Het bericht dat Nederland geen gezonde leefomgeving biedt aan kinderen |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL), Bouchallikh |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Staghouwer (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Hugo de Jonge (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Unicef: Nederland biedt kinderen geen gezonde leefomgeving»1 2?
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat een welvarend land als Nederland er niet in slaagt om kinderen een gezonde leefomgeving te bieden? Zo nee, waarom niet?
Inwoners van Nederland vertrouwen erop dat hun leefomgeving in orde is: gezond, schoon en veilig. Ondanks alle gezamenlijke inspanningen is die gezonde, schone, veilige leefomgeving er nog niet overal. In het rapport van UNICEF lees ik dat geen enkel land consistent goed of slecht scoort op de verschillende variabelen van het onderzoek. Om die reden zou ik de situatie in Nederland niet zeer zorgelijk willen noemen, al zijn er zeker aandachtspunten waar Nederland een been bij wil trekken.
Zoals tijdens het hoofdlijnendebat op 17 februari jl. aangekondigd, werk ik daarom aan het Nationaal MilieuProgramma (NMP). Met het NMP pakt het Kabinet de regie voor de lange termijn op het gezonder, schoner en veiliger maken van de leefomgeving vanuit een integrale benadering: een transitie naar een duurzame en circulaire economie en een brede welvaart voor iedereen. Ik stuur de Tweede Kamer hierover binnenkort een brief.
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederland uit 39 landen op de twaalfde plek staat als het gaat om het zorgen voor een gezonde leefomgeving voor kinderen? Deelt u de mening dat u de plicht heeft om de leefomgeving zo snel mogelijk te verbeteren voor kinderen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet streeft ernaar om kinderen in Nederland een gezonde leefomgeving te bieden, waarin zij gezond en veilig kunnen opgroeien. Het kabinet ervaart de bescherming van de bevolking tegen milieuvervuiling al vele jaren als een publieke verantwoordelijkheid, waarover ook regelmatig met het Parlement wordt gesproken. Het feit dat Nederland de twaalfde plek inneemt uit 39 landen laat zien dat er nog stappen te zetten zijn. Deze positie komt ook deels door het feit dat wij een lagere plek hebben op het gebied van de «World at large» factoren (o.a. gebruik van grondstoffen en e-waste). Met mijn antwoord op vraag 2 van het lid Van der Graaf ga ik hier dieper op in.
Wat is uw oordeel over het feit dat kinderen in Nederland aan meer dan twee keer zoveel fijnstof (PM2.5) worden blootgesteld als kinderen in Finland? Is dit het gevolg van de vrijblijvendheid van het Schone Lucht Akkoord (SLA)? Waarom is er een onderuitputting in het SLA? Bent u voornemens om meer bindende maatregelen te nemen? Ziet u de ernstige blootstelling van kinderen in Nederland aan luchtvervuiling als een oproep om met veel urgentie toe te werken naar de meest recente WHO-normen voor luchtkwaliteit? En wanneer liggen de extra maatregelen om de WHO-normen voor PM2,5 te behalen conform de motie van de leden Bouchallikh en Van Esch3? Zo nee, waarom niet?
De blootstelling aan fijnstof in Finland is lager dan in Nederland, omdat de concentratie van woningen, bedrijven en infrastructuur in Finland veel lager is dan in Nederland. Bovendien maakt de geografische ligging van Finland de bijdrage van andere landen aan de luchtvervuiling minder groot.
Ik zie de gezondheidseffecten van luchtvervuiling in Nederland, in het algemeen, maar zeker ook bij kinderen, als een belangrijke motivatie om met veel ambitie en inzet te werken aan het verder verbeteren van de luchtkwaliteit. Met het Schone Lucht Akkoord werkt de rijksoverheid, met provincies en gemeenten, aanvullend op internationaal beleid, aan maatregelen om de lucht in Nederland sneller schoner te maken. Ook in internationaal verband werkt het Rijk aan ambitieus beleid voor schone lucht, bijvoorbeeld via het verlagen van emissies van voertuigen en industrie en het aanscherpen van normen bij de herziening van de Europese Luchtkwaliteitsrichtlijnen. Inzet daarbij is om ook in Europa de gezondheidswinst leidend te maken en stapsgewijs toe te werken naar de WHO-advieswaarden.
Het Rijk, de provincies en de deelnemende gemeenten hebben zich bestuurlijk gecommitteerd aan de afspraken in het Schone Lucht Akkoord en rapporteren jaarlijks over de voortgang van de implementatie van de maatregelen. Deelname aan het Schone Lucht Akkoord is dus wel vrijwillig, maar niet vrijblijvend.
Voor het Schone Lucht Akkoord is 50 miljoen beschikbaar gesteld. Hiermee wordt in de uitvoering van het Akkoord zoals beschreven in de uitvoeringsagenda 2020–2023 voorzien.
Mijn streven is om nog voor het zomerreces het onderzoek van het RIVM, waarin in kaart wordt gebracht welke maatregelen nodig zouden zijn om in 2030 aan de WHO-advieswaarden te voldoen, met uw Kamer te delen. Bij dit onderzoek wordt ook gekeken naar verschillende maatregelpakketten om hier invulling aan te geven.
Hoe beoordeelt u het feit dat 15 procent van de huishoudens met een laag inkomen in Nederland moeite heeft met het verwarmen van zijn woning? Is er zicht op deze cijfers voor dit jaar? Ziet u een verwarmde woning als een primaire levensbehoefte voor kinderen? Doet het kabinet op dit moment voldoende om energiearmoede bestrijden?
Door de hoge energieprijzen, krappe woningmarkt en hoge inflatie staat de bestaanszekerheid van een groeiende groep huishoudens – waar onder huishoudens met kinderen – onder druk. Daarom neemt het kabinet verschillende maatregelen om deze huishoudens te ondersteunen.
Het kabinet komt mensen met een minimuminkomen tot 120% van het sociaal minimum tegemoet met een energietoeslag van eenmalig € 1.300,–. De inzet is het gebruik van de eenmalige energietoeslag te maximaliseren. Organisaties, die in contact staan met huishoudens met een laag inkomen, hebben een toolkit ontvangen om hun achterban te attenderen op de eenmalige energietoeslag. Ook gemeenten zetten informatiecampagnes op, organiseren inloopspreekuren in de wijk en benaderen andere partijen (bijvoorbeeld ouderenorganisaties) om de energietoeslag meer bekendheid te geven. De informatievoorziening van de Nederlandse Schuldhulp Route/Geldfit is hierbij ook belangrijk.
Daarnaast heeft het kabinet incidenteel en alleen voor 2022 de energiebelasting verlaagd. Een huishouden met gemiddeld energieverbruik ontvangt door deze maatregelen in de energiebelasting een tegemoetkoming van ruim 400 euro. Ook heeft het kabinet 368,5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor gemeenten om kwetsbare huishoudens – in huur- en koopwoningen – te ondersteunen bij het nemen van kleine en grote verduurzamingsmaatregelen. De middelen kunnen voor een breed scala aan maatregelen worden ingezet, als ze er maar op gericht zijn de energierekening te verlagen of het energiegebruik in de woning te verminderen. Hierbij valt te denken aan kleinere maatregelen zoals inzet van (vrijwillige) energiecoaches, energiedisplays, inregelen van CV-systemen, de inzet van kleine energiebesparende maatregelen zoals tochtstrips en radiatorfolie, maar ook voor een bijdrage aan grotere isolatiemaatregelen zoals vloer- of spouwmuurisolatie.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft een aantal programma’s van de Nationale Bouw- en Woonagenda gelanceerd met onder meer als doel dat een betaalbare en geïsoleerde woning in een leefbare wijk voor iedereen, ook voor kwetsbare groepen, reëel is. De agenda raakt de bestaanszekerheid direct en draagt bij aan het wooncomfort, de gezondheid én het verlagen van de energierekening.
Hoeveel kinderen gaan er in Nederland zonder ontbijt naar school? Welke maatregelen neemt u om dat te voorkomen? Welke initiatieven ondersteunt u op dit vlak?
Uit de RIVM Voedselconsumptiepeiling 2012–2016 komt naar voren dat 1 op de 10 kinderen niet elke dag ontbijt. Een van de mogelijke verklaringen daarvoor is opgroeien in een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. In 2020 maakten in Nederland 221 duizend minderjarige kinderen (6,9 procent) deel uit van een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Ondanks deze mogelijke verklaring zou het niet zo mogen zijn dat een kind om deze reden de deur uit gaat zonder te ontbijten. De komende jaren zet het kabinet de aanpak van kinderarmoede voort. Voor de zomer wordt de kamer geïnformeerd over de aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Het terugdringen van armoede onder kinderen is hierbinnen een speerpunt. In de aanpak en uitvoering werkt de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP) nauw samen met collega’s, onder andere van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), maar ook met gemeenten en maatschappelijke organisaties. Tevens is gezonde voeding een speerpunt in het nationaal plan kindergarantie, dat op 22 april jl. aan de Tweede Kamer werd aangeboden4.
Daarnaast geven het Voedingscentrum, Jeugdgezondheidszorg en programma’s als de Gezonde School en JOGG algemene informatie over het belang van Gezonde Voeding. Zo verspreidt het Voedingscentrum voorlichtingsmaterialen op consultatiebureaus en bieden zij verschillende tools en materialen aan professionals binnen consultatiebureaus die ouders ondersteunen in de eetopvoeding, bij het aanleren van gezonde en duurzame eetpatronen. Daarnaast is signalering onderdeel van het programma Gezonde School. Vanuit de Gezonde School worden er handvatten geboden aan professionals, zodat zij naar de juiste instanties kunnen doorverwijzen indien er problemen of zorgen zijn rond bijvoorbeeld voeding of gewicht.
Verder steunen de Ministeries van VWS en OCW de Koningsspelen. Een inmiddels jaarlijks terugkerende traditie waar bijna alle basisscholen in Nederland en overzee aan meedoen. Een gezonde start van de dag, met een gezond ontbijt en sport en spel, staat deze dag centraal. Op een feestelijke manier ervaren de kinderen hoe belangrijk het is om elke dag te ontbijten.
Tot slot zijn er ook initiatieven vanuit de samenleving waarin extra aandacht is voor het ontbijten, zoals het Nationale Schoolontbijt. Dit is een initiatief van de bakkerijsector, zij voorzien scholen een keer per jaar van een gezond ontbijt en geven daarbij ook voorlichting over het belang van ontbijten.
Bent u ook geschokt door het feit dat 25 procent van de kinderen in Nederland last heeft van geluidsoverlast door wegverkeer en vliegtuigen? Wat vindt u ervan dat Nederland op dit vlak zeer slecht scoort in vergelijking met andere landen? Is dit percentage onder te verdelen naar het type geluidsoverlast? Is er zicht op de mate waarin dit leidt tot onder andere meer stress, slechtere schoolprestaties en risico op hartziekten? Welke maatregelen neemt u om blootstelling aan geluidsoverlast door kinderen terug te dringen?
Het is mij bekend dat in veel huishoudens in Nederland, inclusief die met kinderen, geluidsoverlast wordt ervaren. Nederland is een dichtbevolkt land waar wonen, mobiliteit en andere activiteiten vaak intensief samenkomen. Uit een landelijke monitor van het RIVM in 20195 blijkt dat ongeveer 10% van de Nederlandse bevolking (van 16 jaar en ouder) ernstige hinder door geluid van wegverkeer ervaart, ongeveer 9% ernstige hinder door burengeluid en ongeveer 6% ernstige hinder door vliegtuiggeluid. Andere veel voorkomende bronnen zijn bouwactiviteiten (6%), recreatie (4%), railverkeer (2%) en industrie (2%). De geluidgegevens in het UNICEF-rapport zijn van hetzelfde jaar en betreffen een vraag naar overlast door geluid van buren of geluid afkomstig van de straat. Omdat het hier gaat om zelf gerapporteerde geluidsoverlast is niet goed te zeggen hoe dit zich verhoudt tot de werkelijke geluidniveaus en in welke mate dit leidt tot stress, slechtere schoolprestaties en risico’s op hartziekten. Wel is bekend dat dergelijke effecten kunnen optreden, wat nog eens onderstreept is door een advies van de WHO uit 20186. Het RIVM heeft berekend dat in Nederland naar schatting 750 mensen per jaar een hartziekte krijgen ten gevolge van wegverkeersgeluid7. Daarom vind ik het belangrijk om te kijken hoe het huidige geluidbeleid versterkt kan worden door het, meer dan nu het geval is, te richten op vermindering van de negatieve effecten van geluid, inclusief die op kinderen.
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat 1,6 procent van de kinderen nog steeds een verhoogd loodgehalte in zijn bloed heeft, gezien de grote risico’s voor jonge kinderen? Welke maatregelen neemt u om blootstelling hieraan naar nul terug te brengen?
De blootstelling aan lood in Nederland is in de afgelopen decennia sterk afgenomen, met name door het loodvrij maken van benzine, maar ook bijvoorbeeld door sanering van vervuilde grond en het vervangen van loden drinkwaterleidingen. Sinds 1960 worden in nieuwe huizen geen loden leidingen meer aangebracht. Over het aantal kinderen in Nederland met meer dan 5 μg/dl lood in het bloed heeft de Minister van BZK in 2020 ook vragen beantwoord van de heer Nijboer van de PvdA8. De gegevens die UNICEF voor dit rapport heeft gebruikt, zijn dezelfde gegevens die destijds tot de vragen van de heer Nijboer hebben geleid.
De Gezondheidsraad heeft in 2019 een advies gepubliceerd over de resterende blootstelling aan lood via kraanwater in Nederland9. De belangrijkste risicogroepen daarvoor zijn zuigelingen, jonge kinderen (tot en met 7 jaar) en zwangere vrouwen. Naar aanleiding van dat advies heeft het kabinet acties vastgesteld, waarover het kabinet meerdere malen met uw Kamer heeft overlegd10. Om kinderen beter te beschermen tegen loodvergiftiging worden verschillende maatregelen getroffen om resterende loden leidingen in gebouwen van voor 1960 te laten verwijderen en is het kabinet voornemens om locaties voor kinderopvang en primair onderwijs aan te wijzen als prioritaire locaties in het kader van de Drinkwaterwet. Voor huurwoningen en de genoemde prioritaire locaties wordt een verbod op loden leidingen voor bestaande bouw in het Bouwbesluit opgenomen. Daarnaast is de maximaal toegelaten afgifte van lood door keukenapparatuur van metaal, met een factor 10 verlaagd. Al deze maatregelen en bestaande maatregelen, zoals maximale loodgehalten in voedingsmiddelen, speelgoed en elektronische apparaten, kunnen kinderen en volwassenen tegen een te hoge blootstelling aan lood beschermen. Doordat lood eeuwenlang gebruikt is, zal het echter altijd als achtergrondverontreiniging aanwezig blijven. Het is daardoor helaas niet mogelijk om de blootstelling naar nul terug te brengen.
Hoe beoordeelt u het feit dat een op de twaalf kinderen in Nederland te maken heeft met een hoge mate van vervuiling door pesticiden? Welke maatregelen neemt u om die blootstelling terug te dringen?
Het waarborgen van de volksgezondheid – waaronder de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen – is voor het kabinet belangrijk. Om blootstelling te voorkomen en te verminderen worden dan ook maatregelen getroffen. Deze licht ik hieronder toe.
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is uitsluitend toegestaan als het middel is toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) na een wetenschappelijke risicobeoordeling en waaruit blijkt dat het gebruik veilig is voor mens dier en milieu. Daarnaast is er voortdurend aandacht om de wetenschappelijke toelatingsbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen te actualiseren met de laatste stand van de wetenschap. Ook vindt het kabinet het belangrijk om de eventuele langetermijngevolgen in kaart te laten brengen door het RIVM. Het RIVM onderzoekt op dit moment de praktische haalbaarheid van de verschillende mogelijkheden11.
Het kabinet zet bovendien in op het intensiveren en stimuleren van de omslag naar weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van land- en tuinbouw met natuur en het terugdringen van emissies naar het milieu tot nagenoeg tot nul. Om deze doelen te bereiken zijn in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 tientallen acties in uitvoering. Het gevolg hiervan is dat de behoefte en het gebruik aan gewasbeschermingsmiddelen afneemt. Hierbij is nog van belang dat de Europese Commissie recent voorstellen heeft gepubliceerd om het gebruik van pesticiden tegen 2030 te halveren. Uw Kamer zal hierover spoedig worden geïnformeerd met behulp van een BNC-fiche.
Blootstelling van kinderen aan gewasbeschermingsmiddelen kan ook op terreinen buiten de landbouw plaatsvinden, bijvoorbeeld als die middelen worden gebruikt voor onkruidbestrijding in winkelstraten. Om blootstelling te voorkomen, is daarom in 2017 het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw verboden. Het Gerechtshof Den Haag heeft het verbod onverbindend verklaard, maar uw Kamer behandelt op dit moment een wetsvoorstel dat mede is bedoeld om het gebruiksverbod buiten de landbouw te herstellen.
Vindt u het ook zeer zorgelijk dat 15,9 procent van de kinderen in Nederland in een huis met vocht of schimmel woont? Wanneer moet deze problematiek opgelost zijn en wat is er de afgelopen jaren concreet gebeurd om vocht- en schimmelproblemen op te lossen? Hoeveel woningen zijn er vocht- en schimmelvrij gemaakt? Hoe worden verhuurders die niet meewerken aan een oplossing hiertoe verplicht?
Elke dag dat een bewoner in een woning met vocht en schimmel woont, is er een teveel. Ook voor kinderen is het van belang dat ze wonen in een huis zonder vocht en schimmel. In hoeverre de aanwezigheid van schimmel en vocht in een woning gevaarlijk is voor de gezondheid van een kind, zodanig dat sprake zou zijn van een gevaarlijke woonomgeving is niet in algemene zin aan te geven.
Vocht- en schimmel horen niet in een huis. Het Kabinet is het volstrekt eens met de noodzaak om vocht en schimmel aan te pakken. Het wegnemen en voorkomen van vocht en schimmel vraagt om een brede aanpak die zich zowel richt op huiseigenaren en verhuurders, als op bewoners zelf. De huidige aanpak is laagdrempelig, mede in het belang van mogelijk minder assertieve huurders. De brede aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
Met IPO, Aedes, Woonbond en de VNG worden nationale prestatieafspraken gemaakt waarin het onderhoud en kwaliteit van de woningen nadrukkelijk een plek krijgen. Deze extra middelen komen beschikbaar omdat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft.
