Uitspraken van president Poetin waarin hij luidkeels en openlijk “filosofeert over een invasie van EU-landen” |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u wellicht bekend met een of meer uitspraken van president Poetin waarin hij luidkeels en openlijk «filosofeert over een invasie van EU-landen»?1
Ik vermoed dat u hierbij doelt op het eerder geplaatste bericht van het lid Dassen op sociale media. Het is niet mijn rol om het bericht van het lid Dassen te duiden. Voor wat betreft de dreiging van een invasie kan ik antwoorden dat de illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen andere landen richt.
Indien dit het geval is, kunt u de Kamer de exacte citaten hiervan doen toekomen inclusief bronverwijzing zodat de Kamer kan nagaan waar en wanneer precies president Poetin een dergelijk ongekend dreigement gericht tegen (onder andere) Nederland zou hebben geuit?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u deze vraag binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De kosten van afschalen van de steun aan Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het artikel The High Price of Losing Ukraine: Military-Strategic and Financial Implications of Russian Victory1 en het artikel De kosten en baten van «onze» lotsverbondenheid met Oekraïne2?
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de analyse van het Amerikaanse Institute for the Study of War (ISW) dat het Amerikaanse volk het recht heeft om te bevragen wat de financiële kosten zouden kunnen zijn als Oekraïne niét wordt geholpen, juist omdat zij zoveel besteden om Oekraïne in de strijd tegen Rusland te helpen? Deelt u de mening dat dit net zo goed geldt voor de Nederlandse (en Europese) bevolking?3
Het is het beleid van het kabinet de steun aan Oekraïne onverminderd voort te zetten. Nederland doet dit samen met partners in de EU, NAVO en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het eigen belang. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, Europa en daarmee ook voor Nederland. Het niet steunen van Oekraïne heeft ook (financiële) consequenties voor Nederland. De consequenties zijn breder dan een financiële kosten-baten analyse. Het is gestoeld op het besef dat naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, ook die van Nederland en Europa op het spel staan in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Onderschrijft u conclusie van het ISW dat nu korten op steun aan Oekraïne op langere termijn mogelijk veel hogere kosten met zich zal brengen en dat de kosten dus op dit moment in wezen voor de baten uitgaan?
Korten op steun aan Oekraïne heeft, behalve grote gevolgen voor Oekraïne, ook directe implicaties voor veiligheid en welvaart op het Europese continent. Als Rusland deze oorlog wint, zal dit de vrijheid, veiligheid en welvaart van zowel Oekraïne, Europa en Nederland ernstig aantasten. De kosten en vergaande consequenties hiervan zijn breder dan (enkel) financiële kosten en inderdaad veel hoger dan onze steun aan Oekraïne nu. Zo bezien is de internationale en Nederlandse steun aan Oekraïne een investering in onze collectieve vrijheid, veiligheid en welvaart op lange termijn.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat goed in kaart wordt gebracht wat, naast de immense klap voor onze waardengemeenschap, de financiële kosten voor Nederland en de Europese Unie zouden kunnen zijn als de steun, zowel militair als civiel, aan Oekraïne wordt afgeschaald en Oekraïne vervolgens de oorlog van Rusland verliest?
Het is evident dat een Oekraïens verlies zeer schadelijk zou zijn voor Nederland, de Europese Unie en de internationale rechtsorde. Hoewel deze kosten veel breder zijn dan enkel financieel en moeilijk te becijferen, voert het kabinet doorlopend gesprekken met onderzoeksinstituten, onder andere over scenario’s. Ook in de ministeries staat het denken hierover nooit stil. We blijven de Kamer doorlopend informeren over onze inzet ten aanzien van de oorlog, en welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen.
Worden er ook door Nederlandse onderzoeksinstituten of door de ministeries zelf dergelijke kosten-baten scenario’s uitgewerkt met betrekking tot de oorlog in Oekraïne? Zo ja, welke zijn dit en kunnen deze met de Kamer worden gedeeld (indien afkomstig van het ministerie)? En zo nee, bent u voornemens een grondig onderzoek/analyse in gang te zetten naar de mogelijke gevolgen van een verlies van Oekraïne?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt in bondgenootschappelijk verband (EU/NAVO) onderzocht welke financiële en militair-strategische gevolgen een verlies van Oekraïne mogelijk zou hebben?
Binnen de NAVO en EU wordt gesproken over alle scenario’s en de mogelijke gevolgen daarvan. De NAVO en de EU blijven daarbij alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het verdragsgebied te waarborgen. Het kabinet kan omwille van de veiligheid niet publiekelijk ingaan op details van deze scenario’s.
Kan het demissionaire kabinet actiever gaan communiceren over de financiële en militaire risico’s die wij in Nederland lopen, indien Oekraïne de oorlog verliest?
Het kabinet communiceert reeds actief over het belang van steun aan Oekraïne en de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Hierbij behoort ook het benoemen van risico’s van een eventueel verlies van Oekraïne. Deze boodschap wordt door onder andere de Ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als ook de Commandant der Strijdkrachten consistent verwoord bij publieke optredens4. Ook in lijn met de motie Dassen c.s.5 zal het kabinet waar mogelijk en relevant blijven communiceren over eventuele maatschappelijke gevolgen en benodigde investeringen in de eigen veiligheid. Er wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en dat van het delen van informatie.
Heeft u kennisgenomen van het rapport Setting Transatlantic Defence up for Successvan het Estlandse Ministerie van Defensie, waarin wordt betoogd dat we Rusland in Oekraïne een halt kunnen toeroepen, indien EU-lidstaten samen 0,25 procent van hun bbp (120 miljard euro) zouden willen besteden aan militaire hulp aan Kyiv? Wat vindt u van dit voorstel?
Ja. Sinds het begin van de Russische invasie van Oekraïne zet Nederland zich, samen met internationale partners, in om Oekraïne militair te steunen en zo een halt toe te roepen aan de Russische agressie. Het is ook in het belang van onze eigen veiligheid en vrijheid om deze steun voort te zetten. Het is hierbij belangrijk dat alle internationale partners bijdragen. Het kabinet verwelkomt alle oproepen aan internationale bondgenoten om de steun aan Oekraïne kracht bij te zetten. Daarbij is Nederland pragmatisch over de manier waarop deze steun het beste wordt ingevuld.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken?
Helaas is dit niet voor de begrotingsbehandeling gelukt.
De Turkse militaire aanvallen in Syrië en Irak |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Isa Kahraman (NSC) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de berichten over aanvallen van Turkije in Syrië en Irak in de afgelopen jaren en recent nog op maandag 25 december 2023 (eerste kerstdag)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat bij deze recente Turkse luchtaanvallen meerdere burgerdoden en gewonden gevallen zijn?
In de periode 23 t/m 29 december 2023 hebben meerdere Turkse drone- en luchtaanvallen in Syrië en Noord-Irak plaatsgevonden. De Turkse operaties richtten zich tegen de Syrian Democratic Forces (SDF) en de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). Volgens verschillende openbare bronnen zijn hierbij diverse SDF en PKK-strijders omgekomen. In openbare bronnen wordt regelmatig melding gemaakt van burgerslachtoffers.
Kunt u ook bevestigen dat er bij deze luchtaanvallen kritische burgerinfrastructuur als waterverdeelstations, elektriciteitscentrales en ziekenhuizen zijn getroffen?2 Zijn dergelijke burgerdoelen vanuit internationaal recht gerechtvaardigde doelen?
Het kabinet heeft niet eigenstandig kunnen verifiëren of bij de drone- en luchtaanvallen kritieke civiele infrastructuur is getroffen. Wel staat vast dat civiele infrastructuur (o.a. industrie) is beschadigd als gevolg van de aanvallen. Het leefgebied van burgers in de grensstreek staat als gevolg van de aanvallen onder druk.
Volgens het humanitair oorlogsrecht zijn militaire doelen uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en waarvan de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking onder de omstandigheden van dat moment een duidelijk militair voordeel oplevert. Gezien het ontbreken van de benodigde informatie over de specifieke omstandigheden en afwegingen van Turkije, is het zeer complex om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht door Turkije in deze situatie.
Daar waar NAVO-lid Turkije stelt dat de luchtaanvallen legitieme militaire (zelfverdediging)acties zijn tegen (terreur)dreigingen van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) vanuit Syrië en Irak, in hoeverre zijn volgens u deze Turkse claims gerechtvaardigd? Hoe verhoudt zich deze claim met de structurele Westerse samenwerking met de Syrian Democratic Forces (SDF) in de strijd tegen ISIS?
Het kabinet erkent de veiligheidszorgen van Turkije in de grensregio met Syrië en Irak. Het land beroept zich op het recht van zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het tegengaan van aanvallen van PKK en YPG op Turks grondgebied. Daarbij stelt het kabinet voorop dat alle landen en dus ook Turkije moeten handelen conform het internationaal recht, zodoende met de aantoonbare inachtneming van de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Daarnaast is het van groot belang dat burgerslachtoffers worden vermeden. Dit benadrukt het kabinet ook in gesprekken met de Turkse autoriteiten.
Nederland blijft, evenals andere bondgenoten, ook met Turkije in gesprek over de impact van de Turkse militaire acties in Noordoost Syrië op de capaciteit van de SDF om ISIS te bestrijden en om detentiecentra en vluchtelingenkampen waar Foreign Terrorist Fighters (FTFs) en hun familieleden zich bevinden te beveiligen.
Gelet op het feit dat Amerikaanse militairen die gestationeerd zijn in Syrië, een Turkse drone hebben neergehaald die zich te dicht bij de Amerikaanse troepen bevond3, hoe voorkomen NAVO-leden dat ze tegenover elkaar komen te staan in Syrië en Irak als Turkije deze aanvallen blijft uitvoeren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 voert Turkije operaties uit in Noord-Irak en Syrië vanwege veiligheidszorgen in de grensregio.
Naar aanleiding van het neerhalen van de Turkse drone door de VS hebben de Ministers van Defensie van de VS en Turkije beiden benadrukt dat nauwe coördinatie in de regio van belang is. Nederland brengt de Turkse activiteiten, het belang van aandacht voor mogelijke consequenties en het belang van onderlinge coördinatie tussen Turkije en de bondgenoten regelmatig op in bilaterale gesprekken met Turkije.
Hebben deze militaire bombardementen door Turkije in Noord-Irak consequenties voor de Nederlandse militaire inzet voor de NAVO-missie in Irak (NMI)?4 Hoe borgt Nederland dat onze militairen, die in het noorden van Irak worden gestationeerd, geen slachtoffer worden van deze bombardementen? Heeft Turkije contact met zijn NAVO-bondgenoten over deze bombardementen en worden ze vooraf gewaarschuwd?
De Turkse militaire operaties vinden plaats in het grensgebied van Turkije met Noord-Irak. De Turkse militaire activiteiten hebben vooralsnog geen consequenties voor de Nederlandse militaire inzet voor de NMI. NMI is niet actief in Noord-Irak.
Nederland heeft sinds de redeployment van de Force Protection eenheid die ten behoeve van Operation Inherent Resolve (OIR) gestationeerd was in Erbil nog enkele militairen gestationeerd op de bases van de Anti-ISIS Coalitie in omgeving Erbil. De Nederlandse militairen in Erbil bevinden zich niet in het gebied waar de Turkse operaties worden uitgevoerd. Het kabinet voorziet dan ook geen consequenties voor de Nederlandse militairen ter plaatse.
Ten aanzien van Turkse contacten met NAVO-bondgenoten verwijs ik u naar het antwoord op vragen 4 en 5.
Zijn er in internationaal verband gesprekken met Turkije over deze militaire aanvallen in deze twee landen, bijvoorbeeld in NAVO-verband? Kunt u aangeven wat de houding is van Turkije in deze gesprekken?
De situatie in Noordoost Syrië en Irak is regelmatig onderwerp van gesprek in verschillende internationale fora, waaronder de EU en de Anti-ISIS-coalitie. Zorgen over de mogelijke gevolgen van deze militaire operaties worden daarin besproken. In bilaterale gesprekken met de Turkse autoriteiten worden de Turkse operaties in Noord-Irak en Syrië regelmatig besproken langs de lijnen van het antwoorden op vraag 4 en 5. De Turkse militaire operaties zijn binnen de NAVO geen onderwerp van gesprek.
Aangezien de grootste instroom van asielzoekers in Nederland komt vanuit Syrië (12.625 personen) en gelet op het feit dat Irak ook in de top 10 staat5, kunt u duiden wat de bombardementen door Turkije in deze twee landen voor impact hebben op de asielinstroom in Nederland vanuit deze landen?
Het valt niet te voorspellen wat de impact van de Turkse militaire operaties in Noord-Irak en Syrië is op de asielinstroom in Nederland. De asielinstroom in Nederland van personen met de Syrische en Iraakse nationaliteit in de afgelopen jaren is niet direct te relateren aan de diverse geweldsincidenten in Irak or Syrië.
Op welke wijze zet Nederland zich in voor de minderheden in de gebieden waar Turkije bombardementen uitvoert, zoals Jezidis en Arameeërs, Assyriërs en Chaldeeërs, en voor leniging van de humanitaire nood in Syrië?
Het kabinet blijft zich inzetten voor de bescherming van kwetsbare minderheden in Noord-Irak, waaronder jezidi’s en christenen. Het kabinet doet dit door deze gemeenschappen te ondersteunen met het streven naar gerechtigheid, het verlenen van psychosociale en geestelijke hulp (MHPSS), en het bijdragen aan een sociaaleconomisch toekomstperspectief.
De humanitaire noden in Syrië zijn zeer groot. Nederland is sinds aanvang van het conflict een grote humanitaire donor in Syrië. Hulpbijdragen worden ter beschikking gesteld via vaste kanalen, zoals de VN humanitaire fondsen en de Dutch Relief Alliance. Nederland behoort tot de top-3 donoren van het mondiale VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF).
De uitspraken van de Duitse minister van Defensie |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het interview met uw Duitse collega, de heer Pistorius, in Der Tagesspiel van 19 januari 2024?1
Ja.
Deelt u de zorgen van Minister Pistorius over de toenemende kans op een directe militaire confrontatie tussen de NAVO en Rusland?
Ja. Rusland vormt een reële dreiging voor de veiligheid van het hele Europese continent. De illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Ook blijft Rusland doorgaan met hybride activiteiten, militaire assertiviteit en dreigende retoriek richting NAVO-bondgenoten. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen de NAVO richt.
De NAVO is een defensief bondgenootschap. In antwoord op de toegenomen Russische dreiging hebben de bondgenoten tijdens de NAVO Toppen in Madrid in 2022 en in Vilnius in 2023 besloten om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging verder te versterken en daartoe minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden. Het is essentieel dat alle bondgenoten een bijdrage leveren aan de implementatie van de militaire plannen en maatregelen, omdat daarmee invulling wordt gegeven aan de versterking van de afschrikking en verdediging. Het doel is om de veiligheid van het verdragsgebied blijvend te garanderen en Rusland af te schrikken van agressie tegen NAVO-bondgenoten. Een sterke afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het bondgenootschap.
Gezien het feit dat Minister Pistorius in het interview aangeeft dat hij denkt aan een tijdsframe tussen de vijf en acht jaar inzake deze confrontatie, wat is het assessment van het kabinet hieromtrent? Is het kabinet dezelfde mening toegedaan?
Het kabinet deelt de zorgen van de Duitse Minister van Defensie over de dreiging die Rusland vormt en over de snelheid waarmee Rusland in staat is om zijn militaire vermogen te herstellen en te versterken. Ondanks de zware verliezen die de Oekraïense krijgsmacht nog steeds dagelijks toebrengt aan Rusland in Oekraïne, blijft het Russische militaire vermogen een grote dreiging voor heel Europa. Een Russische aanval op NAVO-bondgenoten achten de diensten op korte termijn niet waarschijnlijk. Het tijdsframe waarbinnen de Russische dreiging zich tegen het bondgenootschap kan manifesteren, is niet te voorspellen. Wel herstelt het militair-industrieel complex van de Russische Federatie sneller dan verwacht.
