Het bericht dat een onderzoek over burnpits jarenlang op de plank heeft gelegen |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Defensie wist het, de Kamer niet: onderzoek naar burnpits lag jarenlang op de plank»1?
Ja.
Waarom heeft u het rapport «Evaluation of ernvironmental and toxicity monitoring methods during improvised burn pits» van TNO (2012) niet veel eerder in zijn volledigheid naar de Kamer gestuurd?
Jaarlijks starten we als Defensie tien tot twintig nieuwe Research & Development (R&D)-programma’s op velerlei gebieden. Deze programma’s duren circa vier jaar. Het genoemde rapport maakte onderdeel uit van het TNO kennisopbouw-programma V936 «Militaire Toxicologie». Dit programma liep van 2009 tot en met 2012. Het doel van dit R&D-programma was om via toegepast en verkennend wetenschappelijk onderzoek, kennis op te bouwen op het gebied van militaire toxicologie. Het testen van nieuwe technieken voor monstername en analysemethoden was één van de aandachtspunten. De kennis uit dergelijke R&D-programma’s gebruikt Defensie onder meer voor de aanschaf van materieel en het opzetten van opleidingen. Om de hiervoor gebruikte technologieën te testen zijn onder gecontroleerde condities in een afgesloten ruimte beproevingen uitgevoerd waarbij de meetapparatuur en de meetmethoden zijn getest bij een gesimuleerde burnpit. De condities waaronder is gemeten, zijn niet representatief voor de blootstelling tijdens missies waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden over de mogelijke gezondheidsrisico’s tijdens missies. Gezien de opzet en de doelstelling van het TNO-onderzoek, het testen van monstername en analyse methodes, was er geen aanleiding om de Kamer te informeren over de resultaten. Achteraf gezien was het waarschijnlijk beter geweest het rapport openbaar te maken.
Waarom stelt uw ministerie in reactie op vragen van EenVandaag dat het TNO-onderzoek niet was bedoeld om de gezondheidseffecten voor militairen te meten, maar het vinden van de beste meetmethode voor schadelijke stoffen van burn pits? Dit doet toch niet af aan de conclusies uit het rapport, en is daarmee toch geen reden dit rapport niet in zijn volledigheid naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het in vraag 2 genoemde onderzoek alsnog in zijn volledigheid naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de bijlage treft u het rapport aan dat inmiddels openbaar is gemaakt.2
Bent u bereid andere relevante rapporten, waarin conclusies worden getrokken over de zogenaamde combinatie-toxiciteit van stoffen in burn pits, van Nederlandse dan wel buitenlandse onderzoeksinstituten aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Met mijn Kamerbrief (Kenmerk 35 000-x-133) d.d. 18 april jl. heb ik u geïnformeerd over de literatuurbeschouwing die het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) heeft uitgevoerd naar 46 publicaties en rapporten burnpits, de uitstoot van burnpits en de eventueel daaraan gerelateerde klachten. Veel van de publicaties en rapporten die zijn opgenomen in de literatuurlijst zijn open bronnen. Een aantal (internationale) publicaties en rapporten dat is gebruikt voor de literatuurbeschouwing worden echter beschermd door auteursrechten. Tot slot is gebruik gemaakt van een rapport van het Belgische Ministerie van de Defensie. Hiervoor is inmiddels een verzoek ingediend bij het Belgische Ministerie van Defensie om dit rapport vertrouwelijk te mogen delen met de Kamer.
Op welke termijn verwacht u dat het door u aangekondigde validatie-onderzoek van de literatuurstudie van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) wordt afgerond? Deelt u de mening dat dit op zo kort mogelijke termijn moet gebeuren, gelet op het belang van duidelijkheid voor de betrokken militairen?
Defensie heeft de Kamer toegezegd om de uitgevoerde literatuurbeschouwing te laten valideren door een externe partij. Defensie is na het publiceren van het rapport van het CEAG in contact getreden met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM heeft na overleg met Defensie aangegeven de validatie niet te kunnen uitvoeren. Dit heeft ons gedwongen om nieuwe gerenommeerde instellingen aan te schrijven. Op dit moment is het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht als enige partij over en zijn we bezig met de aanbestedingsprocedure.
Zal in het door u aangekondigde validatie-onderzoek expliciet worden gekeken naar combinatie-toxiciteit? Zo nee, waarom niet?
Het validatieonderzoek heeft tot doel de uitkomsten van de literatuurbeschouwing en de meldingen van het meldpunt Burnpits van het CEAG van 8 april 2019 en de daarin opgenomen literatuurstudies in het geheel te toetsen. Er is niet gevraagd specifiek te kijken naar (mogelijke) deelaspecten van de beschreven studies.
Een door de Europese Unie gefinancierd Turks rapport over islamofobie |
|
Raymond de Roon (PVV), Vicky Maeijer (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het recent gepubliceerde rapport «European Islamophobia Report 2018»?1
Ja.
Klopt het dat de opsteller van het rapport (de Turkse denktank SETA) nauwe banden onderhoudt met de regerende AK-partij van president Erdogan?2
De Turkse denktank SETA is formeel een onafhankelijke denktank. Uit publicaties en de werkwijze van SETA kan wel worden geconcludeerd dat deze organisatie qua gedachtegoed dicht staat bij de AK-partij.
Bent u bekend met het feit dat deze dubieuze Turks-islamitische denktank eerder een rapport heeft uitgebracht waarmee kritische journalisten werden gecriminaliseerd?3
Ja.
Klopt het dat de Europese Unie dit propagandavehikel van president Erdogan en zijn AK-partij financiert, zoals onder meer op de kaft van het rapport staat?
SETA ontving samen met het Leopard Weiss Institute for the Study of Contemporary Muslim Life and Thought vanuit het EU-Turkey Civil Society Dialogue (CSD) programma financiering voor het rapport genoemd in vraag 1.
Vanuit het CSD-programma worden in totaal 40 projecten gesteund die door Europese en Turkse non-gouvernementele organisaties worden uitgevoerd. In dit specifieke geval is 90% van het totaalbudget van € 126,951.81 voor deze publicatie van SETA door CSD gefinancierd. Het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken beheert het CSD-programma. De EU stelt strikte richtlijnen op voor de selectie van projecten, maar is niet betrokken bij de uiteindelijke selectie. Dat gebeurt door het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zoals vermeld op de tweede pagina van de onderhavige publicatie, is de EU niet verantwoordelijk voor de inhoud van rapportages en onderschrijft de EU deze niet noodzakelijkerwijs.
Het CSD-programma wordt gefinancierd in het kader van de pretoetredingssteun aan Turkije.
Zo ja, hoeveel EU-subsidie heeft deze «denktank» gekregen, uit welk potje komt het geld en met welk doel is het naar Ankara overgemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het rapport – waarin de PVV en FvD als extreemrechts worden bestempeld en islampartijen als DENK en NIDA worden geprezen – pure moslimpropaganda is, bedoeld om de slachtofferstatus van moslims op te poetsen?
Ik kan mij voorstellen dat lezers het rapport als eenzijdig beschouwen. Ik kan mij echter niet vinden in de woordkeuze in uw vraag. In het algemeen kan gesteld worden dat het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen zichzelf kan zijn, vorm kan geven aan zijn of haar leven en kan geloven wat hij of zij wil. Kennis die bijdraagt aan het beter kunnen aanpakken en voorkomen van discriminatie is hiervoor van belang.
Wilt u ervoor zorgen dat Brussel de absurde financiering van de Turkse denktank SETA per direct stopzet? Zo nee, waarom niet?
SETA ontving financiering uit het CSD-programma voor een specifieke publicatie. Deze publicatie is inmiddels verschenen. Daarnaast geldt dat Nederland in Europees kader reeds geruime tijd de opschorting bepleit van preaccessiesteun aan Turkije, conform de motie Roemer/Segers (Kamerstuk 32 823, nr. 158) en de motie Van der Graaf (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2058). Hier is echter onvoldoende draagvlak voor.
Onderzeeboten van Nederlandse makelij |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat vakbonden en werkgeversorganisatie VNO-NCW pleiten voor onderzeeboten van Nederlandse makelij?1
Ja.
Bent u bereid om onmiddellijk te stoppen met het bureaucratisch aanbestedingsproces en te kiezen voor de onderzeeboten van Saab-Damen om hiermee de Nederlandse industrie op 1 te zetten? Zo nee, waarom niet?
Het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» verloopt volgens de afspraken tussen Defensie en de Kamer over het Defensie Materieel Proces (DMP). Zoals vermeld in het Defensieprojectenoverzicht van 17 september jl. zal de Kamer later dit jaar de B-brief ontvangen van dit project. Ik kan daar niet op vooruitlopen.
Legale en veilige abortus in Europa |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat ruim 15 miljoen vrouwen in Europa geen toegang hebben tot legale en veilige abortus? En is het u bekend dat in sommige landen in Europa vrouwen vervolgd worden voor het ondergaan van een abortus?
Het is het kabinet bekend met het feit dat niet in alle landen in Europa vrouwen toegang hebben tot legale en veilige abortus. Het aantal van 15 miljoen vrouwen is mij niet bekend. Het Center for Reproductive Rights liet desgevraagd weten dit cijfer niet te kunnen traceren.
In Andorra, Malta en San Marino is abortus onder alle omstandigheden verboden. In Liechtenstein is abortus alleen mogelijk ingeval het leven of de gezondheid van de vrouw in gevaar is of ingeval van verkrachting. In Monaco en Polen is abortus alleen mogelijk ingeval van gevaar voor het leven of de gezondheid van de vrouw, ingeval van verkrachting of wanneer de foetus ernstige afwijkingen vertoont.
In Andorra, San Marino, Malta en Liechtenstein kunnen vrouwen strafrechtelijk vervolgd worden. In Noord-Ierland zijn in de afgelopen jaren vrouwen vervolgd voor het gebruik van medicamenteuze abortus (abortuspillen) maar recent verviel de strafbaarheid van abortus in Noord-Ierland.
Deelt u de mening dat elke vrouw ter wereld toegang moet hebben tot legale en veilige abortus? Zo ja, hoe vindt u het in dat licht dat ruim 15 miljoen vrouwen op het Europese continent dit recht wordt ontzegd?
Zowel binnen als buiten de Europese Unie zet Nederland zich in voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zoals gedefinieerd in het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (1994), het Platform voor Actie van de 4e Wereldvrouwenconferentie (1995) en het rapport van de Guttmacher-Lacet Commission on Sexual and Reproductive Health and Rights (SRHR) Accelerate Progress: sexual and reproductive health and rights for all (2018). Nederland bepleit toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Het kabinet staat voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor alle vrouwen. Het kabinet constateert dat in een aantal Europese landen liberalisering van abortuswetgeving inmiddels een feit is (waaronder Cyprus, Ierland en recent Noord-Ierland) en dat is een positieve ontwikkeling. Het aantal van 15 miljoen vrouwen is het kabinet zoals aangegeven niet bekend.
Bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten uit Malta, Polen, Andorra, San Marino en Liechtenstein in gesprek te gaan? Zo ja, wilt u er bij hen op aandringen abortus niet langer strafbaar te stellen en voor elke vrouw toegankelijk te maken?
Nederland bepleit toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In reguliere contacten met ambtsgenoten bespreekt het kabinet waar nodig en opportuun zorgen over vrouwenrechten en dat zat het kabinet blijven doen. Zorgvuldige inschatting is daarbij belangrijk ter voorkoming van onbedoelde contraproductiviteit. Het kabinet verwijst in dit kader ook naar de beantwoording door de Minister van VWS mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op de vragen van het Kamerlid Ploumen (PvdA) over «de financiële ondersteuning van Europese anti-abortus clubs door Amerikaanse miljardairs» (2019Z15969) die de Tweede Kamer op 20 september 2019 zijn toegegaan.
Deelt u de mening dat toegang tot legale en veilige abortus een belangrijk recht is voor vrouwen? Zo ja, bent u het dan ook eens dat toegang tot legale en veilige abortus te belangrijk is om enkel aan lidstaten over te laten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er in Europees verband toe oproepen om overal binnen de Europese Unie abortus legaal en toegankelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om ook Ursula von der Leyen, de eerste vrouwelijke voorzitter van de Europese Commissie, op te roepen legale en veilige abortus op te nemen in haar Agenda voor de Toekomst? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Vrouwenrechten en versterking van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn een belangrijke prioriteit van het kabinetsbeleid. Het kabinet draagt het belang hiervan ook uit in Europees kader en zal bepleiten hieraan prioriteit te geven bij de Europese Commissie.
Berechting van IS-strijders in Irak |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Is Iraaks recht wel compatibel» en «Nederland wil berechting IS’ers in Irak»?1
Ja.
Klopt het dat u met verschillende landen heeft gesproken over een juridische constructie waarmee IS-strijders in Irak berecht kunnen worden? Op welke rechtsgrond zou deze berechting plaatsvinden?
Zoals onder meer aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (Kamerstuk 27925 nr. 658), heeft het kabinet voorkeur voor vervolging en berechting van ISIS-strijders in internationaal verband. Ook hecht het kabinet er grote waarde aan dat goed wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland maar bijvoorbeeld ook in landen in de regio. Naar aanleiding van uitspraken van Irak dat het land hiertoe bereid is, zijn enkele Europese landen met Irak in gesprek om te bezien of vervolging en berechting van buitenlandse strijders (foreign terrorist fighters) onder bepaalde voorwaarden mogelijk is in Irak. Gerechtigheid voor de slachtoffers van de gruwelijke misdrijven van ISIS en het tegengaan van straffeloosheid vormen daarbij het uitgangspunt voor eventuele samenwerking, waarbij de geldende rode lijnen van de betrokken Europese landen leidend zijn. De te gebruiken rechtsgrond(en) zouden kunnen komen uit internationaal recht, Iraaks recht, of een combinatie daarvan.
