Het bericht dat de minister van Defensie niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019 |
|
Isabelle Diks (GL), Bram van Ojik (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Nederlandse Minister van Defensie, in tegenstelling tot wat in de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2019 staat vermeld, niet aanwezig was bij de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken op 20 november 2019?1
Ja.
Klopt het dat zij, zoals Trouw meldt, afwezig was «om zich in Den Haag te concentreren op de beantwoording van de Kamervragen over het bombardement en een debat over de kwestie»?
Ja, de Minister van Defensie hield rekening met een mogelijke wens van uw Kamer om op korte termijn een debat te voeren over de transparantie over burgerslachtoffers en heeft daarom besloten om niet naar Brussel af te reizen.
Zo niet, wat was dan de reden dat de Minister van Defensie, die immers de Minister van Buitenlandse Zaken zou vervangen, afwezig was?2
Zie antwoord vraag 2.
Wie heeft de Minister van Defensie uiteindelijk vervangen?
De permanente vertegenwoordiger van Nederland bij de NAVO heeft namens de Minister van Buitenlandse Zaken aan de NAVO-vergadering deelgenomen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor dinsdag 26 november 2019?
Ja.
Het bericht dat het JSF-project opnieuw honderden miljoenen duurder uitvalt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat uw dramatisch wanbeleid wederom in de spotlights staat, ditmaal vanwege het bericht dat de vliegende Titanic opnieuw honderden miljoenen duurder uitvalt?1
Ik ben bekend met het artikel waar uw Kamer aan refereert.
Vindt u het geen ode aan de domheid dat geen vaste prijs is bedongen en valutarisico's niet zijn weggecontracteerd? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt deze gang van zaken zich met de doelmatige besteding van overheidsgelden en de te berachten zorgvuldigheid conform het aanbestedingsrecht?
Het Amerikaanse F-35 Joint Program Office (JPO) onderhandelt namens alle partners in het F-35 programma met de industrie over de stuksprijzen. Deze stuksprijzen in dollars zijn in de afgelopen jaren voor alle partners gedaald en het is de algemene verwachting dat de stuksprijs van de toestellen in de komende jaren verder daalt en/of stabiliseert.
Zodra financiële verplichtingen worden aangegaan, sluit Defensie conform de Regeling Financieel Beheer van het Rijk (artikel 2.4) termijnvalutacontracten af om het valutarisico te beheersen. Om financiële mee- en tegenvallers in de wisselkoers op te vangen, heeft Defensie de zogeheten reservering «reserve valutaschommelingen». Wisselkoerstegenvallers worden vanuit deze reservering gedekt, wisselkoersmeevallers komen ten gunste van deze reservering. De reserve was niet voldoende om de totale geraamde valutategenvaller voor de planperiode van 15 jaar op de Defensiebegroting 2020 te compenseren en is volledig uitgeput. Het kabinet onderzoekt op welke manier de schokbestendigheid van de Defensiebegroting tegen valutaschommelingen verder kan worden vergroot.
Bewijzen de vele prijsstijgingen, tezamen met het blijven investeren in slecht buitenlands materiaal (onder andere de vliegende Titanic), dat het materiaalbeleid door en door verrot is en mogelijk beheerst wordt door perverse prikkels (zoals bijvoorbeeld vriendjespolitiek)? Zo nee, waarom niet?
Defensie investeert in personeel en in de materiële versterking van de krijgsmacht, zodat Defensie nog beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren. In het door de Minister-President ingediende Nationaal Plan is (Kamerstuk 28 676, nr. 308) aangegeven om door middel van investeringen de slagkracht van de krijgsmacht te versterken. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten. Bij investeringen staat Defensie altijd het best mogelijke materieel voor de beste prijs voor.
Zoals in de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35 (Kamerstuk 26 488, nr. 451) gemeld, ontwikkelt de stuksprijs van de F-35 in dollars zich tot op heden gunstig. Als de raming voor de investeringen voor 37 F-35 jachtvliegtuigen (inclusief de risicoreservering) wordt afgezet tegen het beschikbare investeringsbudget is er momenteel sprake van een positief saldo van € 115 miljoen.
Schaamt u zich niet dat Defensie blijft investeren in een verouderd bouwpakket dat bij het minste of geringste roest, terwijl de samenleving schreeuwt om grensbewaking en degelijk materiaal?
Nederland verwerft 37 plus 9 additionele vijfde generatie F-35 jachtvliegtuigen. De aanschaf van in totaal 46 F-35 vliegtuigen draagt bij aan de versterking van de Nederlandse krijgsmacht, zodat Defensie beter in staat is de grondwettelijke taken uit te voeren. In 2013 heeft Defensie de kosten-batenanalyses uit 2001 en 2008 geactualiseerd, waaruit bleek dat de F-35 nog steeds het beste product voor de beste prijs is. Dit is tevens door de Algemene Rekenkamer gevalideerd (Kamerstuk 33 763 nr.2.
Bent u bereid het JSF-project in de burn pit te gooien en de investeringen terug te vorderen, desnoods door inzet van juridische middelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is sterk gecommitteerd aan het F-35 programma. Met het Nationaal Plan (Kamerstuk 28 676, nr. 308) heeft het kabinet de politieke intentie uitgesproken om structureel te investeren in een aantal prioritaire capaciteiten die aansluiten bij de capaciteitendoelstellingen van de NAVO. Met de capaciteiten van de Nederlandse F-35 vliegtuigen geven we invulling aan meerdere doelstellingen van de NAVO. De aanschaf van additionele F-35 jachtvliegtuigen is één van de geïdentificeerde prioriteiten.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
De Zembla-uitzending ‘Doelwit Volkel’ |
|
Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van de uitzending «Doelwit Volkel», over Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel?1
Ja.
Klopt het dat Nederland geen vetorecht heeft bedongen bij het inzetten van Amerikaanse kernwapens vanaf de vliegbasis Volkel?
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Wat houdt dit in? Betekent dit dat, wanneer de president van de Verenigde Staten besluit dat de Koninklijke Luchtmacht kernwapens moet afgooien, een Nederlandse vlieger dat heeft uit te voeren? Of is bij de kernwapentaak voorzien dat Nederland altijd kan besluiten om zelf af te zien van het inzetten van kernwapens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de toenmalige Minister van Defensie in 1960 al openlijk aangaf dat Nederland onderdak bood aan Amerikaanse atoombommen?
Voor de uitspraken van Minister Visser verwijs ik u naar de handelingen van uw Kamer. Zoals hierboven beschreven doet de regering geen mededelingen over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Bent u, in het kader van meer transparantie, bereid in elk geval de aanwezigheid van kernwapens in Nederland te bevestigen, los van aantallen of locatie? Zo nee, bent u dan bereid binnen de NAVO en bij de VS te pleiten voor deze vorm van transparantie voor Nederland, naar voorbeeld van Duitsland? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Knops ter zake?2
Zoals hierboven beschreven kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens geen mededelingen worden gedaan.
Conform de motie Knops heeft Nederland zich herhaaldelijk ingezet binnen de NAVO en bij de VS voor het moderniseren van deze geheimhoudingsafspraken in het licht van de huidige tijd. Helaas krijgt Nederland geen enkele bijval voor het aangaan van een discussie over het eenzijdig vergroten van de transparantie binnen de NAVO. De assertieve nucleaire houding van Rusland en de verregaande nucleaire geheimhouding door Rusland liggen hieraan ten grondslag. Nederland blijft dit standpunt echter onverminderd uitdragen, conform de wens van uw Kamer, ook al is het weinig waarschijnlijk dat bondgenoten binnenkort tot een andere afweging komen over het eenzijdig vergroten van de transparantie.
Tegelijkertijd zet Nederland zich ook in voor wederzijdse transparantie tussen kernwapenstaten, zoals eerder beschreven in de Kamerbrief inzake recente activiteiten nucleaire ontwapening (d.d. 26 november 2019). Dit doet Nederland met name als actief lid van NPDI (Non-Proliferation & Disarmament Initiative), de enige groep die op regelmatige basis overlegt met de P5 (de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad) over het vergroten van wederzijdse transparantie. In 2020 zal Nederland de volgende ministeriële NPDI-bijeenkomst organiseren.
Een passage uit het boek Missie F-16 over mogelijke burgerslachtoffers in Irak |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de inhoud van het boek Missie F-16, in het bijzonder met de passage op bladzijde 234 waarin een F-16-vlieger vertelt over een vijfde casus met mogelijke burgerdoden door Nederlands optreden in Irak?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat met Kerst 2014 een Nederlandse F-16 een aanval uitvoerde op een voertuig toen opeens twee brommers van de andere kant passeerden? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Dit gaat over een wapeninzet in de eerste inzetperiode tussen 2014 en 2016. Daarbij rees kort na de aanval twijfel of er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers. Dit werd gemeld door de analisten die vanuit het coalitiehoofdkwartier in Qatar met de operatie hadden kunnen meekijken. Deze melding is opgenomen in het After Action Report. Er kon echter vrijwel direct worden vastgesteld dat van burgerslachtoffers geen sprake was. Het Ministerie van Defensie zag daarom geen aanleiding om een onderzoek in te stellen naar dit geval. Naar aanleiding van de initiële melding uit het coalitiehoofdkwartier heeft CENTCOM, conform de eigen voorschriften, de wapeninzet onderzocht. De conclusie was eveneens dat er geen sprake was van burgerslachtoffers.
Overigens concludeert ook Airwars in de door uw Kamer aangehaalde bron dat er bij de beschreven wapeninzet geen sprake was van burgerslachtoffers («Airwars grading: discounted»).
Klopt het, zoals de F-16-vlieger meldt, dat de brommers, die niet het doelwit van de aanval waren, werden besproeid met kogels? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Betreft dit de aanval waar monitororganisatie Airwars eerder over heeft gepubliceerd?2
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze casus nooit aan de Kamer is gemeld? Zo ja, waarom is dat het geval?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is er allemaal gedaan om te onderzoeken, door Nederland of door de coalitie, of bij deze aanval (mogelijk) burgerslachtoffers zijn gevallen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid onderzoeken naar dit incident, van Nederland of de coalitie, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere aanvallen, die niet aan de Kamer zijn gemeld, waarvoor Nederland verantwoordelijk is en waarover Airwars heeft bericht, omdat er (mogelijk) burgerslachtoffers bij zijn gevallen? Zo nee, hoe is dit uitgesloten? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven?
Binnen de anti-ISIS coalitie is afgesproken dat meldingen van derden over mogelijke nevenschade of burgerslachtoffers in behandeling worden genomen door CENTCOM. CENTCOM beschikt immers over de informatie over welk land op een bepaalde datum, tijd en locatie een luchtaanval heeft uitgevoerd en heeft bovendien meer expertise, capaciteit en inlichtingenproducten om onderzoek te kunnen doen naar de betrouwbaarheid van meldingen. CENTCOM neemt dus kennis van alle meldingen van mogelijke burgerslachtoffers die aan het adres van de coalitie worden gemaakt, bijvoorbeeld door Airwars. Maandelijks publiceert CENTCOM namens de coalitie een openbaar overzicht dat in gaat op meldingen van mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden.
Uw Kamer is geïnformeerd over de vier gevallen die door Defensie en/of het OM zijn onderzocht waarbij mogelijk sprake is van burgerslachtoffers als gevolg van Nederlandse wapeninzet. Op dit moment lopen er, voor zover bekend, geen onderzoeken meer.
Bent u bereid deze vragen spoedig te beantwoorden, nog voor het debat over burgerslachtoffers dat waarschijnlijk volgende week plaatsvindt?
Ja.