Zijn er ook scenario’s in voorbereiding in Nederland met betrekking tot een eventuele militaire confrontatie met Rusland, zoals die momenteel worden geschetst door bijvoorbeeld de regeringen van Duitsland, Zweden en Estland?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie op het Europese continent is het voor de Nederlandse veiligheid essentieel om in NAVO-verband op te treden. Collectieve zelfverdediging is een kerntaak van de NAVO. De NAVO blijft alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het hele verdragsgebied te waarborgen. De NAVO houdt daarbij rekening met verschillende scenario’s. Deze scenario’s worden ook tijdens reguliere oefeningen en scenario-exercities door bondgenoten beoefend. De scenario’s worden voortdurend aangescherpt aan de hand van het actuele dreigingsbeeld. De geleerde lessen uit de oefeningen met deze scenario’s worden verwerkt in de crisis- en verdedigingsplannen van de NAVO en van individuele bondgenoten.
Ook Nederland zet op nationaal niveau stappen om beter voorbereid te zijn op een verdere verslechtering van de internationale veiligheidssituatie, waarbij de versterking van de krijgsmacht een grote rol speelt. De verknoping van nationale en internationale veiligheid vraagt echter om een integrale benadering, waarbij alle lagen van de overheid en de samenleving betrokken zijn. In dat kader worden samen met onder andere het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Justitie en Veiligheid, en Infrastructuur en Waterstaat ook in Nederland scenario’s bezien met het oog op planvorming. Omwille van de veiligheid wordt in het openbaar niet over de details van scenario’s gecommuniceerd.
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om mogelijke scenario’s te bespreken in het maatschappelijke debat, in lijn met de bovengenoemde landen?
Het kabinet communiceert actief over de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Deze boodschap wordt door de Minister van Defensie, Commandant der Strijdkrachten, en andere functionarissen consistent verspreid tijdens publieke optredens Hierbij wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en het delen van informatie.
Welke concrete stappen bent u voornemens op tafel te leggen bij de aankomende Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie, naar aanleiding van de steeds duidelijker wordende signalen dat Poetin de oorlog in Oekraïne wil laten extrapoleren richting de Baltische staten, gezien zijn herhaaldelijke dreigementen richting deze landen?
De recente uitspraken van Poetin over de Baltische staten zijn zeer zorgelijk. De NAVO-bondgenoten worden al jaren geconfronteerd met hybride dreigingen vanuit Rusland, waaronder desinformatie en politieke inmenging. De NAVO en de EU houden de situatie aan de oostflank nauwlettend in de gaten. Zoals in het antwoord bij vraag 2 aangegeven, heeft de NAVO in reactie op de Russische dreiging belangrijke besluiten genomen om de afschrikking en verdediging van het bondgenootschap te versterken, die erop gericht zijn om de veiligheid van het hele NAVO-verdragsgebied blijvend te garanderen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de productie- en leveringscapaciteit van de defensie-industrie opgeschaald wordt. Ik heb bij de RBZ Defensie opnieuw het belang van Europese samenwerking hierbij benadrukt (Kamerstuk 2024Z01816).
Vindt u ook dat de richting van de ontwikkelingen nogmaals benadrukken dat we door moeten gaan met structurele militaire steun aan Oekraïne om Russische agressie het hoofd te bieden?
Ja. Het kabinet zet de steun aan Oekraïne in 2024 onverminderd voort. Nederland is momenteel in consultaties met Oekraïne over een bilateraal veiligheidsarrangement. Bij de voortzetting van de steun werkt Nederland nauw samen met bondgenoten en partners in de NAVO, EU en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het belang van de eigen veiligheid. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, voor Europa, en daarmee ook voor Nederland. Naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, staan ook die van Nederland en Europa op het spel in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Het testverslag 'Acceptatieverslag Minimum Viable Product Defensie Big Data Advanced Analytics Platform' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Klopt het dat er een testverslag met als titel «Acceptatieverslag Minimum Viable Product Defensie Big Data Advanced Analytics Platform» (acceptatieverslag MVP DBDAAP) voor DBDAAP is geschreven door de afdeling Kennis Innovatie Experimenten en Simulatie (KIXS) binnen het Joint Informatievoorzieningscommando (JIVC) en dat dit testverslag is opgeleverd aan de stuurgroep DBDAAP op 18 januari 2022?
Kan de Kamer dit testverslag toegestuurd krijgen voor het commissiedebat Derde Voortgangsrapportage GrIT op 12 maart 2024? Zo nee, waarom niet?
Welke onderzoeksvraag werd beantwoord in dit testverslag?
Wat is de conclusie van dit testverslag?
Wie was (binnen Defensie) de opdrachtgever voor het schrijven van dit testverslag en waarom werd deze opdracht verstrekt?
Heeft het testverslag de opdrachtgever bereikt? Zo ja, welke actie heeft de opdrachtgever vervolgens genomen naar aanleiding van dit testverslag?
Zo nee, waarom niet en heeft de opdrachtgever actie ondernomen om het door de opdrachtgever zélf aangevraagde testverslag te verkrijgen?
Vrouwen in de krijgsmacht |
|
Jimme Nordkamp (PvdA), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Anne-Marijke Podt (D66), Derk Boswijk (CDA), Gijs Tuinman (BBB), Sarah Dobbe , Laurens Dassen (Volt) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Wat ziet u als de grootstebottlenecks bij de verschillende krijgsmachtdelen ten aanzien van het doorgroeien van vrouwen naar leidinggevende posities?
Klopt het dat voor bepaalde rangen in bepaalde krijgsmachtdelen het deelnemen aan uitzendingen voorwaardelijk is? Kunt u zich voorstellen dat vrouwen en mannen er hierdoor vaker voor kiezen de krijgsmacht te verlaten, omdat dit niet (meer) past bij hun levensfase? Wat wordt hier op dit moment aan gedaan?
Wat wordt op dit moment verder gedaan om doorstroming van vrouwen naar leidinggevende posities in de krijgsmacht te bevorderen?
Op welke wijze wordt de mogelijkheid tot meer parttime werken door de krijgsmacht gefaciliteerd? Klopt het dat dit bij sommige krijgsmachtdelen of in sommige functies alleen kan als militairen zelf zorgen voor iemand die bereid is een functie gezamenlijk fulltime te vervullen? Zo ja: wat kan er vanuit Defensie worden gedaan om dit eenvoudiger te maken?
Op welke wijze wordt op dit moment kinderopvang voor kinderen van medewerkers van Defensie gefaciliteerd – op dagelijkse basis, maar ook waar het gaat om opvang gerelateerd aan de unieke uitdagingen van defensiepersoneel, zoals tijdens uitzendingen? Wat kan er op dit vlak meer worden gedaan?
Wordt er binnen Defensie actief gekeken op welke wijze de balans tussen werk en privé kan worden verbeterd – met inachtneming van het unieke werk van Defensie? Op welke wijze worden hierover gesprekken met vrouwen en mannen in de krijgsmacht gevoerd, wordt maatwerk mogelijk gemaakt en hoe worden goede voorbeelden gedeeld en breder toegepast?
Bent u bereid de Kamer periodiek (bijvoorbeeld in de staat van Defensie) te informeren over de voortgang ten aanzien van de aanpassing van uniformen, materieel en uitrusting welke deze meer geschikt moet maken voor vrouwen in de krijgsmacht, zodat zij hun werk effectiever, veiliger (bij voorbeeld in relatie tot ballistiek en vesten) en met meer trots (pasvorm) kunnen vervullen?
Kunt u de Kamer informeren over de maatregelen die u reeds genomen heeft ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen Defensie? Kunt u de Kamer informeren over de aantallen en aard van de klachten? Welke mogelijkheden ziet u om de situatie van vrouwen, met name die in lagere rangen, te verbeteren daar waar het gaat om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag?
Kunt u specifiek ingaan op de wijze waarop het ministerie omgaat met de bijzondere rol van vrouwen in de frontlinie en de impact die dat kan hebben op enerzijds militaire gevechtseenheden en anderzijds de dynamiek van vrouwen in de frontlinie op het conflict, de-escalatie en representatie van vrouwen in de lokale bevolking in een conflictgebied?
Herkent u het beeld uit Brits onderzoek, waarin wordt geschetst dat vrouwen zich over het algemeen minder herkennen in het beeld van «de veteraan», dat zij zich minder herkend en erkend voelen als veteraan en dat zij gemiddeld minder gebruik maken van dienstverlening (nazorg) gericht op veteranen? Bent u bereid in samenwerking met het veteraneninstituut onderzoek te doen naar de Nederlandse situatie en wat er gedaan kan worden om dit te verbeteren?
Maakt Defensie gebruik vanbest practices uit andere landen ten aanzien van de positie van vrouwen in de krijgsmacht? Zo ja, kunt u aangeven wat hiervan wordt geleerd en geïmplementeerd in de Nederlandse krijgsmacht?
De dreiging van een nucleaire oorlog tussen Nederland en Rusland |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD), Thierry Baudet (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is tijdens de Parijse top op 26 februari jongstleden wel of niet gediscussieerd over het sturen van grondtroepen naar Oekraïne?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Kremlin-woordvoerder Dmitri Peskov – in reactie op de uitspraak van Macron dat het sturen van grondtroepen naar Oekraïne «niet mag worden uitgesloten»1 – dat «alleen al het feit dat er gepraat wordt over het sturen van troepen [...] een heel belangrijk nieuw element» is en dat in het geval troepen worden gestuurd een direct conflict tussen Rusland en de NAVO «onvermijdelijk» is?2 Bent u het eens met de uitspraak van Peskov? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Commandant der Strijdkrachten Generaal Onno Eichelsheim dat «je alle opties moet openhouden om te zien hoe je Oekraïne het beste kan steunen»?3 Valt het sturen van Nederlandse troepen wat u betreft ook onder deze opties? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Bedoelt u met «onze oorlog» dat Nederland op dit moment in oorlog is met Rusland – ja of nee? Deelt u de mening dat een directe oorlog tussen Rusland en de NAVO koste wat kost moet worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhoudt uw onvoorwaardelijke steun aan Oekraïne zich tot artikel 33 van het Handvest van de Verenigde Naties (VN) – waarin staat dat «bij een geschil waarvan het voortbestaan de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in gevaar dreigt te brengen» landen in de eerste plaats moeten aansturen op de-escalatie in de vorm van «onderhandelingen, feitenonderzoek, bemiddeling, conciliatie, arbitrage, een rechterlijke beslissing, het doen van een beroep op regionale organen of akkoorden, of andere vreedzame middelen naar hun eigen keuze»?4
Hoe kijkt u naar de uitspraak van Poetin dat het sturen van NAVO-militairen een conflict met nucleaire wapens en daarmee de vernietiging van de westerse maatschappij dichterbij brengt?5 Deelt u de mening dat een nucleaire oorlog koste wat kost moet worden voorkomen en dat dus geen NAVO-militairen naar Oekraïne moeten worden gestuurd?
Realiseert u zich dat Rusland delen van Oekraïne als zijn nationaal grondgebied beschouwt en dat het land het gerechtvaardigd acht om nucleaire wapens te gebruiken als het nationaal grondgebied wordt bedreigd? Neemt u de dreiging dat Rusland het gebruik van nucleaire wapens toestaat als deze delen van Oekraïne worden aangevallen serieus?
Wat zijn volgens u de gevolgen van een eventuele nucleaire oorlog met Rusland voor Nederland?
Wat zullen de gevolgen zijn voor Nederland als Rusland een van zijn sterkste atoomwapens boven bijvoorbeeld Utrecht tot ontploffing laat komen? Hoeveel Nederlanders zullen dan naar schatting sterven?
Klopt het dat de Satan-2 raket van Rusland voor Nederland niet te onderscheppen is?6 Klopt het dat een Satan-2 raket tien nucleaire bommen kan vervoeren? Indien Rusland via één Satan-2 raket tien nucleaire bommen op onze tien grootste steden afvuurt, hoeveel Nederlanders zullen er volgens de regering dan naar schatting (onmiddellijk) sterven? Zullen er überhaupt Nederlanders zijn die een totale nucleaire oorlog tussen de NAVO en Rusland (in Nederland kunnen) overleven?
Wat heeft voor u, en in het bijzonder voor de Minister van Defensie, prioriteit: het voorkomen van een (allesvernietigende) nucleaire (wereld)oorlog met Rusland of onvoorwaardelijk steun blijven leveren aan Oekraïne? Met welke van deze twee prioriteiten is het Nederlandse belang het beste gediend? Kunt u uw antwoorden toelichten?
Bent u het met de uitspraak van NAVO-chef Jens Stoltenberg van 24 februari jongstleden eens dat Oekraïne «nu dichter bij de NAVO [staat, red.] dan ooit tevoren»?7 Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Denkt u dat de uitspraak van Stoltenberg dat Oekraïne «lid zal worden van de NAVO» de kans op een directe oorlog tussen Rusland en de NAVO vergroot of verkleint?8 Hoe beoordeelt u deze uitspraak? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kan Oekraïne in uw ogen lid worden van de NAVO zolang nog sprake is van een oorlog tussen Oekraïne en Rusland?
Indien Oekraïne lid zou (kunnen) worden van de NAVO terwijl het nog in oorlog is met Rusland, betekent dit – volgens artikel 5, van het Noord-Atlantisch Verdrag – dat de NAVO en dus ook Nederland automatisch in oorlog met Rusland geraken?
Kan Oekraïne in uw ogen lid worden van de Europese Unie (EU) zolang nog sprake is van een oorlog tussen Oekraïne en Rusland?
Indien Oekraïne lid wordt van de NAVO en/of de EU, zou Nederland dan bereid zijn militairen naar Oekraïne te sturen? Zou Nederland – gezien art. 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, EU-lidstaten verplicht een aangevallen EU-lidstaat «met alle middelen» bijstand te verlenen – in een uiterst geval dan ook bereid zijn Nederlandse militairen uit te zenden en weer dienstplichtigen te gaan oproepen (met andere woorden de opschorting van de opkomstplicht te beëindigen)? Kunt u uw antwoord toelichten? En indien nee, wanneer zou Nederland wél militairen uitzenden en de opkomstplicht activeren?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
De Kamerbrief betreffende de staat van de oorlog in Europa d.d. 23 februari jl. |
|
Thierry Baudet (FVD), Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gerrit van Leeuwen |
|
Waaruit blijkt dat «ook als Rusland de oorlog in Oekraïne zou winnen, [...] de Russische territoriale expansiedrift niet [zou] verdwijnen», zoals u stelt op bladzijde 2 van uw brief betreffende de staat van de oorlog in Europa (Kst. 21 501-20, nr. 2019)? Waaruit blijkt dat «het Russische regime [...] verder [zal] gaan om de Europese veiligheidsarchitectuur te ontwrichten»? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven – bijvoorbeeld in de vorm van officiële berichtgeving vanuit Rusland – of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Waarom is het in uw ogen «aan Oekraïne [...] om te bepalen of en wanneer de juiste voorwaarden zich voordoen om vredesonderhandelingen te starten», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Sinds wanneer bepaalt Oekraïne het Nederlandse buitenlandbeleid?
Waaruit concludeert u dat er «vooralsnog [...] geen tekenen» zijn dat Oekraïne vredesonderhandelingen «opportuun acht», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief?
Waaruit concludeert u dat «er geen enkele indicatie [is] dat Rusland bereid is te goeder trouw te gaan onderhandelen», zoals u stelt op bladzijde 4 van uw brief? Kunt u hiervoor concrete aanwijzingen geven of zijn dit speculaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Klopt het dat Oekraïne en Rusland in maart 2022 bezig waren met serieuze vredesonderhandelingen, maar dat deze onderhandelingen zijn mislukt dankzij tussenkomst van voormalig VK-premier Boris Johnson – zoals Poetin stelde in zijn interview met de Amerikaanse journalist Tucker Carlson op 9 februari jl.?1 Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de citaten uit uw brief in vraag 3 en 4?