Wat zijn de uitkomsten van dit overleg geweest?
De besprekingen hebben vooralsnog een verkennend karakter. Belangrijkste uitkomst tot dusver is de wederzijdse bereidheid om de mogelijkheden voor berechting van uitreizigers door Irak nader te verkennen. Daarbij zijn de rode lijnen aangegeven over het niet toepassen van de doodstraf, berechting in overeenstemming met internationale standaarden zoals het recht op een eerlijk proces, en consulaire bijstand. Ook Irak heeft zijn rode lijnen gemarkeerd, onder meer ten aanzien van nationale wetgeving over de doodstraf. Zoals eerder aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur is het berechtingsvraagstuk zeer complex en zullen snelle oplossingen niet worden gevonden.
Klopt het dat u voor deze berechting 1,6 miljoen euro beschikbaar stelt? Vanuit welke begroting wordt dit gefinancierd?
Nederland stelt 1,6 miljoen euro beschikbaar aan Interpol ten behoeve van het versterken van het gebruik van biometrische informatie in Irak. Het identificeren en registreren van FTF en andere terrorismeverdachten met behulp van biometrische informatie en de koppeling met de internationale Interpol-systemen verhoogt de kans op vervolging en berechting. Ook verhoogt het de pakkans mochten strijders grenzen oversteken. Dit project is eerder met succes toegepast in bijvoorbeeld Niger en Mali. Het betreft dus een capaciteitsopbouwtraject van Interpol ten behoeve van het Iraakse juridische systeem, en is geen financiering van berechting. Het project wordt gefinancierd uit de gelden die beschikbaar zijn voor terrorismebestrijding in de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Klopt het dat de Iraakse wet de begrippen genocide en misdaden tegen de menselijkheid niet kent? Op basis van welke strafbaarstelling(en) worden IS-strijders in Irak op dit moment dan berecht?
Het Iraakse strafrecht kent geen strafbaarstelling van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. IS-strijders worden op dit moment berecht op basis van de Iraakse antiterrorisme-wetgeving, waarbij deelname aan een terroristische organisatie ten laste kan worden gelegd.
Klopt het dat verdachten volgens de Iraakse wet niet veroordeeld kunnen worden voor genocide en misdaden tegen menselijkheid?
Ja.
Het Brexit-ultimatum van de Franse president en de Finse minister-president |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u van het Brexit-ultimatum dat de Franse president Macron en de Finse Minister-President Rinne op 18 september 2019 hebben gesteld aan de Britse premier?1
Het kabinet heeft kennis genomen van mediaberichten over uitspraken van de Finse Minister-President Rinne en de Franse president Macron waarin zij hun zorgen zouden hebben geuit over het uitblijven van concrete Britse voorstellen. De afgelopen periode hebben Europese leiders er steeds op gewezen dat er voldoende tijd nodig is om eventuele voorstellen te bestuderen vóór de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel op 17 of 18 oktober a.s. teneinde tijdig vóór 31 oktober een akkoord te kunnen bereiken. Het kabinet deelt deze zorgen over het krappe tijdpad in aanloop naar de ER Artikel 50. De Europese Unie en Nederland staan open voor oplossingen van de Britse regering voor de Ierse grens die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord. Het is aan het VK om realistische en concrete voorstellen te presenteren om de huidige impasse te doorbreken. Gezien het feit dat de ER Artikel 50 op 17 of 18 oktober bijeenkomt en de onderhandelingstermijn van Artikel 50 VEU op 31 oktober 2019 verloopt, is het van groot belang dat het VK dit tijdig en zo snel mogelijk doet.
Is deze deadline van 30 september 2019 afgestemd met de Europese Raad van regeringsleiders? Zo nee, namens wie is dit ultimatum dan precies gesteld? Zo ja, wanneer heeft de Europese Raad dit standpunt bepaald?
Er is noch door de ER Artikel 50, noch door de Europese Commissie een EU-standpunt over een deadline ingenomen, anders dan die van 31 oktober zoals vastgelegd in het verlengingsbesluit van de ER Artikel 50 van afgelopen april. Een andere deadline kan niet het gevolg zijn van mogelijke uitspraken van individuele Europese leiders. Tegelijkertijd is het gezien de beperkt beschikbare tijd tot 31 oktober 2019 van groot belang dat het VK tijdig en zo snel mogelijk concrete en realistische voorstellen presenteert die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Hoe verhoudt dit ultimatum zich tot de Nederlandse inzet dat een no deal-Brexit voorkomen moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1. De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op een ordelijk vertrek van het VK uit de EU met een terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord is de beste – en thans enige – manier om een ordelijk vertrek van het VK uit de EU te realiseren. Ook Nederland dringt er bij het VK op aan om zo snel mogelijk concrete en realistische voorstellen te presenteren die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Vindt u het, ten aanzien van een ordentelijke Brexit, een strategische zet van deze landen om met dit ultimatum de druk op te voeren op het Verenigd Koninkrijk?
Zie het antwoord op vraag 1.
Erkent u dat het lijkt alsof regeringsleiders de eenheid van de EU27 doorbreken door dit ultimatum aan te kondigen in plaats van de Brexitonderhandelaar, de heer Michel Barnier?
De ER Artikel 50 heeft consistent zijn volledige steun uitgesproken voor de heer Barnier en zijn team. De eenheid van de EU27 duurt onverminderd voort. Zie het antwoord op vraag 1.
Vindt u het gestelde ultimatum van president Macron net zo «inflammatory» (opruiend) als de wijze waarop hij op de informele Europese Top in Salzburg, 20 september 2018 het Chequers-voorstel van Theresa May naar de prullenbak verwees?2 3
Zie het antwoord op vraag 1 en 5. De EU27 heeft steeds de noodzaak onderstreept van concrete en realistische voorstellen teneinde voor 31 oktober a.s. nog een akkoord te kunnen bereiken. Gezien de beperkt beschikbare tijd tot 31 oktober 2019 is het van groot belang dat het VK tijdig en zo snel mogelijk concrete en realistische voorstellen presenteert die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord.
Deelt u de mening dat het zonde is – als na jaren inzet en onderhandelingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk om de Brexit ordentelijk te laten verlopen – dit toch eindigt in een no deal-Brexit? Zo ja, wat kunt u doen om dit te voorkomen? Zo neen, kunt u uw antwoord toelichten?
Een no deal Brexit zal nooit de keuze van de EU en Nederland zijn en de inzet van het kabinet blijft dan ook onverminderd gericht op een ordelijk vertrek van het VK uit de EU met een terugtrekkingsakkoord. Het is aan het VK om realistische en concrete voorstellen die verenigbaar zijn met het terugtrekkingsakkoord te presenteren om de huidige impasse te doorbreken. De EU27 zal zulke voorstellen, als ze komen, in serieuze overweging nemen.
Kunt u deze vragen voor 30 september te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat gemeente Utrechtse Heuvelrug de marinierskazerne wil omvormen tot een groen dorp |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «gemeente vraagt Kamer om handhaving besluit marinierskazerne»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de roep van mariniers om de marinierskazerne open te houden prevaleert boven de klimaatplannen van de gemeente? Zo nee, waarom niet?
Defensie en de gemeente Utrechtse Heuvelrug houden elkaar op de hoogte van (wijzigingen in) de wederzijdse plannen. Op verzoek van Defensie heeft het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) sinds 2014 contact met de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de provincie Utrecht over de ontwikkeling van het terrein in Doorn na het beoogde vertrek van de mariniers. Op basis van een intentieovereenkomst heeft het RVB een planproces met de gemeente en betrokken partijen opgestart dat – na uitgebreide participatie – heeft geleid tot een concept-ontwikkelkader voor het terrein. Er is met de gemeente afgesproken dat de Van Braam Houckgeestkazerne na de verhuizing van de Mariniers wordt overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf of aan de dan bekende nieuwe eigenaar na een openbare verkoopprocedure.
Zoals ik u heb geïnformeerd in mijn brief van 6 juni jl. (Kamerstuk 33 358, nr. 12) zijn de bouwvoorbereidende werkzaamheden in Vlissingen in overleg met het Rijksvastgoedbedrijf opnieuw opgeschort, dit keer met één jaar. Dat komt enerzijds doordat de besluitvorming over het advies van de Tijdelijke Reorganisatie Medezeggenschapscommissie (TRMC) en CZSK nog plaatsvindt en het gesprek met de TRMC over deze besluitvorming nog zal volgen en anderzijds doordat de toezegging om geen onomkeerbare stappen te nemen, staat. Hierop volgend heeft het RVB in samenspraak met de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de provincie Utrecht de werkzaamheden in Doorn ook opgeschort. Uiteraard blijven we in overleg met elkaar.
Bent u bereid de oproep van de gemeente te negeren en verder overleg hierover te staken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de oproep van de gemeente het zoveelste bewijs is dat gemeentebesturen tekortschieten in de zorg en waardering voor militairen en veteranen?
Nee. De zorg, erkenning en waardering voor militairen en veteranen is een verantwoordelijkheid van zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden. Betrokkenheid van gemeentebesturen uit zich bijvoorbeeld in het organiseren van herdenkingen en de steun voor inloophuizen. Dat waardeer ik zeer. Daarbij zijn er uiteraard verschillen tussen gemeenten. Op 11 september heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarbij de Minister van Defensie heeft gesproken met burgemeesters en wethouders om te bezien waar we elkaar kunnen versterken. U bent hierover separaat geïnformeerd in de brief Veteranen en de rol van gemeenten bij inloophuizen (d.d. 15 oktober jl.).
De UN Climate Action Summit van 23 september |
|
Bart Snels (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat banken en verzekeraars op grote schaal investeren in bedrijven die schaliegas en plastic produceren?1
Ik ben bekend met het artikel van de NRC over dit onderwerp.
Kent u de oproep van 450 organisaties aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om klimaatverandering, de escalerende problematiek rondom plastic soep als gevolg van fossiele energie en in het bijzonder schaliegas aan te pakken en hier op de UN Climate Action Summit van 23 september 2019 aandacht aan te besteden?
Ja, de open brief aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van 18 september 2019 is mij bekend.
Kunt u zich tijdens en na de UN Climate Action Summit actief inspannen om klimaatverandering en de escalerende problematiek rondom plasticvervuiling in onder meer oceanen als gevolg van fossiele energiewinning, in het bijzonder de sterk toenemende productie van schaliegas, tegen te gaan?
Samen met een veelheid aan partners heeft het Nederlandse kabinet een ambitieus nationaal klimaatakkoord uitgewerkt, waarin vergaande maatregelen ter reductie van CO2-uitstoot worden genomen.
Het kabinet heeft de UN Climate Action Summit gebruikt om ook andere landen te stimuleren ambitieuzere klimaatmaatregelen te nemen en zal dit continueren in het kader van de ingezette klimaatdiplomatie (Kamerstuk 31 793, nr. 189). Nederland steunt de oproep van de SG VN om de ontwikkeling van duurzame energie te stimuleren en het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen, in lijn met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en de Sustainable-Development-Goals-agenda. Nederland zet hier zowel in multilateraal verband als ook in de bilaterale samenwerking met landen op in, onder andere via het mobiliseren van groene investeringen en het uitfaseren van publieke financiële steun aan de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas. De Nederlandse regering heeft besloten geen opsporingsvergunningen meer te verstrekken voor schaliegas. Ten slotte spant Nederland zich in om de milieudruk van plastics te verminderen en de circulariteit van plastics te bevorderen, o.a. via het Plastic Pact NL, de beleidsintensivering van marien zwerfvuil in het Programma van Maatregelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (15 december 2015), het beleidsprogramma microplastics (Kamerstuk 30 872, nr. 219) en de aanpak voor plastic zwerfafval in de rivieren (Kamerstuk 30 872, nr. 222).
Kunt u zich inspannen om banken en verzekeraars te stimuleren om hun energiebeleid aan te scherpen en schaliegaswinning en productie van (single use) plastics te ontmoedigen, tegen te gaan of uit te sluiten van financiering? Kunt u het gesprek hierover aan gaan met banken en verzekeraars en/of hier bijvoorbeeld een seminar of rondetafelgesprek over organiseren waarbij banken en verzekeraars, overheid, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen worden uitgenodigd?
Het is een goede zaak wanneer verzekeraars, banken en andere financiële instellingen open zijn over de milieu en klimaateffecten van hun investeringen, zodat hun klanten een gefundeerde keuze kunnen maken. Voor wat betreft klimaateffecten, met het klimaatcommitment hebben de ondertekenaars afgesproken om met actieplannen te komen om bij te dragen aan het Klimaatakkoord van Parijs en zij zullen daarover ook rapporteren, te beginnen in 2020. Daarnaast is het Platform voor Duurzame Financiering onder het voorzitterschap van DNB opgericht om dergelijke punten te bespreken, Deelnemers van dit platform bestaan o.a. uit overheid en financiële instellingen. Binnen dit overleg zal dit onderwerp worden besproken.