In de Volkshuisvestelijke prioriteiten 2021–2025 is de aanpak van vocht en schimmel expliciet opgenomen als onderdeel van de kwaliteitsverbetering en verduurzaming van corporatiewoningen. Daarmee is gewaarborgd dat de aanpak onderdeel is van de prioriteiten die landelijk opgepakt moeten worden. Woningcorporaties zijn verplicht om de volkshuisvestelijke prioriteiten in hun bod op het gemeentelijk woonbeleid te betrekken.
Met de VNG is afgesproken dat gemeenten worden gewezen op het belang van de aanpak en het maken van prestatieafspraken over dit onderwerp met corporaties en huurdersorganisaties. RIGO heeft op verzoek van het Ministerie van BZK een rapport opgesteld om lokale partijen hierbij te helpen en hiertoe aan te sporen12.
TNO heeft samen met GGD-Amsterdam en Abf Research handreikingen opgesteld voor de aanpak van vocht en schimmel door huiseigenaren, verhuurders en huurders13. Aedes, Vastgoed Belang, de Woonbond en enkele Amsterdamse woningcorporaties hebben hierbij geparticipeerd.
Aedes heeft de handreikingen uit het TNO-onderzoek meegenomen in een nieuw programma van eisen voor ventilatie en bij de renovatie van woningen. De middelen voor het Volkshuisvestingsfonds zijn onder meer beschikbaar gesteld voor renovatie van woningen met vocht- en schimmelproblemen. In totaal worden er 20.000 woningen gerenoveerd.
Met Aedes zijn afspraken gemaakt om de komende vijf jaar € 100 mln. per jaar extra te investeren in onderhoud en verbetering, met specifieke focus op schimmelproblematiek als gevolg van gebrekkige kwaliteit van de woning, brandveiligheid en loden leidingen.
Op de woningmarktwebsite van het Ministerie van BZK is een omvangrijk dossier opgenomen over de aanpak14. In infographics wordt ingegaan op zaken als ventileren en technische aspecten waarmee bij de bouw of verbouwing rekening moet worden gehouden om vocht- en schimmelvorming te voorkomen. Hiermee is de informatievoorziening fors verbeterd.
Aantallen woningen met gebreken worden niet bijgehouden. In het WoON 2018 werd voor het eerst aan huishoudens gevraagd of zij last hebben van vocht en/of schimmel in de woning. Bijna een op de vijf huishoudens (19%) antwoordde hier destijds bevestigend op. Onder meer naar aanleiding hiervan is een landelijke aanpak om vocht- en schimmelproblemen te voorkomen en verhelpen opgestart. Uit het WoON 2021 blijkt dat het aandeel huishoudens dat last heeft van vocht en/of schimmel inmiddels is afgenomen tot 15%. Het is goed om te zien dat er nu minder mensen last hebben van problemen met vocht en schimmel. Ik zie dit als effect van het beleid dat is gevoerd en prijs hierbij met name de gemeenten, verhuurders en huurders voor hun inzet.
Wanneer een huurwoning gebreken heeft dan is het in de eerste plaats aan de huurder om deze te melden aan de verhuurder zodat deze ze kan herstellen. Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over, dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen.
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De jaarlijkse conferentie van het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kan de Kamer een overzicht krijgen van alle sessies (naam van de sessie, gespreksonderwerp, sprekers, et cetera) en andere (in)formele bijeenkomsten georganiseerd of (spontaan) gehouden tijdens de jaarlijkse conferentie van het World Economic Forum (WEF) afgelopen week (van 22 mei tot en met 26 mei 2022) waar één of meer leden van het kabinet (of Koningshuis) aanwezig waren en kan het kabinet aangeven bij welk van deze bijeenkomsten de «Chatham House Rules» van kracht waren?
De jaarvergadering van het WEF vond dit jaar plaats van 22 t/m 26 mei in Davos. Vanuit het kabinet namen de Minister-President, de Ministers van Financiën, Defensie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat deel. Koningin Maxima nam deel aan de jaarvergadering in haar functie van Speciale Pleitbezorger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor Inclusieve Financiering voor Ontwikkeling (UNSGSA).
De programma’s van de bewindslieden treft u in de bijlagen bij deze brief aan1. Voor informatie over het programma van de Koningin verwijs ik u naar www.koninklijkhuis.nl/actueel/nieuws/2017/01/12/koningin-maxima-bij-world-economic-forum-in-davos en www.unsgsa.org/news/unsgsa-queen-maxima-attend-world-economic-forums-davos-2022-meetings.
Van de WEF-bijeenkomsten zijn geen notulen gemaakt. In de regel gelden Chatham House Rules. Wel zijn veel bijeenkomsten live gestreamd en terug te zien via Programme > World Economic Forum Annual Meeting | World Economic Forum (weforum.org).
De panelsessie ‘Securing Europe’ van het WEF van 24 mei 2022 |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bijgevoegd fragment uit de panelsessie «Securing Europe» met Europese leiders bij het World Economic Forum van 24 mei 20221?
Ja.
Sprak u hierbij namens de Nederlandse regering, toen u sprak over de vorming van een «strong European defence»?
Ja.
Bent u bekend met de eerdere toezeggingen van het kabinet en de aangenomen moties van de Kamer tegen de vorming van een Europees Leger, zoals de moties van Van Houwelingen2, van Eppink c.s.3 en van Van Haga4?
Ja.
Hoe bent u van plan recht te doen aan deze aangenomen moties?
Het kabinet heeft uitvoering gegeven aan deze aangenomen moties5. Er is geen sprake van de vorming van een Europees leger. De EU maakt voor de EU-missies en operaties gebruik van militairen en capaciteiten die de lidstaten daartoe ter beschikking stellen. De besluitvorming over de inzet van de onze krijgsmacht is, conform de Grondwet, een nationale competentie.
Bent u zich bewust van de tegenstrijdigheid van uw woorden jegens de Tweede Kamer en het World Economic Forum?
Nee. Er is mijns inziens geen sprake van een tegenstrijdigheid.
Deelt u de mening van de Groep Van Haga dat een Europees leger onwenselijk is?
Er is geen sprake van de vorming van een Europees leger.
Hoog-risico bio-laboratoria en gain-of-function onderzoek |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers |
|
|
|
|
Wat is het kabinetsstandpunt over gain-of-function-onderzoek waarbij een virus gevaarlijker wordt gemaakt?
Voor de ontwikkeling van behandelingen, vaccins en diagnostiek is dit soort onderzoek essentieel. Door gain-of-function onderzoek kunnen onderzoekers meer inzicht krijgen in hoe virussen zich gedragen.
Wat is uw mening over het uitvoeren van gain-of-function-onderzoek in de dichtbevolkte Randstad, zoals gebeurt bij het Viroscience laboratorium van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam?
Het Viroscience laboratorium van het Erasmus MC te Rotterdam voldoet aan strenge eisen om de risico’s voor mens en milieu zo klein mogelijk te houden. Daarnaast heeft het Viroscience laboratorium een vergunning om te mogen werken met genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). De vergunning wordt pas verleend na een risicobeoordeling. Door de strenge maatregelen die op grond van die risicobeoordeling zijn opgelegd, is het mogelijk om ook in de randstad veilig onderzoeken uit te voeren.
Kunt u een precieze beschrijving geven van de huidige vergunningverleningsprocedure voor hoog-risico biolaboratoria waar gain-of-function-onderzoek wordt uitgevoerd? Kunt u daarbij ingaan op welke potentiële risico’s vooraf wordt getoetst?
Laboratoria zijn altijd vergunningplichtig op grond van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit Omgevingsrecht (Bor) en hebben daarmee een omgevingsvergunning nodig. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een laboratorium waar gericht wordt gewerkt met biologische agentia, wordt getoetst op bouwvoorschriften, bestemmingsplan, brandveiligheid en milieuvoorschriften. De omgevingsvergunning voor hoog-risico laboratoria is daarnaast gericht op het vergunnen van aantallen ggo-werkruimten, indien met ggo’s gewerkt mag worden.
Voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen is, afhankelijk van de risico’s, een vergunning nodig op grond van de Wet Milieubeheer (Wm) en het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (Besluit ggo). De vergunning voor werkzaamheden met ggo’s wordt namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) verleend door Bureau GGO, onderdeel van het RIVM. Dit gebeurt op basis van een beoordeling van de risico’s voor mens en milieu. IenW laat zich daarbij adviseren door de Commissie Genetische Modificatie (COGEM).
Daarnaast moeten laboratoria waar gewerkt wordt met (hoog risico) biologische agentia voldoen aan strenge eisen vanuit de Arbeidsomstandighedenwet. Werknemers moeten beschermd worden tegen de directe gevaren van deze biologische agentia, maar ook moet worden voorkomen dat zij onbedoeld deze ziekteverwekkers buiten het lab brengen en verspreiden.
Is het mogelijk hoog-risico biolaboratoria te verbieden zich te vestigen op een bepaalde locatie? Zo ja, op grond van welke regelgeving? Zo nee, vindt u dat dit wel mogelijk zou moeten zijn?
Ja, in het bestemmingsplan en omgevingsplan zou een dergelijk verbod opgenomen kunnen worden.
Wat is het kabinetsstandpunt als het gaat om wet- en regelgeving, toezicht, vergunningverlening en zelfregulatie voor hoog-risico biolaboratoria en gain-of-function-onderzoek?
Als het gaat om wet- en regelgeving, toezicht, vergunningverlening en zelfregulatie voor hoog-risico biolaboratoria en gain-of-function onderzoek zijn er ter bescherming van personeel en omgeving (biosafety) voldoende maatregelen in Nederland. Voor een groot deel dragen deze maatregelen ook bij aan het voorkomen van opzettelijke verspreiding van ziekteverwekkers (biosecurity).
Het kabinet blijft zich inzetten om, ook in de wereld van snelle wetenschappelijke ontwikkeling, de wet- en regelgeving, toezicht, vergunningverlening en zelfregulatie voor hoog-risico biolaboratoria en gain-of-function onderzoek op niveau te houden om te allen tijde de veiligheid te borgen.
Welke specifieke regelgeving bestaat er momenteel voor hoog-risico biolaboratoria en gain-of-function-onderzoek?
Zie bijlage 1: Overzicht van wet- en regelgeving.
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkelingen sinds 2012 in wet- en regelgeving, toezicht, vergunningverlening en zelfregulatie voor hoog-risicolaboratoria en gain-of-function-onderzoek?
Als onderdeel van het Nederlandse bioveiligheidsbeleid is in 2013 Bureau Biosecurity opgericht binnen het RIVM. Bureau Biosecurity fungeert als deskundig informatie- en adviesorgaan voor zowel de overheid, als alle andere instellingen in Nederland die werken met risicovolle biologische agentia, kennis, informatie of technologieën. Het bureau tracht tevens de bewustwording te vergroten rondom biosecurity in Nederland en ondersteunt organisaties vrijwillig bij het implementeren van biosecurity maatregelen.
Vindt u dat deze ontwikkelingen voldoende zijn in relatie tot het potentiële gevaar van hoog-risico biolaboratoria en gain-of-function-onderzoek? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is wenselijk om continu te blijven streven naar een hoog niveau van veiligheid en boven de minimale maatstaven te opereren. Er vindt een inventarisatie (door het Ministerie van Justitie en Veiligheid) plaats naar wat daarvoor aanvullend op huidige wet- en regelgeving, toezicht, vergunningverlening en zelfregulatie voor hoog-risicolaboratoria en gain-of-function nog nodig is. Er is tot dusver geen reden om aan te nemen dat het huidige stelsel onvoldoende tegemoet zou komen aan het risico, waarop in de vraag wordt gedoeld, maar mocht genoemde inventarisatie tot een andere conclusie leiden, dan zal daaraan uiteraard gevolg worden gegeven.
Hoeveel hoog-risico biolaboratoria zijn er in Nederland die zich bezig houden met gain-of-function-onderzoek?
Er is geen centraal overzicht van het aantal hoog-risico laboratoria in Nederland, maar niet in elk hoog-risico laboratorium wordt gain-of-function onderzoek uitgevoerd. Aangezien lokale overheden vergunningen afgeven voor hoog-risico laboratoria is er op dat niveau wel een overzicht van de aanwezigheid van hoog-risico laboratoria, maar niet of er wel of geen gain-of-function onderzoek plaatsvindt.
Vindt u het wel of niet noodzakelijk om kennis te hebben van gain-of-function-onderzoek dat wordt uitgevoerd in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Doordat diverse overheden naar de verschillende aspecten die relevant zijn bij gain-of-function onderzoek kijken, wordt de veiligheid voldoende afgedekt. Hierdoor is het niet noodzakelijk dat ik overal van op de hoogte ben.
Kunt u aangeven op welk risiconiveau onderzoek en experimenten worden uitgevoerd in Rotterdam en mogelijk in andere labs in Nederland? Zo nee, waarom niet?
In Nederland wordt er tot en met Bio Safety Level 3 (BSL-3) onderzoek en experimenten uitgevoerd.
Welke gain-of-function-virussen zijn er in Nederland ontwikkeld?
Dit overzicht is er niet. Het is voor de overheid ook niet noodzakelijk een overzicht te bezitten van gain-of-function onderzoeken en welke virussen hiervoor worden gebruikt, aangezien de wettelijke veiligheidsvoorschriften te allen tijde en onverkort van toepassing zijn op basis van risicoafwegingen.
Wordt informatie over de ontwikkeling van gain-of-function-virussen en de potentiële gevolgen voor de volksgezondheid gemeld aan de autoriteiten, in het bijzonder de gezondheids- en veiligheidsautoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Voor een aantal soorten biologische agentia zijn de bedrijven en instellingen die daar mee werken, verplicht om, in het kader van de voorbereiding op de rampenbestrijding, de veiligheidsregio en de burgemeester te informeren over de aanwezige agentia. Organisaties die willen werken met genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) zijn op grond van Besluit ggo verplicht om een biologische-veiligheidsfunctionarissen (BVF) aan te stellen. De BVF houdt intern toezicht op de veiligheid voor mens en milieu ten aanzien van dit soort onderzoeken waarbij ggo’s betrokken zijn. Daarnaast moeten deze organisaties de regels omtrent arbeidsomstandigheden naleven. Hiervoor is een Arbo functionaris aangesteld.
Kunt u aangeven wat de risico’s zijn van hoog-risico biolaboratoria in Nederland en wat de kans erop is? Zo nee, waarom niet?
Biologische agentia, zowel wildtype organismen als genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s), waarmee hoog-risico biolaboratoria in Nederland werken, kunnen buiten de gecontroleerde laboratoriumomgeving schade aanrichten aan mens en milieu. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij een onvoorziene ontsnapping tijdens vervoer tussen laboratoria, bij een poging om de organismen te vernietigen of door moedwillige verspreiding van deze biologische agentia. De risico’s hiervan worden gemitigeerd door gerichte maatregelen.
Op welke manier is Viroscience beveiligd tegen bijvoorbeeld rampen als het neerstorten van een vliegtuig, een overstroming of een stroomstoring? Kunt u deze vraag tevens beantwoorden voor andere hoog-risico biolaboratoria?
Viroscience en andere laboratoria moeten voldoen aan de voor hen geldende bouwvoorschriften. Ik heb geen kennis van aanvullende maatregelen die laboratoria treffen.
Welke noodsituaties zijn denkbaar als er in Rotterdam als een gain-of-function-virus ontsnapt? Kunt u deze vraag aan de hand van scenario’s beantwoorden? Zo nee, waarom wordt er niet met scenario’s geanticipeerd op noodsituaties die specifiek kunnen ontstaan bij hoog-risico biolaboratoria?
De ontsnapping van een dergelijk virus zou kunnen leiden tot een (on)opgemerkte of pas later opgemerkte (mogelijke) besmetting. Uiteraard is dit zeer onwenselijk. Daarom is er in Nederland biosafety wetgeving om dit risico zoveel mogelijk te beperken. Zie verder antwoord 14.
Bent u het ermee eens dat mogelijke virusontsnappingen een zeer specifieke reactie van hulpverleningsorganisaties vraagt? Worden hulpverleningsdiensten getraind om bij dit soort scenario’s op te treden? Kunt u deze vraag specifiek beantwoorden voor calamiteiten als gevolg van het ontsnappen van een gain-of-function-virus?
SARS-CoV-2 is een duidelijk voorbeeld van een virus waarbij er om een dergelijke specifieke reactie van hulpverleningsorganisaties gevraagd is. Ik ben mij ervan bewust dat het belangrijk is om regelmatig onze hulpverleningsorganisaties te laten oefenen en trainen met dit soort scenario’s. Het oefenen door hulpverleningsorganisaties vindt ook regelmatig plaats in wisselende grootte. Daarnaast is de Landelijke Coordinatie Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM 24/7 bereikbaar om overheid en professionals inhoudelijk te adviseren bij het bestrijden van uitbraken van infectieziekten. De LCI heeft diverse draaiboeken klaarliggen voor uitbraken. Als het gaat om de respons op een uitbraak van een virus, maakt het niet uit of dit gaat om een gain-of-function virus of een ander biologisch agens dat bij de mens een ernstige ziekte kan veroorzaken.
Hebben hoog-risico biolaboratoria een meldingsplicht voor calamiteiten als bedrijfsongevallen, incidenten en in het bijzonder ontsnappingen? Zo ja, aan wie en op welke manier is dat geregeld? Kunt u de Kamer een overzicht geven van alle meldingen van de afgelopen vijf jaar? Zo nee, waarom niet? Indien er geen meldingsplicht is van ontsnappingen, waarom is die er niet en vindt u dat zo’n meldingsplicht nodig is?
Alle laboratoria die werken met genetisch gemodificeerde biologische agentia hebben een meldplicht voor dergelijke calamiteiten bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Verder is er het Besluit informatie inzake rampen en crises, waarbij een calamiteit in sommige gevallen aan de burgemeester moet worden gemeld. Tenslotte geldt er voor ARBO ongevallen, waarbij bijvoorbeeld biologische agentia betrokken zijn, een meldplicht richting Inspectie SZW.
Klopt het dat informatie van hoog-risico biolaboratoria geclassificeerd is vanwege de biosecurity-aspecten, en daarmee niet toegankelijk is voor de veiligheidsregio’s? Kunt u dat nader toelichten?
Nee, dat klopt niet. Burgemeesters kunnen er vanuit hun rol binnen hun gemeenten voor zorgen dat de veiligheidsregio’s (door de gemeenten of door de uitvoerende Omgevingsdienst) worden geïnformeerd over en worden betrokken bij de vestiging of uitbreiding van hoog-risico biologische laboratoria.