Bent u van mening dat de «afschrikking», die volgens u uitgaat van de toetreding van Finland en de aanstaande toetreding van Zweden tot de NAVO, bijdraagt aan het bevorderen van vrede op het Europese continent? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom bent u dan voorstander van deze toetredingen en de afschrikking die ervan uitgaat?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en uiterlijk vóór het debat over de staat van de oorlog in Europa beantwoorden?
Het bericht 'Netanyahu: leger zal hoe dan ook Rafah binnenvallen' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Netanyahu: leger zal hoe dan ook Rafah binnenvallen»?1
Bent u op de hoogte van het standpunt van de Israëlische regering dat een «totale overwinning» op Hamas niet mogelijk is zonder een Israëlisch offensief in Rafah?
Kunt u toelichten van welke humanitaire gevolgen het kabinet uitgaat in het geval van een Israëlisch offensief in Rafah?
Bent u ook van mening dat het onmogelijk is om de ca. 1,5 miljoen Gazanen die zich momenteel in Rafah bevinden tijdig op een veilige en menswaardige manier te evacueren, óók wanneer het tot een eventuele tijdelijke gevechtspauze komt?
Verwacht u dat Hamas compleet uitgeschakeld zal zijn na een offensief in Rafah? Kunt u aangeven op welke bronnen u zich beroept in uw antwoord?
Welke acties onderneemt u (al dan niet in internationaal verband) richting de Israëlische regering nu die aangeeft Rafah hoe dan ook te zullen binnenvallen, en daarmee de oproepen uit de internationale gemeenschap om niet over te gaan tot een Israëlisch offensief in Rafah negeert? Kunt u in uw antwoord ingaan op mogelijke acties die u bereid bent te nemen, buiten het doen van oproepen en voeren van diplomatieke gesprekken om?
Staat u nog steeds achter uw eigen woorden dat «alles er nu op [is] gericht om ervoor te zorgen dat [Netanyahu] niet grootscheeps militair ingrijpt terwijl alle mensen nog in Rafah zitten»?2 Welke huidige – en mogelijk toekomstige – acties omvatten de definitie van «alles» uit het bovenstaande citaat?
Steunt het Nederlandse kabinet een tweestatenoplossing in het conflict?
Bent u ervan op de hoogte dat de Israëlische regering tegen een tweestatenoplossing is, en daarmee tegen de doelstelling van het Nederlandse kabinet voor een erkende Palestijnse staat?
Hoe zorgt u ervoor dat de Nederlandse steun aan Israël niet onbedoeld bijdraagt aan een eenstaatoplossing? Kunt u in uw antwoord aangeven hoe u de middelen (in de vorm van welke steun het kabinet biedt) en het doel dat het kabinet voor ogen heeft (een tweestatenoplossing) zich tot elkaar verhouden?
Bent u bereid bovenstaande vragen los van elkaar te beantwoorden?
Bent u bereid de antwoorden binnen een week aan de Kamer te doen toekomen gezien de uiterst gespannen situatie in Gaza, en in het specifiek de situatie in Rafah?
Het bericht ‘Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Gijs Tuinman (BBB) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» van 21 februari 2024?1
In welk stadium bevinden de gesprekken van het ministerie met VDL zich op dit moment?
Met betrekking tot het idee om in de gesloten autofabriek van VDL Nedcar in Born militaire voertuigen te laten produceren, bent u ook in gesprek met het Nederlandse bedrijfsleven dat militaire productie levert, zoals Defenture bijvoorbeeld, om op basis van Nederlandse licenties en design de autofabriek VDL Nedcar de productiecapaciteit van militair materieel in Nederland te vergroten?
Gelet op de unieke en bijzondere competenties van hoog geautomatiseerde serieproductie, de dringende behoefte aan productiecapaciteit van militair materieel en het aanstaande ontslag van ervaren productiepersoneel, overweegt u gezien de dringende behoefte aan laag technologische en hoog volume militaire systemen, zoals terreinvoertuigen, drones, munitie en wapens een ultieme inspanning om de VDL-autofabriek in te passen binnen de Nederlandse Defensie Industrie Strategie?
Bijzonder hoogleraar Frans Osinga stelt in het artikel de vraag die de Tweede Kamer u ook al vaker heeft gesteld, waarom kan de VDL-fabriek niet ingezet worden als munitie- of wapenfabriek, waarbij Defensie gelijk lange termijn orders plaatst?
Is de «vier procent optie» een planningsscenario op het Ministerie van Defensie, gezien het feit dat u in het artikel stelt dat in het geval dat de Verenigde Staten uit de NAVO stappen het defensiebudget naar vier procent zal moeten stijgen en Nederland hierover moet gaan nadenken?
Zijn het hypothetische scenario van een NAVO zonder VS-ondersteuning en de stappen die de overige landen moeten nemen om de wegvallende capaciteiten, kennis en leiderschap in te vullen scenario's waarover wordt nagedacht binnen de NAVO? Zo ja, welke nieuwe capaciteiten verwacht u op te moeten richten in het geval de VS geen thuis meer geeft voor artikel 5 van de NAVO?
Bedoelt u vergaande taakspecialisatie wanneer u spreekt over een verdubbeling van het defensiebudget naar 21 miljard euro en het maken van keuzes over bepaalde systemen en over bepaalde krijgsmachtonderdelen?
Kunt u aangeven wat u bedoelt met het maken van keuzes over krijgsmacht onderdelen? Heeft u het hier over de Landmacht, Luchtmacht, Marine en Marechaussee?
Wat zal de impact van keuzes maken zijn voor specifieke krijgsmachtonderdelen op het gebied van opleiden, trainen, oefenen en het gereedstellen van Nederlandse militaire capaciteiten voor de NAVO, aangezien alle domeinen en de krijgsmachtonderdelen cruciaal zijn om militair vermogen te genereren in het kader van het nieuwe operationele concept «multidomein optreden»?
Doelt u met uw uitspraken over de formatie op het verder invulling geven aan de vereisten, en Nederlandse tekortkomingen, uit deNATO Defence Planning Process (NDPP) en/of deRegional Plansvoortkomend uit het NATO Force Model, aangezien u heeft gezegd «door uw oogharen» naar de komende jaren te kijken?
Zo nee op de bovenstaande vraag, waar kijkt u dan naar «door uw oogharen»?
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «20.000 extra manschappen nodig om krijgsmacht op niveau te krijgen» van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim van 24 februari 2024?2
Bent u het eens met de analyse van de CDS dat alle industrieën aan de slag moeten met het realiseren van de benodigde productiecapaciteit in Europa?
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we in Europa heel snel productiecapaciteit nodig hebben voor Oekraïne?
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we productielijnen in stand moeten houden, ook al hebben we op een gegeven moment voldoende voorraden?
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat Noorwegen een verstandig besluit heeft genomen om een hele productielijn op te kopen? Waarom wel of niet?
Hoe legt u de opmerking van de CDS uit, waarin hij zegt dat in het geval de VS uit de NAVO stapt het defensiebudget flink omhoog moet om juist geen keuzes te hoeven maken in het zwaartepunt van de eigen krijgsmacht, terwijl u in het eerdere BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» juist zegt dat we dat wel moeten doen?
Bent u het eens met de stelling dat in het geval de VDL Nedcar fabriek in Born met haar unieke hoogwaardige serie productiecapaciteit en personeel kan worden omgezet tot een hoogwaardige productiefaciliteit voor munitie, drones, voertuigen en overig militair materieel, al dan niet op basis van licenties vanoriginal equipment manufacturer (OEM's), een grote boost geeft aan de noden voor Oekraïne en de geloofwaardigheid van de Europese afschrikking die noodzakelijk is om Rusland buiten Europa te houden?
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en een voor een beantwoorden, gezien de aard van de vragen en de snelle ontwikkelingen op het geopolitieke speelveld?
Uitspraken van president Poetin waarin hij luidkeels en openlijk “filosofeert over een invasie van EU-landen” |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u wellicht bekend met een of meer uitspraken van president Poetin waarin hij luidkeels en openlijk «filosofeert over een invasie van EU-landen»?1
Ik vermoed dat u hierbij doelt op het eerder geplaatste bericht van het lid Dassen op sociale media. Het is niet mijn rol om het bericht van het lid Dassen te duiden. Voor wat betreft de dreiging van een invasie kan ik antwoorden dat de illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen andere landen richt.
Indien dit het geval is, kunt u de Kamer de exacte citaten hiervan doen toekomen inclusief bronverwijzing zodat de Kamer kan nagaan waar en wanneer precies president Poetin een dergelijk ongekend dreigement gericht tegen (onder andere) Nederland zou hebben geuit?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u deze vraag binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van de Duitse minister van Defensie |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het interview met uw Duitse collega, de heer Pistorius, in Der Tagesspiel van 19 januari 2024?1
Ja.
Deelt u de zorgen van Minister Pistorius over de toenemende kans op een directe militaire confrontatie tussen de NAVO en Rusland?
Ja. Rusland vormt een reële dreiging voor de veiligheid van het hele Europese continent. De illegale Russische invasie van Oekraïne heeft laten zien dat Poetin er niet voor terugdeinst om een soeverein land binnen te vallen en daarbij bruut geweld te gebruiken. Ook blijft Rusland doorgaan met hybride activiteiten, militaire assertiviteit en dreigende retoriek richting NAVO-bondgenoten. Het kabinet kan niet uitsluiten dat de Russische agressie zich op zeker moment ook fysiek tegen de NAVO richt.
De NAVO is een defensief bondgenootschap. In antwoord op de toegenomen Russische dreiging hebben de bondgenoten tijdens de NAVO Toppen in Madrid in 2022 en in Vilnius in 2023 besloten om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging verder te versterken en daartoe minimaal 2% van het bbp aan defensie te besteden. Het is essentieel dat alle bondgenoten een bijdrage leveren aan de implementatie van de militaire plannen en maatregelen, omdat daarmee invulling wordt gegeven aan de versterking van de afschrikking en verdediging. Het doel is om de veiligheid van het verdragsgebied blijvend te garanderen en Rusland af te schrikken van agressie tegen NAVO-bondgenoten. Een sterke afschrikking is uiteindelijk de beste verdediging voor het bondgenootschap.
Gezien het feit dat Minister Pistorius in het interview aangeeft dat hij denkt aan een tijdsframe tussen de vijf en acht jaar inzake deze confrontatie, wat is het assessment van het kabinet hieromtrent? Is het kabinet dezelfde mening toegedaan?
Het kabinet deelt de zorgen van de Duitse Minister van Defensie over de dreiging die Rusland vormt en over de snelheid waarmee Rusland in staat is om zijn militaire vermogen te herstellen en te versterken. Ondanks de zware verliezen die de Oekraïense krijgsmacht nog steeds dagelijks toebrengt aan Rusland in Oekraïne, blijft het Russische militaire vermogen een grote dreiging voor heel Europa. Een Russische aanval op NAVO-bondgenoten achten de diensten op korte termijn niet waarschijnlijk. Het tijdsframe waarbinnen de Russische dreiging zich tegen het bondgenootschap kan manifesteren, is niet te voorspellen. Wel herstelt het militair-industrieel complex van de Russische Federatie sneller dan verwacht.
Zijn er ook scenario’s in voorbereiding in Nederland met betrekking tot een eventuele militaire confrontatie met Rusland, zoals die momenteel worden geschetst door bijvoorbeeld de regeringen van Duitsland, Zweden en Estland?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie op het Europese continent is het voor de Nederlandse veiligheid essentieel om in NAVO-verband op te treden. Collectieve zelfverdediging is een kerntaak van de NAVO. De NAVO blijft alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het hele verdragsgebied te waarborgen. De NAVO houdt daarbij rekening met verschillende scenario’s. Deze scenario’s worden ook tijdens reguliere oefeningen en scenario-exercities door bondgenoten beoefend. De scenario’s worden voortdurend aangescherpt aan de hand van het actuele dreigingsbeeld. De geleerde lessen uit de oefeningen met deze scenario’s worden verwerkt in de crisis- en verdedigingsplannen van de NAVO en van individuele bondgenoten.
Ook Nederland zet op nationaal niveau stappen om beter voorbereid te zijn op een verdere verslechtering van de internationale veiligheidssituatie, waarbij de versterking van de krijgsmacht een grote rol speelt. De verknoping van nationale en internationale veiligheid vraagt echter om een integrale benadering, waarbij alle lagen van de overheid en de samenleving betrokken zijn. In dat kader worden samen met onder andere het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Justitie en Veiligheid, en Infrastructuur en Waterstaat ook in Nederland scenario’s bezien met het oog op planvorming. Omwille van de veiligheid wordt in het openbaar niet over de details van scenario’s gecommuniceerd.
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om mogelijke scenario’s te bespreken in het maatschappelijke debat, in lijn met de bovengenoemde landen?
Het kabinet communiceert actief over de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Deze boodschap wordt door de Minister van Defensie, Commandant der Strijdkrachten, en andere functionarissen consistent verspreid tijdens publieke optredens Hierbij wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en het delen van informatie.
Welke concrete stappen bent u voornemens op tafel te leggen bij de aankomende Informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie, naar aanleiding van de steeds duidelijker wordende signalen dat Poetin de oorlog in Oekraïne wil laten extrapoleren richting de Baltische staten, gezien zijn herhaaldelijke dreigementen richting deze landen?
De recente uitspraken van Poetin over de Baltische staten zijn zeer zorgelijk. De NAVO-bondgenoten worden al jaren geconfronteerd met hybride dreigingen vanuit Rusland, waaronder desinformatie en politieke inmenging. De NAVO en de EU houden de situatie aan de oostflank nauwlettend in de gaten. Zoals in het antwoord bij vraag 2 aangegeven, heeft de NAVO in reactie op de Russische dreiging belangrijke besluiten genomen om de afschrikking en verdediging van het bondgenootschap te versterken, die erop gericht zijn om de veiligheid van het hele NAVO-verdragsgebied blijvend te garanderen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de productie- en leveringscapaciteit van de defensie-industrie opgeschaald wordt. Ik heb bij de RBZ Defensie opnieuw het belang van Europese samenwerking hierbij benadrukt (Kamerstuk 2024Z01816).
Vindt u ook dat de richting van de ontwikkelingen nogmaals benadrukken dat we door moeten gaan met structurele militaire steun aan Oekraïne om Russische agressie het hoofd te bieden?
Ja. Het kabinet zet de steun aan Oekraïne in 2024 onverminderd voort. Nederland is momenteel in consultaties met Oekraïne over een bilateraal veiligheidsarrangement. Bij de voortzetting van de steun werkt Nederland nauw samen met bondgenoten en partners in de NAVO, EU en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het belang van de eigen veiligheid. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, voor Europa, en daarmee ook voor Nederland. Naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, staan ook die van Nederland en Europa op het spel in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Het artikel 'Extra munitie voor Oekraïne vergt enorme investeringen' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Extra munitie voor Oekraïne vergt enorme investeringen»?1
Ja.
Hoe kan het kabinet beter samenwerken met andere Europese landen om de productie van Defensiematerieel, zoals de gangbare kalibers artilleriegranaten en klein kaliber munitie, op korte termijn te stimuleren? Welke rol ziet u hier voor Nederland?