Jarenlange sabotage van auto's van militairen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat niet alleen het kabinet Defensie saboteert, maar ook kwaadwillende(n)?1
Ik ben bekend met het artikel van RTL Nieuws van 15 november jl. naar aanleiding van een getuigenoproep van de Koninklijke Marechaussee op 14 november. In die oproep vroeg de Marechaussee het personeel op alle Defensielocaties om alert te zijn op losgedraaide wielbouten van personenauto’s en motorvoertuigen.
Herinnert u zich nog mijn vele vragen over het openbaar maken van alle incidenten binnen Defensie? Kunt u aangeven waarom u destijds niet op de proppen kwam met deze misselijkmakende sabotagedaden? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Marechaussee doet, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM), onderzoek. Vanaf 2013 zijn er meerdere onderzoeken gedaan naar aanleiding van meldingen. Aanvankelijk betrof dit lokale incidenten. Omdat recent op meerdere Defensielocaties meldingen voorkwamen, is er gekozen voor een landelijke waarschuwing/getuigenoproep. In enkele gevallen is er een wiel van een voertuig afgelopen met materiële schade tot gevolg. Over de inhoud van dit onderzoek kan ik geen uitspraken doen, dat is aan het OM.
Kunt u aangeven waaruit de sabotage bestaat, welke gevolgen dit teweegbracht (zoals bijvoorbeeld ongevallen) en welke kosten hiermee gemoeid zijn? Kunt u ook chronologisch aangeven welke stappen zijn genomen en tot welke resultaten deze hebben geleid? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn alle militairen volledig schadeloos gesteld? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om dit – als goed werkgever – onmiddellijk alsnog te doen, nu vaststaat dat Defensie jarenlang sabotagedaden toestond? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Schaamt u zich niet dat u wel onmiddellijk in de bres springt voor diversiteit en klimaatprojecten, maar jarenlang toestaat dat de auto’s van militairen worden gesaboteerd met alle (mogelijke) gevolgen van dien (zoals bijvoorbeeld kosten, ongevallen en angst)? Bewijst deze gang van zaken dat militairen wederom het onderspit delven? Zo nee, waarom niet?
Ik neem het hoog op dat wielbouten van (motor)voertuigen van personeel op Defensielocaties mogelijk met opzet zijn losgedraaid. Gelukkig hebben de meldingen van losse bouten niet geleid tot slachtoffers, maar deze situaties zouden potentieel ernstige gevolgen kunnen hebben. Daarom voert de Marechaussee een onderzoek uit en heeft in dat kader Defensiepersoneel opgeroepen om alert te zijn op hun (motor)voertuig en de wielbouten in het bijzonder. Bij een opvallende situatie wordt men verzocht zo snel mogelijk contact op te nemen met de Marechaussee.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het verband tussen enkele van uw vragen (vragen 2, 3 en 4) zijn deze in samenhang beantwoord.
De aanwezigheid van een Nederlandse militaire functionaris bij een militaire conferentie in Saoedi-Arabië |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Is het waar dat een Nederlandse militaire functionaris aanwezig was tijdens een internationale conferentie in Saoedi-Arabië, d.d. 21 oktober 2019, om militaire hulp aan Saoedi-Arabië te bespreken?1 Zo nee, betreft het dan geen Nederlandse aanwezigheid of was het geen militair?
Tijdens de internationale conferentie in Saoedi-Arabië van 21 oktober jl. was geen Nederlandse militaire functionaris aanwezig. Een medewerker van de Nederlandse ambassade (de eerste ambassadesecretaris) was als toehoorder aanwezig.
Is het waar dat de aanleiding voor deze bijeenkomst de aanval d.d. 14 september jl. op de olie-installaties in Abqaiq en Khurais was? Zo nee, wat was dan de aanleiding?
Aanleiding voor het organiseren van de conferentie waren de recente incidenten in de Golfregio zoals aanvallen op olietankers in de Straat van Hormuz en op de Saoedische olie-installaties in Abqaiq en Khurais.
Waarom heeft Nederland deze uitnodiging aangenomen?
Nederland heeft belang bij stabiliteit in de Golfregio en Saoedi-Arabië is in deze regio een belangrijke speler. Op de conferentie werden onderwerpen als regionale veiligheid en de gevolgen voor de energiesector alsmede de veiligheid voor maritieme vaarroutes besproken. De vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade nam deel aan de conferentie om informatie te ontvangen over de Saoedische zienswijze op deze genoemde onderwerpen. Naast Nederland waren ook andere EU-landen zoals het VK, Duitsland en Frankrijk aanwezig.
Wat is het internationale gezelschap op de conferentie bijeen gevraagd te doen door Saoedi-Arabië?
Saoedi-Arabië presenteerde tijdens de conferentie haar visie op de veiligheidssituatie in de regio en informeerde de aanwezigen over haar defensie. Vervolgens presenteerde Saoedi-Arabië maatregelen om haar defensie te verbeteren waarbij onder andere werd benadrukt dat meer samenwerking gezocht zal worden met de GCC-landen. Verder gaf Saoedi-Arabië aan op korte termijn nieuw materieel te willen aanschaffen.
Wat is specifiek aan Nederland gevraagd om te doen?
Er zijn aan Nederland geen specifieke verzoeken gedaan.
Wat heeft de Nederlandse vertegenwoordiger toegezegd aan de conferentie? Kunt u dat toelichten?
Er zijn door Nederland geen toezeggingen gedaan. Nederland was als toehoorder aanwezig bij de conferentie.
Wat zijn de resultaten van de conferentie? Kunt u uw bevindingen van de conferentie aan de Kamer sturen?
Er zijn geen concrete resultaten voortgekomen uit de conferentie, afgezien van dat Saoedi-Arabië informatie heeft gedeeld met de aanwezige landen.
De vertraging van de noodkeuken op de Johan Willem Frisokazerne in Assen |
|
Agnes Mulder (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving «Militairen Assen moeten nog jaar wachten op noodkeuken»?1
Ja.
Klopt het dat de plaatsing van de noodkeuken op de Johan Willem Frisokazerne in Assen met een jaar vertraagd is?
Ja.
Herinnert u zich uw toezegging dat de interim-keuken in de tweede helft van dit jaar operationeel zou zijn? Klopt het dat u bovendien bij een bezoek aan Assen beloofd heeft dat de keuken er «nog deze zomer» zou komen?2 3
In antwoord op de vragen van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder heb ik geschreven dat een interim- keuken in de tweede helft van dit jaar operationeel zou zijn.
In de beantwoording van de vragen over de begrotingsstaten van Defensie heb ik gemeld dat de interim- keuken een jaar later beschikbaar is. Zie: Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden, van 22 oktober 2019 (Kamerstuk 35 300 X, nr. 15).
Herinnert u zich dat de Johan Willem Frisokazerne op nummer 1 staat in de top 10 van kazernes waar de kantines en keukens niet meer aan de eisen voldoen en de voedselveiligheid mogelijk in het geding is?
In de Reactie op schriftelijk overleg over het Jaarverslag Inspectie Militaire Gezondheidszorg over 2017, van 5 oktober 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 6) heb ik de locaties met de grootste knelpunten op het gebied van voedsel opgesomd. De Johan Willem Frisokazerne werd hierin weliswaar als eerste genoemd, maar alle genoemde keukens dienden te worden aangepast.
Waarom lukt het niet om tijdig een noodkeuken te plaatsen op kazerne nummer 1 op deze lijst, waar de keuken in dermate slechte staat verkeerde dat deze gesloten moest worden?
In het voorjaar was het plan een interim- keuken tegen het bestaande gebouw te plaatsen, om gebruik te blijven maken van de bestaande eetfaciliteiten. Dat zou de snelste oplossing zijn. Maar uit nader onderzoek kwam naar voren dat het gebouw van een zo slechte kwaliteit was, dat kostbare investeringen en tijdrovende werkzaamheden nodig zouden zijn.
Daarom moest alsnog worden teruggegrepen op een andere optie, namelijk een volledig nieuwe interim- keuken inclusief eetgelegenheid, elders op de kazerne. De verwezenlijking daarvan kost onder andere door de verplichte aanbesteding meer tijd.
Is er elders in de top 10, waar de problemen met prioriteit aangepakt zouden moeten worden, sprake van vertraging? Zo ja, waar en hoeveel?
In antwoord op de bovengenoemde vragen van de leden Bruins Slot en Agnes Mulder van 8 maart 2019 heb ik nog drie andere locaties genoemd waarvoor vervangende nieuwbouw noodzakelijk is: Amersfoort, Den Helder en Schaarsbergen. De voorbereidingen daarvoor zijn gaande. Op de andere zes locaties ging het om minder ingrijpende werkzaamheden, die inmiddels zijn uitgevoerd.
Hoe lang moeten militairen en burgerpersoneel op de Johan Willem Frisokazerne nog magnetronmaaltijden blijven eten?
De verwachting is dat de interim- keuken in de tweede helft van 2020 klaar is.
De stopzetting van de voedselbereiding op deze locatie heeft geen invloed op de uitgifte van de voeding. De dagelijks verse voeding wordt elders bereid, gekoeld en vervolgens weer op temperatuur gebracht in Assen. De kwaliteit van de voeding is goed. Daarnaast wordt tot de oplevering van de interim- keuken gewerkt aan de uitbreiding van het assortiment van dagverse maaltijden waaronder verse salades en zijn er regelmatige traktaties, onder andere door middel van een snackwagen. Begin december wordt keukenapparatuur geleverd om ter plaatse verse wokmaaltijden te bereiden.
Is de voedselkwaliteit op kampementen in missiegebieden, bijvoorbeeld met mobiele veldkeukens, van betere kwaliteit dan de magnetronmaaltijden die de militairen op de Johan Willem Frisokazerne voorgeschoteld krijgen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Er is geen beoordelingssysteem om de voedselkwaliteit op kampementen in missiegebieden te vergelijken met die op kazernes en andere defensielocaties in Nederland.
Wat gaat u doen om de noodkeuken op de Johan Willem Frisokazerne er zo snel mogelijk te laten komen?
Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf werken nauw samen om dit project zo snel mogelijk te verwezenlijken en verdere vertraging te voorkomen.
Een Nederlandse luchtaanval in Irak waarbij tientallen burgerslachtoffers zouden zijn gevallen |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving van NOS en NRC over een Nederlandse luchtaanval op 3 juni 2015 in Irak waarbij tientallen burgerslachtoffers zouden zijn gevallen?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Nederland verantwoordelijk is voor dit bombardement dat leidde tot de verwoesting van een complete wijk in Hawija, Irak, waarbij zeventig burgers, waaronder vluchtelingen, zijn gedood? Zo nee, waarom niet?
Uw Kamer is in april 2018 in de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 653) geïnformeerd over vier gevallen waarbij door het Ministerie van Defensie en/of het OM onderzoek gedaan is naar de uitzonderlijke gevallen waar mogelijk sprake was van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet (Kamerstuk 27 925, nr. 629). De genoemde wapeninzet in Hawija betrof een van de daar vermelde gevallen. In april 2018 werd echter nog geoordeeld dat Nederland, terwijl de inzet nog gaande was, weliswaar informatie kon vrijgeven over deze gevallen, maar zonder daarbij de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers te vermelden. In mijn brief van 4 november 2019 (referentie BS2019018779) over de haalbaarheid van meer transparantie over mogelijke burgerslachtoffers bij luchtaanvallen, ga ik nader in op de redenen waarom het vrijgeven van de locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet op dit moment wel mogelijk is.