Kent u het rapport «Hoog-risico biologische laboratoria. Een verkenning van de verantwoordelijkheden en de positie van de veiligheidsregio» van het voormalig Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) d.d. 19 maart 2020? Heeft het kabinet daar een reactie op gegeven? Zo nee, is de Minister bereid daar een reactie op te geven en deze naar de Kamer te sturen?1
Ja, dat rapport is mij bekend. Hierop is geen kabinetsreactie gegeven en momenteel zie ik geen aanleiding om op het rapport een kabinetsreactie aan te bieden. Uiteraard heb ik de inhoud van het rapport ter harte genomen en zal ik het benutten in mijn verdere inzet op de biosafety en -security in Nederland.
Het gebruik van hacksoftware, zoals Pegasus, in Nederland |
|
Jasper van Dijk , Pieter Omtzigt |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Herinnert u zich dat in het regeerakkoord van 2017 is afgesproken: «Voor de uitvoering van de Wet Computercriminaliteit III komt 10 miljoen euro extra beschikbaar. Daarbij zal slechts in een specifieke zaak hacksoftware worden ingekocht door opsporingsdiensten. Leveranciers van dergelijke software worden gescreend door de AIVD en verkopen niet aan dubieuze regimes. Statistieken over het gebruik van hacksoftware worden jaarlijks openbaar gemaakt. Bij de evaluatie van de wet na twee jaar wordt bezien in hoeverre deze regeling de effectiviteit van de wet ernstig aantast. In dat geval wordt alsnog de aanschaf van hacksoftware voor algemeen gebruik overwogen.»?
Ja.
Heeft Nederland in de afgelopen jaren hacksoftware, zoals Pegasus, aangeschaft? Zo ja, wanneer is welke software aangeschaft?
In het algemeen geldt dat het Nederlandse organisaties niet is toegestaan binnen te dringen in geautomatiseerde werken. Uitzonderingen zijn gemaakt voor justitie en politiediensten ter opsporing van strafbare feiten in het kader van de Wet
Computercriminaliteit III (de Wet CCIII), en voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten ter bescherming van de nationale veiligheid in het kader van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2017).
De Wet CCIII vormt de grondslag voor het aanschaffen en inzetten van soft- en hardware door de opsporingsdiensten om binnen te dringen in geautomatiseerde werken. Dit doen de opsporingsdiensten ten behoeve van het uitvoeren van de bijzondere opsporingsbevoegdheid zoals vastgelegd in artikelen 126nba, 126uba en 126zpa. De uitvoering van deze bevoegdheid is centraal belegd bij een technisch team dat is ondergebracht bij de Landelijke Eenheid van de politie. De Wet CCIII is op 1 maart 2019 in werking getreden. Vanaf dat jaar is commerciële binnendringsoftware aangeschaft bij een externe ontwikkelaar.
De politie gebruikt extern ontwikkelde binnendringsoftware voor het uitvoeren van de bijzondere opsporingsbevoegdheid van artikel 126nba Sv. Binnendringen gebeurt met verschillende onderzoeksdoeleinden, te weten: (a) het identificeren van het geautomatiseerd werk of gebruiker en (b) de vastlegging van gegevens. Bestaande doelen zijn (c) tap, opslaan vertrouwelijke informatie, afluisteren, (d) observatie en (e) ontoegankelijk maken. Binnendringsoftware is hierbij een zwaar maar noodzakelijk middel voor de uitvoering van de wettelijke bijzondere opsporingsbevoegdheid die is gebonden aan diverse waarborgen.
Als de officier van justitie bepaalt dat gebruik van binnendringsoftware van een externe leverancier noodzakelijk is, wordt dit centraal bij het OM getoetst alvorens in een specifieke zaak wordt overgegaan tot aanschaf door de politie.
Het verstrekken van informatie aan derden over welke specifieke software de politie beschikt en gebruikt bij de inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid, brengt onaanvaardbare risico’s met zich mee voor de inzetbaarheid van die middelen en daarmee het opsporingsbelang. De verwerving van binnendring soft- en hardware vindt bij de politie onder geheimhouding plaats. Het is voor de afscherming van middelen en methodieken niet mogelijk om openbaar inzicht te geven in welke software de politie gebruikt bij de uitvoering van deze bevoegdheid.
De Wiv 2017 bevat de bijzondere bevoegdheid van het binnendringen van een geautomatiseerd werk ex artikel 45 Wiv 2017. Over de wijze waarop de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gebruikmaken van hun wettelijke bevoegdheden kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan.
Indien hacksoftware is aangeschaft, welke diensten (zoals politie, AIVD, MIVD en NCTV en anderen) hebben gebruik gemaakt van de hacksoftware of hebben er gebruik van kunnen maken?
Ten aanzien van de politie is bekend, zoals onder andere weergegeven in de inspectieverslagen van de Inspectie Justitie & Veiligheid en het jaarverslag Politie dat uw Kamer ieder jaar ontvangt, dat commerciële binnendringsoftware aangeschaft bij een externe ontwikkelaar wordt gebruikt bij de inzet van de bevoegdheid van artikelen 126nba, 126uba en 126zpa.
De AIVD en de MIVD mogen onder strikte wettelijke voorwaarden bijzondere bevoegdheden inzetten ter bescherming van de nationale veiligheid. Deze bevoegdheden zijn in Nederland aan voorwaarden verbonden, die zijn vastgelegd in de Wiv 2017. Voor wat betreft de inlichtingen- en veiligheidsdiensten houden zowel de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) als de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) toezicht op de juiste toepassing van die wet. In het openbaar kunnen de diensten geen uitspraken doen over de inzet van bijzondere bevoegdheden.
De NCTV heeft nooit gebruik gemaakt van binnendringsoftware en zal dat ook in de toekomst niet doen.
Hoeveel geld is in elk van de afgelopen jaren uitgegeven voor de aanschaf van spionagesoftware?
Het is, gezien de wettelijke zorgplicht van de AIVD en de MIVD voor afscherming van de modus operandi, niet mogelijk om openbaar inzicht te geven in uitgaven die verband houden met de inzet van bijzondere bevoegdheden. Hetzelfde geldt voor de politie. Het is voor de afscherming van middelen en methodieken niet mogelijk om openbaar inzicht te geven in de uitgaven voor dit soort software.
Kunt u aangeven waar de beloofde statistieken over hacksoftware gepubliceerd zijn en kunt u ze (nogmaals) naar de Kamer sturen, ook als het gebruik van hacksoftware nul is?
In de jaarverslagen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid staat opgenomen hoe vaak commerciële binnendringsoftware is ingezet. Tevens doet de Inspectie Justitie en Veiligheid hiervan sinds de afgelopen drie jaar verslag inzake het toezicht op de binnendringbevoegdheid van de politie.
Kunt u de jaarstatistieken over het gebruik uitsplitsen naar wie het gebruikt heeft?
Zie antwoorden bij de vragen 2 en 3.
Kunt u de lijst van misdrijven geven waarvoor de hacksoftware is ingezet?
In opsporingsonderzoeken waarin binnendringsoftware is ingezet, was hoofdzakelijk sprake van een verdenking van een combinatie aan strafbare feiten.
Het betrof een combinatie van de volgende artikelen uit het wetboek van strafrecht, de Opiumwet (Ow), de Wet Wapens en munitie (Wwm), de wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet economische delicten (WED):
Is de hacksoftware alleen ingezet bij verdenking van zware misdrijven en/of terrorisme? Zo nee, wanneer is de hacksoftware nog meer inzet?
De bevoegdheid om heimelijk en van afstand binnen te dringen in een geautomatiseerd werk en onderzoekshandelingen te verrichten mag alleen worden ingezet bij ernstige misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is en die gezien de aard of samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
De AIVD en de MIVD doen onderzoek in het kader van de nationale veiligheid waaronder dreigingen voor de democratische rechtsorde. Om de Nederlandse rechtsstaat en democratische rechtsorde te beschermen is het van groot belang om zicht te krijgen en zicht te houden op de dreigingen om ons heen. Om personen waarvan een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid de pas af te snijden of in de gaten te houden, kan de inzet van bijzondere inlichtingenmiddelen (zoals tappen en hacken) essentieel zijn en soms de enige manier waarop de diensten informatie kunnen vergaren over activiteiten, capaciteiten en intenties.
Dat gebeurt altijd onder strikte wettelijke voorwaarden na bindende toetsing vooraf door de TIB en het onafhankelijke toezicht door de CTIVD.
Is hacksoftware ook ingezet tegen advocaten, protestgroepen zonder terroristisch oogmerk en/of politieke groepen? Zo ja, kunt u uw antwoord dan heel precies toelichten?
De verantwoording van de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden door opsporingsdiensten en het openbaar ministerie vindt plaats bij de behandeling van een strafzaak door de rechter. Om die reden kan geen inzage worden gegeven tegen welke specifieke verdachten in opsporingsonderzoeken de bevoegdheid ex art. 126nba Sv is ingezet.
Over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. In zijn algemeenheid hebben journalisten en advocaten binnen de Wiv 2017 extra bescherming. Inzet van bijzondere bevoegdheden op advocaten en journalisten kan namelijk alleen als de rechtbank Den Haag daarvoor toestemming heeft verleend. De jaarverslagen van AIVD en MIVD geven inzicht in de aandachtsgebieden van de beide diensten.
In het kader van opsporingsonderzoeken die door de politie worden uitgevoerd inzake een (mogelijke) strafrechtelijke vervolging door het openbaar ministerie kent de bijzondere opsporingsbevoegdheid van 126nba, 126uba en 126zpa geen uitzonderingen voor advocaten, protestgroepen zonder terroristisch oogmerk en/of politieke groepen. Het vereiste van een voorafgaande rechterlijke toetsing biedt de burger verdere bescherming tegen willekeurige inmenging door de overheid in de privésfeer. Daarnaast gelden voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden ten aanzien van journalisten en advocaten aanvullende waarborgen1.
Voordat wordt overgegaan tot inzet van de bevoegdheid ex artikel 126nba, 126uba, 126zpa vindt een uitgebreid toetsingstraject2 plaats. Dit toetsingstraject geldt voor alle typen zaken waarvoor het is toegestaan om deze bevoegdheid in te zetten.
Wanneer een zaaksofficier voornemens is in een zaak de bevoegdheid ex artikel 126nba, 126uba, 126zpa Sv in te zetten wordt het voornemen voorgelegd aan de rechercheofficier van justitie en de hoofdofficier van justitie van het betrokken parket. Als beiden instemmen, wordt de voorgenomen toepassing ter goedkeuring voorgelegd aan het College van procureurs-generaal (het College). Dit gebeurt door tussenkomst van en na advisering door de Centrale Toetsingscommissie (CTC).
De CTC beoordeelt het verzoek aan de hand van (onder meer) de verdenking, de wet- en regelgeving, proportionaliteit, subsidiariteit, de kans van slagen van de inzet van het middel en eventuele gevoeligheden/risico’s en stelt een advies op voor het College.
Het College beslist, met inachtneming van het advies van de CTC, of de bevoegdheid ex art. 126nba, 126uba, of 126zpa mag worden ingezet. Als het College toestemming heeft verleend, dient de zaaksofficier van justitie een vordering tot machtiging voor het geven van een bevel ex art. 126nba, 126uba, of 126zpa aan de rechter-commissaris te doen. Na machtiging door de rechtercommissaris beveelt de zaaksofficier van justitie de inzet.
Kunt u een lijst geven van Nederlandse staatsburgers waarvan bij u bekend is dat hacksoftware is ingezet, maar deze software niet door de Nederlandse staat is ingezet? Deze lijst kan ofwel vertrouwelijk zijn, ofwel geanonimiseerd, zoals: advocaat, veroordeelde crimineel, militair, activist, journalist, etc.
Het kabinet beschikt niet over een dergelijke lijst waarop gegevens zouden staan van personen die zijn gehackt met het middel.
In november 2021 heeft Apple aangekondigd gebruikers die zijn geïnfecteerd met
Pegasus via een bericht te informeren. In het kader van de weerbaarheid bevorderende taak van de AIVD is eind november 2021 een cyberadvies aan de rijksoverheid gestuurd. Daarin werd rijksambtenaren die een dergelijke melding ontvingen geadviseerd dit via hun beveiligingsambtenaar bij de AIVD te melden. Het kabinet zal via de geëigende kanalen inzicht geven in het aantal meldingen.
Kunt u – zo nodig vertrouwelijk – de screening van de leveranciers door de AIVD aan de Kamer doen toekomen?
De procedure zoals genoemd in het regeerakkoord van 2017 – dat leveranciers van hacksoftware die wordt ingekocht door opsporingsdiensten worden gescreend door de AIVD – wordt door de AIVD uitgevoerd als een naslagverzoek conform de F-taak in de Wiv 2017 onder artikel 8 lid 2f. Dit artikel betekent dat de AIVD in de eigen systemen naar een specifieke persoon of instantie een naslag kan doen op verzoek van anderen, conform de Regeling naslag Wiv 2017. Gezien de wettelijke geheimhoudingsplicht in de Wiv 2017 kan over specifieke naslagverzoeken in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. De Kamer wordt hierover via de geëigende kanalen nader geïnformeerd.
Wordt de in Nederland gebruikte hacksoftware ook verkocht aan dubieuze regimes? Hoe heeft de regering zich daarvan vergewist?
In het Regeerakkoord 2017–2021 is vastgelegd dat leveranciers van hacksoftware die wordt ingekocht door opsporingsdiensten niet mogen leveren aan dubieuze regimes. Zoals aangegeven in de beantwoording van Kamervragen gaat het om landen die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van mensenrechten of internationaal humanitair recht.3 Om deze reden voert de politie een toets uit voordat over wordt gegaan tot de aanschaf van binnendringsoftware. In deze toets wordt de leverancier gevraagd niet te hebben geleverd aan landen waartegen vanuit de EU of de VN restrictieve sancties bestaan en wordt gecontroleerd of in het land waar de leverancier is gevestigd een exportcontroleregime bestaat waar mensenrechten een onderdeel is in de beoordeling voor het verstrekken van een
exportvergunning.4
De politie past dit beleid toe en eist van leveranciers een bevestiging dat niet aan zulke dubieuze regimes wordt geleverd. Aanvullend hierop wordt door de politie deze toets periodiek herhaald.
Klopt het dat de wet computercriminaliteit III op 1 maart 2019 in werking getreden is en dat deze na 2 jaar geëvalueerd zou worden?
De Wet CCIII is inwerking getreden op 1 maart 2019. In het parlementaire debat heeft de toenmalige Minister toegezegd dat een eerste evaluatie van de Wet CCIII al na twee jaar plaatsvindt (in plaats van de gebruikelijke vijf jaar). Bij deze eerste evaluatie wordt gekeken naar één onderdeel van de wet, namelijk de bevoegdheid tot het heimelijk en op afstand binnendringen en onderzoek doen in een geautomatiseerd werk. Het tweede deel van de evaluatie zal zich richten op de gehele wet, inclusief de bevoegdheid tot binnendringen. De in twee delen opgedeelde evaluatie heeft als voordeel dat sommige thema’s die gedurende de eerste evaluatietermijn nog onvoldoende diepgaand aan de orde kunnen komen, bijvoorbeeld omdat de looptijd van het onderzoek relatief kort is en als gevolg daarvan de hoeveelheid empirisch materiaal beperkt, nader kunnen worden onderzocht.
Op welk moment is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) met de evaluatie begonnen en heeft u al een concept van het rapport ontvangen? Zo ja, wanneer?
Het eerste deel van de evaluatie van de Wet CCIII is in 2020 aangevangen en zou eind 2021 zijn afgerond, maar heeft wegens de onvoorziene omstandigheden van de COVID-19 pandemie wat vertraging opgelopen.
Wanneer krijgt u de definitieve versie van het evaluatierapport?
Naar verwachting zal het eerste deel van de evaluatie in de zomer 2022 worden afgerond en vlak na de zomer 2022 gepubliceerd.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Communicatie tussen ministers, staatssecretarissen en ambtenaren en het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kan het kabinet inzage geven in ALLE communicatie tussen Ministers, Staatssecretarissen en ambtenaren (inclusief de president van de Nederlandsche Bank) enerzijds en het World Economic Forum (WEF) anderzijds?
In de bijlagen bij de Kamerbrief van 17 december 2021, die de antwoorden bevat op de vragen 10 en 11 van de Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1162, treft u alle correspondentie aan tussen bewindspersonen en het WEF.
Na december 2021 is sprake geweest van contacten tussen bewindspersonen en het WEF over de deelname aan de jaarvergadering van het WEF in mei 2022. Een voorbeeld van een uitnodiging voor deze jaarvergadering is bij deze brief gevoegd.
Daarnaast is sprake van een veelheid van contacten tussen ambtenaren en het WEF. Het is niet haalbaar om alle stukken die daarbij een rol hebben gespeeld te inventariseren en te toetsen op de aanwezigheid van informatie waarvan de openbaarmaking gelet op het belang van de staat achterwege moet blijven. Dat neemt niet weg dat specifieke en gerichte verzoeken om documenten vanuit uw Kamer zullen worden opgepakt.
Het bericht dat tragische beelden op internet massaal gedeeld worden, tot groot verdriet van nabestaanden. |
|
Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin de familie van de overleden Mourad een emotionele oproep doet de beelden van zijn tragische ongeluk niet meer te delen?1
Ja, ik heb kennisgenomen van deze oproep.
Herinnert u zich de motie Van Nispen2 waarin de regering werd verzocht te zorgen voor een laagdrempelige voorziening, waar slachtoffers van internetcriminaliteit en ernstige privacyschendingen zich kunnen melden voor een snel en goed advies, de privacyschending op internet snel namens hen beëindigd kan worden en zo mogelijk een aanvang kan worden gemaakt met het strafrechtelijk traject? Kunt u aangeven hoe het met de uitvoering van deze motie staat?
Ja, ik herinner mij deze motie. Het nieuwe kabinet heeft middelen ter beschikking gesteld om meer te kunnen doen richting slachtoffers van het delen van online materiaal. Deze middelen zullen deels worden ingezet ten behoeve van de totstandbrenging van een brede laagdrempelige voorziening voor het kunnen melden van (vormen van) onrechtmatige content. Het is mijn ambitie om deze voorziening nog in de huidige kabinetsperiode tot stand te brengen.
Snapt u dat het voor nabestaanden traumatisch is elke keer maar weer geconfronteerd te (kunnen) worden met de beelden van het overlijden van een voor hen dierbare persoon?
Ja, dat snap ik.