Hulp aan veteranen die lijden aan PTSS |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw concrete uitwerking van uw aankondiging dat u blijft werken aan «verbetering van het systeem» van een uitgebreid zorgstelsel voor veteranen?1
Voor de uitvoering van de bijzondere zorgplicht voor veteranen bestaat een systeem waarbinnen het Veteranenloket onderdeel uitmaakt van het Veteraneninstituut. Dit loket is de toegang tot het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). De zogenaamde nuldelijnsondersteuning biedt een eerste laagdrempelig aanspreekpunt voor alle vormen van veteranenproblematiek. Daarnaast kent Defensie voor de materiele zorg een uitgebreid voorzieningenstelsel dat een uitgebreid financieel vangnet biedt. Dit is een goed systeem, maar verbetering heeft steeds de aandacht als ook aanpassing aan veranderende omstandigheden. Zo is het project besturingsmodel (governance) gestart om meerdere grote Veteranenorganisaties onder te brengen in één organisatie, waarmee zowel de doelgerichtheid als de doelmatigheid is gediend. Verder streef ik naar een voorzieningenstelsel dat bijdraagt aan een goed herstel en maatschappelijke re-integratie en participatie van de veteraan. Doorlopend vindt onderzoek plaats naar de effectiviteit van behandelmethodes voor veteranen met psychische klachten. Tot slot voorziet de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) mij van advies om de veteranenzorg te verbeteren. Ook de Veteranenombudsman en de Inspecteur-Generaal Krijgsmacht voeren hun toezichttaken uit en adviseren vanuit die rol.
Ziet u aanleiding in de ervaringen van Thuisbasis Veteranen in Eelde om onmiddellijk met aanvullende maatregelen in het PTTS-veteranenbeleid over te gaan?2 Zo ja, welke maatregelen zullen dat zijn? Zo nee, waarom niet?
De ervaringen zoals in het artikel beschreven laten mij niet koud. Toch zie ik geen aanleiding om zaken aan te passen. Zoals u weet, is beschermd (of begeleid) wonen een verantwoordelijkheid voor de gemeente. Dit is geregeld via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en wordt gefinancierd met een persoonsgebonden budget. Defensie heeft daarbij geen rol. Waar het gaat om de bijzondere zorgplicht voor veteranen, biedt Defensie via het LZV professionele zorgtrajecten met inzet van moderne, innovatieve en op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde middelen. Ook daar zijn aanvullende maatregelen niet nodig. Bovendien wordt er doorlopend gewerkt aan verbeteringen en aanpassingen. Met mijn brief aan uw Kamer van 6 september (Kamerstuk 30 139 X, nr. 222) ben ik ingegaan op de problematiek van zorgmijding en de aanpassing van het PTSS-protocol. In aanvulling daarop kan ik melden dat het Veteraneninstituut gestart is met het opsporen van zorgmijders, om hen te stimuleren om deel te nemen aan een zorgtraject. Dit in opvolging van een van de aanbevelingen uit het rapport «Veteraan, hoe gaat het met u» waarin werd aanbevolen om zorg aan te bieden op een meer pro-actieve manier.
Hebt u contact met de leiding van Thuisbasis Veteranen in Eelde over haar conclusie van de benodigde hoeveelheid plaatsen zoals in Thuisbasis Veteranen? Zo ja, wat is hun analyse van de situatie? Zo nee, waarom is door u nooit navraag gedaan in dit werkveld?
Tussen de organisatie die de immateriële zorg voor veteranen in opdracht van Defensie uitvoert, het LZV, en Thuisbasis Veteranen, is functioneel contact op reguliere basis. Tussen beide organisaties zitten grote verschillen onder meer qua inrichting en praktijk. De Thuisbasis Veteranen is onderdeel van de Zorggroep Perspectief BV. Deze civiele zorgverlener verleent onder meer 24 uurs zorg, beschermd wonen, ambulante zorg en dagbesteding. Dit vindt plaats op diverse zorglocaties waaronder de Thuisbasis Veteranen in Eelde. Zorggroep Perspectief BV is verantwoordelijk voor de zorg en voert daarvoor haar eigen beleid, zoals het bij elkaar laten wonen van veteranen en de omgang met alcohol en drugs. Het maakt geen deel uit van het LZV van Defensie. Het LZV kiest voor een andere aanpak en richt zich op levensloop gebonden zorg, waarin het accent ligt op behandelen waar mogelijk en het bieden van (maatschappelijke) ondersteuning als er sprake is van chronische problemen of als volledig herstel niet mogelijk blijkt. Veteranen die kampen met complexe en vaak meervoudige psychische problemen krijgen via het LZV een stabiliserend programma waar zij 24 uur per dag aan deelnemen. Dit programma heet de Veteranen Intensieve Behandel Unit (VIBU). Veteranen zijn overigens vrij in hun keuze voor een zorgaanbieder.
Kunt u aangeven wat de beleidsmatige opvolging is geweest op het bezoek van de staf van de Inspecteur van de Krijgsmacht bij de opening van Thuisbasis Veteranen op 11 oktober 2018?3 Indien er geen beleid is ontwikkeld, waarom niet?
Op 11 oktober 2018 heeft de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht inderdaad de opening van de Thuisbasis Veteranen bezocht. Zijn bezoek vond plaats in het kader van erkenning en waardering van de veteranen. Het bezoek was voor hem geen aanleiding om beleidswijzigingen te adviseren.
Bent u bereid Thuisbasis Veteranen in Eelde te voorzien van de benodigde middelen om hun werk naar behoren te kunnen doen? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
De Thuisbasis is onderdeel van de civiele zorginstelling Perspectief en is geen onderdeel van de Defensieorganisatie of het LZV. Wel kunnen veteranen die op de Thuisbasis verblijven en uitzend-gerelateerde psychische klachten hebben, gebruik maken van de voorzieningen en verstrekkingen die Defensie levert op grond van haar bijzondere zorgplicht. Zij kunnen te allen tijde zorg krijgen van het LZV, ondersteund vanuit het Veteranenloket en met de materiele voorzieningen vanuit het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
Deelt u de conclusie van jurist Van de Nadort dat er tientallen veteranen buiten het systeem, ook letterlijk, rondzwerven en een instelling als Thuisbasis Veteranen noodzakelijk is om deze mensen terug te begeleiden naar het opvangstelsel van Defensie? Zo nee, waarom niet?4
Defensie noch anderen hebben zicht op de aantallen veteranen die zorg mijden dan wel rondzwerven. Ook een instelling als de Thuisbasis Veteranen biedt geen oplossing voor de specifieke problematiek van zorgmijding. Wel biedt de Thuisbasis Veteranen mogelijk een oplossing voor mensen die vanwege hun complexe psychische problematiek niet thuis willen zijn. Defensie kiest ervoor om via allerlei kanalen zorgmijders te vinden en deze waar mogelijk een passende behandeling aan te bieden. Dat gebeurt via het LZV en op een zo laagdrempelig mogelijke manier. De veteraan is dat in mijn ogen meer dan waard.
Hoe gaat u de zorgplicht voor deze groep veteranen uitvoeren zoals u volgens de Veteranenwet verplicht bent te doen?5
Zie antwoord vraag 6.
De in Amerika opgepakte Nederlandse Youtubers |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Limburgse YouTuber opgepakt bij zwaarbeveiligd Area 51»?1
Ja.
Heeft u contact gehad met de Amerikaanse autoriteiten over deze zaak?
Ja, er is contact geweest met de Amerikaanse politie na berichten over hun arrestatie om na te gaan of zij consulaire bijstand wensten.
Heeft u contact met deze jongens of vertegenwoordigers van hen in Nederland of de Verenigde Staten?
Ja, er is contact geweest met zowel familie in Nederland als de betrokkenen zelf. Met de laatsten nadat duidelijk was waar zij gedetineerd waren.
Wat bent u voornemens te gaan doen in deze zaak?
De betrokkenen, die op 10 september jl. werden gearresteerd, zijn op 12 september jl. op borgtocht vrijgelaten. Nadat de rechter hen op 16 september jl. drie dagen detentie oplegde, konden zij op 19 september jl. het land verlaten en terugkeren naar NL.
Nederland kan zich zoals u bekend niet mengen in de rechtsgang van een ander land. Aan gedetineerden wordt, in lijn met de uitgangspunten uit de Staat van het Consulaire, consulaire bijstand verleend. Dat is ook in dit geval gebeurd.
Bent u bereid alles in werking te stellen om hen zo snel mogelijk naar Nederland te halen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de door u genomen en voorgenomen stappen?
De zaak ontwikkelde zich sneller dan verwacht, met een positieve uitkomst voor betrokkenen.
Het bericht 'Deutscher Widerstand gegen europäische Einlagensicherung bröckelt' |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Deutscher Widerstand gegen Europäische Einlagensicherung bröckelt»?1
Ja.
Krijgt u ook signalen, bijvoorbeeld in uw multilaterale en bilaterale gesprekken met de Duitse regering, over een veranderende opvatting, zoals beschreven in Handelsblatt?
Ik heb regelmatig contact met mijn Europese collega’s, zo ook met mijn collega in Duitsland. Tijdens deze gesprekken komen vele onderwerpen aan bod, waaronder de bankenunie. Ik kan niet ingaan op de inhoud van individuele gesprekken en vind het niet aan mij om de Duitse positie te duiden.
Wat vindt u van de passage in de agenda van de beoogd voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, dat over de ontbrekende elementen in de bankenunie (i.c. een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)) zo snel mogelijk overeenstemming moet worden bereikt? Wat vindt u ervan dat er daarbij niet gesproken wordt over risicoreducerende maatregelen?
Met de Europese Commissie ben ik voorstander van verdere stappen die leiden tot het doorbreken van de negatieve wisselwerking tussen banken en overheden. Middels een EDIS kan de slagkracht van de nationale depositogarantiestelsels – die banken zelf vullen – worden vergroot. Zo kan worden voorkomen dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van een nationaal stelsel te dichten. EDIS is daarom een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien als het sluitstuk. Wel is voor Nederland van belang dat, voordat daadwerkelijk risicodeling plaatsvindt via een EDIS, een betere weging van staatsobligaties op bankbalansen gerealiseerd is en banken aantoonbaar gezond zijn. Nederland blijft daarom in Europees verband inzetten op een betere behandeling van staatsobligaties op bankbalansen en het toetsen van de gezondheid van banken door middel van asset quality reviews (AQRs).2
De afgelopen jaren is er in de Raad gesproken over risicoreducerende maatregelen. Onder het Nederlandse voorzitterschap zijn op 17 juni 2016 raadsconclusies aangenomen. Daarin werd de Europese Commissie opgeroepen tot het doen van voorstellen op specifieke risicoreducerende maatregelen.3 Dit leidde ertoe dat de Europese Commissie op 23 november 2016 voorstellen deed, het zogeheten bankenpakket. Alle onderdelen uit het bankenpakket zijn dit jaar definitief afgerond. Dit pakket dwingt banken bijvoorbeeld om aanvullende buffers voor bail-in aan te houden. Daarmee is aan alle risicoreducerende maatregelen waartoe de Raad de Europese Commissie in 2016 opriep opvolging gegeven. Ook zijn er aanvullende stappen gezet met het actieplan voor niet-presterende leningen. Een overzicht van dit alles leest u terug in mijn brief met de update risicoreductie Europese banken van 26 augustus 2019.4
Deelt u de mening dat het nog altijd ontijdig is om voorstellen te doen voor verdere stappen met een Europees depositogarantiestelsel, aangezien er nog niet voldoende risicoreducerende stappen genomen zijn?
De Europese Commissie heeft op 24 november 2015 een voorstel gedaan voor een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS).5 Dit heeft vervolgens geleid tot de voornoemde routekaart, die heeft geresulteerd in het eerder genoemd en afgeronde bankenpakket. Zoals ik in antwoord op vraag 3 beschreef, is het voor het kabinet op dit moment van belang dat, voordat risicodeling via een EDIS wordt gerealiseerd, een betere weging van staatsobligaties op bankbalansen is gerealiseerd en via AQRs is aangetoond dat banken gezond zijn.
Wat is de stand van zaken rond de risicoreducerende maatregelen, zoals het aanpassen van de nulweging van staatsobligaties? Waar zit dit «vast»?
Op 26 augustus jl. heb ik uw Kamer een brief met daarin een uitgebreid overzicht van de stand van zaken rond de risicoreducerende maatregelen gestuurd.6 Deze stand van zaken is nog actueel.
Nederland heeft de behandeling van blootstellingen aan staatsschulden meerdere malen aan de orde gesteld, zo ook tijdens ons voorzitterschap van de Raad in 2016. Toen had een substantiële groep van lidstaten de voorkeur voor de optie om de behandeling niet aan te passen.7 De Raad stemde ermee in te wachten op de resultaten van het Bazels Comité en zich in aansluiting op de werkzaamheden van het Bazels Comité te beraden op eventuele volgende stappen in de Europese context.8
Het Bazels Comité heeft in december 2017 een discussiedocument opgesteld waarin wordt erkend dat aan staatsobligaties risico’s zijn verbonden. Daarbij merkt het Comité ook op dat staatsobligaties een belangrijke rol spelen in het bancaire systeem, op financiële markten en de bredere economie. Zo is staatspapier bijvoorbeeld een belangrijke vorm van liquiditeit.9 Het Bazels Comité heeft geen voorstel gedaan.
Nederland blijft inzetten op een betere behandeling van staatsobligaties, onder meer door in de Europese discussies inzichtelijk te maken wat het effect op Europese bankbalansen zou zijn van enkele opties uit het discussiedocument van het Bazelse Comité uit december 2017.
Gaat u er bij de nieuwe Europese Commissie op aandringen om verdere risicoreducerende maatregelen te nemen, alvorens stappen gezet kunnen worden op het gebied van EDIS, zoals ook vastgelegd in het regeerakkoord?
Ik blijf conform de lijn van dit kabinet inzetten op een betere behandeling van staatsobligaties op bankbalansen en het toetsen van de gezondheid van banken door middel van AQRs, voordat risicodeling via EDIS plaatsvindt.10
Wat vindt u van de uitspraak van de president van de Deutschen Sparkassen- und Giroverbandes, Helmut Schleweis, dat Europa niet dichterbij elkaar zal komen, door de lasten naar andere te verschuiven? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het starten van EDIS voor er afdoende risicoreducerende maatregelen zijn genomen?