In de nacht van 2 op 3 juni 2015 werd in Hawija door Nederland een aanval uitgevoerd op een faciliteit waar door ISIS zogenoemde vehicle borne Improvised Explosive Devices (IED’s) werden gefabriceerd. Deze fabriek bevond zich op een industriegebied. Er waren voorafgaand aan de aanval op basis van de bij Nederland beschikbare inlichtingen geen indicaties dat door de effecten van de wapeninzet burgerslachtoffers zouden vallen omdat er zich in de directe nabijheid van het doel geen burgers bevonden. De dichtstbijzijnde woonhuizen stonden buiten het vooraf voorziene schadegebied. Na de aanval vonden er echter meer en grotere secundaire explosies plaats dan door eerdere ervaringen met het uitschakelen van dit type doel verwacht kon worden, waardoor er sprake was van een groter schadegebied. In de IED-fabriek bleken namelijk veel meer explosieven te hebben gelegen dan bij Nederland bekend was of kon worden ingeschat op basis van de op dat moment beschikbare inlichtingen van de anti-ISIS coalitie. Hierdoor werd ook een groot aantal andere gebouwen in de omgeving vernietigd. Uit ons eigen Battle Damage Assessment(BDA) bleek direct dat er sprake was van onbedoelde nevenschade. Dit is ook direct aan Central Command (CENTCOM, het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS operaties aanstuurt) gemeld. Uit een «initial report» van CENTCOM, waar Nederland zich op baseert, werd aangegeven dat het geloofwaardig was dat bij deze explosies burgerslachtoffers waren te betreuren, aangezien er zich zeer waarschijnlijk burgers bevonden in het door de secundaire explosies getroffen gebied. Op basis van de door CENTCOM aangehaalde open bronnen zijn bij deze aanval ongeveer 70 slachtoffers gevallen, zowel ISIS-strijders als burgers. De verhouding tussen omgekomen ISIS-strijders en burgerslachtoffers was achteraf niet vast te stellen.
Betreft dit de aanval die op 13 april 2018 is gemeld aan de Kamer per brief, waarbij werd opgemerkt dat het «zeer waarschijnlijk (is) dat bij deze aanval burgerslachtoffers zijn gevallen»?2 Zo ja, waarom is voor dit woordgebruik gekozen? Waarom is niet gemeld dat tientallen burgers zijn gedood, waaronder vluchtelingen? Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de ernst van dit incident?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is de Kamer niet gemeld dat Nederland verantwoordelijk is voor de luchtaanval op Hawija toen ik hier vorig jaar expliciet naar vroeg?3 Is de Kamer onjuist of onvolledig geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de analyse dat er dat er vragen te stellen zijn bij de zorgvuldigheid waarmee deze aanval is voorbereid? Zo ja, op welke onderdelen? Zo nee, waarom niet?
Die analyse deel ik niet. In de voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) is uw Kamer reeds geïnformeerd over het zorgvuldige doelontwikkelproces oftewel het targeting procesvan de coalitie en dus ook van Nederland. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen wapeninzet ter bestrijding van eerder bepaalde vijandelijke doelen (air interdiction) en ter ondersteuning van grondtroepen in gevecht met ISIS (close air support). Bij gewapende surveillance (armed overwatch) is er geen sprake van wapeninzet.
Mogelijke doelen werden door de coalitie eerst lange tijd geobserveerd om inlichtingen te verzamelen, onder andere om het risico op burgerslachtoffers te kunnen beoordelen. Hierbij werd bijvoorbeeld gekeken naar bewegingspatronen en of doelen niet beter ‘s nachts in plaats van overdag konden worden aangevallen. Daarbij kon ook informatie van lokale informanten worden betrokken. Het was voor coalitiepartners zoals Nederland echter niet bekend op basis van welke exacte bronnen de inlichtingen die ten grondslag lagen aan het doelontwikkelproces van de coalitie waren vervaardigd. In sommige gevallen had Nederland zelf een rol in het verzamelen van inlichtingen, in andere gevallen niet. Voor het antwoord op de vraag welke informatie er in het geval van Hawija bij de coalitie bekend was, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Bij air interdiction had de Nederlandse Red Card Holder(RCH) – de senior militair in het Combined Air Operations Center(CAOC) in Qatar, bijgestaan door een Nederlandse Legal Advisor – allereerst een rol bij het überhaupt toebedelen van een doel aan Nederlandse F-16’s. Mogelijke doelen werden door de coalitie eerst lange tijd geobserveerd om inlichtingen te verzamelen, onder andere om het risico van burgerslachtoffers te kunnen beoordelen. Hierbij werd bijvoorbeeld gekeken naar bewegingspatronen en of doelen niet beter ‘s nachts in plaats van overdag konden worden aangevallen. Aan de hand van de Nederlandse Rules of Engagementen het politieke mandaat kon de RCH al voordat het doel aan Nederland werd toebedeeld, toetsen of de inzet binnen de Nederlandse kaders en het humanitair oorlogsrecht viel. Zo heeft de RCH meerdere malen aangegeven dat doelen niet aan Nederland konden worden toebedeeld. Nederland kreeg dit doel vervolgens niet toebedeeld. Dit betekent overigens niet per definitie dat dit doel vervolgens aan een ander land werd toebedeeld.
Wanneer Nederland wel een doel kreeg toebedeeld was door de RCH dus vooraf zeker gesteld dat het risico van nevenschade zo klein mogelijk was, zoals vereist door het humanitair oorlogsrecht. Omdat de situatie op de grond kon veranderen, voerde de RCH voorafgaande aan de daadwerkelijke wapeninzet altijd wederom eenzelfde zorgvuldige toets uit. Het is echter nauwelijks voorgekomen dat de RCH in dit stadium nog een rode kaart heeft getrokken. Tijdens de wapeninzet werd er vervolgens al het praktisch uitvoerbare aan gedaan om burgerslachtoffers en nevenschade te voorkomen, en had de RCH te allen tijde de mogelijkheid om de wapeninzet alsnog af te blazen aangezien deze gedurende de operatie «live» meekeek om de inzet te monitoren en toetsen. Dit was een continu proces van checks and balances, tot in de cockpit zelf. Overigens werden de Iraakse autoriteiten in het doelontwikkelingsproces betrokken en moesten zij toestemming geven om doelen aan te vallen.
Bij wapeninzet ter ondersteuning van grondtroepen in gevecht met ISIS (close air support) werd hetzelfde targeting proces doorlopen als hierboven beschreven. Het proces (incl. doeltoebedeling) verliep echter sneller, omdat er (veel) minder voorbereidingstijd bestond. Toestellen waren immers al in de lucht waardoor er sneller gereageerd moest worden op ontwikkelingen op de grond.
Was informatie over explosieven en vluchtelingen in de buurt van de locatie waarop een luchtaanval werd uitgevoerd in Hawija bekend bij de coalitie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is de aanval dan uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u bevestigen dat schadeafhandeling voor nabestaanden in dit specifieke geval niet of nauwelijks heeft plaatsgevonden? Wat is de stand van zaken betreffende dit specifieke bombardement op 3 juni 2015 in Irak? Hoeveel slachtoffers en nabestaanden hebben zich gemeld in Irak en een schadevergoeding gekregen? Hoeveel slachtoffers en nabestaanden hebben zich gemeld bij de coalitie onder leiding van de VS of specifiek bij Nederland en hebben een schadevergoeding gekregen?
Er hebben zich bij het Ministerie van Defensie geen individuen gemeld aangaande gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet. Wel hebben zich twee individuen gemeld aangaande een geval waarbij Nederland niet betrokken was. Daarmee was er geen aanleiding om over te gaan tot het uitkeren van een vergoeding.
Het is bij het Ministerie van Defensie niet bekend hoeveel individuen zich hebben gemeld bij Irak en of zij al dan niet een vergoeding hebben ontvangen. Op grond van het algemene internationaalrechtelijke beginsel van soevereiniteit van een staat, is het aan Irak zelf hoe wordt omgegaan met schade die als gevolg van het verzoek tot militaire steun in de strijd tegen ISIS (de rechtsgrond voor optreden van anti-ISIS coalitie) wordt veroorzaakt. Hieruit vloeit voort dat Iraakse burgers in eerste instantie terecht kunnen bij de Iraakse autoriteiten. Er zijn voor zover bij het Ministerie van Defensie bekend geen (openbare) gegevens over schade-afhandeling door Irak beschikbaar.
Het is bij het Ministerie van Defensie niet bekend hoeveel individuen zich hebben gemeld bij de anti-ISIS coalitie en of zij al dan niet van een coalitiepartner een vergoeding hebben ontvangen. Wanneer door CENTCOM op basis van informatie van derden of op basis van eigen informatie kan worden vastgesteld dat een coalitiepartner mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers, wordt het desbetreffende land daar zo snel mogelijk van op de hoogte gesteld. Het land in kwestie bepaalt vervolgens eigenstandig hoe met die kennis wordt omgegaan. Er is daarmee geen beeld te geven van meldingen en/of uitgekeerde vergoedingen.
Is het OM met betrekking tot deze luchtaanval op Hawija tot de conclusie gekomen dat strafrechtelijk niets te verwijten viel? Zo ja, kunnen officiële stukken hierover gedeeld worden met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Individuele personen, zoals de F-16 vliegers, zijn alleen strafrechtelijk aansprakelijk indien zij (bij de aanwending van geweld) persoonlijk een strafbaar feit gepleegd hebben. Het OM beoordeelt of er aanleiding is voor een strafrechtelijk onderzoek en in voorkomend geval of er aanleiding is voor vervolging van een strafbaar feit voor de strafrechter. Het is aan het OM zelf om hierover al dan niet nader te corresponderen.
In de voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) is uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeken die zijn gedaan door het Ministerie van Defensie en/of het OM naar gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet. Het Ministerie van Defensie heeft geconcludeerd dat geen sprake was van onrechtmatig geweldgebruik. Derhalve is bij het OM geen aangifte gedaan van een strafbaar feit. Het OM heeft vanwege mogelijke burgerslachtoffers zelfstandig onderzoek ingesteld naar vier van de in totaal circa 3.000 missies, inclusief de drie door het Ministerie van Defensie onderzochte gevallen. In geen geval, dus ook niet naar aanleiding van de luchtaanval in Hawija, zag het OM uiteindelijk aanleiding voor vervolgonderzoek.
Zijn er door Nederland uitgevoerde luchtaanvallen geweest in Irak en/of Syrië, waarbij (veel) burgerslachtoffers zijn gevallen en waarover de Kamer niet of niet volledig is geïnformeerd? Zo ja, kunt u informatie hierover delen? Zo nee, waarom niet?
In de voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) is uw Kamer geïnformeerd over de onderzoeken die zijn gedaan door het Ministerie van Defensie en/of het OM naar de vier gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet. In mijn brief van 4 november 2019 (referentie BS2019018779) wordt uw Kamer geïnformeerd over de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers over die gevallen, waarbij door Nederland zelf is vastgesteld dat er zeker dan wel zeer waarschijnlijk burgerslachtoffers zijn te betreuren als direct gevolg van Nederlandse wapeninzet. Gedurende de inzet in de anti-ISIS coalitie gaat het daarbij over twee gevallen. Dit zijn twee van de vier gevallen die door het Ministerie van Defensie en/of het OM zijn onderzocht en waarover uw Kamer in april 2018 reeds werd geïnformeerd.
Het bericht 'De Nederlandse ‘precisiebom’ op een wapendepot van IS' |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «De Nederlandse «precisiebom» op een wapendepot van IS?1
Ja.
Klopt het dat in de nacht van 2 op 3 juni 2015 een wapendepot bij de Noord-Irakese stad Hawija is gebombardeerd door de internationale coalitie tegen IS waarvan Nederland deel uitmaakte?
Ja. Het betrof hier een faciliteit waar door ISIS zogenoemde vehicle borne Improvised Explosive Devices (IED’s) werden gefabriceerd.