Ziet u ook in dat het voor nabestaanden een onbegonnen zaak is elke keer als zij geconfronteerd worden met de beelden, deze beelden te rapporteren, vooral ook omdat de beelden op gigantisch veel platforms kunnen circuleren en dat van hen, met de huidige regelgeving, zou vragen bij alle platforms afzonderlijk, steeds maar weer, de beelden te rapporteren in de hoop dat ze dan verwijderd worden?
Ja, dat beeld deel ik.
Bent u het er mee eens dat het, in het verlengde van de hierboven aangehaalde motie, goed zou zijn als ook voor nabestaanden een laagdrempelige voorziening komt, waar zij zich kunnen melden om de verspreiding van de voor hen traumatische beelden op internet snel een halt toe te kunnen roepen, een voorziening waarbij de nabestaanden ontlast worden zodat zij niet meer elke keer zelf moeten rapporteren en internet content providers gedwongen kunnen worden proactief de beelden te verwijderen van hun platforms?
Ja, daar ben ik het mee eens, voor zover de verplichtingen van platformen in lijn zijn met de bepalingen rond aansprakelijkheid en aanvullende verplichtingen van internet tussenpersonen bij evident illegale content zoals die zijn geschetst in de Digital Services Act.
Wanneer kunnen we een voorstel van de hierboven genoemde strekking van u verwachten?
Het is mijn ambitie om deze voorziening nog in de huidige kabinetsperiode tot stand te brengen en operationeel te hebben, maar ik vraag tegelijkertijd begrip voor het feit dat bij de inrichting van een dergelijk meldpunt zorgvuldigheid dient te worden betracht. Zo zal eerst een juridisch kader dienen te worden ontwikkeld waarbij zonder tussenkomst van de civiele rechter onrechtmatigheid kan worden vastgesteld. Bij de beoordeling van online content dient bij de vaststelling van de rechtmatigheid daarvan ook rekening te worden gehouden met grondrechten als bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrije nieuwsgaring. Daarnaast kan een meldvoorziening alleen succesvol zijn in nauwe afstemming met de internetsector.
De ingrijpende veranderingen in het Langeland Ziekenhuis |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Hoe oordeelt u over de voorgenomen plannen van het Langeland Ziekenhuis om te bezuinigen op de acute verloskunde, de intensive care (IC) en de spoedeisende hulppost?1 2
De voorgenomen plannen van het LangeLand Ziekenhuis houden verband met de plannen van de Reinier Haga Groep (RHG). De RHG onderzoekt momenteel hoe het Reinier de Graaf Ziekenhuis uit de RHG treedt en het HagaZiekenhuis en LangeLand Ziekenhuis gaan fuseren. Voor de vormgeving van de ontvlechting is zorgvuldige besluitvorming en het vinden van voldoende draagvlak vereist. Momenteel wordt gesproken over hoe de ontvlechting vorm gegeven kan worden. In nauwe samenwerking met zorgverzekeraars DSW en Menzis, leidt CZ dit ontvlechtingsproces vanuit de zijde van de zorgverzekeraars. Het voortbestaan van het LangeLand Ziekenhuis is onderdeel van dit gesprek. De RHG heeft mij laten weten dat zij samen met banken en verzekeraars werkt aan een duurzaam en toekomstbestendig ziekenhuis voor Zoetermeer. Zorgverzekeraar CZ heeft laten weten dat de inzet is dat er een ziekenhuisvoorziening blijft in Zoetermeer. Op welke wijze het ziekenhuis zal blijven bestaan is onderdeel van de planvorming en op dit moment nog niet duidelijk.
Is het waar dat in de voorgenomen plannen staat dat de acute geboortezorg op termijn verdwijnt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment is er nog geen besluit genomen over het plan van ontvlechting van de RHG. RHG heeft mij desgevraagd laten weten dat in aanloop naar besluitvorming over de toekomst van het LangeLand Ziekenhuis in de komende jaren een zorgvuldige verkenning wordt gedaan hoe de acute geboortezorg op een verantwoorde wijze wordt vormgegeven. Dit met alle lokale partners uit het geboortezorgnetwerk en in overeenstemming met wet- en regelgeving. Bij eventuele wijzigingen in het acute zorgaanbod moet het Uitvoeringsbesluit Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz, amvb acute zorg) worden gevolgd.
Is het waar dat in de voorgenomen plannen staat dat de IC wordt vervangen door een acute zorgafdeling, wat betekent dat patiënten die gecompliceerde zorg nodig hebben naar een ander ziekenhuis moeten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Is het waar dat in de voorgenomen plannen staat dat de spoedeisende hulppost op termijn na 18.00 simpeler wordt, zodat operatiekamers niet meer bemand hoeven te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Wilt u het vertrouwelijke hoofdlijnenakkoord, dus het document met conceptafspraken van de ziekenhuisbestuurders en de zorgverzekeraars, aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over het vertrouwelijke hoofdlijnenakkoord.
Vindt u het wenselijk dat de interim-directeur voor zowel het Langeland Ziekenhuis als voor het Hagaziekenhuis onderhandelt? In hoeverre is hier sprake van (de schijn van) belangenverstrengeling? Kunt u de Kamer precies informeren over hoe dit zit?3
In de Governancecode zorg 2022, die is ontwikkeld en geactualiseerd door de Brancheorganisaties Zorg4, waarvan de Nederlandse Vereniging van ziekenhuizen (NVZ) lid is, wordt aandacht besteed aan belangenverstrengeling (onderdeel 2.6).
Ik ga ervan uit dat het HagaZiekenhuis en het LangeLand Ziekenhuis de Governancecode zorg 2022 en indien van toepassing haar eigen statuten volgen en aandacht hebben voor eventuele (schijn van) belangenverstrengeling en dat te allen tijde de belangen van de zorgorganisatie, haar patiënten of andere belanghebbenden voorop staan. Ik ga er tevens vanuit dat conform de Governancecode Zorg de raad van bestuur zorg draagt voor zorgvuldige besluitvorming naar procedure, proces en inhoud. De besluitvorming door de raad van bestuur moet toetsbaar zijn voor de raad van toezicht. Een besluit, de adviezen daarover en daar waar van toepassing de goedkeuring door de raad van toezicht worden goed vastgelegd en ook later traceerbaar zijn.
Belanghebbenden bij een zorgorganisatie die op enigerlei wijze nadeel hebben ondervonden van de wijze waarop een zorgorganisatie de Governancecode Zorg 2022 heeft nageleefd, kunnen binnen de grenzen van het daarvoor van kracht zijnde reglement een toetsingsverzoek indienen bij de Governancecommissie Gezondheidszorg.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Zoetermeer niet geïnformeerd is over de voorgenomen plannen van het Langeland Ziekenhuis? Wat is de reden van het Langeland Ziekenhuis om de gemeente hierover niet te informeren?
De onderhandelingen vinden plaats tussen banken, verzekeraars en de RHG. De complexiteit van het proces is groot door enerzijds de splitsing van de RHG en anderzijds de intentie tot fusie van het LangeLand Ziekenhuis en het HagaZiekenhuis.
Na het bepalen van de hoofdrichting is de volgende stap de afstemming met de interne gremia en betrokken zorgverleners buiten de ziekenhuizen en andere relevante stakeholders. RHG heeft mij desgevraagd laten weten dat op een passend moment interne gremia en externe stakeholders zullen worden geïnformeerd over de stand van zaken.
Ik begrijp dat het een taai proces is en begrijp ook dat het voor alle partijen wenselijk is dat er spoedig overeenstemming wordt bereikt. Ik vind het daarom van belang dat partijen goed met elkaar in gesprek gaan over de mogelijkheden en onmogelijkheden. Ook vind ik het van belang dat burgers hierin goed worden betrokken. Daarom hecht ik eraan dat er bij wijzigingen in het aanbod acute zorg wordt gehandeld in lijn met de Amvb acute zorg.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft laten weten dat in algemene zin de samenwerking tussen het ziekenhuis en de stakeholders goed is. Ook is er regulier contact met zowel de IGJ over de kwaliteit van zorg, als de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de continuiteit van zorg.
Wilt u uitzoeken op welke wijze het personeel is geïnformeerd over de voorgenomen plannen en in hoeverre zij hierin betrokken zijn door het bestuur van het Langeland Ziekenhuis?
De RHG heeft mij laten weten dat het personeel van het LangeLand Ziekenhuis is geïnformeerd via een mailbericht uit naam van de directie. Daarnaast hebben recent twee personeelsbijeenkomsten plaatsgevonden waar het personeel geïnformeerd is over de stand van zaken van de onderhandelingen en was er ruim de gelegenheid tot het stellen van vragen volgens de RHG.
Waarom zijn huisartsen niet betrokken bij de toekomstplannen van het Langeland Ziekenhuis?4
Zie mijn antwoord op vraag 7
Wilt u uitzoeken of andere zorgverleners zoals verloskundigen en ambulancepersoneel zijn betrokken bij de voorgenomen plannen en of zij tijdig zijn geïnformeerd over de voorgenomen plannen?
Zie mijn antwoord op vraag 7
Wilt u uitzoeken of met deze conceptplannen ook mogelijke ontslagen worden verwacht?
De RHG heeft mij desgevraagd laten weten dat er geen ontslagen worden verwacht.
Ik ga ervan uit dat de (wettelijke) adviesrechten van de advies- en medezeggenschaporganen bij de besluitvorming gerespecteerd worden. Uitgangspunt in de samenwerking is mijns inziens het gezamenlijke streven om in goed overleg de belangen van de organisatie en haar medewerkers te behartigen.
Wilt u alles op alles zetten om te zorgen dat er geen ontslagen vallen in het Langeland Ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 11
Vinden ziekenhuizen in omliggende steden het wenselijk dat zij het drukker krijgen in de spoedzorg tijdens de avonden, nachten en weekenden? Wilt u dit uitzoeken?
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 aangegeven wordt momenteel gesproken over hoe de ontvlechting vorm gegeven kan worden en is er op dit moment nog geen besluit genomen.
Daarbij wil ik opmerken dat indien er sprake is van wijzigingen in het acute zorgaanbod, er dient te worden gehandeld conform de AmvB acute zorg.
Vindt u het wenselijk dat het Langeland Ziekenhuis voornemens is om bedden weg te bezuinigen, juist in tijden waarin extra IC-bedden heel hard nodig zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het Langeland Ziekenhuis geen bezuinigingen doorvoert en de bestaande zorgvoorzieningen zoals de acute verloskunde, de IC en de spoedeisende hulppost volwaardig overeind houdt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan de betrokken zorgaanbieder en zorgverzekeraars om samen te zorgen voor toegankelijke, kwalitatief goede en betaalbare zorg voor de inwoners uit de regio. Daarbij is de bedrijfsvoering van een zorgaanbieder een verantwoordelijkheid van een zorgaanbieder zelf, waarbij het maatschappelijk belang voorop staat. De NZa ziet toe op onder meer de toegankelijkheid van de zorg. De NZa informeert mij conform de vroegsignaleringsafspraken6, indien dat aan de orde is.
Als het LangeLand Ziekenhuis het aanbod van acute zorg geheel of gedeeltelijk wil beëindigen, moet de besluitvormingsprocedure uit de amvb acute zorg gevolgd worden. Dit houdt onder andere in dat de IGJ geïnformeerd moet worden en dat gemeente en inwoners worden betrokken.
Wilt u de Kamer tijdig op de hoogte brengen van alle stappen die gezet worden in de uitwerking van de plannen door het bestuur van het Langeland Ziekenhuis?
Ik vind het van belang dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars in nauw contact staan met elkaar als het behandelaanbod wijzigt en ik vind het met name van belang dat een patiënt tijdig geïnformeerd wordt over wijzigingen en waar nodig elders terecht kan voor zijn of haar behandeling. Wijzigingen in behandelaanbod vragen om zorgvuldige communicatie richting patiënten, medewerkers en andere betrokkenen.
De IGJ en de NZa houden vinger aan de pols en informeren mij wanneer dat nodig is. Ik zal uw Kamer informeren als dat van toepassing is.
Een VN-rapporteur die sanctiebeleid onderzoekt en haar donateurs |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bezoek van VN-rapporteur Alena F. Douhan aan Iran, waarmee zij aan wil tonen dat sancties slecht zijn voor mensenrechten?1
Ja.
Waarom wordt het optreden van het Iraanse regime en de impact daarvan op mensenrechten niet onderzocht, maar worden sancties juist als slecht geframed?2
Conform de resolutie richt het mandaat zich op mogelijke negatieve gevolgen van sancties, niet op de bredere mensenrechtensituatie in een land (volledige titel mandaat: «Special Rapporteur on the negative impact of the unilateral coercive measures on the enjoyment of human rights»).
De instelling van het mandaat is een uitvloeisel van een breed gesteunde opvatting dat sancties schadelijk zijn voor individuen en hun rechten geschonden worden. De EU zet zich er echter voor in om sancties zo gericht mogelijk te laten zijn, zodat deze de burgers zo min mogelijk treffen. Nederland heeft dan ook tegen de verlenging van het mandaat gestemd in 2020.
Hoewel het mandaat zich niet richt op mensenrechtensituaties an sich, hecht Nederland er belang aan dat een Speciaal Rapporteur in de uitvoering van het mandaat alle relevante feiten en gegevens betrekt om zo tot goed afgewogen bevindingen en aanbevelingen te komen.
Bent u ervan op de hoogte dat de onvrije landen China, Qatar en Rusland de desbetreffende VN-rapporteur en haar onderzoek sponsoren met forse donaties?3
Ja.
Vindt u het ook waanzin dat landen die mensenrechten consequent aan hun laars lappen, en zelf (beoogd) doelwit zijn van sancties, het onderzoek financieren?
Nederland hecht sterk aan de onafhankelijkheid van speciaal rapporteurs. Gezien de beperkte middelen die hen ter beschikking doen speciaal rapporteurs in sommige situaties een beroep op vrijwillige bijdrages om aanvullend onderzoek mogelijk te maken. Vanzelfsprekend moet dit ten dienste staan van het mandaat, en mag dat niet in de weg staan van het onafhankelijk en onpartijdig opereren.
Hoe beoordeelt u het eveneens bizarre feit dat de Belarussische VN-rapporteur wordt bijgestaan door een onderzoeksassistent van de Belarussische Staatsuniversiteit?
Het is niet ongebruikelijk dat het werk een speciaal rapporteur ondersteund wordt door een individuele onderzoeker of onderdeel van een universiteit. Ook hier geldt dat dit de onafhankelijke invulling van het mandaat niet mag compromitteren.
Krijgt het door meerdere sanctiepakketten geraakte regime van Loekasjenko, op deze manier niet een uitgelezen mogelijkheid om het westerse sanctiebeleid te ondermijnen?
Het Kabinet gaat uit van een gedegen uitvoering van ieder mandaat en de onafhankelijkheid van elke speciaal rapporteur.
Deelt u de mening dat de VN zichzelf compleet belachelijk maken met dit soort onderzoeken, die bol staan van de inmenging en beïnvloeding door onvrije landen?
Nee.
Bent u bereid de Nederlandse financiële bijdrage aan het verantwoordelijke VN-departement (het OHCHR) per direct stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Speciaal rapporteurs ontlenen hun mandaat aan een besluit van de VN-Mensenrechtenraad. De OHCHR ondersteunt mandaathouders inhoudelijk en organisatorisch, maar is niet inhoudelijk verantwoordelijk voor de rapportages van de speciaal rapporteurs.
Wilt u in ieder geval het uiteindelijke rapport dat Alena F. Douhan in september publiceert, met uw beoordeling naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland zal kennis nemen van het rapport en na bestudering een reactie uitspreken tijdens de bespreking van het rapport. Zowel het rapport als het Nederlandse en mogelijke EU verklaring in reactie hierop zullen worden gepubliceerd. Een appreciatie van het rapport en de Nederlandse reactie zal met de Kamer gedeeld worden.
De beantwoording van schriftelijke vragen over de aanbesteding van fotografieopdrachten |
|
Joost Sneller (D66), Romke de Jong (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Op welke wijze worden de (administratieve) verplichtingen voortvloeiend uit de huidige raamovereenkomst als belastend ervaren door fotografen? Kunt u dit nader onderbouwen en toelichten?1
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)2 heb ik toegelicht dat een aanzienlijk deel van de 39 fotografen in de huidige raamovereenkomst, grofweg één derde, heeft aangegeven (mondeling en/of schriftelijk) last te hebben van de administratieve verplichtingen in de huidige raamovereenkomst en/of heeft aangegeven de aanbestedingsprocedure zelf als (zeer) belastend te hebben ervaren.
Kunt u de verschillen tussen de huidige raamovereenkomst voor fotografie bij de rijksoverheid en de nieuwe (concept-)raamovereenkomst toelichten? Wat zijn de gevolgen voor de kosten van het Rijk en de te verwachten gevolgen voor de inkomens van de fotografen?
In antwoord op de vragen van de leden Sneller, Wuite, Romke de Jong en Van Weyenberg (allen D66) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten3 heb ik toegelicht dat is gekozen voor een nieuwe opzet, waarbij er geen rechtstreekse contracten meer worden afgesloten met individuele fotografen. Het doel van deze aanbesteding is om één bureau te contracteren dat, in samenspraak met opdrachtgevers, een poule van fotografen selecteert om opdrachten binnen de raamovereenkomst uit te voeren. Fotografen kunnen gezamenlijk, als zij een combinatie vormen, inschrijven als één bureau voor uitvoering van de raamovereenkomst. Wanneer eenmaal een bureau is gecontracteerd voor de raamovereenkomst, kunnen fotografen (die aan bepaalde objectieve eisen voldoen) tijdens de looptijd van de overeenkomst in de poule in- en uitstappen.
Het uurtarief in de nieuwe raamovereenkomst € 109,– excl. btw, voor elk uur dat een fotograaf op locatie foto’s neemt. Dit is inclusief tijd die wordt besteed aan nabewerking, die niet apart in rekening mag worden gebracht. In de huidige raamovereenkomst bedraagt het uurtarief € 117,– excl. btw. Dat is inclusief nabewerking, maar ook inclusief overige taken die in de nieuwe situatie door het bureau in plaats van de fotograaf worden uitgevoerd, zoals planning, administratie, gehele metadatering en aanlevering.
Wat is de toegevoegde waarde van de introductie van een bureau dat fotografen in gaat huren ten opzichte van de huidige situatie waarin de Dienst Publiek en Communicatie van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ-DPC) fotografen inhuurt in opdracht van ministeries?