Het kabinet zet in op samenwerking met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners om de productie van defensiematerieel te stimuleren. Vraagbundeling draagt bij aan het vergroten van deze productiecapaciteit, omdat dit producenten de benodigde zekerheid op afname van grote hoeveelheden biedt. Dit is recent en in lijn met motie-Dassen over meer gezamenlijke Europese inkoop van munitie (Kamerstuk 36 124, nr. 20) gebeurd door Roemenië, Spanje, Duitsland en Nederland, onder coördinatie van de NAVO Supply and Procurement Agency (NSPA) voor de nieuwe productielijn van Patriot luchtverdedigingsraketten in Europa. Een ander voorbeeld is het contract voor levering van deze Very Short Range Anti-Tank (VSRAT) systemen dat midden-2022 namens 13 NAVO-bondgenoten door de NSPA is getekend. Door schaalvoordelen zijn de eerste raketten een jaar eerder dan voorzien aan de eenheden geleverd.2
Nederland heeft sinds begin deze eeuw3 geen nationale munitieproducerende industrie meer. Daarom hanteert Defensie langlopende raamcontracten, bijvoorbeeld voor klein kaliber munitie (KKM) voor geweren en mitrailleurs. Circa 80% van de klein- en middenkaliber munitie wordt door Nederland in Europa besteld. In lijn met de motie-Tuinman en van Campen over het plaatsen van orders voor gangbare munitiesoorten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1978) treft Defensie voorbereidingen om voor de korte termijn binnen de Defensiebegroting versneld aanvullend munitie te bestellen. Wij zullen uw Kamer door middel van een DMP-brief zo spoedig mogelijk informeren over de invulling hiervan en de daarbij behorende consequenties. Daarnaast speelt Nederland een actieve rol bij mogelijkheden tot vraagbundeling zoals hierboven beschreven. We zoeken samen met het Ministerie van EZK actief naar mogelijkheden om de Nederlandse Defensie industrie te betrekken bij de productie van Battle Decisive Munitions (BDM) en klein kaliber munitie (KKM), onder meer door licentieproductie in Europa, consortiumvorming en afspraken m.b.t. industriële participatie.
In hoeverre zouden belastingkortingen een rol moeten spelen in het bevorderen van investeringen in de Europese wapenindustrie ten opzichte van subsidies en directe investeringen vanuit de overheid zelf?
Wat het effect zou zijn van een belastingkorting op investering in de wapenindustrie wordt momenteel op Europees en nationaal niveau onderzocht. Anticiperend op een mogelijk voorstel van de Europese Commissie (EC) gaan wij met Financiën in gesprek over de positieve of negatieve gevolgen van zo’n maatregel. In deze analyse worden ook naar alternatieve beleidsopties gekeken ter bevordering van investeringen in de defensie-industrie. De uitkomsten van de studie door de EC van 11 januari naar de financieringsproblemen van MKB in de defensie-industrie zijn hier behulpzaam. Tenslotte wordt gekeken hoe een dergelijke maatregelen samenhangen met bestaande nationale en Europese initiatieven in deze richting, zoals Defence Equity Facility(€ 175 miljoen) specifiek gericht op MKB in de defensie-industrie.4
Kunt u een overzicht geven van de stappen die worden genomen om pensioenfondsen en banken aan te moedigen om te investeren in de Europese Defensie-industrie? Kunt u hierbij specifiek aangeven wat u heeft gedaan sinds de motie Valstar aangenomen is bij de begrotingsbehandeling van 2023? Met welke partijen heeft u wanneer gesproken? Welke acties heeft u uitgezet?
Tijdens de Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) op 14 november 2023 namen de Ministers van Defensie een gezamenlijke verklaring aan. Hierin zijn de financiële instellingen aangespoord om hun investeringsbeleid aan te passen en daarbij meer oog te hebben voor het maatschappelijk belang van de defensie-industrie. Nationaal verkent het Ministerie van EZK samen met Defensie, ook in gesprekken met pensioenfondsen en banken, de mogelijkheden voor verbetering van de financiering voor de defensie-industrie. In 2024 zetten we onze verkennende gesprekken met vermogensbeheerders voort, met als doel om de financieringspositie van de defensie-industrie structureel te verbeteren.
Wat zijn de belemmeringen voor Europese landen om vrijwillig gezamenlijk Defensiematerieel in te kopen en hoe kan dit proces worden verbeterd? Hoe beoordeelt u de rol van de Europese Vredesfaciliteit bij het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven voor Defensiematerieel?
Het gezamenlijk inkopen van defensiematerieel kan worden belemmerd doordat partners elkaar onvoldoende informeren over de nationale planning of te weinig concessies doen aan hun nationale eisen waardoor ze niet goed met elkaar kunnen samenwerken aan geharmoniseerde behoeftestellingen. Ook zijn de leveringsketens in de defensiemarkt vaak nationaal georiënteerd en is dat moeilijk te doorbreken. Samen met onze NAVO-bondgenoten en Europese partners zet Nederland zich er daarom voor in om aanknopingspunten en genoemde sleutelelementen voor samenwerking te verbeteren, bijvoorbeeld via het EDA en de NAVO Defence Industrial Production Board(DIPB). Hiermee willen wij de interoperabiliteit, en daarmee de slagkracht van de Europese landen, vergroten.
Wij verwelkomen de rol van de Europese Vredesfaciliteit bij het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven voor defensiematerieel. Vorig jaar werd € 1 miljard uit de Europese Vredesfaciliteit ingezet voor de gezamenlijke aanschaf van munitie, als onderdeel van de EU munitie-initiatieven ten behoeve van leveringen aan Oekraïne. In dat kader heeft het kabinet vorig jaar via twee sporen meegedaan aan gezamenlijke aanschaf van 155mm munitie: voor € 130 miljoen aan het inkoopproject van het EDA en voor € 130 miljoen aan het door Duitsland geleide inkoopproject.
Welke maatregelen overweegt het kabinet om de Nederlandse Defensie-industrie op lange termijn te versterken?
De «Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context»5 omschrijft welke maatregelen het kabinet hanteert om dat te realiseren. Het kabinet zet daarbij in op de versterking, bescherming en (internationale) positionering van de Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis (NLDTIB).
In de veranderende veiligheidscontext is er geen enkel Europees land dat geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid kan zorgen. Nederland wil daarom met vertrouwde partners en in samenspraak met vertegenwoordigers van de NLDTIB en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB), een voorstrekkersrol spelen in gemeenschappelijke verwerving, waarbij de weerbaarheid en voortzettingsvermogen van de toeleveranciersketens cruciaal is. De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes. Een voorbeeld daarvan is de inzet op de maritieme maakindustrie, waarover de Kamer onlangs is geïnformeerd6.
Voor de leveringszekerheid geldt dat in een markt die door opgelopen geopolitieke spanningen, een snel groeiende vraag en een achterblijvend aanbod meer onder druk komt te staan, Nederland de strategische nationale belangen sterker borgt. Naast product, levertijd en prijs zal Defensie in het vervolg ook, productiezekerheid, leveringszekerheid en strategische autonomie sterker meewegen. Dit kan betekenen dat Defensie een hogere prijs moet betalen voor Defensiematerieel omdat het bijvoorbeeld in Nederland of een ander Europees land wordt geproduceerd in plaats van daar buiten.
Zijn er plannen om de Nederlandse Defensie-industrie ook meer te richten op nieuwe technologieën zoals drones?
Defensie gaat extra investeren in samenwerkingen met de Nederlandse defensie-industrie om zo de innovatiekracht te verhogen zoals gemeld in de «Uitvoeringsagenda onderzoek en innovatie»7. Drones en dronetechnologie maken deel uit van de technologiegebieden in deze uitvoeringsagenda. Hierbij zetten we ook in op samenwerking met Europese ecosystemen en initiatieven zoals het Europees Defensiefonds. Wij informeren de Kamer uiterlijk Q2 2024 met een uitgebreidere brief over de voortgang van deze agenda en de concrete vervolgstappen.
Op welke manier wordt met industrieën buiten Europa samengewerkt om tekorten aan Defensiematerieel aan te vullen?
Nederland werkt bij voorkeur samen met NAVO-bondgenoten en Europese partners. Met de Verenigde Staten wordt voor de aanschaf van bijvoorbeeld bepaalde typen BDM samengewerkt via het Amerikaanse Foreign Miltary Sales-proces. Voor specifieke types defensie-materieel werkt Nederland ook samen met gelegenheidspartners. Zo is er bijvoorbeeld in juni 2023 met Zuid-Korea een Memorandum of Understanding afgesloten voor versterkte internationale materieelsamenwerking.
Een ander voorbeeld van internationale industriesamenwerking is de Europese productielijn van F35 jachtvliegtuigen. Defensie heeft recent een zestal F-35’s en een viertal MQ-9’s versneld besteld8. De assemblage van de F-35’s, die door een Amerikaans bedrijf worden geleverd, vindt plaats bij de productielijn in Italië. Uw Kamer ontvangt dit kwartaal een brief over de doorontwikkeling van het F-35 programma.
Hoe kan de Europese Defensie-industrie worden gestimuleerd om flexibeler om te gaan met langlopende contracten buiten Europa en zo beter in te spelen op urgente behoeften?
Het kabinet is in gesprek met de defensie-industrie over hoe we in nauwere samenwerking beter kunnen inspelen op de urgente behoeften van Defensie. Defensie kiest ervoor om de ruimte in de bestaande (raam)contracten maximaal uit te nutten zodat we onze munitievoorraden laten doorgroeien richting de geldende NAVO-normen9. De Kamer zal nader geïnformeerd worden over plannen om de productie- en leveringszekerheid in Nederland en Europa te verhogen, zodat de urgente behoeften snel kunnen worden ingevuld.
Wat is de laatste stand van zaken van de gesprekken om aan te sluiten bij het Frans-Duits-Spaanse wapenexportverdrag om zo de industrie meer zekerheid te verlenen?
De Tweede Kamer is op 14 juli 2023 per brief geïnformeerd over het kabinetsvoornemen van Nederlandse toetreding tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein waar op het moment Duitsland, Frankrijk en Spanje bij zijn aangesloten. Na verzending van deze brief zijn de Ministers van Buitenlandse Zaken van de drie huidige verdragspartijen formeel per brief geïnformeerd over de Nederlandse wens tot toetreding waarbij zij zijn verzocht de Nederlandse wens tot toetreding onderling te bespreken.
De verdragspartijen hebben de ontvangst van deze brief bevestigd en toegezegd de Nederlandse wens tot toetreden te bespreken. Het kabinet is in afwachting van de uitkomst van deze besprekingen. Indien de andere verdragspartijen instemmen met de Nederlandse toetreding zal het kabinet toetreding tot het verdrag ter goedkeuring aan het parlement voorleggen.
Kunt u deze vragen uiterlijk op 5 februari 2024 beantwoorden, zodat deze betrokken kunnen worden bij de begrotingsbehandeling?
Ja.
Het artikel ‘NATO’s Vilnius summit: the consequences for the Allies’ |
|
Silvio Erkens (VVD), Derk Boswijk (CDA), Gijs Tuinman (BBB) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Deelt u de zorgen van de heer Zandee dat het NATO New Force Model qua personele vulling vooral voor kleine NAVO lidstaten, waaronder Nederland, uitdagend gaat worden, zoals geuit in het artikel «NATO’s Vilnius summit: the consequences for the Allies»?1
De implementatie van het NATO Force Model (NFM) heeft verstrekkende gevolgen voor alle bondgenoten. Het vraagt onder andere om investeringen in en verdere adaptatie en versterking van onze krijgsmachten. Een voorwaarde voor groei zijn mensen en materieel. Een belangrijke afspraak is dat bondgenoten structureel minimaal 2% van het bbp aan Defensie besteden, conform de Defence Investment Pledge (DIP) van vorig jaar.
Bondgenoten zullen gezamenlijk voldoende eenheden met voldoende personeel beschikbaar moeten stellen voor de vulling van het NFM. Dat is nodig om de nieuwe militaire plannen voor afschrikking en verdediging van het bondgenootschap uit te voeren. Het kabinet investeert dan ook fors in het versterken en toekomstbestendig maken van de krijgsmacht, zoals beschreven in de Defensienota 2022. Dat zal komende periode de hoogste prioriteit moeten blijven. Gezien de omvang van deze uitdaging heeft Nederland binnen de NAVO aangedrongen op een realistische vulling van de plannen en een gefaseerde implementatie, omdat sommige benodigde militaire capaciteiten – inclusief benodigd personeel – pas in de komende jaren gereed en inzetbaar zijn.
Wat is de totale nationale behoefte aan personeel voor het invullen van de Nederlandse bijdragen aan regionale plannen zoals de NAVO heeft besloten in Vilnius vorig jaar?
De gevolgen voor de Nederlandse krijgsmacht en daarbij behorende personele behoefte worden volledig inzichtelijk zodra de NAVO de totale invulling van het NFM in detail heeft uitgewerkt. Bovendien zal het NATO Defence Planning Process (NDPP) de capaciteitsdoelstellingen voor bondgenoten herzien en de operationele behoefte voor de nieuwe plannen die voortvloeit uit het NFM mede bepalen (Force Structure Requirements). Zoals aangegeven in de beantwoording van schriftelijke vragen naar aanleiding van de geannoteerde agenda (Kamerstuk 28 676, nr. 444 van 17 oktober 2023) informeert het kabinet uw Kamer, zo nodig vertrouwelijk, zodra meer bekend is over de implicaties voor Nederland.
Wat is de personele behoefte voor de territoriale verdediging en de bescherming van het Nederlandse grondgebied?
Collectieve verdediging en de afschrikking van agressie tegen het NAVO verdragsgebied is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle NAVO bondgenoten. De militaire verdedigingsplannen van NAVO voorzien in deze kerntaak. Nederland levert een militaire bijdrage via het NFM.
Zoals beschreven in de brief «Stand van zaken maatregelen «Behouden, binden, inspireren»» van 27 september jl. (Kamerstuk 36 410 X, nr. 7) is het binden en behouden van personeel één van de grootste uitdagingen voor Defensie. De vulling van de krijgsmacht moet worden verbeterd om de uitvoering van de grondwettelijke taken te kunnen garanderen. De voorgenomen investeringen en ontwikkelingen op het gebied van personeel blijven derhalve hard nodig. In de Kamerbrief «Contouren behouden, binden en inspireren» van 1 september 2022 (Kamerstuk 36 200 X, nr. 8) zijn onze plannen uiteen gezet om de personele gereedheid te verbeteren. In de eerder genoemde brief «Stand van zaken maatregelen «Behouden, binden, inspireren»» is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Defensie zal aanvullende maatregelen moeten blijven nemen om de personele gereedheid te verbeteren.
Zijn de personele tekorten van dien aard dat de grondwettelijke taken niet kunnen worden nagekomen?
Zie antwoord vraag 3.
Gezien het feit dat Het Multi Domain Optreden (MDO) het nieuwe operationeel concept van de NAVO vormt: in hoeverre stelt het MDO andere eisen aan personeel, materieel en commandovoering dan het New Force Model dat niet alleen gaat over meer mensen en middelen, maar ook over een andere manier van eenheden inzetten?
Het op 19 mei 2023 vastgestelde Alliance Concept for Multi Domain Operations (NATO MDO-concept) vormt samen met andere (deel)concepten het conceptuele kader voor de wijze van inzet van militaire capaciteiten van de NAVO binnen het Concept for the Deterrence and Defence of the Euro-Atlantic Area (DDA-concept) en de onderliggende Regional Plans (RPs). Dit concept richt zich op het orkestreren van militaire activiteiten binnen de vijf militaire domeinen, gesynchroniseerd met niet-militaire activiteiten. De krijgsmacht hanteert het NAVO MDO-concept als centraal gedachtegoed voor concept- en capaciteitsontwikkeling. De implicaties voor personeel, materieel en commandovoering worden op dit moment in kaart gebracht. Het MDO-concept en het NFM zijn complementair aan elkaar en stellen in die zin geen aanvullende eisen aan personeel, materieel en commandovering.
Draagt Nederland actief bij aan het observeren, identificeren, analyseren en definiëren van lessen die Nederland en de NAVO mee moeten nemen in de ontwikkeling van de Nederlandse / NAVO krijgsmacht op de korte en lange termijn? Zo ja, welke elementen in uw organisaties doen dat (wetenschappelijk, strategisch, operationeel en tactisch)?