Klopt het dat voordat een doel wordt aangevallen, de Red Card Holder (RCH), de senior militair in het Combined Air Operations Center (CAOC) in Qatar, de inzet aan het Nederlandse mandaat toetst?
In de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 653) is uw Kamer reeds geïnformeerd over het zorgvuldige doelontwikkelproces oftewel het targeting procesvan de coalitie en dus ook van Nederland. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen wapeninzet ter bestrijding van eerder bepaalde vijandelijke doelen (air interdiction) en ter ondersteuning van grondtroepen in gevecht met ISIS (close air support). Bij gewapende surveillance (armed overwatch) is er geen sprake van wapeninzet.
Bij air interdiction had de Nederlandse Red Card Holder(RCH) – de senior militair in het Combined Air Operations Center(CAOC) in Qatar, bijgestaan door een Nederlandse Legal Advisor – allereerst een rol bij het toebedelen van een doel aan Nederlandse F-16’s. Mogelijke doelen werden door de coalitie eerst lange tijd geobserveerd om inlichtingen te verzamelen, onder andere om het risico op burgerslachtoffers te kunnen beoordelen. Hierbij werd bijvoorbeeld gekeken naar bewegingspatronen en of doelen niet beter ‘s nachts in plaats van overdag konden worden aangevallen. Daarbij kon ook informatie van lokale informanten worden betrokken. Aan de hand van de Nederlandse Rules of Engagementen het politieke mandaat kon de RCH al voordat het doel aan Nederland werd toebedeeld, toetsen of de inzet binnen de Nederlandse kaders en het humanitair oorlogsrecht viel. Zo heeft de RCH meerdere malen aangegeven dat doelen niet aan Nederland konden worden toebedeeld. Nederland kreeg dit doel vervolgens niet toebedeeld. Dit betekent overigens niet per definitie dat dit doel vervolgens aan een ander land werd toebedeeld.
Wanneer Nederland wel een doel kreeg toebedeeld was door de RCH dus vooraf zeker gesteld dat het risico op nevenschade zo klein mogelijk was, zoals vereist door het humanitair oorlogsrecht. Omdat de situatie op de grond kon veranderen, voerde de RCH voorafgaande aan de daadwerkelijke wapeninzet altijd wederom eenzelfde zorgvuldige toets uit. Het is echter nauwelijks voorgekomen dat de RCH in dit stadium nog een rode kaart heeft getrokken. Tijdens de wapeninzet werd er vervolgens al het praktisch uitvoerbare aan gedaan om burgerslachtoffers en nevenschade te voorkomen, en had de RCH te allen tijde de mogelijkheid om de wapeninzet alsnog af te blazen aangezien deze gedurende de operatie «live» meekeek om de inzet te monitoren en toetsen. Dit was een continu proces van checks and balances, tot in de cockpit zelf. Overigens werden de Iraakse autoriteiten in het doelontwikkelproces betrokken en moesten zij toestemming geven om doelen aan te vallen.
Bij wapeninzet ter ondersteuning van grondtroepen in gevecht met ISIS (close air support) werd hetzelfde targeting proces doorlopen als hierboven beschreven. Het proces (incl. doeltoebedeling) verliep echter sneller, omdat er (veel) minder voorbereidingstijd bestond. Toestellen waren immers al in de lucht waardoor er sneller gereageerd moest worden op ontwikkelingen op de grond.
Klopt het dat de RCH, die wordt bijgestaan door een juridisch adviseur, aan de hand van de Nederlandse Rules of Engagement en het politieke mandaat toetst of de inzet binnen de Nederlandse kaders en het humanitair oorlogsrecht valt?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoe vaak Nederland een aanval op een doel niet heeft uitgevoerd op basis van de toetsing van de RCH?
Nee. Wanneer de RCH voorafgaand aan de doeltoebedeling aangaf dat doelen niet aan Nederland konden worden toebedeeld, kreeg Nederland dit doel vervolgens niet toebedeeld. Er werden geen statistieken bijgehouden over doelen die Nederland niet kreeg toebedeeld. Wanneer Nederland doelen wel kreeg toebedeeld is het nauwelijks voorgekomen dat de RCH in dit stadium nog een rode kaart heeft getrokken. Er zijn hierover echter geen statistieken bijgehouden. Dit heeft ermee te maken dat de RCH op verschillende momenten en op verschillende manieren in het proces van wapeninzet kon aangeven dat een aanval niet uitgevoerd kon worden, te weten voorafgaande aan de wapeninzet en tijdens de wapeninzet, afhankelijk van of dit plaatsvond in het kader van air interdiction of close air support. Er is daarmee geen sprake van een eenvormige «rode kaart».
Kunt u aangeven of en in welke hoedanigheid Nederland betrokken was bij de luchtbombardementen op een wapendepot bij de stad Hawija in de nacht van 2 op 3 juni? Zo nee, waarom niet?
In de nacht van 2 op 3 juni 2015 werd in Hawija door Nederland een aanval uitgevoerd op een faciliteit waar door ISIS zogenoemde vehicle borne Improvised Explosive Devices (IED’s) werden gefabriceerd. Deze fabriek bevond zich op een industriegebied. Er waren voorafgaand aan de aanval op basis van de bij Nederland beschikbare inlichtingen geen indicaties dat door de effecten van de wapeninzet burgerslachtoffers zouden vallen omdat er zich in de directe nabijheid van het doel geen burgers bevonden. De dichtstbijzijnde woonhuizen stonden buiten het vooraf voorziene schadegebied. Na de aanval vonden er echter meer en grotere secundaire explosies plaats dan door eerdere ervaringen met het uitschakelen van dit type doel verwacht kon worden, waardoor er sprake was van een groter schadegebied. In de IED-fabriek bleken namelijk veel meer explosieven te hebben gelegen dan bij Nederland bekend was of kon worden ingeschat op basis van de op dat moment beschikbare inlichtingen van de anti-ISIS coalitie. Hierdoor werd ook een groot aantal andere gebouwen in de omgeving vernietigd. Uit ons eigen Battle Damage Assessment(BDA) bleek direct dat er sprake was van onbedoelde nevenschade. Dit is ook direct aan CENTCOM gemeld. Uit nader onderzoek van CENTCOM, waar Nederland zich op baseert, bleek vervolgens dat bij deze explosies zeer waarschijnlijk burgerslachtoffers waren te betreuren, aangezien er zich zeer waarschijnlijk burgers bevonden in het door de secundaire explosies getroffen gebied. Op basis van de door CENTCOM aangehaalde open bronnen zijn bij deze aanval ongeveer 70 slachtoffers gevallen, zowel ISIS-strijders als burgers. De verhouding tussen omgekomen ISIS-strijders en burgerslachtoffers was achteraf niet vast te stellen.
Uw Kamer is in april 2018 reeds geïnformeerd over vier gevallen waarbij door het Ministerie van Defensie en/of het OM onderzoek gedaan is naar de uitzonderlijke gevallen waar mogelijk sprake was van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet (Kamerstuk 27 925, nr. 629). Dit geval in Hawija betrof een van de daar vermelde gevallen. In april 2018 werd echter nog geoordeeld dat Nederland, terwijl de inzet nog gaande was, weliswaar informatie kon vrijgeven over deze gevallen, maar zonder daarbij de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers te vermelden. In mijn brief van 4 november 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 670) over de haalbaarheid van meer transparantie over mogelijke burgerslachtoffers bij luchtaanvallen, ga ik nader in op de redenen waarom het vrijgeven van de locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet op dit moment wel mogelijk is.
Klopt het statement van het Amerikaanse Pentagon dat in de nacht van 2 op 3 juni 2015 door luchtaanvallen van de internationale coalitie 70 burgerslachtoffers zijn gevallen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt de bewering dat de Amerikaanse overheid een onderzoek is gestart naar de luchtaanval op het wapendepot nabij Hawija? Zo ja, heeft u toegang tot dit rapport of ziet u een mogelijkheid toegang tot dit rapport te verkrijgen? Kan dit rapport, al dan niet in vertrouwelijkheid, met de Kamer gedeeld worden?
Zoals in de anti-ISIS coalitie is afgesproken voert Central Command (CENTCOM), het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS operaties aanstuurt, onderzoek uit naar meldingen van mogelijke nevenschade en burgerslachtoffers. Naast de eigen procedures van coalitiepartners om vast te stellen of er sprake is van mogelijke nevenschade en burgerslachtoffers en de informatie die daarover direct aan CENTCOM wordt gemeld, kunnen ook derden op basis van informatie op de grond hiervan melding maken. Maandelijks publiceert CENTCOM namens de coalitie een openbaar overzicht2 dat ingaat op mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden. Ook treedt CENTCOM indien opportuun proactief naar buiten over specifieke gevallen. Dit was daags na de genoemde wapeninzet in Hawija het geval.
Wanneer door CENTCOM op basis van informatie van derden of op basis van eigen informatie kan worden vastgesteld dat een coalitiepartner mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers, wordt het desbetreffende land daar zo snel mogelijk van op de hoogte gesteld. Het land in kwestie bepaalt vervolgens eigenstandig hoe met die kennis wordt omgegaan. Daarbij moet worden aangetekend dat het rapport dat CENTCOM in zulke gevallen opmaakt gerubriceerd is en derhalve niet als zodanig openbaar kan worden gemaakt. Een dergelijk rapport is ook opgemaakt voor de genoemde wapeninzet in Hawija.
Hoe verklaart u de grote discrepantie tussen het aantal burgerslachtoffers zoals aangegeven door de internationale coalitie en de cijfers van bijvoorbeeld Amnesty International en Airwars, die het aantal burgerslachtoffers tot zes keer hoger inschatten?
Voor veel meldingen over mogelijke burgerslachtoffers geldt dat het ontbreekt aan voldoende informatie om de meldingen te kunnen verifiëren. Factoren die het verifiëren van meldingen belemmeren zijn bijvoorbeeld het ontbreken van onderzoeksmogelijkheden op de grond, het feit dat doden in de betreffende moslimgemeenschappen zeer snel worden begraven, onvolledig bijgehouden bevolkingsregisters en in sommige gevallen moeilijkheden met het achteraf onderscheiden van burgerslachtoffers en ISIS-strijders. In sommige gevallen kan wel geverifieerd worden dat er burgerslachtoffers zijn te betreuren, maar niet hoeveel burgerslachtoffers er precies zijn gevallen. Dit kan verklaren waarom er een onderscheid bestaat tussen door derden genoemde aantallen burgerslachtoffers en het aantal burgerslachtoffers dat door de coalitie daadwerkelijk is geverifieerd.
Bent u bereid, al dan niet in vertrouwelijkheid, nadere informatie te geven over de luchtaanvallen, onderzocht door het OM en vermeld in de kamerbrief van april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 62)? Kunt u de plaats, datum en tijd vermelden van deze aanvallen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie hiervoor het antwoord op de vragen 6 en 7.
Is het bombardement op het wapendepot bij de stad Hawija op de nacht van 2 op 3 juni een van de onderzochte gevallen die vermeld staan in de kamerbrief van april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 62)?
Ja. Zie hiervoor het antwoord op de vragen 6 en 7.
Kunt u aangeven of en op welke manier door lokale informanten aangeleverde informatie werd betrokken in de besluitvorming omtrent het uitvoeren van luchtbombardementen?