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)4 heb ik toegelicht dat indien sprake is van een raamovereenkomst met meerdere partijen als uitgangspunt nadere concurrentiestelling dient plaats te vinden (een zogenaamde «mini-competitie», oftewel: een mini-aanbesteding) voor het verstrekken van concrete opdrachten (artikel 2.143, tweede lid, en 2.47, tweede lid, Aanbestedingswet 2012). De huidige raamovereenkomst voor fotografiediensten betreft een raamovereenkomst met meerdere partijen/fotografen, maar gaat uit van het verstrekken van opdrachten zonder nadere concurrentiestelling, omdat nadere concurrentiestelling per fotografieopdracht onmogelijk zou zijn vanwege de doorlooptijd en de onevenredige lasten daarvan voor zowel fotografen als opdrachtgevers. AZ wenst deze wijze van aanbesteden niet te herhalen, omdat deze op gespannen voet staat met de aanbestedingsregels. Ook lijkt het Ministerie Algemene Zaken met die manier van aanbesteden niet optimaal invulling te geven aan de verplichting op grond van artikel 1.6 Aanbestedingswet 2012 om als aanbestedende dienst de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Tegen het licht van de ervaringen met deze werkwijze, en in het licht van de juridische houdbaarheid van deze wijze van aanbesteden, is gekozen voor nieuwe opzet, waarbij er geen rechtstreekse contracten meer worden afgesloten met individuele fotografen.
Fotografen (die aan bepaalde objectieve eisen voldoen) kunnen tijdens de looptijd van de overeenkomst in de poule in- en uitstappen. Daardoor gaat de markt voor fotografen niet op slot tijdens de duur van de overeenkomst.
In de nieuwe situatie worden een aantal taken door het bureau uitgevoerd, zoals planning, administratie, gehele metadatering en aanlevering. Dit ontlast de fotografen.
Hoe verhoudt het naar alle waarschijnlijkheid nieuwe uurtarief zich tot de kosten die moeten worden betaald aan een bureau en wat zijn daarmee de kosten voor het Rijk om een fotograaf in te huren? Hoe verschilt dit van de huidige raamovereenkomst en waarom acht u dit verschil wenselijk?
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)5 heb ik opgemerkt dat het uurtarief in de nieuwe raamovereenkomst € 109,– excl. btw bedraagt voor elk uur dat een fotograaf op locatie foto’s neemt. Dit is inclusief tijd die wordt besteed aan nabewerking, die niet apart in rekening mag worden gebracht. In de huidige raamovereenkomst, waarin géén bureau maar afzonderlijke fotografen zijn gecontracteerd, bedraagt het uurtarief € 117,– excl. btw. Dat is inclusief nabewerking, maar ook inclusief overige taken die in de nieuwe situatie door het bureau worden uitgevoerd, zoals metadatering. In de nieuwe raamovereenkomst komt het uurtarief volledig ten goede aan de ingezette fotograaf. In de nieuwe raamovereenkomst brengt het bureau per opdracht een vaste vergoeding in rekening bij de opdrachtgever, die volledig ten goede komt aan het bureau.
Reiskosten van fotografen zullen worden vergoed met een vaste vergoeding per kilometer. Met betrekking tot parkeerkosten wordt een bepaling in de raamovereenkomst opgenomen dat deze kosten als maatwerkkosten kunnen worden doorbelast aan opdrachtgevers.
Door de inzet van een bureau zullen de kosten voor de rijksoverheid per foto-opdracht naar verwachting gemiddeld stijgen.
Kunt u onderbouwen waarom enkel de onmogelijkheid om het tarief aan te passen er volgens u niet toe leidt dat de aanbesteding via één groot bureau ervoor kan zorgen dat dit bureau marktmacht naar zich toe kan trekken ten opzichte van fotografen? Gaat u ook de andere voorwaarden waartegen een fotograaf kan worden ingehuurd door het bureau voorschrijven?
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)6 heb ik opgemerkt dat de eisen aan fotografen die willen toetreden tot de poule zijn proportioneel en laagdrempelig moeten zijn, en zijn voorgeschreven in de aanbesteding. In ieder geval moeten fotografen voldoende ervaring hebben met fotografieopdrachten vergelijkbaar met de typen/soorten fotografieopdrachten die onderdeel uitmaken van deze raamovereenkomst.
In aanvulling hierop merk ik op dat het selecteren van fotografen voor de poule wordt gedaan door een commissie die in gelijke mate bestaat uit leden afkomstig van het bureau, en leden die werkzaam zijn bij de rijksoverheid. Het selecteren van fotografen voor een opdracht gebeurt conform het omschreven proces in de aanbestedingsstukken. Uitgangspunten daarbij zijn geografische spreiding van fotografen door heel Nederland (korte reistijden) en een zo gelijk mogelijke verdeling van opdrachten tussen fotografen in de poule. Het «matchen» van fotografen vindt, naast geografische spreiding, plaats op basis van geschiktheid van een fotograaf voor de desbetreffende opdracht.
Hoe beoordeelt u de situatie dat fotografen in toenemende mate afhankelijk zullen zijn van deze ene marktpartij, terwijl deze marktpartij de beste kwaliteit moet gaan leveren tegen de laagste prijs? Welke gevolgen verwacht u voor de tarieven voor fotografen?
In de aanbesteding zijn maatregelen genomen om de positie van de fotograaf te beschermen. Om die reden is er een vast uurtarief voor de fotograaf voorgeschreven. In het kader van goed opdrachtgeverschap kan Algemene Zaken gedurende de looptijd van de raamovereenkomst (steekproefsgewijs) gesprekken voeren met fotografen in de poule. Het doel van deze gesprekken is om bij fotografen te verifiëren dat het bureau de afspraken in de raamovereenkomst gestand doet.
Fotografen die opdrachten voor de rijksoverheid willen uitvoeren gaan een zakelijke relatie aan met het te contracteren bureau. In de aanbesteding is voorgeschreven dat opdrachten zo gelijk mogelijk verdeeld moeten worden over de fotografen in de poule. Het tarief dat een fotograaf ontvangt is in de aanbesteding voorgeschreven en komt volledig ten goede aan de fotograaf. En het aantal uren dat een fotograaf wordt ingezet wordt primair door de opdrachtgever bepaald.
Het is niet juist dat het te contracteren bureau per definitie zal werken tegen de laagste prijs. In de beoordeling wordt de geoffreerde prijs voor 15% meegerekend, en kwalitatieve aspecten voor 85%. Bovendien is het uurtarief van de fotograaf voorgeschreven en offreert een bureau enkel de vaste vergoeding per opdracht.
Wat is uw reactie op de stellingname dat fotografen geen verlichting van de administratieve lasten zullen ondervinden, en dat zij zelfs extra administratieve lasten zullen ondervinden, aangezien ze extra administratie zullen moeten bijhouden ten behoeve van het bureau en er een langere lijn tussen de fotograaf en AZ-DPC wordt gecreëerd met als tussenschakel het bureau?
Qua administratieve taken hebben de fotografen in de poule alleen te maken met het bureau, in plaats van met tientallen verschillende rijksonderdelen. Ook speelt het bureau een belangrijke rol bij het aannemen van opdrachten en het doen van de offerte voorafgaand aan een opdracht. Ook het registeren van alle opdrachten ten behoeve van het contractmanagement voor Algemene Zaken hoeft niet meer door de fotografen te worden uitgevoerd. Tevens neemt het bureau de gehele facturatie aan alle rijksonderdelen voor zijn rekening; de fotografen factureren enkel aan het bureau. Een fotograaf in de poule hoeft juist geen extra administratie uit te voeren.
Er wordt geen langere lijn gecreëerd, omdat er nog steeds, na gunning van een nadere opdracht, rechtstreeks contact is tussen fotograaf en opdrachtgever. Alleen het aannemen van een nadere opdracht en het definitief opleveren van de foto’s verloopt via het bureau.
Hoe beoordeelt u dat het subgunningscriterium «beschikbaar stellen van een beeldbank» zeer veel, zo niet alle op één na, partijen uitsluit van deze voorgenomen aanbestedingsprocedure, nu er slechts één partij in Nederland is die aan dit subgunningscriterium zal kunnen voldoen?
Dit subgunningscriterium maakt geen deel uit van deze aanbesteding, zoals ik heb toegelicht in antwoord op de vragen van de leden Nijboer en Gijs van Dijk (beiden PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken en Klimaat over de fotografie-aanbesteding rijksoverheid. Het Ministerie van Algemene Zaken heeft op basis van nadere afwegingen besloten dat de van aanvang gebundeld ingezette opdracht- en beeldbankfotografie in deze aanbesteding worden losgekoppeld. Er zal derhalve één aanbesteding worden doorlopen voor opdrachtfotografie. Daarnaast zullen mogelijk twee afzonderlijke aanbestedingen worden doorlopen voor het contracteren van beeldbankleveranciers voor nieuwsfotografie en thematische fotografie.
Hoe beoordeelt u de stelling dat de fotografen slechts administratief worden verlicht omdat ze geen Europese aanbestedingsprocedure hoeven te doorlopen, maar dat deze verlichting verwaarloosbaar is omdat dit een eenmalig proces betreft?
Zoals ik heb opgemerkt in antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021) hoeven individuele fotografen in deze nieuwe opzet niet langer zelfstandig mee te dingen in een Europese aanbesteding. De individuele fotografen hoeven voorts niet langer rekening te houden met inkoopprocessen en -systemen van afzonderlijke rijksorganisaties. Het uitvoeren van opdrachten wordt makkelijker voor fotografen, omdat lasten inzake bijvoorbeeld portretrecht en AVG en onder meer het gemetadateerd aanleveren van de foto’s worden belegd bij het bureau. Dit alles beperkt de administratieve lasten voor een individuele fotograaf.
Hoe kijkt u naar de extra handelingen die worden geïntroduceerd door het toevoegen van een rol voor een bemiddelingsbureau, door welke partij worden deze kosten gedragen?
Zoals ik heb opgemerkt in antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021 komt het uurtarief volledig ten goede aan de ingezette fotograaf. Het bureau mag per opdracht een vaste vergoeding in rekening brengen bij de opdrachtgever, die volledig ten goede komt aan het bureau. Deze vergoeding aan het bureau staat los van het tarief dat volledig aan de fotograaf toekomt. De kosten voor het bureau en de fotograaf worden gedragen door opdrachtgevers van de rijksoverheid.
Op welke manier is er contact geweest met de 39 fotografen uit de huidige raamovereenkomst over de werkwijze in de nieuwe raamovereenkomst? Wat waren hun reacties en hoe zijn deze meegenomen in de vormgeving van de raamovereenkomst waar de nieuwe aanbesteding op gebaseerd zal worden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Het bericht ‘Verdriet en onbegrip over starre aanmeldprocedure in Ter Apel: 'Niemand kan dit uitleggen'' |
|
Kati Piri (PvdA), Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Verdriet en onbegrip over starre aanmeldprocedure in Ter Apel: «Niemand kan dit uitleggen»»?1
Ja.
Bent u het eens dat gezien het grote gebrek aan opvangplekken en de schrijnende omstandigheden in Ter Apel het onnodig sturen van mensen naar het aanmeldcentrum onlogisch is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nareizigers komen naar Nederland om zich bij een gezinslid te voegen. Het is dan ook verre van ideaal wanneer nareizigers geen gebruik kunnen maken van een bed dat op hen wacht bij familieleden van wie zij gescheiden zijn geweest. Gelet op de situatie in Ter Apel en in het opvanglandschap in het algemeen, telt elk onbeslapen bed. Om die reden is er sinds een aantal maanden voor gekozen dat nareizigers met referent met een woning en die geen tbc-screening nodig hebben zich melden in Zevenaar en vervolgens van daaruit door kunnen reizen naar de referent. Dat is op dit moment echter (nog) niet geregeld voor nareizigers met een referent die bij het COA woont of in de logeerregeling zit.
Ik deel dan ook dat het goed zou zijn als het proces voor nareizigers van wie de referent deelneemt aan de logeerregeling of de hotelregeling en de verblijfplaats van de vreemdeling ook opvangmogelijkheden biedt voor de nagereisde familieleden, niet meer de opvang in Ter Apel zou belasten. Het COA en de IND zijn momenteel de mogelijkheden daartoe aan het verkennen. Inzet is om voor deze doelgroep tot een aanpassing te komen, zoals het zoeken van een aparte locatie, naast Ter Apel.
Ik wil graag toelichten waarom thans ook nagereisde familieleden zich na aankomst in Nederland moeten melden in Ter Apel. Dat mensen naar Ter Apel komen heeft als reden dat iedereen die een asielaanvraag indient, zo ook nareizende familieleden, zich verplicht moeten laten registreren door de IND. Nareizigers hoeven zich niet direct in Ter Apel te melden, maar mogen eerst korte tijd landen bij het gezinslid. Wel is de registratie noodzakelijk ten bate van inschrijving in de BRP en de ontvangst van een BSN, wat essentieel is voor toegang tot sociale voorzieningen. Voorts zal, indien nodig, een TBC-check worden uitgevoerd. Daarnaast wordt de identiteit van de nareiziger gecontroleerd. Dit proces is mede ingericht zodat er zicht wordt gehouden op een ieder die in Nederland verblijft en in het belang van de nationale veiligheid. Ook wordt hierdoor nagegaan of iemand daadwerkelijk uit vrije wil nareist, of dat er mogelijk sprake is van mensensmokkel. In Ter Apel krijgen de nareizigers na hun registratie een beschikking en verblijfsdocument.
Het verblijf in aanmeldcentrum Ter Apel is momenteel niet voor alle nareizigers een verplichting. Sinds begin 2022 wordt, om de druk op de opvangcapaciteit – specifiek in Ter Apel – te verminderen, de registratie en uitreiking van de beschikkingen van nareizigers van referenten met passende huisvesting en waarbij een tbc-screening niet nodig is op afspraak gedaan in Zevenaar. Beoordeling en beschikking vindt daar plaats in de vorm van een ééndaagse procedure. Doordat deze nareizigers kunnen verblijven in de woning van hun referent, hoeven zij geen beroep te doen op de opvangcapaciteit van het COA.
Referenten kunnen in plaats van te verblijven op een locatie van het COA, gebruikmaken van de logeerregeling, wat betekent dat zij verblijven bij familie, vrienden, een gastgezin of in een hotel. Referenten die hier gebruik van maken, zijn niet aangemerkt als referent met passende woonruimte. Nareizigers van deze groep vallen hierdoor nog steeds onder de verantwoordelijkheid van het COA, en zullen worden opgevangen door het COA. Wanneer de nareizigers van referenten die gebruikmaken van deze regeling zich melden in Ter Apel, is bovendien op voorhand niet bekend of de verblijfplaats van de referent eveneens geschikt is voor verblijf van de nareizende familie. Zodoende wordt de nareizende familie in beginsel doorverwezen naar Ter Apel, alwaar zij gedurende het registratieproces verblijven. Het gaat in deze specifieke groep om enkele tientallen nareizigers per jaar. Het COA en de IND streven ernaar om het proces en de opvang van alle nareizigers geen belasting meer te laten zijn voor Ter Apel.
Kunt u toelichten waarom nareizigers, in dit geval de vrouw en zoon van statushouder Mehmet, in afwachting van de afronding van de aankomstprocedure persé bij het aanmeldcentrum moeten verblijven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat zowel voor de nareizigers als voor de opvangsituatie in Ter Apel het beter zou zijn als alle nareizigers niet meer in Ter Apel hoeven te verblijven voor hun aankomstprocedure?
Het registratieproces voor nareizigers duurt in normale omstandigheden slechts enkele dagen. Hoewel dit dus een verblijf van korte duur is, ben ik het met de leden Piri en Kröger eens dat verlichting van de druk op Ter Apel in elke vorm welkom is.
Bent u bereid de verplichting tot verblijf bij het aanmeldcentrum te laten vervallen? Zo ja, op welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te vragen zorg te dragen voor een snelle procedure voor gezinsleden die geen passende huisvesting hebben maar wel vast opgevangen kunnen worden met de Logeerregeling of met de Hotel- en Accommodatieregeling in de gemeente waar ze ook gehuisvest worden zodat ze niet in de (nood)opvang hoeven te verblijven? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik aangeef in mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 5 is het verre van ideaal dat nareizigers geen gebruik kunnen maken van een bed dat op hen wacht bij familieleden, van wie zij gescheiden zijn geweest. Mijn ministerie kijkt continu naar mogelijkheden om met alternatieve opvangvormen de druk op het COA te verlagen.
Bij de logeerregeling gaat het om vergunninghouders die op eigen initiatief bij het COA melden dat zij bij familie en/of vrienden wensen te verblijven of een ander gastgezin. Sinds december 2020 is de logeerregeling periodiek aangepast en versoepeld en het gebruik aantrekkelijker gemaakt. Bijvoorbeeld door invoering van de gedeeltelijk telefonische meldplicht voor vergunninghouders. Ook zijn gemeenten erop gewezen dat zij bij het gebruik van de regeling de kostendelersnorm niet hoeven toe te passen, zodat het gastgezin niet gekort wordt op eventuele uitkeringen. Zoals hierboven aangegeven ben ik met het COA in gesprek om te bezien hoe de logeerregeling – eerder dan nu het geval is – benut kan worden door nareizende familieleden van wie de referent reeds deelneemt aan deze regeling.
De hotel- en accommodatieregeling voorziet gemeenten in de mogelijkheid om vergunninghouders die gekoppeld zijn aan de gemeente, maar nog niet gehuisvest kunnen worden tijdelijk te voorzien van onderdak, op kosten van het rijk. Deze regeling is recentelijk aangepast en de doelgroep uitgebreid naar referenten en nareizigers.2 Hierbij moet ik opmerken dat deelname geschiedt op initiatief van gemeenten.
Hoe gaat u gemeenten stimuleren gebruik te maken van deze mogelijkheden zodat nareizigers al in de gemeenten waar ze in een later stadium worden gehuisvest worden opgevangen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) te vragen zorg te dragen voor snelle afgifte van het verblijfsdocument van nareizigers zodat zij beschikken over een identiteitsdocument en toegang krijgen tot voorzieningen? Zo nee, waarom niet?
De IND doet er alles aan om zorg te dragen voor een snelle afgifte van het verblijfsdocument van nareizigers. Momenteel is er geen wachttijd voor de afgifte van verblijfsdocumenten op locatie voor nareizigers die zich melden in Ter Apel en in Zevenaar. De verblijfsdocumenten worden daar op locatie uitgereikt. Dit is sinds vorige week mogelijk.