Nederland en de NAVO werken doorlopend aan het observeren, identificeren, analyseren en definiëren van lessen voor de ontwikkeling van de Nederlandse krijgsmacht en de NAVO op zowel de korte en lange termijn. Nederland speelt een voortrekkersrol bij het versterken van de samenwerking met bondgenoten, het tegengaan van strategische tekortkomingen en capaciteiten, het opschalen van de defensie-industrie en het versterken van (kennis)specialisaties, waaronder onderwerpen zoals kritieke infrastructuur op de Noordzee. Het ontwikkelen van de krijgsmacht is een kernonderdeel van het werken bij de Nederlandse krijgsmacht en de NAVO.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het WGO Personeel/Materieel van maandag 29 januari 2024?
Ja.
De zorgen van Commandant der Strijdkrachten Onno Eichelsheim over de capaciteit van de Defensieindustrie |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het interview dat NRC heeft afgenomen met de Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim?1
Het interview dat NRC heeft afgenomen met de CDS is bekend.
Op welke datum verwacht u dat de eerste granaat op Nederlandse bodem zal worden geproduceerd?
Het kabinet onderkent dat de munitie-producerende industrie moet opschalen, zowel binnen het NAVO bondgenootschap voor de noodzakelijke afschrikking en verdediging, als binnen Europa voor het verminderen van afhankelijkheden. Defensie zet nu stappen, zoals vraagbundeling, om het effect van vergroting van de productiezekerheid en leverings-zekerheid op de middellange termijn te bereiken.
Specifiek voor 155mm artilleriegranaten voor de Pantserhouwitser, maar ook voor 35mm granaten voor het CV90 infanteriegevechtsvoertuig beschikt Defensie over langlopende raamcontracten met de Europese industrie. Een eerste marktanalyse wijst uit dat deze bestaande Europese fabrikanten voldoende opschaalvermogen hebben om de Nederlandse meerbehoefte aan granaten voor de inzetvoorraad binnen vier jaar te kunnen vervullen. Daarom kiest Defensie er voor om de ruimte in de bestaande raamcontracten nog verder uit te nutten zodat we onze munitievoorraden – sneller dan in de Defensienota 2022 aangegeven – laten doorgroeien richting de geldende NAVO-normen.
Specifiek voor battle decisive munitions kijken we, samen met het Ministerie van EZK, naar een betekenisvolle bijdrage op munitiesoorten waar nog geen of nauwelijks Europese opschaling plaatsvindt. Bijvoorbeeld luchtverdedigingsraketten die nu nog van een Amerikaanse productielijn komen. Voor Patriot raketten wordt een Europese productielijn geopend in Duitsland, dit biedt een handelingsperspectief voor andere raketten.
Gezien het feit dat 30% van alle moderne wapensystemen onbemand zijn en de Landmacht een testeenheid Robots and Autonomous Systems heeft opgericht, hebben de Luchtmacht, Marine en Koninklijke Marechaussee (KMAR) plannen voor vergelijkbare eenheden?
De Koninklijke Marine heeft vooralsnog geen plan voor het oprichten van een aparte eenheid voor onbemande systemen. Deze systemen zullen organiek ondergebracht worden bij bestaande en toekomstige (bemande) eenheden. Voorbeelden zijn de onbemande systemen voor het bestrijden van zeemijnen die aan boord van de vervangende capaciteit voor de huidige mijnenjagers worden geplaatst en de nieuwe Anti Submarine Warfare-fregatten die met onbemande systemen zullen worden uitgerust. Daarnaast werkt de Koninklijke Marine al decennia met (deels) onbemande wapensystemen zoals de luchtverdedigingssystemen.
De Luchtmacht beschikt over een afdeling die werkt aan onbemande systemen. In 2024 wordt bij kennisinstituten onderzoek uitgevoerd naar potentiële toekomstige concepten. Dit onderzoek is een opstap naar een eventueel toekomstig Concept Development en Experimentation traject (net als de RAS eenheid nu voor het land domein uitvoert), afhankelijk van de uitkomsten van het genoemde onderzoek.
De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft vooralsnog geen plannen voor de oprichting van een aparte eenheid voor onbemande systemen. De onbemande systemen worden op het moment getest en zijn organiek ondergebracht bij bestaande eenheden. Deze systemen zijn onbemand, maar niet autonoom. De KMar werkt wel samen met de RAS eenheid bij gezamenlijke onderzoeksprojecten. Bovendien heeft de KMar op het gebied van robotica een formele samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Politie, Dienst Justitiële Inrichtingen en TNO.
Zo niet, bent u bereid om de oprichting van zulke eenheden te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Gezien het feit dat de Koninklijke Luchtmacht acht drones ter waarde van 400.000.000 euro in gebruik heeft en de ervaring in Oekraïne leert dat dit type drones een beperkte overlevingstijd heeft waardoor de Verenigde Staten deze niet meer aan Oekraïne leveren, kunt u aangeven of dit het type «drones van de toekomst' is waar de CDS het over heeft in het NRC-artikel?
In het NRC-artikel wordt gedoeld op andere type drone of onbemande (wapen)systemen dan de MQ-9 Reaper. Niettemin is en blijft de MQ-9 onderdeel van een toekomstige krijgsmacht die steeds meer zal bestaan uit onbemande sensor- en wapensystemen in het land, zee- en luchtdomein.
Defensie beschikt met de MQ-9 over een Airborne Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) capaciteit die in staat is gelijktijdig op twee assen, boven land en boven zee, hoogwaardige informatie te verzamelen. De MQ-9 maakt deel uit van een breder bereik aan toekomstige onbemande (airborne) systemen met onder andere de kleinere onbemande systemen zoals de Raven, Puma en X-300 integrator. Uitbreiding van dit bereik met ISR-platformen en wapendragers, die een hogere overlevingskans hebben, worden onderzocht binnen EU- en NAVO-verband. Daarnaast zal naar verwachting het aantal lichte relatief goedkope onbemande systemen, die als verbruiksartikel worden ingezet, toenemen.
Zo niet, welk type dan wel?
Zie antwoord op vraag 5.
Is de Defensievisie 2035 nog steeds actueel in verband met toegenomen dreigingen en de lessen geleerd uit de oorlog in Oekraïne?
Nee. De Defensievisie 2035 is gepubliceerd in 2020 en keek vijftien jaar vooruit. De analyse en richting zijn nog steeds valide. Tegelijkertijd is Defensie voortdurend bezig met het verder ontwikkelen van haar strategie en krijgsmacht gebaseerd op een doorlopende analyse van veranderende dreigingen en geopolitieke ontwikkelingen. De recente ontwikkelingen waaronder de oorlog in Oekraïne en dreigingen elders in de wereld nopen voortdurend tot adaptatie om de relevantie en effectiviteit van het optreden van de krijgsmacht constant te waarborgen. Ook de NAVO (New Force Model) en EU (Strategisch Kompas) werken voortdurend aan hun voorbereiding voor de langere termijn.
Zou u deze vragen een voor een willen beantwoorden?
Ja.
Zou u deze vragen zo snel mogelijk kunnen beantwoorden?
Ja.
Kernwapenoefeningen op luchtmachtbasis Volkel |
|
Sarah Dobbe , Bart van Kent (SP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het juist dat het 312e squadron van de 1e Wing op Volkel deel is van de zogeheten «NATO nuclear sharing-overeenkomst» waarin de Verenigde Staten (VS) de Nederlandse F-16’s uitrusten en de piloten trainen in het gebruik van kernwapens?1 Zo nee, wat zijn dan de feiten?2
Zoals bij uw Kamer bekend is (meest recentelijk in de Kamerbrief inzake uitvoering van de motie Van Dijk over de stand van zaken rond nucleaire ontwapening en de modernisering van kernwapens, d.d. 22 december 2022, Kamerstuk 36 200 V, nr. 73), heeft Nederland binnen de NAVO een kernwapentaak. Nederland draagt daarmee bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking, en dus aan de veiligheid van de NAVO-bondgenoten en daarmee van Nederland zelf. Met de uitvoering van deze taak is één squadron F-16’s belast en deze dual-capable jachtvliegtuigen zijn gestationeerd op de vliegbasis Volkel. Om veiligheidsredenen kunnen geen mededelingen worden gedaan over details die verband houden met de kernwapentaak van Nederland.
Is het juist dat een of meerdere piloten van het 312e squadron een afbeelding van een atoomontploffing op hun helm hebben? Zo ja, geldt dat voor alle leden van het squadron of slechts enkele?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat dit onderdeel van de Nederlandse luchtmacht sinds 2021 heeft geoefend met de procedures voor het gebruik van de B-61-12-kernbom?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, meest recentelijk in de antwoorden op Kamervragen van de leden Karabulut, Ploumen en Van Ojik d.d. 8 december 2020 (kenmerk 2020Z22450), wordt binnen de NAVO geoefend met nucleaire scenario’s, op alle niveaus, met als doel om de veiligheid en effectiviteit van de bondgenootschappelijke nucleaire afschrikking te garanderen. Over de precieze aard van deze oefeningen kunnen onder de geldende bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen worden gedaan.
Wanneer zijn de oefeningen precies begonnen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het juist dat het daarbij een oefenversie betrof van de B-61-12, zoals op een van de bijgeleverde foto’s in de bron is te zien? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?3
Zie antwoord vraag 3.
Kan hieruit worden afgeleid dat de F-16 geschikt is voor het gebruik van de B-61-12, die immers is voorzien voor de F-35?
De F-35 zal in de komende tijd de kernwapentaak van de F-16 overnemen. Op basis van bondgenootschappelijke afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over de details van de transitie naar de F-35 voor de kernwapentaak. Over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens is uw Kamer in de afgelopen jaren herhaaldelijk geïnformeerd. Daarbij is aangegeven dat de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma (Life Extension Program) uitvoeren, met als doel de veiligheid en effectiviteit van onder meer het type B-61 kernwapen blijvend te garanderen. Vanwege veiligheidsredenen en op grond van bondgenootschappelijke afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Kan worden uitgesloten dat de F-16 staat gepland voor gebruik van de B-61-12? Zo nee, waarom niet en hoe is de planning van de F-16 voor dat gebruik?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer verwacht u dat de F-35 de echte B-61-12 kan gebruiken?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer verwacht u dat de B-61-12-bommen in Volkel aankomen?
Zie antwoord vraag 6.
De kosten van afschalen van de steun aan Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het artikel The High Price of Losing Ukraine: Military-Strategic and Financial Implications of Russian Victory1 en het artikel De kosten en baten van «onze» lotsverbondenheid met Oekraïne2?
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van de analyse van het Amerikaanse Institute for the Study of War (ISW) dat het Amerikaanse volk het recht heeft om te bevragen wat de financiële kosten zouden kunnen zijn als Oekraïne niét wordt geholpen, juist omdat zij zoveel besteden om Oekraïne in de strijd tegen Rusland te helpen? Deelt u de mening dat dit net zo goed geldt voor de Nederlandse (en Europese) bevolking?3
Het is het beleid van het kabinet de steun aan Oekraïne onverminderd voort te zetten. Nederland doet dit samen met partners in de EU, NAVO en daarbuiten. Nederland doet dit niet enkel in het belang van Oekraïne, maar ook in het eigen belang. De consequenties van deze oorlog zijn namelijk groot voor de wereld, Europa en daarmee ook voor Nederland. Het niet steunen van Oekraïne heeft ook (financiële) consequenties voor Nederland. De consequenties zijn breder dan een financiële kosten-baten analyse. Het is gestoeld op het besef dat naast de vrijheid, veiligheid en welvaart van Oekraïne, ook die van Nederland en Europa op het spel staan in deze oorlog, net zoals de internationale rechtsorde.
Onderschrijft u conclusie van het ISW dat nu korten op steun aan Oekraïne op langere termijn mogelijk veel hogere kosten met zich zal brengen en dat de kosten dus op dit moment in wezen voor de baten uitgaan?
Korten op steun aan Oekraïne heeft, behalve grote gevolgen voor Oekraïne, ook directe implicaties voor veiligheid en welvaart op het Europese continent. Als Rusland deze oorlog wint, zal dit de vrijheid, veiligheid en welvaart van zowel Oekraïne, Europa en Nederland ernstig aantasten. De kosten en vergaande consequenties hiervan zijn breder dan (enkel) financiële kosten en inderdaad veel hoger dan onze steun aan Oekraïne nu. Zo bezien is de internationale en Nederlandse steun aan Oekraïne een investering in onze collectieve vrijheid, veiligheid en welvaart op lange termijn.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat goed in kaart wordt gebracht wat, naast de immense klap voor onze waardengemeenschap, de financiële kosten voor Nederland en de Europese Unie zouden kunnen zijn als de steun, zowel militair als civiel, aan Oekraïne wordt afgeschaald en Oekraïne vervolgens de oorlog van Rusland verliest?
Het is evident dat een Oekraïens verlies zeer schadelijk zou zijn voor Nederland, de Europese Unie en de internationale rechtsorde. Hoewel deze kosten veel breder zijn dan enkel financieel en moeilijk te becijferen, voert het kabinet doorlopend gesprekken met onderzoeksinstituten, onder andere over scenario’s. Ook in de ministeries staat het denken hierover nooit stil. We blijven de Kamer doorlopend informeren over onze inzet ten aanzien van de oorlog, en welke afwegingen daaraan ten grondslag liggen.
Worden er ook door Nederlandse onderzoeksinstituten of door de ministeries zelf dergelijke kosten-baten scenario’s uitgewerkt met betrekking tot de oorlog in Oekraïne? Zo ja, welke zijn dit en kunnen deze met de Kamer worden gedeeld (indien afkomstig van het ministerie)? En zo nee, bent u voornemens een grondig onderzoek/analyse in gang te zetten naar de mogelijke gevolgen van een verlies van Oekraïne?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt in bondgenootschappelijk verband (EU/NAVO) onderzocht welke financiële en militair-strategische gevolgen een verlies van Oekraïne mogelijk zou hebben?
Binnen de NAVO en EU wordt gesproken over alle scenario’s en de mogelijke gevolgen daarvan. De NAVO en de EU blijven daarbij alle nodige stappen nemen om de veiligheid van het verdragsgebied te waarborgen. Het kabinet kan omwille van de veiligheid niet publiekelijk ingaan op details van deze scenario’s.
Kan het demissionaire kabinet actiever gaan communiceren over de financiële en militaire risico’s die wij in Nederland lopen, indien Oekraïne de oorlog verliest?
Het kabinet communiceert reeds actief over het belang van steun aan Oekraïne en de bedreiging die Rusland vormt voor onze nationale en internationale veiligheid. Hierbij behoort ook het benoemen van risico’s van een eventueel verlies van Oekraïne. Deze boodschap wordt door onder andere de Ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als ook de Commandant der Strijdkrachten consistent verwoord bij publieke optredens4. Ook in lijn met de motie Dassen c.s.5 zal het kabinet waar mogelijk en relevant blijven communiceren over eventuele maatschappelijke gevolgen en benodigde investeringen in de eigen veiligheid. Er wordt altijd een afweging gemaakt tussen het belang van operationele veiligheid en dat van het delen van informatie.
Heeft u kennisgenomen van het rapport Setting Transatlantic Defence up for Successvan het Estlandse Ministerie van Defensie, waarin wordt betoogd dat we Rusland in Oekraïne een halt kunnen toeroepen, indien EU-lidstaten samen 0,25 procent van hun bbp (120 miljard euro) zouden willen besteden aan militaire hulp aan Kyiv? Wat vindt u van dit voorstel?
Ja. Sinds het begin van de Russische invasie van Oekraïne zet Nederland zich, samen met internationale partners, in om Oekraïne militair te steunen en zo een halt toe te roepen aan de Russische agressie. Het is ook in het belang van onze eigen veiligheid en vrijheid om deze steun voort te zetten. Het is hierbij belangrijk dat alle internationale partners bijdragen. Het kabinet verwelkomt alle oproepen aan internationale bondgenoten om de steun aan Oekraïne kracht bij te zetten. Daarbij is Nederland pragmatisch over de manier waarop deze steun het beste wordt ingevuld.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken?
Helaas is dit niet voor de begrotingsbehandeling gelukt.