Mogelijke doelen werden door de coalitie eerst lange tijd geobserveerd om inlichtingen te verzamelen, onder andere om het risico op burgerslachtoffers te kunnen beoordelen. Hierbij werd bijvoorbeeld gekeken naar bewegingspatronen en of doelen niet beter ‘s nachts in plaats van overdag konden worden aangevallen. Daarbij kon ook informatie van lokale informanten worden betrokken. Het was voor coalitiepartners zoals Nederland echter niet bekend op basis van welke exacte bronnen de inlichtingen die ten grondslag lagen aan het doelontwikkelproces van de coalitie waren vervaardigd. In sommige gevallen had Nederland zelf een rol in het verzamelen van inlichtingen, in andere gevallen niet. Binnen een militaire coalitie zoals de anti-ISIS coalitie is dit gebruikelijk. Dit heeft te maken met de mate van vertrouwen binnen de kerngroep van 13 landen die militair actief zijn in de anti-ISIS coalitie. In deze kerngroep wordt op een zeer intensief niveau samengewerkt. De groep bestaat uit landen die een langdurige (militaire) relatie met elkaar hebben, waardoor er sprake is van een mate van vertrouwen dat noodzakelijk is om in het hoogste geweldsspectrum met elkaar in een militaire coalitie te functioneren.
Voor de rol van de RCH voorafgaand en tijdens de wapeninzet verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Was de RCH op de hoogte van de door de lokale informant aangeleverde inlichtingen, zoals vermeld in de berichtgeving? Zo ja, hoe zijn deze inlichtingen verwerkt? Zo nee, kunt u aangeven waarom deze inlichtingen eerdergenoemde RCH niet heeft bereikt?
Zie antwoord vraag 12.
Herinnert u zich dat tijdens het algemeen overleg d.d. 28 mei jl. over de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 651), de fractie van D66 u heeft verzocht om transparantie over burgerslachtoffers bij luchtaanvallen? Wanneer gaat u dit inwilligen?
Ja. Tijdens het algemeen overleg d.d. 28 mei jl. over de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 653) heb ik toegezegd dat uw Kamer na het zomerreces een reactie zou ontvangen op de voorstellen van enkele Kamerleden over meer transparantie inzake mogelijke burgerslachtoffers bij luchtaanvallen in de strijd tegen ISIS. Op 30 september jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 659) heb ik u gemeld dat, in het kader van de zorgvuldigheid, er meer tijd nodig was om uw Kamer van een inhoudelijke reactie te voorzien. N.a.v. recente berichtgeving in de media over mogelijke Nederlandse betrokkenheid bij een luchtaanval in Irak heb ik in mijn brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 661) nogmaals aangegeven dat uw Kamer op korte termijn nader zou worden geïnformeerd over de haalbaarheid van meer transparantie over mogelijke burgerslachtoffers bij luchtaanvallen. In mijn brief van 4 november 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 670) ga ik hierop in.
Bent u het met de fractie van D66 eens dat het kabinet zo transparant mogelijk dient te zijn over luchtaanvallen uitgevoerd door Nederlandse militairen?
Bij een professionele en moderne Krijgsmacht hoort ook dat er open en transparant wordt gecommuniceerd over de inzet van de Krijgsmacht, ook als dit slecht nieuws betreft. De discussie over transparantie die ik in uw Kamer tot nu toe heb gevoerd reflecteert mijns inziens een breder in onze samenleving gedeelde wens voor een open en transparante overheid die verantwoording aflegt over haar handelen. Als Minister hecht ik eraan dat ook mijn ministerie zo veel als mogelijk aan die oproep gehoor heeft. Zo veel als mogelijk, omdat de mate van transparantie altijd getoetst moet worden aan de kaders van de nationale, operationele en personele veiligheid die voor het kabinet leidend zijn en blijven. Daarnaast speelt de coalitie waarin Nederland opereert een belangrijke rol.
Bent u het met de fractie van D66 eens dat het Ministerie van Defensie bij luchtaanvallen in ieder geval transparant moet zijn als het gaat om gegevens als plaats, datum en tijd?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u toelichten hoe het compensatieproces precies werkt? Waarom is het aan Irak om slachtoffers van het Nederlandse bombardement te compenseren? Welke rol heeft Nederland hierin?
De rechtsgrond voor optreden van de F-16 inzet in Irak was het verzoek tot militaire steun van Irak in de strijd tegen ISIS. Alle landen die actief zijn binnen de anti ISIS-coalitie en militaire inzet plegen in Irak, handelen daarmee met instemming van Irak. De Iraakse autoriteiten werden in het doelontwikkelproces betrokken en moesten toestemming geven om doelen aan te vallen. Op grond van het algemene internationaalrechtelijke beginsel van soevereiniteit van een staat, is het aan Irak zelf hoe wordt omgegaan met schade die als gevolg van het verzoek tot militaire steun wordt veroorzaakt. Hieruit vloeit voort dat Iraakse burgers in eerste instantie terecht kunnen bij de Iraakse autoriteiten.
Het luchtoptreden van de F-16’s in de strijd tegen ISIS vond plaats in het kader van een gewapend conflict. Daarop is het humanitair oorlogsrecht van toepassing. Dat betekent dat wanneer aanvallen worden uitgevoerd in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht deze rechtmatig zijn, ook als daarbij burgerslachtoffers vallen of schade aan burgerobjecten ontstaat. Daaruit vloeit voort dat er in die gevallen geen sprake is van aansprakelijkheid, waardoor nabestaanden of slachtoffers in die gevallen geen recht hebben op een schadevergoeding. Dat laat onverlet dat ondanks het ontbreken van een juridische verplichting tot het uitkeren van een schadevergoeding, er wel door een land kan worden voorzien in een vergoeding op vrijwillige basis. In het geval van onrechtmatig handelen door schending van het humanitair oorlogsrecht, hebben nabestaanden en slachtoffers uiteraard wel recht op een schadevergoeding.
Hoeveel mensen hebben compensatie aangevraagd? Hoeveel burgers hebben door Nederland compensatie ontvangen?
Er hebben zich bij het Ministerie van Defensie geen individuen gemeld aangaande gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers door Nederlandse wapeninzet. Wel hebben zich twee individuen gemeld aangaande een geval waarbij Nederland niet betrokken was. Daarmee was er geen aanleiding om over te gaan tot het uitkeren van een schadevergoeding.
De omvorming van onze krijgsmacht tot een vreemdelingenlegioen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oplossing voor het personeelstekort bij defensie: «Buitenlanders aannemen»»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat de Coalitie voor Veiligheid ervoor pleit dat het wervings- en selectiebeleid van Defensie zich beter kan richten op landen buiten de EU die al wel met Nederland verbonden zijn?
In de brief van 16 oktober 2019 van de Coalitie voor Veiligheid (CvV), gericht aan de leden van vaste kamercommissies voor Justitie en Veiligheid en Defensie, roept de CvV inderdaad op om de krijgsmacht open te stellen voor burgers van buiten de Europese Unie die Nederlands of Zuid-Afrikaans spreken. Dit zou moeten bestaan naast het plan van D66 om de krijgsmacht open te stellen voor burgers uit de Europese Unie.
De CvV doet deze oproep omdat zij verwachten dat de binnenlandse arbeidsmarkt in de nabije toekomst niet kan voorzien in voldoende personeel voor de nationale veiligheidssector.
Deelt u de mening dat deze landen niet de normen en waarden vertegenwoordigen die onze krijgsmacht vertegenwoordigt? Zo nee, waarom niet?
Op 22 februari jl. (Kamerstuk 29 282, nr. 362) schreven de Minister en ik u al dat het aannemen van mensen met een niet-Nederlands paspoort nu niet aan de orde is. Verder gaven wij in deze brief aan dat het openstellen van de krijgsmacht voor niet-Nederlanders een politiek besluit is. Tijdens het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Belhaj over een Europese krijgsmacht op 23 september jl. is door de Minister toegezegd dat wij een onderzoek gaan uitvoeren naar de haalbaarheid en wenselijkheid van het openstellen van de Nederlandse krijgsmacht voor EU-burgers. Dit hebben wij ook weer aangegeven in de schriftelijke beantwoording van de vragen die hierover zijn gesteld tijdens de begrotingsbehandeling 5 november jl. (onze referentie BS2019020527). Bij het beantwoorden van de vraag over de wenselijkheid de Nederlandse krijgsmacht open te stellen voor EU-burgers nemen we ook de bestaande normen en waarden van de Nederlandse krijgsmacht mee. Wij houden u op de hoogte van de bevindingen.
Bent u bekend met het feit dat niet alle militaire vakbonden lid zijn van de Coalitie voor Veiligheid? Deelt u de mening dat de oproep van de Coalitie voor Veiligheid om onze krijgsmacht om te vormen tot een vreemdelingenlegioen hierdoor gezag mist? Zo nee, waarom niet?
De CvV bestaat uit dertien vakbonden en beroepsorganisaties uit de sector veiligheid.2 Een aantal van deze organisaties is verbonden aan Defensie. Het klopt dat niet alle aan Defensie verbonden vakbonden betrokken zijn bij de CvV. De CvV heeft als doel een sterk front te vormen en de politiek te bewegen meer te investeren in veiligheid.3 U kunt hiermee zelf een waardering aan dit advies geven.
De CvV uit haar zorgen over het personeelstekort in de veiligheidssector. Als Defensie werken we daarom samen met andere ministeries en partners in de veiligheidssector aan het aantrekkelijk maken en houden van werken in deze zeer relevante en mooie sector. Ik neem kennis van adviezen zoals die van de CvV die hiervoor oplossingsrichtingen aandragen.
Ik zal de suggestie van de CvV om Defensie voor burgers van buiten de EU open te stellen niet overnemen. In Nederland zijn er namelijk nog veel mogelijkheden onbenut. Zo willen we nadrukkelijker gaan inzetten op het interesseren van vrouwen om bij de krijgsmacht te komen werken. Ook het (gedeeltelijk) loslaten van de aannameleeftijd of het werken naar een open personeelsmodel in plaats van een gesloten model bereidt het potentieel van mensen die bij de krijgsmacht kunnen werken uit. Dit onderzoeken we dan ook. Daarnaast is het noodzakelijk het personeelsbeleid te moderniseren. Zo werken we nu aan een nieuw HR-model. Ook bouwen we verder aan de adaptieve krijgsmacht waarmee we een flexibele schil van personeel en materieel inrichten. Ik geloof dat hierin de echte oplossing voor het personeelstekort ligt. We hebben deze oplossingsrichtingen ook aangegeven tijdens het wetgevingsoverleg personeel op 30 oktober jl. en de begrotingsbehandeling op 7 november.
Bent u bereid de oproep van de Coalitie voor Veiligheid om onze krijgsmacht om te vormen tot een vreemdelingenlegioen in de burn pit te gooien? Zo nee, waarom niet?
Het advies is aan u als leden van de vaste kamercommissies Justitie en Veiligheid en Defensie gericht. Het is aan u wat u met dit advies wilt doen.
Zoals we hierboven aangaven, neem ik kennis van de suggesties van de CvV. Ook gaven we aan dat de oplossing volgens ons te vinden is in het onbenutte potentieel in Nederland.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Nederlanders die meevechten in de burgeroorlog in Oekraïne |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zeker acht Nederlanders vechten mee in burgeroorlog Oekraïne, aan beide kanten van het front»1?
Ja.
Was het u bekend dat deze acht Nederlanders betrokken zijn (geweest) in de burgeroorlog in Oekraïne, aan beide kanten van het front? Zo ja, sinds wanneer is deze informatie bij u bekend?
Het artikel waaraan u refereert is gebaseerd op een onderzoeksrapport van het Amerikaanse onderzoeksbureau The Soufan Center. Het rapport bevat een tabel met Foreign Fighters in Oekraïne in de periode 2014–2019. Daar staat ook Nederland in vermeld, maar dat wordt verder niet onderbouwd in het rapport.
