Glasgow wens om financiering van klimaatadaptatie te verdubbelen in de periode van 2019 tot 2025.
Bent u bereid het besluit om de steun in te trekken te heroverwegen, mede gezien de reputatieschade die Nederland internationaal kan oplopen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie eerdere antwoorden. Er is geen sprake van het intrekken van steun.
PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen en het Deense verbod daarop |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het Deense onderzoek waaruit blijkt dat de PFAS-verbinding TFA (trifluorazijnzuur) makkelijk uitspoelt naar het milieu en daarmee drinkwaterbronnen bedreigt? Hoe kijkt u naar die conclusies?1
Hoe kijkt u naar het besluit dat door Denemarken is genomen om 23 bestrijdingsmiddelen, die het schadelijke afbraakproduct TFA vormen, per direct te verbieden vanwege de risico’s voor het grondwater en de drinkwatervoorziening?
Hoe lang duurt het voordat het College voor de toelating van gewasbeschermingingsmiddelen en biociden (Ctgb) het genoemde onderzoek en het daaropvolgende besluit in Denemarken heeft bestudeerd, zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen op 3 september jongstleden?
Wanneer gaat u de Kamer verder informeren over de analyse van het Ctgb en het mogelijke besluit dat daaruit volgt?
Waarom zijn al deze middelen in Nederland nog steeds toegestaan terwijl het Ctgb al eerder om een snelle Europese herbeoordeling vroeg?
Waarom wordt het middel «Luna Sensation» van Bayer, dat fluopyram bevat, wel verboden wegens risico’s voor boeren, bijen en vogels, maar mogen negen andere fluopyram-houdende middelen nog steeds worden toegepast?
Dringt u er bij het Ctgb op aan dat de herbeoordelingen van deze negen middelen op zeer korte termijn worden uitgevoerd, zodat deze schadelijke stoffen niet langer in het milieu terechtkomen? Zo nee, waarom niet?
Waarom mogen bestaande voorraden van «Luna Sensation» nog worden opgebruikt tot juli 2026 terwijl dit besluit is genomen vanwege de risico’s voor mens en natuur? Deelt u de opvatting dat het gebruik ervan dan per direct moet worden gestopt?
Heeft u gesprekken met de drinkwaterbedrijven en milieuorganisaties die al veel langer waarschuwen voor de milieu en gezondheidsrisico’s van PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen?
Deelt u de opvatting dat er voldoende wetenschappelijk onderzoek is over de risico’s van PFAS om PFAS-houdende bestrijdingsmiddelen van de markt te halen? Zo ja, per wanneer kan de Kamer een verbod verwachten? Zo nee, kunt u dat onderbouwen?
De crisis in de kraamzorg en de kabinetsreactie op het manifest 'Voor behoud van goede kraamzorg voor Nederland' |
|
Sarah Dobbe |
|
Bruijn |
|
Bent u zich ervan bewust dat de kraamzorg een onmisbare rol speelt bij het voorkomen van kindersterfte en gezondheidsproblemen bij zowel kind als moeder en het zorgen voor een goede start voor ieder kind?1
Ik onderschrijf het belang van kraamzorg als een essentieel onderdeel van de integrale geboortezorg en als een belangrijke schakel voor het waarborgen van een gezonde start voor zowel moeder als kind.
Bent u zich ervan bewust dat de kraamzorg momenteel in toenemende mate onder enorme druk staat, doordat zorgverleners het vak verlaten, er onvoldoende nieuwe instroom is van nieuwe kraamverzorgenden, gezinnen steeds minder kraamzorg krijgen en bovendien steeds meer gezinnen überhaupt geen kraamzorg kunnen krijgen?
Ja, hier ben ik me goed van bewust. De signalen over het oplopende personeelstekort en teruglopende instroom zijn bekend. De sector staat hierin voor een grote opgave met vele aspecten.
Zo ja, wat gaat u doen om deze crisis echt aan te pakken? Beseft u dat enkel uw waardering uitspreken voor de kraamzorg en zeggen dat u met de sector in gesprek gaat volstrekt onvoldoende is?