De mogelijke oprichting van een eigen tankbataljon |
|
Derk Boswijk (CDA), Gijs Tuinman (BBB), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met Kamerstuk 27 830, nr. 410 en het nieuwsartikel «Defensie heeft uitgewerkt plan voor terugkeer tanks klaarliggen»?1
Ja
Deelt u de mening dat het van wezenlijk belang is dat Nederland weer de beschikking krijgt over een eigen tankbataljon, eventueel binnen de Duits-Nederlandse samenwerking, voor het landgevecht van nu en de toekomst en om te voldoen aan de NATO Defence Planning Capability Review waarin Nederland tot nog toe in gebreke blijft met betrekking tot de prioriteitsdoelstelling voor het leveren van een zware en een medium infanteriebrigade?
Gezien de verslechterde veiligheidssituatie sinds 2022 is het van wezenlijk belang dat onze krijgsmacht verder wordt versterkt. In de NATO Defence Planning Capability Review (DPCR, Kamerstuk 28 676, nr. 421 van 15 november 2022) oordeelt de NAVO dat de Nederlandse krijgsmacht met de Defensienota ’22 (DN22) over de gehele linie een opwaartse lijn heeft ingezet, maar dat er ook aanhoudende tekortkomingen zijn, met name op het terrein van slagkracht en (operationele) gevechtsondersteuning in het landdomein. Daarbij is de NAVO kritisch over het niet voldoen aan de prioriteitsdoelstelling voor het leveren van een zware en medium infanteriebrigade.
In de Defensienota 2022 is op basis van de beschikbare financiële middelen en het nationale militaire advies besloten de slagkracht gericht te versterken. Daarom is binnen de keuzes van de Defensienota 2022 geen tankbataljon opgericht. Sinds 2022 is de veiligheidssituatie verder verslechterd. Tegen de achtergrond van de aanhoudende Russische aanvalsoorlog in Oekraïne en de sterk toegenomen dreiging richting het NAVO-verdragsgebied, hebben de bondgenoten daarom tijdens de NAVO-top in Vilnius met de Defence Investment Pledgeafgesproken om minimaal 2 procent van het BBP uit te geven aan Defensie (Kamerstuk 28 676, nr. 440). Indien er extra budget voor de Krijgsmacht komt, dan kijken we over de volle breedte naar capaciteiten. Een besluit over een tankbataljon is daarom aan een volgend Kabinet.
Kunt u aangeven hoe Nederland en Duitsland de oprichting van een mogelijk nieuw tankbataljon in gezamenlijkheid gaan organiseren?
Een mogelijk nieuw tankbataljon zou kunnen worden gespiegeld met het huidige Duits-Nederlandse 414 Tankbataljon. De tanks zouden dan volledig Nederlands eigendom zijn en 20% Duits bemenst.
Kunt u aangeven wat de oprichting van een mogelijk nieuw tankbataljon voor de gezamenlijke Duits-Nederlandse gevechtskracht betekent en wat dit voor de Nederlandse gevechtskracht betekent?
Een nieuw tankbataljon zou betekenen dat Nederland extra slagkracht toevoegt aan de gezamenlijke gevechtskracht van NAVO. Hiermee wordt tevens de prioriteitsdoelstelling voor een Heavy Infantry Brigade (HIB) verder ingevuld. Een tankbataljon biedt de HIB versterking in slagkracht, bescherming en genetwerkte sensoren. Dit betekent eveneens een versterking voor het divisie- en legerkorpsniveau waarbij de Nederlandse brigade is ingedeeld. In de Defensienota 2022 zijn al stappen gezet om de slagkracht van de krijgsmacht te vergroten. Keuzes over de verdere versterking van de krijgsmacht zijn aan een volgend kabinet.
Worden er ook verdere vervolgstappen gezet naar aanleiding van de inventarisatie inzake de oprichting van een eigen tankbataljon? Zo ja, welke? Of blijft het vooralsnog bij deze informatiebrief?
Uitbreiding van de krijgsmacht met een tankbataljon is thans niet begroot (Kamerstuk 27 830, nr. 410). Er worden op dit moment dan ook geen verdere vervolgstappen gezet.
Staat u nog steeds achter uw stellingname dat financiën de grote bottleneck is? Hoe verhoudt zich dit tot de onderbesteding van de afgelopen jaren en het feit dat waarschijnlijk ook de komende jaren sprake zal zijn van onderuitputting? In hoeverre is het mogelijk om de aanschaf van tanks te financieren uit de onderuitputting op de begroting van Defensie, inclusief het Defensiematerieelbegrotingsfonds?
Defensie heeft ten opzichte van 2022 in 2023 € 2 miljard meer uitgegeven en is € 5 miljard meer verplichtingen aangegaan. Een tankbataljon kost jaarlijks tussen € 260–315 miljoen. Dit omvat over een planperiode van 15 jaar zowel de investeringskosten, de materiële en personele exploitatiekosten als gerelateerde kosten voor zogeheten «tweede en derde orde effecten». De huidige begroting biedt geen financiële ruimte voor uitbreiding van de krijgsmacht met een tankbataljon. Ook niet vanuit onderbesteding. Er zijn namelijk al verplichtingen aangegaan voor dit budget. Het DMF biedt juist ruimte om budget te schuiven naar jaren dat het budget nodig is voor betalingen. Met incidenteel geld kan daarom geen structurele capaciteit worden gefinancierd. Een besluit over een tankbataljon is daarom aan een volgend Kabinet.
Wat zijn volgens u de consequenties op het gebied van personele en materiele gereedheid en geoefendheid van het eventueel stationeren van een op te richten tankbataljon in Nederland (Havelte bijvoorbeeld)?
De samenwerking met Duitsland levert diverse (schaal)voordelen op. Zo bieden de oefen- en schietterreinen bij de Nederlandse kazernes onvoldoende ruimte om realistisch met een tankbataljon te kunnen trainen of schieten; biedt stationering op Bergen-Hohne voordelen voor opleiden & trainen; legt het geen beslag op schaarse bouw-, stikstof- en geluidsruimte in Nederland; biedt het instandhoudingsvoordelen vanwege geografische nabijheid van de industrie en opleidingsvoordelen vanwege nabijheid van het tankopleidingscentrum. Daarnaast is in Duitsland de meeste infrastructuur, zoals legering, les- en kantoorgebouwen, logistieke magazijnen en technische ruimtes al beschikbaar.
Kunt u nader toelichten hoe de observatie over technologische ontwikkelingen en wenselijkheid van geïntegreerde bemande en onbemande systemen mee zijn genomen in de analyse over het oprichten van een eigen tankbataljon?
Technologische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht maken het mogelijk en wenselijk dat een eventueel tankbataljon in de toekomst 2/3 bemand en 1/3 onbemand wordt. Nederland werkt nationaal aan de ontwikkeling van Future Ground Combat Systems, o.a. door de Robotics & Autonomous Systems (RAS) eenheid en het kennisproject Combat Unmanned Ground Systems (CUGS). Met het project CUGS werkt Defensie toe naar oplossingen, die op de middellange termijn invulling kunnen geven aan de eerste onbemenste operationele capaciteit. Nederland zoekt daarbij, zoals in de motie-Stoffer (Kamerstuk 35 570 X, nr. 53) opgeroepen, internationale aansluiting bij het Frans-Duitse project Main Ground Combat System (MGCS). MGCS voorziet vanaf 2040 de eerste Europese next generation combat systems te leveren, waaronder de integratie met volledig onbemenste gevechtssystemen.
Kunt u de Kamer een nadere kostenspecificering toedoen hoe de jaarlijks terugkerende kosten (geraamd op € 260–315 miljoen) zijn opgebouwd? Welke schaalwinsten zijn daarin opgenomen, daar gezamenlijk in te kopen met Duitsland en gezamenlijk ketens te gebruiken op het gebied van voorraad, onderhoud, herstel en kennismanagement?
Deze kostenspecificatie bevat commercieel vertrouwelijke elementen. Derhalve is de specificering in de bijgaande vertrouwelijke bijlage opgenomen. Het Europese Leopard 2A8 Procurement Initiative biedt schaalvoordelen op het gebied van levertijd, prijs en Europese interoperabiliteit. Deze effecten op het benodigde budget voor de gevechtstanks en het bijbehorende pakket reservedelen zijn in het investeringsbedrag in de vertrouwelijke bijlage verwerkt. Daarnaast is voor alle afnemende landen de tank identiek, dus zonder land-specifieke eisen, met als enige uitzondering de voorzieningen voor nationale command & control middelen. Dit levert binnen de gehele Europese gebruikersgroep voordelen op voor kennismanagement,instandhouding, standaardisatie en interoperabiliteit.
Klopt het dat de Duitsers Nederland hebben gevraagd of wij mee willen doen aan een Duits-Europees initiatief om nieuwe Leopard 2A8-tanks te bestellen? Klopt het dat u Duitsland in augustus heeft laten weten dat Nederland meer tijd nodig heeft om een besluit te nemen?
Ja, Nederland is door de Duitse regering uitgenodigd om aan het vraagbundelingsinitiatief voor de Leopard-2A8 gevechtstanks deel te nemen. De Staatssecretaris heeft, mede vanwege de demissionaire status van het kabinet, in de zomer van 2023 uitstel-van-opgave aan zijn Duitse ambtsgenoot gevraagd en gekregen.
Hoeveel tijd heeft Nederland nog om tot een besluit tot deelname te komen?
Er is met Duitsland geen nadere datum voor opgave afgesproken. Keuzes voor de verdere versterking van de krijgsmacht zijn aan een nieuw kabinet.
Kunt u deze vragen ruim voor de begrotingsbehandeling Defensie beantwoorden?
Ja
De Turkse militaire aanvallen in Syrië en Irak |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Isa Kahraman (NSC) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de berichten over aanvallen van Turkije in Syrië en Irak in de afgelopen jaren en recent nog op maandag 25 december 2023 (eerste kerstdag)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat bij deze recente Turkse luchtaanvallen meerdere burgerdoden en gewonden gevallen zijn?
In de periode 23 t/m 29 december 2023 hebben meerdere Turkse drone- en luchtaanvallen in Syrië en Noord-Irak plaatsgevonden. De Turkse operaties richtten zich tegen de Syrian Democratic Forces (SDF) en de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). Volgens verschillende openbare bronnen zijn hierbij diverse SDF en PKK-strijders omgekomen. In openbare bronnen wordt regelmatig melding gemaakt van burgerslachtoffers.
Kunt u ook bevestigen dat er bij deze luchtaanvallen kritische burgerinfrastructuur als waterverdeelstations, elektriciteitscentrales en ziekenhuizen zijn getroffen?2 Zijn dergelijke burgerdoelen vanuit internationaal recht gerechtvaardigde doelen?
Het kabinet heeft niet eigenstandig kunnen verifiëren of bij de drone- en luchtaanvallen kritieke civiele infrastructuur is getroffen. Wel staat vast dat civiele infrastructuur (o.a. industrie) is beschadigd als gevolg van de aanvallen. Het leefgebied van burgers in de grensstreek staat als gevolg van de aanvallen onder druk.
Volgens het humanitair oorlogsrecht zijn militaire doelen uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en waarvan de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking onder de omstandigheden van dat moment een duidelijk militair voordeel oplevert. Gezien het ontbreken van de benodigde informatie over de specifieke omstandigheden en afwegingen van Turkije, is het zeer complex om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht door Turkije in deze situatie.
Daar waar NAVO-lid Turkije stelt dat de luchtaanvallen legitieme militaire (zelfverdediging)acties zijn tegen (terreur)dreigingen van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) vanuit Syrië en Irak, in hoeverre zijn volgens u deze Turkse claims gerechtvaardigd? Hoe verhoudt zich deze claim met de structurele Westerse samenwerking met de Syrian Democratic Forces (SDF) in de strijd tegen ISIS?
Het kabinet erkent de veiligheidszorgen van Turkije in de grensregio met Syrië en Irak. Het land beroept zich op het recht van zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het tegengaan van aanvallen van PKK en YPG op Turks grondgebied. Daarbij stelt het kabinet voorop dat alle landen en dus ook Turkije moeten handelen conform het internationaal recht, zodoende met de aantoonbare inachtneming van de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Daarnaast is het van groot belang dat burgerslachtoffers worden vermeden. Dit benadrukt het kabinet ook in gesprekken met de Turkse autoriteiten.
Nederland blijft, evenals andere bondgenoten, ook met Turkije in gesprek over de impact van de Turkse militaire acties in Noordoost Syrië op de capaciteit van de SDF om ISIS te bestrijden en om detentiecentra en vluchtelingenkampen waar Foreign Terrorist Fighters (FTFs) en hun familieleden zich bevinden te beveiligen.
Gelet op het feit dat Amerikaanse militairen die gestationeerd zijn in Syrië, een Turkse drone hebben neergehaald die zich te dicht bij de Amerikaanse troepen bevond3, hoe voorkomen NAVO-leden dat ze tegenover elkaar komen te staan in Syrië en Irak als Turkije deze aanvallen blijft uitvoeren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 voert Turkije operaties uit in Noord-Irak en Syrië vanwege veiligheidszorgen in de grensregio.
Naar aanleiding van het neerhalen van de Turkse drone door de VS hebben de Ministers van Defensie van de VS en Turkije beiden benadrukt dat nauwe coördinatie in de regio van belang is. Nederland brengt de Turkse activiteiten, het belang van aandacht voor mogelijke consequenties en het belang van onderlinge coördinatie tussen Turkije en de bondgenoten regelmatig op in bilaterale gesprekken met Turkije.
Hebben deze militaire bombardementen door Turkije in Noord-Irak consequenties voor de Nederlandse militaire inzet voor de NAVO-missie in Irak (NMI)?4 Hoe borgt Nederland dat onze militairen, die in het noorden van Irak worden gestationeerd, geen slachtoffer worden van deze bombardementen? Heeft Turkije contact met zijn NAVO-bondgenoten over deze bombardementen en worden ze vooraf gewaarschuwd?
De Turkse militaire operaties vinden plaats in het grensgebied van Turkije met Noord-Irak. De Turkse militaire activiteiten hebben vooralsnog geen consequenties voor de Nederlandse militaire inzet voor de NMI. NMI is niet actief in Noord-Irak.
Nederland heeft sinds de redeployment van de Force Protection eenheid die ten behoeve van Operation Inherent Resolve (OIR) gestationeerd was in Erbil nog enkele militairen gestationeerd op de bases van de Anti-ISIS Coalitie in omgeving Erbil. De Nederlandse militairen in Erbil bevinden zich niet in het gebied waar de Turkse operaties worden uitgevoerd. Het kabinet voorziet dan ook geen consequenties voor de Nederlandse militairen ter plaatse.
Ten aanzien van Turkse contacten met NAVO-bondgenoten verwijs ik u naar het antwoord op vragen 4 en 5.
Zijn er in internationaal verband gesprekken met Turkije over deze militaire aanvallen in deze twee landen, bijvoorbeeld in NAVO-verband? Kunt u aangeven wat de houding is van Turkije in deze gesprekken?
De situatie in Noordoost Syrië en Irak is regelmatig onderwerp van gesprek in verschillende internationale fora, waaronder de EU en de Anti-ISIS-coalitie. Zorgen over de mogelijke gevolgen van deze militaire operaties worden daarin besproken. In bilaterale gesprekken met de Turkse autoriteiten worden de Turkse operaties in Noord-Irak en Syrië regelmatig besproken langs de lijnen van het antwoorden op vraag 4 en 5. De Turkse militaire operaties zijn binnen de NAVO geen onderwerp van gesprek.
Aangezien de grootste instroom van asielzoekers in Nederland komt vanuit Syrië (12.625 personen) en gelet op het feit dat Irak ook in de top 10 staat5, kunt u duiden wat de bombardementen door Turkije in deze twee landen voor impact hebben op de asielinstroom in Nederland vanuit deze landen?
Het valt niet te voorspellen wat de impact van de Turkse militaire operaties in Noord-Irak en Syrië is op de asielinstroom in Nederland. De asielinstroom in Nederland van personen met de Syrische en Iraakse nationaliteit in de afgelopen jaren is niet direct te relateren aan de diverse geweldsincidenten in Irak or Syrië.