Het doel van EDIS is niet om de lasten van de een naar de ander te verschuiven. Wel is het doel van EDIS om de slagkracht van de nationale depositogarantiestelsels – die banken zelf vullen – te vergroten. Zo kan immers worden voorkomen dat nationale overheden moeten bijspringen om tekorten van hun nationale stelsel te dichten.11
Wat is de stand van zaken rond EDIS? Wanneer wordt dit weer besproken in de Eurogroep/Ecofinraad?
Tijdens de Eurotop van juni 2019 is de Eurogroep gevraagd technisch verder te werken aan de versterking van de Bankenunie.12 Vanaf 2018 wordt gewerkt aan een routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS te starten. Daartoe is een hoogambtelijke werkgroep (High Level Working Group; HLWG) opgericht die aan de Eurogroep rapporteert. De afgelopen tijd is in de HLWG gesproken over het functioneren van de bankenunie en eventuele opties om deze verder te versterken. Daarbij zijn verschillende zienswijzen gedeeld en is nog geen conclusie bereikt. Zo wordt onder andere gesproken over het functioneren van het crisisraamwerk, de behandeling van staatsobligaties en de financiële stabiliteit. Ook zal worden gesproken over de verschillende opties voor de vormgeving van een EDIS. De HLWG werkt de komende tijd verder en eind dit jaar wordt opnieuw aan de Eurogroep gerapporteerd. Nederland zal zich conform de bovengenoemde lijn inzetten.13
De volstrekt onhoudbare situatie op vluchtelingenkampen op Lesbos |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kinderen die niet meer praten»?1
Ja
Deelt u de mening dat het beeld dat in het bericht geschetst wordt voor de zoveelste keer aangeeft dat de situatie in het vluchtelingenkamp op Lesbos volkomen onhoudbaar en inhumaan is? Zo nee, waarom niet?
Deze berichtgeving bevestigt eens te meer dat de situatie op Lesbos, maar ook op andere Griekse eilanden, uiterst zorgwekkend is. Het kabinet deelt dan ook uw zorgen en ongeduld. Wat het kabinet betreft is er duidelijk sprake van een dringende noodzaak om structurele verbeteringen door te voeren op het gebied van opvang en het versnellen van asiel- en terugkeerprocedures. Nederland dringt daar voortdurend op aan, op ambtelijk en politiek niveau, bilateraal en in EU-verband. Griekenland dient daarvoor zelf verantwoordelijkheid te nemen. In dat licht verwelkomt het kabinet de prioriteiten van de nieuwe Griekse regering op het terrein van migratie, waaronder het verbeteren van de opvang, het versnellen van asielprocedures, het versterken van grensbewaking en het opschalen van terugkeer. Wat Nederland betreft verdient Griekenland daar alle steun bij, zowel van de Commissie als van de EU lidstaten. Deze is Griekenland ook vaak aangeboden.
Nederland heeft de Griekse autoriteiten steun aangeboden bij het doorvoeren van hogergenoemde prioritaire verbeteringen, bijvoorbeeld door het delen van kennis, expertise en ervaring. Minister-President Rutte heeft dit ook in zijn recente gesprek met zijn Griekse counterpart nogmaals benadrukt. De uitspraken van de nieuwe Griekse regering bieden vertrouwen dat reeds lang benodigde stappen nu daadwerkelijk worden gezet. Op welk termijn dat tot resultaat leidt is afhankelijk van de inspanningen van de Griekse autoriteiten en de steun die zij daarbij ontvangen van Europese partners.
Deelt u de mening dat in dit vluchtelingenkamp op grove wijze tal van kinderrechten worden geschonden? Zo ja, aan welke kinderrechten denkt u zoal? Zo nee, waarom niet?
Het is duidelijk dat de opvang op de Griekse eilanden niet voldoet aan de Europese en internationale standaarden. Dit zorgt voor schrijnende omstandigheden, met name voor de meest kwetsbaren, waaronder kinderen. Het is van belang dat de geldende internationale en nationale normen worden gehandhaafd en Griekenland hier de nodige stappen in zet. Daarom dringt Nederland al langer aan op het doorvoeren van structurele verbeteringen. Voorts biedt Nederland via EASO experts aan die zijn gespecialiseerd in de opvang van kwetsbare groepen zoals alleenstaande minderjarigen. Momenteel zijn Nederlandse experts gedetacheerd bij EASO die zich inzetten voor onder andere de begeleiding en opvang van alleenstaande minderjarigen op Samos en het doorvoeren van structurele verbeteringen in de opvang.
Deelt u de mening dat niet alleen Griekenland verantwoordelijk kan worden gehouden voor het oplossen van de problemen met de vluchtelingen op Lesbos en met name de kinderen daaronder? Zo ja, hoe gaan de EU en Nederland concreet op korte termijn voor de oplossing zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de situatie in het vluchtelingenkamp voor met name kinderen zodanig is, dat de tijd van op Europees niveau praten en onderhandelen voorbij is en dat er snel gehandeld moet worden? Zo ja, hoe gaat u het initiatief hiertoe nemen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt uw ongeduld. Zoals vaak met uw Kamer gewisseld, vraagt Nederland doorlopend aandacht voor de schrijnende situatie op de Griekse eilanden. Ook heeft Nederland meermaals het aanbod gedaan om de Griekse autoriteiten te ondersteunen om structurele verbeteringen door te voeren op het gebied van opvang en het versnellen van asiel- en terugkeerprocedures. Daarbij wordt bij voorkeur in Europees verband samengewerkt met de Commissie, EASO, Frontex en andere EU lidstaten.
Nu de nieuwe Griekse regering maatregelen heeft aangekondigd die hier nauw op aansluiten, verwacht het kabinet dat er nu ook, met Europese steun, stappen zullen worden gezet. Een van de acute maatregelen die de Griekse regering heeft getroffen is het overplaatsen van kwetsbare groepen, waaronder minderjarigen naar het vasteland.
Op 10 september jl. heeft de Griekse regering via de Europese Commissie de lidstaten verzocht om maximaal 2.500 alleenstaande minderjarige asielzoekers te herplaatsen. Dit verzoek wordt momenteel bestudeerd.
Hierbij wordt wel aangetekend dat het kabinet in principe geen voorstander is van een nieuwe herplaatsingsronde. Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, draagt herplaatsing niet bij aan een structurele oplossing. Het is bovenal zaak dat structurele verbeteringen worden doorgevoerd in de opvang om onder andere adequate zorg te kunnen bieden aan kwetsbare groepen als alleenstaande minderjarige asielzoekers.
Deelt u de mening dat «om blijvende psychologische schade te voorkomen, deze kinderen onmiddellijk uit het Moria-kamp, van Lesbos af, [moeten] worden weggehaald.»? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen en op welke zeer korte termijn? Hoeveel kinderen is Nederland bereid op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met het bericht «Multicultureel Netwerk Defensie (MND) viert jubileum»?1
Ja
Kunt u aangeven op welke wijze Defensie het MND ondersteunt? Kunt u ook aangeven waaruit deze ondersteuning bestaat en welke bedragen en voorwaarden hiermee zijn gemoeid? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit met uw belofte tot meer openheid?
De ondersteuning aan het MND valt in het kader van een bredere ondersteuning aan de diversiteitsnetwerken van Defensie. In mijn brief over de Opbrengsten Programma Behoud en Werving (Kamerstuk 34 919 X, nr. 38 van 15 mei 2019) geef ik inzicht in de financiële middelen die beschikbaar zijn voor de bevordering van diversiteit- en inclusiviteit.
Kunt u aangeven waaruit de samenwerking tussen Defensie en het MND bestaat? Kunt u ook limitatief aangeven welke aanbevelingen en adviezen het MND heeft gedaan en tot welke stappen dit heeft geleid? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit met uw belofte tot meer openheid?
De samenwerking tussen Defensie en het MND bestaat o.a. uit het geven van advies en het deelnemen aan relevante bijeenkomsten. Zoals ook in het bericht is aangegeven, heeft het MND bijvoorbeeld geadviseerd om militairen met een Antilliaanse achtergrond in te zetten bij de noodhulp na orkaan Irma. Daarnaast is het MND betrokken op het terrein van werving zoals bijvoorbeeld tijdens het jaarlijkse Kwaku-festival. Dergelijke adviezen zijn niet geformaliseerd en het is ook niet mijn voornemen om dit in de toekomst te formaliseren. Een limitatieve opsomming is daarom niet te geven. Volledigheidshalve vermeld ik dat de samenwerking met de diversiteitsnetwerken van Defensie, gebaseerd is op afspraken die gelden voor ieder netwerk. De invulling van de adviesrol is overigens aan de netwerken zelf.
Bewijst de opmerking «De krijgsmacht draait op teams. En sterke teams zijn divers.» dat Defensie een diversiteitsbeleid voert, waarin diversiteit prevaleert boven kwaliteit? Zo nee, waarom niet?
Diversiteit draagt bij aan de kwaliteit. Defensie bevordert diversiteit en kwaliteit is daarbij het leidende principe. Van prevaleren van diversiteit boven kwaliteit is geen sprake.
Vindt u het niet beschamend dat Defensie wel intensief samenwerkt met het MND, terwijl initiatieven voor defensieslachtoffers en veteranen (zoals bijv. NLPoms, KOVOM en KNIL) aan hun lot worden overgelaten? Betekent dit dat diversiteit prevaleert boven de zorg voor defensieslachtoffers en veteranen? Zo nee, waarom niet?
Bij Defensie wordt er veel aandacht besteed aan slachtoffers en veteranen. De zorg voor veteranen en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers is solide belegd bij het Veteraneninstituut en het Veteranenloket. Via dit stelsel biedt Defensie dienstverlening aan Nederlandse veteranen, dienstslachtoffers en hun gezinsleden. Voor details over het veteranenbeleid verwijs ik u graag naar de jaarlijkse Veteranennota (Kamerstuk 30 139, nr. 218 van 11 juni 2019). Meer specifiek waar het de nazorg voor medewerkers van de zogenaamde POMS-locaties betreft, verwijs ik u naar mijn brief over chroom-6 van 4 juli 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 147)
Daarnaast is het nodig diversiteit en inclusiviteit te bevorderen. Dit omdat het bijdraagt aan de kwaliteit van onze inzet. Zie voor de aanpak mijn beleidsbrief van 11 oktober 2018 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 12). Kortom, voor beide zaken is aandacht.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja
Het bericht ‘Oekraïne laat belangrijke MH17 verdachte vrij’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oekraïne laat belangrijke MH17 verdachte vrij»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Klopt het dat deze belangrijke verdachte in de ramp met vlucht MH17 nu in vrijheid zijn proces af kan wachten?
De Oekraïense rechter heeft de heer Tsemach op 5 september jl. vrijgelaten uit diens voorlopige hechtenis in een strafzaak die geen verband hield met het neerhalen van vlucht MH17.
Het Nederlandse OM heeft aangegeven de heer Tsemach beschikbaar te willen houden voor het onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17. Het onderzoek naar de rol van deze persoon bij de strafbare feiten loopt nog. Zoals in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 997, nr. 144) van 7 september jl. is gemeld en tijdens het vragenuurtje van 11 september jl. met uw Kamer is besproken, is de heer Tsemach inmiddels onderdeel geworden van een gevangenenruil tussen Oekraïne en Rusland die zaterdag 7 september heeft plaatsgevonden. De heer Tsemach is op zaterdag 7 september naar Moskou gebracht.
Hoe verhoudt deze vrijlating zich naar uw oordeel tot de berichtgeving rond de gevangenenruil tussen Oekraïne en Rusland, waar deze verdachte onderdeel van was?
Zowel de uitspraak van de Oekraïense rechter als het besluit om akkoord te gaan met het Russisch verzoek Tsemach onderdeel uit te laten maken van een gevangenenruil, zijn Oekraïense aangelegenheden. Zoals in de Kamerbrief van 7 september jl. (Kamerstuk 33997. nr. 144) is gemeld heeft Rusland bij deze ruil onder meer de 24 Oekraïense zeelieden overgedragen die het sinds 2018 in weerwil van een bindende uitspraak van het internationaal Zeerechttribunaal vasthield. Oekraïne is een belangrijke partner in het JIT en in het ter verantwoording roepen van de verantwoordelijken voor het neerhalen van MH17, zoals beoogd met VNVR resolutie 2166. Het kabinet betreurt echter zeer dat dhr. Tsemach op deze manier onderdeel is gemaakt van de gevangenenruil.
Hoe heeft Oekraïne gereageerd op het verzoek van het Nederlandse Openbaar Ministerie (OM) van afgelopen week om deze verdachte beschikbaar te houden?
Zie het antwoord op vragen 2 en 7
Hoe verhoudt de vrijlating van deze verdachte zicht tot het verzoek van het Nederlandse OM om deze verdachte beschikbaar te houden? Bracht dit officiële verzoek enige juridische verplichtingen met zich mee voor Oekraïne?
Zie het antwoord op vraag 2
De Oekraïense autoriteiten hebben geen juridische verplichting richting Nederland geschonden door de heer Tsemach onderdeel uit te laten maken van de gevangenenruil. Om te voorkomen dat dhr. Tsemach onderdeel zou worden van de gevangenenruil is door Nederland via diplomatieke en politieke kanalen op het hoogste niveau overleg gevoerd. In reactie hierop hebben de Oekraïense autoriteiten toegezegd de uitruil enige tijd te zullen uitstellen om het OM in gelegenheid te stellen dhr. Tsemach nogmaals te horen. Dit is gebeurd.