Ik ben mij ervan bewust dat alleen waardering voor kraamverzorgenden uitspreken en het gesprek met de sector aangaan niet voldoende is. Om de huidige problemen in de kraamzorg het hoofd te bieden, werken Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en Bo Geboortezorg samen met de sector aan de uitvoering van een gezamenlijke toekomstvisie, die verder is uitgewerkt in de versnellingsagenda kraamzorg2. Deze inspanningen ondersteun ik onder meer via kwaliteitsgelden voor de kraamzorg. Daarnaast zijn eind september voor de kraamzorg transformatiemiddelen (€ 9,8 miljoen) beschikbaar gesteld binnen het kader van het Integraal Zorgakkoord (IZA). Met deze middelen zal door de sector gewerkt worden aan onderdelen van de versnellingsagenda: passende kraamzorg, digitale zorg, regionale samenwerking en behoud en aantrekkelijkheid van het beroep. Ook heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vanuit haar toezicht een onderzoek gedaan naar de inspanningen van zorgverzekeraars op hun zorgplicht voor de kraamzorg3.
Daarnaast ben ik momenteel, zoals toegezegd4, bezig met het verkennen van aanvullende maatregelen die nodig zijn om de toegankelijkheid van kraamzorg te kunnen waarborgen. Zo heeft er al een bijeenkomst plaatsgevonden op uitnodiging van de gemeente Utrecht om de situatie in Utrecht stad te bespreken. Met verschillende lokale en landelijke partijen hebben wij verkend wat er specifiek in Utrecht nodig is om meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke schaarste en welke stappen gezet moeten worden om tot een oplossing te komen.
Beseft u dat er geen realistisch alternatief is als de kraamzorg wegvalt, aangezien ziekenhuizen geen capaciteit hebben om dit op te vangen en gezinnen simpelweg niet zonder zorg kunnen in die eerste kwetsbare periode na de bevalling?
De kraamzorg zoals die in Nederland georganiseerd is, is uniek. In vergelijking met andere landen is het bijzonder dat wij deze vorm van zorg aan huis kennen, met aandacht voor zowel medische als sociale ondersteuning. Kraamzorg speelt daarmee een belangrijke rol in het ondersteunen van gezinnen en pasgeborenen, het voorkomen van gezondheidsrisico’s en het ontlasten van ziekenhuizen en verloskundigen. Ook heeft de kraamverzorgende een belangrijke signalerende functie voor gezinnen die extra hulp en ondersteuning kunnen gebruiken. Juist vanwege deze unieke waarde vind ik het belangrijk om de toegankelijkheid van kraamzorg te waarborgen en te versterken. Daarom ondersteun ik partijen in het veld bij het zoeken naar oplossingen om de sector toekomstbestendig te maken, zoals aangegeven in mijn antwoord 3.
Is het aangekondigde gesprek met kraamverzorgenden al ingepland?
Ja, dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden. Het was een indrukwekkend gesprek, met zeer bevlogen kraamverzorgenden uit diverse regio’s. Tijdens deze bijeenkomst hebben we gesproken over onder andere de uitdagingen, het toekomstperspectief van de sector en mogelijke oplossingen. Ik zie dit gesprek als één van meerdere gesprekken die ik zal voeren om ervaringen en behoeften uit de praktijk op te halen.
Is er al een gesprekspartner voor de branche binnen het Ministerie van VWS, waar in het manifest naar wordt verwezen? Zo ja, is deze enkel beschikbaar voor de werkgevers, of ook voor de vakbonden en zorgverleners zelf? Zo nee, waarom niet en wordt deze nog aangewezen?
Voor de branche is een gesprekspartner beschikbaar binnen het Ministerie van VWS, en is er contact met de beroeps- en brancheorganisaties. Daarnaast ben ik van plan om met meer kraamverzorgenden het gesprek te voeren over het toekomstperspectief van de sector.
Beseft u dat de huidige tarieven dermate tekortschieten dat zorgverleners geen passend salaris kunnen krijgen en dat dit de belangrijkste reden is voor zorgverleners om de kraamzorg te verlaten? Zo ja, beseft u dat uw verantwoordelijkheid als Minister hierbij verder gaat dan enkel wijzen op het feit dat u zich niet rechtstreeks met de cao-onderhandelingen mag bemoeien, maar dat uw ministerie de randvoorwaarden (zoals de tarieven en budgetten voor kraamzorg) kan beïnvloeden waaronder die cao-onderhandelingen plaatsvinden? Zo nee, bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met zorgverleners uit de kraamzorg?