Het kabinet herkent dat er betrokkenheid is van Nederlanders bij de strijd in Oekraïne. Cijfers over Nederlanders die deel zouden nemen of deel zouden hebben genomen aan de strijd in Oekraïne, kunnen echter niet worden bevestigd.
Bent u op de hoogte van de identiteit van de personen die meevechten in de burgeroorlog in Oekraïne? Zo ja, sinds wanneer bent u op de hoogte van hun deelname aan het conflict? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord vraag 2.
Worden desbetreffende personen gemonitord? Wordt in de gaten gehouden wanneer zij terugreizen naar Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord vraag 2.
Zijn er al Nederlanders, die actief betrokken zijn geweest bij de strijd in Oekraïne, naar Nederland teruggekeerd? Zo ja, wanneer?
Zie het antwoord vraag 2.
Welke maatregelen worden genomen tegen Nederlanders die actief betrokken zijn geweest in de strijd in Oekraïne? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord vraag 2. Over het algemeen geldt dat, wanneer er sprake is van radicalisering en extremistische uitingen, de integrale aanpak extremisme en terrorisme wordt ingezet, ongeacht de ideologische achtergrond. Basis hiervan is de lokale, persoonsgerichte aanpak, met een mix van repressieve en preventieve interventies.
Hebt u reden om aan te nemen of is het u bekend dat er meer Nederlanders betrokken zijn geweest bij de strijd in Oost-Oekraïne?
Hier zijn geen nadere gegevens over bekend.
Hoe oordeelt u over het oordeel van het Amerikaanse onderzoeksbureau The Soufan Center dat «White supremacists wereldwijde netwerken aan het vormen zijn»2? Herkent u dit risico en neemt u maatregelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit soort rapporten zijn waardevol om een beeld te krijgen over mondiale ontwikkelingen ten aanzien van rechts-extremisme. Ook het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland vermeldt het ontstaan van een internationale parallelle online-wereld met een eigen beeldtaal en radicaliserend discours. Alhoewel dezelfde voedingsbodem aanwezig is en het discours online opruiend en agressief is, wordt in Nederland in het algemeen niet overgegaan tot geweld. Zo nodig worden maatregelen genomen uit integrale aanpak van terrorisme en extremisme.
Het bericht dat een onderzoek over burnpits jarenlang op de plank heeft gelegen |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Defensie wist het, de Kamer niet: onderzoek naar burnpits lag jarenlang op de plank»1?
Ja.
Waarom heeft u het rapport «Evaluation of ernvironmental and toxicity monitoring methods during improvised burn pits» van TNO (2012) niet veel eerder in zijn volledigheid naar de Kamer gestuurd?
Jaarlijks starten we als Defensie tien tot twintig nieuwe Research & Development (R&D)-programma’s op velerlei gebieden. Deze programma’s duren circa vier jaar. Het genoemde rapport maakte onderdeel uit van het TNO kennisopbouw-programma V936 «Militaire Toxicologie». Dit programma liep van 2009 tot en met 2012. Het doel van dit R&D-programma was om via toegepast en verkennend wetenschappelijk onderzoek, kennis op te bouwen op het gebied van militaire toxicologie. Het testen van nieuwe technieken voor monstername en analysemethoden was één van de aandachtspunten. De kennis uit dergelijke R&D-programma’s gebruikt Defensie onder meer voor de aanschaf van materieel en het opzetten van opleidingen. Om de hiervoor gebruikte technologieën te testen zijn onder gecontroleerde condities in een afgesloten ruimte beproevingen uitgevoerd waarbij de meetapparatuur en de meetmethoden zijn getest bij een gesimuleerde burnpit. De condities waaronder is gemeten, zijn niet representatief voor de blootstelling tijdens missies waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden over de mogelijke gezondheidsrisico’s tijdens missies. Gezien de opzet en de doelstelling van het TNO-onderzoek, het testen van monstername en analyse methodes, was er geen aanleiding om de Kamer te informeren over de resultaten. Achteraf gezien was het waarschijnlijk beter geweest het rapport openbaar te maken.
Waarom stelt uw ministerie in reactie op vragen van EenVandaag dat het TNO-onderzoek niet was bedoeld om de gezondheidseffecten voor militairen te meten, maar het vinden van de beste meetmethode voor schadelijke stoffen van burn pits? Dit doet toch niet af aan de conclusies uit het rapport, en is daarmee toch geen reden dit rapport niet in zijn volledigheid naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het in vraag 2 genoemde onderzoek alsnog in zijn volledigheid naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de bijlage treft u het rapport aan dat inmiddels openbaar is gemaakt.2
Bent u bereid andere relevante rapporten, waarin conclusies worden getrokken over de zogenaamde combinatie-toxiciteit van stoffen in burn pits, van Nederlandse dan wel buitenlandse onderzoeksinstituten aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Met mijn Kamerbrief (Kenmerk 35 000-x-133) d.d. 18 april jl. heb ik u geïnformeerd over de literatuurbeschouwing die het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) heeft uitgevoerd naar 46 publicaties en rapporten burnpits, de uitstoot van burnpits en de eventueel daaraan gerelateerde klachten. Veel van de publicaties en rapporten die zijn opgenomen in de literatuurlijst zijn open bronnen. Een aantal (internationale) publicaties en rapporten dat is gebruikt voor de literatuurbeschouwing worden echter beschermd door auteursrechten. Tot slot is gebruik gemaakt van een rapport van het Belgische Ministerie van de Defensie. Hiervoor is inmiddels een verzoek ingediend bij het Belgische Ministerie van Defensie om dit rapport vertrouwelijk te mogen delen met de Kamer.
Op welke termijn verwacht u dat het door u aangekondigde validatie-onderzoek van de literatuurstudie van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) wordt afgerond? Deelt u de mening dat dit op zo kort mogelijke termijn moet gebeuren, gelet op het belang van duidelijkheid voor de betrokken militairen?
Defensie heeft de Kamer toegezegd om de uitgevoerde literatuurbeschouwing te laten valideren door een externe partij. Defensie is na het publiceren van het rapport van het CEAG in contact getreden met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM heeft na overleg met Defensie aangegeven de validatie niet te kunnen uitvoeren. Dit heeft ons gedwongen om nieuwe gerenommeerde instellingen aan te schrijven. Op dit moment is het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht als enige partij over en zijn we bezig met de aanbestedingsprocedure.
Zal in het door u aangekondigde validatie-onderzoek expliciet worden gekeken naar combinatie-toxiciteit? Zo nee, waarom niet?
Het validatieonderzoek heeft tot doel de uitkomsten van de literatuurbeschouwing en de meldingen van het meldpunt Burnpits van het CEAG van 8 april 2019 en de daarin opgenomen literatuurstudies in het geheel te toetsen. Er is niet gevraagd specifiek te kijken naar (mogelijke) deelaspecten van de beschreven studies.
Onderzeeboten van Nederlandse makelij |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat vakbonden en werkgeversorganisatie VNO-NCW pleiten voor onderzeeboten van Nederlandse makelij?1
Ja.
Bent u bereid om onmiddellijk te stoppen met het bureaucratisch aanbestedingsproces en te kiezen voor de onderzeeboten van Saab-Damen om hiermee de Nederlandse industrie op 1 te zetten? Zo nee, waarom niet?
Het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» verloopt volgens de afspraken tussen Defensie en de Kamer over het Defensie Materieel Proces (DMP). Zoals vermeld in het Defensieprojectenoverzicht van 17 september jl. zal de Kamer later dit jaar de B-brief ontvangen van dit project. Ik kan daar niet op vooruitlopen.
Het bericht dat gemeente Utrechtse Heuvelrug de marinierskazerne wil omvormen tot een groen dorp |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «gemeente vraagt Kamer om handhaving besluit marinierskazerne»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de roep van mariniers om de marinierskazerne open te houden prevaleert boven de klimaatplannen van de gemeente? Zo nee, waarom niet?
Defensie en de gemeente Utrechtse Heuvelrug houden elkaar op de hoogte van (wijzigingen in) de wederzijdse plannen. Op verzoek van Defensie heeft het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) sinds 2014 contact met de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de provincie Utrecht over de ontwikkeling van het terrein in Doorn na het beoogde vertrek van de mariniers. Op basis van een intentieovereenkomst heeft het RVB een planproces met de gemeente en betrokken partijen opgestart dat – na uitgebreide participatie – heeft geleid tot een concept-ontwikkelkader voor het terrein. Er is met de gemeente afgesproken dat de Van Braam Houckgeestkazerne na de verhuizing van de Mariniers wordt overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf of aan de dan bekende nieuwe eigenaar na een openbare verkoopprocedure.
Zoals ik u heb geïnformeerd in mijn brief van 6 juni jl. (Kamerstuk 33 358, nr. 12) zijn de bouwvoorbereidende werkzaamheden in Vlissingen in overleg met het Rijksvastgoedbedrijf opnieuw opgeschort, dit keer met één jaar. Dat komt enerzijds doordat de besluitvorming over het advies van de Tijdelijke Reorganisatie Medezeggenschapscommissie (TRMC) en CZSK nog plaatsvindt en het gesprek met de TRMC over deze besluitvorming nog zal volgen en anderzijds doordat de toezegging om geen onomkeerbare stappen te nemen, staat. Hierop volgend heeft het RVB in samenspraak met de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de provincie Utrecht de werkzaamheden in Doorn ook opgeschort. Uiteraard blijven we in overleg met elkaar.
Bent u bereid de oproep van de gemeente te negeren en verder overleg hierover te staken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de oproep van de gemeente het zoveelste bewijs is dat gemeentebesturen tekortschieten in de zorg en waardering voor militairen en veteranen?
Nee. De zorg, erkenning en waardering voor militairen en veteranen is een verantwoordelijkheid van zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden. Betrokkenheid van gemeentebesturen uit zich bijvoorbeeld in het organiseren van herdenkingen en de steun voor inloophuizen. Dat waardeer ik zeer. Daarbij zijn er uiteraard verschillen tussen gemeenten. Op 11 september heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarbij de Minister van Defensie heeft gesproken met burgemeesters en wethouders om te bezien waar we elkaar kunnen versterken. U bent hierover separaat geïnformeerd in de brief Veteranen en de rol van gemeenten bij inloophuizen (d.d. 15 oktober jl.).
Bent u bekend met het bericht «Multicultureel Netwerk Defensie (MND) viert jubileum»?1
Ja
Kunt u aangeven op welke wijze Defensie het MND ondersteunt? Kunt u ook aangeven waaruit deze ondersteuning bestaat en welke bedragen en voorwaarden hiermee zijn gemoeid? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit met uw belofte tot meer openheid?
De ondersteuning aan het MND valt in het kader van een bredere ondersteuning aan de diversiteitsnetwerken van Defensie. In mijn brief over de Opbrengsten Programma Behoud en Werving (Kamerstuk 34 919 X, nr. 38 van 15 mei 2019) geef ik inzicht in de financiële middelen die beschikbaar zijn voor de bevordering van diversiteit- en inclusiviteit.
Kunt u aangeven waaruit de samenwerking tussen Defensie en het MND bestaat? Kunt u ook limitatief aangeven welke aanbevelingen en adviezen het MND heeft gedaan en tot welke stappen dit heeft geleid? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit met uw belofte tot meer openheid?