Hoe verhoudt de vrijlating van deze verdachte zich tot de overeenkomsten binnen het bilaterale MH17-verdrag tussen Nederland en Oekraïne? Heeft Oekraïne zich naar uw oordeel door deze vrijlating schuldig gemaakt aan een schending van de afspraken omtrent de omgang met MH17 verdachten?
Het bilaterale verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines op 17 juli 2014 (bilateraal MH17-verdrag), regelt de overdracht van strafvervolging en, voorziet in de mogelijkheid voor een Oekraïense verdachte die zich in Oekraïne bevindt om via een videoverbinding deel te nemen aan een strafproces in Nederland. Ook is in het verdrag de tenuitvoerlegging geregeld van een in Nederland opgelegd vonnis. De Oekraïense autoriteiten hebben in dit kader geen verplichtingen voortkomend uit het bilateraal MH17-verdrag geschonden.
Heeft u geprobeerd op andere wijze, bijvoorbeeld op persoonlijk of hoog ambtelijk niveau, de vrijlating dan wel uitlevering van deze verdachte door Oekraïne te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw Kamer gemeld in de Kamerbrief van zaterdag 7 september jl. en tijdens het vragenuur in de Tweede Kamer van 10 september jl. is via diplomatieke en politieke kanalen meermaals en tot op het hoogste niveau overleg gevoerd. Het kabinet heeft er bij de betrokken Oekraïense autoriteiten op aangedrongen dhr. Tsemach geen deel uit te laten maken van de gevangenenruil. Daarbij is steeds het belang benadrukt dat het OM hecht aan het ter beschikking houden van dhr. Tsemach in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17. In reactie hierop hebben de Oekraïense autoriteiten toegezegd de uitruil enige tijd te zullen uitstellen om het OM in gelegenheid te stellen dhr. Tsemach nogmaals te horen. Dit is ook gebeurd.
Zoals ook aan uw Kamer gemeld tijdens het vragenuur van 10 september jl. heeft het OM, nu de gevangenenruil heeft plaatsgevonden een verzoek tot aanhouding, met als doel uitlevering van dhr. Tsemach bij de Russische autoriteiten neergelegd. Dit verzoek is ook reeds via diplomatieke kanalen kracht bij gezet. Zo is op dinsdag 10 september jl. aan de Russische Tijdelijk Zaakgelastigde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken het belang van spoedige Russische medewerking aan dit verzoek ook overgebracht. Door de Nederlandse tijdelijk zaakgelastigde in Moskou is deze boodschap op 12 september jl. nogmaals overgebracht aan de Russische autoriteiten.
Maakt u zich eveneens ernstig zorgen dat één van de mogelijk betrokkenen in de zaak rond MH17 nu op vrije voeten is, waardoor de kans bestaat dat hij niet gehoord kan worden in deze zaak?
Nu de heer Tsemach naar de Russische Federatie is overgebracht, heeft het OM de Russische Federatie om diens voorlopige aanhouding gevraagd ter uitlevering aan Nederland. Het verzoek van het OM is ook via diplomatieke kanalen kracht bij gezet en daarbij is Rusland opgeroepen volledige en spoedige medewerking te verlenen aan dit verzoek. Op basis van VN-Veiligheidsraadsresolutie 2166 is Rusland ook gehouden aan medewerking met het strafrechtelijk onderzoek.
Zie verder het antwoord op vragen 2 en7
Bent u bereid uw ernstige zorgen over te brengen aan de Oekraïense autoriteiten over deze vrijlating, hen op deze gang van zaken aan te spreken en hen te verzoeken deze verdachte wederom in hechtenis te nemen vanwege zijn mogelijke betrokkenheid bij de MH17-ramp en het belang van zijn getuigenis in het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Zie verder het antwoord op vragen 2 en7
Welke manieren ziet u om deze verdachte in zicht te houden en te voorkomen dat hij niet gehoord kan worden in de zaak rond MH17?
Zie verder het antwoord op vragen 2 en7
Het is aan het OM om samen met de JIT-partners te kijken welke stappen zij nu zetten.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht dat Iran nieuwe centrifuges gaat ontwikkelen om uranium te verrijken |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Iran gaat nieuwe centrifuges ontwikkelen om uranium te verrijken»?1
Ja.
Heeft het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) inmiddels gereageerd op deze berichtgeving? Zo ja; welke conclusies trekken zij uit de berichtgeving en kunt u zich vinden in de conclusies van het IAEA?
Het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) heeft op 8 september een rapport uitgebracht waarin het meldt dat Iran verschillende soorten centrifuges heeft geïnstalleerd en klaar staat om deze binnenkort te gaan testen. Het IAEA is niet gemandateerd om daar politieke conclusies aan te verbinden. Het is aan de commissie2 die toeziet op de naleving van het Joint Comprehensive Plan of Action(JCPOA) om vervolgstappen te bepalen.
Uiteraard is Nederland zeer bezorgd over de stappen die Iran neemt; deze hollen het nucleaire akkoord verder uit. Nederland kaart dit met regelmaat aan, bilateraal en multilateraal, meest recent op 10 september in de Bestuursraad van het IAEA en op 16 september tijdens de General Conferencevan het IAEA. Nederland roept Iran met klem op om onmiddellijk terug te keren naar volledige naleving van het nucleaire akkoord.
Bent u ook bekend met het bericht «France Dangles $ 15 Billion Bailout for Iran in Effort to Save Nuclear Deal»?2
Ja.
Hoe apprecieert u deze stap van president Macron om Iran te compenseren teneinde de nucleaire deal te redden? Hoe kan Nederland helpen te voorkomen dat de EU door Iran tegen de Verenigde Staten wordt uitgespeeld, gezien het belang van de nucleaire deal voor onze veiligheid en in het licht van toenemende Amerikaanse sancties?
Nederland is niet direct betrokken geweest bij de ontwikkeling van Franse plannen om Iran mogelijk direct te compenseren, maar Nederland is voorstander van Europese diplomatieke inspanningen om de impasse rond het JCPOA te doorbreken. Nederland en de EU zetten zich in voor het behoud van het nucleaire akkoord met Iran. Nederland doet dit o.a. met steun voor INSTEX.
Tegelijkertijd maakt Nederland zich zoals gezegd ernstige zorgen over de stappen door Iran. Nederland en de EU blijven Iran dan ook oproepen terug te keren naar volledige naleving van het nucleaire akkoord. Tevens maakt Nederland zich zorgen over de rol die Iran speelt in de conflicten in Syrië en Jemen, steun aan terroristische organisaties als Hezbollah, het ballistische raketprogramma van het land en de schrijnende mensenrechtensituatie in Iran. Deze zorgen tracht Nederland samen met EU-partners te adresseren door middel van een combinatie van druk en kritische dialoog.
Hoe wordt voorkomen dat compensatie en de Europese inzet omtrent het Joint Comprehensive Plan of Action bijdraagt aan het financieren van terreur door Iran?
Via de EU en VN is er nog een significant pakket aan sancties van kracht, te weten een wapenembargo en sancties met betrekking tot het ballistische raketprogramma en het verkrijgen van massavernietigingswapens (m.n. gericht tegen de Islamitische Revolutionaire Garde Corps). Daarnaast zijn er tegen bepaalde personen terrorismesancties van kracht en is er een apart regime voor sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen in Iran.
Tevens spant Nederland zich binnen de Financial Action Task Force (FATF) in om te zorgen dat Iran wetgeving aanneemt om o.a. witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. In dit proces heeft Iran belangrijke stappen gezet, maar het ratificeren van de Palermoconventie en de antiterrorismefinancieringsconventie (CFT) dient Iran nog te doen. Nederland roept Iran geregeld op deze laatste belangrijke stap te zetten.
Bent u van mening dat bepaalde door de Verenigde Staten opgevoerde acties wel degelijk zijn te rechtvaardigen, bijvoorbeeld de acties tegen entiteiten onder aanvoering van de revolutionaire garde?3 Zo ja, bent u van mening dat de EU de VS zou moeten steunen in deze acties? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat Nederland een aanzienlijk aantal van de zorgen die de Verenigde Staten hebben over Iran, deelt (zie ook het antwoord op vraag 4) en zich dan ook inspant om deze zorgen te adresseren. Reeds vóór de totstandkoming van het JCPOA waren EU-sancties van kracht tegen de Revolutionaire Garde – IRGC – en personen en entiteiten die daaronder vallen. De Nederlandse aanpak van de zorgen ten aanzien van Iran is gebaseerd op een combinatie van druk en kritische dialoog. Nederland en de EU kiezen daarmee voor een andere aanpak dan het Amerikaanse maximale drukbeleid.
Bent u bekend met de kilometerslange files bij de Europese grensovergangen en dat daarmee vooral EU-ingezetenen de dupe zijn van de extreem lange wachttijden aan de grenzen?
Het is bekend bij het Kabinet dat er lange files kunnen staan bij verscheidene Europese grensovergangen.
Bent u bereid om bij de Servische, Turkse, Hongaarse, Kroatische, Griekse en Bulgaarse overheden informatie in te winnen over de vraag hoe het kan dat de wachttijden bij de grensovergangen nog altijd aanhouden en ze hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
De grenscontroles van de autoriteiten van Servië, Turkije, Hongarije, Kroatië, Griekenland en Bulgarije spelen een belangrijke rol bij het tegengaan van terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en illegale migratie. In dit verband is het van belang dat deze controles op een zorgvuldige en effectieve wijze worden uitgevoerd. Dit kan gevolgen hebben voor de wachttijden bij de grensovergangen van de betreffende landen, waar veel verkeer is. Zo is de grensovergang tussen het Bulgaarse Kapitan Andreevo en het Turkse Kapikule één van de drukste landgrensovergangen ter wereld. De betreffende landen ontvangen al geruime tijd ondersteuning vanuit de EU om de personele en technische capaciteit van de betrokken instanties te vergroten. Daarnaast verleent Frontex ondersteuning bij de uitvoering van de grensbewaking.
Het Kabinet heeft geen aanwijzingen dat betrokken landen de beschikbare capaciteit niet inzetten.
Heeft u zicht op de vraag in hoeverre betreffende landen beschikken over voldoende capaciteit en wordt de beschikbare capaciteit voldoende ingezet? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat de capaciteit soms bewust niet wordt opgeschroefd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke middelen ontvangen de betreffende landen via de Europese Commissie ter ondersteuning van het grensbeheer en zijn deze middelen effectief?
De Commissie publiceert op haar website een overzicht van de financiële middelen die lidstaten ter beschikking hebben gekregen op het gebied van asiel- en migratiemanagement, inclusief grensbewaking.1 Ten aanzien van de steun aan Turkije verwijs ik u kortheidshalve naar een overzicht van de steun die Turkije ontvangt in het kader van het toetredingsproces.2
Deelt u de mening dat sinds de invoering van de systematische checks van EU-burgers door de grenswachten van de Europese lidstaten aan de buitengrenzen van de Europese Unie, de wachttijden aan de grens voor vakantiegangers enorm zijn opgelopen? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren is de Europese Unie geconfronteerd met steeds veranderende vormen van terrorisme, criminaliteit en migratiestromen. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen zijn de grenscontroles van Europese unieburgers aan de buitengrenzen van de Schengenlanden verscherpt. In dit verband is de systematische controle van de EU-burgers ingevoerd. Voor Nederland is het van belang dat er een goede balans bestaat tussen mobiliteit en veiligheid. Het is daarom niet uit te sluiten dat er wachtrijen kunnen ontstaan. Om deze situatie zoveel mogelijk te voorkomen is de mogelijkheid gecreëerd om een deel van de systematische checks van EU-burgers op basis van een administratieve controle uit te voeren. Daarbij mogen de EU-lidstaten relevante databases raadplegen op basis van voorafgaand verkregen passagiersgegevens. Daarnaast is het ook mogelijk om de systematische check van EU-burgers uit te voeren door gebruik van automatische selfservice grenspassages. Door beide procedures ondervinden de reizigers minder last, zonder daarbij afbreuk te doen aan de veiligheid.
Verder is het ook mogelijk dat de Schengenlidstaten voor een beperkte duur over kunnen gaan tot niet systematische controles, als blijkt dat systematische controles in de praktijk leiden tot disproportionele lange wachtrijen, en mits er geen sprake is van een situatie waarbij de veiligheid in het geding is. Voor deze tijdelijke gerichte controles van EU-burgers gelden wel strikte criteria.
Ook de niet Schengenlanden kunnen gebruik maken van innovatieve instrumenten om de grensovergangen zo effectief en efficiënt mogelijk te houden.
Op basis van het voorgaande zijn er voldoende maatregelen die Schengen en niet Schengenlidstaten kunnen nemen om reizigers zo min mogelijk te belasten met deze verscherpte controles aan de buitengrenzen, en zonder dat deze afbreuk doen aan de (interne) veiligheid van de lidstaten.
Vindt u dat het belang van de systematische check opweegt tegen de opgelopen wachttijden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het bewerkstelligen van aanzienlijk kortere wachttijden bij grensovergangen naar of uit Europese landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het drastisch verbeteren van de capaciteit aan de Europese grensovergangen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bekend met de verplichte desinfectie tegen betaling van voertuigen van EU-ingezeten?
Ja.
Deelt u de mening dat de Bulgaarse overheid misbruik maakt van de zogenaamde bestrijding van veterinaire ziekten door voertuigen van EU-ingezetenen verplicht en tegen betaling te desinfecteren?