Welke andere creatieve oplossingen overweegt u in te voeren, zoals het doen van de aanmeldprocedure op afstand?
Samen met het COA en medeoverheden zoek ik continu naar oplossingen voor de druk op de opvangcapaciteit in het algemeen, en de situatie in Ter Apel in het bijzonder. Bij de suggestie op het doen van een aanmeldprocedure op afstand, betrek ik graag mijn toezegging tijdens het vragenuur van 29 maart jl. om terug te komen op het idee van het lid Piri om asielzoekers die bij vrienden en familie kunnen verblijven, zich digitaal aan te laten melden in afwachting van het eerste gehoor. Hoewel ik het idee van het lid Piri apprecieer, kan ik hier geen gevolg aan geven. Een zorgvuldig registratie- en identificatieproces is noodzakelijk en dat zal ook in de toekomst zo blijven. Niet alle onderdelen van dit proces kunnen standaard op afstand worden afgewikkeld, bijvoorbeeld de eventuele TBC controle, biometrie check en screening in het kader van de nationale veiligheid. Er wordt echter wel continu beoordeeld of dit op punten efficiënter, beter of sneller kan. Daarnaast zou een aanmeldprocedure op afstand, waarbij asielzoekers verblijven bij familie en vrienden of een ander gastgezin, leiden tot een situatie waarin er geen toezicht is op asielzoekers door de ketenpartners en evenmin door gemeenten. Deze groep kan immers nog niet worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Daarmee ontstaat er een risico op oneigenlijk gebruik van de asielopvang en de bijbehorende verstrekkingen.
Klopt het daarnaast dat u voornemens bent alle nareizigers via het aanmeldcentrum in Zevenaar hun aankomstprocedure te laten doorlopen, maar dat dit voorlopig nog niet van de grond is gekomen omdat er geen opvang bij het aanmeldcentrum beschikbaar is en het COA daar niet aanwezig is?
Het registratieproces voor nareizigers duurt in normale omstandigheden enkele dagen. Tijdens dit proces is het dus van belang dat de nareizigers opvang hebben. Voor nareizigers die momenteel in aanmerking komen voor een registratie via Zevenaar, kunnen zich hier melden, omdat het registratieproces en uitreiking van de beschikking voor deze groep nareizigers op één dag kunnen plaatsvinden. De IND heeft de procedure verbeterd waardoor sinds vorige week ook in Zevenaar verblijfsdocumenten op locatie zullen worden uitgereikt. In beginsel hoeven nareizigers dus niet meer langs het IND-loket. Nareizigers van referenten die gebruik maken van de logeerregeling doorlopen evenwel een op aantal punten afwijkend proces. Het is tot op heden niet mogelijk om deze binnen één dag te doorlopen. Dat betekent dat opvang geboden moet worden tijdens dit proces. Het COA heeft in Zevenaar geen opvanglocatie. Het COA en de IND streven er echter wel naar om voor eind 2022 tot een aanpassing te komen in het registratie- en opvangproces van deze groep om dit daarmee geen belasting meer te laten zijn voor de opvang in Ter Apel.
Indien u beschikbare opvang weet te vinden in Zevenaar bent u het dan alsnog eens dat, om situaties waar Mehmet en zijn gezin zich in begeven te voorkomen, een aanpassing van de aanmeldprocedure nodig blijft?
Ja. Hiermee ben ik het eens. Daarbij ben ik met het COA in gesprek hoe deze procedure aangepast kan worden.
De zorgelijke situatie rondom de aanmeldprocedure van nareizigers |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht van EenVandaag over de zorgelijke situatie rondom de aanmeldprocedure in Ter Apel?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht?
Nareizigers komen naar Nederland om zich bij een gezinslid te voegen. Het is dan ook verre van ideaal wanneer nareizigers geen gebruik kunnen maken van een bed dat op hen wacht bij familieleden, van wie zij gescheiden zijn geweest. Gelet op de situatie in Ter Apel en in het opvanglandschap in het algemeen, telt elk onbeslapen bed.
Om die reden is er sinds een aantal maanden voor gekozen om nareizigers met referent met een woning en die geen tbc-screening nodig hebben zich melden in Zevenaar en vervolgens van daaruit door kunnen reizen naar de referent. Dat is op dit moment echter (nog) niet geregeld voor nareizigers met een referent die bij het COA woont of in de logeerregeling zit.
Ik deel dan ook dat het goed zou zijn als het proces voor nareizigers van wie de referent deelneemt aan de logeerregeling of de hotelregeling en de verblijfplaats van de vreemdeling ook opvangmogelijkheden biedt voor de nagereisde familieleden, niet meer de opvang in Ter Apel zou belasten. Het COA en de IND zijn momenteel de mogelijkheden daartoe aan het verkennen. Inzet is om voor deze doelgroep tot een aanpassing te komen, zoals het zoeken van een aparte locatie, naast Ter Apel.
Ik wil graag toelichten waarom thans ook nagereisde familieleden zich na aankomst in Nederland moeten melden in Ter Apel. Dat mensen naar Ter Apel komen heeft als reden dat iedereen die een asielaanvraag indient, zo ook nareizende familieleden, zich verplicht moeten laten registreren door de IND. Nareizigers hoeven zij zich niet direct in Ter Apel te melden, maar mogen eerst korte tijd landen bij het gezinslid. Wel is de registratie noodzakelijk ten bate van inschrijving in de BRP en de ontvangst van een BSN, wat essentieel is voor toegang tot sociale voorzieningen. Voorts zal, indien nodig, een TBC-check worden uitgevoerd. Daarnaast wordt de identiteit van de nareiziger gecontroleerd. Dit proces is mede ingericht zodat er zicht wordt gehouden op een ieder die in Nederland verblijft en in het belang van de nationale veiligheid. Ook wordt hierdoor nagegaan of iemand daadwerkelijk uit vrije wil nareist, of dat er mogelijk sprake is van mensensmokkel. In Ter Apel krijgen de nareizigers na hun registratie een beschikking en verblijfsdocument.
Het verblijf in aanmeldcentrum Ter Apel is momenteel niet voor alle nareizigers een verplichting. Sinds begin 2022 wordt, om de druk op de opvangcapaciteit – specifiek in Ter Apel – te verminderen, de registratie en uitreiking van de beschikkingen van nareizigers van referenten met passende huisvesting en waarbij een tbc-screening niet nodig is op afspraak gedaan in Zevenaar. Beoordeling en beschikking vindt daar plaats in de vorm van een ééndaagse procedure. Ook wordt het verblijfsdocument op locatie uitgereikt aan nareizigers. Doordat deze nareizigers kunnen verblijven in de woning van hun referent, hoeven zij geen beroep te doen op de opvangcapaciteit van het COA.
Referenten kunnen in plaats van te verblijven op een locatie van het COA, gebruikmaken van de logeerregeling, wat betekent dat zij verblijven bij familie, vrienden, een gastgezin of in een hotel. Referenten die hier gebruik van maken, zijn niet aangemerkt als referent met passende woonruimte. Nareizigers van deze groep vallen hierdoor nog steeds onder de verantwoordelijkheid van het COA, en zullen worden opgevangen door het COA. Wanneer de nareizigers van referenten die gebruikmaken van deze regeling zich melden in Ter Apel, is bovendien op voorhand niet bekend of de verblijfplaats van de referent eveneens geschikt is voor verblijf van de nareizende familie. Zodoende wordt de nareizende familie in beginsel doorverwezen naar Ter Apel, alwaar zij gedurende het registratieproces verblijven. Het gaat in deze specifieke groep om enkele tientallen nareizigers per jaar. Het COA en de IND streven ernaar om het proces en de opvang van alle nareizigers geen belasting meer te laten zijn voor Ter Apel.
Hoe oordeelt u over het feit dat door de huidige verplichte registratie mensen naar Ter Apel komen die voor hun onderdak niet afhankelijk zijn van een bed in het centrum, maar met hun komst daar wel een bed bezet houden in een tijd waarin wij ieder bed hard kunnen gebruiken?
Voor mijn oordeel en uitleg over de verplichte registratie van nareizigers in Ter Apel verwijs ik u graag naar mijn antwoord op vraag 2.
In aanvulling daarop geldt dat nareizigers naar Nederland komen om zich bij een gezinslid te voegen en zij zich daarom niet direct in Ter Apel hoeven te melden. Zij mogen eerst korte tijd landen bij het gezinslid. Wel is registratie noodzakelijk ten bate van inschrijving in de BRP en de ontvangst van een BSN, wat essentieel is voor toegang tot sociale voorzieningen. Het verblijf in aanmeldcentrum Ter Apel is momenteel niet voor alle nareizigers een verplichting. Nareizigers waarvan de referent gehuisvest is in een passende woning in een gemeente en niet uit tbc-risicolanden komen, kunnen zich op afspraak melden in Zevenaar ten bate van het gehele registratieproces dat voor deze groep niet in Ter Apel, maar in Zevenaar plaatsvindt. Deze groep kan verblijven bij de referent en hoeft niet door het COA opgevangen te worden. Zoals geantwoord op vraag 2 deel ik dat het wenselijk is dat het proces voor alle nareizigers, dus ook van referenten die gebruikmaken van de logeerregeling of de hotelregeling, niet opgevangen hoeven te worden in Ter Apel. Het COA en de IND zijn momenteel de mogelijkheden daartoe aan het verkennen. Inzet is om voor deze doelgroep tot een aanpassing te komen.
Hoe neemt u verder hierin mee dat nareizigers en gezinsherenigers niet uit beeld verdwijnen aangezien gezinshereniging de reden is dat zij hier zijn?
Zoals beschreven in mijn antwoorden op vragen 2 en 3 komen nareizigers naar Nederland om zich bij een gezinslid te voegen. Daarom hoeven zij zich niet direct in Ter Apel te melden, maar mogen zij eerst korte tijd landen bij het gezinslid. Wel is de registratie noodzakelijk ten bate van inschrijving in de BRP en de ontvangst van een BSN, wat essentieel is voor toegang tot sociale voorzieningen.
Bent u het eens dat het onnodig en problematisch is dat deze nareizigers, mensen die naar Nederland komen om herenigd te worden met hun familie en in veel gevallen weten dat zij recht hebben op verblijf in Nederland, momenteel in Ter Apel moeten verblijven?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Aanvullend hierop voeg ik graag toe dat een zorgvuldige registratieproces van alle nareizigers noodzakelijk is en in de toekomst ook zal blijven. Hierdoor kunnen niet standaard alle onderdelen van dit proces op afstand worden afgewikkeld, bijvoorbeeld de eventuele TBC controle en biometrie check. Er wordt echter wel continu beoordeeld of dit op punten efficiënter, beter of sneller kan. Indachtig de druk die er op Ter Apel en het COA ligt, kan het momenteel bovendien niet zo zijn dat administratieve handelingen er momenteel aan bijdragen dat nareizigers onnodig lang in Ter Apel verblijven. Daarom zal ik onderzoeken hoe met dit proces flexibel kan worden omgegaan, bijvoorbeeld door BRP-inschrijving op een ander moment zeker te stellen.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen dit probleem zo snel mogelijk te verhelpen?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het COA en de IND zijn aan het verkennen hoe middels een aangepast registratie- en opvangproces de instroom van alle nareizigers, dus ook van referenten die gebruikmaken van de logeerregeling of de hotelregeling, op een andere wijze ingericht kan worden.
Welke belemmeringen voorziet u in dit proces en hoe denkt u deze belemmeringen te mitigeren?
Het COA verkent op welke wijze het opvangproces van nareizigers van referenten die gebruikmaken van de hotelregeling of de logeerregeling aangepast kan worden. Daarbij dient ten eerste het liefst voorafgaand aan overkomst van de nareizende familieleden duidelijkheid te bestaan over de verblijfsmogelijkheden voor hen bij de verblijfplaats van de referent. Het COA is bij de logeer- en hotelregeling immers verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van de nareiziger. Zorgvuldige registratie en begeleiding van de nareiziger is essentieel voor het waarborgen van de veiligheid. Denk hierbij aan het inregelen van verstrekkingen, (medische) bijzonderheden, en/of spanningen in de familiare sfeer die duiden op een gewenste scheiding of onveiligheid voor de referent
Hoe staat het verder met de toezeggingen van uw voorganger op onze eerdere vragen over het versimpelen en vaker toepassen van de logeerregeling voor statushouders en de administratieve plaatsing voor asielzoekers? Kunnen dit soort oplossingen ook soelaas bieden bij de problematiek van nareizigers die nog niet onder de procedure vallen?
Bij brief van 22 november 2021 jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd dat in dat jaar bezien is op welke wijze administratieve belemmeringen rondom de logeerregeling weggenomen kunnen worden. Zo is de inhuisregistratie anders ingericht en ook de wooncomponent is (tijdelijk) opgehoogd.2 Sindsdien hebben er gesprekken plaatsgevonden met het COA rondom het verhogen van het gebruik van de logeerregeling en mogelijkheden om de administratieve plaatsing uit te breiden, in de geest van de logeerregeling.
Ten aanzien van het gebruik van de logeerregeling rijst het knelpunt dat dit gebeurt op initiatief van de vergunninghouder. Daarbij leeft onder vergunninghouders het beeld dat hun deelname aan de regeling negatieve financiële consequenties zou hebben voor het gastgezin en dat vergunninghouders bij deelname langer moeten wachten op definitieve huisvesting, waardoor zij van deelname afzien. Eind 2015 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) daarom op verzoek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) in een verzamelbrief aan gemeenten opgenomen dat gemeenten in geval van tijdelijk verblijf de kostendelersnorm niet hoeven toe te passen. Dit verzoek is in 2021 nogmaals gedaan. De betrokken gemeente bepaalt dit uiteindelijk echter zelf. Waardoor het per gemeente afhankelijk is of de kostendelersnorm wordt toegepast. Verbeterde voorlichting over deze regeling en de mogelijkheden per gemeente moet het gebruik toe laten nemen.
Voor wat betreft analoge toepassing van de logeerregeling op asielzoekers komen dezelfde knelpunten naar voren zoals bij het vroegere zelfzorgarrangement. Het gaat hier bijvoorbeeld om asielzoekers die het gastgezin niet wensen te verlaten nadat het recht op opvang eindigt. Hoewel ik een uitbreiding van de regeling voorsta, dient dit zorgvuldig en in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten verder te worden verkend. Omdat het COA reeds beziet hoe het nareisproces en de logeerregeling en de hotelregeling beter op elkaar kunnen aansluiten, voorzie ik bij een uitbreiding van deze regeling voor asielzoekers niet een aanvullend voordeel voor de positie van nareizigers in de asielprocedure. Ik zal uw Kamer informeren wanneer concrete stappen zijn gezet.
Is het ook voor deze groep mogelijk creatief te kijken naar wat wél kan, bijvoorbeeld middels telefonisch melden, zoals eerder ook tijdens de corona periode gebruikelijk was?
Voor vergunninghouders (nagereisde familieleden) is de inhuisregistratie reeds anders ingericht, zoals in het voorgaande antwoord aangegeven. Voor hen vindt de inhuisregistratie deels al plaats via telefonisch melden.
Kunt u toezeggen dat u het op korte termijn mogelijk gaat maken voor nareizigers niet verplicht in Ter Apel te hoeven verblijven, in elk geval zolang de druk op de opvang zo hoog is?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, is verplicht verblijf in Ter Apel niet aan de orde voor alle nareizigers en wordt bezien hoe het proces voor nareizigers van wie de referent deelneemt aan de logeerregeling of de hotelregeling en het gastgezin ook opvangmogelijkheden biedt voor de nagereisde familieleden, aangepast kan worden.
Kunt deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór het commissiedebat Vreemdelingen- en Asielbeleid van 22 juni aanstaande?
Ja.
Het bericht ‘Megaclaim in de maak voor schade door droogte: waterbedrijven voor 300 miljoen aangeslagen.’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Megaclaim in de maak voor schade door droogte: waterbedrijven voor 300 miljoen aangeslagen»?1
Ja.
Bent u het eens met de vragensteller dat het onwenselijk is dat er met deze claim een conflict lijkt te komen tussen schoon en betaalbaar drinkwater enerzijds, en de landbouw anderzijds?
De claim komt voort uit een financiële regeling in de Waterwet om schade die ontstaat als gevolg van vergunde onttrekking van grondwater te compenseren. Er is dus geen sprake van een conflict.
Kunt u aangeven wat de mogelijke gevolgen zijn van dit soort claims voor de drinkwatervoorziening, in het bijzonder in tijden waarin drinkwaterbedrijven al aangeven tegen de grenzen van hun capaciteit aan te lopen?
Deze claim heeft geen gevolgen voor de drinkwatervoorziening. De drinkwaterbedrijven kunnen blijven voldoen aan de leveringsplicht. Wel zorgt het eventueel toekennen van een claim, na positieve beoordeling door de onafhankelijke AdviesCommissie Schade Grondwater (ACSG), voor extra financiële lasten voor de drinkwaterbedrijven.
Kunt u nader duiden wat de juridische grondslag is van deze claims?
In de financiële bepalingen van de Waterwet (hoofdstuk 7, paragraaf 3) is een regeling opgenomen voor schade die optreedt als gevolg van vergunde grondwateronttrekkingen, zowel voor drinkwater als andere toepassingen.
Het kan daarbij gaan om schade aan gewasopbrengst, maar ook om schade aan gebouwen, woningen en natuur. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het vergoeden van die schade.
Verwacht u een toename van dit soort claims, gezien de tijd waarin we leven en waar we door klimaatverandering waarschijnlijk steeds vaker te maken gaan krijgen met dergelijke perioden van droogte? Is het systeem van verhaling van schade zoals dit nu gebeurt volgens u houdbaar?
Deze regeling is bedoeld om schade als gevolg van vergunde onttrekkingen te compenseren. Bij de beoordeling van een claim wordt vastgesteld welk aandeel van de schade aan het gewas is toe te delen aan het neerslagtekort en welk aandeel aan de vergunde grondwateronttrekking. De regeling is daarmee niet bedoeld om schade als gevolg van klimaatverandering en droogte te compenseren.
Dat deze bestaande regeling meer bekendheid krijgt, kan er ook voor zorgen dat er meer claims ingediend gaan worden bij de provincies.
Bent u van mening dat de verdringingsreeks op dit moment voldoende toekomstbestendig is, gelet op situaties zoals deze, waar er steeds vaker competitie dreigt tussen twee belangen? Moet deze bijvoorbeeld worden aangepast, of breder inzetbaar zijn dan alleen voor situaties van watertekort? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u deze aanpassingen aan de Kamer doen toekomen?