Op welke wijze zet Nederland zich in voor de minderheden in de gebieden waar Turkije bombardementen uitvoert, zoals Jezidis en Arameeërs, Assyriërs en Chaldeeërs, en voor leniging van de humanitaire nood in Syrië?
Het kabinet blijft zich inzetten voor de bescherming van kwetsbare minderheden in Noord-Irak, waaronder jezidi’s en christenen. Het kabinet doet dit door deze gemeenschappen te ondersteunen met het streven naar gerechtigheid, het verlenen van psychosociale en geestelijke hulp (MHPSS), en het bijdragen aan een sociaaleconomisch toekomstperspectief.
De humanitaire noden in Syrië zijn zeer groot. Nederland is sinds aanvang van het conflict een grote humanitaire donor in Syrië. Hulpbijdragen worden ter beschikking gesteld via vaste kanalen, zoals de VN humanitaire fondsen en de Dutch Relief Alliance. Nederland behoort tot de top-3 donoren van het mondiale VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF).
De voortgang van het dienjaar |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Hoe staat het met de opschaling van het dienjaar bij Defensie? Ligt alles op schema om in 2024 met 625 deelnemers aan de slag te gaan?
De opschaling van het dienjaar ligt op schema. In 2023 is het dienjaar van start gegaan met 132 dienjaarmilitairen. De eerste lichting van 2024 bestaat uit circa 190 mensen. De verwachting is dat de doelstelling van 625 deelnemers in 2024, verspreid over drie lichtingen, zal worden behaald.
Is het primaire doel van het dienjaar het structureel ophogen van de vulling van militaire functies doordat deelnemers vaker kiezen voor een carrière bij Defensie? Zo nee, zou dit niet het doel moeten zijn?
Ja, in de Kamerbrief Dienjaar Defensie van 1 november 2022 (Kamerstuk, 36 200 X, nr. 16) wordt de verhoging van de instroom in de krijgsmacht en de directe bijdrage aan de personele gereedheid als belangrijke doelstelling van het dienjaar genoemd. De verwachting is dat een substantieel aantal deelnemers na het dienjaar kiest voor een carrière bij Defensie, als beroepsmilitair, reservist of burger, en zo bijdraagt aan de verhoging van de personele gereedheid.
Waarom is gekozen voor een doel van 1.000 deelnemers in 2025? Is dat niet te beperkt om de vullingspercentages van de militaire functies snel en substantieel te verhogen? Hoe verdeelt u de 1.000 deelnemers over verschillende krijgsmachtonderdelen?
Bij de vaststelling van het doel van 1.000 deelnemers in 2025 is rekening gehouden met het absorptievermogen van de verschillende krijgsmachtdelen. Gelet op het animo voor het dienjaar onderzoekt Defensie de mogelijkheden om sneller op te schalen.
Gedurende de eerste lichtingen zal ongeveer de helft van de dienjaarmilitairen bij de Landmacht worden ingezet en de rest worden verdeeld over de andere krijgsmachtdelen.
Heeft u al onderzocht wat noodzakelijke aantallen deelnemers zijn voor het dienjaar om daarmee binnen 5 jaar de vullingspercentages van militaire functies naar het gewenste niveau te krijgen? Wat is dit gewenste niveau indien het niet 100% is? Als dit niet onderzocht is, zou u dit niet moeten onderzoeken en gaat u dit nu doen?
Voor het op sterkte krijgen van de krijgsmacht is vanaf 2028 een instroom van 3.000 à 4.000 dienjaarmilitairen per jaar nodig, naast de reguliere instroom van 4.500 beroepsmilitairen per jaar. Daarnaast zet Defensie actief in op meer samenwerking met overheden en het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Onze veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Ten slotte wordt de reservisten-capaciteit verder versterkt. Het resultaat van deze inspanningen is een schaalbare krijgsmacht waarbij Defensie in crisistijd kan beschikken over capaciteiten die buiten crisistijd niet voortdurend benodigd zijn.
Hoe krijgt u het dienjaar onder de aandacht van de te bereiken doelgroep? Heeft u al gekeken naar de optie een verplichte enquête te koppelen aan de dienstplichtbrief? Zo nee, bent u bereid deze optie uit te werken?
Het dienjaar wordt onder meer via sociale media onder de aandacht gebracht bij jongeren. Het dienjaar moet gezien worden als een zinvolle en waardevolle invulling van bijvoorbeeld een tussenjaar.
Mede als gevolg van mijn werkbezoek aan Zweden heb ik opdracht gegeven in kaart te brengen hoe een verplichte enquête voor alle 17-jarigen in Nederland vorm zou kunnen krijgen. Met zo’n enquête wordt jongeren gevraagd na te denken over de vraag of ze een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de krijgsmacht. Hoewel het aan een nieuw Kabinet is om hierin verdere keuzes te maken, worden verschillende mogelijkheden hiervoor alvast verkend.
Hoe ziet de selectie en/of keuring van deelnemers aan het dienjaar eruit in 2024? Ziet u daar nog ruimte voor verbetering?
De dienjaarmilitairen worden regulier gekeurd als militair. Er wordt gewerkt aan een andere inrichting van het selectie- en keuringsproces die beter aansluit bij de doelgroep van het dienjaar.
Bent u in contact met uw collega’s in Scandinavië over hun varianten van het dienjaar en wat we van hen kunnen leren op dit vlak? Ziet u dat in deze landen de vulgraad van militaire functies hoger is doordat men een variant op het dienjaar heeft? Wat doen ze daar goed waar wij nu van kunnen leren? Hoe zorgen zij voor een permanente binding met de krijgsmacht in hun programma?
In mei vorig jaar heb ik een bezoek gebracht aan mijn Zweedse ambtgenoot en uitvoerig gesproken over het Zweedse dienstplichtmodel. Elk jaar ontvangen ruim 100.000 Zweedse 18-jarigen een verplichte vragenlijst. Op grond van de ingevulde vragenlijsten worden circa 25.000 jongeren opgeroepen voor selectie en keuring. Circa 40% van de jongeren blijkt geschikt om de militaire dienstplicht te vervullen. De selectie van dienstplichtigen vindt plaats op grond van competenties, motivatie en cijferlijst middelbare school. Uiteindelijk worden 6.000 jongeren per jaar opgeroepen voor de militaire dienstplicht. In Zweden is nog discussie over de haalbaarheid van het verder opschalen naar 10.000 jongeren per jaar. Er is nu nog sprake van onvoldoende instructeurs voor dienstplichtigen, problemen met de levering van kleding en persoonsgebonden uitrusting, en onvoldoende legering en oefenterreinen.
De interesse onder Zweedse dienstplichtigen om door te stromen binnen de krijgsmacht na voltooiing van de dienstplicht is 50%: voltijds beroepsmilitair niet zijnde officier (27%), reservist/deeltijd (10%), home guard (4%), officier (3%), reserveofficier (2%), burger (2%). Na voltooiing van de dienstplicht beveelt 82% de dienstplicht aan bij vrienden en/of familie.
Hoe bent u voornemens de opleidingscapaciteit de komende jaren te vergroten om meer deelnemers aan het dienjaar te faciliteren?
De krijgsmacht versterkt de opleidingscapaciteit en innoveert opleidings- en trainingsconcepten vanwege de toename van de instroom van dienjaarmilitairen. Daarbij moet rekening worden gehouden met een goede balans tussen direct beschikbare operationele capaciteit en capaciteit voor opleiding en training. De benodigde opleidings- en trainingscapaciteit zal geleidelijk worden vergroot om meer deelnemers aan het dienjaar te kunnen faciliteren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zoveel mogelijk deelnemers aan het dienjaar na afloop kiezen voor een carrière bij Defensie? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deelnemers die niet besluiten te gaan voor een carrière bij Defensie wel kiezen voor de rol van reservist?
Het is cruciaal dat dienjaarmilitairen hun tijd bij Defensie als waardevol ervaren. Dienjaarmilitairen worden intensief begeleid en doen ervaring op met de operationele aspecten van het militaire beroep. Defensie blijft gedurende het dienjaar met de militairen in gesprek over hun ervaringen en de mogelijkheden van doorstroom naar een functie als militair, reservist of burger.
Welke vergoedingen krijgen deelnemers aan het dienjaar? Zijn deelnemers hier tevreden over? Bent u voornemens dit de komende jaren nog aan te passen?
Dienjaarmilitairen ontvangen hetzelfde salaris als beroepsmilitairen in dezelfde rang, inclusief vaartoelage en oefentoelage. Tot dusver zijn de dienjaarmilitairen hier positief over.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voorafgaand het Wetgevingsoverleg personeel & materieel dat gepland staat op 29 januari?
Ja.
De Maatschappelijke Diensttijd |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Isa Kahraman (NSC) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Pleidooi voor een dienjaar»?1
Ja.
Deelt u de mening van scheidend commandant Landstrijdkrachten Martin Wijnen dat een dienjaar bijdraagt aan de weerbaarheid van de krijgsmacht en de Nederlandse maatschappij als geheel?
Ja. Het dienjaar heeft, zoals aangegeven in de Kamerbrief Dienjaar Defensie van 1 november 2022 (Kamerstuk, 36 200 X, nr. 16, de volgende doelstellingen:
Heeft u in uw beantwoording van feitelijke vragen eerder aangegeven dat in 2023 er 2 lichtingen waren, en dat dit in 2024 wordt opgeschaald naar 3 lichtingen, terwijl de heer Wijnen het getal 600 ingestroomde vrijwilligers voor 2023 noemt? Is hieruit op te maken dat de ambitie van Defensie voor 2024 op 3x300 = 900 vrijwilligers ligt?
Defensie kiest voor het geleidelijk opschalen van het aantal deelnemers aan het Dienjaar Defensie, rekening houdend met het absorptievermogen van de krijgsmacht. In 2023 is het dienjaar van start gegaan met 132 dienjaarmilitairen, verdeeld over de vier krijgsmachtdelen. In 2024 zijn drie lichtingen gepland met in totaal circa 625 deelnemers. In 2025 staat een opschaling naar 1.000 deelnemers per jaar gepland.
Indien ja, vindt u deze ambitie dan in lijn liggen met de breed gedragen wens om de krijgsmacht na jaren van bezuinigen weer op sterkte te krijgen?
Voor het op sterkte krijgen van de krijgsmacht is vanaf 2028 een instroom van 3.000 à 4.000 dienjaarmilitairen per jaar nodig, naast de reguliere instroom van 4.500 beroepsmilitairen per jaar. Daarnaast zet Defensie actief in op meer samenwerking met overheden en het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Onze veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Ten slotte wordt de reservisten-capaciteit verder versterkt. Het resultaat van deze inspanningen is een schaalbare krijgsmacht waarbij Defensie in crisistijd kan beschikken over capaciteiten die buiten crisistijd niet voortdurend benodigd zijn.
Deelt u de mening van de heer Wijnen dat er idealiter structureel 2000–3000 vrijwilligers gevonden moeten worden om het personeelstekort bij Defensie (deels) op te lossen en op lange termijn de reservisten-capaciteit op peil te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de capaciteit structureel op 3000, ofwel 10 lichtingen, te begroten?
Defensie zal aanvullende maatregelen moeten nemen om de personele gereedheid te verbeteren. Er wordt geïnvesteerd in verantwoorde opschaling van het dienjaar. We schalen het dienjaar zo snel als mogelijk op naar 1.000 deelnemers in 2025. Ook bij de verdere uitbreiding na 2025 wordt rekening gehouden met het absorptievermogen van de organisatie, de belangstelling vanuit de doelgroep, de financiering en de borging van de kwaliteit. Het vergroten van de ambitie met betrekking tot het dienjaar betekent overigens niet automatisch een verhoging van het aantal lichtingen.
De forse uitbreiding van de formatie van Defensie vraagt ook andere maatregelen om de vulling te verbeteren. Daarom onderzoekt Defensie initiatieven om invulling te geven aan een schaalbare krijgsmacht.
Zo ja, welke maatregelen gaat u dan nemen om op zo kort mogelijke termijn de opleidings- en kazerneruimte op orde te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Indien ja op vraag 6, welke randvoorwaarden gaat u nog meer op orde brengen? Wat is uw beeld bij de salariëring, opleidingsaanbod en wervingscampagnes die benodigd zijn voor het werven van 3000 vrijwilligers?
Zie antwoord vraag 6.
Acht de heer Wijnen het van groot belang dat het bedrijfsleven wordt betrokken bij de weerbaarheid van ons land? Zo ja, kunt u aangeven hoe het staat met de initiatieven die momenteel op dit punt worden ontplooid?
Ja. Onze weerbaarheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Daarom zet Defensie actief in op meer samenwerking met het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Zo heeft Defensie recentelijk twee overeenkomsten gesloten met Thales en Jan de Rijk Logistics over de uitwisseling van HR-ecoreservisten met het Vuursteun Commando (Vustco) respectievelijk het Bevoorrading- en transportcommando (B&Tco) van de Landmacht. De HR-ecoreservist heeft niet langer twee werkgevers, maar alleen een dienstverband bij de civiele werkgever. Defensie vergoedt het bedrijf voor het aantal uren inzet van de reservist. Over die inzet worden goede afspraken gemaakt tussen het bedrijf en Defensie. Thales gaat een aantal reservisten leveren die gaan werken met producten die zij zelf ontwikkelen. Jan de Rijk levert een chauffeur aan Defensie en naar verwachting zullen andere chauffeurs volgen, die als reservist worden ingezet.
Defensie versterkt met deze nieuwe constructie de positie van de reservist en verwacht ook met andere civiele werkgevers vergelijkbare overeenkomsten te kunnen sluiten.
Vindt u de initiatieven die reeds worden ontplooid voldoende om aan het ambitieniveau te komen dat de heer Wijnen schetst in zijn interview? Zo nee, welke initiatieven gaat u dan nog extra ontplooien in 2024?
Nee, de stappen die Defensie de afgelopen periode heeft gezet om de instroom te verhogen, de uitstroom te beperken en schaalbaarheid te introduceren om zo te groeien en te transformeren naar een toekomstbestendige krijgsmacht zijn vooralsnog onvoldoende. In de Kamerbrief stand van zaken BBI (Kamerstuk 36 410 X, nr. 7) en de Stand van Defensie najaar 2023 (Kamerstuk 36 410 X, nr. 5 is gesteld dat de BBI-maatregelen de kans moet krijgen om effect te sorteren, maar dat er tegelijkertijd meer nodig is om de personele gereedheid te verbeteren. Mede als gevolg van mijn werkbezoek aan Zweden heb ik opdracht gegeven in kaart te brengen hoe een verplichte enquête voor alle 17-jarigen in Nederland vorm zou kunnen krijgen. Met zo’n enquête wordt jongeren gevraagd na te denken over de vraag of ze een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de krijgsmacht. Hoewel het aan een nieuw Kabinet is om hierin verdere keuzes te maken, worden verschillende mogelijkheden hiervoor alvast verkend.
Het dreigingsbeeld in Nederland |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Halsema vindt zorgen bij moskeeën «heel logisch»»1 en «De schrik zit erin bij moslims in Culemborg: «We willen extra beveiliging»»?2
Beschikt u over signalen of gegevens over een toegenomen dreiging in de richting van religieuze gemeenschappen en gebouwen ten gevolge van onder andere internationale conflicten of als reactie op de uitslag van de recente Tweede Kamerverkiezingen? Zo ja, waar bestaan die signalen of gegevens uit? Kunt u dat concreet maken?
In hoeverre moeten religieuze gebouwen sinds de Tweede Kamerverkiezingen en het uitbreken van de oorlog tussen Israël en Hamas extra beschermd worden? Kunt u daarbij aangeven of en door wie die bescherming daadwerkelijk wordt geboden en voor welke soort religieuze gebouwen die wordt geboden? Kunt u tevens aangeven welke rol u voor de Koninklijke Marechaussee ziet weggelegd naast de politie?