In algemene zin is Bulgarije gerechtigd om maatregelen te treffen om de veterinaire veiligheid te waarborgen aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Bulgarije is eveneens gerechtigd om de kosten die gepaard gaan met die maatregelen door te berekenen aan diegenen die daaraan onderworpen zijn. Navraag bij de Bulgaarse grensautoriteiten leert dat het ontsmetten van voertuigen momenteel verplicht is voor alle voertuigen die Bulgarije binnenkomen via de grensovergangen met Turkije en Roemenië. Deze maatregel houdt volgens de Bulgaarse autoriteiten onder meer verband met een uitbraak van Mond-en-Klauwzeer in Turkije en met een uitbraak van Afrikaanse Varkenspest in Roemenië. Daarmee is er geen indicatie dat het beleid rondom voertuigdesinfectie discriminatoir van aard is, en ziet het Kabinet geen grond om de Bulgaarse overheid te vragen om de pest-desinfectiekosten te schrappen.
Bent u bereid om informatie in te winnen over de vraag of de algemene regels in Bulgarije met betrekking tot desinfectie, niet op één land of nationaliteit zijn gericht? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Vindt u dat de Bulgaarse overheid met deze desinfectie inbreuk maakt op Europese grondbeginselen zoals het vrij verkeer van personen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De Europese regelgeving geeft aan welke maatregelen lidstaten moeten treffen ten behoeve van de gezondheid van dieren. Deze regels laten lidstaten de ruimte om aanvullende nationale maatregelen te treffen. Wanneer dergelijke aanvullende maatregelen consequenties kunnen hebben voor het vrije verkeer van goederen of diensten, geldt als eis dat de maatregelen noodzakelijk, doeltreffend en evenredig zijn met het te dienen doel, en dat een dwingende reden van algemeen belang wordt gediend. Ontsmetting van personenwagens is geen Europees verplichte maatregel. Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie, en uiteindelijk aan het Hof van Justitie, om te oordelen of deze maatregel verenigbaar is met het vrije verkeer van goederen of diensten.
Heeft u zicht op de gemiddelde wachttijden aan de Bulgaarse grens tijdens de zomerperiode? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
Nederland houdt geen statistieken bij over de gemiddelde wachttijden aan de Europese buitengrenzen. Deze fluctueren gedurende het seizoen en zijn onderhavig aan externe invloeden. Van de Bulgaarse autoriteiten heeft de Nederland vernomen dat er in de zomer van 2019 op drukke dagen 10.000 voertuigen en 30.000 mensen de Turks-Bulgaarse grens hebben gepasseerd. Dat is een toename van 30% in vergelijking met dezelfde periode in 2018.
Heeft u zicht op het aantal klachten over wachttijden als gevolg van deze regels en over corruptie bij de uitvoering daarvan? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te achterhalen?
De Nederlandse ambassade in Sofia heeft in 2019 geen meldingen over wachttijden ontvangen maar wel drie klachten over onbehoorlijk gedrag aan de Turks-Bulgaarse grens. Deze klagers is aangeraden om de klachten eveneens kenbaar te maken bij de Bulgaarse autoriteiten via de speciaal daartoe in het leven geroepen klachtenlijn van de Bulgaarse autoriteiten.
Kunt u navraag doen bij de Nederlandse ambassade in Bulgarije, over de vraag hoe vaak zij de Bulgaarse autoriteiten in algemene zin over de klachten hebben benaderd? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur in Sofia heeft het afgelopen jaar de klachten over de grensovergang besproken met de Bulgaarse autoriteiten. Hierbij is eveneens het rapport van Europarlementariër Kati Piri met klachten over de Bulgaars-Turkse grens onder de aandacht gebracht. Daarnaast is de situatie op de grens een terugkerend onderwerp bij het gestructureerd overleg van Europese consulaire medewerkers met de Bulgaarse autoriteiten, waar vertegenwoordigers van de Nederlandse ambassade aan deelnemen.
Bent u bereid om de Bulgaarse overheid te vragen de pest-desinfectiekosten te schrappen?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht ‘VN wil sancties tegen bedrijven uit Myanmar, ook Shell betrokken’ |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «VN wil sancties tegen bedrijven uit Myanmar, ook Shell betrokken»?1
Ja.
Staat u nog steeds achter uw uitspraken in eerdere plenaire debatten, zoals het dertigledendebat over het VN-rapport over vervolging van de legertop in Myanmar voor oorlogsmisdaden, dat u voorstander bent van gerichte en tegen personen gerichte sancties en derhalve geen bedrijven wenst te sanctioneren? Zo ja, hoe kunt u hieraan vasthouden gezien de conclusies uit het VN-rapport dat winsten van bepaalde bedrijven die aantoonbaar (direct of indirect) in handen zijn van de Myanmarese legertop ertoe dienen om mensenrechtenschendingen te financieren? Zo nee, welke aanpassingen van het beleid gaat u treffen?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het door u genoemde debat aangegeven dat Nederland een voortrekkersrol speelt bij het bevorderen van accountability in Myanmar, o.a. door te pleiten voor verwijzing naar het Internationaal Strafhof (ICC) door de VN-veiligheidsraad en steun voor het Independent Investigative Mechanism for Myanmar (IIMM). Het kabinet heeft tevens aangegeven dat Nederland geen voorstander is van brede sancties die negatieve effecten hebben op de bevolking van Myanmar. Ook heeft het kabinet aangegeven dat het in EU-kader actief bepleit om meer gerichte maatregelen te treffen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen. Het rapport van de Internationale Fact-Finding Missie (FFM) bevat ook aanbevelingen daartoe, maar wijst in zijn aanbevelingen, net als het kabinet eerder deed, op de noodzaak om de bevolking te ontzien.
Wat is uw reactie op de conclusie uit het VN-rapport, namelijk dat de winst die conglomeraten, zoals Myanmar Economic Holdings Limited (MEHL) en Myanmar Economic Corporation (MEC), alsmede vele daaraan gelieerde bedrijven, de autonomie van de Tatmadaw (de strijdkrachten van Myanmar) versterken en de grove mensenrechtenschendingen van de Tatmadaw financieel ondersteunen?2
Het was bekend dat het Myanmarese leger (Tatmadaw) grote belangen heeft in de economie van Myanmar. Deze verwevenheid komt voort uit vijftig jaar militaire dictatuur. Met de democratische verkiezingen in 2015 is een transitie in gang gezet die moet leiden tot een volledige democratie waarin het leger onder civiele controle komt. Zoals bekend geeft de door de militaire machthebbers ingestelde Grondwet de militairen een sterke machtspositie waardoor het niet mogelijk is voor de civiele regering om haar wil op te leggen aan de militairen. Het beleid van de EU, en dus ook Nederland, is gericht op het ondersteunen en versnellen van deze transitie.
Kunt u met zekerheid uitsluiten dat de Nederlandse overheid (direct dan wel indirect) heeft samengewerkt dan wel (direct dan wel indirect) samenwerkt met de in het rapport aangehaalde bedrijven die geassocieerd zijn met de Tatmadaw? Zo nee, welke samenwerking is er aangegaan en heeft dit bijgedragen aan mensenrechtenschendingen? Zo ja, waaruit blijkt dit?
De Nederlandse overheid werkt niet samen met bedrijven met aantoonbare directe relaties met de Tatmadaw. Door de grote verwevenheid van belangen in de Myanmarese economie kan niet volledig worden uitgesloten dat er sprake is van indirecte relaties, bijvoorbeeld bij de aankoop van producten of diensten. De Nederlandse overheid is derhalve alert op de risico’s in Myanmar en treft bij de eigen inkoop en inhuurpraktijken voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat overheidsgeld op de verkeerde plek terecht komt.
Welke aanpassingen in het buitenlandbeleid inzake Myanmar treft u op basis van de uitkomsten van het rapport?
Het Nederlandse beleid inzake Myanmar, zoals diverse malen besproken met uw Kamer, is gebaseerd op een sterke nadruk op het bevorderen van accountability voor ernstige mensenrechtenschendingen die in Rakhine State en elders in het land zijn gepleegd, alsook op het ondersteunen van de democratische transitie, mensenrechten en duurzame economische ontwikkeling. Het FFM-rapport bevestigt het belang van beide onderdelen van het beleid. Het kabinet ziet daarom geen reden om deze uitgangspunten te wijzigen. Nederland pleit er in EU-kader voor verdere gerichte maatregelen te treffen tegen de meest ernstige mensenrechtenschenders in Myanmar.
Wat gaat u met de conclusie in het rapport doen dat overheden gerichte financiële sancties tegen alle bedrijven van de Tatmadaw, in het bijzonder de MEHL en MEC, zouden moeten nemen? Gaat Nederland deze sancties treffen? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderschrijft de aanbevelingen van de FFM dat er gerichte financiële sancties moeten komen tegen bedrijven van de Tatmadaw, dan wel bedrijven die directe banden hebben met de Tatmadaw, tezamen met een wapenembargo. Er is reeds een EU-wapenembargo voor Myanmar van kracht. De FFM benadrukt in haar rapport de noodzaak om negatieve effecten op de bevolking te voorkomen. Het kabinet is bereid om in EU-kader te onderzoeken of het mogelijk is om gerichte maatregelen te nemen tegen bedrijven genoemd in annex II van het FFM-rapport.
Bent u bereid om in EU- en VN-verband te pleiten voor het treffen van gerichte financiële sancties tegen alle bedrijven van de Tatmadaw (o.a. door middel van het plaatsen van deze bedrijven op de sanctielijst van de EU), in het bijzonder MEHL en MEC? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 6.
Welke Nederlandse bedrijven zijn er volgens u onder de buitenlandse bedrijven die een of andere vorm van samenwerking met (direct of indirect) aan de Tatmadaw gelieerde bedrijven hebben? Bent u bereid om al deze bedrijven aan te spreken op het feit dat het onwenselijk is dat zij op deze wijze mensenrechtenschendingen steunen?
Het kabinet houdt geen overzicht bij van activiteiten of samenwerkingsvormen van Nederlandse bedrijven met in Myanmar gevestigde ondernemingen. Bedrijven zijn niet verplicht om bij de Nederlandse overheid te melden in welk land en met welke partijen zij zakendoen. Het kabinet deelt het advies uit het FFM-rapport dat buitenlandse bedrijven waakzaam dienen te zijn en gedegen onderzoek verrichten («due dilligence») naar Myanmarese bedrijven waarmee zij zaken doen. Er wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij zowel de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) alsmede de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UN Guiding Principles) onderschrijven en naleven bij het uitvoeren van hun internationale activiteiten.
Mochten er signalen worden ontvangen over mogelijke betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij mensenrechtenschendingen, dan wordt dit met het bedrijf in kwestie besproken. Onze ambassade in Yangon is hier zeer alert op en informeert Nederlandse bedrijven die zaken willen doen in Myanmar over deze richtlijnen.
Bent u bereid om een brede voorlichtingscampagne op te zetten waarin duidelijk wordt gemaakt dat economische bindingen met de in het rapport aangehaalde bedrijven en economische structuren die geassocieerd zijn met de Tatmadaw kunnen bijdragen aan mensenrechtenschendingen en op zijn minst de Tatmadaw zo financieel in het zadel houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
In contacten met ondernemers wordt het Nederlands IMVO-beleid benadrukt, waar mensenrechten nadrukkelijk onderdeel van uitmaken. Mede aan de hand van het FFM-rapport zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken Myanmarese en Nederlandse bedrijven blijven wijzen op het belang van voorzorgsmaatregelen om directe en indirecte betrokkenheid bij of bijdragen aan mensenrechtenschendingen in Myanmar te voorkomen. Ook op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden bedrijven hierop geattendeerd.
Bent u bereid om alle landen die wapens leveren aan de Tatmadaw met spoed mede te delen dat zij hiermee mensenrechtenschendingen in stand houden en het uiterst raadzaam is deze wapenleveranties stop te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Nederland is voorstander van strenge toepassing van het EU-wapenembargo tegen Myanmar. Daarnaast is Nederland voorstander van een VN-wapenembargo tegen Myanmar en heeft daarvoor actief gepleit in VN-kader. Helaas is er onvoldoende steun in de VN-Veiligheidsraad voor een VN-wapenembargo, dat alle VN-leden zou verplichten maatregelen te nemen om een einde te maken aan de toevoer van wapens aan Myanmar. Uiteraard is het kabinet bereid in relevante bijeenkomsten bij de VN alle lidstaten te blijven oproepen geen wapens te leveren aan Myanmar.
Bent u bereid om, in plaats van met ze te flirten over het Nederlandse belastingstelsel, Shell berispend toe te spreken over hun overeenkomst met Max Energy Myanmar? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet herkent zich niet in de door u gekozen formulering dat het met Shell zou «flirten». Zoals gesteld in de beantwoording (13 september jl.) van de Minister voor Buitenland Handel en Ontwikkelingssamenwerking op Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) over sancties tegen bedrijven die gelieerd zijn aan het militaire regime in Myanmar, is het ministerie in contact met Shell over deze kwestie en de overeenkomst die Shell in 2017 sloot met Max Energy Myanmar.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en uitvoerig beantwoorden?
Ja.
2)
Het bericht dat Brussel 900 miljoen uittrekt voor de gevolgen van een harde Brexit |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Brussel trekt 900 miljoen uit voor gevolgen harde Brexit» waaruit blijkt dat de Europese Commissie een no-dealbrexit gelijkstelt aan een natuurramp?1
Ja.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat de Europese Commissie bijna 900 miljoen euro uit wil trekken uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) (normaliter gebruikt voor natuurrampen) en het globaliseringsfonds voor EU-landen, bedrijven en werknemers die getroffen worden als het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zonder deal verlaat?