Uitstroomonderzoek van RegioPlus laat zien dat arbeidsvoorwaarden niet bij de belangrijkste vijf redenen staan om te vertrekken bij een werkgever uit zorg en welzijn. Zaken als de werk-privé balans, professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden spelen een grotere rol in de keuze om wel of niet in de zorg te blijven werken. Om personeel te behouden zijn in eerste instantie werkgevers aan zet. Bo geboortezorg heeft aangegeven de uitkomsten van bovenstaand onderzoek niet volledig te herkennen voor de kraamzorg, zo is het salaris van kraamverzorgenden in vergelijking met andere sectoren lager. Daarom zijn in de versnellingsagenda van Bo Geboortezorg en ZN, meerdere onderdelen opgenomen die moeten bijdragen aan het verbeteren van deze arbeidsomstandigheden zoals het toewerken naar passende kraamzorg met daarbij behorende passende bekostiging.
Wat betreft de randvoorwaarden voor een goede cao: de huidige maxtarieven zijn gebaseerd op het kostprijsonderzoek van de NZa. Daarnaast stelt het Ministerie van VWS ieder jaar extra arbeidsvoorwaardenruimte beschikbaar, zodat binnen de zorg marktconforme cao’s kunnen worden afgesloten. Ook voor de kraamzorg.
Tot slot ben ik bereid om hierover in gesprek te gaan met kraamverzorgenden. Zoals aangegeven heeft een eerste gesprek plaatsgevonden.
Bent u het ermee eens dat de huidige situatie waarbij kraamverzorgenden tijdens een wachtdienst van 8 uur binnen 45 minuten aanwezig moeten kunnen zijn, maar hiervoor in totaal slechts € 11,44 bruto ontvangen onacceptabel en onhoudbaar is? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er passende vergoedingen hiervoor kunnen komen?
Het gaat hier om een cao afspraak. In het gesprek met kraamverzorgenden kwamen de wachtdiensten ook ter sprake. Daarover gaven kraamverzorgenden aan dat deze een groot effect hebben op hun werk-privé balans en dat daar een minimale vergoeding tegenover staat. Dit wordt ook gezien door Bo geboortezorg. Daarom is het werken op rooster en de inrichting van de partusassistentie met wachtdiensten onderdeel van de toekomstagenda. Eén van de oplossingen is bijvoorbeeld het inrichten van regionale partuspoules, waardoor niet zoveel kraamverzorgenden op wacht hoeven te staan voor de partusassistentie.
Erkent u dat de invoering van marktwerking in de kraamzorg een desastreuze impact heeft gehad op deze onmisbare zorg en een belangrijke oorzaak is voor de problemen van kraamverzorgenden en gezinnen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waar baseert u dit op?
Het is te kort door de bocht om de uitdagingen in de kraamzorg te wijten aan de marktwerking. Er zijn veel verschillende factoren die de ontwikkelingen in de kraamzorg verklaren, waaronder de schaarste aan kraamverzorgenden en nieuwe inzichten in de beweging naar passende kraamzorg waardoor een betere verdeling van beschikbare uren kan plaatsvinden. Ook is marktwerking een te algemeen begrip. In de zorg is immers sprake van gereguleerde marktwerking met diverse vormen van overheidsregulering op verschillende deelmarkten (de zorgverzekeringsmarkt, de zorgverleningsmarkt en de zorginkoopmarkt). Zoals de regulering van de tarieven in de kraamzorg (maxtarieven) en het toezicht van de NZa op de zorgplicht.
Dat neemt niet weg dat veldpartijen in 2023 hebben geconstateerd dat de toegankelijkheid van de kraamzorg te ver onder druk kwam te staan en dat de destijds geboden tarieven niet meer passend waren om de toegankelijkheid en continuïteit te borgen. Daartoe hebben zij gezamenlijk een convenant opgesteld om kraamzorg voor de korte termijn te borgen, waarbij bijvoorbeeld financiële afspraken zijn gemaakt over de contractering. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de eerdergenoemde visie en toekomstagenda, waar nu met de toekenning van de transformatiegelden aan gewerkt kan worden richting een toekomstbestendige sector.
Ik vind dat een goed voorbeeld van de verantwoordelijkheid die veldpartijen in ons stelsel kunnen en moeten nemen om de toegankelijkheid van de zorg te borgen.