Hoe en door wie wordt er op dit moment een lokale of regionale inschatting van het dreigingsniveau gemaakt?
Vindt u het wenselijk dat er naast een landelijk dreigingsbeeld ook specifieke dreigingsbeelden worden gemaakt waarin beter ingegaan kan worden op specifieke regionale of lokale situaties of specifieke groepen in de samenleving? Zo ja, waarom en hoe kan dit (beter) vorm gegeven worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bovenstaande vragen beantwoorden voor het aankomende commissiedebat Politie (21–12 aanstaande)?
Het nieuws dat het demissionaire kabinet onderzoekt of er asielzoekers kunnen worden opgevangen op locaties van Defensie |
|
Gidi Markuszower (PVV), Joeri Pool (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris is in gesprek met Defensie over opvang asielzoekers in kazernes»?1
Ja.
Bent u bereid de plannen om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen direct af te schieten?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers. Defensie heeft hiertoe onder andere militaire locaties2 ter beschikking gesteld en doet dit nu nog steeds op twee locaties: het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide en op de Legerplaats Harskamp.
Een eventueel verzoek van een bestuursorgaan aan Defensie voor militaire steunverlening in het openbaar belang, dat via de reguliere kanalen wordt aangevraagd, wordt door Defensie zorgvuldig gewogen. Per geval wordt beoordeeld in hoeverre het verzoek juridisch en bestuurlijk houdbaar is en of de gevolgen van instemming met het verzoek onwenselijke effecten hebben op de gereedstelling en inzetbaarheid van Defensie.
Deelt u de mening dat het volstrekt onverantwoord is om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen vanwege eventuele veiligheidsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de besluitvorming om ontheemden of asielzoekers tijdelijk op militaire locaties op te vangen wordt het veiligheidsaspect meegewogen, net als de mogelijke verdringingseffecten voor de krijgsmacht. Na een zorgvuldige afweging wordt eventueel ingestemd met de tijdelijke opvang. Na instemming worden, indien nodig, door Defensie in afstemming met het COA op de militaire locatie additionele beveiligingsmaatregelen getroffen.
Zijn er bij de eerdere opvang van asielzoekers op locaties van Defensie incidenten geweest? Zo ja, hoeveel en welke incidenten?
Ja.
Voor het aantal gemelde incidenten verwijs ik u naar de «COA incidentenregistratie per locatie» op www.coa.nl.
Deelt u de mening dat militaire locaties zijn bedoeld voor militaire doeleinden en niet voor de opvang van asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Primair zijn militaire locaties bedoeld voor militaire doeleinden.
In het geval van een zwaarwegend humanitair belang, zoals nu het geval is ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne of asielzoekers, maakt Defensie, bij een formeel verzoek van een daartoe bevoegd bestuursorgaan, de afweging of ondersteuning aan de civiele autoriteiten geboden kan worden. In die afweging worden de consequenties voor de gereedheid van de krijgsmacht meegenomen en wordt bekeken voor welke periode de steunverlening kan worden geleverd.
F-35’s voor Israël |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichten waaruit blijkt dat Israël de F-35 heeft gebruikt voor bombardementen in Gaza?1
Het kabinet is bekend met de genoemde berichten.
Is het juist dat daarbij ook zeer zware bommen van 2.000 pond zijn gebruikt? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde informatie over de specifieke bommen die Israël gebruikt bij zijn F-35-inzet.
Is u inmiddels bekend dat de F-35 meermaals is ingezet in Gaza? Zo ja, waar en wanneer?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde informatie over de Israëlische F-35-inzet. Openbare bronnen, waaronder het bericht waarnaar u verwijst, wijzen er wel op dat Israël de F-35 heeft ingezet boven Gaza, in elk geval toen de grondtroepen de Gazastrook in gingen.
Om een beeld te vormen van de F-35-inzet door Israël, worden verschillende bronnen gebruikt. Deze informatie is meegewogen in de geïntegreerde buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging op basis waarvan is besloten om niet in te grijpen in de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël. Dit besluit is onder andere op 23 november toegelicht in antwoord op uw Kamervragen (Kamerstuk 2023Z19578).3 Het beeld van de Israëlische F-35-inzet is sindsdien niet significant veranderd waardoor er geen aanleiding is om het genomen besluit te herzien.
Monitort u het gebruik van de F-35 door Israël, zoals in Nota 1 wordt beschreven? Zo ja, hoe doet u dat en wat levert deze monitoring op? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat ook onderdelen van de F-35I worden geleverd via het European Regional Warehouse (ERW) in Woensdrecht?3 Zo nee, wat zijn de feiten?
Vanuit het European Regional Warehousein Woensdrecht worden onder de Regeling Algemene Vergunning NL009 Amerikaanse F-35-onderdelen doorgeleverd aan alle Europese gebruikers van de F-35, waaronder Israël. Jaarlijks wordt uw Kamer middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de waarde van de doorlevering onder de algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er onder de NL009 transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit jaarrapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 22 054 nr.396).
De algemene vergunning NL009 kan niet gebruikt worden voor de uitvoer van (onderdelen van) andere wapensystemen. Hiervoor moet een bedrijf beschikken over een andere exportvergunning. Sinds 7 oktober 2023 zijn er geen vergunningen verleend voor de levering van onderdelen voor de genoemde andere wapensystemen naar Israël.
Worden er vanaf de vliegbasis in Woensdrecht onderdelen van de andere wapensystemen die daar zijn opgeslagen (zoals bijvoorbeeld de F-16, de Apache-, de NH-90- en Chinookhelikopter) aan Israël doorgevoerd? Zo ja, op basis van welk beleid gebeurt dat? Zijn dat ook speciale regelingen? Kunt u dat toelichten?4
Zie antwoord vraag 5.
Behoort het ERW in Woensdrecht tot het Nederlands grondgebied? Waarom is dan besloten om de goederen die daar passeren buiten het Nederlands wapenexportbeleid te plaatsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het ERW behoort tot het Nederlands grondgebied. De reservedelen die er opgeslagen liggen, zijn eigendom van de Amerikaanse overheid. Omdat er veel transacties plaatsvinden vanuit het ERW is besloten om dit proces te stroomlijnen middels de Regeling Algemene Vergunning NL009 die sinds 2016 van kracht is. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Het bestaan van deze vergunning geeft aan dat er geen sprake is van een afschaffing van exportcontroles. Het onderzoek naar de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is nog niet afgerond (zie ook antwoord vraag 26).
Artikel 8 van de algemene vergunning NL009 biedt de Minister de bevoegdheid om geregistreerde gebruikers of beschikkingsbevoegden in kennis te stellen dat geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen zich verzetten tegen voortgezet gebruik van de algemene vergunning.
Waarin verschilt het «stroomlijnen van het exportcontroleproces» van het afschaffen van exportcontroles?5 Onder welke omstandigheden wordt doorvoer niet toegestaan?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom is de Regeling Algemene Vergunning NL0009 op 31 juli 2021 veranderd nadat de regeling in 2016 werd ingesteld?6 Wat hield de verandering in en waarom is deze doorgevoerd?
De Regeling Algemene Vergunning NL009 is in 2021 aangepast om rekening te houden met een wijziging in de Amerikaanse regelgeving voor exportcontrole (ITAR-regelgeving) van 19 april 2019, te weten: § 126.4 van de Federal Regulations. De wijziging behelst overdrachten van militaire goederen door of ten behoeve van de Amerikaanse Federale Overheid uit te zonderen van de Amerikaanse exportvergunningplicht. Een nadere toelichting op de wijziging is te vinden in Staatscourant 2021 Nr. 36915 (d.d. 30 juli 2021).
Is het juist dat ook onderdelen van Nederlandse producenten nog steeds deel uitmaken van de F-35?7 Waarom vallen deze onderdelen niet onder de regels van de exportcriteria?
Het klopt dat Nederlandse producenten betrokken zijn bij het productieproces van de F-35. Uitvoer ten behoeve van het productieproces vindt eveneens plaats onder de Regeling Algemene Vergunning NL009 waarmee invulling wordt gegeven aan exportcontrole op transacties in het kader van het F-35 Lightning II programma.
Hoeveel Nederlandse bedrijven nemen deel aan het F-35-programma? Hoeveel zijn onder dit programma geregistreerd?
Momenteel rapporteren 21 Nederlandse bedrijven aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat dat ze eindverantwoordelijk zijn voor de levering van onderdelen en producten aan de Amerikaanse Original Equipment Manufacturers. Deze bedrijven kunnen zelf weer onderaannemers hebben, maar daar heeft het kabinet geen inzicht in.
Leveren Nederlandse bedrijven aan het ERW, waarna deze goederen Amerikaans eigendom worden? Ofwel, worden via het ERW ook door Nederlandse producenten gemaakte wapenonderdelen gedistribueerd?
Nederlandse bedrijven leveren niet rechtstreeks aan het ERW, maar aan fabrikanten binnen het F-35-programma die in de VS gevestigd zijn. Vervolgens kunnen deze goederen via de logistieke ketens van het F-35-programma op verschillende plekken in de wereld terechtkomen, waaronder in het ERW in Nederland. Binnen het logistiek netwerk van het F-35-programma en tijdens de opslag in het ERW zijn de goederen Amerikaans eigendom.
Leveren Nederlandse bedrijven ook wapenonderdelen aan Israël buiten het ERW om, maar wel binnen regeling NL009?
Nee.
Waaruit blijkt dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het ERW aan een individuele vergunning wordt onderworpen als levering aan een enkel land wordt opgeschort of beëindigd?
Artikel 8 van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is zodanig geformuleerd dat alleen geregistreerde gebruikers uitgesloten kunnen worden van voortgezet gebruik van de algemene vergunning. Omdat geregistreerde gebruikers aan alle via het ERW bevoorrade landen kunnen leveren, zijn al deze transacties niet langer mogelijk zodra geregistreerde gebruikers zijn uitgesloten van voortgezet gebruik.
Artikel 8 van de Regeling Algemene Vergunning NL009 biedt geen mogelijkheid om landen uit te sluiten als bestemming van doorlevering. Voor een dergelijke wijziging is een aanpassing van de regeling nodig (zie antwoord op vraag 22).
Onderhoudt de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit ook motoren van Israëlische gevechtsvliegtuigen? Is dit afgelopen maanden gebeurd?
De motoronderhoudsfaciliteit onderhoudt F-135-motormodules die worden aangeboden vanuit het internationale F-35-programma, waaronder ook Israël.
In het F-35-programma geldt dat uitgebouwde onderdelen, ook motormodules, Amerikaans eigendom zijn zodra deze zijn aangeboden in de logistieke keten van het internationale programma. Deze onderdelen worden vervolgens uitgewisseld – na onderhoud – tussen alle partnerlanden. Er is dus geen sprake van motormodules die aan een specifiek land toebehoren. Het komt vaak voor dat een uitgebouwd onderdeel uiteindelijk in een ander toestel, in een ander partnerland weer wordt ingebouwd.
Hoe is de Tweede Kamer, in 2016 of daarvoor, geïnformeerd dat exporttransacties onder regeling NL009 niet worden getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid?
In de Staatscourant 2016, nr. 44509 is de Regeling Algemene Vergunning NL009 gepubliceerd, waarin haar werking is toegelicht.
Sinds de Regeling Algemene Vergunning NL009 van kracht is, wordt uw Kamer ieder jaar middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de uit- en doorvoer onder deze algemene vergunning. Dit vond voor het eerst plaats in het jaarrapport over 2016 (Kamerstuk 2017D16822).
Kunt u de Kamer informeren over de omvang van de wapenexport vanuit Nederland aan Israël sinds 7 oktober dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Sinds 7 oktober 2023 zijn er geen vergunningen afgegeven of afgewezen voor de uitvoer van militaire goederen met als eindbestemming Israël.
Zijn er sinds 7 oktober dit jaar wapenexportverzoeken afgewezen? Zo ja, hoeveel en waarom?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u (los van 13 oktober waarover u de Kamer schrijft) nogmaals geïnformeerd over het mogelijk plaatsvinden van een specifieke doorlevering van F-35-onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit Nederland naar Israël? Zo ja, hoe vaak en wanneer?
De aard van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is dusdanig dat deze een voortdurende doorlevering in het kader van het F-35 programma mogelijk maakt. Over individuele transacties onder de NL009 wordt het ministerie niet geïnformeerd. Wel zijn wij in de context van het sinds 7 oktober opgelaaide conflict tussen Israël en Hamas gewezen op de mogelijkheid dat F-35 onderdelen via het ERW kunnen worden doorgeleverd naar Israël. Medio november heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op basis van een geïntegreerde buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging besloten om niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009.
Is het gebruikelijk dat u hierover wordt geïnformeerd of bestaat hiertoe geen verplichting?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u aangeven of, en zo ja, waar in de EU-wapenexportcriteria en het Wapenhandelsverdrag staat dat export onder omstandigheden uitgesloten kan worden van controle, zoals gebeurt via regeling NL009?
Zowel het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport als het Wapenhandelsverdrag laten respectievelijk de lidstaten en de verdragspartijen de vrijheid om te bepalen in welke gevallen een uitvoervergunning is vereist, en daarmee de vrijheid om in door de Staat te bepalen gevallen te kiezen voor een algemene vergunning.
Het Wapenhandelsverdrag stelt slechts dat verdragspartijen nationale controlesystemen dienen in te stellen ten behoeve van de controle op de uitvoer van munitie en van onderdelen en componenten van conventionele wapens, waarbij het verdragspartijen vrij laat hoe dit vorm te geven. In artikel 1 lid 2 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt wordt uitdrukkelijk bepaald dat de wetgeving van de lidstaten bepaalt in welke gevallen een uitvoervergunning voor aanvragen is vereist.
Klopt het dat er een methode is waarbij het kabinet de Regeling Algemene Vergunning NL009 zelf aanpast, zodat Israël als bestemming onder de algemene vergunning wordt uitgezonderd? Wat is hiervoor nodig?
Het is mogelijk om de Regeling Algemene Vergunning NL009 aan te passen om deze van toepassing te laten zijn op specifieke landen. Dit kan bijvoorbeeld door de regeling te voorzien van een lijst met landen van eindbestemming waarnaar uitdrukkelijk wel of uitdrukkelijk niet geleverd mag worden onder de algemene vergunning. Het kabinet acht een dergelijke aanpassing momenteel niet wenselijk.
Deelt u de opvatting dat uw verlangen een betrouwbare bondgenoot te willen zijn in dit geval haaks staat op het internationaal bevorderen van de mensenrechten? Indien nee, waarom niet?
In antwoord op uw Kamervragen is op 23 november jl. uitgebreid toegelicht waarom is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009 (Kamerstuk 2023Z18976). Dit besluit is genomen op basis van een geïntegreerde buitenlandpolitieke- en veiligheidsafweging, waarin de genoemde elementen zijn meegenomen.
Over de zienswijze op het concept van medeplichtigheid in deze context wordt uw Kamer nog apart geïnformeerd, volgend op een toezegging hierover tijdens het Commissiedebat «Situatie in Gaza» van 23 november jl.
Deelt u de opvatting dat een eventuele «negatieve weerslag op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma» niet kan opwegen tegen mogelijke medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden? Indien nee, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de wapenexport op basis van de ervaringen in de oorlog in Gaza moet worden geëvalueerd? Indien nee, waarom niet?
Vraagstukken rondom wapenexportcontrole zijn standaard aan voortdurende evaluatie onderhevig om recht te doen aan actuele ontwikkelingen. De context van de huidige oorlog in Gaza wordt dan ook meegenomen bij exportcontrolevraagstukken in relatie tot Israël of andere landen in de regio.
Wat is de stand van het onderzoek naar wapenexport (zoals toegezegd in het commissiedebat Situatie in Gaza van 23 november jongstleden)? Wanneer verwacht u dat het gereed is?
In het Commissiedebat heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegd om in de volgende rapportage over exportcontrole strategische goederen (in 2024) nader in te gaan op de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009. Dit onderzoek is nog niet afgerond.