Het kabinet steunt de voorstellen van de Europese Commissie om deze twee fondsen in te zetten om de financieel economische consequenties van een no deal Brexit op te vangen. De Europese Commissie laat op deze manier blijken oog te hebben voor de mogelijk aanzienlijke financiële en economische gevolgen van een no deal voor sommige lidstaten, waaronder Nederland. De verwachting is namelijk dat Nederland, vanwege haar sterke economische verwevenheid met het VK, relatief hard geraakt zal worden door een no deal Brexit. Voor de goede orde benadrukt het kabinet dat het verbreden van de werkingssfeer van beide fondsen expliciet wordt bezien vanuit de uitzonderlijke context van de Brexit. Tegen die achtergrond schept dit voorstel geen precedent om de werkingssfeer van andere fondsen te verbreden.
Het kabinet wenst te benadrukken dat de voorstellen niets afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en (mede-)overheden om zich voor te bereiden op een no dealBrexit.
Het kabinet steunt ook de inzet van de Europese Commissie om gebruik te maken van bestaande fondsen binnen de huidige Europese begroting en het huidig MFK. Hiermee zet de Europese Commissie geen onnodige en additionele financiële druk op de bijdragen van de lidstaten aan de Europese begroting. De voorstellen hebben betrekking op de jaren 2019–2020 en lopen niet vooruit op de vormgeving van het volgende MFK en de onderhandelingen daarover; het kabinet steunt deze tijdelijkheid. Bij de beoordeling van beide voorstellen heeft Nederland de eenheid binnen de EU27 meegewogen.
Aangezien het Europees parlement en de lidstaten dit voorstel nog moeten goedkeuren, verwacht u dat dit op korte termijn zal gebeuren? Ondersteunt u dit voorstel? Kunt u het speelveld in de Raad schetsen?
Naar verwachting is er voldoende steun voor het EGF-voorstel van de Commissie in zowel de Raad als het Europees parlement.
Er is nog discussie voorzien tussen lidstaten die het EUSF vooral voor de originele doelstelling wensen te behouden en lidstaten die wijzen op de praktische mogelijkheden om voor het EUSF een aanvraag te kunnen indienen. De tweede groep lidstaten zal hierbij mogelijk pleiten voor een verlaging van de drempelwaarden.
Deelt u de mening dat Nederland bij uitstek één van de landen is die het meest getroffen zal worden in het geval van een no-dealbrexit? Deelt u daarom de mening dat juist Nederland, Nederlandse bedrijven en werknemers aanspraak zouden moeten kunnen maken op deze fondsen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld2, zullen de gevolgen van een no deal Brexit voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid aanzienlijk zijn. Elke vorm van Brexit is nadelig voor Nederland en dat geldt bovenal voor een no deal Brexit. Desondanks kan ik nu nog niet inschatten of de Nederlandse overheid een aanvraag kan indienen omdat het nu nog niet mogelijk is om in te schatten wat de omvang van de financiële en economische schade ten gevolge van een no deal Brexit is.
Op welke wijze gaat u zich er voor inzetten dat Nederland in geval van een no-dealbrexit waarbij Nederland hard getroffen wordt, aanspraak kan maken op deze fondsen?
Het kabinet merkt op dat hiervoor drie zaken van belang zijn: communicatie over de mogelijkheden richting belanghebbenden, tijdige aanpassing van de procedures naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen en goede samenwerking tussen rijksoverheid, mede-overheden en bedrijfsleven om aanvragen met een zo’n groot mogelijke kans van slagen tot stand te laten komen.
Het kabinet is voornemens om via de reguliere informatiekanalen die het bedrijfsleven informeren over de gevolgen van een no dealBrexit, zoals het Brexit loket en de stakeholderbijeenkomsten van de verschillende ministeries, informatie te verschaffen over de mogelijkheden en voorwaarden.
De kennis en kunde om een eventuele steunaanvraag te beoordelen is al aanwezig en het kabinet zal dit borgen. Tevens zal het kabinet ervoor zorgen dat interne procedures, uiterlijk op het moment dat de gewijzigde verordeningen in werking treden, waar nodig geactualiseerd worden zodat deze overeenkomen met de nieuwe situatie.
Om aanvragen met een zo hoog mogelijke kans van slagen tot stand te laten komen, is het van belang dat de rijksoverheid nauw samenwerkt met mede-overheden en het bedrijfsleven. Op die manier kan de informatie benodigd voor een aanvraag zo snel als mogelijk verzameld worden en dat zal het interne proces bespoedigen.
Hoe kunnen Nederlandse bedrijven en werknemers die hard getroffen worden door de Brexit aanspraak maken op het globaliseringsfonds? Welke voorwaarden zullen hierbij gelden? Worden zij hierover geïnformeerd?
Om in aanmerking te komen voor steun uit het EGF kan door de lidstaten een (sector-)aanvraag worden ingediend bij de Europese Commissie. Deze aanvraag dient aan een aantal criteria te voldoen. De voorgestelde aanpassing van de EGF-verordening verbreedt de doelstelling van het EGF maar wijzigt de aanvraagcriteria niet. Dit betekent dat op basis van het voorstel van de Commissie bedrijven en sectoren die hard getroffen worden door de Brexit aanspraak kunnen maken op steun uit het EGF als er minimaal 500 werknemers binnen een referentieperiode ontslagen zijn als gevolg van een no deal Brexit.3 Deze referentieperiode is verschillend voor bedrijven en sectoren. Als het één bedrijf betreft is deze referentieperiode gesteld op vier maanden, wat betekent dat alle ontslagen binnen deze periode moeten vallen. Als het een groep bedrijven ofwel een sector betreft is deze periode negen maanden als de ontslagen zijn gevallen in een bepaalde sector in één of twee aan elkaar grenzende provincies. Aanvragen lopen via het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op de website4 van Uitvoering van Beleid SZW staat meer informatie over de aanvraagcriteria. Uitvoering van Beleid SZW licht bedrijven voor en begeleidt en ondersteunt EGF-aanvragen. Uiterlijk op het moment dat de gewijzigde verordeningen in werking treden, zal de informatie op de website geactualiseerd worden.
Welke specifieke voorwaarden gelden er voor Nederland om aanspraak te kunnen maken op het Solidariteitsfonds van de Europese Unie?
Om in aanmerking te komen voor steun uit het EUSF moet Nederland een aanvraag indienen bij de Europese Commissie. Deze aanvraag moet voldoen aan een aantal vereisten, zoals gesteld in het voorstel van de Europese Commissie. Zo mag iedere lidstaat slechts één aanvraag indienen. De aanvraag dient uiterlijk eind april 2020 ingediend te worden. Vervolgens geldt een ondergrens om in aanmerking te komen voor financiële vergoeding uit het EUSF. Deze grens bedraagt 1,5 miljard euro of 0,3% van het bruto nationaal inkomen voor totale uitgaven te relateren aan een no deal Brexit. De uitgaven mogen alleen gerelateerd zijn aan maatregelen in reactie op een no deal Brexit, in de periode vanaf de uittredingsdatum van het VK tot uiterlijk eind 2020. In de aanvraag dient de lidstaat deze kosten te onderbouwen en te kwantificeren. De Europese Commissie zal nadere details over deze vereisten binnenkort publiceren.
Klopt het dat de 590 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie onder meer bedoeld is om de overheidsuitgaven van extra douaniers en grenscontroles op te vangen? Komen de kosten voor de extra aangestelde Nederlandse douaniers en dierenartsen (NVWA) hiervoor in aanmerking?
In het voorstel voor de aanpassing van het EUSF geeft de Commissie aan dat zij nog met aanvullende guidance komt over de manier waarop steunaanvragen beoordeeld moeten worden. De Europese Commissie stelt nadrukkelijk vast dat financiële steun alleen wordt verleend ter compensatie van kosten van een no deal Brexit en dat Contingency maatregelen die voor Brexitdatum gemaakt zijn niet in aanmerking komen. Het kabinet gaat er daarom vanuit dat de door u genoemde kosten niet in aanmerking komen.
Extra onvoorziene kosten na de Brexitdatum komen wel in aanmerking. Het kabinet zal de mogelijkheden om gebruik te maken van dit fonds onderzoeken indien er onvoorziene kosten gemaakt worden.
Kunt deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
De Nederlandse soja-import uit Zuid-Amerika |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Is sojajunk Nederland medeverantwoordelijk voor Amazonebranden?»1
Ja.
Is het waar dat er een verschuiving van de sojaproductie gaande is, van de Amazone naar minder goed beschermde, maar evenzeer waardevolle ecoysystemen in Zuid-Amerika zoals de Cerrado en Chaco? Zo nee, waarom niet?
Sinds het sojamoratorium in de Amazone lijkt de productie-uitbreiding van soja in Latijns-Amerika zich inderdaad te hebben verplaatst naar de Cerrado en de Chaco. Deze verschuiving laat zich echter lastig kwantificeren.
De soja-productie in de Amazone neemt overigens ook nog steeds toe. Verklaringen daarvoor zouden kunnen zijn, dat de sojaproductie op bestaand landbouwgebied is toegenomen en dat veebedrijven zijn overgeschakeld op akkerbouw.
Erkent u dat de ecosystemen zoals het Savannegebied Cerrado en het droge bos Chaco waardevol zijn en volwaardig beschermd zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Het savannegebied Cerrado en het droge bos van de Gran Chaco behoren met de Amazone tot de belangrijkste en meest biodiverse habitattypen van Latijns-Amerika. In deze regio’s vinden de grootste uitbreidingen van het landbouwareaal plaats. De overheden van Brazilië, Argentinië en Paraguay zijn verantwoordelijk voor wetgeving t.a.v. het landgebruik en de bescherming van deze gebieden. In tegenstelling tot de Amazone, waar een moratorium op ontbossing voor soja effectief is, zijn er in de Cerrado nog weinig middelen om ontbossing tegen te gaan. Ontbossing is daar toegestaan voor 65–80% van het particuliere grondgebied voor agrarische ontwikkeling. Diverse NGO’s en bedrijven onderzoeken op welke wijze de omstandigheden kunnen worden gecreëerd waaronder boeren zich voor agrarische expansie op braakliggende gronden gaan richten in plaats van op bosgebieden. Nederland ondersteunt via het Initiatief Duurzame Handel (IDH) duurzame productie van soja en veeteelt in de deelstaat Mato Grosso, dat een deel van de Cerrado omvat. Daarnaast voert Nederland doorlopend een dialoog met Brazilië over het belang van verdere verduurzaming van de landbouw en het tegengaan van ontbossing.
Is het waar dat 50 procent van de Braziliaanse soja die in Amsterdam en Rotterdam aankomt afkomstig is uit de Cerrado? Vindt u dit verantwoord? Zo ja, waarom?
Volgens berekeningen van Trase2 was in 2017 ca. 2,0 miljoen ton van de ca 4,4 miljoen ton door Brazilië geëxporteerde soja die in Amsterdam en Rotterdam aankomt afkomstig uit de Cerrado3. De herkomstcijfers zijn, net als het ontbossingsrisico, berekend op het niveau van gemeentes. Of de soja uit de Cerrado die in Rotterdam of Amsterdam aankomt rechtstreeks aan ontbossing kan worden gekoppeld, is uit de cijfers niet af te leiden, omdat geen informatie beschikbaar is tot op het niveau van de producenten zelf, binnen die gemeentes. Gemeentes daar zijn in grootte vergelijkbaar met provincies in Nederland.
Op de vraag of de in Nederland geïmporteerde soja uit de Cerrado verantwoord is kan ik daarom geen antwoord geven. Wel voldoet alle soja uit Latijns-Amerika die in ons land via veevoer in vlees, zuivel en eieren bij de Nederlandse consument terechtkomt aan de criteria van de Round Table on Responsible Soy (RTRS), omdat deze is afgedekt met RTRS-certificaten. RTRS garandeert dat de productie van de soja duurzaam en zonder ontbossing heeft plaatsgevonden. De kwaliteit van de RTRS-standaard is in juni jl. in een studie van Profundo in opdracht van IUCN zeer goed beoordeeld4. Nederlandse bedrijven die voor de Nederlandse consumentenmarkt produceren tonen daarmee aan werk te maken van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Wat betreft de inzet van de Nederlandse overheid om de Europese vraag naar ontbossingsvrije soja te stimuleren verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 8 en 10.
Vindt u het acceptabel dat van in ieder geval de helft van de soja die in Nederland achterblijft (en dus niet wordt doorgevoerd) niet gegarandeerd kan worden dat er waardevol bos voor gekapt is? Hoe verhoudt zich dat tot de duurzame doelstellingen van het kabinet en het Akkoord van Parijs dat door het kabinet wordt onderschreven?
Het aandeel soja dat in Nederland achterblijft en dus niet wordt doorgevoerd, is de soja die via veevoer in vlees, zuivel en eieren bij de Nederlandse consument terecht komt. Dit volume aan soja is sinds 2015 geheel afgedekt met RTRS-certificaten. RTRS garandeert dat de productie van de soja duurzaam en zonder ontbossing heeft plaatsgevonden.
Herkent u zich in de stelling in het artikel dat de Nederlandse overheid de ontbossingsproblematiek vooral aan de markt overlaat, terwijl de problemen al decennia bekend zijn? Zo nee, waarom niet?
Daar herken ik mij niet in. De soja die via in Nederland geproduceerde dierlijke producten in Nederland wordt geconsumeerd wordt voor 100% door RTRS-certificaten afgedekt.
Dat is in veel mindere mate het geval in de rest van Europa. In de European Soy Monitor5 over het gebruik van ontbossingsvrije soja over het jaar 2017 wordt gerapporteerd dat slechts 13% van het sojagebruik in de EU28 plus Noorwegen en Zwitserland aantoonbaar vrij was van ontbossing. Wereldwijd beloopt de marktvraag naar ontbossingsvrije soja slechts 1 tot 2%.