De samenwerking tussen Defensie en het MND bestaat o.a. uit het geven van advies en het deelnemen aan relevante bijeenkomsten. Zoals ook in het bericht is aangegeven, heeft het MND bijvoorbeeld geadviseerd om militairen met een Antilliaanse achtergrond in te zetten bij de noodhulp na orkaan Irma. Daarnaast is het MND betrokken op het terrein van werving zoals bijvoorbeeld tijdens het jaarlijkse Kwaku-festival. Dergelijke adviezen zijn niet geformaliseerd en het is ook niet mijn voornemen om dit in de toekomst te formaliseren. Een limitatieve opsomming is daarom niet te geven. Volledigheidshalve vermeld ik dat de samenwerking met de diversiteitsnetwerken van Defensie, gebaseerd is op afspraken die gelden voor ieder netwerk. De invulling van de adviesrol is overigens aan de netwerken zelf.
Bewijst de opmerking «De krijgsmacht draait op teams. En sterke teams zijn divers.» dat Defensie een diversiteitsbeleid voert, waarin diversiteit prevaleert boven kwaliteit? Zo nee, waarom niet?
Diversiteit draagt bij aan de kwaliteit. Defensie bevordert diversiteit en kwaliteit is daarbij het leidende principe. Van prevaleren van diversiteit boven kwaliteit is geen sprake.
Vindt u het niet beschamend dat Defensie wel intensief samenwerkt met het MND, terwijl initiatieven voor defensieslachtoffers en veteranen (zoals bijv. NLPoms, KOVOM en KNIL) aan hun lot worden overgelaten? Betekent dit dat diversiteit prevaleert boven de zorg voor defensieslachtoffers en veteranen? Zo nee, waarom niet?
Bij Defensie wordt er veel aandacht besteed aan slachtoffers en veteranen. De zorg voor veteranen en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers is solide belegd bij het Veteraneninstituut en het Veteranenloket. Via dit stelsel biedt Defensie dienstverlening aan Nederlandse veteranen, dienstslachtoffers en hun gezinsleden. Voor details over het veteranenbeleid verwijs ik u graag naar de jaarlijkse Veteranennota (Kamerstuk 30 139, nr. 218 van 11 juni 2019). Meer specifiek waar het de nazorg voor medewerkers van de zogenaamde POMS-locaties betreft, verwijs ik u naar mijn brief over chroom-6 van 4 juli 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 147)
Daarnaast is het nodig diversiteit en inclusiviteit te bevorderen. Dit omdat het bijdraagt aan de kwaliteit van onze inzet. Zie voor de aanpak mijn beleidsbrief van 11 oktober 2018 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 12). Kortom, voor beide zaken is aandacht.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja
Het Europees Defensiefonds |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «TNO lobbyt om Europese defensiemiljarden; Tweede Kamer weet van niets»?1
Ja.
Waarom moet de Kamer hiervan via de media kennisnemen? Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt met uw belofte tot meer openheid? Zo nee, waarom niet?
De Kamer is de afgelopen jaren steevast geïnformeerd over het Europees Defensiefonds (EDF) in BNC-fiches, tijdens AO’s en door middel van de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Raden Buitenlandse Zaken met de ministers van Defensie, waar het EDF onderwerp van gesprek was. Ook heb ik verschillende malen schriftelijke vragen over dit onderwerp per brief beantwoord (Kamerstukken 21 501-28, nr. 188 en 21 501-28 nr. 170). Verder heb ik uw Kamer in 2016 het rapport van de Group of Personalities doen toekomen, inclusief een appreciatie (Kamerstuk 33 279, nr. 17). Tot slot heeft de Kamer op 16 oktober 2018 een technische briefing ontvangen over het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP), de voorloper van het Europees Defensiefonds.
Bent u bereid om – met een dringend appel op uw informatieplicht – de niet aan Follow the Money verstrekte gegevens openbaar te maken, zodat duidelijk wordt op welke wijze geld wordt verspild aan de defensieplannen van dronkenlap Juncker? Zo nee, waarom niet en wat heeft u te verbergen?
In het kader van artikel 68 van de Grondwet wordt bezien of de in het kader van het WOB-verzoek niet verstrekte informatie, waarbij het staatsbelang niet in het geding is, vertrouwelijk met de Kamer gedeeld kan worden. U wordt hierover geïnformeerd.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat Paul de Krom zich inspant voor Nederlandse defensiebedrijven? Kunt u ook aangeven of deze charlatan opkwam voor Nederlandse defensiebedrijven die niet mochten leveren, omdat Defensie meer heil zag in onveilig buitenlands materiaal? Zo nee, waarom niet?
De heer De Krom is door de Europees Commissaris voor Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf Bieńkowska gevraagd om aan te sluiten bij de Group of Personalities. Deze groep had als doelstelling het geven van strategisch advies over de EU-ambities om defensieonderzoek en capaciteitsontwikkeling te financieren.
In hoeverre klopt de berichtgeving dat u graag niet-EU landen ziet meedingen in het Europees Defensiefonds? Kunt u aangeven of Defensie hiervoor een lobby voert? Zo ja, op welke wijze?
Het Europees Defensiefonds staat niet open voor landen, maar voor consortia van bedrijven en kennisinstellingen in de EU en geassocieerde landen (landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER)). Alle consortia deelnemers dienen duurzaam gevestigd te zijn in een EU-lidstaat of een geassocieerd land; het werk dient op Europees grondgebied te worden uitgevoerd. In het voorkomende geval dat een in de EU gevestigd bedrijf of kennisinstelling in handen is van een buitenlandse moederonderneming, kan het bedrijf of kennisinstelling alleen in aanmerking komen voor financiering uit het fonds indien de veiligheids- en defensiebelangen van de EU en de lidstaten niet in gevaar worden gebracht. Hiervoor dient de EU-lidstaat waarin het bedrijf of kennisinstelling gevestigd is garanties af te geven die betrekking hebben op intellectueel eigendomsrecht, gevoelige informatie en het ontbreken van controle van buitenaf.
Nederland heeft zich actief ingezet voor deze voorwaarden en is dan ook tevreden over het huidige resultaat. Hierbij moet worden opgemerkt dat de onderhandelingen over het EDF nog niet geheel zijn afgerond. Tussen de Raad en het Europees parlement is een politiek deelakkoord bereikt, waarbij enkele punten nog openstaan. De definitieve uitkomst van de onderhandelingen en het tijdstip daarvan hangen tevens samen met de onderhandelingen over het gehele Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Kunt u voor elk niet-EU land aangeven waarom zij wel of niet mag meedingen in het Europees Defensiefonds? Kunt u daarbij ook aangeven welke corruptie en kredietwaardigheidsscore elk land bezit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u het niet beschamend dat u bezig bent om ons defensiebudget om te vormen tot een snoeppot voor Frans-Duitse wapenfabrikanten, corrupte Oostblok bestuurders en, indien uw krankzinnig plan werkelijkheid wordt, schurkenstaten zoals Turkije? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteengezet in het BNC-fiche, wordt de analyse van de Europese Commissie die ten grondslag ligt aan het EDF, door Defensie onderschreven. Betere (Europese) coördinatie en samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensie-capaciteiten kan marktfragmentatie verminderen, onnodige duplicatie voorkomen en efficiënte investeringen bevorderen. Een sterker Europees veiligheids- en defensiebeleid is ook in het strategische belang van Nederland. De voorstellen van de Commissie dienen bij te dragen aan het creëren van belangrijke randvoorwaarden hiervoor: een sterke Europese technologische en industriële defensiebasis en een open, competitieve en goed functionerende Europese defensiemarkt, waar ruimte is voor grensoverschrijdende deelname van het innovatieve MKB. Het EDF kan van belangrijke toegevoegde waarde zijn in het streven om als Europa meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid.
Vindt u het niet verwerpelijk dat militairen zijn opgezadeld met een slecht salaris en defensieslachtoffers jarenlang moeten procederen voor een aalmoes, terwijl u wel graag de portemonnee trekt voor de krankzinnige defensieplannen? Zo nee, waarom niet?
Zoals beschreven in de Defensienota is het naast het investeren in mensen en manieren ook noodzakelijk om te investeren in middelen. Vernieuwing en innovatie zijn immers sleutelwoorden bij de doorontwikkeling van de krijgsmacht.
Het EDF wordt betaald uit de EU-begroting, waar Nederland aan bijdraagt, maar ook de vruchten van kan plukken. Het EDF kan in de toekomst een belangrijk instrument worden voor de instandhouding, modernisering en versterking van de huidige slagkracht en het voortzettingsvermogen. Dat is noodzakelijk voor de uitvoering van onze grondwettelijke taken en de inzet die daarvoor nodig is, zowel binnen Nederland als ook in NAVO-, EU- en VN-verband.
Bent u bereid de plannen voor een Europees Defensiefonds in de burn pit te gooien, nu vaststaat dat deze gebaseerd zijn op vooringenomen rapporten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Indien de vorige drie vragen ontkennend worden beantwoord, waar bent u dan in hemelsnaam mee bezig? Solliciteert u soms voor een baan bij het Europees Defensiefonds omdat u bang bent voor een motie van wantrouwen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden, zonder drogredenen en Haagse prietpraat? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het verband tussen enkele van uw vragen (vragen 5 en 6, en 7, 9 en 10) zijn deze in samenhang beantwoord.
Het bericht dat een konvooi met Nederlands legermaterieel is aangevallen in Mali |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Konvooi met Nederlands legermaterieel aangevallen in Mali»?1
Ja. Ik betreur ten zeerste dat zes Malinezen (vier militairen en twee chauffeurs) zijn omgekomen bij de aanslag op het konvooi met Nederlands materieel op 21 augustus 2019. Ik heb mijn Malinese ambtsgenoot op 23 augustus een condoleancebrief gestuurd om mijn medeleven te betuigen.
Bent u ermee bekend dat de veiligheidssituatie in Mali alsmaar verslechtert en de zandbakmissie te boek staat als contraproductief?
De situatie in Mali blijft zorgwekkend. Hoewel de stabiliteit in het noorden van Mali iets is verbeterd, is de situatie in Centraal-Mali verslechterd. Het merendeel van het geweld wordt veroorzaakt door gewapende groeperingen, zoals extremistische groepen en zelfverdedigingsmilities, die buiten het vredesproces staan. Het geweld tussen de voormalige opstandelingen in Noord-Mali, de ondertekenaars van het vredesakkoord uit 2015, is sterk afgenomen. De VN-missie in Mali (MINUSMA) ziet toe op de uitvoering van dit vredesakkoord. Dankzij de stappen die de afgelopen jaren in het vredesproces zijn gezet is de relatieve stabiliteit in Noord-Mali, het oorspronkelijke mandaatgebied van MINUSMA, toegenomen. De bewering dat MINUSMA contraproductief zou zijn is dan ook ongegrond. Als gevolg van de verslechterde veiligheidssituatie in Centraal-Mali is het mandaat van MINUSMA aangepast en werd op 28 mei 2019 een sectorhoofdkwartier geopend in de regionale hoofdstad Mopti. Op deze manier zal MINUSMA beter zijn gepositioneerd om de Malinese autoriteiten te assisteren bij het terugdringen van de onveiligheid in Centraal-Mali.
Bent u ermee bekend dat u een zwaarwegende zorgplicht heeft om de veiligheid van onze manschappen te beschermen? Bent u ook bekend met het feit dat u de veiligheid van onze manschappen tot topprioriteit heeft verheven?
De veiligheid van het personeel in algemene zin en uitgezonden militairen in het bijzonder is inderdaad een topprioriteit binnen Defensie. Defensiepersoneel voert zijn taken vaak uit onder gevaarlijke omstandigheden. Veiligheidsrisico’s dienen daarom zo goed mogelijk te worden gemitigeerd. Op basis van een weloverwogen risicoanalyse is er voor de redeployment-operatie voor gekozen om het wegtransport en de beveiliging uit te besteden aan civiele bedrijven en de Malinese veiligheidstroepen.