Ja, de verdringingsreeks is op dit moment voldoende toekomstbestendig. De verdringingsreeks geeft een prioriteitsvolgorde van maatschappelijke en economische behoeften die bij watertekorten of dreigende watertekorten bepalend is voor het verdelen van het beschikbare oppervlaktewater door de waterbeheerder.
Er is op dit moment geen aanleiding om de verdringingsreeks aan te passen. Er is, conform de aanbeveling van de beleidstafel droogte, in 2020 een nieuwe handleiding2 opgesteld voor de nationale verdringingsreeks. Deze wordt door de zoetwaterregio’s regionaal uitgewerkt.
Voorziet u, door de hierboven aangegeven problematiek, juridische herzieningen om te zorgen voor een systeem waarin de belangen van zowel boeren als drinkwaterbedrijven voldoende geborgd zijn in tijden van droogte? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u deze herzieningen door te voeren?
Met het huidige systeem zijn de belangen van partijen die schade ondervinden door vergunde onttrekkingen voldoende geborgd. Er is op dit moment geen intentie om dit systeem aan te passen.
Kunt u deze vragen voor het aankomende commissiedebat Water op 7 juni 2022 beantwoorden?
Ja.
'plezierhuwelijken' |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Haagse moskee wilde meewerken aan kortstondig uithuwelijken voor seks en geld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het totaal onaanvaardbaar is dat vrouwen – veelal onder dwang – voor korte tijd worden uitgehuwelijkt voor seks en geld? Zo ja, heeft u de bereidheid om de Haagse moskee per direct te sluiten?
Ik deel uw mening dat het onaanvaardbaar is dat vrouwen onder dwang uitgehuwelijkt worden. Nederland treedt streng op tegen huwelijksdwang. Wanneer een huwelijk onder dwang wordt afgesloten, is dit strafbaar in als vorm van dwang (art. 284 Sr). In Nederland is het verboden voor een priester, rabbijn of imam om een religieus huwelijk te sluiten zonder dat daar een burgerlijk huwelijk aan vooraf is gegaan conform art. 449 Wetboek van Strafrecht en art. 1:68 Burgerlijk Wetboek. Een religieus huwelijk zonder een burgerlijk huwelijk, hoe kort ook, is niet wettig.
Indien sprake is van betaalde seks kan worden gesproken over sekswerk. Kenmerkend voor sekswerk is het zich bedrijfsmatig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling. Het moet hierbij gaan om vrijwilligheid en wederzijdse instemming op basis van gelijkwaardigheid. Een klant van een sekswerker die weet of een vermoeden heeft dat er sprake is van dwang, uitbuiting of mensenhandel is strafbaar volgens art. 273g Wetboek van Strafrecht.
Tot slot, is het van groot belang om seksueel geweld, waaronder het dwingen van een ander tot het plegen van seksuele handelingen te voorkomen. Het dwingen – al dan niet door gebruikmaking van de kwetsbaarheid van de ander – tot het plegen van seksuele handelingen, kan het strafbare feit verkrachting opleveren. Indien een ander gedwongen wordt tot seksuele handelingen met een derde en de persoon die de dwang uitoefent daarvan voordeel heeft, kan er sprake zijn van seksuele uitbuiting, dit is strafbaar op grond van artikel 273f Wetboek van Strafrecht.
Op dit moment ziet het Rijk geen aanleiding om de moskee per direct te laten sluiten.
Wilt u laten onderzoeken of het fenomeen «plezierhuwelijken» vaker voorkomt en, als dat het geval is, komen met een plan van aanpak om dit te vuur en te zwaard te bestrijden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Tot op heden heeft het kabinet geen signalen ontvangen dat er in Nederland zogenaamde plezierhuwelijken worden afgesloten. Op dit moment ziet het Rijk daarom geen aanleiding om een onderzoek te starten naar deze vorm van huwelijken.
Het bericht dat mogelijk ook een Nederlandse moskee een rol speelt in constructies voor mensenhandel en prostitutie |
|
Bente Becker (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ruud Verkuijlen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Moskeeën Zweden regelen «plezierhuwelijk» van een uurtje: «Misbruikt voor prostitutie»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze zogenoemde «plezierhuwelijken», waarbij een man en een vrouw voor zeer korte tijd in het huwelijk treden met het doel om betaalde seks te hebben, te allen tijde zouden moeten worden voorkomen in Nederland omdat deze veelal kwetsbare vrouwen vaak hiertoe worden gedwongen en er dus sprake is van mensenhandel en ook omdat het sluiten van religieuze huwelijken zonder dat daar een wettelijk huwelijk aan vooraf is gegaan verboden is in Nederland? Zo nee, waarom niet?
In Nederland wordt alleen het burgerlijk huwelijk wettelijk erkend. In Nederland is het verboden voor een priester, rabbijn of imam om een religieus huwelijk te sluiten zonder dat daar een burgerlijk huwelijk aan vooraf is gegaan conform art. 449 Wetboek van Strafrecht en art. 1:68 Burgerlijk Wetboek. Een religieus huwelijk zonder een burgerlijk huwelijk, hoe kort ook, is niet wettig. Wanneer het huwelijk onder dwang wordt afgesloten, is dit strafbaar in Nederland als vorm van dwang (art. 284 Sr).
Indien sprake is van betaalde seks kan worden gesproken van sekswerk. Kenmerkend voor sekswerk is het zich bedrijfsmatig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling. Het moet hierbij gaan om vrijwilligheid en wederzijdse instemming op basis van gelijkwaardigheid. Een klant van een sekswerker die weet of een vermoeden heeft dat er sprake is van dwang, uitbuiting of mensenhandel is strafbaar volgens art. 273g Wetboek van Strafrecht. Het is van groot belang om seksueel geweld, waaronder het dwingen van een ander tot het plegen van seksuele handelingen, te voorkomen.
Het dwingen – al dan niet door gebruikmaking van de kwetsbaarheid van de ander – tot het plegen van seksuele handelingen, kan het strafbare feit verkrachting opleveren. Indien een ander gedwongen wordt tot seksuele handelingen met een derde en de persoon die de dwang uitoefent daarvan voordeel heeft, kan er sprake zijn van seksuele uitbuiting. Dit is strafbaar op grond van artikel 273f Wetboek van Strafrecht.
Is het juist dat er in Nederland ook dergelijke «plezierhuwelijken» worden afgesloten, zoals uit het Zweedse onderzoek blijkt en welke signalen heeft u hier tot op heden over ontvangen?
Tot op heden heeft het kabinet geen signalen ontvangen dat er in Nederland zogenaamde plezierhuwelijken worden afgesloten.
Bent u bereid om naar deze «huwelijken» (verder) onderzoek te doen gezien de ernst van de situatie en daarbij ook de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste buitenlandse beïnvloeding te betrekken? Kunt u de Kamer op zo kort mogelijke termijn informeren over het tijdspad van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Gezien het feit dat het kabinet – buiten dit artikel – tot op heden geen signalen over plezierhuwelijken heeft ontvangen ziet het Kabinet op dit moment geen aanleiding om een onderzoek te starten naar deze vorm van huwelijken.
Bent u het eens dat dit soort praktijken het belang van financiële weerbaarheid van kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond benadrukken? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om sneller/extra stappen te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 2, 3 en 4 heeft het Kabinet, tot op heden, geen signalen ontvangen dat er in Nederland zogenaamde plezierhuwelijken worden afgesloten. Het bevorderen van de financiële onafhankelijkheid van vrouwen is een belangrijke pijler binnen het emancipatiebeleid van dit kabinet. Het zorgt niet alleen voor meer gendergelijkheid over de hele linie, maar geeft vrouwen de vrijheid om hun eigen keuzes en hun talenten te ontplooien. De exacte maatregelen legt dit kabinet vast in de Emancipatienota, die uw Kamer eind september ontvangt. Hierin zal ook aandacht zijn voor kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond uit gesloten gemeenschappen.
Daarnaast is het voor financiële zelfredzaamheid van vrouwen belangrijk dat zij zelf hun geldzaken begrijpen en kunnen beheren. Om goed mee te kunnen doen in onze samenleving, heb je taal- reken-, digitale en financiële vaardigheden nodig. Wie niet, of onvoldoende, over deze basisvaardigheden beschikt, is vaak minder zelfredzaam, en heeft minder participatie- en ontwikkelingsmogelijkheden. In Nederland vinden we dat iedereen de kans moet krijgen om mee te doen, om te werken, een opleiding te volgen, te stemmen en gezond door het leven te gaan. Daarom is het actieprogramma Tel mee met Taal van de Ministeries van OCW, BZK, SZW en VWS in het leven geroepen.
Voor mensen met geldvragen en geldzorgen zijn in veel gemeenten vrijwilligersorganisaties actief, zoals Schuldhulpmaatje en Humanitas. Verder hebben diverse gemeenten laagdrempelige loketten voor vragen, zoals de buurtteams die in veel gemeenten actief zijn, of specifieke loketten voor geldvragen. Uw Kamer zal voor het einde van de zomer worden geïnformeerd over het meerjarig plan gericht op zelfbeschikking waarin ook specifieke aandacht zal uitgaan naar acties gericht op het verhogen van de financiële zelfredzaamheid van kwetsbare groepen, waaronder kwetsbare vrouwen met een migratieachtergrond uit gesloten gemeenschappen.
Bent u bereid actie te ondernemen richting de genoemde Haagse moskee, die onderdeel is van de Stichting Alcauther door in elk geval de Taskforce Problematisch gedrag en Ongewenste buitenlandse beïnvloeding grondig onderzoek te laten doen, ook naar de financiering van deze moskee, het mogelijk bestaan van een netwerk van mensenhandel rond deze moskee, en het Openbaar Ministerie (OM) te betrekken bij een vermoeden van strafbare feiten, zodat tegen betrokken personen stevig kan worden opgetreden? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het OM heeft laten weten dat er op dit moment geen signalen zijn van strafbare feiten.
De Taskforce PG&OBF doet geen onderzoek naar personen of organisaties, want zij heeft geen eigenstandige onderzoeksbevoegdheden. Het vorige kabinet heeft uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de specifieke problemen omtrent de grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens van een aantal partners. Als gevolg van deze problemen worden sinds april 2021 in Taskforce verband geen persoons- of organisatie duidingen meer gedaan.2 In de Taskforce werken een aantal departementen samen, die gemeenten kunnen voorzien van informatie over (algemene) fenomenen, niet over casuïstiek waarbij persoonsgegevens verwerkt worden. Het principe binnen de Taskforce is dat alle individuele partners in de Taskforce vanuit hun eigen grondslag en bevoegdheden deelnemen aan de Taskforce. De partners in de Taskforce kunnen dus onderzoek doen, indien zij daartoe zelf een grondslag hebben.
Het is aan de gemeente om de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering hierbij te betrekken als zij ondersteuning nodig hebben op fenomeenniveau. Dit is niet gebeurd.
Zal het OM in gevallen zoals deze vervolgen voor seksuele uitbuiting?
Indien er signalen zijn van (seksuele) uitbuiting zal door de politie – onder leiding van het Openbaar Ministerie – een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld. Als er voldoende bewijs is voor seksuele uitbuiting zal – met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel – over worden gegaan tot vervolging.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Eerste Kamer om de Wet Tegengaan huwelijkse gevangenschap vervroegd in werking te laten treden?
Op 1 juni jl. is een novelle bij het wetsvoorstel tegengaan Huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen bij Uw Kamer ingediend. (Kamerstukken II 36 123). De Eerste Kamer heeft de verdere behandeling van het Wetsvoorstel Tegengaan huwelijkse gevangenschap uitgesteld in afwachting van deze novelle.
In het licht van een zorgvuldige wetsbehandeling en de constitutionele verhoudingen tussen Tweede Kamer, Eerste Kamer en regering lijkt het aangewezen om de behandeling van deze novelle af te wachten. Afhankelijk van die behandeling is een spoedige inwerkingtreding van de Wet Tegengaan huwelijkse gevangenschap immers mogelijk.
Wanneer ontvangt de Kamer de weerbaarheidsagenda die volgens het kabinet een oplossing moet bieden tegen dergelijk problematisch gedrag en hoe neemt u genoemde ernstige problematiek daarin mee?
Zoals aangegeven bij vraag 6 zet het Kabinet in op de (financiële) redzaamheid en weerbaarheid van vrouwen. Uiteindelijk is daarmee het doel om weerbaarheid te vergroten, schadelijke praktijken tegen te gaan en zelfbeschikking te stimuleren. De Kamer ontvangt de Agenda Veerkracht en Weerbaarheid na de zomer. Zelfbeschikking is onderdeel van deze agenda.
Bent u het eens dat het hoog tijd is voor meer instrumenten om te kunnen ingrijpen wanneer zich problematisch gedrag in een moskee voordoet? Zo ja, wanneer komt u met de aangekondigde wetgeving om in het geval van problematisch gedrag sancties te kunnen opleggen zoals het verbeurd verklaren en het verbieden van het ontvangen van middelen uit het buitenland?
De aangekondigde wetgeving zoals benoemd in de vraag betreft de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties (hierna Wtmo) die de voormalige Minister voor Rechtsbescherming begin juni 2021 heeft aangekondigd (Kamerstukken 2020–2021, 35 228, nr. 38). Deze voorgenomen wijziging van de Wtmo voegt o.a. een bevoegdheid voor het OM toe om de rechter te verzoeken maatregelen te treffen jegens organisaties die onze democratische rechtstaat ondermijnen. De Wtmo is in november 2020 naar uw Kamer gestuurd waarop uw Kamer in december 2020 verslag heeft uitgebracht. Er wordt gewerkt aan beantwoording van het verslag. De nota van wijziging op de Wtmo is afgelopen augustus 2021 voorgelegd aan de Raad van State voor een adviesaanvraag. Het advies is ontvangen op 17 november jl. en wordt nog verwerkt.
De Wtmo is overigens geen instrument dat is bedoeld om, als er sprake is van ondermijning van de democratische rechtstaat, alleen bij moskeeën in te kunnen grijpen. Álle vormen van ondermijning van de democratische rechtstaat, waarbij financiering een rol speelt, zullen onder de Wtmo kunnen vallen.
Het bericht ‘Minister: 'Rode diesel keert niet terug' |
|
Wybren van Haga (BVNL), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Henk Staghouwer (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Minister: «Rode diesel keert niet terug»»1 ?
Ja.
Deelt u de mening dat onze boeren het door allerlei regelgeving moeilijk hebben in Nederland? Zo ja, wat gaat u concreet doen om de boerenstand beter te beschermen?
De Nederlandse agrarische sector staat voor een ingrijpende transitie. Ten aanzien van regelgeving betekent dit dat er regelgeving is die noodzakelijk is om de landbouw binnen de ecologische grenzen te brengen. Tegelijkertijd is er regelgeving die agrarische ondernemers daarbij helpt, denk aan de regels rond het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken, subsidies zoals het GLB, fiscale regelingen en uitzonderingen op de mededingingsregels waarmee agrarische ondernemers worden gefaciliteerd. Ik vind het dan ook belangrijk om te benadrukken dat boeren er niet alleen voor staan, maar dat de overheid en alle ketenpartijen een verantwoordelijkheid hebben in het lonend maken van duurzaam produceren in Nederland. Ik verwijs daarvoor naar de brief over het perspectief voor de landbouw die ik op 10 juni jl. naar de Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 30 252, nr. 28).
Bent u zich van bewust dat u door uw weigering om rode diesel terug laten keren een ongelijk speelveld creëert voor Nederlandse boeren ten opzichte van boeren in België en Duitsland? Kunt u in uw beantwoording meenemen dat in België nog wel rode diesel te koop is en in Duitsland zelfs een aparte regeling voor boeren geldt, waardoor zij extra korting kunnen krijgen door accijns na het tanken terug te vragen?
Een vergelijking met andere landen voor enkel de mogelijkheid tot gebruik van rode diesel geeft geen goed beeld van de financiële positie van de boeren. De accijns op diesel in Nederland is sinds 1 april jl. met 21% verlaagd. De verlaging van de accijnzen op brandstoffen is onderdeel van een breder pakket aan maatregelen die het kabinet heeft genomen om burgers en bedrijven tegemoet te komen voor de stijgende energieprijzen en de aanhoudende inflatie. Ook de landbouwsector profiteert van de maatregelen uit dit pakket. Daarbovenop zijn er EU-middelen beschikbaar gesteld vanuit de landbouwcrisisreserve. Wij zien geen noodzaak voor een aparte regeling voor boeren.
Heeft u alsnog de bereidheid om een uitzondering voor boeren te maken door gebruik van rode diesel toe te staan?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Zoals hierboven gemeld is de brandstofaccijns al tijdelijk verlaagd waardoor ik geen noodzaak zie voor een herinvoering van rode diesel. De verlaging van de accijns op brandstoffen is onderdeel van een breder pakket aan maatregelen die het kabinet heeft genomen om burgers en bedrijven tegemoet te komen voor de stijgende energieprijzen en de aanhoudende inflatie. Ook de landbouwsector profiteert van de maatregelen uit dit pakket. Daarbovenop zijn er EU-middelen beschikbaar gesteld vanuit de landbouwcrisisreserve.
Het bericht ’Haagse moskee wilde meewerken aan kortstondig uithuwelijken voor seks en geld’ |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Haagse moskee wilde meewerken aan kortstondig uithuwelijken voor seks en geld»?1
Ja.
Deelt u onze afkeer over dergelijke praktijken waarin een machtspositie wordt misbruikt om vrouwen in een kwetsbare positie er toe te brengen seks te hebben tegen betaling?
Ja. Ik vind het van groot belang om seksueel geweld, waaronder het dwingen van een ander tot het plegen van seksuele handelingen, te voorkomen en aan te pakken.
Hoe verhoudt dit fenomeen, waarin kortstondig en tegen betaling een huwelijk wordt gesloten om zo seks tegen betaling te kunnen hebben, zich tot de artt. 273f, 273g en 449 Wetboek van Strafrecht en tot art. 1:68 Burgerlijk Wetboek? Vindt u het wenselijk dat deze artikelen gehandhaafd worden?
In Nederland wordt alleen het burgerlijk huwelijk wettelijk erkend. In Nederland is het verboden voor een priester, rabbijn of imam om een religieus huwelijk te sluiten zonder dat daar een burgerlijk huwelijk aan vooraf is gegaan conform art. 449 Wetboek van Strafrecht en art. 1:68 Burgerlijk Wetboek. Een religieus huwelijk zonder een burgerlijk huwelijk, hoe kort ook, is niet wettig.