Een beleid dat zich uitsluitend richt op de Nederlandse markt is derhalve onvoldoende om de onderliggende problematiek van niet-duurzame productie en ontbossing te adresseren. Nederland spant zich daarom in om te komen tot EU-beleid om de marktvraag naar gecertificeerd duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Unie en daarbuiten te vergroten, en zal er bij de Europese Commissie op aandringen om op de kortst mogelijke termijn in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn om handelsketens volledig vrij te maken van ontbossing, bosdegradatie en ecosysteemconversie. Daarbij moedigt Nederland de Commissie aan alle effectieve maatregelen te overwegen, zowel regelgevende als niet-regelgevende. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Herkent u zich in de stelling dat aan grote veevoederproducenten de afgelopen jaren geen enkele restrictie is opgelegd bij de import van soja? Zo nee, waarom niet?
Daar herken ik mij niet in, zie antwoord op vraag 6.
Waarom wordt niet enkel nog soja geïmporteerd die aan de standaarden van de Round Table on Responsible Soy (RTRS) voldoen? Welke stappen zet u om dit op de kortst mogelijke termijn alsnog te regelen? Ziet u mogelijkheden om de import dan wel doorvoer van niet-RTRS-soja te verbieden?
Nederland verwelkomt RTRS als vrijwillige, transparante standaard voor duurzaam geproduceerde soja. Maatschappelijke organisaties en marktpartijen zijn betrokken bij de doorlopende monitoring en verbetering van deze standaard. RTRS is sinds 2010 operationeel, maar de vraag naar RTRS gecertificeerde soja is zeer beperkt. Van de wereldwijde productie van soja is slechts 1,28% RTRS gecertificeerd. Hiervan komt 60% op de Nederlandse markt terecht. In de meeste Europese landen ontbreekt de urgentie van omschakeling naar gebruik van verantwoorde soja in diervoeders. Hetzelfde geldt voor de nog veel grotere Chinese afzetmarkt. Hierdoor ontbreekt voor onze exporterende bedrijven een belangrijke stimulans om in een Europese en mondiale concurrerende markt voluit te kiezen voor de duurdere verantwoorde soja. In dat licht zet Nederland voor het bereiken van een volledige transitie in op Europese samenwerking en op de dialoog met China als grootste afnemer van soja.
Is het waar dat multinationals, waaronder Unilever, Ahold en FrieslandCampina, niet op schema liggen om de ontbossing, die nodig is voor de productie van hun producten, in 2020 te hebben gestopt? Heeft u er vertrouwen in dat zij hun belofte alsnog op tijd na komen? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat gaat u doen om hen aan te sporen zich alsnog meer in te spannen om deze doelstelling wel te halen? Bent u bereid hierover met hen in gesprek te gaan?
Organisaties als de Forest 5006 en Global Canopy7 geven aan dat genoemde bedrijven niet op schema liggen om in 2020 de ontbossing in hun productieketens te hebben uitgebannen. Navraag bij de drie genoemde bedrijven leerde echter dat dit doel wat hen betreft wel is of zal worden behaald.
FrieslandCampina liet weten dat sinds 2015 uitsluitend 100% RTRS-gecertificeerde soja wordt gekocht. Dit geldt zowel voor de soja als voor het sojameel dat in de eigen productie van Nutrifeed wordt verwerkt8.
Ahold liet weten de 2020-doelstelling voor 100% duurzaamheid voor de eigen merkartikelen te halen. Dit wordt ingevuld door uitsluitend palmolie, soja en papieren producten in te kopen die aan de hoogste eisen van duurzaamheid voldoen (RSPO voor palmolie, RTRS en ProTerra voor soja, FSC en PEFC voor hout).
Unilever liet weten dat een klein deel van de soja uit Zuid-Amerika komt, waarvan een deel uit de Cerrado uit gebieden waar ontbossing niet aan de orde is. De sojavolumes waarmee wordt gewerkt zijn RTRS-gecertificeerd. Sojaolie koopt Unilever in de Verenigde Staten waar ontbossing geen rol speelt. Alle palmolie die Unilever gebruikt zal aan het eind van 2019 gecertificeerd duurzaam zijn en alle papier en karton voor verpakkingen FSC-gecertificeerd.
We werken in allerlei verbanden samen met deze bedrijven in de bredere aanpak van het tegengaan van ontbossing bij de productie van agrogrondstoffen, en zullen daarbij ook de ontwikkelingen en hun inzet op tijdgebonden toezeggingen en ambities blijven volgen.
Ziet u voor Nederland, als groothandelaar van soja, extra verantwoordelijkheden om ontbossing en bosbranden te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich in Europees verband actief in voor verduurzaming van de wijze waarop soja wordt geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. In dit beleid stimuleert Nederland de private sector om duurzaam geproduceerde grondstoffen in te kopen en de marktvraag naar gecertificeerd duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Europese Unie en daarbuiten te vergroten.
De Nederlandse overheid stimuleert dit o.a. met een actieve inzet binnen het Amsterdam Declarations Partnership (ADP). In het ADP werkt Nederland samen met Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Mede op aandringen van het ADP heeft de Europese Commissie in juli een Mededeling gepubliceerd waarin maatregelen worden voorgesteld voor een Europese aanpak ter bescherming en het herstel van bossen in de wereld9. Het BNC-fiche over de Mededeling is onlangs aan uw Kamer toegestuurd.
Vanwege de zorgen over en risico’s bij de productie van soja wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de productie van plantaardige eiwitten10. Deze oproep van de EU zal worden uitgewerkt in een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Deelt u de mening dat bossenwetgeving, waarmee het mogelijk wordt de import van producten uit waardevolle ontboste gebieden wettelijk te verbieden en waardevolle bosgebieden beter worden beschermd, noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet?
In de mededeling van de Europese Commissie over bescherming en herstel van bossen wereldwijd wordt onderzoek naar wettelijke maatregelen voorgesteld. Nederland zal er bij de Europese Commissie op aandringen om op de kortst mogelijke termijn in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn om handelsketens volledig vrij te maken van ontbossing, bosdegradatie en ecosysteemconversie. Daarbij moedigt Nederland de Commissie aan alle effectieve maatregelen te overwegen, zowel regelgevende als niet-regelgevende.
Het bericht ‘Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur’ |
|
Bram van Ojik (GL), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Michiel van Nispen , Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de NOS-berichten «Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur» en «Grapperhaus: kwestie-Van Laarhoven uitzonderlijk»?1
Ik ben bekend met deze berichten.
Kunt u bevestigen dat dhr. Singh, net als dhr. Van Laarhoven, in de vijf jaar voorafgaand aan zijn arrestatie niet op enig moment in Nederland heeft gewoond?
Ik kan geen uitspraken doen over lopende zaken en individuele gevallen.
Klopt het dat dit bindingscriterium van vijf jaar pas na de arrestatie van de dhr. Singh in werking is getreden? Zo nee, waarom niet?
Een WOTS-verzoek zal altijd worden behandeld naar de op dat moment geldende regelgeving. Daarbij wordt niet gekeken naar de regelgeving op het moment van arrestatie of veroordeling.
Kan naar aanleiding van het overleg van de Minister van Justitie en Veiligheid met de Thaise premier en de Thaise Minister van Justitie over de kwestie-Van Laarhoven worden aangenomen dat het bindingscriterium van vijf jaar is losgelaten of dat dit bindingscriterium in ieder geval niet een dusdanig harde eis is waar niet van kan worden afgeweken?2 Kunt U de Kamer op de hoogte stellen van de nieuwe criteria voor overplaatsing van gedetineerden in het buitenland?
De veronderstelling dat in de casus van Van Laarhoven niet vast wordt gehouden aan de bestaande criteria is onjuist. Ook voor de heer Van Laarhoven zal worden getoetst aan de bestaande criteria, zoals deze onder meer volgen uit het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland. In dit beleidskader wordt toegelicht welke gedetineerden in aanmerking komen voor overbrenging naar Nederland, of anders gezegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan om naar Nederland te kunnen worden overgebracht.
Wat maakt de zaak van dhr. Van Laarhoven uitzonderlijk?
Tijdens het Kamerdebat van 25 april jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer verteld dat hij zich de situatie van dhr. Van Laarhoven en zijn partner zeer aantrekt. Dit doet hij onder andere omdat hier sprake is van een uitzonderlijke zaak, waarin de Nationale ombudsman concludeerde dat het overheidshandelen, in dit geval het handelen van de politie, het Openbaar Ministerie, en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, onzorgvuldig is geweest. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft toen ook aangegeven dat hij zich zal inspannen om de kans op onzorgvuldig handelen in de toekomst verder te verkleinen, én om te bezien welke mogelijkheden er zijn om dhr. Van Laarhoven en zijn partner naar Nederland over te brengen.
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt vanwege de bedenkelijke rechtsgang, zoals het feit dat de Amerikaanse officier van justitie belast met de zaak zelf werd veroordeeld wegens het arrangeren van belastend bewijs?
Uw Kamer is uitvoerig geïnformeerd over de situatie van de heer Singh.4 In antwoorden op Kamervragen is gemeld dat de Nederlandse overheid niet kan treden in de rechtsgang van andere landen.5 Tevens is hierbij nog relevant te vermelden dat de Nationale ombudsman in het kader van een door de advocaat van de heer Singh ingediende klacht over de vermeende fouten heeft geoordeeld dat hij de nadere motivering van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie gezien de normen van behoorlijkheid voldoende acht.
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt vanwege het verwijt van de Volkskrant dat de Nederlandse overheid jarenlang grote steken heeft laten vallen ten aanzien van dhr. Singh?3
Zie antwoord vraag 6.
Welke concrete inspanningen heeft u tot nu toe verricht om dhr. Singh naar Nederland te halen?
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli 2017 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden waarbij alle beschikbare informatie, waaronder de informatie van het consulaat-generaal in San Francisco zorgvuldig is getoetst.6 In de onderzoeksfase is op verschillende momenten discussie gevoerd over de vraag of de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland zou kunnen worden overgebracht. Zoals ook is aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen is na toetsing aan de geldende regelgeving de conclusie getrokken dat het VOGP en de WOTS geen basis bood voor overbrenging, ook niet op humanitaire gronden.
Verder heeft Nederland diplomatieke inspanningen verricht door meermaals de verzoeken van de advocaat van de heer Singh om vervroegde vrijlating in het kader van parole en gratie bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Deze verzoeken hebben niet tot een voor de heer Singh positief resultaat geleid.
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het verzoek in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) van dhr. Singh faciliteert?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ) verleent consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Aan de hand van de JenV-brochure over de WOTS informeert BZ Nederlandse gedetineerden in het buitenland in algemene zin over deze wet. Daar waar dit nodig en wenselijk is, kan BZ ook eventueel zorgen voor doorgeleiding van stukken. Tot zover reikt de betrokkenheid van BZ bij een verzoek in het kader van de WOTS.
Heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid het WOTS-verzoek van dhr. Singh inmiddels onder ogen gekregen? Zo ja, hoe heeft het ministerie dit verzoek beoordeeld? Klopt het dat de Verenigde Staten geen WOTS-procedure opstart indien Nederland een WOTS-verzoek afkeurt?
Zoals is vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer Singh gedaan. Wel hebben de Verenigde Staten bij brief van 3 maart 2015 informatie gevraagd aan Nederland met het oog op een mogelijke procedure op grond van de WOTS. Belangrijke vragen waren onder meer op welke wijze de in de Verenigde Staten opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden in Nederland en of Nederland – op het moment dat een WOTS-verzoek zou worden gedaan de straf om- of voort zou zetten.
Zoals eveneens is vermeld in voornoemde antwoorden heeft de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie deze vragen bij brief van 23 juli 2015 beantwoord. Kort samengevat werd in deze brief uiteengezet dat het VOGP in het geval van de heer Singh geen basis bood voor overdracht van het strafvonnis omdat7 de binding van de heer Singh met de Nederlandse samenleving als onvoldoende werd beoordeeld en er8 na overdracht geen strafrestant meer zou resteren om te executeren. Deze conclusie is – zoals gezegd – getrokken na zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie – waaronder die van het Nederlandse consulaat-generaal te San Francisco – aan de geldende regelgeving en het geldende beleid.
Hoe heeft u de brieven van dhr. Singh en zijn advocaat beoordeeld en beantwoord?
Ik vind het niet passend om daarover uitspraken te doen, nu het gaat om correspondentie tussen de heer Singh en diens advocaat en mij.
Bent u bereid om ook een serieuze inspanning te leveren voor de uitzonderlijke zaak van dhr. Singh en de Amerikanen te vragen een officieel verzoek om overbrenging in te dienen?
Wanneer een buitenlandse strafprocedure is afgerond, is het aan de gedetineerde, om bij de betreffende autoriteiten in het land van detentie kenbaar te maken in aanmerking te willen komen voor strafoverdracht op basis van een daartoe strekkend verdrag (zoals bijvoorbeeld het VOGP). Indien dit het geval is, kan – afhankelijk van het geldende verdrag – het land van veroordeling, dan wel het land van gewenste tenuitvoerlegging de procedure starten om tot overdracht van het vonnis te komen. Deze mogelijkheid en procedure op grond van de WOTS gelden ook voor de heer Singh. Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 10 hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel verzoek gedaan tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de heer Singh.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De beantwoording van de vragen 6 en 7 is gezamenlijk geschied, omdat het antwoord op beide vragen gelijkluidend is. Voorts zijn deze vragen beantwoord zo snel als mogelijk was.