Bent u bereid de doelloze zandbakmissie in Mali onmiddellijk stop te zetten, zodat de veiligheid van onze manschappen gewaarborgd blijft? Zo nee, waar bent u dan in hemelsnaam mee bezig?
Zoals aangekondigd op 15 juni 2018 in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse Inspanningen in Missies en Operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) heeft Nederland de militaire bijdrage aan MINUSMA op 1 mei 2019 beëindigd. Op dezelfde datum startte de redeployment-operatie. Deze operatie is conform planning voor 1 september jl. afgerond. Sinds de recente terugkeer van het Redeployment Element (RDE) naar Nederland overziet het zogeheten Nadetachement (NaDet) in Mali de afvoer van al het resterende gereedstaande en ingepakte materieel naar Nederland. Het Nadet zal regelmatig vanuit Nederland naar Mali reizen om deze taak uit te voeren. In reactie op de aanval op het konvooi heeft de Malinese krijgsmacht besloten de konvooien te verkleinen. De terugkeer van al het Nederlandse materieel uit Mali wordt voorzien in het tweede kwartaal van 2020.
Conform de Artikel 100-brief MINUSMA («Nederlandse Bijdrage aan MINUSMA in 2019 en Veiligheidsinzet in de Sahel 2019 t/m 2021», Kamerstuk 29 521, nr. 368, d.d. 14 september 2018) en de Kamerbrief «Samenhang Nederlandse Inspanningen Snelle Reactiemachten en Missies en Operaties t/m 2021» (Kamerstuk 29 521, nr. 381, d.d. 14 juni 2019) blijven enkele militairen, Marechaussees en politiefunctionarissen de komende jaren nog in MINUSMA actief.
Het bericht dat mariniers te maken hebben met slechte maaltijden en een ziekmakende kazernekeuken |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Keuken marinierskazerne Doorn dicht vanwege achterstallig onderhoud»?1
Ja.
Waarom moet de Kamer hiervan via de media kennisnemen? Kunt u aangeven hoe zich dit verhoudt met uw belofte tot meer openheid? Zo nee, waarom niet?
De slechte staat van onderhoud van de Van Braam Houckgeestkazerne, inclusief de keuken, is de laatste jaren herhaaldelijk aan de orde geweest in brieven aan en debatten met de Kamer over de verhuizing van de Van Braam Houckgeestkazerne, o.a. in de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Diks inzake de opties rond de verhuizing (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2420), verzonden op 21 juni 2018.
Kunt u aangeven hoeveel kazernekeukens kampen met (dreigende) hygiëneproblemen? Kunt u ook aangeven waaruit deze problemen bestaan en/of militairen (mogelijk) ziek zijn geworden door deze problemen? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dit met uw belofte tot meer openheid? Zo nee, waarom niet?
In de Kamerbrief van 16 mei 2018 over het Jaarverslag Inspectie Militaire Gezondheidszorg over 2017 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 108) heb ik de door het Rijksvastgoedbedrijf opgestelde top tien van locaties met de grootste knelpunten op het gebied van voedsel bekend gemaakt. Kleine tekortkomingen op diverse locaties zijn inmiddels verholpen. In de brief over de Stand van zaken vastgoed Defensie van 25 april jl. (Kamerstuk 34 919, nr. 35) heb ik een overzicht gegeven van de maatregelen die zijn en worden genomen met het oog op de voedselveiligheid.
Er zijn defensiebreed verschillende kanalen voor meldingen van hygiëneproblemen, (mogelijke) voedselvergiftigingen en vermoedens van allergie: melding bij de commandant, meldingen voorvalsysteem, de Defensie Zelfservice App, de NVWA en cateringmedewerkers. Als defensiemedewerkers de indruk hebben dat gemelde tekortkomingen niet worden verholpen, kunnen zij de hulp inroepen van het Interventieteam Defensie. Het aantal meldingen dat betrekking heeft op de bedrijfsveiligheid, waaronder de categorie «voedsel/waterkwaliteit», staat in het jaarverslag van het Ministerie van Defensie (Kamerstuk 35 200 X, nr. 1, bijlage 7).
Bij ziekmeldingen in het registratiesysteem van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie behoort de diagnose tot het medisch geheim. Daarover kunnen dus geen mededelingen worden gedaan.
Kunt u aangeven waarom Defensie mariniers opzadelt met slechte maaltijden en een onhygiënische kazernekeuke, terwijl Defensie wel in staat is om geld uit te geven aan diversiteitsgedram, klimaatgezever, vliegende Titanic’s en de dure etentjes van topambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de puinhopen binnen Defensie? Zo nee, waarom niet?
In het genoemde AD-artikel wordt melding gemaakt van achterstallig onderhoud, niet van slechte maaltijden. Het achterstallig onderhoud aan de Van Braam Houckgeestkazerne is het gevolg van keuzes uit het verleden om minder geld aan onderhoud van vastgoed te besteden, in combinatie met het eerdere besluit de mariniers te verhuizen. Daardoor staat het onderhoud aan deze kazerne al jaren op een laag pitje. Inmiddels is besloten de keuken op de Van Braam Houckgeestkazerne te vernieuwen.
Bent u bereid om onmiddellijk de situatie van mariniers te verbeteren door de salarissen te verhogen, de krankzinnige verhuisplannen af te blazen en te zorgen voor een goede kazernekeuken met smakelijke maaltijden (eventueel door de catering bij het Ministerie van Defensie te verplaatsen naar de marinierskazerne in Doorn)? Zo nee, waarom niet?
Het CAO-akkoord waarover in juli jl. overeenstemming is bereikt, voorziet in een salarisverhoging voor burgers en militairen, dus ook voor de mariniers. Terwijl de keuken op de Van Braam Houckgeestkazerne wordt vernieuwd, zijn er maatregelen getroffen om in de tussentijd een goede voedselverstrekking te waarborgen.
Schaamt u zich niet dat Nederland binnenkort geen mariniers meer heeft zolang u doorgaat met het schenden van uw zorgplicht en het ruïneren van de werkbeleving en het privéleven van mariniers? Zo nee, waarom niet?
Ik herken mij niet in de genoemde beweringen.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het falend munitiebeleid |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Het duurt jaren voor Defensie bestelde munitie in huis heeft?1
Ja.
Schaamt u zich niet dat de aanschaf van munitie zoveel tijd in beslag neemt, terwijl u wel in staat bent om in een handomdraai Turkse dienstplicht af te kopen en geld uit te geven aan diversiteitswaanzin en klimaathysterie? Zo nee, waarom niet?
Er zijn goede en verklaarbare redenen voor de doorlooptijd van munitieprojecten zoals levertijden van leveranciers, zorgvuldigheid en overwegingen van spreiding (Kamerstuk 27 830, nr. 265).
Bent u bekend met het feit dat Nederland in het verleden een betrouwbare en snel werkende munitie-industrie had?
Het is mij bekend dat in Nederland in het verleden munitieproducenten gevestigd waren.
Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse munitie-industrie om zeep is geholpen doordat de VVD en uw linkse vrienden meer heil zagen in buitenlandse munitiefabrikanten die tot de dag van vandaag onze militairen ziek maken met onveilige munitie (bijvoorbeeld door munitie met verarmd uranium)?
Nee. Het in deze vraag geschetste beeld en de elementen waaruit dit beeld is opgebouwd herken ik niet. Defensie heeft als uitgangspunt dat materieel veilig moet zijn ongeacht of dit uit binnen- of buitenland afkomstig is.
Bent u bereid de Europese aanbestedingsregeling in de burn pit te gooien en in constructief overleg te treden met de werkscheppende Nederlandse defensie-industrie voor een snelle levering van veilige munitie? Zo nee, waarom niet?
Voor elk verwervingstraject maakt Defensie een afweging voor de meest passende verwervingsstrategie, waarbij het uitgangspunt is om het beste product voor de beste prijs te verwerven. Zie hiervoor tevens de Defensie Industrie Strategie (Kamerstuk 31 125, nr. 92). Daarnaast bespreekt Defensie ook regelmatig de toekomstige behoeften aan materieel met de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). Bedrijven kunnen altijd interesse tonen in aanbestedingen die op de daartoe bestemde kanalen worden gepubliceerd.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Turkije dat IS-veteranen rekruteert, traint en bewapent in Afrin |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
In hoeverre klopt de informatie dat tientallen veteranen van Islamitische Staat (IS) in de Syrische regio Afrin vechten voor aan Turkije gelieerde strijdgroepen?1
In het algemeen kan worden gesteld dat de dynamiek van het strijdtoneel in Syrië ruimte biedt voor strijders om zich – doorgaans om pragmatische, financiële redenen – aan te sluiten bij strijdgroepen die voorheen hun ideologische tegenstanders waren.
Beschikt u over informatie dat IS-veteranen (waaronder IS-commandanten) samenwerken met de Turkse inlichtingendienst (MIT)?
Het kabinet beschikt niet over deze informatie.
Kunt u aangeven of op de lijst met 40 IS-veteranen ook personen staan met de Nederlandse nationaliteit?
Op de lijst staan voor zover bekend geen personen met de Nederlandse nationaliteit.
Bestaat volgens u het risico dat Turkije bij het creëren van een nieuwe «bufferzone» in Noord-Syrië opnieuw gebruik zal maken van IS-veteranen? Zo nee, waarom niet?
Turkije werkt samen met de VS aan het creëren van een veilige zone aan de Turks-Syrische grens. Volgens Turkije en de VS zullen hierbij alleen Turkse en Amerikaanse militairen worden ingezet. Hiertoe is inmiddels in de Turkse stad Şanlıurfa een begin gemaakt met het opzetten van een Turks-Amerikaans Joint Operations Center.
Heeft Nederland in het kader van het totaal mislukte programma voor non-lethal assistance (NLA) direct of indirect materiële dan wel financiële steun verleend aan één of meer van de IS-veteranen van de lijst?
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die al-dan-niet NLA-steun hebben ontvangen van Nederland. Een overzicht van de groepen die steun hebben ontvangen is de Kamer vertrouwelijk toegegaan. De gesteunde groepen boden weerstand tegen extremistische en terroristische bewegingen zoals ISIS.
Bent u nog steeds van mening dat het NLA-programma van onschatbare waarde is geweest voor de Nederlandse inlichtingenpositie? Zo ja, kunt u dan op basis van die kennelijk geweldige Nederlandse inlichtingenpositie aangeven of en in welke mate Turkije op Syrische grondgebied samenwerkt of heeft samengewerkt met (voormalige) IS-strijders?
Het NLA-programma had als doel de gematigde gewapende oppositie te ondersteunen als alternatief voor extremistische groepen en het regime en de burgers in het gebied te beschermen (zie antwoord 164, Kamerstuk 32 623, nr. 229). Informatie verkregen van de groepen was relevant voor het veiligheidsbeleid van Nederland en dat van onze bondgenoten (zoals ook gesteld in antwoord 65, Kamerstuk 32 623, nr. 229 en antwoord 17, Kamerstuk 32 623, nr. 247).
Bent u bereid om binnen de NAVO te pleiten voor een onderzoek naar de samenwerking van Turkije met IS-veteranen?
Neen, Turkije is en blijft een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS, waaronder als lid van de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft zelf ernstig te lijden gehad onder terrorisme van ISIS en treedt hier tegen op.
Bent u bereid uw standpunt dat Turkije lid moet blijven van de NAVO, te herzien als onomstotelijk vast komt te staan dat Turkije samenwerkt met (voormalige) IS-strijders? Zo nee, waarom niet?
Turkije is en blijft een belangrijke NAVO-partner in een moeilijke, onrustige regio. Daarmee is NAVO-lidmaatschap van Turkije in het belang van de Nederlandse en Europese veiligheid. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.