Wanneer het huwelijk onder dwang wordt afgesloten, is dit strafbaar in Nederland als vorm van dwang (art. 284 Sr).
Indien sprake is van betaalde seks kan worden gesproken van sekswerk. Kenmerkend voor sekswerk is het zich bedrijfsmatig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling. Het moet hierbij gaan om vrijwilligheid en wederzijdse instemming op basis van gelijkwaardigheid. Een klant van een sekswerker die weet of een vermoeden heeft dat er sprake is van dwang, uitbuiting of mensenhandel is strafbaar volgens art. 273g Wetboek van Strafrecht.
Het dwingen – al dan niet door gebruikmaking van de kwetsbaarheid van de ander – tot het plegen van seksuele handelingen, kan het strafbare feit verkrachting opleveren. Indien een ander gedwongen wordt tot seksuele handelingen met een derde, kan sprake zijn van seksuele uitbuiting. Dit is, als mensenhandel, strafbaar op grond van artikel 273f Wetboek van Strafrecht.
Indien sprake is van strafbare feiten zoals omschreven in bovengenoemde artikelen is het van belang dat hierop wordt gehandhaafd.
Heeft u signalen dat dit op meer plaatsen in Nederland voorkomt en op welke wijze waarschuwt u de bevoegde instanties ter plaatse voor dit ongewenste fenomeen? Welke mogelijkheden ziet u om onderzoek te doen naar aard en omvang van deze en andere vormen van «schijnhuwelijken» in Nederland?2 Bent u bereid hier ook toe over te gaan? Zo nee, waarom niet? Hoe voorkomt u dat fenomeen zich voor blijft doen?
Tot op heden heeft het kabinet geen signalen ontvangen dat er in Nederland zogenaamde plezierhuwelijken worden afgesloten. Op dit moment ziet het Kabinet daarom geen aanleiding om een onderzoek te starten naar deze vorm van huwelijken.
Welke hulpverlening is er beschikbaar voor de betrokken vrouwen en op welke wijze wordt er aan gewerkt dat mogelijke slachtoffers ook daadwerkelijk weet hebben van het hulpaanbod?
Slachtoffers van dreigende huwelijksdwang kunnen terecht bij Veilig Thuis en/of het landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating (LKHA) voor – indien gewenst anoniem – advies en/of ondersteuning. Ook andere personen kunnen bij vermoedens van huwelijksdwang advies vragen bij Veilig Thuis en/of het LKHA. Het Ministerie van VWS werkt samen met partnerorganisaties op verschillende manieren aan de bekendheid van deze hulpverlening. Zo loopt er op dit moment een campagne waarbij middels (digitale) posters en radioberichten aandacht wordt gevraagd voor signalering en preventie van schadelijke praktijken, waaronder huwelijksdwang. Belangrijk is dat professionals zich bewust zijn van het voorkomen van deze vorm van uitbuiting en dit kunnen signaleren. Voor slachtoffers van mensenhandel is zowel opvang als gespecialiseerde hulp, gericht op minderjarigen en volwassenen, beschikbaar.
Voor professionals is de website wegwijzer mensenhandel beschikbaar3. De wegwijzer geeft uitleg over het onderwerp mensenhandel, hoe slachtoffers kunnen worden herkend, wat de verschillende rechten zijn van slachtoffers van mensenhandel en op welke regelingen zij aanspraak kunnen maken. Op de website staat ook een overzicht van alle zorgcoördinatoren per provincie. Zorgcoördinatoren zijn organisaties met specialistische kennis over het hulp- en zorgaanbod voor slachtoffers mensenhandel in een bepaalde regio.
Er zijn verschillende organisaties die slachtoffers van mensenhandel identificeren en helpen. Bijvoorbeeld het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). Deze organisatie zorgt dat de slachtoffers worden verwezen naar de juiste zorginstelling.
Woningverbeteringssubsidie Groningers |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwste smoes: «Ik vond het netter uw Kamer niet tijdens het reces te informeren»»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Deelt u bij nader inzien de mening dat dit, zeker gezien het feit dat het kabinet in het meireces 167 brieven aan de Kamer verstuurde en 367 Kamervragen heeft beantwoord of uitstel voor beantwoording heeft gemeld, wel een hele slechte smoes was om uw tekortschietende handelen inzake de woningverbeteringssubsidie te maskeren? Zo ja, wilt u toezeggen om nooit meer op de proppen te komen met dit soort smoesjes?
Nee, deze mening deel ik niet.
Waarom kiest u ervoor om de woningverbeteringssubsidie gefaseerd uit te keren, daar waar u eerder 1 mei als deadline had?
De motie-Beckerman c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 978) verzocht mij voor 1 mei jl. de Kamer te informeren over het Plan van Aanpak voor de woningverbeteringssubsidie. De datum van 1 mei was daarmee niet als deadline gesteld om de woningverbeteringssubsidie open te stellen. Ik hecht er belang aan dat eigenaren zo spoedig mogelijk de subsidie kunnen aanvragen en ontvangen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat bij de vormgeving van de volgende openstelling nadrukkelijk de ervaringen van de eerdere rondes van de subsidieregeling zijn betrokken, de openstelling gedegen wordt voorbereid en uitvoerbaar is voor het SNN. Zoals gesteld in de TK-brief (Kamerstuk 33 529, nr. 1021) wordt de subsidieregeling conform het advies van het SNN vanaf 6 juli 2022 gefaseerd opengesteld.
Wilt u alsnog toezeggen om voor het zomerreces alle woningverbeteringssubsidie uitgekeerd te hebben? Wilt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Deze vraag heeft u eerder gesteld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2832) en in mijn beantwoording heb ik het aanvraag- en beoordelingsproces met de daarbij behorende termijnen beschreven. Het SNN zet erop in om de aanvragen zo snel mogelijk te behandelen.
Het VN-Onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Klopt het dat het onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen is beëindigd en, zo ja, kunt u aangeven wat de reden daarvan is geweest?1
Dat klopt. Het mandaat van de Group of Eminent International and Regional Experts is beëindigd, omdat het in de 48e zitting van de VN-Mensenrechtenraad niet mogelijk bleek om de vereiste meerderheid voor verlenging van het mandaat te behalen.
Klopt het dat er door bepaalde partijen voor gepleit is dit onderzoek te beëindigen? Klopt het, zoals de schrijvers van een opinieartikel in de Volkskrant2 stellen, dat het onderzoek na een intensieve lobby onder leiding van Saoedi-Arabië, is beëindigd?
Het mandaat van de Group of Eminent Experts is op 11 oktober 2021 beëindigd, mede dankzij een intensieve lobby vanuit de Arabische groep. De uitkomst van de hoofdelijke stemming over de desbetreffende resolutie is terug te vinden op de website van de VN-Mensenrechtenraad.
Bent u het eens met de stelling dat als gevolg van het VN-onderzoek en de media-aandacht destijds, het geweld, en dus ook het aantal burgerslachtoffers, soms behoorlijk afnam? Erkent u de meerwaarde van een dergelijk onderzoek?
Aandacht voor en onderzoek naar oorlogsmisdaden, schendingen van internationaal recht en mensenrechten is essentieel voor het tegengaan van straffeloosheid en draagt indirect bij aan het voorkomen van verder geweld en burgerslachtoffers. Dit geldt ook voor het onderzoek van de Group of Eminent Experts naar Jemen.
Zou u er voorstander van zijn dat dit onderzoek opnieuw wordt voortgezet? Zo ja, bent u bereid om dit in de eerstvolgende vergadering van de VN-Mensenrechtenraad voor te stellen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich de afgelopen jaren intensief ingezet om via multilaterale initiatieven straffeloosheid in Jemen tegen te gaan. Dit heeft geleid tot het onafhankelijk en internationaal onderzoek naar mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in Jemen door de Group of Eminent Experts. Tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad in oktober 2021 bleek dat er geen vereiste meerderheid was om het mandaat van de Group of Eminent Experts te verlengen. Nederland heeft vervolgens, samen met gelijkgezinde landen, de noodzaak van het tegengaan van straffeloosheid in Jemen benadrukt in twee gezamenlijke verklaringen: in New York (Derde Commissie, oktober jl.) en in Genève (de 49e Mensenrechtenraad, maart jl.).
Gelet op de huidige samenstelling van de Mensenrechtenraad, acht Nederland de kans van slagen van een nieuw initiatief in de aankomende vergadering zeer klein. Gelijkgezinde landen delen deze inschatting. Op basis van de bovenstaande analyse heeft Nederland besloten geen initiatief te nemen tijdens de aankomende Mensenrechtenraad. Gelijkgezinde landen hebben om vergelijkbare redenen aangegeven dat zij ook geen initiatief zullen nemen.
Het tegengaan van straffeloosheid in Jemen blijft echter onverminderd belangrijk. Daarom maakt Nederland extra middelen uit het Mensenrechtenfonds beschikbaar voor lokale initiatieven die hierop gericht zijn. Ook zal Nederland het belang van het tegengaan van straffeloosheid in internationale fora en in bilaterale gesprekken blijven benadrukken. Verder blijft Nederland, in nauwe samenwerking met gelijkgezinde landen, zoeken naar mogelijkheden om te komen tot een VN gemandateerd onderzoek.
Verre reizen naar pinautomaten |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Bijna 10 duizend Groningers wonen te ver van pinautomaat»?1
Ja.
Bent u het ermee eens dat contant geld een basisvoorziening is?
Contant geld is een wettig betaalmiddel en vervult een belangrijke rol in onze samenleving. Ik hecht er grote waarde aan dat iedereen mee kan doen in onze maatschappij. Voor een deel van de consumenten is de mogelijkheid om contant te betalen daarvoor van groot belang. Voldoende toegang tot voorzieningen om contant geld op te nemen is een belangrijke randvoorwaarde hiervoor. Om die reden heeft het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), een overlegplatform waar zowel aanbieders als afnemers van het betalingsverkeer zijn vertegenwoordigd, een aantal jaren geleden de zogenoemde vijfkilometernorm afgesproken. Dit betekent dat vrijwel elk huishouden in Nederland binnen een straal van vijf kilometer toegang moet hebben tot een geldautomaat.2
In juli 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de toekomst van de chartale infrastructuur in Nederland.3 Uit dit rapport kwam onder andere naar voren dat, door het dalend gebruik van contant geld de afgelopen jaren, de chartale infrastructuur onder druk is komen te staan en afspraken tussen de betrokken partijen noodzakelijk zijn om het functioneren van contant geld te waarborgen.
Op 8 april jl. heb ik het Convenant Contant geld aan uw Kamer aangeboden, dat onder leiding van DNB tot stand is gekomen.4 Dit Convenant is op vrijwillige basis gesloten tussen de belangrijkste partijen uit het betalingsverkeer, de banken, chartale dienstverleners, de vertegenwoordigers van toonbankinstellingen, verschillende groepen consumenten en DNB.
In het Convenant zijn o.a. afspraken opgenomen over de kwaliteit en de kosten van de chartale dienstverlening door banken. De afspraken in het Convenant hebben als doel dat contant geld goed blijft functioneren als toonbankbetaalmiddel, ook als geleidelijk steeds meer elektronisch betaald wordt, en voorzien wordt in de benodigde infrastructuur om dit te bereiken.
In het convenant worden onder meer afspraken gemaakt, in beginsel voor de komende vijf jaar, over de kwaliteit van de chartale dienstverlening (de vijfkilometernorm is hierin opnieuw opgenomen), terugvalopties voor het pinverkeer, een inclusief en toegankelijk betalingsverkeer, het tariferingsmodel van de banken voor chartale dienstverlening, de poortwachtersfunctie van banken bij chartale dienstverlening, de acceptatie van contant geld, de dienstverlening en continuïteit van de chartale dienstverleners, veiligheid, en de monitoring, status en looptijd van het convenant. Daarnaast laat mijn ministerie, samen met DNB, dit jaar onderzoek doen naar hoe het publiek belang van contant geld ook na het Convenant geborgd kan worden. Ik zal de uitkomsten van het onderzoek delen met uw Kamer.
Waarom wordt de norm in zoveel delen van Nederland, in het bijzonder in het Noorden, niet gehaald?
In het Convenant zijn bereikbaarheid- en beschikbaarheidsnormen opgenomen voor geldopname-automaten en afstortautomaten. Afgesproken is dat Geldmaat een minimum aantal geldautomaten zal realiseren en handhaven per functionaliteit, zoals het opnemen van bankbiljetten. Daaronder valt de bereikbaarheidsnorm dat 99,76% van de inwoners van Nederland binnen een straal van 5 km van hun woonadres toegang hebben tot een geldautomaat.
Ik vind het belangrijk dat er een goede toegang is tot contant geld en dat Geldmaat bij het plaatsen van haar geldautomaten de vijfkilometernorm aanhoudt en een evenwichtige spreiding nastreeft.
Het doel van het plaatsingsbeleid van Geldmaat is het creëren van een landelijk dekkend netwerk van geldautomaten en het in stand houden van dit netwerk. Van Geldmaat begrijp ik dat zij bij het plaatsen van nieuwe geldautomaten kijkt naar de vijfkilometernorm en naar de vraag naar contant geld. In stedelijke gebieden ligt de nadruk meer op het realiseren van voldoende geldautomaten om alle transacties in deze gebieden te kunnen opvangen. In de rurale gebieden ligt vooral de nadruk op aanwezigheid (bereikbaarheid) van geldautomaten.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat meer dan 95% van de geldopnames plaatsvindt in combinatie met boodschappen doen. Daarom kijkt Geldmaat voor de keuze van locaties van automaten ook of er ook andere voorzieningen zijn, aangezien juist op die plekken behoefte is om geld op te nemen en het ter plaatse uit te kunnen geven. Inwoners die buiten de 5 km-norm vallen, reizen voor hun dagelijkse voorzieningen veelal ook meer dan 5 kilometer hemelsbreed. Geldmaat plaatst daarom, in navolging van de banken, geldautomaten bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de voorzieningen waarop deze inwoners zijn aangewezen voor hun dagelijkse boodschappen, zodat zij daar niet extra voor hoeven te reizen. Op het moment dat er geen andere voorzieningen zijn en/of de vraag naar contant geld naar verhouding klein is, kan een geldautomaat soms alsnog wenselijk zijn als de afstand tot de volgende groot is.
De afgesproken bereikbaarheidsnormen gelden voor Nederland als geheel en niet per gemeente of provincie. Provincies met veel rurale gebieden (zoals Groningen of Friesland), of relatief grote gemeenten (zoals Zeeland) hebben in verhouding meer inwoners die buiten de 5 km-norm vallen dan een provincie met veel stedelijk gebied (Noord- en Zuid-Holland, Utrecht).
Daarbij is van belang dat de huidige 5 km-norm geldt sinds 2016. Hierdoor is, ondanks het dalende gebruik van contant geld, het percentage mensen dat binnen 5 kilometer geen geldautomaat zou mogen hebben, in 5 jaar tijd niet afgenomen.
Wat vindt u ervan dat in de gemeente Oldambt bijna tien procent van de mensen meer dan vijf kilometer moet reizen, terwijl de landelijke norm 0,24 procent is? Wordt de regio hier niet verwaarloosd?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat mensen in de regio letterlijk mijlenver moeten reizen om aan de basisvoorziening contant geld te komen?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is de Geldmaat destijds ingevoerd? Die zou er toch voor zorgen dat er geen pinautomaten van verschillende banken meer naast elkaar zouden staan, maar wel landelijke dekking worden geboden?
In 2011 is Geldservices Nederland (GSN), de voorganger van Geldmaat, opgericht door drie grootbanken5 om de geldautomatenparken efficiënter in te richten en de kosten daarvan te reduceren. Hiertoe hebben de drie grootbanken hun geldautomaten bij Geldmaat ondergebracht en werd een efficiëntieslag mogelijk door het «ontdubbelen» van geldautomaten die dicht bij elkaar stonden.
De eerder aangehaalde bereikbaarheidsnorm is in 2013 door het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) geïntroduceerd bij een afnemend aantal geldautomaten, gebaseerd op de landelijke situatie en spreiding van dat moment. In de bereikbaarheidsmonitor 2016 werd het percentage van 99,76% van de mensen binnen de 5 km-norm gerealiseerd (zie Bereikbaarheidsmonitor6). Die situatie mocht niet verslechteren, zo sprak het MOB destijds af. Bij overname van bancaire automaten door Geldmaat (vanaf 2019) is de norm gehandhaafd en zelfs iets aangescherpt, door het her- of verplaatsen van geldautomaten in een aantal regio’s waar daar inmiddels mogelijkheden voor waren ontstaan. De bereikbaarheidsnorm is gehandhaafd in het recente Convenant Contant geld.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat juist in de regio waar voorzieningen al onder druk staan ervoor te zorgen dat er voldoende pinautomaten zijn? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Financiën en DNB zetten zich in algemene zin in voor een toegankelijk betalingsverkeer, waaronder het chartale betalingsverkeer. In het Convenant zijn duidelijke afspraken gemaakt over de bereikbaarheidsnormen van geldautomaten en ik hecht eraan dat deze afspraken worden nagekomen.
Het exacte plaatsingsbeleid is aan Geldmaat zelf. Het landelijke karakter van een deel van de provincies maakt dat bewoning in de rurale gebieden meer versnipperd is en dat bemoeilijkt het plaatsen van geldautomaten op geschikte locaties in rurale woonkernen.
Geldmaat heeft aan mij aangegeven rurale gebieden die zich buiten de 5 kilometer-straal bevinden te blijven monitoren en wanneer zich een mogelijkheid voordoet, is Geldmaat bereid een plaatsing te realiseren. Dit moet wel op een goede en veilige locatie zijn, met voldoende openingstijden en liefst in combinatie met lokale winkels.
In de meest recente Bereikbaarheidsmonitor7 had Geldmaat het normpercentage behaald (ultimo 2020: 99,78%). Van Geldmaat begrijp ik dat deze dekking per 1 juni jl. 99,7% is. In een aantal gebieden worden nog geldautomaten bijgeplaatst.
Ingevolge de convenantafspraken zal DNB de dekkingsgraad maandelijks blijven monitoren op basis van rapportages van Geldmaat. In bilaterale gesprekken tussen DNB en Geldmaat wordt nu invulling gegeven aan de convenantafspraken, waaronder ook de maandelijkse rapportages met gerealiseerde bereikbaarheidspercentages. Zodra blijkt dat de bereikbaarheidsnorm niet wordt behaald dient Geldmaat automaten bij te plaatsen of te herplaatsen om weer op of boven de norm te komen.